Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar"

Transcriptie

1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar TAAL EN TERRITORIALITEIT IN FEDERALE STATEN: EEN RECHTSVERGELIJKEND ONDERZOEK Masterproef van de opleiding Master in de Rechten Ingediend door Matthias Strubbe ( ) Promotor: Prof. Dr. Johan Vande Lanotte Commissaris: Dominique De Meyst

2 pag. 2

3 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 3 WOORD VOORAF... 8 I. INLEIDING... 9 II. OMSCHRIJVING BEGRIPPEN Federale staten a. De eenheidsstaat b. De confederale staat c. De federale staat i. Autonomie van de deelstaten ii. Medebeslissingsrecht van de deelstaten iii. De aanwezigheid van een grondwettelijk hof iv. Samenwerking tussen componenten van de staat Territorialiteit en personaliteit a. Het territorialiteitsbeginsel i. Algemeen: territoriaal federalisme ii. Taal en territorialiteit iii. Functies van het territorialiteitsbeginsel iv. Het territorialiteitsbeginsel en de mensenrechten b. Het personaliteitsbeginsel i. Algemeen: personeel federalisme ii. Taal en personaliteit iii. Functies van het personaliteitsbeginsel c. Besluit III. BELGIË België is een federale staat a. Drie gemeenschappen, drie gewesten b. Vier taalgebieden c. Droit du sol versus droit des gens Drie talen, vier taalgebieden a. Vier taalgebieden b. Drie officiële talen Draagwijdte van artikel 4 van de Grondwet a. Het Voerenadvies b. De zaak Germis pag. 3

4 c. Bevestiging van de Germis rechtspraak d. Het arrest van het Arbitragehof van 26 maart e. De reactie van de Raad van State f. De Pacificatiewet van g. Het arrest van het Arbitragehof van 10 maart De huidige taalwetgeving a. De taalvrijheid als basisbeginsel i. Algemeen ii. Beknopt geschiedkundig overzicht iii. Draagwijdte van artikel 30 van de Grondwet iv. Mogelijkheid tot wettelijke regeling v. De bevoegdheidsverdeling b. Taalgebruik in wetgevingszaken i. Het federale niveau Indeling in taalgroepen Parlementaire werkzaamheden ii. Het regionale niveau Decreten van de deelparlementen Ordonnanties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest iii. De plaatselijke besturen iv. Kort besluit c. Taalgebruik in gerechtszaken d. Taalgebruik in bestuurszaken i. Algemeen ii. De federale diensten iii. Diensten van de gemeenschappen en de gewesten iv. De plaatselijke diensten Het homogene Nederlandse en Franse taalgebied De faciliteitengemeenten o Algemeen o De faciliteitenregeling o Doel van de faciliteiten o Interpretatie van de faciliteiten o Taalgebruik in de gemeenteraden en het college van burgemeester en schepenen Het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad v. De Vaste Commissie voor Taaltoezicht pag. 4

5 vi. Kort besluit e. Taalgebruik in het bedrijfsleven i. Algemeen ii. Drie regelingen Het Vlaamse Taaldecreet Het Franse Taaldecreet De Taalwet Bestuurszaken f. Taalgebruik in het onderwijs i. Algemeen ii. De verschillende regelingen Besluit IV. CANADA De federale staatstructuur en de bevoegdheidsverdeling De federale taalwetgeving a. Constitution Act b. Constitution Act van 1982 en het Canadian Charter of Rights and Freedoms i. Algemeen ii. Taalgebruik in wetgevings- en gerechtszaken iii. Taalgebruik in bestuurszaken iv. Taalgebruik in onderwijszaken De letter van de wet De interpretatie en doelstelling van artikel Vergelijking met basisonderwijs in de Belgische faciliteitengemeenten v. Overige bepalingen c. The Official Languages Act d. Besluit De taalwetgeving van Québec a. Bill 63 en Bill b. Bill i. Taalgebruik in wetgevings- en gerechtszaken ii. Taalgebruik in bestuurszaken iii. Taalgebruik in het bedrijfsleven Het interne taalgebruik Het externe taalgebruik iv. Taalgebruik in onderwijszaken c. Besluit pag. 5

6 4. Besluit V. ZWITSERLAND De Zwitserse Confederatie is een federale staat Bevoegdheidsverdeling Taalgebieden a. Algemeen b. Vier taalgebieden c. De taalgrenzen en kantonnale grenzen: Quid met de meertalige kantons? i. Algemeen ii. De tweetalige kantons iii. Het drietalige kanton Graubünden Taalwetgeving a. Algemeen b. Vier institutionele principes i. Taalvrijheid ii. Taalgelijkheid iii. Subsidiariteit iv. Territorialiteit c. Taalgebruik in wetgevingszaken d. Taalgebruik in gerechtszaken e. Taalgebruik in bestuurszaken i. De federale openbare administratie ii. De kantonnale openbare administratie f. Taalgebruik in onderwijszaken g. Taalgebruik in de handel en het bedrijfsleven Besluit VI. ALGEMEEN BESLUIT VII. BIJLAGE VIII. BIBLIOGRAFIE Algemeen a. Rechtspraak b. Rechtsleer Boeken Artikelen België a. Wetgeving pag. 6

7 b. Rechtspraak c. Rechtsleer Boeken Artikelen Canada a. Wetgeving b. Rechtspraak c. Rechtsleer Boeken Artikelen Zwitserland a. Wetgeving b. Rechtspraak c. Rechtsleer Boeken Artikelen pag. 7

8 WOORD VOORAF Een masterproef is een werk van lange adem. Hier wil ik dan ook enkele mensen bedanken die hebben bijgedragen tot de realisatie van dit eindwerk. Hun steun en medewerking was onontbeerlijk bij de totstandkoming van deze masterproef. Allereerst wil ik mijn promotor, Prof. Dr. Vande Lanotte, bedanken voor het aanreiken van mijn onderwerp. Daarnaast werden zijn opmerkingen omtrent de structuur van mijn tekst en gebruikte bronnen ten zeerste op prijs gesteld. Vervolgens gaat mijn dank uit naar mijn commissaris, Dominique De Meyst. Ik kon bij haar steeds terecht met mijn vragen. Zonder haar hulp stond ik zeker niet waar ik nu sta. Verder wens ik uiteraard ook mijn ouders te bedanken voor de financiële en morele steun gedurende mijn opleiding. Daarnaast zou ik graag Lieve Peere uitdrukkelijk willen bedanken voor het nalezen van mijn masterproef op spelfouten. Tot slot bedank ik graag mijn vele vrienden, alsook mijn vriendin Ine voor de steun die ik van hen kreeg tijdens het schrijven van dit eindwerk. Allen bedankt! pag. 8

9 I. INLEIDING Het unitaire België van 1831 leek vanaf het begin reeds ten dode opgeschreven. Doorheen de geschiedenis heeft de beïnvloeding van zowel de Germaanse als Latijnse wereld geleid tot een cultureel pluralisme. Het bestaan van een dubbele identiteit kan niet langer ontkend worden. Men is niet langer enkel Belg, maar men is Belg én Vlaming of Belg én Waal. De verschillen in taal en cultuur tussen beide bevolkingsgroepen hebben geleid tot een aantal staatshervormingen die elk op hun beurt hebben bijgedragen tot de creatie van het België zoals we het heden ten dage kennen: een bipolaire federale staat. Hoewel het huidige België echter bestaat uit drie gemeenschappen en drie gewesten, kan men niet om de tweeledige structuur heen. Deze volgt niet alleen uit de feitelijke en sociologische gegevens van twee culturen, maar ook uit bepaalde institutionele waarborgen voor beide taalgroepen die doorheen de tijd zijn gecreëerd. De verschillende taalwetten speelden een belangrijke rol bij de omvorming tot de federale staat. Doch, algemene tweetaligheid is nooit ingevoerd binnen de Belgische Staat. De wetgever heeft geopteerd om te werken met taalgebieden. Dit werd ingeschreven in artikel 4 van de Grondwet. Op 26 maart 1986 erkende het toenmalige Arbitragehof dat de Belgische Grondwet een exclusieve territoriale bevoegdheidsverdeling tot stand [heeft] gebracht. Een zodanig stelsel onderstelt dat het onderwerp van iedere regeling welke een gemeenschapswetgever uitvaardigt, moet kunnen worden gelokaliseerd binnen het gebied waarvoor hij bevoegd is zodat iedere correcte verhouding en situatie slechts door één enkele wetgever moet worden geregeld. 1 Dit houdt een uitdrukkelijke erkenning van het zgn. territorialiteitsbeginsel in. De toepassing van dit beginsel houdt in dat op één grondgebied slechts één deelstaat bevoegd is. Het Hof vervolgde verder in zijn arrest dat artikel [4] van de Grondwet [ ] tevens een beperking van de bevoegdheid van de wetgevers inzake taalgebruik [behelst] en vormt aldus de grondwettelijke waarborg van de voorrang van de taal van het eentalige gebied of van het tweetalige karakter van het gebied 2. In a nutshell betekent dit principe dat de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is in Vlaanderen en dat de streektaal voorrang heeft op het Vlaamse grondgebied. Dit werkstuk stelt een onderzoek in naar de houdbaarheid van het territorialiteitsbeginsel binnen het huidige federale België en gaat de mogelijke alternatieven na. Via een rechtsvergelijkende studie wordt onderzocht wat de voor- en nadelen zijn van de koppeling van taal en territorialiteit binnen de federale staat en wordt ook de taalwetgeving in het algemeen onder de loep genomen. De vergelijking wordt gemaakt met zowel Zwitserland als Canada. Beide Staten kennen naast België een incongruent federalisme. Dit wil zeggen dat bevolking van de deelstaten homogener is dan deze van de federale Staat zelf. Volgens een studie van A. LIJPHART is dit enkel het geval in de voormelde drie Staten. 3 Daarnaast stelt FRENKEL dat dit eveneens de enige drie Staten zijn waar er regionale politieke partijen bestaan die beperkt zijn tot het grondgebied van een deelstaat. Een splitsing van de politieke partijen langs de communautaire breuklijnen is één van de grootste oorzaken van de dualiteit van het politieke bestel. 4 Allereest volgt een algemene bespreking van de begrippen federalisme, territorialiteit en personaliteit. 1 Arbitragehof 26 maart 1986, nr. 17/86, overw. 3.B.7.c. 2 Arbitragehof 26 maart 1986, nr. 17/86, overw. 3.B.6. 3 A. LIJPHART, Patterns of Democracy, New Haven, Yale University Press, 1999, en M. FRENKEL, Federal Theory, Center for Research on Federal Financial Relations, The Australian National University, Canberra, 2007, nr pag. 9

10 Daarna volgt een uitgebreide bespreking van het huidige taalbeleid binnen België. De volgende onderdelen handelen elk afzonderlijk over het taalbeleid van de Canadese en de Zwitserse Staat. Hierbij wordt nagegaan of ze het territorialiteitsbeginsel, dan wel het personaliteitsbeginsel hanteren, en wat de precieze voor- en nadelen ervan zijn. Op het einde van deze onderdelen komt telkens kort de vergelijking met Belgische taalregeling aan bod. Tot slot wordt het Belgische taalbeleid geëvalueerd in het licht van de gedane bevindingen in de vergelijking met de overige staten. II. OMSCHRIJVING BEGRIPPEN 1. Federale staten Alvorens een omschrijving te geven van de federale staat, lijkt het nuttig even stil te staan bij de overige mogelijke staatsstructuren. Aangenomen wordt dat er drie grote types van staatsvormen te onderscheiden vallen. Naast de federale staat, bestaan enerzijds de confederale staat (of statenbond) en anderzijds de eenheidsstaat (of unitaire staat). Allereest volgt een bespreking van de unitaire staat en de confederale staat. Daarnaast wordt uitgebreid stilgestaan bij de omschrijving en de essentiële kenmerken van de federale staat. Bij de omschrijving van de drie staatsvormen moet men echter in gedachten houden dat in de praktijk diverse varianten van deze structuren mogelijk zijn. Dit hangt vaak af van de betekenis die men toekent aan bepaalde criteria om tot een omschrijving van de betrokken begrippen te komen. a. De eenheidsstaat De eenheidsstaat of unitaire staat is een staat, waarin de soevereiniteit volledig en onverdeeld bij het centrale gezag berust, dat over volheid van bevoegdheid beschikt. 5 Het staatsgezag is geconcentreerd in de handen van één enkele overheid, die over het ganse grondgebied de volheid van het openbare gezag uitoefent. 6 MAST definieerde de eenheidsstaat als volgt: De eenheidsstaat is de staat waar het soeverein beslissingsrecht (de Herrschaft) enkel van de centrale overheid uitgaat. Is de eenheidsstaat een democratie, dan gaat de besluitvorming uit van de organen van de volksvertegenwoordiging, zonder dat hierbij rekening wordt gehouden met de territoriale omschrijving die zij vertegenwoordigen. 7 In zijn meest absolute betekenis komt deze staatsvorm echter nog maar weinig voor. Twee afgezwakte vormen van de eenheidsstaat komen frequenter voor, namelijk de gedeconcentreerde en de gedecentraliseerde staat. Daarnaast kan ook het politiek regionalisme (bv. Spanje en Italië) als een variant op de eenheidsstaat worden aanzien, hoewel deze vorm ook een aantal gelijkenissen vertoont met de federale staatsvorm M. VAN DAMME, Overzicht van het Grondwettelijk Recht, Brugge, Die Keure, 2008, R. ERGEC, Institutionele analyse van het federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu Uitgevers, 1994, 37 7 A. MAST, Elementaire bedenkingen bij het vraagstuk van de omvorming van de Belgische eenheidsstaat in een federale staat, RW , J. VANDE LANOTTE, G. GOEDERTIER en P. VANDEN HEEDE, Overzicht Publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2007, 239. pag. 10

11 Bij deconcentratie is er een verdergaande verdeling van de taken dan binnen het klassieke model van de eenheidsstaat. Deze vorm veronderstelt een bevoegdheidstoewijzing door de hogere overheid aan organen, die aan het hiërarchisch toezicht van de hogere overheid onderworpen zijn. De hogere overheid kan een beslissing van de ondergeschikte organen annuleren, geheel of gedeeltelijk een eigen beslissing in de plaats stellen en instructies geven in verband met de uitvoering van hun bevoegdheden. 10 De gedeconcentreerde diensten hebben meestal geen van de staat onderscheiden rechtspersoonlijkheid. 11 Deconcentratie veronderstelt de toewijzing van bevoegdheden door de hogere overheid aan autonome organen, die aan het bestuurlijk toezicht van de hogere overheid onderworpen zijn. De toezichthoudende overheid kan, bij het nemen van een beslissing, in beginsel niet in de plaats treden van het gedecentraliseerd orgaan. 12 De gedecentraliseerde organen beschikken over een eigen beslissingsbevoegdheid die wordt uitgeoefend in naam van de betrokken dienst. Gedecentraliseerde diensten zijn autonoom en hebben een eigen rechtspersoonlijkheid. 13 Het verbreken van de hiërarchische band met de hogere overheid en het bestaan van een eigen rechtspersoonlijkheid in hoofde van de gecentraliseerde organen zijn twee fundamentele kenmerken die decentralisatie onderscheiden van deconcentratie. 14 Traditioneel wordt verder een onderscheid gemaakt tussen enerzijds territoriale decentralisatie (hier worden bevoegdheden gedelegeerd aan een orgaan waarvan de autonomie territoriaal is omschreven, bv. de bevoegdheidsoverdracht aan provincies en gemeenten) en anderzijds functionele decentralisatie (hier worden bevoegdheden gedelegeerd aan een orgaan waarvan de autonomie organiek is omschreven, bv. de bevoegdheidsoverdracht aan instellingen van openbaar nut). 15 b. De confederale staat De confederale staat of statenbond is een verbinding tussen soevereine staten, die door middel van het sluit van een verdrag zijn overeengekomen om bepaalde belangen gemeenschappelijk te regelen. 16 ALEN definieerde deze staatsvorm als volgt: De confederale is een verbinding tussen staten, die hun eigen soevereiniteit behouden, maar die bij verdrag overeenkomen om bepaalde aangelegenheden, inzonderheid de buitenlandse belangen en veiligheid, gemeenschappelijk te regelen In een geregionaliseerde staat wijst de centrale overheid de regionale instellingen uitdrukkelijk bepaalde bevoegdheden toe, waarvan de uitoefening onderworpen is aan het wettigheidstoezicht van de centrale overheid. De staat komt zo tegemoet aan de zorg om de overheid dichter bij de burger te brengen en om de regeling van economische problemen toe te vertrouwen aan entiteiten die ruimer zijn dan de gemeenten en provincies. 10 J. VANDE LANOTTE, G. GOEDERTIER en P. VANDEN HEEDE, Overzicht Publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2007, M. VAN DAMME, Overzicht van het Grondwettelijk Recht, Brugge, Die Keure, 2008, J. VANDE LANOTTE, G. GOEDERTIER en P. VANDEN HEEDE, Overzicht Publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2007, M. VAN DAMME, Overzicht van het Grondwettelijk Recht, Brugge, Die Keure, 2008, R. ERGEC, Institutionele analyse van het federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu Uitgevers, 1994, J. VANDE LANOTTE, G. GOEDERTIER en P. VANDEN HEEDE, Overzicht Publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2007, M. VAN DAMME, Overzicht van het Grondwettelijk Recht, Brugge, Die Keure, 2008, A. ALEN, Handboek van het Belgisch Staatsrecht, Brussel, Kluwer Rechtswetenschappen, 1995, 326. pag. 11

12 Uit voormelde definitie valt af te leiden dat de confederatie slechts de benaarstiging van beperkte belangen op het oog heeft. Over het algemeen blijven ze veelal beperkt tot landsverdediging, internationale handel en het diplomatieke verkeer. Daarnaast is het van belang dat aan de grondslag van een confederale staat een verdrag ligt dat is gesloten tussen onafhankelijke staten, en niet een grondwet. Bijgevolg wordt de confederatie dan ook beheerst door het internationale recht. De wijziging van het verdrag vereist dan ook de eenparigheid van de betrokken staten en de confederale rechtsorde komt niet boven de rechtsorde van de lidstaten. 18 Een laatste kenmerk van de confederale staat is dat ze niet beschikt over uitgewerkte beheersstructuren; de confederale organen zijn erg rudimentair. De confederatie beschikt niet over een uitvoerend orgaan of een rechtsprekend college. Ze beschikt wel over een beraadslagend orgaan dat is samengesteld uit diplomatieke vertegenwoordigers. 19 Deze staatsvorm is nagenoeg in onbruik geraakt. Vaak zijn confederaties, gedreven door centraliserende stromingen, omgevormd tot federale staten of eenheidsstaten. Voorbeelden die men ter zake kan aanhalen, zijn dan ook vooral van historische aard c. De federale staat ERGEC omschrijft het federalisme als een techniek waarbij in de schoot van eenzelfde staat bevoegdheden verdeeld worden tussen het centrale gezag en de deelstaten van die staat met het doel die deelstaten een ruime autonomie te verlenen door ze staatsmachten tot te vertrouwen, die zij uitoefenen vrij van iedere hiërarchische band met het centrum 22. Uit deze definitie valt af te leiden dat autonomie van de deelstaten één van de belangrijkste kenmerken is van he federalisme. Hij vervolgt zijn omschrijving door te stellen dat deze autonomie tot uiting [komt] in het aan de deelstaten toegekende recht zichzelf te organiseren en in de medewerking van de deelstaten aan de federale beslissingen die hun belangen raken 23. Hieruit valt te besluiten dat ook het medebeslissingsrecht van de deelstaten een kenmerk uitmaakt van het federalisme. Tenslotte besluitt ERGEC dat een hogere rechtsinstantie [waakt] over de eerbiediging van de bevoegdheidsverdelende regels tussen de unie en de deelstaten, zoals deze regels zijn vastgelegd in de federale grondwet en in de wetten, die haar aanvullen 24. Het bestaan van een rechterlijke controle, die toeziet op de naleving van de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de deelstaten maakt bijgevolg een derde kenmerk uit van het federalisme. 18 R. ERGEC, Institutionele analyse van het federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu Uitgevers, 1994, M. VAN DAMME, Overzicht van het Grondwettelijk Recht, Brugge, Die Keure, 2008, Voorbeelden: De Republiek der Verenigde Provinciën, het Zwitserse Eedgenootschap van 1789 tot 1815, de Verenigde Staten tussen 1778 en 1787 en de Duitse Bond tussen 1814 en R. ERGEC, Institutionele analyse van het federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu Uitgevers, 1994, R. ERGEC, Institutionele analyse van het federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu Uitgevers, 1994, Ibid. 24 Ibid. pag. 12

13 Naast de drie voormelde kenmerken die men kan afleiden uit de omschrijving door ERGEC, vermeldt de rechtsleer nog een vierde kenmerk van het federalisme, namelijk de samenwerking tussen de componenten van de federale staat. 25 Hierna volgt een bespreking van de vier kenmerken van een federale staat. Hierbij moet men echter wel in gedachten houden dat niet alle kenmerken in elke federale staat voorkomen of in elke federale staat effectief worden toegepast. In werkelijkheid bestaan verschillende gradaties en de wijze waarop vorm wordt gegeven aan het federalisme verschilt van staat tot staat. i. Autonomie van de deelstaten Algemeen kan men stellen dat autonomie voor de componenten van de federale staat het meest essentiële kenmerk uitmaakt van het federalisme. Een federale staat bestaat uit verschillende rechtsordeningen. Naast de federale rechtsordening bestaat immers ook deze van de deelgebieden. Het ontstaan van deze splitsing kan op twee manieren tot stand komen. Men spreekt over centripetaal of agregatief federalisme indien onafhankelijke staten beslissen om samen te werken in een federale staat en daarom soevereiniteit overdragen aan deze laatste (bv. De Verenigde Staten van Amerika of Zwitserland). Indien echter binnen een eenheidsstaat beslist wordt om soevereiniteit toe te kennen aan de binnen die staat opgerichte deelstaten, dan heeft men het over centrifugaal of segregatief federalisme (bv. de Belgische federale staat). 26 De deelstaten van de federale staat staan niet onder voogdij van de federale overheid, noch is er sprake van een hiërarchische band met deze overheid. Elke deelstaat beschikt over een eigen rechtsorde en eigen bevoegdheden, die ze vrij uitoefenen, zonder enige inmenging van de federale overheid. 27 Aangenomen wordt dat de autonomie van de deelstaten in beginsel enerzijds betrekking heeft op de bevoegdheid om wetskrachtige normen uit te vaardigen binnen bepaalde aangelegenheden en anderzijds bestaat uit een grondwetgevende bevoegdheid. 28 De deelstaten hebben de bevoegdheid om wetskrachtige normen uit te vaardigen, binnen de vooraf vastgelegde bevoegdheidsverdeling. Deze bevoegdheidsverdeling vloeit voort uit de federale grondwet. 29 De bevoegdheden waarover de deelstaten beschikken hebben bijgevolg geen oorspronkelijk karakter. 30 In de meeste federale staten geldt het beginsel van de exclusieve bevoegdheidsverdeling 31 en zijn de bevoegdheden van de federale overheid vast omschreven. De residuaire bevoegdheden komen dan toe aan de deelstaten. Dit systeem komt vaak voor omdat het leeuwendeel van federale staten op een centripetale manier tot stand is gekomen. 32 Indien federale 25 J. VANDE LANOTTE, G. GOEDERTIER en P. VANDEN HEEDE, Overzicht Publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2007, Ibid. 27 R. ERGEC, Institutionele analyse van het federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu Uitgevers, 1994, J. VANDE LANOTTE, G. GOEDERTIER en P. VANDEN HEEDE, Overzicht Publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2007, Ibid. 30 R. ERGEC, Institutionele analyse van het federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu Uitgevers, 1994, I.e. een verdeling van bevoegdheden tussen de federale overheid en de deelstaten waarbij m.b.t. één welbepaalde aangelegenheid op één welbepaald grondgebied slechts één overheid bevoegd kan zijn. Dit systeem van bevoegdheidsverdeling impliceert dat bij een bevoegdheidsconflict er zeker één overheid haar bevoegdheden moet hebben overschreden. Naast dit systeem wordt ook gebruik gemaakt van het systeem van parallelle bevoegdheden of het systeem van concurrerende bevoegdheden. 32 J. VANDE LANOTTE, G. GOEDERTIER en P. VANDEN HEEDE, Overzicht Publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2007, 242. pag. 13

14 staten echter zijn ontstaan uit een eenheidsstaat, is het eerder de regel dat de residuaire bevoegdheden aan de federale overheid toekomen en dat de bevoegdheden van de deelstaten hen zijn toegewezen. 33 Daarnaast beschikken de deelstaten in het merendeel van de federale staten over een grondwetgevende bevoegdheid. Er moet hierbij benadrukt worden dat dit zeker niet in alle federale staten het geval is. Toch beschikken de deelstaten van het gros van de federale staten over een eigen grondwet. Ze hebben bijgevolg ook meestal de bevoegdheid om hun eigen grondwet te wijzigen. In de meeste gevallen moet men wel een aantal beginselen respecteren die zijn vastgelegd in de federale grondwet. 34 De autonomie van de deelstaten gaat echter niet zover dat ze als afzonderlijke rechtspersonen kunnen worden gezien in de internationale rechtsorde. Vaak hebben deelstaten wel de mogelijkheid om zelf verdragen te sluiten, maar veelal is het in die situatie zo dat enkel de federale staat aansprakelijk kan worden gesteld. 35 De autonomie van de deelstaten wordt gevrijwaard door een opperste rechtsinstantie die toeziet op de naleving van de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de deelstaten, waarbij zowel federale wetgeving als wetgeving van de deelstaten op hun verenigbaarheid met de grondwettelijke regels wordt getoetst (zie infra). ii. Medebeslissingsrecht van de deelstaten In het merendeel van de federale staten hebben de deelstaten een medebeslissingsrecht op het federale niveau. De deelstaten nemen deel aan de uitwerking van federale beslissingen die verband houden met zogenaamde gedefedereerde belangen. 36 Veelal uit dit medebeslissingsrecht zich in een federaal tweekamerstelsel waarbij één kamer de federale staat vertegenwoordigt en de andere de deelstaten 37. Beide kamers hebben hier een volwaardige bevoegdheid om de bestaande staatsstructuur te wijzigen. Daarnaast heeft het medebeslissingsrecht minstens betrekking op de bevoegdheidsverdeling en het statuut van de deelstaten. 38 iii. De aanwezigheid van een grondwettelijk hof Een derde kenmerk van het federalisme betreft het bestaan van een rechterlijke instantie die toeziet op de naleving van de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de deelstaten. Deze rechtsinstantie kan het hoogste rechtscollege zijn van de gewone rechterlijke macht (bv. het Supreme Court van de Verenigde Staten) of het kan gaan om een gespecialiseerde hogere rechtsinstantie M. VAN DAMME, Overzicht van het Grondwettelijk Recht, Brugge, Die Keure, 2008, J. VANDE LANOTTE, G. GOEDERTIER en P. VANDEN HEEDE, Overzicht Publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2007, Ibid. 36 R. ERGEC, Institutionele analyse van het federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu Uitgevers, 1994, Dit systeem mag niet verward worden met het tweekamerstelsel die sommige unitaire staten kennen, waarbij de ene kamer het enthousiasme van de andere kamer moet temperen. 38 J. VANDE LANOTTE, G. GOEDERTIER en P. VANDEN HEEDE, Overzicht Publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2007, R. ERGEC, Institutionele analyse van het federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu Uitgevers, 1994, 47. pag. 14

15 De bevoegdheden van dit hof kunnen verschillen van staat tot staat. Een algemene tendens is wel dat, omwille van het gezag van de rechterlijke instantie en de eenheid van de rechtspraak, deze rechterlijke controle is opgedragen aan een bijzonder hof, afgescheiden van de gewone rechterlijke macht. 40 De draagwijdte van het toezicht, alsook het instrumentarium dat de hoven hanteren verschillen van staat tot staat. 41 iv. Samenwerking tussen componenten van de staat Zonder de samenwerking tussen de verschillende componenten van de federale staat is het bijna onmogelijk om als federale staat stand te houden. DELPÉRÉE schrijft: Le fédéralisme est coopératif ou il n existe pas 42. Ook ERGEC beschouwt de samenwerking als onontbeerlijke levensader voor het bestaan van de federale staat. Hij benadrukt hierbij dat het van fundamenteel belang is dat de samenwerking georganiseerd wordt met eerbiediging van de wederzijdse autonomie van de betrokken componenten en zich aanpast aan de juridische gelijkheid van de deelstaten in hun onderlinge betrekkingen 43. De meeste federale staten voorzien bijgevolg in allerlei samenwerkingsmechanismen. Deze procedures kunnen verplicht zijn of facultatief Territorialiteit en personaliteit a. Het territorialiteitsbeginsel i. Algemeen: territoriaal federalisme Nagenoeg alle federale staten zijn georganiseerd volgens het territorialiteitsbeginsel. Zelfs federale staten die overwegend eentalig zijn, zoals de Verenigde Staten van Amerika, maken gebruik van dit principe. 45 Het territorialiteitsbeginsel houdt in dat binnen de federale staat de deelstaten hun bevoegdheden uitoefenen op hun territorium. Dit volgt uit de constitutieve autonomie van de deelstaten. Eerder werd erop gewezen dat de constitutieve autonomie van de deelstaten een essentieel kenmerk uitmaakt van de federale staat. De constitutieve autonomie impliceert dat men de bevoegdheid heeft om wetskrachtige normen uit te vaardigen, binnen de vooraf vastgelegde bevoegdheidsverdeling. Het territorialiteitsbeginsel stelt dat de uitoefening van de bevoegdheden van de deelgebieden beperkt is tot hun eigen grondgebied. In beginsel betekent territorialiteit dat op één grondgebied slechts één deelstaat bevoegd is M. VAN DAMME, Overzicht van het Grondwettelijk Recht, Brugge, Die Keure, 2008, Ibid. 42 F. DELPÉRÉE, Quelle coopération entre l Etat, les Communautés et les Régions?, Journ.Proc., n 148, 7 april 1989, R. ERGEC, Institutionele analyse van het federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu Uitgevers, 1994, J. VANDE LANOTTE, G. GOEDERTIER en P. VANDEN HEEDE, Overzicht Publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2007, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, J. VANDE LANOTTE, De Belgische Unie bestaat uit vier deelstaten, 2012, pag. 15

16 Naast de koppeling aan bevoegdheden kan men het beginsel van de territorialiteit eveneens koppelen aan bijvoorbeeld taal of verkiezingen. 47 ii. Taal en territorialiteit Dit werkstuk behandelt de band tussen taal en territorialiteit in federale staten. 48 Vele federale staten worden immers binnen hun eigen grenzen geconfronteerd met diverse etnische groepen die elk hun eigen taal kennen. Dit betekent echter niet dat de relatie tussen taal en territorium in die gevallen steeds dezelfde is. Een belangrijk aspect ter zake, is de vraag of men al dan niet opteert voor interne taalkundige grenzen. 49 MCRAE definieert het territorialiteitsbeginsel als volgt: The principle of territoriality means that the rules of language to be applied in a given situation will depend solely on the territory in question [ ]. 50 Bij de verduidelijking van de gegeven definitie verwijst hij naar de uitleg van KLOSS ter zake. 51 KLOSS definieerde eerder het territorialiteitsbeginsel als een beginsel dat bepaalt dat voor alle inwoners van een bepaald territorium dezelfde regels inzake taal worden toegepast. De grenzen van de gebieden kunnen worden bepaald op algemene bestuurlijke overwegingen of op zuiver taalkundige overwegingen. Verder stelde KLOSS dat men bij het uitwerken van een taalkundige regime de keuze heeft om ofwel exclusieve rechten toe te kennen aan één enkele taal, ofwel beperkte rechten toe te kennen aan minderheidstalen in combinatie met één of meer andere talen. 52 Eerder stelde ook HÉRAUD dat meertalige staten bij het uitwerken van hun taalbeleid voor de volgende keuze staan: Chaque langue aura-t-elle cours officiel sur une partie donnée du territoire de l Etat [ ]? Ou les deux (ou multiples) langues auront-elles cours simultanément dans l ensemble du pays [ ]? 53 Het eerste regime duidde HÉRAUD aan met het begrip multilinguisme par juxtaposition en het tweede regime met de term multilinguisme par superposition. HÉRAUD vervolgde zijn uitleg: [ ] dans le permier cas, en effet, l Etat bi- ou plurilingue est formé d une juxtaposition de territoires unilingues ; dans le second, au contraire, il apparaît bi- ou plurilingue dans la totalité de son territoir, les deux ou multiples langues s y superposant partout J. VELAERS, Territorialiteit versus personaliteit: een never ending story? in P. POPELIER, D. SINARDET, J. VELAERS en B. CANTILLON (eds.), België, quo vadis? Waarheen na de zesde staatshervorming?, Antwerpen, Intersentia, 2012, Opmerking: Aangezien in dit werkstuk de focus ligt op de band tussen taal en territorialiteit, wordt dan ook vanaf dit punt in de tekst territorialiteit bedoeld in de taalkundige betekenis van het beginsel. 49 E. WITTE, Language and territoriality. A Summary of developments in Belgium, International Journal on Group Rights 1993, K.D. MCRAE, The Principle of Territoriality and the Principle of Personality in Multilingual States, Linguistics. An International Review 1975, afl. 157, H. KLOSS, Territorialprinzip, Bekenntnisprinzip, Verfügungsprinzip: Über die Möglichkeiten der Abgrenzung der volklichen Zugehörigkeit, Europa Ethnica 1965, afl. 22, K.D. MCRAE, The Principle of Territoriality and the Principle of Personality in Multilingual States, Linguistics. An International Review 1975, afl. 157, G. HÉRAUD, Pour un droit linguistique comparé, Revenu internationale de droit comparé 1971, 313. pag. 16

17 In het eerste regime, het multilinguisme par juxtaposition, worden twee of meerdere eentalige taalgebieden naast elkaar geplaatst. Dit lijkt te kaderen binnen het territorialiteitsbeginsel. In het tweede regime, het multilinguisme par superposition, overlappen twee of meerdere talen elkaar over het gehele grondgebied van de Staat. Dit lijkt te kaderen binnen het beginsel van de personaliteit. Dit beginsel wordt verder in het werkstuk behandelt. CLEMENT stelt bij het bestuderen van de gegeven definitie door HÉRAUD dat in de praktijk vaak elementen van het multilinguisme par juxtaposition en het multilinguisme par superposition met elkaar worden gecombineerd. 55 Dit maakt het vaak moeilijk om meertalige staten in te delen in een van beide regimes, maar niet onmogelijk. Indien elementen van het ene regime domineren, kan de staat worden ingedeeld onder dit regime en kunnen de elementen van het andere regime immers aanzien worden als afwijkingen of uitzonderingen. 56 Het lijkt gerechtvaardigd te stellen dat het territorialiteitsbeginsel een manier van staatsinrichting is waarbij men een bepaald taalbeleid gaat voeren dat men koppelt aan een bepaald gebied. Binnen deze taalgebieden kan men het gebruik van één of meerdere talen aan de bevolking opleggen, of kan men bepaalde minderheidsrechten 57 toekennen in combinatie met één of meerdere talen. In essentie wordt er steeds een voorrangsstatuut toegekend aan één of meerdere talen binnen een taalgebied. De grenzen van de taalgebieden kunnen vast of veranderlijk zijn en kunnen bijvoorbeeld ook een zekere overgangszone bevatten, waar men bepaalde taalrechten gaat toekennen aan de taalkundige minderheden (denk aan de faciliteitengemeenten in België). Kortom: indien bij de uitoefening van (taal-)rechten de lokale omgeving bepalend is, volgt men het territorialiteitsbeginsel. Dit gezegd zijnde, lijkt het mijn inziens belangrijk om ter zake nog te vermelden dat men het beginsel van territorialiteit niet los mag bekijken van enerzijds de domeinen die door de taalwetgeving geregeld worden, en anderzijds de bevoegde wetgever ter zake. Wanneer men bijvoorbeeld gaat kijken naar de situatie in België, merkt men op dat voor het ganse grondgebied in principe de taalvrijheid gewaarborgd wordt, maar dat men binnen de gecreëerde taalgebieden in beginsel één (of meerdere; denk aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) taal moet gebruiken in de betrekkingen met de overheid. iii. Functies van het territorialiteitsbeginsel ALEN en ERGEC stellen dat het territorialiteitsbeginsel er in België toe strekt om met behulp van de indeling in taalgebieden, de wetgevings-, regerings- en bestuursactiviteit van ieder deelgebied van de federale Staat te beperken tot zijn respectief grondgebied en in ieder eentalig taalgebied de principiële voorrang van de taal van dat gebied te waarborgen. 58 Allereerst is het interessant om hierbij op te merken dat uit deze stelling blijkt dat het perfect mogelijk is dat de afbakening van de territoriale bevoegdheid van de deelstaten gebaseerd kan zijn op de taalgebieden. Daarnaast valt een eerste belangrijke functie af te leiden uit de stelling. Het territorialiteitsbeginsel kan men zien als een institutionele techniek die de bescherming van een 54 Ibid. 55 J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Intersentia, Antwerpen, 2003, Ibid. 57 Opmerking: deze minderheidsrechten zijn in dit geval niet aan de persoon gekoppeld, maar wel aan het territorium. Ze gelden hier enkel binnen het taalgebied. 58 A. ALEN en R. ERGEC, Het territorialiteitsbeginsel in de Belgische en Europese rechtspraak. Een poging tot synthese, RW , 417. pag. 17

18 bepaalde taalkundige groep beoogt. CLEMENT gebruikt de term security area 59 om deze functie aan te duiden. Hij merkt hierbij op dat het vrijwaren van de integriteit van het eigen taalgebied immers de essentie uitmaakte van het territorialiteitsbeginsel en dat een groep haar taal en cultuur ten volle moet kunnen ontwikkelen binnen de gecreëerde taalgebieden. 60 Deze functie lijkt echter enkel haar volle werking te kunnen bekomen, wanneer men gebruikt maakt van eentalige taalgebieden. Een tweede functie die nauw samenhangt met de voormelde, lijkt de instandhouding van de interne vrede binnen de staat. Of om het in de woorden van MCRAE te stellen: if we accept the view that good fences make good neighbors, territoriality would seem to have advantages in conflict regulation between linguistic groups. 61 De toepassing van het territorialiteitsbeginsel kan men immers aanzien als een wijze waarop een staat wordt georganiseerd en die het mogelijk maakt voor verschillende taalgemeenschappen om op een vreedzame wijze samen te leven. Deze stelling is eveneens terug te vinden in een arrest van 2 maart 1987 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waar het Hof zich moest uitspreken over de verenigbaarheid van het Belgische territorialiteitsbeginsel met het EVRM. 62 Andere redenen om voor de toepassing van het territorialiteitsbeginsel te kiezen zijn denkbaar 63, maar vaak lijken deze gebonden aan een specifieke toepassing van het voormelde beginsel. De twee eerder vermelde functies lijken globaal gezien de belangrijkste. iv. Het territorialiteitsbeginsel en de mensenrechten Aangezien de toepassing van het territorialiteitsbeginsel inhoudt dat aan bepaalde taalkundige minderheden binnen een één- of meertalig taalgebied een officiële taal kan opgelegd worden, die niet hun eigen moedertaal is, rijst meteen de vraag in hoeverre dit systeem verenigbaar is met minderheidsrechten en mensenrechten. Op internationaal vlak wordt echter benadrukt dat ook minderheden en migranten bereid moeten zijn om de meerderheidstaal aan te leren om in staat te zijn te communiceren met enerzijds de officiële instanties van de staat en anderzijds met de inwoners van hun gebied (dit komt immers de integratie in de samenleving waarvan ze deel gaan uitmaken ten goede). 64 Het Explanatory Report of the Framework Convention for the protection of national minorities benadrukte reeds dat knowledge of the official language is a factor of social cohesion and integration 65. Ook het Raadgevend Comité dat toeziet op de naleving van het Europees Kaderverdrag 59 Opmerking: oorspronkelijk werd deze term gebruikt door J.A. LAPONCE in Relating linguistics to political conflicts: the problem of language shift in multilingual societies. 60 J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Intersentia, Antwerpen, 2003, K.D. MCRAE, The Principle of Territoriality and the Principle of Personality in Multilingual States, Linguistics. An International Review 1975, afl. 157, EHRM 2 maart 1987, 9267/81, Mathieu-Mohin en Clerfayt t. België, Zo vermeldde MCRAE nog self-government, personal freedom en economic opportunity om voor het territorialiteitsprincipe te kiezen en maakt CLEMENT melding van de eentaligheid van de ambtenaren als functie van het Belgische territorialiteitsbeginsel. 64 VELAERS, J., Territorialiteit versus personaliteit: een never ending story? in P. POPELIER, D. SINARDET, J. VELAERS en B. CANTILLON (eds.), België, quo vadis? Waarheen na de zesde staatshervorming?, Antwerpen, Intersentia, 2012, Explanatory Report of the Framework Convention for the protection of national minorities ( Treaty/EN/Reports/Html/148.htm). pag. 18

19 ter bescherming van de nationale minderheden heeft al meermaals benadrukt dat de staten het recht hebben om het aanleren van de officiële talen te bevorderen. 66 Verder luidt de preambule tot het European Charter for Regional or Minority Languages dat the protection and encouragement of regional or minority languages should not be the detriment of the official languages and the need to learn them. 67 Daarnaast heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zich ook tot tweemaal toe uitgesproken over de verenigbaarheid van het Belgische territorialiteitsbeginsel met het EVRM. In haar arrest van 23 juli 1968 oordeelde het Hof in de Belgische Taalzaak dat het principe dat de streektaal de voertaal van het onderwijs moet zijn, berust op een objectieve factor, zijnde de streek. Verder stelde het Hof dat de grondslag hiervan bovendien van algemeen belang was. 68 Een kleine tien jaar later was er het arrest van 2 maart 1987 in de zaak Mathieu-Mohin en Clerfayt dat het territorialiteitsbeginsel herbevestigde. In deze zaak hechtte het Hof groot belang aan de op het territorialiteitsbeginsel geïnspireerde staatstructuur. Het Hof stelde: [ ] la reforme [ ] cherche à réaliser un équilibre entre les diverses communautés culturelles et régions du Royaume moyennant un ensemble complexe de freins et contrepoids; elle a pour but d apaiser, par la création de structures plus stables et décentralisées, les différends linguistiques au sein du pays. 69 De notie minderheidsrechten vraagt inderdaad een andere benadering in Staten die zijn samengesteld uit verschillende taalgemeenschappen, dan in natiestaten waarin bepaalde traditionele minderheden aanwezig zijn. In de eerstgenoemde Staten zijn er bepaalde institutionele waarborgen om het evenwicht tussen de gemeenschappen in stand te houden, waar in de natiestaten met traditionele minderheden de rechten van deze minderheden kunnen worden gewaarborgd door de toekenning van specifieke individuele minderheidsrechten. 70 b. Het personaliteitsbeginsel i. Algemeen: personeel federalisme Met het personeel federalisme gaat de erkenning van zogenaamde subnationaliteiten gepaard. KARL RENNER en OTTO BAUER kunnen gezien worden als de grondleggers van het personeel federalisme. Kenmerkend voor beide theoretici is dat ze het concept natie loskoppelen van het concept staat. Het grondgebied is voor hen dan ook niet meer dan een constitutief element van de Staat, en niet van de natie. Het systeem dat RENNER had uitgewerkt, ging uit van een register dat wordt opgemaakt waar elke burger vrijwillig zijn subnationaliteit kiest. Elke ingeschrevene betaalt vervolgens belastingen aan zijn of haar natie. De naties zelf hebben rechtspersoonlijkheid en beschikken over autonome 66 VELAERS, J., Territorialiteit versus personaliteit: een never ending story? in P. POPELIER, D. SINARDET, J. VELAERS en B. CANTILLON (eds.), België, quo vadis? Waarheen na de zesde staatshervorming?, Antwerpen, Intersentia, 2012, European Charter for Regional and Minority Languages ( 148.htm). 68 J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Intersentia, Antwerpen, 2003, EHRM 2 maart 1987, 9267/81, Mathieu-Mohin en Clerfayt t. België, J. VANDE LANOTTE, G. GOEDERTIER en P. VANDEN HEEDE, Overzicht Publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2007, 35. pag. 19

20 instellingen met eigen bevoegdheden. Het personeel federalisme heeft dus als gevolg dat de naties overal waar men wil eigen scholen, theaters, musea, academies etc. kunnen oprichten. 71 ii. Taal en personaliteit Het personaliteitsbeginsel is bijgevolg dan ook een tweede manier om het taalbeleid te organiseren in meertalige staten. MCRAE verwoordt dit beginsel als volgt: [ ] the principle of personality means that the rules will depend on the linguistic status of the person or persons concerned. 72 [ ] the principle of personality involves [the application of language rules] according to the linguistic status or affiliation of the person or persons concerned. 73 Het gaat dus in essentie om bepaalde taalrechten die men toekent aan personen, ongeacht waar men verblijft in het land. Het zijn rechten die het individu volgen, ongeacht waar deze zich verplaatst binnen de staat. Waar het territorialiteitsbeginsel kadert binnen het eerste regime dat HÉRAUD besprak, nl. het bi- ou plurilinguisme par juxtaposition, kadert het personaliteitsbeginsel binnen het tweede regime, nl. het bi- ou plurilinguisme par superposition. HÉRAUD vermeldt over het tweede regime immers: [ ] dans le second [ ] il apparaît bi-ou plurilingue dans la totalité de son territoire les deux ou multiples langues s y superposant partout. 74 In dit tweede regime overlappen twee of meerdere talen elkaar dus over het gehele grondgebied. Binnen dit regime kaderen we het personaliteitsprincipe. Bij de stelling van HÉRAUD is wel enige voorzichtigheid geboden. Het multilinguisme par superposition impliceert een tweetaligheid in een bepaald grondgebied, doch impliceert tweetaligheid niet per se personaliteit. Ook binnen de toepassing van het territorialiteitsbeginsel kan men immers taalgebieden creëren waarbinnen men de tweetaligheid waarborgt. Voorgaande opmerking kan verduidelijkt worden aan de hand van de huidige situatie in Brussel. Daar strekt het territorialiteitsbeginsel er net toe om de tweetaligheid te waarborgen van het gebied. De decreten van de Vlaamse en Franse Gemeenschap gelden wel voor de instellingen 75 die gevestigd zijn in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. De gemeenschappen zijn evenwel niet rechtstreeks bevoegd voor personen, aangezien men tot op heden het principe van de subnationaliteiten in het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad nadrukkelijk heeft afgewezen J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Intersentia, Antwerpen, 2003, K.D. MCRAE, The Principle of Territoriality and the Principle of Personality in Multilingual States, Linguistics. An International Review 1975, afl. 157, Ibid., G. HÉRAUD, Pour un droit linguistique comparé, Revenu internationale de droit comparé 1971, Het gaat hier om instellingen die hetzij wegens hun activiteiten, hetzij omwille van hun organisatie moeten worden beschouwd als behorende tot de ene of de andere gemeenschap. 76 A. ALEN, Het Belgische Federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu Uitgevers, 1994, 157. pag. 20

21 Kortom: is de lokale taalomgeving niet van belang bij de uitoefening van (taal-)rechten, dan volgt men het personaliteitsbeginsel 77. iii. Functies van het personaliteitsbeginsel Allereerst kan men denken aan de bescherming van de minderheden. BAUER stelt immers dat het absolute territorialiteitsbeginsel de minderheden vooral overleverde aan de meerderheid. RENNER daarentegen beschouwt het territorialiteitsbeginsel op zich niet als verkeerd. 78 Wat is nu de juiste stelling? Allereerst lijkt het evident dat ook het territorialiteitsbeginsel een manier is om de rechten van minderheden te waarborgen. Daar het territorialiteitsbeginsel echter een oplossing kan bieden voor geconcentreerde minderheden, lijkt het personaliteitsbeginsel eerder de gepaste vorm voor verspreide minderheden. 79 Hier kan men dus eerder spreken over de creatie van een personal security dan van de creatie van een security area. Naast deze eerste functie kan opnieuw het vreedzaam samenleven als een functie van het personaliteitsprincipe worden gezien. MCRAE stelt dat staten bij het waarborgen van de interne vrede de afweging moeten maken tussen de toepassing van het territorialiteitsbeginsel en de toepassing van het personaliteitsbeginsel. Hij meent dat men bij het maken van deze keuze rekening dient te houden met het volgende: [ ] a more important argument is that where languages are intermingled citizens are more likely to know members of the other linguistic group as individuals rather than as abstractions or stereotypes, though the personality principle is no guarantee in itself that the groups will mingle in social life. 80 Tenslotte kan ter zake de opmerking worden gemaakt dat MCRAE eveneens personal freedom als een criterium aanhaalt bij de bepaling van de keuze voor ofwel het territorialiteits- ofwel het personaliteitsbeginsel. Zijn mening over dit criterium is echter gemengd en hier wordt dan ook besloten met zijn woorden: [ ] territoriality is undoubtly restrictive of liberty in some senses, but the personality principle does not guarantee it unless certain additional conditions are fulfilled. 81 c. Besluit Wanneer men het onderscheid tracht te maken tussen beide begrippen staat de lokale taalomgeving centraal. Indien de lokale taalomgeving bepalend is voor de uitoefening van de rechten, dan speelt het territorialiteitsbeginsel. Indien de lokale taalomgeving niet bepalend is, dan is het personaliteitsbeginsel van toepassing. 77 Ongeacht of het gaat om collectieve, dan wel individuele rechten. 78 J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Intersentia, Antwerpen, 2003, A. ALEN, Het Belgische Federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu Uitgevers, 1994, K.D. MCRAE, The Principle of Territoriality and the Principle of Personality in Multilingual States, Linguistics. An International Review 1975, afl. 157, Ibid., pag. 21

22 III. BELGIË 1. België is een federale staat a. Drie gemeenschappen, drie gewesten Sedert 1831 heeft de Belgische staat vijf staatshervormingen gekend. De Belgische eenheidsstaat werd door de tijd heen geleidelijk aan omgevormd tot een federale staat. Tijdens de staatshervorming van werd in artikel 1 van de Grondwet het volgende geschreven: België is een federale Staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten. Hieruit blijkt duidelijk dat het federale België uit twee soorten deelstaten bestaat: de gemeenschappen en gewesten. De gemeenschappen zijn i) de Vlaamse Gemeenschap, ii) de Franse Gemeenschap en iii) De Duitstalige Gemeenschap. 82 Daarnaast zijn er de gewesten. De drie gewesten zijn i) het Vlaamse Gewest, ii) het Waalse Gewest en iii) het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 83 De creatie van de gemeenschappen was vooral een Vlaamse eis opdat de Vlaamse cultuur haar eigenheid zou kunnen behouden. Aanvankelijk waren de bevoegdheden van de gemeenschappen van culturele aard, men sprak destijds dan ook over cultuurgemeenschappen 84. Doorheen de tijd hebben ze echter bevoegdheden verworven die verder gaan dan louter culturele aangelegenheden. Momenteel zijn de gemeenschappen bevoegd voor taal, cultuur, onderwijs en zorg aan hulpbehoevenden. 85 Het oprichten van de gewesten was daarentegen een Waalse eis. Naast de culturele verschillen kent België immers ook grote economische verschillen. De gewesten zijn o.a. bevoegd inzake economie, mobiliteit, ruimtelijke ordening en milieu. De bevoegdheden van de gewesten zijn echter niet uitdrukkelijk in de Grondwet geschreven. Artikel 39 van de Grondwet bepaalt enkel dat de bevoegdheden in een bijzondere meerderheidswet moeten worden omschreven. 86 Hoewel de gemeenschappen en gewesten elk andere bevoegdheden uitoefenen, overlappen hun grondgebieden elkaar wel voor het overgrote merendeel. Zo bevindt de stad Brugge zich zowel op het grondgebied van de Vlaamse Gemeenschap als op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. H. VUYE geeft dit verschijnsel de naam stapelfederalisme, i.e. een federalisme waarbij meerdere deelstaten andere bevoegdheden uitoefenen op hetzelfde grondgebied. 87 De decreten van de gemeenschappen hebben kracht van wet in de verschillende taalgebieden, zijnde het Nederlands taalgebied, het Frans taalgebied en het Duitstalig taalgebied. Daarnaast hebben de decreten van de Vlaamse en Franse Gemeenschap eveneens kracht van wet voor de instellingen die gevestigd zijn in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, hetzij omwille van hun activiteiten, hetzij omwille van hun organisatie, moeten beschouwd worden als uitsluitend behorend tot de ene of 82 Art. 2 Gw. 83 Art. 3 Gw. 84 A. ALEN, Het Belgische Federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen/Appeldoorn, Maklu Uitgevers, 1994, Art Gw. 86 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, pag. 22

23 de andere gemeenschap Ter zake dient te worden aangestipt dat dit geen toepassing van het personaliteitsbeginsel inhoudt; de gemeenschappen zijn immers niet rechtstreeks bevoegd voor personen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. De bevoegdheid van de gewesten is in beginsel volledig territoriaal. De decreten van het Vlaamse Gewest hebben kracht van wet in het Nederlands taalgebied, de decreten van het Waalse Gewest in het Frans én het Duits taalgebied en de decreten van het Brussels Gewest in het tweetalig gebied Brussel- Hoofdstad. 90 Tot slot kan men hier opmerken dat het bestaan van de drie gemeenschappen en de drie gewesten niet verhindert dat de Belgische staat in essentie bipolair is. Hier werd reeds in het inleidend deel op gewezen. Omwille van deze bipolaire structuur (het Nederlandstalige Noorden en het Franstalige Zuiden) werd het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet volledig gelijkgesteld met de andere gewesten en de Duitstalige gemeenschap niet met de overige gemeenschappen. 91 b. Vier taalgebieden België omvat vier taalgebieden: het Nederlandse taalgebied, het Franse taalgebied, het Duits taalgebied en het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad. 92 Het Nederlandse taalgebied omvat de provincies Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, West- Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Het Frans taalgebied omvat de provincies Henegouwen, Luxemburg, Namen, Luik en Waals Brabant. Het tweetalig taalgebied Brussel-Hoofdstad omvat de negentien Brusselse gemeenten. Het Duitse taalgebied wordt gevormd door negen gemeenten uit de provincie Luik: Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach, Eupen, Kelmis, Lontzen, Raeren en Sankt-Vith. 93 De taalgebieden zijn geen autonome deelstaten met eigen bevoegdheden zoals de gemeenschappen en gewesten. Het gaat eerder om een afbakening binnen de Belgische staat. 94 De indeling in taalgebieden gaat echter verder dan een louter territoriale indeling. Ze wordt beschouwd als een hoeksteen van de Belgische federale staatsstructuur. 95 De taalgebieden zijn de grondwettelijke basis van het territorialiteitsbeginsel en hebben onder meer een impact op het taalgebruik van de overheid en op de voldoende taalkennis van de plaatselijke overheidsmandatarissen. 96 Daarnaast bepalen de grenzen van 88 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2007, 1057; A. ALEN, Het Belgische Federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen, Maklu, 1994, Opmerking: de federale wetgever blijft echter bevoegd voor de regeling inzake taalgebruik in het gebied Brussel-Hoofdstad, in de faciliteitengemeenten en in het Duitstalig taalgebied (behoudens het taalgebruik in onderwijszaken). 90 A. ALEN, Het Belgische Federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen, Maklu, 1994, J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, Art. 4 Gw. 93 J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE, P. VANDEN HEEDE en G. GOEDERTIER, Basisbegrippen Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2008, 395; H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, K. RIMANQUE, De grondwet toegelicht, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2003, A. ALEN, Het Belgische Federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen, Maklu, 1994, 152. pag. 23

24 de taalgebieden de territoriale werkingssfeer van de gemeenschappen en de gewesten. Tot slot bepalen ze voor een groot deel van de parlementsleden tot welke taalgroep ze behoren. 97 c. Droit du sol versus droit des gens Hoewel de Vlaamse en Franse Gemeenschap in beginsel bevoegd zijn voor respectievelijk het Nederlandse en Franse taalgebied, is er soms een uitbreiding of inkrimping van bevoegdheden. Zo zijn de Nederlandse en Franse Gemeenschap bevoegd ten aanzien van bepaalde instellingen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en zijn ze niet bevoegd om het taalgebruik te regelen in de zogenaamde faciliteitengemeenten. 98 Deze regeling bracht een tegenstelling naar voor tussen beide taalgroepen. De Vlaamse zienswijze ter zake verdedigt het territorialiteitsbeginsel, dat ook vaak wordt aangeduid als het, naar Bloed en Bodem neigende, ius soli. 99 Volgens deze interpretatie blijven de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap gebonden aan het Nederlands taalgebied en de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap gebonden aan het Frans taalgebied. De bevoegdheden die de gemeenschappen uitoefenen ten aanzien van bepaalde instellingen in het Brusselse, worden aanzien als uitzonderingen die de regel bevestigen. 100 De Franstaligen hangen daarentegen het personaliteitsbeginsel aan, dat men graag aanduidt als het verlichte ius personae. 101 Volgens deze interpretatie zouden de gemeenschappen bevoegd zijn voor alle personen die hun taal en cultuur delen. Concreet zou dit betekenen dat bijvoorbeeld de Franse Gemeenschap bevoegd zou zijn voor Franstaligen die in het Nederlands taalgebied wonen. 102 JAN VELAERS merkt echter op dat er eigenlijk geen wezenlijke tegenstrijdigheid bestaat tussen beide beginselen. Bijna in elke federale staat ligt immers het territorialiteitsbeginsel aan de grondslag van de verdeling van de bevoegdheden tussen de deelstaten. Dit verhindert echter niet dat men in de federale grondwet bepaalde minderheidsrechten kan toekennen om een bevolkingsgroep in een deelgebied te beschermen Drie talen, vier taalgebieden a. Vier taalgebieden Artikel 4 van de Grondwet deelt het grondgebied in vier taalgebieden in: 97 K. RIMANQUE, De grondwet toegelicht, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2003, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, A. ALEN, Het Belgische Federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen, Maklu, 1994, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, A. ALEN, Het Belgische Federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen, Maklu, 1994, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, J. VELAERS in A. ALEN, J. BILLIET, D. HEREMANS, K. MATTHIJS, P. PEETERS, J. VELAERS en P. VAN ROMPUY, Rapport van de Club van Leuven. Vlaanderen op een Kruispunt. Sociologische, economische en staatsrechtelijke perspectieven, Tielt/Leuven, Lannoo/Universitaire Pers Leuven, 1990, 215. pag. 24

25 België omvat vier taalgebieden: het Nederlandse taalgebied, het Franse taalgebied, het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad en het Duitse taalgebied. [ ] 104 Deze taalgebieden worden echter niet in de Grondwet zelf afgebakend. De omschrijving vindt men terug in de Taalwet Bestuurszaken 105. In hoofdstuk II van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken wordt een omschrijving gegeven van de taalgebieden door een opsomming van provincies en arrondissementen (Nederlands en Frans taalgebied) of van gemeenten (Duits taalgebied en tweetalig gebied Brussel Hoofdstad). 106 Artikelen 3 tot en met 6 van de Taalwet Bestuurszaken bepalen: 3, 1 Het Nederlandse taalgebied omvat: [ ] 1 de provinciën Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen; 2 het arrondissement Halle-Vilvoorde [ ] ; 3 het arrondissement Leuven. 4. Het Franse taalgebied omvat: 1 de provinciën Henegouwen, Luxemburg en Namen; 2 de provincie Luik, behalve de gemeenten vermeld in artikel 5; 3 het arrondissement Nijvel. 5. Het Duitse taalgebied omvat de gemeenten: Eupen, Eynatten, Hauset, Hergenrath, Kelmis, Kettenis, Lontzen, Neu-Moresnet, Raren, Walhorn, Amel, Büllingen, Bütgenbach, Crombach, Elsenborn, Heppenbach, Lommersweiler, Manderfeld, Meyerode, Recht, Reuland, Rocherath, Sankt-Vith, Schoenberg en Thommen Er wordt een administratief arrondissement opgericht dat Brussel Hoofdstad wordt genoemd en dat volgende gemeenten omvat: Anderlecht, Brussel, Elsene, Etterbeek, Evere, Ganshoren, Jette, Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, Sint-Agatha-Berchem, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Lambrechts-Woluwe, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel, Vorst en Watermaal-Bosvoorde. [ ] De taalgebieden mogen dan wel geen deelstaten zijn zoals de Gemeenschappen en Gewesten, toch zijn ze meer dan een louter administratieve indeling van de Belgische staat. 108 De indeling in taalgebieden wordt immers beschouwd als een hoeksteen van de Belgische federale staat. 109 Een snelle lezing van artikel 4 maakt niet meteen de normatieve draagwijdte van dit artikel duidelijk. Toch had de grondwetgever normatieve bedoelingen Artikel 4, eerste lid Gw. 105 Wetten 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, BS 2 augustus K. RIMANQUE, De grondwet toegelicht, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2003, Het gaat sedert de gemeentefusie van 1976 om de huidige fusiegemeenten Eupen, Kelmis, Lontzen, Raeren, Amel, Büllingen, Bütgenbach, Burg-Reuland en Sankt-Vith (T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in Bestuurszaken in Administratieve Rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, 16). 108 H. VUYE, Het territorialiteitsbeginsel in de rechtspraak van de Grondwettelijk Hof en de Raad van State: eenduidig of meerduidig?, CDPK 2007, K. RIMANQUE, De grondwet toegelicht, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2003, 15. pag. 25

26 Artikel 4 bepaalt immers verder dat de grenzen van de vier taalgebieden [ ] niet [kunnen] worden gewijzigd of gecorrigeerd dan bij een wet, aangenomen met de meerderheid van de stemmen in elke taalgroep van de Kamer, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van elke taalgroep aanwezig is en voor zover het totaal van de ja-stemmen in beide taalgroepen twee derden van de uitgebrachte stemmen bereikt 111. In a nutshell: de grenzen van de taalgebieden kunnen slechts gewijzigd worden bij bijzondere meerderheidswet. Dit duidt men vaak aan als het betonneren van de taalgrens 112. Daarnaast bepaalde de grondwetgever eveneens in voormeld artikel dat elke gemeente van het Rijk deel uitmaakt van een van de taalgebieden. 113 Bijgevolg is het uitgesloten dat er gemeenten bestaan die aan de indeling in taalgebieden zijn onttrokken. 114 Elke gemeente behoort tot één van de vier taalgebieden en slechts tot één. Het is niet mogelijk dat een gemeente deel uitmaakt van twee taalgebieden. Een grensoverschrijdende fusie van twee gemeenten die elk tot een afzonderlijk taalgebied behoren is bijgevolg niet toelaatbaar, behoudens wanneer de procedure voor de wijziging van de taalgrenzen wordt nageleefd. 115 Tenslotte maakt de indeling in taalgebieden het mogelijk om de territoriale werkingssfeer van de rechtsregels van de Gemeenschappen te determineren. Daarnaast is ook de indeling van de leden van de Kamers in taalgroepen gebaseerd op de taalgebieden. 116 Men kan dus stellen dat de in artikel 4 genoemde taalgebieden eveneens een rol spelen bij de organisatie en de werking van de federale instellingen. 117 b. Drie officiële talen België kent drie officiële talen: het Frans, het Nederlands en het Duits. Deze officiële talen worden echter niet uitdrukkelijk in de Grondwet genoemd. De parlementaire voorbereiding van de voorgenomen herziening van artikel 23 (huidig artikel 30) van de Grondwet luidt echter als volgt: [12] [art.[30]] 2. De officiële talen zijn: - Het Nederlands in het Nederlandse taalgebied; - Het Frans in het Franse taalgebied; - Het Nederlands en het Frans, op voet van gelijkheid in het gebied Brussel-Hoofdstad; - Het Duits in het Duitse taalgebied, onverminderd het bijkomend gebruik van het frans in de gevallen bij de wet bepaald. [..] 118 Deze wijziging van het huidige artikel 30 zou een expliciete erkenning van de drie officiële talen hebben ingehouden. Toch is deze wijziging er niet gekomen. Wellicht is deze uitdrukkelijke 110 J. VELAERS, Het gebruik van de talen in G. VAN HAEGENDOREN en B. SEUTIN (eds.), De bevoegdheidsverdeling in het federale België, Brugge, die Keure, 2002, Artikel 4, laatste lid Gw. 112 H. VUYE, Het territorialiteitsbeginsel in de rechtspraak van de Grondwettelijk Hof en de Raad van State: eenduidig of meerduidig?, CDPK 2007, Artikel 4, tweede lid Gw. 114 J. VELAERS, Het gebruik van de talen in G. VAN HAEGENDOREN en B. SEUTIN (eds.), De bevoegdheidsverdeling in het federale België, Brugge, die Keure, 2002, K. RIMANQUE, De grondwet toegelicht, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2003, J. VELAERS, Het gebruik van de talen in G. VAN HAEGENDOREN en B. SEUTIN (eds.), De bevoegdheidsverdeling in het federale België, Brugge, die Keure, 2002, K. RIMANQUE, De grondwet toegelicht, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2003, Parl.St. Senaat , nr. 390, 12. pag. 26

27 bevestiging van de drie officiële talen niet in de Grondwet ingeschreven omdat deze niet noodzakelijk werd geacht gelet op de uitdrukkelijke bevestiging van de eentaligheid van de drie taalgebieden en de tweetaligheid van het gebied Brussel Hoofdstad. 119 De parlementaire voorbereiding vermeldt immers verder: De commissieleden hebben zich allereerst afgevraagd of het wel nodig was deze tekst in de Grondwet op te nemen, als artikel [4] [ ] reeds bepaalt dat er vier taalgebieden zijn, wat in zich sluit dat in elk van deze gebieden officiële talen bestaan. [ ] Toch heeft de Commissie besloten ze op te nemen wegens de psychologische voordelen ervan; op die wijze kan ook de betekenis worden verhelderd van de woorden officiële taal van het gebied. 120 De grondwetgever meent dus dat de indeling in taalgebieden in artikel 4 van de Grondwet reeds impliceert dat in elk van deze gebieden officiële talen bestaan. Het nut van de uitdrukkelijke erkenning van de drie officiële talen in de Grondwet was bijgevolg overbodig, de inschrijving werd enkel overwogen omwille van psychologische voordelen. 121 Het verslag van de Senaatscommissie vervolgt dat: de grondwettelijke erkenning van officiële talen per gebied geen wijziging brengt in de huidige wettelijke toestand, zoals deze onder meer voortvloeit uit de wetten van 30 juli en 2 augustus De bestaande faciliteiten voor anderstaligen zouden dus niet opgegeven worden door de erkenning van de officiële talen per taalgebied. Tot slot besluit het verslag dat de decreetgevers wel het bijkomend gebruik van een taal kunnen toelaten. Op de vraag of dit geen schending van het homogeniteitsbeginsel inhield, antwoordt een lid van de Commissie: [...] de homogeniteit, evenals de autonomie, [ ] bestaat [erin] dat geen andere taal dan die van het gebied mag worden opgelegd, maar dat die wel mag worden toegelaten. 123 Uiteindelijk is de voorgenomen wijziging van het huidige artikel 30 van de Grondwet er niet gekomen, doch RIMANQUE stelt terecht dat: er [ ] geen afdoende reden [is] om de wil van de grondwetgever in verband met de betekenis van artikel [4][ ] niet mede te interpreteren aan de hand van de werkzaamheden voor art. [30]. 124 Het is bijgevolg mogelijk om uit de bespreking van artikel 30 af te leiden dat de indeling in taalgebieden in artikel 4, de aanduiding van de officiële talen per taalgebied impliceert. Daarnaast is het de wetgever in eentalige gebieden toegestaan om een specifieke regeling in te voeren in bepaalde gemeenten of in bepaalde instellingen, doch dit kan enkel indien men hierbij geen afbreuk doet aan de officiële taal van het gebied. Tenslotte valt uit de parlementaire bespreking van artikel 30 af te leiden dat het gebruik van de streektaal van het eentalig gebied verplichtend is. Het is verboden een andere 119 J. VELAERS, Het gebruik van de talen in G. VAN HAEGENDOREN en B. SEUTIN (eds.), De bevoegdheidsverdeling in het federale België, Brugge, die Keure, 2002, Parl.St. Senaat , nr. 390, J. VELAERS, Het gebruik van de talen in G. VAN HAEGENDOREN en B. SEUTIN (eds.), De bevoegdheidsverdeling in het federale België, Brugge, die Keure, 2002, Parl.St. Senaat , nr. 390, Parl.St. Senaat , nr. 390, K. RIMANQUE, Kanttekeningen bij een herziene Grondwet, RW , pag. 27

28 taal op te leggen dan deze van het taalgebied, maar men kan wel het bijkomend gebruik van een andere taal toelaten Draagwijdte van artikel 4 van de Grondwet Hoewel zowel het Grondwettelijk Hof als de Raad van State oordelen dat artikel 4 van de Grondwet een bevestiging van het territorialiteitsbeginsel inhoudt, is er echter grote verdeeldheid gerezen over de concrete draagwijdte van dit artikel. In dit onderdeel wordt een korte weergave gegeven van de zienswijze van beide rechtscolleges. a. Het Voerenadvies De oudste visie omtrent de draagwijdte van artikel 4 vindt men terug in het zogenaamde Voerenadvies van de afdeling wetgeving van de Raad van State. Dit advies behandelde een ontwerp dat tot doel had de gemeente Voeren te onttrekken aan de provincie Limburg, rechtstreeks afhankelijk te maken van de Minister van Buitenlandse zaken en er een soort van personeel, de facto tweetalig, statuut aan te geven. In zijn advies onderzocht de Raad dan ook of dit gegeven niet haaks stond op de indeling van de gemeente bij het Nederlandse taalgebied. 126 De afdeling wetgeving van de Raad van State wees erop dat men: op straffe van ontzegging van enige verdere betekenis aan de indeling in taalgebieden, niet [kan] ontkomen aan de conclusie dat de taal van het gebied, bij het bepalen van een rechtsregeling voor het gebruik van de talen in dat gebied, ook dan nog voorrang moet behouden wanneer, om reden van lokale omstandigheden, een bijzondere regeling wordt vastgesteld die van de algemeen geldende regeling afwijkt. 127 De Raad van State vervolgde: Dit betekent niet alleen dat in een eentalig gebied bijzondere regelingen er niet mogen op uitlopen dat de taal van dat gebied door die van een ander gebied verdrongen wordt, maar zelfs dat die bijzondere regelingen er niet mogen op neerkomen dat de twee talen in alle opzichten worden gelijk gesteld. 128 Volgens de Raad is een dergelijke gelijkstelling immers het kenmerk van een tweetalig statuut. Dergelijk tweetalig stelsel is echter, in navolging van de indeling in taalgebieden waarin artikel 4 voorziet, enkel grondwettelijk toelaatbaar voor het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Wanneer een bijzondere taalregeling die geldt binnen een eentalig gebied de voorrang van de taal van het eentalige gebied niet eerbiedigt, is deze regeling in strijd met artikel 4 van de Grondwet. 129 Artikel 4 waarborgt dus niet enkel de taalhomogeniteit van de eentalige taalgebieden, doch evenzeer het tweetalige karakter van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Antwerpen, Intersentia, 2003, J. VELAERS, Het gebruik van de talen in G. VAN HAEGENDOREN en B. SEUTIN (eds.), De bevoegdheidsverdeling in het federale België, Brugge, die Keure, 2002, Adv.RvS 5 september 1972 over het wetsontwerp houdende het statuut van het kanton van de Voer, Parl.St. Kamer , nr. 282/5, Ibid. 129 Ibid. 130 H. VUYE, Het territorialiteitsbeginsel in de rechtspraak van de Grondwettelijk Hof en de Raad van State: eenduidig of meerduidig?, CDPK 2007, 12. pag. 28

29 Deze zienswijze werd ten volle bevestigd in het arrest-germis van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 131 b. De zaak Germis Deze zaak betrof een vordering voor de vernietiging van een reeks bestuurshandelingen die waren verricht tijdens een vergadering van de gemeenteraad van Beersel. Voor bepaalde bestuurshandelingen (waaronder o.a. de eedaflegging van sommige gemeenteraadsleden) was immers de Franse taal gebruikt. Beersel ligt echter in het eentalig Nederlands taalgebied. De bestuurshandelingen werden dan ook terecht door de Raad van State vernietigd. 132 Het arrest leest als volgt: Overwegende dat de grondwetgever, wanneer hij in artikel [4] heeft gesteld dat er in België vier taalgebieden bestaan, geen etnografische vaststellingen heeft willen doen maar [ ] een rechtsbegrip heeft willen instellen; dat in de grondwettelijke voorschriften taalgebied derhalve niet betekent een gebied waar in feite een bepaalde taal wordt gesproken, maar een gebied waar in rechte een bepaalde taal moet worden gesproken of met betrekking waarop een bepaalde taal moet worden gebruikt. 133 Uit het geciteerde valt een eerste regel af te leiden. Volgens de Raad heeft de grondwetgever met de taalgebieden een rechtsbegrip willen instellen. Dit gegeven brengt voor de gewone wetgever met zich mee dat hij de voorrang van de taal van het eentalige taalgebied dient te respecteren, evenzeer als hij de tweetaligheid van het tweetalige taalgebied dient te eerbiedigen. De Raad vervolgt: Dat rekening houdend met het ongewijzigd gebleven artikel [30] van de Grondwet zulks niet anders kan betekenen dan dat het door artikel [4] bedoelde Nederlands taalgebied [ ] het gebied is waar en waarvoor de officiële taal het Nederlands is, d.i. de taal die voor handelingen van het openbaar gezag en voor gerechtszaken moet worden gebruikt, behoudens uitdrukkelijk door de wet of decreet te stellen uitzonderingen. 134 Hieruit blijkt dat de Raad meent dat in de eentalige taalgebieden de taal voor bestuurshandelingen de taal is van het taalgebied. In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad zijn de bestuurstalen logischerwijze het Frans en het Nederlands. Voor de gemeentelijke overheden betekent dit, aldus de Raad, dat: [ ] de gemeenteoverheid, daarin begrepen individueel optredende gemeenteraadsleden, [is] thans direct krachtens de Grondwet voor het verrichten van al hun bestuurshandelingen in beginsel tot het gebruiken van het Nederlands in het Nederlands taalgebied gehouden, op welk beginsel de overheid enkel uitzondering kan maken in de gevallen welke uitdrukkelijk bij wet op decreet zijn vastgesteld RvS 17 augustus 1973, nr , Germis. 132 H. VUYE, Het territorialiteitsbeginsel in de rechtspraak van de Grondwettelijk Hof en de Raad van State: eenduidig of meerduidig?, CDPK 2007, Eigen onderlijning. 134 Eigen onderlijning. 135 Eigen onderlijning. pag. 29

30 Artikel 4 van de Grondwet heeft dan ook, volgens de zienswijze van de Raad van State, een rechtstreekse invloed op het taalgebruik door de overheden in de taalgebieden. Deze laatste moet bij het stellen van bestuurshandelingen de taal van het taalgebied gebruiken. 136 De gemeentelijke mandatarissen dienen bijgevolg de eed af te leggen in de taal van het taalgebied. Ook hun mondelinge en schriftelijke tussenkomsten moeten in die taal gebeuren. 137 Dit is een tweede belangrijke regel die men terugvindt in de Germis-rechtsspraak. Een laatste regel die de Raad leest in artikel 4 betreft een interpretatieregel. Verder in haar arrest stelt de Raad van State immers dat de uitzonderingen op de taalhomogeniteit van het eentalige taalgebied, i.e. de faciliteiten, restrictief dienen worden te geïnterpreteerd. 138 Uitzonderingen moeten immers het karakter van uitzonderingen behouden. De Raad van State meent dat: Het in artikel [4] opgenomen beginsel [ ] als een beperking [verschijnt] van de in artikel [30] aan de gewone wetgever toegekende vrijheid van de in artikel [129] aan de decretale wetgever toegekende bevoegdheid om het gebruik der talen voor de overheid te regelen, zodat artikel [4] de constitutionele waarborg uitmaakt die het de wetgever verbiedt een zodanig regime in een bepaald eentalig gebied in te stellen dat de taal van dat gebied in werkelijkheid niet langer de status van officiële taal zou hebben, niet alleen voor de handelingen van de bestuursoverheden, maar ook [ ] voor alle handelingen van welk soort overheid ook, tot welke macht die ook behore. Naast de inperking van de principiële taalvrijheid uit artikel 30 van de Grondwet, beperkt artikel 4 eveneens de bevoegdheid van de federale wetgever om op grond van artikel 30 het taalgebruik te regelen voor de handelingen van het openbaar gezag en voor gerechtszaken. Verder behelst deze bepaling een beperking van de bevoegdheid van de Gemeenschappen om op grond van artikel 129 het taalgebruik te regelen inzake bestuurszaken, het onderwijs en de sociale betrekkingen tussen werkgevers en hun personeel. 139 Kort samengevat kan men stellen dat de Raad van State in het arrest Germis drie onderscheiden regels heeft ontdekt in artikel 4 van de Grondwet, zijnde i) het territorialiteitsbeginsel in de strikte zin, ii) een regel inzake het gebruik der talen en iii) een interpretatieregel. 140 Tot slot valt hierbij nog op te merken dat de draagwijdte van het besproken arrest beperkt blijft tot die domeinen waar de wet- of decreetgever, krachtens de Grondwet, gemachtigd is om het gebruik van de 136 J. VELAERS, Het gebruik van de talen in G. VAN HAEGENDOREN en B. SEUTIN (eds.), De bevoegdheidsverdeling in het federale België, Brugge, die Keure, 2002, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, H. VUYE, Het territorialiteitsbeginsel in de rechtspraak van de Grondwettelijk Hof en de Raad van State: eenduidig of meerduidig?, CDPK 2007, J. VELAERS, Het gebruik van de talen in G. VAN HAEGENDOREN en B. SEUTIN (eds.), De bevoegdheidsverdeling in het federale België, Brugge, die Keure, 2002, H. VUYE, Het territorialiteitsbeginsel in de rechtspraak van de Grondwettelijk Hof en de Raad van State: eenduidig of meerduidig?, CDPK 2007, 14. pag. 30

31 talen te regelen. 141 Artikel 4 brengt geen rechten of verplichtingen met zich mee ten opzichte van particulieren. 142 c. Bevestiging van de Germis rechtspraak Het Germis-arrest was slechts een eerste arrest uit een hele reeks. Zo paste de Raad van State in 1979 de Germis-rechtspraak toe op de gemeenteraad van de randgemeente Wezembeek-Oppem, een gemeente met een speciale taalregeling. 143 De Raad stelde dat het bestuur voor beperkte en limitatief bepaalde verrichten van de algemene regel, nl. dat het Nederlands de bestuurstaal is, moet afwijken, maar dat dit enkel kan ten voordele van de bestuurden en niet van de bestuurders. Voor deze laatste is het Nederlands de enige bestuurstaal. In hun betrekkingen met Franstalige geadministreerden moeten zij ook voor hun bestuurshandelingen de Nederlandse taal gebruiken. 144 Deze interpretatie van de faciliteiten werd ook in het arrest Verheyden 145 hernomen. 146 In 1983 meende de Raad dat de verplichting voor de bestuurders om de streektaal te gebruiken als bestuurstaal, ook de verplichting inhoudt om die taal voldoende te kennen. 147 De Raad oordeelde dat deze verplichting als een impliciete doch voor de hand liggende verkiesbaarheidsvereiste geldt en dat gelet op de evidentie zelf van deze voorwaarde, in beginsel [ ] moet verondersteld worden dat ieder verkozen politiek, mandataris ze ook vervult, tenzij bewijs van het tegendeel 148. d. Het arrest van het Arbitragehof van 26 maart 1986 De rechtspraak van de Raad van State werd op verschillende vlakken tegengesproken door het toenmalige Arbitragehof. Het Hof mocht dan wel de mening delen dat artikel 4 een beperking [behelst] van de bevoegdheid van de wetgevers inzake taalgebruik en [ ] de grondwettelijke waarborg van de voorrang van de taal van het eentalig gebied of van het tweetalig karakter van het gebied [vormt] 149, doch het Hof voegde hieraan toe dat art. [4] op zichzelf geen wijziging [meebrengt] van de juridische ordening en dat uit dit artikel niet kan worden afgeleid dat het rechtstreeks, in se, verplichtingen met betrekking tot het gebruik van de talen of een vereiste van talenkennis ten aanzien van overheidsmandatarissen zou opleggen Het Hof meende dus dat artikel 4 van de Grondwet de basis was voor de toepassing van het territorialiteitsbeginsel, maar was het niet eens over de precieze draagwijdte van voormeld artikel. 141 Ibid. 142 Cass. 12 november 1982, Arr.Cass , 353: Noch artikel [4], noch enige andere bepaling of enig ander beginsel poneert de eentaligheid van de natuurlijke personen. 143 J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Antwerpen, Intersentia, 2003, RvS 20 maart 1979, nr , Carlier, Arr.RvS 1979, RvS 6 april 1982, nr , Verheyden. 146 J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Antwerpen, Intersentia, 2003, J. VELAERS, Het gebruik van de talen in G. VAN HAEGENDOREN en B. SEUTIN (eds.), De bevoegdheidsverdeling in het federale België, Brugge, die Keure, 2002, RvS 8 november 1983, nr , Verkiezing van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn van Wezembeek-Oppem, Arr.RvS 1983, Arbitragehof 26 maart 1986, nr. 17/86, BS 17 april Arbitragehof 26 maart 1986, nr. 17/86, BS 17 april A. ALEN en R. ERGEC, Het territorialiteitsbeginsel in de Belgische en de Europese rechtspraak. Een poging tot synthese, RW , 418. pag. 31

32 e. De reactie van de Raad van State Op 30 september 1986 velde de Raad van State een aantal arresten waarin ze oordeelde dat aan de overwegingen van het Arbitragehof met betrekking tot artikel 4 van de grondwet geen gezag van gewijsde toekwam. De Raad beschouwde de overwegingen als een obiter dictum. 152 f. De Pacificatiewet van 1988 Deze tegenstellingen in de rechtspraak hebben geleid tot de Pacificatiewet van 9 augustus Deze wet voegde het art. 68bis in de gemeentekieswet (i.e. het huidige art. 72bis Nieuwe Gemeentewet) in en art. 25ter in de organieke wet op de OCMW s. Ze bepaalde dat de gemeentelijk of OCWMmandatarissen van de rand- en taalgrensgemeenten voldoende kennis van de taal van het taalgebied moeten hebben. Deze kennis wordt wel vermoed. Dit vermoeden is onweerlegbaar ten aanzien van de verkozen mandatarissen (bv. de gemeenteraadsleden) en weerlegbaar ten aanzien van de benoemde mandatarissen (bv. de burgemeester). 153 g. Het arrest van het Arbitragehof van 10 maart 1998 De Pacificatiewet verlegde de kern van de discussie tussen beide rechtscolleges van artikel 4 van de Grondwet naar de artikelen 10 en 23 van de Taalwet Bestuurszaken. De Raad van State meent immers dat, naast artikel 4 van de Grondwet, ook artikelen 10 en 23 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 de gemeentelijke mandatarissen verplichten de streektaal te gebruiken. Deze verplichting slaat, aldus de Raad, zowel op de gemeenteraadsleden, als op de burgemeester en schepenen. 154 Het Grondwettelijk Hof stelt echter dat voormelde artikelen enkel slaan op de burgemeester en schepenen, doch niet op de gemeenteraadsleden 155 : Allereerst zij opgemerkt dat de verplichting om in de randgemeenten tijdens de gemeenteraadszittingen de taal van het taalgebied te gebruiken uitsluitend geldt voor de Burgemeester en de andere leden van het college van Burgemeester en schepenen en dus niet voor de andere leden van de gemeenteraad. 156 Het standpunt van het Grondwettelijk Hof ter zake houdt echter geen steek. Door te aanvaarden dat de artikelen 10 en 23 van de Taalwet Bestuurszaken de burgemeester en schepenen verplichten om tijdens de beraadslagingen van de gemeenteraad de streektaal te gebruiken, erkent het Hof beraadslagingen van de gemeenteraad als binnendiensten. 157 Waarom het Hof het taalgebruik van een gemeenteraadslid in de gemeenteraad dan ook niet kwalificeert als een binnendienst blijft een raadsel. 152 Zie o.a.: RvS 30 september 1986, nr , Broers; RvS 30 september 1986, nr , Happart; RvS 30 september 1986, nr , Peeters. 153 A. ALEN en R. ERGEC, Het territorialiteitsbeginsel in de Belgische en de Europese rechtspraak. Een poging tot synthese, RW , 418; H. VUYE, Het territorialiteitsbeginsel in de rechtspraak van de Grondwettelijk Hof en de Raad van State: eenduidig of meerduidig?, CDPK 2007, Zie o.a. RvS 12 juni 1990, nr , Walraet; RvS 29 juni 2001, nr , Linkebeek. 155 Arbitragehof 10 maart 1998, nr. 26/98, BS, 21 mei 1998, RW , noot W. PAS. 156 Arbitragehof 10 maart 1998, nr. 26/98, overw. B H. VUYE, Het territorialiteitsbeginsel in de rechtspraak van de Grondwettelijk Hof en de Raad van State: eenduidig of meerduidig?, CDPK 2007, 21-22; H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, ; J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Antwerpen, Intersentia, 2003, pag. 32

33 Hoewel het noodzakelijk lijkt het gezag van de arresten van het vroegere Arbitragehof te erkennen, lijkt de interpretatie van de Raad van State mijn inziens de voorkeur te genieten. 4. De huidige taalwetgeving In dit onderdeel wordt de vigerende taalwetgeving besproken. Aangezien de vrijheid van taalgebruik steeds het basisbeginsel vormt, lijkt het evident van hieruit te vertrekken. Daarna worden de verschillende domeinen besproken die onderworpen zijn aan een bepaald taalregime. Hierbij wordt telkens aandacht besteed aan de impact van het territorialiteitsbeginsel ter zake. a. De taalvrijheid als basisbeginsel i. Algemeen Het basisbeginsel van de grondwettelijke taalregelgeving is de taalvrijheid. Artikel 30 G.W. bepaalt immers het volgende: Het gebruik van de in België gesproken talen is vrij; het kan niet worden geregeld dan door de wet en alleen voor handelingen van het openbaar gezag en voor gerechtszaken. Deze bepaling waarborgt in de eerste plaats een aspect van de individuele persoonlijke vrijheid. Men kan de vrijheid van taalgebruik aanzien als een deelaspect van de grondwettelijke gewaarborgde vrijheden van persoon en van meningsuiting en pers. 158 Krachtens artikel 191 van de Grondwet komt dit recht ook toe aan vreemdelingen die zich op het Belgisch grondgebied bevinden. Een inbreuk op de vrijheid van taalgebruik dient men te beschouwen als een fout in de burgerrechtelijke zin. 159 Inperkingen dienen restrictief geïnterpreteerd te worden. 160 ii. Beknopt geschiedkundig overzicht Artikel 30 van de Grondwet dateert reeds van In zijn oorspronkelijke versie luidde het artikel als volgt 161 : L emploi des langues usitées en Belgique est facultatif; il ne peut être réglé que par la loi. Op voorstel van Raikem en Devaux werd de uiteindelijke bepaling duidelijker en restrictiever verwoord. Op die manier werd een verzoening bereikt tussen taalvrijheid voor particulieren en de taaleenheid in het bestuur. 162 Voor de Franstalige burgerij was de ingeschreven taalvrijheid immers een evidentie, daar ze in haar ogen de natuurlijke suprematie van de Franse taal met zich zou meebrengen. 163 De grondwetgever van 158 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2007, Rb. Brussel, 6 oktober 1999, RW , RvS 27 januari 1954, nr. 1302, Oostende. 161 T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, 4; zie ook: J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Antwerpen, Intersentia, A. ALEN, Het Belgische Federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen, Maklu, 1994, 140. pag. 33

34 1831 beoogde dus met de invoering van artikel 30 de vrijheid van het gebruik van de Franse taal te waarborgen door iedereen, overal en in alle omstandigheden. 164 Een meerderheid van Vlamingen binnen de Belgische bevolking en een aantal ophefmakende rechtszaken (o.a. de zaak Coucke en Goethals) leidden uiteindelijk tot een eerste reeks van taalwetten die voorzagen in de erkenning van het Nederlands naast het Frans in Vlaanderen. Kortom: tweetaligheid in Vlaanderen, naast het behoud van de eentaligheid in Wallonië. 165 Een eerste grote overwinning voor de Vlamingen betrof de wet van 18 april Deze wet erkende de officiële gelijkheid van beide landstalen in wetgevingszaken; daarom noemden de Vlamingen deze wet de gelijkheidswet. 166 Bij wet van 31 juli werd de taalwetgeving in bestuurszaken enigszins verfijnd. Voor de eerste keer werd het territorialiteitsbeginsel inzake taalwetgeving aanvaard. Vanaf dat ogenblik waren de Franstaligen die in Vlaanderen een openbaar ambt uitoefenen immers verplicht de Nederlandse taal te kennen. 168 Voormelde wetgeving deed echter geen afbreuk aan het recht van particulieren om zich in het gehele land in hun taal tot de overheid te richten en in die taal te woord gestaan te worden. 169 Het beginsel van tweetaligheid van de ambtenaren, zoals dit vervat zat in de wet van 1921, werd verlaten met de wetten van 1932 en 1935: streektaal is bestuurs-, onderwijs- en gerechtstaal. 170 Het beginsel van eentaligheid van de landsstreken werd definitief ingevoerd. Voor de plaatselijke besturen in de Brusselse agglomeratie werd een verplichte tweetaligheid ingevoerd. 171 Daarnaast werd eveneens een systeem ingevoerd dat het faciliteitenstelsel liet inrichten wanneer 30% van de bevolking verklaarde een andere taal te spreken dan de officiële taal van de gemeente. Indien 50 % van de bevolking verklaarde een andere taal te spreken, dan schoof de taalgrens op. 172 Dit laatste gegeven gaf aanleiding tot grote onvrede. Bij wet van 8 november 1962 werd dan ook de taalgrens definitief vastgelegd. Bij wet van 2 augustus 1963 werd het gebruik van de talen in bestuurszaken geregeld. 173 Deze wetten legden de taalgrens vast, pasten de provincie-, arrondissements- en gemeentegrenzen hieraan aan en deelden het land in vier taalgebieden in K. RIMANQUE, De grondwet toegelicht, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2003, A. ALEN, Het Belgische Federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen, Maklu, 1994, J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Antwerpen, Intersentia, 2003, Wet van 21 juli 1921 op het taalgebruik in bestuurszaken, BS 12 augustus A. ALEN, Het Belgische Federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen, Maklu, 1994, T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, A. ALEN, Het Belgische Federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen, Maklu, 1994, T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, De wetten van 28 juni 1932, 8 november 1962 en 2 augustus 1963 werden gecoördineerd bij het K.B. van 18 juli 1966 houdende coördinatie van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, BS 2 augustus 1966 (Taalwet Bestuurszaken). 174 A. ALEN, Het Belgische Federalisme in INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FEDERALISME (ed.), Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen, Maklu, 1994, 150. pag. 34

35 iii. Draagwijdte van artikel 30 van de Grondwet Artikel 30 waarborgt niet de algemene taalvrijheid. De gewaarborgde vrijheid is beperkt tot de in België gesproken talen. De exacte draagwijdte van deze zinsnede wordt in de rechtsleer op verschillende manieren benaderd. Enerzijds vindt men in de rechtsleer de stelling terug dat de in België gesproken talen dezelfde zijn als de officiële talen, nl. het Frans, het Nederlands en het Duits. 175 Anderzijds kan men voorhouden dat het gaat om de feitelijk in België gesproken talen. Vaak heeft men het in de rechtsleer ter zake over de nationale talen. 176 Een nationale taal is een taal die door een deel van de bevolking (Belgen of vreemdelingen) op een aanzienlijk deel van het Belgisch grondgebied wordt gesproken. 177 Tot op heden zijn er in de rechtspraak echter nog geen dergelijke talen erkend. Er is echter nog een andere zienswijze die juister lijkt dan de voorgaande stellingen, nl. deze van J. CLEMENT. Deze auteur maakt het onderscheid tussen taalvrijheid in de private sfeer en taalvrijheid in de publieke sfeer. Hij stelt dat in de private sfeer de vrijheid van alle talen geldt. Dit standpunt lijkt de voorkeur te genieten, aangezien de vrijheid van taalgebruik zodanig is verbonden met de vrijheid van persoon, dat een regeling van het taalgebruik in de private sfeer uitgesloten lijkt. In de publieke sfeer wordt het toepassingsgebied van de in het artikel 30 van de Grondwet gewaarborgde taalvrijheid echter medebepaald door de erkenning van de officiële talen in de Grondwet. Artikel 4 van de Grondwet deelt het land op in vier taalgebieden. Bijgevolg heeft de notie de in België gesproken talen enkel betrekking op het Nederlands, het Frans en het Duits. 180 Ook G. GOEDERTIER en J. VANDE LANOTTE treden dit standpunt bij. 181 iv. Mogelijkheid tot wettelijke regeling De taalvrijheid is de regel, de taalwetgeving op basis van het territorialiteitsbeginsel is de uitzondering. 182 De taalvrijheid mag immers ingeperkt worden voor een limitatief aantal domeinen. In de publieke sfeer kan de taalvrijheid bij wet of decreet worden beperkt voor de in artikel 30 en 129 van de grondwet aangewezen aangelegenheden. Lokale besturen zijn niet bevoegd om het taalgebruik in gemeenten of provincies te regelen Zie o.a. K. RIMANQUE, De grondwet toegelicht, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2003, Zie o.a. J. VELAERS, Het gebruik van de talen in G. VAN HAEGENDOREN en B. SEUTIN (eds.), De bevoegdheidsverdeling van het federale België, Brugge, die Keure, 2002, 50-59; T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, RvS 1 oktober 1986, nr , Cheema. In dit arrest erkende de Raad van State slechts drie nationale talen, nl. het Nederlands, het Frans en het Duits. 179 Een nationale taal dient dus ook onderscheiden te worden van een officiële taal. Een officiële taal is een taal die door de overheid wordt gebruik in haar betrekkingen met de burger. Een nationale taal betreft een taal die van overheidswege wordt erkend als een taal die gebruikt wordt door de bevolking. In België zijn zowel de officiële als de nationale talen het Nederlands, het Frans en het Duits. Doch, in bijvoorbeeld Zwitserland is het Rhaeto-Romaans een nationale taal, zonder dat deze als officiële taal geldt. Dit wordt verder nog verduidelijkt bij de bespreking van het Zwitserse taalbeleid. 180 J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Antwerpen, Intersentia, 2003, J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2007, J. VELAERS, Territorialiteit versus personaliteit: een never ending story? in P. POPELIER, D. SINARDET, J. VELAERS en B. CANTILLON (eds.), België, quo vadis? Waarheen na de zesde staatshervorming?, Antwerpen, Intersentia, 2012, 80. pag. 35

36 Luidens artikel 30 van de Grondwet kan het taalgebruik enkel voor handelingen van het openbaar gezag en gerechtszaken geregeld worden. Deze opsomming is echter niet volledig. Artikel 129, 1, 3 van de Grondwet bepaalt immers: De raden van de Vlaamse en de Franse gemeenschap regelen, bij uitsluiting van de federale wetgever, iedere wat hem betreft, bij decreet, het gebruik van de talen voor: 1 de bestuurszaken; 2 het onderwijs in de door de overheid opgerichte, gesubsidieerde of erkende instellingen; 3 de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsmede de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen. Artikel 129 van de Grondwet laat bijgevolg een bijkomend domein voor regeling in aanmerking komen. 184 Daarnaast bepaalt artikel 130 van de Grondwet dat de Duitstalige Gemeenschap bevoegd is om het taalgebruik in onderwijszaken te regele. Onder het regelen van het taalgebruik dient men te verstaan: zowel het opleggen van het gebruik van een bepaalde taal als het verbod van het gebruik van een bepaalde taal, als het gebruik van een bepaalde taal te verbieden. 185 Daarnaast is er ook een verschil tussen de begrippen bestuurszaken en handelingen van het openbaar gezag. Dit wordt verder behandeld in het onderdeel Taalgebruik in bestuurszaken (zie infra). De wet- of decreetgever dient het taalgebruik uitdrukkelijk te regelen. Bij afwezigheid van wettelijke regeling geldt de vrijheid van taalgebruik voor de particulier. 186 Daarnaast moeten, krachtens het bij artikel van de Grondwet gehuldigde principe van de taalvrijheid, de taalwetten restrictief worden geïnterpreteerd. 187 v. De bevoegdheidsverdeling Uit het voorgaande valt reeds af te leiden dat zowel de federale overheid als de gemeenschappen bevoegd zijn om bepaalde aspecten van het taalgebruik te regelen. Artikel 129 van de Grondwet legt de bevoegdheid om het taalgebruik te regelen in beginsel bij de Vlaamse en Franse Gemeenschap 188 : 1. De Raden van de Vlaamse en Franse Gemeenschap regelen, bij uitsluiting van de federale wetgever, ieder wat hem betreft, bij decreet, het gebruik van de talen voor: 1 de bestuurszaken; 2 het onderwijs in de door de overheid opgerichte, gesubsidieerde of erkende instellingen; 3 de sociale betrekkingen tussen werkgevers en hun personeel, alsmede de door de wet en verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van deze ondernemingen. 183 RvS 15 februari 2005, nr , Renard, NJW, Arbitragehof 30 januari 1986, nr. 10/86, BS 12 februari Arbitragehof 26 maart 1986, nr. 17, BS 17 april Deze zaak had eigenlijk betrekking op de term regelen in het artikel 129 van de Grondwet, maar men neemt aan dat deze interpretatie ook geldt voor de artikelen 30 en 130 van de Grondwet. 186 RvS 19 februari 1957, nr , N.V. Benelux Films. 187 RvS 27 januari 1954, nr , Oostende. 188 T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, 12. pag. 36

37 2. Deze decreten hebben kracht van wet, respectievelijk in het Nederlandse taalgebied en het Franse taalgebied, uitgezonderd wat betreft: - de gemeenten of groepen van gemeenten palend aan een ander taalgebied en waar de wet het gebruik van een andere taal dan die van het gebied waarin zij gelegen zijn, voorschrijft of toelaat. Voor deze gemeenten kan in de bepalingen betreffende het gebruik van de talen voor de aangelegenheden bedoeld in 1 geen verandering worde aangebracht dan bij een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid; - de diensten waarvan de werkkring verder reikt dan het taalgebied waarin zij gevestigd zijn; - de door de wet aangewezen federale en internationale instellingen waarvan de werking gemeen is aan meer dan één gemeenschap. De bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap is, luidens artikel 130 van de Grondwet, beperkt tot het taalgebruik in onderwijszaken. Uit dit alles kan men opmaken dat de federale wetgever bevoegd is gebleven voor de regeling van het taalgebruik in: - de gemeenten met een specifieke taalregeling, de diensten waarvan de werkkring verder reikt dan het taalgebied waarin ze gevestigd zijn en de in de wet aangewezen federale en internationale instellingen waarvan de werking gemeen is aan meer dan één gemeenschap; - het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad; - het Duitse taalgebied, behoudens de bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap inzake het taalgebruik in onderwijs; - voor handelingen van het openbaar gezag die niet onder de noemer bestuurszaken vallen, zoals onder meer het taalgebruik in gerechtszaken Artikel 4 van de Grondwet bepaalt dat het grondgebied van België is ingedeeld in drie eentalige taalgebieden en één tweetalig taalgebied. De bevoegdheid van de Gemeenschappen moet geïnterpreteerd worden in het licht van voormelde bepaling. De gemeenschappen zijn bijgevolg niet bevoegd om tweetaligheid in bestuurszaken in te voeren in de eentalige taalgebieden. Artikel 4 vormt immers de grondwettelijke waarborg voor de voorrang van de streektaal in de eentalige taalgebieden en voor het tweetalige karakter van het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad. 191 b. Taalgebruik in wetgevingszaken i. Het federale niveau 1. Indeling in taalgroepen Artikel 43 van de Grondwet bepaalt dat voor de bij de Grondwet bepaalde gevallen, [ ] de gekozen leden van elke Kamer in een Nederlandse en een Franse taalgroep [worden] ingedeeld op de bij de wet vastgestelde wijze Arbitragehof 25 maart 1986, nrs. 15 en 16, BS 17 april J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2007, 606; T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2007, Artikel 43, 1 Gw. pag. 37

38 De federale parlementsleden worden ingedeeld in een Nederlandse en een Franse taalgroep. De door het Parlement van de Duitstalige gemeenschap aangewezen senator en de senatoren van rechtswege maken geen deel uit van een taalgroep. 193 De indeling van senatoren in taalgroepen wordt uitdrukkelijk in de Grondwet geregeld. 194 De Nederlandstalige taalgroep bestaat uit 25 door het Nederlandse kiescollege gekozen senatoren, 10 Vlaamse Gemeenschapssenatoren en 6 Vlaamse gecoöpteerde senatoren. De Franse taalgroep omvat 15 senatoren die door het Franse kiescollege zijn gekozen, 10 Franse Gemeenschapssenatoren en 4 gecoöpteerde senatoren. 195 Er werd reeds op gewezen dat de Duitstalige Gemeenschapssenator en de senatoren van rechtswege geen deel uitmaken van een taalgroep (zie supra). Wat de Kamer betreft behoren de leden die zijn gekozen door de kiescolleges die deel uitmaken van het Nederlandse taalgebied tot de Nederlandse taalgroep. De leden die gekozen zijn door de kiescolleges die deel uitmaken van het Franse taalgebied en de leden die zijn gekozen door het kiescollege van het arrondissement Verviers 196 behoren tot de Franse taalgroep. 197 De leden die gekozen zijn door het kiescollege van het arrondissement Brussel behoren tot de Nederlandse dan wel Franse taalgroep naargelang de taal waarin ze de eed afleggen. Wanneer ze de taal in beide talen afleggen, dan is de taal waarin de eed het eerst is afgelegd bepalend. 198 Er bestaat geen Duitse taalgroep in het federale parlement. De indeling in taalgroepen is van belang voor de aanneming van bijzondere meerderheidswetten, voor de adviesverlening van de Raad van State en voor de toepassing van de alarmbelprocedure. 199 Zowel de bijzondere meerderheidswetten als de alarmbelprocedure bieden een zekere graad van bescherming aan beide taalgroepen. 2. Parlementaire werkzaamheden Vandaag de dag genieten de Franse en Nederlandse taal dezelfde officiële erkenning in de parlementaire werkzaamheden. Wetsontwerpen, wetsvoorstellen en memories van toelichting worden in beide talen opgesteld en rondgedeeld. Parlementsleden mogen zelf kiezen in welke taal ze hun voorstel doen. 200 Indien een wetsontwerp van de regering uitgaat, moet dit bij de kamers worden ingediend in beide talen. 201 Bij wetsontwerpen beslaan de Nederlandse en de Franse tekst afwisselend de linker- en de rechterzijde van de pagina om de gelijkwaardigheid van beide talen te benadrukken. In geval van een wetsvoorstel 193 J. DUJARDIN en J. VANDE LANOTTE, P. VANDEN HEEDE en G. GOEDERTIER, Basisbegrippen Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2004, Artikel 43, 2 Gw. 195 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht Publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2007, Bij de eedaflegging hebben de leden verkozen het kiesarrondissement Verviers wel de keuze tussen de Duitse of de Franse taal, maar zij behoren in beide gevallen tot de Franse taalgroep. 197 Artikel 43 Gw. jo. artikel 1 Wet 3 juli 1971, BS 6 juli 1971 jo. artikel 10, a) Reglement van de Kamer. 198 Artikel 43 Gw. jo. artikel 1 Wet 3 juli 1971, BS 6 juli 1971 jo. artikel 10, b) Reglement van de Kamer. 199 J. DUJARDIN en J. VANDE LANOTTE, P. VANDEN HEEDE en G. GOEDERTIER, Basisbegrippen Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2004, R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, Artikel 2, eerste lid Wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen (BS 21 juni 1963). pag. 38

39 wordt de originele tekst links geplaatst en de vertaling rechts. Ook hier worden beide teksten als gelijkwaardig beschouwd. 202 Tijdens de bespreking van de wetsvoorstellen en ontwerpen gebruiken de parlementsleden de taal naar keuze. Ook tijdens de debatten is dit het geval. In de praktijk spreekt men in zijn of haar moedertaal. 203 Het gebruik van de Duitse taal tijdens de besprekingen in de commissies en de plenaire vergaderingen is in beginsel toegestaan, maar Duitstalige parlementsleden gebruiken doorgaans de Franse taal. 204 Federale wetgeving wordt in het Nederlands en het Frans bekengemaakt in het Belgisch Staatsblad. In beginsel bestaat er geen authentieke Duitse tekst van federale normen, de enige uitzondering hierop is de Grondwet. Artikel 189 van de Grondwet bepaalt immers dat de tekst van de Grondwet in het Nederlands, in het Frans en in het Duits [is] opgesteld. De authentieke Nederlandstalige tekst van de Grondwet kwam er echter pas in 1967 en de authentieke Duitse tekst pas in 1991! 205 Voormelde situatie betekent echter niet dat er helemaal geen Duitse vertalingen van wetteksten worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Artikel 76 van de Wet Duitstalige Gemeenschap 206 bepaalt immers dat federale normen binnen een redelijke termijn in het Duits moeten worden vertaald. Het ontbreken van dergelijke bepaling ontneemt echter niet de bindende kracht van de federale norm t.a.v. de inwoners van het Duitse Taalgebied. Verdragen waarbij de Belgische staat partij is, worden in hun oorspronkelijke test in het Staatsblad bekengemaakt met de Nederlandse of de Franse Vertaling. 207 Indien de originele tekst in het Nederlands of Frans is, wordt logischerwijze enkel in de andere vertaling voorzien. ii. Het regionale niveau 1. Decreten van de deelparlementen VAN DYCK stelt dat het taalgebruik in de Belgische deelparlementen verband houdt met de taalgebieden waarop de respectieve decreten van toepassing zijn en met de taalgemeenschappen die er wonen. 208 Concreet valt uit deze stelling af te leiden dat in het Vlaams Parlement, dat bevoegd is voor zowel gemeenschaps- als gewestmateries, voor de debatten en voorbereidende documenten uitsluitend het Nederlands wordt gebruikt. In de Franse Gemeenschapsraad geldt hetzelfde voor het gebruik van de Franse taal. De Waalse Gewestregering is echter bevoegd voor zowel het Franse als het Duitse taalgebied. Hier komen bijgevolg zowel het Frans als het Duits aan bod. 202 R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, Ibid. 204 Ibid., J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, Wet 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, BS 18 januari Artikel 8 Wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken. 208 R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, 39. pag. 39

40 De decreten van de gemeenschappen en gewesten verschijnen in het Nederlands en het Frans in het Belgisch Staatsblad. 209 Er wordt immers steeds voorzien in een vertaling van de oorspronkelijke tekst. Daarnaast worden de normen van de Duitstalige Gemeenschap en van het Waalse Gewest eveneens in het Duits gepubliceerd Ordonnanties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad omvat de negentien Brusselse Gemeenten. 211 De grenzen van dit gebied vallen samen met deze van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 212 Net zoals het federale parlement, wordt de Brusselse Hoofdstedelijk Raad ingedeeld in twee taalgroepen, nl. een Nederlandse en een Franse taalgroep De taalgroep van de leden wordt bepaald door de taal waarin hun identiteitskaart is opgesteld. De kandidaten blijven voor alle verdere verkiezingen tot deze taalgroep behoren. 215 Het indienen van een voorstel gebeurt in de taal van de taalgroep van de opsteller van het voorstel. Tijdens de besprekingen hebben de raadsleden de keuze om het Frans of het Nederlands te gebruiken. In de praktijk spreekt elk lid echter gewoon de taal van de taalgroep waar hij of zij toe behoort. 216 De ordonnanties verschijnen in zowel het Nederlands als het Frans in het Belgisch Staatsblad. 217 De Nederlandse en Franse tekst worden tegenover elkaar afgedrukt, afwisselend op de linker en de rechterzijde. Dit wijst op de gelijkwaardigheid van beide talen. 218 iii. De plaatselijke besturen Voor de gemeentelijke en provinciale normering geldt de op het territorialiteitsbeginsel gebaseerde taalwetgeving in bestuurszaken. 219 Er werd reeds op gewezen dat artikel 4 van de Grondwet bepaalt dat elke gemeente deel uitmaakt van één taalgebied. In de gemeenten die behoren tot het homogeen Frans- of Nederlandstalig taalgebied zal zich hier niet snel een probleem stellen. Daar zullen de gemeenteraden verlopen in de taal van het desbetreffende taalgebied. Met de indeling in taalgebieden heeft de grondwetgever een rechtsbegrip willen instellen. Dit gegeven brengt voor de gewone wetgever met zich mee dat deze de voorrang van de taal van het eentalige taalgebied dient te respecteren, evenzeer als hij de tweetaligheid van het 209 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, Ibid. 211 H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, J. DUJARDIN en J. VANDE LANOTTE, P. VANDEN HEEDE en G. GOEDERTIER, Basisbegrippen Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2004, Ibid., Om die reden gebeuren de verkiezen aan de hand van eentalige kieslijsten. Tweetalige lijsten zijn verboden. 215 R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, Ibid. 217 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, 181. pag. 40

41 tweetalige taalgebied dient te eerbiedigen. Bijgevolg is de taal voor bestuurshandelingen de taal van het taalgebied. Een probleem stelt zich echter in de faciliteitengemeenten, waar een speciale regeling van toepassing is. De Raad van State oordeelde reeds dat de toegekende faciliteiten slechts ten voordele van een gedeelte van de bestuurden bestaan en niet voor de bestuurders. 220 Bijgevolg kunnen enkel de inwoners van de gemeenten gebruik maken van de faciliteiten. Overheidspersonen die hun mandaat of opdracht uitoefenen kunnen dit niet. Verder meent de Raad van State dat zowel artikel 4 van de Grondwet als de artikelen 10 en 23 van de Taalwet Bestuurszaken een verplichting creëren in hoofde van de gemeenteraadsleden en de burgemeester om tijdens de uitoefening van hun functie de taal van het taalgebied te gebruiken. 221 Het Grondwettelijk Hof stelt echter dat voormelde artikelen enkel slaan op de burgemeester en schepenen, doch niet op de gemeenteraadsleden 222 Interventies in de gemeenteraad en verslaggeving van gemeenteraadszittingen mogen enkel in de taal van het eentalig taalgebied. Enkel de stukken in de taal van het taalgebied zijn rechtsgeldig. Ook kunnen alleen mondelinge interventies en stemmen uitgebracht in de taal van het taalgebied rechtsgevolgen sorteren. 223 iv. Kort besluit De federale parlementsleden beschikken over het recht om tijdens de parlementaire debatten de officiële taal naar keuze te gebruiken. In de praktijk komt het gebruik van de Duitse taal echter nauwelijks tot niet voor. De federale wetgeving wordt telkens in twee (soms drie) officiële talen bekendgemaakt. Wat de Nederlandse en Franse versie betreft, kan men spreken van gelijkwaardigheid tussen beide teksten. De indeling in taalgroepen heeft het mogelijk gemaakt om enkele mechanismen in de besluitvorming in te bouwen die de minorisering van de taalgroepen dienen te voorkomen, denk bijvoorbeeld aan de alarmbelprocedure. In het licht van deze gegevens kan men besluiten dat de federale besluitvorming gebaseerd is op het beginsel van de personaliteit. De besluitvorming is immers niet afhankelijk van de lokale taalomgeving waar het parlement gevestigd is. De besluitvorming op het niveau van de deelgebieden en de plaatselijke overheden berust daarentegen op het territorialiteitsbeginsel. Bij de besluitvorming wordt uitsluitend de taal (of talen) van het taalgebied gebruikt. 220 Zie o.a.: RvS 20 maart 1979, nr , Carlier e.a. t. Wezembeek-Oppem; RvS 6 april 1982, nr , Verheyden t. Kraainem. 221 Zie: RvS 12 juni 1990, nr ,Walraet; RvS 23 maart 1999, nr , Wezembeek-Oppem; RvS 29 juni 2001, nr , Linkebeek. 222 Arbitragehof 10 maart 1998, nr. 26/98, BS, 21 mei 1998, RW , noot W. PAS. 223 Zie o.a.: RvS 6 april 1982, nr , Verheyden t. Kraainem; RvS 24 mei 1983, nr , Gemeente Sint- Genesius-Rode; RvS 24 mei 1983, nr , Gemeente Kraainem en Van Campen. pag. 41

42 c. Taalgebruik in gerechtszaken De bevoegdheid om het taalgebruik in gerechtszaken te regelen betreft een federale bevoegdheid. 224 Het begrip gerechtszaken heeft naast de activiteiten van de hoven en rechtbanken, eveneens betrekking op de administratieve rechtscolleges, de Raad van State en het Grondwettelijk Hof. 225 De federale wetgever is niet bevoegd om het taalgebruik te regelen in materies waarin jeugdbeschermingsmaatregelen moeten worden ten uitvoer gelegd. Dit valt wel onder de bevoegdheid van de gemeenschappen om het taalgebruik in bestuurszaken te regelen. 226 De wet van 15 juni regelt het taalgebruik in gerechtszaken voor de gewone hoven en rechtbanken. Deze wet gaat uit van twee basisprincipes. Allereerst is er de eentaligheid van de rechtspleging. Dit principe houdt in dat het rechtsgeding van begin tot einde slechts in één taal wordt gevoerd. Het tweede principe betreft het territorialiteitsbeginsel: streektaal is de rechtstaal. 228 In het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad zijn beide talen mogelijk. Ook in de rand- en taalgrensgemeenten bestaat een beperkte taalkeuze. 229 Het Grondwettelijk Hof stelt dat de wetgever, bij regeling van het taalgebruik in gerechtszaken, de fundamentele vrijheid van een particulier om zich te bedienen in de taal van zijn keuze moet verzoenen met de goede werking van de rechtsbedeling. Wanneer hij dit doet, dient de wetgever rekening te houden met de taalkundige verscheidenheid die bevestigd is in artikel 4 van de Grondwet. Dit artikel legt immers de vier taalgebieden vast, waarvan er één tweetalig is. 230 Concreet betekent dit dat de rechtspleging in burgerlijke zaken wordt gevoerd in de taal van de gedinginleidende akte, tenzij de verweerder vraagt dat de rechtspleging in de andere taal wordt verdergezet. Ook in de randgemeenten en de taalgrensgemeenten Voeren en Komen-Waasten is dit mogelijk, alsook voor de politierechtbanken van Halle en Vilvoorde. 231 De rechter kan wel steeds weigeren om op dit verzoek in te gaan, indien uit bepaalde elementen van de zaak blijkt dat de verweerder een voldoende kennis van de taal van de gedinginleidende akte bezit. 232 Voor het Grondwettelijk Hof en de Raad van State gelden ter zake bijzondere regels J. VELAERS, Het gebruik van de talen in G. VAN HAEGHEDOREN en B. SEUTIN (eds.), De bevoegdheidsverdeling in het federale België, Brugge, die Keure, 2002, J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2007, Arbitragehof 19 december 1991, nr. 40/ Wet 15 juli 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, BS 22 juli H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2007, Arbitragehof 4 november 1998, nr. 111/ H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, Ibid. 233 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2007, 622. pag. 42

43 d. Taalgebruik in bestuurszaken i. Algemeen Het leeuwendeel van de taalwetgeving inzake bestuurszaken vindt men terug in de wetten van 8 augustus 1962 en 2 augustus 1963, die in 1966 werden samengevoegd tot de Taalwet Bestuurszaken. Hoewel de bevoegdheid inzake taalgebruik voor bestuurszaken is overgeheveld naar de gemeenschappen, blijft de Taalwet Bestuurszaken de belangrijkste regeling voor het taalgebruik in bestuurszaken in België. De gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 hebben een ruim toepassingsgebied en regelen het taalgebruik van de openbare dienstverlening. Alle bedrijven en personen die een opdracht vanwege de overheid of taken in het algemeen belang uitoefenen vallen hieronder. Deze bedrijven en personen worden gelijkgesteld met de overheid. 234 In de Taalwet Bestuurszaken vindt men een onderscheid terug tussen plaatselijke diensten, gewestelijke diensten en diensten waarvan de werkkring het hele land bestrijkt. Plaatselijke diensten zijn diensten waarvan de werkkring niet meer dan één gemeente bestrijkt. 235 Het gaat in essentie om het gemeentebestuur en de ervan afgeleide diensten. 236 Diensten waarvan de werkkring meer dan één gemeente, maar niet het ganse land bestrijkt zijn gewestelijke diensten. 237 Klassieke voorbeelden ter zake zijn o.a. de provincies, de agglomeraties en de arrondissementele diensten. 238 Hierbij wordt wel opgemerkt dat men het begrip gewestelijke diensten dient te onderscheiden van de gewesten als deelentiteiten in het federale België. 239 Tot slot vermeldt de Taalwet Bestuurzaken de diensten waarvan de werkkring het hele land bestrijkt 240. Dit hoofdstuk valt echter uiteen in drie onderafdelingen: de centrale diensten (diensten waarvan de leiding uitgaat en die instaan voor eenheid in de administratieve rechtspraak), de uitvoeringsdiensten (diensten die het gehele land bestrijken, maar waarvan geen leiding uitgaat en die niet instaan voor de eenheid in de administratieve rechtsspraak) en de buitenlandse diensten (de diplomatieke en consulaire diensten). 241 ii. De federale diensten Artikel 41 van de Taalwet Bestuurszaken luidt: 234 T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, Art. 9 Taalwet Bestuurszaken. 236 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2007, 607; T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, 35; J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Antwerpen, Intersentia, 2003, Art. 32, eerste lid Taalwet Bestuurszaken. 238 T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2007, Art. 39 e.v. Taalwet Bestuurszaken. 241 T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, 38-40; J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2007, 607. pag. 43

44 De centrale diensten maken voor hun betrekkingen met de particulieren gebruik van die van de drie talen waarvan de betrokkenen zich hebben bediend. 242 Particulieren hebben dus het recht om zich in het Nederlands, het Frans of het Duits te wenden tot de federale centrale diensten waarvan de werkkring het ganse land bestrijkt, ongeacht hun woonplaats. 243 De wetgever lijkt met deze bepaling het territorialiteitsbeginsel deels te laten varen en het personaliteitsbeginsel in een afgezwakte vorm te introduceren in de Taalwet Bestuurszaken. 244 Indien een particulier de taal van het taalgebied niet spreekt of begrijpt, heeft hij bijgevolg een subjectief recht om in één van de andere landstalen te communiceren met de overheid. Deze laatste is verplicht om die taal te gebruiken. Indien de centrale (federale) dienst de taalaanhorigheid van de betrokkene niet kent, dan moet ze ervan uitgaan dat de taal van de woonplaats van de particulier ook diens eigen taal is. Dit betreft een vermoeden juris tantum. 245 Ook de akten, getuigschriften en vergunningen worden opgemaakt in de door de particulier gevraagde landstaal. 246 Berichten en mededelingen die de centrale diensten rechtstreeks aan het publiek richten, worden in het Nederlands en het Frans opgesteld. Dit geldt eveneens voor de formulieren die ze ter beschikking stellen van het publiek. 247 Uit de parlementaire voorbereiding van de Wet van 2 augustus 1963 blijkt dat het de bedoeling was van de wetgever om de taalhomogeniteit van de ééntalige gebieden te handhaven en te verstevigen. Daarom meent de Vaste Commissie voor Taaltoezicht dat de zinsnede in het Nederlands en in het Frans niet betekent dat berichten, mededelingen en documenten tweetalig moeten zijn, maar zo moeten worden geïnterpreteerd dat de tweetaligheid slechts betrekking heeft op die gevallen waar tweetalige publicaties vereist zijn, namelijk in het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad en in de gemeenten met een specifiek taalstatuut. 248 Daarnaast meent de Vaste Commissie voor Taaltoezicht dat de rechtstreeks aan het publiek gerichte mededelingen en berichten eentalig moeten zijn in de gemeenten in het homogeen Nederlandstalig of Franstalig taalgebied. 249 Voor de mededelingen, berichten en formulieren gericht aan het Duitstalig publiek geldt eenzelfde regeling. 242 Art. 41, 1 Taalwet Bestuurszaken. 243 Privé-bedrijven vallen niet onder de notie particulieren. Art. 41, 2 bepaalt immers dat aan de private bedrijven, die gevestigd zijn in een gemeente zonder specifieke taalregeling uit het Nederlands of Franse taalgebied, [in] [ ] de taal van het taalgebied [wordt] geantwoord. 244 T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, Ibid., Art. 42 Taalwet Bestuurszaken. 247 Art. 40, tweede lid Taalwet Bestuurszaken. 248 V.C.T. nr van 28 september 1967; R. RENARD, Talen in bestuurszaken, in de bedrijven en in de sociale betrekkingen in A.P.R. Gent, Story-Scientia, 1983, V.C.T. nr van 28 september 1967; V.C.T. nr van 10 september 1998; T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, Art. 39, 2 Taalwet Bestuurszaken. pag. 44

45 In hun betrekkingen met plaatselijke of gewestelijke diensten uit het Nederlandse, Franse of Duitse taalgebied gebruiken de centrale diensten de taal van het gebied. In hun betrekkingen met de diensten die gevestigd zijn in de randgemeenten of in een gemeente met een speciale regeling moeten de centrale diensten zich tot hen richten in de taal van hun gebied. 252 De interne diensttaal van de centrale diensten is de taal van het gebied waar de zetel van de dienst gevestigd is. 253 In hun binnendiensten en betrekkingen met de plaatselijke diensten uit Brussel- Hoofdstad dient de Nederlandse of de Franse taal te worden gebruikt. 254 De onderrichtingen aan het personeel, formulieren en drukwerken van de binnendiensten worden ingevolge artikel 39, 3 van de Taalwet Bestuurszaken in het Nederlands en in het Frans gesteld. 255 De regeling voor de uitvoeringsdiensten waarvan de werkkring het gehele land bestrijkt en voor de in het buitenland gevestigde diensten stemt grotendeels overeen met de regeling die hierboven besproken is. iii. Diensten van de gemeenschappen en de gewesten De gecentraliseerde en gedecentraliseerde diensten van de Vlaamse regering, de Franse Gemeenschapsregering en de Waalse Gewestregering zijn eentalig. Er bestaan echter uitzonderingen voor hun betrekkingen met particulieren uit de faciliteitengemeenten. 256 Behoudens enkele uitzonderingen, loopt de regeling voor de diensten van de Duitstalige Gemeenschap gelijk met het taalstelsel dat onder de Taalwet Bestuurszaken aan de plaatselijke diensten van het Duitse taalgebied is opgelegd. 257 In het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad zijn in beginsel zowel het Frans als het Nederlands de bestuurstalen. Voor de diensten die niet het volledige grondgebied van het gewest bestrijken, geldt dezelfde regeling als voor de plaatselijke diensten. 258 De publieke berichtgeving gebeurt in beide talen en in betrekkingen met de particulieren wordt het Frans of het Nederlands gebruikt, naargelang de keuze van de particulier. 259 De diensten van de Vlaamse Gemeenschapscommissie vallen daarentegen onder dezelfde taalregeling als de plaatselijke diensten van een gemeente zonder specifieke taalregeling in het Nederlands taalgebied. Men gebruikt dus het Nederlands. Voor de diensten van de Franse Gemeenschapscommissie geldt een analoge regeling; zij vallen onder dezelfde taalregeling als de plaatselijke diensten in het homogeen Franse taalgebied R. RENARD, Talen in bestuurszaken, in de bedrijven en in de sociale betrekkingen in A.P.R. Gent, Story- Scientia, 1983, R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, R. RENARD, Talen in bestuurszaken, in de bedrijven en in de sociale betrekkingen in A.P.R. Gent, Story- Scientia, 1983, Artikelen Gewone Wet Hervorming Instellingen. 257 Artikelen Wet Duitstalige Gemeenschap. 258 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, 29; R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en pag. 45

46 iv. De plaatselijke diensten 1. Het homogene Nederlandse en Franse taalgebied Voor het gebruik van de talen in bestuurszaken van de plaatselijke diensten geldt het beginsel van de eentaligheid. Wat het taalgebruik voor de binnendiensten betreft stelt artikel 10 van de Taalwet Bestuurszaken dat iedere plaatselijk dienst die in het Nederlandse [of] het Franse [ ] taalgebied gevestigd is, [ ] uitsluitend de taal van zijn gebied [gebruikt] in zijn binnendiensten Ook in zijn betrekkingen met andere diensten uit hetzelfde taalgebied en uit Brussel-Hoofdstad geldt het beginsel van de eentaligheid. 263 In berichten, mededelingen en formulieren die voor het publiek bestemd zijn mogen de plaatselijke diensten uitsluitend de taal van het taalgebied gebruiken. 264 Ook hier mogen geen vertalingen verspreid worden. 265 De gemeenteraden van de toeristische centra mogen echter wel beslissen dat de berichten en mededelingen die voor de toeristen bestemd zijn, minimum in drie talen opgesteld worden. 266 Het taalgebruik in de betrekkingen met particulieren wordt geregeld door artikel 12 van de Taalwet Bestuurszaken: iedere plaatselijke dienst, die in het Nederlandse [of] het Franse [ ] taalgebied is gevestigd, gebruikt uitsluitend de taal van zijn gebied voor zijn betrekkingen met de particulieren, onverminderd de mogelijkheid die hem gelaten wordt aan de particulieren, die gevestigd zijn in een ander taalgebied, te antwoorden in de taal waarvan de betrokkenen zich bedienen. 267 In beginsel geldt de eentaligheid dus ook in de communicatie met particulieren. Bij een analyse van dit artikel valt echter op dat de notie uitsluitend botst met de notie onverminderd de mogelijkheid [ ]. Men kan uit het voorgaande opmaken dat de plaatselijke diensten verplicht zijn om de streektaal te gebruiken in hun geïndividualiseerde contacten met particulieren uit hun eigen taalgebied, maar dat deze diensten inwoners uit een ander taalgebied mogen antwoorden in de taal waarvan deze laatsten zich hebben bediend. Dit laatste betreft echter een mogelijkheid en geen verplichting. 268 De akten die particulieren betreffen, worden opgesteld in de streektaal, maar iedere belanghebbende die er de noodzaak van aantoont, kan zich kosteloos een gewaarmerkte vertaling in het Nederlands, het Frans of het Duits laten uitreiken. 269 Ook de aan de particulieren uit te reiken getuigschriften, verklaringen, machtigingen en vergunningen worden opgesteld in de taal van het taalgebied. Iedere Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, 86; J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, Eigen onderlijning. De notie uitsluitend wijst erop dat het gebruik van vertalingen niet is toegestaan. 262 Art. 10, eerste lid Taalwet Bestuurszaken. 263 Art. 10, eerste lid Taalwet Bestuurszaken. 264 Art. 11, 1, eerste lid Taalwet Bestuurszaken. 265 T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, Art. 11, 3, eerste lid Taalwet Bestuurszaken. 267 Eigen onderlijning. 268 T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, Art. 13 Taalwet Bestuurszaken. pag. 46

47 belanghebbende kan wel kosteloos een gewaarmerkte vertaling bekomen, indien hij er de noodzaak van aantoont De faciliteitengemeenten o Algemeen De gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 voorzien in een specifieke taalregeling voor de tien taalgrensgemeenten, de zes Brusselse randgemeenten, twee gemeenten uit het Malmédyse en de gemeenten van het Duits taalgebied. 271 Deze gemeenten worden de faciliteitengemeenten genoemd. Faciliteiten zijn uitzonderingen op het eentalig karakter van een eentalig taalgebied. Ze laten de burgers toe om in hun contacten met de plaatselijke overheden een andere taal te gebruiken dan de streektaal. 272 Er dient aan te worden herinnerd dat faciliteiten enkel gelden voor een gedeelte van de bestuurden en niet voor het bestuur zelf. 273 De faciliteiten doen geen afbreuk aan het eentalige karakter van het taalgebied. Wanneer de wetgever in sommige gemeenten in een bijzondere regeling wil voorzien, dan moet hij de hogere norm, namelijk artikel 4 van de Grondwet, naleven. Dit is zowel door de Raad van State als het Grondwettelijk Hof bevestigd. Indien men het faciliteitenstelstel zou gaan interpreteren als een vorm van externe tweetaligheid, dan handelt men in strijd met de Grondwet. De door artikel 4 van de Grondwet gewaarborgde voorrang van streektaal geldt immers niet alleen voor het intern, doch ook voor het extern bestuur. 274 Faciliteiten zijn uitzonderingen op de eentaligheid, maar impliceren geen tweetaligheid! De wetgever mag dus geen faciliteitenregeling invoeren in een eentalig gebied die de facto neerkomt op tweetaligheid. 275 Toch beschouwen de Franstaligen de faciliteitenregeling in de randgemeenten als een stap in de richting van de aanhechting van deze gemeenten bij Brussel. Deze opvatting gaat echter in tegen de grondwet. De Belgische Grondwet erkent immers één en slechts één tweetalig gebied, namelijk de negentien gemeenten van het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest. De zes randgemeenten maken deel uit van het Nederlands taalgebied. 270 Art. 14, 1 Taalwet Bestuurszaken. 271 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, 602; R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, Zie o.a.: RvS 20 maart 1979, nr , Carlier e.a. t. Wezembeek-Oppem; RvS 6 april 1982, nr , Verheyden t. Kraainem. 274 J. CLEMENT, Omzendbrief-Peeters: Raad van State bevestigt institutionele basisgegevens van het land, (noot onder RvS 23 december 2004, nr ), TBP 2005/2, 61; J. CLEMENT, Bestuurstaal, faciliteiten en de resolutie Nabholz van de Raad van Europa. Geen taal, geen vrijheid? in Academiae Analecta 14, Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, 2003, 21; J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Antwerpen, Intersentia, 2003, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, pag. 47

48 o De faciliteitenregeling De binnendiensttaal is de taal van het taalgebied waarin de faciliteitengemeenten gelegen zijn. 276 De plaatselijke diensten van het Duits Taalgebied mogen een vertaling voegen bij de bescheiden die zij richten aan de diensten waaronder ze ressorteren en aan deze uit het tweetalig gebied Brussel- Hoofdstad. 277 Berichten en mededelingen die voor de bevolking zijn bestemd worden in de rand en taalgrensgemeenten 279 in twee talen opgesteld, namelijk het Frans en het Nederlands. In de gemeenten van het Duitse taalgebied worden zij in het Frans of het Duits opgesteld 280 en, indien de gemeenteraad daartoe beslist, is dit ook het geval in de gemeenten van het Malmedyse 281. De schriftelijke of mondelinge communicatie met particulieren verloopt automatisch in de taal waarvan de betrokkene zich heeft bediend of het gebruik heeft gevraagd. In de rand en taalgrensgemeenten 282 is dit het Nederlands of het Frans en in het Duitse taalgebied en de gemeenten uit het Malmedyse is dit het Frans of het Duits 283. Artikel 13 en artikel 30 van de Taalwet Bestuurszaken bepalen dat akten die particulieren betreffen in de taal van het taalgebied worden opgesteld. Iedere belanghebbende kan echter kosteloos en zonder enige verantwoording (opm.: vergelijk met de noodzaak die men vereist in het homogene Nederlandse en Franse taalgebied) een gewaarmerkte vertaling krijgen in, naargelang het geval, het Nederlands, het Frans of het Duits. 284 Verklaringen, machtigingen en vergunningen worden in de randgemeenten in het Nederlands of het Frans opgesteld, naargelang de keuze van de burger. 285 In de gemeenten uit het Malmedyse en het Duitse taalgebied heeft de particulier de keuze tussen het Duits of het Frans. 286 In de taalgrensgemeenten moet de streektaal gebruikt worden. 287 Tot slot worden ook speciale eisen gesteld inzake de taalkennis van de ambtenaren in deze gemeenten. Zo moeten in de taalgrensgemeenten bepaalde hogere ambtenaren geslaagd zijn voor een examen over voldoende kennis van de tweede taal 288 en moeten in de gemeenten uit het Malmedyse en het Duitse taalgebied de plaatselijke diensten zo worden georganiseerd dat het publiek zonder enige moeite in het Frans of het Duits kan worden te woord gestaan 289. In de randgemeenten kan niemand tot een ambt of betrekking benoemd of bevorderd worden indien hij de Nederlandse taal niet kent. 290 Daarnaast mag niemand in de gemeenten Drogenbos, Kraainem, Linkebeek en Wemmel een ambt bekleden, waarin hij omgang heeft met het publiek, zonder dat hij een elementaire kennis bezit van de Franse taal en 276 Art. 10 jo. 23 Taalwet Bestuurszaken. 277 Art. 10, tweede lid Taalwet Bestuurszaken. 278 Art. 24 Taalwet Bestuurszaken. 279 Art. 11, 2, tweede lid Taalwet Bestuurszaken. 280 Art. 11, 2, eerste lid Taalwet Bestuurszaken. 281 Art. 11, 1, tweede lid Taalwet Bestuurszaken. 282 Art. 12, derde lid en art. 25 Taalwet Bestuurszaken. 283 Art. 12, tweede lid Taalwet Bestuurszaken. 284 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, Art. 26 Taalwet Bestuurszaken. 286 Art. 14, 2 en 3 Taalwet Bestuurszaken. 287 RvS 12 augustus 1970, nr Art. 15, 2 Taalwet Bestuurszaken. Het tweede lid van dit artikel bepaalt eveneens dat personen die omgaan met het publiek moeten slagen voor een examen over de elementaire kennis van de tweede taal. 289 Art. 15, 3 Taalwet Bestuurszaken. 290 Art. 27 Taalwet Bestuurszaken. pag. 48

49 moeten de bevoegde overheden de diensten in de randgemeenten zo organiseren dat kan worden voldaan aan de specifieke taalregeling. 291 o Doel van de faciliteiten De Kamercommissie meende bij de parlementaire voorbereiding van de Taalgrenswet van 1962 dat het faciliteitenstelsel slechts tijdelijk een dwingende betekenis zou hebben. Men ging ervan uit dat deze regeling haar praktisch belang zou verliezen, door het aangepaste onderwijsstelsel in deze gebieden. 292 De finale doelstelling van de wetgever van was de inburgering van minderheden. Men wou de minderheden van de faciliteitengemeenten stimuleren om de bestuurstaal aan te leren en hen op die manier de kans bieden om te participeren in de werking van de democratie. Door het aanleren van de officiële taal van het taalgebied wou men het isolement van de minderheden voorkomen. 293 Problematisch is dat nergens in de wetgeving werd ingeschreven dat het faciliteitenstelsel vanzelf zou uitdoven. Zelfs indien de bestuurden tot wie de specifieke taalregeling zich richt tweetalig zouden worden, dan zal het faciliteitenstelsel toch steeds van invloed zijn op de nieuwkomers. Hier had men bij de parlementaire voorbereiding niet bij stilgestaan. 294 Het zou beter zijn geweest, mochten de faciliteiten enkel zijn toegekend aan de personen die zich bij het vastleggen van de taalgrens in 1962 aan de verkeerde kant van deze bevonden. Aan de nieuwkomers zouden dan geen specifieke taalrechten worden toegekend. Verder bepaalt de Omzendbrief-Peeters wel dat de faciliteiten bedoeld zijn als een integratiebevorderende maatregel. Dit brengt met zich mee dat zij per definitie, voor de individuele betrokkenen een uitdovend karakter hebben. 295 o Interpretatie van de faciliteiten Het staat buiten kijf dat de faciliteiten geïnterpreteerd moeten worden in het licht van artikel 4 van de Grondwet. De Raad van State oordeelde immers dat de faciliteiten als uitzonderingen op de principiële eentaligheid van het taalgebied restrictief dienen te worden geïnterpreteerd 296 en ook het Grondwettelijk Hof stelde reeds dat faciliteiten geen afbreuk mogen doen aan het eentalige karakter van het taalgebied Art. 29 Taalwet Bestuurszaken. 292 J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Antwerpen, Intersentia, 2003, en J. CLEMENT, Omzendbrief-Peeters: Raad van State bevestigt institutionele basisgegevens van het land, (noot onder RvS 23 december 2004, nr ), TBP 2005/2, J. CLEMENT, Omzendbrief-Peeters: Raad van State bevestigt institutionele basisgegevens van het land, (noot onder RvS 23 december 2004, nr ), TBP 2005/2, J. CLEMENT, Omzendbrief-Peeters: Raad van State bevestigt institutionele basisgegevens van het land, (noot onder RvS 23 december 2004, nr ), TBP 2005/2, RvS 17 augustus 1973, nr , Germis. 297 Arbitragehof 10 maart 1998, nr. 26/98 en Arbitragehof 3 mei 2006, nr. 65/2006. pag. 49

50 In een aantal faciliteitengemeenten van het Nederlandse taalgebied was echter een administratieve praktijk in het leven geroepen, waarbij een burger die eenmaal een document in het Frans had aangevraagd, tot het eind van zijn dagen in het Frans werd bediend. 298 Met de Omzendbrief-Peeters 299 wou men deze praktijk een halt toeroepen. De omzendbrief bevatte de verplichting voor de gemeentebesturen van de rand- en taalgrensgemeenten documenten aan alle burgers steeds in de eerste plaats in het Nederlands te versturen. In beginsel moeten de gemeenten hun inwoners dus steeds in het Nederlands aanschrijven. Slechts wanneer de betrokkene daarom heeft verzocht, mag een Franstalig exemplaar worden verzonden. Het verzoek om een Franstalig exemplaar moet telkens opnieuw worden herhaald. 300 Voor de Franstaligen uit de randgemeenten is deze interpretatie van de faciliteiten een doorn in het oog. Ze menen immers dat de faciliteiten een vorm van externe tweetaligheid in de randgemeenten in het leven hebben geroepen. Dit zou met zich meebrengen dat de besturen via een registratiesysteem steeds het Frans moet gebruiken ten opzichte van bepaalde rechtsonderhorigen zonder dat men hierom telkens opnieuw moet verzoeken. 301 In vijf arresten van 23 december heeft de Raad van State hun annulatieberoep echter verworpen. De Raad meent dat het door de verzoekers aangehaalde artikel 129 van de Grondwet geen grondwettelijke status geeft aan de interpretatie van faciliteiten en dat uit [de omschrijving van de inhoud van artikel 4 van de Grondwet in arrest nr. 26/98 van 10 maart 1998 van het Arbitragehof] blijkt dat, teneinde grondwetconform te zijn, de interpretatie van de rechten van wie in de randgemeenten in het Frans wil worden bestuurd, moet stroken met de voorrangsstatus van het Nederlands in die gemeenten [en] dat derhalve de hierboven geschetste, ruime interpretatie van die rechten [ ] daar niet mee strookt. 303 Daarnaast oordeelde de Raad in een relatief recent arrest dat de interpretatie die de Vlaamse Regering in haar omzendbrieven geeft aan de faciliteiten de enige juiste is. 304 CLEMENT stelt dat het invoeren van dergelijk registratiesysteem in strijd zou zijn met de constitutionele basisgegevens van de Belgische staat. Men kan het systeem van registratie van de taalaanhorigheid immers beschouwen als een bijzondere toepassing van het personaliteitsbeginsel. 305 Zowel het Arbitragehof als de Raad van State hebben de toepassing van dit beginsel echter geweerd 298 H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, Omzendbrief BA-97/22 van 16 december Deze omzendbrief regelde het taalgebruik in de gemeentebesturen van het Nederlandse taalgebied. Later werd deze aangevuld door de omzendbrief Martens en uiteindelijk herbevestigd in de omzendbrief van Marino Keulen. 300 C. BERX, De faciliteiten in de rand- de taalgrensgemeenten. Enkele beschouwingen bij een fundamenteel interpretatieprobleem naar aanleiding van een rondzendbrief, T.Gem. 1998, J. CLEMENT, Waarom de Grondwetgever geen etnograaf is (noot onder RvS 23 december 2004, nr ), CDPK 2005, RvS 23 december 2004, nr , gemeente Kraainem; RvS 23 december 2004, nr , Gregoire; RvS 23 december 2004, nr , gemeente Linkebeek,; RvS 23 december 2004, nr , Bolle; RvS 23 december 2004, nr , OCMW Linkebeek. 303 J. CLEMENT, Waarom de Grondwetgever geen etnograaf is (noot onder RvS 23 december 2004, nr ), CDPK 2005, RvS 19 juni 2008, nr , Wezembeek Oppem. 305 Deze opvatting lijkt meer dan terecht. Bij het bestuderen van het personaliteitsbeginsel (zie supra) werd immers reeds gewezen op het systeem van RENNER ter zake. Het systeem dat RENNER had uitgewerkt, ging uit van een register die wordt opgemaakt waar elke burger vrijwillig zijn subnationaliteit kiest. Deze registratiesystematiek lijkt op een toepassing van voormeld systeem. pag. 50

51 ten voordele van de toepassing van het territorialiteitsbeginsel. Ook bij de Staatshervormingen werd er telkenmale over gewaakt om, zelfs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, elke subnationaliteit te weigeren. 306 Het territorialiteitsbeginsel vormt een hoeksteen van de Belgisch federale staat. o Taalgebruik in de gemeenteraden en het college van burgemeester en schepenen Er werd reeds op gewezen dat de faciliteitengemeenten in hun binnendiensten de streektaal moeten gebruiken. Bijgevolg moeten ook alle gemeentelijke organen, alsook de leden van die organen, de taal van het taalgebied gebruiken. Het is net over dit punt dat al gedurende lange tijd een controverse heerst tussen de Raad van State en het Grondwettelijk Hof. Beide rechtscolleges mogen dan wel oordelen dat artikel 4 de grondwettelijke waarborg uitmaakt van de voorrang van de taal van het eentalige taalgebied of het tweetalig karakter van het tweetalig taalgebied; over de vraag of artikel 4 een rechtstreekse verplichting bevat inzake taalgebruik ten aanzien van de overheidsmandatarissen heerst onvrede (zie supra voor een meer uitgebreide uitleg). Het Grondwettelijk Hof oordeelde in 1986 dat artikel 4 van de Grondwet de organen van de gemeenten niet rechtstreeks verplicht om de taal van het eentalig taalgebied te gebruiken. 307 De Raad van State oordeelde daarentegen dat artikel 4 net wel de verplichting inhoudt dat de gemeentelijke mandatarissen zich aan de dominantie van de streektaal moeten houden. 308 De wetgever trachtte aan deze tegenstelling tegemoet te komen met de Pacificatiewet van Deze wet bepaalt dat iedere lokale mandataris van de rand- en taalgrensgemeenten de streektaal moet kennen. Voor de rechtstreeks verkozen mandatarissen geldt een onweerlegbaar vermoeden van deze kennis. Voor de benoemde mandatarissen bestaat slechts een weerlegbaar vermoeden. De Pacificatiewet verlegde de kern van de discussie tussen beide rechtscolleges van artikel 4 van de Grondwet naar de artikelen 10 en 23 van de Taalwet Bestuurszaken. De Raad van State meent immers dat, naast artikel 4 van de Grondwet, ook artikelen 10 en 23 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 de gemeentelijke mandatarissen verplichten de streektaal te gebruiken. Deze verplichting slaat, aldus de Raad, zowel op de gemeenteraadsleden, als de burgemeester en schepenen. 309 Het Grondwettelijk Hof stelt echter dat voormelde artikelen enkel slaan op de burgemeester en schepenen, doch niet op de gemeenteraadsleden. 310 Het standpunt van het Grondwettelijk Hof ter zake houdt echter geen steek. Door te aanvaarden dat de artikelen 10 en 23 van de Taalwet Bestuurszaken de burgemeester en schepenen verplichten om tijdens de beraadslagingen van de gemeenteraad de streektaal te gebruiken, erkent het Hof beraadslagingen van de gemeenteraad als binnendiensten. 311 Waarom het Hof het taalgebruik van een gemeenteraadslid in de gemeenteraad dan ook niet kwalificeert als een binnendienst blijft een raadsel. 306 J. CLEMENT, Omzendbrief-Peeters: Raad van State bevestigt institutionele basisgegevens van het land, (noot onder RvS 23 december 2004, nr ), TBP 2005/2, Arbitragehof 26 maart 1986, nr Zie o.a. RvS 30 september 1986, nr , Motte; RvS 30 september 1986, nr , Walraet; RvS 15 februari 1987, nr , OCMW Wezembeek Oppem. 309 Zie o.a. RvS 12 juni 1990, nr , Walraet en RvS 29 juni 2001, nr , Linkebeek. 310 Arbitragehof 10 maart 1998, nr. 26/98, BS, 21 mei 1998, RW , noot W. PAS. 311 H. VUYE, Het territorialiteitsbeginsel in de rechtspraak van de Grondwettelijk Hof en de Raad van State: eenduidig of meerduidig?, CDPK 2007, 21-22; H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, pag. 51

52 De interpretatie van de Raad van State lijkt bijgevolg de voorkeur te genieten. 3. Het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad Overeenkomstig artikel 17 Taalwet Bestuurszaken gebruiken de plaatselijke diensten in Brussel- Hoofdstad, naargelang het geval, het Nederlands of het Frans in hun binnendiensten. 312 Of de Nederlandse dan wel de Franse taal wordt gebruikt, wordt bepaald door de lokaliseerbaarheid van de behandelde zaak. Indien de zaak niet gelokaliseerd of lokaliseerbaar is, kijkt men naar de taalgroep van de ambtenaar van de dienst of naar de taalkeuze van de betrokken particulier die de zaak heeft ingediend. 313 Het contact met diensten uit het Nederlandstalige of het Franse taalgebied verloopt volgens de taal van dat gebied. 314 Dienstorders en onderrichtingen aan het personeel, evenals formulieren en drukwerken allerhande voor intern gebruik, moeten in het Frans en in het Nederlands worden opgesteld. 315 De communicatie met particulieren verloopt in de door de particulier gebruikte taal, voor zover die taal het Frans of het Nederlands is. 316 Berichten, mededelingen en formulieren die voor het publiek bestemd zijn, worden steeds in beide talen opgesteld. 317 Documenten die bestemd zijn voor particulieren worden in het Frans of het Nederlands opgesteld, naargelang de wens van de belanghebbende. 318 Tenslotte valt te vermelden dat ten aanzien van de ambtenaren bijzondere eisen worden gesteld in verband met de kennis van de tweede taal. Personeelsleden die tijdens de uitoefening van hun ambt in contact komen met het publiek, moeten vooraf aantonen dat zij een aangepaste voldoende of elementaire kennis hebben van de tweede taal. 319 Hogere ambtenaren dienen een voldoende kennis van de tweede taal te bewijzen. Daarnaast moeten de besturen bij de werving van hun personeel minstens 50% van de vacatures gelijkmatig verdelen over beide taalgroepen. Vanaf het niveau van afdelingschef moeten deze in gelijke mate worden bezet door ambtenaren van beide taalgroepen. 320 v. De Vaste Commissie voor Taaltoezicht Het algemeen toezicht op de naleving van de taalwetgeving heeft de wetgever toevertrouwd aan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (V.C.T.). 321 De V.C.T. controleert de externe naleving van de en-territorialiteit-in-vlaanderen-in-een-historisch-en-internationaal-perspectief, 33-34; J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten. Het Belgisch model, Antwerpen, Intersentia, 2003, Art. 17, 1 Taalwet Bestuurszaken. 313 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, 601; T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, Art. 17, 3 Taalwet Bestuurszaken. 315 Art. 17, 2 Taalwet Bestuurszaken. 316 Art. 19 Taalwet Bestuurszaken. 317 Art. 18 Taalwet Bestuurszaken. 318 Art. 20, 1 Taalwet Bestuurszaken. 319 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, 601; T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, Art. 60 Taalwet Bestuurszaken. pag. 52

53 taalregeling tussen het bestuur en de burger, alsook de interne toepassing van de taalwetgeving binnen de administraties zelf. 322 De Commissie bestaat uit een Nederlandse en een Franse afdeling. Elk van deze afdelingen is bevoegd voor aangelegenheden die uitsluitend betrekking hebben op gemeenten die deel uitmaken van het homogene Nederlandse dan wel het homogene Franse taalgebied. In alle zaken die niet behoren tot de Nederlandse of Franse afdeling is de verenigde vergadering bevoegd. 323 Naast een toezichtfunctie verleent de V.C.T. ook advies en kan men klachten indienen bij de voorzitter van het V.C.T.. vi. Kort besluit Het overgrote merendeel van de openbare administratie werkt in de taal die zij beheerst, nl. de taal van het desbetreffende taalgebied. Dit kan men ook doortrekken naar de gemeenten met een speciale taalregeling, faciliteiten gelden immers enkel voor de bestuurden en niet voor de bestuurders. De faciliteiten doen dus geen afbreuk aan het eentalig karakter van het gebied. Burgers mogen in hun betrekkingen met de centrale diensten van de federale openbare administratie te Brussel een officiële taal naar keuze gebruiken. De betrokken ambtenaar zal de burger dan te woord staan in die gekozen taal. Ook de administratieve overheidsdiensten van de gemeenschappen en gewesten moeten de burgers te woord staan in de door de particulier gebruikte taal, ondanks het feit dat ze officieel eentalig zijn. Dit individuele recht van de burger berust op het beginsel van de personaliteit, terwijl de taalwetgeving zelf zijn wortels heeft in de toepassing van het territorialiteitsbeginsel. Burgers genieten dit recht ook ten aanzien van de administratieve overheidsdiensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, doch dit betreft geen uitzondering, gelet op het tweetalig karakter van het gebied Brussel-Hoofdstad. In principe wordt de publieke berichtgeving verspreid op basis van de taal van het gebied. Berichten en mededelingen die de centrale federale overheidsdiensten rechtstreeks aan het publiek richten, worden in het Nederlands en het Frans opgesteld. De zinsnede in het Nederlands en in het Frans betekent echter niet dat berichten, mededelingen en documenten tweetalig moeten zijn, maar moeten in die zin worden geïnterpreteerd dat de tweetaligheid slechts betrekking heeft op die gevallen waar tweetalige publicaties vereist zijn, namelijk in het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad en in de gemeenten met een specifiek taalstatuut. Publieke mededelingen die uitgaan van de regionale overheden worden steeds opgemaakt in de taal van het betrokken taalgebied. Wat de plaatselijke besturen betreft geldt in beginsel het adagium streektaal is bestuurstaal. Toch heeft men in bepaalde gemeenten rechten toegekend aan de taalkundige minderheid. Zo kunnen anderstalige burgers de plaatselijke diensten, naargelang de gemeente in kwestie, in het Frans, het Nederlands of het Duits contacteren. De burgers zullen dan automatisch in dezelfde taal beantwoord worden. Ook officiële documenten kan men in de minderheidstaal bekomen. Deze zgn. faciliteiten doen echter geen afbreuk aan de eentaligheid van het gebied en moeten restrictief worden geïnterpreteerd. Bijgevolg kan het bestaan van een registratiesysteem niet worden aanvaard. 322 T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch Publiekrecht, Brugge, die Keure, 2010, 609; T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken in Administratieve rechtsbibliotheek 15, Brugge, die Keure, 2004, pag. 53

54 e. Taalgebruik in het bedrijfsleven i. Algemeen In België is de vrijheid van taalgebruik nog steeds het basisbeginsel in het bedrijfsleven. Bijgevolg mogen ondernemingen in de externe communicatie en in de relatie met hun klanten de taal gebruiken die ze willen. Reclame van private ondernemingen is dan ook niet onderworpen aan taalwetgeving. Er bestaat echter wel regelgeving die betrekking heeft op de officiële documenten en het taalgebruik binnen de onderneming zelf. 324 Artikel 129, 1 Gw. bepaalt immers dat de parlementen van de Vlaamse en de Franse gemeenschap het gebruik der talen kunnen regelen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsmede de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen. Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat werkaanbiedingen niet vallen onder de noemer sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel. De te gebruiken taal in de gesprekken en geschriften tussen de potentiële werkgever en sollicitant kan wel geregeld worden door de decreetgever. Op dat ogenblik bestaat er immers een betrekking tussen werkgever en werknemer (ook al is deze voorafgaand aan het sluiten van de arbeidsovereenkomst) 325. Voor het taalgebruik binnen de onderneming zelf bestaan dan ook drie verschillende wettelijk regelingen: het Vlaamse Taaldecreet voor het Nederlandse taalgebied, het Franse taaldecreet voor het Franse taalgebied en de Taalwet Bestuurszaken voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Duitse taalgebied (m.i.v. de gemeenten Malmédy en Waismes) en de faciliteitengemeenten gelegen in het Nederlandse of Franse taalgebied. Welke regeling van de drie wordt toegepast, hangt af van de plaats waar de exploitatiezetel van de onderneming gevestigd is. ii. Drie regelingen 1. Het Vlaamse Taaldecreet Het decreet van 19 juli regelt het gebruik der talen in het bedrijfsleven voor het Nederlandse taalgebied. Het verkreeg de naam Septemberdecreet omdat het pas in september werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het decreet lokte aan de Franstalige zijde scherpe reacties uit en zij spraken ter zake over le décret du septembre. 330 Het decreet is van toepassing op het Nederlands taalgebied met uitzondering van de faciliteitengemeenten. 324 X, Taalwetwijzer van de Vlaamse Overheid. Welke taal wanneer?, Arbitragehof 9 november 1995, BS 7 december Het betreft het kantoor of de winkel waar de werknemer effectief werkt. De hoofdzetel van de onderneming is dus niet van belang. Bijgevolg is het ook perfect mogelijk dat een bedrijf met zowel kantoren in Brussel als Antwerpen onder verschillende taalregelgevingen valt. 327 J. HERMAN, Juiste taal, geen verhaal. Over mobiliteit en faciliteiten, RABG 2006, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, Decreet Ned. Cult. R. 19 juli 1973 tot regeling van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, BS 6 september H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, pag. 54

55 Het personeel toepassingsgebied gebruikte oorspronkelijk een dubbel criterium. Het decreet zou van toepassing geweest zijn op de natuurlijke personen en rechtspersonen die een exploitatiezetel [hebben] in het Nederlandse taalgebied of die personeel in het Nederlandse taalgebied tewerkstellen. De laatste zinsnede of die personeel in het Nederlandse taalgebied tewerkstellen werd vernietigd door het Arbitragehof. 331 Het beslissende en enige criterium is, zoals reeds vermeld, de ligging van de exploitatiezetel in het Nederlands taalgebied. 332 Het decreet regelt, overeenkomstig artikel 129 van de Grondwet, het gebruik voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en het personeel, alsmede voor de wettelijke voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen. 333 In beginsel moet dus het Nederlands gebruikt worden voor alle schriftelijke én mondelinge communicatie met de werknemers en voor alle officiële documenten. Men moet immers de Nederlandse taal gebruiken voor de sociale betrekkingen. De term sociale betrekkingen wordt ruim ingevuld en omvat zowel de mondelinge als schriftelijke, individuele als collectieve contacten tussen werkgevers en werknemers, die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de tewerkstelling. 334 Het is steeds mogelijk om in een vertaling te voorzien, doch het in het Nederlands opgestelde document is steeds het enige officiële. Indien een bepaald bedrijf veel anderstalige werknemers heeft, kan het wel worden verplicht om in een vertaling te voorzien. 335 Tenslotte dient erop te worden gewezen dat de externe communicatie, zowel mondeling als schriftelijk, niet wordt geregeld door voormeld decreet. Alle talen mogen hier dus gebruikt worden. Dit geldt eveneens voor gesprekken of briefwisseling tussen de werknemers onderling, zolang er tussen hen geen hiërarchische band bestaat Het Franse Taaldecreet Het Franse Taaldecreet van 30 juni is van toepassing op het Franse taalgebied met uitzondering van de faciliteitengemeenten. Het decreet kwam er als reactie op de interpretatie in de rechtspraak van de oorspronkelijke test van het Septemberdecreet. 338 De directe aanleiding was het arrest van het Hof van Cassatie van 30 maart In dit arrest poneerde het Hof dat het in de lijn ligt van zowel de grondwettelijke omschrijving van de taalgebieden als van de taalwetgeving in bestuurszaken en van het bedrijfsleven dat wanneer een taalregeling voor Brussel Hoofdstad en één voor een ééntalig gebied tegelijk toepasselijk zijn, de regelingen van het ééntalig gebied de voorrang hebben op die van het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad. Volgens het Hof vond het Septemberdecreet toepassing van zodra een werknemer in het 331 Arbitragehof 30 januari 1986, BS 12 februari B. VANSCHOEBEKE, Het taalgebruik in de onderneming, Or. 1994, Ibid., W. VAN EECKHOUTTE, Handboek Belgisch Arbeidsrecht, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium NV, 2008, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, X, Taalwetwijzer van de Vlaamse Overheid. Welke taal wanneer?, Decreet Fr. Gem. R. 30 juni 1982 inzake de bescherming van de vrijheid van het taalgebruik van de Franse taal in de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsook van akten en documenten an ondernemingen opgelegd door de wet en de reglementen, BS 27 augustus B. VANSCHOEBEKE, Het taalgebruik in de onderneming, Or. 1994, 272. pag. 55

56 Nederlands taalgebied was tewerkgesteld, ongeacht of deze tewerkstelling uitsluitend, hoofdzakelijk of uitzonderlijk was. 339 Omwille van voormelde reden werd het personeel toepassingsgebied van het decreet dan ook specifiek omschreven. Het decreet was van toepassing op fysische of morele personen die hun sociale zetel hebben in het Franstalig Gewest, die er een uitbatingszetel hebben, die er gehuisvest zijn, die er personeel in dienst hebben of die werkers in dienst hebben of gebruiken die zich in het Frans uitdrukken. 340 Het Arbitragehof vernietigde in 1986 bijna alle lokalisatiecriteria, zodat het decreet enkel nog van toepassing is op de fysieke en morele personen die een exploitatiezetel hebben in het Frans taalgebied. 341 Dit stemt overeen met het toepassingsgebied van het Nederlandse Taaldecreet. Wat het materieel toepassingsgebied betreft regelt het Franse Taaldecreet de te gebruiken taal voor sociale betrekkingen tussen werkgevers en werknemers, alsook van akten en documenten der ondernemingen voorgeschreven door de wet en reglementen 342. Ondanks het feit dat de decreetgever geen nadere omschrijving geeft van deze begrippen, wordt aangenomen dat de decreetgever dezelfde materies viseerde als deze omgeschreven in het Septemberdecreet. 343 De taal die men dient te gebruiken is het Frans, onverminderd het bijkomend gebruik van de door de partijen gekozen taal. Uit dit laatste valt af te leiden dat vrije vertalingen uitdrukkelijk zijn toegelaten De Taalwet Bestuurszaken De artikelen 52 en 59 van de Taalwet Bestuurszaken blijven van toepassing op het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad, het Duitse taalgebied en de faciliteitengemeenten. De federale overheid blijft immers bevoegd voor de regeling van het taalgebruik in deze gebieden. 345 Artikel 52, 1, tweede lid van de Taalwet Bestuurszaken stelt dat commerciële bedrijven, voor de door de wet voorgeschreven akten en bescheiden die bestemd zijn voor het personeel, de taal moeten gebruiken van het taalgebied waar hun exploitatiezetel is gevestigd. 346 Concreet betekent dit dat commerciële ondernemingen met een exploitatiezetel in het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad in hun schriftelijke communicatie met het personeel de Franse dan wel Nederlandse taal dienen te gebruiken naargelang de voertaal van de werknemer in kwestie. 347 Voor officiële documenten die niet bestemd zijn voor de werknemer, mag het bedrijf kiezen tussen het Nederlands en het Frans. Dergelijke documenten mogen zelfs in beide talen opgesteld zijn. Voor de mondelinge communicatie met het personeel gelden geen regels. 348 Daarnaast geldt voormelde bepaling ook voor 339 Cass. 30 maart 1981, Pas. I, B. VANSCHOEBEKE, Het taalgebruik in de onderneming, Or. 1994, Arbitragehof 30 januari 1986, nr. 9/86, BS 12 februari 1986; Arbitragehof 18 november 1986, nr. 29/ Artikel 2, lid B. VANSCHOEBEKE, Het taalgebruik in de onderneming, Or. 1994, Ibid. 345 J. VANDE LANOTTE en G. GOEDERTIER, Overzicht Publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2007, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, J. HERMAN, Juiste taal, geen verhaal. Over mobiliteit en faciliteiten, RABG 2006, X, Taalwetwijzer van de Vlaamse Overheid. Welke taal wanneer?, pag. 56

57 de commerciële bedrijven die hun exploitatiezetel hebben in een faciliteitengemeente (in het Nederlandse of Franse taalgebied) of in het Duitse taalgebied. Hier dient de werkgever in zijn schriftelijke communicatie met het personeel de taal van het betrokken taalgebied te gebruiken. Officiële documenten die niet gericht zijn aan de werknemer dienen eveneens in deze taal opgesteld te worden. Voor de mondelinge communicatie bestaan hier evenmin regels ter zake. 349 f. Taalgebruik in het onderwijs i. Algemeen Artikel 129 van de Grondwet bepaalt dat de gemeenschappen bevoegd zijn voor het taalgebruik in het onderwijs in de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende inrichtingen. 350 Louter privaat onderwijs mag aan geen taalregelgeving onderworpen worden. Evenmin kunnen de gemeenschappen rechtstreeks aan de ouders verplichtingen opleggen inzake onderwijstaal. Wel zijn de gemeenschappen bevoegd om te bepalen in welke taal het onderwijs moet worden verstrekt in door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende inrichtingen. Eveneens zijn ze bevoegd om het taalgebruik in de organisatie van het onderwijs en voor het uitreiken van diploma s te regelen. 351 De afdeling wetgeving van de Raad van State stelt ook dat de gemeenschappen kunnen verbieden dat gesubsidieerde instellingen voor kleuter- lager, secundair en buitengewoon onderwijs in hun gebouwen of complexen bepaalde onderwijsinstellingen omvatten waar lessen in een ander taalstelsel worden verstrekt, dan dit van de streek. 352 Ter zake dringt zich wel een belangrijk onderscheid op, nl. het onderscheid tussen de onderwijsbevoegdheid en de onderwijstaalbevoegdheid. De gemeenschappen zijn immers bevoegd voor zowel het onderwijs 353 als voor de onderwijstaal 354. Het belang van het onderscheid tussen beiden ligt in de territoriale bevoegdheidssfeer van de gemeenschappen. 355 De Vlaamse en Franse Gemeenschappen oefenen hun onderwijsbevoegdheid uit in het hele Nederlandse respectievelijk Franse taalgebied en ten aanzien van de Nederlandstalige respectievelijk Franstalige onderwijsinstellingen gelegen in het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad. 356 De onderwijstaalbevoegdheid daarentegen wordt slechts uitgeoefend in de desbetreffende taalgebieden, met uitzondering van de faciliteitengemeenten Ibid.; J. HERMAN, Juiste taal, geen verhaal. Over mobiliteit en faciliteiten, RABG 2006, Artikel 129, 1, 2 Gw. 351 J. VELAERS, Het gebruik van de talen in G. VAN HAEGENDOREN en B. SEUTIN (eds.), De bevoegdheidsverdeling in het federale België, Brugge, die Keure, 2002, Adv.RvS 17 mei 1989 over een voorstel van decreet houdende regeling van het taalgebruik van de talen in het Nederlands taalgebied, Parl.St. Vl. R. BZ 1988, 146/ Art. 127, 1, eerste lid, 2 Gw. 354 Art. 129, 1, 2 Gw. 355 J. VELAERS, Het gebruik van de talen in G. VAN HAEGENDOREN en B. SEUTIN (eds.), De bevoegdheidsverdeling in het federale België, Brugge, die Keure, 2002, Ibid. 357 Ibid. pag. 57

58 ii. De verschillende regelingen Concreet wordt de onderwijstaal voor het kleuter, lager- middelbaar, normaal-, technisch, kunst- of buitengewoon onderwijs geregeld door de wet van 30 juli De onderwijstaal is het Nederlands in het Nederlandse taalgebied, het Frans in het Franse taalgebied en het Duits in het Duitse taalgebied. 359 In het tweetalig taalgebied Brussel Hoofdstad is sedert 1971 de onderwijstaal het Nederlands of het Frans, naargelang de keuze van het gezinshoofd. 360 Het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad kent dus geen tweetalig onderwijs. Met de afbakening van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en het trekken van de taalgrens in 1962 werd echter een nieuw probleem gecreëerd, namelijk dat van de de facto taalheterogene gemeenten in de Brusselse rand en aan de taalgrens. De jure stelde zich hier geen probleem, de desbetreffende gemeenten maken immers deel uit van de eentalige taalgebieden. De facto bleek de situatie wel problematisch. De Franstaligen die in het merendeel van deze gemeenten een grote minderheid (of zelfs een meerderheid) vormen, eisten specifieke taalrechten (faciliteiten). Deze faciliteiten hadden onder meer betrekking op het onderwijs. 361 De Wet van 30 juli 1963 houdende de taalregeling in het onderwijs voorziet in een speciale regeling inzake onderwijstaal in de zes Brusselse randgemeenten, de taalgrensgemeenten, de gemeenten uit het Duitse taalgebied en de gemeenten uit het Malmédyse. 362 Deze regeling houdt in dat de gemeenten, weliswaar onder bepaalde voorwaarden, mogen voorzien in kleuter en lager onderwijs in een andere landstaal. 363 Op verzoek van minstens 16 gezinshoofden kan de betrokken gemeente 364 verplicht worden om Franstalig onderwijs te verstrekken (let wel: het gaat enkel om basisonderwijs). De kinderen van het gezinshoofd moeten het Frans als moedertaal of gebruikelijke taal hebben en het gezinshoofd moet verblijven in één van de gemeenten. 365 In de rechtspraak werd reeds geoordeeld dat dit niet geldt voor wie in een aangrenzende gemeente verblijft en zijn kind wenst in te schrijven in een Franstalige school. 366 Een laatste voorwaarde stelt dat er bij de aanvraag door de gezinshoofden geen school aanwezig mag zijn binnen een straal van vier kilometer die al onderwijs in de andere landstaal verstrekt Wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs, BS 22 augustus 1963 (vanaf hier: Onderwijstaalwet). 359 Art. 4 Onderwijstaalwet. 360 Art. 5 Onderwijstaalwet. 361 R. VAN DYCK, Belgische, Canadese en Zwitserse taaltoestanden. Een kijk op taalminderheden in het onderwijs in E. WITTE (ed.), De Brusselse Rand, Brussel, VUB Press, 1993, Art. 3 jo. art. 6 Onderwijstaalwet. 363 R. VAN DYCK, Belgische, Canadese en Zwitserse taaltoestanden. Een kijk op taalminderheden in het onderwijs in E. WITTE (ed.), De Brusselse Rand, Brussel, VUB Press, 1993, Hoewel het duidelijk de bedoeling was van de wetgever dat dit onderwijs gemeentelijk onderwijs betreft, bepaalt art. 3, eerste lid van de Schoolpaktwet van 29 mei 1959 dat de Staat [ ] bewaarschool-, lager-, middelbaar-, technisch- en kunstonderwijs [inricht] en [daar waaraan] behoefte bestaat de nodige inrichtingen en afdelingen van richtingen tot stand [brengt]. De Staat beschikt dus ook over het recht om onderwijs in te richten, doch is de rol van de Staat ter zake slechts subsidiair. 365 L. WITGENS, Taalperikelen in Vlaanderen. Een bijdrage tot het Komen-autaire dossier, Brugge, die Keure, 1984, Brussel (8 ste kamer), 28 januari 2003, onuitg. 367 R. VAN DYCK, Belgische, Canadese en Zwitserse taaltoestanden. Een kijk op taalminderheden in het onderwijs in E. WITTE (ed.), De Brusselse Rand, Brussel, VUB Press, 1993, 332. pag. 58

59 Deze opgerichte scholen worden dan gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. Concreet is dit reeds gebeurd in elke van de zes randgemeenten en in de taalgrensgemeente Ronse. 368 Deze specifieke taalregeling in de faciliteitengemeenten maakt het mogelijk dat, in afwijking op het territorialiteitsbeginsel, het lager- en kleuteronderwijs verstrekt mag worden in de moedertaal of gebruikelijke taal van het kind. Een belangrijk kenmerk van deze specifieke taalregeling is dat er een verplicht en versterkt onderricht in de tweede taal op het programma staat. 369 Deze verplichting geldt echter enkel voor de taalgrensgemeenten die zijn opgesomd in art. 3, 1 van de Onderwijstaalwet en die zijn opgericht krachtens art. 6 van deze wet. 370 Deze tweede taal is de streektaal. 371 Er zijn twee redenen voor dit verplicht en versterkt onderwijs in de tweede taal. Allereerst moet men in gedachten houden dat in het middelbaar onderwijs geen uitzonderingen meer zijn toegelaten op het beginsel streektaal is onderwijstaal. Het lijkt bijgevolg aangewezen dat kinderen tijdens het lager onderwijs voorbereid worden op verdere studies in de streektaal. Ten tweede bevordert dit onderwijs in de tweede taal de individuele tweetaligheid in de gebieden waar taalvermenging aanwezig is. Hierdoor vormt het taalgrensgebied een schakel tussen en ontmoetingsplaats voor de twee gemeenschappen. 372 Deze scholen vallen onder de normatieve bepalingen en administratieve controle van de Vlaamse overheid. 373 De pedagogische inspectie gebeurt echter door de Franse Gemeenschap. 374 Het Grondwettelijk Hof heeft reeds geoordeeld dat deze praktische uitvoeringsmaatregel geen afbreuk doet aan het territorialiteitsbeginsel. 375 In het Nederlands taalgebied wordt het taalgebruik van de hogescholen en universiteiten geregeld door het Structuurdecreet van 4 april Ook hier is de bestuurstaal en de onderwijstaal het Nederlands. In de bachelor- en masteropleidingen is het mogelijk om een andere taal te gebruiken voor bepaalde opleidingsonderdelen. Daarnaast bevat het decreet ook enkele uitzonderingen die het mogelijk maken om opleidingen in een andere taal dan het Nederlands te organiseren. 376 Met de wet van 31 juli 1963 werd het adagium streektaal is onderwijstaal gehuldigd. De eentaligheid in het onderwijs is immers een gevolg van de vastlegging van de taalgrens in Het territorialiteitsbeginsel is echter niet absoluut. In de faciliteitengemeenten wordt dit beginsel getemperd door een specifieke taalregeling. Tot slot valt ook nog op te merken dat er geen tweetalig onderwijs bestaat, zelfs niet in het tweetalig gebied Brussel Hoofdstad. 368 H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, Art. 10, eerste lid Onderwijstaalwet. 370 L. WITGENS, Taalperikelen in Vlaanderen. Een bijdrage tot het Komen-autaire dossier, Brugge, die Keure, 1984, Dit is het Nederlands of het Frans. In de arrondissementen Verviers, Bastenaken en Aarlen mag de tweede taal ook het Duits zijn. (art. 10, tweede lid Onderwijstaalwet). 372 L. WITGENS, Taalperikelen in Vlaanderen. Een bijdrage tot het Komen-autaire dossier, Brugge, die Keure, 1984, H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, Art. 5 Bijzondere Wet van 21 juli GwH 29 juli 2010, nr. 95/ H. VUYE, Taal en territorialiteit in Vlaanderen in historisch en internationaal perspectief, vzw De Rand, december 2010, pag. 59

60 5. Besluit Ondanks de indeling in vier taalgebieden en het opteren voor het territorialiteitsbeginsel, lijkt de federale overheid het personaliteitsbeginsel te verkiezen. Dit blijkt zowel uit hun taalbeleid in wetgevingszaken als uit het taalgebruik in bestuurszaken. Op het regionale en plaatselijke niveau speelt duidelijk het territorialiteitsbeginsel, zoals gewaarborgd door artikel 4 van de Grondwet. Over de precieze draagwijdte van artikel 4 mag dan in de hoogste rechtspraak wel discussie bestaan, maar de voorrang van streektaal is over het algemeen duidelijk merkbaar in wetgevings-, bestuurs-, gerechts- en onderwijszaken. In 1962 is resoluut gekozen voor een vaste taalgrens met het oog op een zo groot mogelijke homogeniteit en eentaligheid van de taalgebieden. De Belgische indeling op grond van het territorialiteitsbeginsel is echter niet absoluut. De rand- en taalgrensgemeenten kennen immers een speciale taalregeling die zgn. faciliteiten toekent aan anderstaligen. Deze rechten worden dus toegekend op basis van zowel territoriale als personele kenmerken. Het grote voordeel van de Belgische taalregeling is dat men een security area in het leven heeft geroepen. Door de creatie van eentalige taalgebieden zijn regionale meerderheden ontstaan. Door de gemeenschappen exclusief bevoegd te maken voor taal en cultuur, hebben ze de mogelijkheid om hun rechten te beveiligen. Aan het Belgische systeem zijn echter ook een hoop nadelen verbonden. Allereest kan men opmerken dat de vigerende taalregeling nadelige gevolgen met zich meebrengt ten aanzien van de taalgroep die het minst ophef maakt, namelijk de Duitse Gemeenschap. Zo bestaat er geen Duitse taalgroep in het federale parlement en verlopen de debatten bijna uitsluitend in het Nederlands of het Frans. Verder is de Duitse Gemeenschap ook enkel bevoegd voor het taalgebruik in onderwijszaken, waar de overige Gemeenschappen verdergaande bevoegdheden hebben. Een tweede nadeel is dat de huidige indeling, met uitzondering van de faciliteitengemeenten, geen rekening houdt met de andere taalgroep in een eentalig taalgebied. Tot slot leidt de Belgische regeling tot assimilatie van de deelbevolking. Dit veruiterlijkt zich vandaag de dag duidelijk in het Belgische politieke landschap. Naast voormelde nadelen is er ook wrevel omdat bepaalde Franstaligen nog steeds de getrokken grenzen in vraag stellen. Vaak komt de eis van de uitbreiding van Brussel weer boven water of willen Franstalige partijen bevoegdheden voor de Franse Gemeenschap in het Nederlandse taalgebied. De Franstaligen hangen immers het personaliteitsbeginsel aan, ondanks de uitdrukkelijke erkenning van het territorialiteitsbeginsel door het Grondwettelijk Hof. Door de sterke bipolariteit van de Belgische staat lijkt het echter logisch om het territorialiteitsbeginsel te behouden. Een alternatief zou de combinatie van de huidige toepassing van het territorialiteitsbeginsel zijn met het toekennen van bepaalde minderheidsrechten in de eentalige taalgebieden. Dit zou mijn inziens echter enkel nuttig zijn, indien de Franstaligen afstappen van het personaliteitsbeginsel en het bestaan van de vaste taalgrenzen accepteren. Een mogelijke oplossing voor de rechten van de Duitstalige Gemeenschap vindt men reeds terug in de werkzaamheden van de Coudenberg-groep 377, het boek Proeve van Grondwet voor Vlaanderen 378 en, meer recentelijk, in een 377 A. ALEN, Het Belgisch Federalisme in Federalisme. Staatkundig, politiek en economisch, Antwerpen, Maklu, 1994, J. CLEMENT, W. PAS, B. SEUTIN, G. VAN HAEGHENDOREN en J. VAN NIEUWENHOVE, Proeve van Grondwet voor Vlaanderen, Brugge, die Keure, 1996, 49. pag. 60

61 in 2011 verschenen vlugschrift 379 van J. VANDE LANOTTE. Allen pleitten voor een Belgische Unie met vier deelstaten. Op die manier zou het onderscheid tussen gemeenschappen en gewesten verdwijnen en zouden vier deelstaten ontstaan op basis van de indeling in taalgebieden. De perfecte oplossing is wellicht de middenweg tussen beide alternatieven: een indeling in vier deelstaten op basis van het territorialiteitsbeginsel met minderheidsrechten doorheen het land. Op die manier wordt het probleem van assimilatie aangepakt, houdt men rekening met de andere taalgroepen binnen de eentalige gebieden en verkrijgt de Duitstalige Gemeenschap evenveel bevoegdheden als de huidige overige Gemeenschappen. Hoewel dit alles juridisch zeer mooi klinkt, lijkt een politieke oplossing erg veraf. IV. CANADA 1. De federale staatstructuur en de bevoegdheidsverdeling Net als België kent ook Canada een federale staatsstructuur 380. De Canadese federatie bestaat uit 10 provincies. De provincies kunnen we niet vergelijken met deze zoals we die kennen in België. De Canadese provincies beschikken immers over een grotere soevereiniteit 381. Ze hebben eigen wetgevende vergaderingen, openbare dienstverlening, rechtscolleges, Men kan deze dus beter vergelijken met de Belgische gemeenschappen en gewesten dan met de Belgische provincies. De provinciale besturen zijn exclusief bevoegd inzake onderwijs, gezondheid en gerechtelijke organisatie. 382 Aan de federale overheid komen de residuaire bevoegdheden toe. Deze residuaire bevoegdheden worden echter getemperd door de implied powers-theorie, waardoor ook de gemeenschappen bepaalde bevoegdheden kunnen uitoefenen die hen niet expliciet zijn toegekend. 383 Men vindt geen expliciete bepalingen terug in de Canadese grondwet met betrekking tot de bevoegdheid inzake taalregelgeving. 384 Aangezien de federale overheid over de residuaire bevoegdheden beschikt, is zij bijgevolg bevoegd inzake de regeling van het taalgebruik. De provinciale besturen hebben echter, via de implied powers-theorie bepaalde bevoegdheden inzake taalregeling naar zich toegetrokken, wanneer deze aansluiten bij provinciale materies. 379 J. VANDE LANOTTE, De Belgische Unie bestaat uit vier deelstaten, 2012, P. HOGG, Constitutional Law of Canada, Ontario, Thomson Canada Limited, 1997, P. HOGG, Constitutional Law of Canada, Ontario, Thomson Canada Limited, 1997, ; X, Territorial Rights in Belgium (Under the Community and Regional System), Art. 92 Constitution Act J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, P. HOGG, Constitutional Law of Canada, Ontario, Thomson Canada Limited, 1997, J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, Zo erkende het Supreme Court in de zaak Jones v. Attorney General of New Brunswick dat de federale Official Languages Act die van het Frans en het Engels de officiële talen maakte in the institutions of the Parliament and the Government of Canada onder de bevoegdheid van de federale wetgever viel, aangezien deze bevoegd was voor de federale parlementaire diensten en overheidsdiensten. In dezelfde zaak oordeelde het Hof dat een artikel uit de provinciale Official Languages Act van New Brunswick, dat het gebruik van beide talen toestaat in gerechtszaken, onder de provinciale bevoegdheid inzake gerechtelijke organisatie viel (P. HOGG, Constitutional Law of Canada, Ontario, Thomson Canada Limited, 1997, 1293). pag. 61

62 In concreto breng dit met zich mee dat de provincies bevoegd zijn om het taalgebruik te regelen voor de volgende materies 387 : - Het taalgebruik in de rechtbanken (met uitzondering van de federale rechtbanken); - Het taalgebruik in de arbeidsverhoudingen (met uitzondering van de federale instellingen of instellingen die een exclusieve federale materie behandelen); - Het taalgebruik voor de vrije beroepen; - Het taalgebruik in de relatie tussen de bestuurlijke overheden en de burgers; - Het taalgebruik in de gemeentebesturen en de scholen; - Het taalgebruik in de parlementaire debatten van de deelstaten; - Het taalgebruik in wetgevingszaken en gerechtszaken 388 ; - Het taalgebruik met betrekking tot de burgerlijke rechten. Dit alles brengt niet met zich mee dat de provinciale overheden inzake regeling van het taalgebruik volledig vrij zijn. De Canadese Grondwet legt immers bepaalde beperkingen op aan zowel de federale overheid als de provinciale besturen. In hoofdzaak bestaat de Canadese samenleving uit twee taalgroepen, nl. een Engelstalige en een Franstalige taalgroep. Op nationaal niveau kan men spreken over een Engelstalige meerderheid een Franstalige minderheid. In de provincie Québec vindt men echter de tegenovergestelde situatie terug. Daar is er sprake van een Engelstalige minderheid en een Franstalige meerderheid. Bijgevolg is de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de deelstaten uitermate belangrijk. Aangezien men te maken krijgt met verschillende minderheidsgroepen, nl. de Franstaligen in het gehele land en de Engelstaligen in de provincie Québec, is het van belang om na te gaan welke constitutionele waarborgen er bestaan ter bescherming van de minderheidstalen. 389 Net als in België is de bevoegdheid inzake taalregeling verdeeld over verschillende niveaus. Dit gegeven heeft tot gevolg dat men in de huidige rechtsleer het onderscheid maakt tussen drie taalregimes: i) het Canadese tweetalig regime, ii) het prioriteitsregime in Québec en iii) het antidiscriminatieregime van de VN. 390 Hierna wordt enkel stilgestaan bij het federale tweetalig regime en het specifieke prioriteitsregime in Québec. 387 J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, Hiervoor gelden wel uitzonderingen voor de volgende provincies: i) Québec, ii) Manitoba en iii) New Brunswick. 389 P. HOGG, Constitutional Law of Canada, Ontario, Thomson Canada Limited, 1997, W. GREEN, Language Regimes, Minority Language Rights, and International Legal Issues: The Case of the Québec Anglophones, Syracuse Journal of International Law and Commerce , 267. pag. 62

63 2. De federale taalwetgeving a. Constitution Act 1867 De officiële meertaligheid en de gelijkheid der landstalen vindt haar wortels in de oprichting van de Canadese federale staat. De Constitution Act van verleende immers aan het Frans en het Engels voor het eerst een gelijke, doch beperkte grondwettelijke erkenning. 392 Het merendeel van het grondwettelijk recht vindt men ook vandaag terug in de Constitution Act van Deze Act bevat echter maar één bepaling inzake taalgebruik, namelijk artikel 133: Either the English or the French Language may be used by any Person in the Debates of the Houses of Parliament of Canada and of the Houses of the Legislature of Québec; and both those Languages shall be used in the respective Records and Journals of those Houses; and either of those Languages may be used by any Person or in any Pleading or Process in or issuing from any Court of Canada established under this Act, and in or from all or any of the Courts of Québec. The Acts of the Parliament of Canada and of the Legislature of Québec shall be printed and published in both those Languages. 394 Voormelde bepaling voerde een tweetaligheid in voor het federale parlement, de wetgevende vergadering van Québec, de (toen nog op te richten) rechtbanken van de federale overheid en de rechtbanken van Québec. In de praktijk kwam deze verplichte tweetaligheid in hoofde van de federale overheid neer op de bescherming van de Franse taal. Deze was immers de taal van de minderheid op nationaal vlak. 395 Er weze opgemerkt dat artikel 133 geen officiële tweetaligheid instelt voor geheel Canada. Deze bepaling staat slechts het gebruik van het Frans of het Engels toe in bepaalde instellingen. Daarnaast maakt artikel 133 ook geen notie van het Frans en het Engels als officiële talen. Beide talen krijgen wel een legale status, doch geen van beiden werd uitdrukkelijk erkend als officiële taal. Van de vier oorspronkelijke provincies was bijgevolg enkel Québec verplicht om een tweetalig regime in te stellen. 396 In de federale Manitoba Act van 1870 nam de provincie Manitoba deze bepaling over in haar provinciale wetgeving. 397 Bij de creatie van Manitoba als nieuwe provincie in 1870 was het 391 De Constitution Act van 1867 werd later geamendeerd in Voorheen was deze wet bekend als de British Nord America Act. 392 R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, F. VAN DE CRAEN, De Constitution Act, 1982 Canada s herziene en eindelijk eigen grondwet, TBP 1983, Eigen onderlijning. Let vooral op het gebruik van de woorden shall en may. Voor publicaties en documenten moeten beide talen verplicht gebruikt worden, in de debatten heeft men de keuze. 395 R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, X, The Constitution Act of 1867 and the Language Question, P. HOGG, Constitutional Law of Canada, Ontario, Thomson Canada Limited, 1997, 1297; J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, pag. 63

64 provinciale parlement niet tot tweetaligheid verplicht door de Constitution Act van De Frans- en Engelstaligen kregen er wel dezelfde rechten via artikel 23 van de Manitoba Act. Dit artikel bepaalt dat de parlementaire debatten in het Frans dan wel het Engels verlopen en dat de parlementaire documenten en wetten in beide talen worden gepubliceerd. 398 b. Constitution Act van 1982 en het Canadian Charter of Rights and Freedoms i. Algemeen Tot 1982 was het voor de provinciale besturen in beginsel mogelijk om eentaligheid in te stellen voor de materies die binnen hun provinciale bevoegdheden vallen. Enkel in Québec en Manitoba was dit niet mogelijk. 399 De grondwetswijziging van 1982 amendeerde de Constitution Act van 1867 in die mate dat de Britten niet langer bindende wetgeving kon maken voor Canada. Daarnaast maakt het Canadian Charter of Rights and Freedoms sedertdien integraal deel uit van de Canadese geschreven grondwet. 400 Het Charter verruimde substantieel het bestaande tweetalige regime. Vooral op het vlak van het taalgebruik in de handel en het taalgebruik in onderwijszaken verruimde het Charter de draagwijdte van de Canadese taalregeling. 401 Allereerst bepaalt artikel 2 (b) dat de vrijheid van meningsuiting eveneens de vrijheid van taalgebruik omvat: Everyone has the following fundamental freedoms: [ ] (b) freedom of thought, belief, opinion and expression, including freedom of the press and other media of communication; [ ] 402 Hoewel het niet uitdrukkelijk in deze bepaling te lezen staat, heeft het Supreme Court reeds in de zaak Ford 403 geoordeeld dat de freedom of expression eveneens the freedom to express oneself in the language of one s choice omvat. 404 Net als in België kent Canada dus in beginsel het principe van de taalvrijheid in private betrekkingen tussen particulieren onderling. Verder bevatten de artikelen 16 tot 22 van het Charter en gedetailleerde taalregeling. basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, F. VAN DE CRAEN, De Constitution Act, 1982 Canada s herziene en eindelijk eigen grondwet, TBP 1983, W. GREEN, Language Regimes, Minority Language Rights, and International Legal Issues: The Case of the Québec Anglophones, Syracuse Journal of International Law and Commerce , Eigen onderlijning. 403 Ford v. Quebec (Attorney General) [1988] 2 SCR P. HOGG, Constitutional Law of Canada, Ontario, Thomson Canada Limited, 1997, pag. 64

65 ii. Taalgebruik in wetgevings- en gerechtszaken Artikel 16 (1) erkent het Frans en het Engels als officiële talen en stelt dat beide talen gelijkwaardig zijn: English and French are the official languages of Canada and have equality of status and equal rights and privileges as to their use in all institutions of the Parliament and government of Canada. 405 De artikelen 17 (1), 18 (1) en 19 (1) werken dit beginsel meer gedetailleerd uit, zonder daarbij in belangrijke mate af te wijken van artikel 133 Constitution Act Deze artikelen waarborgen de tweetaligheid van parlementaire commissies, de tweetaligheid in gerechtszaken en de tweetaligheid van federale documenten. 406 Op het federale niveau kan men spreken van een tweetaligheid in zowel wetgevings- als gerechtszaken. Bovendien wordt uitgegaan van gelijkwaardigheid van beide landstalen. 407 iii. Taalgebruik in bestuurszaken Daarnaast verleent artikel 20 aan de burgers het recht om zich in hun betrekkingen met de administratieve overheden te bedienen in de taal van hun keuze: Any member of the public in Canada has the right to communicate with, and to receive available services from, any head or central office of an institution of the Parliament or government of Canada in English or French, and has the same right with respect to any other office of any such institution where (a) there is a significant demand for communications with and services from that office in such language; or (b) due to the nature of the office, it is reasonable that communications with and services from that office be available in both English and French. Voormelde bepaling brengt met zich mee dat burgers zich in hun betrekkingen met de administratieve diensten kunnen bedienen in het Frans of het Engels, voor zover aan voorwaarde (a) of (b) is voldaan. Bijgevolg kan iedere burger communiceren in de taal van zijn keuze i) met de centrale zetel van de federale instellingen en ii) indien er voldoende vraag is of indien de aard van de dienst dit vereist, met de overige (perifere) federale diensten. 410 Wat het taalgebruik in bestuurszaken betreft hebben de Canadese burgers dus het recht om een officiële taal naar keuze te gebruiken bij het contacteren van federale overheidsdiensten gelegen in de 405 Eigen onderlijning. 406 W. GREEN, Language Regimes, Minority Language Rights, and International Legal Issues: The Case of the Québec Anglophones, Syracuse Journal of International Law and Commerce , Daarnaast bepaalt het derde lid van artikel 16 dat niets in het Charter belet dat het federale parlement of de provinciale wetgevers de gelijkheid of het gebruik van beide talen bevorderen. De grondwettelijke taalrechten zijn bijgevolg minimumrechten en kunnen steeds worden aangevuld of uitgebreid door de federale of provinciale wetgever (P. HOGG, Constitutional Law of Canada, Ontario, Thomson Canada Limited, 1997, 1311). 408 Eigen onderlijning. 409 Art. 20 (1) Constitution Act J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, ; R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, pag. 65

66 hoofdstad. Voor de federale overheidsdiensten gelegen in de rest van de staat, heeft de burger slechts deze keuze op die plaatsen waar er een voldoende vraag is of de aard van de dienst zelf het gebruik van de Franse of Engels taal rechtvaardigt. De wet vermeldt niet wanneer er sprake is van een significant demand. Opvallend is dat in de tweede paragraaf van artikelen 16 tot en met 20 dezelfde regels worden opgenomen voor de provincie New Brunswick. Bij de grondwetswijziging van 1982 heeft de federale overheid de provincies de mogelijkheid gegeven om deze regeling uitdrukkelijk van toepassing te verklaren voor hun grondgebied. Enkel New Brunswick bleek hiertoe bereid. 411 iv. Taalgebruik in onderwijszaken 1. De letter van de wet Een laatste uiterst belangrijke bepaling is wellicht het artikel 23 van het Charter. Deze bepaling staat minority language education rights toe, waarbij men voor de Frans- en Engelstalige minderheden in een beperkt recht voorziet om hun kinderen te laten onderwijzen in hun moedertaal: Citizens of Canada: (a) whose first language learned and still understood is that of the English or French minority population of the province in which they reside, or (b) who have received their primary school instruction in Canada in English or French and reside in a province where the language in which they received that instruction is the language of the English or French linguistic minority [ ], have the right to have their children receive primary and secondary school instruction in that language [ ] 412 Canadese burgers wiens moedertaal het Frans of het Engels is en deze nog begrijpen, of die hun lager in onderwijs in hun moedertaal hebben genoten, hebben recht op basis- en secundair onderwijs in die taal. Het tweede lid van artikel 23 bepaalt dat dit evenzeer geldt voor Canadese inwoners van wie: [ ] any child has received or is receiving primary or secondary school instruction in English or French in Canada [ ] 413 Er weze opgemerkt dat deze bepaling enkel slaat op publiekelijk gefinancierd onderwijs; men kan zijn kinderen steeds sturen naar private scholen in een taal naar keuze. Verder kan men ook uit de geciteerde bepaling afleiden dat dit recht niet geldt voor immigranten. In beginsel kan men immigranten bijgevolg verplichten om onderwijs te volgen in de taal van de provinciale meerderheid. 414 Het derde lid van artikel 23 bepaalt echter dat het recht om basis- en secundair onderwijs te genieten in de minderheidstaal van de provincie slechts geldt indien: 411 R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, Art. 23 (1) Constitution Act Art. 23 (2) Constitution Act Art. 23 van het Charter heft het immers over Citizens of Canada. Daarnaast poneert tweede lid van dit artikel de voorwaarde dat het kind reeds basis- of secundair onderwijs heeft gevolgd in Canada. In Québec legt men dan ook de voorwaarde op om als ouder in Canada onderwijs in het Engels genoten te hebben opdat het kind Engelstalig onderwijs zou mogen genieten. Op die manier wordt iedere immigrant verplicht om onderwijs in de Frans taal te volgen (zie infra). pag. 66

67 the number of children [ ] is sufficient to warrant the provision of minority language education [ ] in minority language education facilities. 415 Men heeft bijgevolg enkel recht op gesubsidieerd basis- en secundair onderwijs, voor zover een voldoende significante vraag aanwezig is. Daarnaast kunnen ouders wiens kind in Canada het lager of secundair onderwijs heeft genoten in de minderheidstaal van de provincie, ook voor hun andere kinderen onderwijs in dezelfde taal vragen De interpretatie en doelstelling van artikel 23 De initiële doelstelling van artikel 23 was volgens de bevoegde minister, Jean Chretien, de volgende: We are seeking to protect, once and for all, the education rights of francophones outside of Quebec. The aim [ ] is to provide francophones outside Quebec with approximately the same rights as the Anglophones in Quebec enjoy, or once enjoyed. 417 Men kan bijgevolg het invoegen van artikel 23 zien als een reactie op het artikel 73 van Bill 101 die de provinciale overheid van Québec enkele jaren eerder had ingevoerd. Artikel 73 van Bill 101 bepaalde immers dat op vraag van beide ouders het Engelstalig onderwijs mogelijk is indien een van beide ouders Engelstalig lager onderwijs heeft genoten in Québec (zie infra). Artikel 73 werd later in strijd bevonden met artikel 23 van het Canadian Charter. 418 De in artikel 23 gestelde voorwaarde where numbers warrant wordt niet nader gedefinieerd in de wet zelf. In de zaak Mahe t. Alberta 419 kreeg het Supreme Court in 1990 hiertoe kans. In deze zaak waren Franstalige ouders (behorende tot de Franstalige minderheid) in de stad Edmonton niet tevreden met het bestaande onderwijssysteem in de provincie Alberta. De ouders meenden dat artikel 23 ook het recht omvatte om de school te besturen en te controleren. De zaak kwam voor het Supreme Court die over deze interpretatie diende te oordelen. 420 Het Supreme Court oordeelde dat artikel 23 weldegelijk het recht op bestuur en controle omvat 421, maar besloot na een nader onderzoek van de situatie in Edmonton dat het studentenaantal niet groot genoeg was om de oprichting van een aparte Franstalige school te rechtvaardigen. Niettemin meende het Hof dat Franstaligen vertegenwoordigd moeten zijn in het bestaande schoolbestuur en een aanzienlijke exclusieve bevoegdheid hebben met betrekking tot taalkundige minderheidsrechten in het onderwijs W. GREEN, Schools, signs and separation: Québec Anglophones, Canadian constitutional politics and international language rights, Denver Law Journal of International Law & Politics , J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, Geciteerd in A.N. KAHN, Minority Language Education Rights in Canada, Journal of Law and Education 1994, Quebec Attorney General v. Quebec Protestant School Board [1984] 2 SCR Mahe v. Alberta [1990] 1 SCR R.G. RICHARDS, Mahe v. Alberta: Management and Control of Minority Language Education, McGill Law Journal , Mahe v. Alberta [1990] 1 SCR 342, p : If the term minority language educational facilities is not viewed as encompassing a degree of management and control, then there would not appear to be any purpose in including it in s R.G. RICHARDS, Mahe v. Alberta: Management and Control of Minority Language Education, McGill Law Journal , 218. pag. 67

68 Het Hof voegde hieraan toe dat de voorwaarde where numbers warrant een zogenaamde sliding scale inhoudt: The idea of a sliding scale is simply that section 23 guarantees whatever type and level of rights and services is appropriate in order to provide minority language instruction for the particular number of students involved. 423 Voorheen was de meerderheid van de rechtspraak de mening toegedaan dat artikel 23 twee verschillende rechten inhield, namelijk enerzijds een recht met betrekking tot het onderricht en anderzijds een recht met betrekking tot de faciliteiten. 424 Het Hof meende echter dat de sliding scale - interpretatie de enige juiste was: the sliding scale approach ensures that the minority group receives the full amount of protection that its numbers warrant. 425 De vroegere interpretatie kon immers het perverse effect hebben dat indien men de rechtbank kon overtuigen dat artikel 23 verplicht om een volledig apart schoolbestuur (i.t.t. een soort van vertegenwoordiging in het bestaande schoolbestuur) op te richten, andere groepen van ouders geen enkele mate van bestuur of controle bezitten omdat hun groep net niet het gewenste aantal bereikt. Het Supreme Court meende in de zaak Mahé dat rechters moeten bewust zijn van de positieve verplichting die artikel 23 aan de overheid oplegt om de institutionele structuren zo nodig te wijzigen en/of te ontwikkelen. 426 In latere rechtspraak verduidelijkte het Hof deze voorwaarde. Het Supreme Court meende dat taalrechten in alle zaken doelmatig moeten worden geïnterpreteerd op een wijze die overeenstemt met het behoud en de ontwikkeling van de officiële taalgemeenschappen in Canada. Het Hof vervolgde: A purposive interpretation of s. 23 rights is based on the true purpose of redressing past injustices and providing the official language minority with equal access to high quality education in its own language, in circumstance where community development will be enhanced. 427 Hieruit kan men opmaken dat artikel 23 een remediërende functie heeft ten aanzien van de bestaande gebreken. 428 Daarnaast kan de provinciale wetgever de beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de significante vraag niet toewijzen aan het schoolbestuur zelf 429 (deze beslissing kan enkel door een overheidsorgaan worden genomen). In latere rechtspraak werd ook de aandacht gevestigd op het afdwingbare karakter van artikel 23 ten aanzien van de overheid Mahe v. Alberta [1990] 1 SCR 342, p A.N. KAHN, Minority Language Education Rights in Canada, Journal of Law and Education 1994, Mahe v. Alberta [1990] 1 SCR 342, p A.N. KAHN, Minority Language Education Rights in Canada, Journal of Law and Education 1994, Arsenault-Cameron v. Prince Edward State [2000] 1 RCS, 3, p Concreet werd in de zaak Arsenault-Cameron besloten dat een nieuwe school diende opgericht te worden en dat kinderen niet verplicht konden worden de bus te nemen naar een andere gemeente of stad. 429 Arsenault-Cameron v. Prince Edward State [2000] 1 RCS, Doucet-Boudreau v. Novia Scotia (Minister of Education [2003] 3 SCR, 3, p. 25: [Section 23] is designed to correct past injustices not only by halting the progressive erosion of minority official language cultures across Canada, but also by actively promoting their flourishing. pag. 68

69 3. Vergelijking met basisonderwijs in de Belgische faciliteitengemeenten In België maakt een specifieke taalregeling in de faciliteitengemeenten het mogelijk dat, in afwijking van het territorialiteitsbeginsel, het lager- en kleuteronderwijs verstrekt mag worden in de moedertaal of gebruikelijke taal van het kind. Zo wordt in de Nederlandstalige faciliteitengemeenten het basis- en secundair onderwijs n het Nederlands verstrekt. Voor het kleuter- en lager onderwijs bestaat een afwijkende regeling ten behoeve van de Franstalige kinderen in die gemeenten. 431 Op verzoek van minstens 16 gezinshoofden kan de betrokken gemeente verplicht worden om Franstalig onderwijs te verstrekken (let wel: het gaat enkel om basisonderwijs). De kinderen van het gezinshoofd moeten het Frans als moedertaal of gebruikelijke taal hebben en het gezinshoofd moet verblijven in één van de gemeenten. 432 Net als in Canada geldt hier een voorwaarde voor wat betreft het aantal. Hier is deze voorwaarde echter gepreciseerd: de voorwaarde wordt vervuld bij een verzoek van minstens 16 gezinshoofden. In België kent men hieromtrent dan ook minder geschillen dan in Canada. Daarnaast is de voorwaarde om tot de taalkundige minderheid te behoren in België minder restrictief ingevuld dan in Canada. De Canadese wetgeving bepaalt immers dat de minderheidstaal de moedertaal van het kind moet zijn, terwijl de Belgische wetgeving slechts vereist dat het kind de taal als gebruikelijke taal of moedertaal heeft. Ook dit lijkt op het eerste zicht juridische geschillen te vermijden. Verder vereist de Belgische regeling ook niet dat men reeds onderwijs in de andere landstaal heeft genoten in België, noch dat het gaat om kinderen van Belgische burgers. De Onderwijstaalwet stelt enkel als voorwaarde dat het kind de taal als gebruikelijke taal of moedertaal heeft en dat het gezinshoofd in de betrokken gemeente verblijft. Zo kan een EU-onderdaan uit Frankrijk die zijn verblijfplaats heeft in een Nederlandstalige faciliteitengemeente ook partij zijn bij de aanvraag om lager onderwijs in de andere landstaal. In Canada lijkt men ter zake bijgevolg strenger ten aanzien van immigranten dan in België. v. Overige bepalingen Allereerst dient te worden opgemerkt dat de Constitution Act 1982 geen uitdrukkelijke bepalingen bevat die het taalgebruik in commerciële of private aangelegenheden beschermen. Deze bescherming kan men wel afleiden uit artikel 2 (b), dat de vrijheid van meningsuiting waarborgt. Het Supreme Court heeft immers al geoordeeld dat de vrijheid van meningsuiting eveneens the freedom to express oneself in the language of one s choice 433 omvat. 434 Naast de bepalingen inzake taalgebruik, lijkt het aangewezen nog even kort stil te staan bij enkele naburige bepalingen. Zo bepaalt artikel 1 dat de rechten onder het Charter kunnen worden beperkt door een rechtsregel die wordt gemotiveerd binnen een vrije en democratische samenleving, binnen reasonable limits. Hier wordt niet verder op ingegaan. 431 Art. 3 jo. art. 6 Onderwijstaalwet. 432 L. WITGENS, Taalperikelen in Vlaanderen. Een bijdrage tot het Komen-autaire dossier, Brugge, die Keure, 1984, Ford v. Quebec (Attorney General) [1988] 2 SCR P. HOGG, Constitutional Law of Canada, Ontario, Thomson Canada Limited, 1997, pag. 69

70 Belangrijker lijkt artikel 33, i.e. de zogenaamde notwithstanding clause. Dit artikel bepaalt dat provincies de bepalingen van artikel 2 en artikel 7 tot en met artikel 7 buiten werking kunnen stellen. 435 Québec maakt geregeld gebruik van deze bepaling, aangezien ze de overheden toelaat in bepaalde situaties voormelde artikelen buiten beschouwing te laten. Dit kan wel enkel voor een beperkte periode, de wetgeving dient immers na vijf jaar te worden herzien. 436 Tot slot is er artikel 24. Deze bepaling stelt dat in geval van schending van één van de official language rights de bevoegde rechtbank federale en provinciale wetgeving kan vernietigen. 437 c. The Official Languages Act Naast de voormelde grondwettelijke bepalingen, zijn ook enkele federale bepalingen terug te vinden inzake taalgebruik. In 1969 vaardigde de federale wetgever de Official Languages Act 438 uit, die de tweetaligheid van de federale openbare sector moest garanderen en het Frans en Engels erkende als officiële talen. 439 De OLA 1969 wordt dan ook beschouwd als de juridische hoeksteen van het equal partnership tussen beide talen. Deze wet bepaalt immers dat: the English and French languages are the official languages of Canada for all purposes of the Parliament and Government of Canada, and possess and enjoy equality of status and equal rights and privileges as to their use in all the institutions of the Parliament and Governement of Canada. 440 De nieuwigheid ten opzichte van het bestaande artikel 133 van de Constitution Act van 1867 bestaat erin dat de rechten onder de OLA 1969 zich richten tot de eigenheid van de talen an sich, terwijl de rechten onder de Constitution Act 1867 zich richten tot personen of de taalgemeenschappen. 441 De aandachtige lezer maakt wellicht de bedenking dat ook de Constitution Act 1982 deze twee principes uitwerkt. Inderdaad, verschillende bepalingen van de OLA 1969 zijn overgenomen in het Canadian Charter of Rights and Freedoms. Dit is dan ook de reden waarom de OLA 1969 in 1988 in grote mate geamendeerd werd. Een belangrijke vernieuwing is Deel VII van de OLA , die de volgende bewoordingen bevat: The government of Canada is Committed to (a) enhancing the vitality of the English and French linguistic minority communities in Canada and supporting and assisting their development; and (b) fostering the full recognition and use of both [languages] in Canadian society. De Minister of Canadian Heritage heeft ter zake een specifiek mandaat gekregen om alle noodzakelijke maatregelen te nemen hiervoor J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, Art. 33 (1) Constitution Act Art. 24 (1) Constitution Act Official Languages Act 1969, RSC 1970, c 0-2 (verder: OLA 1969). 439 J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, V.C. GOLDBLOOM, Language Equality in Canada: A Delicate Balance, UNB Law Journal 1998, Ibid. 442 Official Languages Act 1988, RSC 1985, c 31 (hier: OLA 1988). 443 V.C. GOLDBLOOM, Language Equality in Canada: A Delicate Balance, UNB Law Journal 1998, 181. pag. 70

71 Daarnaast zijn in 1991 bepaalde richtlijnen uitgevaardigd met betrekking tot communicatie en diensten die onder de OLA 1988 vallen. 444 Deze regulering bevat nieuwe criteria om te oordelen of er voldaan is aan de voldoende vraag en somt de diensten op die omwille van hun aard tweetalig zijn. Op die manier garandeert men dat diensten worden aangeboden volgens de omvang van de minderheden, de locatie van de dienst en het belang van de diensten. Daarnaast worden diensten voorzien in een bepaald aantal kantoren dat proportioneel is aan de omvang van de minderheidsgroep. 445 d. Besluit Het hoeft geen betoog dat de Canadese federale overheid het personaliteitsbeginsel volgt. De leden van de federale wetgevende vergaderingen hebben het recht om het Engels of Frans naargelang hun voorkeur te gebruiken tijdens de parlementaire debatten. Dit recht is niet afhankelijk van de lokale taalomgeving waar het parlement gevestigd is, noch van de afkomst van het parlementslid, noch van de deelstaat die de afgevaardigde vertegenwoordigt. 446 De artikelen 17 tot en met 19 Constitution Act 1982 waarborgen de tweetaligheid van parlementaire commissies, de tweetaligheid in gerechtszaken en de tweetaligheid van federale documenten. Daarnaast hebben particulieren het recht om te communiceren met de federale instellingen in een officiële taal naar keuze. De betrokken instelling is dan gehouden om haar dienst te verstrekken in diezelfde taal. Hierbij geldt echter een belangrijke afwijking voor de gedecentraliseerde diensten van het federale parlement. Voor deze diensten heeft de burger slechts keuze tussen beide landstalen op die plaatsen waar er een voldoende vraag is of de aard van de dienst zelf het gebruik van de Franse of Engels taal rechtvaardigt. Aangezien dit recht afhankelijk wordt gesteld van de plaats waar men dergelijke dienstverlening verantwoord acht (er moet immers een voldoende grote vraag voorhanden zijn), kan men opmaken dat het territorialiteitsbeginsel hier eerder toepassing vindt. Wat het taalgebruik in onderwijszaken betreft doet artikel 23 denken aan de regeling in de Belgische faciliteitengemeenten. Dit artikel kent taalrechten toe aan de minderheden doorheen het land. Dit kan als een toepassing van het personaliteitsbeginsel aanzien worden. Opnieuw moet echter een voldoende vraag aanwezig zijn. Net als bij het taalgebruik in bestuurszaken is dit afhankelijk van de lokale taalomgeving en kan men hierin de toepassing van het territorialiteitsbeginsel zien. Tot slot dient te worden opgemerkt dat de federale overheid uitgaat van de gelijkwaardigheid van beide officiële talen. 3. De taalwetgeving van Québec a. Bill 63 en Bill 22 In 1963 werd de Act to promote the French language in Québec 447 aangenomen als reactie op een conflict binnen de Montrealeense schoolcommissies met betrekking tot de onderwijstaal van immigranten. De wet bepaalde onverkort dat immigranten in beginsel het onderwijs in het Frans 444 Official Languages (Communications with and Services to the Public) Regulations S.O.R./ V.C. GOLDBLOOM, Language Equality in Canada: A Delicate Balance, UNB Law Journal, 1998, R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, De Franse benaming is de Loi pour promouvoir la langue française au Québec (LQ 1969, c 9). Verder wordt deze wet ook aangeduid als Bill 63. pag. 71

72 zouden moeten volgen en stelde dat de leerlingen die Engelstalig onderwijs volgen een bepaalde kennis van het Frans moeten hebben. De wet voorzag niet in concrete maatregelen. 448 In 1974 werd de Act to promote the French language in Québec vervangen door de Official Language Act van Met deze wet werd een eind gemaakt aan de taalkundige gelijkwaardigheid. De preambule van de wet bepaalde immers dat French is the official language of Quebec. Deze wet creëerde geen eentalig regime, maar gaf de Franse taal voorrang in de regering, het bedrijfsleven en het openbaar onderwijs. 450 Een echt dwingend karakter ontbrak nog in deze wet en het taalgebruik in de sociale en decentrale diensten moest niet enkel in het Frans verlopen. 451 Daarnaast bepaalde deze wet dat men enkel Engelstalig onderwijs kon volgen indien men door middel van een test bewees dat men voldoende kennis had van de Engelse taal. Had men geen voldoende kennis van deze taal, dan moest men noodgedwongen Franstalig onderwijs volgen. 452 Er kwam vanuit beide taalgemeenschappen protest op Bill 22. De Engelstalige minderheid in Québec had echter maar weinig grondwettelijke rechtsmiddelen voorhanden. Artikel 133 van de Constitution Act 1867 voorziet slechts tweetaligheid voor de provinciale wetgevende vergadering en de provinciale rechtbanken van Québec en artikel 93 van de Constitution Act 1867 kende de provinciale wetgevers de exclusieve bevoegdheid inzake onderwijs toe. 453 In de zaak Protestant School Board of Greater Montreal v. Minister of Education of Quebec 454 probeerde de Engelstalige minderheid de taalregeling in onderwijs van Bill 22 aan te vechten op grond van artikel 93 van de Constitution Act Het Hooggerechtshof van Québec meende echter dat artikel 93 geen taalkundige rechten beschermt en bevond Bill 22 dus in overeenstemming met de grondwet. b. Bill 101 Onder impuls van de Parti Québecois werd in 1977 Bill goedgekeurd. Deze wet riep het Frans uit tot officiële taal van bijna het gehele openbare leven van Québec. 456 Net als bij de uiteenzetting over de Constitution Act 1982 wordt hier voor de overzichtelijkheid in verschillende onderdelen gewerkt. 448 J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, De Franse benaming luidt Loi sur la langue officielle (LQ 1974, c. 6). Deze wet wordt ook vaak aangeduid als Bill A. BRAËN, La Politique Linguistique du Québec: Le Malaise, Revue de la Common Law en Français 2009, 148; W. GREEN, Schools, Signs and Separation: Quebec Anglophones, Canadian Constitutional Politics, and International Language Rights, Denver Journal of International Law and Politics , J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, W. GREEN, Schools, Signs and Separation: Quebec Anglophones, Canadian Constitutional Politics, and International Language Rights, Denver Journal of International Law and Politics , W. GREEN, Schools, Signs and Separation: Quebec Anglophones, Canadian Constitutional Politics, and International Language Rights, Denver Journal of International Law and Politics , Protestant School Board of Greater Montreal v. Minister of Education of Quebec [1976] 83 DLR i.e. het Charter of the French Language of het Charte de la Langue Française (LRQ cc. 11). 456 R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, 18. pag. 72

73 i. Taalgebruik in wetgevings- en gerechtszaken Hoofdstuk III van Titel I van het Charter of the French Language bepaalt dat het Frans de enige taal is voor het wetgevend en gerechtelijk apparaat. 457 Artikel 7 stelt immers: French is the language of the legislature and the courts in Quebec. In vergelijking met Bill 22 breidt Bill 101 dus de voorrangspositie van het Frans uit naar het provinciale parlement. Over de parlementaire debatten wordt met geen woord gerept in de Charter of the French Language. Artikel 133 Constitution Act 1867 stelt immers klaar en duidelijk dat zowel het Frans als het Engels tijdens de parlementaire debatten mocht gebruikt worden. Hier kon men niet omheen. In verband met de parlementaire documenten en wetten bepaalt artikel 133 Constitution Act 1867 slechts het volgende: The Acts [ ] of the Legislature of Québec shall be printed and published in both those Languages. Bill 101 bepaalde dan ook dat de publicatie van de wetten in beide talen zou gebeuren, maar dat enkel de Franse versie de officiële is. De Engelse versie is slechts een onofficiële vertaling. 458 De wetten zullen immers be drafted [ ], tabled [ ], passed and assented in [the French language] 459. De eentaligheid van het gerecht werd oorspronkelijk gewaarborgd door de artikelen 11 tot en met In de zaak Attorney General of Quebec v. Blaikie 461 bevond het Supreme Court hoofdstuk III van het Charter of the French Language in strijd met artikel 133 Constitution Act Het hof oordeelde dat de vereiste van tweetaligheid eveneens inhoudt dat wetten in beide talen worden uitgevaardigd. De beperkingen die hoofdstuk III stelt aan de Engelse vertaling van de wetgeving valt niet onder de bevoegdheden van de Québecse wetgever. Québec had, aldus het Hof, niet de bevoegdheid om afstand te doen van zijn verplichtingen onder artikel 133 Constitution Act A. BRAËN, La Politique Linguistique du Québec: Le Malaise, Revue de la Common Law en Français 2009, 150; J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, Art. 8 Charter of the French Language. 460 Deze artikelen bepaalden het volgende: 11. Artificial persons addressing themselves to the courts and to bodies discharging judicial or quasi-judicial function shall do so in the official language, and shall use the official language in pleading before them unless all parties to the action agree to their pleading in English. 12. Procedural documents [ ] shall be drawn up in the official language [ ] 13. The judgments rendered in Québec [ ] must be drawn up in French or be accompanied with a duly authenticated French version. Only [this] version [ ] is official. 461 Attorney General of Quebec v. Blaikie et al [1979] 2 SCR A. TREMBLAY, L interprétation des dispositions constitutionnelles relatives aux droits linguistiques, Manitoba Law Journal 1983, 660. pag. 73

74 De zaak Blaikie breidde de bestaande taalrechten onder artikel 133 Constitution Act 1867 aanzienlijk uit: i) beide versies van de wetgeving worden nu officieel erkend 463 ; ii) gedelegeerde wetgeving (waaronder ook regulations) wordt gelijkgesteld met acts onder artikel ; ook rechtspersonen mogen een officiële taal naar keuze gebruiken in gerechtszaken 465 ; en ook administratieve rechtscolleges vallen onder de notie Québec Courts. 466 Momenteel luidt Chapter III van het Charter of the French Language bijgevolg als volgt: 7. French is the language of the legislature and the courts in Québec, subject to the following: (1) legislative bills shall be printed, published, passed and assented to in French and in English, and the statutes shall be printed and published in both languages; (2) the regulations and other similar acts to which section 133 of the Constitution Act, 1867 applies shall be made, passed or issued, and printed and published in French and in English; (3) the French and English versions of the texts referred to in paragraphs 1 and 2 are equally authoritative; (4) either French or English may be used by any person in, or in any pleading in or process issuing from, any court of Québec. 8. Where an English version exists of a regulation or other similar act to which section 133 of the Constitution Act, 1867 does not apply, the French text shall prevail in case of discrepancy. 9. Every judgment rendered by a court of justice and every decision rendered by a body discharging quasi-judicial functions shall, at the request of one of the parties, be translated into French or English, as the case may be, by the civil administration bound to bear the cost of operating such court or body. 467 ii. Taalgebruik in bestuurszaken Hoofdstuk IV bevat de bepalingen met betrekking tot het taalgebruik in bestuurszaken. Artikel 14 stelt allereerst dat de regering, de ministeriële departementen en de openbare administratie van Québec enkel met hun Franse benaming mogen worden aangeduid P. HOGG, Canadian Constitutional Law, Ontario, Thomson Canada Limited, 1997, 1298; A. TREMBLAY, L interprétation des dispositions constitutionelles relatives aux droits linguistiques, Manitoba Law Journal 1983, P. HOGG, Canadian Constitutional Law, Ontario, Thomson Canada Limited, 1997, 1303; A. TREMBLAY, L interprétation des dispositions constitutionelles relatives aux droits linguistiques, Manitoba Law Journal 1983, P. HOGG, Canadian Constitutional Law, Ontario, Thomson Canada Limited, 1997, 1306; A. TREMBLAY L interprétation des dispositions constitutionelles relatives aux droits linguistiques, Manitoba Law Journal, 1983, P. HOGG, Canadian Constitutional Law, Ontario, Thomson Canada Limited, 1997, ml. 468 R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, 75; A. BRAËN, La Politique Linguistique du Québec: Le Malaise, Revue de la Common Law en Français 2009, 151. pag. 74

75 Voor benoemingen en promoties in een overheidsdienst is een voldoende kennis van het Frans vereist 469. Ook de scholen, gezondheidsdiensten, de lokale besturen en de semi-publieke instellingen 470 worden als onderdelen van de administratie beschouwd Artikelen 16 tot en met 19 bepalen dat de overheidsdiensten in de interne communicatie het Frans moeten gebruiken voor zowel betrekkingen binnen als tussen de besturen: 16. The civil administration shall use the official language in its written communications with other governments and with legal persons established in Québec. 17. The Government, the government departments and the other agencies of the civil administration shall use only the official language in their written communications with each other. 18. French is the language of written internal communications in the Government, the government departments, and the other agencies of the civil administration. 19. The notices of meeting, agendas and minutes of all deliberative assemblies in the civil administration shall be drawn up in the official language. Artikel 15 bepaalt dat hetzelfde geldt voor de betrekkingen met het publiek, maar hierop worden wel enkele uitzonderingen gemaakt: The civil administration shall draw up and publish its texts and documents in the official language. This section does not apply to relations with persons outside Québec, to publicity and communiqués carried by news media that publish in a language other than French or to correspondence between the civil administration and natural persons when the latter address it in a language other than French. 473 De regel geldt dus niet voor betrekkingen met individuen die buiten Québec wonen en voor inwoners van Québec die zich in een andere taal tot een overheidsdienst van Québec richten. Het Charter raakt bijgevolg niet aan het recht die de Engelstalige minderheid van Québec sedert jaar en dag geniet om in de Engelse taal geholpen te worden door de diensten van de openbare administratie. 474 iii. Taalgebruik in het bedrijfsleven Hoofdstuk VI van Bill 101 maakt van het Frans de verplichte werktaal in de particuliere sector. Daarnaast breidt hoofdstuk VII dit uit naar het commerciële gebeuren Art. 20 Charter of the French Language. 470 Art. 30 e.v. Charter of the French Language. 471 Art Charter of the French Language. 472 J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, Eigen onderlijning. 474 R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, A. BRAËN, La Politique Linguistique du Québec: Le Malaise, Revue de la Common Law en Français 2009, 152. pag. 75

76 1. Het interne taalgebruik Wat het interne taalgebruik van ondernemingen betreft dient de werkgever in zijn schriftelijke communicatie met zijn personeel het Frans te gebruiken. Ook jobaanbiedingen en mogelijkheden tot promotie dienen in het Frans te worden opgemaakt. 476 Het Charter of the French Language gaat zelfs zo ver dat het verboden is voor werkgevers om een werknemer te ontslaan, over te plaatsen of te royeren om de enkele reden dat hij of zij enkel de Franse taal beheerst of omdat hij of zij een onvoldoende kennis heeft van een andere taal dan de Franse. 477 Evenmin is het de werkgever verboden om het verkrijgen van een betrekking afhankelijk te stellen van een bepaalde kennis van een andere taal dan de Franse. Deze laatste regel geldt echter niet wanneer de aard van de diensten dergelijke kennis vereist. 478 De regeling voor het interne taalgebruik van de onderneming gaat duidelijk verder dan de Belgische regelgeving ter zake. Zo bestaat in België de verplichting niet om een bepaalde taal te gebruiken bij werkaanbiedingen. Daarnaast bestaan geen dergelijke verboden voor de werkgevers zoals deze die hierboven zijn aangehaald. 2. Het externe taalgebruik Ook het taalgebruik in de betrekkingen tussen ondernemingen en hun cliënteel verlopen in beginsel in het Frans. Zo bepaalt artikel 51 dat o.a. vermeldingen op producten, handleidingen, menukaarten in restaurants en garantiebewijzen in het Frans moeten worden opgesteld: Every inscription on a product, on its container or on its wrapping, or on a document or object supplied with it, including the directions for use and the warranty certificates, must be drafted in French. This rule applies also to menus and wine lists. 479 Voormeld artikel bepaalt echter wel dat men kan voorzien in een Engelse vertaling, maar deze vertaling mag geen greater prominance hebben dan de Franse tekst. 480 Verder moeten ook bestelbonnen, software en games, brochures, catalogi en ontvangstbewijzen in het Frans worden opgesteld. Artikelen 58 en 69 gaan echter nog verder. Luidens artikel 58 mag uitsluitend de Franse taal gebruikt worden op uithang- of reclameborden. Daarnaast bepaalt artikel 69 dat namen van commerciële ondernemingen Franse namen moeten zijn. Deze bepalingen zijn de meeste controversiële van allen en maken duidelijk waarvoor Bill 101 eigenlijk stond. 481 In 1984 meenden vijf Engelstalige ondernemingen dat artikel 58 en artikel 69 hun vrijheid van taalgebruik, die voortvloeit uit artikel 2(b) van de Constitution Act 1982 en artikel 3 van het Quebec Charter of Human Rights and Freedoms, beperkte. Nadat reeds het Québec Superior Court en het 476 Art. 41 Charter of the French Language. 477 Art. 45, eerste lid Charter of the French Language. 478 Art. 46, eerste lid Charter of the French Language. 479 Art. 51, eerste lid Charter of the French Language. 480 Art. 51, tweede lid Charter of the French Language. 481 R. YALDEN, Liberalism and Language in Quebec: Bill 101, the Courts, and Bill 178, University of Toronto Faculty of Law Review 1989, 974. pag. 76

77 Québec Court of Appeal zich over de zaak hadden gebogen, kwam de kwestie voor het Supreme Court. 482 Op 15 december oordeelde het Supreme Court dat de vrijheid van meningsuiting 484 eveneens de vrijheid omvat om zich uit te drukken in de taal die men wenst. 485 Deze keuzevrijheid strekt zich eveneens uit tot de zogenaamde commercial expression die geviseerd wordt door de artikelen 58 en 69. Deze commercial expression speelt een belangrijke rol omdat ze het voor particulieren mogelijk maakt om geïnformeerde economische beslissingen te nemen. Het Hof beschouwt dit laatste immers als an important aspect of individual self-fulfillment and personal autonomy Het Hof ging na of de beperkingen die de artikelen 58 en 69 opleggen aan de vrijheid van taalgebruik gerechtvaardigd zijn als reasonable limits zoals opgenomen in artikel 1 van het Canadian Charter of Rights and Freedoms en artikel 9 (1) (oud artikel 3) van het Quebec Charter of Human Rights and Freedoms. 488 Het Hof oordeelde dat de doelstelling serious and legitimate was. Québec wou immers de kwetsbare positie van het Frans in Québec en Canada beschermen en trachtte te verzekeren dat het taalkundig uitzicht van Québec het overwicht van de Franse taal zou weerspiegelen. 489 In het licht van een aantal relevante gegevens (o.a. de dalende Franstalige bevolking buiten Québec, het dalende geboortecijfer van de Québecse Franstalige bevolking en de Engelstalige dominantie in het hoger kader van de economische sector van Québec) meende het Supreme Court dat de doelstelling voldoende belangrijk was. 490 Het Supreme Court meende daarentegen dat de bestreden bepalingen niet proportioneel waren aan de beoogde doelstelling. Het exclusieve gebruik van het Frans op de uithang- of reclameborden is niet noodzakelijk of proportioneel om de overleving van het Frans in Québec te bereiken. Het Hof stelde wel uitdrukkelijk dat: [ ] predominant display of the French language, even its marked predominance, would be proportional to the goal of promoting and maintaining a French visage linguistique in Québec [ ] W. GREEN, Schools, Signs and Separation: Quebec Anglophones, Canadian Constitutional Politics, and International Language Rights, Denver Journal of International Law and Politics , Ford v. Quebec (Attorney General) [1988] 2 SCR Zoals deze wordt gewaarborgd door artikel 2 (b) Constitution Act Het Supreme Court volgde hiermee de zienswijze van zowel het Superior Court of Quebec als het Quebec Court of Appeal. Het Hof stelde: Language is so intimately related to the form and content of expression that there cannot be true freedom of expression by means of language if one is prohibited from using a language of one s choice (Ford v. Quebec (Attorney General) [1988] 2 SCR 712, p. 748). 486 Ford v. Quebec (Attorney General) [1988] 2 SCR 712, p W. GREEN, Language Regimes, Minority Language Rights, and International Legal Issues: The Case of the Québec Anglophones, Syracuse Journal of International Law and Commerce , Dit doet men aan de hand van een test die zijn oorsprong vindt in de zaak R. v. Oakes. Eerst gaat men na of het wetgevend doel voldoende belangrijk is en daarna kijkt men of de maatregelen proportioneel zijn aan het beoogde doel. 489 W. GREEN, Language Regimes, Minority Language Rights, and International Legal Issues: The Case of the Québec Anglophones, Syracuse Journal of International Law and Commerce , R. YALDEN, Liberalism and Language in Quebec: Bill 101, the Courts, and Bill 178, University of Toronto Faculty of Law Review 1989, Ford v. Quebec (Attorney General) [1988] 2 SCR 712, p pag. 77

78 Het Hof oordeelde dat een marked predominance van het Frans wel als een redelijke beperking van de vrijheid van meningsuiting kon aanzien worden aangezien dit de realiteit van de Québecse maatschappij weerspiegelt. 492 Bijgevolg verklaarde het Hof de bestreden bepalingen ongrondwettelijk. De reactie van Québec bleef niet lang uit. Kort na het arrest Ford amendeerde de provinciale wetgever het Charter of the French Language. Artikel 58 werd gewijzigd en behield de eentalige Franse reclame- en publiciteitsborden buiten de onderneming, maar stond het gebruik van tweetalige borden toe binnen de onderneming zelf. Hierbij gold wel de voorwaarde dat het Frans markedly predominant was. Opdat het amendement niet meer het voorwerp zou uitmaken van juridische geschillen riep men de notwithstanding clause van de Constitution Act 1982 in. 493 Het inroepen van de notwithstanding clause resulteerde uiteindelijk in de zaak Ballantyne v. Canada 494 in Dit was een zaak voor het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties. Het Comité was van oordeel dat Bill 178 in strijd was met artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. Artikel 19 bepaalt immers: Everyone shall have the right to freedom of expression; this right shall include freedom to seek, receive and impart information and ideas of all kinds, regardless of frontiers, either orally, in writing or in print, in the form of art, or through any other media of his choice. 495 Het Mensenrechtencomité meende dat dit als volgt diende te worden geïnterpreteerd: [article 19 should be interpreted] as encompassing every form of subjective ideas and opinions capable of transmission to others [and the commercial form of expression did not remove] this expression from the scope of protected freedom. 496 De vrijheid om zich uit te drukken in een bepaalde taal mag niet worden uitgesloten. Het verbod om reclame en publiciteit te maken in de Engelse taal werd bovendien niet proportioneel geacht aan de beoogde maatregel, namelijk om de kwetsbare positie van de Franstalige minderheid in Canada te beschermen. Het Comité meende wel dat deze maatregel kon bereikt worden door de regel dat reclame- en publiciteitsborden in zowel het Engels als het Frans dienen te worden opgemaakt. 497 Het jaar 93 was eveneens het jaar waarin de notwithstanding clause het eind van zijn vijfjarige levensduur bereikte. De wetgevende vergadering van Québec amendeerde 498 het Charter dan ook waardoor het huidige artikel 58 tot op heden als volgt luidt 499 : 492 W. GREEN, Language Regimes, Minority Language Rights, and International Legal Issues: The Case of the Québec Anglophones, Syracuse Journal of International Law and Commerce , 275; E. VEITCH, Language, Culture and Freedom of Expression in Canada, International and Comparative Law Quarterly 1990, D. JOHANSEN en P. ROSEN, Background Paper. The Notwithstanding Clause of the Charter, Parliamentary Information and Research Service, UN Human Rights Committee, Ballantyne, Davidson and McIntyre v. Canada, Communication No. 385/1989 : Canada , Artikel 19, 2 Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten van de Verenigde Naties. 496 W. GREEN, Schools, Signs and Separation: Quebec Anglophones, Canadian Constitutional Politics, and International Language Rights, Denver Journal of International Law and Politics , Ibid. 498 Via Bill 86 of de Act to amend the Charter of the French Language (SQ 1993, s. 40). pag. 78

79 Public signs and posters and commercial advertising must be in French. They may also be both in French and in another language provided that French is markedly predominant. However, the Government may determine, by regulation, the places, cases, conditions or circumstances where public signs and posters and commercial advertising must be in French only, where French need not be predominant or where such signs, posters and advertising may be in another language only. Het vernieuwde artikel 58 staat dus toe dat reclame- of publiciteitsborden in zowel het Frans als het Engels mogen worden opgemaakt, op voorwaarde dat het Engels markedly predominant is. Indien het Frans dus in een groter lettertype wordt aangebracht of er, bij meerdere borden, meer Franstalige dan Engelstalige borden zijn, is ook het Engels toegelaten. Deze geamendeerde wet werd niet beschermd door een notwithstanding clause. 500 Het contrast met de Belgische taalregelgeving is hier schrijnend. In België is de vrijheid van taalgebruik nog steeds het basisbeginsel in het bedrijfsleven. Bijgevolg mogen ondernemingen de taal gebruiken die ze willen in externe communicatie en in de relatie met hun klanten. Reclame van private ondernemingen is dan ook niet onderworpen aan taalwetgeving. Er bestaat enkel regelgeving die betrekking heeft op de officiële documenten en het taalgebruik binnen de onderneming zelf. iv. Taalgebruik in onderwijszaken De bepalingen die betrekking hebben op het taalgebruik in het onderwijs vindt men terug in hoofdstuk VIII van het Charter. In beginsel is het Frans de taal van het onderwijs, zowel voor het officieel als voor het vrij onderwijs. 501 Oorspronkelijk bepaalde artikel 73 dat op vraag van beide ouders het Engelstalig onderwijs mogelijk is indien een van beide ouders Engelstalig lager onderwijs heeft genoten in Québec. 502 Artikel 23 van de Constitution Act 1982 bepaalt daarentegen dat men onderwijs in de minderheidstaal kan genieten indien de ouders dit onderwijs hebben genoten in Canada. Ook kinderen die een broer of zus hebben die het onderwijs hebben genoten in de minderheidstaal kunnen dit onderwijs genieten. In bevond het Supreme Court artikel 73 in strijd met artikel 23 van de Canadian Charter of Rights and Freedoms. Het Hof oordeelde dat de Québecse regering de kinderen van Canadese ouders en deze wiens broers of zussen Engelstalig onderwijs hebben genoten ergens in Canada, moest toelaten tot het Engelstalig onderwijs. Aangezien artikel 23 Constitution Act 1982 zich enkel richt tot Canadese burgers, kunnen Engelse, Franse of anderstalige immigranten nog steeds geen Engelstalig onderwijs genieten in Québec D. JOHANSEN en P. ROSEN, Background Paper. The Notwithstanding Clause of the Charter, Parliamentary Information and Research Service, D. JOHANSEN en P. ROSEN, Background Paper. The Notwithstanding Clause of the Charter, Parliamentary Information and Research Service, J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, Ibid. 503 Quebec Attorney General v. Quebec Protestant School Board [1984] 2 SCR W. GREEN, Schools, Signs and Separation: Quebec Anglophones, Canadian Constitutional Politics, and International Language Rights, Denver Journal of International Law and Politics , pag. 79

80 Om te conformeren met de uitspraak van het Supreme Court herzag Québec de bestreden voorziening. In 2005 meende het Hof 505 echter dat ook de geamendeerde versie in strijd was met artikel 23 Constitution Act. De nieuwe versie van artikel 73 voorzag in een reeks van vrijstellingen die het mogelijk maakten dat studenten die leefden in Québec Engelstalig onderwijs genoten. Men kon van bepaalde vrijstellingen echter enkel genieten op voorwaarde dat de student het major part van zijn voorgaande opleiding in het Engels had genoten. Het Hof hekelde de brede interpretatie die de provinciale overheid aan de notie major part gaf en stelde dat men hierbij een kwalitatieve beoordeling diende te maken in plats van een kwantitatieve beoordeling. Men moest dus niet naar het merendeel (in jaren of maanden) van de opleiding kijken, doch wel naar het meest betekenisvolle gedeelte ervan. 506 In 2009 werd de herziene bepaling uiteindelijk ongrondwettelijk verklaard 507, vermits de bestreden wetgeving stelde dat privaat Engelstalig onderwijs niet langer in overweging mocht worden genomen om te bepalen of een kind geschikt was om publiekelijk gefinancierd Engelstalig onderwijs te genieten. 508 c. Besluit De provinciale overheid van Québec volgt hoofdzakelijk het territorialiteitsbeginsel, waarbij de lokale taalomgeving bepalend is voor het taalgebruik. De toepassing van dit beginsel is echter niet absoluut, er zijn immers uitzonderingen voor de Engelstalige minderheid ingebouwd. Men kan deze vergelijken met de specifieke taalregeling in de Belgische faciliteitengemeenten. De voorrangspositie van het Frans werd via Bill 101 uitgebreid naar onder meer het provinciale parlement en de provinciale rechtbanken. Hoewel Québec krachtens het Canadian Charter of Rights and Freedoms niet verplicht is tot tweetaligheid, blijft artikel 133 Constitution Act 1867 van toepassing op de provincie. Het Supreme Court oordeelde dan ook terecht in de zaak Blaikie dat Québec zijn wetten in zowel het Frans als het Engels dient uit te vaardigen. Ondanks het feit dat het Charter of the French Language voorschrijft dat het Frans de officiële taal is in wetgevings- en gerechtszaken, verlopen de parlementaire debatten nog steeds in de taal naar keuze en wordt de provinciale wetgeving in beide talen bekendgemaakt. Twee jaar voordien bepaalde Bill 22 reeds dat het Frans de officiële taal van Québec was, alsook de taal van de openbare administratie. Dit principe werd ook in het Charter of the French Language bevestigd. Er werd wel een uitzondering ingeschreven die bepaalt dat deze regel niet geldt voor personen die buiten Québec wonen, noch voor inwoners van Québec die zich in een andere taal tot de administratieve dienst richten. Het taalgebruik in het bedrijfsleven gaat een stuk verder dan de Belgische regelgeving ter zake. Het vernieuwde artikel 58 staat toe dat reclame- of publiciteitsborden in zowel het Frans als het Engels mogen worden opgemaakt, op voorwaarde dat het Engels markedly predominant is. Indien het Frans dus in een groter lettertype wordt aangebracht of er, bij meerdere borden, meer Franstalige dan Engelstalige borden zijn, is ook het Engels toegelaten. Ook hier is het Frans duidelijk de voorrangstaal. 505 Solski (Tudor of) v. Quebec (Attorney General) [2005] 1 SCR D. R. CAMERON en J. D. KRIKORIAN, Recognizing Quebec in the Constitution of Canada: using the bilateral constitutional amendment process, University of Toronto Law Journal 2008, Nguyen v. Quebec [2009] 3 SCR J. SOJI, Canada Update May 2010 through July 2010 Highlights of Major Legal News & Significant Court Cases, Law & Business Review of the Americas 2010, 902. pag. 80

81 Ook over het taalgebruik in het onderwijs vindt men bepalingen terug in het Charter of the French Language. Dit bleek een moeilijke evenwichtsoefening. De Québecse wetgever tracht immers de Franse taal te beschermen, terwijl ze tegelijk bepaalde onderwijsrechten tracht toe te kennen aan de Engelstalige kinderen. De betrokken bepalingen zijn dan ook meermaals het onderwerp geweest van grondwettelijke toetsing door het Supreme Court. 4. Besluit Er werd reeds benadrukt dat de Canadese federale overheid het personaliteitsbeginsel volgt, waarbij men uitgaat van taalgelijkheid, en dat de provinciale overheid van Québec het territorialiteitsbeginsel aanhangt. De toepassing van beide beginselen is echter niet absoluut. Er geldt immers een belangrijke afwijking voor de gedecentraliseerde diensten van het federale parlement. Voor deze diensten heeft de burger slechts keuze tussen beide landstalen op die plaatsen waar er een voldoende vraag is of de aard van de dienst zelf het gebruik van de Franse of Engels taal rechtvaardigt. Daarnaast is in Québec een soort van faciliteitenregeling ingebouwd ten voordele van de Engelstalige minderheid. Het grootste voordeel van dit systeem is dat het personaliteitsbeginsel rekening houdt met de behoeften van de minderheid die in een regio leeft die toebehoort aan een andere taalgroep. Op die manier wordt een minimumstandaard aan bescherming in het leven geroepen voor taalminderheden in elke provincie. Doordat de federale overheid ook de gelijkheid tussen beide officiële talen predikt, worden de facto twee meerderheden gecreëerd, namelijk een Franstalige meerderheid in Québec en een Engelstalige meerderheid in de overige provincies. Binnen haar bevoegdheden kan elke meerderheid zijn eigen taalrechten een verdere bescherming bieden. De gelijkheid tussen beide talen wordt echter, op de provincie New Brunswick na, niet per se nagestreefd door de provinciale overheden. Het Canadese taalbeleid kent echter ook zijn nadelen. Het grootste nadeel is wellicht het gevolg dat er geen nationale minderheden bestaan, enkel provinciale. Deze provinciale minderheden kunnen door de federale wetgever niet beschermd worden dan door de Canadese grondwet. Dit kan tot het perverse effect leiden dat de provinciale minderheden voornamelijk beschermd worden door die wetgever die nu net het verst van hen verwijderd is, namelijk de federale wetgever. Hoewel de Belgische federale overheid ook eerder het personaliteitsbeginsel aanhangt, worden, behoudens in de faciliteitengemeenten, binnen de homogene taalgebieden geen minderheidsrechten toegekend voor de andere taalgroepen. Ook het karakter van de faciliteiten is verschillend in beide staten. Hoewel het niet uitdrukkelijk in de Belgische wetgeving te lezen staat, hebben de toegekende faciliteiten in België een uitdovend karakter. Men wou de minderheden stimuleren om de bestuurstaal van hun woonplaats aan te leren en op die manier het isolement te voorkomen. Ook het aangepaste onderwijsstelsel in de faciliteitengemeenten, dat van de minderheid volstrekt tweetaligen zou maken, werd omwille van voormelde reden in het leven geroepen. 509 In Canada ligt dit anders. Hier kent men minderheidsrechten toe aan de burgers net opdat de taal zou overleven. Daarnaast kent België in hoofdzaak eerder een bipolaire structuur. In Canada zijn de minderheden veel meer verspreid. Canada kent daarnaast ook geen taalgebieden. Dit wil niet zeggen dat België geen lessen kan trekken uit het Canadese systeem. Hoewel in Canada ook administratieve eentaligheid voorkomt op die plaatsen waar er geen significant demand is, zijn bepaalde minderheidsrechten, denk aan artikel 23 Constitution Act 1982, toch door het gehele land gewaarborgd. In het algemeen besluit 509 J. CLEMENT, Omzendbrief Peeters: Raad van State bevestigt institutionele basisgegevens van het land (noot bij RvS 23 december 2004, nr , Kraainem), TPB 2005/2, 62. pag. 81

82 bij het Belgisch luik werd reeds geopperd dat ook dit systeem in België zou kunnen aarden, mits enkele voorwaarden. Op die manier zouden de Belgische eentalige gebieden bescherming bieden aan de binnen hun grenzen levende anderstalige minderheid, zoals van elke democratische rechtstaat kan verwacht worden. V. ZWITSERLAND 1. De Zwitserse Confederatie is een federale staat Hoewel de term Zwitserse Confederatie anders doet vermoeden, is Zwitserland weldegelijk een federale staat. Artikel 1 van de Zwitserse Grondwet van 14 april bepaalt immers dat de Zwitserse staat bestaat uit 23 kantons, waarvan er drie in half-kantons zijn gesplitst 511 : Das Schweizervolk und die Kantone Zürich, Bern, Luzern, Uri, Schwyz, Obwalden und Nidwalden, Glarus, Zug, Freiburg, Solothurn, Basel-Stadt und Basel-Landschaft, Schaffhausen, Appenzell Ausserrhoden und Appenzell Innerrhoden, St. Gallen, Graubünden, Aargau, Thurgau, Tessin, Waadt, Wallis, Neuenburg, Genf und Jura bilden die Schweizerische Eidgenossenschaft. Dit artikel duidt op de federale structuur van de Zwitserse staat. De kantons zijn soeverein voor zover hun soevereiniteit niet door de grondwet wordt beperkt. 512 Elk kanton heeft zijn eigen grondwet, bestuur, parlement rechtbanken en wetgeving. De kantons beschikken over een grote autonomie en beslissingsbevoegdheid. 513 De gelijkheid tussen de kantons en de half-kantons is de regel. 514 De federale overheid heeft verschillende toezichts-, controle- en dwangmatige bevoegdheden ten opzichte van de kantons. Daarnaast waarborgt de federale overheid het bestaan en de gebiedsgrenzen van de kantons. Dit brengt met zich mee dat zonder een grondwetswijziging geen kanton kan worden 510 Hoewel de recentste grondwet van 1999 dateert, worden in dit werkstuk vaak bronnen gebruikt die deze datum voorafgaan. De nieuwe Grondwet is echter eerder een update van de eerdere: verouderde bepalingen werden verwijderd, ongeschreven of louter wettelijk ingeschreven normen werden in de Grondwet opgenomen, niet langer grondwettelijke normen werden uitgeschreven en de Grondwet werd gesystematiseerd en taalkundig verbetert (M. WITTIBSCHLAGER, Einführung in das schweizerische Recht in JuS Schriftenreihe ausländisches Recht, München, Verlag C.H. Beck, 2000, 6-7). 511 Het is gerechtvaardigd om te stellen dat de Zwitserse Staat uit 26 kantons bestaat (F. GRIN, L aménagement Linguistique en Suisse, Genève, 6 september 2010, 13). Volgens J. VANDE LANOTTE is het echter correcter om ter zake te spreken van 20 kantons en 6 demi kantons of semi-kantons (J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, 99). 512 M. WITTIBSCHLAGER, Einführung in das schweizerische Recht, in JuS Schriftenreihe ausländisches Recht, München, Verlag C.H. Beck, 2000, F. M. R. WALTHER, The Swiss Legal System. A Guide for Foreign Researchers, International Journal of Legal Information 2001, J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, 100. pag. 82

83 gecreëerd, de kantons niet kunnen fuseren noch een deel van hun grondgebied afstaan. De grondwet regelt in artikel 53 de grenswijzigingen tussen de afzonderlijke kantons. 515 De kantons zelf zijn verder opgedeeld in Gemeinde (gemeenten). Momenteel bestaan er zo n Ongeveer een vijfde van deze gemeenten beschikt over een eigen parlement. In de overige gevallen worden beslissingen genomen door middel van directe democratie in de lokale raden. De bevoegdheden van de verschillende Gemeinde zijn erg verschillend, de kantons bepalen immers het toepassingsgebied van de gemeentelijke autonomie. 516 Daarnaast heeft elk kanton één of meer officiële talen. De huidige Zwitserse Grondwet laat de kantons toe om zelf hun officiële ta(a)l(en) vast te stellen. 517 Bij de creatie van de Zwitserse Confederatie in 1848 waren de meeste kantons in taalopzicht homogeen. Men oordeelde destijds dat deze taalhomogeniteit het best bewaard kon blijven indien de kantonnale grenzen samen zouden vallen met de taalgrens. Daarom werd aan de verschillende kantons de expliciete bevoegdheid toegekend om het eigen taalkarakter te bewaken, de zgn. Sprachenhoheit. Indien dit op kantonnaal vlak onmogelijk bleek omwille van de grote heterogeniteit van de bevolking, werd dit principe doorgetrokken tot op de lagere niveaus (de districten en gemeenten). 518 Wanneer we uitgaan van de 23 kantons zoals omschreven in artikel 1 van de Zwitserse Grondwet kan men stellen dat de Zwitserse Confederatie momenteel uit veertien Duitstalige kantons, vier Franstalige kantons en één Italiaanstalig kanton bestaat. Daarnaast zijn er drie tweetalige (Duits-Frans) kantons en één drietalig kanton (Duits-Frans-Rhaeto-Romaans), namelijk Graubünden. 519 Luidens artikel 4 van de Zwitserse Bundesverfassung kent Zwitserland vier nationale talen, zijnde het Duits, het Frans, het Italiaans en het Rhaeto-Romaans. 520 Van deze vier talen zijn drie ervan officiële talen, namelijk het Duits, het Frans en het Italiaans. 521 Het Rhaeto-Romaans is enkel een officiële taal voor communicatie tussen de federale overheid en Rhaeto-Romaanse burgers. 522 Over de draagwijdte van de drie officiële talen op kantonnaal en gemeentelijk niveau rept de Zwitserse Grondwet geen woord. 523 Hierop wordt verder in dit deel teruggekomen. 2. Bevoegdheidsverdeling Volgens artikel drie van de federale grondwet oefenen de kantons alle rechten uit die niet aan de federale overheid zijn toegewezen: 515 M. WITTIBSCHLAGER, Einführung in das schweizerische Recht, in JuS Schriftenreihe ausländisches Recht, München, Verlag C.H. Beck, 2000, F. M. R. WALTHER, The Swiss Legal System. A Guide for Foreign Researchers, International Journal of Legal Information 2001, M. GRÜNERT, Does the territoriality principle work in practice? The principle s applicability to the Romansh area in the Swiss Canton of Grisons in A. ENDER, A. LEEMANN en B. WÄLCHLI (eds.), Methods in Contemporary Linguistics, Berlin/Boston, Walter de Gruyter GmbH & Co. KG, 2012, R. VAN DYCK, Belgische, Canadese en Zwitserse taaltoestanden. Een kijk op taalminderheden in het onderwijs in E. WITTE (ed.), De Brusselse Rand, Brussel, VUB Press, 1993, F. GRIN, L aménagement Linguistique en Suisse, Genève, 6 september 2010, Art. 4 Zwitserse Grondwet. 521 Art. 70, 1 Zwiterse Grondwet. 522 Art. 70, 1 Zwiterse Grondwet. 523 M. GRÜNERT, Does the territoriality principle work in practice? The principle s applicability to the Romansh area in the Swiss Canton of Grisons in A. ENDER, A. LEEMANN en B. WÄLCHLI (eds.), Methods in Contemporary Linguistics, Berlin/Boston, Walter de Gruyter GmbH & Co. KG, 2012, 472. pag. 83

84 Die Kantone sind souverän, soweit ihre Souveränität nicht durch die Bundesverfassung beschränkt ist; sie üben alle Rechte aus, die nicht dem Bund übertragen sind. Het basisprincipe is dus de residuaire bevoegdheid van de kantons en de beperking van de bevoegdheid van de federale overheid tot bevoegdheden die haar krachtens de grondwet zijn toegewezen. 524 De bevoegdheden van de federale overheid zijn in beginsel allemaal terug te vinden in het eerste deel van de federale grondwet (art. 1 art. 70). 525 Dit brengt met zich mee dat de grondwettelijke vrijheden gewaarborgd worden zolang men er niet krachtens de grondwet van kan afwijken. 526 Daarnaast bepaalt artikel 70, 2 dat de kantons zelf hun officiële taal mogen bepalen: Die Kantone bestimmen ihre Amtssprachen. Um das Einvernehmen zwischen den Sprachgemeinschaften zu wahren, achten sie auf die herkömmliche sprachliche Zusammensetzung der Gebiete und nehmen Rücksicht auf die angestammten sprachlichen Minderheiten. 527 Volgens de huidige grondwet mogen de kantons dus hun officiële taal of talen bepalen, op voorwaarde dat dit gebeurt met respect voor de traditionele territoriale verspreiding van de verschillende talen en dat men rekening houdt met de kantonnale taalkundige minderheden. Op die manier tracht men de vrede tussen de verschillende taalkundige gemeenschappen te bewaren. 528 Hierin kan men duidelijke de toepassing van het territorialiteitsbeginsel zien. Verder kent artikel 70 ook een aantal bevoegdheden in verband met taalgebruik toe aan de federale overheid: 3) Bund [ ] förder[t] die Verständigung und den Austausch zwischen den Sprachgemeinschaften. 4) Der Bund unterstützt die mehrsprachigen Kantone bei der Erfüllung ihrer besonderen Aufgaben. 5) Der Bund unterstützt Massnahmen der Kantone Graubünden und Tessin zur Erhaltung und Förderung der rätoromanischen und der italienischen Sprache. 529 De federale overheid heeft inzake taalgebruik vooral ondersteunende bevoegdheden en bevoegdheden ter bevordering van de minderheidstalen. Deze bepalingen werden verder geconcretiseerd in een federale wet van 5 oktober , nl. de Sprachengesetz (SpG) of de Loi sur les langues (LLC). Deze wet trad in werking op 1 januari 2010 en wou het viertalig karakter als kenmerk van de nationale 524 J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, M. WITTIBSCHLAGER, Einführung in das schweizerische Recht, in JuS Schriftenreihe ausländisches Recht, München, Verlag C.H. Beck, 2000, J. VANDE LANOTTE, De Noodzakelijke Decentralisatie? Rechtsvergelijkende studie naar de mogelijkheden, basiskenmerken en publiekrechtelijke vormgeving van een decentralisatie op intermediair niveau binnen de Belgische context, Antwerpen, Kluwer, 1988, Eigen onderlijning. 528 M. GRÜNERT, Does the territoriality principle work in practice? The principle s applicability to the Romansh area in the Swiss Canton of Grisons in A. ENDER, A. LEEMANN en B. WÄLCHLI (eds.), Methods in Contemporary Linguistics, Berlin/Boston, Walter de Gruyter GmbH & Co. KG, 2012, Art. 70, 3 t.e.m. art. 70, 5 Zwitserse Grondwet. 530 Bundesgesetz vom 5 Oktober 2007 über die Landessprachen Und die Verständigung zwischen den Sprachgemeinschaften ( pag. 84

85 identiteit en cohesie van de Zwitserse staat waarborgen en de individuele en institutionele meertaligheid in de praktijk bevorderen Taalgebieden a. Algemeen Artikel 70 van de Zwitserse Grondwet van 1999 bepaalt dat de kantons zelf hun officiële taal of talen bepalen, op voorwaarde dat dit gebeurt met respect voor de traditionele territoriale verspreiding van de verschillende talen en dat men rekening houdt met de kantonnale taalkundige minderheden. In het kanton Graubünden, waar het Rhaeto-Romaans voorkomt, heeft men in de jaren de vraag gesteld of men deze nationale taal niet meer diende te beschermen door middel van het territorialiteitsbeginsel. Wetsvoorstellen die het territorialiteitsbeginsel hebben trachten in te voeren op het kantonnaal niveau werden echter in de jaren 80 verworpen. 532 In 2004 werd daarom de volgende bepaling opgenomen in de kantonnale grondwet van het kanton Graubünden: Gemeinde und Kreise bestimmen ihre Amts- und Schulsprachen im Rahmen ihrer Zuständigkeiten und im Zusammenwirken mit dem Kanton. Sie acten dabei auf die herkömmliche sprachliche Zusammensetzung und nehmen Rücksicht auf die angestammten sprachlichen Minderheiten. 533 In hoofdzaak komt het er dus op neer dat het kanton Graubüden zijn kantonnale bevoegdheid om zelf de officiële talen vast te stellen heeft toevertrouwd aan de gemeenten en districten van het kanton. Het territorialiteitsbeginsel speelt hier dus op een lager niveau. b. Vier taalgebieden Indien we ervan uitgaan dat de Zwitserse Confederatie bestaat uit 23 kantons zijn er momenteel 14 Duitstalige kantons (Basel-Stadt en Basel-Landschaft, Solothurn, Aargau, Luzern, Uri, Glarus, Zug, Schwyz, Zürich, Thurgau, Schaffhausen, St.-Gallen en Appenzell), 4 Franstalige kantons (Genève, Vaud, Neuchâtel en Jura) en één Italiaans kanton (Ticino). Daarnaast zijn er drie tweetalige kantons (Berne/Bern, Fribourg/Freiburg en Vallais/Wallis. In deze laatste kantons zijn de officiële talen het Duits en het Frans. Tot slot is er één drietalige kanton (Duits, Italiaans en Rhaeto-Romaans), nl. Graubünden/Grisons. In hoofdzaak kan men vier taalkundige gebieden onderscheiden: het Duitse, het Frans, het Italiaanse en het Rhaeto-Romaans taalgebied (zie bijlage 1). c. De taalgrenzen en kantonnale grenzen: Quid met de meertalige kantons? i. Algemeen In beginsel zijn voormelde taalgebieden eigenlijk eentalig. In de meertalige kantons lopen de taalgrenzen immers dwars door het kanton en verloopt de publieke dienstverlening aan weerszijden 531 Art. 2 SpG. 532 M. GRÜNERT, Does the territoriality principle work in practice? The principle s applicability to the Romansh area in the Swiss Canton of Grisons in A. ENDER, A. LEEMANN en B. WÄLCHLI (eds.), Methods in Contemporary Linguistics, Berlin/Boston, Walter de Gruyter GmbH & Co. KG, 2012, Art. 3, 3 Kantonnale Grondwet Graubünden. pag. 85

86 van de taalgrens in slechts één taal. 534 Enkele gemeenten zijn wel tweetalig, maar dit vormen eerder uitzonderingen die de regel bevestigen. ii. De tweetalige kantons Zo heeft het tweetalige kanton Bern, waar de officiële talen het Duits en het Frans zijn, in zijn grondwet omschreven welke de officiële taal is in de verschillende gebieden van het kanton: Die Amtssprachen sind: a. das Französische in der Verwaltungsregion Berner Jura; b. das Deutsche und das Französische in der Verwaltungsregion Seeland sowie im Verwaltungskreis Biel/Bienne; c. das Deutsche in den übrigen Verwaltungsregionen sowie im Verwaltungskreis Seeland. 535 Uit voormelde bepaling blijkt dat binnen het kanton Bern tweetalige gebieden bestaan, nl. de regio Seeland en het district Biel. In een volgende paragraaf wijst de kantonnale grondwet er echter op dat enkel de gemeente Biel en de gemeente Leubingen twee officiële talen kennen. 536 De overige gemeenten in de genoemde gebieden zijn ofwel Franstalig ofwel Duitstalig. De twee tweetalige gemeenten vormen duidelijk een uitzondering. 537 De grondwet van het tweetalige kanton Freiburg is de enige die het territorialiteitsbeginsel als richtlijn van het taalbeleid aanhaalt: Ihr Gebrauch wird in Achtung des Territorialitätsprinzips geregelt: Staat und Gemeinden achten auf die herkömmliche sprachliche Zusammensetzung der Gebiete und nehmen Rücksicht auf die angestammten sprachlichen Minderheiten. 538 De kantonnale grondwet vervolgt: Die Amtssprache der Gemeinden ist Französisch oder Deutsch. In Gemeinden mit einer bedeutenden angestammten sprachlichen Minderheit können Französisch und Deutsch Amtssprachen sein. 539 De gemeenten kiezen dus hun officiële taal of talen op basis van het territorialiteitsbeginsel. Om een gemeente tweetalig te verklaren is vereist dat de minderheidstaal wordt gesproken door minimaal 30% van de bevolking. Slechts vier gemeenten hebben uiteindelijk gekozen voor een tweetalig karakter, waaronder de gemeente Freiburg. Opnieuw kunnen we hier dus eerder spreken van uitzonderingen. 540 De opname van het territorialiteitsbeginsel in de kantonnale grondwet van Bern, kan verklaard worden door de onduidelijke taalgrens die door het kanton loopt. De bestaande frictie omtrent de taalgrens binnen het kanton Freiburg, kan verklaard worden door de spanningen tussen de Franstalige 534 F. GRIN, L aménagement Linguistique en Suisse, Genève, 6 september 2010, Art. 6, 2 Kantonnale Grondwet Bern. 536 Art. 6, 3 Kantonnale Grondwet Bern. 537 M. GRÜNERT, Does the territoriality principle work in practice? The principle s applicability to the Romansh area in the Swiss Canton of Grisons in A. ENDER, A. LEEMANN en B. WÄLCHLI (eds.), Methods in Contemporary Linguistics, Berlin/Boston, Walter de Gruyter GmbH & Co. KG, 2012, Art. 6, 2 Kantonnale Grondwet Freiburg (eigen onderlijning). 539 Art. 6, 3 Kantonnale Grondwet Freiburg. 540 M. GRÜNERT, Does the territoriality principle work in practice? The principle s applicability to the Romansh area in the Swiss Canton of Grisons in A. ENDER, A. LEEMANN en B. WÄLCHLI (eds.), Methods in Contemporary Linguistics, Berlin/Boston, Walter de Gruyter GmbH & Co. KG, 2012, 473. pag. 86

87 kantonnale meerderheid (die op federaal vlak het moet afleggen tegen een dominante Duitstalige taalgroep) en de Duitstalige minderheid (die op federaal vlak de grotere uitmaakt). 541 Het derde tweetalig kanton is het kanton Wallis. In zijn grondwet geeft dit kanton geen omschrijving van de gebieden waar welke officiële taal moet worden gebruikt. Toch zijn hier geen tweetalige gemeenten. De districten van het kanton behoren immers ofwel tot het Duitse taalgebied, ofwel tot het Franse taalgebied. Dit valt allicht te verklaren door de duidelijke taalgrens die doorheen het kanton loopt. 542 iii. Het drietalige kanton Graubünden Wat het kanton Graubünden betreft, werd er reeds op gewezen dat dat het kanton zijn kantonnale bevoegdheid om zelf de officiële talen vast te stellen heeft toevertrouwd aan de gemeenten. In 2008 trad ook een kantonnale wet in werking (de Sprachengesetz des Kantons Graubünden 543 ) die bepaalt hoe de gemeenten hun officiële ta(a)l(en) moeten vaststellen. 544 De wet bepaalt dat gemeenten waarvan minstens 40 procent van de bevolking behoort tot een inheemse taalgemeenschap, dienen beschouwd te worden als eentalige gebieden. De traditionele taal is daar ook de officiële taal van de gemeente. 545 Meertalige gemeenten zijn gemeenten waar minstens 20 procent van de bevolking tot een traditionele taalgemeenschap behoort. In deze gemeenten is de inheemse taal één van de officiële talen. 546 De percentages worden bepaald aan de hand van de resultaten van de meest recente volkstelling. Om te bepalen of iemand behoort tot Rhaeto-Romaanse of Italiaanse taalgemeenschap, gaat men louter na of de personen een bepaalde verbondenheid met de taal voelen. 547 Gelet op het voorgaande, alsook op het gegeven dat de verschillende kantons zelf hun officiële talen mogen vaststellen, kan men argumenteren dat Zwitserland veranderlijke taalgrenzen kent. Daarnaast interpreteert men het territorialiteitsbeginsel als een statistisch gegeven met een dynamisch karakter. Deze situatie verschilt duidelijk van de Belgische invulling ter zake. Hoewel de taalgrenzen de jure onveranderlijk zijn, zijn deze tot nu toe praktisch ongewijzigd gebleven. 4. Taalwetgeving a. Algemeen De eerste moderne Zwitserse grondwet van 1848 vermeldde drie officiële en nationale talen, namelijk het Duits, het Frans en het Italiaans. In de grondwet van 1874 werd dit hernomen in artikel Ibid., Ibid., Sprachengesetz des Kantons Graubünden vom 19 Oktober 2006 ( 544 Ibid., Art. 16, 2 Sprachengesetz des Kantons Graubünden. 546 Art. 16, 3 Sprachengesetz des Kantons Graubünden. 547 Art. 16, 4 Sprachengesetz des Kantons Graubünden. 548 F. GRIN, L aménagement Linguistique en Suisse, Genève, 6 september 2010, 9; U. HÄFELIN en W. HALLER, Schweizerisches Bundesstaatsrecht, Zürich, Schulthess Polygrapischer Verlag AG, 1988, 197. pag. 87

88 In 1938 werd het Rhaeto-Romaans in de grondwet opgenomen als vierde nationale taal, maar tegelijk werden het Duits, het Frans en het Italiaans verheven tot officiële talen (Amtssprachen). Dit onderscheid is opmerkelijk. De erkenning van het Rhaeto-Romaans als nationale taal heeft eerder een grote psychologische en symbolische waarde, terwijl de erkenning als officiële taal aanleiding geeft tot bepaalde rechten en praktijken in het federale parlement en de administratieve en gerechtelijke sfeer. Het Rhaeto-Romaans kent deze rechten niet. 549 In essentie heeft het onderscheid tussen de notie nationale taal en de notie officiële taal betrekking op de verschillende taaldomeinen en rechten die de respectievelijke talen er al dan niet genieten. 550 In de huidige Grondwet, die sedert het jaar 2000 van kracht is, worden alle vier de talen beschouwd als nationale talen. 551 Daarnaast zijn het Duits, het Frans en het Italiaans officiële talen, terwijl het Rhaeto- Romaans eveneens een officiële taal is, doch enkel voor de communicatie tussen de federale overheid en de Rhaeto-Romaanse burgers. 552 b. Vier institutionele principes De Zwitserse taalregeling berust in hoofdzaak op vier grote institutionele principes: i) taalvrijheid, ii) gelijkheid tussen de talen, iii) subsidiariteit en iv) territorialiteit. 553 Hierna volgt een bespreking van voormelde beginselen. i. Taalvrijheid Op 31 maart 1965 erkende het Zwitserse Bundesgericht de vrijheid van taalgebruik als een ongeschreven grondwettelijk beginsel 554 : Die Sprachenfreiheit gehört nach der Lehre zu den ungeschriebenen Freiheitsrechten der BV [ ] Das Bundesgericht had den Bestand ungeschriebenen Verfassungsrechts des Bundes mit Bezug auf die Eigentumsgarantie [ ], die Meinungsäusserungsfreiheit [ ] und die persönliche Freiheit anerkannt; es besteht kein Grund, diese Anerkannung nicht auch auf die Sprachenfreiheit auszudehnen. Wie die persönliche Freiheit [ ] so ist auch die Sprachenfreiheit, das heisst die Befugnis zum Gebrauche der Muttersprache, eine wesentliche, ja bis zu einem gewissen Grade notwendige Voraussetzung für die Ausübung andere Freiheitsrechte; im Falle der Sprachenfreiheit ist dabei an alle jene Grundrechte zu denken, welch die Freiheit der Äusserung durch das gesprochene oder geschriebene Wort gewährleisten. In de zaak Brunner stelde het Hooggerechtshof daarnaast dat de erkenning van de vier nationale talen in het toenmalige artikel 116 van de Zwitserse Grondwet het recht voor individuen om zich te 549 K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies. Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, Art. 4 Zwitserse Grondwet: Die Landessprachen sind Deutsch, Französisch, Italienisch und Rätoromanisch. 552 Art. 70, 1 Zwitserse Grondwet: Die Amtssprachen des Bundes sind Deutsch, Französisch und Italienisch. Im Verkehr mit Personen rätoromanischer Sprache ist auch das Rätoromanische Amtssprache des Bundes. 553 Deze stelling is gebaseerd op de opvattingen van enerzijds MCRAE, die meent dat de taalregeling gebaseerd is op het principe van subsidiariteit, taalgelijkheid en territorialiteit, en anderzijds op de opvattingen van GRIN die meent dat de taalregeling gebaseerd is op het beginsel van taalvrijheid, subsidiariteit en territorialiteit. 554 Bundesgericht, 31 maart 1965, Association de l Ecole française, BGE 91 I 480 ( pag. 88

89 bedienen in de taal van hun gebied indirect versterkt. 555 Daarnaast preciseerde het tweede lid van voormeld artikel dat de burger het recht heeft om in zijn betrekkingen met de federale overheid een officiële taal naar keuze te gebruiken. 556 Hierin kan men dan ook een toepassing van het personaliteitsbeginsel zien. 557 Het Hof meende in dezelfde zaak dat de erkenning van de nationale talen ook een beperking van de taalvrijheid inhoudt, aangezien het artikel 116 de toepassing van het territorialiteitsbeginsel inhoudt. 558 Hierop wordt verder teruggekomen. In de nieuwe grondwet van 14 april 1999 is de taalvrijheid uitdrukkelijk ingeschreven in artikel 18: Die Sprachenfreiheit ist gewährleistet. De vrijheid van taalgebruik impliceert dat de burger het recht heeft om de taal van hun keuze te gebruiken in private aangelegenheden, waaronder ook de taal van de handel en het bedrijfsleven valt. In enkele uitzonderlijke gevallen zijn de kantons bevoegd om dit recht te beperken, maar over het algemeen is dit nog niet gebeurd. 559 ii. Taalgelijkheid Volgens Kenneth MCRAE is een tweede grote beginsel de absolute gelijkheid tussen de Zwitserse talen. Deze stelling is gebaseerd op het vroegere artikel 116 van de Grondwet van 1874, die zowel de erkenning van de nationale talen als van de officiële talen bevatte. Momenteel vindt men gelijkaardige bepalingen terug in het artikel 4 en het artikel 70 van de Zwitserse Grondwet. Over de precieze draagwijdte van de taalgelijkheid bestaat discussie. Sommige auteurs menen dat de notie geldt voor de vier nationale talen, terwijl anderen van mening zijn dat men dit enkel moet toepassen op de drie officiële talen. 560 Daarnaast stelde het federale parlement in een beslissing over de verhoging van de toegekende subsidies aan de kantons Graubünden en Tessin op 24 april 1942 eveneens: Notre conception suisse de l'etat et la constitution elle-même ne connaissent pas la notion juridique de minorités linguistiques, non plus que celle de la protection légale de ces minorités. Notre droit public repose au contraire sur le principe de l'égalité des langues nationales reconnues par la Confédération. L'allemand, le français et l'italien sont considérés en outre comme les trois langues officielles, et mises sur un pied d'égalité. En effet, le caractère particulier de notre Etat fédéral consiste précisément en ceci que les populations de la Suisse qui parlent diverses langues vivent en commun dans un Etat qui les rassemble en une seule nation. Ces différents groupes ethniques cultivent en toute liberté leur langue originelle et la mentalité propre qui en découle. 555 U. HÄFELIN en W. HALLER, Schweizerisches Bundesstaatsrecht, Zürich, Schulthess Polygrapischer Verlag AG, 1988, 385; D. THÜRER, National Minorities: A Global, European and Swiss Perspective, Fletcher Forum of World Affairs 1995, Ibid., 197 en J. VOYAME, Introduction in F. DESSEMONTET en T. ANSAY (eds.), Introduction to Swiss Law, Londen, Kluwer Law International, 1995, U. HÄFELIN en W. HALLER, Schweizerisches Bundesstaatsrecht, Zürich, Schulthess Polygrapischer Verlag AG, 1988, 197 en F. GRIN, Language Policy in Multilingual Switzerland: Overview and Recent Developments, Cicle de confèrencies sobre política lingüística Direcció general de política lingüística, Barcelona, 4 december 1998, K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, Eigen onderlijning. pag. 89

90 Het parlement meende dat de Zwitserse Grondwet de juridische notie minderheden niet kende, noch de juridische bescherming van deze minderheden. Het Zwitserse publiekrecht is immers gebaseerd op het beginsel van gelijkheid tussen de nationale talen die erkend zijn door de Confederatie. Daarnaast worden de officiële talen, namelijk het Duits, het Frans en het Italiaans op gelijke voet geplaatst. Ook artikel 3 van de federale Sprachengesetz van 2007 bepaalt: Der Bund beachtet bei der Erfüllung seiner Aufgaben [ ] die vier Landessprachen gleich zu behandeln. 563 De Zwitserse federale overheid dient dus ook ingevolgde de Sprachengesetz van 2007 de vier nationale talen gelijk te behandelen bij de uitvoering van haar taken. iii. Subsidiariteit Een derde principe betreft het subsidiariteitsbeginsel. De kantons zijn immers soeverein in taalkundige aangelegenheden voor zover hun bevoegdheid niet beperkt wordt door de Grondwet in het voordeel van de federatie. 564 Een rechtstreeks gevolg hiervan, in tegenstelling tot wat men bijvoorbeeld kan waarnemen in Canada, is dat er nauwelijks federale taalwetgeving bestaat. Een tweede belangrijk gevolg is dat de kantonnale regelgeving wordt bekendgemaakt in de respectievelijke taal van elk kanton. In de tweetalige kantons zal het kantonnale bestuur de ene dan wel de andere taal gebruiken (maar niet beiden) voor de lokale dienstverlening, rekening houdende met de taalgrenzen. In het drietalige kanton Graubünden is de bevoegdheid om de officiële taal te kiezen verder toevertrouwd aan het gemeentelijk bestuur. Het taalbeleid wordt hier bepaald op het niveau van de kleinste politieke eenheden. 565 Tot slot valt hier te vermelden dat het Zwitserse Grondwettelijk Hof in 1957 heeft geoordeeld dat de gelijkheid tussen de talen, zoals deze destijds werd gewaarborgd door het toenmalige artikel 116 van de Grondwet 1874, geen gevolgen heeft voor de taalkundige regels die men moet in acht nemen in betrekkingen met de kantonnale overheidsorganen. 566 iv. Territorialiteit Een laatste ongeschreven grondwettelijk beginsel is het territorialiteitsbeginsel. Dit werd door het Bundesgericht afgeleid uit het eerste lid van het toenmalige artikel 116 van de Grondwet van 1874: Die Kantone sind daher aufgrund dieser Bestimmung befugt, Massnahmen zu ergreifen, um die überlieferten Grenzen der Sprachgebiete und deren Homogenität zu erhalten, selbst wenn dadurch die Freiheit des Einzelnen, seine Muttersprache zu gebrauchen, beschränkt wird. 562 Feuille fédérale, 1942, I, Art. 3, eerste lid, b) SpG. 564 K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, F. GRIN, Language Policy in Multilingual Switzerland: Overview and Recent Developments, Cicle de confèrencies sobre política lingüística Direcció general de política lingüística, Barcelona, 4 december 1998, K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, 122. pag. 90

91 Solche Massnahmen müssen aber verhältnismässig sein, d.h. sie haben ihr Ziel unter möglichster Schonung der Würde und Freiheit des Einzelnen zu erreichen. 567 Het Hof meent dat het de taak is van de kantons om binnen hun grenzen de overgeleverde grenzen van de taalgebieden en hun grenzen te waarborgen. De stabiliteit van de taalgrenzen zit volgens het Bundesgericht bijgevolg vervat in de federale grondwet. Momenteel kan men het territorialiteitsbeginsel terugvinden in art. 70, 2 van de Grondwet van Deze bepaling stelt immers dat de kantons zelf hun officiële taal of talen bepalen, maar ze moeten dit doen met respect voor de traditionele territoriale verspreiding van de verschillende talen. Daarnaast maakt art. 3 van de Sprachengesetz van 2007 melding dat der Bund [ ] trägt der herkömmlichen sprachlischen Zusammensetzung der Gebiete Rechnung 568. Bij conflicten tussen het territorialiteitsbeginsel en het beginsel van de vrijheid van taalgebruik dient, aldus het Bundesgericht, voorrang worden gegeven aan het territorialiteitsbeginsel. 569 Ook in geval van conflict met het personaliteitsbeginsel, heeft het territorialiteitsbeginsel voorrang. 570 Een rechtstreeks gevolg van het territorialiteitsbeginsel is het gegeven dat burgers verplicht zijn om zich aan te passen aan de taalomgeving van het kanton. 571 Men heeft immers geen recht op bijvoorbeeld Franstalig onderwijs in het Duitstalig deel van Zwitserland en omgekeerd. De kantons kunnen hier wel flexibel in zijn, maar over het algemeen heeft de burger geen recht om onderwijs te genieten in een andere taal of een andere taal te gebruiken in zijn betrekkingen met de kantonnale overheidsdiensten. 572 Op die manier wordt ook de taalvrijheid van anderstaligen ingeperkt. 573 Daarnaast vormt het territorialiteitsbeginsel een waarborg tegen de mobiliteit van de bevolking. In 1848 werd het vrij verkeer van personen tussen de kantons immers in de Zwitserse Grondwet geschreven. De graduele erkenning van het taalkundige territorialiteitsbeginsel als een van de algemene principes van het publiekrecht kan men als een reactie zien hierop. 574 Wanneer we het territorialiteitsbeginsel combineren met het eerder besproken subsidiariteitsbeginsel, kan men enkele belangrijke gevolgen hiervan waarnemen. 567 Bundesgericht 25 april 1980, Brunner, BGE 106 Ia 299, 303 ( 568 Art. 3, eerste lid, c) SpG. 569 T. FLEINER, A. MISIC en N. TÖPPERWIEN, Swiss Constitutional Law, Den Haag, Kluwer Law International, 2005, 194; D. THÜRER, National Minorities: A Global, European and Swiss Perspective, Fletcher Forum of World Affairs 1995, J. VOYAME, Introduction in F. DESSEMONTET en T. ANSAY (eds.), Introduction to Swiss Law, Londen, Kluwer Law International, 1995, K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, F. GRIN, Language Policy in Multilingual Switzerland: Overview and Recent Developments, Cicle de confèrencies sobre política lingüística Direcció general de política lingüística, Barcelona, 4 december 1998, K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, 122; J. VOYAME, Introduction in F. DESSEMONTET en T. ANSAY (eds.), Introduction to Swiss Law, Londen, Kluwer Law International, 1995, K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, 123. pag. 91

92 Een eerste gevolg lijkt de verplichting die rust op de federale overheid om in hun betrekkingen met de kantonnale openbare administratie de officiële taal of een van de officiële talen van het kanton te gebruiken. 575 Daarnaast dienen particulieren in hun betrekkingen met de kantonnale openbare administratie verplicht de officiële ta(a)l(en) van het kanton gebruiken. De kantons zijn niet verplicht om diensten te voorzien in een andere taal dan de officiële. De kantonnale regelgeving wordt dan ook in enkel in de ta(a)l(en) van het kanton gepubliceerd. Meer nog, zelfs de federale overheid is geneigd deze praktijk door te trekken doordat ze ook de federale documenten in dezelfde taal verspreidt. In deze laatste situatie heeft de burger echter wel het recht om het gebruik van een andere taal te vragen. 576 Een laatste gevolg komt tot uiting op het niveau van de Gemeinde. Binnen de meertalige kantons vindt het territorialiteitsbeginsel verdere toepassing op het regionale en lokale niveau. De overgrote meerderheid van de dienstverlening op het niveau van de gemeenten is eentalig. Tweetalige gemeentelijke dienstenverlening zoals in de gemeente Biel of de gemeente Freiburg is eerder de uitzondering dan de regel. In de tweetalige kantons lopen de taalgrenzen dwars door het kanton en opereert de openbare administratie in een enkele taal (het Duits of het Frans). In het drietalige kanton Graubünden, waar de Gemeinde en Kreise de bevoegdheid hebben verworven om hun eigen officiële taal te bepalen, opereert de openbare administratie eveneens in één taal. Dit wordt ook aanzien als een van de factoren die bijdraagt tot de aanzienlijke achteruitgang van het Rhaeto-Romaans. 577 Het Zwitsers systeem is erg territoriaal en gelokaliseerd. In de volgende onderdelen wordt de impact van het territorialiteitsbeginsel nagegaan in de verschillende rechtsdomeinen. c. Taalgebruik in wetgevingszaken De Zwitserse Confederatie kent vier nationale talen, die allen kunnen gebruikt worden voor administratieve doeleinden. De drie officiële talen betreffen het Duits, het Frans en het Italiaans. Het Rhaeto-Romaans is een nationale taal, samen met de drie officiële talen. Het Rhaeto-Romaans kan wel gebruikt worden als officiële taal in de betrekkingen tussen de federale overheid en de Rhaeto- Romaanse bevolking. In het kanton Graubünden is het Rhaeto-Romaans bovendien aanvaard als één van de officiële talen van het kanton. 578 In formeel opzicht genieten de drie officiële talen dezelfde status op het federale niveau: i) alle federale wetten worden gepubliceerd en vertaald in de drie talen, ii) alle drie talen worden als gelijkwaardig beschouwd bij de interpretatie van de regelgeving, iii) particulieren kunnen in hun betrekkingen met de federale parlementaire diensten een van de drie officiële talen naar keuze gebruiken en iv) de parlementsleden mogen tijdens de parlementaire vergaderingen zich bedienen van het Duits, het Frans, het Italiaans of het Rhaeto-Romaans Hierin valt duidelijk een toepassing 575 Ibid. 576 Ibid. 577 K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, 123; F. GRIN, L aménagement Linguistique en Suisse, Genève, 6 september 2010, S. TRIFUNOVSKA en F. DE VARENNES, Minority Rights in Europe European Minorities and Languages, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2001, Opmerking: tot voor kort werd enkel aanvaard dat men zich kon bedienen van het Duits, het Frans en het Italiaans. Art. 8, eerste lid van de SpG 2007 bracht hier echter verandering in door te stellen: Dans les délibérations des commission parlementaires et des Conseils, les députés s expriment dans la langue nationale de leur choix (eigen onderlijning). pag. 92

93 van het personaliteitsbeginsel te herkennen. Het recht om één van officiële talen te gebruiken is immers niet afhankelijk van de lokale taalomgeving. De theorie verschilt echter vaak van de praktijk. Zo werd reeds gewezen op het feit dat zelfs de federale overheid geneigd is de praktijken van de kantonnale overheden door te trekken doordat ze ook de federale documenten in dezelfde taal zal verspreiden als deze die de kantonnale overheden gebruiken. Dit neemt echter niet weg dat de burger het recht heeft om het gebruik van een andere officiële taal te vragen. 581 Verder wijst R. VAN DYCK erop dat in de parlementaire commissie bijna uitsluitend het Frans of het Duits wordt gebruikt. Tijdens de vergaderingen kan men geen beroep doen op vertaaldiensten. De verslaggeving van de commissies gebeurt dan ook in beginsel in twee afzonderlijke versies in het Duits en het Frans. Het Italiaans komt niet voor. Daarnaast worden ook de debatten van de grote kamer enkel vertaald in het Duits en het Frans. 582 Het Italiaans lijkt in de praktijk dan ook geen volwaardige parlementaire taal. Het Rhaeto-Romaans komt er over het algemeen simpelweg niet aan te pas 583. De werking van de kantonnale parlementen verloopt volgens het territorialiteitsbeginsel. Tijdens de parlementaire beraadslagingen moet men in de regel de taal van het kanton gebruiken. In de eentalige kantons verloopt de parlementaire werking dus uitsluitend in de ene officiële taal. Ook parlementaire documenten en de publicatie van de kantonnale regelgeving gebeurt in de taal van het gebied. In de kantons waar men twee of drie officiële talen kent, verlopen de parlementaire werkzaamheden in beginsel in de twee of drie officiële talen van het kanton. In de praktijk wordt deze regel echter niet overal even absoluut toegepast. 584 Zo geven de kantons Freiburg en Graubünden in hun parlementaire werking een duidelijke voorrang aan één bepaalde taal, ondanks de formele gelijkheid tussen de talen van het kanton. 585 d. Taalgebruik in gerechtszaken Het hoogste federale hof betreft het Bundesgericht, i.e. het Zwitsers Grondwettelijk Hof. 586 In hun betrekkingen met het Bundesgericht mogen de betrokken partijen één van de drie officiële talen naar 580 S. TRIFUNOVSKA en F. DE VARENNES, Minority Rights in Europe European Minorities and Languages, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2001, 578; U. HÄFELIN en W. HALLER, Schweizerisches Bundesstaatsrecht, Zürich, Schulthess Polygrapischer Verlag AG, 1988, 197; R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, Mits enkele uitzonderingen. Zo werden reeds een aantal belangrijke wetten in het Rhaeto-Romaans vertaald (R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, 24). 584 R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, 28; K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, 142. pag. 93

94 keuze gebruiken 587. De procestaal en de taal van de uitspraak is deze waarin de aangevochten beslissing geveld is. Men kan hiervan afwijken, wanneer de moedertaal van de partijen een andere is dan deze van de aangevochten beslissing. 588 Op het federale niveau is duidelijk de toepassing van het personaliteitsbeginsel merkbaar. Wat de overige rechtbanken betreft, bepaalt art. 122 van de Zwitserse Grondwet 1999 dat de kantons bevoegd zijn voor zowel de werking, als de bevoegdheid van de rechtbanken, ongeacht of het gaat om burgerlijke, strafrechtelijke of administratieve rechtscolleges. 589 De kantons zijn verder verdeeld in zgn. Bezirken of Kreise, 590 dit zijn districten waarbinnen men een bepaalde gerechtstaal heeft aangeduid. Elke rechtszaak in eerste aanleg verloopt in de taal van deze districten. 591 Wanneer men in hoger beroep gaat, dient men naar het Kantonsgericht te trekken. 592 In deze hogere kantonnale rechtbank wordt dezelfde taal gebruikt als deze die in eerste aanleg werd gebruikt. 593 Ook hier kan men de toepassing zien van het territorialiteitsbeginsel, aangezien de lokale taalomgeving bepalend is voor de taal in gerechtszaken. e. Taalgebruik in bestuurszaken i. De federale openbare administratie Er werd reeds gewezen op het feit dat het Rhaeto-Romaans als nationale taal in de publieke sector niet dezelfde status geniet als de drie officiële talen. Dit betekent echter niet dat er geen Rhaeto- Romaanstalige ambtenaren in de federale openbare administratie werken. In de federale openbare administratie is de balans over het algemeen in evenwicht. Dit is opmerkelijk, gezien het feit dat dit evenwicht nooit als wettelijke vereiste werd vastgelegd. 594 In het algemeen verwacht men van de federale ambtenaren dat ze een bepaalde kennis bezitten van minstens twee officiële talen. Deze kennis hangt af van het departement waar de ambtenaar werkzaam is, de functie die hij bekleed, het precieze werk en de mate waarin men in contact komt met de bevolking. Er bestaat echter geen wettelijke regeling die preciseert voor welk soort werk welke talenkennis vereist is, noch bestaan er formele taaltesten om de talenkennis te beoordelen. Indien nodig wordt deze kennis wel getest tijdens het sollicitatiegesprek. 595 Voor de gedecentraliseerde federale overheidsdiensten zijn de vereisten ten aanzien van de talenkennis van de ambtenaren in 587 U. HÄFELIN en W. HALLER, Schweizerisches Bundesstaatsrecht, Zürich, Schulthess Polygrapischer Verlag AG, 1988, Ibid., F. M. R. WALTHER, The Swiss Legal System. A Guide for Foreign Researchers, International Journal of Legal Information 2001, S. TRIFUNOVSKA en F. DE VARENNES, Minority Rights in Europe European Minorities and Languages, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2001, 578; H. U. WALDER, Law of Civil Procedure in F. DESSEMONTET en T. ANSAY (eds.), Introduction to Swiss Law, Londen, Kluwer Law International, 1995, 268; S. TRECHSEL, Law of Criminal Procedure in F. DESSEMONTET en T. ANSAY (eds.), Introduction to Swiss Law, Londen, Kluwer Law International, 1995, S. TRIFUNOVSKA en F. DE VARENNES, Minority Rights in Europe European Minorities and Languages, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2001, H. U. WALDER, Law of Civil Procedure, in F. DESSEMONTET en T. ANSAY (eds.), Introduction to Swiss Law, Londen, Kluwer Law International, 1995, S. TRIFUNOVSKA en F. DE VARENNES, Minority Rights in Europe European Minorities and Languages, Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2001, R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, Ibid., 78. pag. 94

95 beginsel minder streng. De werving van de kandidaat-ambtenaren gebeurt er ter plaatse en er wordt rekening gehouden met de lokale talenkennis van de kandidaat. Ook met de kennis van het plaatselijke dialect houdt men rekening Het interne taalgebruik hangt af van de lokale taalomgeving waar de dienst gelegen is of van de taal van de plaatselijke ambtenaren in kwestie. 598 Zo zal de federale openbare administratie te Bern bijna uitsluitend functioneren in het Frans of het Duits, gelet op de Frans-Duitse taalomgeving van Bern. 599 De betrekkingen tussen de federale openbare administratie en de bevolking of andere overheden verlopen in beginsel in de officiële of dominante taal van het kanton. In haar gedecentraliseerde diensten zal de federale overheid in de betrekkingen met de burgers, steeds de lokale taal gebruiken. 600 De meeste aan de bevolking gerichte documenten publiceert men in de drie officiële talen, maar de verspreiding gebeurt op basis van de taal of talen van het kanton of de gemeente. 601 Inwoners mogen de federale overheidsdiensten contacteren in een officiële taal naar keuze Rhaeto-Romaanstalige burgers mogen de federale overheid contacteren in het Rhaeto-Romaans. 604 De federale overheden zullen de burger antwoorden in de taal waarvan hij zich heeft bediend. 605 ii. De kantonnale openbare administratie In de eentalige kantons werkt de volledige kantonnale administratie in de taal van het kanton. De interne voertaal is de officiële taal van het kanton en bij de uitoefening van hun taken gebruiken de kantonnale, gemeentelijk of lokale overheden de taal van het kanton. 606 In de tweetalige kantons wordt in beginsel de kennis van het Duits 607 en van het Frans geëist. De interne voertaal is dan ook het Frans of het Duits, hoewel in het kanton Freiburg het Frans dominanter is. De voertaal van de plaatselijke administratie is de taal van de gemeente of het district. In het 596 Dit is voornamelijk het geval in de Rhaeto-Romaanse gebieden in het drietalig kanton Graubünden. 597 K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, F. GRIN, L aménagement Linguistique en Suisse, Genève, 6 september 2010, R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, Art. 6, eerste lid SpG. 603 U. HÄFELIN en W. HALLER, Schweizerisches Bundesstaatsrecht, Zürich, Schulthess Polygrapischer Verlag AG, 1988, Art. 6, derde lid SpG. 605 Art. 6, tweede lid SpG. 606 F. GRIN, L aménagement Linguistique en Suisse, Genève, 6 september 2010, 11; U. HÄFELIN en W. HALLER, Schweizerisches Bundesstaatsrecht, Zürich, Schulthess Polygrapischer Verlag AG, 1988, Opmerking: in Freiburg is dit slechts een passieve kennis van deze taal. De Franse taal domineert dan ook in de centrale openbare administratie van dit kanton. pag. 95

96 algemeen verlopen ook de contacten met de federale overheid in het Frans of het Duits. De contacten met de inwoners verlopen in de taal van het district of van de inwoner in kwestie. 608 In het drietalig kanton Graubünden wordt van de ambtenaren in dienst van de kantonnale openbare administratie enkel een kennis van de Duitse taal verwacht. De interne voertaal is dan ook het Duits. In de betrekkingen met de federale overheid wordt ook hoofdzakelijk het Duits gebruikt. 609 In de betrekkingen tussen de kantonnale openbare administratie en de lokale overheden en burgers wordt het Duits of het Italiaans gebruikt. In de betrekkingen met Rhaeto-Romaanstalige gemeenten wordt gewoonlijk het Duits gebruikt. De interne voertaal van de plaatselijke administratieve diensten verschilt naargelang het district: Duits, Italiaans en zelfs Rhaeto-Romaans worden er gebruikt. 610 f. Taalgebruik in onderwijszaken Onderwijs is een kantonnale bevoegdheid. Ook hier ziet men een duidelijke toepassing van het territorialiteitsbeginsel. De onderwijstaal volgt over het algemeen het territorialiteitsbeginsel. 611 De kantonnale of gemeentelijke overheden kunnen op grond van de Sprachenfreiheit niet verplicht worden om onderwijs aan te bieden in de minderheidstaal. 612 Een van de gevolgen hiervan is dat men geen recht heeft op Franstalig onderwijs in Duitstalig Zwitserland en omgekeerd. De kantons hebben de mogelijkheid om minder streng te zijn, maar in beginsel heeft men als burger geen recht om onderwijs in een andere taal dan deze van het gebied te genieten. 613 Duitstalige Zwitsers die zich vestigen in een Franstalig kanton zullen bijgevolg hun Duitstalige kinderen moeten inschrijven in een Franstalige school. 614 Het kanton moet niet tussenkomen in de kosten indien ouders hun kinderen naar een anderstalige school zenden in een andere gemeente, zelfs niet indien het gaat om private scholen. 615 Daarnaast kan kantonnale overheid ook het gebruik van een andere nationale onderwijstaal in private scholen beperken. 616 In het drietalige kanton Graubünden ligt de situatie ietwat complexer, aangezien de officiële taal er kan verschillen van gemeente tot gemeente. Zo bood een gemeente uit Graubünden waar er een Rhaeto-Romaanse minderheid (20%) aanwezig was geen onderwijs aan in het Rhaeto-Romaans. Daarnaast weigerde ze de kosten terug te betalen die ouders moesten maken om hun kinderen naar een Rhaeto-Romaanse school te sturen. Het Bundesgericht vond hier dat de gemeente niet in strijd met de Zwitserse Grondwet had gehandeld R. VAN DYCK, Federalisme en Democratie: Bescherming van taalminderheden in plurale samenlevingen. Taalminderheden in de besluitvorming in België, Canada en Zwitserland, Brussel, Studiecentrum voor Federalisme, 1992, Ibid., K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, Bundesgericht, 15 juli 1996, Althaus, BGE I 236 ( 613 F. GRIN, Language Policy in Multilingual Switzerland: Overview and Recent Developments, Cicle de confèrencies sobre política lingüística Direcció general de política lingüística, Barcelona, 4 december 1998, T. FLEINER, A. MISIC en N. TÖPPERWIEN, Swiss Constitutional Law, Den Haag, Kluwer Law International, 2005, Bundesgericht, 15 juli 1996, Althaus, BGE I 236 ( 616 Bundesgericht, 31 maart 1965, Association de l Ecole française, BGE 91 I 480 ( 617 Bundesgericht 30 oktober 1974, Derungs, BGE 100 Ia 462 ( pag. 96

97 Hoewel het territorialiteitsbeginsel duidelijk bepalend is voor de onderwijstaal, bestaan desalniettemin enkele uitzonderingen hierop. Het betreft uitzonderingen die betrekkingen hebben op gemeenten die langs de Frans-Duitse taalgrens gelegen zijn. Er werd reeds opgemerkt dat er de jure weinig meertalige gemeenten bestaan, maar ook de facto komen deze nauwelijks voor. 618 Het kleine aantal van taalgemengde gemeenten belet echter niet dat in die gemeenten waar een groot deel anderstaligen woont, toch onderwijs in de twee talen wordt aangeboden. Zo wordt in de tweetalige taalgrensgemeenten Biel, Siders en Fribourg onderwijs in de twee talen aangeboden. Dit onderwijs is meestal opgesplitst in aparte klassen. In het hogere onderwijs zijn er een aantal scholen die effectief in beide talen functioneren. 619 Daarnaast is onderricht in de tweede taal een belangrijk kenmerk van het Zwitserse onderwijsstelsel. Vanaf het middelbaar vereisen alle kantons dat men een tweede officiële taal aanleert. In Duitstalige Zwitserland en in Tessin is deze tweede taal steeds het Frans. In Franstalige Zwitserland is dit steeds de Duitse taal. 620 In Graubünden ligt dit anders. De Duitstalige gedeelten van het kanton wordt het Frans steevast aangeleerd als tweede taal. In de Rhaeto-Romaanse en Italiaanse regio s van het kanton leert men het Duits aan vanaf de laatste jaren van het lager onderwijs. Kennis van het Duits is immers van onmisbare waarde. In het secundair onderwijs wordt dan het Frans geïntroduceerd als derde taal voor beide taalgroepen. In de Rhaeto-Romaanse municipaliteiten wordt het territorialiteitsbeginsel deels verlaten naarmate de leerlingen ouder worden tot uiteindelijk in het middelbaar het Duits de enige onderwijstaal wordt, met uitzondering van het opleidingsonderdeel Rhaeto-Romaans. 621 g. Taalgebruik in de handel en het bedrijfsleven Er werd reeds vermeld dat de vrijheid van taalgebruik impliceert dat de burger het recht heeft om de taal van hun keuze te gebruiken in private aangelegenheden, waaronder ook de taal van de handel en het bedrijfsleven valt. Over het algemeen hebben de kantons wel de mogelijkheid om bepaalde regelgeving uit vaardigen met betrekking tot commerciële publiciteits- en reclameborden, doch wordt over het algemeen weinig gebruik gemaakt van deze bevoegdheid. Door de toepassing van het territorialiteitsbeginsel heeft men immers vaak reeds het gewenste resultaat bekomen. 622 Een zaak van het Bundesgericht van 3 juni 1932 verdient hier toch enige aandacht. De feiten waren de volgende: op 28 december 1931 vaardigde de kantonnale overheid van Tessin een taaldecreet met als doelstelling de overlevering van de Italiaanse cultuur van het kanton. Om dit te bereiken verplichtte het kanton de voorrang van het Italiaans op reclame- en publiciteitsborden van ondernemingen. Het gebruik van andere talen werd niet voorgeschreven, maar deze moesten alleszins de Italiaanse versie volgen in kleinere letters. Het Zwitsers Grondwettelijk Hof oordeelde dat hoewel de kantons bevoegd waren om het taalgebruik te regelen, het tegen de geest van de federale Grondwet zou ingaan om het gebruik van een nationale taal te gaan beperken om niet-dwingende redenen van openbare orde. In 618 R. VAN DYCK, Belgische, Canadese en Zwitserse taaltoestanden. Een kijk op taalminderheden in het onderwijs in E. WITTE (ed.), De Brusselse Rand, Brussel, VUB Press, 1993, Ibid. 620 K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, Ibid., F. GRIN, L aménagement Linguistique en Suisse, Genève, 6 september 2010, pag. 97

98 deze zaak werd het taaldecreet van Tessin niet vernietigd, doch enkel de bepaling dat het gebruik van een andere taal slechts werd toegestaan in kleinere letters. 623 Deze zaak doet erg denken aan de zaak Ford van het Canadese Supreme Court die in dit werkstuk reeds besproken werd. In tegenstelling tot deze zaak oordeelde het Canadese Hof echter dat een marked predominance van het Frans wel als een redelijke beperking van de vrijheid van meningsuiting kon aanzien worden aangezien dit de realiteit van de Québecse maatschappij weerspiegelt. Het Zwitserse Bundesgericht lijkt op dit vlak een stuk strenger. 5. Besluit Op het federale niveau lijkt Zwitserland op het eerste zicht geopteerd te hebben voor het personaliteitsbeginsel. Men moet echter een onderscheid maken tussen de centrale federale overheid en de gedecentraliseerde federale overheidsdiensten. De centrale federale overheid zal in de betrekkingen met de burgers de officiële taal gebruiken waarvan de burger in kwestie zich heeft bediend. Indien een Rhaeto-Romaanse burger zich in zijn moedertaal tot de centrale federale overheidsdiensten richt, zal de overheid ook in dezelfde taal antwoorden. De gedecentraliseerde federale diensten volgen echter het territorialiteitsbeginsel. Voor hun werking is de lokale taalomgeving van belang. Op het regionale en lokale niveau wordt resoluut het territorialiteitsbeginsel gevolgd. Het Zwitsers territorialiteitsbeginsel kenmerkt zich doordat op elk punt op het nationaal grondgebied er slechts één officiële taal mag gebruikt worden. De handvol tweetalige gemeenten en districten vormen de uitzondering die de regel bevestigen. In de eentalige kantons is de situatie duidelijk; men gebruikt overal de officiële taal van het kanton. In de tweetalige kantons lopen de taalgrenzen echter dwars door het kantonnale grondgebied en verloopt de publieke dienstverlening aan elke kant van de taalgrens slechts in één officiële taal. Kenmerkend voor het Zwitsers systeem is dat het aantal officiële talen toeneemt naarmate het bestuursniveau stijgt (bijvoorbeeld van district naar kanton), maar dat het omgekeerde niet kan. Zo kan een kanton niet verklaren slechts één officiële taal te hebben, wanneer er tweetalige gemeenten of districten op haar grondgebied zijn gevestigd. Daarentegen zal een de officiële taal van een bepaalde gemeente ook een (van de) officiële ta(a)l(en) van het district en het kanton zijn. In tegenstelling tot België berust de Zwitserse taalregeling eerder op gebruiken en ongeschreven principes. Waar het Belgische territorialiteitsbeginsel door het Grondwettelijk Hof werd gedistilleerd uit de grondwettelijke bepaling die de indeling in taalgebieden bevat, heeft het Zwitserse Bundesgericht het territorialiteitsbeginsel gehaald uit het artikel die de nationale talen aanduidt. Bij de grondwetsherziening van 1999 werd het principe eindelijk in de Bundesverfassung geschreven. Het Zwitserse territorialiteitsbeginsel gaat echter verder dan de Belgische toepassing ervan, doch de doelstelling is dezelfde, nl. de taalkundige gemeenschappen trachten te beschermen alsook conflicten tussen deze gemeenschappen te voorkomen. Door toepassing van het territorialiteitsbeginsel creëert men immers bepaalde meerderheden binnen de verschillende kantons of gemeenten en/of districten. De toepassing van het territorialiteitsbeginsel lijkt ook logisch, aangezien de verschillende talen niet wijdverspreid zijn over het Zwitsers grondgebied. Het grote nadeel is dat de taalkundige minderheden binnen de verschillende taalregio s zich niet kunnen beroepen op bepaalde minderheidsrechten. Zo 623 K. MCRAE, Conflict and Compromise in Multilingual Societies: Switzerland, Ontario, Wilfrid Laurier University Press, 1983, pag. 98

99 heeft men als Franstalige Zwitser geen recht heeft op Franstalig onderwijs in Duitstalig Zwitserland en omgekeerd. De toepassing van het territorialiteitsbeginsel wordt in evenwicht gehouden door het beginsel van de taalvrijheid. Naarmate men zich meer en meer in het vaarwater van het privéleven gaat begeven, zal de taalvrijheid het halen van het territorialiteitsbeginsel. In gevallen waar het eerder gaat om officiële communicatie domineert het territorialiteitsbeginsel. VI. ALGEMEEN BESLUIT Federale staatstructuren vindt men veelal terug in staten waar diverse etnische groepen aanwezig zijn die elk een verschillende moedertaal kennen. Binnen de federale staat wordt het gezag verdeeld tussen de deelstaten en de federale overheid. Deze deelstaten kunnen verschillende namen kennen (zo werd in dit werkstuk gesproken over o.a. provincies, gemeenschappen of kantons) en voor verschillende aangelegenheden bevoegd zijn. Vaak zijn deze deelstaten bevoegd om het taalgebruik op hun grondgebied te regelen. Via de toepassing van het territorialiteitsbeginsel tracht men de rechten van de verschillende taalgemeenschappen te waarborgen door binnen een bepaald gebied voorrang te geven aan een bepaalde landstaal. Wanneer de verschillende taalgroepen geografisch erg verspreid zijn, ontstaat hier echter een nieuwe problematiek. Via het territorialiteitsbeginsel gaat men op regionaal vlak immers niet alleen nieuwe meerderheden, maar ook nieuwe minderheden gaan creëren (denk aan de provinciale minderheden in Canada). Verder zijn de deelstaten ook niet steeds etnisch homogeen. Groepen die op nationaal niveau een meerderheid vormen, worden op bepaalde plaatsen de regionale minderheid (denk aan de Vlamingen in Brussel of de Duitstalige minderheid in Freiburg). Daarnaast kan de vorming van deelstaten ook leiden tot een homogenere bevolking van de verschillende deelstaten. Deze assimilatieproblematiek is duidelijk merkbaar in België vandaag de dag. In deze rechtsvergelijkende studie werd het taalbeleid van drie federale staten onder de loep genomen, namelijk België, Zwitserland en Canada. Op federaal niveau opteren alle drie de staten voor het personaliteitsbeginsel. Gelet op de aanwezigheid van meer dan één officiële taal binnen de drie voormelde staten, lijkt dit meer dan logisch. De federale overheid dient immers de vrede te bewaren tussen de verschillende taalgroepen. Regionaal opteren België en Zwitserland duidelijk voor het territorialiteitsbeginsel. Terwijl de Zwitserse taalregeling meer op gewoonte en ongeschreven rechtsregels berust, vindt men in België meer wetgeving en uitvoeringsbesluiten terug. In de eentalige deelgebieden worden vooral de rechten van de meerderheden beschermd. Via de toepassing van het territorialiteitsbeginsel worden in beide staten immers regionale meerderheden gecreëerd. Op die manier tracht men de taalgemeenschap te beschermen tegen de invloed van een taal met een grotere status (denk aan het Frans in België voor de definitieve vastlegging van de taalgrens). Tweetaligheid is immers vaak in het voordeel van één dominante taal (denk ook aan de dominantie van het Frans in het tweetalig kanton Freiburg). Het Belgische territorialiteitsbeginsel is niet zo absoluut als zijn Zwitserse variant. In België kent men in de faciliteitengemeenten immers speciale taalrechten toe aan de anderstalige minderheden. In Zwitserland kent men dergelijke regeling niet. Dit valt makkelijk te illustreren aan de hand van het taalgebruik in onderwijszaken. Terwijl de taalkundige minderheden in de Belgische pag. 99

100 faciliteitengemeenten (alsook in provincie Québec, waar de vereisten nog strenger zijn) een beperkt recht hebben op onderwijs in de andere landstaal, kent men dit in Zwitserland niet. Terwijl België en Zwitserland hebben geopteerd voor duidelijk afgebakende taalgrenzen, weigert Canada dergelijke grenzen te trekken op het regionale niveau. De Canadese federale overheid promoot ook de officiële tweetaligheid over het gehele land en kent bepaalde taalrechten toe aan de respectievelijke minderheden. De provincie New Brunswick volgt de gedachtegang van de federale overheid. Hoewel reeds gewezen werd op het feit dat tweetaligheid de dominante taal mogelijks kan bevoordelen, vormt dit in deze provincie geen probleem, aangezien de dominante taal ook de taal van de taalkundige meerderheid is. In de provincie Québec ligt dit anders. Hier is de dominante taal de taal van de minderheid. De Franstalige meerderheid meent dan ook dat de bescherming van hun taal enkel kan bereikt worden door middel van definitieve eentaligheid. Met de geschiedenis van de Belgische taalregeling in gedachten, kan dit argument wel bijval vinden. De provinciale overheid van Québec opteert dan ook voor de toepassing van het territorialiteitsbeginsel, hoewel deze ook hier niet absoluut is. Ook in Québec is immers een soort van faciliteitenregeling ingebouwd ten voordele van de Engelstalige minderheid. Daarnaast bestaat ook een schrijnend mentaliteitsverschil tussen enerzijds België en Canada, waar er wrevel bestaat tussen beide bevolkingsgroepen, en anderzijds Zwitserland, waar de verschillende bevolkingsgroepen toch meer respect tonen voor elkaar. In België en Zwitserland zijn de verschillende taalgroepen geografisch gegroepeerd en zijn de verschillende talen niet wijdverspreid over het grondgebied van de staat. Daarom is het logisch dat deze staten geopteerd hebben voor de toepassing van het territorialiteitsbeginsel. Via dit principe creëert men immers een security area en worden bepaalde nationale minderheden gepromoveerd tot regionale meerderheden. De grote nadelen van de keuze voor dit principe zijn de volgende: i) de minderheden in de eentalige taalgebieden worden volledig over het hoofd gezien en ii) de toepassing van dit beginsel leidt tot assimilatie van de deelbevolkingen. Daarnaast is de positie van het Duits in België en het Italiaans in Zwitserland opvallend gelijkaardig op het federale niveau. Hoewel beide talen officiële talen zijn, worden ze in de praktijk vaak niet gebruikt in bijvoorbeeld parlementaire debatten. Ook het Rhaeto-Romaans wordt niet tot nauwelijks gebruikt, maar aangezien deze laatste taal een nationale taal is met vooral symbolische waarde, lijkt de vergelijking met het Duits in België niet op te gaan. Dit gegeven lijkt te duiden op een zwakheid van het personaliteitsbeginsel. Indien men de keuze heeft tussen verschillende talen, concurreren de dominante talen vaak de andere weg. In Canada zijn de taalkundige minderheden veel wijder verspreid over het grondgebied van de staat. Daarom kent Canada ook geen taalgebieden. Het Canadese systeem roept een minimumstandaard aan bescherming in het leven voor de taalminderheden in de verschillende provincies. Naast deze minimumstandaard kunnen de provincies zelf verdere bescherming geven aan een taal. Vaak zal men de taalkundige provinciale meerderheid een verdere bescherming garanderen. Het grote nadeel is dat de provinciale minderheden voornamelijk beschermd worden door de wetgever die het verst van hen verwijderd is, namelijk de federale wetgever. Gezien de bipolaire structuur van de Belgische staat lijkt het aangewezen het territorialiteitsbeginsel te behouden. In een eerste besluit bij deel III (België), werden reeds enkele mogelijke alternatieven pag. 100

101 uitgedacht voor het huidige systeem. Zo zou men kunnen opteren voor een Belgische Unie met vier deelstaten, bepaalde minderheidsrechten toekennen in de eentalige taalgebieden of, nog beter, een combinatie van beiden. Het Zwitsers systeem toont echter aan dat het ook anders kan. Hoewel er een verschil in mentaliteit tussen de Belgische en Zwitserse deelbevolkingen merkbaar is, zou een striktere toepassing van het territorialiteitsbeginsel de interne vrede ten goede kunnen komen. Zonder de speciale taalrechten in de Brusselse randgemeenten zou de Franstaligen elk argument voor de aanhechting van deze gemeenten bij Brussel ontnomen worden. Naar mijn aanvoelen heeft de Belgische wetgever in 1962 ter zake zijn kans gemist. Hoewel de Kamercommissie van mening was dat de faciliteiten slechts tijdelijk waren en/of een uitdovend karakter hadden, werd dit nergens uitdrukkelijk opgenomen. Indien men destijds een wetsbepaling had opgenomen die bepaalde dat de faciliteiten enkel zouden worden toegekend aan personen die zich op dat ogenblik aan de verkeerde kant van de taalgrens bevonden, en niet aan de nieuwkomers, zou men intussen al een stap verder staan. Hoewel dit laatst besproken alternatief evenmin rekening houdt met de anderstalige minderheden in de eentalige gebieden, noch een onmiddellijke oplossing biedt voor de assimilatie van de deelbevolking, biedt het wel een oplossing voor het probleem van de Brusselse rand, dat toch een blijvende bron van frictie blijkt tussen Vlamingen en Franstaligen. Daarnaast kan men de problematiek van de assimilatie niet oplossen louter aan de hand van de taalwetgeving. De regionalisatie van pers en media en de politieke partijen dragen hier mijn inziens evenzeer (of meer) tot bij. Over hetgene de toekomst uiteindelijk zal brengen, durf ik geen uitspraken te doen. Een ding staat echter vast: gelet op het huidige politieke landschap in België, lijkt een drastische wijziging van de vigerende taalregeling nog ver weg. pag. 101

102 VII. BIJLAGE 1 pag. 102

BASISBEGRIPPEN Julie Kerckaert Inleiding tot het Belgisch publiekrecht Academiejaar

BASISBEGRIPPEN Julie Kerckaert Inleiding tot het Belgisch publiekrecht Academiejaar BASISBEGRIPPEN Julie Kerckaert Inleiding tot het Belgisch publiekrecht Academiejaar 2014-2015 Inhoudsopgave Administratieve rechtshandeling... 4 1. Definitie... 4 2. Toelichting... 4 Algemeen rechtsbeginsel...

Nadere informatie

Splitsing kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde in Vraag en Antwoord

Splitsing kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde in Vraag en Antwoord Splitsing kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde in Vraag en Antwoord Inleiding Een zuivere splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde De splitsing van de kieskring BHV is ruim 50 jaar de eis van de

Nadere informatie

Inhoudstafel. Opzet van het onderzoek en centrale onderzoeksvraag... 21

Inhoudstafel. Opzet van het onderzoek en centrale onderzoeksvraag... 21 xi Voorwoord bij de Reeks Grondslagen van het Fiscaal Recht. i Préface à la Collection Fondements de Droit Fiscal iii Woord vooraf v Avant-propos vii Dankwoord ix Afkortingen 1 Deel I Inleiding 7 Hoofdstuk

Nadere informatie

Inhoud. Een gehalveerde sociale zekerheid? De Belgische splitsingsgedachte in historisch perspectief Herman Van Goethem... 19

Inhoud. Een gehalveerde sociale zekerheid? De Belgische splitsingsgedachte in historisch perspectief Herman Van Goethem... 19 Wie is wie?........................................................... xv Bevoegdheidsverdeling en solidariteitskringen in een gelaagde welvaartsstaat. Elementen voor een rationeel debat over de ruimte

Nadere informatie

MOETEN BRUSSELSE CLUBS KIEZEN: VLAAMS OF FRANS? Staatsrecht toegepast op de sport!

MOETEN BRUSSELSE CLUBS KIEZEN: VLAAMS OF FRANS? Staatsrecht toegepast op de sport! MOETEN BRUSSELSE CLUBS KIEZEN: VLAAMS OF FRANS? Staatsrecht toegepast op de sport! Het debat: Recent werd de hervorming van de Koninklijke Belgische Voetbalbond, hierna afgekort KBVB, doorgevoerd waarbij

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 14 december 2009 ADVIES 2009-78 Advies uit eigen beweging over de gevolgen voor de openbaarheid

Nadere informatie

Splitsing van BHV zonder toegevingen

Splitsing van BHV zonder toegevingen Motie ter voorlegging aan de gemeenteraden van Vlaams-Brabant Splitsing van BHV zonder toegevingen Bevestiging van de engagementen van de Vlaamse partijen in de federale en Vlaamse regering: december 2009

Nadere informatie

Verkiezingen - Methodologie

Verkiezingen - Methodologie Verkiezingen - Methodologie Verkiezingen - Methodologie... 1 1. Gemeenteraadsverkiezingen... 2 2. Verkiezingen voor het parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest... 3 3. Verkiezingen van de Brusselse

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Voorontwerp van decreet tot regeling van de talen waarin notariële akten

Nadere informatie

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters-verslaggevers E. Derycke en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier F.

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters-verslaggevers E. Derycke en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier F. Rolnummer 5970 Arrest nr. 157/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming,

Nadere informatie

11.1. Staatsvorming en staatshervorming

11.1. Staatsvorming en staatshervorming Hoofdstuk 11: Federalisme en decentralisatie 11.1. Staatsvorming en staatshervorming Algemene trend: schaalvergroting - Kleinere onderdelen gaan volledig op in nieuw geheel bv. Frankrijk Unie= bundeling

Nadere informatie

DE GEMEENTELIJKE AUTONOMIE

DE GEMEENTELIJKE AUTONOMIE DE GEMEENTELIJKE AUTONOMIE Wettelijke basis Grondwet art. 41 & 162 Nieuwe Gemeentewet art. 117 In het kort De Grondwet en de Nieuwe Gemeentewet definiëren de bevoegdheden van de gemeentelijke overheid

Nadere informatie

Een verkenning van de grondslagen van het ne bis in idem beginsel in het Belgisch belastingrecht

Een verkenning van de grondslagen van het ne bis in idem beginsel in het Belgisch belastingrecht Een verkenning van de van het ne bis in idem beginsel in het Belgisch belastingrecht Prof. dr. Anne Van de Vijver 17 november 2015 Overzicht Inleiding - Probleemstelling: dubbele belasting - Rechtstheoretisch

Nadere informatie

VR DOC.1037/1

VR DOC.1037/1 VR 2016 3009 DOC.1037/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Definitieve goedkeuring van het ontwerp

Nadere informatie

Europees Handvest inzake lokale autonomie

Europees Handvest inzake lokale autonomie (Tekst geldend op: 04-02-2010) Europees Handvest inzake lokale autonomie (vertaling: nl) Europees Handvest inzake lokale autonomie PREAMBULE De Lidstaten van de Raad van Europa die dit Handvest hebben

Nadere informatie

Inhoud. Hoofdstuk 1 Stabiliteit en instabiliteit in de Belgische federale staatsstructuur Patricia Popelier en Dave Sinardet...3

Inhoud. Hoofdstuk 1 Stabiliteit en instabiliteit in de Belgische federale staatsstructuur Patricia Popelier en Dave Sinardet...3 Inleiding Hoofdstuk 1 Stabiliteit en instabiliteit in de Belgische federale staatsstructuur Patricia Popelier en Dave Sinardet...3 I. Stabiel of instabiel federalisme: lessen uit de federale theorie en

Nadere informatie

Beginselen van het Nederlands Staatsrecht

Beginselen van het Nederlands Staatsrecht Prof.mr. A.D. Belinfante Mr. J.L. de Reede Beginselen van het Nederlands Staatsrecht druk Samsom H.D. Tjeenk Willink Alphen aan den Rijn 1997 VOORWOORD II AFKORTINGEN 13 I INLEIDING 15 1. Benadering van

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 63.940/VR van 9 oktober 2018 over een voorontwerp van decreet van de Vlaamse Gemeenschap houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat,

Nadere informatie

36840 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

36840 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE 36840 BELGISCH STAATSBLAD 27.07.2006 Ed. 2 MONITEUR BELGE TRADUCTION MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [C 2006/202257] 7 JULI 2006. Omzendbrief betreffende de verkiezingen van de gemeenteraadsleden en de

Nadere informatie

Voorstel van decreet. van de heren Sas van Rouveroij, Ivan Sabbe, Björn Rzoska, Bart Tommelein en Lode Vereeck

Voorstel van decreet. van de heren Sas van Rouveroij, Ivan Sabbe, Björn Rzoska, Bart Tommelein en Lode Vereeck stuk ingediend op 2198 (2013-2014) Nr. 1 3 oktober 2013 (2013-2014) Voorstel van decreet van de heren Sas van Rouveroij, Ivan Sabbe, Björn Rzoska, Bart Tommelein en Lode Vereeck houdende wijziging van

Nadere informatie

EINDELIJK EEN PUBLIEKRECHTELIJK KADER VOOR GEDECENTRALISEERDE VLAAMS-FRANSE SAMENWERKING

EINDELIJK EEN PUBLIEKRECHTELIJK KADER VOOR GEDECENTRALISEERDE VLAAMS-FRANSE SAMENWERKING EINDELIJK EEN PUBLIEKRECHTELIJK KADER VOOR GEDECENTRALISEERDE VLAAMS-FRANSE SAMENWERKING Prof. dr. Jan Wouters en Maarten Vidal * Hoewel in de praktijk lokale, gedecentraliseerde overheden (gemeenten,

Nadere informatie

Rolnummer : 26 Arrest nr. 20 van 25 juni 1986

Rolnummer : 26 Arrest nr. 20 van 25 juni 1986 Rolnummer : 26 Arrest nr. 20 van 25 juni 1986 In zake : de prejudiciële vraag gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen bij arrest van 26 september 1985 in de zaak van de N.V. TRENAL tegen DE BUSSCHERE

Nadere informatie

TYPES INSTRUMENTEN OVERZICHT

TYPES INSTRUMENTEN OVERZICHT TYPES INSTRUMENTEN OVERZICHT Aanbeveling... 2 Advies... 2 Algemeen commentaar... 2 Beleidsdocument... 3 Besluit... 3 Decreet... 3 Europees besluit... 3 Grondwet... 3 Koninklijk besluit... 3 Mededeling...

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

Aan Zijne Majesteit Koning Albert, Koning der Belgen.

Aan Zijne Majesteit Koning Albert, Koning der Belgen. Vrijdag 6 juni 2003. Aan Zijne Majesteit Koning Albert, Koning der Belgen. Sire, Ondergetekenden, burgemeesters uit het arrondissement Halle-Vilvoorde, en de voorzitter en een gedeputeerde van de provincie

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. VOORWOORD... xxvii DANKWOORD... INLEIDING...1

INHOUDSOPGAVE. VOORWOORD... xxvii DANKWOORD... INLEIDING...1 INHOUDSOPGAVE VOORWOORD... xxvii DANKWOORD... xxix INLEIDING...1 A. Algemeen...1 B. Taalvrijheid...3 C. Minderheidsrechten...5 D. Het territorialiteitsbeginsel...5 BOEK I. DE EVOLUTIE VOOR HET ONTSTAAN

Nadere informatie

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Rechtsmachtrecht Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd Misdrijven buiten het grondgebied van het Rijk gepleegd Territorialiteitsbeginsel

Nadere informatie

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie Vaak gestelde vragen over het Hof van Justitie van de Europese Unie WAAROM EEN HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE (HVJ-EU)? Om Europa op te bouwen hebben een aantal staten (thans 28) onderling verdragen

Nadere informatie

De hiërarchie der normen

De hiërarchie der normen De hiërarchie der normen De hiërarchie der normen houdt in dat er een rangorde bestaat tussen de verschillende reglementaire teksten. Dit betekent dat een lagere norm niet mag indruisen tegen een hogere

Nadere informatie

Kern van het internationaal publiekrecht

Kern van het internationaal publiekrecht Kern van het internationaal publiekrecht Andre Nollkaemper Tweede druk Boom Juridische uitgevers Den Haag 2005 Inhoud LljSt van aikortingen Verkort aangehaalde literatuur Deel 1: Kernbegrippen XV XVIII

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 72 (2009) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2010 Nr. 96 A. TITEL Aanvullend Protocol bij het Europees Handvest inzake lokale autonomie betreffende het recht op participatie

Nadere informatie

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR De procedures in de verschillende lidstaten SAMENVATTING In de preambule van het Verdrag betreffende de Europese Unie luidt het dat één van de doelstellingen

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING

MEMORIE VAN TOELICHTING ONTWERP VAN DECREET TOT REGELING VAN DE TALEN WAARIN NOTARIELE AKTEN AANGEBODEN EN MEEGEDEELD WORDEN AAN HET BEVOEGDE KANTOOR VAN DE ALGEMENE ADMINISTATIE VAN DE PATRIMONIUMDOCUMENTATIE OF ANDERE BESTUURLIJKE

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 53.978/VR van 7 november 2013 over een voorontwerp van decreet houdende instemming met de kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese

Nadere informatie

I. Context (1) I. Context (2) Het Akkoord van Brussel van 16 september 2002: Een juridisch kader voor grensoverschrijdende intercommunales

I. Context (1) I. Context (2) Het Akkoord van Brussel van 16 september 2002: Een juridisch kader voor grensoverschrijdende intercommunales Het Akkoord van Brussel van 16 september 2002: Een juridisch kader voor grensoverschrijdende intercommunales Prof. dr. Jan Wouters Maarten Vidal Instituut voor Internationaal Recht K.U. Leuven www.internationaalrecht.be

Nadere informatie

VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË

VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË VAKGROEP EUROPEES, PUBLIEK- EN INTERNATIONAAL RECHT CENTRUM VOOR MILIEU- EN ENERGIERECHT VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË GRONDWETTELIJKE EN INSTITUTIONELE MOGELIJKHEDEN Prof. Dr. L. Lavrysen,

Nadere informatie

RAAD VAN STATE. afdeling Wetgeving. advies /3 van 22 februari over

RAAD VAN STATE. afdeling Wetgeving. advies /3 van 22 februari over RAAD VAN STATE ~WETGEVING 2 2 ~o2d 2ms I ~~~-F~j RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 52.794/3 van 22 februari 2013 over een voorontwerp van decreet 'houdende instemming met het internationaal verdrag

Nadere informatie

RECHTSVERGELIJKING. De uitdagende wereld van het recht. Danny Pieters en Bert Demarsin. Acco Leuven / Den Haag

RECHTSVERGELIJKING. De uitdagende wereld van het recht. Danny Pieters en Bert Demarsin. Acco Leuven / Den Haag RECHTSVERGELIJKING De uitdagende wereld van het recht Danny Pieters en Bert Demarsin Acco Leuven / Den Haag Inhoud Woord vooraf 7 DEEL I RECHTSVERGELIJKING: ALGEMENE PRINCIPES 9 1 Wat is rechtsvergelijking?

Nadere informatie

VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË GRONDWETTELIJKE EN INSTITUTIONELE MOGELIJKHEDEN

VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË GRONDWETTELIJKE EN INSTITUTIONELE MOGELIJKHEDEN VAKGROEP EUROPEES, PUBLIEK- EN INTERNATIONAAL RECHT CENTRUM VOOR MILIEU- EN ENERGIERECHT VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË GRONDWETTELIJKE EN INSTITUTIONELE MOGELIJKHEDEN Prof. Dr. L. Lavrysen,

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2016

Nadere informatie

Gedetailleerde inhoudsopgave

Gedetailleerde inhoudsopgave Gedetailleerde inhoudsopgave Algemene inhoudsopgave.... V Voorwoord...... VII Vlaamse taalvereisten getoetst aan internationale mensenrechtenverdragen (E. Brems)................................................

Nadere informatie

Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen

Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen Eigenschappen Titel : Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen Samenvatting : Deze circulaire beschrijft het mechanisme dat de woonstaat hanteert

Nadere informatie

De bevoegdheidsverdeling inzake sociale zekerheid en sociale bijstand

De bevoegdheidsverdeling inzake sociale zekerheid en sociale bijstand De bevoegdheidsverdeling inzake sociale zekerheid en sociale bijstand Jan Velaers Materiële bevoegdheidsverdeling Federale overheid: residuaire bevoegdheden Gemeenschappen: toegewezen bevoegdheden o.m.

Nadere informatie

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in het bijzonder artikel 5, 1 en 92bis;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in het bijzonder artikel 5, 1 en 92bis; Ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de federale, gewestelijke en gemeenschapsoverheden voor het coördineren van de gegevensverwerking in het gezondheidsbeleid en de bijstand aan personen Gelet op artikelen

Nadere informatie

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING I. ALGEMENE TOELICHTING 1. Samenvatting Het volkenrecht kent een aantal regimes van voorrechten en immuniteiten, die bedoeld zijn om de autonome uitoefening van de functies

Nadere informatie

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP 18 (1971-1972) - N 1 CULTUURRAAD VOOR DE NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP ZITTING 1971-1972 20 JANUARI 1972 VOORSTEL VAN DECREET waarbij het taalgebruik in bestuurszaken geregeld wordt in bepaalde openbare

Nadere informatie

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter M. Melchior en de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en E. De Groot, bijgestaan door de griffier L.

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter M. Melchior en de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en E. De Groot, bijgestaan door de griffier L. Rolnummer 2235 Arrest nr. 158/2001 van 11 december 2001 A R R E S T In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 41 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden

Nadere informatie

Inhoudsopgave Politiek en politieke wetenschap Staat en macht Breuklijnen en ideologieën

Inhoudsopgave Politiek en politieke wetenschap Staat en macht Breuklijnen en ideologieën 1 Politiek en politieke wetenschap 17 1.1 Politiek 17 1.2 Variaties in politiek 19 1.2.1 Politiek en territorium 20 1.2.2 De verschuivende culturele grenzen van de politiek 21 1.2.3 De vormen en structuren

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: 1 Goedkeuring en machtiging tot ondertekening van de overeenkomst tot oprichting van de internationale

Nadere informatie

Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 5 LIJST VAN TABELLEN... 9 LIJST VAN PRAKTISCHE VOORBEELDEN... 11 I. INLEIDING... 13

Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 5 LIJST VAN TABELLEN... 9 LIJST VAN PRAKTISCHE VOORBEELDEN... 11 I. INLEIDING... 13 Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 5 LIJST VAN TABELLEN... 9 LIJST VAN PRAKTISCHE VOORBEELDEN... 11 I. INLEIDING... 13 II. HET OBJECTIEVE RECHT... 17 A. HET OBJECTIEVE EN SUBJECTIEVE RECHT... 17 1. Het objectieve

Nadere informatie

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco,

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco, Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco, 09-07-1948 (vertaling: nl) Verdrag No. 87 betreffende de vrijheid tot

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 5 LIJST VAN TABELLEN... 9 LIJST VAN PRAKTISCHE VOORBEELDEN... 10 I. INLEIDING... 11 II. HET OBJECTIEVE RECHT...15 A. HET OBJECTIEVE EN SUBJECTIEVE RECHT... 15 1. Het objectieve

Nadere informatie

HOOFDELIJKHEID IN DE GEMEENTELIJKE BELASTINGREGLEMENTEN

HOOFDELIJKHEID IN DE GEMEENTELIJKE BELASTINGREGLEMENTEN HOOFDELIJKHEID IN DE GEMEENTELIJKE BELASTINGREGLEMENTEN Op grond van de gemeentelijke e autonomie mogen de gemeenten bepalen wie de belastingen die zij invoeren, moet betalen. Om de inning van deze belastingen

Nadere informatie

AVCB-VSGB - rue d'arlon 53/4 Aarlenstraat Bruxelles Brussel 1

AVCB-VSGB - rue d'arlon 53/4 Aarlenstraat Bruxelles Brussel 1 Vorming voor gemeentemandatarissen De gemeente - basisbegrippen Boryana Nikolova 12-12-2012 Association de la Ville et des Communes de la Région de Bruxelles-Capitale asbl Vereniging van de Stad en de

Nadere informatie

Doelgroepverminderingen voor eerste aanwervingen wat te doen bij weigeringsbeslissing RSZ?

Doelgroepverminderingen voor eerste aanwervingen wat te doen bij weigeringsbeslissing RSZ? Doelgroepverminderingen voor eerste aanwervingen wat te doen bij weigeringsbeslissing RSZ? Inleiding 1. Nieuwe werkgevers kunnen, onder bepaalde voorwaarden, voor de eerste zes werknemers die zij aanwerven

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat EUROPESE COMMISSIE Straatsburg, 11.3.2014 COM(2014) 158 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van

Nadere informatie

Een oplossing voor de Splitsing van het Gerechtelijk Arrondissement Brussel 4 oktober 2011

Een oplossing voor de Splitsing van het Gerechtelijk Arrondissement Brussel 4 oktober 2011 Een oplossing voor de Splitsing van het Gerechtelijk Arrondissement Brussel 4 oktober 2011 1. Hebben de Franstaligen uit Halle-Vilvoorde het automatisch recht op een Franstalige rechter? Uitgangspunt De

Nadere informatie

RECHTSVERGELIJKING. De uitdagende wereld van het recht. Danny Pieters en Bert Demarsin. Acco Leuven / Den Haag

RECHTSVERGELIJKING. De uitdagende wereld van het recht. Danny Pieters en Bert Demarsin. Acco Leuven / Den Haag RECHTSVERGELIJKING De uitdagende wereld van het recht Danny Pieters en Bert Demarsin Acco Leuven / Den Haag Inhoud Woord vooraf bij de eerste uitgave 7 Woord vooraf bij de tweede uitgave 9 DEEL I RECHTSVERGELIJKING:

Nadere informatie

De Zesde Staatshervorming

De Zesde Staatshervorming De Zesde Staatshervorming Grondwetsherzieningen en het provinciale bestuursniveau VVP Colloquium 19/10/2013 Jürgen Vanpraet Kabinet van de Staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der Gebouwen

Nadere informatie

Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie

Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie 13 mei 2019 ADVIES 2019-1 Over de openbaarmaking van vergunningen (FBC/2019/1advies SCIENSANO) 2 1. Een overzicht Bij e-mail van 5 april

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 63.403/3 van 28 mei 2018 over een voorontwerp van decreet van de Vlaamse Gemeenschap betreffende de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren 2/8 advies

Nadere informatie

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.2 - November

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.2 - November Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.2 - November 2009-821- VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 33 van 7

Nadere informatie

Rolnummer Arrest nr. 68/2016 van 11 mei 2016 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 68/2016 van 11 mei 2016 A R R E S T Rolnummer 6315 Arrest nr. 68/2016 van 11 mei 2016 A R R E S T In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 19quater, tweede lid, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart 1991 betreffende

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 18.7.2001 COM(2001) 411 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE betreffende het statuut en de algemene

Nadere informatie

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) 13967/03 LIMITE PUBLIC JUSTCIV 208 TRANS 275 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité burgerlijk recht (algemene vraagstukken)

Nadere informatie

CALRE. Conferentie van de Europese Regionale Wetgevende Assemblees Verklarende noot

CALRE. Conferentie van de Europese Regionale Wetgevende Assemblees Verklarende noot CALRE Conferentie van de Europese Regionale Wetgevende Assemblees Verklarende noot De CALRE verenigt vierenzeventig voorzitters van de Europese Regionale Wetgevende Assemblees: de parlementen van de Spaanse

Nadere informatie

DE PARLEMENTEN VAN BELGIË EN HUN INTERNATIONALE BEVOEGDHEDEN

DE PARLEMENTEN VAN BELGIË EN HUN INTERNATIONALE BEVOEGDHEDEN DE PARLEMENTEN VAN BELGIË EN HUN INTERNATIONALE BEVOEGDHEDEN Deze brochure wil in vogelvlucht zonder volledig te willen zijn en in een begrijpelijke taal de lezer een inzicht geven in de bevoegdheidsverdeling

Nadere informatie

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.5.2017 COM(2017) 218 final Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Commissie wordt gemachtigd onderhandelingen te openen over een akkoord met het Verenigd Koninkrijk

Nadere informatie

Basisbegrippen publiekrecht: definities (1 e semester)

Basisbegrippen publiekrecht: definities (1 e semester) Basisbegrippen publiekrecht: definities (1 e semester) Administratieve rechtshandeling (acte administratif) = een eenzijdige en uitvoerbare rechtshandeling verricht door een administratief orgaan. 1) Verordenende

Nadere informatie

Grondwettelijk Hof, arrest van 28 mei 2015

Grondwettelijk Hof, arrest van 28 mei 2015 Grondwettelijk Hof, arrest van 28 mei 2015 Grondwettelijk recht Bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten Internationale samenwerking Federale bevoegdheden Internationale betrekkingen Leiding van

Nadere informatie

Stuk 628 ( ) Nr. 1. Zitting december 2005 SAMENWERKINGSAKKOORD

Stuk 628 ( ) Nr. 1. Zitting december 2005 SAMENWERKINGSAKKOORD Stuk 628 (2005-2006) Nr. 1 Zitting 2005-2006 19 december 2005 SAMENWERKINGSAKKOORD tussen de Federale Wetgevende Kamers, de parlementen van de Gemeenschappen en de parlementen van de Gewesten ter uitvoering

Nadere informatie

DE PARLEMENTEN VAN BELGIË EN HUN INTERNATIONALE BEVOEGDHEDEN

DE PARLEMENTEN VAN BELGIË EN HUN INTERNATIONALE BEVOEGDHEDEN DE PARLEMENTEN VAN BELGIË EN HUN INTERNATIONALE BEVOEGDHEDEN Deze brochure wil in vogelvlucht zonder volledig te willen zijn en in een begrijpelijke taal de lezer een inzicht geven in de bevoegdheidsverdeling

Nadere informatie

Verkort aangehaalde literatuur 15

Verkort aangehaalde literatuur 15 Verkort aangehaalde literatuur 15 1 Begrip en aard van het internationaal publiekrecht 17 1.1 Inleiding 17 1.2 Geschiedenis 19 1.3 Omschrijving 22 1.3.1 Algemene omschrijving 22 1.3.2 Het internationale

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 64.565/1 van 27 november 2018 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende de Vlaamse beleidsprioriteiten in het kader van het lokaal sociaal

Nadere informatie

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 24 juni 2005; A. SITUERING, ONDERWERP EN RECHTVAARDIGING VAN DE AANVRAAG

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 24 juni 2005; A. SITUERING, ONDERWERP EN RECHTVAARDIGING VAN DE AANVRAAG SCSZ/05/97 1 BERAADSLAGING NR. 05/034 VAN 19 JULI 2005 M.B.T. DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS BETREFFENDE BUITENLANDSE VERZEKERDEN, DOOR DE VERZEKERINGSINSTELLINGEN AAN HET VLAAMS ZORGFONDS, MET HET

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 mei 2005 (08.06) (OR. fr) 9506/05 LIMITE CAB 19 JUR 221

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 mei 2005 (08.06) (OR. fr) 9506/05 LIMITE CAB 19 JUR 221 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 30 mei 2005 (08.06) (OR. fr) PUBLIC 9506/05 LIMITE CAB 19 JUR 221 INLEIDENDE NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers

Nadere informatie

SUBSIDIARITEIT. Gelet op artikel 92bis, 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen ;

SUBSIDIARITEIT. Gelet op artikel 92bis, 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen ; SUBSIDIARITEIT Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de uitoefening van

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 62.686/3 van 16 januari 2018 over een voorontwerp van decreet van de Vlaamse gemeenschap en het Vlaamse Gewest houdende instemming met de overeenkomst tussen het

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

LEO BELGICUS, WERKGROEP VOOR DE HERENIGING DER NEDERLANDEN

LEO BELGICUS, WERKGROEP VOOR DE HERENIGING DER NEDERLANDEN LEO BELGICUS, WERKGROEP VOOR DE HERENIGING DER NEDERLANDEN Onze uitgangspunten Democratie, dwz het besturen van de staat door zijn burgers, behoort tot het wezen van de Nederlandse identiteit. Het is de

Nadere informatie

DE EUROPESE GRONDWET: TROEVEN EN TEKORTEN. (editors)

DE EUROPESE GRONDWET: TROEVEN EN TEKORTEN. (editors) DE EUROPESE GRONDWET: TROEVEN EN TEKORTEN JOHAN MEEUSEN GERT STRAETMANS (editors) Dit boek kwam tot stand met de steun van de Europese Gemeenschap (Actie Jean Monnet) intersentia Antwerpen - Oxford INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

SARiV Advies 2012/29 SAR WGG Advies. 31 oktober 2012

SARiV Advies 2012/29 SAR WGG Advies. 31 oktober 2012 Briefadvies over de Akkoorden tussen België en Frankrijk en Nederland voor de ontwikkeling van samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de sociale zekerheid SARiV Advies 2012/29

Nadere informatie

Beginselen van de democratische rechtsstaat

Beginselen van de democratische rechtsstaat Beginselen van de democratische rechtsstaat Prof. mr. M.C. Burkens Prof. mr. H.R.B.M. Kummeling Prof. mr. drs. B.P. Vermeulen Prof. mr. R.J.G.M. Widdershoven Inleiding tot de grondslagen van het Nederlandse

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 61.656/1 van 10 juli 2017 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de modaliteiten voor het testen en het uitreiken van de bewijzen

Nadere informatie

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2632 Advies IS - Irak Datum 3 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper Op

Nadere informatie

SAMENVATTING SYLLABUS

SAMENVATTING SYLLABUS SAMENVATTING SYLLABUS Julie Kerckaert Inleiding tot het Europees en internationaal recht Academiejaar 2014-2015 Inhoudsopgave Deel 2: Inleiding tot het Europees recht... 2 1. Het juridisch kader van het

Nadere informatie

Rolnummer : 30 Arrest nr. 29 van 18 november 1986

Rolnummer : 30 Arrest nr. 29 van 18 november 1986 Rolnummer : 30 Arrest nr. 29 van 18 november 1986 In zake : het beroep tot vernietiging van het Decreet van de Franse Gemeenschap van 30 juni 1982 "relatif à la protection de la liberté de l'emploi des

Nadere informatie

Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is

Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is Art. 1. Dit Verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide verdragsluitende Staten. 2 larcier

Nadere informatie

Beginselverklaring van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, 1980

Beginselverklaring van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, 1980 Beginselverklaring van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, 1980 Noot van de editor De beginselprogramma's zijn gescand, en zover nodig gecorrigeerd. Hierdoor is het mogelijk dat de tekst niet meer

Nadere informatie

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie Vlaamse Regering Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid Afdeling Kanselarij Boudewijnlaan 30, bus 20 1000 Brussel

Nadere informatie

Gecoördineerde statuten per 12 juni Hoofdstuk I - Naam, zetel, doel. Naam

Gecoördineerde statuten per 12 juni Hoofdstuk I - Naam, zetel, doel. Naam Europese Vereniging voor het Bank- en Financieel Recht Belgium, verkort : E.V.B.F.R.-Belgium, internationale vereniging AEDBF-EVBFR B E U M Identificatienummer : 14916/91 Gecoördineerde statuten per 12

Nadere informatie

BELGIAN DISABILITY FORUM VZW (BDF) Vereniging zonder winstoogmerk (vzw) 150, 1000 BRUSSEL

BELGIAN DISABILITY FORUM VZW (BDF) Vereniging zonder winstoogmerk (vzw) 150, 1000 BRUSSEL Benaming: Rechtsvorm: Maatschappelijke zetel: Ondernemingsnr.: 478.218.809 BELGIAN DISABILITY FORUM VZW (BDF) Vereniging zonder winstoogmerk (vzw) FINANCE TOWER - KRUIDTUINLAAN, 50, bus 150, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED EN DE VLAAMSE MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Principiële goedkeuring van het voorontwerp

Nadere informatie

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE HOGE VERTEGENWOORDIGER VAN DE EUROPESE UNIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN EN VEILIGHEIDSBELEID Brussel, 13.4.2015 JOIN(2015) 10 final 2015/0073 (NLE) Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE DE GRONDWET VOOR EUROPA: SCHIJN OF WERKELIJKHEID? PROF. DR. KOEN LENAERTS... 1

INHOUDSOPGAVE DE GRONDWET VOOR EUROPA: SCHIJN OF WERKELIJKHEID? PROF. DR. KOEN LENAERTS... 1 INHOUDSOPGAVE TEN GELEIDE... v DE GRONDWET VOOR EUROPA: SCHIJN OF WERKELIJKHEID? PROF. DR. KOEN LENAERTS... 1 Inleiding... 1 Hoofdstuk 1. De samensmelting van Verdragen en pijlers... 7 Hoofdstuk 2. Eén

Nadere informatie

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT HET VOORKOMEN

Nadere informatie

Deel 1 Basisbeginselen

Deel 1 Basisbeginselen Deel 1 Basisbeginselen Vragen 1 Geef de definitie van belastingen. 2 Geef de kenmerken van een belasting. Geef en bespreek een voorbeeld. 3 Welke soorten sancties zijn er? Geef van elke soort sanctie een

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 60.262/1 van 16 november 2016 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei

Nadere informatie

A. Begrip en aard van het Internationaal Publiekrecht

A. Begrip en aard van het Internationaal Publiekrecht A. Begrip en aard van het Internationaal Publiekrecht Dit hoofdstuk is een inleiding op het internationaal publiekrecht. Er wordt ingegaan op de geschiedenis van het internationaal publiekrecht, de elementen

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 17.9.2018 COM(2018) 642 final 2018/0333 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Europees

Nadere informatie