Weigeren voor een hoger doel [0]

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Weigeren voor een hoger doel [0]"

Transcriptie

1 Intellectuele Eigendom en Reclamerecht, Weigeren voor een hoger doel Klik hier om het document te openen in een browser venster Vindplaats: IER 2005, 3 Bijgewerkt tot: Auteur: O.H.J. Schmutzer [*] Weigeren voor een hoger doel [0] 'I have made good judgements in the Past. I have made good judgements in the Future.' Dan Quayle (1947- ) Inleiding Een vraag die velen van ons steeds weer opnieuw moeten beantwoorden is de vraag waar de grens ligt tussen wat wel en wat niet een merk kan zijn. In de afgelopen jaren heeft het HvJ EG in een groot aantal arresten aangegeven waar deze grens volgens hem moet worden getrokken. Deze grens lijkt echter aan beweging onderhevig, met name als het gaat om zogenaamde suggestieve merken. In dit verband is van belang dat het HvJ EG zich in zijn beslissingen steeds meer laat leiden door een hoger doel: het algemeen belang. Wat suggestieve merken betreft, lijkt het HvJ EG op belangrijke punten terug te zijn gekomen op het BABY-DRYarrest, zijn eerste arrest op dit gebied, waarin een ferme lijn leek te zijn neergezet. Het HvJ EG rept in zijn latere arresten overigens met geen woord over deze waarschijnlijke verschuiving in zijn benaderingswijze en doet voorkomen alsof vanaf het begin een vaste koers is gevaren die geheel strookt met het bepaalde in het VvP, een benadering die het hierboven aangehaalde citaat in herinnering riep. De huidige benadering van de weigeringsgronden door het HvJ EG lijkt echter op gespannen voet te staan met het Verdrag van Parijs ('VvP'). Hierna zal ik bezien binnen welke grenzen een teken volgens het VvP wegens gebrek aan onderscheidend vermogen of wegens het zijn van een, kort gezegd, beschrijvende of gebruikelijke aanduiding kan worden geweigerd en welke grenzen het HvJ EG in die gevallen thans stelt. Het basisvereiste: een merk moet kunnen onderscheiden Wil een teken geschikt zijn om als merk te dienen, dan moet het in staat zijn een waar te onderscheiden van waren afkomstig van andere ondernemingen. Een logisch uitgangspunt, omdat een merk anders zijn voornaamste functie, de herkomstfunctie, niet zou kunnen uitoefenen. Het is met name deze functie die het Europese merkenrecht tracht te beschermen. [2] In de tijd voorafgaand aan (het verstrijken van de omzettingstermijn van) de Merkenrichtlijn was het BenGH van mening dat aan een in te schrijven teken als merk in principe geen verdergaande eis mocht worden gesteld dan dat het teken geschikt moet zijn om te onderscheiden. [3] Wat betreft het VvP is met name art. 6quinquies B lid 2 van belang. Dit artikel bepaalt dat tekens slechts dan geen merk kunnen zijn 'wanneer zij elk onderscheidend kenmerk missen ofwel uitsluitend bestaan uit tekens of aanwijzingen, welke in de handel kunnen dienen tot aanduiding van de soort, de hoedanigheid, de hoeveelheid, de bestemming, de waarde, de plaats van herkomst der waren of het tijdstip van voortbrenging, of gebruikelijk zijn geworden in de gangbare taal of de eerlijke en vaststaande gewoonten van de handel in het land waar de bescherming wordt gevraagd.' Ook het TRIPs-Verdrag neemt deze herkomstfunctie als uitgangspunt. Art. 15 lid 1 TRIPs luidt: 'Elk teken, of elke combinatie van tekens, waarmee de waren of diensten van de ene onderneming kunnen worden onderscheiden van die van andere ondernemingen kan een handelsmerk vormen. [ ]' 1

2 Deze bepaling belet, blijkens het tweede lid van art. 15 TRIPs, echter niet dat een merk op andere gronden kan worden geweigerd, mits deze gronden niet afwijken van de bepalingen van het VvP. Deze voorwaarde vloeit logischerwijs voort uit art. 2 lid 1 TRIPs, dat bepaalt dat de leden bij dit verdrag onder meer art. 6quinquies VvP dienen na te leven. De Europese Gemeenschap is evenals haar lidstaten partij bij het TRIPs-Verdrag en dient zich dus op grond van deze bepaling te houden aan het bepaalde in het VvP. Merken mogen dus slechts worden geweigerd wanneer een van de gronden genoemd in art. 6quinquies B zich voordoet; in andere gevallen niet. [4] De Merkenrichtlijn (en daarmee naar men moge aannemen ook de Verordening nr. 40/94 inzake het Gemeenschapsmerk, 'GMVo') wil - en mag ook overigens op grond van het TRIPs-Verdrag - geen strengere eisen stellen aan het vereiste onderscheidend vermogen dan art. 6quinquies B lid 2 VvP. [5] Gezien het voorgaande, heeft de Beneluxwetgever dan ook geen reden gezien om art. 3 Merkenrichtlijn met zoveel woorden om te zetten, omdat art. 6bis lid 1 BMW rechtstreeks naar art. 6quinquies B lid 2 VvP verwijst. Ook de Nederlandse rechter ging ervan uit dat de materiële toets onder de Merkenrichtlijn eenzelfde zou zijn als art. 6quinquies B VvP, ondanks het feit dat het Benelux Merkenbureau had bepleit dat de toets onder de Merkenrichtlijn strenger zou zijn. [6] Het HvJ EG onderkent evenwel dat de bepalingen van de Europese merkenwetgeving volledig moeten stroken met het VvP. [7] Ondertussen is ook gebleken dat het HvJ EG de absolute weigeringsgronden anders beoordeelt dan de Beneluxrechter het in de afgelopen decennia had gedaan. Dit lijkt een gevolg van de rol die het algemeen belang is gaan spelen bij het uitleggen van de in de GMVo en Merkenrichtlijn genoemde absolute weigeringsgronden. In het in dit nummer van de IER afgedrukte arrest SAT.2 brengt het HvJ EG het als volgt onder woorden: 'Voorts moeten deze weigeringsgronden worden uitgelegd tegen de achtergrond van het algemeen belang dat aan elk van hen ten grondslag ligt. Het algemeen belang dat bij het onderzoek van elk van deze weigeringsgronden in aanmerking wordt genomen, kan - en moet zelfs - andere overwegingen weerspiegelen naar gelang van de betrokken weigeringsgrond [ ] [8] ' Klare taal lijkt mij. Hierna zal ik bezien welke toets het HvJ EG thans heeft aangelegd bij de beoordeling van de weigeringsgronden sub a, b en c van art. 3 lid 1 Merkenrichtlijn en art. 7 lid 1 GMVo en of hoeverre deze strookt met het VvP. Merken die elk onderscheidend kenmerk missen (sub a en b) Ten tijde van het opstellen van de tekst van art. 6quinquies B lid 2 VvP werd bij merken die elk onderscheidend kenmerk missen gedacht aan tekens die te eenvoudig of juist te ingewikkeld zijn, aan versieringen, slagzinnen of aanbevelingen. [9] De categorie merken die - in de woorden van het VvP - elk onderscheidend kenmerk missen, wordt vaak over één kam geschoren met merken die uitsluitend bestaan uit, kort gezegd, gebruikelijke of beschrijvende aanduidingen. Dat is echter onjuist. In art. 3 lid 1 Merkenrichtlijn en art. 7 lid 1 GMVo blijkt dit onderscheid uit het feit dat de weigeringsgronden in verschillende categorieën zijn gesplitst. De tekst van art. 3 lid 1 Merkenrichtlijn (dat correspondeert met art. 7 lid 1 GMVo) luidt als volgt. 'Niet ingeschreven worden of, indien ingeschreven, nietig verklaard worden: a. tekens die geen merk kunnen vormen; b. merken die elk onderscheidend vermogen missen; c. merken die uitsluitend bestaan uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of het tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten; [ ]' Dat deze gronden niet dezelfde strekking hebben heeft het HvJ EG ondertussen meer dan eens benadrukt, terwijl het tegelijkertijd heeft onderkend dat een overlapping tussen de weigeringsgronden onvermijdelijk is. [10] 2

3 In relatie tot waren en diensten Bij de categorie merken die ieder onderscheidend kenmerk missen moet worden gedacht aan tekens die het niet in zich hebben om te kunnen onderscheiden (op wat voor een wijze dan ook). Het GvEA EG heeft deze categorie merken als volgt beschreven: 'Blijkens de rechtspraak is artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 inzonderheid gericht tegen merken die vanuit het oogpunt van het relevante publiek gewoonlijk in de handel worden gebruikt voor de voorstelling van de betrokken waren of diensten, of waarvoor er op zijn minst concrete aanwijzingen bestaan waaruit kan worden opgemaakt dat de merken op deze wijze kunnen worden gebruikt [ ]. Dergelijke merken stellen de consument die de door dit merk aangeduide waar heeft verkregen of aan wie de door dit merk aangeduide dienst is verleend, immers niet in staat om bij een latere aankoop of opdracht, in geval van een positieve ervaring, die keuze te herhalen of, in geval van een negatieve ervaring, een andere keuze te maken [ ]. [11] ' Met andere woorden beoogt deze weigeringsgrond te beletten dat merken worden ingeschreven die het onderscheidend vermogen missen dat hen als enige in staat stelt de wezenlijke herkomstfunctie te vervullen. [12] Bij deze beoordeling dient rekening te worden gehouden met de perceptie van het relevante publiek én met de waren of diensten waarvoor inschrijving is aangevraagd. [13] Het HvJ EG en het GvEA EG hebben ondertussen enkele richtsnoeren gegeven voor het beoordelen van vorenbedoelde perceptie van het relevante publiek. Volgens het GvEA EG dient daarbij in ogenschouw te worden genomen dat dit publiek de gewoonte heeft woordmerken als onderscheidingstekens te herkennen; dit in tegenstelling tot vormmerken. [14] Wat betreft kleurmerken geldt volgens het HvJ EG dat deze op zichzelf geen onderscheidend vermogen hebben. [15] Sub b ziet dus op merken die naar hun aard in beginsel geen onderscheidend vermogen hebben, hetgeen over het algemeen niet lijkt te gelden voor woordmerken. In beginsel, want een teken dat niet van meet af aan onderscheidend vermogen heeft kan dit later wel verkrijgen door inburgering. [16] De enige relevante toets onder sub b is dan ook dat het teken in zijn geheel het relevante publiek in staat stelt de oorsprong van de waren of diensten te herkennen en te onderscheiden van die van andere ondernemingen. [17] In dit kader lijkt het HvJ EG dan ook (vooralsnog) geen grote rol toe te kennen aan het algemeen belang. 'Gelet op de omvang van de bescherming die de verordening van een merk verleent, ligt het voor het overige voor de hand dat het aan artikel 7, lid 1, sub b van de verordening ten grondslag liggende algemeen belang samenvalt met de wezenlijke functie van het merk, zoals deze in punt 23 van dit arrest in herinnering is gebracht [de herkomstfunctie, OHJS] [18] ' Dit lijkt hoogstens anders te liggen ten aanzien van 'exotische' tekens waarvan de beschikbaarheid niet ongerechtvaardigd mag worden beperkt, zoals kleuren, aldus het HvJ EG. [19] Het merk moet dus geschikt zijn om waren of diensten te kunnen onderscheiden. Als dit niet het geval is, is de vraag, of het merk wel of niet beschrijvend is, niet meer relevant. Dit blijkt wel uit het COMPANYLINEarrest van het HvJ EG. [20] Het OHIM oordeelde dat het merk louter beschrijvend is en weigerde het merk COMPANYLINE op grond van sub b in plaats van sub c, waaraan het merk mijns in ziens had behoren te worden getoetst. Nu feitelijk was vastgesteld dat het merk geen onderscheidend vermogen had in de zin van sub b waren de argumenten van de aanvrager dat het merk niet beschrijvend was tevergeefs. Indien sub b van toepassing is, kan het merk de waren of diensten immers niet onderscheiden. De discussie of een merk wel of niet beschrijvend is voor de waren of diensten in kwestie, is dan niet meer relevant. Ongeacht de waren en diensten Een kleine zijsprong: de categorie tekens als bedoeld in art. 7 lid 1 sub a en art. 3 lid 1 sub a Merkenrichtlijn is in beginsel van een andere orde. Wil een teken een merk kunnen vormen dan worden er aan het teken als 3

4 zodanig ook bepaalde eisen gesteld. Het betreft hier tekens die niet vatbaar zijn om een merk te vormen ongeacht de waren of diensten. Het HvJ EG duidt deze merken aan als tekens die niet algemeen geschikt zijn om een merk te vormen omdat deze niet vatbaar zijn voor grafische voorstelling. [21] Art. 6quinquies B VvP ziet enkel op de weigeringsgronden op grond waarvan een merk mag worden geweigerd. Deze bepaling ziet derhalve niet op de weigering van een teken als merk omdat het teken niet binnen het concept c.q. de notie van een 'merk' valt. [22] Voorzover een teken dus wordt geweigerd op grond van sub a van art. 3 lid 1 Merkenrichtlijn of art. 7 lid 1 GMVo omdat het niet aan het hiervoor genoemde concept voldoet, dan moet dit dus mogen, zelfs indien dit niet onder één van de gronden genoemd in art. 6quinquies B VvP valt. Het gaat hier om het vereiste zoals neergelegd in art. 4 GMVo respectievelijk art. 2 Merkenrichtlijn dat een teken grafisch voorstelbaar moet zijn en dat deze grafische weergave 'duidelijk, nauwkeurig, als zodanig volledig, gemakkelijk toegankelijk, begrijpelijk, duurzaam en objectief' [23] moet zijn. Echter, het lijkt erop dat ook onder deze weigeringsgrond sub a ook tekens vallen die ieder onderscheidend kenmerk missen als bedoeld in art. 6quinquies B lid 2. De weigeringsgrond onder a sluit volgens het HvJ EG namelijk tekens uit '[ ] die niet algemeen geschikt zijn om een merk te vormen, en die dus niet vatbaar zijn voor grafische voorstelling en/of de waren of diensten van een onderneming niet kunnen onderscheiden [cursivering toegevoegd, OHJS]. [24] ' Het lijkt erop dat het HvJ EG hier ook doelt op tekens die wel binnen het merkconcept vallen, maar die intrinsiek niet voldoen doordat ze ieder onderscheidend vermogen missen ongeacht de waren of diensten: tekens die niet algemeen geschikt zijn om te onderscheiden. Hierbij kan gedacht worden aan een teken dat simpelweg niet kan onderscheiden omdat het bijvoorbeeld te simpel of te ingewikkeld is. [25] In een dergelijk geval is art. 6quinquies B VvP wél van toepassing. Verdedigd wordt dat het VvP immers ook ziet op tekens die niet geschikt zijn te onderscheiden ongeacht de waren of diensten, doordat ze te eenvoudig of te ingewikkeld zijn. [26] De reden waarom een tweedeling is gemaakt door het HvJ EG ten aanzien van tekens enerzijds en merken anderzijds die ieder onderscheidend vermogen missen lijkt te zijn gelegen in de vraag of dit gemis aan onderscheidend vermogen ongeacht de waren of diensten geldt (sub a) of uitsluitend in relatie tot de waren of diensten waarvoor inschrijving is gevraagd (sub b). Suggestieve, beschrijvende of gebruikelijke aanduidingen (sub c) Art. 6quinquies B lid 2 VvP bepaalt onder meer dat merken die uitsluitend bestaan uit - kort gezegd - gebruikelijke c.q. beschrijvende tekens geen merk kunnen zijn. Deze weigeringsgrond is neergelegd in sub c van art. 3 lid 1 Merkenrichtlijn en art. 7 lid 1 GMVo. Ook sub c is een op zichzelf staande weigeringsgrond. [27] Evenwel heeft het HvJ EG geoordeeld dat 'In het bijzonder mist een woordmerk dat kenmerken van waren of diensten beschrijft in de zin van artikel 3, lid 1, sub c, van de richtlijn, daardoor noodzakelijkerwijs elk onderscheidend vermogen voor deze waren of diensten in de van artikel 3, lid 1, sub b, van de richtlijn. [28] ' Onder het oude Benelux merkenrecht werd merkenrechtelijke bescherming enkel onthouden aan tekens die uitsluitend beschrijvend zijn. Verwijzende tekens mochten daarentegen wel. [29] Dergelijke tekens werden immers niet uitsluitend beschrijvend geacht. Het BenGH oordeelde dat 'Een woord dat verwijst naar de groep consumenten waarvoor de waar, voor dewelke dat woord als merk wordt gebezigd, in het bijzonder doch niet uitsluitend is bestemd, kan zonder meer, dat wil zeggen niet samen met andere elementen, doch als merk op zichzelf een benaming of een teken zijn in de zin van art. 1, lid 1, van de Eenvormige Beneluxwet [cursivering toegevoegd, OHJS]. [30] ' BABY-DRY 4

5 Velen dachten dat wat betreft de zogenaamde beschrijvende, zo men wil suggestieve, merken met het BABY- DRY-arrest de hoogte van de Europese merkenrechtelijke lat wel was gelegd. Dit arrest leek in lijn te zijn met de vroegere Benelux rechtspraak: verwijzende merken zijn toegestaan, maar uitsluitend beschrijvende merken niet. 'De tekens en aanduidingen waarop artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 doelt, zijn dus slechts die welke in het normale gebruik uit het oogpunt van de consument kunnen dienen ter aanduiding, hetzij rechtstreeks, hetzij door vermelding van een van de essentiële eigenschappen ervan, van een waar of dienst als die waarvoor de inschrijving is aangevraagd. Verder kan de inschrijving van een merk dat tekens en aanduidingen bevat die aan deze omschrijving beantwoorden, slechts worden geweigerd op voorwaarde dat het geen andere tekens of aanduidingen bevat en dat bovendien de zuiver beschrijvende tekens en aanduidingen waaruit het bestaat, niet worden gepresenteerd of geschikt op een wijze die het geheel onderscheidt van de gebruikelijke wijzen van aanduiding van de betrokken waren of diensten of van de essentiële eigenschappen daarvan [cursivering toegevoegd, OHJS]. [31] ' In tegenstelling tot het eerdere CHIEMSEE-arrest benaderde het HvJ EG in het BABY-DRY-arrest de weigeringsgrond sub c uitdrukkelijk niet vanuit het algemeen belang. [32] Op dat moment leek dat een gevolg van het feit dat eerstgenoemd arrest betrekking had op een specifieke materie, te weten geografische herkomstaanduidingen. Ondanks het feit dat het arrest BABY-DRY toch een vertrouwd gevoel had moeten geven, zijn in de Benelux kritische geluiden geuit. Een hier te lande gehoord argument tegen het toekennen van merkenrechtelijke bescherming aan een teken als BABY-DRY was dat de consument toch direct aan luiers zal denken. [33] Ik geloof dat niet. Als de consument op geen enkele wijze is geïnformeerd voor welke waren het merk zal worden gebruikt, lijkt het mij onwaarschijnlijk dat deze consument direct zal denken dat het merk op luiers slaat. [34] Het hiervoor genoemde argument lijkt dan ook te zijn ingegeven door hindsight. Zodra je weet dat het teken voor luiers wordt ingeschreven c.q. gebruikt, is het vanzelfsprekend makkelijk te oordelen dat de consument direct aan luiers zal denken. Merken moeten inderdaad worden beoordeeld met in gedachte de goederen waarom het gaat, maar men moet wel waken voor hindsight. Het is immers de kracht van deze suggestieve merken dat het merk in relatie tot het product direct een gevoel oproept bij de consument. En dat is nu juist waar de hedendaagse marketeer naar streeft. In ieder geval leek het overgrote deel van de kritiek (ook buiten de Benelux) op het BABY-DRY-arrest van het HvJ EG te zijn ingegeven door het uitgangspunt dat de concurrentievrijheid zo groot mogelijk moet blijven. [35] Deze gedachtegang lijkt echter moeilijk te verenigen met het feit dat alle intellectuele eigendomsrechten nu eenmaal zekere monopolies tot gevolg hebben. Het algemeen belang Terwijl in het kader van sub b (thans) nog slechts een kleine rol lijkt weggelegd voor het algemeen belang, heeft het HvJ EG dit belang in het kader van sub c steeds uitgebreid meegenomen in zijn overwegingen. Enkel in het BABY-DRY-arrest werd er met geen woord over dit belang gerept. In het CHIEMSEE-arrest leek het er nog op dat het algemeen belang geen aparte test was. In zijn Linde-arrest overwoog het HvJ EG echter: 'Gelet op hetgeen voorafgaat moet op het tweede onderdeel van de tweede vraag worden geantwoord dat bij het onderzoek van de in artikel 3, lid 1, sub c, van de richtlijn voorziene weigeringsgrond voor inschrijving in elk concreet geval rekening moet worden gehouden met het algemeen belang dat aan deze bepaling ten grondslag ligt, namelijk dat alle uit de vorm van een waar bestaande driedimensionale merken welke uitsluitend bestaan uit tekens of benamingen die tot aanduiding van de kenmerken van waren of diensten in de zin van deze bepaling kunnen dienen, voor eenieder vrij beschikbaar moeten zijn en niet kunnen worden ingeschreven, onverminderd de toepassing van artikel 3, lid 3, van de richtlijn [cursivering toegevoegd, OHJS]. [36] ' In dit arrest overwoog het HvJ EG dus met zoveel woorden dat het algemeen belang moet worden betrokken bij 5

6 de toets of de weigeringgrond in art. 7 lid 1 sub c GMVo van toepassing is. Het algemeen belang lijkt daarmee niet enkele de ratio achter de weigeringgrond te zijn, maar door het HvJ EG mede te zijn verheven tot een toets. De expliciete bevestiging hiervan kan naar mijn mening worden gevonden in het Libertel-arrest, waarin het HvJ EG, overigens in het kader van sub b, overwoog dat de beschikbaarheid van kleuren niet onnodig mag worden beperkt in het kader van het algemeen belang. [37] Deze toets wordt echter niet in het VvP genoemd. Het HvJ EG heeft te kennen heeft gegeven dat art. 3 lid 3 Merkenrichtlijn (en dus ook art. 7 lid 3 GMVo) onverminderd van toepassing is in geval van toetsing op grond van sub c. Inburgering kan een eventuele weigering op grond van het algemeen belang dus tegengaan [38] en zal onder bepaalde omstandigheden moeten worden aangenomen. [39] De betekenis van het algemeen belang wordt dus sterk gerelativeerd in geval van inburgering. Potentiële betekenis In het latere DOUBLEMINT-arrest benadrukte het HvJ EG wederom dat het algemeen belang moet worden meegenomen bij de beoordeling of art. 7 lid 1 sub c GMVo van toepassing is. Het Hof overwoog voorts dat 'De inschrijving van een woord als merk moet dan ook op grond van deze bepaling worden geweigerd indien het in minstens één van de potentiële betekenissen een kenmerk van de betrokken waren of diensten aanduidt [cursivering toegevoegd, OHJS]. [40] ' Van belang is enkel of het merk hiertoe zou kunnen dienen. [41] Indien een teken in de toekomst wellicht geschikt is om te kunnen worden gebruikt door een concurrent om eigenschappen van een product aan te geven, dan is de weigeringsgrond van art. 7 lid 1 sub c GMVo (vanuit het oogpunt van algemeen belang) van toepassing. Ook in de recente BIOMILD- en POSTKANTOOR-arresten heeft het HvJ EG deze toets aan sub c ten grondslag gelegd. Bij het opstellen van de corresponderende bepaling uit art. 6quinquies B lid 2 VvP heeft men ter zake van (toekomstig) beschrijvend merken ook voor ogen gehad dat dergelijke aanduidingen in het publieke domein moeten blijven. [42] Lagas zegt over deze bepaling het volgende: 'On the other hand, the sign or indication in question may be refused or invalidated when it 'may serve in trade' to describe the goods concerned. 'May serve' (pourra servir) is an expression which refers to the present as well as to the future. Thus, the fact that the mark has not been used as yet by the trade to describe the nature or quality of the goods in question is not sufficient. If the mark is one that the trade might normally wish to use as a description, the objection to the mark is valid.' [cursivering toegevoegd, OHJS]. [43] ' Ook mij lijkt dat deze weigeringsgrond wel enkel ziet op aanduidingen waarvan de concurrent zich normaliter zou wensen te kunnen bedienen. In tegenstelling tot het eerdere BABY-DRY-arrest lijkt in de (recentere) DOUBLEMINT-, POSTKANTOOR- en BIOMILD-arresten van het HvJ EG echter niet langer vereist dat het woord in het normale taalgebruik kan dienen ter aanduiding van eigenschappen van de waar of de dienst. De som der delen ('emergente merken') Wat betreft samengestelde tekens heeft het HvJ EG in zijn POSTKANTOOR- en BIOMILD-arresten aangegeven dat het enkele feit dat een merk uit samengestelde tekens bestaat, die op zichzelf beschrijvend zijn, niet de conclusie kan worden getrokken dat het merk dus ook beschrijvend is. Met een ander oordeel had het HvJ EG zijn eerdere BABY-DRY-beslissing met zoveel woorden opzij geschoven. Hoewel het Hof dat niet uitdrukkelijk doet, lijkt het in zijn recentere arresten echter een zekere correctie toe te passen op zijn BABY- DRY-arrest. Het oordeelde namelijk dat in geval van een combinatie van beschrijvende bestanddelen ook het samengestelde teken beschrijvend is, '[ ] tenzij het woord merkbaar verschilt van de loutere som van zijn bestanddelen. Daarvoor moet het woord ofwel door de voor deze waren of diensten ongebruikelijke combinatie een indruk wekken die ver genoeg verwijderd is van de indruk die uitgaat van de eenvoudige aaneenvoeging van de door de [44] 6

7 bestanddelen gegeven aanwijzingen, zodat dit woord meer is dan de som van zijn bestanddelen, [ ] ' In zijn POSTKANTOOR- en BIOMILD-arresten hecht het HvJ EG veel meer waarde aan de onderdelen waaruit het merk is opgebouwd dan in BABY-DRY. Indien de elementen waaruit het merk bestaat beschrijvend zijn, wordt de lat hoger gelegd dan in BABY-DRY. In dat geval moet namelijk thans de combinatie van de elementen merkbaar verschillen van de som van zijn bestanddelen; elk merkbaar verschil [45] is niet meer voldoende. Nog los van het feit dat dit een niet bruikbaar criterium lijkt te zijn [46], lijkt het ook strijdig met het uitgangspunt van het Hof dat een woordmerk in zijn geheel moet worden beoordeeld. Vanuit deze optiek zullen de bestanddelen immers veelal het lot van het samengestelde teken bepalen. Wanneer verschilt het samengesteld teken immers merkbaar van de som (lees: samenvoeging) van die tekens. Is daarvan pas sprake indien een van de bestanddelen een extra betekenis krijgt? Ook deze benadering heeft het gevaar in zich dat niet enkel tekens worden geweigerd die in het normale taalgebruik zouden kunnen dienen ter aanduiding van een kenmerk van de waar of dienst. Het is misschien aardig om deze leer van het Hof met een verwijzing naar de metafysica aan te duiden als 'merken-emergentisme'. [47] Indien een uit samengesteld merk ontstijgt aan haar delen en zo kan rekenen op de goedkeuring van het Hof, kan dan gesproken worden van een 'emergent merk'. BABY-DRY lijkt niet langer relevant Er lijkt dan ook nog weinig over te zijn van de maatstaf gegeven in het BABY-DRY-arrest. Ten eerste lijkt het 'merkbaar verschil'-criterium uit POSTKANTOOR en BIOMILD een stuk zwaarder dan het corresponderende criterium uit BABY-DRY. En zelfs als aan dit criterium wordt voldaan, dan zou dit merk in de toekomst door concurrenten wel eens gebruikt kunnen worden om de eigenschappen van het product aan te duiden, ook al is het teken op dit moment nog slechts een taalvondst. In geval van BABY-DRY zullen er zeker concurrenten zijn die ook de gevonden aanduiding baby-dry wensen te gebruiken om aan te geven dat hun luier will keep your baby dry. BABY-DRY is ingeschreven als merk, maar voor soortgelijke gevallen geeft het Hof er thans alle ruimte toe deze taalvondsten tot het publieke domein te laten behoren doordat de betrokken inschrijving wordt geweigerd. Denk bijvoorbeeld aan de taalvondst STREAMSAVE voor onder meer computerhardware waarvan de weigering door het HvJ EG werd gesanctioneerd. [48] Moet in geval van dit soort merken de marketeer tegenwoordig zijn toevlucht proberen te zoeken in het auteursrecht? Conclusie: onderscheiden is niet langer goed genoeg Staat de benaderingswijze van het HvJ EG momenteel op gespannen voet met het bepaalde in art. 6quinquies B lid 2 VvP? Naar mijn mening wel. De toets of één van de potentiële betekenissen van een woord geschikt is om een eigenschap van een waar of dienst aan te duiden valt wellicht nog binnen de bandbreedte van dit artikel dat immers zelf ook spreekt over tekens 'die kunnen dienen tot'. Echter, door deze toets los te koppelen van het normale taalgebruik wordt hij hoogst arbitrair. Veel bestaande merken zouden geschikt kunnen zijn om eigenschappen van een product aan te duiden. Dit geldt eens te meer indien het gaat om een nieuw woord voor een nieuwe eigenschap. Met het introduceren van de algemeenbelangtoets lijkt het HvJ EG een aanvullende toets te hebben ingevoerd die niet in art. 6quinquies B lid 2 VvP wordt genoemd. Zo nodig lijkt in de rechtspraak van dat Hof weigering op grond van het algemeen belang mogelijk, zonder dat één van de in art. 6quinquies B lid 2 VvP genoemde weigeringsgronden zich ook daadwerkelijk voordoet. [49] Dat een bepaalde gedachte aan de invoering van een uitsluitingsgrond ten grondslag heeft gelegen rechtvaardigt echter nog niet dat deze achterliggende gedachte als toets wordt ingevoerd. Een uitleg van de GMVo en de Merkenrichtlijn die strenger is dan het bepaalde in het VvP kan niet de bedoeling zijn geweest van de Europese wetgever, gezien het bepaalde in de art. 2 lid 1 en 15 lid 2 TRIPs. Het hanteren van een strengere toets dan art. 6quinquies B lid 2 VvP heeft immers een onaanvaardbaar gevolg, te weten dat tussen het regime in Europa en regimes elders in de wereld een discrepantie ontstaat die, gelet op het bepaalde in het TRIPs-Verdrag, niet wordt toegelaten omdat zij afbreuk doet aan het daarin neergelegde 7

8 harmoniseringsdoel. [50] Duidelijk is ondertussen in ieder geval dat het HvJ EG verdergaande eisen stelt aan een teken dan het BenGH in het verleden heeft gedaan en dan het Hof zelf heeft gedaan in zijn BABY-DRY-arrest dat pas drie jaar geleden is gewezen. Blijkens de recente rechtspraak van het HvJ EG moet een merk niet enkel geschikt zijn om een waar of een dienst te kunnen onderscheiden, maar mag de concurrentie ook niet onnodig worden beperkt door het toekennen van exclusieve bescherming aan dat merk. In het kader van de rechtszekerheid zou het een goede zaak zijn als het HvJ EG voor een duidelijke, rechtlijnige koers zou kiezen. Ik denk bij voorbeeld niet dat de aanvrager voor het Gemeenschapsmerk DOUBLEMINT ooit had gedacht dat zijn aanvrage het niet zou redden na BABY-DRY. De merkhouders van BABY-DRY, KINDER en JUICY FRUIT mogen in ieder geval blij zijn dat zij hun merk reeds op zak hebben Voetnoten Voetnoten [0] Citeerwijze: O.H.J. Schmutzer, 'Weigeren voor een hoger doel', IER 2005, 3. [*] O.H.J. Schmutzer is advocaat bij NautaDutilh N.V. te Amsterdam. [2] Richtlijn 89/104/EG, PbEG 1 februari 1989 L 40/1 (Merkenrichtlijn), overweging 10. [3] BenGH 16 december 1991, NJ 1995, 596 (m.nt. Verkade), (Burberrys II). [4] S.P. Ladas, Patents, Trademarks, and Related Rights, Vol. II, Boston: Harvard University Press, 1975, p [5] Merkenrichtlijn, overweging 12. [6] Hof 's-gravenhage 3 juli 1997, IER 1997, 53 (m.nt. Gielen). [7] HvJ EG 6 mei 2003, zaak C-104/01, Jur. 2003, p. I-03793, NJ 2003, 600 (m.nt. Spoor), IER 2003, 50 (m.nt. Gielen), r.o. 73, (Libertel). [8] HvJ EG 16 september 2004, zaak C-329/02 P, Jur (n.n.g.), IER 2005, [8], r.o. 25, (SAT.2) met verwijzing naar HvJ EG 29 april 2004, zaken C-456/01 P en C-457/01 P, n.n.g., (Henkel). [9] G.H.C. Bodenhausen, Guide d'application de la Convention de Paris pour la protection de la propriété industrielle, Genève: WIPO 1967, p [10] HvJ EG 12 februari 2004, zaak C-363/99, Jur (n.n.g.), PbEU 2004, C 85/1, IER 2004, 22 (m.nt. Gielen; zie antwoord op de 6e vraag), (Postkantoor), HvJ EG 8 april 2003, gevoegde zaken C-53-55/01, Jur. 2003, p. I-3161, IER 2003, 48, r.o. 67, (Linde, Winward & Rado), HvJ EG 29 april 2004, zaken C-456/01 P en C-457/01 P, (n.n.g.; tekst is wel beschikbaar via website van het HvJ EG: < r.o. 45, (Henkel) en HvJ EG 16 september 2004, zaak C-329/02 P, Jur (n.n.g.), IER 2005, [8], r.o. 25, (SAT.2). [11] GvEA EG 5 maart 2003, zaak T-194/01, Jur. 2003, p. II-00383, r.o. 39, (3D-vorm afwasmiddel). [12] HvJ EG 16 september 2004, zaak C-329/02 P, Jur (n.n.g.), IER 2005, [8]), r.o. 23, (SAT.2). [13] HvJ EG 16 september 2004, zaak C-404/02, Jur (n.n.g.), PbEU 2004, C 273/11), r.o. 23 (met verwijzing naar andere arresten), (Nichols). [14] GvEA EG 5 maart 2003, zaak T-194/01, Jur. 2003, p. II-00383, r.o. 45, (3D-vorm afwasmiddel). [15] HvJ EG 6 mei 2003, zaak C-104/01, Jur. 2003, p. I-3793, NJ 2003, 600 (m.nt. Spoor), IER 2003, 50 (m.nt. Gielen), r.o. 67, (Libertel). [16] HvJ EG, 4 mei 1999, zaken C-108/97 en C-109/97, Jur. 1999, p. I-2779, NJ 2000, 269 (m.nt. Verkade), IER 1999, 30 (m.nt. Gielen), r.o. 48, (Chiemsee) en HvJ EG 6 mei 2003, zaak C-104/01, Jur. 2003, p. I-3793, NJ 2003, 600 (m.nt. Spoor), IER 2003, 50 (m.nt. Gielen), r.o. 67, (Libertel). [17] HvJ EG 16 september 2004, zaak C-329/02 P, Jur (n.n.g.), IER 2005, [8], r.o. 41, (SAT.2). [18] HvJ EG 16 september 2004, zaak C-329/02 P, Jur (n.n.g.), IER 2005, [8], r.o. 27, (SAT.2). [19] HvJ EG 6 mei 2003, zaak C-104/01, Jur. 2003, p. I-03793, NJ 2003, 600 (m.nt. Spoor), IER 2003, 50 (m.nt. Gielen), r.o. 60, (Libertel). 8

9 [20] HvJ EG 19 september 2002, zaak C-104/00 P, Jur. 2002, p. I-7561, IER 2002, 52 (m.nt. Gielen), (Companyline). [21] HvJ EG 18 juni 2002, zaak C-299/00, Jur. 2002, p. I-5475, IER 2002, 42 (m.nt. Grosheide), r.o. 36, (Philips/Remington). [22] Ladas 1975, p (zie noot 3) en Bodenhausen 1967, p. 115 (zie noot 8). [23] HvJ EG 12 december 2002, zaak C-273/00, Jur. 2002, p. I-11737, IER 2003, 21 (m.nt. Gielen), r.o. 55, (Sieckmann). [24] HvJ EG 18 juni 2002, zaak C-299/00, Jur. 2002, p. I-5475, IER 2002, 42 (m.nt. Grosheide), r.o. 36, (Philips/Remington). [25] Dat dit soort tekens onder sub a vallen: zie Gielen, noot in IER 2004, 22 bij HvJ EG 12 februari 2004, (Postkantoor). [26] Bodenhausen 1967, p. 120 (zie noot 8). [27] Zie noot 9. [28] HvJ EG 12 februari 2004, zaak C-363/99, Jur (n.n.g.), PbEU 2004, C 85/1, IER 2004, 22 (m.nt. Gielen), r.o. 86, (Postkantoor). [29] Onder de Merkenwet 1883 werden overigens strengere eisen aan een merk gesteld, zie: C.J.J.C. van Nispen, 'Het onderscheidend vermogen van een merk; Europese norm, nationale praktijken', BIE 1997, 10, p [30] BenGH 19 januari 1981, NJ 1981, 294 (m.nt. Wichers Hoeth), (Kinder). [31] HvJ EG 20 september 2001, zaak C-383/99 P, Jur. 2001, p. I-6251, NJ 2002, 139, IER 2001, 54 (m.nt. SdW), r.o. 39, (Baby-Dry). [32] De bepalingen van art. 3 lid 1 sub c Merkenrichtlijn en art. 7 lid 1 sub c GMVo zijn hetzelfde. Dit blijkt uit HvJ EG 12 februari 2004, zaak C-363/99, Jur (n.n.g.), PbEU 2004, C 85/1, IER 2004, 22 (m.nt. Gielen), r.o. 97, (Postkantoor). [33] Zie bijvoorbeeld: Hoorneman, 'Baby-Dry of Companyline?', BMMB 03/01. [34] In gelijke zin: A-G Jacobs, conclusie in HvJ EG 20 september 2001, zaak C-383/99 P, NJ 2002, 139, r.o. 84, (Baby-Dry). [35] Zie bijvoorbeeld: Hoorneman, BMMB 03/01, p. 6 (zie noot 32). [36] HvJ EG 8 april 2003, gevoegde zaken C-53-55/01, Jur. 2003, p. I-3161, IER 2003, 48, r.o. 77, (Linde, Winward & Rado). [37] HvJ EG 6 mei 2003, zaak C-104/01, Jur. 2003, p. I-03793, NJ 2003, 600 (m.nt. Spoor), IER 2003, 50 (m.nt. Gielen), r.o. 60, (Libertel). [38] HvJ EG 12 februari 2004, zaak C-265/00, Jur (n.n.g.), PbEU 2004, C 85/3, r.o. 36, (Biomild). [39] HvJ EG 4 mei 1999, zaken C-108/97 en C-109/97, Jur. 1999, p. I-2779, NJ 2000, 269 (m.nt. Verkade), IER 1999, 30 (m.nt. Gielen), r.o. 52, (Chiemsee). [40] HvJ EG 23 oktober 2003, zaak C-191/01 P, Jur (n.n.g.), Pb EG 2003, C 304/3, IER 2004, 12, r.o. 32 (m.nt. Gielen), (Doublemint). [41] HvJ EG 12 februari 2004, zaak C-363/99, Jur (n.n.g.), PbEU 2004, C 85/1, IER 2004, 22 (m.nt. Gielen), r.o. 97 (onder verwijzing naar HvJ EG, 23 oktober 2003), (Postkantoor). [42] Bodenhausen 1967, p. 120 (zie noot 8). [43] Ladas 1975, p en 1233 (zie noot 3). [44] HvJ EG 12 februari 2004, zaak C-363/99, Jur (n.n.g.), PbEU 2004, C 85/1, IER 2004, 22 (m.nt. Gielen), r.o. 100, (Postkantoor), en in gelijke zin HvJ EG 12 februari 2004, zaak C-265/00, Jur (n.n.g.), PbEU 2004, C 85/3, r.o. 41, (Biomild). [45] HvJ EG 20 september 2001, C-383/99 P, Jur. 2001, p. I-6251, NJ 2002, 139, IER 2001, 54 (m.nt. SdW), (Baby-Dry). [46] Vergelijk noot Gielen in IER 2004, 22 bij HvJ EG 12 februari 2004, (Postkantoor). [47] Emergentisme gaat uit van emergentie. Kort gezegd kan iets als emergent worden aangemerkt als het meer is dat de enkele som van de delen waaruit het is samengesteld. Een met betrekking tot het emergentisme veel besproken onderwerp is bijvoorbeeld de verhouding lichaam/geest. J.S. Mill, C.D. Broad en S. 9

10 Alexander zijn enkele filosofen die met het emergentisme verbonden zijn. [48] HvJ EG 5 februari 2004, zaak C-150/02 P, Jur (n.n.g.), PbEU 2004, C 94/12, (Streamserve). [49] Vergelijk HvJ EG 6 mei 2003, zaak C-104/01, Jur. 2003, p. I-3739, NJ 2003, 600 (m.nt. Spoor), IER 2003, 50 (m.nt. Gielen), r.o. 60, (Libertel). [50] Vergelijk noot Gielen in IER 1997, 53 bij Hof 's-gravenhage 3 juli

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 * In zaak C-265/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Benelux- Gerechtshof, in het aldaar aanhangige geding tussen Campina

Nadere informatie

Recente IE rechtspraak (van 1 en 10 dagen geleden) Dirk Visser

Recente IE rechtspraak (van 1 en 10 dagen geleden) Dirk Visser Recente IE rechtspraak (van 1 en 10 dagen geleden) Dirk Visser HvJ EG 20 september 2007 Benetton/G-star De vorm die een wezenlijke waarde aan de waar geeft kan geen merk zijn. (art. 3 lid 1 sub e Mrl.

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 * NESTLÉ ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 * In zaak C-353/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Court of Appeal (England and

Nadere informatie

VERLEDEN. verleden. heden. toekomst. Vormmerken uit vorm? De toekomst van vormmerken in het merkenrecht

VERLEDEN. verleden. heden. toekomst. Vormmerken uit vorm? De toekomst van vormmerken in het merkenrecht Vormmerken uit vorm? De toekomst van vormmerken in het merkenrecht PFO Merken Masterclass Den Haag 26 november 2015 Erwin Haüer verleden. heden. toekomst. VERLEDEN. WAT IS EEN MERK? Als individuele merken

Nadere informatie

M ERK EN VERGELIJKENDE RECLAME

M ERK EN VERGELIJKENDE RECLAME 145 M ERK EN VERGELIJKENDE RECLAME Charles GIELEN 1 Op vergelijkende reclame rustte lange tijd een stevige merkenrechtelijke vloek. Wie herinnert zich nog de tijd dat het oude artikel 13A lid 2 Benelux

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 september 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 september 2006 * ARREST VAN 7. 9. 2006 ZAAK C-108/05 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 september 2006 * In zaak C-108/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door

Nadere informatie

COUR DE JUSTICE BENELUX

COUR DE JUSTICE BENELUX COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 99/1/20 Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 99/1 Inzake : KPN tegen BENELUX MERKENBUREAU Procestaal : Nederlands Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire A

Nadere informatie

~ A 98/2/21. Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 98/2 BENELUX MERKENBUREAU. Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire A 98/2

~ A 98/2/21. Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 98/2 BENELUX MERKENBUREAU. Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire A 98/2 COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 98/2/21 Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 98/2 Inzake : CAMPINA tegen BENELUX MERKENBUREAU Procestaal : Nederlands Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire

Nadere informatie

1 of 10 26-2-2013 13:25

1 of 10 26-2-2013 13:25 1 of 10 26-2-2013 13:25 LJN: AN9403, Hoge Raad, R02/100HR Datum 23-01-2004 uitspraak: Datum 23-01-2004 publicatie: Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: 23 januari 2004

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL D. RUIZ-JARABO COLOMER van 14 januari

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL D. RUIZ-JARABO COLOMER van 14 januari CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL D. RUIZ-JARABO COLOMER van 14 januari 2003 1 1. Het Bundespatentgericht stelt het Hof drie prejudiciële vragen over de uitlegging van artikel 3, lid 1, sub b, c en e, van

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau Conclusie van de Avocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/6) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000

Nadere informatie

Het KitKat vormmerk: Geen chocolade van te maken! - Nadiya Disveld

Het KitKat vormmerk: Geen chocolade van te maken! - Nadiya Disveld Het KitKat vormmerk: Geen chocolade van te maken! - Nadiya Disveld 1. Inleiding Op 16 september 2015 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie een uitspraak gedaan over de bovenstaande figuur. Het

Nadere informatie

The clash of the Bulls. The Bull Dog vs. Red Bull: het begrip geldige reden nader verklaard door HvJ EU. I. Inleiding

The clash of the Bulls. The Bull Dog vs. Red Bull: het begrip geldige reden nader verklaard door HvJ EU. I. Inleiding The clash of the Bulls The Bull Dog vs. Red Bull: het begrip geldige reden nader verklaard door HvJ EU I. Inleiding Met de uitspraak van het Europese Hof op 6 februari jongstleden is het dan zo ver...

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Vertaling C-49/13 1 Zaak C-49/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 januari 2013 Verwijzende instantie: Úřad průmyslového vlastnictví

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/2 D'IETEREN / B.B.M. (Shop & Service) Zaak A 2005/3 D'IETEREN / B.B.M.

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/2 D'IETEREN / B.B.M. (Shop & Service) Zaak A 2005/3 D'IETEREN / B.B.M. COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/2 D'IETEREN / B.B.M. (Shop & Service) Zaak A 2005/3 D'IETEREN / B.B.M. (Executive) Conclusie van Advocaat-Generaal J.F. Leclercq (vertaling van stuk A

Nadere informatie

Noot HvJ 25 juli 2018 C-129/17, Mitsubishi/Duma, NJ 2019/181

Noot HvJ 25 juli 2018 C-129/17, Mitsubishi/Duma, NJ 2019/181 Noot HvJ 25 juli 2018 C-129/17, Mitsubishi/Duma, NJ 2019/181 1. Deze zaak draait om de vraag of het zonder toestemming van de merkhouder weghalen van een merk van een product, het zogenaamde debranding,

Nadere informatie

~ A 2005/1/16. ARREST van 28 juni Procestaal : Nederlands. ARRET du 28 juin 2007 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V.

~ A 2005/1/16. ARREST van 28 juni Procestaal : Nederlands. ARRET du 28 juin 2007 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V. COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2005/1/16 ARREST van 28 juni 2007 Inzake BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V. tegen BENELUX-MERKENBUREAU Procestaal : Nederlands ARRET du 28 juin 2007 En cause BOVEMIJ VERZEKERINGEN

Nadere informatie

Vertaling C-125/14-1. Zaak C-125/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Fővárosi Törvényszék (Hongarije)

Vertaling C-125/14-1. Zaak C-125/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Fővárosi Törvényszék (Hongarije) Vertaling C-125/14-1 Zaak C-125/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 18 maart 2014 Verwijzende rechter: Fővárosi Törvényszék (Hongarije) Datum van de verwijzingsbeslissing: 10

Nadere informatie

Arrest HvJ EG d.d. 2 juli 2009, Bavaria Bayerische Bier

Arrest HvJ EG d.d. 2 juli 2009, Bavaria Bayerische Bier Journaal Warenwet 2009-8 Martin Hemmer AKD Prinsen Van Wijmen Geografische oorsprongsaanduidingen Arrest HvJ EG d.d. 2 juli 2009, Bavaria Bayerische Bier Jurisprudentie Het recht om merken te gebruiken

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 8 april 2003 *

ARREST VAN HET HOF 8 april 2003 * LINDE E.Λ. ARREST VAN HET HOF 8 april 2003 * In de gevoegde zaken C-53/01 tot en met C-55/01, betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundesgerichtshof (Duitsland), in de procedures

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 * KONINKLIJKE KPN NEDERLAND ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 * In zaak C-363/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Gerechtshof te 's-gravenhage (Nederland),

Nadere informatie

~ A 2005/1/9. ARREST van 29 juni 2006. Procestaal : Nederlands. ARRÊT du 29 juin 2006 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V.

~ A 2005/1/9. ARREST van 29 juni 2006. Procestaal : Nederlands. ARRÊT du 29 juin 2006 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V. COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2005/1/9 ARREST van 29 juni 2006 Inzake : BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V. tegen BENELUX-MERKENBUREAU Procestaal : Nederlands En cause : ARRÊT du 29 juin 2006 BOVEMIJ

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 * HENKEL ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 * In zaak C-218/01, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundespatentgericht (Duitsland), in de procedure die aldaar

Nadere informatie

Merkenrichtlijn. http://www.strijpadvocatuur.nl. Publicatieblad Nr. L 299 van 08/11/2008 blz. 0025-0033

Merkenrichtlijn. http://www.strijpadvocatuur.nl. Publicatieblad Nr. L 299 van 08/11/2008 blz. 0025-0033 Merkenrichtlijn Richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (Gecodificeerde versie) Voor de EER relevante

Nadere informatie

25 jaar Merkenrecht Zeist 11 maart 2009 Prof. Mr. Charles Gielen

25 jaar Merkenrecht Zeist 11 maart 2009 Prof. Mr. Charles Gielen 25 jaar Merkenrecht 1984-2009 Zeist 11 maart 2009 Prof. Mr. Charles Gielen Le Menu Le lunch distinctif Le pâté des mots La forme du soufflé Entremet exceptionnel de la technique Le diner etendu La soupe

Nadere informatie

8.11.2008 Publicatieblad van de Europese Unie L 299/25 RICHTLIJNEN

8.11.2008 Publicatieblad van de Europese Unie L 299/25 RICHTLIJNEN 8.11.2008 Publicatieblad van de Europese Unie L 299/25 RICHTLIJNEN RICHTLIJN 2008/95/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2010/8/10 ARREST. Inzake: Naam : Benelux Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Tegen:

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2010/8/10 ARREST. Inzake: Naam : Benelux Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Tegen: COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2010/8/10 ARREST Inzake: Naam : Benelux Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Tegen: Naam : Vermeiren Francina Procestaal: Nederlands ARRET En cause : Nom :

Nadere informatie

In deze noot komen de antwoorden of beide prejudiciële vragen aan bod. Maar eerst antwoord of de vraag wat een GUI nu eigenlijk is?

In deze noot komen de antwoorden of beide prejudiciële vragen aan bod. Maar eerst antwoord of de vraag wat een GUI nu eigenlijk is? Noot bij HvJEU,, 22 december 2010, zaak C-393/09, C Bezpečnostní softwarová asociace (BSA) tegen Ministerstvo kultury (prejudiciële vragen Nejvyšší správní soud,, Tsjechië) 1. Inleiding Op 22 december

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 december 2006 (OR. en) 14712/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0274 (CNS) PI 64 OC 841

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 december 2006 (OR. en) 14712/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0274 (CNS) PI 64 OC 841 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 1 december 2006 (OR. en) 14712/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0274 (CNS) PI 64 OC 841 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: VERORDENING VAN DE RAAD

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Europees Parlement en de Raad Onderwerp Eerste Richtlijn 89/104/EEG betreffende de aanpassing van het merkenrecht der Lid-Staten Datum 21 december 1988 Copyright and disclaimer Gelieve er nota

Nadere informatie

Onzuivere vergelijkende reclame: naast onrechtmatige daad ook merkinbreuk?

Onzuivere vergelijkende reclame: naast onrechtmatige daad ook merkinbreuk? Onzuivere vergelijkende reclame: naast onrechtmatige daad ook merkinbreuk? Wim Maas en Charlotte de Boer Onzuivere vergelijkende reclame leidt regelmatig tot juridische geschillen. Deze zaken zijn vaak

Nadere informatie

P.G.F.A. Geerts, Noot onder HvJ EU 5 juli 2018 (Jägermeister/EUIPO); gepubliceerd in IER 2018/46, p

P.G.F.A. Geerts, Noot onder HvJ EU 5 juli 2018 (Jägermeister/EUIPO); gepubliceerd in IER 2018/46, p P.G.F.A. Geerts, Noot onder HvJ EU 5 juli 2018 (Jägermeister/EUIPO); gepubliceerd in IER 2018/46, p. 436-446. 1. De feiten. Op 17 april 2015 heeft Mast-Jägermeister bij het EUIPO een gemeenschapsmodel

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 4 oktober 2001 *

ARREST VAN HET HOF 4 oktober 2001 * ARREST VAN HET HOF 4 oktober 2001 * In zaak C-517/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundespatentgericht (Duitsland), in de procedure aldaar ingeleid door Merz & Krell

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

Arrest van 26 juni 2000 in de zaak A 98/2 -------------------------

Arrest van 26 juni 2000 in de zaak A 98/2 ------------------------- BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 98/2/14 Arrest van 26 juni 2000 in de zaak A 98/2 ------------------------- Inzake : CAMPINA MELKUNIE B.V. tegen BENELUX-MERKENBUREAU Procestaal : Nederlands

Nadere informatie

Naschrift Artikel 6 ter Verdrag van Parijs

Naschrift Artikel 6 ter Verdrag van Parijs Naschrift Artikel 6 ter Verdrag van Parijs Als schrijver van het artikel in het BMM Bulletin over art. 6 ter VvP waarvoor op 26 maart jl. de Wim Mak Award 2008 werd uitgereikt, meld ik mij graag met een

Nadere informatie

Onzuivere vergelijkende reclame: naast onrechtmatige daad ook merkinbreuk?

Onzuivere vergelijkende reclame: naast onrechtmatige daad ook merkinbreuk? Onzuivere vergelijkende reclame: naast onrechtmatige daad ook merkinbreuk? Deterink Advocaten en Notarissen mr. W.J.G. Maas/mr. C. de Boer Kennedyplein 201 5611 ZT Eindhoven Telefoon: +31 (0)40 26 26 774

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 23 oktober 2003 *

ARREST VAN HET HOF 23 oktober 2003 * DUIM / WUIGLEY ARREST VAN HET HOF 23 oktober 2003 * In zaak C-191/01 P, Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), vertegenwoordigd door V. Melgar en S. Laitinen

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Europees Hof van Justitie Onderwerp Hogere voorziening Ontvankelijkheid Gemeenschapsmerk Verordening (EG) nr. 40/94 Absolute weigeringsgrond Onderscheidend vermogen Merken die uitsluitend bestaan

Nadere informatie

Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 BENELUX-MERKENBUREAU VLAAMSE TOERISTENBOND. Procestaal : Nederlands

Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 BENELUX-MERKENBUREAU VLAAMSE TOERISTENBOND. Procestaal : Nederlands COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2002/2/6 Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 Inzake : BENELUX-MERKENBUREAU tegen VLAAMSE TOERISTENBOND Procestaal : Nederlands Arrêt du 15 décembre 2003

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 15 februari 2007*

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 15 februari 2007* BVBA MANAGEMENT, TRAINING EN CONSULTANCY ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 15 februari 2007* In zaak 0239/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 14 mei 2002 *

ARREST VAN HET HOF 14 mei 2002 * ARREST VAN HET HOF 14 mei 2002 * In zaak C-2/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland), in het aldaar aanhangig geding tussen Michael

Nadere informatie

Arrest van 2 oktober 2000 in de zaak A 98/ Arrêt du 2 octobre 2000 dans l affaire A 98/

Arrest van 2 oktober 2000 in de zaak A 98/ Arrêt du 2 octobre 2000 dans l affaire A 98/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 98/3/9 Arrest van 2 oktober 2000 in de zaak A 98/3 ------------------------- Inzake : BROUWERIJ HAACHT N.V. tegen GRANDES SOURCES BELGES N.V. Procestaal :

Nadere informatie

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE. van inzake de rapportering van controles op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE. van inzake de rapportering van controles op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg NL NL NL EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.2.2011 C(2011) 909 definitief AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 21.2.2011 inzake de rapportering van controles op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg

Nadere informatie

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

Nadere informatie

BENELUX. ~ A 2005/3/11 (Executive) COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARRÊT du 29 juin En cause : S.A. D'IETEREN. contre BUREAU BENELUX DES MARQUES

BENELUX. ~ A 2005/3/11 (Executive) COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARRÊT du 29 juin En cause : S.A. D'IETEREN. contre BUREAU BENELUX DES MARQUES COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2005/3/11 (Executive) ARRÊT du 29 juin 2006 En cause : S.A. D'IETEREN contre BUREAU BENELUX DES MARQUES Langue de la procédure: le français ARREST van 29 juni 2006

Nadere informatie

EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T. Straatsburg, 22 oktober 2008 (OR. fr) PE-CO S 3634/2/08 REV /0264 (COD) LEX 921 CODIF 62 PI 21 CODEC 530

EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T. Straatsburg, 22 oktober 2008 (OR. fr) PE-CO S 3634/2/08 REV /0264 (COD) LEX 921 CODIF 62 PI 21 CODEC 530 EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T DE RAAD Straatsburg, 22 oktober 2008 (OR. fr) 2006/0264 (COD) LEX 921 PE-CO S 3634/2/08 REV 2 CODIF 62 PI 21 CODEC 530 RICHTLIJ VA HET EUROPEES PARLEME T E DE RAAD

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 29 april 2004 * Henkel KGaA, gevestigd te Düsseldorf (Duitsland), vertegenwoordigd door C. Osterrieth, Rechtsanwalt,

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 29 april 2004 * Henkel KGaA, gevestigd te Düsseldorf (Duitsland), vertegenwoordigd door C. Osterrieth, Rechtsanwalt, HENKEL / BHIM ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 29 april 2004 * In de gevoegde zaken C-456/01 P en C-457/01 P, Henkel KGaA, gevestigd te Düsseldorf (Duitsland), vertegenwoordigd door C. Osterrieth, Rechtsanwalt,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 6 oktober 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 6 oktober 2005 * MEDIÜN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 6 oktober 2005 * In zaak C-120/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Oberlandesgericht Düsseldorf

Nadere informatie

Wie geniet bescherming van zijn handelsnaam?

Wie geniet bescherming van zijn handelsnaam? Bescherm uw handels -, vennootschaps - en merknaam Naambekendheid is voor de handelaar van onschatbare waarde. Consumenten, klanten en leveranciers kopen producten van een bepaald merk of drijven handel

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 20 september 2001 *

ARREST VAN HET HOF 20 september 2001 * PROCTER & GAMBLE / BHIM ARREST VAN HET HOF 20 september 2001 * In zaak C-383/99 P, Procter & Gamble Company, gevestigd te Cincinnatii (Verenigde Staten), vertegenwoordigd door T. van Innis, advocaat, domicilie

Nadere informatie

Actualia Bescherming via het modellenrecht van kenmerken die moeilijk in tekeningen te vatten zijn Geert Philipsen

Actualia Bescherming via het modellenrecht van kenmerken die moeilijk in tekeningen te vatten zijn Geert Philipsen Actualia Bescherming via het modellenrecht van kenmerken die moeilijk in tekeningen te vatten zijn Geert Philipsen BMM Voorjaarsvergadering 2012 Inhoud A. Inleiding De definitie van een model B. Actualia

Nadere informatie

Verwatering: de grote boze wolf qua bewijs?!

Verwatering: de grote boze wolf qua bewijs?! Verwatering: de grote boze wolf qua bewijs?! Beschouwing na uitspraak HvJ EU 14 november 2013, C-383/12 P (Environmental Manufacturing vs. OHIM) door Henrike Bongers I. Inleiding Over de bewijsregels bij

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 * ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 * In zaak C-116/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Finanzgericht München, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart

Nadere informatie

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/1

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/1 HET BENELUX-GERECHTSHOF in de zaak A 94/1 1. Gelet op het op 18 maart 1994 door de Hoge Raad der Nederlanden uitgesproken arrest in de zaak nr. 15.276 van de te Amsterdam gevestigde vennootschap Linguamatics

Nadere informatie

Arrest van 25 september 2000 in de zaak A 97/

Arrest van 25 september 2000 in de zaak A 97/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 97/1/9 Arrest van 25 september 2000 in de zaak A 97/1 ------------------------- Inzake : BMW A.G. tegen DEENIK Procestaal : Nederlands Arrêt du 25 septembre

Nadere informatie

Nieuwendammerkade LZ Amsterdam Nederland

Nieuwendammerkade LZ Amsterdam Nederland BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2008075 van 4 februari 2014 Opposant: Markline S.A. 63-65, Rue de Merl 2146 Luxemburg Luxemburg Gemachtigde: Dennemeyer & Associates

Nadere informatie

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.12.2016 COM(2016) 798 final 2016/0399 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot aanpassing van een aantal rechtshandelingen op het gebied

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

1. Inleiding. 1 Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van

1. Inleiding. 1 Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van 01-02-2012 Richtlijnen van de Europese Commissie betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (IER) door de douaneautoriteiten van de EU met betrekking tot goederen, met name geneesmiddelen,

Nadere informatie

10374/15 ADD 1 mou/dau/hh 1 DG G 3 B

10374/15 ADD 1 mou/dau/hh 1 DG G 3 B Raad van de Europese Unie Brussel, 28 oktober 2015 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0089 (COD) 10374/15 ADD 1 PI 43 CODEC 950 ONTWERP-MOTIVERING VAN DE RAAD Betreft: Standpunt van de Raad in

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 18 juni 2002 *

ARREST VAN HET HOF 18 juni 2002 * ARREST VAN HET HOF 18 juni 2002 * In zaak C-299/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division) (Verenigd Koninkrijk), in het

Nadere informatie

Zaak C-377/98. Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

Zaak C-377/98. Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie Zaak C-377/98 Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie Nietigverklaring Richtlijn 98/44/EG Rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen Rechtsgrondslag Artikel

Nadere informatie

Tekststudio Schrijven en Schrappen 06-13 59 30 44 www.schrijven-en-schrappen.nl - lotty@schrijven-en-schrappen.nl -

Tekststudio Schrijven en Schrappen 06-13 59 30 44 www.schrijven-en-schrappen.nl - lotty@schrijven-en-schrappen.nl - Graag zou ik je bij dezen iets vertellen betreffende onnodig moeilijk taalgebruik dat geregeld wordt gebezigd. Alhoewel de meeste mensen weten dat ze gerust in spreektaal mogen schrijven, gebruiken ze

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/detailpage.aspx?ljn=bx5433

http://zoeken.rechtspraak.nl/detailpage.aspx?ljn=bx5433 pagina 1 van 5 LJN: BX5433, Rechtbank Utrecht, 320331 / HA ZA 12-317 Datum uitspraak:22-08-2012 Datum 04-09-2012 publicatie: Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie:Merkenrecht;

Nadere informatie

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen: '"Sr "- AANTEKENEN Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH 'S-GRAVENHAGE Datum Referentie Betreft beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (08/00041) op het hoger beroep

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 5 april

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 5 april CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. JACOBS ZAAK C-383/99 P CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 5 april 2001 1 1. Dit is de eerste keer dat bij het Hof hogere voorziening wordt ingesteld in een zaak betreffende

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Benelux Gerechtshof Onderwerp Eenvormige Beneluxwet op de merken, gewijzigd bij het Protocol van 2 december 1992, artikelen 6bis en 6ter - Beroep tegen een beslissing van het Benelux-Merkenbureau

Nadere informatie

ARREST. Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Procestaal: Nederlands ARRET. Organisation Benelux de la Propriété intellectuelle

ARREST. Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Procestaal: Nederlands ARRET. Organisation Benelux de la Propriété intellectuelle 1 COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2010/7/8 ARREST Inzake: Intres Belgium Tegen: Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Procestaal: Nederlands ARRET En cause : Intres Belgium Contre:

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2015/1/6 ARREST. Inzake: Naam : BVBA Upper At Home. Tegen: Naam : BVBA The Works. Procestaal: Nederlands ARRET

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2015/1/6 ARREST. Inzake: Naam : BVBA Upper At Home. Tegen: Naam : BVBA The Works. Procestaal: Nederlands ARRET COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2015/1/6 ARREST Inzake: Naam : BVBA Upper At Home Tegen: Naam : BVBA The Works Procestaal: Nederlands ARRET En cause : Nom : BVBA Upper At Home Contre: Nom : BVBA

Nadere informatie

2. Overwegende dat de feiten waarop de door het Hof te geven uitleg moet worden toegepast, als volgt zijn samen te vatten :

2. Overwegende dat de feiten waarop de door het Hof te geven uitleg moet worden toegepast, als volgt zijn samen te vatten : Vertaling 2 HET BENELUX-GERECHTSHOF in de zaak A 95/2 1. Gelet op het op 10 februari 1995 door het tribunal d arrondissement te Luxemburg, zitting houdende in handelszaken, gewezen vonnis in de zaak van

Nadere informatie

Nederlands Instituut van Psychologen 070-8888500. inzagerecht testgegevens

Nederlands Instituut van Psychologen 070-8888500. inzagerecht testgegevens POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN Nederlands Instituut van Psychologen

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BN1414

ECLI:NL:HR:2010:BN1414 ECLI:NL:HR:2010:BN1414 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-10-2010 Datum publicatie 15-10-2010 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C07/034HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN1414

Nadere informatie

De zaak is voor Majestic behandeld door mrs. M.H.L. Hemmer en R.T. Tjemkes, advocaten te Breda.

De zaak is voor Majestic behandeld door mrs. M.H.L. Hemmer en R.T. Tjemkes, advocaten te Breda. vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel zaaknummer / rolnummer: C/09/435163 / HA ZA 13-76 Vonnis van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MAJESTIC PRODUCTS B.V., gevestigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 NOVEMBER 2017 C.16.0083.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.16.0083.N IMPRO EUROPE ebvba, met zetel te 2140 Antwerpen, Noordersingel 11, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

Advies 210. De uiterste termijn voor het indienen van de inschrijving is :00.

Advies 210. De uiterste termijn voor het indienen van de inschrijving is :00. Advies 210 1. Feiten 1.1. Beklaagde heeft een meervoudig onderhandse aanbesteding gehouden. Op deze aanbestedingsprocedure is het ARW 2005 van toepassing verklaard. 1.2. Klager heeft op 16 januari 2015

Nadere informatie

De toenemende invloed van het Handvest op het auteursrecht AIPPI. woensdag 11 maart 2015

De toenemende invloed van het Handvest op het auteursrecht AIPPI. woensdag 11 maart 2015 De toenemende invloed van het Handvest op het auteursrecht AIPPI woensdag 11 maart 2015 1 Quaedvlieg 2006 Het lijkt geen goed idee dat iedere individuele rechter in ieder individueel geval een eigen afweging

Nadere informatie

Kleur bekennen? Gewijzigd beleid logo s in zwart-wit & kleur PFO Masterclass merken 26 november 2014. Erwin Haüer Merkenadviseur / Partner

Kleur bekennen? Gewijzigd beleid logo s in zwart-wit & kleur PFO Masterclass merken 26 november 2014. Erwin Haüer Merkenadviseur / Partner Kleur bekennen? Gewijzigd beleid logo s in zwart-wit & kleur PFO Masterclass merken 26 november 2014 Erwin Haüer Merkenadviseur / Partner { hoe was het? programma wat is er gebeurd? hoe is het nu? gevolgen

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 27 mei 2011

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 27 mei 2011 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2005227 van 27 mei 2011 Opposant: TONY MERTENS, naamloze vennootschap Neerlandweg 16 2610 Wilrijk Gemachtigde: Antwerps Octrooi-

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

Date de réception : 06/12/2011

Date de réception : 06/12/2011 Date de réception : 06/12/2011 Resumé C-553/11-1 Zaak C-553/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden '" 13 februari 2015 Eerste Kamer in naam des Konings 10/02162 LZ Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: l. LEIDSEPLEIN BEHEER B.V., gevestigd te Amsterdam, 2. Hendrikus Jacobus Marinus DE VRIES,

Nadere informatie

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) De artikelen 43 EG en 49 EG leggen overigens geen algemene verplichting tot gelijke behandeling op, maar een verbod van discriminatie

Nadere informatie

Debat II Schiet het merkenrecht te kort in de economische werkelijkheid?

Debat II Schiet het merkenrecht te kort in de economische werkelijkheid? Debat II Schiet het merkenrecht te kort in de economische werkelijkheid? Gregor Vos 16 maart 2016 Stelling 1 De hogere drempel voor bescherming van vormen, kleuren en andere kenmerken die samenvallen met

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 310347 / HA ZA 08-1452

zaaknummer / rolnummer: 310347 / HA ZA 08-1452 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 310347 / HA ZA 08-1452 Vonnis van in de zaak van de vennootschap naar buitenlands recht EUPRAX PERCHTOLD & PARTNER STEUERBERATERSOZIETÄT,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * ARREST VAN 10. 5. 2001 ZAAK C-144/99 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * In zaak C-144/99, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. van Nuffel als gemachtigde, bijgestaan

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 * ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 * In zaak C-5/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel Í77 EG-Verdrag van de Belgische Raad van State, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

Algemeen. 1. Uitbreiding van de oppositiegronden

Algemeen. 1. Uitbreiding van de oppositiegronden Gemeenschappelijke memorie van toelichting bij het Protocol van 16 december 2014 houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), wat betreft

Nadere informatie

Annotatie bij Hof van Justitie EG 7 januari 2004 (Gerolsteiner Brunnen / Putsch)

Annotatie bij Hof van Justitie EG 7 januari 2004 (Gerolsteiner Brunnen / Putsch) Annotatie bij Hof van Justitie EG 7 januari 2004 (Gerolsteiner Brunnen / Putsch) Verschenen in IER 2004-2, p. 150-153. J.J.C. Kabel In een conflict tussen twee overeenstemmende merken voor dezelfde waren,

Nadere informatie

Het BMB heeft de inschrijving geweigerd, omdat het teken louter beschrijvend is en omdat er geen bewijs was van inburgering als merk.

Het BMB heeft de inschrijving geweigerd, omdat het teken louter beschrijvend is en omdat er geen bewijs was van inburgering als merk. Conclusie van Eerste Advocaat-Generaal J. du Jardin in de zaak A 2002/2 - Benelux-Merkenbureau tegen Vlaamse Toeristenbond 1. Korte beschrijving van de zaak Uit de in het verwijzingsarrest van het Hof

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 25 januari 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 25 januari 2007 * ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 25 januari 2007 * In zaak C-321/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de High Court of Justice of England

Nadere informatie