Bewijsrecht in ontnemingszaken. David Emmelkamp 1. Inleiding

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bewijsrecht in ontnemingszaken. David Emmelkamp 1. Inleiding"

Transcriptie

1 Bewijsrecht in ontnemingszaken David Emmelkamp 1 Inleiding De Hoge Raad overwoog in 2001 over het bewijsrecht in ontnemingszaken dat uit de wetshistorie volgde dat de wil van de wetgever eerder op een versoepeling van het bewijsregime in ontnemingszaken ten opzichte van dat regime in strafzaken duidde dan op een verzwaring daarvan. 2 Tot op heden heeft de Hoge Raad echter nooit uiteengezet waar deze versoepeling van het bewijsregime dan uit zou bestaan. Als gevolg van het uitblijven van nadere uitleg door de Hoge Raad is tot op heden onduidelijk of inderdaad sprake is van een versoepeling van het bewijsregime en zo ja, voor welke onderdelen van het bewijsrecht in ontnemingszaken die versoepeling dan geldt. De praktijk leert dat deze onduidelijkheid vaak ten koste gaat van de burger die betrokken raakt bij een ontnemingszaak. Zo wordt in ontnemingszaken kwistig met termen als bewijslastverdeling gestrooid, waarbij men niet altijd even helder voor ogen lijkt te hebben wat deze bewijslastverdeling inhoudt en wanneer deze van toepassing is. Voorts lijkt er nog steeds onduidelijkheid te bestaan over begrippen als voldoende aanwijzingen en aannemelijk als bedoeld in lid 2 en 3 van artikel 36e Sr. Daarnaast is er met de introductie van het wettelijke bewijsvermoeden in 2011 de vraag gerezen of deze wetswijziging een verandering in het bewijsregime met zich mee heeft gebracht. In dit artikel bespreek ik aan de hand van de vier gevallen waarin voordeel kan worden ontnomen het bewijsrecht in ontnemingszaken, waarbij in het bijzonder de vraag aan de orde komt of inderdaad sprake is van een versoepeling van de bewijslast ten opzichte van gewone strafzaken. Kader bewijsrecht De vierde afdeling van Titel VI van het tweede boek (over de beraadslaging en de uitspraak) van het Wetboek van Strafvordering is in ontnemingsprocedures van overeenkomstige toepassing. Het wettelijke beslissingsschema dat gebruikt wordt in strafzaken, geldt dus ook in ontnemingszaken. 3 Het verschil met reguliere strafzaken is dat de rechter in ontnemingszaken beraadslaagt over de vraag of er wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden ontnomen en, als die vraag positief wordt beantwoord, hoe hoog dat voordeel wordt geschat. 4 Het is niet de bedoeling dat de rechter in de ontnemingszaak zich opnieuw bezig houdt met de vragen die de rechter in de 1 Advocaat bij De Roos & Pen. 2 HR 23 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZD2212, NJ 2001/ Art 511e lid 1 sub a Sv jo 348 en 350 Sv. 4 Art. 511e lid 2 sub b Sv. 1

2 strafzaak al heeft beantwoord naar aanleiding van de tenlastelegging. 5 De bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn verklaard moeten dan ook in het licht van de ontnemingsprocedure worden gelezen. Artikel 511e lid 1 sub a maakt onderscheid tussen twee bewijsmomenten: - De vraag of de maatregel moet worden opgelegd; - De schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel. 6 De vraag of de ontnemingsmaatregel moet worden opgelegd wordt door de rechter beantwoord aan de hand van de gevallen die in artikel 36e Sr staan genoemd. Deze kennen elk deels hun eigen bewijsregime. De schatting van de omvang van het voordeel kent andere bewijsregels: de schatting van het voordeel kan slechts worden ontleend aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen. 7 Artikel 36e Sr noemt vier gevallen waarin voordeel kan worden ontnomen: I. Als voordeel is verkregen door middel van of uit de baten van het feit waarvoor de betrokkene is veroordeeld (lid 2); II. Als voordeel is verkregen door middel van of uit de baten van andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan (lid 2); III. Als betrokkene is veroordeeld wegens een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie, en aannemelijk is dat of dat misdrijf of andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen (lid 3); IV. Als betrokkene is veroordeeld wegens een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie, kan worden vermoed dat uitgaven die de veroordeelde heeft gedaan en voorwerpen die aan de veroordeelde zijn gaan toebehoren, in een periode van zes jaren voorafgaand aan het plegen van dat misdrijf, wederrechtelijk verkregen voordeel belichamen, tenzij aannemelijk is dat deze uitgaven zijn gedaan uit een legale bron van inkomsten (lid 3). Deze gevallen kennen elk deels een eigen bewijsregime dat hierna zal worden besproken. Artikel 36e Sr Geval I, voordeel uit gronddelict 5 Kamerstukken II 1989/90, 21504, 3, p ; HR 9 september 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC9559, par ; Zie voor commentaar hierop: D. Doorenbos, Verweren in ontnemingsprocedures, DD 2003/33, afl. 6, p ; 6 M.A.H. Kempen, Bewijs in ontnemingsprocedures, Deventer: Kluwer 2003, p. 72 e.v. en 89 e.v. 7 Art. 511f Sv. 2

3 De ontnemingsmaatregel kan worden opgelegd aan de betrokkene die voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het feit waarvoor hij is veroordeeld (het gronddelict ). 8 Gronddelict Het gronddelict kan zowel een misdrijf als een overtreding zijn. Het bewijs dat betrokkene dit feit heeft begaan volgt uit de veroordeling. De ontnemingsrechter is gebonden aan die veroordeling. De vraag of betrokkene dit feit heeft gepleegd komt dan ook in de ontnemingszaak niet meer aan de orde. 9 Verweren van de verdediging die zien op de bewijsvraag van het gronddelict zal de ontnemingsrechter daarom onbesproken laten. 10 Samenhang feit - voordeel De bestanddelen door middel van en uit baten van hebben betrekking op het causale verband tussen het gepleegde feit en het verkregen voordeel. Het uitgangspunt is dat het verkregen voordeel kan worden teruggevoerd op de afzonderlijke feiten die tot de verkrijging ervan hebben geleid. 11 Dat is lastig bij voordeel dat is vastgesteld via abstracte berekeningsmethoden (zoals een kasopstelling 12 of vermogensvergelijking 13 ). Deze berekeningsmethoden zijn echter wel toegelaten bij een ontneming op grond van het tweede lid, zoals in dit geval. 14 Het is dus niet zo dat de ontnemingsmaatregel in deze variant alleen kan worden opgelegd als achterhaald kan worden welk voordeel elk van die feiten afzonderlijk heeft opgeleverd. Dat zou niet in overeenstemming zijn met het geldende uitgangspunt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel schattenderwijs vastgesteld kan worden. 15 Het vereiste van samenhang tussen feit en voordeel wordt in de rechtspraak dan ook zó opgevat dat een aannemelijk geworden totaalbedrag als het voordeel van alle, bewezenverklaarde feiten of feiten ten aanzien waarvan voldoende aanwijzingen bestaan, mag worden beschouwd. 16 Conclusie Het bewijsrecht van het eerste geval is helder. De bewezenverklaring van het grondfeit staat niet meer ter discussie en de ontnemingsrechter moet enkel bepalen of in voldoende mate vaststaat dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Hij is daarbij vrij om zowel concrete als abstracte berekeningsmethoden te gebruiken, afhankelijk van welke 8 Art. 36e lid 2 Sv. 9 HR 26 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD HR 8 juni 1999, ECLI:NL:HR:ECLI:1999:ZD1501, NJ 1999/ Kamerstukken I 1992/93, 21504, 53a (MvA), p HR 17 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3569, JOW 2002/ HR 28 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1182, NJ 2003/96, m.nt. P.A.M. Mevis. 14 HR 28 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1182, NJ 2003/96, m.nt. P.A.M. Mevis; Kamerstukken II 2009/10, 32194, 3, p. 5 en PHR 10 mei 2005, ECLI:NL:PHR:2005:AS3767, concl. AG Wortel. 16 HR 18 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2342, NJ 2003/528. 3

4 methode hem het meest geëigend voorkomt. De uitkomst van die berekeningsmethode levert een schatting op die op grond van artikel 511f Sv slechts kan worden ontleend aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen. Ten aanzien van deze schatting bestaat onvoldoende aanleiding om te stellen dat daarbij een lagere bewijsgraad zou gelden dan de overtuiging. De wet geeft geen maatstaf voor de waardering van de feiten die relevant zijn voor de voordeelberekening 17, maar het ligt voor de hand dat de rechter slechts tot de schatting zal komen die naar zijn overtuiging de juiste is. De wettelijke bewijsminima zoals die van toepassing zijn in strafzaken zijn niet van toepassing op de schatting van het voordeel. De schatting van het voordeel is niet gebonden aan de bijzondere voorschriften over de bewijskracht van die bewijsmiddelen. 18 Ten aanzien van deze schatting geldt derhalve wel een versoepeling van het bewijsregime nu de rechter zijn overtuiging kan baseren op een enkel bewijsmiddel. Geval II, voordeel uit anderen feiten Het tweede geval betreft de mogelijkheid voordeel te ontnemen dat voortkomt uit andere strafbare feiten dan waarvoor betrokkene veroordeeld is, maar waaromtrent wel voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan. 19 Voorheen moesten deze andere feiten soortgelijk zijn aan het gronddelict. Dit vereiste is bij wetswijziging in 2011 vervallen. 20 Deze feiten (dat kunnen zowel misdrijven als overtredingen zijn) hoeven geen onderdeel te hebben uitgemaakt van enige strafzaak. Ook als het grondfeit waarvoor betrokkene is veroordeeld geen voordeel heeft opgeleverd kan het voordeel uit andere strafbare feiten worden ontnomen. 21 Ontneming van voordeel dat voortkomt uit andere strafbare feiten, zonder dat deze onderdeel hebben uitgemaakt van een strafzaak, is volgens de Hoge Raad niet in strijd met art. 6 EVRM. De ontnemingsprocedure biedt betrokkene namelijk de gelegenheid zich te verdedigen, waaronder ook wordt verstaan de gelegenheid aan te (doen) voeren dat en waarom er onvoldoende aanwijzingen bestaan dat die andere feiten door betrokkene zijn begaan. 22 Op grond van het Geerings-arrest 23 van het EHRM kunnen feiten waarvan betrokkene is vrijgesproken niet als ander feit worden betrokken in de ontnemingsprocedure. Voldoende aanwijzingen 17 M.J. Borgers, De ontnemingsmaatregel, Den Haag: BOOM Juridische Uitgevers 2001, p Hoge Raad 9 september 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC9559, par ; HR 25 juni 2002, ECLI:NL:HR:2003:AE1182, NJ 2003/ Art. 36e lid 2 Sr. 20 Stb. 2011, HR 14 september 2009, ECLI:NL:HR:1999:ZD1534, NJ 2000/55, m.nt. J.M. Reijntjes; HR 26 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD HR 19 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC EHRM 1 maart 2007, ECLI:NL:XX:2007:BA1112, NJ 2007/349, m.nt. M.J. Borgers. 4

5 Ten aanzien van de andere feiten die betrokken worden in de ontnemingsmaatregel is niet vereist dat zij wettig en overtuigend bewezen zijn. Toereikend is dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat de betrokkene deze feiten heeft begaan. De wetgever heeft niet geconcretiseerd wanneer er sprake is van voldoende aanwijzingen. De Hoge Raad heeft de invulling van dit criterium evenmin geconcretiseerd. 24 Krachtige vermoedens zijn volgens het Hof Den Haag in elk geval onvoldoende. 25 In de literatuur wordt uitgegaan van inhoudelijke gelijkheid met het aannemelijkheidsvereiste uit het derde lid van artikel 36e Sr. 26 Een hoge graad van zekerheid is geïndiceerd bij invulling van dit criterium en berust mede op de gedachte dat de mate van zekerheid in overeenstemming behoort te zijn met de mogelijke gevolgen. Men dient te streven naar de materiële waarheid. 27 Reijntjes betoogt dat de rechter geen enkele beslissing tegen de verdachte mag nemen, wanneer hij niet in goede gemoede, beyond reasonable doubt, van oordeel is dat zij op een voldoende feitelijke grondslag berust. Halve overtuiging is geen overtuiging. 28 Hoewel hier discussie over bestaat 29 valt een aanwijzing voor een dergelijke invulling wellicht ook te ontlenen aan het Geerings-arrest van het EHRM. Het EHRM overweegt: If it is not found beyond a reasonable doubt that the person affected has actually committed the crime, and if it cannot be established as fact that any advantage, illegal or otherwise, was actually obtained, such a measure can only be based on a presumption of guilt. This can hardly be considered compatible with Article Deze overweging van het EHRM sluit aan bij de toets zoals die in strafzaken wordt gehanteerd bij de vraag of er overtuigend bewijs bestaat voor het plegen door verdachte van een tenlastegelegd feit. Dat het EHRM hierbij aansluit is verklaarbaar, nu het bij de vraag of er voldoende aanwijzingen in de zin van artikel 36e lid 2 Sr bestaan - zoals gezegd - gaat om de toerekening van strafbare feiten aan betrokkene. 24 Zie de noot van M.J. Borgers bij HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7089, NJ 2010/313. In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat s Hofs oordeel dat voldoende aanwijzingen bestonden dat betrokkene ook was betrokken bij een diefstal, niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting en evenmin onbegrijpelijk was nu de bewijsmiddelen inhielden dat het gestolen bedrag van 3000 in hetzelfde kistje zat als waarin zich de bankpas bevond, welke bankpas kort na de diefstal van het geldkistje gebruikt was bij de diefstal van een geldbedrag met die bankpas, waarvoor de betrokkene was veroordeeld. 25 Gerechtshof s-gravenhage, 7 november 2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:BB M.J. Borgers, De ontnemingsmaatregel, Den Haag: BOOM Juridische Uitgevers 2001, p. 272 en M.J. Borgers, De ontnemingsmaatregel, Den Haag: BOOM Juridische Uitgevers 2001, p Zie hiervoor de diverse noten van J.M. Reijntjes bij HR 14 september 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1534, NJ 2000/55; HR 22 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1763, NJ 2001/575; HR 26 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD7805, NJ 2002/ Zo ook R. van der Hoeven, Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, in: T. Prakken & T. Spronken (red.), Handboek verdediging, Deventer: Kluwer 2009, 2 e druk, Hoofdstuk 9, p. 425; Anders: zie de noot van M.J. Borgers bij EHRM 1 maart 2007, ECLI:NL:XX:2007:BA1112, NJ 2007/ EHRM 1 maart 2007, ECLI:NL:XX:2007:BA1112, NJ 2007/349, m.nt. Borgers, par

6 Hoewel de Hoge Raad tot op heden geen uitsluitsel heeft gegeven over de invulling van het begrip voldoende aanwijzingen mag er op grond van de literatuur en wellicht de Europese jurisprudentie vanuit worden gegaan dat deze invulling niet verschilt van de overtuiging zoals die geldt in strafzaken. 31 Op dit punt lijkt er dan ook geen versoepeling van het bewijsregime te bestaan. Bewijs voldoende aanwijzingen De versoepeling van het bewijsregime kan wél worden gevonden op strafvorderlijk gebied. Het strafvorderlijke bewijsrecht als bedoeld in de artikelen a Sv is namelijk niet van overeenkomstige toepassing in ontnemingszaken. 32 De ontnemingsrechter is bij de beantwoording van de vraag of er voldoende aanwijzingen bestaan niet gebonden aan de opsomming van wettige bewijsmiddelen uit artikel 339 Sv en kan zijn oordeel dus ook op ander beschikbaar bewijs baseren. Het wettelijk bewijsminimum ex artikel 341 Sv is evenmin van toepassing op de vraag of er voldoende aanwijzingen bestaan. 33 De ontnemingsrechter heeft dus een grote vrijheid bij de waardering van de beschikbare feiten en omstandigheden. Dat neemt overigens niet weg dat de ontnemingsrechter zich van de betrouwbaarheid van het beschikbare bewijs moet vergewissen. 34 Samenhang feit - voordeel Voor de samenhang tussen feit en voordeel geldt hetzelfde bewijsrecht als voor de eerste variant; het uitgangspunt is dat er samenhang bestaat tussen feit en voordeel, maar ook de abstracte berekeningsmethoden zijn toegestaan. Conclusie In het tweede geval is duidelijk sprake van een versoepeling van het bewijsregime doordat het strafvorderlijk bewijsrecht niet van toepassing is op de vraag of er voldoende aanwijzingen bestaan dat de betrokkene andere strafbare feiten heeft gepleegd. De belangrijkste versoepeling van het bewijsregime is dat de strafvorderlijke bewijsminima niet gelden in ontnemingszaken en dat de rechter niet gebonden is aan de opsomming van de wettige bewijsmiddelen uit artikel 339 Sv. Waar het gaat om de mate van overtuiging die vereist is bij het vaststellen van het al dan niet bestaan van voldoende aanwijzingen is echter niet zonder meer sprake van een versoepeling nu aangesloten kan/moet worden bij de overtuiging die geldt in strafzaken. 31 M.J. Borgers, De ontnemingsmaatregel, Den Haag: BOOM Juridische Uitgevers 2001, p HR 13 april 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1173, NJ 1999/483; PHR 14 september 1999, ECLI:NL:PHR:1999:ZD1534, JOW 2000/23, concl. AG Van Dorst, par. 18.2; HR 22 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1763, NJ 2001/575, m.nt. J.M. Reijntjes; HR 26 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD7805, NJ 2002/545, m.nt. J.M. Reijntjes. 33 HR 9 september 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC9559, NJ 1998/ M.J. Borgers, De ontnemingsmaatregel, Den Haag: BOOM Juridische Uitgevers 2001, p

7 Gezien de onduidelijkheid die hierover in de praktijk bestaat ligt hier echter nog wel een rechtsvormende taak voor de Hoge Raad. Het zou de rechtszekerheid ten goede komen als duidelijk wordt wat exact moet worden verstaan onder voldoende aanwijzingen. Geval III, aannemelijkheid van voordeel Er kan worden ontnomen op het moment dat betrokkene is veroordeeld wegens een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie ( ) 35, én aannemelijk is geworden dat of dat misdrijf of andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De wetgever heeft voor een beperking van de reikwijdte van dit geval gekozen om zodoende vooral zeer lucratieve misdrijven in beeld te brengen. 36 Het is de vraag of de wetgever in zijn opzet is geslaagd aangezien misdrijven als (eenvoudige) diefstal en sommige aan hennep gerelateerde misdrijven een lagere strafbedreiging hebben terwijl die bijzonder winstgevend kunnen zijn. 37 Strafverhogende en strafverlagende omstandigheden worden met de voornoemde wettekst uitgesloten. 38 Aannemelijkheid De aannemelijkheid zoals bedoeld in artikel 36e lid 3 Sr ziet op het toerekenen van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde. Het gaat hier dus in tegenstelling tot de voldoende aanwijzingen als bedoeld in lid 2 niet om het toerekenen van andere strafbare feiten, maar om het toerekenen van verkregen voordeel dat te relateren is aan misdrijven. Deze misdrijven hoeven niet door betrokkene zelf te zijn gepleegd, het is zelfs niet noodzakelijk dat duidelijk wordt welke misdrijven ten grondslag liggen aan het verkregen voordeel. 39 Ontneming op grond van lid 3 is enkel beperkt tot het wederrechtelijk voordeel waarvan het bestaan en de omvang door middel van wettige bewijsmiddelen aannemelijk is gemaakt. 40 De vraag is wanneer het aannemelijk is dat betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. In de literatuur wordt uitgegaan van de inhoudelijke gelijkheid met de voldoende aanwijzingen uit lid 2 van artikel 36e Sv. Hetgeen hiervoor over voldoende aanwijzingen is opgemerkt is dus ook relevant voor de aannemelijkheid. De aannemelijkheid zal in de praktijk niet verschillen van de overtuiging die is vereist in strafzaken. 41 Bewijslastverdeling 35 Artikel 23 lid 4 Sr. 36 Kamerstukken II, 2010/11, 32194, 3, p M.J. Borgers & T. Kooijmans, Verruiming of verbetering? Het wetsvoorstel verruiming mogelijkheden voordeelontneming, DD 2010/ H.G. Punt, Praktijkboek ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, Den Haag: SDU uitgevers 2005, 4 e druk, p. 47; zie bijv. artikel 23 lid 7 Sr. 39 Hoge Raad, 12 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW Kamerstukken II 1990/91, 21504, 5, p. 18; Kamerstukken II 1991/92, 21504, 8, p M.J. Borgers, De ontnemingsmaatregel, Den Haag: BOOM Juridische Uitgevers 2001, p

8 Het bewijsrecht omtrent de vragen of aannemelijk is dat er wederrechtelijk voordeel is verkregen en wat de omvang is, kenmerkt zich door een systeem dat bewijslastverdeling wordt genoemd. Het openbaar ministerie moet het bewijs van alle relevante feiten en omstandigheden leveren, daaronder begrepen het bewijs van de feiten waarop het vermoeden wordt gebaseerd. 42 Of het openbaar ministerie erin slaagt om aannemelijk te maken dat betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, is aan het oordeel van de rechter. Daarbij geldt een redelijke en billijke verdeling van de bewijslast. 43 De rechter kan zijn oordeel dat aannemelijk is dat op enigerlei wijze wederrechtelijk voordeel is verkregen bijvoorbeeld baseren op de door het openbaar ministerie bewezen stelling, dat de veroordeelde over aanzienlijke vermogensbestanddelen beschikt die in redelijkheid niet uit de legale inkomsten van de veroordeelde komen, terwijl deze niet aannemelijk kan maken dat hij zich op legale manier heeft verrijkt. 44 In het kader van die bewijslastverdeling zal de verdediging tegenover de beredeneerde aanname in het ontnemingsrapport met goed onderbouwde stellingen dienen te komen. 45 Daarbij geldt wel dat met betrekking tot de voor betrokkene gunstige feiten en omstandigheden meer twijfel toelaatbaar is dan in relatie tot de bewijsvoering van het openbaar ministerie. 46 Het openbaar ministerie zal het bestaan van wederrechtelijk voordeel doorgaans aannemelijk proberen te maken via een ontnemingsrapport waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt berekend. Bij die berekening kan het openbaar ministerie tot op zekere hoogte gebruik maken van vermoedens/algemeenheden. In de zaken waar het gaat om de opbrengst van hennepplantages wordt bijvoorbeeld vaak verwezen naar standaardberekeningen in rapport van BOOM 47 waarin wordt uitgegaan van een standaardopbrengst hennep per plant. Voert de betrokkene geen of onvoldoende uitdrukkelijk verweer tegen de hennepopbrengst per plant dan zal de ontnemingsrechter doorgaans uitgaan van de standaardopbrengst. 48 Als de betrokkene twijfel wil zaaien over de toepasselijkheid van dat wat door het openbaar ministerie (en misschien de rechter) wordt vermoed dan wordt van hem verwacht dat hij wijst op specifieke feiten en omstandigheden die aan het gebruik van het vermoeden in de weg staan, of op de ondeugdelijkheid van de gehanteerde gegevens. 49 Bedacht moet worden dat de betrokkene niet tussentijds te weten komt of de rechter van oordeel is dat de schijn tegen hem is gewekt. De betrokkene zal moeten inschatten of dat wat 42 M.J. Borgers, De ontnemingsmaatregel, Den Haag: BOOM Juridische Uitgevers 2001, p HR 28 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1182, NJ 2003/96, m.nt. P.A.M. Mevis; HR 24 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4724, par Kamerstukken II 1989/90, 21504, 3, p PHR 1 oktober 2013, ECLI:NL:PHR:2013:1547, concl. AG Hofstee. 46 M.J. Borgers, De ontnemingsmaatregel, Den Haag: BOOM Juridische Uitgevers 2001, p Bureau Ontnemingswetgeving OM (BOOM), Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, standaardberekening en normen (update 1 november 2010), zie 48 Hof Den Bosch 27 juli 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BZ0658, JOW 2012/ M.J. Borgers, De ontnemingsmaatregel, Den Haag: BOOM Juridische Uitgevers 2001, p

9 het openbaar ministerie naar voren brengt van dusdanig gewicht is dat de rechter daarin mee gaat als betrokkene daartegen geen verweer voert. Bewijs aannemelijkheid Hoewel het strafvorderlijke bewijsrecht als bedoeld in de artikelen a Sv niet van overeenkomstige toepassing is in ontnemingszaken 50 overweegt de wetgever dat de aannemelijkheid van het verkrijgen van wederrechtelijk voordeel moet blijken uit wettige bewijsmiddelen. 51 Dat is verwarrend omdat dat in geval II (en I) niet is vereist. Dit vereiste volgt echter uit het feit dat de aannemelijkheid zal blijken uit de financiële berekening die ten grondslag ligt aan van de schatting van de hoogte van het voordeel. 52 Aangezien de rechter bij de schatting van de hoogte van het verkregen voordeel op grond van artikel 511f Sv gebonden is aan wettige bewijsmiddelen geldt dat ook de aannemelijkheid van het bestaan van wederrechtelijk verkregen voordeel en de onderliggende feiten zijn grondslag zal moeten vinden in wettig bewijs. 53 Conclusie Met betrekking tot de aannemelijkheid van het verkrijgen van voordeel wordt in ontnemingszaken een redelijke en billijke bewijslastverdeling gehanteerd. Binnen de bewijslastverdeling zal het openbaar ministerie nog steeds als eerste aannemelijk moeten maken dat de betrokkene wederrechtelijk vermogen heeft verkregen. Het is onduidelijk of de bewijslastverdeling zoals die in ontnemingszaken geldt wezenlijk anders is dan de bewijsvoeringslast die ook in het strafproces wordt gevonden. Net als in het strafproces zal een verweer van betrokkene slagen als dit aannemelijk wordt geacht. 54 Wel lijkt het zo dat in de ontnemingszaak makkelijker gebruik kan worden gemaakt van algemeenheden, niet zijnde feiten van algemene bekendheid, zoals opbrengst per hennepplant. Het gebruik van dergelijke standaardberekeningen zonder concreet bewijs, kan worden gezien als een versoepeling van het bewijsregime. Algemeen wordt aangenomen dat de mate van overtuiging die wordt gevraagd bij de voldoende aanwijzingen in artikel 36e lid 2 ook geldt voor de aannemelijkheid in lid 3. Ook bij de aannemelijkheid kan dus vooralsnog worden uitgegaan van de overtuiging zoals die ook geldt in strafzaken, maar ook op dit punt is duidelijkheid van de zijde van de Hoge Raad gewenst. 50 HR 13 april 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1173; PHR 14 september 1999, ECLI:NL:PHR:1999:ZD1534, concl. AG Van Dorst, par. 18.2; HR 22 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1763, NJ 2001/575, m.nt. J.M. Reijntjes; HR 26 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD7805, NJ 2002/545, m.nt. J.M. Reijntjes. 51 Kamerstukken II 1990/91, 21504, 5, p. 18; Kamerstukken II 1991/92, 21504, 8, p M.J. Borgers, De ontnemingsmaatregel, Den Haag: BOOM Juridische Uitgevers 2001, p. 294 en 303; Hof Den Haag 21 juni 2007, JOW 2007/40. Het Hof scheidde deze twee bewijsmomenten wel, al valt uit de uitspraak niet af te leiden waar het Hof in dit geval de aannemelijkheid op baseerde. 53 M.J. Borgers, De ontnemingsmaatregel, Den Haag: BOOM Juridische Uitgevers 2001, p M.J. Borgers, De ontnemingsmaatregel, Den Haag: BOOM Juridische Uitgevers 2001, p

10 Ook wanneer wordt ontnomen op grond van het derde geval geldt het strafvorderlijk bewijsrecht niet. In die zin is dus sprake van een versoepeling van het bewijsregime. Kanttekening is daarbij wel dat de schatting van de hoogte van het voordeel altijd op grond van wettige bewijsmiddelen dient plaats te vinden. Geval IV, bewijsvermoeden Het vierde geval waarin kan worden ontnomen staat in het tweede deel van artikel 36e lid 3 Sr. Het komt erop neer dat als betrokkene is veroordeeld wegens een misdrijf dat wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie én aannemelijk is dat of dat misdrijf of andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat betrokkene voordeel heeft verkregen, van alle uitgaven die betrokkene heeft gedaan en van alle voorwerpen die aan betrokkene zijn gaan toebehoren, mag worden vermoed dat zij wederrechtelijk verkregen voordeel belichamen. Bewijsvermoeden Met de wetswijziging van 1 juli 2011 is in artikel 36e lid 3 Sr een wettelijk bewijsvermoeden ingevoerd. 55 Blijkens de toelichting van de minister is dit bewijsvermoeden geïntroduceerd voor de veroordeelde die er een criminele levensstijl op na houdt. 56 Daarvan kan volgens de minister sprake zijn wanneer aan de ontnemingsvordering een potentieel winstgevend misdrijf ten grondslag ligt én aannemelijk is dat de veroordeelde ook eerder van strafbare feiten financieel heeft geprofiteerd. 57 Voorwaarde is dat betrokkene is veroordeeld wegens een misdrijf dat wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie. De rechter is niet verplicht om dit bewijsvermoeden toe te passen. Als de rechter het bewijsvermoeden toepast wordt van alle uitgaven die de veroordeelde heeft gedaan en alle voorwerpen die aan de veroordeelde zijn gaan toebehoren verondersteld dat dit wederrechtelijk verkregen voordeel is. Dit bewijsvermoeden wordt terzijde geschoven indien aannemelijk is dat aan die uitgaven en die voorwerpen een legale inkomstenbron ten grondslag ligt. Zoals aangegeven is (in tegenstelling tot ontneming op grond van het tweede lid) bij ontneming op grond van het derde lid niet vereist dat het voordeel voortkomt uit feiten die door de veroordeelde zelf zijn of zouden zijn gepleegd. 58 Slechts moet aannemelijk zijn dat het grondfeit of andere strafbare feiten op enigerlei wijze tot voordeel hebben geleid. Bekendheid met de specifieke strafbare feiten waaruit dat voordeel is voortgekomen is niet vereist. 59 Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met de introductie van het bewijsvermoeden heeft willen voorzien in een aanpassing van de reikwijdte van de stelplicht van het OM. 55 Stb. 2011, Kamerstukken II 2010/11, 32194, 3, p Kamerstukken II 2010/11, 32194, 6, p Zie hier wederom de kanttekening met betrekking tot de abstracte berekeningsmethodes. 59 Kamerstukken I 2010/11, 32194, C (MvA), p

11 Bovendien wordt in een nadere wettelijke grondslag van de redelijke en billijke bewijslastverdeling voorzien die in de rechtspraak al werd toegepast. Als uitgangspunt wordt genomen dat de betrokkene, die onverklaarbaar vermogen lijkt te hebben, in de gelegenheid wordt gesteld de legale herkomst daarvan aannemelijk te maken. 60 Het is vooralsnog onduidelijk wat de beoogde aanpassing van de stelplicht van het openbaar ministerie in de praktijk voorstelt. De toegevoegde waarde van het bewijsvermoeden is nog niet gebleken. Hetzelfde geldt voor het ontbreken van een noodzakelijk causaal verband tussen feit en voordeel. De introductie van het bewijsvermoeden heeft daarin geen verandering teweeg gebracht. Conclusie De wetgever heeft met de introductie van het bewijsvermoeden willen voorzien in een aanpassing van de reikwijdte van de stelplicht van het OM. Onduidelijk is echter waar die aanpassing uit bestaat in vergelijking tot een abstracte berekeningsmethode zoals die ook vóór 2011 toegepast kon worden. Van een versoepeling ten opzichte van de reeds bestaande mogelijkheden tot ontneming blijkt niet. Conclusie Totdat de Hoge Raad met een uiteenzetting komt van de vermeende versoepeling van het bewijsregime in ontnemingszaken blijft het gissen waar die versoepeling moet worden gevonden. Op een aantal onderdelen van het bewijsrecht is die versoepeling evident, maar dat geldt zeker niet voor het gehele bewijsrecht. Het lijkt bijvoorbeeld onwaarschijnlijk dat de Hoge Raad heeft gedoeld op de mate van overtuiging die moet gelden in ontnemingszaken en het is maar de vraag of de bewijslastverdeling in ontnemingszaken anders is dan die in het strafproces. Het verdient aanbeveling om terughoudend te zijn bij het aannemen van een algemene versoepeling van het bewijsregime op onderdelen van het bewijsrecht die nog niet zijn uitgekristalliseerd. 60 Kamerstukken II 2009/10, 32194, 3, p

INHOUD. HOOFDSTUK 1 Inleiding / 1

INHOUD. HOOFDSTUK 1 Inleiding / 1 INHOUD HOOFDSTUK 1 Inleiding / 1 HOOFDSTUK 2 Voordeel / 5 2.1 Inleiding / 5 2.2 Ontnemingsmogelijkheden / 6 2.2.1 Inleiding / 6 2.2.2 Ontneming op basis van artikel 36 lid 2 Sr / 6 2.2.3 Ontneming op basis

Nadere informatie

DE ONTNEMING VAN WEDERRECHTELIJK VOORDEEL IN VERHOUDING TOT HET EVRM

DE ONTNEMING VAN WEDERRECHTELIJK VOORDEEL IN VERHOUDING TOT HET EVRM DE ONTNEMING VAN WEDERRECHTELIJK VOORDEEL IN VERHOUDING TOT HET EVRM Mr. Charlotte Phillips Is de Nederlandse regelgeving terzake van de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (art. 36e Sr) strijdig

Nadere informatie

Inhoudsopgave: 1. De omkering van de bewijslast in ontnemingszaken Hoe is het ontnemingsrecht in Nederland geregeld?...

Inhoudsopgave: 1. De omkering van de bewijslast in ontnemingszaken Hoe is het ontnemingsrecht in Nederland geregeld?... Inhoudsopgave: 1. De omkering van de bewijslast in ontnemingszaken... 5 1.1 Inleiding... 5 1.2 Onderzoeksdoel... 7 1.3 Onderzoeksvraag... 8 1.4 Het theoretisch kader... 8 1.5 Deelvragen... 8 1.6 De methode...

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak. ECLI:NL:HR:2013:1157 Uitspraak 12 november 2013 Strafkamer nr. 11/04366 P Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

ontnemingsbeslissing

ontnemingsbeslissing ontnemingsbeslissing GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00339/16 Uitspraak: : 8 mei 2019 Tegenspraak Beslissing van dit gerecht van 8 mei 2019 gegeven op de vordering van het openbaar

Nadere informatie

BOOM-nieuws. Wetswijziging Verruiming Mogelijkheden Voordeelontneming 1 juli 2011. Themanummer. Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie

BOOM-nieuws. Wetswijziging Verruiming Mogelijkheden Voordeelontneming 1 juli 2011. Themanummer. Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie BOOM-nieuws Themanummer Wetswijziging Verruiming Mogelijkheden Voordeelontneming 1 juli 2011 Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie nummer 61 juli 2011 Van de redactie Met trots bieden we u de

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2005:AS3767 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2005:AS3767 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2005:AS3767 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 10-05-2005 Datum publicatie 12-05-2005 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie 02031/04

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:RBROT:2017:4588 ECLI:NL:RBROT:2017:4588 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23-05-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 10/740469-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

De kostenaftrek in ontnemingszaken in theorie en praktijk

De kostenaftrek in ontnemingszaken in theorie en praktijk De kostenaftrek in ontnemingszaken in theorie en praktijk 28. De kostenaftrek in ontnemingszaken in theorie en praktijk Mr. D. Emmelkamp De achterliggende gedachte van de wetgever bij de beperking van

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2017:160 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 15/04841

ECLI:NL:PHR:2017:160 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 15/04841 ECLI:NL:PHR:2017:160 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 24-01-2017 Datum publicatie 21-03-2017 Zaaknummer 15/04841 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Conclusie. RvdW 2011/616. Nr. 09/04750 A Mr. Aben Zitting 22 februari Conclusie inzake: [Betrokkene]

Conclusie. RvdW 2011/616. Nr. 09/04750 A Mr. Aben Zitting 22 februari Conclusie inzake: [Betrokkene] ECLI:NL:PHR:2011:BP6568 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 19-04-2011 Zaaknummer 09/04750 A Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BP6568 Rechtsgebieden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2012:BT8778

ECLI:NL:HR:2012:BT8778 ECLI:NL:HR:2012:BT8778 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-01-2012 Datum publicatie 10-01-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/02260 P Conclusie:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 841 Voorstel van wet van de leden Van Haersma Buma en Weekers tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot de invoering van

Nadere informatie

De bijdrage van de kasopstelling aan de bewijsstandaard in de witwas- en ontnemingsprocedure

De bijdrage van de kasopstelling aan de bewijsstandaard in de witwas- en ontnemingsprocedure MASTERSCRIPTIE De bijdrage van de kasopstelling aan de bewijsstandaard in de witwas- en ontnemingsprocedure Naam: Kevin Buijs Studentnr: 851205834 Begeleider: mr. M. Visser Vakgebied: Strafrecht I Inhoudsopgave

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Verruiming, vereenvoudiging en verbetering? Het

Verruiming, vereenvoudiging en verbetering? Het M.J. Borgers en T. Kooijmans 1 Verruiming, vereenvoudiging en verbetering? Het wetsvoorstel verruiming mogelijkheden voordeelontneming 2 16 In het najaar van 2009 heeft de minister van justitie een wetsvoorstel

Nadere informatie

CLI:NL:RBMNE:2014:6501

CLI:NL:RBMNE:2014:6501 CLI:NL:RBMNE:2014:6501 Instantie: Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak: 09-12-2014 Datum publicatie: 09-12-2014 Zaaknummer: 16/711877-11 (ontneming) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken:

Nadere informatie

Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen?

Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen? Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen? De Hoge Raad oordeelde op 7 oktober jl. dat gelden die door belastingontduiking zijn verkregen, kunnen worden aangemerkt

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

De inhoud van de bewijsvoeringslast bij witwassen en de ontnemingsmaatregel en de aanvaardbaarheid hiervan in het licht van het EVRM.

De inhoud van de bewijsvoeringslast bij witwassen en de ontnemingsmaatregel en de aanvaardbaarheid hiervan in het licht van het EVRM. De inhoud van de bewijsvoeringslast bij witwassen en de ontnemingsmaatregel en de aanvaardbaarheid hiervan in het licht van het EVRM. Naam: Wies Hoeks Studentnummer: 5616484 Docent: mr. D.J. van Leeuwen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 Uitspraak Vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND, LOCATIE HAARLEM Strafrecht Datum uitspraak : 10 maart 2015 Parketnummer: 15/840083-08 (ontneming) Vonnis ex artikel 36e van het Wetboek

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:1329

ECLI:NL:RBMNE:2014:1329 ECLI:NL:RBMNE:2014:1329 Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak 28-03-2014 Datum publicatie 10-04-2014 Zaaknummer 16-655450-12 (ontneming) Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

Elk voordeel heeft zijn nadeel

Elk voordeel heeft zijn nadeel Elk voordeel heeft zijn nadeel Ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel Naam: Kim Janssens Studentnummer: 2035431 Klas: UR4YD Locatie opleiding: Tilburg Stageperiode: januari 2013 mei 2013

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-12-2015 Datum publicatie 16-12-2015 Zaaknummer 23-000433-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2012:BV9150

ECLI:NL:RBUTR:2012:BV9150 ECLI:NL:RBUTR:2012:BV9150 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 12-03-2012 Datum publicatie 16-03-2012 Zaaknummer 16/711454-09 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING. Algemeen. 1. Inleiding

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING. Algemeen. 1. Inleiding 32 194 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:3848

ECLI:NL:RBLIM:2017:3848 ECLI:NL:RBLIM:2017:3848 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 25-04-2017 Datum publicatie 26-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 03/866133-15

Nadere informatie

Annotatie NJ 2015, 297 (ontvankelijkheid cassatieberoep in ontnemingszaak)

Annotatie NJ 2015, 297 (ontvankelijkheid cassatieberoep in ontnemingszaak) Annotatie NJ 2015, 297 (ontvankelijkheid cassatieberoep in ontnemingszaak) HR 9 december 2014, nr. 12/02923 M.J. Borgers 1. De wetgever heeft er in 1993 voor gekozen om de ontnemingsprocedure afgescheiden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken ARREST

Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken ARREST Rolnummer: 22-003636-07 PO Parketnummer: 10-150153-02 Datum uitspraak: 16 juni 2010 TEGENSPRAAK Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep tegen het

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042 ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 11-11-2008 Datum publicatie 12-11-2008 Zaaknummer 21-001909-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 ECLI:NL:PHR:2010:BN0043 Instantie Datum uitspraak 16-11-2010 Datum publicatie 16-11-2010 Zaaknummer 09/03684 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 171 Wet van 31 maart 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 22-04-2014 Datum publicatie 31-10-2014 Zaaknummer 23-003653-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

EHRM 1 maart 2007; Geerings NJ 2007, 349, zaaknummer:30810/03, LJN:BA1112. Noot van M.J. Borgers

EHRM 1 maart 2007; Geerings NJ 2007, 349, zaaknummer:30810/03, LJN:BA1112. Noot van M.J. Borgers EHRM 1 maart 2007; Geerings NJ 2007, 349, zaaknummer:30810/03, LJN:BA1112 Noot van M.J. Borgers 1 Wanneer men wil aangeven welke consequenties Straatsburgse uitspraken hebben voor de nationale rechtsorde,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 Instantie Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-000203-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

De wegsluisconstructie en de hoofdelijk aansprakelijke gestelde daders

De wegsluisconstructie en de hoofdelijk aansprakelijke gestelde daders De wegsluisconstructie en de hoofdelijk aansprakelijke gestelde daders Naam: Tanya Yasmin Lüdtke ANR: 643657 Begeleider: mr. drs. B. van der Vorm Tweede lezer: mevr. mr. M.E.W. Muskens Datum: 19-08-2013

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015. ECLI:NL:RBROT:2015:7773 Instantie: Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 29-10-2015 Datum publicatie: 02-11-2015 Zaaknummer: 11/870399-12.ov Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

efogn ARUM Volgrirt.5/7 o- I ALHIER. ( 2 j zoog ) Oranjestad, 2 5 On 2010 Aan: Onderwerp:

efogn ARUM Volgrirt.5/7 o- I ALHIER. ( 2 j zoog ) Oranjestad, 2 5 On 2010 Aan: Onderwerp: Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 12 efogn ARUM Ingek. 2 5 OCT 2010 ARUBA Volgrirt.5/7 o- I I Aan: de Voorzitter der Staten ALHIER. Uw kenmerk: Onderwerp: Uw brief: ontwerp-landsverordening houdende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000669-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

De strafrechtelijke toepassing van de kasopstelling en de vermogensvergelijking. G.P. Vermeulen RA

De strafrechtelijke toepassing van de kasopstelling en de vermogensvergelijking. G.P. Vermeulen RA De strafrechtelijke toepassing van de kasopstelling en de vermogensvergelijking G.P. Vermeulen RA De strafrechtelijke toepassing van de kasopstelling en de vermogensvergelijking Colofon Realisatie: Kerckebosch

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

VOORSTEL VAN WET. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 32 194 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Nadere informatie

Verkorte inhoudsopgave

Verkorte inhoudsopgave Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2013:5798

ECLI:NL:RBGEL:2013:5798 ECLI:NL:RBGEL:2013:5798 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 17-12-2013 Zaaknummer 06/950395-12 (ontneming) Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:GHDHA:2014:205 ECLI:NL:GHDHA:2014:205 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-02-2014 Datum publicatie 06-02-2014 Zaaknummer 2200071413 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

NBSTRAF 2015/115 Witwassen. Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:HR:2015:888, JIN 2015/90, NJB 2015/763, RvdW 2015/650

NBSTRAF 2015/115 Witwassen. Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:HR:2015:888, JIN 2015/90, NJB 2015/763, RvdW 2015/650 pagina 1 van 5 NBSTRAF 2015/115 Witwassen Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:HR:2015:888, JIN 2015/90, NJB 2015/763, RvdW 2015/650 Aflevering 2015 afl. 7 Rubriek Rechtspraak College Hoge Raad Datum 07 april

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 321 Besluit van 4 juli 2001 tot wijziging van het Besluit tenuitvoerlegging geldboetevonnissen, het Besluit tenuitvoerlegging ontnemings- en

Nadere informatie

HR 17 februari 2009; grondslagleer: overbodig ten laste gelegde exceptie NJ 2009, 275, zaaknummer: 07/12764A, LJN:BG5620. Noot van M.J.

HR 17 februari 2009; grondslagleer: overbodig ten laste gelegde exceptie NJ 2009, 275, zaaknummer: 07/12764A, LJN:BG5620. Noot van M.J. HR 17 februari 2009; grondslagleer: overbodig ten laste gelegde exceptie NJ 2009, 275, zaaknummer: 07/12764A, LJN:BG5620 Noot van M.J. Borgers 1. De tenlastelegging in de hierboven afgedrukte zaak is toegesneden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572 ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 21-07-2006 Datum publicatie 21-08-2006 Zaaknummer 03/703565-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 Instantie Datum uitspraak 07-09-2010 Datum publicatie 18-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-005986-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-09-2016 Datum publicatie 12-09-2016 Zaaknummer 23-004422-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Symposium Omkering van bewijslast. 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg

Symposium Omkering van bewijslast. 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg Symposium Omkering van bewijslast 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg Wettelijk vermoeden en omkering van de bewijslast Daan Asser 1 1. Feiten en recht Rechtsfeit is het feit of het

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis ECLI:NL:GHARL:2015:10200 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 01-12-2015 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer 21-001318-15 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:3394, Niet ontvankelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2010

ECLI:NL:GHSHE:2016:2010 ECLI:NL:GHSHE:2016:2010 Instantie Datum uitspraak 23-05-2016 Datum publicatie 24-05-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 20-002203-14OWV Strafrecht

Nadere informatie

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak ECLI:NL:HR:2014:1174 Uitspraak 20 mei 2014 Strafkamer nr. 13/02407 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 februari 2013, nummer 22/001806-12,

Nadere informatie

Advies wetsvoorstel aanpassing Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen

Advies wetsvoorstel aanpassing Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen Advies wetsvoorstel aanpassing Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit

Nadere informatie

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001 Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1318

ECLI:NL:GHSHE:2014:1318 ECLI:NL:GHSHE:2014:1318 Uitspraak Afdeling strafrecht Parketnummer : 20-001156-12 OWV Uitspraak : 9 mei 2014 TEGENSPRAAK Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHARN:2007:208 ECLI:NL:GHARN:2007:208 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-05-2007 Datum publicatie 11-04-2016 Zaaknummer 21-004591-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHAMS:2014:264 ECLI:NL:GHAMS:2014:264 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 14-01-2014 Datum publicatie 22-04-2014 Zaaknummer 23-003557-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193 ECLI:NL:GHDHA:2015:1193 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 13-05-2015 Datum publicatie 18-05-2015 Zaaknummer 22-005458-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7721

ECLI:NL:RBMNE:2016:7721 ECLI:NL:RBMNE:2016:7721 Instantie Datum uitspraak 09-12-2016 Datum publicatie 08-06-2017 Zaaknummer 16.228054-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204 ECLI:NL:HR:2015:3021 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-10-2015 Datum publicatie 14-10-2015 Zaaknummer 14/05204 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2082,

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016. ECLI:NL:GHAMS:2016:5663 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-000259-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr.

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr. ECLI:NL:HR:2013:898 Uitspraak 8 oktober 2013 Strafkamer nr. 11/04842 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 september 2011,

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Prof.mr. F.G.H. Kristen

Prof.mr. F.G.H. Kristen Webinar Jurisprudentie Strafrecht 29 mei 2015 Prof.mr. F.G.H. Kristen Programma Even teruggaan naar een uitspraak van 7 april 2015 Nog even stilstaan bij witwassen Uitspraken van de Hoge Raad van 26 mei

Nadere informatie

Lijst met publicaties van P.P.J. van der Meij

Lijst met publicaties van P.P.J. van der Meij Lijst met publicaties van P.P.J. van der Meij 2001 Annotaties bij: o Rechtbank Amsterdam 13 juni 1995, RR 366. o Hof Leeuwarden 7 april 1997, RR 430. o Rechtbank Rotterdam 8 april 1998, RR 471. o Hof Den

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116 ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116 Instantie Datum uitspraak 27-01-2011 Datum publicatie 13-04-2011 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-000016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 Instantie Datum uitspraak 12-02-2013 Datum publicatie 28-05-2013 Zaaknummer 21-004366-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2012:BV8479

ECLI:NL:RBSHE:2012:BV8479 ECLI:NL:RBSHE:2012:BV8479 Instantie Rechtbank 's-hertogenbosch Datum uitspraak 14-03-2012 Datum publicatie 14-03-2012 Zaaknummer 01/889082-09 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 09-08-2017 Zaaknummer 22-005150-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ9218

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ9218 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ9218 Instantie Datum uitspraak 02-05-2013 Datum publicatie 02-05-2013 Zaaknummer 20-000388-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie