Het wetsvoorstel Langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, bezien in het licht van het beginsel van resocialisatie, minimale beperkingen en het EVRM

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het wetsvoorstel Langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, bezien in het licht van het beginsel van resocialisatie, minimale beperkingen en het EVRM"

Transcriptie

1 Het wetsvoorstel Langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, bezien in het licht van het beginsel van resocialisatie, minimale beperkingen en het EVRM (Schijn)veiligheid? Universiteit van Tilburg Master Rechtsgeleerdheid Accent Strafrecht Naam: Maurice van den Hoek Studentnummer: U ANR: Datum: 23 december 2014 Scriptiebegeleidster: mevr. mr. S.B.G. Kierkels

2 Voorwoord Nu ik mij in de eindfase van de studie Rechtsgeleerdheid, accent strafrecht, aan de Universiteit van Tilburg bevind, heb ik wetenschappelijk onderzoek verricht middels het schrijven van een scriptie. Het onderzoek heeft betrekking op de Terbeschikkingstelling (hierna: tbs) binnen de Nederlandse strafrechtspleging. Ten grondslag aan de keuze om te schrijven over het onderwerp tbs is een bezoek aan De Pompestichting, een forensische psychiatrische instelling te Nijmegen. Een uitvoerig gesprek met één van de tbs ers aldaar, heeft bij mij zoveel interesse gewekt dat ik besloot om mijn scriptie onder meer over tbs te schrijven. Het schrijven van mijn scriptie heb ik als een zeer interessante, maar ook leerzame periode ervaren. Allereerst wil ik persoonlijk mevr. mr. S.G.B. Kierkels bedanken voor haar steun en begeleiding gedurende mijn onderzoek. Haar feedback heeft ervoor gezorgd dat ik de lat voor mijzelf steeds hoger heb gelegd en steeds kritischer werd om uiteindelijk een zo goed mogelijke scriptie te kunnen overleggen. Ook wil ik mijn ouders, broer en schoonzus hartelijk danken voor de onvoorwaardelijke steun en liefde gedurende mijn gehele studietijd. Zonder hen had ik mijn master Rechtsgeleerdheid nooit behaald. Daarnaast wil ik mijn vrienden bedanken die mij op bepaalde momenten een steun in de rug gaven en bij wie ik vol enthousiasme over mijn onderzoek kon vertellen en zij op hun beurt vol belangstelling waren. Ridderkerk, 23 december 2014 Maurice van den Hoek

3 Inhoudsopgave 1. Inleiding Probleembeschrijving Methodologische verantwoording Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie Leeswijzer Het TBS-systeem Inleiding Ontstaansgeschiedenis TBS Maatregel TBS Oplegging TBS TBS met dwangverpleging Verlenging TBS met dwangverpleging Proefverlof, bezien in het licht van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging Voorwaardelijke beëindiging TBS met dwangverpleging Onvoorwaardelijke beëindiging TBS met dwangverpleging Bespreking van het wetsvoorstel Langdurig toezicht en vrijheidsbeperking Inleiding Doelgroep Wijzigingen wetsvoorstel Schrappen maximumduur voorwaardelijke beëindiging TBS met dwangverpleging Invoering gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel Bezwaren vanuit de rechtspraktijk op het wetsvoorstel... 21

4 3.4.1 Bezwaren ten aanzien van schrapping maximumduur voorwaardelijke beëindiging TBS met dwangverpleging Bezwaren ten aanzien van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel Toetsing aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens Inleiding Bespreking van artikel 5 EVRM De vrijheidsbeperkende maatregel, bezien in het licht van artikel 5 EVRM Schrapping maximumduur voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging, bezien in het licht van artikel 5 EVRM Bespreking van artikel 7 EVRM De vrijheidsbeperkende maatregel, bezien in het licht van artikel 7 EVRM Schrapping maximumduur voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging, bezien in het licht van artikel 7 EVRM Bespreking van artikel 8 EVRM De vrijheidsbeperkende maatregel, bezien in het licht van artikel 8 EVRM Schrapping maximumduur voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging, bezien in het licht van artikel 8 EVRM Het resocialisatiebeginsel van artikel 2 lid 1 Bvt Inleiding Ontstaan en interpretatie van het resocialisatiebeginsel Het resocialisatiebeginsel binnen de TBS Resocialisatiebeginsel en schrapping maximumduur voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging Beginsel van minimale beperkingen Inleiding... 50

5 6.2 Reikwijdte beginsel van minimale beperkingen Het beginsel van minimale beperkingen en schrapping maximumduur voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging Conclusie Literatuurlijst Bijlage 1: krantenartikel... 66

6 1. Inleiding In het onderhavige onderzoek staat de rechtsfiguur terbeschikkingstelling (hierna: tbs) centraal. Voor de meesten in de samenleving een bekend begrip, aangezien tbs met enige regelmaat in het nieuws komt. Uiteraard laat de media van zich horen - zij het veelal op een negatieve, sensationele wijze - wanneer een tbs er tijdens zijn proefverlof gruwelijk de fout ingaat door een ander van het leven te beroven. 1 Bovendien wordt het tbs-systeem in de rechtenwereld veel bekritiseerd. Dit in combinatie met de huidige kabinetsplannen dat veiligheid als een kerntaak van de overheid beschouwd - maakt het er allemaal niet beter op. Zeker niet als vanuit de maatschappij een roep om meer veiligheid hoorbaar is, de maatschappelijke onveiligheid alsmaar versterkt wordt door recidivisten en een terugkeer van ex-tbs ers alsmede zedendelinquenten maatschappelijke onrust veroorzaakt. Aan de roep om meer veiligheid lijkt justitie daadwerkelijk gehoor te willen geven, nu zij voornemens is het wetsvoorstel Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking wet te doen worden. De strekking van het wetsvoorstel beoogt de samenleving veiliger te maken en de recidive te verminderen door langdurig toezicht en - indien noodzakelijk - zelfs levenslang toezicht. 1.1 Probleembeschrijving Een eventuele inwerkingtreding van voornoemd wetsvoorstel brengt een heel grote verandering met zich mee voor uitbehandelde tbs ers en geweld- en zedendelinquenten. Op hen is immers het wetsvoorstel van toepassing. 2 Om de hierboven genoemde doelstellingen te bewerkstelligen, beoogt het wetsvoorstel een drietal wetswijzigingen door te voeren: de eerste wetswijziging ziet op de afschaffing van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging. Deze schrapping van artikel 38j lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr) maakt langdurig en (eventueel) zelfs levenslang toezicht mogelijk. de tweede wetswijziging trekt de minimumduur van de proeftijd van de bijzondere voorwaarden gelijk met de minimumduur van de proeftijd van de algemene voorwaarde van de voorwaardelijke invrijheidstelling, zodat het onderscheid tussen de beide proeftijden in artikel 15c WvSr wordt opgeheven. Daarbij wordt het in de 1 Zie bijlage 1. 2 Kamerstukken II 2013/14, , nr. 3. 1

7 regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling ook mogelijk de proeftijd te verlengen. de derde en laatste wetswijziging betreft de introductie van een zelfstandige langdurige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Dit nieuwe artikel 38z WvSr is gericht op tbs ers met dwangverpleging van wie de tbs definitief beëindigd is en voor zedendelinquenten van wie de gevangenisstraf of de voorwaardelijke invrijheidstelling na gevangenisstraf is geëindigd. 3 Opgemerkt dient te worden dat de tweede wetswijziging in het wetsvoorstel buiten beschouwing wordt gelaten. Allereerst betreft het de minst controversiële wijziging en daarnaast - vanwege de omvang van het onderzoek - is gekozen voor het nader analyseren van de wetswijzigingen welke dicht op elkaar aansluiten. Wanneer er in het vervolg van dit hoofdstuk gesproken wordt over wetswijzigingen, worden slechts de eerste en de derde wetswijziging bedoeld. Eerst wordt er onderzoek verricht naar de vraag of de in het wetsvoorstel voorgestelde wetswijzigingen mogelijk strijd opleveren met één van de artikelen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). 4 De Nederlandse wet- en regelgeving wordt immers steeds meer beïnvloed door Europese wet- en regelgeving, waardoor het noodzakelijk geacht wordt dat het wetsvoorstel in overeenstemming is met het EVRM. Gekozen is om de artikelen 5, 7 en 8 van het EVRM nader te bestuderen. Het recht op vrijheid en veiligheid als bedoeld in artikel 5 EVRM lijkt in het gedrang te komen met de voorgestelde wetswijzigingen. Zo zou vrijheidsbeperking onder specifieke omstandigheden kunnen verworden tot een vorm van vrijheidsontneming. Juist nu het wetsvoorstel strijdigheid met artikel 5 EVRM zou kunnen opleveren, worden deze wetswijzigingen getoetst aan artikel 5 EVRM. Ten aanzien van artikel 7 EVRM waarin het legaliteitsbeginsel besloten ligt, dient te worden onderzocht of de wetswijzigingen mogelijk een schending van artikel 7 EVRM opleveren, nu de oplegging van de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel gelijktijdig met de veroordeling plaatsvindt en de tenuitvoerlegging van de maatregel op een later tijdstip mogelijk is. Ook wordt onderzocht of levenslang toezicht verenigbaar is met artikel 7 EVRM. Tot slot wordt nagegaan of de vrijheidsbeperkende maatregel en levenslang 3 Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p Gekozen is om eerst het wetsvoorstel aan het EVRM te toetsen, aangezien dit de structuur van de scriptie daarbij de daarop volgende hoofdstukken in ogenschouw nemend het meest ten goede komt. 2

8 toezicht in overeenstemming zijn met het recht op eerbiediging van privé familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. Teneinde te kunnen beoordelen of er sprake is van een inbreuk van artikel 8 EVRM, dienen de toetsingscriteria van artikel 8 lid 2 EVRM toegepast te worden. Ten aanzien van de wetswijzigingen valt een onderscheid te maken in doelgroep. Zo levert de eerste wetswijziging hoofdzakelijk kritiek op vanuit het perspectief van de tbs er. Staatssecretaris Teeven acht de uitoefening van langdurig toezicht van belang om de maatschappelijke veiligheid te vergroten als ook het verminderen van de recidive. Langdurig toezicht biedt de mogelijkheid de resocialisatie langer te monitoren, in bepaalde gevallen zelfs levenslang, zodat bij terugval en dreigende recidive direct kan worden ingegrepen. 5 Volgens Moerings werkt een veilige terugkeer in de maatschappij niet bevorderlijk indien er langdurig toezicht wordt uitgeoefend, maar juist wanneer zij een maatschappelijke kans krijgen en door de samenleving maatschappelijk worden ingesloten in plaats van uitgesloten. Uiteindelijk leidt voornoemde maatschappelijke re-integratie tot een minimalisatie van crimineel gedrag. 6 Een vraag die in dit kader dient te worden opgeworpen, is of en zo ja, in hoeverre langdurig toezicht en zelfs de mogelijkheid tot levenslang toezicht zich verhoudt tot het beginsel van resocialisatie als bedoeld in artikel 2 lid 1 Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden (hierna: Bvt) en of langdurig dan wel levenslang toezicht daadwerkelijk bijdraagt aan een veiligere samenleving. Want gelet op de wetswijzigingen in het wetsvoorstel lijkt het resocialisatiebeginsel aan waarde te moeten inboeten, nu er bij een eventuele terugkeer in de maatschappij van een uitbehandelde tbs er of zedendelinquent langdurig of zelfs levenslang toezicht mogelijk wordt. Bij een te eenzijdige focus op veiligheid ontstaat het gevaar dat de resocialisatie van de tbs-gestelde stagneert. Tegen deze achtergrond is het eerst van belang na te gaan of het beginsel van resocialisatie zich leent als toetsingskader, of het beginsel wel van toepassing kan worden verklaard op onderhavige wetswijziging. Immers, als gekeken wordt naar de wettelijke omschrijving van artikel 2 lid 1 Bvt 7 vangt de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende maatregel (lees: tbs-maatregel) in een inrichting aan, terwijl de voorgestelde wetswijziging betrekking heeft op de tbs-gestelde waarvan de dwangverpleging voorwaardelijk is beëindigd. Hoe verhoudt deze voorgestelde wetswijziging zich tot het in 5 Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p Moerings 2011, p de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden wordt zoveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan behandeling van de veroordeelde en de voorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij, met inachtneming van het karakter van die vrijheidsbenemende straf of maatregel. 3

9 artikel 2 lid 1 Bvt weergegeven beginsel van resocialisatie? Heeft de wetgever het resocialisatiebeginsel zoals in het wetsvoorstel voorgesteld wel zo bedoeld? Beantwoordt de voorgestelde wetswijziging aan de doelstelling(en) van het beginsel van resocialisatie? Door hier onderzoek naar te verrichten, kan worden nagegaan of de voorgestelde wetswijziging in overeenstemming is met het beginsel van resocialisatie als bedoeld in artikel 2 lid 1 Bvt. Ook wordt er onderzoek verricht naar de vraag of levenslang toezicht verenigbaar is met het beginsel van minimale beperkingen als bedoeld in artikel 2 lid 2 Bvt. Evenals bij het beginsel van resocialisatie geldt dat eerst onderzocht moet worden of het beginsel van minimale beperkingen wel van toepassing is op onderhavige wetswijziging. In dit verband dient te worden nagegaan of het beginsel van minimale beperkingen ook geldt wanneer er geen sprake (meer) is van dwangverpleging en de tbs-gestelde buiten de kliniek verblijft. Artikel 2 lid 2 Bvt waarin het beginsel van minimale beperkingen is vastgelegd, schrijft voor dat de tbsgestelde bij de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel in een inrichting niet aan zwaardere beperkingen mag worden onderworpen dan strikt noodzakelijk is voor het doel van de tbs. Dient dit beginsel van minimale beperkingen dan slechts in aanmerking te worden genomen ten aanzien van de tbs-gestelde in een inrichting of geldt voornoemd beginsel eveneens voor de personen die zich buiten de inrichting bevinden? En welke gevolgen zou toepassing van het beginsel van minimale beperkingen met zich meebrengen voor betrokkene? Vragen als dezen zullen in het onderhavige onderzoek de revue passeren. De derde wetswijziging brengt voor zowel de doelgroep ex-zedendelinquenten als de uitbehandelde tbs ers ingrijpende consequenties met zich mee. Invoering van de zelfstandige toezichtsmaatregel maakt het mogelijk het gedrag van betrokkene langdurig of mogelijk levenslang te beïnvloeden alsmede de vrijheid te beperken door oplegging van de voorwaarden, als bedoeld in artikel 38z lid 4 en 5 WvSr. Ook de voorgestelde wetswijziging van de vrijheidsbeperkende maatregel dient tegen het licht van de beginselen van resocialisatie en minimale beperkingen te worden gehouden. Hierbij zal onderzocht moeten worden of er al dan niet sprake is van vrijheidsontneming of vrijheidsbeperking, aangezien dit uiteindelijk bepalend is voor de vraag hoe de voorgestelde wetswijziging zich verhoudt tot de beginselen van resocialisatie en minimale beperkingen. 4

10 De centrale vraagstelling van het te verrichten onderzoek luidt als volgt: hoe verhoudt het wetsvoorstel Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking zich tot de beginselen van resocialisatie en minimale beperkingen en de artikelen 5, 7 en 8 uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens? 1.2 Methodologische verantwoording In de scriptie is gebruik gemaakt van diverse vormen van onderzoek. Als startpunt heeft er literatuuronderzoek plaatsgevonden om de bestaande kennis en de huidige stand van de wetenschap omtrent de onderzoeksonderwerpen te ontdekken. 8 Het onderzoeken van wetenschappelijke literatuur als juridische vakbladen, tijdschriften en handboeken heeft daarbij ondersteuning geboden. Veelal werd het vinden van diverse, relevante juridische vakbladen of tijdschriften vergemakkelijkt doordat veel auteurs in de voetnoten daarnaar verwijzen. Verder is in het onderzoek veelvuldig de parlementaire geschiedenis geraadpleegd. Voortdurend is nagegaan wat de strekking van een bepaalde wet- of regelgeving is. Hierbij kunnen onder meer kamerstukken en memories van toelichting ondersteuning bieden bij het achterhalen van de betekenis van een bepaald rechtsfiguur of de rol die een bepaald beginsel in de rechtspleging dient te vervullen. Tot slot heeft er als onderzoeksvorm een jurisprudentieonderzoek plaatsgevonden met betrekking tot de toetsing van de beoogde wetswijzigingen in het wetsvoorstel aan enkele artikelen uit het EVRM. Dit om inzicht te verkrijgen in de uitleg en toepassing van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM). Zodoende wordt aan de hand van jurisprudentiële uitleg van het EHRM nagegaan wat de juridische betekenis is van de te onderzoeken artikelen uit het EVRM als ook de reikwijdte daarvan, bezien in het licht van het wetsvoorstel. Met name zijn de uitspraken geraadpleegd die door de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ) in haar kritiek op het wetsvoorstel zijn aangehaald. 1.3 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie Vanuit maatschappelijk oogpunt is het onderzoek relevant, omdat iedere veroordeelde dient te weten dat wanneer hij een tbs-maatregel door de rechter opgelegd krijgt, de mogelijkheid bestaat, als gevolg van de wetswijzigingen in het wetsvoorstel Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, dat hij levenslang onder toezicht gesteld wordt. De maatschappij is gebaat bij de kennis en de gevolgen van de wetswijzigingen in het 8 IJzermans & Van Schaaijk 2007, p. 23, 24. 5

11 wetsvoorstel, dat in bepaalde situaties de veiligheid van een of meer personen (lees: de maatschappij) prevaleert boven de door de wet aan de verdachte toegekende waarborgen. De Nederlandse wet- en regelgeving dient in overeenstemming te zijn met de Europese weten regelgeving. Daarom is het onderzoek onder meer gericht op enkele artikelen uit het EVRM, bezien in het licht van het wetsvoorstel. Uiteindelijk wordt een oordeel gegeven of en in welke mate de te onderzoeken artikelen strijd opleveren met het wetsvoorstel. Door het verrichten van nieuw theoretisch onderzoek op basis van de bestaande theorie - wordt eveneens een oordeel gevormd over de al dan niet toelaatbaarheid van de wetswijzigingen in het wetsvoorstel Langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, bezien in het licht van het resocialisatiebeginsel en het beginsel van minimale beperkingen met als gevolg dat er nieuwe kennis wordt gegenereerd. Met andere woorden: een bestaande theorie wordt getoetst aan een nieuwe situatie Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het juridische kader van de tbs met dwangverpleging en al hetgeen daarmee samenhangt uiteengezet, aangezien de in het wetsvoorstel beoogde wetswijzigingen betrekking hebben op de (on)voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging. Een grondige analyse van de tbs is dan ook gewenst, zodat er een duidelijk beeld geschapen wordt en vervolgens in kaart gebracht wordt wat dit in de rechtspraktijk betekent voor de rechtspositie van een al dan niet uitbehandelde tbs er. Hoofdstuk 3 staat in het teken van een uitvoerige bespreking van het wetsvoorstel. Immers, met het oog op een goede beantwoording van de centrale vraagstelling wordt dit ook noodzakelijk geacht. Eerst worden de beoogde wetswijzigingen in het wetsvoorstel besproken en vervolgens worden de bezwaren vanuit de rechtspraktijk voor het voetlicht gebracht. De toetsing aan het EVRM staat centraal in hoofdstuk 4 van de scriptie. Onderzocht wordt of het wetsvoorstel mogelijk strijd oplevert met het recht op vrijheid en veiligheid van personen, het legaliteitsbeginsel als ook het recht op eerbiediging van het privé familie- en gezinsleven, respectievelijk vastgesteld in de artikelen 5, 7 en 8 EVRM. In hoofdstuk 5 staat het resocialisatiebeginsel centraal. Hierbij is eerst van belang te onderzoeken of het beginsel van resocialisatie van toepassing is op de wetswijzigingen. Verder is het van belang te achterhalen wat de wetgever heeft bedoeld met de resocialisatiegedachte, hoe het resocialisatiebeginsel geïnterpreteerd moet worden. Vervolgens wordt gekeken naar de juridische betekenis en de doelstellingen van het resocialisatiebeginsel en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het beginsel in de 9 IJzermans & Van Schaaijk 2007, p

12 rechtspraktijk. Uiteindelijk dient te worden beoordeeld of de doelstellingen van het resocialisatiebeginsel bij de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel daadwerkelijk bewerkstelligd worden, zoals tevoren beoogd is. In hoofdstuk 6 wordt het beginsel van minimale beperkingen als toetsingskader gehanteerd. Allereerst wordt de reikwijdte van het beginsel omschreven. Evenals bij het beginsel van resocialisatie dient te worden bekeken of het beginsel van minimale beperkingen van toepassing is op de wetswijzigingen in het wetsvoorstel, zodat toetsing aan voornoemd beginsel kan plaatsvinden. Indien dat het geval is, dient te worden nagegaan of de in het wetsvoorstel voorgestelde wetswijzigingen verenigbaar zijn met het beginsel van minimale beperkingen. Tot slot wordt het onderzoek beëindigd door beantwoording van de centrale vraagstelling. 7

13 2. Het TBS-systeem 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat het systeem van de tbs centraal met daarbij de positie die de maatregel tbs inneemt. Voordat nader zal worden ingegaan op de betekenis en de functie van de tbsmaatregel, mede bezien vanuit maatschappelijk oogpunt, is het voor de beeldvorming nuttig dat eerst een korte geschiedenis van het ontstaan als ook de ontwikkeling van de tbs wordt geschetst en vervolgens de vereisten van de oplegging van de tbs-maatregel aan de orde wordt gesteld. Ten aanzien van de tbs-maatregel dient te worden opgemerkt dat het onderzoek zich toespitst op één van de tbs-varianten, te weten de tbs met dwangverpleging, nu deze van toepassing is op het te bestuderen wetsvoorstel. 2.2 Ontstaansgeschiedenis TBS In de Psychopathenwetten 10 uit 1928 werd voor het eerst de mogelijkheid geschapen iemand ter beschikking te stellen. Destijds heette het Terbeschikkingstelling van de Regering (hierna: TBR). De wetgever achtte het begrip toerekeningsvatbaarheid niet deelbaar. Men was of toerekeningsvatbaar (en dus: schuldig) of men was ontoerekeningsvatbaar (en dus: onschuldig). Veroordeelden die geheel ontoerekeningsvatbaar waren, konden destijds slechts worden opgenomen in een kliniek. Tegenwoordig kan iemand in de tbs worden geplaatst voor alle varianten, uitgezonderd de toerekeningsvatbaarheid. In beginsel hield de wetgever geen rekening met de middengroep ofwel verminderd toerekeningsvatbaarheid. Uiteindelijk heeft er een kentering plaatsgevonden en is de gedachte dat slechts volledige ontoerekeningsvatbaarheid tot plaatsing in een kliniek kan leiden, losgelaten. 11 In de rechtspraktijk is inmiddels naast de volledige toerekeningsvatbaarheid en ontoerekeningsvatbaarheid de categorie van de verminderd toerekeningsvatbaarheid 12 ontstaan. Met name door rechters werd gaandeweg steeds meer onvrede geuit ten aanzien van het destijds functionerende rechtssysteem met haar afdoeningsmodaliteiten. Zij waren van oordeel dat er een doelmatige strafrechtelijke behandeling van de psychische stoornis van de verminderd toerekeningsvatbaren in het leven diende te worden geroepen - welke er toentertijd nog niet was - dat opgelegd zou moeten worden ten aanzien van het gedeelte dat de dader niet kon worden toegerekend. Ten aanzien van het gedeelte dat de dader wél kon worden toegerekend, moest een gevangenisstraf volgen. De uiteindelijke invoer van de 10 De TBR had betrekking op misdadige psychopathen waardoor men spreekt van Psychopathenwetten. 11 Kooijmans 2002, p Daders bij wie minder schuld (dus: wel schuldig) aanwezig was in verband met hun psychische stoornis. 8

14 maatregel TBR heeft de rechter de mogelijkheid geboden een combinatievonnis uit te spreken. 13 In de gevallen van ontoerekeningsvatbaarheid en gedeeltelijke ontoerekeningsvatbaarheid was de samenleving gebaat bij beveiliging van de veroordeelde door middel van opname in een kliniek ten opzichte van de dader die onder invloed van een psychische stoornis een gevaar vormde. Eveneens vond opname in een kliniek plaats in het kader van de verpleging van de veroordeelde, teneinde herstel van de ziektetoestand van de veroordeelde te laten intreden. 14 Met de Wet-herziening TBR in 1988 werd de tbr gewijzigd in tbs. Het gaat te ver om hier uitgebreid in te gaan op de verschillen tussen tbr en tbs, zodat volstaan wordt met hetgeen hierboven in grote lijnen beschreven is. In de volgende paragraaf wordt de huidige tbs-maatregel en haar functie in de maatschappij behandeld. 2.3 Maatregel TBS Op grond van artikel 37a lid 1 WvSr kan de rechter bij wie tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, de terbeschikkingstelling bevelen. Bij de oplegging van tbs heeft de rechter de keuze tussen tbs met een bevel tot dwangverpleging of tbs met voorwaarden. 15 Bij de tbs met voorwaarden worden er voorwaarden gesteld welke door de veroordeelde dienen te worden nageleefd en bij niet-naleving alsnog kunnen leiden tot oplegging van dwangverpleging (artikel 38c WvSr). De tbs met voorwaarden kent een totale duur van ten hoogste negen jaar. 16 In beginsel kent de tbs met dwangverpleging een maximumduur van vier jaar, tenzij er volgens artikel 38e lid 1 WvSr sprake is van een geweldsmisdrijf waarbij andere personen in gevaar zijn gekomen en verlenging noodzakelijk is uit veiligheidsoverwegingen (lees: recidivegevaar). 17 De wettelijke (basis)bepalingen omtrent de tbs met dwangverpleging vinden hun grondslag in artikel 37b t/m 37e WvSr Oplegging TBS Teneinde tot oplegging van de tbs-maatregel over te gaan, dient de rechter te toetsen of aan de in artikel 37a WvSr genoemde vereisten voor tbs-oplegging voldaan is. De drietal vereisten zullen in deze paragraaf achtereenvolgens behandeld worden. Ten eerste dient de rechter vast te stellen of er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens (hierna: psychische stoornis). Deze vaststelling gebeurt veelal door middel 13 Hofstee 2003, p Kamerstukken II 1910/11, 239, nr. 4, p Deze tbs-variant vindt zijn grondslag in artikel 38 t/m 38c WvSr. 16 Artikel 38e lid 2 WvSr. 17 Zie paragraaf

15 van een multidisciplinair advies 18 en is van feitelijke aard en niet vatbaar voor cassatie. 19 Niet alle verdachten zijn bereid hun medewerking te verlenen aan een onderzoek naar hun geestvermogens. Ten aanzien van de weigerende observandi bestaat de mogelijkheid alsnog de tbs-maatregel op te leggen. 20 Dat de vaststelling van een psychische stoornis geëist wordt, is noodzakelijk om vervolgens vast te kunnen stellen in welke mate het strafbare feit verdachte kan worden toegerekend. Ontoerekeningsvatbaarheid vormt een schulduitsluitingsgrond in de zin van artikel 39 WvSr. Een andere noodzakelijke voorwaarde bij de tbs-oplegging is het zogenoemde gelijktijdigheidsverband (artikel 37a lid 1 WvSr) De psychische stoornis moet in ieder geval tijdens het begaan van het strafbare feit hebben bestaan. 21 Het delict is bij de oplegging van tbs niet meer dan een bijkomstigheid. Het kan een indicatie zijn voor de gevaarlijkheid van de dader. 22 De in artikel 37a lid 1 sub 2 WvSr genoemde voorwaarde veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen is het zgn. gevaarscriterium. Deze formulering brengt tot uitdrukking dat de tbs primair een beveiligingsmaatregel betreft. Bescherming van de maatschappij tegen onaanvaardbare risico's van een psychisch gestoorde staat voorop. 23 De grondslag van de tbs is gelegen in de (toekomstige) gevaarlijkheid van de dader voor de maatschappij. Volgens Kooijmans is tbs een reactie op een ongewenste situatie van gevaarlijkheid die haar oorzaak vindt in een psychische stoornis. 24 Kortom, het veiligheidscriterium is redengevend voor de oplegging van tbs. Gevaarlijkheid voor zichzelf kan, anders dan voor de strafrechtelijke maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, niet leiden tot tbs-oplegging, omdat de betrokkene zijn eigen lichamelijke of geestelijke integriteit aantast (artikel 37a WvSr). Een derde voorwaarde tot oplegging van tbs geldt allereerst voor alle misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Dit betekent dat ten aanzien van die misdrijven voorlopige hechtenis kan worden toegepast op grond van artikel 67a lid 1 WvSv. Verder bestaat de mogelijkheid tot oplegging van de tbs ter zake van de in artikel 37a lid 1 sub 1 WvSr genoemde misdrijven. Indien geconcludeerd wordt dat voldaan is aan de voornoemde wettelijke voorwaarden tot oplegging van de tbs-maatregel is het noodzakelijk dat de rechter onderzoekt welke tbsvariant aan de betrokkene dient te worden opgelegd. Dit onderzoek concentreert zich op de 18 Artikel 37a lid 3 WvSr eist een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater. 19 HR 15 april 1975, LJN AB Kamerstukken II 1992/93, , nr Bijlsma 2010, p Zie ook: HR 9 januari 2001, NJ 2001/ Kooijmans 2002, p Kooijmans 2002, p. 151; Kamerstukken II , , nr. 10, p Kooijmans 2002, p

16 tbs met dwangverpleging, nu zij een centrale positie inneemt binnen het wetsvoorstel, hetgeen blijkt uit de eerste wetswijziging. Daarnaast is het aantal personen met een tbs-maatregel in de Forensisch Psychiatrische Centra de afgelopen jaren sterk toegenomen. 25 In de volgende paragrafen wordt de tbs met dwangverpleging uitvoerig besproken en de plaats die zij inneemt binnen het tbs-systeem. 2.4 TBS met dwangverpleging In de visie van de wetgever bij de Wet Herziening TBR is al snel gebleken dat de tbs met dwangverpleging primair een beveiligingsmaatregel betreft. De preventieve functie van de tbs met dwangverpleging staat voorop, zodat de overheid moet ingrijpen tegen delictgevaarlijke personen door ze een tijd uit de samenleving te weren. 26 Het veiligheidscriterium zoals eerder besproken in paragraaf speelt eveneens een wezenlijke rol bij de vraag of toepassing gegeven moet worden aan tbs met dwangverpleging. In het geval van dwangverpleging wordt deze veiligheidslat wat hoger gelegd, wat het ingrijpende karakter van de dwangverpleging in vergelijking met de last tot tbs impliceert. Bij dwangverpleging is er sprake van een dusdanig gevaar voor recidive dat gedwongen opname in één van de tbs-klinieken (lees: gesloten inrichtingen) gevergd wordt en dus vrijheidsontneming met zich meebrengt. In de dwangverpleging komt de beveiliging als primaire functie van de tbs met dwangverpleging tot uitdrukking. Teneinde voornoemde primaire doelstelling te verwezenlijken, vindt binnen de dwangverpleging een behandeling van de psychische stoornis plaats dat als secundaire doelstelling van de tbs met dwangverpleging beschouwd wordt. Volgens Oei dient een door de rechter opgelegde dwangverpleging uiteindelijk te leiden tot vermindering van het recidivegevaar Verlenging van de TBS met dwangverpleging Indien de tbs met dwangverpleging is opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (dus: geen goederen) kan de termijn van de dwangverpleging, onder voorwaarden, telkens worden verlengd en de periode van vier jaren te boven gaan. 28 Hierdoor kan een tbsgestelde mogelijk voor onbepaalde duur dwangverpleging opgelegd krijgen waarbij er op dat moment geen perspectief is op een eventuele terugkeer in de samenleving, nu op voorhand niet valt vast te stellen hoe lang het zal duren voordat de psychische stoornis zodanig 25 Nagtegaal & Van der Horst & Schönberger Hofstee 2003, p. 92, 93. Zie ook: Kamerstukken II 1982/83, , nr. 10, blz Oei 2005, p. 23, Zie paragraaf

17 behandeld is dat de betrokkene geen onaanvaardbaar gevaar meer oplevert. 29 De in beginsel onbepaalde duur is essentieel voor de beveiliging van de samenleving, maar het uitgangspunt van tbs is dat de tbs-gestelde uiteindelijk terugkeert in de samenleving. De TBS met dwangverpleging dient immers te gelden als een ultimum remedium. Dat bij de vaststelling van de aard van het misdrijf het motiveringsvoorschrift volgens artikel 359 lid 7 WvSv door de rechters dient te worden nageleefd, behoeft op grond van het hierboven genoemde geen nadere uitleg. De vordering tot verlenging van de tbs met dwangverpleging kan (niet: moet) door het OM gevorderd worden. 30 Bij de beslissing tot al dan niet verlengen van de tbs is het recidiverisico het centrale criterium. De delictgevaarlijkheid van de tbs-gestelde wordt ingeschat aan de hand van een gestructureerde risicotaxatie en speelt dan ook een centrale rol met betrekking tot de verblijfsduur. Opgemerkt zij dat, indien het OM verlenging van de tbs met dwangverpleging vordert waardoor de totale duur een periode van zes jaar of meer overstijgt, een multidisciplinair advies aan de rechtbank dient te worden overgelegd (artikel 509o lid 4 WvSv). Hieruit kan worden opgemaakt dat op grond van het proportionaliteitsbeginsel het belang van de ter beschikking gestelde steeds meer in ogenschouw wordt genomen naarmate de maatregel langer voortduurt Proefverlof, bezien in het licht van de voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging Zoals in het voorgaande al gezegd is, is de tbs met dwangverpleging niet slechts gericht op een veiligere samenleving. Eveneens is zij gericht op behandeling van de ter beschikking gestelde. Uit artikel 2 lid 1 Bvt blijkt dat de tenuitvoerlegging van de tbs zoveel mogelijk in het teken staat van de behandeling van de tbs-gestelde en een veilige terugkeer in de maatschappij. Nu dit geschiedt door middel van de tbs-gestelde te onderwerpen aan de gefaseerde fasen van verlof. De verloffasen zijn achtereenvolgens: begeleid verlof, onbegeleid verlof, transmuraal verlof en proefverlof. 32 Voordat de tbs-gestelde in aanmerking komt voor enige vorm van verlof dient eerst te worden getoetst of het recidivegevaar van de tbs-gestelde zodanig is verminderd dat het verantwoord is om tot enige vorm van verlof over te gaan. De diverse verloven karakteriseren zich als een steeds toenemende bewegingsvrijheid wanneer de afzonderlijke fasen succesvol zijn doorlopen Kooijmans 2002, p De verlengingsprocedure is geregeld in artikel 509o e.v. WvSv. 31 Kamerstukken ll 1991/92, , nr. 2, p Artikel 53 lid 1 Rvt. 33 Hofstee 2003, p

18 Wanneer het recidiverisico van de tbs-gestelde dusdanig laag wordt ingeschat en een terugkeer in de maatschappij verantwoord is, zal de tbs er in aanmerking komen voor de laatste fase van het verlofstelsel: het proefverlof. Tijdens deze fase van verlof resocialiseert de tbs-gestelde buiten de kliniek (ook wel genoemd: extramurale resocialisatie) en bevindt hij zich dus in de vrije samenleving, waarbij de verpleging voortduurt. 34 Hij wordt geacht zelfstandig te wonen en zo mogelijk te werken. Om een meer verantwoorde terugkeer van de tbs-gestelde in de maatschappij te realiseren en de maatschappelijke veiligheid te vergroten, wordt er gedurende het proefverlof (als ook bij de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging) gebruik gemaakt van het instrument Forensisch Psychiatrisch Toezicht (hierna: FPT). Dit betreft een aangescherpte toezichtvorm, waarbij de Forensisch Psychiatrische Centra (hierna: FPC s) en de reclasseringsorganisaties betrokken zijn bij het toezicht op, de behandeling en begeleiding van de tbs-gestelden. Dit zijn zowel medewerkers van de kliniek als van de reclassering. Het FPC draagt daarnaast door middel van toezicht en behandeling bij aan het bevorderen van de door- en uitstroom van tbsgestelden. Het FPC is in de fase van proefverlof verantwoordelijk voor de tbs-gestelde. In de Bvt is vastgelegd dat de reclassering verantwoordelijk is voor het toezicht en ondersteuning in deze fase. 35 Of de behandeling daadwerkelijk effect heeft gehad, kan door middel van het proefverlof in de praktijk worden getoetst, aldus Hoekstra. 36 Aan de duur van het proefverlof wordt geen maximum gesteld, maar indien het proefverlof van de tbs-gestelde twaalf maanden onafgebroken heeft voortgeduurd - zonder verlenging van de tbs - kan dit leiden tot de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. 37 Met de voorwaardelijke beëindiging houdt het proefverlof op te bestaan. De voorwaardelijke beëindiging geldt dan nog voor de duur van het bevel tot terbeschikkingstelling. 38 Bovendien betekent dit dat de relatie tussen de tbs-gestelde en het FPC wordt verbroken. 39 Daarnaast bestaan er nog andere wijzen waardoor het proefverlof wordt beëindigd. Te denken valt aan intrekking wanneer er sprake is van recidivegevaar of niet-naleving van de voorwaarde(n) of beëindiging van rechtswege, indien de tbs zelf beëindigd wordt. Volstaan wordt slechts het vermelden hiervan, nu een uitvoerige behandeling in het kader van dit onderzoek niet gewenst is. 34 Cleiren & Verpalen 2012, p. 2326, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Beleidskader Forensisch Psychiatrisch Toezicht, p. 9. Zie ook artikel 51 Bvt. 36 Hoekstra 1993, p. 141, Artikel 38h lid 1 WvSr. Zie ook paragraaf Artikel 38h lid 2 WvSr. 39 Hofstee 2003, p

19 2.4.3 Voorwaardelijke beëindiging TBS met dwangverpleging Zoals gezegd, kan de tbs met dwangverpleging voorwaardelijk beëindigd worden wanneer de fase van het proefverlof goed doorlopen is. De voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging komt pas aan het einde van de tbs in beeld waardoor Brouwer en Elzinga deze variant aanduidden met de tbs met voorwaarden aan de achterdeur. 40 Zodra de voorwaardelijke beëindiging in beeld komt, betekent dit voor de tbs-gestelde een steeds grotere stap dichterbij een uiteindelijke terugkeer in de maatschappij. De voorwaardelijke beëindiging kan slechts worden toegepast bij de tbs met dwangverpleging. De rechter zal tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging overgaan, indien de uit de psychische stoornis voortvloeiende gevaarlijkheid van de tbs-gestelde dusdanig is teruggebracht dat een extramurale resocialisatie verantwoord is. 41 Voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging wil zeggen dat gelet op de gevaarlijkheid van de tbs-gestelde geen dwangverpleging meer wordt geëist, maar een beëindiging onder voorwaarden noodzakelijk wordt geacht. Dit om een zo geleidelijke, met meer waarborgen omklede, terugkeer in de maatschappij te bewerkstelligen met daarbij een maximaal toezicht van de reclassering en het FPC. De rechter kan voorwaarden stellen die ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dienen. Voor de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke beëindiging is het Openbaar Ministerie formeel verantwoordelijk. Echter, zij geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de gestelde voorwaarden. 42 Bij een overtreding van de voorwaarden kan de rechter de tbs met dwangverpleging alsnog doen laten herleven. 43 Vóór de invoering van de voorwaardelijke beëindiging had de rechter slechts de keuze tussen verlenging of definitieve beëindiging van de tbs. Eveneens kon de rechter een tbs met dwangverpleging contrair beëindigen. Van contraire beëindiging is sprake wanneer de rechter de tbs met dwangverpleging tegen de adviezen van deskundigen 44 in, beëindigt. Dit betekent dat de tbs-gestelde zonder enige voorbereiding terugkeert in de samenleving, hetgeen het risico op recidive vergroot. 45 De tussenvariant van de voorwaardelijke beëindiging heeft het volgens Hofstee mogelijk gemaakt dat de rechter zelf een geleidelijke overgang van 40 Brouwer & Elzinga 2003, p Artikel 46 lid 2 Rvt. 42 Artikel 38g lid 2 WvSr. Zie hierbij eveneens het toezicht i.h.k.v. het proefverlof, zoals omschreven in paragraaf Artikel 38c WvSr. 44 Een psychiater samen met de reclassering. 45 Fokkens 2012, geraadpleegd op 27 maart oktober

20 verlenging naar beëindiging in gang kan zetten. 46 In het kader van voorwaardelijke beëindiging is het goed te weten dat niet de tbs als zodanig voorwaardelijk wordt beëindigd, maar slechts de dwangverpleging. Met andere woorden: de dwangverpleging wordt losgemaakt van de tbs. Na de inwerkingtreding van de Wet houdende verlenging van de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege 47 bedraagt de totale duur (lees: maximumduur) van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging een onafgebroken periode van negen jaar. Na het verstrijken van die termijn eindigt de tbs van rechtswege, tenzij er een last tot hervatting 48 van de dwangverpleging in de zin van artikel 38k WvSr is gegeven. Indien van zo n hervatting sprake is, herleeft de oude tbs met dwangverpleging, waarbij de reeds verstreken termijn niet meer meetelt maar er een geheel nieuwe termijn zal gaan lopen - bij een eventueel opnieuw gegeven voorwaardelijke beëindiging. 49 Vóór 1 januari 2008 bedroeg de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging drie jaar. Uit de Memorie van Toelichting is gebleken dat de totale duur inzake de voorwaardelijke beëindiging aanzienlijk verhoogd is, teneinde het recidiverisico te minimaliseren door een langer toezicht en een geleidelijke terugkeer in de maatschappij, met versterking van het speciaal-preventieve effect van de tbs. Hierbij werd met name gedoeld op de gewelds- en zedendelinquenten. Daarnaast werd een relatief korte termijn van drie jaren als een knelpunt ervaren bij de uitstroom van de tbs-gestelden met als gevolg dat het Openbaar Ministerie als ook de tbs-klinieken terughoudendheid betrachtten ten aanzien van de voorwaardelijke beëindiging. 50 De dwangverpleging kan zowel in het kader van de verlengingsprocedure 51 als buiten de verlengingsprocedure 52 voorwaardelijk beëindigd worden. Laatst vermelde wijze geschiedt in het kader van het proefverlof, hetgeen in paragraaf al aan de orde is gesteld en daarom hier niet verder besproken zal worden. 46 Hofstee 2003, p Stb. 2007, 465. De op 1 januari 2008 in werking getreden wet zag echter nog wel op een voorgenomen verhoging van zes jaar. 48 Ingevolge artikel 38k WvSr heeft het OM de mogelijkheid een last tot hervatting te vorderen, indien er sprake is van niet-naleving van de gestelde voorwaarden als ook op grond van het zgn. veiligheidscriterium. De procedure ter verkrijging van een last tot hervatting van de verpleging is geregeld in de artikelen 509j t/m 509n WvSv. 49 Balkema 2010, geraadpleegd op 24 maart Kamerstukken II 2001/02, , nr. 3, p Artikel 38g lid 1 WvSr. 52 Artikel 38h lid 1 WvSr. 15

21 In het kader van de verlengingsprocedure dient volgens Balkema een vordering tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging - op basis van het bepaalde in artikel 509q lid 2 WvSv - gelijkgesteld te worden met een door het Openbaar Ministerie ingediende vordering tot verlenging van de tbs. 53 Verder kan de rechter tijdens de verlengingsprocedure ambtshalve tot voorwaardelijke beëindiging overgaan, aangezien hij het onderzoek alreeds onder zich heeft in verband met de verlengingsprocedure. Eveneens kan het Openbaar Ministerie de voorwaardelijke beëindiging vorderen en kan de tbs-gestelde of zijn raadsman hierom verzoeken. Dit laatste geldt eveneens ten aanzien van de voorwaardelijke beëindiging in het kader van het proefverlof. Daarnaast kan het hoofd van de inrichting een voorstel doen tot voorwaardelijke beëindiging, wanneer hij van oordeel is dat de tbsgestelde zijn of haar proefverlof goed doorlopen heeft. 54 Tot slot kan bedoeld initiatief uitgaan van de reclassering. Ook zij kan daartoe komen op grond van een gunstig verloop van het proefverlof. 55 Opvallend is wel dat de rechter bij de beëindiging van het proefverlof niet betrokken is. Tegen de beslissing tot verlenging van de tbs, die dus tevens de verlenging van de voorwaardelijke beëindiging omvat, staat beroep open bij het gerechtshof te Arnhem Onvoorwaardelijke beëindiging TBS met dwangverpleging De onvoorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging volgt na de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Zoals eerder gezegd, wordt de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging definitief beëindigd nadat de dwangverpleging een onafgebroken periode van negen jaar heeft voortgeduurd. Zij eindigt in een dergelijk geval van rechtswege. Nu komt het voor dat er in een eerder stadium tot definitieve beëindiging van de tbs met dwangverpleging kan worden overgegaan, nu geconstateerd wordt dat het risico op recidive verwaarloosbaar is waardoor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid voor personen of goederen niet in het gedrang komt. Het gevaarscriterium kan op zichzelf al grond opleveren om niet tot onvoorwaardelijke beëindiging over te gaan. Hoe het ook zij, indien de voorwaardelijke beëindiging wordt vervangen door de onvoorwaardelijke beëindiging, heeft de veroordeelde ten tijde van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging al enigszins kunnen re-integreren in de samenleving, zij het onder bepaald gestelde voorwaarden en onder (intensieve) begeleiding van de reclassering. 53 Balkema 2010, geraadpleegd op 24 maart Artikel 46 lid 2 Rvt. 55 Artikel 61 lid 2 Rvt. 56 Artikel 509v lid 1 WvSv. 16

22 Verder zijn er in het kader van de verlengingsprocedure een aantal momenten te benoemen waarin de tbs met dwangverpleging definitief eindigt. Dit nu wanneer het Openbaar Ministerie afziet van een vordering tot verlenging van de tbs en de tbs na de verstreken termijn eindigt. Eveneens eindigt de tbs in het geval de rechter beslist tot afwijzing van de vordering tot verlenging. Een andere oorzaak van beëindiging van de tbs is wanneer de rechter het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in haar verlengingsvordering. 17

23 3. Bespreking van het wetsvoorstel Langdurig toezicht en vrijheidsbeperking 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk staat in het teken van een inhoudelijke behandeling van het wetsvoorstel Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. Het wetsvoorstel dient eerst bij te dragen aan het vergroten van de maatschappelijke veiligheid door terugdringing van recidive en daarmee het voorkomen van nieuwe slachtoffers. Naast de recidivevermindering zijn er nog twee hoofddoelen: de instroom van tbs-gestelden in de tbs beperken en de uitstroom van tbs-gestelden uit de tbs-inrichtingen bevorderen. 57 Het plegen van strafbare feiten veroorzaakt maatschappelijke onveiligheid waartegen burgers, slachtoffers en getuigen dienen te worden beschermd. Daarnaast brengt het recidiveren van ex-tbs ers alsmede exzedendelinquenten een geschokte rechtsorde teweeg. 58 In de volgende paragrafen wordt beschreven op welke doelgroep(en) het wetsvoorstel betrekking heeft. Daarnaast zullen de in het wetsvoorstel beoogde wetswijzigingen voor het voetlicht worden gebracht. Verder is er vanuit de rechtspraktijk kritiek geuit op het wetsvoorstel. Hierop zal in de laatste paragraaf nader worden ingegaan Doelgroep Het wetsvoorstel ziet op veroordeelden die tbs met dwangverpleging 59 opgelegd hebben gekregen en zedendelinquenten 60. De terugkeer van (ex-)tbs-gestelden en zedendelinquenten leidt veelal tot maatschappelijke onrust. Wanneer een voormalige tbs-gestelde bij terugkeer in de maatschappij zich (opnieuw) schuldig maakt aan een geweldsmisdrijf, leidt dat in de samenleving tot gevoelens van onveiligheid. De maatschappij dient hiertegen optimaal te worden beveiligd en recidive te voorkomen. Met name ten aanzien van pedoseksuele delinquenten geldt dat (opnieuw) recidiveren dient te worden voorkomen, nu kinderen tot de meest kwetsbare groepen van de samenleving behoren en zedendelicten zeer traumatische gevolgen voor slachtoffers en hun omgeving met zich meebrengen. Ten aanzien van de terugkeer van zedendelinquenten in de maatschappij is het dan ook noodzakelijk toereikende maatregelen te treffen, zodat zij niet (opnieuw) recidiveren Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, Advies op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 29 juni 2012, p Dit kunnen ook tbs-gestelden zijn die geen zedendelict hebben gepleegd, maar een zwaar geweldsdelict. 60 Personen die zijn veroordeeld voor de art. 240b, 242 t/m 250 of 273f Sr. 61 Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p

24 3.3 Wijzigingen wetsvoorstel In de inleiding zijn de voorgestelde wetswijzigingen al genoemd. In onderhavige paragraaf vindt de bespreking plaats van zowel de eerste als de derde wetswijziging. Hierbij zullen onder meer de beweegredenen van de staatssecretaris Teeven om de in het wetsvoorstel beoogde wetswijzigingen daadwerkelijk rechtskracht te geven, de revue passeren. Ook de rechtsgevolgen van de wetswijzigingen voor de samenleving, maar ook voor betrokkene zelf - komen aan bod. Zoals gezegd, wordt de tweede wetswijziging buiten beschouwing gelaten Schrappen maximumduur voorwaardelijke beëindiging TBS met dwangverpleging Het schrappen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging, zou volgens de staatssecretaris de veiligheid in de samenleving ten goede komen. Hij onderbouwt zijn standpunt aan de hand van de toename van recidivecijfers onder zedendelinquenten en nietzedendelinquenten met een zeer ernstig delict, ook na verloop van negen jaren. De afschaffing van artikel 38j lid 2 WvSr heeft voor de tbs-gestelden grote gevolgen en levert zodoende kritiek op. Het betekent een zeer ingrijpende wijziging dat langdurig en indien noodzakelijk levenslang - toezicht met zich meebrengt. Op grond van de huidige regeling in artikel 38j lid 2 WvSr bedraagt de duur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging maximaal negen jaar. Na het verstrijken van de maximumtermijn eindigt de voorwaardelijke beëindiging van rechtswege en daarmee eveneens het toezicht door de reclassering dat gedurende deze periode plaatsvindt. Het valt nooit uit te sluiten dat na negen jaar het recidiverisico voldoende is afgenomen, maar desalniettemin de voorwaardelijke beëindiging van rechtswege eindigt. Nu het bestaan van een (tamelijk hoog) recidiverisico bij terugkeer in de maatschappij onwenselijk wordt geacht, is staatssecretaris Teeven van mening dat de toezichttermijnen verder verlengd dienen te worden, zodat (ex-)tbs-gestelden langdurig of, indien het recidiverisico hiertoe aanleiding geeft, levenslang onder (intensief) toezicht gesteld kunnen worden. Met andere woorden: door de maximale duur te schrappen wordt voorkomen dat de voorwaardelijke beëindiging van rechtswege eindigt, terwijl de betrokkene nog toezicht nodig heeft. Bovendien blijft de hervatting van de dwangverpleging fungeren als vangnet, indien het toezicht voortduurt zolang dit nodig is. 62 De rechter kan na verloop van tijd de zwaarte van het toezicht laten afnemen. Dit in het kader van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden die in het kader van de voorwaardelijke beëindiging door de rechter kunnen worden opgelegd. Door het schrappen van artikel 38j lid 2 WvSr kan de rechter de voorwaardelijke beëindiging steeds jaarlijks of 62 Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p. 12,

25 tweejaarlijks verlengen. Derhalve wordt het opnemen van een maximumtermijn in de wet niet noodzakelijk geacht, nu er reeds een periodieke toetsing plaatsvindt waardoor de voorwaardelijke beëindiging niet langer duurt dan nodig is. Naar het oordeel van de staatssecretaris kan het in bijzondere gevallen onvermijdelijk blijken dat de voorwaarden die zijn gesteld aan het gedrag van de tbs-gestelde voortduren na verloop van negen jaar. Hiermee wordt de veiligheid in de samenleving gediend Invoering gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel De staatssecretaris is van mening dat de maatschappelijke veiligheid vergroot dient te worden. Volgens de staatssecretaris veroorzaken personen die een (zeden)delict hebben begaan over het algemeen veel onrust in hun sociale omgeving en in de maatschappij. Met name veroorzaken recidivisten veel criminaliteit en gevoelens van onveiligheid. Op basis van een door het Wetenschappelijk- Onderzoeks- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (hierna: WODC) verricht onderzoek blijkt dat van de tbs-gestelden die een zedendelict begaan 39,4 % na vier jaar opnieuw met Justitie in aanraking komt. Na 4 jaar recidiveert bijna 8,2 % van deze zedendelinquenten. 64 Bovengenoemde heeft ertoe geleid dat de staatssecretaris een nieuwe toezichtsmaatregel wenst te introduceren. Aangezien het een nieuwe maatregel betreft, is artikel 38z WvSr als nieuw artikel in het leven geroepen. In dit voorgestelde artikel wordt bepaald dat deze maatregel kan worden opgelegd aan tbs-gestelden of zedendelinquenten van wie terbeschikkingstelling, gevangenisstraf of voorwaardelijke invrijheidsstelling is geëindigd. Door invoering van de maatregel kan het gedrag van de tbs-gestelden en zedendelinquenten worden beïnvloed als hun bewegingsvrijheid worden beperkt. Deze gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel kent geen maximumduur, hetgeen impliceert dat langdurig en, indien noodzakelijk, levenslang toezicht tot de mogelijkheden behoort. 65 De termijn van de opgelegde maatregel kan telkens op vordering van het Openbaar Ministerie door de rechter met vijf jaar worden verlengd in de gevallen zoals bepaald in artikel 38z lid 7 WvSr. De maatregel dient meteen bij oplegging van de tbs-maatregel of de gevangenisstraf te worden opgelegd. 66 Bij de tenuitvoerlegging worden de voorwaarden gesteld en wordt daadwerkelijk invulling gegeven aan de maatregel. De gronden waarop de rechter de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel kan gelasten zijn: recidivegevaar of het voorkomen van belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen, of 63 Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p. 6, Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p. 7, Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p

26 ter voorkoming van de confrontatie tussen veroordeelde en slachtoffer of getuigen. Bij zowel de oplegging als de tenuitvoerlegging van de maatregel vindt er een belangenafweging plaats waarbij de ernst van het strafbare feit, de persoon van de dader, de omstandigheden van het geval en de belangen van het slachtoffer of de samenleving in ogenschouw worden genomen. 67 Zodra er geen voorwaardelijk kader meer voorhanden is, kan worden overgegaan tot de tenuitvoerlegging van de zelfstandige maatregel. Dit bijvoorbeeld ter voorkoming van belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen. 68 Met deze nieuwe zelfstandige maatregel 69 beschikt de rechter over meer mogelijkheden om voorzieningen te treffen die zoveel mogelijk zijn afgestemd op de dader van het strafbare feit. Hierdoor wordt naar de mening van de staatssecretaris de effectiviteit van de rechtspraak vergroot. 70 Voor de invulling van de gedragsbeïnvloedende voorwaarden is aansluiting gezocht bij de voorwaarden welke in het kader van de voorwaardelijke veroordeling en voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen worden gesteld. Zoals gezegd, kan door oplegging van de maatregel ook de bewegingsvrijheid van de tbs-gestelden en zedendelinquenten worden beperkt. De in het wetsvoorstel genoemde beperkingen van de (bewegings)vrijheid zijn grotendeels dezelfde beperkingen die van toepassing zijn op de rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v WvSr. De beperkingen kunnen in combinatie worden opgelegd, zodat een extra waarborg ontstaat Bezwaren vanuit de rechtspraktijk op het wetsvoorstel Vanuit diverse (rechterlijke) instanties is kritiek geuit op het door staatssecretaris Teeven ingediende Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking. Zo hebben onder meer instanties als de Raad voor de Rechtspraak (hierna: de Raad), de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (hierna: NVvR), de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ) hun reacties gegeven op het wetsvoorstel. Eveneens heeft de Nederlandse Orde van Advocaten haar zienswijze gegeven. In de volgende paragrafen worden de bezwaren op de onderdelen van het wetsvoorstel afzonderlijk besproken. Naar mijn mening is het relevant na te gaan hoe er vanuit de rechtspraktijk tegen de beoogde 67 Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p In paragraaf 7.2 van het Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking wordt door de staatssecretaris in het kader van de zelfstandige toezichtsmaatregel een onderscheid gemaakt tussen straffen en maatregelen. Tevens geeft hij ter rechtvaardiging - een verklaring waarom toepassing is gegeven aan een maatregel en niet aan een (voorwaardelijke) strafoplegging. Dit onderscheid zal in hoofdstuk 4 uitvoerig aan bod komen en derhalve in onderhavige paragraaf buiten beschouwing worden gelaten. 70 Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p. 15,

27 wetswijzigingen in het wetsvoorstel wordt aangekeken, teneinde een goed standpunt te kunnen innemen omtrent het wetsvoorstel Bezwaren ten aanzien van schrapping maximumduur voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging De NVvR is van mening dat de noodzaak voor het schrappen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging niet voldoende is gebleken, nu de recidivecijfers uit het onderzoek uit 2006 geen goede wetenschappelijke basis vormen. Daarnaast betreft de in het recidive-onderzoek uit 2006 onderzochte groep tbs ers een andere dan die van de tbsgestelden, die vallen onder de wetswijziging waarbij de maximale termijn van de voorwaardelijke beëindiging is verlengd tot negen jaar. 72 In 2008 is de maximale termijn van de voorwaardelijke beëindiging verlengd tot negen jaar, hetgeen voldoende werd geacht om het recidiverisico van de tbs-gestelden te minimaliseren. 73 Toentertijd is bewust niet gekozen voor een langere termijn of zelfs het schrappen van de maximering. Volgens de NVvR heeft de staatssecretaris onvoldoende onderbouwd waarom de termijn van negen jaar niet toereikend zou zijn en verruimd dient te worden tot, indien nodig, levenslang toezicht. Naast de NVvR zijn de Raad en de RSJ eveneens van mening dat de behoefte in de praktijk tot langdurig (en zelfs levenslang) toezicht onvoldoende is gebleken. De RSJ acht het schrappen van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging niet opportuun en acht het gewenst eerst de in 2008 doorgevoerde verlenging naar negen jaar te evalueren. Zij vindt de wijziging te vroeg, aangezien pas in 2008 de maximumtermijn van de voorwaardelijke beëindiging van drie naar negen jaar is verlengd. 74 Volgens de Raad zou het scheppen van een levenslange doorloop van de voorwaardelijke beëindigde tbs een schijn van veiligheid in het leven roepen. Het toezicht kent namelijk binnen die modaliteit ook grenzen. 75 De in het wetsvoorstel genoemde recidivecijfers bieden volgens de Orde van Advocaten geen rechtvaardiging voor de schrapping van de maximale termijn van voorwaardelijke beëindiging van de tbs, nu niet duidelijk wordt om welk soort recidive het gaat. Gaat het nu om ernstige strafrechtelijke verwijten of lichtere vergrijpen zoals (winkel)diefstallen. Bovendien strookt de voorgestelde oneindigheid van de tbs-maatregel niet met het karakter 72 Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, Advies op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 29 juni p Wet tot verlenging van de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, Stb.2007, Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming, Reactie op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 31 mei 2012, p Raad voor de Rechtspraak, Advies Wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 18 juni 2012, p. 2, 3. 22

28 van de maatregel, want het uitgangspunt van de tbs-maatregel is juist dat deze eindig is, aldus de Orde van Advocaten. 76 Tevens vraagt de Orde van Advocaten zich af wat de meerwaarde van het levenslang toezicht zal zijn. Naast de hierboven genoemde bezwaren, ben ik van mening dat het schrappen van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging ook voordelen heeft. Allereerst dient te worden opgemerkt dat de periode van de voorwaardelijke beëindiging niet langer (voort)duurt dan noodzakelijk, aangezien de rechter periodiek toetst of verlenging nodig is dan wel of definitieve beëindiging van de tbs aangewezen is. In bijzondere gevallen kan een langer toezicht dan negen jaar onvermijdelijk blijken, in het belang van de veiligheid in de samenleving. Verder kan het schrappen van de maximumduur bijdragen aan een geleidelijke en gecontroleerde re-integratie van betrokkene doordat het toezicht langer (lees: langdurig of zelfs levenslang) kan worden uitgeoefend. Bovendien blijft extramuraal toezicht mogelijk, ook na verloop van negen jaar. Hierbij kan de begeleiding en toezicht zo lang en zo frequent mogelijk toegepast worden. Op deze wijze wordt het leveren van maatwerk mogelijk gemaakt. Naar de huidige regeling dient de tbs met dwangverpleging hervat te worden, wanneer na negen jaar geconcludeerd wordt dat de betrokkene nog (te) recidivegevaarlijk is, en dat een terugkeer in de samenleving (zonder toezicht) niet verantwoord is. Naar mijn mening doet dit alles niet af aan de omstandigheid dat de beoogde wetswijziging te vroeg komt, nu eerst de in 2008 verlengde maximumduur tot negen jaar dient te worden geëvalueerd, voordat geconcludeerd kan worden of de schrapping vereist is. Tevens zal de rechter pas tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging overgaan, indien hij van oordeel is dat het recidivegevaar tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht. Verder zij opgemerkt, dat nooit valt uit te sluiten dat (zeden)delinquenten bij terugkeer in de samenleving recidiveren Bezwaren ten aanzien van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel De NVvR is van mening dat op basis van de resultaten uit wetenschappelijk onderzoek niet is gebleken van de noodzaak tot invoering van een zelfstandige langdurige (mogelijk zelfs levenslang) gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Daarbij werpt ze de 76 Nederlandse Orde van Advocaten, Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht inzake het Wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 8 juni p.3. 23

29 vraag op of de voorgestelde zeer ingrijpende maatregel leidt tot het gewenste resultaat. Volgens de NVvR leidt de maatregel tot een verdere stigmatisering van zedendelinquenten en (ex-)tbs-gestelden. 77 De Raad werpt de vraag op of met de introductie van de maatregel wordt voorzien in een behoefte die in de praktijk is gebleken, en of die maatregel noodzakelijk is. Daarnaast rijst de vraag of de rechter bereid zal zijn de maatregel op te leggen, indien de noodzaak ten tijde van de uitspraak onvoldoende voorzienbaar is. 78 De RSJ vindt de voorgestelde maatregel aansluitend op de definitieve beëindiging van de tbsmaatregel niet vereist, aangezien het opleggen van dergelijke voorwaarden al geschiedt in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging (of voorwaardelijke invrijheidstelling) en een tbs-maatregel in beginsel mogelijk is voor onbepaalde duur. Daarnaast ziet de RSJ niet in dat langdurig toezicht na een definitieve beëindiging van de tbs nog kan worden gelegitimeerd ter bescherming van de maatschappij. De rechter zal niet tot voorwaardelijke beëindiging besluiten, indien het recidivegevaar onvoldoende verminderd is, laat staan definitieve beëindiging van de maatregel. Verder acht de RSJ de noodzaak van de maatregel aansluitend op het einde van de straf onvoldoende onderbouwd, gelet op de aanpassingen in de toezichtmogelijkheden op het gebied van het gevangeniswezen en de effecten nog niet zichtbaar zijn. 79 Zij pleit ervoor om de ingang gezette mogelijkheden af te wachten, teneinde de noodzakelijkheid van de maatregel te toetsen. De Orde van Advocaten vraagt zich af wat de meerwaarde van de maatregel is, gelet op de thans geldende voorwaardelijke kaders waarbinnen voorwaarden opgelegd kunnen worden. Naast de herhalingsgrond als grond voor oplegging van de voorgestelde maatregel heeft de staatssecretaris in het voorgestelde artikel 38z lid 3 WvSr de grond ter voorkoming van belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen, of ter voorkoming van de confrontatie tussen veroordeelde en slachtoffer of getuigen toegevoegd. Naar de mening van de Orde van Advocaten heeft deze uitbreiding van gronden zeer verstrekkende en ingrijpende gevolgen. De maatregel zou alsnog ten uitvoer gelegd kunnen worden in het belang van de slachtoffers of getuigen, ook indien er geen sprake is van recidivegevaar en de tbs-maatregel definitief wordt beëindigd. De Orde van Advocaten acht oplegging van een zelfstandige maatregel op deze gronden onwenselijk, nu het niet in verband staat met het gedrag van de tbs-gestelde of gedetineerde. Gelet op het verstrekkende karakter van de maatregel pleit de Orde van 77 Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, Advies op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 29 juni p.1,2. 78 Raad voor de Rechtspraak, Advies Wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 18 juni 2012, p Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming, Reactie op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 31 mei 2012, p

30 Advocaten er voor dat onderzocht wordt op welke wijze de voorgestelde bepalingen zich verhouden tot de rechten uit de Grondwet en het EVRM. 80 De invoering van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als zelfstandige maatregel is naar mijn mening niet noodzakelijk en wenselijk. De afgelopen jaren zijn er diverse maatregelen genomen om (meer) toezicht te kunnen uitoefenen op de veroordeelde. Deze maatregelen zijn gecreëerd binnen een voorwaardelijk kader. 81 De gedragsbeïnvloedende voorwaarden zoals in het wetsvoorstel genoemd, kunnen in het kader van een voorwaardelijke veroordeling en een voorwaardelijke invrijheidsstelling worden gesteld. Ten aanzien van de in het wetsvoorstel genoemde vrijheidsbeperkende voorwaarden kan aansluiting worden gezocht bij de rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel, zoals bepaalt in artikel 38v WvSr. Het gaat immers om dezelfde beperkingen (gebiedsverbod, contactverbod en meldingsplicht) die ook in combinatie met andere sancties kunnen worden opgelegd. Bovendien kan de rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel bij de rechterlijke uitspraak opgelegd worden, hetgeen ook het geval is bij de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z WvSr. Mijns inziens kan de beoogde wetswijziging dan ook als aanvulling dienen op de (reeds bestaande) rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel. De maatregel wordt opgelegd voor de duur van vijf jaren waarbij er slechts om de vijf jaar een periodieke toetsing plaatsvindt. Naast de Orde van Advocaten is de NVvR van mening dat dit niet in verhouding staat tot het langdurige en ingrijpende karakter van de maatregel. De NVvR vindt de termijn van vijf jaar erg lang en adviseert de staatssecretaris om de termijn vast te stellen op ten hoogste vijf jaar, zodat de rechter per geval kan beoordelen welke termijn noodzakelijk is. 82 De maatregel dient naar mijn mening voor ten hoogste twee jaar opgelegd te worden en de toetsing van de maatregel op twee jaar te worden gesteld, zodat aansluiting wordt gezocht bij de termijn van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v WvSr. Eveneens uit het oogpunt van de proportionaliteit valt veel te zeggen voor een korte(re) termijn. Naarmate de 80 Nederlandse Orde van Advocaten, Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht inzake het Wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 8 juni p. 5, Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling; Wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel (Wet rechterlijk gebieds- of contactverbod), Stb.2011, Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, Advies op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 29 juni p

31 maatregel langer (voort)duurt, gaat het individuele belang zwaarder wegen ten opzichte van het maatschappelijk belang, zodat een termijn van vijf jaren naar mijn mening moeilijk valt te rechtvaardigen. Daarnaast is het mogelijk te zoeken naar andere mogelijkheden, wellicht buiten het strafrechtelijke kader. Zo kan worden gedacht aan behandeling of begeleiding binnen de geestelijke gezondheidszorg of in een vrijwillig kader. Gelet op de ingrijpendheid en de verstrekkende gevolgen die de maatregel met zich meebrengt, ben ik van mening dat de voorwaarden voor oplegging en tenuitvoerlegging van de maatregel te vaag en te ruim zijn geformuleerd en zodoende aangescherpt moeten worden. Hierdoor is al zeer snel aan de voornoemde voorwaarden voldaan met als gevolg dat de veroordeelde levenslang onder toezicht kan komen te staan en hij daarbij aan soms zeer ingrijpende maatregelen onderworpen wordt, zoals opname in een instelling, verhuisplicht of dwangmedicatie. Opvallend is dat de maatregel ook kan worden opgelegd ter bescherming van slachtoffers of getuigen. Het opleggen van de zelfstandige maatregel op grond van de voorwaarde ter voorkoming van belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen, dan wel ter voorkoming van de confrontatie tussen veroordeelde en slachtoffers of getuigen is niet wenselijk. Een confrontatie tussen veroordeelde en slachtoffers of getuigen valt immers nooit uit te sluiten. Bovendien heeft de veroordeelde zelf geen enkele invloed op de beëindiging van de maatregel, aangezien de maatregel steeds verlengd kan worden in het belang van het slachtoffer. Verder is het opmerkelijk dat de staatssecretaris uitgaat van een zekere veiligheidsutopie, een samenleving waarin volledige veiligheid gegarandeerd moet worden door relatief hoge straffen en sancties. Echter, mijns inziens leidt de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel niet per definitie tot een veiligere samenleving. Hiervoor dient eerst nader onderzoek plaats te vinden door de staatssecretaris. Naar mijn mening kunnen toezicht en begeleiding het recidiverisico substantieel verlagen, maar nooit uitsluiten. De maatschappij is dan ook gebaat bij de wetenschap dat geen garantie kan worden geboden dat recidive uitblijft bij terugkeer van (zeden)delinquenten en (voormalig) tbs-gestelden in de maatschappij. Daarnaast kunnen maatregelen waaronder de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, bijdragen aan het minimaliseren van het risico, niet het elimineren ervan. 26

32 4. Toetsing aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het wetsvoorstel getoetst aan enkele artikelen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Naar het oordeel van de staatssecretaris zijn de wetswijzigingen in het wetsvoorstel in overeenstemming met de wet- en regelgeving van het EVRM. Een goed, onderbouwde motivering hieromtrent blijft echter achterwege, zodat de vraag rijst of dit daadwerkelijk het geval is. Daarom wordt er getoetst aan de artikelen 5 (recht op vrijheid en veiligheid), artikel 7 (legaliteitsbeginsel) en artikel 8 EVRM (recht op eerbiediging van privé familie- en gezinsleven). Deze artikelen worden in de navolgende paragrafen achtereenvolgens behandeld met daarbij relevante jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). 4.2 Bespreking van artikel 5 EVRM Iedere persoon heeft recht op vrijheid en veiligheid. De vrijheid van de persoon wordt beschermd in artikel 5 EVRM. Het in artikel 5 EVRM vastgelegde recht op vrijheid en veiligheid dient als waarborg tegen willekeurig overheidsingrijpen in de persoonlijke vrijheid. In beginsel bestaat er een verbod op vrijheidsontneming. Nu worden er in artikel 5, eerste lid, EVRM een aantal limitatieve uitzonderingen opgesomd op het verbod op vrijheidsbeneming. Met betrekking tot het wetsvoorstel zijn met name sub c en e van artikel 5, eerste lid, EVRM van belang. De term vrijheidsontneming is voor interpretatie vatbaar. 83 Met andere woorden: vooraf valt niet vast te stellen in welke gevallen en onder welke omstandigheden er sprake is van vrijheidsontneming in de zin van artikel 5 EVRM. Zo achtte het EHRM in de zaak Engel e.a. tegen Nederland 84 het opsluiten van personen, in een afgesloten ruimte (achter slot en grendel) onmiskenbaar een vorm van vrijheidsontneming. In een andere zaak heeft het Hof bepaald dat beperkingen van de bewegingsvrijheid niet per definitie onder de term vrijheidsontneming van artikel 5 EVRM vallen. 85 Vrijheidsontneming mag alleen toegepast worden, indien dit geschiedt op rechtmatige wijze na veroordeling door een daartoe bevoegde rechter. Dit geldt eveneens ten aanzien van de 83 Harteveld e.a. 2004, p EHRM 8 juni 1976, Appl. nos. 5100/71; 5101/71; 5102/71; 5354/72; 5370/72 (Engel and others v. the Netherlands). 85 Harteveld e.a. 2004, p. 35. Zie EHRM 22 februari 1994, Appl. no /87 (Raimondo v Italy). 27

33 tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bij niet-naleving van een maatregel, aangezien er sprake is van een wettelijke grondslag, te weten het rechterlijk vonnis. 86 Dit gezegd hebbend, kunnen zich omstandigheden voordoen dat er mogelijkheden van vrijheidsbeperking bestaan die dermate verstrekkend zijn dat ze de grens van de vrijheidsontneming naderen. Dit laatste is aan de orde gesteld in de zaak Guzzardi tegen Italië. 87 De centrale vraag in voornoemde zaak was, of een cumulatie (lees: opeenstapeling) van vrijheidsbeperkende voorwaarden tot een vorm van vrijheidsontneming zou kunnen leiden, zonder dat daarbij sprake is van een door de rechter gewezen vonnis. Dat de reikwijdte van artikel 5 EVRM voor een groot deel afhankelijk is van de specifieke omstandigheden van het geval, of van een hoog hangt ervan af gehalte komt goed tot uiting in de uitspraak van het Hof in de zaak Guzzardi tegen Italië. In deze uitspraak heeft het Hof namelijk geoordeeld dat een aantal factoren bepalend zijn met betrekking tot de vraag of een fysieke beperking van de bewegingsvrijheid - onder specifieke omstandigheden van het geval - aangemerkt kan worden als een deprivation of liberty en zodoende onder de reikwijdte van artikel 5 EVRM kan worden gebracht. Naar het oordeel van het Hof dienen de volgende factoren hierbij als uitgangspunt gebezigd te worden: het type maatregel, de duur, de gevolgen die effectuering van de maatregel met zich meebrengt en de wijze van oplegging en tenuitvoerlegging van de maatregel in kwestie. 88 Het Hof oordeelde dat hoewel er geen sprake was van daadwerkelijk opsluiten, de aan Guzzardi opgelegde beperkingen desalniettemin onder de reikwijdte van artikel 5 EVRM zouden kunnen vallen en er dus sprake is van deprivation of liberty in de zin van artikel 5 EVRM. Verder heeft het Hof in zijn uitspraak te kennen gegeven dat de factoren afzonderlijk beschouwd niet per definitie kunnen verworden tot een vorm van vrijheidsontneming in de zin van artikel 5 EVRM. Desalniettemin heeft het Hof in de zaak Guzzardi geoordeeld dat er sprake is van vrijheidsontneming en dat er sprake is van schending van sub c en e, eerste lid, van artikel 5 EVRM. Het Hof heeft hierbij overwogen dat de opeenstapeling van de door het Hof vastgestelde criteria en dit in combinatie met elkaar, niet langer sprake is van 86 Kamerstukken II 2013/2014, , nr. 4 (Advies van de Raad van State). 87 EHRM 6 november 1980, Appl. no. 7367/76 (Guzzardi v Italy). 88 EHRM 6 november 1980, Appl. no. 7367/76, par. 92 (Guzzardi v Italy). Het Hof overweegt hieromtrent het volgende: "in order to determine whether someone has been deprived of his liberty the starting point must be his concrete situation and account must be taken of a whole range of criteria, such as the type, duration, effects and the manner of implementation of the measure in question." 28

34 vrijheidsbeperking, maar van vrijheidsontneming. 89 Guzzardi stond onder intensief en langdurig toezicht, had niet of nauwelijks sociale contacten met de samenleving. Tevens kon Guzzardi bij niet-naleving van één van de gestelde voorwaarden opnieuw in voorlopige hechtenis worden genomen De vrijheidsbeperkende maatregel, bezien in het licht van artikel 5 EVRM De zojuist besproken zaak Guzzardi komt voor een groot deel overeen met de vrijheidsbeperkende maatregel in het wetsvoorstel. Evenals in de zaak Guzzardi maakt invoering van de vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 38z WvSr het onder meer mogelijk betrokkene te verbieden zich op te houden in een bepaald gebied, zich te onthouden van contact met bepaalde personen en zich op bepaalde tijdstippen te melden bij de toezichthoudende instantie. Om te kunnen vaststellen of de vrijheidsbeperkende maatregel de toetsing aan artikel 5 EVRM kan doorstaan, worden in de uitspraak van de zaak Guzzardi door het Hof enige handvatten aangereikt. Opgemerkt dient te worden dat Guzzardi onder speciaal en intensief toezicht is gesteld voor de duur van 3 jaren. De vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38z WvSr kent daarentegen in beginsel geen maximumduur, waardoor betrokkene levenslang onder bijzonder en intensief toezicht kan worden gesteld. Daarnaast zijn de in het wetsvoorstel genoemde voorwaarden niet limitatief, hetgeen impliceert dat er nog meer gedrags- of vrijheidsbeperkingen aan betrokkene zouden kunnen worden opgelegd, mogelijk zelfs ingrijpendere beperkingen. Het Hof was in de zaak Guzzardi van oordeel dat de measure of special supervision - in combinatie bezien met de aan Guzzardi opgelegde beperkende voorwaarden - als vrijheidsontneming in de zin van artikel 5 EVRM kan worden bestempeld. Of een vrijheidsbeperking bestempeld dient te worden als vrijheidsontneming is afhankelijk van het individuele geval. Aan de hand van de zaak Guzzardi is inmiddels wel duidelijk geworden dat de zwaarte van de vrijheidsbeperking in concreto bepalend is. Er dient daarom te worden gekeken naar de specifieke omstandigheden van het geval, zoals het type maatregel, de duur, de effecten en hoe deze maatregel wordt geëffectueerd. 90 Wanneer de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38z WvSr ansich bekeken wordt, valt op dat het aantal vrijheidsbeperkende voorwaarden (veel) minder is, in vergelijking met de hoeveelheid beperkende voorwaarden welke aan Guzzardi konden worden opgelegd. Ook bepalend bij de beantwoording of er sprake is van vrijheidsbeneming of vrijheidsontneming is de mate van 89 EHRM 6 november 1980, Appl. no. 7367/76, par. 95 (Guzzardi v. Italy). 90 Bleichrodt, Mevis & Volker 2011, p

35 fysieke beperking van de bewegingsvrijheid die dermate verstrekkende gevolgen met zich mee kan brengen. Niet kan worden uitgesloten dat de vrijheidsbeperkende maatregel wellicht ingrijpendere gevolgen teweegbrengt dan op het moment van oplegging bekend was. De rechter heeft immers op grond van artikel 38z lid 9 WvSr de mogelijkheid de voorwaarden te wijzigen of op te heffen, nadat de maatregel ten uitvoer is gelegd. Ook het bijzonder toezicht en de voorwaarden daaraan verbonden kan levenslang voortduren. Verder speelt de mogelijkheid dat de maatregel met daaraan de beperkende voorwaarden verbonden levenslang kan voortduren, een belangrijke rol. De oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in het wetsvoorstel leidt er naar mijn mening niet toe dat er sprake is van vrijheidsontneming in de zin van artikel 5 EVRM. Zeker niet wanneer de vrijheidsbeperkende voorwaarden in het licht worden bezien van de grote hoeveelheid van maatregelen die aan Guzzardi konden worden opgelegd. In tegenstelling tot Guzzardi die niet of nauwelijks contact had met de samenleving, kan de persoon die de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd krijgt, zich zelfstandig en vrij onder de medeburgers in de samenleving bewegen, zij het met enige beperkingen. Een langdurig - of zelfs levenslang - toezicht maakt nog niet dat de vrijheidsbeperkende maatregel als een vorm van vrijheidsontneming dient te worden aangemerkt. Eveneens acht ik de vrijheidsbeperkende voorwaarden welke aan Guzzardi konden worden opgelegd, ingrijpender en het toezicht intensiever. Dit maakt dan ook dat de vrijheidsbeperkende maatregel de toets der kritiek aan artikel 5, eerste lid, sub c en e EVRM kan doorstaan Schrapping maximumduur voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging, bezien in het licht van artikel 5 EVRM Of de wetswijziging, schrapping van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging, de toets aan artikel 5 EVRM kan doorstaan, wordt in deze paragraaf nader onderzocht. Teneinde hier een antwoord op te kunnen geven, is het goed te realiseren dat ten aanzien van de onderhavige wetswijziging de titel tbs blijft bestaan, ook wanneer de dwangverpleging voorwaardelijk beëindigd wordt en de tbs-gestelde zich buiten de kliniek bevindt. Nu gebleken is dat ten tijde van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging de vrijheidsbenemende titel van de tbs blijft voortduren, is het van belang na te gaan of deze wetswijziging mogelijk strijdigheid oplevert met artikel 5 EVRM? Zoals reeds gezegd, maakt de onderhavige wetswijziging het mogelijk dat een tbs-gestelde levenslang onder toezicht wordt gesteld. Dit door het afschaffen van de 9-jaarstermijn van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. 30

36 Gedurende dat levenslange toezicht bevindt de tbs-gestelde zich buiten de (tbs-)kliniek, tenzij de dwangverpleging van de tbs-gestelde wordt hervat - en hij dus weer van zijn vrijheid wordt ontnomen - vanwege niet-naleving van één van de bij de voorwaardelijke beëindiging gestelde voorwaarden of in het belang van de veiligheid van anderen dan wel van de algemene veiligheid van personen of goederen. Naar mijn mening is er dan ook geen sprake van vrijheidsontneming, zolang de tbs-gestelde zich in het maatschappelijk verkeer kan bewegen, zij het op beperkte wijze. Een eventuele hervatting van de dwangverpleging (lees: vrijheidsontneming) geschiedt op rechtmatige wijze, aangezien de titel tbs welke eerder door een daartoe bevoegde rechter is opgelegd, na schrapping van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging blijft voortduren. 91 Op basis van het vorenstaande levert de onderhavige wetswijziging geen strijdigheid op met het recht op vrijheid en veiligheid als bedoeld in artikel 5 EVRM. 4.3 Bespreking van artikel 7 EVRM In artikel 7 EVRM is het legaliteitsbeginsel vastgelegd. Op grond van artikel 7 lid 1 EVRM dienen zowel de strafbaarstelling als de op te leggen straffen ten tijde van het plegen van een feit in de wet te zijn opgenomen. 92 In Nederland is het materiële legaliteitsbeginsel neergelegd in artikel 1 WvSr, hetgeen inhoudt dat er geen straf opgelegd mag worden, zonder een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Voor een burger dient het recht waarop de aansprakelijkheid wordt gegrond toegankelijk en voorzienbaar te zijn, teneinde zijn gedrag daarnaar te kunnen richten. Niemand mag worden bestraft, wanneer hij niet wist of kon weten dat zijn gedrag verboden was. 93 Eveneens wordt de rechtszekerheid in het strafrecht hierdoor zoveel mogelijk gewaarborgd. Het legaliteitsbeginsel zoals vervat in artikel 7 EVRM luidt als volgt: 1. No one shall be held guilty of any criminal offence on account of any act or omission which did not constitute a criminal offence under national or international law at the time when it was committed. Nor shall a heavier penalty be imposed than the one that was applicable at the time the criminal offence was committed; 2. This Article shall not prejudice the trial and punishment of any person for any act or omission which, at the time when it was committed, was criminal according to the general principles of law recognised by civilised nations. 91 Art. 5 lid 1 sub a en b EVRM. 92 De Hullu 2009, p De Hullu 2009, p

37 In deze verdragsrechtelijke bepaling wordt gesproken van strafbaarheid op grond van international law. Dit onderscheid ten opzichte van het eigen, nationale legaliteitsbeginsel brengt met zich mee dat er sprake is van een ruimer toepassingsbereik. Onder law valt immers ook ongeschreven recht. Eveneens valt common law, d.w.z. ongeschreven, in de jurisprudentie omlijnd gewoonterecht, hieronder, hetgeen betekent dat er sprake is van minder vergaande bescherming dan het nationale legaliteitsbeginsel. Gesteld kan worden dat dit niet ten gevolge heeft dat het verdragsrechtelijke legaliteitsvereiste door toepassing te geven aan ongeschreven recht van mindere belang wordt geacht. 94 In het arrest Sunday Times zijn aan het prescribed by law van artikel 7 EVRM kwaliteitseisen toegekend. Zo dienen de bepalingen sufficient precision en adequately accesible te zijn. 95 Deze eisen hebben betrekking op de voorspelbaarheid of voorzienbaarheid (foreseeability) en de toegankelijkheid van het recht (accessability). De eis van de voorzienbaarheid heeft betrekking op de duidelijkheid van de toegepaste rechtsregels. Burgers dienen immers te weten welk handelen en nalaten leidt tot strafrechtelijke aansprakelijkheid en vervolgens welke sancties hem opgelegd kunnen worden De vrijheidsbeperkende maatregel, bezien in het licht van art. 7 EVRM De vrijheidsbeperkende maatregel uit het wetsvoorstel wordt gelijktijdig opgelegd met de strafrechtelijke veroordeling, zo bepaalt artikel 38z lid 1 WvSr. De mogelijkheid bestaat dat de tenuitvoerlegging van de maatregel lang op zich laat wachten en soms pas na een lange periode van tbs of gevangenisstraf ten uitvoer gelegd zal worden. In dit verband zij ook nog opgemerkt dat de precieze invulling van de vrijheidsbeperkende maatregel pas na jaren gegeven wordt. 97 Ook is nog niet bekend hoe lang de maatregel zal gaan duren op het moment van de oplegging van de maatregel. De Raad is de mening toegedaan dat de voorzienbaarheid betrekking heeft op de invulling van de maatregel. Verder is volgens de Raad niet voorzienbaar welke gevolgen de vrijheidsbeperkende maatregel in de toekomst zal hebben voor de veroordeelde. 98 Dit gezegd hebbend, stelt ons voor de vraag of de vrijheidsbeperkende maatregel uit het wetsvoorstel voldoet aan de in artikel 7 EVRM voortvloeiende vereisten. Volgens vaste jurisprudentie is het van belang dat de wet met voldoende nauwkeurigheid wordt geformuleerd, zodat de burger zijn gedrag daarop kan afstemmen alsmede daaromtrent een oordeel kan vormen. Verder dient de wet op zichzelf 94 Van Bemmelen & Van Veen 2003, p EHRM 26 april 1979, Appl. no. 6538/74, par. 49 (The Sunday Times v. The United States). 96 Van Dijk & Van Hoof 1998, p Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p

38 voldoende duidelijk te zijn, zodat de burger in staat is na te gaan welk handelen al dan niet strafbaar is. 99 Met name de eis van de foreseeability dient in ogenschouw te worden genomen, nu deze eis het meeste problemen geeft. Het wetsvoorstel bevat geen bepalingen van overgangsrecht. 100 De wetswijziging die betrekking heeft op de vrijheidsbeperkende maatregel ziet namelijk op invoering van nieuwe wetgeving. Het vereiste van de voorzienbaarheid in artikel 7 EVRM betekent dat de (nieuwe) wetgeving voorzienbaar moet zijn. De latere invulling van een straf of maatregel heeft geen betrekking op de eis van de voorzienbaarheid. Het gaat erom dat het voor de betrokkene bekend is dat er een vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd. Het gegeven dat de betrokkene één van de in artikel 38z WvSr genoemde maatregelen opgelegd kan krijgen, valt onder de voorzienbaarheid. De specificatie van sancties is dan ook niet vereist. Het vermelden van een strafmaxima is voldoende. Dit houdt in dat in een wet niet de exacte duur van de straf voor betrokkene duidelijk behoeft te zijn, zo lang de maximaal op te leggen straf voor een bepaald feit maar voorzienbaar is. 101 Nu het de betrokkene bekend is dat hij als gevolg van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z WvSr langdurig of levenslang onder toezicht kan worden gesteld, is naar mijn mening voldaan aan de eis van de foreseeability van artikel 7 EVRM Schrapping maximumduur voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging, bezien in het licht van artikel 7 EVRM De wijziging van afschaffing van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging betreft een andersoortige wijziging dan de wetswijziging die betrekking heeft op de vrijheidsbeperkende maatregel. De onderhavige wetswijziging stelt een wijziging voor die betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van een reeds door de rechter opgelegde sanctie. De wetswijziging raakt daarmee louter de executie van een opgelegde sanctie. Met nadruk zij gezegd dat het hier niet gaat om nieuwe wetgeving of strafbaarstelling. De afschaffing van artikel 38j WvSr ziet op een wijziging van een reeds bestaande wettelijke regeling. Uit vaste jurisprudentie (HR Lex Mitior) kan worden afgeleid dat wanneer het gaat om een bestaande wettelijke regeling als de onderhavige, het overgangsrecht geldt EHRM 26 april 1979, Appl. no. 6538/74, par. 49 (The Sunday Times v. The United States). 100 Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, Advies op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 29 juni p Van Dijk & Van Hoof 1998, p HR 12 juli 2011, LJN BP6878 (HR Lex Mitior). 33

39 Dit maakt dat de wijziging ook van toepassing is op de betrokkene welke zich al in een tbskliniek bevindt op basis van de titel tbs met dwangverpleging op het moment dat de wijziging in werking treedt. Op wetswijzigingen nadat de veroordeling onherroepelijk is geworden, heeft zowel het lex mitior-principe als artikel 7 EVRM geen betrekking. Tegen deze achtergrond bezien, levert naar mijn mening afschaffing van artikel 38j lid 2 WvSr en daarmee de mogelijkheid van levenslang toezicht geen strijd op met het legaliteitsbeginsel, zoals vervat in artikel 1 WvSr en artikel 7 EVRM. Immers, er is geen sprake van een wijziging van de wet ten aanzien van de strafbaarstelling of van het op grond van een nieuwe wet opleggen van een andere straf dan wettelijk was bedreigd ten tijde van het plegen van het feit Bespreking van artikel 8 EVRM Iedere burger heeft recht op eerbiediging van zijn privé familie- en gezinsleven. De overheid heeft met betrekking tot artikel 8 EVRM zowel een positieve verplichting als een negatieve verplichting. De positieve verplichting duidt op de plicht het recht op privacy te beschermen. Naast deze plicht van bescherming van burgers dient de overheid zich te onthouden van inmenging in het privéleven van burgers, ook mede om willekeurig overheidshandelen te voorkomen. Met andere woorden dient zij het recht op leven in de zin van artikel 8 EVRM te respecteren, tenzij een wettelijke beperking onder bepaalde omstandigheden gerechtvaardigd zij. Onder welke voorwaarden inbreuken op de privacy toelaatbaar zijn, dient te worden beoordeeld aan de hand van de beperkingsclausule als bedoeld in artikel 8, tweede lid, EVRM. De eerste vraag van het toetsingsschema is of de inbreuk in accordance with the law is. Hierbij gaat het om de vraag of er een basis in het nationale recht voorhanden is ten aanzien van de inbreuk. 104 Met andere woorden of de inbreuk bij de wet is voorzien. Het Europese Hof heeft geoordeeld dat er sprake is van law, indien voldaan is aan de kwaliteitseisen van foreseeability en accessibility. 105 De wetsbepaling dient voldoende nauwkeurig te zijn geformuleerd, zodat een burger zijn gedrag daarop kan afstemmen. Eveneens moet de norm voldoende toegankelijk zijn, zodat de burger zich hieromtrent een oordeel kan vormen. Overigens gelden beide eisen ook voor wetten in formele zin. 103 HR 12 juli 2011, LJN BP6878, r.o. 9.11, Zie ook: EHRM 17 september 2009, Appl. no /03 (Scoppola). 104 Groenhuijsen & Knigge 2004, p De eis van foreseeability wordt van dusdanig groot belang geacht dat deze zelfs in art. 7 EVRM als een zelfstandig mensenrecht is opgenomen. Zie paragraaf

40 De toetsing aan het law -vereiste betreft een zekere abstracte toetsing, nu rechtsregels hier ook onder vallen. 106 Als de inbreuk in accordance with the law is, dient de inbreuk in kwestie getoetst te worden aan de criteria legitimate aim en neccessary in a democratic society van artikel 8 lid 2 EVRM. Immers, zodra voldaan is aan de eis van voorspelbaarheid, betekent dat niet per definitie dat de overheid niet meer naar willekeur zou kunnen handelen. Kortom, er is meer nodig dan een voorzienbaarheidstoets alleen. Zoals gezegd, moet het na te streven doel legitiem te zijn. Dit betekent dat de inbreuk op de rechten en vrijheden evenredig is aan het na te streven legitieme doel. Anders gezegd: de inbreuk moet in het licht van de legitimate aim te rechtvaardigen zijn. Nadat vast is komen te staan dat er sprake is van een legitimate aim kan aan de eis necessary in a democratic society worden toegekomen. 107 Uit deze formule die nauw samenhangt met de legitimate aim - heeft het EHRM een drietal criteria in het leven geroepen, die onder één en dezelfde noemer zijn ondergebracht, te weten de necessity -toets. In het Handyside-arrest 108 is de term necessary geplaatst tussen de begrippen absolutely necessary en strictly necessary enerzijds en het begrip reasonable anderzijds. Hieruit kan worden afgeleid dat de necessity -toets een strengere toets is dan de beoordeling of de nationale overheid reasonably, carefully and in good faith heeft gehandeld. De necessity - clausule betreft dan ook, in tegenstelling tot het law -vereiste, (in beginsel) een concrete toetsing. Bovendien is het goed om te vermelden dat de bij de necessity -toets behorende criteria niet cumulatief zijn en veeleer als instrumenten toegepast kunnen worden. In het kader van de necessity -clausule dient het EHRM eerst na te gaan of er sprake is van een pressing social need, een dringende maatschappelijke behoefte. Als tweede criterium in datzelfde Handyside-arrest wordt door het EHRM gesteld dat de gronden die de nationale overheid ter rechtvaardiging van een specifieke inmenging opvoert relevant and sufficient moeten zijn. Het derde en tegelijk laatste criterium betreft het proportionaliteitsbeginsel. Gesteld kan worden dat de nadruk in het kader van de necessity - toetst ligt bij het vereiste van de proportionaliteit. Hierbij speelt de afweging tussen het belang van de vrijheid en het belang dat door de inmenging gediend wordt een rol. Met andere woorden: er dient sprake te zijn van een zekere evenredigheid tussen de inmenging en het belang dat daarmee wordt gediend. Zoals gezegd, vindt de beoordeling hiervan in concreto plaats, zodat er diverse feitelijke factoren in de oordeelsvorming betrokken kunnen worden Vlemminx 2002, p Groenhuijsen & Knigge 2004, p EHRM 7 december 1976, Appl. no. 5493/72 (Handyside). 109 Vlemminx 2002, p

41 Om de exacte betekenis van de uitdrukking democratic society te duiden is niet gemakkelijk. Daarom heeft het EHRM elementen benoemd, die als kenmerkend zijn te beschouwen voor een democratische samenleving. Het betreffen elementen als pluralisme, tolerantie en rule of law. Eveneens dient te worden gedacht aan vrijheidsrechten als de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting De vrijheidsbeperkende maatregel, bezien in het licht van artikel 8 EVRM Op de vraag of de vrijheidsbeperkende maatregel mogelijk strijdigheid oplevert met artikel 8 EVRM, moet de maatregel langs de lat van de beperkingsclausule van artikel 8, tweede lid, EVRM worden gelegd. In het wetsvoorstel benoemt de staatssecretaris de toetsingscriteria (te weten: bij de wet voorzien, een legitiem doel en noodzakelijk in een democratische samenleving) en merkt daarbij op dat een inmenging in het privéleven slechts dan in overeenstemming is met het EVRM, indien de maatregel aan de hierboven genoemde uitzonderingsgronden voldoet. 111 Niet blijkt uit het wetsvoorstel óf er sprake is van verenigbaarheid met artikel 8 EVRM. Allereerst dient te worden onderzocht of de vrijheidsbeperkende maatregel in accordance with the law is. De formeelwettelijke bepalingen van de maatregel zijn gecodificeerd in het Wetboek van Strafrecht en Strafvordering (art. 38z WvSr en art. 558 WvSv). Op grond van deze formeelwettelijke basis kan de rechter overgaan tot oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel. Oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel impliceert een inmenging in het privéleven van betrokkene. Bovendien draagt de oplegging van de maatregel bij aan het voorkomen dat de veroordeelde (opnieuw) een strafbaar feit zal begaan als ook in het belang van de openbare veiligheid, zoals vermeld in artikel 8 lid 2 EVRM. Eveneens wordt in artikel 8 lid 2 EVRM vermeld dat de vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Deze uitzonderingsgrond sluit aan bij de in artikel 38z lid 3 genoemde voorwaarde tot tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel indien dit ter voorkoming van belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen, of ter voorkoming van de confrontatie tussen veroordeelde en slachtoffer of getuigen, noodzakelijk is. Zo dient een contactverbod te voorkomen dat er (opnieuw) strafbare feiten worden gepleegd in de sfeer van huiselijk geweld. De betrokkene kan middels een contactverbod verplicht worden geen contact te hebben, te laten opnemen met zijn levensgezel of partner. Uit het vorenstaande kan 110 Vlemminx 2002, p. 70, Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p

42 het legitimate aim worden afgeleid. Op basis van het wetsvoorstel wordt zichtbaar dat het na te streven doel van de vrijheidsbeperkende maatregel beantwoordt aan deze legitimiteitseis van artikel 8 lid 2 EVRM. Het doel van artikel 38z WvSr waarin de vrijheidsbeperkende maatregel is opgenomen, is immers het voorkomen van nieuwe strafbare feiten of het voorkomen van belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen. Dit alles staat in het teken van de bescherming van de veiligheid van de maatschappij als geheel. 112 Nadat is komen vast te staan dat er voldaan is aan de eisen van legaliteit en legitimiteit, moet de maatregel ook nog neccessary in a democratic society zijn. Deze toetsing wordt ook wel aangeduid met de toets van de noodzakelijkheid. Dit betekent dat de inbreuk noodzakelijk moet zijn in een democratische samenleving en de beperking daarnaast niet verder mag reiken dan strikt noodzakelijk. In dit kader dient ten eerste te worden nagegaan of de specifieke inbreuk voldoet aan een pressing social need. Ten aanzien van de pressing social need heeft het Hof een aantal criteria opgeworpen waaraan dient te zijn voldaan, voordat kan worden gezegd dat er sprake is van een dringende maatschappelijke behoefte. 113 Als eerste dient toepassing te worden gegeven aan het pertinentiecriterium, dat wil zeggen dat een maatregel om noodzakelijk te zijn, nuttig, relevant en toereikend dient te zijn om het beoogde doel te bereiken. Het tweede criterium betreft de proportionaliteitstoets, waarop het Hof de nadruk legt. Hierbij dient er een juiste afweging te worden gemaakt tussen het nagestreefde belang en de wijze waarop er inbreuk is gemaakt op het recht op privacy. Het laatste criterium betreft de subsidiariteit, hetgeen impliceert dat de overheid bij beperkingen op de rechten van burgers de meest ingrijpende oplossingen achterwege laat en zoekt naar alternatieve oplossingen die het minst inbreuk maken op de rechten van burgers. 114 Nu het Hof bepaald heeft dat het proportionaliteitsbeginsel een prominente rol vervult, betekent dit dat er een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen de inbreuk op het recht van privacy van betrokkene enerzijds en het belang dat door de inbreuk wordt gediend anderzijds, namelijk bescherming van de maatschappij door het voorkomen van (nieuwe) strafbare feiten. Concreet wil dit zeggen dat onderzocht moet worden of er geen minder ingrijpende middelen voorhanden zijn om het doel, het voorkomen van strafbare feiten, te 112 Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p Vande Lanotte en Haeck 2004, p. 719; EHRM 26 april 1979, Appl. no. 6538/74, par. 49 (The Sunday Times v. The United States). 114 Vande Lanotte en Haeck 2004, p

43 bereiken. De meest ingrijpende oplossingen dienen te worden vermeden. Zo wordt eveneens tegemoet gekomen aan het subsidiariteitsbeginsel. Als het voorgaande vertaald wordt naar de vrijheidsbeperkende maatregel kan worden gezegd dat een beperking van de bewegingsvrijheid voldoet aan de eis van proportionaliteit. Zolang het recidiverisico aanwezig is, althans de recidive niet vermindert, is het gerechtvaardigd de bewegingsvrijheid van betrokkene te beperken, dit met als doel, het voorkomen van (nieuwe) strafbare feiten. In het kader van de noodzakelijkheidstoets is eerder al gebleken dat een inmenging dan wel beperking dient te zijn gestoeld op een pressing social need, zodat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene valt te rechtvaardigen. Vanuit de samenleving bezien, is er naar mijn mening sprake van een pressing social need. De samenleving dient optimaal te worden beveiligd als ook het voorkomen van recidive. Op die gronden is het geoorloofd een beperking in de bewegingsvrijheid van de burger aan te brengen. Overigens is hiermee al vrij snel voldaan aan een pressing social need. Het feit dat het proportionaliteitsbeginsel met betrekking tot de pressing social need een aanzienlijke rol vervult, impliceert dat de beperkende voorwaarden die aan de maatregel gekoppeld kunnen worden, in verhouding dienen te staan met het na te streven belang. Een eenduidig antwoord met betrekking tot de vraag of een bepaalde inbreuk verenigbaar is met artikel 8 EVRM is er niet, aangezien er in een concrete, specifieke situatie vastgesteld moet worden wat de omvang van de inbreuk betreft en of deze niet dusdanig ingrijpend is dat er geconcludeerd moet worden dat er sprake is van disproportionaliteit het belang van het recht op vrijheid is niet evenredig aan de beperking(en) die de maatregel met zich meebrengt - en er derhalve sprake is van strijd met het recht op privacy in de zin van artikel 8 EVRM. Desalniettemin kan worden geconcludeerd dat de vrijheidsbeperkende maatregel in het wetsvoorstel verenigbaar is met het recht op eerbiediging van privé familie- en gezinsleven van artikel 8 EVRM, nu eerst voldaan is aan de in artikel 8 lid 2 EVRM genoemde uitzonderingsgronden: in het belang van de openbare veiligheid, het voorkomen van strafbare feiten en ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Daarnaast zijn voornoemde gronden voldoende concreet, is de vrijheidsbeperkende maatregel in accordance with the law, bij de wet voorzien en noodzakelijk in een democratische samenleving. 38

44 4.4.2 Schrapping maximumduur voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging, bezien in het licht van artikel 8 EVRM Evenals bij de toetsing van de vrijheidsbeperkende maatregel aan artikel 8 EVRM dient de wetswijziging van de afschaffing van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging eveneens te worden getoetst aan de in artikel 8, tweede lid, EVRM genoemde criteria, teneinde te kunnen beoordelen of het oneindig verlengen van het toezicht een toelaatbare inbreuk op de privacy van betrokkene is, of een wettelijke beperking onder bepaalde omstandigheden gerechtvaardigd is. Allereerst dient deze wetswijziging in accordance with the law te zijn. Door schrapping van artikel 38j lid 2 WvSr kan de rechter de voorwaardelijke beëindiging oneindig verlengen, zelfs levenslang. Vanwege het wegvallen van voornoemde wettelijke bepaling dient te worden teruggevallen op artikel 38j lid 1 WvSr waaruit blijkt dat de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging telkens met een jaar, dan wel met twee jaren kan worden verlengd. Of de wetswijziging voldoet aan de eis van het legitimate aim dient te worden onderzocht of het na te streven doel van levenslang toezicht beantwoordt aan de in artikel 8 lid 2 EVRM weergegeven doelen. Blijkens het wetsvoorstel dient levenslang toezicht bij te dragen aan het verminderen van de recidive en daarmee aan het voorkomen van nieuwe slachtoffers als ook met het oog op de veiligheid in de samenleving. 115 Deze na te streven doelen bezien en kijkend naar de legitimiteitseis van artikel 8 lid 2 EVRM, wordt duidelijk dat de inmenging in de vorm van levenslang toezicht beantwoordt aan de in het wetsvoorstel genoemde doelen en daarmee dus aan het criterium legitimate aim. Zo bepaalt artikel 8 lid 2 EVRM dat levenslang toezicht in het belang van de openbare veiligheid, ter voorkoming van strafbare feiten en ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, is toegestaan. Als laatst dient levenslang toezicht te beantwoorden aan de eis neccessary in a democratic society. Concreet wil dat zeggen dat de inbreuk noodzakelijk moet zijn in een democratische samenleving en de inbreuk niet verder mag reiken dan strikt noodzakelijk is. In dit kader is het van belang na te gaan of de specifieke inbreuk, te weten levenslang toezicht, voldoet aan een pressing social need. Opgemerkt zij dat de proportionaliteitstoets met betrekking tot de pressing social need een prominente rol vervult. Dit houdt in dat er een belangenafweging dient plaats te vinden tussen de inbreuk op het recht van privacy enerzijds en het belang dat door de inbreuk wordt gediend anderzijds. Ook het subsidiariteitsbeginsel speelt een rol bij de vraag of de inbreuk gestoeld is op een pressing social need. Naar mijn mening voldoet de afschaffing van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging aan een pressing social need, aangezien de tbs-gestelde 115 Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p. 5, 6. 39

45 zich ten tijde van de voorwaardelijke beëindiging buiten de tbs-kliniek bevindt en hij in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt, in plaats van dat hij van zijn vrijheid wordt ontnomen. Voorgaande impliceert dat er toepassing is gegeven aan een minder ingrijpend middel om het doel (het verminderen van de recidive en het belang van de veiligheid van de samenleving) te bereiken, zodat tegemoet wordt gekomen aan het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Bovendien dient de mogelijkheid van levenslang toezicht ook nog noodzakelijk te zijn. Zoals eerder gezegd, moet de toetsing aan de noodzakelijkheidseis niet al te strikt worden opgevat, nu uit vaste jurisprudentie blijkt dat het begrip noodzakelijk enerzijds een rekbaar begrip betreft, maar anderzijds ook niet dermate rekbaar is dat al vrij snel aan de noodzakelijkheidseis zou zijn voldaan. 116 Op basis van het vorenstaande is de voorgestelde wetswijziging van het levenslang toezicht naar mijn mening verenigbaar met het recht op eerbiediging van privé familie- en gezinsleven van artikel 8 EVRM, nu levenslang toezicht bij de wet voorzien is, noodzakelijk is in een democratische samenleving en daarnaast in het belang is van de openbare veiligheid, het voorkomen van strafbare feiten en voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. 116 EHRM 7 december 1976, Appl. no. 5493/72 (Handyside). 40

46 5. Het resocialisatiebeginsel van artikel 2 lid 1 BVT 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat het resocialisatiebeginsel centraal. Binnen de tbs speelt het resocialisatiebeginsel een belangrijke rol. Het beginsel behoort immers tot één van de principes bij de tenuitvoerlegging van de tbs. 117 Voordat wordt overgegaan tot bespreking van het beginsel van resocialisatie dient eerst de vraag gesteld te worden tot wie het resocialisatiebeginsel zich richt en of het beginsel van resocialisatie van toepassing is op de in het wetsvoorstel beoogde wetswijzigingen, zodat eraan getoetst kan worden. Uit art. 2 lid 1 Bvt blijkt eerst dat het beginsel van resocialisatie alleen geldt ten aanzien van tbs-gestelden 118, die in een inrichting verblijven. Desalniettemin is het beginsel van resocialisatie ook van toepassing op tbs-gestelden die zich op basis van de titel tbs buiten de inrichting bevinden, nu de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel erop gericht moet zijn dat de tbs-gestelden worden voorbereid op een terugkeer in de samenleving. Hier draagt een op resocialisatie gerichte behandeling aan bij. Bovendien wordt door de praktische mogelijkheid van resocialisatie getoetst of een dergelijke behandeling het gewenste resultaat oplevert, of het recidivegevaar daadwerkelijk is verminderd. Resocialisatie begint dus niet pas op het moment dat er wordt overgegaan tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, maar de resocialisatie van de tbs-gestelde vangt reeds in de inrichting aan en daarom dient het als onderdeel van de behandeling te worden geaccepteerd. 119 Voorgaande maakt dat schrapping van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging zich leent voor toetsing aan het beginsel van resocialisatie. Daar waar de eerste wetswijziging voor toetsing in aanmerking komt aan het beginsel van resocialisatie, is dat ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel (derde wetswijziging) niet het geval. In paragraaf is namelijk geconcludeerd dat er bij oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel geen sprake is van vrijheidsontneming in de zin van artikel 5 EVRM, maar van vrijheidsbeperking. Nu de derde wetswijziging ziet op een vrijheidsbeperkende maatregel (en dus niet: vrijheidsbenemende maatregel), komt toetsing van deze maatregel aan het beginsel van resocialisatie daar niet voor in aanmerking. Voordat de eerste wetswijziging zal worden getoetst aan het beginsel van resocialisatie, wordt er eerst een korte weergave gegeven van de achtergrond van het begrip resocialisatie en 117 Kelk 2008, blz Een ter beschikking gestelde is volgens artikel 1 sub i Bvt: een ter beschikking gestelde ten aanzien van wie een bevel tot verpleging van overheidswege als bedoeld in artikel 37b of 38c van het Wetboek van Strafrecht is gegeven. 119 Mevis 2011, p

47 vervolgens de invulling die daaraan is toegekend. Daaropvolgend wordt de betekenis en de interpretatie van de invulling van het resocialisatiebeginsel in het licht van het huidige tbssysteem bezien. 5.2 Ontstaan en interpretatie van het resocialisatiebeginsel Onder invloed van de Tweede Wereldoorlog heeft er een kentering plaatsgevonden in het denken over het gevangeniswezen en de mensen die daaraan werden onderworpen. Het oude cellulaire stelsel vond geen verdediging meer in de maatschappelijke en politieke discussies. De verbetering van het gevangenissysteem en de humanisering van het strafrecht in het algemeen werden steeds meer onder de aandacht gebracht. Veel Nederlanders, waaronder juristen en bijzondere ervaringsdeskundigen, hadden immers als politiek gevangene zelf kennis gemaakt met de binnenkant van de gevangenis. Gaandeweg werd duidelijk dat de gevangene niet als losstaand individu moet worden gezien, maar als medemens die voortdurend uitwisselende contacten met anderen nodig heeft. Gedurende hun verblijf werd er gestreefd naar de omvorming tot betere mensen, hetgeen werd aangeduid met resocialisatie. 120 Uit de wetsgeschiedenis blijkt hoe een voorbereiding van de terugkeer van gedetineerden in de samenleving op verschillende wijze gestalte dient te krijgen: Vooreerst is het doel der gemeenschap in de gestichten om de gedetineerden tijdens hun straftijd te doen voelen dat zij als individu tot de maatschappij blijven behoren. Om dit gevoel van niet-geïsoleerd staan te bevorderen, dient het contact met het maatschappelijk leven voor zover mogelijk te worden gehandhaafd, o.a. doordat het lezen van kranten en tijdschriften wordt toegestaan. Vervolgens dient ook de bepaling van artikel 38, volgens welke de arbeid zoveel mogelijk dienstbaar wordt gemaakt aan het onderhouden, vergroten of aanleren van vakbekwaamheid tot voorbereiding van de terugkeer der gedetineerden in de maatschappij. 121 Volgens het standpunt van de wetgever wordt het bevorderen van het gevoel van nietgeïsoleerd staan in de maatschappij als doelstelling van resocialisatie verstaan. Een andere doelstelling van resocialisatie betreft het vergroten of aanleren van vakbekwaamheid. De hiervoor genoemde doelstellingen staan allemaal in het teken van de voorbereiding van de gevangenen op een terugkeer in de samenleving. 122 De bedoeling is dat zij uiteindelijk als volwaardige burgers in de samenleving participeren. Gedetineerden worden daarom 120 Muller & Vegter 2009, p. 37, Kamerstukken II 1948/49, 1189, nr.3, p Kooijmans 2002, p

48 gestimuleerd onderwijs te volgen en deel te nemen aan het arbeidsproces, zodat (verdere) scholing plaats kan vinden. Deze zgn. resocialisatiegedachte deed officieel haar intrede in de Beginselenwet Gevangeniswezen van 1953 (BGW). In artikel 26 BGW werd de resocialisatieopdracht voor het eerst expliciet geformuleerd. 123 Het uitgangspunt van deze resocialisatiegedachte is gehandhaafd en vervolgens in art. 2 lid 2 Pbw opgenomen. Aan de inhoud van het resocialisatiebeginsel is echter een andere betekenis toegekend dan bij de totstandkoming van de BGW. Zo zijn de bewoordingen mede dienstbaar vervangen door zo veel mogelijk dienstbaar. Deze wijziging impliceert een beperktere betekenis in die zin dat er op de Staat slechts een inspanningsverplichting rust om een maximaal rendement met betrekking tot de resocialisatie te bewerkstelligen. Hieraan ten grondslag ligt dat het resocialisatie-ideaal vanaf de jaren 60 in een neerwaartse spiraal terecht kwam. Dat de meerderheid van de gevangenen nauwelijks is te resocialiseren, werd steeds meer hoorbaar. Daarnaast dienden gedetineerden in een sober standaardregime te vertoeven, met de nadruk op arbeid en uiteraard wettelijk gegarandeerde activiteiten als luchten, bezoek, recreatie en sport. Voor gedetineerden met een meer gunstig vooruitzicht wilden men zich nog wel extra inspannen voor succesvolle integratie in de samenleving. De voorbereiding op een terugkeer in de samenleving van gedetineerden betekent, gelet op de voorzieningen en middelen, die in de Pbw zijn opgenomen feitelijk niet meer dan een humane, menswaardige bejegening met daarbij de eerbiediging van de materiële rechten van gedetineerden en de zorgplichten vanuit de inrichting. Voor de kortgestraften in een sober regime heeft resocialisatie niet of nauwelijks betekenis. 125 De ontwikkeling van het resocialisatiebeginsel kenmerkt zich als een golvende beweging, waarbij resocialisatieoptimisme en de neergang van het resocialisatie-ideaal elkaar afwisselden. Aan de hand van een citaat van Moerings kan de ontwikkeling van het resocialisatiebeginsel op treffende wijze worden weergegeven: van resocialisatie voor iedereen in de jaren zestig en zeventig, via resocialisatie als keuze in de jaren tachtig, tot resocialisatie als gunst in het huidige tijdsbestel, met als primaire doel de beveiliging van de samenleving Artikel 26 BGW: met handhaving van het karakter van de straf of de maatregel wordt hun tenuitvoerlegging mede dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding van de terugkeer der gedetineerden in het maatschappelijk leven. 124 Te denken valt aan het contact met de buitenwereld en verzorging, arbeid en andere activiteiten. Zie artikel 36 e.v. Pbw. 125 Muller & Vegter 2009, p. 38, Moerings 2003, p

49 De oorspronkelijke doelstelling van resocialisatie betrof het bevorderen van het gevoel van niet-geïsoleerd zijn in de maatschappij. De tenuitvoerlegging van de sanctie stond mede in dienst van de voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij. Binnen het gevangeniswezen is dan ook voortdurend gestreefd naar een menswaardige bejegening, waarbij de gevangenisstraf zo humaan mogelijk ten uitvoer wordt gelegd. Tegenwoordig is resocialisatie meer gericht op de beveiliging van de maatschappij waarbij het belang van de veroordeelde ondergeschikt is aan het belang van de maatschappij. In het verlengde hiervan, wordt in de volgende paragraaf de betekenis van het resocialisatiebeginsel als ook de wijze waarop hieraan invulling wordt gegeven binnen de tbs, nader onderzocht. Het is dan ook van belang na te gaan in hoeverre de doelstelling van het resocialisatiebeginsel binnen de tbs daadwerkelijk wordt nageleefd. 5.3 Het resocialisatiebeginsel binnen de TBS De Bvt is op 1 oktober 1997 in werking getreden. Evenals de Pbw borduurt de wettelijke regeling van de Bvt ook voort op de BGW. Ook hangt de Bvt, waar het gaat om de structuur en de wijze van redigeren, samen met de Pbw. 127 Dat het resocialisatiebeginsel binnen de tbs grotendeels is vormgegeven door de (voormalige) resocialisatiegedachte, roept de vraag op of resocialisatie binnen de tbs zodanig wordt gerealiseerd dat de bijbehorende doelstellingen worden bereikt. Daarom worden de doelstellingen van het resocialisatiebeginsel als ook de invulling daarvan behandeld. Het resocialisatiebeginsel vindt zijn grondslag in art. 2 lid 1 Bvt: De tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel in een inrichting voor verpleging van terbeschikkinggestelden wordt zoveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan de behandeling van de veroordeelde en de voorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij, met inachtneming van het karakter van die vrijheidsbenemende straf of maatregel. Naast de naamsverandering van tbr naar tbs in 1988, is de maatregel van een puur beveiligingsmiddel vooral verworden tot een strafrechtelijke behandelingsmogelijkheid. Onder meer rechters en gedragsdeskundigen waren van mening dat justitiabelen niet op eigen kracht recidive van delicten die zij hebben gepleegd, zouden kunnen voorkomen. In de jaren negentig van de vorige eeuw ontstond steeds meer vertrouwen in behandeling van de psychische stoornis van de veroordeelde, hetgeen zou moeten leiden tot vermindering van het 127 Cleiren & Verpalen 2012, p

50 recidivegevaar en vervolgens een veilige terugkeer in de samenleving mogelijk maakt. 128 Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de Minister van Justitie verplicht wordt erop toe te zien dat de tbs-gestelde de nodige behandeling krijgt. De wetgever dient daarbij zowel het beveiligingsaspect als het behandelingsaspect in ogenschouw te nemen. Tussen beide aspecten behoort evenredigheid te bestaan. Bescherming van de maatschappij en behandeling van de (zieke) dader kunnen niet los van elkaar worden gezien, de behandeling moet immers leiden tot het verminderen van het delictgevaar. 129 Hierbij kan de vraag worden opgeworpen of in het huidige tbs-systeem nog steeds sprake is van een evenwicht tussen enerzijds behandeling en anderzijds beveiliging. Beantwoording van deze vraag is noodzakelijk, aangezien de mate van behandeling of beveiliging bepalend is voor de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het resocialisatiebeginsel binnen de tbs. Tegenwoordig lijkt het erop dat de tbs steeds meer als beveiligingsmaatregel fungeert. Daarna volgt de behandelings- en resocialiseringsgedachte. Behandeling en resocialisatie als middelen om deze maatschappijbeveiliging te bewerkstelligen, worden zodoende naar de achtergrond verdrongen. Door het beveiligingsaspect van de tbs wordt de behandelings- en resocialiseringsgedachte begrensd. 130 Met andere woorden beperkt het beveiligingsaspect de behandelingsmogelijkheden en dus ook de mogelijkheden tot resocialisatie. Dat de afgelopen jaren meer de nadruk op het beveiligingsaspect is komen te liggen, heeft te maken gehad met het aantal opgelegde tbs-maatregelen die alsmaar toenam als ook de capaciteitsproblemen binnen de tbs-klinieken. Verder kenden de klinieken lange wachtlijsten waardoor het aantal tbs-passanten schrikbarend toenam. Intussen werden de reclasseringsorganisaties getroffen door bezuinigingen, met als gevolg dat hun sociaalpsychiatrische werkopvatting werd verlaten. Begrippen als doelmatigheid en doeltreffendheid namen de overhand. Dit heeft ten gevolge gehad dat het resultaat van diverse bezigheden Goldstein-trainingen, groepsinterventies, gedragstrainingen op korte termijn gemakkelijker waren te objectiveren, maar het effect op de langere duur voor een zeker re-integratieproces niet kon worden vastgesteld. Al deze maatregelen zijn in het leven geroepen om gehoor te geven aan de roep om beveiliging van de maatschappij. Men was dan ook voorstander van langduriger straffen, het niet aangaan of feitelijk bemoeilijken van de verlofmogelijkheden in het algemeen en het invoeren van bijvoorbeeld elektronisch toezicht Oei 2005, p. 23, Kamerstukken II 1993/94, , nr. 3, p Muller & Vegter 2009, p Oei 2005, p. 24,

51 Indien een tbs-gestelde niet wordt geresocialiseerd, schiet de tbs-maatregel naar mijn mening haar resocialisatiedoel voorbij. Immers, de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel is erop gericht dat de tbs-gestelde wordt voorbereid op een terugkeer in de samenleving, door hem te behandelen. Dit betekent dat resocialisatie in de inrichting aanvangt (en dus niet wanneer de voorwaardelijke beëindiging ingaat) en zodoende als onderdeel van de behandeling moet worden geaccepteerd. 132 Aan de hand van een op resocialisatie gerichte behandeling wordt getoetst of het recidivegevaar zodanig verminderd is dat een geleidelijke terugkeer in de maatschappij mogelijk is. Door het verlenen van verlof oftewel door de praktische mogelijkheid van resocialisatie van de tbs-gestelde, kan worden nagegaan of de behandeling het gewenste resultaat heeft opgeleverd (lees: hoe groot de kans op recidive is). Resocialisatie neemt zodoende binnen de tbs een belangrijke plaats in. 133 Door een te eenzijdige focus op veiligheid ontstaat het gevaar dat resocialisatie van tbs-gestelden stagneert. Behandeling van de psychisch gestoorde komt in het gedrang als ook het belang van de patiënt raakt hierdoor uit beeld. Ondanks dat een ingesloten tbs-gestelde in feite geen recidive meer zal kunnen plegen en dus de maatschappij is beveiligd, wordt een langdurig intramuraal verblijf in een tbs-kliniek contraproductief en onaanvaardbaar geacht. Immers, de fundamenten van de maatregel worden hierdoor wezenlijk aangetast. 134 Desalniettemin, indien een patiënt na intensieve behandelingen blijvend recidivegevaarlijk en onbehandelbaar is, rechtvaardigt het beveiligingsaspect van de tbs dat een tbs-gestelde op de longstay terechtkomt. In dit kader is het wel van belang dat de inrichting zich heeft ingespannen om de behandeling van de tbsgestelde, gericht op vermindering van de delictgevaarlijkheid, te doen laten slagen. De tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel wordt zodoende zoveel als mogelijk dienstbaar gemaakt aan een terugkeer in de maatschappij. 135 Inmiddels is duidelijk geworden dat bij de invulling van de tbs de nadruk meer ligt op de wettelijke beveiligingsopdracht dan de wettelijke opdracht tot resocialisatie. Zoals we gezien hebben, fungeert de tbs primair als beveiligingsmaatregel. Het beveiligingsaspect kan zelfs zo allesoverheersend worden in geval van bijvoorbeeld een chronisch delictgevaarlijke tbsgestelde - dat er aan de behandelingsmogelijkheden beperkingen worden gesteld. Echter, doordat er nog veelvuldig op resocialisatie gerichte behandelingen plaatsvinden en ook toepassing wordt gegeven aan de verloven, wordt er voldaan aan de wettelijke vereisten van het resocialisatiebeginsel. Nu de betekenis en de invulling van het resocialisatiebeginsel binnen de tbs de revue gepasseerd zijn, wordt in de volgende paragraaf onderzocht in 132 Mevis 2011, p. 7. Zie meer hierover paragraaf Oei 2005, p Verwaaijen 2011, p. 41, Artikel 2 lid 1 Bvt. 46

52 hoeverre het resocialisatiebeginsel zich verhoudt tot de in het wetsvoorstel beoogde wetswijzigingen. 5.4 Resocialisatiebeginsel en de schrapping maximumduur voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging De wetswijziging van het afschaffen van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging richt zich tot tbs ers die zich buiten de muren (lees: extramuraal verblijf) van de tbs-kliniek bevinden, maar die wel een strafrechtelijke titel hebben. Om te voorkomen dat recidive plaatsvindt gedurende de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging dienen volgens de staatssecretaris de toezichttermijnen op ex-tbs ers verlengd te worden. Hierdoor kan de resocialisatie langer worden gemonitord waardoor de samenleving optimaal beveiligd wordt en er bij dreigende recidive direct kan worden ingegrepen. 136 Voornoemde wetswijziging in het wetsvoorstel beoogt het traject van resocialisatie op te rekken, te verlengen. Tijdens de periode van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging wordt betrokkene al geresocialiseerd en - indien afschaffing van de 9-jaars termijn van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging daadwerkelijk plaatsvindt - zal het resocialisatietraject worden voortgezet. Het betreft dan wel een resocialisatie met de nadruk op toezicht waarbij betrokkene zich vrij zelfstandig (meer dan verlof) in de samenleving beweegt en hij meer vrijheid geniet dan intramuraal. Doel van het resocialisatiebeginsel is dat binnen begonnen moet worden als voorbereiding op de terugkeer en de re-integratie, en buiten wordt voorgezet. 137 Nu ben ik van mening dat de toezichttermijnen met betrekking tot de resocialisatie niet oneindig moeten kunnen voortduren, maar dat de resocialisatie beter benut moet worden. Binnen de periode van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging wordt de veroordeelde geresocialiseerd, zij het onder allerlei verbods- en gebodsvoorwaarden, zoals een locatieverbod en verplichte ambulante of klinische behandeling in de geestelijke gezondheidszorg. In de tussentijd kan, indien dit op basis van risico-inschatting van gevaar voor recidive van een ernstig misdrijf verantwoord wordt gevonden, hem verlof verleend worden Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p Moerings 2011, p Moerings 2011, p

53 In dit kader is het van belang te beseffen dat de procedure rondom verlofverlening binnen de tbs de afgelopen jaren ingrijpend gewijzigd is en de eisen en de veiligheidswaarborgen voor verlof zijn opgeschroefd. Resocialisatie kan worden opgevat als een traject waarbij betrokkene na afloop weer als een volwaardig burger beschouwd wordt en hij er weer helemaal bij hoort. Ook de wetswijziging dat afschaffing van artikel 38j lid 2 WvSr impliceert, is een verlengd traject van resocialisatie waarbij de betrokkene meer vrijheden geniet dan intramuraal. Hierbij kan de vraag worden gesteld wat daar dan zo bezwaarlijk aan is, nu het enkel een resocialisatietraject betreft dat enigszins wordt opgerekt. Allereerst is het van belang erop te wijzen tot wie zich het resocialisatiebeginsel richt. Zoals in de inleiding al gezegd is, richt het beginsel van resocialisatie zich niet alleen tot gedetineerden welke zich binnen detentie bevinden, maar ook tot tbs ers die zich buiten de muren van de tbs-kliniek bevinden op grond van een strafrechtelijke titel. In dit geval betreft de strafrechtelijke titel de tbs. De periode van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging kan worden gekenmerkt als een resocialisatietraject waarna betrokkene volgens de wetgever uiteindelijk als een volwaardig burger een volwaardige plaats in de maatschappij dient te kunnen innemen. Het resocialisatiebeginsel geldt dan ook voor de gehele periode van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De wetswijziging beoogt dit resocialisatietraject te verlengen door het toezicht te laten voortduren, teneinde de risico s voor de samenleving te minimaliseren. Een levenslange mogelijkheid tot verlengen van het toezicht houdt in dat de veroordeelde nooit weet waar hij aan toe is. Bovendien brengt een dergelijke wijziging met zich mee dat wanneer je je na twaalf jaar niet aan (een van de) voorwaarden houdt, de dwangverpleging hervat wordt en je opnieuw de tbs-kliniek in kunt gaan. Zo n bedreiging kan levenslang boven het hoofd van een veroordeelde hangen. 139 Naar mijn mening komt hier het beginsel van proportionaliteit in het gedrang, nu de mogelijkheid - zelfs jaren later - van hervatting van de dwangverpleging niet in verhouding staat tot het overtreden van één of meer voorwaarden, gesteld bij de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging. Opvallend is dat een andere invulling wordt gegeven aan voornoemd beginsel. Met andere woorden komt de wetswijziging niet overeen met de bedoeling van de wetgever met betrekking tot het beginsel van resocialisatie. 139 Moerings 2011, p

54 In het wetsvoorstel wordt resocialisatie als een zgn. beveiligingsinstrument toegepast dat indien noodzakelijk levenslang kan voortduren. Gesteld kan worden dat de nadruk niet meer ligt op het resocialiseren van de betrokkene als zodanig, maar op het toezicht van betrokkene tijdens zijn resocialisatietraject. Dit alles om de veiligheid in de maatschappij te vergroten. Dit onderscheid in de wijze van invulling van het beginsel van resocialisatie heeft alles te maken met de eenzijdige focus op de veiligheid, waardoor de resocialisatie van de tbs-gestelde stagneert en daarmee het resocialisatiedoel van de tbs haar doel verliest. Tot slot is onderhavige wetswijziging naar mijn mening ingegeven vanuit de beeldvorming via de media en de gevoelens van onveiligheid die in de samenleving leven. Uit het wetsvoorstel blijkt dat de staatssecretaris de termijnen van toezicht wil verlengen in het belang van de veiligheid. Het vergroten van de veiligheid in de maatschappij is voor de regering dan ook topprioriteit. Door de veiligheid op de korte termijn te laten prevaleren, nemen de risico s in de samenleving op de langere termijn juist toe. Ook neemt de kans op resocialisatie hierdoor af. Want zowel de samenleving als de patiënt zijn gediend met veiligheid op de langere termijn door behandeling en geleidelijke resocialisatie. Verlofverlening vormt hierbij een cruciaal onderdeel. Het belang van de maatschappelijke veiligheid wordt het best gediend met een effectieve behandeling van de ziekte of stoornis, gevolgd door een goed voorbereide en begeleide terugkeer in de samenleving. Dit is de beveiliging op de langere termijn en de meest duurzame beveiliging. Bovendien is het in overeenstemming met het resocialisatiebeginsel van artikel 2 Bvt. 140 Kijkend naar de eerste wetswijziging in het wetsvoorstel, wordt bij mij de indruk gewekt dat het belang van de patiënt steeds meer naar de achtergrond verdwijnt en het belang van de maatschappij, het slachtoffer steeds meer naar de voorgrond treedt. De verhouding tussen de in artikel 2 Bvt genoemde opdrachten de wettelijke opdracht tot resocialisatie en de beveiligingsopdracht lijkt dan ook scheef te zijn gegroeid. Met andere woorden verdwijnt het resocialisatiebeginsel naar de achtergrond en het beveiligingsaspect treedt daarvoor in de plaats. 140 Verwaaijen 2011, p

55 6. Beginsel van minimale beperkingen 6.1 Inleiding Naast het beginsel van resocialisatie neemt het beginsel van minimale beperkingen binnen tbs een prominente plaats in. Daarom wordt in dit hoofdstuk het beginsel van minimale beperkingen centraal gesteld. Allereerst is daarbij van belang te weten tot wie het beginsel van minimale beperkingen zich richt, op wie het van toepassing is. Dit heeft er immers alles mee te maken of het beginsel van minimale beperkingen dient te fungeren als toetsingskader ten aanzien van de in het wetsvoorstel beoogde wetswijzigingen, dan wel één van beide wetswijzigingen. Kijkend naar de eerste wetswijziging, de afschaffing van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, dient geconstateerd te worden dat artikel 2 lid 2 Bvt waarin het beginsel van minimale beperkingen is neergelegd, van toepassing is. Immers, hoewel de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende maatregel (lees: maatregel tbs) in een inrichting aanvangt, loopt de titel van de vrijheidsbeneming buiten de inrichting door, op basis van de strafrechtelijke titel van de tbs. Concreet betekent dit dat ook ten tijde van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging de titel van de vrijheidsbeneming tbs blijft. Zo komt de eerste wetswijziging in aanmerking voor toetsing aan het beginsel van minimale beperkingen. Al hetgeen in het vorige hoofdstuk gezegd is ten aanzien van de toetsing van de vrijheidsbeperkende maatregel aan het beginsel van resocialisatie, geldt onverkort voor toetsing aan het beginsel van minimale beperkingen. 141 Kort gezegd, komt het erop neer dat de vrijheidsbeperkende maatregel niet in aanmerking komt voor toetsing aan het beginsel van minimale beperkingen. Met deze constatering kan hier worden volstaan. Ook van belang is na te gaan wat de reikwijdte van het beginsel van minimale beperkingen is. Tot slot wordt de mogelijkheid van levenslang toezicht - door afschaffing van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging - getoetst aan voornoemd beginsel. 6.2 Reikwijdte beginsel van minimale beperkingen Zoals gezegd, in art. 2 lid 2 Bvt is het beginsel van minimale beperkingen gecodificeerd. Het beginsel impliceert dat (grond)rechten niet aan verdere beperkingen onderworpen mogen worden dan strikt noodzakelijk is voor het doel van de beperking. 142 Aan beperkingen van of 141 Zie paragraaf Artikel 2 lid 2 Bvt: Personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden plaatsvindt, worden aan geen andere beperkingen onderworpen dan die welke voor het doel van de vrijheidsbeneming of in het belang van de 50

56 inbreuken op (grond)rechten dienen grenzen te worden gesteld. Het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel dienen in het kader van het beginsel van minimale beperkingen voortdurend in ogenschouw te worden genomen. Alleen die beperkingen zijn toegestaan die volstrekt noodzakelijk zijn voor realisatie van het doel van de vrijheidsbeperking, inclusief de handhaving van de orde of de veiligheid. 143 Het middel dient in redelijke verhouding te staan tot het na te streven doel. Een beperking mag zodoende niet zwaarder zijn dan het doel dat bereikt moet worden. Indien het doel door een minder zwaarwegend middel bereikt kan worden, moet daar toepassing aan worden gegeven. 6.3 Het beginsel van minimale beperkingen en de schrapping maximumduur voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging Naar huidige regelgeving wordt de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging na negen (9) jaren definitief beëindigd. De staatssecretaris is voornemens om deze maximumduur af te schaffen, zodat levenslang toezicht tot de mogelijkheden behoort, de veiligheid van de samenleving wordt gewaarborgd en de recidive zoveel mogelijk voorkomen wordt. Verder stelt hij zich op het standpunt dat door de periodieke toetsing de duur van de voorwaardelijke beëindiging niet langer behoeft te duren dan noodzakelijk en er daarom ook geen wettelijke termijn in de wet behoeft te worden opgenomen. Op basis van het vorenstaande kan de vraag worden gesteld of het noodzakelijk is dat de 9-jaars termijn wordt afgeschaft. Een meer prangende vraag is of levenslang toezicht verenigbaar is met het beginsel van minimale beperkingen. Hierbij dient te worden gekeken naar de wijze waarop de tbs-maatregel ten uitvoer wordt gelegd, of er geen zwaardere beperkingen toegepast worden dan die voor het doel van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. De maatregel reageert op een ongewenste situatie die, althans tenminste gedeeltelijk, ziet op de toekomst, nu er sprake is van een actuele, voortdurende situatie. Een maatregel mag disproportioneel zijn. De maatregel als instrument van overheidsoptreden kan immers niet gerelateerd zijn aan de ernst van een mogelijk begaan strafbaar feit. Het vereiste van evenredigheid moet veeleer worden betrokken op de verhouding tussen de ingrijpendheid van de maatregel enerzijds - de wijze van tenuitvoerlegging daarbij in ogenschouw nemend en het na te streven doel anderzijds, de bescherming van de maatschappij. Op basis van het evenredigheidsbeginsel mogen de uit de maatregel voor betrokkene voortvloeiende lasten niet disproportioneel zwaar zijn in vergelijking met het effect daarvan op de met de maatregel te dienen belangen. Het handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden noodzakelijk zijn. 143 Hofstee 2003, p

57 evenredigheidsbeginsel kan nog wat nader worden geconcretiseerd. In de eerste plaats dient de ongewenste situatie daadwerkelijk tot een einde te komen. Indien dat niet het geval is, of ontoereikend om de situatie te beëindigen, zou dat onnodig inbreuk maken op de rechten en vrijheden van de betrokkene. In de tweede plaats mag de maatregel niet langer duren of dieper ingrijpen dan strikt noodzakelijk is om de ongewenste situatie tot een einde te brengen. Tot slot dient te minst ingrijpende maatregel te worden gekozen om de ongewenste situatie op te heffen. Hieruit vloeit voort dat de inbreuk op de rechten en vrijheden van de betrokkene uit hoofde van het algemeen belang - in concreto moet opwegen tegen het nadeel van betrokkene (lees: individueel belang). 144 Zoals gezegd, vervullen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit bij de vraag of levenslang toezicht zich verhoudt tot het beginsel van minimale beperkingen een belangrijke rol. Veroordeelden mogen aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die voor het doel noodzakelijk zijn, zo bepaalt artikel 2 lid 2 Bvt. Nu eerder bepaald is dat het beginsel van minimale beperkingen ook geldt ten aanzien van tbs-gestelden van wie de dwangverpleging voorwaardelijk is beëindigd, betekent dit dat de tbs-gestelden gedurende hun verblijf buiten de inrichting ook aan geen andere beperkingen onderworpen mogen worden dan die strikt noodzakelijk zijn voor het na te streven doel, namelijk het verminderen van recidive en het voorkomen van nieuwe slachtoffers. Het oneindig kunnen verlengen van de toezichttermijnen zou een onnodige inbreuk op de rechten en vrijheden van de betrokkene kunnen betekenen. Om dan maar te zwijgen over de mogelijkheid van hervatting van de dwangverpleging die ontstaat door afschaffing van de 9- jaars termijn. Een ingrijpend middel als deze is dan ook onevenredig aan het na te streven doel. Tevens dienen veiligheidsmaatregelen een einde te nemen op het moment dat de mate van gevaar tot maatschappelijk aanvaardbare proporties is gereduceerd. 145 Gesteld zou kunnen worden dat de maatregel van levenslang toezicht bij voorbaat niet voldoet aan het beginsel van minimale beperkingen, nu het toezicht telkens kan worden verlengd, zelfs tot in het oneindige met als gevolg dat de beperkingen niet strikt noodzakelijk zijn. Op basis van vorenstaande ben ik de mening toegedaan dat de wetswijziging ter zake levenslang toezicht niet in overeenstemming is met het beginsel van minimale beperkingen. 144 Kooijmans 2002, p Kooijmans 2002, p

58 Desalniettemin staat de eerste wetswijziging meer in verhouding tot het beginsel van minimale beperkingen dan aanvankelijk wordt verondersteld. Het aanbrengen van enige nuance is dan ook op zijn plaats. Indien de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging geschrapt wordt, kan de rechter de voorwaardelijke beëindiging steeds jaarlijks of tweejaarlijks verlengen, zonder dat de voorwaardelijke beëindiging na negen jaar eindigt. Deze periodieke toetsing zorgt ervoor dat de voorwaardelijke beëindiging niet langer voortduurt dan strikt noodzakelijk is. Eveneens blijkt uit het wetsvoorstel dat de rechter de zwaarte van het toezicht (lees: beperkingen) na verloop van tijd kan afnemen. 146 Al hetgeen hiervoor vermeld is omtrent de mogelijkheid van voortdurende verlenging, roept de vraag op of dit noodzakelijk is. Dit impliceert een zekere belangenafweging: enerzijds heeft de Staat de verplichting om de veiligheid van burgers te garanderen en anderzijds dient hij de rechtspositie van verdachten en veroordeelden te waarborgen. Een afweging van deze belangen brengt voortdurend een zekere spanning met zich mee. Het is enkel op zijn plaats wanneer minder vergaande middelen tekortschieten. 147 Naar mijn mening staat de afschaffing van de maximumduur niet in redelijke verhouding tot de beoogde doelen, ondanks de periodieke verlenging en de tbs-gestelde gedurende de periode van de voorwaardelijke beëindiging meer bewegingsvrijheid geniet dan in de inrichting. Allereerst zij erop gewezen dat de effecten van de verhoging van de toezichttermijn ten aanzien van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging na negen jaar amper in kaart kunnen worden gebracht, nu deze wetswijziging 148 nog vrij recent is. Niet is gebleken dat de afschaffing van de 9-jaars termijn niet afdoende is en dat de (thans bestaande) middelen tekortschieten. Bovendien is de mogelijkheid van levenslang toezicht disproportioneel zwaar in vergelijking met het effect daarvan op de met de levenslang toezicht te dienen belangen. Stel dat de afschaffing van de maximumduur zou bijdragen aan de beoogde doeleinden (te weten: het voorkomen van recidive en het voorkomen van nieuwe slachtoffers) dan nog dient eerst naar minder kwalijke middelen te worden gezocht, aangezien de zeer ingrijpende wetswijziging van de afschaffing van de 9-jaars termijn inbreuk maakt op het welzijn van de dader en zijn directe omgeving. Immers, het kan en mag nooit zo zijn dat er meer schade wordt toegebracht dan de daadwerkelijk door misdaad veroorzaakte schade. Zeker niet 146 Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking, consultatieversie maart 2012, p Groenhuijsen, Kooijmans & Ouwerkerk 2013, p Stb. 2007, 465. De op 1 januari 2008 in werking getreden wet zag echter nog wel op een voorgenomen verhoging van zes jaar. 53

59 wanneer hetzelfde doel bereikt kan worden met een minder zwaarwegend middel. 149 Levenslang toezicht lijkt vanwege haar ingrijpende karakter grotere schade aan te richten dan het na te streven doel. Bovendien kan levenslang toezicht ook van toepassing worden verklaard op de relatief lichte vergrijpen. Volgens Jacques Claessen wordt het strafrecht steeds meer opgerekt en verwordt het zodoende tot een primum remedium in de strijd vóór veiligheid. Daarbij komend blijkt het echter geen geschikt middel om ultieme veiligheid te creëren. Naar mijn mening heeft Claessen volledig gelijk, alleen al wanneer er wordt gekeken naar de eerste wetswijziging die het mogelijk maakt dat een tbs-gestelde voor onbeperkte duur onder toezicht kan worden gesteld. Strafrecht blijkt echter geen geschikt middel te zijn om de ultieme veiligheid te scheppen, die de staatssecretaris voor ogen heeft, aangezien er slechts in zekere mate afwezigheid van chaos bewerkstelligd kan worden. Volgens Claessen ligt hieraan ten grondslag dat er in de strijd vóór veiligheid steeds meer risicovolle gedragingen binnen de werkingssfeer van het strafrecht worden gebracht, met alle gevolgen van dien. Zo worden steeds meer de strafprocessuele waarborgen van de verdachte afgezwakt en vindt er een verzwaring plaats van het sanctiearsenaal. Ook wordt er steeds meer een angstcultuur geschapen, waarin burgers zich nog enkel als potentiële slachtoffers ervaren en daders steeds vaker bejegend worden als objecten, risicofactoren en onverbeterlijke vijanden van de samenleving. 150 Vanuit deze gedachtegang lijkt de afschaffing van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging in het leven te zijn geroepen waaruit blijkt dat veiligheid zoveel mogelijk wordt nagestreefd middels het strafrecht, het zgn. veiligheidsstreven. Tot slot kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat middels het wetsvoorstel een zekere claim op het strafrecht wordt gelegd door de verwachting te koesteren dat het strafrecht bescherming tegen criminaliteit biedt. In zeker opzicht vervult het strafrecht een rol bij de beveiliging van onze maatschappij. Maar wordt de maatschappij beter beveiligd en burgers meer beschermd door een harder, strenger en uitgebreider strafrecht, bijvoorbeeld door een tbs-gestelde levenslang onder toezicht te houden? Dat betwijfel ik. 149 Claessen 2011, p. 188, Claessen 2011, p

60 7. Conclusie Teneinde een antwoord te kunnen geven op de centrale vraagstelling van de scriptie, is het Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking grondig bekeken waarbij eerst de noodzaak tot invoering van de in het wetsvoorstel genoemde wetswijzigingen is onderzocht. Gebleken is dat de schrapping van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging in een te vroeg stadium is voorgesteld, nu onlangs in 2008 de maximumduur verhoogd is tot negen (9) jaren. De effecten van deze verlenging met betrekking tot de resocialisatie van betrokkene alsmede het recidiverisico van betrokkene kunnen onvoldoende in kaart worden gebracht, zodat de noodzaak tot oneindige verlenging van de toezichttermijnen niet aanwezig is. Bovendien gaat een rechter pas over tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, indien het recidiverisico een aanvaardbaar niveau heeft bereikt. Zo lijkt het alsof staatssecretaris Teeven uitgaat van een zekere veiligheidsutopie, waarin alle mogelijke recidivegevallen geëlimineerd dienen te worden. Echter, nooit valt alle recidive te elimineren, maar slechts te minimaliseren. Vanuit deze gedachte is eveneens de vrijheidsbeperkende maatregel uit het wetsvoorstel voorgesteld. Op geen enkele wijze wordt in het wetsvoorstel zichtbaar welk effect introductie van de toezichtsmaatregel teweeg zou brengen, in het bijzonder niet ten aanzien van de in het wetsvoorstel beoogde doelen. De maatregel is bovendien niet noodzakelijk, nu aansluiting kan worden gezocht bij de reeds bestaande rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v WvSr. Het gaat hierbij namelijk om dezelfde beperkingen, zodat de rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel met diverse andersoortige beperkingen zou kunnen worden aangevuld. Overigens kan de rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel - evenals bij de voorgestelde wetswijziging - bij rechterlijke uitspraak opgelegd worden. Om een antwoord te kunnen geven op de vraag hoe het wetsvoorstel zich verhoudt tot de artikelen 5, 7 en 8 EVRM, zijn de wetswijzigingen uit het wetsvoorstel getoetst aan voornoemde artikelen. In verband met toetsing aan artikel 5 EVRM is onderzocht of er sprake is van vrijheidsontneming of vrijheidsbeperking. Ten aanzien van de eerste wetwijziging, de afschaffing van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging, blijft de titel tbs voortduren op het moment dat de periode van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging aanvangt en de tbs-gestelde op basis van de titel tbs buiten de inrichting verblijft. Bij een eventuele hervatting van de dwangverpleging - de tbs-gestelde wordt weer van zijn vrijheid ontnomen - is de titel tbs alsnog van kracht, zodat dit geen strijdigheid oplevert met artikel 5 EVRM. 55

61 Bij oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel lijkt het recht op vrijheid en veiligheid als bedoeld in artikel 5 EVRM in het gedrang te komen, nu onder specifieke omstandigheden vrijheidsbeperking kan verworden tot een vorm van vrijheidsontneming. Dit nu een opeenstapeling van beperkende voorwaarden bij de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel onder specifieke omstandigheden als vrijheidsontneming in de zin van artikel 5 EVRM kunnen worden aangemerkt. Op basis van vaste jurisprudentie levert de maatregel en de voorwaarden daarbij geen vorm van vrijheidsontneming in de zin van artikel 5 EVRM op. 151 In verband met de toetsing van het wetsvoorstel aan artikel 7 EVRM is onderzocht of de vrijheidsbeperkende maatregel voldoet aan de eis van de voorzienbaarheid (foreseeability). Nu het de betrokkene duidelijk is dat er een vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd, die langdurig dan wel levenslang toezicht met zich mee kan brengen, is daarmee voldaan aan de eis van de voorzienbaarheid. Ook dat het voor betrokkene bekend is dat hij één van de bij de vrijheidsbeperkende maatregel gestelde voorwaarden opgelegd kan krijgen, valt onder de voorzienbaarheid. De latere invulling van een straf of maatregel heeft geen betrekking op de eis van de voorzienbaarheid. Daarom is een precisering van de sancties niet vereist, aangezien het strafmaximum (lees: levenslang toezicht) de betrokkene bekend is. In tegenstelling tot de wetswijziging van de vrijheidsbeperkende maatregel, heeft de afschaffing van artikel 38j lid 2 WvSr betrekking op een bestaande wettelijke regeling. Het feit dat het hier slechts gaat om een wijziging van een al eerder onherroepelijk geworden veroordeling, maakt dat ten aanzien van deze wijziging het overgangsrecht geldt. Op basis van vaste jurisprudentie dient te worden geconcludeerd dat de wetswijziging als de onderhavige niet in strijd is met het in artikel 7 EVRM neergelegde legaliteitsbeginsel, nu deze wetswijziging louter betrekking heeft op een wijziging van het executierecht en er geen sprake is van wijziging van de wet ten aanzien van de strafbaarstelling. 152 Ook is er voldaan aan de eis van toegankelijkheid (accessability), nu de vrijheidsbeperkende maatregel opgenomen zal worden in artikel 38z WvSr en levenslang toezicht mogelijk wordt doordat artikel 38j lid 2 WvSr geschrapt zal worden, zodat de betrokkene kennis kan nemen van deze wetswijzigingen. Gezien het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat de voorgestelde wetswijzigingen niet in strijd zijn met artikel 7 EVRM. 151 EHRM 6 november 1980, Appl. no. 7367/76 (Guzzardi v Italy). 152 HR 12 juli 2011, LJN BP6878 (HR Lex Mitior). 56

62 Verder is gebleken dat de voorgestelde wetswijzigingen in overeenstemming zijn met het recht op eerbieding van privé familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM, nu er voldaan is aan de uitzonderingsgronden van artikel 8 lid 2 EVRM in het belang van de openbare veiligheid, het voorkomen van strafbare feiten en ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Ook zijn de voornoemde gronden voldoende concreet, zijn de wetswijzigingen bij de wet geregeld en daarnaast noodzakelijk in een democratische samenleving. Bij de eis noodzakelijk in een democratische samenleving speelt de proportionaliteitstoets een prominente rol. Hierbij moet een belangenafweging worden gemaakt tussen de inbreuk op het recht van privacy van betrokkene en het belang dat door de inbreuk wordt gediend. Geconcludeerd moet worden dat is voldaan aan de eis van proportionaliteit, nu een (zware) beperking van de bewegingsvrijheid in verhouding staat tot het belang dat door de inbreuk wordt gediend. Bij schrapping van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging blijft de tbs als titel van de vrijheidsbenemende sanctie gelden, ook wanneer de tbs-gestelde geen dwangverpleging meer heeft en hij buiten de tbs-kliniek verblijft. Het toezicht is dan immers gestoeld op de titel van de tbs. Voorgaande betekent dat deze wetswijziging voor toetsing aan het beginsel van resocialisatie als bedoeld in artikel 2 lid 1 Bvt in aanmerking komt. Dat het resocialisatiebeginsel ook van toepassing is op de tbsgestelde die zich buiten de inrichting bevindt, blijkt uit de in artikel 2 lid 1Bvt genoemde doelstelling: de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel dient erop te zijn gericht dat de tbsgestelde wordt voorbereid op een terugkeer in de samenleving, door hem te behandelen. Resocialisatie vangt dus in de inrichting aan - en dus niet op het moment van de voorwaardelijke beëindiging - en daarom (ook) onderdeel van de behandeling dient te zijn. Middels een op resocialisatie gerichte behandeling wordt getoetst of het recidivegevaar dermate verminderd is dat een geleidelijke terugkeer in de maatschappij mogelijk is. Wanneer er gekeken wordt naar de mogelijkheid tot oneindige verlenging van het toezicht, dient te worden geconcludeerd dat aan het resocialisatiebeginsel als bedoeld in art. 2 lid 1 Bvt een andere betekenis c.q. invulling wordt toegekend. Immers, de nadruk ligt niet op het resocialiseren van betrokkene als zodanig, maar er is veeleer sprake van een overaccentuering van (strikt) toezicht op betrokkene binnen het resocialisatietraject. Dit heeft ten gevolge dat het beginsel van resocialisatie naar de achtergrond wordt geschoven, terwijl het beveiligingsaspect daarvoor in de plaats treedt. Hoewel een ingesloten tbs-gestelde feitelijk geen recidive meer zou kunnen plegen en dus de maatschappij is beveiligd, worden hierdoor wel de fundamenten van de maatregel wezenlijk aangetast. Gelet op het 57

63 vorenstaande levert de onderhavige wetswijziging strijd op met het resocialisatiebeginsel als bedoeld in artikel 2 lid 1 Bvt. Evenals bij het beginsel van resocialisatie geldt bij het beginsel van minimale beperkingen als bedoeld in artikel 2 lid 2 Bvt de tbs als titel van de vrijheidsbenemende sanctie. Voorgaande brengt met zich mee dat het beginsel van minimale beperkingen ook in aanmerking dient te worden genomen wanneer er geen sprake (meer) is van dwangverpleging en de tbs-gestelde buiten de kliniek verblijft. Dit betekent dat de tbs-gestelde niet aan zwaardere beperkingen mag worden onderworpen dan die strikt noodzakelijk zijn voor het doel dat bereikt moet worden, te weten bescherming van de maatschappij door het verminderen van recidive. Nu vastgesteld is dat de eerste wetswijziging zich leent voor toetsing aan het beginsel van minimale beperkingen, dient de vraag te worden beantwoord of deze wetswijziging in verhouding staat tot de na te streven doelen. Met andere woorden dient voldaan te zijn aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit betekent dat een inbreuk (lees: beperking) op de vrijheid van de betrokkene niet verder mag reiken dan strikt noodzakelijk is. Hoewel staatssecretaris Teeven van mening is dat de periodieke verlengingstoets ervoor zorgt dat het toezicht niet langer (voort)duurt dan strikt noodzakelijk, dient te worden geconcludeerd dat de mogelijkheid tot het oneindig verlengen van de toezichttermijnen niet in redelijke verhouding staat tot het beoogde doel, te weten bescherming van de maatschappij door het voorkomen van recidive. Vanwege de duur en ingrijpendheid van de voorwaarden welke bij het toezicht gesteld kunnen worden, betekent levenslang toezicht een dermate zware beperking van de bewegingsvrijheid dat deze disproportioneel zwaar is in vergelijking met het doel dat door levenslang toezicht bereikt moet worden. Hierbij dient te worden bedacht dat de eerste wetswijziging ook geldt ten aanzien van relatief lichte vergrijpen, hetgeen een onevenredigheid tussen de inbreuk en het na te streven doel met zich mee kan brengen, met name nu het toezicht uit vrij ingrijpende voorwaarden kan bestaan. Bovendien mag het toezicht niet langer (voort)duren dan strikt noodzakelijk. Niet is gebleken dat de huidige maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging niet afdoende is, zodat gesteld kan worden dat levenslang toezicht niet noodzakelijk is. De voorgestelde wijziging inzake het schrappen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging is dan ook in strijd met het beginsel van minimale beperkingen. Eerder in dit onderzoek is bepaald dat bij oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel er geen sprake is van vrijheidsontneming in de zin van artikel 5 EVRM. Aangezien de derde 58

64 wetswijziging betrekking heeft op de vrijheidsbeperkende maatregel (en dus niet: vrijheidsbenemende maatregel) dient te worden geconcludeerd dat voornoemde maatregel niet voor toetsing aan zowel het beginsel van resocialisatie als het beginsel van minimale beperkingen in aanmerking komt. 59

65 Literatuurlijst Geraadpleegde literatuur Van Bemmelen & Van Veen 2003 J.M. van Bemmelen en Th.W. van Veen, Het materiële strafrecht, Deventer: Kluwer Bijlsma 2010 J. Bijlsma, Het gelijktijdigheidsvereiste bij het opleggen van tbs, DD 2010, afl. 4. Bleichrodt, Mevis & Volker 2011 F.W. Bleichrodt, P.A.M. Mevis, B.W.A. Volker, Vergroting van de slagvaardigheid van het strafrecht; een rechtsvergelijkend perspectief, Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam Brouwer & Elzinga 2003 C. Brouwer en H.K. Elzinga, De TBS met voorwaarden en de rol van de reclassering, Ontmoetingen 2003, afl. 9. Claessen 2011 J.A.A.C. Claessen, Misdaad, straf en herstel. Een herbezinning op het strafrecht en een aanzet tot een op herstel georiënteerd misdaadrecht, Nijmegen: Wolf Legal Publishers Cleiren & Verpalen 2012 C.P.M. Cleiren & M.J.M. Verpalen (red.), Tekst en commentaar Strafrecht, Deventer: Kluwer Van Dijk & Van Hoof 1998 P.J. van Dijk & G.J.H. van Hoof, Theory and Practice of the European Convention on Human Rights, The Hague: Kluwer Law International Groenhuijsen & Knigge 2004 M.S. Groenhuijsen & G. Knigge (red.), Afronding en verantwoording. Eindrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Deventer: Kluwer

66 Groenhuijsen, Kooijmans & Ouwerkerk 2013 M. Groenhuijsen, T. Kooijmans & J. Ouwerkerk (red.), Roosachtig strafrecht: Liber amicorum Theo de Roos, Deventer: Kluwer Harteveld e.a A.E. Harteveld, J. Hielkema, B.F. Keulen & H.G.M. Krabbe, Het EVRM en het Nederlandse strafprocesrecht, Deventer: Kluwer Hoekstra 1993 D.F.J. Hoekstra, 'Eeuwig proefverlof voor tbs-gestelden', NJB 1993, afl. 4. Hofstee 2003 E.J. Hofstee, TBS, Deventer: Kluwer De Hullu 2009 J. de Hullu, Materieel strafrecht. Over algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid naar Nederlands recht, Deventer: Kluwer IJzermans & Van Schaaijk 2007 M.G. IJzermans & G.A.F.M. van Schaaijk, Oefening baart kunst. Onderzoeken, argumenteren en presenteren voor juristen, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers Kelk 2008 C. Kelk, Nederlands detentierecht, Deventer: Kluwer Kooijmans 2002 T. Kooijmans, Op maat geregeld? Een onderzoek naar de grondslag en de normering van de strafrechtelijke maatregel (diss. Rotterdam), Rotterdam: Kluwer Vande Lanotte & Haeck J. Vande Lanotte & Y. Haeck, Handboek EVRM. Deel 2 Artikelsgewijze Commentaar Volume I, Antwerpen-Oxford: Intersentia

67 Mevis 2011 P.A.M. Mevis, Opnieuw de TBS: laat svp tijd en ruimte voor rustige en bestendige ontwikkeling in de goede richting, DD 2011, afl. 26. Moerings 2003 M. Moerings, Straffen met het oog op veiligheid, een onderneming vol risico s (oratie 23 september 2003), Leiden: Universiteit Leiden Moerings 2011 L.M. Moerings, Een veilige terugkeer in de samenleving. Dat zal ons een zorg zijn, Den Haag: Boom Lemma uitgevers Muller & Vegter 2009 E.R. Muller & P.C. Vegter, Detentie. Gevangen in Nederland, Alphen aan den Rijn: Kluwer Nagtegaal & Van der Horst & Schönberger 2011 M.H. Nagtegaal & R.P. van der Horst & H.J.M. Schönberger, Inzicht in de verblijfsduur van tbs-gestelden, WODC Den Haag: Boom Juridische Uitgevers NOvA 2012 Nederlandse Orde van Advocaten, Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht inzake het Wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 8 juni NVvR 2012 Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, Advies op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 29 juni Oei 2005 T.I. Oei, De terbeschikkingstelling. Van een bijzondere tot een gewone maatregel?, Justitiële Verkenningen 2005/31, afl

68 RSJ 2012 Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming, Reactie op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 31 mei RvdR 2012 Raad voor de Rechtspraak, Advies Wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, Den Haag 18 juni Verwaaijen 2011 A.A.G. Verwaaijen, TBS uit de klem: een voorstel om de maatschappelijke veiligheid op korte en op langere termijn te verbeteren, Sancties 2011, afl. 1. Vlemminx 2002 F. Vlemminx, Een nieuw profiel van de grondrechten. Een analyse van de prestatieplichten ingevolge klassieke en sociale grondrechten, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers Geraadpleegde jurisprudentie EHRM 8 juni 1976, Appl. nos. 5100/71; 5101/71; 5102/71; 5354/72; 5370/72 (Engel and others v. the Netherlands). EHRM 7 december 1976, Appl. no. 5493/72 (Handyside). EHRM 26 april 1979, Appl. no. 6538/74 (The Sunday Times v. The United States). EHRM 6 november 1980, Appl. no. 7367/76 (Guzzardi v Italy). EHRM 22 februari 1994, Appl. no /87 (Raimondo v Italy). EHRM 22 november 1995, Appl. no /92 (C.R. v The United Kingdom). EHRM 15 november 1996, Appl. no /91 (Cantoni v. France). EHRM 17 september 2009, Appl. no /03 (Scoppola v Italy). HR 26 augustus 1960, NJ 1960,

69 HR 15 april 1975, LJN AB4875. HR 9 januari 2001, NJ 2001, 112. HR 12 juli 2011, LJN BP6878 (Lex Mitior). Geraadpleegde regelgeving en parlementaire stukken Kamerstukken II 1910/11, 239, nr. 4. Kamerstukken II 1948/49, 1189, nr. 3. Kamerstukken II 1982/83, , nr. 10. Kamerstukken ll 1991/92, , nr. 2. Kamerstukken II 1992/93, , nr. 3. Kamerstukken II 1993/94, , nr. 3. Kamerstukken II 2001/02, , nr. 3. Kamerstukken II 2013/14, , nr. 3. Kamerstukken II 2013/2014, , nr. 4 Wet tot verlenging van de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, Stb.2007, 465. Wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel (Wet rechterlijk gebieds- of contactverbod), Stb.2011,

70 Elektronische bronnen J.P. Balkema, Handboek strafzaken. Beëindiging van de TBS, Kluwer 2010, paragraaf ( artikelen alleen toegankelijk voor abonnees), geraadpleegd op 24 maart J.P. Balkema, Handboek strafzaken. Beëindiging van de TBS, Kluwer 2010, paragraaf ( artikelen alleen toegankelijk voor abonnees), geraadpleegd op 24 maart J.W. Fokkens, De voorwaardelijke beëindiging als alternatief voor contraire beëindiging, Kluwer 2012, ( artikelen alleen toegankelijk voor abonnees), geraadpleegd op 27 maart Ministerie van Veiligheid en Justitie, Beleidskader Forensisch Psychiatrisch Toezicht, (zoek op forensisch psychiatrisch toezicht), geraadpleegd op 13 mei F. Teeven, Wetsvoorstel langdurig toezicht en vrijheidsbeperking - consultatieversie maart , (zoek op wetsvoorstel levenslang toezicht), geraadpleegd op 31 januari < geraadpleegd op 13 juni

71 BIJLAGE 1: krantenartikel 23 september 2010 Ontsnapte gevangene pleegt moord 153 Een gevaarlijke gevangene wist tijdens zijn proefverlof te ontsnappen. De politie begon een grote zoekactie. Na ruim een week werd de man in Amsterdam gevonden. Hij had een geladen pistool in zijn hand. Eerder die dag had hij met dit pistool een moord gepleegd. - Door Maartje Dammers De 40-jarige gevangene zat sinds 1990 vast in een tbs-kliniek in Overijssel. Hij mocht op familiebezoek in Eindhoven maar op het station in Utrecht ontsnapte hij aan zijn begeleiders. De politie begon met een zoekactie en verspreidde opsporingsberichten met een foto en de volledige naam van de man. Volgens tbs-kliniek kon de man zonder zijn medicijnen gevaarlijk worden. Dinsdag vond de politie in de buurt van Amsterdam een bejaarde man dood in de kajuit van een bootje. De tbs-ers werd in de tuin van deze man gevonden met een geladen pistool in zijn hand. Zonder veel problemen werd hij gearresteerd op verdenking van moord. Aftreden De ontsnapping van de tbs-ers heeft voor een heftige discussie gezorgd in Den Haag. 153 < geraadpleegd op 13 juni

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging TBS voor Dummies Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging Auteur: Miriam van der Mark, advocaat-generaal en lid van de Kerngroep Forum TBS Algemeen De terbeschikkingstelling

Nadere informatie

Datum 30 juni 2016 Onderwerp Inzet en verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Datum 30 juni 2016 Onderwerp Inzet en verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Levenslang toezicht? Het wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking in het licht van het EVRM

Levenslang toezicht? Het wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking in het licht van het EVRM Levenslang toezicht? Het wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking in het licht van het EVRM Naam: Gazjbin Hakim ANR: U1243327 Datum: 06 oktober 2013 Begeleidster: mevr.

Nadere informatie

Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking

Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking 33.816 Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking Naam : Joni Schenk Opleiding : HBO Rechten Scriptiebegeleider : Mevr. Bharos-Jadoenathmisier Studiejaar : 2014-2015 1 Samenvatting Op

Nadere informatie

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 Nr. 75 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Samenvatting. Aanleiding onderzoek

Samenvatting. Aanleiding onderzoek Samenvatting Aanleiding onderzoek In Nederland kan aan individuen met een psychische stoornis die een ernstig misdrijf hebben gepleegd, de maatregel terbeschikkingstelling (tbs) worden opgelegd. Indien

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

Een (on)eindig vooruitzicht

Een (on)eindig vooruitzicht Een (on)eindig vooruitzicht Een onderzoek naar het wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking waarbij dit wetsvoorstel wordt getoetst in het licht van het EVRM Universiteit

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 460 Wet van 25 november 2015 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

TBS longstay, geen resocialisatie betekent geen vrijheid?

TBS longstay, geen resocialisatie betekent geen vrijheid? TBS longstay, geen resocialisatie betekent geen vrijheid? _ Een toetsing aan het resocialisatiebeginsel en artikel 3 EVRM. door Rob Verstappen (ANR 32.05.99) scriptie in de strafrechtswetenschappen te

Nadere informatie

TBS uit de gratie. K.P.M.A. Muis L. van der Geest

TBS uit de gratie. K.P.M.A. Muis L. van der Geest K.P.M.A. Muis L. van der Geest Samenvatting en conclusies in hoofdpunten In 2008 en 2009 is er sprake van een opvallende daling van het aantal tbs-opleggingen met bevel tot verpleging. Het is onwaarschijnlijk

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016-2017 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN. DDD Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN Algemene bepalingen Artikel 79a Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar

Nadere informatie

Cijfers & bijzonderheden 2018

Cijfers & bijzonderheden 2018 Cijfers & bijzonderheden 218 1 Wat is TBS Nederland? TBS Nederland is een initiatief van de forensisch psychiatrische centra en klinieken in Nederland. In een forensisch psychiatrisch centrum (fpc) en

Nadere informatie

TOEZICHT TOT IN DEN TREURE. De wet Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking bekeken in het licht van de beginselen van het EVRM

TOEZICHT TOT IN DEN TREURE. De wet Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking bekeken in het licht van de beginselen van het EVRM TOEZICHT TOT IN DEN TREURE De wet Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking bekeken in het licht van de beginselen van het EVRM Simcha Plas Student no: 6067409 Master Strafrecht Begeleider:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017-2018 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Scriptie Open Universiteit Nederland, Faculteit Rechtswetenschappen Datum: 3 september 2013

Scriptie Open Universiteit Nederland, Faculteit Rechtswetenschappen Datum: 3 september 2013 Gemaximeerde TBS: het einde in zicht? De impact van de uitspraak van het EHRM in de zaak Van der Velden tegen Nederland op de Nederlandse jurisprudentie ten aanzien van de maximering van de TBS met dwangverpleging

Nadere informatie

Wie zijn onze patiënten?

Wie zijn onze patiënten? In deze folder vertellen wij u graag wat meer over Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden. De Kijvelanden behandelt mensen met een psychiatrische stoornis. De rechter heeft hen tbs met bevel tot

Nadere informatie

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren Dit document beoogt de strafrechtelijke consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 975 Voorstel van wet van het lid Van der Staaij tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Strafblad 2017(3) 35 De (on)veiligheid van de zelfstandige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel

Strafblad 2017(3) 35 De (on)veiligheid van de zelfstandige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel Strafblad 2017(3) 35 De (on)veiligheid van de zelfstandige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel Strafblad 2017(3) 35 De (on)veiligheid van de zelfstandige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende

Nadere informatie

Toch levenslang? Het wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking bekeken in het licht van het EVRM

Toch levenslang? Het wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking bekeken in het licht van het EVRM Toch levenslang? Het wetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking bekeken in het licht van het EVRM Masterscriptie rechtsgeleerdheid, accent strafrecht Tilburg law school

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. W03.13.0153/II Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege,

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 oktober 2013 Onderwerp Weigerende observandi

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 oktober 2013 Onderwerp Weigerende observandi 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 5 Besluit van 14 december 2011, houdende regels inzake het uit te oefenen toezicht bij voorwaardelijke veroordeling (Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 32 398 Vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg) G BRIEF

Nadere informatie

Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden. Over TBS

Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden. Over TBS Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden Over TBS In deze folder vertellen wij u graag meer over Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden en in het bijzonder over tbs. De Kijvelanden behandelt

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

ADVIES. Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

ADVIES. Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling ADVIES Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling aan de Minister voor Rechtsbescherming naar aanleiding van het verzoek daartoe bij brief d.d.

Nadere informatie

Geachte heer Teeven. Hierna treft u aan het advies van de NVvR, dat is voorbereid en vastgesteld door de Wetenschappelijke Commissie van de NVvR.

Geachte heer Teeven. Hierna treft u aan het advies van de NVvR, dat is voorbereid en vastgesteld door de Wetenschappelijke Commissie van de NVvR. De Staatssecretaris van veiligheid en Justitie Mr, F. Teeven Postbus 20301 2500 EH Den Haag Datum 29 i 2C 2 Kenmerk 92 2 OO28S8242 T Uw kenmerk 572450526 Onderwerp Conceptwetsvoorstel langdurig toezicht,

Nadere informatie

Longstay, getoetst aan het resocialisatiebeginsel en bezien in het licht van de artikelen 3 en 5 EVRM.

Longstay, getoetst aan het resocialisatiebeginsel en bezien in het licht van de artikelen 3 en 5 EVRM. Longstay, getoetst aan het resocialisatiebeginsel en bezien in het licht van de artikelen 3 en 5 EVRM. Shanna Visser December 2012 Inhoudsopgave Inleiding 3 Hoofdstuk 1. Historie TBS 5 1.1 Krankzinnigenwetgeving

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 28 238 Verlenging van de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7750

ECLI:NL:RBMNE:2016:7750 ECLI:NL:RBMNE:2016:7750 Instantie Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 07-08-2017 Zaaknummer 07.607382.06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Penitentiair

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K. Advies

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K. Advies Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak Advies inzake Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de maatregel van terbeschikkingstelling

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, het

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de invoering van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal t.a.v. de Voorzitter mw. G.A. Verbeet Postbus EA DEN HAAG. Geachte mevrouw Verbeet,

Tweede Kamer der Staten-Generaal t.a.v. de Voorzitter mw. G.A. Verbeet Postbus EA DEN HAAG. Geachte mevrouw Verbeet, Tweede Kamer der Staten-Generaal t.a.v. de Voorzitter mw. G.A. Verbeet Postbus 20 018 2500 EA DEN HAAG datum 8 september 2011 contactpersoon voorlichting doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 500 Wet van 6 december 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de vervroegde

Nadere informatie

VAN REDACTIEWEGE. Levenslang en TBS: een LAT-relatie. PM Schuyt

VAN REDACTIEWEGE. Levenslang en TBS: een LAT-relatie. PM Schuyt VAN REDACTIEWEGE Levenslang en TBS: een LAT-relatie PM Schuyt Mevr. Mr. Drs. P.M. Schuyt is universitair docent straf en strafprocesrecht aan de universiteit Leiden en redacteur van dit blad. Op 14 maart

Nadere informatie

TBS.^- Nederland. Ministerie van Justitie en Veiligheid t.a.v. de Minister van Rechtsbescherming de heer S. Dekker Postbus EH DEN HAAG

TBS.^- Nederland. Ministerie van Justitie en Veiligheid t.a.v. de Minister van Rechtsbescherming de heer S. Dekker Postbus EH DEN HAAG TBS.^- Nederland Ministerie van Justitie en Veiligheid t.a.v. de Minister van Rechtsbescherming de heer S. Dekker Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Kenmerk: DIRUIT18/237/HB/svdk Groningen, 14 juni 2018 Betreft:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:1650 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer TBS P

ECLI:NL:GHARL:2014:1650 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer TBS P ECLI:NL:GHARL:2014:1650 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 13-02-2014 Datum publicatie 05-03-2014 Zaaknummer TBS P13-0499 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

De TBS anno Toegang tot de tbs en de dilemma s

De TBS anno Toegang tot de tbs en de dilemma s De TBS anno 2017 Toegang tot de tbs en de dilemma s Toegang tot de tbs met verpleging: 1.oplegging door de rechter 2.hervatting verpleging na VB 3.omzetting tbs met voorwaarden 2 Oplegging door de rechter

Nadere informatie

Saby Samura 12 juli TBS-Longstay

Saby Samura 12 juli TBS-Longstay Saby Samura 12 juli 2012 TBS-Longstay TBS-Longstay TBS-Longstay beschouwd in het licht van de resocialisatiegedachte en de artikelen 3 en 5 EVRM Naam: Saby Samura Inleverdatum: 12 juli 2012 Adres: Scriptiebegeleider:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 552 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 816 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke

Nadere informatie

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie mr. F. Teeven Postbus EH Den Haag. Geachte heer Teeven,

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie mr. F. Teeven Postbus EH Den Haag. Geachte heer Teeven, De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie mr. F. Teeven Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 18 juni 2012 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 5724505/12/6 onderwerp

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

VAN PIJ NAAR TBS. Naam: A.H.J.P. Albers Titel afstudeerscriptie: Van PIJ naar TBS Scriptiebegeleider: Professor Vlaardingerbroek Studentnummer:

VAN PIJ NAAR TBS. Naam: A.H.J.P. Albers Titel afstudeerscriptie: Van PIJ naar TBS Scriptiebegeleider: Professor Vlaardingerbroek Studentnummer: VAN PIJ NAAR TBS Naam: A.H.J.P. Albers Titel afstudeerscriptie: Van PIJ naar TBS Scriptiebegeleider: Professor Vlaardingerbroek Studentnummer: 575902 1 Inhoudsopgave Inleiding...3 Hoofdstuk 1 Het jeugdstrafrecht

Nadere informatie

De maatregel Terbeschikkingstelling en de incidentenpolitiek die daarmee gepaard lijkt te gaan.

De maatregel Terbeschikkingstelling en de incidentenpolitiek die daarmee gepaard lijkt te gaan. De maatregel Terbeschikkingstelling en de incidentenpolitiek die daarmee gepaard lijkt te gaan. Naam: A.A.C.H.M. (Tamara) Muijen Anr: 875612 Begeleider: Prof. Dr. T.I. Oei Voorwoord Voor u ligt mijn afstudeerscriptie

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Slachtofferhulp. concept wetsvoorstel betreffende hétieggen van conservatoir beslag door de staat voor slachtoffers van misdrijven.

Slachtofferhulp. concept wetsvoorstel betreffende hétieggen van conservatoir beslag door de staat voor slachtoffers van misdrijven. ~,tl~ 3 / Nootailfafiltoor 7: ~.,1 e d 1ff 0 Postbus 14208 3508 SH Utrecht Pallas Athertedreef 27 3561 PE Utrecht 03023401 16 F 030 231 76 55 info@s~achtofferhuip.fli w www.s}achtofferhulp.ni / Ministerie

Nadere informatie

Kan het wetsvoorstel Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking de toets van het EVRM doorstaan?

Kan het wetsvoorstel Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking de toets van het EVRM doorstaan? Kan het wetsvoorstel Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking de toets van het EVRM doorstaan? Universiteit van Amsterdam Master Publiekrecht, Strafrecht Saskia Carolina van Houten

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EH DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EH DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EH DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Samenvatting. Inleiding. Vraagstelling onderzoek. Wetgever

Samenvatting. Inleiding. Vraagstelling onderzoek. Wetgever Samenvatting Inleiding Bij een ontzetting uit beroep of ambt wordt iemand de bevoegdheid ontzegd om een bepaald beroep of ambt voor een zekere periode uit te oefenen. Ontzettingen worden vaak opgelegd

Nadere informatie

Van voorwaardelijk naar onvoorwaardelijk terbeschikkinggesteld

Van voorwaardelijk naar onvoorwaardelijk terbeschikkinggesteld Cahier 2017-5 Van voorwaardelijk naar onvoorwaardelijk terbeschikkinggesteld Over omzettingen en hervattingen M.H. Nagtegaal C. Boonmann J.J. Stuurman Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

Nadere informatie

Masterscriptie Strafrecht. De noodzaak van recente aanscherpingen van de tbs-verlofregeling in het licht van de beveiliging van de samenleving.

Masterscriptie Strafrecht. De noodzaak van recente aanscherpingen van de tbs-verlofregeling in het licht van de beveiliging van de samenleving. Masterscriptie Strafrecht De noodzaak van recente aanscherpingen van de tbs-verlofregeling in het licht van de beveiliging van de samenleving. Naam: Lilianne Janszen Studentnr.: 5601541 Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 29 452 Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel Nr. 187 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal erste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 980 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 832 Vragen van het lid

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 53 Besluit van 28 januari 2000 tot openstelling van het recht op een socialezekerheidsuitkering voor personen die deelnemen aan een penitentiair

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 238 Verlenging van de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

De Minister van Justitie de heer dr. E.M.H. Hirsch Ballin Ministerie van Justitie Postbus EH DEN HAAG

De Minister van Justitie de heer dr. E.M.H. Hirsch Ballin Ministerie van Justitie Postbus EH DEN HAAG De Minister van Justitie de heer dr. E.M.H. Hirsch Ballin Ministerie van Justitie Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG drs. J.C. Wielaard 070 370 8016/4300 19 april 2007 ACVZ/ADV/07/009 in het vreemdelingenbeleid

Nadere informatie

Wet Maatregel Wie bevoegd? In welke gevallen? Wetboek van

Wet Maatregel Wie bevoegd? In welke gevallen? Wetboek van Bijlage 1 Wet Maatregel Wie bevoegd? In welke gevallen? Wetboek van Officier van justitie Strafvordering Toepassing bijzondere opsporingsbevoegdheden: o.m. observatie, infiltratie en stelselmatige informatieinwinning

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijleer vwo 2008-I

Eindexamen maatschappijleer vwo 2008-I Opgave 1 Tbs ter discussie 1 maximumscore 2 beveiliging van de samenleving Voorbeeld van juiste toelichting bij beveiliging van de samenleving: In de tekst staat dat er steeds minder mensen uitstromen

Nadere informatie

Feiten en Achtergronden. Sanctietoepassing voor volwassenen. Terugdringen recidive door persoonsgerichte aanpak en nadruk op nazorg

Feiten en Achtergronden. Sanctietoepassing voor volwassenen. Terugdringen recidive door persoonsgerichte aanpak en nadruk op nazorg Sanctietoepassing voor volwassenen Terugdringen recidive door persoonsgerichte aanpak en nadruk op nazorg Oktober 2008 / F&A 8880 Ministerie van Justitie Directie Voorlichting Schedeldoekshaven 100 Postbus

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 03 3 398 Vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg) Nr. 0 ADVIES RAAD

Nadere informatie

O&Qi ue MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

O&Qi ue MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding onder O&Qi ue Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege,

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K. Advies

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K. Advies Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak Advies inzake het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de beëindiging van de maatregel van

Nadere informatie

13 juli 2018, versie 2.0 TBS Dwang

13 juli 2018, versie 2.0 TBS Dwang Paragraaf 1 Inleiding De aanleiding voor het schrijven van een nieuw plaatsingskader is zowel gelegen in de naderende inwerkingtreding van de Wet forensische zorg (Wfz), als in de in 2016 gewijzigde Aanbestedingswet

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1336 Vragen van het lid

Nadere informatie

De geldigheid van het concurrentiebeding

De geldigheid van het concurrentiebeding De geldigheid van het concurrentiebeding Het criterium zwaarwegend belang bij het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd Mr. drs. G.W. Nijhoff III Nijhoff.indd 3 9-2-2015 14:18:54

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:CA1021

ECLI:NL:CRVB:2013:CA1021 ECLI:NL:CRVB:2013:CA1021 Instantie Datum uitspraak 12-06-2013 Datum publicatie 13-06-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-6728 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

De eindigheid van de PIJ-maatregel

De eindigheid van de PIJ-maatregel Masterscriptie Rechtsgeleerdheid accent Strafrecht De eindigheid van de PIJ-maatregel Mogelijke oplossingen voor het probleem dat kan ontstaan na het van rechtswege eindigen van een PIJ-maatregel na zeven

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 312 Besluit van 24 juli 2010 tot wijziging van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden wegens een technische aanvulling en tot wijziging

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 17 februari 2010 Ons kenmerk: B2.1.9./1764/RO Uw kenmerk: 5633273/09/6 Onderwerp:

Nadere informatie

Longstay beschouwd in het licht van het Nederlandse resocialisatiebeginsel en de eisen voortvloeiend uit het EVRM

Longstay beschouwd in het licht van het Nederlandse resocialisatiebeginsel en de eisen voortvloeiend uit het EVRM Longstay beschouwd in het licht van het Nederlandse resocialisatiebeginsel en de eisen voortvloeiend uit het EVRM Stéphanie Lakenman Januari 2012 0 Inhoudsopgave Inleiding / 3 1: De terbeschikkingstelling

Nadere informatie

Advies Besluit van (...), houdende vaststelling van het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi

Advies Besluit van (...), houdende vaststelling van het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi Advies Besluit van (...), houdende vaststelling van het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201112631/1/V2. Datum uitspraak: 22 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

Aangenomen en overgenomen amendementen

Aangenomen en overgenomen amendementen Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Betreffende wetsvoorstel: 34126 Wijziging van het Wetboek

Nadere informatie

Verkorte inhoudsopgave

Verkorte inhoudsopgave Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige

Nadere informatie

Incidentonderzoek FPC de Oostvaarderskliniek. Plan van aanpak

Incidentonderzoek FPC de Oostvaarderskliniek. Plan van aanpak Incidentonderzoek FPC de Oostvaarderskliniek Plan van aanpak 1 Inleiding 3 1.1 Introductie 3 1.2 Aanleiding 3 2 Doelstelling en onderzoeksvragen 4 2.1 Inleiding 4 2.2 Doelstelling 4 2.3 Centrale onderzoeksvraag

Nadere informatie

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001 Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2018 30 Wet van 31 januari 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet, de eginselenwet verpleging ter beschikking

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie