Op weg naar schoon water

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Op weg naar schoon water"

Transcriptie

1 Op weg naar schoon water Achtergronddocument Kaderrichtlijn Water 2 e planperiode Eindconcept welke definitief wordt na vaststelling van de KRW factsheets

2 Colofon Organisatie Auteur Functie Contact Versie Waterschap Reest en Wieden Dity Langendijk, Dwight de Vries, Mirjam Fagel, Matthijs Jansen, Brechje Reikens, Rebi Nijboer beleidsadviseur Dity Langendijk: Concept Datum 5 december 2014 Colofon - 2 -

3 Inhoudsopgave 1 Inleiding Achtergrond KRW Doel rapport Leeswijzer Gebiedsproces Gebiedsproces eerste planperiode ( ) Gebiedsproces tweede planperiode ( ) Waterlichamen Begrenzing Aanpassing begrenzingen tweede planperiode Bepalen van status en watertype Geen aanpassing watertypen tweede planperiode Beschermde gebieden Doelen Doelen chemie Doelen ecologie Administratieve aanpassing van de doelen in Monitoring Type monitoring Meetpunten en meetjaren Gegevensopslag Toestand Chemische toestand: prioritaire stoffen Ecologische toestand Maatregelen Inleiding Selectie van maatregelen in Stand van zaken Maatregelenprogramma Fasering Boezem van Noordwest Overijssel Watersysteem Beschermde gebieden Functies en landgebruik stroomgebied Waterhuishouding Knelpunten in de uitgangssituatie Selectie van maatregelen Status & doelen Toestand Maatregelenpakket Prognose 2021 en fasering Drentse kanalen Watersysteem Functies en landgebruik stroomgebied Waterhuishouding Knelpunten in de uitgangssituatie Selectie van maatregelen Status & doelen Toestand Maatregelenpakket Prognose 2021 en fasering Inhoudsopgave - 3 -

4 10 Meppelerdiep Watersysteem Beschermde gebieden Functies en landgebruik stroomgebied Waterhuishouding Knelpunten in de uitgangssituatie Selectie van maatregelen Status & doelen Toestand Maatregelenpakket Prognose 2021 en fasering Oude Diep Watersysteem Functies en landgebruik stroomgebied Waterhuishouding Knelpunten in de uitgangssituatie Selectie van maatregelen Status & doelen Toestand Maatregelenpakket Prognose 2021 en fasering Oude Vaart Watersysteem Functies en landgebruik stroomgebied Waterhuishouding Knelpunten in de uitgangssituatie Selectie van maatregelen Status & doelen Toestand Maatregelenpakket Prognose 2021 en fasering Reest Watersysteem Functies & landgebruik Waterhuishouding Knelpunten in de uitgangssituatie Selectie van maatregelen Status & doelen Toestand Maatregelenpakket Prognose Vledder Aa Watersysteem Beschermde gebieden Functies en landgebruik stroomgebied Waterhuishouding Knelpunten in de uitgangssituatie Selectie van maatregelen Status & doelen Toestand Maatregelenpakket Prognose 2021 en fasering Wapserveensche Aa Watersysteem Inhoudsopgave - 4 -

5 15.2 Functies en landgebruik stroomgebied Waterhuishouding Knelpunten in de uitgangssituatie Selectie van maatregelen Status & doelen Toestand Maatregelenpakket Prognose 2021 en fasering Wold Aa (NL35_Wold_Aa) Watersysteem Beschermde gebieden Functies en landgebruik stroomgebied Waterhuishouding Knelpunten in de uitgangssituatie Selectie van maatregelen Status & doelen Toestand Maatregelenpakket Prognose 2021 en fasering Bronnen Bijlagen Bijlage 1 Begrippenlijst Kaderrichtlijn Water Bijlage 2 Samenstelling gebiedsgroepen en klankbordgroep Bijlage 3 Adviezen uit het gebiedsproces Bijlage 4 Klassengrenzen waterlichamen Bijlage 5 Vergelijking oude met nieuwe maatlat voor vis Bijlage 6 Vergelijking scores oude en nieuwe maatlat overige waterflora Bijlage 7 Aanpassingen in Aquokit Bijlage 8 Meetpunten en type monitoring Bijlage 9 Meetpunten en meetjaren toetsing biologie Bijlage 10 Meetpunten en meetjaren toetsing stoffen Bijlage 11 Aanpassingen meetpunten koper en zink Bijlage 12 Ligging meetpunten Bijlage 13 Mogelijk te nemen maatregelen Bijlage 14 Toepasbaarheid van maatregelen in relatie tot functies (significante schade) Bijlage 15 Algemene denklijn significante schade Bijlage 16 Beschrijving AqMaD Bijlage 17 Kaart KRW en EHS Inhoudsopgave - 5 -

6 1 Inleiding 1.1 Achtergrond KRW Op 22 december 2000 heeft het Europees parlement de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgesteld. De KRW heeft als doel de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in een goede toestand te brengen en te houden. Hiervoor worden doelen en maatregelen opgesteld. De ecologische en chemische toestand moeten worden gemonitord en de resultaten worden aan de Europese Commissie gerapporteerd. De Kaderrichtlijn water is in Nederland geïmplementeerd in de Waterwet, de Wet Milieubeheer en in het Besluit Kwaliteitseisen Monitoring Water (BKMW). In 2009 hebben de lidstaten voor ieder stroomgebied een stroomgebiedbeheerplan (SGBP) opgesteld voor de eerste planperiode ( ). De uitgangspunten van de KRW zijn door rijk, provincie en waterschappen vertaald in doelen en een maatregelenpakket voor de aangewezen waterlichamen. Deze zijn vastgelegd in het Stroomgebiedbeheerplan Rijndelta Met uitzondering van prioritaire stoffen, waarvoor op Europees niveau normen worden vastgesteld, mogen de EU-lidstaten zelf hun ecologische waterkwaliteitsdoelen bepalen. Belangrijke redenen hiervoor zijn de grote natuurlijke variatie in watertypen en waterkwaliteit en de menselijke beïnvloeding van deze wateren. Het laatste houdt in dat bij het bepalen van de doelen rekening gehouden mag worden met het huidige gebruik van deze wateren. Wel is vereist dat de afweging van maatregelen en doelen op een transparante wijze volgens bepaalde richtlijnen plaatsvindt en goed gedocumenteerd wordt op het niveau van waterlichamen. Op deze wijze kan niet alleen de Europese Commissie maar ook het Europese Hof toetsen of de richtlijnen op de juiste wijze zijn toegepast. Om op landelijk niveau voor een transparante, goed gedocumenteerde onderbouwing te zorgen is een format voor factsheets per waterlichaam ontwikkeld. De factsheets worden door de waterbeheerders online ingevuld. De formats geven ruimte voor het invullen van de KRW-maatregelen, de kwantificering van de doelen, de onderbouwing van de milieudoelstellingen en van de belasting van wateren. Alle waterbeheerders vullen deze formats met informatie over de waterlichamen in hun beheergebied. Om de hoeveelheid informatie in de factsheets enigszins te beperken kan ook verwezen worden naar rapporten waarin de gevraagde onderbouwing wordt gegeven. Voor het beheergebied van Waterschap Reest & Wieden wordt in de factsheets naar dit achtergronddocument verwezen. De factsheets zijn/worden formeel onderdeel van zowel de Provinciale Waterprogramma s als het Waterbeheerplan (WBP) van het waterschap. De factsheets zijn in te zien op Voor het oppervlaktewater is het waterschap trekker voor het onderbouwen van de status en het uitwerken van doelen en maatregelen. Waterschap Reest & Wieden heeft dit, net als alle andere waterschappen, uitgevoerd in samenwerking met partners in het gebied in het zogenaamde gebiedsproces (zie hoofdstuk 2). Voor het oppervlaktewater moet de provincie de volgende onderdelen vaststellen: De indeling van het oppervlaktewater in waterlichamen en toekenning van een watertype aan elk waterlichaam; De status van de waterlichamen; De regionale milieudoelstellingen voor de sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen: het Goed Ecologisch Potentieel; De motivatie voor fasering van de milieudoelstellingen als verwacht wordt dat deze niet in 2015 bereikt kunnen worden. De provincie neemt deze onderdelen op in de provinciale Omgevingsvisie. Het waterschapsbestuur stelt de maatregelen voor de komende planperiode vast. Doelen en maatregelen maken onderdeel uit van het Stroomgebiedbeheerplan en van het Waterbeheerplan van het waterschap. Voor het grondwater zijn de provincies verantwoordelijk voor de uitwerking van de doelen en maatregelen. Inleiding - 6 -

7 De maatregelenprogramma s om de doelstellingen te bereiken zijn bindend. Omdat in de wateren in het gebied van Waterschap Reest en Wieden in de loop der jaren veel ingrepen hebben plaatsgevonden die niet meer omkeerbaar zijn of in sommige gevallen zelfs zijn gegraven mag het waterschap de ecologische doelen zelf vaststellen. Daarvoor is een landelijk protocol gevolgd (zie hoofdstuk 4). Waterschap Reest en Wieden maakt deel uit van het deelstroomgebied Rijn-Oost (figuur 1.1). Rijn-Oost omvat de beheergebieden van de waterschappen Vechtstromen, Reest en Wieden, Groot Salland, Rijn en IJssel, Zuiderzeeland en Vallei en Veluwe. Ook de IJssel, in beheer bij Rijkswaterstaat, behoort tot het deelstroomgebied. Rijn-Oost maakt weer deel uit van het internationale stroomgebieddistrict Rijndelta. Tot het internationale stroomgebieddistrict Rijndelta behoren ook delen van de Duitse deelstaten Nordrhein- Westfalen en Niedersachsen, die afwateren op Rijn-Oost. Figuur 1.1: Internationaal stroomgebied Rijndelta met in lichtgeel het deelstroomgebied Rijn-Oost KRW planherziening De doelen en maatregelen voor de grotere wateren, de waterlichamen, moeten worden opgenomen in KRW-factsheets die de basis vormen voor het Stroomgebiedbeheerplan Rijndelta en het Waterbeheerplan van de waterschappen. Deze factsheets en plannen worden eens per zes jaar herzien. Voor de periode moeten de factsheets en de plannen die in 2009 zijn opgesteld worden geactualiseerd. De factsheets worden uiteindelijk samen met het waterbeheerplan vastgesteld. De definitieve vaststelling vindt eind 2015 plaats. De factsheets vormen de landelijke digitale rapportage aan Den Haag en zijn één van de onderleggers van het Stroomgebiedbeheerplan Rijndelta , dat door het Rijk wordt opgesteld. De informatie in de KRW-factsheets wordt aangepast aan de huidige situatie en waar nodig worden de teksten aangepast. Bij de herziening van het SGBP zijn de volgende onderwerpen belangrijk: Aanpassing van de begrenzing van waterlichamen waar nodig; Aanpassing van watertypen en/of status indien van toepassing; Aanpassing van de doelen waar nodig; Inleiding - 7 -

8 Beschrijving van de huidige chemische en ecologische toestand; Stand van zaken, evaluatie en eventueel aanpassing van het maatregelenpakket; Fasering van maatregelen waar nodig; Uitvoeren van het gebiedsproces waarbij belanghebbenden in het gebied op de hoogte worden gebracht en kunnen meedenken over wijzigingen. De doelen uit de factsheets en het SGBP worden opgenomen in de provinciale omgevingsplannen van de provincies Drenthe en Overijssel. De maatregelen uit het stroomgebiedbeheerplan vormen de input voor het nieuwe Waterbeheerplan van Waterschap Reest en Wieden ( ). In dit plan wordt naast de doelstellingen voor het toekomstig waterbeheer ook vermeld welke maatregelen de komende tijd genomen gaan worden om te voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De planherziening biedt de mogelijkheid om de afgelopen periode te evalueren en de informatie in de factsheets aan te passen waar nodig. Binnen Rijn-Oost is hiervoor een aantal gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd. Deze zijn opgenomen in de KRW Agenda Rijn-Oost (RBO Rijn- Oost 2014). Ook in de vorige periode zijn gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd. Deze zijn opgenomen in de Adviesnota Rijn-Oost: Naar waterkwaliteit met een Europese ster (RBO Rijn-Oost 2008). 1.2 Doel rapport Dit rapport is het achtergronddocument bij de KRW factsheets De KRWfactsheets zijn opgesteld in een format (tabellen) dat landelijk wordt gebruikt. Ze bevatten alle informatie per waterlichaam (o.a. begrenzing, ecologische en chemische toestand en doelen, maatregelen en onderbouwing). De factsheets vormen de basis voor de Stroomgebiedbeheerplannen die door het Rijk worden opgesteld. De factsheets zijn niet geschikt voor het opnemen van integrale analyses of een totaal overzicht van maatregelen en kosten. Het achtergronddocument heeft meerdere doelen: Het geeft achtergrondinformatie, toelichtingen en onderbouwingen van de opgenomen doelen en maatregelen. Hierbij is rekening gehouden met de in 2012 uitgebrachte beoordeling van de Europese Commissie ( The blueprint to Safeguard Europe's Water resources ). Hierin wordt onder meer aandacht gevraagd voor een betere motivatie van de keuzes in het huidige SGBP, voor de invloed van de landbouw op de waterkwaliteit en voor de gevolgen van klimaatverandering. Dit laatste punt wordt in Rijn-Oost al opgepakt in het project Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON); Het geeft een totaal overzicht van de doelen, toestand en maatregelen. Het achtergronddocument is ook toegankelijk voor derden. Het geeft uitleg over de gehanteerde methodiek en geeft inzicht in de uitgangspunten en aanpak voor het uitwerken van de ecologische doelen en maatregelen voor de waterlichamen; Het beschrijft het resultaat van de gebiedsprocessen die Waterschap Reest & Wieden samen met de partners heeft uitgevoerd. In dit rapport zijn de algemene uitgangspunten beschreven voor de uitwerking van doelen en maatregelen uit de periode voorafgaand aan de eerste planperiode en de gebiedsprocessen die hebben plaatsgevonden in het kader van de KRW planherziening voorafgaand aan de tweede planperiode; Het achtergronddocument dient als naslagwerk voor intern gebruik aangezien het alle informatie over de waterlichamen bevat. Het achtergronddocument wordt samen met de KRW factsheets aangeboden aan het bestuur. De KRW factsheets worden formeel vastgesteld, het achtergronddocument niet. Inleiding - 8 -

9 1.3 Leeswijzer Dit rapport is een bundeling van het hele KRW proces zoals dat is uitgevoerd door Waterschap Reest en Wieden. Het bevat dus zowel informatie over de gevolgde methoden voorafgaand aan de eerste planperiode ( ) als de planherziening voor de tweede periode ( ). Alle informatie over beide perioden is hiermee in één rapport samengevoegd. Dit rapport bestaat uit twee delen: 1. Het algemene deel beschrijft vooral het KRW proces en de gevolgde methoden: het gebiedsproces (hoofdstuk 2), de begrenzing van de waterlichamen, bepaling van status en watertypen (hoofdstuk 3), de chemische en ecologische doelen (hoofdstuk 4), de monitoring (hoofdstuk 5), de huidige chemische en ecologische toestand (hoofdstuk 6) en de maatregelen (hoofdstuk 7). De methoden worden in het algemene deel globaal beschreven; 2. Het waterlichamen deel (hoofdstuk 8 t/m 16). In dit deel wordt per hoofdstuk een waterlichaam beschreven. Hierin zijn alle details opgenomen. Per waterlichaam wordt een beschrijving gegeven van het watersysteem, de huidige functies en het landgebruik en de knelpunten. Vervolgens is uitgelegd hoe tot het maatregelenpakket is gekomen. Voor ieder waterlichaam is uitgelegd hoe de status en doelen zijn bepaald aan de hand van de toenmalige toestand en het te verwachten effect van de geplande maatregelen. De stand van de uitvoering van de maatregelen en de vervolgopgave is per waterlichaam beschreven evenals de fasering indien nodig. Voor de waterlichamen zijn de chemische en ecologische toestand opgenomen en toegelicht. De Europese Kaderrichtlijn Water kent een groot aantal afkortingen en begrippen die specifiek zijn voor deze richtlijn. Het is ondoenlijk om deze termen te vermijden. Voor de niet-ingewijde lezer is in bijlage 1 een overzicht van afkortingen en begrippen opgenomen. Inleiding - 9 -

10 2 Gebiedsproces 2.1 Gebiedsproces eerste planperiode ( ) Het afleiden van ecologische doelen en het komen tot een maatregelenpakket is tot stand gekomen in het zogenaamde gebiedsproces KRW. Het gebiedsproces voorafgaand aan de eerste planperiode heeft gelopen van oktober 2006 t/m juni Er is gewerkt met twee gebiedsgroepen en een klankbordgroep. Voor de gebiedsgroepen is het beheergebied van het waterschap opgedeeld in twee delen: Oost en West. Gebied West ligt ten westen van de Drentse Hoofdvaart, het gebied Oost ligt ten oosten van de dit kanaal en omvat ook het kanaal zelf. De gebiedsgroepen waren samengesteld uit de inliggende overheden: het waterschap, de gemeenten, provincie en Rijkswaterstaat, LTO en de grote natuurterreinbeheerders. De twee gebiedsgroepen zijn vijf maal bij elkaar gekomen om gezamenlijk te komen tot een gedragen maatregelenpakket (zie hoofdstuk 7 voor beschrijving van de selectie van maatregelen). In bijlage 2 is de lijst met organisaties opgenomen die uitgenodigd zijn in de gebiedsgroepen. De klankbordgroep is drie maal bijeen gekomen. De klankbordgroep bestond uit belangenorganisaties (zie bijlage 2 voor een lijst van organisaties). Tijdens deze bijeenkomsten zijn de opgestelde maatregelenpakketten besproken. 2.2 Gebiedsproces tweede planperiode ( ) Het gebiedsproces voorafgaand aan de tweede planperiode heeft plaatsgevonden in Omdat het gaat om een herziening van de KRW doelen en maatregelen is dit gebiedsproces minder uitgebreid geweest dan voorafgaand aan de eerste planperiode. Er heeft een aantal bijeenkomsten plaatsgevonden: Grote gemeenten zijn in twee groepen verdeeld. Met iedere groep is een bijeenkomst gehouden. (Met de kleinere gemeenten is telefonisch contact geweest om deze gemeenten op de hoogte te brengen van de KRW planherziening en de belangrijkste veranderingen). De laatste bijeenkomst met de gemeenten heeft plaatsgevonden op 1 juli 2014 met als onderwerp de hoofdlijnen van het waterbeheerplan en de stand van zaken met betrekking tot de KRW. Gemeenten hebben hierin benadrukt dat ze graag tijdig op de hoogte gebracht worden van projecten die op stapel staan. Ze zouden graag een overzicht van geplande projecten ontvangen. Ze vragen het waterschap erop te letten dat de programmering van projecten ook past op de programmeering van partners. Daarnaast willen de gemeenten de investeringen in zuivering en riolering afstemmen met het waterschap. De gemeente Midden Drenthe heeft aangegeven mogelijkheden te zien om een natuurvriendelijke oever langs de Oude Vaart te combineren en verzoekt hiermee rekening te houden. Hierover wordt contact onderhouden met de gemeente Midden Drenthe (bijlage 3). De gemeente Meppel geeft aan dat havenontwikkeling (gepland rond 2018) niet goed past bij de aanleg van een nevengeul. Wel kan dit mogelijkheden bieden voor werk met werk (bijlage 3); De gebiedsconsultatie met de provincies Drenthe en Overijssel vond plaats op 19 december 2013 (bijlage 3). Belangrijk onderwerp was de afstemming met de provinciale omgevingsvisies, GGOR, EHS en het Deltaprogramma. De maatregelenpakketten en belangrijkste wijzigingen zijn besproken. De provincies hebben aangegeven welke maatregelen zij graag in de komende planperiode uitgevoerd zien. Er is afgesproken dat maatregelen waarover het waterschap twijfelt aan de effectiviteit worden verschoven naar de derde planperiode, zodat er tijd is om nader onderzoek te verrichten; Op 28 januari 2014 heeft de eerste KRW gebiedsbijeenkomst plaatsgevonden met belangengroepen (HSF Oost Nederland, KSV de Schuttevaer, Bond van Binnenvissers van Noordwest Overijssel, LTO Noord, KOPTOP). Hieruit is een aantal adviezen naar voren gekomen (bijlage 3). De organisaties benadrukken dat zij graag samenwerken bij de nadere uitwerking van maatregelen (bijvoorbeeld het ontwerpen van natuurvriendelijke oevers). Op 2 juli 2014 is een tweede bijeenkomst georganiseerd. Hierin zijn de grote lijnen van het waterbeheerplan toegelicht. De punten die naar voren kwamen met Gebiedsproces

11 betrekking tot de KRW zijn opgenomen in bijlage 3. De belangengroepen hebben nogmaals benadrukt dat ze willen aanhaken bij de invulling van maatregelen. Aanknopingspunten zijn daarvoor de KRW factsheets en de Water op Maat programmering. Het is belangrijk om de belangengroepen op de hoogte te houden van programma s en projecten; Met de terreinbeherende organisaties (Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Landschapsbeheer Drenthe, Agrarische Natuurvereniging Drenthe, Natuur en Milieu Overijssel) is een gebiedsconsultatie gehouden op 29 januari Na een toelichting op het WBP en de KRW door het waterschap is door de aanwezigen een aantal punten aan het Waterschap ter overweging meegegeven (bijlage 3). De terreinbeherende organisaties hechten belang aan een goede onderbouwing van de keuze van maatregelen en afstemming met Natura Verder is er gesproken over flexibeler peilbeheer. De terreinbeherende organisaties zien graag dat het waterschap de bandbreedte hiervoor vergroot. Tijdens de tweede bijeenkomst op 1 juli 2014 is vooral aandacht gevraagd voor meer voorlichting over het gebruik van bestrijdingsmiddelen en voor een goede onderbouwing voor het aanpassen of schrappen van maatregelen (zie voor andere onderwerpen met betrekking tot de KRW bijlage 3); Op 3 februari 2014 heeft een gebiedsconsultatie met afgevaardigden vanuit verschillende afdelingen van LTO Noord plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst is informatie uitgewisseld over het Waterbeheerplan, de KRW en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Vervolgens is met behulp van kaarten door de aanwezigen aangegeven in welke gebieden knelpunten (ten aanzien van droogte of wateroverlast) worden ervaren. De resultaten hiervan worden in een volgende bijeenkomst met een aantal medewerkers van LTO Noord en het waterschap verder uitgewerkt. De resultaten uit het gebiedsproces zijn opgenomen in een nieuwsbrief. De nieuwsbrief en de factsheets zijn verspreid onder alle belangengroepen in het gebied. Hier zijn tot op heden geen reacties op gekomen. Gebiedsproces

12 3 Waterlichamen 3.1 Begrenzing 2009 De KRW gaat uit van een stroomgebiedbenadering. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater binnen een stroomgebied dient opgedeeld te worden in waterlichamen. Wateren binnen een waterlichaam zijn in zekere mate uniform. Dit wil zeggen dat ze behoren tot één watertype met een zelfde status, een zelfde doelstelling en met vergelijkbare belastingen. In 2009 heeft Waterschap Reest en Wieden de waterlichamen begrensd volgens de Europese richtlijnen. Figuur 3.1 Waterlichamen in het beheergebied van waterschap Reest en Wieden. Waterlichamen

13 3.2 Aanpassing begrenzingen tweede planperiode Voortschrijdend inzicht of daadwerkelijke aanpassingen in het watersysteem kunnen er toe leiden dat de begrenzing van waterlichamen aangepast moet worden. Voor het waterlichaam Oude Diep is de loop aangepast als gevolg van hermeandering bij Hoogeveen. Deze wijziging hoeft niet te worden voorgelegd aan het Rijk en de provincie. De begrenzing is aangepast op de waterlichamenkaart. Waterschap Reest en Wieden heeft het samenvoegen van de Vledder Aa en Wapserveensche Aa in overweging genomen. Beide beken vormen namelijk één ecologisch geheel. Bovendien is de Vledder Aa klein voor een apart waterlichaam. Beide waterlichamen zijn in samenhang geanalyseerd. De samenvoeging biedt geen kansen tot verbetering van de effectiviteit van de maatregelen, maar zou wel leiden tot extra administratieve werkzaamheden. Daarom worden de twee waterlichamen afzonderlijk behouden. Kortom, de begrenzing van de waterlichamen, behalve die van het Oude Diep, zijn hetzelfde gebleven. 3.3 Bepalen van status en watertype 2009 De volgende stap is het bepalen van de status en het watertype van een waterlichaam. Wat betreft de status wordt onderscheid gemaakt tussen natuurlijke, sterk veranderde en kunstmatige wateren: Natuurlijke wateren hebben een natuurlijke oorsprong en bevinden zich nog in een redelijk ongestoorde toestand (eventuele menselijke ingrepen zijn nog terug te draaien); Sterk veranderde wateren zijn wateren die een natuurlijke oorsprong hebben, maar door menselijk ingrijpen zodanig zijn veranderd (onomkeerbaar) dat de goede toestand van de natuurlijke referentie niet meer kan worden gerealiseerd; Kunstmatige wateren zijn wateren die door mensen gegraven zijn, zoals sloten en kanalen. In het beheergebied van Waterschap Reest en Wieden zijn alle waterlichamen aangemerkt als kunstmatig of sterk veranderd (tabel 3.1): De beken zijn aangeduid als sterk veranderd. De ecologische toestand is minder goed dan de Goede Ecologische Toestand (GET) op de maatlat voor natuurlijke wateren. Dit is voorafgaand aan de eerste planperiode getoetst met de destijds beschikbare monitoringsgegevens zie hoofdstukken watelichamen). Alle maatregelen die genomen kunnen worden zonder dat zij leiden tot significante schade, leiden ook niet tot het GET. Dit leidt per definitie tot de conclusie dat de beken in het beheergebied van Reest en Wieden de status sterk veranderd krijgen. De status van de waterlichamen is definitief vastgesteld na het afleiden van de ecologische doelen volgens de Praagse methode (hoofdstuk 3); De waterlichamen Drentse Kanalen en Boezem van NW-Overijssel zijn kunstmatig. Die zijn immers door menselijk handelen ontstaan. De kanalen zijn gegraven en de boezem is gedeeltelijk gegraven en gedeeltelijk door graven en erosie (wegslaan van legakkers door wind en golfslag) ontstaan. Er zijn vier categorieën watertypen: rivieren, meren, overgangswateren en kustwateren. De waterlichamen binnen het beheergebied van Waterschap Reest en Wieden vallen allemaal onder de rivieren en meren. Landelijk zijn deze categorieën onderverdeeld in 21 natuurlijke KRW-watertypen (Van der Molen & Pot (red.) 2007). In 2009 is voor ieder sterk veranderd waterlichaam het best passende natuurlijke watertype gekozen (tabel 3.1). Voor de meeste waterlichamen is dit type R5, langzaam stromende midden/benedenloop op zand. Het Meppelerdiep is groter en heeft een groter stroomgebied, vandaar dat voor dit waterlichaam is gekozen voor R6, langzaam stromend riviertje op klei/zand. De Reest is het enige waterlichaam dat zich op veen bevindt, daarom is het type voor dit waterlichaam R12, langzaam stromende midden/benedenloop op veenbodem. Waterlichamen

14 Aangezien het voor de kunstmatige wateren lastig is te bepalen welk natuurlijk watertype het meest gelijkend is, zijn op landelijk niveau negen veel voorkomende kunstmatige watertypen onderscheiden en beschreven. Voor deze kunstmatige watertypen zijn op landelijk niveau doelen opgesteld (Evers & Knoben 2007, Evers et al. 2012). Voor de Drentse Kanalen is het type M3 gekozen (gebufferde regionale kanalen). Voor de boezem NW-Overijssel is gekozen voor het natuurlijke watertype M27 (matig grote, ondiepe laagveenplassen) als meest gelijkende type. Dit kwam beter overeen dan één van de kunstmatige watertypen, aangezien de landelijke kunstmatige typen alleen sloten en kanalen betreffen. Tabel 3.1 geeft een overzicht van de waterlichamen, de status en het watertype. Tabel 3.1 Watertype en status per waterlichaam (K=kunstmatig, S=sterk veranderd). Waterlichaam Watertype Omschrijving watertype status Boezem NW-Overijssel M27 Matig grote, ondiepe laagveenplassen K Drentse kanalen M3 Gebufferde (regionale) kanalen K Oude Diep R5 Langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand S Oude Vaart R5 Langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand S Reest R12 Langzaam stromende middenloop/benedenloop op veenbodem S Vledder Aa R5 Langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand S Wapserveensche Aa R5 Langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand S Wold Aa R5 Langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand S Mepelerdiep R6 Langzaam stromend riviertje op zand/klei S 3.4 Geen aanpassing watertypen tweede planperiode Voor een aantal waterlichamen is overwogen om voorafgaand aan de tweede planperiode het watertype aan te passen: Het Meppelerdiep heeft als watertype R6. Het waterlichaam heeft echter meer het karakter van een kanaal dan van een rivier. Het is rechtgetrokken, bevat damwanden, wordt gebruikt voor zowel afvoer als aanvoer van water en is een scheepvaartroute (ook beroepsscheepvaart). Het kanaaltype M3 zou beter passen dan R6. Voorlopig is afgezien van het aanpassen van het watertype omdat het weinig praktisch voordeel oplevert en wel veel administratieve aanpassingen vergt. Bovendien is het typeren van het Meppelerdiep als een kunstmatig waterlichaam (kanaal) niet in lijn met de regels van de KRW aangezien het Meppelerdiep van oorsprong een riviertje is. Gekoppeld aan het huidige riviertype is de maatregel realisatie van een nevengeul opgenomen in het KRW maatregelenpakket. De komende planperiode wordt gebruikt om in overleg met de betrokken partners zowel het type en als de geplande maatregelen te evalueren. In het Meppelerdiep worden daarom in de tweede planperiode nog geen maatregelen uitgevoerd; Het waterschap heeft op 27 mei 2014 overleg met de provincie Overijssel gevoerd over het onderverdelen van het waterlichaam boezem NW-Overijssel in twee waterlichamen met verschillende watertypen, namelijk de petgaten en de grote meren. Uiteindelijk is besloten om het bij 1 waterlichaam te houden. Hiervoor zijn drie redenen. De eerste reden is dat er een geleidelijke overgang is van kleine petgaten naar grote meren en dat er moeilijk een grens is te trekken tussen beide watertypen. De tweede reden is dat de petgaten allemaal in verbinding met elkaar en de boezem (dus ook de meren) staan. Tot slot is voor beide watertypen (meren en petgaten) M27 (matig grote, ondiepe laagveenplassen) het meest gelijkende natuurlijke type. De kanalen worden als aangetakte delen van het waterlichaam beschouwd. Deze zijn bij het waterlichaam begrensd, maar worden niet biologisch bemonsterd, aangezien dan met een maatlat van een ander watertype getoetst zou moeten worden (Torenbeek 2012). De monitoring vindt plaats in de meren en petgaten; Het waterlichaam Drentse Kanalen bestaat eigenlijk uit twee typen, namelijk M3 en M6. De grotere kanalen (M6) kunnen verder onderverdeeld worden in kanalen met en zonder scheepvaart (M6a en M6b) De doelen behorend bij deze typen en subtypen zijn verschillend. De ambities in kanalen met scheepvaart zijn minder hoog. Het waterschap gaat dit in de tweede planperiode nader beschouwen. Indien gewenst worden de watertypen voorafgaand aan de planperiode aangepast; Waterlichamen

15 De waterschappen in Rijn Oost vragen zich af of voor de waterlichamen met watertype R5 de hydrologie wel voldoende kansen biedt. De stroming in een de meeste waterlichamen is zodanig laag (door het geringe verval, een strak peilregime, aanpassingen aan het oorspronkelijke profiel en vermindering van de afvoer door afkoppelen van stroomgebieden) dat het moeilijk is om de doelen voor een R5 type te halen. De waterschappen in Rijn Oost gaan een voorstel maken om voor deze waterlichamen een nieuw type (inclusief doelen en maatlatten) te ontwikkelen, namelijk de moerasbeek en dit te gebruiken vanaf 2022 (zie kader). Reest en Wieden gebruikt de tweede planperiode om hydrologisch te onderzoeken in hoeverre de stroming in deze wateren nog kan toenemen door het nemen van maatregelen. Moerasbeken (Werkgroep Ecologie Rijn Oost/Movares 2013) In Rijn Oost komen beken voor waarbij de typering R5 niet goed past. In vlakke gebieden welke vooral door regenwater gevoed worden is sprake van een mengvorm van moeras en beek. Deze moerasbeken hebben een gering verval waardoor het water vaak niet stroomt. De sterk veranderde vorm van deze beken bestaat uit een waterloop die voorzien is van natuurvriendelijke oevers in de vorm van moerassige stroken. Beekherstel in de traditionele zin van het woord is hier dus niet per se aan de orde. De winst moet vooral komen uit een optimaal ingerichte dwarsgradiënt in combinatie met een zo extensief mogelijk onderhoud. Het KRW watertype moerasbeek is in Nederland echter niet toegekend. De consequentie is dat deze beken als R5 zijn getypeerd maar dit streefbeeld past hier niet goed bij. Naar mening van de Werkgroep Ecologie Rijn Oost is het wenselijk dat dit watertype als nieuw watertype wordt uitgewerkt en gebruikt kan worden. Hiervoor moet een verzoek bij het ministerie worden ingediend met als doel om in de derde planperiode ( ) met dit nieuwe type te kunnen werken. Rijn Oost wil na nationale afstemming dit type de komende planperiode verder uitwerken. Een nieuw beektype moerasbeek kan beschouwd worden als een verrijking van de bestaande (potentiële) ecologische en landschappelijke kwaliteiten. 3.5 Beschermde gebieden Twee waterlichamen liggen (deels) binnen Natura 2000 gebieden (vallen onder de Europese Vogel- en/of Habitatrichtlijn en de nationale Natuurbeschermingswet): Het waterlichaam Boezem NWO ligt in 2 Natura 2000 gebieden namelijk de Wieden en de Weerribben (beide vogel- en habitatrichtlijngebieden); De Vledder Aa stroomt door de Natura 2000 gebieden Drents-Friese Wold & Leggelderveld (beide Vogel- en habitatrichtlijn gebied). Dit betekent dat maatregelen die voortkomen uit de beheerplannen Natura 2000 en betrekking hebben op de waterhuishouding in de KRW factsheets worden opgenomen. Dit gebeurt zodra de beheerplannen bestuurlijk zijn vastgesteld. In het waterlichaam Boezem NWO ligt één zwemwaterlocatie, namelijk het Surfstrand West Belterwijde. Het Veneger Gat valt net buiten de begrenzing van het waterlichaam maar ligt wel in het stroomgebied en in het Natura 2000 gebied. Beide zwemwaterlocaties voldoen aan de eisen voor de Zwemwaterrichtlijn, zodat extra maatregelen ten behoeve hiervan niet nodig zijn. Voor de overige zwemwateren wordt verwezen naar de provincies Drenthe en Overijssel, zij hebben de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de zwemwaterrichtlijn en daarmee voor het bepalen van de nodige maatregelen. Op de website is informatie over de zwemwateren gebundeld. Waterlichamen

16 4 Doelen Het doel van de KRW is het behalen van een goede toestand. Voor oppervlaktewateren is onderscheid gemaakt tussen de goede chemische en de goede ecologische toestand (figuur 4.1). De chemische toestand heeft uitsluitend betrekking op prioritaire stoffen. Hiervoor gelden Europese normen. De ecologische toestand wordt bepaald door biologische kwaliteitselementen (algen, water- en oeverplanten, macrofauna en vis), ecologie ondersteunende fysische en chemische factoren, specifiek verontreinigende stoffen en hydromorfologie. Voor de ecologische toestand zijn nationaal doelen opgesteld. Hydromorfologie, fysisch chemische factoren en specifiek verontreinigende stoffen hebben invloed op de ecologie en het voldoen van deze factoren/stoffen aan de doelen is een voorwaarde voor een goede en duurzame ecologische toestand. Voor natuurlijke wateren liggen voor de ecologische toestand de doelen landelijk vast. Voor sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen kan van deze doelen worden afgeweken, mits goed onderbouwd. Deze onderbouwing is opgenomen bij de waterlichamen. Figuur 4.1 Schematisch overzicht van de kwaliteitselementen (indicatoren) die deel uitmaken van de ecologische en chemische toestand. De beoordeling van de toestand van de waterlichamen is hierop gebaseerd. Doelen

17 4.1 Doelen chemie De chemische toestand wordt beoordeeld aan de hand van de prioritaire stoffen. De lijst met prioritaire stoffen is op Europees niveau opgesteld/herzien en door middel van een aparte richtlijn vastgesteld (2008/108/EG). In Nederland zijn de normen voor deze stoffen wettelijk vastgelegd in de AMvB Kwaliteitseisen en Monitoring Water (gekoppeld aan de milieukwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer en aan de besluiten tot vaststelling van plannen op grond van de Waterwet). Deze is in 2009 in werking getreden. Prioritaire stoffen zijn chemische stoffen die een aanzienlijk risico veroorzaken voor watergebonden flora en fauna en indirect ook voor de mens. Op grond van nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn voor enkele stoffen de normen uit 2008 gewijzigd (antraceen, gebromeerde diphenylethers, fluorantheen, lood en loodverbindingen, naftaleen, nikkel en nikkelverbindingen, PAK s). Door de aanscherping van enkele normen kan de toestand achteruit lijken te gaan, terwijl in werkelijkheid dit niet het geval is. Het waterschap heeft de vigerende normen gehanteerd bij de toetsing van de huidige lijst met prioritaire stoffen. Er worden nog nieuwe stoffen met milieukwaliteitsnormen toegevoegd aan de lijst met prioritaire stoffen. Op de lijst staan nu 33 stoffen. Nieuwe stoffen worden door het waterschap al wel gemeten, maar de doelen worden pas bij de beoordeling in de plannen van 2021 meegenomen. De prioritaire stoffen zijn als volgt onderverdeeld: De prioritair gevaarlijke stoffen (aantal 13). Hiervoor geldt dat voor 2025 de nullozing moet zijn bereikt (niet meer toepassen); De prioritaire stoffen (aantal 20). Hiervoor geldt dat een progressieve vermindering moet worden nagestreefd. Om deze doelen te bereiken is veelal generiek beleid noodzakelijk. Het gebruik van een aantal stoffen is inmiddels verboden maar een deel hiervan zal vanwege hoge persistentie nog lang in het milieu voorkomen. De goede chemische toestand is bereikt als uiteindelijk aan alle normen wordt voldaan. 4.2 Doelen ecologie Het formuleren van ecologische doelen vormt een belangrijk onderdeel van de Kaderrichtlijn Water. Immers, tegelijk met deze doelen worden ook de ambities vastgelegd en de daarbij behorende maatregelen en financiële inspanningen. Het is belangrijk om uit te komen op realistische doelen en de gevolgde methode en keuzes zo transparant mogelijk te maken. De KRW biedt de regionale besturen de ruimte om zelf ecologische doelen te formuleren voor kunstmatige waterlichamen en voor wateren van natuurlijke oorsprong, waarvan de natuurlijke toestand niet meer kan worden hersteld (de sterk veranderde waterlichamen ). Voor fysische en chemische factoren die onderdeel uitmaken van de ecologische toestand zijn de doelen bijvoorbeeld een bepaald gehalte (bij stikstof en fosfaat) of een verzadigingspercentage (bij zuurstof). Voor de biologische kwaliteitselementen zijn landelijk maatlatten ontwikkeld (Van der Molen & Pot 2007, Van der Molen et al., 2012). Er is een afzonderlijke maatlat voor macrofauna, vis, fytoplankton en overige waterflora. Deze maatlatten worden gebruikt voor het bepalen van de ecologische toestand. In de maatlat wordt de informatie over de soortensamenstelling van een meetpunt (soorten, aantallen en indicatieve waarde) gecombineerd tot een score tussen 0 en 1, de Ecologische Kwaliteits Ratio (EKR). Het resultaat wordt uitgedrukt in vijf klassen voor natuurlijke wateren en vier klassen voor sterk veranderde en kunstmatige wateren (figuur 4.3). De doelen voor de ecologische toestand worden per kwaliteitselement bepaald als score op de maatlat (EKR). In Nederland is er voor gekozen om de ecologische doelen en de daarvoor benodigde maatregelenpakketten af te leiden via de Praagse methode (figuur 4.2). Deze methode is op initiatief van Nederland tijdens een workshop in Praag ontwikkeld en eenvoudiger toepasbaar dan de oorspronkelijke methode zoals in de KRW beschreven. De Europese Commissie heeft ingestemd met deze aanpak. Doelen

18 1,0 B E P A L I N G P R A A G S E M E P G E P M E T H O D E 0,8 0,6 0,4 0,2 MEP (bandbreedte) significante schade Lichte afwijking GEP Ontheffing (fasering/verlaging) Beleidsdoelstelling 2015 Pakket aan maatregelen tot 2015 Huidige situatie Gerealiseerde maatregelen Situatie ,0 Figuur 4.2 Stappen die moeten worden genomen om het ecologische KRW-doel voor sterk veranderde en kunstmatige wateren af te leiden volgens de Praagse methode (1 bepaal alle zinvolle maatregelen, 2 maatregelen die leiden tot significante schade vallen af, 3 niet kosteneffectieve maatregelen vallen af, 4 maatregelen die in de volgende planperiode worden uitgevoerd vallen af, 5 opgave voor de komende planperiode). De belangrijkste stappen die genomen moeten worden om te komen tot het doel en de maatregelen zijn: 1. Geef een beschrijving van het waterlichaam, ga na wat het meest gelijkende natuurlijke watertype is, inventariseer de huidige gebruiksfuncties en belastingen (hydromorfologische ingrepen en belasting met stoffen) en geef een beschrijving van het effect op de ecologie; 2. Inventariseer alle mogelijke maatregelen om de ecologische toestand te verbeteren. In principe dient in deze fase nog niet gekeken te worden naar de kosten van maatregelen. Het uitgangspunt is dat emissies zover teruggedrongen worden, dat de chemische kwaliteit van het water geen belemmering vormt voor het behalen van een goede ecologische kwaliteit. Ga na welke maatregelen leiden tot significante schade aan bestaande functies van het gebied en aan het milieu in brede zin. Deze maatregelen vallen af. Of een maatregel tot significante schade leidt zal vooral afhangen van de omvang waarin de maatregel wordt uitgevoerd of er sprake is van significante schade; 3. Bepaal de status van het waterlichaam. Ga na of het waterlichaam door de mens gemaakt is. Als dit het geval is dan is de status kunstmatig. Zo niet, toets dan of de Goede Ecologische Toestand van het geselecteerde meest gelijkende natuurlijke watertype haalbaar is. Is dit het geval dan dient alsnog de status natuurlijk te worden toegekend. Reest en Wieden heeft deze analyse voorafgaand aan de eerste planperiode uitgevoerd (zie hoofdstukken waterlichamen). Het bleek dat de huidige ecologische toestand van alle niet kunstmatige waterlichamen ruim onder het GET lag. In dat geval zijn veel en ingrijpende maatregelen nodig om het GET te kunnen halen. De vraag is vervolgens of dit mogelijk is zonder dat er sprake is van significante schade aan bestaande functies en/of van Doelen

19 disproportionele kosten. Omdat dat niet mogelijk bleek te zijn, hebben alle niet kunstmatige waterlichamen de status sterk veranderd gekregen. De doelstelling mag dan worden aangepast; 4. Bepaal het Maximaal Ecologisch Potentieel (MEP) door een inschatting te maken van de kwaliteitsverbetering die zal optreden na het uitvoeren van de bij stap 2 geselecteerde maatregelen. Bepaal vervolgens het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Volgens de KRW mag het GEP slechts licht afwijken van het MEP. Dit betekent dat de maatregelen die samen een gering effect hebben en/of relatief duur zijn (lage kosteneffectiviteit) niet uitgevoerd hoeven te worden om de ecologische doelstelling te realiseren; 5. Stel vast of fasering van de doelen moet worden toegepast. Zo ja, bepaal dan de beleidsdoelstelling voor de komende planperiode. Indien tijdige uitvoering niet mogelijk is vanwege o.a. disproportionele verhoging van de lasten voor burgers of andere praktische redenen (grondverwerving of koppeling met andere beleidsmaatregelen zoals WB21), kan men een uitzondering maken. De uitzondering kan zijn dat het doel op een later tijdstip alsnog wordt bereikt ( fasering ), of dat het doel uiteindelijk in 2021 wordt verlaagd ( doelverlaging ). Dit moet wel goed beargumenteerd worden. De argumentatie moet voldoen aan eisen die in de KRW zijn gesteld. Het maatregelenpakket voor de komende planperiode wordt als resultaatsverplichting vastgelegd in het Stroomgebiedbeheerplan. De hierboven beschreven aanpak betekent dat met het uitvoeren van de geselecteerde maatregelen het doel gehaald kan worden. Anders gezegd, er moet een vertaling plaatsvinden van de selectie van maatregelen naar gekwantificeerde doelen. Hiervoor moet bekend zijn wat de huidige toestand is van de waterlichamen en wat het kwantitatieve effect is (op de maatlatten) van het uitvoeren van de voorgenomen KRW-maatregelen Bepaling GEP Reest en Wieden heeft de situatie in als uitgangspunt genomen. Het landgebruik en de toestand van de ecologie, chemie en de belangrijkste hydromorfologische stuurvariabelen zijn beschreven en beoordeeld. Ook de ruimtelijke functies zijn in beeld gebracht. Op basis hiervan zijn de knelpunten op het gebied van hydromorfologie, chemie en ecologie beschreven (zie hoofdstukken waterlichamen). In het gebiedsproces zijn maatregelenpakketten samengesteld volgens de Praagse methode (zie paragraaf 7.2). Aan de hand van de uitgangssituatie in 2007 en de te verwachten effecten van de geplande maatregelen is per waterlichaam voor ieder kwaliteitselement het GEP bepaald (zie hoofdstukken waterlichamen). Het GEP is voor de sterk veranderde wateren uitgedrukt als score op de maatlat voor natuurlijke wateren (Van der Molen & Pot 2007, Van der Molen et al. 2012). De GET voor natuurlijke wateren ligt op 0.6. Het GEP is voor de sterk veranderde wateren lager, bijvoorbeeld 0,45 (figuur 4.3). Hiermee schuiven de grenzen van de andere kwaliteitsklassen (slecht, ontoereikend en matig) ook op naar beneden (figuur 4.3). Voor de fysische en chemische factoren zijn de landelijke GET s voor natuurlijke wateren aangehouden. Voor kunstmatige watertypen zijn landelijk GEP s opgesteld (defaults voor sloten en kanalen, Evers & Knoben 2007, Evers et al. 2012). Reest en Wieden heeft deze GEP s voor de Drentse kanalen (M3) overgenomen (zowel voor biologische kwaliteitselementen als voor de fysische en chemische factoren). Voor de boezem past de maatlat van het natuurlijke type M27 het beste. Omdat de verwachting is dat reeds uitgevoerde maatregelen en de verbetering van de waterkwaliteit een positief effect zullen hebben, is voor dit waterlichaam het GEP voor de biologische kwaliteitselementen gelijk gehouden aan het GET (0.6). Omdat de uitvoering van de maatregelen gefaseerd wordt (paragraaf 7.5) wordt het GEP voor een aantal van de waterlichamen pas in 2027 voor alle kwaliteitselementen gehaald. Doelen

20 De selectie van maatregelen en de bepaling van de ecologische status en het GEP zijn per waterlichaam beschreven (hoofdstuk 8 t/m 16). Een overzicht van alle GEP-waarden en de klassengrenzen per waterlichaam is opgenomen in bijlage 4 Figuur 4.3. Voorbeeld van een GEP en bijbehorende klassen (onderste maatlat) gebaseerd op de maatlat voor natuurlijke wateren (bovenste maatlat) Specifiek verontreinigende stoffen Specifiek verontreinigende stoffen vallen onder de ecologische toestand. Dit zijn stoffen die in het betreffende stroomgebied (in dit geval Rijn Delta) een probleem kunnen vormen. De normen voor specifiek verontreinigende stoffen zijn in Nederland wettelijk vastgelegd in de AMvB Kwaliteitseisen en Monitoring Water (gekoppeld aan de milieukwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer en aan de besluiten tot vaststelling van plannen op grond van de Waterwet). De voorlopige lijst met specifiek verontreinigende stoffen bestaat uit 15 stoffen. Voor deze stoffen wordt een progressieve vermindering van concentraties in het water nagestreefd. Voor de specifiek verontreinigende stoffen die op nationaal niveau wellicht nog een probleem kunnen vormen, bijvoorbeeld (dier)geneesmiddelen en hormoon verstorende stoffen, zal de komende jaren worden nagegaan of ze nog aan de KRW-monitoringlijst moeten worden toegevoegd. 4.3 Administratieve aanpassing van de doelen in 2014 Enkele van de ecologische doelen die voorafgaand aan de eerste planperiode zijn opgesteld (paragraaf 4.2) zijn voorafgaand aan de tweede planperiode aangepast wegens aangescherpte normen voor nutriënten, aangepaste maatlatten of foutieve waarden in Aquokit Aanpassing doelen voor stikstof en fosfaat Landelijk zijn de doelen voor stikstof en fosfaat in stromende wateren aangescherpt. Uit onderzoek is gebleken dat dit nodig is om de goede ecologische toestand te halen. Tevens zijn hiermee de verschillen met andere landen recht getrokken. Voor Reest en Wieden geldt dat deze normen overal al (bijna) gehaald worden. Afwijken van deze normen is daarom niet nodig en niet te onderbouwen. Reest en Wieden heeft daarom net als de andere waterschappen in Rijn Oost de aangepaste doelen overgenomen (tabel 4.1). Doelen

21 Tabel 4.1 GEP waarden voor stikstof en fosfaat (vetgedrukte waarden zijn aangepast naar aanleiding van landelijke aanscherping van de doelen). Waterlichaam Fosfaat totaal (mgp/l) Stikstof totaal mgn/l GEP 2009 GEP 2015 GEP 2009 GEP 2015 Boezem Drentse kanalen Oude Diep Oude Vaart Reest Vledder Aa Wapserveensche Aa Wold Aa Meppelerdiep Aanpassing doelen naar aanleiding van verbeterde maatlatten Op basis van monitoringsgegevens en maatlatten wordt de ecologische toestand van een waterlichaam bepaald (in het geval van kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen in vier klassen: slecht, ontoereikend, matig en goed). Uit de landelijke evaluatie in 2010 is gebleken, dat maatlatten in bepaalde gevallen niet goed functioneerden Daarnaast zijn er door vergelijking tussen de lidstaten (Europese intercalibratie) enkele verplichte aanpassingen opgelegd vanuit Europa en ontbraken voor een aantal watertypen en kwaliteitselementen nog (deel)maatlatten. De maatlatten zijn vervolgens verbeterd. De aanpassingen van de maatlatten leiden in een aantal waterlichamen tot lagere scores voor vissen of overige waterflora. Landelijk is afgesproken dat het doel (GEP) gecorrigeerd mag worden voor deze lagere scores van de huidige toestand. Dit betekent dat het GEP in die gevallen evenredig is verlaagd. De doelen zijn zodanig aangepast dat de klasse gelijk blijft (de ecologische toestand in het veld is namelijk niet gewijzigd). Voor de Drentse kanalen is bijvoorbeeld het doel voor vissen in 2009 vastgesteld op 0.6, door de nieuwe maatlat is de score van vissen op de kanalen met 42% omlaag gegaan. Het doel van 2015 mag daarom ook met 42% worden verlaagd en komt op De berekeningen zijn opgenomen in bijlagen 5 en 6 voor vis respectievelijk overige waterflora. Voor deze berekeningen zijn de gegevens van 2009 gebruikt. Tabel 4.2 geeft de aanpassingen van het GEP voor vissen en overige waterflora voor de waterlichamen weer. Deze aanpassingen van de maatlat en het GEP leiden niet tot wijziging van het maatregelenpakket of de monitoringsinspanning. De ambities blijven hetzelfde. De GEP s voor macrofauna en fytoplankton zijn ongewijzigd. Tabel 4.2 GEP-waarden voor vissen en overige waterflora (vetgedrukte waarden zijn aangepast naar aanleiding van de resultaten van de verbeterde maatlatten). Waterlichaam Vissen Overige waterflora GEP 2009 GEP 2015 GEP 2009 GEP 2015 Drentse kanalen Boezem Oude Diep Oude Vaart Reest Vledder Aa Wapserveensche Aa Wold Aa Meppelerdiep Doelen

22 4.3.3 Correctie van fouten in Aquokit Voorafgaand aan en gedurende de eerste planperiode is een aantal gegevens foutief of niet in Aquokit terecht gekomen. Het betreft een aantal GEP s voor chloride, ph en zuurstofverzadiging (bijlage 7). Deze GEP s zijn aangepast/toegevoegd. Doelen

23 5 Monitoring 5.1 Type monitoring Voor de KRW worden twee typen monitoring uitgevoerd (voor een overzichtstabel zie bijlage 8). In ieder waterlichaam moet toestand- en trendmonitoring worden uitgevoerd. Dit betekent dat iedere zes jaar gemonitord wordt om de toestand te bepalen en eventuele trends waar te kunnen nemen. In waterlichamen waarin een stof, fysische factor of biologisch kwaliteitselement niet voldoet aan het doel moet ook operationele monitoring worden uitgevoerd. Het doel van operationele monitoring is het onderzoeken of uitgevoerde maatregelen effect hebben en een verbetering van de toestand optreedt. Operationele monitoring wordt eens in de 1-3 jaar uitgevoerd. Voor Reest en Wieden geldt het volgende: Reest en Wieden voerde voor de prioritaire stoffen en de specifiek verontreinigende stoffen (exclusief koper en zink) alleen toestand en trendmonitoring uit, omdat er geen overschrijdingen zijn (geweest). Dit is nu veranderd aangezien er overschrijdingen zijn van PAK s. PAK s zijn gemeten in het Meppelerdiep en de resultaten werden geprojecteerd op een aantal andere waterlichamen. In het Meppelerdiep wordt eerst nogmaals gemeten. Indien PAK s nog steeds de norm overschrijden, gaat het waterschap in de afzonderlijke waterlichamen meten; Voor koper vindt operationele monitoring plaats in alle waterlichamen behalve de Wapserveensche Aa en de Boezem. In deze twee waterlichamen hebben geen overschrijdingen plaatsgevonden in tegenstelling tot de andere waterlichamen waarin in het verleden of nu nog overschrijdingen plaatsvinden; Voor zink vindt alleen operationele monitoring plaats in het Meppelerdiep en de Drentse Kanalen. Dit is echter niet nodig omdat net als in de overige waterlichamen geen overschrijdingen hebben plaatsgevonden. Deze monitoring wordt daarom stopgezet; Voor de biologische kwaliteitselementen en de ecologie ondersteunende factoren wordt zowel toestand- en trendmonitoring als operationele monitoring uitgevoerd in alle waterlichamen aangezien deze nog niet voldoen aan de gestelde doelen of in de afgelopen jaren nog niet voldeden. 5.2 Meetpunten en meetjaren Alle meetpunten en het type monitoring zijn opgenomen in bijlage 8. Voor biologische kwaliteitselementen geeft bijlage 9 een overzicht van de gebruikte gegevens (jaren en meetpunten) per rapportagejaar. Bijlage 10 geeft deze informatie voor de stoffen. De ligging van de meetpunten is te zien op de kaarten in bijlage 12. Er is een aantal veranderingen doorgevoerd met betrekking tot de meetpunten: Voor koper en zink werd het toestand- en trendmeetpunt in het Meppelerdiep geprojecteerd op een aantal andere waterlichamen, namelijk Drentse Kanalen, Oude Diep, Oude Vaart, Reest, Wold Aa. Dit bleek niet representatief te zijn. Daarom is voor deze waterlichamen een nieuw meetpunt ingesteld binnen het waterlichaam zelf (bijlage 11); Voor zink werd het toestand- en trendmeetpunt in de Boezem geprojecteerd op de Vledder Aa en de Wapserveensche Aa. Ook dit bleek niet representatief te zijn. Beide waterlichamen hebben een eigen meetpunt gekregen voor zink; Het toestand- en trendmeetpunt voor biologie en biologie ondersteunende factoren voor het Meppelerdiep ontbrak nog in Aquokit. Dit is toegevoegd (NL35-2MEPD4); De meetpuntcode voor het Meppelerdiep is aangepast (van NL05_01_004 naar NL35-2MEPD4); Het waterlichaam Drentse Kanalen werd beoordeeld op basis van 1 meetpunt in het Oranjekanaal. Onlangs zijn nieuwe meetpunten gekozen, die evenwichtig zijn verdeeld over het waterlichaam. Monitoring

24 5.3 Gegevensopslag Alle monitoringsgegevens worden opgeslagen in Aquokit. Aquokit valt onder beheer van het Informatiehuis Water. Hier worden de monitoringsgegevens van alle waterbeheerders verzameld voor de landelijke toetsing en rapportage naar Brussel. Alle informatie over de waterlichamen wordt opgeslagen in het Waterkwaliteitsportaal (WKP). Dit valt ook onder het beheer van het Informatiehuis Water. Voorheen stonden de gegevens in het KRW-portaal. Alle gegevens zijn overgezet van het KRW-portaal naar het Waterkwaliteitsportaal. Reest & Wieden heeft de gegevens in het waterkwaliteitsportaal vervolgens gecontroleerd, waar nodig aangepast en aangevuld met de nieuwe gegevens voor SGBP-2. Het WKP is openbaar en eind 2013 geopend voor gebruik ( Via het Waterkwaliteitsportaal worden de factsheets van alle waterbeheerders gegenereerd en worden landelijke rapportages voor de Europese Commissie gemaakt. Monitoring

25 6 Toestand 6.1 Chemische toestand: prioritaire stoffen Slechts één van de prioritaire stoffen, de PAK som BghiPe+InP (sbghipinp), geeft een zeer lichte overschrijding te zien (0,00283 terwijl de norm 0,002 µg/l is) in de waterlichamen Meppelerdiep, Oude Diep, Oude Vaart, Reest, Drentse Kanalen en Wold Aa (tabel 6.1). Hierdoor voldoet de chemische toestand als geheel niet in deze waterlichamen. De gegevens in deze waterlichamen zijn allemaal afgeleid van 1 meetlocatie in het Meppelerdiep. Dit betekent dat het gehalte van deze stof in het Meppelerdiep is overgenomen voor al deze waterlichamen. Dit kan een vertekend beeld geven. De stof is afkomstig van verkeer en scheepvaart. De gehalten in de andere waterlichamen kunnen hoger of lager zijn. Tabel 6.1 Gehalten van de PAK som BghiPe+InP (sbghipinp) (blauw=voldoet aan de norm, rood=voldoet niet aan de norm). som BghiPe+InP (g/l) Waterlichaam NL35_Boezem 0, NL35_Drentse_kanalen 0, NL35_Oude_Diep 0, NL35_Oude_Vaart 0, NL35_Reest 0, NL35_Vledder_Aa 0, NL35_Wapserveensche_Aa 0, NL35_Wold_Aa 0, NL99_Meppelerdiep 0, In 2009 werden geen overschrijdingen gevonden. Dat deze in 2014 wel optreden wordt veroorzaakt door het verlagen van de detectielimiet. In 2009 waren gehalten onder g/l niet meetbaar. Deze metingen werden beschouwd als 0 g/l en voldeden daarmee aan de norm van g/l. Inmiddels is de stof meetbaar boven de g/l. Hierdoor worden nu wel overschrijdingen gevonden. Figuur 6.1 Verloop van de concentratie van de PAK som BghiPe+InP op de meetlocatie in het Meppelerdiep Over het algemeen is voor deze stof door de jaren heen een afnemende trend waar te nemen (figuur 6.1). Als deze trend zich doorzet, zal deze stof voor de volgende planperiode aan de norm voldoen. De prognose voor 2021 is dan ook een goede chemische toestand in alle waterlichamen. Toestand

26 6.2 Ecologische toestand Voor de berekening van de ecologische toestand in 2009 en 2014 zijn gegevens gebruikt van 2006 t/m 2013 (bijlage 9). De meetwaarden van de officiële meetlocaties (voor de KRW-rapportage) en de onderliggende meetpunten zijn gemiddeld. De meetpunten zijn weergegeven op de kaart in bijlage 12. De berekeningswijze van de toestand voor macrofauna en waterflora is in 2014 gewijzigd ten opzichte van Het oordeel wordt vanaf 2014 gebaseerd op een gewogen gemiddelde van meerdere meetpunten in het waterlichaam. Voor de toetsing van de biologische data is het programma QBWat (onderdeel van het Informatiehuis Water) gebruikt (Pot, 2014). In de afgelopen jaren is dit programma telkens verbeterd. Reest en Wieden heeft de laatst beschikbare versie gebruikt voor de berekeningen. De berekeningen van de ecologische toestand 2009 zijn uitgevoerd met de oude maatlatten, die van 2014 met de nieuwe aangepaste maatlatten (zie ook paragraaf 4.3.2). Tabel 6.2 Ecologische toestand voor alle waterlichamen in 2009 (bepaald met oude maatlatten) en 2014 (bepaald met nieuwe maatlatten). Boezem NWO (M27) Drentse kanalen (M3) Meppelerdiep (R6) 2009 Fytoplankton 0,35 0,58 Macrofauna 0,43 0,61 0,56 0,29 0, ,33 0,31 0,31 Macrofyten 0,4 0,43 0,59 0,63 0, ,44 0,67 0,59 Vissen 0,52 0,9 0,24 0,26 0, ,29 0,31 0,28 Fosfaat (totaal in mg/l) 0,07 0,11 0,18 0,23 0,06 0,9 0,24 0,12 0,1 Stikstof (totaal) 2,32 2,48 2,28 1,21 1,04 13,07 2,42 1,33 1,12 ph 8,46 7,45 7,67 7,4 7,74 7,38 7,1 7,35 7,5 Chloride (mg/l) * Zuurstof (%) 99,27 88,33* 69,57 93,67 90,67 64,33 79, ,33 Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) 0,47 0,69 Koper (mg/l) (GEP=3,8) Zink (mg/l) (GEP=7,8) 2014 Fytoplankton 0,71 0,557 Macrofauna 0,62 0,612 0,412 0,297 0, ,338 0,338 0,343 Macrofyten 0,69 0,311 0,375 0,543 0, ,563 0,493 0,489 Vissen 0,41 0,449 0,313 0,085 0, ,111 0,127 0,079 Fosfaat (totaal in mg/l) 0,05 0,104 0,161 0,112 0,063 0,139 0,12 0,113 0,12 Stikstof (totaal) 1,32 2,58 2,22 1,35 1,07 2,14 0,83 1,23 1,65 ph 8,04 7,55 7,6 7,5 7,57 7,29 7,39 7,53 7,48 Chloride (mg/l) Zuurstof (%) 99,36 70,7 81,68 89,33 84,59 68,87 77,9 87,88 79,98 Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) 0,8 1,07 Koper (mg/l) (GEP=3,8) 2,63 3,843 3, , ,72 3,180 2,81 Zink (mg/l) (GEP=7,8) ,4833 7,4833 7,4833 7,4833 7,4833 2,233 2,233 7,4833 *Deze waarden waren in 2009 oorspronkelijk als slecht beoordeeld. Oude Diep (R5) Oude Vaart (R5) Reest (R12) Vledder Aa (R5) Wapserveensche Aa (R5) Wold Aa (R5) Toestand

27 Van de biologische kwaliteitselementen scoren vooral macrofauna en vissen in 2014 in de R typen nog niet goed (tabel 6.2). Dit wordt veroorzaakt door onvoldoende stroming en dynamiek in deze wateren, waardoor er te weinig stromingminnende soorten aanwezig zijn. Vooral in de zomer is de afvoer in de meeste beken laag. Het langzaam stromende karakter is voor de overige waterflora niet zo n probleem. Dit kwaliteitselement haalt daardoor in de meeste R5 typen het doel. Doordat in ieder waterlichaam een biologisch kwaliteitselement niet voldoet aan het doel is ook de totale ecologische toestand nog niet goed. In de boezem voldoen wel de biologische kwaliteitselementen maar hier zorgen fysische en chemische factoren ervoor dat de ecologische toestand als geheel nog niet voldoet aan de goede toestand. In 2014 voldoen de ecologie ondersteunende chemische en fysische factoren vrijwel allemaal aan het doel. Alleen in de boezem voldoen stikstof, ph en doorzicht nog niet. In de meeste andere waterlichamen voldoet alleen fosfaat nog net niet aan de norm van 0.11 mgp/l. Stikstof en fosfaat worden samen als nutriënten beoordeeld. Deze beoordeling vormt weer een onderdeel van de beoordeling van fysische en chemische factoren en dat is weer onderdeel van de ecologische toestand. Landelijk is besloten om voor de beoordeling van nutriënten te kijken naar het best scorende nutriënt (one in, all in). Dit betekent dat nutriënten (stikstof en fosfaat samen) in alle waterlichamen goed scoren, aangezien overal 1 van beide aan het doel voldoet. Maar voor de uiteindelijke beoordeling van de ecologische toestand zijn de biologische kwaliteitselementen leidend. Alleen als alle biologische kwaliteitselementen goed scoren (zoals in de boezem) geldt voor nutriënten het one in, all in principe. Voldoen alle biologische kwaliteitselementen niet aan het doel, zoals in de Wold Aa dan wordt het oordeel nutriënten niet gebruikt. Als een deel van de biologische kwaliteitselementen niet voldoet, zoals het geval is voor alle andere waterlichamen dan moeten de nutriënten apart gepresenteerd worden om de oorzaken te kunnen achterhalen. Het oordeel nutriënten wordt in dit geval ook niet gebruikt. Van de specifiek verontreinigende stoffen worden zink en koper gemonitord omdat deze stoffen soms de norm overschrijden. Koper overschrijdt in 2014 nog net de norm in het Oude Diep en de Drentse Kanalen. Zink voldoet in alle waterlichamen aan de norm zowel in 2009 als in Zink en koper zijn alleen volgens de standaard methode getoetst. De 2 e lijns-toetsing is niet toegepast. Enerzijds is deze nog niet uitgekristalliseerd, anderzijds heeft Reest en Wieden niet de benodigde parameters hiervoor gemeten. Daarnaast bleek bij de toetsing in 2014 dat meetgegevens van koper en zink gebaseerd waren op analyses van het totale gehalte, terwijl voor koper de gehaltes na filtratie nodig zijn voor de toetsing. Er is alleen in 2011 koper na filtratie bepaald, in alle andere jaren gaat het om het totaal gehalte. Met ingang van 2014 wordt van koper en zink zowel de totale als de opgeloste fractie (na filtratie) gemeten en is DOC aan het meetpakket toegevoegd (voor meetlocaties zie projectieregels Aquokit). Als de nieuwe methode wordt toegepast, zullen koper en zink waarschijnlijk niet meer de norm overschrijden. De prognose voor deze stoffen is dan ook dat ze in 2021 de goede toestand bereiken. De resultaten zijn op te vatten als tussenresultaten. In waterlichamen waarin nog geen maatregelen zijn uitgevoerd, zijn nog geen effecten te verwachten. Ook daar waar wel maatregelen zijn uitgevoerd zijn effecten nog niet te zien doordat: De veranderingen die hebben plaatsgevonden in de methodiek het moeilijk maken om de resultaten van 2009 en 2014 met elkaar te vergelijken; Het aantal metingen nog te beperkt is om trends in de maatlatscores (EKR s) te kunnen waarnemen; Een genomen maatregel vaak niet direct resultaat geeft: Flora en fauna heeft tijd (soms jaren) nodig om zich te vestigen; Het effect van een maatregel pas volledig tot uiting komt als ook andere maatregelen zijn uitgevoerd. Maatregelen worden vaak in samenhang met andere maatregelen voorzien. Als maar een deel is uitgevoerd, leidt het nog niet tot het gewenste effect. Een voorbeeld is de Vledder Aa, waar herinrichting is uitgevoerd. Hierbij is in het ontwerp rekening gehouden met stopzetting van de drinkwaterwinning. Doordat deze drinkwaterwinning nog steeds volledig in gebruik is, blijven effect uit wegens een te lage afvoer in het waterlichaam; Onvoorziene of onbekende factoren ervoor zorgen dat een effectieve maatregel toch niet de beoogde bijdrage aan het doel oplevert; bijvoorbeeld een bepaalde doelsoort blijkt zich toch niet in het geschikt gemaakte habitat te vestigen. Toestand

28 Alleen in de boezem lijkt een verbetering op te treden. Dit wordt deels veroorzaakt doordat in 2009 alleen in het Schutsloterwijde is gemeten en voor het rapportagejaar 2014 ook in een aantal petgaten (waarvan de kwaliteit beter is). Los van deze verandering in de monitoring lijkt er ook daadwerkelijk een omslag plaats te vinden. De waterplanten nemen toe en de visbiomassa neemt af. Het doorzicht is sterk toegenomen. Er zijn op dit moment geen redenen om aan te nemen dat de doelen, zoals die nu zijn geformuleerd niet in 2027 bereikt kunnen worden met het gekozen maatregelenpakket inclusief de huidige aanpassing voor de tweede planperiode een een eventuele aanpassing voor de laatste periode. Zie voor verdere toelichting op de ecologische toestand de beschrijvingen bij de waterlichamen. Toestand

29 7 Maatregelen 7.1 Inleiding Voorafgaand aan de eerste planperiode is ingeschat dat alle waterlichamen de status sterk veranderd of kunstmatig hebben. In alle waterlichamen waren knelpunten die ertoe leidden dat de ecologische toestand niet optimaal was. Daarom is voor ieder waterlichaam een geschikt maatregelenpakket opgesteld. Aangezien er weinig problemen waren met prioritaire en specifiek verontreinigende stoffen is er bij Reest en Wieden weinig aandacht voor maatregelen gericht op stoffen. Een onnatuurlijke inrichting, onnatuurlijk peilbeheer en te weinig stroming in de beken zijn de belangrijkste knelpunten. Maatregelen zijn daarom vooral gericht op herstel van de hydromorfologie en beheer. Dit hoofdstuk beschrijft de selectie van maatregelen en de keuze van maatregelen voor de komende planperiode(n). Niet alle maatregelen kunnen binnen één planperiode worden uitgevoerd. Daarom is fasering aan de orde. 7.2 Selectie van maatregelen in 2009 In de gebiedsgroepen in is voor elk waterlichaam volgens de Praagse methode een maatregelenpakket en daarmee een ecologisch doel afgeleid. De huidige situatie, de functies van het waterlichaam en het stroomgebied, en het landgebruik in het stroomgebied zijn door het waterschap beschreven. Voorafgaand aan de start van de discussie in de gebiedsgroepen zijn lijsten met mogelijk te nemen maatregelen opgesteld. Die lijst is afgeleid van een lijst die ook andere waterschappen in het land gebruikten als basis voor hun maatregelen (ook wel Maastabel genoemd). Omdat de knelpunten in veel waterlichamen overeen kwamen zijn twee lijsten gehanteerd, één voor de beeksystemen, één voor de kanalen en de boezem. De lijsten zijn in wat vereenvoudigde vorm opgenomen in bijlage 13. Het betreft zowel lokale- als generieke maatregelen. In de gebiedsbijeenkomsten zijn per waterlichaam op basis van de knelpunten uit deze lijsten de relevante maatregelen (die kunnen bijdragen aan verbetering van de ecologische of chemische toestand) geselecteerd. Bij de waterlichamen zijn deze lijsten opgenomen in de paragraaf Selectie van maatregelen. Om een integrale afweging te kunnen maken, zijn de maatregelen ook beoordeeld op de mate van effect op Waterbeheer 21 e eeuw en Gewenst Grondwater- en Oppervlaktewater Regime (GGOR) doelen. Vervolgens is de vraag gesteld welke van deze maatregelen leiden tot significante schade. Hierbij is rekening gehouden met de functies van het betreffende waterlichaam en het stroomgebied. In de periode dat de gebiedsprocessen plaatsvonden was er nog geen landelijke lijn om te bepalen wanneer sprake is van significante schade. In de gesprekken in de gebiedsbijeenkomsten is gaandeweg een denklijn ontwikkeld (bijlage 14). Die denklijn is vervolgens ingebracht in de landelijke discussie rond het begrip significante schade. De landelijke denklijn die tegelijkertijd is ontwikkeld (bijlage 15), leidt tot dezelfde conclusies als de lijn die in de gebiedsbijeenkomsten is ontwikkeld. De maatregelen die leiden tot significante schade aan andere gebruiksfuncties zijn afgevallen. De maatregelen die resteren, bepalen samen de referentiesituatie voor het betreffende waterlichaam, het Maximaal Ecologisch Potentieel, MEP. Dit wil zeggen dat als al deze maatregelen uitgevoerd zouden worden het waterlichaam het maximaal haalbare ecologische potentieel bereikt. Dit MEP is lager dan de goede ecologische toestand bij natuurlijke waterlichamen, aangezien een deel van de benodigde maatregelen niet uitgevoerd kan worden wegens significante schade aan overige functies. Het bestuur van het waterschap heeft vervolgens een oordeel gegeven over de kosteneffectiviteit van de resterende maatregelen. Maatregelen die slechts een gering effect hebben en/of erg duur zijn, zijn hiermee afgevallen. De set van maatregelen die resteerde, leidt bij uitvoering van al deze maatregelen tot het behalen van het goed ecologisch potentieel (GEP). Het GEP is het uiteindelijke doel waarmee gewerkt wordt. Het GEP is per waterlichaam voor ieder kwaliteitselement bepaald door het effect van het maatregelenpakket op de ecologische toestand te schatten. Maatregelen

30 Per waterlichaam is dus een maatregelenpakket opgesteld waarmee het GEP gehaald kan worden. Het waterschap heeft vervolgens bepaald welke maatregelen in welke planperiode worden uitgevoerd (zie paragraaf 7.5 Fasering). De selectie van maatregelen is per waterlichaam verder uitgewerkt (hoofdstuk 8 t/m 16) 7.3 Stand van zaken 2014 In de afgelopen planperiode ( ) zijn veel maatregelen voor de KRW in samenhang met de andere beleidsopgaven van het waterschap (Waterbeheer 21 e eeuw, Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime en het Beheer- en Onderhoud) gerealiseerd (zie maatregelenkaart, figuur 7.1). Hierdoor zijn meer maatregelen dan voorzien in de eerste planperiode uitgevoerd. De belangrijkste maatregelen zijn: Herinrichting van watergangen: het kleiner maken van het profiel in combinatie met de aanleg van waterbergingen of hermeandering; Vispasseerbaar maken van stuwen; Aanleg van natuurvriendelijke oevers; Extensivering van het onderhoud. De in 2009 vastgestelde KRW opgave voor de periode zal ruimschoots gehaald worden (tabel 7.1). Tabel 7.1: Vergelijking van de gerealiseerde maatregelen tot aan 2015 met de KRW opgave voor de eerste planperiode. Maatregel KRW opgave Naar verwachting gerealiseerd in 2015 Stuwen vispasseerbaar maken 2 15 Rioolwaterzuiveringsinstallaties 3 3 aanpassen Natuurvriendelijke oevers aanleggen 4 km 6 km Hermeandering 4 km 7 km Naar verwachting zal één geplande maatregel niet gerealiseerd zijn voor Dat betreft het aankoppelen van bovenstrooms gelegen gebied fase 1 (landinrichting Zuidwolde) in combinatie met het verbeteren van de waterkwaliteit van het afstromend water in de Reest. De planvoorbereiding van deze maatregel is reeds gestart, maar de uitvoering zal naar pas na 2015 plaatsvinden (zie waterlichaam Reest, hoofdstuk 13) Effectiviteit van uitgevoerde maatregelen Maatregelen zijn nog maar kort geleden gerealiseerd of moeten nog gerealiseerd worden. Het effect van de maatregelen kan nog niet overal worden waargenomen. De maatregelen maken veelal onderdeel uit van een geheel aan maatregelen. In nog geen enkel waterlichaam zijn alle maatregelen gerealiseerd. Vervolgens hebben soorten tijd nodig om zich in een nieuw leefgebied te vestigen. (zie ook paragraaf 6.2 ecologische toestand). De verbetering van de kwaliteit van het effluent van de RWZI s heeft wel al een bijdrage geleverd aan de verbetering van de waterkwaliteit. Reest en Wieden scoort vrijwel goed op de toestand van de prioritaire stoffen en de fysische en chemische omstandigheden. Behoud van deze kwaliteit blijft de uitdaging evenals het zoeken naar kleinere gerichtere aanpassingen die voor de betreffende functie zowel een gunstig effect hebben als de kwaliteit te verbeteren. Maatregelen

31 De monitoring van ontwikkelingen in de waterlichamen waarin recent maatregelen zijn uitgevoerd, gaat door. De verwachting is dat de ecologische kwaliteit van de waterlichamen verder toe zal nemen Onderzoeksmaatregelen Het waterschap heeft vier onderzoeken/pilots in de Boezem van Noordwest Overijssel opgevoerd als KRW maatregel. Dit betreft: Het opstellen van een fosfaatbalans voor een aantal meren. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader het landelijk project BaggerNut; De pilot chemisch defosfateren van het inlaatwater bij een aantal poldergemalen; De pilot Actief Biologisch Beheer in het Schutsloterwijde als alternatief voor het baggeren. In de tussentijd is eveneens het baggeren opgenomen als maatregel en uitgevoerd in andere delen van de boezem; Onderzoek naar de effecten van een natuurlijk peilbeheer ten behoeve van het Waterbesluit Boezem Noordwest Overijssel. Dit is gedaan in het kader van de kennislacunes voor het Natura 2000 beheerplan voor de Wieden en de Weerribben. Het onderzoek is recentelijk opgeleverd (Cusell et al. 2013). Met de uitvoering van de onderzoeken en pilots heeft het waterschap voldaan aan de KRW opgave voor de Boezem NWO. Voor de komende planperioden zijn geen nieuwe maatregelen gepland. De prognose is in dit waterlichaam voor alle kwaliteitselementen goed, dus maatregelen zijn in principe niet meer nodig. De resterende opgave betreft maatregelen die voortkomen uit Natura 2000 doelen zoals het beheren van petgaten. Zodra deze bekend zijn zullen ze worden opgenomen in de KRW factsheets Beheer & onderhoud Naast het uitvoeren van inrichtingsmaatregelen is in alle waterlichamen daar waar mogelijk gedifferentieerd onderhoud toegepast gericht op natuurontwikkeling. Dit beheer is op basis van de Floraen Faunawetgeving uitgewerkt. Het komende jaar wordt het maaibeheer geëvalueerd en gekeken waar en hoe het mogelijk geoptimaliseerd kan worden. 7.4 Maatregelenprogramma Voor het maatregelprogramma is in eerste instantie uitgegaan van de resterende maatregelen welke zijn vastgelegd in het waterbeheerplan Vervolgens zijn de maatregelen beoordeeld op effectiviteit en beoogde locatie. Aan de hand van de resultaten van deze evaluaties zijn enkele maatregelen aangepast of doorgeschoven naar planperiode Evaluatie effectiviteit van maatregelen Per stroomgebied heeft het waterschap een interne werksessie gehouden om de uitgevoerde en geplande maatregelen te evalueren. Hierbij is besproken of de geplande maatregelen daadwerkelijk een oplossing zijn voor de belangrijkste knelpunten. Voortschrijdend inzicht heeft ertoe geleid dat getwijfeld wordt aan de effectiviteit van sommige maatregelen, zoals hermeandering en de aanleg van natuurvriendelijke oevers in bepaalde waterlichamen of trajecten. De stroomsnelheid in de beken is het belangrijkste knelpunt. Vooral in de zomer bij lage afvoer stroomt het water nauwelijks. Hermeandering zou moeten bijdragen aan het verbeteren van de stroomsnelheid. Of dit succesvol is, hangt af van de omstandigheden, zoals het verval op het beoogde traject en de afvoer van de beek. Als de maatregel niet leidt tot een verbetering van de stromingscondities (constante redelijke stroming) zal het effect beperkt zijn. De te verwachten effectiviteit van deze maatregel zal in de komende planperiode voor een aantal beektrajecten nader onderzocht worden. Het aanleggen van natuurvriendelijke oevers in de beken wordt eveneens geëvalueerd. Deze maatregelen kan dan wel effectief zijn voor de waterflora, maar het zorgt niet voor meer stroming in de beken en daarmee het terugkeren van stromingminnende macrofauna- en vissoorten. De goede toestand wordt dan uiteindelijk niet gehaald. Maatregelen

32 De maatregelen uit tabel 7.2 worden de komende planperiode beoordeeld op effectiviteit op de geplande locatie. Daarnaast blijft het waterschap de komende jaren de landelijke kennis en ontwikkelingen volgen. In een aantal gevallen zal blijken, dat een opgenomen maatregel volgens voortschrijdend inzicht niet effectief is voor het behalen van de doelen. In overleg met de provincie en het Rijk wordt dan voorgesteld om deze maatregel niet uit te voeren of te vervangen door een maatregel die wél effectief is. De uitvoering van deze maatregelen wordt daarom opgeschoven naar de derde planperiode Bij de betreffende waterlichamen wordt het onderzoek naar deze maatregelen verder toegelicht. Tabel 7.2 Maatregelen die in de tweede planperiode nader onderzocht worden. Waterlichaam Maatregel Mogelijke aanpassing Wapserveensche Aa Helofytenfilter Aanpassing van de wateraanvoer Wapserveensche Aa 6 km hermeandering* Hout aanbrengen in de beek Meppelerdiep 4 km Nevengeul niet effectief 3 km natuurvriendelijke oever Wold Aa 4 km Hermeandering Hermeandering binnen het dwarsprofiel Reest Aankoppelen fase 2 - Oude Vaart Natuurvriendelijke oevers Aankoppelen van de Elperstroom Oude Diep - Aankoppelen brongebied * Deze maatregel was onder voorbehoud van de provinciale toekenning van de functie robuuste ecologische verbindingszone. De provincie heeft de komende planperiode geen plannen om de robuuste ecologische verbindingszone hier te realiseren Alternatieven Daarnaast wordt de komende planperiode gebruikt om na te gaan welke alternatieven er zijn om de stromingscondities te verbeteren (waar mogelijk in combinatie met waterkwantiteitsmaatregelen om wateroverlast te voorkomen en water vast te houden (onder andere binnen Zoetwaterbeheer Oost Nederland (ZON)). Het gaat vooral om maatregelen om de stroomsnelheid bij lage afvoeren in de zomer (doorstroming) in de beken te verbeteren: 1. Eén van de mogelijkheden is het aankoppelen van boven/zijlopen, waardoor meer leefgebied voor beek specifieke soorten en paaigebied voor vissen ontstaat. In de boven- en zijlopen zijn de dimensies geschikter dan in de overgedimensioneerde hoofdloop en tevens zijn er in de boven/zijlopen meer mogelijkheden voor herinrichting en beschaduwing door bomen, waardoor de watertemperatuur lager blijft. Bomen zorgen ook voor bladinval dat als voedsel dient voor macrofaunasoorten. De boomwortels zorgen voor meer structuurdifferentiatie in de oevers. Concreet wordt gedacht aan het aankoppelen van de brongebieden Elperstroom en Mantingerveld om de leefgebieden voor vissen te kunnen uitbreiden. Het aankoppelen van deze brongebieden is alleen zinvol als de tussenliggende stuwen ook vispasseerbaar worden gemaakt; 2. Een andere optie is optimalisatie van het peilbeheer in de beken. Doordat de meeste stuwen nu geautomatiseerd zijn, wordt het overtollige water snel afgevoerd. Hierdoor kan snel gehandeld worden om wateroverlast te voorkomen. Echter in zomerse situaties kan het juist (ecologisch) beter zijn om het water langer vast te houden en niet snel af te voeren. Het waterschap wil kijken of voor het behoud van de doorstroming in de zomer het peilbeheer geoptimaliseerd kan worden in de beken. Het water kan dan na een regenbui in de zomer langer in het gebied vastgehouden worden, zodat gedurende langere tijd een hogere stroomsnelheid gerealiseerd kan worden. De mogelijkheden hiervoor worden verkend in samenhang met de normen voor wateroverlast en het GGOR; 3. Een derde mogelijkheid is het op min of meer kunstmatige manier kleinschalig aanbrengen van meer structuur en stromingsdifferentiatie, bijvoorbeeld door het inbrengen van storingsobjecten. Er ontstaat dan micromeandering in de beek, wat leidt tot de vorming van snel stromende en luwe plekken en meer diversiteit aan habitats. Maatregelen

33 7.4.3 Overige maatregelen Bovenop de maatregelen die zijn opgenomen in het SGBP is/wordt een aantal extra maatregelen uitgevoerd dat bijdraagt aan verbetering van de ecologie: Na uitvoering van de pilot Baggernut en de pilot actief biologisch beheer is in de boezem gebaggerd, onder andere ten behoeve van de waterkwaliteit. Deze maatregel is niet opgevoerd in de KRW factsheets aangezien de maatregel al is uitgevoerd; Een aantal stuwen is al vispasseerbaar gemaakt in het kader van het visbeleidsplan. Deze stuwen zijn niet allemaal opgenomen in de KRW factsheets (of opgenomen als overige maatregel). Een voorbeeld is de stuw tussen de Reest en de Hoogeveensche Vaart. Deze wordt als zeer wenselijk geacht om vispasseerbaar te maken. Dit omdat het de schakel is tussen de Reest en de weg naar het IJsselmeer. De planvorming ten behoeve van deze stuw is gestart. De maatregel is niet opgevoerd omdat dit knelpunt naar alle waarschijnlijkheid al voor 2015 wordt opgelost op grond van het visbeleidsplan; In de Wapserveensche Aa/ de Oude Vaart en het Oude diep is het nog een optie om de bovenstrooms gelegen stuwen ook vispasseerbaar te maken. Deze maatregel is mede afhankelijk van het aankoppelen van het brongebied en de consequenties hiervan. Dit wordt nog nader onderzocht. Deze maatregel is niet opgevoerd bij de KRW opgave en op de KRW maatregelenkaart opgenomen als optioneel. Maatregelen

34 Figuur 7.1 KRW-maatregelenkaart.

35 7.4.4 Opgave Het maatregelenpakket voor de tweede planperiode (tabel 7.3) is opgesteld rekening houdend met de volgende uitgangspunten: 1. Een gelijke verdeling van de lasten over en Hierbij is aangenomen dat de maatregelen, waarvan wordt ingeschat dat ze niet effectief zijn, vervallen of worden vervangen door effectievere maatregelen. Aangenomen wordt dat de begrote kosten van de nader te onderzoeken maatregelen dan 60 % lager uitvallen; 2. Afronden van de maatregelen in de waterlichamen Oude Diep, Wapserveensche Aa, Vledder Aa en de Reest; 3. Rekening houdend met plannen van derden om werk met werk te kunnen maken; 4. Er de komende periode geen pilots meer zijn opgevoerd, maar nog wel baggerwerkzaamheden. Een aantal oorspronkelijk gefaseerde maatregelen komt niet terug in het nieuwe programma wanneer De maatregel al is uitgevoerd; De prognose is dat de doelen in 2021 gehaald worden zonder het uitvoeren van de betreffende maatregel (geldt voor de Reest, aankoppelen fase 2). De restopgave voor planperiode 3 is opgenomen in tabel 7.4. Tabel 7.3 Maatregelenpakket voor planperiode 2 ( ). Maatregelen Waterlichaam Stuwen vispasseerbaar maken (aantal) Natuurvriendelijke oevers (km) Natuurlijke inrichting (km) Baggeren (aantal) Hermeanderen (km) Aankoppelen (aantal) Afronden 1 Vledder Aa 2 Wapserveensche Aa Oude Diep Reest 1 Starten 5 Wold Aa Oude Vaart Kanalen 6 1 Geen maatregelen 8 Meppelerdiep 9 Boezem NWO Totaal 2 de planperiode Tabel 7.4 Restopgave voor planperiode 3 ( ). Maatregelen Waterlichaam Stuwen vispasseerbaar maken (aantal) Natuurvriendelijke oevers (km) Natuurlijke inrichting (km) Afronden 1 Vledder Aa 2 Wapserveensche Aa 6 3 Oude Diep 4 Reest Starten 5 Wold Aa Oude Vaart Kanalen 3.5 Geen 8 Meppelerdiep 3* maatregelen 9 Boezem NWO Totaal 3 de planperiode Betreft 3 km natuurvriendelijke oevers en 4 km nevengeul Baggeren (aantal) Hermeanderen (km) Aankoppelen (aantal) Maatregelen

36 7.5 Fasering Prognose 2021 De verwachting is dat de chemische en ecologische toestand zich positief zullen ontwikkelen. De chemische toestand voldoet in 2021 waarschijnlijk in alle waterlichamen aan de normen. Stoffen en fysische factoren die vallen onder de ecologische toestand voldoen in 2021 waarschijnlijk allemaal aan de goede toestand, behalve het fosfaatgehalte in het Meppelerdiep en de Wold Aa. De ontwikkeling van het fosfaatgehalte is afhankelijk van het generiek beleid. Het waterschap heeft hierop niet veel invloed. Tabel 7.5 laat zien dat in de prognose voor 2021 de goede toestand nog niet voor alle biologische kwaliteitselementen gehaald zal worden. De prognose voor 2021 is bepaald op basis van de al uitgevoerde maatregelen en nog uit te voeren maatregelen. Vissen voldoen in 5 waterlichamen in 2021 nog niet aan de goede toestand, macrofauna in 3 waterlichamen en overige waterflora in 2 waterlichamen. In deze waterlichamen zijn voor 2021 nog niet alle maatregelen uitgevoerd. Voor alle stoffen en kwaliteitselementen waarvoor de prognose voor 2021 niet "goed" is, is fasering aan de orde. Het behalen van de doelen wordt voor deze stoffen en kwaliteitselementen vooruit geschoven naar 2027 omdat het niet mogelijk is alle benodigde maatregelen in de komende planperiode uit te voeren (paragraaf 7.5.2) en omdat het tijd kost voordat effecten van maatregelen meetbaar zijn. Een uitgebreide onderbouwing van de fasering en de gemaakte keuzen is beschreven in paragraaf en Tabel 7.5 Prognose voor de kwaliteitselementen en ecologie ondersteunende fysisch-chemische factoren voor de waterlichamen voor Kwaliteitselement Fytoplankton Macrofauna Macrofyten Vissen Fosfaat (totaal in mg/l) Stikstof (totaal) ph Chloride (mg/l) Zuurstof (%) Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) Boezem NWO Drentse Kanalen Meppelerdiep Oude Diep Oude Vaart Reest Vledder Aa Wapserveensche Aa Wold Aa Onderbouwing van de fasering De kaderrichtlijn water stelt dat alle maatregelen voor 2015 moeten worden uitgevoerd. Het is echter niet altijd mogelijk om alle maatregelen binnen één planperiode uit te voeren. In dat geval mag worden gefaseerd mits goed onderbouwd. De argumenten die golden bij de fasering voor de maatregelen in de periode blijven eveneens van toepassing voor de resterende periode De redenen waarom volledig doelbereik in 2021 niet haalbaar is zijn: Technisch onhaalbaar grondverwerving Vanwege maatschappelijk draagvlak, vindt grondverwerving plaats op vrijwillige basis. Uitvoering na 2021 is dan in veel gevallen voordeliger, omdat hiermee het opdrijven van de grondprijzen wordt tegengegaan. Kansen om grond te verwerven zijn vaak gebonden aan bepaalde gebeurtenissen (ruilverkaveling, bedrijfsovernames) die zich lang niet op alle locaties binnen de komende periode Maatregelen

37 zullen voordoen. Dergelijke grootschalige gebiedsprocessen kennen mede als gevolg van juridische procedures een doorlooptijd die de planperiode overschrijdt. Dit heeft als consequentie dat fasering nodig is. Technisch onhaalbaar maatschappelijk draagvlak De uitvoering van maatregelen wordt in een planning opgenomen waarin rekening wordt gehouden met genoemde bezwaren. De uitvoering van maatregelen die een aanzienlijke impact hebben op de omgeving dient goed voorbereid te worden. Dit betekent dat verschillende direct betrokken partijen goed moeten worden voorgelicht over de wijze van uitvoering en de consequenties daarvan. Een dergelijke maatschappelijke betrokkenheid is vooral van belang om de uitvoering op een dusdanige wijze vorm te geven dat deze op zoveel mogelijk draagvlak kan rekenen. Een gedegen voorbereiding van een complex project kost vele jaren waardoor de maatregelen niet in de lopende planperiode kunnen worden uitgevoerd. De uitvoering van maatregelen wordt in een planning opgenomen waarin rekening wordt gehouden met genoemde bezwaren. Technisch onhaalbaar uitvoeringscapaciteit De uitvoering van maatregelen wordt in een planning opgenomen waarin rekening wordt gehouden met genoemde bezwaren. Inrichtingsmaatregelen vormen een groot deel van het maatregelenpakket. Zowel overheden als uitvoerende organisaties (aannemers) voeren momenteel al maatregelen uit. Het totale voorgestelde pakket aan KRW-maatregelen vraagt een forse versnelling van uitvoering als het hele pakket voor 2021 wordt gerealiseerd. Voorbereiding en uitvoering vragen specifieke kennis en capaciteiten, die in beperkte mate aanwezig zijn. Uitvoering van alle benodigde inrichtingsmaatregelen in de tweede planperiode van het SGBP is dan ook niet mogelijk. Om deze reden wordt gefaseerd. Volledig doelbereik in 2021 benut niet de kansen op meekoppelen KRW maatregelen zijn niet de enige maatregelen in het beheergebied Reest en Wieden. In het continue streven naar de verbetering van de leefomgeving spelen ook andere doelen en maatregelen. Wij streven er naar uitvoering van verschillende doelstellingen te combineren. Door meekoppeling met ruimtelijke ontwikkelingen ontstaan kansen op synergie en wordt vooral de haalbaarheid van maatregelen vergroot. Hiernaast willen wij bij de uitvoering van maatregelen ook aansluiten bij de gebruikelijke onderhoudscycli van waterbeheerders. Volledig doelbereik in 2021 is onevenredig kostbaar De omvang van het resterende maatregelenpakket bedraagt 13 Miljoen Euro voor het waterschap. Dit bedrag zal een serieuze verhoging aan waterschapslasten behelzen indien de maatregelen in een periode van slechts zes jaar moeten worden uitgevoerd. Het waterschap heeft als taken het zuiveren van afvalwater en het op orde houden en brengen van het watersysteem. Voor beide taken wordt apart belasting geheven. De KRW-wateropgave valt onder de begroting van het watersysteem. Na aftrek van het dagelijks beheer en onderhoud, wettelijke taken, personeelskosten en kapitaallasten resteert een investeringsbudget van gemiddeld 4-5 miljoen euro per jaar voor het beperken van wateroverlast, het verbeteren van het dagelijks peilbeheer en het op orde brengen van een ecologische gezond watersysteem. De totale resterende KRW-opgave is begroot op 17 miljoen bij Reest en Wieden. Zonder gebruik van fasering (artikel 4.4.1) betekent dit uiteindelijk een lastenstijging van 2.4 % per jaar tot 2024 voor ons waterschap. Dit is bovenop de voorziene lastenstijgingen van 3 6 % ten gevolge van de toename aan wettelijke taken (en bijdragen) in de komende 6 jaar. Door te faseren stijgen de lasten ten gevolge van de KRW-maatregelen niet. Daarnaast leidt een zwaardere inzet tot disproportionele kosten voor de agrarische sector. Het generieke mestbeleid draagt significant bij aan de doelrealisatie in De nadere onderbouwing bestaat uit de politieke besluitvorming van de actieprogramma's in het kader van de Nitraatrichtlijn. Daarmee wordt vastgesteld welke maatregelen op basis van 'goede landbouwpraktijk' de komende planperiode van de Nitraatrichtlijn ( ) van de landbouw mogen worden verwacht. Bij de invulling spelen financieel-economische overwegingen een rol. Dit betekent tevens dat hierop aanvullende/verdergaande maatregelen van het rijk niet meer onder 'goede landbouwpraktijk' van de landbouwsectoren verwacht mogen worden, tenzij de uitvoering van die verregaande maatregelen aanvullend (veelal financieel) worden ondersteund en deze verdergaande maatregelen in overleg en met instemming van de sectoren worden overeengekomen. Niet alle redenen voor fasering gelden voor alle waterlichamen. Bij de hoofdstukken over de waterlichamen is per waterlichaam kort aangegeven welke redenen er zijn voor eventuele fasering. Maatregelen

38 7.5.3 Beschouwde alternatieven Omdat blijkt dat uitvoering van alle maatregelen in de komende planperiode niet haalbaar is, is een aantal alternatieven in overweging genomen: Alternatief 0: Alle maatregelen voor 2022 uitvoeren Wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de fasering van de lasten drukken de kosten van de maatregelen op de komende 6 jaar. Dit betekent dat ongeveer 2,8 mlj per jaar geïnvesteerd zal moeten worden in de KRW opgave. Het betreft dan vrijwel allemaal inrichtingsmaatregelen welke drukken op het WOM programma. Dit leidt tot een lastenstijging van 2.4 % per jaar. Alternatief 1: Gelijke verdeling van de lasten Uitgangspunt is het realiseren van maatregelen, waarvoor in planperiode 2 draagvlak is en wat leidt tot een evenredige verdeling van de kosten. Hierbij worden de resterende maatregelen voor de Vledder Aa, Wapserveensche Aa (exclusief hermeandering) en Oude Diep uitgevoerd. Daarnaast worden enkele maatregelen op de Oude Vaart (3 stuwen vispasseerbaar en 10 km natuurvriendelijke oevers), de Wold Aa (2 stuwen vispasseerbaar en 3,5 km natuurlijke inrichting) en de kanalen (6 km natuurvriendelijke oevers) gerealiseerd. Maatregelen die misschien minder effectief zijn worden doorgeschoven naar de derde planperiode. Gedurende de tweede planperiode worden deze maatregelen beschouwd en de resultaten besproken met de partners in het gebiedsproces. Het risico van dit alternatief is dat we alsnog de maatregelen, welke we nader gaan beschouwen, conform moeten worden uitgevoerd als ze effectief blijken te zijn. Dit zal dan leiden tot hogere kosten in de derde planperiode. De investeringen voor de maatregelen komen uit op ongeveer 1 mlj per jaar in de periode en 1,1 mlj per jaar in de periode Dit is vergelijkbaar met de investeringen in de periode Alternatief 2: Richten op 4 waterlichamen KRW-proof tot 2022 Hierbij wordt gekozen om minder maatregelen uit te voeren in de periode Waarbij eveneens ook nog het risico bestaat dat alsnog de maatregelen, welke we nader gaan beschouwen, conform moeten worden uitgevoerd. Bij dit alternatief worden alleen de resterende maatregelen voor de Vledder Aa, Wapserveensche Aa (exclusief hermeandering) en Oude Diep uitgevoerd en de realisatie van 6 km natuurvriendelijke oevers op de Drentse Kanalen. Dit leidt tot een investeringslast van ongeveer ,- per jaar in de periode en 1,3 mlj per jaar in de periode Het waterschap heeft gekozen voor alternatief 1. Het maatregelenpakket is hierop gebaseerd. Maatregelen

39 8 Boezem van Noordwest Overijssel 8.1 Watersysteem Het waterlichaam Boezem behoort tot de categorie meren, type M27; matig grote, ondiepe laagveenplassen (RBO Rijn-Oost, 2004). De Boezem van Noordwest Overijssel (NWO) ligt tussen het overgangsgebied van het Drents plateau in het noordoosten en de Noordoostpolder in het zuidwesten. In de huidige situatie is het afwaterend oppervlak van de boezem ongeveer hectare (kaart 8.1). Daarvan is ongeveer hectare oppervlaktewater en hectare boezemland. Ruim 95% van de Boezem bestaat uit de natuurgebieden Wieden en Weerribben. Deze zijn ontstaan door het afgraven van veen voor turfwinning. Door de tijd heen heeft turfwinning in de boezem plaats gemaakt voor andere waterdiensten zoals visserij, rietteelt, recreatie, waterberging enz. De gebieden bestaan uit petgaten, plassen, rietvelden, hooilanden en moerasbossen. De Boezem bestaat uit een complex van kanalen, vaarten, ondiepe plassen en petgaten in een laagveengebied dat voortdurend in ontwikkeling is. Het complex is een waterstaatkundig en ecologisch geheel. Er zijn allerlei natuurtypen aanwezig (van open water via veen naar bos. De bodem bestaat voor minder dan 50% uit veen, het overige gedeelte is zand en/of klei. De overige 5% bestaat uit de watergangen (kanalen) die water vanuit Drenthe naar de boezem aanvoeren. Naast de wateren uit Drenthe (Wapserveensche- en Vledder Aa) wateren ook de aangrenzende (landbouw)polders af op de boezem. Het watersysteem heeft een functie in de aan- en afvoer van water voor de landbouw. Foto 8.1 (links) Foto 8.2 (rechts) Boezemland. De Boezem wordt gekenmerkt door ribben en petgaten. 8.2 Beschermde gebieden Het waterlichaam Boezem NWO ligt in twee Natura 2000 gebieden namelijk de Wieden en de Weerribben (beide vogel- en habitatrichtlijngebieden). De leefomgevingen waarvoor de Wieden en de Weerribben onder de Habitatrichtlijn zijn geplaatst, zijn onder andere: trilvenen, veenmosrietland en wateren met Kranswieren. Habitat- en Vogelrichtlijnsoorten in deze gebieden zijn onder meer: de Grote Vuurvlinder, Rivierdonderpad, Otter, Roerdomp en Purperreiger. In het waterlichaam Boezem NWO ligt één zwemwaterlocatie, namelijk het Surfstrand West Belterwijde. Het Veneger Gat valt net buiten de begrenzing van het waterlichaam maar ligt wel in het stroomgebied en in het Natura 2000 gebied. Beide zwemwaterlocaties voldoen aan de eisen voor de Zwemwaterrichtlijn, zodat extra maatregelen ten behoeve hiervan niet nodig zijn. Boezem van Noordwest Overijssel

40 8.3 Functies en landgebruik stroomgebied Natuur In de Omgevingsvisie van de Provincie Overijssel (2013) (het deel dat in Drenthe ligt betreft alleen landbouwgebied bij Nijeveen) wordt aangegeven dat de natuurfunctie veruit de belangrijkste functie in het waterlichaam van de Boezem is. Natuur beslaat ha land en ha water in het stroomgebied (figuur 8.1) en bestaat grotendeels uit de Natura 2000 gebieden Wieden en Weerribben. De natuurgebieden en het oppervlaktewater hebben naast natuur een recreatieve functie. Op de oppervlaktewateren wordt gevaren met onder andere kano s en fluisterboten. Daarnaast vindt rietteelt plaats. Voor de natuurfunctie is meer dynamiek in het waterpeil gewenst. Bij de afstemming van het waterpeil dient ook met de andere functies rekening te worden gehouden. Landbouw De natuurgebieden van de boezem worden omringd door landbouwpolders (kaart 8.3), waarvan sommige natuurlijk zijn ingericht. De waterhuishouding (peilbeheer) in de aangrenzende polders heeft effect op het watersysteem van de Boezem. Overtollig water uit de polders wordt de boezem in gemalen. Dit heeft invloed op de waterkwaliteit. De Boezem is gescheiden van de polders door een kade (de boezemkade) Ondanks dat de Boezem afgeschermd wordt door de boezemkade zullen veranderingen in het waterpeil gevolgen hebben voor de landbouwfunctie in de aangrenzende polders. In het kader van de landinrichting Noordwest Overijssel is het Strategisch Groenproject Noordwest Overijssel (1996/1997) opgezet. Dit project heeft als doel om nieuwe natuur (gebieden grenzend aan de Boezem) in samenhang met andere functies zoals landbouw, wonen en verkeer te realiseren. Deze nieuwe natuurgebieden krijgen een bufferende werking tussen het landbouwgebied en de boezem. Dit biedt mogelijkheden voor aanpassingen in het peilbeheer binnen de boezem. Er wordt onderzocht waar mogelijkheden zijn voor het realiseren van een open verbinding met de Boezem, waardoor de oppervlakte van de Boezem wordt vergroot. Het landbouwkundig gebruik (berekend in de eerste planperiode) bestaat vooral uit grasland ( ha) en akkerbouw (1.171 ha) (figuur 8.1). Stedelijk gebied Op de hogere delen van de Boezem zijn enkele dorpen gevestigd. In het stroomgebied van de Boezem NWO liggen de woonkernen Belt-Schutsloot, Blokzijl, Giethoorn, Kalenberg, Kuinre (gedeeltelijk), Nijeveen, Ossenzijl, Scheerwolde, Sint-Jansklooster, Steenwijk (gedeeltelijk) en Steenwijkerwold. Kaart 8.2 geeft een overzicht van de functies en de ligging van de woonkernen in het stroomgebied. Het stedelijk gebied beslaat ha (figuur 8.1). De woonkernen zijn van oudsher verweven met het boezemgebied. Voor het stedelijk gebied is voornamelijk het aspect veiligheid van belang. De woningen en gebouwen staan veelal direct aan het water of achter de boezemkade. Grootschalige veranderingen in het waterpeil zijn gezien de veiligheid van het stedelijk gebied niet gewenst. Figuur 8.1 Grondgebruik in het stroomgebied van de Boezem. Boezem van Noordwest Overijssel

41 Foto 8.3 (links). Woningen in de Boezem staan veelal direct aan het water of achter de boezemkade. Foto 8.4 (rechts). Rietteelt is een belangrijke nevenfunctie van de natuurgebieden Wieden en Weerribben. Op de foto een rietopslag langs de Arembergergracht. 8.4 Waterhuishouding Een zorgvuldig peilbeheer in het boezemgebied in Noordwest-Overijssel is erg belangrijk voor alle functies. Het streefpeil in het boezemgebied beweegt normaal tussen - 0,73 m N.A.P. (maximaal zomerpeil) en - 0,83 m NAP (maximaal winterpeil) meter N.A.P. Voor het bepalen van dit boezempeil worden er zeven meetlocaties (Veldweg, Giethoorn, Beulakerpolder, Gelderingen, Halfweg, Wetering, Beukers-Zwartsluis) gebruikt, die een goed beeld weergeven van het totale boezemoppervlak. Door het open karakter van het gebied speelt de wind een belangrijke factor, mede hierdoor kunnen lichte fluctuaties ontstaan in het waterpeil. Het uitmalen en inlaten van water gebeurt bij het gemaal A.F. Stroink nabij Vollenhove. Het water inlaten start als het gemiddelde boezempeil ligt op - 0,83 meter N.A.P. De inlaat wordt dichtgezet als het peil twee centimeter is gestegen naar -0,81 meter N.A.P. Tot 1989 werd op de Boezem van NWO een strak peilbeheer gevoerd. Dit hield in dat een winterpeil werd gehandhaafd van NAP 0,83 meter en dat vanaf half april werd overgegaan naar het zomerpeil van NAP 0,73 meter. Wanneer gedurende de zomer (door een neerslagtekort) dit peil niet gehandhaafd kon worden, werd water ingelaten totdat het streefpeil van NAP 0,73 meter weer bereikt was. Het voordeel hiervan was dat iedereen wist welk peil gehanteerd werd en ook dat dit peil eenvoudig te handhaven was. Nadeel was echter dat door dit peilbeheer veel water het gebied werd ingelaten, met een negatieve invloed op de waterkwaliteit. Daar kwam nog bij dat in het verleden het inlaten van water gebeurde aan de noordzijde van de Weerribben (bij de Driewegsluis), terwijl het uitmalen gebeurde bij gemaal Stroink nabij Vollenhove. Het ingelaten water werd in dit soort situaties dus door de hele Weerribben heen getrokken, en vooral de waterkwaliteit in de Weerribben had hieronder te lijden. De boezem van Noordwest Overijssel is eveneens van belang voor de omringende landbouwpolders, zoals de Domeinpolders bij Scheerwolde en de Blankenhammerpolder. Bij wateroverschot in de landbouwpolders wordt het overtollige water uitgemalen op de boezem. Bij een watertekort wordt boezemwater gebruikt om een tekort aan landbouwwater te voorkomen. Boezem van Noordwest Overijssel

42 Kaart 8.1 Het stroomgebied van de Boezem. Opgemerkt dient te worden dat het stroomgebied van de Vledderen Wapserveensche Aa ook afwatert op de Boezem. Boezem van Noordwest Overijssel

43 Kaart 8.2 Overzicht van de functies in het stroomgebied van de boezem. Boezem van Noordwest Overijssel

44 Kaart 8.3 Grondgebruik in het stroomgebied van de Boezem. Boezem van Noordwest Overijssel

45 8.5 Knelpunten in de uitgangssituatie Waterkwaliteit (belastingen 2009) De Boezem was in de uitgangssituatie (2009) onderhevig aan de volgende belastingen: Het effluent van de RWZI Steenwijk wordt geloosd op de Boezem. De RWZI is in de periode verbeterd. Daarbij is een extra zuiveringstrap door middel van zandfiltratie gerealiseerd. Hierdoor wordt meer N en P uit het water gehaald; Door uit- en afspoeling vanuit omringende landbouwpolders vindt belasting plaats met stikstof (N) en fosfaat (P); Door het inlaten van gebiedsvreemd water, uit het Vollenhovenmeer (meer N) worden extra nutriënten aangevoerd. Het water wordt in droge perioden ingelaten om de waterstand op peil te houden en om verdroging te voorkomen. Immers vrijwel alle laagveenmoerasgebieden zijn (veranderd van kwelgebieden in) wegzijgingsgebieden. Er vindt dus geen kwel meer plaats en in de zomer moet daarom gebiedsvreemd water worden ingelaten om verdroging te voorkomen en veenafbraak (inklinking) te beperken. Het inlaten van gebiedsvreemd water wordt zoveel mogelijk beperkt; Nalevering van nutriënten (vooral fosfaat) uit voedselrijk bodemslib (dit wordt bevorderd door het inlaten van sulfaat- en bicarbonaatrijk water; Via atmosferische depositie komt stikstof in het systeem terecht; Recreatie zorgt voor verrijking met nutriënten (N en P) door omwoeling van de bodem en lozing van afvalwater. De nutriëntenbelasting zorgt voor een beperkt doorzicht. In de meren wordt dit versterkt door omwoeling van de bodem als gevolg van recreatievaart, wind en veel brasem Hydromorfologie Eén van de belangrijke knelpunten in de boezem is het peilbeheer (zie paragraaf 8.4). Er is meestal sprake van gereguleerde vaste waterpeilen of wisselende peilen met een beperkte amplitude. Voor de ontwikkeling van gradiënten en mogelijkheden voor diverse vegetatie is een natuurlijker peilbeheer nodig. Het vaste peil of het peil met slechts geringe fluctuaties zorgt voor afname van inundaties. Hierdoor kan de water- en vooral de oevervegetatie zich slechter ontwikkelen. Voor natuurdoelen is het wenselijk dat het juist in de zomer zo nat mogelijk is om veenoxidatie te voorkomen. Doordat omliggende landbouwpolders lager liggen dan de wateren in de Wieden en Weerribben vindt wegzijging van water plaats. Ook de drinkwaterwinning in Sint Jansklooster zorgt voor verlaging van de grondwaterstand. Doordat de natuurlijke kwelstromen verdwenen zijn, is ook de hierbij behorende vegetatie achteruit gegaan. Het wegzijgen van water kan in de zomer leiden tot droogte en inklinking van veen. Om dat te voorkomen wordt dan water ingelaten. Door het strakke peilbeheer treedt weinig inundatie op. Dit is nadelig voor sommige Natura 2000 habitattypen. Deze habitattypen dreigen te verzuren als niet regelmatig buffering optreedt door inundatie met basenrijk boezemwater. De kanalen met hun beschoeide steile oevers en hoge kades vormen een belemmering voor de ontwikkeling van water- en oevervegetatie en de aanwezige fauna. De vismigratie werd belemmerd door het gemaal Stroink. Naast dit gemaal is in 2013 een vispassage gerealiseerd bij de inlaatvoorziening. Voor 2013 lagen er twee aalpassages (een aalgoot en een ponton), deze zijn met de realisatie van de vispassage verwijderd/opgeheven. 8.6 Selectie van maatregelen 2007 Op basis van de geconstateerde knelpunten is in het gebiedsproces een selectie gemaakt van maatregelen om de ecologische toestand van de Boezem te verbeteren (tabel 8.1, voor methode zie paragraaf 7.2). De Boezem is een kunstmatig waterlichaam. Het is ontstaan door turfwinning. Deze functie is verdwenen maar hiervoor zijn andere economisch belangrijke functies voor het gebied in de plaats gekomen, zoals rietteelt en recreatie. Het omringende gebied heeft een landbouwfunctie. Deze functies maken dat niet alle maatregelen haalbaar zijn. De waterhuishouding is deels afgestemd op deze functies. Twee van de maatregelen leiden tot significante schade aan overige functies: Boezem van Noordwest Overijssel

46 1. Stoppen scheepvaart: In de boezem vindt veel recreatievaart plaats. Dit is voor de ondernemers in de omgeving een belangrijke bron van inkomsten. Als dit zou wegvallen, levert dit economische schade op; 2. Stoppen drinkwateronttrekking in Sint Jansklooster. Het verplaatsen van de drinkwaterwinning is kostbaar. Dit leidt tot economische schade. Vervolgens is een inschatting gemaakt van de effectiviteit en kosten van de voorgestelde maatregelen. De maatregelen met een beperkte effectiviteit vallen buiten het GEP- en maatregelenpakket (zie ook hoofdstuk 4). Er blijven twaalf maatregelen over. De opgave voor deze maatregelen is opgenomen in tabel 8.1. Het uitvoeren van dit maatregelenpakket moet leiden tot het behalen van het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Een deel van deze maatregelen is in de eerste planperiode opgenomen en uitgevoerd (paragraaf 8.9). Tabel 8.1 Overzicht van maatregelen en bepalingen en hun bijdrage aan KRW, WB21/GGOR en significante schade voor de functies veiligheid, drinkwater, economie en milieu in brede zin. De effectiviteit is weergegeven in vier klassen: zeer groot, groot, matig, beperkt. De kosten zijn eveneens ingedeeld in vier klassen: nihil, gering, matig en hoog (het betreft een inschatting van de effectiviteit en kosten op basis van de beschikbare kennis in 2007). De blauw gearceerde maatregelen zijn geselecteerd. Uitvoering van deze maatregelen leidt tot het GEP. Van deze maatregelen is de totale opgave gegeven. Maatregelen Draagt bij aan doelen KRW Draagt bij aan doelen WB21/GGOR KRW-maatregelen Ondieptes aanleggen t.b.v. flora en fauna X Nee Groot Matig 4 Hectare Ondieptes aanleggen t.b.v. van vis X Nee Groot Matig 4 Hectare Vispasseerbaar maken gemaal Stroink X Nee Groot Matig 1 Aantal Waterbesluit Boezem X Nee Groot 1 Aantal Nader onderzoek fosfaatbalans X Nee Groot Hoog 1 Aantal Baggeren X Nee Groot Hoog 1 Aantal Actief biologisch beheer X Nee Groot Gering 1 Aantal Defosfateren inkomende waterstromen* X Nee Groot Matig 1 Aantal Beperken opwoeling X Nee Groot Gering 1 Aantal Stimuleren toepassen vuilwatertanks en uitbreiding Significante schade Effectiviteit Kosten Totaal opgave Eenheid X Nee Beperkt Gering 1 Aantal aantal inzamelpunten voor afvalwater Aanpak overstort Sint Jansklooster X Nee Beperkt Hoog 1 Aantal Beheer petgaten X Nee Matig Hoog 1 Aantal Algemene maatregelen (ten behoeve van KRW) Intensiveren handhaving X Nee Beperkt Gering Reguleren visserij X Nee Beperkt Gering Voorlichting X Nee Beperkt Gering GGOR- en WB21-maatregelen Drainagebasis verhogen = herstel GGOR-functie X Nee Matig Gering Halfnatuurlijk peil (dynamiek, incl. drooglegging) X X Nee Groot Gering Inrichten inundatiegebieden, oppervlakte gering X X Nee Beperkt Matig Overig huidig en generiek beleid Afkoppelen verhard oppervlak X Nee Beperkt Hoog Terugdringen gebruik bestrijdingsmiddelen op verhard X Nee Beperkt Beperkt oppervlak Duurzaam bouwen X Nee Beperkt Beperkt Generiek beleid landbouw X Nee Beperkt Matig Stoppen drinkwateronttrekking X ja Stoppen scheepvaart X ja * Vanuit de pilot defosfateren is gebleken dat het effect van defosfateren niet altijd gegarandeerd is en de kosten om te defosfateren hoog zijn. Hiermee verandert de inschatting op effectiviteit en de kosten van de maatregel defosfateren. Boezem van Noordwest Overijssel

47 8.7 Status & doelen Bepaling van de status De boezem is een kunstmatig waterlichaam. De wateren van de Boezem zijn destijds gegraven voor turfwinning en dus energievoorziening. Het ontstaan van petgaten en meren was daarbij een onbedoeld gevolg. Door de tijd heen heeft turfwinning in de boezem plaats gemaakt voor andere waterdiensten zoals visserij, rietteelt, recreatie, waterberging enz. Het geheel aan gebruiksfuncties maakt het gebied bijzonder en zorgt voor de instandhouding van het gebied zoals het nu is. Het regelen van de diensten en de inliggende functies op een andere wijze is te kostbaar, onuitvoerbaar is en kan niet op draagvlak kan rekenen. De functie turfwinning is inmiddels verdwenen maar de petgaten hebben nog steeds de steile (afgestoken) oevers. In de kleinere en grotere wateren zijn verschillende verlandingsstadia aanwezig. Dit maakt het gebied waardevol. Terreinbeheerders zijn continu bezig om deze verschillende verlandingsstadia in stand te houden. Een volledig natuurlijke ontwikkeling is niet gewenst en past ook niet bij de doelstellingen voor Natura Voor een kunstmatig waterlichaam mag de waterbeheerder zelf de doelen (GEP) bepalen. Het meest gelijkende type is M27, matige grote ondiepe laagveenplassen (zie ook paragraaf 3.4). Voorafgaand aan de eerste planperiode is beoordeeld of de doelen voor natuurlijke wateren van dit type gehaald kunnen worden. Hydromorfologische knelpunten zijn beschreven in paragraaf Stoffen en biologische kwaliteitselementen zijn getoetst op basis van monitoringsgegevens. Stoffen De gehalten van stoffen zijn in 2006 getoetst aan de regionale richtwaarden voor ecologie ondersteunende stoffen en aan de Europese normen voor prioritaire- en Rijnrelevante stoffen. De toetsing is uitgevoerd op het meest benedenstroomse meetpunt (4KSTE1RO). De waarden voor PAK s en bestrijdingsmiddelen zijn bij alle waterlichamen in 2006 met goed beoordeeld. Stoffen waarvan de beoordeling fluctueert, zijn weergegeven in tabel 8.2. De nutriënten stikstof en fosfaat scoorden destijds nog niet goed. Inmiddels zijn de stikstof- en fosfaatgehalten sterk afgenomen (zie paragraaf 8.8). Tabel 8.2 Kwaliteitsklassen voor ecologie ondersteunende stoffen en specifiek verontreinigende stoffen. Stof Kwaliteitsklasse 2006 Fosfaat Ontoereikend * Stikstof Matig * Nikkel Koper Zink Zeer goed Goed Zeer goed * Het gebruikte meetpunt geeft een te negatief beeld. De waarden in de plassen en petgaten lagen dicht bij de destijds geldende regionale richtwaarden voor ecologie ondersteunende stoffen. Biologie Voor overige waterflora, macrofauna en vis waren in 2007 voldoende gegevens beschikbaar. De ecologische gegevens zijn getoetst aan maatlatten voor ondiepe laagveenplassen (M27) in de natuurlijke toestand. De beoordeling geeft een beeld van het gehele waterlichaam. De situatie is als volgt ingeschat: Vegetatie: De vegetatie in de Boezem scoorde matig. De oorzaken zijn geanalyseerd met behulp van het model AqMaD (bijlage 16). Uit deze analyse is gebleken dat de waterkwaliteit voor de vegetatie over het algemeen goed is. Voor de plassen geldt dat er sprake is van een te hoge nitraatbelasting en dat de morfologie te uniform is. Daarnaast zijn er te weinig ondieptes en is er onvoldoende wateruitwisseling in en tussen de kleine meren en de omliggende rietlanden. Voor de petgaten geldt dat er sprake is van te weinig peildynamiek. Daarnaast zijn in de Weerribben te weinig ondiepe zones en is er teveel regenwaterstagnatie in de kraggen. De kwaliteit van de vegetatie is hierdoor matig; Boezem van Noordwest Overijssel

48 Macrofauna: De beoordeling voor de macrofauna is goed; Vissen: In 2007 is de visstand in de Boezem onderzocht en beoordeeld. Hieruit is gebleken dat de kwaliteit van de visstand matig was. Knelpunten in de Boezem zijn het gebrek aan voldoende (ondiepe) oeverzones in de grote wateren en de grote hoeveelheid brasem in de meren en petgaten. Conclusie De boezem is een kunstmatig waterlichaam. Het waterlichaam is geheel ontstaan als gevolg van menselijk handelen. Door knelpunten zoals het peilbeheer en de belasting met nutriënten scoren vegetatie en vissen matig op de maatlat voor natuurlijke wateren GEP Ondanks het feit dat vissen en vegetatie voor 2009 nog matig scoorden is als doel het GET aangehouden voor alle biologische kwaliteitselementen. Voor de biologische kwaliteitselementen wordt dus een doel nagestreefd op het niveau van vergelijkbare natuurlijke meren. Dit vanwege het natuurlijke karakter van de meren en plassen en het feit dat het Natura 2000 gebied betreft. In het gebied zijn in het verleden al veel maatregelen uitgevoerd en de verwachting is dat de toestand zich verder zal verbeteren. Door aanpassing van de vissenmaatlat is de score voor de boezem verlaagd (paragraaf 4.3.2). Daarom is in 2014 besloten om voor vissen niet langer het GET (0.6) als doel te hanteren maar een afgeleid doel (GEP) te gebruiken. Het GEP is gesteld op 0.4. Een hoger doel is niet realistisch gezien de grote hoeveelheid brasem in de meren. Onderzoek heeft uitgewezen dat beheervisserij of afvissen van brasem in de boezem (nog) niet zinvol is. 8.8 Toestand 2014 De chemische toestand is goed, alle prioritaire stoffen voldoen aan de norm. De ecologische toestand is nog niet goed, aangezien nog niet alle onderdelen goed scoren (tabel 8.3). In de boezem behalen fytoplankton, macrofauna, vis en macrofyten het GEP. De lagere waarde voor vis in 2014 wordt veroorzaakt door veranderingen in de maatlat. Er is geen daadwerkelijke achteruitgang in het veld. Het GEP is hierop aangepast. De ambities voor vis blijven hetzelfde (zie ook paragraaf 4.3.2). Ook chloride, temperatuur, fosfaat, zuurstof, koper en zink voldoen aan de doelen. Alleen de norm voor stikstof wordt nog net overschreden. Gezien de dalende trend en de genomen maatregelen is de verwachting dat de norm in 2021 gehaald gaat worden. De toestand is in 2014 duidelijk beter dan in Dit komt deels doordat de petgaten, die een groot deel van de boezem beslaan, zijn meegenomen in de beoordeling. De kwaliteit is daar over het algemeen beter dan in de grotere meren en kanalen. In 2009 zijn de scores gebaseerd op 1 meetpunt in het Schutsloterwijde. Dit was niet representatief voor de boezem als geheel. Een andere oorzaak is dat de kwaliteit van het IJsselmeerwater, dat gebruikt wordt voor de inlaat van water in de boezem, verbetert. In het veld is dan ook een omslag waarneembaar in de waterkwaliteit van de boezem. De boezem lijkt van een eutroof systeem naar een mesotroof systeem te veranderen. Het doorzicht en de zuurgraad lopen hierop nog achter. Ook voor deze factoren is een positieve trend waarneembaar en daarmee de verwachting dat dit ook op orde komt. Eind 2013 is de vispassage bij gemaal Stroink gerealiseerd. Hiervan wordt nog een positief effect verwacht op de visstand. Ook effecten van de andere uitgevoerde maatregelen zullen in de komende jaren nog meetbaar worden. Boezem van Noordwest Overijssel

49 Tabel 8.3 Beoordeling van de ecologische toestand in 2009 (met oude maatlatten) en 2014 (met nieuwe maatlatten) de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009 en aangepast in 2014). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Kwaliteitselement Prognose 2021 GEP 2009 GEP 2014 Fytoplankton 0,35 0, Macrofauna 0,43 0, Macrofyten 0,40 0, Vissen 0,52 0, Fosfaat (totaal in mg/l) 0,07 0, Stikstof (totaal) 2,32 1, ph 8,46 8,04 5,5-7,5 5,5-7,5 Chloride (mg/l) Zuurstof (%) 99,27 99, Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) 0,47 0, Koper 2,630 <3.8 <3.8 Zink <7.8 < Maatregelenpakket In de boezem zijn al veel maatregelen uitgevoerd (tabel 8.4). Het resultaat is al terug te zien in de ecologische toestand. De waterkwaliteit is verbeterd. Voor de komende planperiode resteren alleen maatregelen met het oog op Natura 2000 doelen: het beheer van petgaten en het waterbesluit Boezem (tabel 8.4). Het waterschap blijft wel monitoren eventueel in samenwerking met de terreinbeheerders. Tabel 8.4 Maatregelen die uitgevoerd zijn in planperiode 1 ( ) en opgave voor planperiode 2 ( ) en 3 ( ) voor de Boezem van Noordwest Overijssel. Maatregelen SGBP Eenheid Gepland Uitgevoerd Opgave Opgave Opstellen nieuw plan Waterbesluit Aantal 1 In 1 Boezem voorbereiding 2 Nader onderzoek fosfaatbalans Aantal Baggeren (extra maatregel)** Aantal Nader onderzoek defosfateren inkomende Aantal 1 1 waterstromen** 5 Pilot beheervisserij in Schutsloterwijde* ha Onderzoek naar noodzaak aantal 1 1 vervolgmaatregelen Schutsloterwijde 7 Beheer petgaten (actief vegetatie en waterkwaliteitsbeheer, initiatiefnemer terreinbeheerder) km 1-1 Overige maatregelen Eenheid Gepland Uitgevoerd Opgave Opgave Ondieptes aanleggen t.b.v. flora en fauna Hectare Vispasseerbaar maken gemaal Stroink Aantal Beperken opwoeling door stimuleren ha Electrovaren en zonering recreatievaart 11 Stimuleren toepassen vuilwatertanks en Aantal uitbreiding aantal inzamelpunten voor afvalwater 12 Aanpak overstort Sint Jansklooster Aantal * Gerealiseerd in periode ** Deze maatregelen zijn niet opgenomen in de KRW factsheets De maatregel verbetering van de RWZI is niet opgenomen in de factsheets. De RWZI is in 2010 al verbeterd met een extra zuiveringstrap (een zandfiltratie voor verwijdering van extra nitraat en fosfaat). Deze RWZI levert één van de hoogste rendementen van Nederland. In 2014 wordt deze Boezem van Noordwest Overijssel

50 RWZI aangepast en uitgebreid door toename van het afvalwater (verplaatsing van Vollenhove naar Steenwijk). Maatregel 1: In 2013 is het onderzoek N2000 Kennislacunes in De Wieden & De Weerribben opgeleverd (Cusell et al. 2013). De boezem van Noordwest Overijssel bestaat uit een complex van grote en kleine laagveenplassen en petgaten, verbonden met vaarten en kanalen. Maatregelen in het kader van de KRW (vooral peilbeheer) worden gecombineerd met maatregelen voor Natura 2000 doelen (Wieden en Weerribben). De doelen zijn gericht op waterplantenrijk water met fonteinkruiden, kranswieren en krabbenscheer en verlandingssituaties met veenmosrietlanden en trilveen. Een probleem is het slecht op gang komen van de juiste verlandingsprocessen. Dit geldt vooral voor het ontstaan en het voldoende lang in stand houden van trilveen. Toegenomen verzuring wordt gezien als één van de belangrijkste oorzaken hiervoor. Deze toename is het gevolg van door menselijke activiteiten verhoogde atmosferische depositie van verzurende stoffen gecombineerd met te weinig compensatie door schoon oppervlaktewater (aanrijking met basen). Dit wordt veroorzaakt door omgekeerd peilbeheer met weinig fluctuatie zodat nauwelijks inundatie optreedt (Cusell et al. 2013). In de boezem geldt een winterpeil dat 10 cm lager is dan het zomerpeil. In het onderzoek ten behoeve van het waterbesluit Boezem wordt onderzocht of meer peilfluctuatie mogelijk is. Peilbeheer in veengebieden met meren en petgaten is complex. Natuurlijk peilbeheer is niet zondermeer een goede maatregel. Dit nog afgezien van de (beperkte) speelruimte voor het peilbeheer door andere belangen in het gebied. Verder onderzoek zal uit moeten wijzen welke maatregelen effectief zijn. Vooralsnog wordt voor de KRW vooral gedacht aan hydrologische maatregelen (nauwkeurig peilbeheer). Hierbij moet de hoeveelheid inlaatwater goed worden afgestemd op het waterpeil. Door de verbeterde waterkwaliteit van het water uit het Vollenhovermeer is water inlaten beter dan het laten uitdrogen van het veen (Cusell et al. (2013). In het Natura 2000 beheerplan zullen maatregelen of vervolgonderzoeken worden opgenomen om de doelstelling van behoud en vergroten van het areaal trilveen te bereiken of de mogelijkheden hiervoor te onderzoeken. Als hierin als maatregel wordt opgenomen dat er een verkenning moet plaatsvinden naar het peilbeheer ten behoeve van N2000 doelen, wordt deze naar verwachting in de planperiode uitgevoerd. Maatregel 2: Het onderzoek naar de fosfaatbalans is uitgevoerd in het kader het landelijk project BaggerNut. Doel van BaggerNut is om inzicht in de rol van de waterbodem te krijgen in verschillende systemen. In de watersysteemanalyse binnen BaggerNut zijn de verschillende aan- en afvoerroutes en processen zo goed mogelijk in kaart gebracht. Er zijn fosfaatbalansen voor de Schutsloterwijde, Beulakerwijde, Bovenwijde, Giethoornse meer en Belterwijde west. Maatregel 3: In de eerste planperiode is gebaggerd in verschillende plekken in meren en vaarwegen (bijvoorbeeld de vaargeul in de Beulakerwijde). Dit heeft naar verwachting een positief effect op de waterkwaliteit in de boezem. Deze maatregel is niet opgenomen in de factsheets. Maatregel 4: Er is onderzoek uitgevoerd naar de effecten en kosten om het water dat vanuit inliggende en omringende landbouwpolders op de boezem terechtkomt te defosfateren. Uit deze pilot blijkt dat effect niet gegarandeerd is. Bovendien is dit een kostbare maatregel. Een bestuurlijk besluit over een eventueel vervolg heeft nog niet plaatsgevonden. Maatregel 5: Er is in een pilot uitgevoerd in het Schutsloterwijde met beheervisserij om de visstand op orde te brengen. Deze pilot beoogde het verbeteren van de visstand door het wegvangen van brasem en daarmee het verbeteren van het doorzicht. Het doel was vast te stellen of dit een goed en betaalbaar alternatief is voor het baggeren van de wateren in Noordwest-Overijssel, als middel om tot helder en plantenrijk water te komen. De pilot is begeleid door een klankbordgroep met de lokale sportvissers, beroepsvissers, Dorpsbelangen Belt-Schutsloot en Natuurmonumenten. Uit een tussentijdse evaluatie na drie jaar is gebleken dat de beoogde effecten nog niet voldoende werden bereikt. Het doel voor de visstand werd wel bereikt maar bleek niet Boezem van Noordwest Overijssel

51 blijvend te zijn. Het doorzicht was redelijk toegenomen. De beoogde bedekkingsgraad voor de vegetatie werd niet gehaald. Het ligt ook niet in lijn der verwachting dat de doelen op langere termijn wel gehaald zouden worden. Mede gelet op externe ontwikkelingen is geconcludeerd dat beheervisserij geen goed en betaalbaar alternatief is voor het baggeren van de wateren in Noordwest-Overijssel. De pilot is daarom in 2011 stop gezet. Om zicht te houden op de langere-termijneffecten wordt met het reguliere meetnet de komende jaren (extensief) gevolgd hoe visstand, doorzicht en vegetatie in de Schutsloterwijde zich verder ontwikkelen. De beroepsvissers hebben aangegeven commercieel te blijven vissen op schubvis (waaronder brasem), ook wanneer de pilot wordt beëindigd. Maatregel 6: De pilot beheervisserij Schutsloterwijde heeft er niet toe geleid om elders vervolgmaatregelen te nemen. Inmiddels heeft het waterschap samen met de gemeente Steenwijkerland en de provincie Overijssel grootschalig gebaggerd in Noordwest- Overijssel, zie maatregel 3. Maatregel 7: Beheer van de petgaten zal ook in de komende planperiode plaatsvinden. Dit is noodzakelijk om volledige verlanding van alle petgaten tegen te gaan. Er wordt naar gestreefd om verschillende stadia van verlanding naast elkaar in het gebied in stand te houden. Hiervoor moet de successie van tijd tot tijd worden teruggezet door actief te beheren. Dit wordt uitgevoerd door de terreinbeheerders in het kader van het N2000 beheerplan. Maatregel 8: In het project Groen Kruispunt Oost is rietland, moeras en nat grasland gecreëerd. Hiervoor is land afgegraven en is het waterpeil opgezet tot net boven of onder het maaiveld. Hierdoor is extra leefgebied gecreëerd voor flora en fauna. Maatregel 9: Gemaal Stroink is vispasseerbaar gemaakt zodat vissen de boezem in en uit kunnen zwemmen. Dit zal de visstand ten goede komen, doordat ook migrerende soorten het gebied in kunnen trekken. Maatregel 10: Gemeente Steenwijkerland stelt subsidie beschikbaar voor het vervangen van een verbrandingsmotor door een elektromotor voor rondvaartondernemers (t/m 2015) en voor de aanschaf van een elektrische buitenboordmotor door particulieren (tot september 2014). Maatregel 11: Gemeente Steenwijkerland heeft een aantal vuilwaterstations in beheer. Recreanten kunnen hier gratis gebruik van maken. Maatregel 12: Met de aanpak van de rioolwateroverstort in Sint Jansklooster is het probleem met piekbelastingen met nutriënten en daardoor lage zuurstofgehalten opgelost Prognose 2021 en fasering In de boezem is een omslag gaande van een zeer eutroof systeem naar een mesotroof systeem. Voor alle biologische kwaliteitselementen en biologie ondersteunende factoren die nu het GEP halen, is de verwachting dat deze in 2021 nog steeds voldoen (tabel 8.3). Stikstof moet nog met 0.02 dalen om het GEP te halen. Als de huidige trend zich voortzet, zal dat lukken. Ook voor de zuurgraad en het doorzicht is de verwachting dat de doelen in 2021 gehaald worden. Aangezien voor alle stoffen en kwaliteitselementen de prognose voor 2021 goed is, is fasering niet aan de orde. Boezem van Noordwest Overijssel

52 9 Drentse kanalen 9.1 Watersysteem Het waterlichaam Drentse kanalen behoort tot de categorie Gebufferde regionale kanalen, type M3 (RBO Rijn-Oost, 2004). Het waterlichaam Drentse kanalen bestaat uit meerdere kanalen en is onder te verdelen in: Grote kanalen (scheepvaartkanalen): Drentse Hoofdvaart en (omgelegde) Hoogeveensche Vaart; Overige regionale kanalen (geen scheepvaart): Oude Hoogeveensche Vaart, Oranjekanaal, Beilervaart en Linthorst-Homan kanaal; Grote watergangen: Middenraai, Zuidwoldiger Waterlossing, Reestvervangende Leiding en Vogelzangsche Wijk. Ondanks de duidelijk verschillende beïnvloedingen en eigenschappen zijn ze samengevoegd tot één waterlichaam, omdat ze allen van oorsprong kunstmatige watergangen zijn. De totale lengte van het waterlichaam is 153 kilometer. Drentse Hoofdvaart De Drentse hoofdvaart is gegraven vanuit Meppel naar Assen. Na Assen gaat de Drentse Hoofdvaart over in het Noord-Willemskanaal. De Drentse Hoofdvaart is geschikt voor scheepvaart. De lengte van het kanaal is circa 38 kilometer. (Omgelegde) Hoogeveensche Vaart De Hoogeveensche Vaart start vanaf Hoogeveen en komt ten zuiden van Meppel uit in het Meppelerdiep. De (omgelegde) Hoogeveensche Vaart is geschikt voor scheepvaart. De Hoogeveensche Vaart is later verlengd tot aan de Duitse grens (verlengde Hoogeveensche Vaart). De (omgelegde) Hoogeveensche Vaart heeft een lengte van circa 33 kilometer. Oranjekanaal Het Oranjekanaal begint vanuit de Drentse Hoofdvaart ter hoogte van Hoogersmilde en loopt door tot Emmen en stroomt via het Bargermeerkanaal uit in de Verlengde Hoogeveensche Vaart. Ongeveer 19 kilometer van het Oranjekanaal is in beheer bij waterschap Reest en Wieden, daarna gaat het over in het beheergebied van Waterschap Vechtstromen. Oude Hoogeveensche Vaart In het verleden liep de Hoogeveensche Vaart door het centrum van Meppel. Een gedeelte hiervan is echter omgelegd en stroomt nu ten zuiden van Meppel. Het gedeelte dat over is gebleven valt onder de Oude Hoogeveensche Vaart en stroomt van Rogat naar Meppel en heeft een lengte van circa 4,5 kilometer. De Oude Hoogeveensche Vaart is niet meer in gebruik voor scheepvaart, maar valt wel onder de regionale kanalen. Beilervaart De Beilervaart begint net iets ten zuiden van het Oranjekanaal vanaf de Drentse Hoofdvaart en komt bij Beilen uit in het Linthorst-Homan kanaal. De Beilervaart heeft een lengte van circa 13 kilometer. De Beilervaart is niet meer in gebruik voor scheepvaart, maar valt wel onder de regionale kanalen. Linthorst-Homan kanaal Het Linthorst-Homan kanaal begint in Beilen en staat ter hoogte van Noordscheschut in verbinding met de (Verlengde) Hoogeveensche Vaart. De lengte van het kanaal is 13,5 kilometer. Het Linthorst- Homankanaal is niet meer in gebruik voor scheepvaart, maar valt wel onder de regionale kanalen. Middenraai De Middenraai stroomt vanaf Witteveen, net ten zuiden van Orvelte, naar Nieuweroord waar het afwatert op de Hoogeveensche Vaart. De lengte van deze watergang is circa 12,5 kilometer. De Middenraai is niet in gebruik voor scheepvaart, maar valt onder de grote (kunstmatige) watergangen. Zuidwoldiger Waterlossing Drentse kanalen

53 De Zuidwoldiger Waterlossing watert af op de Hoogeveensche Vaart tussen Hoogeveen en Zuidwolde en begint vanaf het Zuideropgaande. De lengte van de watergang is ongeveer 9 kilometer. De Zuidwoldiger waterlossing is niet in gebruik voor scheepvaart, maar valt onder de grote (kunstmatige) watergangen. Reestvervangende Leiding De Reestvervangende Leiding is aangelegd om de Reest te ontzien bij hoge afvoer uit het achterliggende gebied. De watergang watert benedenstrooms van de Ossesluis af op de Hoogeveensche Vaart. De lengte van de Reestvervangende Leiding is circa 11 kilometer. De watergang is niet in gebruik voor scheepvaart, maar valt onder de grote (kunstmatige) watergangen. Vogelzangsche Wijk De Vogelzangsche Wijk begint ten oosten van Zuidwolde en watert in de wintersituatie (afvoersituatie) af op de Reest. In tijden van wateraanvoer watert het overtollige water af op de Reestvervangende Leiding. De Vogelzangsche Wijk heeft een lengte van circa 4 kilometer. De watergang is niet in gebruik voor scheepvaart, maar valt onder de grote (kunstmatige) watergangen. De laatste watergangen: Middenraai, Zuidwoldiger Waterlossing, Reestvervangende leiding en Vogelzangsche Wijk zijn geen kanalen maar grote watergangen. De vraagt die hierbij naar voren komt is of het wel juist is om deze aan te duiden als kanalen. De komende planperiode wordt afgewogen wat de voor- en nadelen zijn van het al dan niet opnemen van deze watergangen in het waterlichaam (een andere optie is dat deze watergangen onder een ander waterlichaam worden opgenomen). Op Kaart 9.1 is de ligging van de genoemde wateren en het bijbehorende stroomgebied weergegeven. Op de kaart is te zien hoe de Beilervaart en het Oranjekanaal het bovenstroomse stroomgebied van de Oude Vaart doorsnijden. Het Linthorst-Homan kanaal doet dit voor het bovenstroomse stroomgebied van het Oude Diep. De Hoogeveensche Vaart volgt voor een deel de oude loop van het Oude Diep vanaf Echten tot Koekange. Foto 9.1 (links). Foto 9.2 (rechts). Het Oranjekanaal stroomt vanaf Hoogersmilde naar Emmen en wordt nog gebruikt voor de scheepvaart (recreatievaart). De Drentse Hoofdvaart nabij de Dieversluis. 9.2 Functies en landgebruik stroomgebied Algemeen De Omgevingsvisie van de provincie Drenthe (2014) benoemt drie hoofdfuncties die invloed hebben op de waterhuishouding in het stroomgebied van de Drentse Kanalen. De belangrijkste functie in het stroomgebied is de landbouwfunctie. Daarnaast komen afwisselend de functies natuur en stedelijk gebied voor. In het stroomgebied van de Drentse Kanalen liggen de woonkernen Meppel, Hoogeveen, Beilen, Smilde, Hoogersmilde, Hijkersmilde, Hijken, Wijster, Nieuw Balinge, Zuidwolde, Uffelte, Drentse kanalen

54 Havelte en Echten. Kaart 9.2 geeft een overzicht van de functies en de ligging van de woonkernen in het stroomgebied. Landbouwgebied De belangrijkste functie in het stroomgebied is de landbouw. Deze functie neemt het grootste oppervlak van het stroomgebied in beslag (figuur 9.1 en kaart 9.3): grasland ( ha) en akkerbouw (8.026 ha). Dit houdt in dat aanpassing van het peilbeheer en profielverbreding niet gewenst zijn, omdat deze maatregelen significante schade opleveren aan de landbouwfunctie. Natuurgebied Het aantal natuurgebieden dat in het stroomgebied van de Drentse Kanalen ligt is volgens de functiekaart gering (3.630 ha). Toch kunnen de kanalen een ecologische functie hebben, zoals het verbinden van verspreid liggende natuurgebieden met elkaar. Delen van de Zuidwoldiger Waterlossing, Vogelzangsche Wijk en Reestvervangende Leiding vallen samen met een ecologische verbinding die nog gerealiseerd moet worden. Stedelijk gebied Voor de stedelijke gebieden (4.415 ha) geldt dat vooral het aspect veiligheid een belangrijke rol speelt. Ook is er sprake van scheepvaart en recreatievaart. Grootschalige veranderingen in waterpeil, profiel en tracé zijn ten aanzien van deze functie niet gewenst. Figuur 9.1 Grondgebruik in het stroomgebied van de Drentse Kanalen (zie ook kaart 9.3). In de huidige situatie zijn naast deze functies nog enkele water gerelateerde functies te onderscheiden, namelijk: Recreatie (pleziervaart); Scheepvaart; Waterafvoer en aanvoer; Ecologische functie: delen van de Drentse kanalen vallen binnen een ecologische verbinding of stromen langs of door EHS gebied (bijlage 17). 9.3 Waterhuishouding Waterschap Reest en Wieden is kwaliteitsbeheerder van al deze kanalen. Het waterschap beheert ook de waterkwantiteit van de kanalen die niet voor de scheepvaart worden gebruikt. Provincie Drenthe is kwantiteitsbeheerder van de scheepvaartkanalen (Drentse Hoofdvaart, Oranjekanaal en Hoogeveensche Vaart). Op deze kanalen worden de streefpeilen zo goed mogelijk gehandhaafd (met een afwijking van maximaal 5 cm bij het afstroompunt). In het algemeen kan worden opgemerkt dat het Drentse kanalenstelsel een geringe bergingscapaciteit biedt. Het kanalenstelsel verwerkt de afvoer van water vanuit uit de omliggende stroomgebieden via het Meppelerdiep naar het Zwarte Water. Drentse kanalen

55 Alleen het water van het 5 de pand van de Hoogeveensche Vaart kan nog richting het waterschap Vechtstromen worden afgevoerd. Een klein deel van het stroomgebied voert af richting het Noord- Willemskanaal. Dit betreft datgene wat het gemaal de Tilgrup (sinds 2001), via de Witte Wijk loost op de Drentsche Hoofdvaart (maximaal 2,3 m 3 /sec). In normale situaties kan het water vanuit het Meppelerdiep via vrije lozing worden afgevoerd. Indien op het Zwarte Water de waterstanden hoger dan N.A.P. +0,50 m bij Zwartsluis of N.A.P. +0,65 m bij de Galgenkampsbrug in Meppel zijn, worden de sluizen bij Zwartsluis gesloten en treedt het gemaal Zedemuden in Zwartsluis in werking. Wanneer ondanks de inzet van het gemaal Zedemuden de waterstand op het Meppelerdiep toch blijft stijgen, dient vanaf het 5e pand van de Verlengde Hoogeveensche Vaart zoveel mogelijk water te worden afgevoerd naar Coevorden. Een laatste mogelijkheid is nog het aflaten van water op de boezem van Vollenhove. In de toekomst kunnen ook waterbergingsgebieden langs de Hoogeveensche Vaart worden ingezet. Meestal treedt in de periode mei/juni tot september een neerslagtekort op. Voor een groot aantal kanaalpanden betekent dit dat water moet worden aangevoerd om de streefpeilen te kunnen handhaven. Slechts een beperkt aantal kanaalpanden kan op peil worden gehouden door middel van lozingen van rioolwaterzuiveringsinstallaties, door industriële lozingen en/of door schutwater. De maximale aanvoercapaciteit vanuit het Meppelerdiep is circa 13,4 m3/sec (sinds 1995). De afspraken en maatregelen met betrekking tot de wateraanvoer zijn vastgelegd in het Waterakkoord Drenthe, dat in 1994 is overeengekomen. Het waterpeil is afgestemd op de functies in het gebied. Het belangrijkste hydromorfologische knelpunt in dit gebied is het feit dat enkele kanalen het oorspronkelijke stroomgebied van een beeksysteem doorsnijden. Het bovenstroomse deel van deze stroomgebieden watert onder vrij verval af op de Drentse Kanalen. Als dit door bodemdaling niet meer mogelijk is, wordt de bovenloop van de beken bemalen. Een andere oplossing zou peilverlaging of fluctuatie van de bovenloop kunnen zijn. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de bovenloop af te koppelen middels een onderleider. Met de huidige inrichting en het gevoerde peilbeheer is een waterhuishouding ingesteld die past bij de functies van het gebied, zoals scheepvaart, wonen, landbouw en natuur. Foto 9.3 (links). Foto 9.4 (rechts). Het Oranjekanaal met aan beide zijden (on)verharde infrastructuur. Eén van de sluizen in het Oranjekanaal. Drentse kanalen

56 Kaart 9.1 Het stroomgebied van de Drentse Kanalen. Drentse kanalen

57 Kaart 9.2 Functies in het stroomgebied van de Drentse kanalen. Drentse kanalen

58 Kaart 9.3 Grondgebruik in het stroomgebied van de Drentse Kanalen. Drentse kanalen

59 9.4 Knelpunten in de uitgangssituatie Waterkwaliteit (belastingen) De Drentse Kanalen zijn onderhevig aan de volgende belastingen: Het effluent van de rioolwaterzuiveringsinstallaties Echten, Beilen, Dieverbrug en Smilde lozen op de kanalen. De belasting met N en P is in de zomer relatief groot door beperkte verversing; Door afstromend wegwater en regenwaterriolen wordt het water belast met stikstof (N), fosfaat (P), zware metalen, etc.; Door uit- en afspoeling vanuit landbouwgronden vindt belasting plaats met stikstof (N) en fosfaat (P) Hydromorfologie De Drentse kanalen zijn allen kunstmatig tot stand gekomen. Dus van een oorspronkelijke natuurlijke oever en inundatiegebieden is geen sprake. De huidige ecologische kwaliteit van de kanalen is gering, vanwege de beschoeiing en de veelal hoge en steile kaden. Er wordt een strak peilbeheer gevoerd op de kanalen. In de grotere kanalen is het peil gedurende het gehele jaar hetzelfde. In de kleinere watergangen wordt een omgekeerd peilbeheer gevoerd ( s zomers hoog en s winters laag). De oevers zijn steil en er zijn vrijwel geen overgangs- of plasdraszones aanwezig. Grote delen van de kanalen zijn beschoeid. Door het overschot aan nutriënten en door het strakke peilbeheer is de habitatgeschiktheid beperkt. Het ontbreken van oeverzones vormt een belemmering voor waterflora, paaiplaatsen voor vis en habitats voor macrofauna. In de scheepvaartkanalen zorgt scheepvaart voor turbulentie en opwoeling van slib. Het water wordt daardoor troebeler. Het is van belang voor de ecologie om in de oevers meer ruimte voor vegetatieontwikkeling te creëren. Natuurvriendelijke oevers zorgen voor verbetering van het totale ecologische systeem. In scheepvaartkanalen is het aanleggen van natuurvriendelijke oevers complexer door de waterbeweging. Hier kan gedacht worden aan het aanleggen van vooroevers met daarachter luwe ondiepe zones. Beheer en onderhoud worden waar mogelijk afgestemd op stimulatie van natuurontwikkeling en het creëren van meer geschikte habitats. De verschillende kanaalpanden zijn van elkaar gescheiden door middel van sluizen. In de grote gegraven watergangen wordt de waterstand op peil gehouden door middel van stuwen. Sluizen en stuwen die de verschillende panden met elkaar verbinden zijn niet allemaal passeerbaar voor vis. Dit betekent dat er weinig uitwisseling is tussen populaties. Ook voor migratie levert dit een belemmering op, vooral voor vissen die naar het stroomgebied van het Oude Diep migreren. Het stroomgebied van de Oude Diep mondt uit in de Hoogeveensche Vaart. Voor dit stroomgebied zijn de benedenstroomse panden Ossesluis en Rogatsluis een belemmering voor de vismigratie tussen het Oude Diep en het IJsselmeer. 9.5 Selectie van maatregelen 2007 Op basis van de geconstateerde knelpunten is in het gebiedsproces een selectie gemaakt van maatregelen om de ecologische toestand van de Drentse Kanalen te verbeteren (tabel 9.1), voor methode zie paragraaf 7.2. Twee van deze maatregelen leiden tot significante schade aan de waterhuishoudkundige functie, bescherming tegen overstroming en afwatering van het gebied: 1. Stoppen inlaat gebiedsvreemd water: De kanalen hebben een belangrijke functie als aan- en afvoerroute van water ten behoeve van de landbouw. In droge perioden wordt daartoe water ingelaten. Het stoppen van de waterinlaat zou leiden tot significante schade aan de landbouwkundige functie in het gebied. Daarnaast zijn enkele van de kanalen belangrijk voor scheepvaart. Ook hiervoor is een voldoende hoge waterstand in de zomer noodzakelijk. Hiervoor is waterinlaat nodig tijdens droge perioden; 2. Inrichten inundatiegebieden: dit heeft als doel het creëren van (tijdelijk) natte habitats buiten de kanalen zelf. Hierdoor kunnen gradiënten van nat naar droog zich ontwikkelen en neemt de diversiteit aan habitats toe. Het inrichten van inundatiegebieden vraagt echter om veel ruimte. Hierdoor gaat areaal voor de landbouw verloren, dat in het dichtbevolkte Nederland slechts beperkt en tegen relatief hoge kosten beschikbaar is. Bovendien worden inundaties vanwege de water- / slibkwaliteit op veel plaatsen uit milieuoverwegingen ongewenst geacht. Het toestaan van Drentse kanalen

60 inundatie vraagt tevens om een flexibeler peilbeheer. Dit is vanwege zowel de landbouw- als de scheepvaartfunctie niet wenselijk. Vervolgens is een schatting gemaakt van de effectiviteit en kosten van de voorgestelde maatregelen. De maatregelen met een beperkte effectiviteit vallen buiten het GEP- en maatregelenpakket (zie ook hoofdstuk 4). Er blijven drie maatregelen over. De opgave voor deze maatregelen is opgenomen in tabel 9.1. Het uitvoeren van dit maatregelenpakket moet leiden tot het behalen van het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Een deel van deze maatregelen is in de eerste planperiode opgenomen en uitgevoerd (paragraaf 9.8). Tabel 9.1 Overzicht van maatregelen en bepalingen en hun bijdrage aan KRW, WB21/GGOR en significante schade voor de functies veiligheid, drinkwater, economie en milieu in brede zin. De effectiviteit is weergegeven in vier klassen: zeer groot, groot, matig, beperkt. De kosten zijn eveneens ingedeeld in vier klassen: nihil, gering, matig en hoog (het betreft een inschatting van de effectiviteit en kosten op basis van de beschikbare kennis in 2007). De blauw gearceerde maatregelen zijn geselecteerd. Uitvoering van deze maatregelen leidt tot het GEP. Van deze maatregelen is de totale opgave gegeven. Maatregelen KRW-maatregelen Natuurvriendelijke oevers (flauw talud, plasdrasstroken), inclusief paaiplaatsen Draagt bij aan doelen KRW Draagt bij aan doelen WB21/GGOR Significante schade Effectiviteit Kosten opgave Eenheid X Nee Groot Matig 15 Km Baggeren Linthorst-Homan kanaal X Nee Groot Hoog 20 Km Gedifferentieerd onderhoud gericht op natuurontwikkeling X Nee Groot Nihil 1 Aantal Maatregelen RWZI s Beilen en Westerbork X Nee Groot Hoog 1 Aantal Vispasseerbaar maken kunstwerken (sluizen) X Nee beperkt Hoog Helofytenfilters aanleggen* X Nee Groot Matig Algemene maatregelen (ten behoeve van KRW) Intensiveren handhaving X Nee Beperkt Gering Reguleren visserij X Nee Beperkt Gering Voorlichting X Nee Beperkt Gering GGOR- en WB21-maatregelen Drainagebasis verhogen = herstel GGOR-functie X Nee Matig Gering Inrichten inundatiegebieden, oppervlakte gering X X Nee Groot Matig Overig huidig en generiek beleid Afkoppelen verhard oppervlak X Nee Beperkt Hoog Aanpak overstorten Nee Beperkt Gering Terugdringen gebruik bestrijdingsmiddelen op X Nee Beperkt Beperkt verhard oppervlak Duurzaam bouwen X Nee Beperkt Beperkt Generiek beleid landbouw X Nee Beperkt Matig Stoppen inlaat gebiedsvreemd water X ja Inrichten inundatiegebieden, oppervlakte matig X ja en groot. *De effectiviteit van het aanleggen van helofytenfilters is later als beperkt aangemerkt. 9.6 Status & doelen Bepaling van de status Het waterlichaam is door mensen gegraven op een plaats waar voorheen geen water was. Het betreft dus een kunstmatig waterlichaam. In principe worden de landelijke defaults voor type M3 aangehouden als het Goed Ecologisch Potentieel (GEP) tenzij dat niet haalbaar geacht wordt. Voorafgaand aan de eerste planperiode is beoordeeld of de doelen voor het type M3 gehaald kunnen Drentse kanalen

61 worden. Hydromorfologische knelpunten zijn beschreven in paragraaf Stoffen en biologische kwaliteitselementen zijn getoetst op basis van monitoringsgegevens. Stoffen Gehalten van stoffen zijn in 2005 getoetst aan de regionale richtwaarden voor ecologie ondersteunende stoffen en aan de Europese normen voor prioritaire- en specifiek verontreinigende stoffen. De toetsing is uitgevoerd op het meest benedenstroomse meetpunt (1DREH8RO). De waarden voor PAK s en bestrijdingsmiddelen zijn bij alle waterlichamen in 2006 met goed beoordeeld. Stoffen waarvan de beoordeling fluctueert, zijn weergegeven in tabel 9.2. Alleen fosfaat scoort matig. De overige stoffen scoren goed of zeer goed. Tabel 9.2 Kwaliteitsklassen voor ecologie ondersteunende stoffen en specifiek verontreinigende stoffen. Stof Fosfaat Stikstof Nikkel Koper Zink Kwaliteitsklasse 2005 Matig Goed Zeer goed Goed Zeer goed Biologie Vegetatie: Er waren onvoldoende vegetatiegegevens beschikbaar om de kwaliteit te bepalen; Macrofauna: Er waren onvoldoende vegetatiegegevens beschikbaar om de kwaliteit te bepalen; Vissen: In 2007 is de visstand in de Drentse kanalen onderzocht en beoordeeld. Hieruit is gebleken dat de toestand matig was (getoetst aan de maatlat voor gebufferde regionale kanalen (M3)). Vooral in de Drentse Hoofdvaart vormen de steile oevers en de passeerbaarheid van de stuwen een probleem. Het verdient aanbeveling deze oevers natuurlijker in te richten. Conclusie Doordat biologische gegevens ontbraken is het niet mogelijk om de uitgangssituatie goed in beeld te brengen. Latere gegevens (zie paragraaf 10.9) tonen aan dat in 2009 de toestand voor macrofauna en vissen goed was en voor macrofyten en fytoplankton matig. De status van het waterlichaam is kunstmatig GEP Aangezien de scores uit 2009 goed waren voor vis en macrofauna en bijna goed voor fytoplankton is de verwachting dat met het aanleggen van natuurvriendelijke oevers en natuurvriendelijk beheer en onderhoud de landelijke default waarden (0.6) voor M3 haalbaar moeten zijn. Door deze maatregelen moet de vegetatie zich voldoende kunnen ontwikkelen om het GEP te halen. In 2014 is het GEP voor vissen en macrofyten gewijzigd naar 0.35 respectievelijk (paragraaf 4.3.2). 9.7 Toestand 2014 De chemische toestand is nog niet goed. De meetwaarde ( g/l) voor sbghipinp (PAK) overschrijdt de norm (0.002g/l). Deze meetwaarde is afkomstig van een meetpunt in het Meppelerdiep. Dit is waarschijnlijk niet representatief. Verwacht wordt dat de volgende periode geen overschrijding meer plaatsvindt (paragraaf 6.1). Drentse kanalen

62 Tabel 9.3 Beoordeling van de ecologische toestand in 2009 (met oude maatlatten) en 2014 (met nieuwe maatlatten) de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009 en aangepast in 2014). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Kwaliteitselement Prognose 2021 GEP 2009 GEP 2014 Fytoplankton 0,580 0, Macrofauna 0,610 0, Macrofyten 0,430 0, Vissen 0,900 0, Fosfaat (totaal in mg/l) 0,110 0,104 0,15 0,15 Stikstof (totaal) 2,48 2, ph 7,45 7,55 5,5-8,5 5,5-8,5 Chloride (mg/l) Zuurstof (%) 88,33* 70, Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) 0,69 1, Koper <3.8 <3.8 Zink <7.8 <7.8 *In 2009 was het zuurstofverzadigingspercentage onterecht als slecht beoordeeld. De ecologische toestand is nog niet goed, aangezien nog niet alle onderdelen goed scoren (tabel 9.3). Alle ecologie ondersteunende stoffen en fysische factoren voldoen aan het GEP. Alleen de specifiek verontreinigende stof koper voldoet niet aan de norm maar de verwachting is dat dit de volgende planperiode niet meer het geval is door aanpassing van de methode en tweedelijnstoetsing. Het doorzicht is de laatste jaren nog met 30 cm toegenomen. Ondanks de positieve monitoringsresultaten kan lokaal de waterkwaliteit vooral in de zomermaanden slechter zijn ten koste van vis en macrofauna. Dit komt door aanvoer van gebiedsvreemd water met een mindere kwaliteit, de lozing van effluent vanuit RWZI s (de kwaliteit van het effluent is al sterk verbeterd maar het zorgt nog voor hogere temperatuur en belasting met nutriënten).de prognose voor 2021 is dat het de toestand nog steeds goed is. Ook de biologische kwaliteitselementen macrofauna en vissen behalen voor dit waterlichaam het GEP. Vis scoort goed in het Oranjekanaal en het Linthorst-Homankanaal. In de Drentse Hoofdvaart scoort vis relatief laag door het onnatuurlijke profiel, de scheepvaart en lozing van RWZI s. De beschoeiing wordt nu aangepast naar betonnen beschoeiing. Hierin is nauwelijks ruimte voor paaiplaatsen en de ontwikkeling van oevervegetatie. De waarde voor fytoplankton ligt net onder het GEP. Hierin is weinig verschil tussen 2009 en De verwachting is dat ook in 2021 het GEP net niet gehaald wordt. De macrofyten scoren relatief laag (ontoereikend in 2014). Macrofyten en fytoplankton zijn nog niet op orde, doordat in dit waterlichaam nog weinig maatregelen zijn uitgevoerd. De meeste maatregelen zijn gepland voor de tweede en derde planperiode. De waarde voor macrofyten is lager dan in 2009 doordat de berekening nu uitgevoerd wordt met een gewogen gemiddelde over meerdere meetlocaties. Met name de Drentse Hoofdvaart en Beilervaart scoren slechter op de waterflora dan de kanalen in beheer van het waterschap. Op deze kleinere kanalen wordt niet meer gevaren en zijn in de beschoeiing meer mogelijkheden voor de vestiging van waterflora. 9.8 Maatregelenpakket Een groot deel van de maatregelen is uitgevoerd. Twee RWZI s zijn aangepast, er wordt natuurvriendelijk onderhouden en een deel van het Linthorst-Homankanaal is gebaggerd. Er resteert nog een deel van de natuurvriendelijke inrichting (2 kilometer is uitgevoerd) en het baggeren van de tweede helft van het Linthorst-Homankanaal (tabel 9.4) Drentse kanalen

63 Tabel 9.4 Maatregelen die uitgevoerd zijn in planperiode 1 ( ) en opgave voor planperiode 2 ( ) en 3 ( ) voor de Drentse Kanalen Maatregel Aanpassen RWZI Beilen (renoveren en aanpassen installatie slibgisting) Aanpassen RWZI Meppel (vergroten van de biologische capaciteit om verontreinigende stoffen uit het afvalwater te halen) Baggeren Linthorst-Homankanaal (verwijderen verontreinigde bagger, beperken nutriënten) Natuurvriendelijk onderhoud (uitvoeren actief vegetatie- en waterkwaliteitsbeheer) Natuurvriendelijke oevers (verbreding of natuurvriendelijke oever Eenheid Totale opgave Gepland Uitgevoerd 2015 Stuks Stuks m km Opgave (10 km) Opgave km Maatregel 1 en 2: Het waterschap heeft de zuiveringsinstallatie in Westerbork opgeheven. Het afvalwater vanuit Westerbork wordt tegenwoordig naar Beilen verpompt en op de zuivering in Beilen verwerkt. De zuiveringsinstallatie in Beilen is aangepast met een vernieuwde installatie volgens het BCFS-principe. BCFS staat voor Biologisch- Chemische Fosfaat- en Stikstofverwijdering. Dit proces is de meest moderne techniek en kenmerkt zich door een verregaande biologische stikstof- en fosfaatverwijdering. Daarnaast is de zuivering in Meppel aangepast. Door de aanpassingen aan beide RWZI s is de kwaliteit van het effluent verbeterd. Maatregel 3: Maatregel 4: Maatregel 5: Het traject van de Zuidbargerstraat tot aan de melkfabriek in Noordbarge is gebaggerd. De overige 10 km van het Linthorst-Homankanaal wordt in de tweede planperiode gebaggerd. Het onderhoud is aangepast zodanig dat in de kanalen minder intensief wordt geschoond en een deel van de vegetatie blijft staan. Natuurvriendelijke oevers zijn aangelegd in het Oranjekanaal in combinatie met de aanleg van fauna uittreedplaatsen. In de Beilervaart zijn geotubes gerealiseerd. Dit is een maatregel ter verbetering van de waterflora, macrofauna en vissen (paaiplaatsen). Ook de komende twee planperioden zullen natuurvriendelijke oevers worden aangelegd om de ontwikkeling van waterflora te stimuleren. Dit zal een positief effect hebben op de scores voor overige waterflora en fytoplankton. Er wordt eerst nader onderzocht op welke locaties en volgens welk ontwerp dit het meest effectief is. Als aanvullende maatregel (niet binnen KRW opgave) wordt voorgesteld om het sluisbeheer van de Rogatsluis en de Ossensluis in de Hoogeveensche Vaart aan te passen ten behoeve van vismigratie. Dit betekent dat de sluizen gedurende de migratieperiode (in het voorjaar) vaker open gezet worden, zodat vissen de sluizen kunnen passeren. De komende planperiode wordt dit ingebracht in het gebiedsproces en afgestemd met de provincie Drenthe. 9.9 Prognose 2021 en fasering De doelen voor fytoplankton en overige waterflora worden gefaseerd. Doelbereik wordt voor deze kwaliteitselementen niet haalbaar geacht voor 2021, omdat de maatregelen verspreid zijn over planperiode 2 en 3. Het uitvoeren van alle maatregelen in de komende planperiode zou onevenredig kostbaar zijn (paragraaf 7.5.2). Drentse kanalen

64 10 Meppelerdiep 10.1 Watersysteem Het waterlichaam Meppelerdiep behoort tot de categorie Rivieren, type R6; langzaam stromend riviertje op zand/kleibodem (RBO Rijn-Oost, 2004). Het Meppelerdiep is een langzaam stromende, sterk genormaliseerde rivier. Het waterlichaam is zo sterk veranderd dat het meer karakteristieken heeft van een kanaal dan van een rivier. Het type R6 past daarom niet goed bij dit waterlichaam. Het waterlichaam begint bij de Paradijssluis ten noorden van Meppel na samenvloeiing van de Drentse Hoofdvaart en enkele Drentse beken. Daarna loopt de gekanaliseerde rivier door de provincie Overijssel. Het Meppelerdiep mondt uit in het Zwarte Water bij het gemaal Zedemuden, nabij Zwartsluis. Bij hoog water vindt de afwatering plaats via het gemaal. In de huidige situatie heeft het Meppelerdiep een totale lengte van circa 12 kilometer. De waterlichamen Reest, Wold Aa, Oude Vaart, Oude Diep en Drentse kanalen wateren allen af op het Meppelerdiep. Het stroomgebied van het Meppelerdiep (zie Kaart 10.1) heeft een oppervlakte van ongeveer hectare. Een belangrijk onderdeel hiervan is het stedelijk gebied van Meppel. Delen van de Wold Aa, Reest, Oude Vaart en Drentse Hoofdvaart die door Meppel stromen en tevens hetzelfde peil hebben, vallen onder het stroomgebied van het Meppelerdiep. Rijkswaterstaat beheert de kwantiteit en Waterschap Reest en Wieden draagt de zorg voor de waterkwaliteit van het Meppelerdiep. Foto 10.1 (links). Het Meppelerdiep tussen Meppel en de Baarlo. Foto 10.2 (rechts). Het Meppelerdiep ter hoogte van industrieterrein Oevers C in Meppel Beschermde gebieden Het Meppelerdiep stroomt voor een deel langs het Natura 2000 gebied de Wieden (zie paragraaf 8.2). Het Natura 2000 gebied Olde Maten en Veerslootlanden (in beheer bij Waterschap Groot Salland) grenst niet direct aan het Meppelerdiep maar is hiervan door enkele landbouwpercelen gescheiden Functies en landgebruik stroomgebied Algemeen In de provinciale omgevingsvisies van Overijssel en Drenthe worden drie functies benoemd die invloed hebben op de waterhuishouding in het stroomgebied van het Meppelerdiep. Meppelerdiep

65 Tussen Meppel en Zwartsluis staat de landbouwfunctie centraal. Naast de landbouwfunctie gaat de natuurfunctie hier een steeds grotere rol spelen. Daarnaast stroomt het Meppelerdiep voor een groot gedeelte door stedelijk gebied. Aan het stroomgebied van het Meppelerdiep grenzen de woonkernen Meppel, Zwartsluis en Wanneperveen. Kaart 10.2 geeft een overzicht van de functies in het stroomgebied. Landbouwgebied De landbouw is één van de drie hoofdfuncties in het gebied en beslaat 363 ha grasland en 54 ha akkerbouw. Het gaat hier om een relatief smalle strook tussen Meppel en Zwartsluis. Omdat deze percelen enerzijds grenzen aan de Boezem en anderzijds aan het Meppelerdiep heeft een aantal van deze percelen inmiddels de functie natuur gekregen. De verwachting is dat voor de tussenliggende percelen ook een functiewijziging volgt (zoals het Groene Kruispunt en Beukers). Natuurgebied Het gebied met als huidige functie natuur (93 ha in 2009) dat grenst aan het Meppelerdiep is gering. Recent is het project het Groene Kruispunt uitgevoerd. Dit project wordt uitgevoerd als onderdeel van het Strategisch Groenproject Noordwest Overijssel, dat is opgezet in het kader van de landinrichting Noordwest Overijssel. Een voormalig landbouwgebied in de Wieden langs het Meppelerdiep is omgezet in natuur (figuur 10.1). De hoofddoelstelling voor dit gebied is een ecologische verbinding te creëren tussen het natuurgebied De Wieden en het natuurgebied De Olde Maten aan de oostkant van het Meppelerdiep. Een groot knelpunt is echter de provinciale weg die tussen het Meppelerdiep en het Groene Kruispunt ligt. Figuur 10.1 Situering project Groene Kruispunt bij het Meppelerdiep (Provincie Overijssel, 2007). Stedelijk gebied Het actuele grondgebruik (figuur 10.2, kaart 10.3) in het stroomgebied van het Meppelerdiep bestaat voor het grootste gedeelte uit stedelijk gebied (526 ha). De stedelijke gebieden van Meppel en Zwartsluis grenzen direct aan het Meppelerdiep. Ook Wanneperveen ligt in het stroomgebied van het Meppelerdiep. In Meppel wateren de Wold Aa, Reest, Oude Vaart en een deel van de Drentse Kanalen af op het Meppelerdiep. Het Meppelerdiep is de enige mogelijkheid voor Meppel om het water af te voeren, hierdoor speelt het aspect veiligheid (ten aanzien van wateroverlast) een grote rol. Grootschalige veranderingen in waterpeil, profiel en tracé van het Meppelerdiep zijn gezien de veiligheid van het stedelijk gebied niet gewenst. Naast het aspect veiligheid zijn scheepvaart en recreatievaart van belang. Meppel heeft de meest landinwaarts gelegen zeehaven, met onder andere een containerterminal. Dit betekent dat de diepte en breedte van het Meppelerdiep aan bepaalde normen moet blijven voldoen. Meppelerdiep

66 Kaart 10.1 Het stroomgebied van het Meppelerdiep. Meppelerdiep

67 Figuur 10.2 Grondgebruik in het stroomgebied van het Meppelerdiep. In de huidige situatie zijn naast deze functies nog enkele water gerelateerde functies te onderscheiden, namelijk: Recreatie (pleziervaart); Scheepvaart; Waterafvoer en aanvoer; Ecologische functie (grenzend aan Natura 2000 gebied de Wieden). Foto 1.3 (links). Overslagplaats langs het Meppelerdiep in Meppel. Foto 10.4 (rechts). Het Meppelerdiep nabij de Beulakersluis 10.4 Waterhuishouding In normale situaties kan het water vanuit het Meppelerdiep via vrije lozing worden afgevoerd. Indien echter op het Zwarte Water hoge waterstanden optreden - en dientengevolge de waterstand op het Meppelerdiep hoger dreigt te worden dan N.A.P. +0,50 m bij Zwartsluis of N.A.P. +0,65 m bij de Galgenkampsbrug in Meppel - worden de sluizen bij Zwartsluis gesloten en wordt de afwatering overgenomen door het gemaal Zedemuden in Zwartsluis. Wanneer het peil desondanks blijft stijgen, kan als laatste mogelijkheid nog via de aflaat Beukers het water op de boezem van Vollenhove worden afgelaten. Het Meppelerdiep wordt gebruikt voor de afvoer van water vanuit de beken die in dit kanaal uitmonden en voor inlaat van water richting de beken. In de zomer stroomt het water dus tegen de natuurlijke richting in. Met de huidige inrichting en het gevoerde peilbeheer kan een waterhuishouding worden geregeld die past bij de functie van het gebied (landbouw en veiligheid). Er valt meer winst te halen voor de ecologie door meer dynamiek aan te brengen in het profiel van het Meppelerdiep. De maatregelen om deze extra winst te bereiken zijn veelal van dusdanige aard dat er significante schade op zal treden voor de aanwezige functies. Meppelerdiep

68 Kaart 10.2 Functies in het stroomgebied van het Meppelerdiep. Meppelerdiep

69 Kaart 10.3 Grondgebruik in het stroomgebied van het Meppelerdiep. Meppelerdiep

70 10.5 Knelpunten in de uitgangssituatie Waterkwaliteit (belastingen 2009) Het Meppelerdiep is onderhevig aan de volgende belastingen: Door afstromend wegwater en regenwaterriolen wordt het water belast met stikstof (N), fosfaat (P), zware metalen, etc.; Door uit- en afspoeling vanuit landbouwgronden vindt belasting plaats met stikstof (N), fosfor (P) en gewasbeschermingsmiddelen; Belasting met zware metalen en PAK ontstaat door verkeer (weg/rail) en infrastructuur; Atmosferische depositie veroorzaakt belasting met stikstof en PAK; Het effluent van de RWZI Meppel wordt geloosd op het Meppelerdiep. Hierdoor wordt het kanaal belast met nutriënten, chemische stoffen en bacteriologische verontreiniging. Via de beken die in het Meppelderdiep uitmonden komt ook effluent vanuit andere RWZI s in het Meppelerdiep terecht Hydromorfologie Het Meppelerdiep is van oorsprong een riviertje dat is ontstaan uit de samenvloeiing van drie beken, te weten de Oude Vaart, de Wold Aa en de Reest. De waterloop is echter zodanig veranderd dat het nu beter als een kanaal beschouwd kan worden. In de loop van de tijd is het riviertje rechtgetrokken (kanalisatie), is het profiel aangepast (normalisatie), zijn er beschoeiingen geplaatst en zijn er kades aangelegd. Ten behoeve van de scheepvaart is het Meppelerdiep uitgediept en wordt er regelmatig gebaggerd. Kenmerken van een riviertje, zoals dynamiek, variatie in stroomsnelheid en structuren zijn niet meer aanwezig. Er komen dan ook nauwelijks stromend watersoorten voor. Het rechte lengteprofiel en het strakke dwarsprofiel zorgen ervoor dat er geen variatie is in structuren en habitats. De oevers zijn steil en er zijn vrijwel geen overgangs- of plasdraszones aanwezig. Het ontbreken van oeverzones vormt een belemmering voor fauna: habitats voor macrofauna en paaiplaatsen voor vis ontbreken. Het peil op het kanaal volgt het peil van het IJsselmeer. Het fluctueert tussen -0.5 m en +0.5 m NAP. Het kanaal wordt gebruikt door scheepvaart waardoor continu opwoeling van de bodem plaatsvindt en het water troebel is. Dit beperkt de groei van waterplanten Selectie van maatregelen 2007 Op basis van de geconstateerde knelpunten is in het gebiedsproces een selectie gemaakt van maatregelen om de ecologische toestand van het Meppelerdiep te verbeteren (tabel 10.1, voor methode zie paragraaf 7.2). Vier van deze maatregelen leiden tot significante schade aan overige functies: 1. Natuurlijk profiel en natuurlijk peilbeheer (scheepvaart): Het Meppelerdiep is een belangrijke route voor beroeps- en recreatievaart. Meppel heeft. Dit betekent dat de diepte en breedte van het Meppelerdiep aan bepaalde normen moet blijven voldoen. Het realiseren van een natuurlijker profiel en/of stoppen met onderhoud aan het profiel (bijv. stoppen met nautisch baggeren) leidt tot schade aan het scheepvaartverkeer. Hierdoor zijn maatregelen zoals een natuurlijk peilbeheer, verkleining en verondieping van het profiel en het laten plaatsvinden van dynamische beekvormende processen niet mogelijk zonder significante schade aan de scheepvaartfunctie; 2. Waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen, afwatering: Grote veranderingen in het waterpeil, profiel en tracé van het Meppelerdiep zijn gezien de veiligheid van het stedelijk gebied niet gewenst. Het peil op het Meppelerdiep is volgend aan het peil op het IJsselmeer. Hanteren van een natuurlijk peil in stedelijk en agrarisch gebied is hierdoor niet mogelijk. Het aanpassen van kades in het stedelijk gebied leidt tot ongewenste risico s ten aanzien van overstromingen. Om dit risico te verkleinen is meer ruimte nodig. Deze ruimte is in stedelijk gebied niet beschikbaar; 3. Hermeanderen in bebouwd gebied: Hermeanderen heeft als doel meer variatie te creëren in het stromingspatroon en substraat van beken. Hermeanderen vraagt ruimte aan beide zijden van de Meppelerdiep

71 rivier. In bebouwd gebied is het veelal niet mogelijk om ruimte aan de stedelijke omgeving te onttrekken om hermeandering te realiseren. Het areaal is doorgaans al in gebruik voor functies als wonen en werken. Door het ruimtebeslag van de hermeandering gaat areaal verloren voor functies met een hoge gebruikswaarde (met name wonen). Tot slot zullen diverse soorten infrastructuur, zoals wegen, kabels, leidingen en riolering niet meer functioneren zonder vergaande compenserende ingrepen; 4. Hermeandering in agrarisch gebied: Om hermeandering in landbouwgebied te realiseren en eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding te compenseren, moet areaal worden vrijgemaakt ten behoeve van het verleggen van het kanaal en wellicht voor mogelijke inundaties die zullen plaatsvinden vanwege het gewijzigde profiel. Hierdoor gaat areaal voor de landbouw verloren, dat in het dichtbevolkte Nederland slechts beperkt en tegen relatief hoge kosten beschikbaar is. Bovendien moeten damwanden verplaats worden. Aanpassen van het profiel van de vaarweg is slechts mogelijk als grondeigenaren tegen een acceptabele prijs schadeloos worden gesteld of functieverplaatsing mogelijk is. Tabel 10.1 Overzicht van maatregelen en bepalingen en hun bijdrage aan KRW, WB21/GGOR en significante schade voor de functies veiligheid, drinkwater, economie en milieu in brede zin. De effectiviteit is weergegeven in vier klassen: zeer groot, groot, matig, beperkt. De kosten zijn eveneens ingedeeld in vier klassen: nihil, gering, matig en hoog (het betreft een inschatting van de effectiviteit en kosten op basis van de beschikbare kennis in 2007). De blauw gearceerde maatregelen zijn geselecteerd. Uitvoering van deze maatregelen leidt tot het GEP. Van deze maatregelen is de totale opgave gegeven. Maatregelen Draagt bij aan doelen KRW Draagt bij aan doelen WB21/GGOR Significante schade KRW-maatregelen Aanleggen nevengeulen X X Nee Groot Hoog 4 Km Natuurvriendelijke oever X Nee Groot Matig 3 Km Gedifferentieerd onderhoud gericht op natuurontwikkeling X Nee Groot Nihil 1 Aantal Baggeren X Nee Beperkt Matig Beperken emissies havenactiviteiten X Nee Beperkt Matig Maatregelen RWZI s* X Nee Beperkt Hoog Verbeteren voorzieningen voor afval van recreatievaart X Nee Matig Beperkt Algemene maatregelen (ten behoeve van KRW) Intensiveren handhaving X Nee Beperkt Gering Reguleren visserij X Nee Beperkt Gering Voorlichting X Nee Beperkt Gering GGOR- en WB21-maatregelen Inrichten inundatiegebieden, oppervlakte gering X X Nee Beperkt Matig Overig huidig en generiek beleid Aanpak overstorten Nee Beperkt Gering Beperkt gebruik bestrijdingsmiddelen op verhard oppervlak Nee Beperkt Beperkt Duurzaam bouwen Nee Beperkt Beperkt Hermeanderen 50% van de lengte X Ja Beekvormende processen volledig natuurlijk X Ja Profielverkleining (extra vernatting > GGOR Ja Stoppen inlaat gebiedsvreemd water X Ja *De RWZI Meppel is al verbeterd Alternatieven voor de ingrepen die hebben geleid tot het sterk veranderde karakter van het waterlichaam zijn beschouwd, maar deze zijn verworpen omdat ze technisch onhaalbaar zijn en/of leiden tot onevenredig hoge kosten. Het waterlichaam ligt in een gebied met de functies landbouw, Effectiviteit Kosten Opgave Eenheid Meppelerdiep

72 scheepvaart en stedelijk gebied. De waterhuishouding is afgestemd op deze functies. Aanpassen van de gebruiksfuncties is alleen mogelijk tegen zeer hoge kosten. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van de landbouwfunctie is dit alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten. In tabel 26 is een inschatting weergegeven van de effectiviteit en kosten van de voorgestelde maatregelen. Als maatregelen met een geringe kosteneffectiviteit achterwege worden gelaten blijven drie maatregelen over. De opgave voor deze maatregelen is opgenomen in tabel Het uitvoeren van dit maatregelenpakket moet leiden tot het behalen van het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Een deel van deze maatregelen is in de eerste planperiode opgenomen en uitgevoerd (paragraaf 10.9) Status & doelen Bepaling van de status Het Meppelerdiep heeft als status sterk veranderd gekregen. Voorafgaand aan de eerste planperiode is getoetst of de doelen voor natuurlijke wateren van het type R5 niet haalbaar zijn met het geplande maatregelenpakket. Als dit het geval is mag de waterbeheerder de doelen aanpassen. Hydromorfologische knelpunten zijn beschreven in paragraaf Stoffen en biologische kwaliteitselementen zijn getoetst op basis van monitoringsgegevens. Stoffen De gehalten van stoffen zijn in 2006 getoetst aan de regionale richtwaarden voor ecologie ondersteunende stoffen en aan de Europese normen voor prioritaire- en Rijnrelevante stoffen. De toetsing is uitgevoerd op het meest benedenstroomse meetpunt (2MEPD4RO). De waarden voor PAK s en bestrijdingsmiddelen zijn bij alle waterlichamen in 2006 met goed beoordeeld. Stoffen waarvan de beoordeling fluctueert, zijn weergegeven in tabel Alleen het fosfaatgehalte was te hoog. Tabel 10.2 Kwaliteitsklassen voor ecologie ondersteunende stoffen en specifiek verontreinigende stoffen. Stof Fosfaat Stikstof Nikkel Koper Zink Kwaliteitsklasse 2006 Matig Goed Zeer goed Goed Zeer goed Biologie Voor het bepalen van de biologische kwaliteit waren alleen visgegevens beschikbaar. Gegevens van macrofyten en macrofauna ontbraken van de periode voor De visgegevens zijn getoetst aan de maatlat voor een langzaam stromend riviertje op zand/klei bodem (R6) in de natuurlijke toestand. De beoordeling geeft een beeld van de gehele beek. De situatie is als volgt ingeschat (voor zover mogelijk): Vegetatie: Niet bekend; Macrofauna: Niet bekend; Vissen: In 2007 is de visstand in het Meppelerdiep beoordeeld op de maatlat voor natuurlijke wateren. Hieruit is gebleken dat de kwaliteit van de visstand ontoereikend was. Knelpunten in het Meppelerdiep zijn de huidige inrichting (normalisatie, kanalisatie en onvoldoende paaiplaatsen). Mogelijk valt er winst te behalen door kades natuurvriendelijker in te richten. Conclusie In de eerste KRW-rapportage van 2004 is aan het Meppelerdiep voorlopig de status sterk veranderd toegekend. Op basis van de monitoringsresultaten blijkt dat de biologische toestand ontoereikend is (voor zover de gegevens aanwezig waren). Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de huidige inrichting van het waterlichaam. De set van maatregelen die voor het Meppelerdiep is vastgesteld leidt wel tot een verbetering van de ecologische toestand, maar niet tot de goede ecologische toestand. De Meppelerdiep

73 ingrepen uit het verleden zijn niet terug te draaien zonder significante schade aan de functies toe te brengen. De status sterk veranderd blijft daarom gehandhaafd GEP Voor de drie biologische kwaliteitselementen vegetatie, macrofauna en vis zijn de doelen bijgesteld omdat het GET niet haalbaar is. Het GEP is voor deze drie kwaliteitselementen vastgesteld op 0.4. Het aanleggen van natuurvriendelijke oevers en een nevengeul moet nieuwe mogelijkheden bieden voor vegetatieontwikkeling. Dit biedt habitat en paaiplaatsen aan macrofauna en vissen. De soortendiversiteit zal hierdoor toenemen. Een score hoger dan 0.4 op de maatlatten zal echter niet mogelijk zijn doordat de stroming met deze maatregelen niet hersteld wordt. Stromingminnende soorten zullen hiermee niet terug keren. De GEP s zijn in 2014 niet aangepast Toestand 2014 De detectiewaarde van sbghiinp (PAK's) is verlaagd, waardoor nu een kleine overschrijding van de meetwaarde optreedt in het Meppelerdiep. De verwachting is dat in 2021 wel wordt voldaan aan de goede chemische toestand (paragraaf 6.1) De ecologische toestand is nog niet goed, aangezien nog niet alle onderdelen goed scoren (tabel 10.3). De macrofauna voldoet aan het gestelde doel (GEP). Voor macrofyten en vissen is dit nog niet het geval. De matige score voor de visstand wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van zeer veel snoekbaars, een soort van diep water zonder doorzicht. Er zijn ondanks het feit dat het Meppelerdiep vrij optrekbaar is weinig migrerende vissoorten gevangen. In de Reest worden deze soorten (zoals spiering en bot) wel gevonden (deze hebben de Reest alleen via het Meppelerdiep kunnen bereiken). Het Meppelerdiep functioneert dus wel als migratieroute maar de vissen vinden er blijkbaar geen geschikt habitat en zwemmen er alleen doorheen tijdens de migratieperiode. Ten tijde van de visstand bemonsteringen hebben deze soorten het Meppelerdiep alweer verlaten. Verder zijn er scheve verhoudingen in de aantallen van de vissoorten. De overige waterflora scoort lager dan in Het betreft geen daadwerkelijke achteruitgang maar de lagere score is een resultaat van de aanpassing van de landelijke maatlat (het GEP is in dit geval niet aangepast). Tabel 10.3 Beoordeling van de ecologische toestand in 2009 (met oude maatlatten?) en 2014 (met nieuwe maatlatten) de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009 en aangepast in 2014). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Kwaliteitselement Prognose 2021 GEP 2009 GEP 2014 Fytoplankton n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Macrofauna 0,560 0, Macrofyten 0,590 0, Vissen 0,240 0, Fosfaat (totaal in mg/l) 0,180 0,161 0,14 0,11 Stikstof (totaal) 2,28 2,22 4 2,3 ph 7,67 7,60 5,5-8,5 5,5-8,5 Chloride (mg/l) Zuurstof (%) 69,57 81, Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Koper <3.8 <3.8 Zink <7.8 <7.8 De matige score voor macrofyten en vissen wordt veroorzaakt doordat in dit waterlichaam nog geen inrichtingsmaatregelen zijn uitgevoerd. Deze zijn gepland voor de periode De verwachting is dan ook dat in 2021 de toestand voor deze kwaliteitselementen nog steeds matig zal zijn. De set aan maatregelen die voor het Meppelerdiep is vastgesteld leidt wellicht tot een verbetering van de ecologische toestand, maar het is nog de vraag of de geplande maatregelen leiden tot het GEP. Meppelerdiep

74 Over de effectiviteit van het aanleggen van een nevengeul zijn twijfels gerezen. De maatregel wordt in de komende periode nader beschouwd. Van de ecologie ondersteunende stoffen, fysische factoren en specifiek verontreinigende stoffen voldoet alleen fosfaat nog niet aan de norm. De fosfaatnorm is aangepast van 0.14 naar 0.11 mg P/l. De toestand blijft matig. De prognose is dat de norm in 2021 ondanks het landelijk mestbeleid nog net niet gehaald wordt Maatregelenpakket In het Meppelerdiep is alleen het onderhoud aangepast. Er zijn nog geen inrichtingsmaatregelen uitgevoerd (tabel 10.4) Tabel 10.4 Maatregelen die uitgevoerd zijn in planperiode 1 ( ) en opgave voor planperiode 2 ( ) en 3 ( ) voor het Meppelerdiep Maatregel Natuurvriendelijk onderhoud (actief vegetatie- en waterkwaliteitsbeheer Natuurvriendelijk inrichten (verbreden of aanleggen natuurvriendelijke oever) Aanleggen nevengeul/herstel verbinding Eenheid Totale opgave Gepland Uitgevoerd 2015 km 1 1 Opgave Opgave km 3 km 4 Maatregel 1: Rijkswaterstaat is grotendeels verantwoordelijk voor het onderhoud in het Meppelerdiep. Rijkswaterstaat neemt dan ook het initiatief voor deze maatregel. Door minder intensief te onderhouden zijn er meer mogelijkheden voor de ontwikkeling van de water- en oevervegetatie en zal de abundantie en soortenrijkdom toenemen. Waterschap Reest en Wieden heeft 1 km oever in beheer, waarvan het talud natuurvriendelijk wordt onderhouden. Maatregel 2: De maatregel natuurvriendelijk inrichten is gericht op het verbeteren van de visstand en overige waterflora. Deze maatregel was gecombineerd met de aanleg van een nevengeul. De effectiviteit van deze maatregelen wordt nader onderzocht. Maatregel 3: Binnen het kanaal zelf zijn weinig mogelijkheden voor maatregelen vanwege de scheepvaartfunctie. Daarom was oorspronkelijk voor planperiode 2 de aanleg van een nevengeul gepland van 4 km door de Oeverlanden (Natura 2000 gebied ten noorden van het Meppelerdiep). Deze zou de toestand voor vis en waterflora moeten verbeteren. Van deze maatregel is het effect nog onzeker, aangezien het onduidelijk is of er stroming zal optreden in de nevengeul. Als dat niet het geval is, zal deze maatregel alleen positief zijn omdat er meer habitats ontstaan voor stilstaand watersoorten. Als migratieroute fungeert het Meppelerdiep nu al goed. Migrerende soorten zijn bovenstrooms in de beken aangetroffen. Het Meppelerdiep is voor vismigratie dus geen belemmering. Het is dan wellicht beter om voor vis op andere locaties te investeren waar meer kansen liggen. Bovendien kan het aanleggen van een nevengeul door Natura 2000 gebied leiden tot schade aan bestaande natuur. De komende periode wordt deze maatregel nader beschouwd Prognose 2021 en fasering Naar verwachting zullen in 2021 macrofyten, vissen en fosfaat nog niet aan het GEP voldoen aangezien de komende planperiode nog geen inrichtingsmaatregelen in het Meppelerdiep worden uitgevoerd. De geplande maatregelen worden eerst nader beschouwd op het te halen effect op de ecologie. Het uitvoeren van alle maatregelen in de komende planperiode zou leiden tot onevenredige kosten (paragraaf 7.5.2). Meppelerdiep

75 11 Oude Diep 11.1 Watersysteem Het waterlichaam Oude Diep behoort tot de KRW-categorie Rivieren, type R5; langzaam stromende middenloop/benedenloop op zandbodem (RBO Rijn-Oost, 2004). Oorspronkelijk betreft het een langzaam stromende meanderende beek. De oorsprong van deze beek ligt in het natuurgebied Mantinger Bos en Weiden. Het Oude Diep stroomt ten zuiden van Echten uit in de Hoogeveensche Vaart (Kaart 11.1). In de huidige situatie heeft het Oude Diep een totale lengte van 22 kilometer (inclusief bovenloop). 17 kilometer hiervan is benoemd als waterlichaam. De begrenzing van het waterlichaam is voorafgaand aan de tweede planperiode gewijzigd. Het betreft een aanpassing van de ligging van de beek door de genomen maatregel hermeandering. Het tracé is hierdoor veranderd. Het afwaterend oppervlak van het Oude Diep bedraagt ongeveer hectare. Dit is inclusief het afwaterend oppervlak van de bovenloop die in 2002 opnieuw deels is aangesloten. Het is de bedoeling dat de bovenloop afwatert op de benedenstroomse beek tot een debiet van maximaal 0,85 m 3 /s. Bij een hoger debiet wordt het restant afgevoerd via het Linthorst-Homankanaal. Een klein gedeelte van het industrieterrein MERA te Wijster (voorheen de VAM) watert af op het Oude Diep. Het afstromende water van het kwalitatief mindere deel van dit complex is direct aangesloten op het Linthorst-Homankanaal. Tussen Echten en Fluitenberg is een historisch gedeelte van het Oude Diep nog aanwezig in een redelijk natuurlijke vorm. Foto 11.1 (links). Foto 2 (rechts). Het brongebied van het Oude Diep in het Mantinger Bos en Weiden. Het Oude Diep nabij het uitstroompunt op de Hoogeveensche Vaart Functies en landgebruik stroomgebied Algemeen De omgevingsvisie van de provincie Drenthe (2014) benoemt drie hoofdfuncties die allen invloed hebben op de waterhuishouding in het stroomgebied van het Oude Diep. In de bovenloop en de middenloop ligt het accent voornamelijk op de natuurfunctie. In het beekgedeelte benedenstrooms Hoogeveen staat de landbouwfunctie centraal. Daarnaast stroomt het Oude Diep gedeeltelijk door stedelijk gebied. In het stroomgebied liggen de woonkernen Drijber, Stuifzand, Fluitenberg, Echten en Hoogeveen. Kaart 11.2 geeft een overzicht van de functies en de ligging van de woonkernen in het stroomgebied. Oude Diep

76 Kaart 11.1 Het stroomgebied van het Oude Diep. Oude Diep

77 Natuurgebied Er is 834 ha natuur in het stroomgebied van het Oude Diep. Op de plaatsen waar natuurgebieden grenzen aan het Oude Diep kan de beek worden ingepast in het aangrenzende terrein (beekherstel). Veranderingen in waterpeil, profielen en tracés zijn alleen mogelijk als dit geen significante schade toebrengt aan de aangrenzende functies. Door aanpassing van het watersysteem (meer water vasthouden en bergen) wordt de (interne) verdroging zoveel mogelijk opgelost. Ook kan hierdoor de maximale waterafvoer vanuit de in 2002 aangekoppelde bovenloop (0,85 m 3 /s) verwerkt worden. Met deze uitgangspunten is in de periode hermeandering van het beektracé De Maten (Oostermaat en Pesserma) in uitvoering genomen. Ter hoogte van de Pesserma is binnen de functie natuur een waterbergingsgebied met een oppervlakte van 40 hectare aangelegd voor de berging van m 3 water. De bergingscapaciteit van het Oude Diep is met ongeveer 50% te vergroten, indien over een lengte van 650 meter gronden verworven kunnen worden voor de ontwikkeling van natuur. De totale bergingscapaciteit zal dan ongeveer tot m 3 bedragen. Voor dit beekdal gedeelte is de functie natuur al vastgelegd vanuit de RAK (Ruilverkaveling met Administratief Karakter) Stuifzand. In de periode is gewerkt aan een nieuw inrichtingsplan voor het beektraject tussen Hoogeveen (Kinholt) en de Pesserma. Volgens dit plan wordt de beek over een lengte van circa 4,2 km heringericht. Op deze manier wordt de benodigde waterberging in het kader van Waterbeheer 21 e eeuw meegenomen in het ontwerpproces. Landbouwgebied De landbouwfunctie blijft centraal staan in de benedenloop van de beek tussen Hoogeveen (de wijk Kinholt) en Echten. Het actuele grondgebruik in het stroomgebied van het Oude Diep (Figuur 11.1, Kaart 11.3) bestaat voor het grootste gedeelte uit grasland (3.970 ha) en akkerbouw (1.424 ha). In het gebied tussen Hoogeveen en Fluitenberg en het gebied tussen het Linthorst-Homankanaal en het Mantinger Bos en Weiden komen afwisselend de functies landbouw en natuur voor. Stedelijk gebied In de kern van Hoogeveen stroomt het Oude Diep over een totale lengte van circa 2 km door de stad. Ter plaatse van de woonwijken De Weiden en Kinholt ligt de beek over een lengte van 1 km ingesloten tussen de bebouwing en infrastructuur. Voor het gedeelte Stationsgebied Middenveldweg is over een lengte van circa 1 km een zone met een breedte van 100 meter gereserveerd voor een natuurlijke inrichting van het Oude Diep. Er zijn inmiddels concrete plannen om de meanderende beek, inclusief aangrenzende beekdalgronden, vorm te geven. In totaal is er sprake van 837 ha stedelijk gebied in het stroomgebied van het Oude Diep. Figuur 11.1 Grondgebruik in het stroomgebied van het Oude Diep. In de huidige situatie zijn naast deze functies nog enkele water gerelateerde functies te onderscheiden, namelijk: Waterconservering, afvoer en aanvoer (ten behoeve van landbouw, natuur en stedelijk gebied); Opvang water in het beekdal en aangrenzende gronden in het kader van Waterbeheer 21 e eeuw (vasthouden, bergen en afvoeren); Ecologische functie: de beekdalgraslanden langs het Oude Diep maken deel uit van de EHS (onderdeel van het Natuurnetwerk Drenthe, bijlage 17). Oude Diep

78 Foto 11.3 (links). Luchtfoto van het Oude Diep, nabij Stuifzand. Hermeandering van de beek is hier deels uitgevoerd. Foto 3 (rechts). Het Oude Diep tussen de Toldijk en de snelweg A Waterhuishouding Met de huidige inrichting en het gevoerde peilbeheer kan de waterhuishouding nog niet optimaal worden geregeld. De afvoer van de aangekoppelde bovenloop kan namelijk niet volledig worden afgevoerd op de middenloop. Onder normale omstandigheden moet de bovenloop afwateren met een debiet van maximaal 0,85 m 3 /sec. Bij een groter afvoerdebiet wordt het restant afgevoerd via het Linthorst-Homan kanaal. Ondanks de in 2002 gerealiseerde aankoppeling wordt tot op heden slechts 0,10 m 3 /sec afgevoerd vanuit de bovenloop. Dit komt doordat in het benedenstroomse gedeelte van de beek (tussen Hoogeveen en het Linthorst-Homan kanaal) nog niet alle noodzakelijke aanpassingen (beekprofielen, bergingsgebieden en waterpeilen) zijn uitgevoerd. Over een lengte van 6,4 kilometer beektraject zijn inmiddels maatregelen getroffen. Bij het ontwerp hiervan vormden natuur, ecologie en Waterbeheer 21 e eeuw de belangrijkste uitgangspunten. Voor de overige 3,2 kilometer is herinrichting gewenst om de afvoer van de bovenloop te kunnen verwerken. Oude Diep

79 Kaart 11.2 Functies in het stroomgebied van het Oude Diep. Oude Diep

80 Kaart 11.3 Grondgebruik in het stroomgebied van het Oude Diep. Oude Diep

81 11.4 Knelpunten in de uitgangssituatie Waterkwaliteit (belastingen 2009) Het Oude Diep is onderhevig aan de volgende belastingen: Door uit- en afspoeling vanuit landbouwgronden vindt belasting plaats met stikstof (N), fosfor (P); Atmosferische depositie veroorzaakt belasting met stikstof Hydromorfologie Het Oude diep is over de gehele lengte sterk aangetast ten opzichte van de natuurlijke situatie. Veel meanders zijn verdwenen. Het waterhuishoudkundige systeem voldoet aan de landbouwfunctie rondom de beek. De beek heeft echter ook een ecologische functie en ten aanzien van deze functie voldoet het systeem niet aan een (half)natuurlijke beeksysteem. De beek is gekanaliseerd en genormaliseerd, waardoor lengte- en dwarsprofiel geen variatie meer hebben. Bovendien is het dwarsprofiel overgedimensioneerd, wat in combinatie met regulatie (peilbeheer d.m.v. stuwen) zorgt voor een te lage stroomsnelheid. Vooral in de zomer is de afvoer laag. Er wordt dan ten behoeve van de landbouw water aangevoerd. Door het vaste eentonige profiel is er nauwelijks ruimtelijke variatie in stroomsnelheid, zoals rustig stromende tot stilstaande plekken en plaatselijk stroomversnellingen. Hierdoor ontbreekt het aan variatie in structuren (zoals steile, flauwe en overhangende oevers, zandbanken, grindbedden, etc.). Een groot deel van de (onderwater)oevers is stijl en biedt geen geschikt habitat voor natuurontwikkeling. Door overdimensionering en peilregulatie treedt nauwelijks nog inundatie op. De beek ligt voor het grootste deel in open gebied waardoor er geen beschaduwing is en er nauwelijks organisch materiaal (bladpakketten, takken en boomstammen) in de beek aanwezig is. Er zijn geen bomen op de oever om te zorgen voor dynamiek en variatie in de waterloop, zoals structuren langs de beek (boomwortels) en in de loop zelf (ingevallen bomen, takken en blad). Hierdoor ontbreken kenmerkende soorten van stromend water. Ook soorten die op vaste substraten, zoals grind, takken en stammen leven ontbreken grotendeels. Macrofaunasoorten die leven van grof detritus (afgebroken ingevallen blad) zijn onvoldoende aanwezig. De aanwezige stuwen beperken de mogelijkheden voor migratie van vissen en sommige macrofauna en de uitwisseling tussen populaties. De beek heeft veel waterplanten door de langzame stroming en de openheid. Intensief onderhoud zorgde in de beek voor een afname in abundantie en diversiteit van de vegetatie. Dit heeft ook effect op de macrofauna en vissen, doordat veel dieren meegenomen worden en doordat habitat verdwijnt. Inmiddels is het onderhoud geëxtensiveerd. De beek wordt wel nog één keer per jaar helemaal geschoond Herstel De bovenloop van het Oude Diep is het beektraject dat in 2002 gekoppeld is aan de midden- en benedenloop. In gebieden met een natuurfunctie is de inrichting van de beek aangepast (wijziging in profiel, hermeandering). Ter plaatse van de functie landbouw is het genormaliseerde beekprofiel gehandhaafd. In verband met de wateraanvoer ten behoeve van de landbouw wordt de bovenloop van gebiedsvreemd water voorzien. De hydromorfologie van de bovenloop is ter plaatse van natuurgebieden gedeeltelijk hersteld naar een meer natuurlijkere situatie. In de middenloop zijn de laatste jaren al maatregelen uitgevoerd gericht op de ontwikkeling van natuur. Grote gedeelten van het beektraject zijn hersteld, al is de variatie in dwarsprofiel en stroming nog beperkt. Een aantal gedeelten is nog niet opnieuw ingericht, omdat de eigendomssituatie dat nu nog niet toelaat. Door de wisselende functies natuur en landbouw is geheel beekherstel (nog) niet mogelijk. Ondanks de in 2002 gerealiseerde aankoppeling wordt tot op heden slechts 0,10 m 3 /sec afgevoerd vanuit de bovenloop. Dit komt doordat in het benedenstroomse gedeelte van de beek (tussen Hoogeveen en het Linthorst-Homan kanaal) nog niet alle noodzakelijke aanpassingen (beekprofielen, bergingsgebieden en waterpeilen) zijn uitgevoerd. Oude Diep

82 11.5 Selectie van maatregelen 2007 Op basis van de geconstateerde knelpunten is in het gebiedsproces een selectie gemaakt van maatregelen om de ecologische toestand van het Oude diep te verbeteren (tabel 11.1, voor methode zie paragraaf 7.2). Tabel 11.1 Overzicht van maatregelen en bepalingen en hun bijdrage aan KRW, WB21/GGOR en significante schade voor de functies veiligheid, drinkwater, economie en milieu in brede zin. De effectiviteit is weergegeven in vier klassen: zeer groot, groot, matig, beperkt. De kosten zijn eveneens ingedeeld in vier klassen: nihil, gering, matig en hoog (het betreft een inschatting van de effectiviteit en kosten op basis van de beschikbare kennis in 2007). De blauw gearceerde maatregelen zijn geselecteerd. Uitvoering van deze maatregelen leidt tot het GEP. Van deze maatregelen is de totale opgave gegeven. Maatregelen Draagt bij aan doelen KRW Draagt bij aan doelen WB21/GGOR KRW-maatregelen Hermeanderen X X Nee Groot Hoog 7 Km Natuurvriendelijk inrichten (accoladeprofiel, natuurvriendelijke oevers, inclusief paaiplaatsen, extra X X Nee Groot Matig 6 Km aankoop 10 meter). Natuurvriendelijke oevers (flauw talud, plasdras-stroken) (niet uitvoeren als er meer gemeanderd wordt) X Nee Groot Matig 6 Km Stuwen vispasseerbaar maken X Nee Groot Matig 13 Aantal Gedifferentieerd onderhoud gericht op natuurontwikkeling X Nee Groot Nihil 1 Aantal Natuurlijk (akker)randenbeheer X Nee Beperkt Gering Hermeanderen bij natuur/landschap (6 kilometer extra) X X Nee Beperkt Hoog Algemene maatregelen (ten behoeve van KRW) Intensiveren handhaving X Nee Beperkt Gering Reguleren visserij X Nee Beperkt Gering Voorlichting X Nee Beperkt Gering GGOR- en WB21-maatregelen Drainagebasis verhogen = herstel GGOR-functie X Nee Matig Gering Half natuurlijk peil (dynamiek, incl. drooglegging) X X Nee Groot Gering Inrichten inundatiegebieden, oppervlakte gering X X Nee Groot Matig Overig huidig en generiek beleid Afkoppelen verhard oppervlak X Nee Beperkt Hoog Aanpak overstorten Nee Beperkt Gering Terugdringen gebruik bestrijdingsmiddelen op verhard oppervlak X Nee Beperkt Beperkt Duurzaam bouwen X Nee Beperkt Beperkt Generiek beleid landbouw X Nee Beperkt Matig Profielverkleining (extra vernatting > GGOR ja Beekvormende processen volledig natuurlijk X ja Hermeanderen 100% van de lengte X ja Stuwen verwijderen 100% X ja Significante schade Effectiviteit Kosten opgave eenheid Vier van deze maatregelen leiden tot significante schade aan de waterhuishoudkundige functie, bescherming tegen overstroming en afwatering van het gebied: 1. Natuurlijk waterpeil in agrarisch gebied: De waterhuishouding in gebieden met een intensief agrarische functie vraagt om een gereguleerd grondwaterstand. In gebieden met een landbouwfunctie betreft het bijvoorbeeld de teelt van gewassen die optimaal renderen bij een bepaalde grondwaterstand, maar ook aan de berijdbaarheid van percelen die nodig is voor een goede bedrijfsvoering. Een natuurlijke fluctuatie van het peil heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is. De ontstane Oude Diep

83 opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. 2. Hermeanderen in landbouwgebied: Het hermeanderen van beken heeft als doel meer variatie te creëren in het stromingspatroon en substraat van beken. Om dit te realiseren en eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding te compenseren, moet areaal worden vrijgemaakt ten behoeve van het verleggen van de beek en wellicht voor mogelijke inundaties die zullen plaatsvinden vanwege het gewijzigde profiel. Hierdoor gaat areaal voor de landbouw verloren, dat in het dichtbevolkte Nederland slechts beperkt en tegen relatief hoge kosten beschikbaar is. Bovendien worden inundaties vanwege de water- / slibkwaliteit op veel plaatsen uit milieuoverwegingen ongewenst geacht. 3. Hermeanderen in stedelijk gebied: In bebouwd gebied is het veelal niet mogelijk om ruimte aan de stedelijke omgeving te onttrekken om hermeandering te realiseren. Het areaal is doorgaans al in gebruik voor functies als wonen en werken. Door het ruimtebeslag van de hermeandering gaat areaal verloren voor functies met een hoge gebruikswaarde (vooral wonen). Tot slot zullen diverse soorten infrastructuur, zoals wegen, kabels, leidingen en riolering niet meer functioneren zonder vergaande compenserende ingrepen. 4. Verhogen drainagebasis in agrarisch gebied: Het dempen van waterlopen of het verhogen van de drainagebasis heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is. Bovendien leiden de afgenomen mogelijkheden voor waterafvoer ertoe dat regenwater plaatselijk lang op het land blijft staan. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. 5. Verwijderen stuwen in intensief agrarisch gebied: Het oppervlaktewaterpeil wordt gereguleerd door stuwen. Het verwijderen van stuwen in agrarisch gebied leidt tot lagere grondwaterpeilen en is daardoor ongewenst (verminderde opbrengsten). Bovendien kan door het ontbreken van stuwen niet meer worden ingespeeld op situaties van langdurige droogte of hoge afvoeren. De grondwaterstand wordt in een groot deel van het jaar lager en extreem lage grondwaterstanden houden langer aan. De ontstane opbrengstderving voor de landbouw is niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Het enige alternatief is verplaatsing van functies. Alternatieven voor de ingrepen die hebben geleid tot het sterk veranderde karakter van het waterlichaam zijn beschouwd, maar deze zijn verworpen vanwege technische onhaalbaarheid en/of onevenredig hoge kosten. Het waterlichaam ligt in een gebied met bestemming natuur, landbouw en stedelijk gebied. De waterhuishouding is afgestemd op deze functies. Verplaatsing van de landbouw is gezien het beperkt beschikbare areaal alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten. Aanpassen van de gebruiksfuncties stedelijk gebied is slechts mogelijk als grondeigenaren tegen een acceptabele prijs schadeloos worden gesteld of functieverplaatsing mogelijk is. Dat is alleen mogelijk tegen zeer hoge kosten. Vervolgens is een inschatting gemaakt van de effectiviteit en kosten van de voorgestelde maatregelen. De maatregelen met een beperkte effectiviteit vallen buiten het GEP- en maatregelenpakket (zie ook hoofdstuk 4). Er blijven vijf maatregelen over. De opgave voor deze maatregelen is opgenomen in tabel Het uitvoeren van dit maatregelenpakket moet leiden tot het behalen van het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Een deel van deze maatregelen is in de eerste planperiode opgenomen en uitgevoerd (paragraaf 11.8) Status & doelen Bepaling van de status Het Oude Diep heeft als status sterk veranderd gekregen. Voorafgaand aan de eerste planperiode is getoetst of de doelen voor natuurlijke wateren van het type R5 niet haalbaar zijn met het geplande maatregelenpakket. Als dit het geval is mag de waterbeheerder de doelen aanpassen. Hydromorfologische knelpunten zijn beschreven in paragraaf Stoffen en biologische kwaliteitselementen zijn getoetst op basis van monitoringsgegevens. Oude Diep

84 Stoffen De gehalten van stoffen zijn in 2006 getoetst aan de regionale richtwaarden voor ecologie ondersteunende stoffen en aan de Europese normen voor prioritaire- en Rijnrelevante stoffen. De toetsing is uitgevoerd op het meest benedenstroomse meetpunt (2OUDD9RO). De waarden voor PAK s en bestrijdingsmiddelen zijn bij alle waterlichamen in 2006 met goed beoordeeld. Stoffen waarvan de beoordeling fluctueert, zijn weergegeven in tabel Fosfaat en koper voldoen niet (score matig). Tabel 11.2 Kwaliteitsklassen voor ecologie ondersteunende stoffen en specifiek verontreinigende stoffen. Stof Fosfaat Stikstof Nikkel Koper Zink Kwaliteitsklasse 2006 Matig Goed Zeer goed Matig Goed Biologie Om de biologische kwaliteit te bepalen van de voor R-typen relevante kwaliteitselementen (vegetatie, macrofauna en vis) waren voldoende gegevens beschikbaar. De ecologische gegevens zijn getoetst aan maatlatten voor een langzaam stromende beek op zand (R5) in de natuurlijke toestand. De beoordeling geeft een beeld van de gehele beek. De situatie is als volgt ingeschat: Vegetatie: De vegetatie scoort op de maatlat voor natuurlijke wateren ontoereikend. De oorzaken hiervan zijn geanalyseerd met AqMaD (bijlage 16). Uit deze analyse is gebleken dat de waterkwaliteit voor de vegetatie over het algemeen goed is. Mogelijk is er sprake van te weinig variatie in het dwarsprofiel. Daarnaast is de wijze van onderhoud van het natte profiel op dit moment te intensief. Voor een goede soortensamenstelling aan oeverplanten is het noodzakelijk om meer ondiepe plekken te creëren en moeten kwel en stroming (plaatselijk) toenemen. Vanuit de aangrenzende (landbouw)gronden vindt fosfaatuitspoeling plaats; Macrofauna: Door het ontbreken van voldoende continuïteit in de stroming in de zomer, vooral in de midden- en bovenloop van het Oude Diep, stagneert de ontwikkeling van de macrofauna. De kwaliteit van de macrofauna van het Oude Diep is op de maatlat voor natuurlijke wateren beoordeeld als ontoereikend; Vissen: In 2007 is de visstand in het Oude Diep beoordeeld op de maatlat voor natuurlijke wateren. Hieruit is gebleken dat de kwaliteit van de visstand ontoereikend was. Knelpunten in het Oude Diep zijn de huidige inrichting van de beek en de aanwezigheid van stuwen die een probleem vormen voor de vismigratie. Conclusie In de eerste KRW-rapportage van 2004 is aan het Oude Diep voorlopig de status sterk veranderd toegekend. Op basis van de monitoringsresultaten blijkt dat de ecologische toestand ontoereikend is. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de huidige inrichting van het waterlichaam. De set van maatregelen die voor het Oude Diep is vastgesteld, leidt wel tot een verbetering van de ecologische toestand, maar niet tot de goede ecologische toestand. De ingrepen uit het verleden zijn niet terug te draaien zonder significante schade aan overige functies toe te brengen. De status sterk veranderd blijft daarom gehandhaafd GEP Voor de kwaliteitselementen vis, macrofauna en overige waterflora is het GET van 0.6 op de maatlat voor natuurlijke wateren niet haalbaar aangezien het waterlichaam sterk veranderd is. De geselecteerde maatregelen leiden niet tot voldoende stroming voor de terugkeer van stromingminnende macrofauna- en vissoorten. Wel zal de diversiteit aan soorten toenemen. Als GEP is daarom voor deze drie kwaliteitselementen 0.4 gekozen. In 2014 is het GEP voor vissen naar aanleiding van de aanpassingen van de maatlat verder verlaagd naar 0.15 (paragraaf 4.3.2). Oude Diep

85 11.7 Toestand 2014 De chemische toestand is nog niet goed. De meetwaarde ( g/l) voor sbghipinp (PAK) overschrijdt de norm (0.002g/l) Deze stof is gemeten op een meetpunt in het Meppelerdiep. Dit is waarschijnlijk niet representatief voor het Oude diep. Voor deze stof is de prognose dat in 2021 de norm wel gehaald wordt (paragraaf 6.1). De ecologische toestand is nog niet goed, aangezien nog niet alle onderdelen goed scoren (tabel 11.3). Alle fysische en chemische factoren voldoen aan het GEP behalve fosfaat. Het fosfaatgehalte in het Oude Diep is ten opzichte van 2009 wel sterk gedaald. De norm wordt nog net niet gehaald. In ieder geval lijkt er een dalende trend te zijn ingezet en de prognose voor 2021 is dan ook dat fosfaat aan de norm zal voldoen. Voor de landbouw wordt jaarlijks voor 1 februari het peil verlaagd zodat de mestreserves uitgereden kunnen worden op het land. Dit is nog een natte periode waarbij er veel afspoeling optreedt. Eventuele maatregelen zouden zich op deze periode kunnen richten. Van de specifiek verontreinigende stoffen voldoet koper niet aan de norm. Het betreft een meting in het Meppelerdiep. Na tweedelijnsbeoordeling zal koper waarschijnlijk wel aan de norm voldoen. Van de biologische kwaliteitselementen voldoet alleen de overige waterflora aan het GEP. Dit ondanks een hoge bedekking van kroos en waterpest door eutrofiering. Tabel 11.3 Beoordeling van de ecologische toestand in 2009 (met oude maatlatten?) en 2014 (met nieuwe maatlatten) de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009 en aangepast in 2014). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Kwaliteitselement Prognose 2021 GEP 2009 GEP 2014 Fytoplankton n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Macrofauna 0,290 0, Macrofyten 0,630 0, Vissen 0,260 0, Fosfaat (totaal in mg/l) 0,230 0,112 0,14 0,11 Stikstof (totaal) 1,21 1,35 4 2,3 ph 7,40 7,50 5,5-8,5 5,5-8,5 Chloride (mg/l) Zuurstof (%) 93,67 89, Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Koper <3.8 <3.8 Zink <7.8 <7.8 De macrofauna scoort matig en vissen zelfs ontoereikend. Voor beide kwaliteitselementen geldt dat er te weinig soorten zijn die passen bij het type R5, namelijk stromingminnende soorten. De huidige aangepaste gebieden bieden wel voldoende mogelijkheden, er is daar meer reliëf en er zijn binnen- en buitenbochten. Echter, zolang de volledige afvoer nog niet via de bovenloop op de beek terechtkomt, is er nog onvoldoende stroming in de zomer. De afvoer op de beek is nu gemiddeld genomen 0,10 m3/sec. Dit is een erg lage afvoer voor een R5 type beek en zorgt daardoor voor onvoldoende stroomsnelheid om de gewenste vissoorten en macrofauna aan te trekken die passen bij dit type beek. Verder zijn er nog geen dynamische plekken waar erosie plaatsvindt en te weinig schaduwrijke plaatsen en hoogteverschillen in het profiel van de watergang. Macrofauna herstelt zich bovendien minder snel dan waterflora, doordat macrofauna zich moeilijker verspreidt dan waterflora (zaden kunnen gemakkelijk via wind, water of dieren of zelfs door graafwerkzaamheden in herstelde trajecten zorgen voor nieuwe soorten). Macrofauna heeft meer hinder van segmentatie en verplaatst zich minder snel door een deel van de beek dat ligt in landbouwgebied. Voor vissen is er naast het gebrek aan geschikt leef- en paaigebied geen sprake van een vrij migreerbare beek. Migrerende soorten worden nog in te lage aantallen gevonden. De belemmeringen voor vismigratie zijn nog niet opgeheven. Nog een aantal stuwen wordt in de komende periode Oude Diep

86 vispasseerbaar gemaakt. Ook zijn de effecten van de maatregelen die tot 2015 zijn uitgevoerd nog niet waarneembaar. Het oude Diep mondt uit in de Hoogeveensche Vaart. Via de sluizen kunnen vissen naar het Oude Diep trekken. Dit kan een belemmering zijn voor de vissen. Een aangepast sluisbeheer van de Ossensluis en de Rogatsluis kan wellicht een bijdrage leveren aan het verbeteren van de visstand. (zie paragraaf 9.8). Het GEP en de waardering van vis is in 2015 getalsmatig lager dan in Dit is het gevolg van een andere berekeningswijze met een nieuwe maatlat. Dit betreft geen doelverlaging, maar aanpassing van methodiek. Er is in het veld geen sprake van een feitelijke achteruitgang en het oordeel is hierdoor niet gewijzigd. De ambitie en het doel zijn niet veranderd ten opzichte van de voorgaande periode Maatregelenpakket In het Oude diep is de te lage stroomsnelheid in de zomer het grootste knelpunt. De afvoer is dan laag. Een hogere stroomsnelheid kan pas optreden als de beekprofielen en waterpeilen kunnen worden aangepast. Met de projecten Roode Brand (de functie van landbouwgebied verandert in natuur) en Pesserma fase 2 (hermeandering) wordt de continuïteit van de stroomsnelheid in de zomer verbeterd. Door de functieverandering van landbouwgebied zal ook het fosfaatgehalte in de beek afnemen. Er is in het verleden een visie voor het stroomgebied van het Oude Diep opgesteld door het Drents Landschap. Over een lengte van 5-7 kilometer beektraject zijn inmiddels maatregelen getroffen. De realisatie van de gehele visie kost tijd. Met name grondverwerving, financiering en medewerking van particulieren speelt hierbij een rol. Voor de komende planperiode staan nog inrichtingsmaatregelen en het passeerbaar maken van stuwen gepland (tabel 11.4). Tabel 11.4 Maatregelen die uitgevoerd zijn in planperiode 1 ( ) en opgave voor planperiode 2 ( ) en 3 ( ) voor het Oude Diep. nr Maatregelen SGBP Eenheid Totale Gepland Uitgevoerd Opgave Opgave opgave Natuurvriendelijk onderhoud (actief km vegetatie- en waterkwaliteitsbeheer Hermeanderen (verbreden/natuurvriendelijke oever/hermeanderen) km 3. Natuurlijk inrichten (stromend water) km Natuurvriendelijke oevers (stilstaand 5 water) 5. Stuwen passeerbaar maken* stuks * *In de factsheets staat stuwen passeerbaar maken onder overige maatregelen omdat een deel hiervan eerder is uitgevoerd dan gepland. Maatregel 1: Maatregel 2: Het onderhoud is geëxtensiveerd ten behoeve van de ontwikkeling van water- en oeverplanten. Dit biedt habitat en schuilplaats aan macrofauna en vissen. Met het hermeanderen van de beek wordt beoogd meer continuïteit in de stroming te krijgen waardoor stromingminnende vissen en macrofauna worden aangetrokken. De uitvoering vindt plaats rond 2015 (1.3 km in het gebied Pesserma, 1.7 km bij Roode Brand). Voorgaande hermeanderingsprojecten in deze beek hebben geleid tot de terugkeer van een aantal stromingminnende macrofaunasoorten. Maatregel 3/4: Door het natuurlijk inrichten van de beek (bij Pesserma en Roode Brand) wordt beoogd meer aaneengeschakelde leefgebieden voor macrofauna en vissen te creëren. Daar waar een natuurlijke inrichting niet mogelijk is of niet leidt tot meer stroming, kunnen natuurvriendelijke oevers worden aangelegd. De effectiviteit van deze maatregel als aanvulling op reeds gerealiseerde maatregelen wordt nog nader onderzocht. Oude Diep

87 Maatregel 4: Stuwen worden passeerbaar gemaakt, zodat migrerende soorten de beek op kunnen trekken. Hierdoor verbetert de visstand. De Stuwen Kinholt (door 3 vispassages Oude Keene), Oostermaat en Sectweg zijn reeds vispasseerbaar. Drie andere stuwen (overlaat Molenhoeve, stuw Vledders en stuw Echten) worden naar verwachting nog voor eind 2015 gerealiseerd. Er resteren 7 stuwen voor de tweede planperiode Prognose 2021 en fasering Alle kwaliteitselementen, fysische en chemische factoren voldoen naar verwachting in 2021 aan het GEP behalve vis. Een aanzienlijk deel van de inrichtingsmaatregelen is al in de eerste planperiode uitgevoerd. Het geheel aan maatregelen is echter nodig om voor vis voldoende leefgebied met de benodigde ruimtelijke stromingsdynamiek en migratiemogelijkheden te kunnen bieden. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat het in veel gevallen een aantal jaren kan duren voordat het ecosysteem zich volledig heeft aangepast aan een nieuwe situatie. De visstand heeft na maatregelen tijd nodig om zich te herstellen en nieuwe soorten zullen het gebied moeten koloniseren. Ook kan het passeerbaar maken van de schutsluizen in de Hoogeveense Vaart van belang zijn voor vissen om het Oude Diep te kunnen bereiken. De resterende maatregelen kunnen niet allemaal in de komende planperiode worden uitgevoerd. Dit zou onevenredig kostbaar zijn. Oude Diep

88 12 Oude Vaart 12.1 Watersysteem Het waterlichaam de Oude Vaart behoort tot de categorie Rivieren, type R5; langzaam stromende middenloop/benedenloop op zandbodem (RBO Rijn-Oost, 2004). De oorsprong van de beek ligt ten oosten van Orvelte. De beek heeft in de omgeving van Orvelte geen natuurlijk brongebied, maar ontstaat in het beekdal direct grenzend aan het Oranjekanaal. Van oorsprong is de Oude Vaart een langzaam stromende meanderende beek. De Oude Vaart stroomt aan de noordzijde van Meppel uit in het Meppelerdiep (kaart 12.1). In de huidige situatie heeft de Oude Vaart een totale lengte van 45 kilometer (inclusief bovenloop). Ruim 33 kilometer hiervan is benoemd als waterlichaam. Het afwaterend oppervlak van het stroomgebied is ongeveer hectare. Uit historisch materiaal is gebleken dat het oorspronkelijke stroomgebied van de Oude Vaart groter is geweest. Met de aanleg van het Oranjekanaal zijn namelijk de oorspronkelijke zijbeken van de Oude Vaart, zoals de Elperstroom, Koehoorn en Leemsloot afgesneden van het beeksysteem en onder bemaling geplaatst. Foto 12.1 (links). Oude Vaart ter plaatse van Beilen (links landbouwfunctie, rechts stedelijk gebied). Foto 12.2 (rechts). Oude Vaart met de vaste stuw bij de uitmonding in de Drentse Hoofdvaart. De beek is ingeklemd tussen infrastructuur (openbare wegen en kaden) Functies en landgebruik stroomgebied Algemeen De omgevingsvisie van de provincie Drenthe (2014) benoemt de landbouw als hoofdfunctie die invloed heeft op de waterhuishouding in het stroomgebied van de Oude Vaart. Daarnaast ligt er op een enkele plaats een gebied met een natuurbestemming. De Oude Vaart stroom op een enkele plaats door stedelijk gebied. In het stroomgebied liggen de woonkernen Orvelte, Westerbork, Zwiggelte, Beilen, Makkum, Hijken, Brunsting, Dwingeloo, Lhee, Eemster, Uffelte, Ansen en Meppel. De woonkernen liggen voornamelijk op de flanken van het beekdal. Kaart 12.2 geeft een overzicht van de functies en de ligging van de woonkernen in het stroomgebied. Landbouwgebied In het grootste gedeelte van het beekdal staat de landbouwfunctie centraal. Op slechts een enkele plaats komt afwisselend de functie landbouw en natuur voor. Gezien de huidige landbouwfunctie zijn grootschalige veranderingen in waterpeil, profiel en tracé van de beek niet gewenst. Grasland bepaalt het grootste deel van het grondgebruik ( ha). Akkerbouw komt ook voor (3.240ha) (figuur 12.1 en kaart 12.3). Oude Vaart

89 Kaart 12.1 Het stroomgebied van de Oude Vaart. Oude Vaart

90 Natuurgebied Op plaatsen waar natuurgebieden grenzen aan de Oude Vaart bestaat de mogelijkheid om de beek aan te laten sluiten op het aangrenzende terrein (beekherstel). Afhankelijk van de aangrenzende functies kan ter plaatse van de natuurgebieden het waterpeil, profiel en tracé van de Oude Vaart aangepast worden. Door deze maatregelen kan de (interne) verdroging mogelijk worden opgelost. Momenteel is nog geen beekherstel voor de Oude Vaart uitgevoerd ha van het stroomgebied is natuur. Stedelijk gebied In de kern van Meppel (1,1 km) en Beilen (1,8 km) stroomt de Oude Vaart over een totale lengte van 2,9 kilometer door stedelijk gebied. Diverse bruggen en overige kunstwerken vormen knelpunten ten aanzien van de ecologische verbindingsfunctie. Bij Beilen kruist de Oude Vaart het Linthorst- Homankanaal. Hier stroomt de Oude Vaart door buizen onder het kanaal door. Het stedelijk gebied heeft in totaal een oppervlakte van ha in het stroomgebied van de Oude Vaart. Figuur 12.1 Grondgebruik in het stroomgebied van de Oude Vaart. In de huidige situatie zijn naast deze functies nog enkele water gerelateerde functies te onderscheiden, namelijk: Waterconservering, afvoer en aanvoer (ten behoeve van landbouw, natuur en stedelijk gebied); Opvang water in het beekdal en aangrenzende gronden in het kader van WaterBeheer 21 e eeuw (vasthouden, bergen en afvoeren); Ecologische functie: De Oude Vaart is geen onderdeel van een ecologische verbinding (bijlage 17). Wel loopt de oude vaart over kleine trajecten door delen van de EHS (de Wolden en het Westerveld); Grondwaterbeschermingsgebied (Beilen en Leggeloo); Recreatie (beperkt kanoën); Vismigratie vanuit Drentsche Hoofdvaart naar Oude Vaart (Koningsschut en Uffeltervaartje) (de aanwezige vispassage moet aangepast worden, deze blijkt niet goed te werken). Foto 12.3 (links). Op een enkele plaats grenst een natuurgebied aan de Oude Vaart. Oude Vaart

91 Foto 4 (rechts). De Oude Vaart bij Artelte in de omgeving van Havelte Waterhuishouding De waterhuishouding is met de huidige inrichting en het gevoerde peilbeheer afgestemd op de landbouwkundige functie van het stroomgebied. In het verleden is reeds over een kleine lengte een natuurvriendelijke oever aangelegd in de omgeving van Uffelte. De Oude Vaart heeft in de loop van de laatste eeuwen veel wijzigingen ondergaan onder meer door de aanleg van de scheepvaartkanalen de Drentse Hoofdvaart, de Beilervaart en het Oranjekanaal. Vooral in de periode zijn omvangrijke aanpassingen uitgevoerd in het stroomgebied van de Oude Vaart. De hoofdstroom werd genormaliseerd, er zijn stuwen geplaatst en oude bruggen werden vervangen. Ten noorden van Meppel werd de hoofdstroom afgeleid naar de Drentse Hoofdvaart om Meppel te vrijwaren van regelmatig terugkerende overstromingen. Om daarnaast de planologische mogelijkheden voor Beilen te vergroten is in 1968 de Beilerstroom omgelegd. Oorspronkelijk was het stroomgebied groter, maar door de aanleg van het Oranjekanaal en het Linthorst-Homankanaal zijn diverse delen uit vooral de bovenloop afgesneden. Deze delen wateren af op het kanalensysteem met behulp van gemalen. Daarnaast komen in het stroomgebied ca. 7 bemalingen voor. Veelal ontstaan door de waterstaatkundige ingrepen in het verleden. In de Oude Vaart komen 18 stuwen voor. Het watersysteem is geheel ingericht om te voldoen aan de landbouwfunctie rondom de beek. De beek heeft echter ook een ecologische functie en ten aanzien van deze functie voldoet het systeem niet aan een (half)natuurlijke beeksysteem. Enkele zijbeken of bovenlopen van de Oude Vaart zijn: de Elperstroom, Niklaasbeek, de Leemsloot, Ruimsloot, de Brustinger Leek, de Vorrelveenselake en de Leisloot Oude Vaart

92 Kaart 12.2 Functies in het stroomgebied van de Oude Vaart. Oude Vaart

93 Kaart 12.3 Grondgebruik in het stroomgebied van de Oude Vaart. Oude Vaart

94 12.4 Knelpunten in de uitgangssituatie Waterkwaliteit (belastingen) De Oude Vaart is onderhevig aan de volgende belastingen: Door afstromend wegwater en regenwaterriolen wordt het water belast met stikstof (N), fosfaat (P), zware metalen, etc.; Belasting met zware metalen en PAK ontstaat door verkeer (weg/rail) en infrastructuur; Atmosferische depositie veroorzaakt belasting met stikstof en PAK; Door uit- en afspoeling vanuit landbouwgronden vindt belasting plaats met stikstof (N), fosfor (P) Hydromorfologie De Oude Vaart is over de gehele lengte sterk aangetast ten opzichte van de natuurlijke situatie. Het waterhuishoudkundige systeem voldoet aan de landbouwfunctie rondom de beek. De beek heeft echter ook een ecologische functie en ten aanzien van deze functie voldoet het systeem niet aan een (half)natuurlijke beeksysteem. De beek is gekanaliseerd en genormaliseerd, waardoor lengte- en dwarsprofiel geen variatie meer hebben. Het dwarsprofiel is overgedimensioneerd (de beek heeft een waterbreedte van 9-15 m), wat in combinatie met regulatie (peilbeheer d.m.v. stuwen) zorgt voor een te lage stroomsnelheid. Vooral in de zomer is de afvoer laag. Er wordt dan ten behoeve van de landbouw water aangevoerd. Daarnaast zijn de oorspronkelijke zijbeken zoals de Elperstroom, Coehoorn en Leemsloot afgesneden van het beeksysteem. Tijdens piekafvoeren is het debiet juist te groot, waardoor zeer hoge stroomsnelheden ontstaan. Deze kunnen zorgen voor het wegspoelen van waterplanten, macrofauna en vis en voor het verdwijnen van habitat. Door het vaste eentonige profiel is er nauwelijks ruimtelijke variatie in stroomsnelheid, zoals rustig stromende tot stilstaande plekken en plaatselijk stroomversnellingen. Hierdoor ontbreekt het aan variatie in structuren (zoals steile, flauwe en overhangende oevers, zandbanken, grindbedden, etc.). Een groot deel van de (onderwater)oevers is stijl en biedt geen geschikt habitat voor natuurontwikkeling. Door overdimensionering en peilregulatie treedt nauwelijks nog inundatie op. De beek ligt voor het grootste deel in open gebied waardoor er geen beschaduwing is en er nauwelijks organisch materiaal (bladpakketten, takken en boomstammen) in de beek aanwezig is. Er zijn geen bomen op de oever om te zorgen voor dynamiek en variatie in de waterloop, zoals structuren langs de beek (boomwortels) en in de loop zelf (ingevallen bomen, takken en blad). Hierdoor ontbreken kenmerkende soorten van stromend water. Ook soorten die op vaste substraten, zoals grind, takken en stammen leven ontbreken grotendeels. Macrofaunasoorten die leven van grof detritus (afgebroken ingevallen blad) zijn onvoldoende aanwezig. De aanwezige stuwen beperken de mogelijkheden voor migratie van vissen en sommige macrofauna en de uitwisseling tussen populaties. De beek heeft veel waterplanten door de langzame stroming en de openheid. Intensief onderhoud zorgde in de beek voor een afname in abundantie en diversiteit van de vegetatie. Dit heeft ook effect op de macrofauna en vissen, doordat ook veel dieren worden verwijderd habitat verdwijnt. Inmiddels is het onderhoud geëxtensiveerd Selectie van maatregelen 2007 Op basis van de geconstateerde knelpunten is in het gebiedsproces een selectie gemaakt van maatregelen om de ecologische toestand van de Oude Vaart te verbeteren (tabel 12.1, voor methode zie paragraaf 7.2). Oude Vaart

95 Tabel 12.1 Overzicht van maatregelen en bepalingen en hun bijdrage aan KRW, WB21/GGOR en significante schade voor de functies veiligheid, drinkwater, economie en milieu in brede zin. De effectiviteit is weergegeven in vier klassen: zeer groot, groot, matig, beperkt. De kosten zijn eveneens ingedeeld in vier klassen: nihil, gering, matig en hoog (het betreft een inschatting van de effectiviteit en kosten op basis van de beschikbare kennis in 2007). De blauw gearceerde maatregelen zijn geselecteerd. Uitvoering van deze maatregelen leidt tot het GEP. Van deze maatregelen is de totale opgave gegeven. Maatregelen Draagt bij aan doelen KRW Draagt bij aan doelen WB21/GGOR KRW-maatregelen Hermeanderen X X Nee Groot Hoog Km 1.5 Natuurvriendelijk inrichten (accoladeprofiel, natuurvriendelijke oevers, inclusief paaiplaatsen, extra X Nee Groot Matig Km 6 aankoop 10 meter). Natuurvriendelijke oevers (flauw talud, plasdrasstroken) X X Nee Groot Matig Km 30 Stuwen vispasseerbaar maken X Nee Groot Hoog Aantal 13 Gedifferentieerd onderhoud gericht op natuurontwikkeling X Nee Groot Nihil Aantal 1 Plus hermeanderen langs natuurgebieden X X Nee Beperkt Hoog Natuurlijk (akker)randenbeheer X Nee Beperkt Gering Algemene maatregelen (ten behoeve van KRW) Intensiveren handhaving X Nee Beperkt Gering Reguleren visserij X Nee Beperkt Gering Voorlichting X Nee Beperkt Gering GGOR- en WB21-maatregelen Drainagebasis verhogen = herstel GGOR-functie X Nee Matig Gering Inrichten inundatiegebieden, oppervlakte gering (in combinatie met maatregel 1, 4 en 10) X X Nee Groot Matig Overig huidig en generiek beleid Afkoppelen verhard oppervlak X Nee Beperkt Hoog Aanpak overstorten Nee Beperkt Gering Beperkt gebruik bestrijdingsmiddelen op verhard oppervlak Nee Beperkt Beperkt Duurzaam bouwen Nee Beperkt Beperkt Generiek beleid landbouw X Nee Beperkt Matig Half natuurlijk peil (dynamiek, incl. drooglegging) X Ja Profielverkleining (extra vernatting > GGOR) Ja Beekvormende processen volledig natuurlijk X Ja Hermeanderen 100% van de lengte X Ja Stuwen verwijderen 100% X Ja Significante schade Effectiviteit Kosten Eenheid Waarde Vijf van deze maatregelen leiden tot significante schade aan de waterhuishoudkundige functie, bescherming tegen overstroming en afwatering van het gebied: 1. Natuurlijk waterpeil: De waterhuishouding in gebieden met een intensief agrarische functie vraagt om een gereguleerd grondwaterstand. In gebieden met een landbouwfunctie betreft het bijvoorbeeld de teelt van gewassen die optimaal renderen bij een bepaalde grondwaterstand, maar ook aan de berijdbaarheid van percelen die nodig is voor een goede bedrijfsvoering. Een natuurlijke fluctuatie van het peil heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk; 2. Hermeanderen in landbouwgebied: Het hermeanderen van beken heeft als doel meer variatie te creëren in het stromingspatroon en substraat van beken. Om dit te realiseren en eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding te compenseren, moet areaal worden vrijgemaakt ten behoeve van het verleggen van de beek en wellicht voor mogelijke inundaties die zullen plaatsvinden vanwege het gewijzigde profiel. Hierdoor gaat areaal voor de landbouw verloren, dat in het dichtbevolkte Nederland slechts beperkt en tegen relatief hoge kosten beschikbaar is. Oude Vaart

96 Bovendien worden inundaties vanwege de water- / slibkwaliteit op veel plaatsen uit milieuoverwegingen ongewenst geacht; 3. Hermeanderen in stedelijk gebied: In bebouwd gebied is het veelal niet mogelijk om ruimte aan de stedelijke omgeving te onttrekken om hermeandering te realiseren. Het areaal is doorgaans al in gebruik voor functies als wonen en werken. Door het ruimtebeslag van de hermeandering gaat areaal verloren voor functies met een hoge gebruikswaarde (met name wonen). Tot slot zullen diverse soorten infrastructuur, zoals wegen, kabels, leidingen en riolering niet meer functioneren zonder vergaande compenserende ingrepen; 4. Verwijderen van stuwen in intensief agrarisch gebied: Dit oppervlaktewaterpeil wordt gereguleerd door stuwen. Het verwijderen van stuwen in agrarisch gebied leidt tot lagere grondwaterpeilen en is dus ongewenst (verminderde opbrengsten). Bovendien kan door het ontbreken van stuwen niet meer worden ingespeeld op situaties van langdurige droogte of hoge afvoeren. De grondwaterstand wordt in groot deel van het jaar lager en extreem lage grondwaterstanden houden langer aan. De ontstane opbrengstderving voor de landbouw is niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Alternatief is de verplaatsing van functies; 5. Verhogen drainage: Het dempen van waterlopen of het verhogen van de drainagebasis heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is. Bovendien leiden de afgenomen mogelijkheden voor waterafvoer ertoe dat regenwater plaatselijk lang op het land blijft staan. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Alternatieven voor de ingrepen die hebben geleid tot het sterk veranderde karakter van het waterlichaam zijn beschouwd, maar deze zijn verworpen omdat ze technische onhaalbaar en/of onevenredig kostbaar bleken te zijn. Het waterlichaam ligt grotendeels in een gebied met bestemming landbouw en voor een kleiner deel bestemming stedelijk gebied en natuur. De waterhuishouding is op deze functies afgestemd. Verplaatsing van de landbouw is gezien het beperkt beschikbare areaal alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten. Aanpassen van de gebruiksfuncties stedelijk gebied is slechts mogelijk als grondeigenaren tegen een acceptabele prijs schadeloos worden gesteld of functieverplaatsing mogelijk is. Dat is alleen mogelijk tegen zeer hoge kosten. Er zijn weinig kansen voor grootschalig beekherstel in de Oude Vaart, omdat de beschikbare ruimte als gevolg van infrastructuur (verharde - en onverharde wegen, kaden) beperkt wordt. Door het toepassen van technische ingrepen kan de ruimte beschikbaar worden gesteld, maar dit zal gevolgen hebben voor de kosten (verwerving van gronden). Vervolgens is een inschatting gemaakt van de effectiviteit en kosten van de voorgestelde maatregelen. Als maatregelen met een geringe kosteneffectiviteit achterwege worden gelaten blijven vijf maatregelen over. De opgave voor deze maatregelen is opgenomen in tabel Het uitvoeren van dit maatregelenpakket moet leiden tot het behalen van het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Een deel van deze maatregelen is in de eerste planperiode opgenomen en uitgevoerd (paragraaf 12.8) Status & doelen Bepaling van de status De Oude Vaart heeft als status sterk veranderd gekregen. Voorafgaand aan de eerste planperiode is getoetst of de doelen voor natuurlijke wateren van het type R5 niet haalbaar zijn met het geplande maatregelenpakket. Als dit het geval is mag de waterbeheerder de doelen aanpassen. Hydromorfologische knelpunten zijn beschreven in paragraaf Stoffen en biologische kwaliteitselementen zijn getoetst op basis van monitoringsgegevens. Stoffen De gehalten van stoffen zijn in 2006 getoetst aan de regionale richtwaarden voor ecologie ondersteunende stoffen en aan de Europese normen voor prioritaire- en Rijnrelevante stoffen. De toetsing is uitgevoerd op het meest benedenstroomse meetpunt (1OUDV9RO). De waarden voor PAK s en bestrijdingsmiddelen zijn bij alle waterlichamen in 2006 met goed beoordeeld. Stoffen waarvan de beoordeling fluctueert, zijn weergegeven in tabel Deze scoren allemaal goed voor de Oude Vaart. Oude Vaart

97 Tabel 12.2 Kwaliteitsklassen voor ecologie ondersteunende stoffen en specifiek verontreinigende stoffen. Stof Fosfaat Stikstof Nikkel Koper Zink Biologie Kwaliteitsklasse 2006 Zeer goed Zeer goed Zeer goed Goed Zeer goed Om de biologische kwaliteit te bepalen van de voor R-typen relevante kwaliteitselementen (vegetatie, macrofauna en vis) waren voldoende gegevens beschikbaar. De ecologische gegevens zijn getoetst aan maatlatten voor een langzaam stromende beek op zand (R5) in de natuurlijke toestand. De beoordeling geeft een beeld van de gehele beek. De situatie is in 2009 als volgt ingeschat: Vegetatie: De vegetatie in de Oude Vaart is ontoereikend. De oorzaken zijn geanalyseerd met behulp van het model AqMaD (bijlage 16). Uit deze analyse is gebleken dat de waterkwaliteit voor de vegetatie over het algemeen goed is. Wel is er sprake van te weinig variatie in het dwarsprofiel, te weinig kwel en te weinig stroming. De wijze van onderhoud van het natte profiel vraagt aanpassing. Daarnaast is het van belang dat er voor het verkrijgen van een goede soortensamenstelling van de oeverplanten meer ondieptes aangelegd worden en dat kwel en stroming moeten toenemen. Vanuit het aangrenzende land vindt tevens ongewenste fosfaatuitspoeling plaats; Macrofauna: Door het ontbreken van voldoende stroming, met name in de midden- en de bovenloop van de Oude Vaart, stagneert de ontwikkeling van de macrofauna. De kwaliteit van de macrofauna is hierdoor als ontoereikend beoordeeld op de maatlat voor natuurlijke wateren van het type R5; Vissen: In 2007 is de visstand in de Oude Vaart onderzocht en beoordeeld. Hieruit is gebleken dat de kwaliteit van de visstand ontoereikend was. Knelpunten in de Oude Vaart zijn het ontbreken van voldoende geschikt habitat voor stromingminnende vissen en de aanwezige niet passeerbare stuwen. Waarschijnlijk vindt uitspoeling plaats van jonge vis door hoge piekafvoeren. Conclusie In de eerste KRW-rapportage van 2004 is aan de Oude Vaart voorlopig de status sterk veranderd toegekend. Op basis van de monitoringsresultaten blijkt dat de biologische toestand ontoereikend is. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de huidige inrichting van het waterlichaam. De set van maatregelen die voor de Oude Vaart is vastgesteld leidt wel tot een verbetering van de ecologische toestand, maar niet tot de goede ecologische toestand, omdat door deze maatregelen de stroming en dynamiek onvoldoende hersteld wordt. De ingrepen uit het verleden zijn niet terug te draaien zonder significante schade aan de functies toe te brengen. De status sterk veranderd blijft daarom gehandhaafd GEP Voor de kwaliteitselementen vis, macrofauna en overige waterflora is het GET van 0.6 op de maatlat voor natuurlijke wateren niet haalbaar aangezien het waterlichaam sterk veranderd is. Het GEP is voor deze drie kwaliteitselementen op 0.4 gezet. De toestand kan na het uitvoeren van de geplande maatregelen verbeteren maar stromingminnende soorten zullen in onvoldoende mate terugkeren om een hoger doel te kunnen stellen. In 2014 is het GEP voor vissen naar aanleiding van de aanpassingen van de maatlat verder verlaagd naar 0.15 (paragraaf 4.3.2) Toestand 2014 De chemische toestand is nog niet goed. De meetwaarde ( g/l) voor sbghipinp (PAK) overschrijdt de norm (0.002g/l) Deze stof is gemeten op een meetpunt in het Meppelerdiep. Dit is waarschijnlijk niet representatief voor de Oude Vaart. Voor deze stof is de prognose dat in 2021 de norm wel gehaald wordt (paragraaf 6.1). Oude Vaart

98 De ecologische toestand is nog niet goed, aangezien nog niet alle onderdelen goed scoren (tabel 12.2). Alle ecologie ondersteunende fysisch-chemische factoren voldoen aan het GEP. De nutriënten zijn stabiel, er is nauwelijks verschil tussen 2009 en Ook alle specifiek verontreinigende stoffen voldoen aan de norm. Tabel 12.2 Beoordeling van de ecologische toestand in 2009 (met oude maatlatten) en 2014 (met nieuwe maatlatten) de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009 en aangepast in 2014). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Kwaliteitselement prognose 2021 GEP 2009 GEP 2014 Fytoplankton Macrofauna 0,410 0, Macrofyten 0,350 0, Vissen 0,370 0, Fosfaat (totaal in mg/l) 0,060 0,063 0,14 0,11 Stikstof (totaal) 1,04 1,07 4 2,3 ph 7,74 7,57 5,5-8,5 5,5-8,5 Chloride (mg/l) Zuurstof (%) 90,67 84, Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) Koper <3.8 <3.8 Zink <7.8 <7.8 De macrofauna scoort in 2014 nog net matig. In 2009 was de klasse goed. Deze achteruitgang wordt veroorzaakt door natuurlijke fluctuatie. Het verschil is niet significant. De macrofauna score kan verder worden verbeterd door een verhoging van de stroomsnelheid in de beek. Er missen vooral kenmerkende taxa voor stromend water. Bovendien is er weinig variatie in het dwarsprofiel en substraten. Ook de oever is weinig divers maar eentonig met een schuin talud. Kortom er zijn te weinig verschillende en dan vooral stromend water habitats (bijvoorbeeld ondieptes in binnenbochten, holle oevers, boomwortels, waterplanten, zandige waterbodem, zon/schaduw, stromingsvariatie). Een meer gevarieerdere oever zal naar verwachting voor meer standplaatsen zorgen voor vegetatie en meer schuilmogelijkheden en habitattypen voor macrofauna. In dit waterlichaam moeten nog maatregelen worden uitgevoerd. Een deel wordt in de komende planperiode uitgevoerd. De belangrijkste maatregel voor macrofauna, namelijk hermeandering wordt pas in de derde planperiode uitgevoerd. Omdat de score nu al bijna goed is, is de verwachting dat in 2021 het GEP weer bereikt wordt. Vissen scoren eveneens matig. Er ontbreken stromingminnende soorten en er zijn weinig migrerende soorten gevonden. Dit wordt veroorzaakt door het ontbreken van migratiemogelijkheden, paaiplaatsen, winterrustplaatsen, opgroeiplaatsen voor jonge vis en fourageerplaatsen. Ook voor vissen geldt dat maatregelen nog genomen moeten worden. Een groot deel van de maatregelen zal pas in de derde planperiode worden uitgevoerd. De verwachting is dan ook dat de score voor vis in 2021 nog niet aan het GEP zal voldoen. Het GEP en de waardering van vis is in 2015 getalsmatig lager dan in Dit is het gevolg van een andere berekeningswijze met een nieuwe maatlat. Dit betreft geen doelverlaging, maar aanpassing van methodiek. Er is in het veld geen sprake van een feitelijke achteruitgang en het oordeel is hierdoor niet gewijzigd. De ambitie en het doel zijn niet veranderd ten opzichte van de voorgaande periode. Water- en oevervegetatie scoort goed in dit waterlichaam. Het doel is in 2014 gehaald. Dit zal ook in 2021 het geval zijn Maatregelenpakket In de Oude Vaart zijn nog geen inrichtingsmaatregelen uitgevoerd. Deze zijn gepland voor de komende twee planperioden. Dan zullen ook de stuwen vispasseerbaar gemaakt worden (tabel 12.3). Oude Vaart

99 Tabel 12.3 Maatregelen die uitgevoerd zijn in planperiode 1 ( ) en opgave voor planperiode 2 ( ) en 3 ( ) voor de Oude Vaart. Nr Maatregel Eenheid Totale opgave Gepland Uitgevoerd 2015 Opgave Opgave Natuurvriendelijk onderhoud (actief vegetatie- en waterkwaliteitsbeheer km Hermeanderen 2. (verbreden/natuurvriendelijke km oever/hermeanderen) 3. Natuurvriendelijk inrichten (verbreden of aanleggen natuurvriendelijke oever) km Natuurvriendelijke oever Stuwen passeerbaar maken stuks 13* 3 10 *12 van de 13 stuwen liggen binnen dit waterlichaam Maatregel 1: Maatregel 2: Inmiddels is het onderhoud in deze beek geëxtensiveerd ten behoeve van de vegetatie. De abundantie en soortenrijkdom van de planten neemt hierdoor toe. Dit biedt meer habitat voor macrofauna en vissen. Hermeandering moet leiden tot een hogere stroomsnelheid, meer variatie in stroming en structuren en een grotere diversiteit aan habitats. Hierdoor zouden stromingminnende vissen en macrofaunasoorten kunnen terugkeren. In de komende periode worden nut en noodzaak van deze maatregel nog nader onderzocht op basis van de meest recente kennis en inzichten. De mate van succes hangt vooral af van de te realiseren stroomsnelheid en de lengte van het traject. Het is daarom van belang om een hydrologisch onderzoek uit te voeren naar de te verwachten stroomsnelheid en het meest optimale profiel (zie Wold Aa). Maatregel 3/4: Natuurvriendelijke oevers en een natuurlijke inrichting verbeteren de (diversiteit en de mate van voorkomen) van oevervegetatie, waardoor de soortenrijkdom aan macrofauna en vissen toeneemt. Deze maatregel zorgt echter niet voor de terugkeer van stromingminnende soorten. Maatregel 5: Ten behoeve van vismigratie en verbetering van de visstand worden 13 stuwen vispasseerbaar gemaakt. Hiervan liggen 12 stuwen binnen het waterlichaam Prognose 2021 en fasering Alleen het kwaliteitselement vis zal in 2021 naar verwachting nog niet aan het GEP voldoen. Dit wordt veroorzaakt doordat een groot deel van de stuwen pas in de derde planperiode passeerbaar wordt gemaakt. Ook een deel van de maatregelen om meer geschikt habitat voor vis te creëren wordt pas uitgevoerd in Het is onevenredig kostbaar en technisch onhaalbaar (paragraaf 7.5.2) om alle maatregelen in de tweede planperiode uit te voeren. Oude Vaart

100 13 Reest 13.1 Watersysteem Het waterlichaam de Reest behoort tot de categorie Rivieren, type R12; langzaam stromende middenloop/benedenloop op veenbodem (RBO Rijn-Oost, 2004). De oorsprong van de beek ligt ten zuidoosten van Drogteropslagen. De Reest stroomt in westelijke richting. Benedenstrooms stroomt het grootste deel van de beek af in de (omgelegde) Hoogeveensche Vaart. Een kleiner deel van de afvoer kruist de Hoogeveensche Vaart en stroomt verder door het stedelijk gebied van Meppel en mondt uiteindelijk uit in het Meppelerdiep (kaart 13.1). De beek heeft over de hele lengte nog een meanderende loop. In de huidige situatie heeft de Reest een totale lengte van 34 kilometer. Het afwaterend oppervlak bedraagt ongeveer hectare. In de winterperiode is het afwaterend oppervlak ongeveer hectare groter. In de zomermaanden watert deze hectare geheel af op de Reestvervangende leiding. Op kaart 13.1 is dit gebied met een paarse omlijning aangegeven. Naast de afwatering van deze hectare worden ook de pieken in de waterafvoer van de Reest grotendeels opgevangen door de Reestvervangende leiding. De Reestvervangende leiding watert benedenstrooms van de Ossesluis af op de Hoogeveensche Vaart. Foto 13.1(links). Foto 13.2 (rechts). De Reest in de zomermaanden. De Reest in een winterlandschap Functies & landgebruik Algemeen De Omgevingsvisie van de Provincie Drenthe (2014) benoemt twee hoofdfuncties die beide invloed hebben op de waterhuishouding in het stroomgebied van de Reest. De lagere gronden in het beekdal van de Reest worden gekenmerkt door natuur, afgewisseld met enkele kleine percelen landbouwgrond. De hoger gelegen gronden in het stroomgebied hebben over het algemeen een landbouwbestemming. In het stroomgebied liggen de woonkernen Balkbrug, de Wijk, IJhorst en Meppel. Het stedelijk gebied beslaat 513 ha van het stroomgebied. Kaart 13.2 geeft een overzicht van de functies en de ligging van de woonkernen in het stroomgebied van de Reest. Oppervlaktewater beslaat 16 ha van het stroomgebied (figuur 13.1). Landbouwgebied De landbouwgebieden (6.458 ha grasland en 835 ha akkerbouw, figuur 13.1) zijn vooral terug te vinden op de noordelijke flanken van het beekdal (kaart 13.3). Er is echter ook een aantal percelen dat zich dicht bij de beek bevindt. Dat maakt natuurlijk peilbeheer over een groot traject niet goed mogelijk. Reest

101 Kaart 13.1 Het stroomgebied van de Reest. Reest

102 Natuurgebied Rondom de Reest zijn veel natuurgebieden (851 ha.). Op plaatsen waar natuurgebieden direct grenzen aan de Reest kan de beek worden ingepast in het aangrenzende terrein (beekherstel). Het plaatselijk uitvoeren van beekherstel kan bijdragen aan het herstel van de beek naar een natuurlijkere situatie. Door de ligging van enkele landbouwpercelen langs de Reest zal beekherstel slechts plaatselijk uitgevoerd kunnen worden. Ook aanpassingen in waterpeil en profiel ten behoeve van omliggende natuur is slechts plaatselijk mogelijk. Figuur Grondgebruik in het stroomgebied van de Reest. Overige functies In de huidige situatie zijn naast de functies landbouw en natuur nog enkele water gerelateerde functies te onderscheiden, namelijk: In het stroomgebied van de Reest zelf is geen grondwaterbeschermingsgebied of grondwaterwinstation aanwezig. In het extra afvoergebied van circa hectare (in de winter wel afwaterend via de Reest) ligt echter wel een grondwaterbeschermingsgebied en grondwaterwingebied. Tussen Alteveer en Zuidwolde bevindt zich een grondwaterproductiestation; Waterafvoer en aanvoer (ten behoeve van landbouw); Ecologische functie: de beekdalgraslanden langs de Reest vallen onder de EHS (bijlage 17) Waterhuishouding Het beekdal van de Reest heeft haar oorsprong in de voormalige, oostelijk gelegen hoogveengebieden. De Reest zelf is dan ook van oorsprong een hoogveenbeek. Voor de grootschalige ontginning van de hoogveengebieden in Oost-Nederland werd de Reest gevoed door een constante afvoer vanuit deze venen. Als gevolg van onder andere de grootschalige vervening is de afvoer van de Reest sterk afgenomen en werd deze bovendien veel onregelmatiger. Het afvoergebied is sterk verkleind ten opzichte van de natuurlijke situatie. Door het graven van de Hoogeveensche Vaart en de Dedemsvaart is het stroomgebied van de Reest aanzienlijk verkleind en veranderde het waterregime. Na WO II zijn enkele afleidingen aangelegd naar de Hoogeveensche Vaart (Reest vervangende Leiding) en het Ommerkanaal. Een deel van het oorspronkelijk stroomgebied watert momenteel af via deze kanalen. Door de verschillende ruilverkavelingen in en rondom het beekdal zijn de grondwaterstanden in de afgelopen decennia in de natuurgebieden in het beekdal maar ook in de daarbuiten gelegen infiltratiegebieden sterk gedaald (Vegter 1992). De beek en het beekdal zijn onder te verdelen in een bovenloop, een middenloop (vanaf de uitmonding van de Bomertsvaart tot de laatste bestaande voorde voor de N48) en een benedenloop (vanaf de Hoogeveensche Vaart tot net voorbij de uitmonding van de Bomertsvaart), die variëren in bodemopbouw, waterhuishouding, natuurkwaliteit en landschappelijke verschijning. Reest

103 Met de inrichting en het gevoerde peilbeheer past de waterhuishouding gedeeltelijk bij de natuurfunctie van het gebied. Vanuit de KRW is voorafgaand aan de eerste planperiode geconcludeerd dat er nog winst te behalen valt door meer dynamiek aan te brengen in de peilen van de Reest en het omhoog brengen van het huidige grondwaterpeil, zowel in het beekdal als in de directe omgeving. Door beekherstel (het aanpassen van het profiel en waterpeil van de beek) zou de kwelstroom naar de beeklanden deels hersteld kunnen worden. In december 2003 is er een gebiedsplan voor het plattelandsgebied rondom de Reest opgesteld met de titel Samen over de Reest. Het is opgesteld door gebiedspartners de provincies Overijssel en Drenthe in samenwerking met gemeenten, waterschap, de landschappen en maatschappelijke organisaties in het gebied, met als doel het vitaliseren van het plattelandsgebied rondom de Reest. De maatregelen die zijn uitgevoerd staan beschreven in paragraaf Foto 13.3 (links): De Reest vanuit de lucht gezien. Foto 13.4 (rechts): Stuw in de Reest bij Dickninge. Reest

104 Kaart 13.2 Functies in het stroomgebied van de Reest. Reest

105 Kaart 13.3 Grondgebruik in het stroomgebied van de Reest. Reest

106 13.4 Knelpunten in de uitgangssituatie Waterkwaliteit (belastingen 2009) De Reest is onderhevig aan de volgende belastingen: Door uit- en afspoeling vanuit landbouwgronden vindt belasting plaats met stikstof (N), fosfor (P) en gewasbeschermingsmiddelen; Door afstromend wegwater en regenwaterriolen wordt het water belast met stikstof (N), fosfaat (P), zware metalen, etc.; Atmosferische depositie veroorzaakt belasting met stikstof. Vooral de belasting met nutriënten vanuit de landbouw zorgde voor hoge N en P gehalten in Inmiddels zijn deze gehalten sterk gedaald Hydromorfologie De Reest heeft nog wel haar oorspronkelijke meanderende vorm. Het belangrijkste probleem voor de Reest is de beperkte afvoer en de ligging in een open beekdal. Door het verdwijnen van de vele hoogveenvlaktes is het oorspronkelijke afstroomgebied aanzienlijk beperkt. Deze vlaktes zijn nu goed ontwaterde landbouwgebieden die niet meer afwateren via de Reest. In het stroomgebied van de middenloop watert in de winter een deel af via de Reestvervangende Leiding en ook piekafvoeren worden via deze waterloop afgevoerd. Hierdoor is de afvoer in de Reest zelf sterk afgenomen waardoor de stroomsnelheid te laag is. De overdimensionering in de midden- en benedenloop draagt ook bij aan een te lage stroomsnelheid. Ook in de Reest vindt omgekeerd peilbeheer plaats en wordt het peil door middel van stuwen gereguleerd. Ook dit draagt bij aan een te lage stroomsnelheid. Door de lage stroomsnelheid is er weinig dynamiek in de beek. Doordat de beek niet is recht getrokken is er nog enige variatie in structuren, zoals steile, flauwe en overhangende oevers. Door overdimensionering en peilregulatie treedt minder inundatie op. De beek ligt voor het grootste deel in open gebied waardoor er geen beschaduwing is en er nauwelijks organisch materiaal (bladpakketten, takken en boomstammen) in de beek aanwezig is. Er zijn geen bomen op de oever om te zorgen voor dynamiek en variatie in de waterloop, zoals structuren langs de beek (boomwortels) en in de loop zelf (ingevallen bomen, takken en blad). Door de lage stroomsnelheid komen weinig kenmerkende soorten van stromend water voor. Ook soorten die op vaste substraten, zoals grind, takken en stammen leven ontbreken grotendeels. Macrofaunasoorten die leven van grof detritus (afgebroken ingevallen blad) zijn onvoldoende aanwezig. De aanwezige stuwen beperkten de mogelijkheden voor migratie van vissen en sommige macrofauna en de uitwisseling tussen populaties. De afgelopen jaren zijn alle stuwen in de Reest vispasseerbaar gemaakt. De beek heeft veel waterplanten door de langzame stroming en de openheid. Intensief onderhoud zorgde in de beek voor een afname in abundantie en diversiteit van de vegetatie. Dit heeft ook effect op de macrofauna en vissen, doordat veel dieren meegenomen worden en doordat habitat verdwijnt. Inmiddels is het onderhoud geëxtensiveerd. Reest

107 13.5 Selectie van maatregelen 2007 Tabel 13.1 Overzicht van maatregelen en bepalingen en hun bijdrage aan KRW, WB21/GGOR en significante schade voor de functies veiligheid, drinkwater, economie en milieu in brede zin. De effectiviteit is weergegeven in vier klassen: zeer groot, groot, matig, beperkt. De kosten zijn eveneens ingedeeld in vier klassen: nihil, gering, matig en hoog (inschatting van effectiviteit en kosten uit 2007). De blauw gearceerde maatregelen zijn geselecteerd. Uitvoering van deze maatregelen leidt tot het GEP. Van deze maatregelen is de totale opgave gegeven. Maatregelen KRW-maatregelen Ondieptes aanbrengen, profielafmetingen laten variëren (plaatselijke versmallingen: extra vernatting, >GGOR), elzenbroekbos aanleggen en paaiplaatsen aanbrengen. Draagt bij aan doelen KRW Draagt bij aan doelen WB21/GGOR Significante schade Effectiviteit Kosten Waarde Eenheid X X Nee Groot Matig 1 Km Stuwen vispasseerbaar maken X Nee Groot Matig 2 Aantal Aankoppelen bovenstrooms gelegen gebied in combinatie met het verbeteren van de X X Nee Groot Hoog 2500 Ha waterkwaliteit van het afstromend water. Gedifferentieerd onderhoud gericht op natuurontwikkeling X Nee Groot Nihil 1 Aantal Verbinding met benedenloop herstellen (onderleider, diameter 100 cm lengte 100 X Nee Beperkt Hoog meter) Natuurlijk (akker)randenbeheer (in afstromend gebied) X Nee Beperkt Gering Algemene maatregelen (ten behoeve van KRW) Intensiveren handhaving X Nee Beperkt Gering Reguleren visserij X Nee Beperkt Gering Voorlichting X Nee Beperkt Gering GGOR- en WB21-maatregelen Inrichten inundatiegebieden, oppervlakte groot X X Nee Groot Hoog Natuurlijk peil (dynamiek, incl. inundaties) X X Nee Groot Gering Drainagebasis verhogen = herstel GGORfunctie X Nee Matig Gering Overig huidig en generiek beleid Aanpak overstorten Nee Beperkt Gering Afkoppelen verhard oppervlak X Nee Beperkt Hoog Beperkt gebruik bestrijdingsmiddelen op verhard oppervlak Nee Beperkt Beperkt Duurzaam bouwen Nee Beperkt Beperkt Generiek beleid landbouw X Nee Beperkt Matig Beekvormende processen volledig natuurlijk X Ja Stoppen grondwateronttrekking Ja Hermeanderen 100% van de lengte X Ja Op basis van de geconstateerde knelpunten is in het gebiedsproces een selectie gemaakt van maatregelen (voor methode zie paragraaf 7.2) om de ecologische toestand van de Reest te verbeteren (tabel 13.1). Twee van deze maatregelen leiden tot significante schade aan de waterhuishoudkundige functie, bescherming tegen overstroming en afwatering van het gebied: 1. Aantakken van landbouwgebied: Het aantakken van beektrajecten/het aanleggen van een nevengeul in landbouwgebied heeft als gevolg dat areaal dat in gebruik is bij (intensieve) landbouw moet worden vrijgemaakt ten behoeve van beektrajecten. Hierdoor gaat areaal voor landbouw verloren. Aanpassen van de gebruiksfuncties is slechts mogelijk als grondeigenaren tegen een redelijke prijs schadeloos worden gesteld of functieverplaatsing mogelijk is; Reest

108 2. Hanteren van natuurlijk waterpeil: De waterhuishouding in gebieden met een intensief agrarische functie vraagt om een gereguleerd grondwaterstand. In gebieden met een landbouwfunctie betreft het bijvoorbeeld de teelt van gewassen die optimaal renderen bij een bepaalde grondwaterstand, maar ook aan de berijdbaarheid van percelen die nodig is voor een goede bedrijfsvoering. Een natuurlijke fluctuatie van het peil heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Alternatieven voor de ingrepen die hebben geleid tot het sterk veranderde karakter van het waterlichaam zijn beschouwd, maar deze zijn verworpen omdat deze leiden tot onevenredig hoge kosten en omdat ze technisch onhaalbaar zijn. Het waterlichaam ligt in een gebied met zowel landbouw als natuur. De waterhuishouding is afgestemd op deze functies. Verplaatsing van de landbouw is gezien het beperkt beschikbare areaal alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten. Van de maatregelen die geen significante schade veroorzaken is bepaald hoe effectief en hoe kostbaar ze zijn. De maatregelen met een beperkte effectiviteit vallen buiten het GEP- en maatregelenpakket (zie ook hoofdstuk 4). Als maatregelen met een geringe kosteneffectiviteit achterwege worden gelaten blijven vier maatregelen over. De opgave voor deze maatregelen is opgenomen in tabel Het uitvoeren van dit maatregelenpakket moet leiden tot het behalen van het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Een deel van deze maatregelen is in de eerste planperiode opgenomen en uitgevoerd (paragraaf 13.8) Status & doelen Bepaling van de status De Reest heeft als status sterk veranderd gekregen. Voorafgaand aan de eerste planperiode is getoetst of de doelen voor natuurlijke wateren van het type R12 niet haalbaar zijn met het geplande maatregelenpakket. Als dit het geval is mag de waterbeheerder de doelen aanpassen. Hydrologische en chemische knelpunten zijn beschreven in paragraaf De biologische kwaliteitselementen zijn getoetst op basis van monitoringsgegevens. Biologie Vegetatie: De vegetatie in de Reest behaalde in 2009 de goede ecologische toestand (0.7). Na landelijke aanpassing van de maatlat is de score echter gedaald. De gegevens van 2014 scoren met de nieuwe maatlat net niet de GET. De vegetatie (water- en oeverplanten) kan nog verder verbeteren door een verbetering van de waterkwaliteit. Voor macrofyten is vooral verlaging van het ammoniakgehalte belangrijk. Daarnaast is er te weinig kwel in het beekdal en langs de oevers en zijn er te weinig ondieptes in de Reest. Langs de oevers treedt bovendien verzuring op door afstromend regenwater. Aangezien de score net onder het GET ligt, is het GET voor vegetatie waarschijnlijk haalbaar door het uitvoeren van de maatregel gedifferentieerd onderhoud; Macrofauna: Door het ontbreken van voldoende stroming, met name in de bovenloop van de Reest, stagneert de ontwikkeling van de macrofauna. De beoordeling voor de macrofauna van de Reest is hierdoor matig. Het GET wordt niet haalbaar geacht met de geplande maatregelen. Het doel voor macrofauna is daarom aangepast; Vissen: In 2007 is de visstand in de Reest beoordeeld met de maatlat voor natuurlijke wateren. Hieruit volgde een goede score. Zoals opgemerkt bij macrofauna wordt niet verwacht dat de stroomsnelheid in de beek aanzienlijk zal toenemen. Dit betekent dat de rheofiele soorten wel in de minderheid zullen blijven. De vismigratieknelpunten (3 stuwen) zullen deels opgelost worden. Conclusie In de eerste KRW-rapportage van 2004 is aan de Reest voorlopig de status sterk veranderd toegekend. Op basis van de monitoringsresultaten blijkt dat de biologische toestand voor macrofauna slechts matig is. Dit wordt vooral veroorzaakt door de huidige inrichting van het waterlichaam. De set van maatregelen die voor de Reest is vastgesteld, leidt wel tot een verbetering van de ecologische toestand maar niet voor alle kwaliteitselementen tot de GET. De ingrepen uit het verleden zijn niet terug te draaien zonder significante schade aan de functies toe te brengen (paragraaf 13.5). De status sterk veranderd blijft daarom gehandhaafd en de doelen worden aangepast voor macrofauna en vis. Reest

109 GEP Het GET is voor macrofauna en vissen dus niet haalbaar door de ingrepen in hydrologie en morfologie die maar ten dele te mitigeren zijn. De ecologische doelstelling voor macrofauna en vissen is hierop aangepast (voor beide is het GEP een EKR van 0.4). Er wordt niet verwacht dat de stroming in de beek voldoende zal toenemen om een goede toestand op de maatlat voor natuurlijke wateren te kunnen realiseren. Rheofiele soorten zullen in de minderheid blijven. De vismigratieknelpunten (3 stuwen) zullen deels opgelost worden. Verwacht wordt dat door het passeerbaar maken van de stuwen een verbetering haalbaar is. Of dit voldoende is voor een hogere GEP is moeilijk te voorspellen. In 2014 is het GEP voor vissen aangepast. Dit betreft een administratieve aanpassing naar aanleiding van het aanpassen van de ecologische maatlatten (zie paragraaf 4.3.2). Dit resulteerde voor de Reest in een veel lagere score voor vissen. Het GEP voor vissen is evenredig met de verlaging van de score aangepast en komt daarmee op 0.2. De ambities en het maatregelenpakket veranderen hier niet door. Voor andere kwaliteitselementen zijn de ecologische doelen niet aangepast, omdat het effect van de aangepaste maatlatten gering was of omdat het GEP ondanks de aanpassingen (bijna) bereikt wordt Toestand 2014 De chemische toestand is nog niet goed. De meetwaarde ( g/l) voor sbghipinp (PAK) overschrijdt de norm (0.002g/l) Deze stof is gemeten op een meetpunt in het Meppelerdiep. Dit is waarschijnlijk niet representatief voor de Reest. Voor deze stof is de prognose dat in 2021 de norm wel gehaald wordt (paragraaf 6.1). De ecologische toestand is nog niet goed, aangezien nog niet alle onderdelen goed scoren (tabel 13.3). Van de ecologische toestand voldoen de meeste kwaliteitselementen in 2014 aan het GEP, behalve macrofyten, fosfaat en zuurstof. Het fosfaatgehalte is wel sterk verbeterd ten opzichte van Het GEP is echter verlaagd, waardoor het nog net niet gehaald wordt. Ook het zuurstofverzadigingspercentage is enigszins verbeterd ten opzichte van Het gehalte ligt nog net onder het GEP. Tabel 13.3 Beoordeling van de ecologische toestand in 2009 (met oude maatlatten?) en 2014 (met nieuwe maatlatten) de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009 en aangepast in 2014). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Kwaliteitselement Prognose 2021 GEP 2009 GEP 2014 Fytoplankton n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Macrofauna Macrofyten Vissen Fosfaat (totaal in mg/l) 0,900 0,139 0,14 0,11 Stikstof (totaal) 13,07 2,14 4 2,3 ph 7,38 7,29 5,5-8,5 5,5-8,5 Chloride (mg/l) Zuurstof (%) 64,33 68, Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Koper Zink De prognose is dat in 2021 door het effect van het aankoppelen van bovenstrooms gebied ook macrofyten, fosfaat en zuurstof aan het GEP zullen voldoen. Verbetering van de stroming zal leiden tot diversere vegetatie en betere zuurstofcondities. Het GEP en de waardering van vis en macrofyten is in 2015 getalsmatig lager dan in Dit is het gevolg van een andere berekeningswijze met een nieuwe maatlat. Dit betreft geen doelverlaging, maar aanpassing van methodiek. Er is in het veld geen sprake van een feitelijke achteruitgang en het Reest

110 oordeel is hierdoor niet gewijzigd. De ambitie en het doel zijn niet veranderd ten opzichte van de voorgaande periode. De specifiek verontreinigende stoffen voldoen allemaal aan de doelstelling Maatregelenpakket De belangrijkste maatregel voor de Reest, namelijk het aankoppelen van bovenstrooms gelegen gebied is in voorbereiding. De uitvoering zal in de tweede planperiode plaatsvinden. Het is nog onzeker of fase 2 van deze maatregel nog uitgevoerd gaat worden (tabel 13.4). Tabel 13.4 Maatregelen die uitgevoerd zijn in planperiode 1 ( ) en opgave voor planperiode 2 ( ) en 3 ( ) voor de Reest. Nr Maatregelen SGBP Eenheid Totale opgave Gepland Uitgevoerd 2015 Opgave Aankoppelen bovenstrooms gelegen gebied in combinatie met het verbeteren van de Aantal waterkwaliteit van het afstromend water, fase 1 2. Aankoppelen bovenstrooms gelegen gebied in combinatie met het verbeteren van de Aantal 1 0 waterkwaliteit van het afstromend water, fase 2 3. Natuurvriendelijk onderhoud (actief vegetatie- en Aantal waterkwaliteitsbeheer) Overige maatregelen 4. Ondieptes aanbrengen, profielafmetingen laten variëren (plaatselijke versmallingen: extra vernatting, >GGOR), Km elzenbroekbos aanleggen en paaiplaatsen aanbrengen. 5. Stuwen vispasseerbaar maken * Aantal * Project Samen over de Reest, ter verbetering van de visstand. Opgave Figuur 13.2 Maatregelenkaart middenloop Reestdal Reest

111 Maatregel 1: Door het aankoppelen van bovenstroomse gebieden wordt de stroming bij lagere afvoeren in de Reest verbeterd ten behoeve van de visstand, macrofauna en waterflora. Bovenstrooms gebied wordt aangekoppeld door maatregelen in het watersysteem. Deze maatregelen vallen onder de landinrichting van Zuidwolde. Door het verhogen van het peil in de Reestvervangende Leiding kan meer en vaker water via de Reest worden geleid, hetgeen leidt tot een constanter en hoger debiet en beter stromingsregime. Tevens wordt er broekbos aangelegd waardoor meer schaduw ontstaat in de beek (ten zuiden van de koppelleiding Nolde). Het aankoppelen van bovenstrooms gelegen gebied fase 1 (landinrichting Zuidwolde) in combinatie met het verbeteren van de waterkwaliteit van het afstromend water in de Reest heeft vertraging opgelopen. De planvoorbereiding van deze maatregel is gestart, maar de uitvoering zal naar pas na 2015 plaatsvinden. Dit komt doordat de landinrichting waarbinnen deze maatregel valt, vertraging heeft opgelopen. De maatregel is daarom verschoven naar de tweede planperiode. Maatregel 2: Fase 2 van deze maatregel is ook afhankelijk van landinrichtingsprocessen. Het is nog niet duidelijk wanneer en of deze maatregel uitgevoerd kan worden. Tevens is de Ecologische Hoofdstructuur aangepast wat eveneens van invloed is. Doordat de prognose voor 2021 al goed is, is het nut van deze maatregel waarschijnlijk beperkt. Fase 2 is daarom niet meer opgenomen in de derde planperiode. Maatregel 3: Het onderhoud wordt door de beheerders sinds de invoering van de KRW geëxtensiveerd. Dit wil zeggen dat 5-jaarlijks enkelzijdig onderhoud uitgevoerd wordt daar waar aan beide zijden natuur aanwezig is. Op de overige delen wordt jaarlijks onderhoud uitgevoerd. Maatregel 4: Op verschillende locaties in de Reest zijn ondieptes aangebracht (figuur 13.2). In de middenloop zijn enkele ondieptes aangelegd in 2014 door middel van voorden. Deze knijpconstructies beperken de doorgang van water, waardoor water als het nodig is, vastgehouden wordt. Deze extra ruimte voor water is nodig om bij extreem natte weersomstandigheden het water in de Hoogeveensche Vaart/Meppelerdiep gefaseerd af te kunnen voeren, waarmee zowel wateroverlast bij Meppel als droogte in de beek zelf kan worden voorkomen. Deze gefaseerde afvoer zorgt er waarschijnlijk ook voor dat er minder piekafvoeren zullen plaatsvinden en de er stabielere en voor een langere tijd een redelijke basisstroming zal zijn. Het effect op de stroming moet nog worden geëvalueerd. Maatregel 5: In de eerste planperiode zijn de stuw Dickninge (2011) en de stuw Paardenlanden (2014) vispasseerbaar gemaakt. Alle stuwen in de Reest zijn nu vispasseerbaar Prognose 2021 De verwachting voor 2021 is dat alle kwaliteitselementen aan het goed ecologisch potentieel zullen voldoen. De kwaliteitselementen die nu nog niet voldoen (macrofyten, fosfaat en zuurstof) liggen vlak onder/boven het GEP en hoeven nog maar weinig te verbeteren om het GEP te bereiken. Om deze prognose te halen is het van belang dat de waterkwaliteit verder verbetert en dat de stroomsnelheid toeneemt. Dit kan als de voorgenomen maatregel (aankoppelen bovenstrooms gebied in combinatie met het verbeteren van de waterkwaliteit van het afstromend water) tijdig wordt uitgevoerd en effectief blijkt te zijn. Fasering is niet aan de orde aangezien de verwachting is dat alle stoffen en kwaliteitselementen in 2021 op orde zijn. Reest

112 14 Vledder Aa 14.1 Watersysteem Het waterlichaam Vledder Aa behoort tot de categorie Rivieren, type R5; langzaam stromende middenloop/benedenloop op zandbodem (RBO Rijn-Oost, 2004). De oorsprong van de beek ligt in Nationaal park het Drents-Friese Wold. De Vledder Aa stroomt af richting het zuidwesten en mondt uit in de Wapserveensche Aa (kaart 14.1). Van oorsprong is de Vledder Aa een langzaam stromende meanderende beek. In 2002 en 2003 zijn de Vledder Aa en de Tilgrup in het brongebied (bovenloop) opnieuw ingericht. Hier is de oude loop van de beek deels hersteld, waardoor deze nu weer meandert. In de huidige situatie heeft de Vledder Aa een totale lengte van 10 km. Het afwaterend oppervlak bedraagt ongeveer hectare. De bovenloop van de beek ligt in het natuurgebied Drents-Friese Wold. Foto 14.1 (links). De Vledder Aa in het Drents-Friese Wold. Foto 14.2 (rechts). Een genormaliseerde Vledder Aa ten behoeve van de landbouw Beschermde gebieden De bovenloop van de Vledder Aa loopt door het Drents-Friese Wold & Leggelderveld. Dit is een Natura 2000 gebied (vogel- en habitatrichtlijngebied, NL_VOG_27 en NL_HAB_27) Functies en landgebruik stroomgebied Algemeen De Omgevingsvisie van de provincie Drenthe (2014) benoemt twee hoofdfuncties die beide invloed hebben op de waterhuishouding in het stroomgebied van de Vledder Aa. In de boven- en middenloop ligt het accent voornamelijk op de natuurfunctie. Op de flanken van de middenloop en in de benedenloop van de Vledder Aa staat de landbouwfunctie centraal. In het stroomgebied liggen de woonkernen Doldersum, Wapse en Vledder (304 ha. van het stroomgebied is stedelijk gebied). Kaart 14.2 geeft een overzicht van de functies en de ligging van de woonkernen in het stroomgebied van de Vledder Aa. Natuurgebied Het actuele grondgebruik (kaart 14.3) in het stroomgebied van de Vledder Aa bestaat voor een groot gedeelte uit natuur (3.635 ha, figuur 14.1). Op de plaatsen waar natuurgebieden grenzen aan de Vledder Aa

113 Vledder Aa kan de beek worden ingepast in het aangrenzende terrein (beekherstel). Veranderingen in waterpeil, profiel en tracé van de Vledder Aa zijn alleen mogelijk als dit past bij de waterhuishouding van de aangrenzende functies. In 2002 en 2003 zijn de Vledder Aa en de Tilgrup in het brongebied (bovenloop) opnieuw ingericht. Hier is de oude loop van de beek deels hersteld, waardoor deze nu weer meandert. Landbouwgebied De landbouwfunctie blijft centraal staan in de benedenloop van de beek (ten zuiden van de Ten Darperweg tussen Wapse en Vledder). Grasland beslaat ha van het stroomgebied, akkerbouw 513 ha. Grootschalige veranderingen in het waterpeil, profiel en tracé van de Vledder Aa zijn hier niet gewenst. Op de flanken van de middenloop zijn ook landbouwgronden te vinden. Naast de landbouwfunctie gaat de natuurfunctie hier een groter wordende rol spelen. Figuur 14.1 Grondgebruik in het stroomgebied van de Vledder Aa. In de huidige situatie zijn naast deze functies nog enkele water gerelateerde functies te onderscheiden, namelijk: Waterafvoer en aanvoer (ten behoeve van landbouw); In het brongebied van de beek ligt een grondwaterwingebied (Terwisscha) met bijbehorend grondwaterbeschermingsgebied; Ecologische functie: Het traject vlak voor de samenkomst met de Wapserveensche Aa maakt deel uit van een nog te realiseren ecologische verbinding (bijlage 17). De Vledder Aa stroomt bovenstrooms voor een groot deel door het Natura 2000 gebied Drents Friese Wold. Foto 14.3 (links). De moordstuw tussen het brongebied en de middenloop van de Vledder Aa was in de oorspronkelijke situatie een vismigratie barrière. Deze stuw is inmiddels verwijderd. Foto 14.4 (rechts). Vledder Aa bij de Ten Darperweg tussen Vledder en Wapse. Vledder Aa

114 Kaart 14.1 Het stroomgebied van de Vledder Aa. Vledder Aa

115 Kaart 14.2 Functies in het stroomgebied van de Vledder Aa. Vledder Aa

116 Kaart 14.3 Grondgebruik in het stroomgebied van de Vledder Aa. (De gegevens van de provincie Friesland ontbreken op deze kaart). Vledder Aa

117 14.4 Waterhuishouding In de jaren vijftig zijn de beken de Vledder Aa en de Tilgrup rechter en dieper gemaakt en is de waterhuishouding meer gericht op de landbouw. Hierbij is weinig rekening gehouden met het landschap en de natuur. Ook is de samenvloeiing van de Vledder Aa en de Tilgrup op een andere plaats komen te liggen. Door de goede ontwatering van het gebied werd het in de zomer te droog. Om dit te verhelpen heeft men destijds bij Smilde een waterinlaat gemaakt. Hiermee stond de Drentse Hoofdvaart direct in verbinding met het brongebied. Van 1999 tot 2002 is de loop van het brongebied van de Vledder Aa en Tilgrup hersteld, zoals die voor de vijftiger jaren was. Er is bij het herstel gebruik gemaakt van oude meanders die in het verleden zijn blijven liggen. Deze oude meanders zijn aangesloten op het oorspronkelijke tracé van de beken. Een ondiepe geul vormt "het zomerbed". Naast de beken worden ondiepe laagtes gegraven: "het winterbed". Hierin kan in natte perioden het water worden geborgen en kan de natuurlijke grondwaterstand zich herstellen. Het natuurgebied bij Oude Willem is door middel van een slenk aangesloten op de beek. Ook ligt de samenvloeiing van de Vledder Aa en Tilgrup weer op de oorspronkelijke plek. De Oude Willem krijgt grotendeels een natuurfunctie, maar is in de huidige situatie afgestemd op landbouwkundig gebruik. Met de herinrichting van de waterhuishouding wordt het watersysteem aangepast aan de natuurfunctie. Het hydrologisch systeem wordt duurzaam hersteld waardoor het weer als brongebied van het beeksysteem van de Vledder Aa gaat functioneren. Dit zal ook bijdragen aan de natuurwaarden in het Natura 2000 gebied op de flanken van de Oude Willem (Drents Friese Wold) Het gebied kan tevens gebruikt worden voor waterberging. Met de huidige inrichting en het gevoerde peilbeheer kan een waterhuishouding worden geregeld die past bij de functie van het gebied. Dit geldt met name voor het brongebied en de benedenloop waar de waterhuishouding afgestemd is op de natuur respectievelijk de landbouw. In de middenloop is sprake van een natuurfunctie gecombineerd met agrarisch gebruik. Door de ligging van landbouwpercelen in het beekdal kan beekherstel in de middenloop stagneren. Ten zuidoosten van het stroomgebied wordt op beperkte schaal water aangevoerd om de landbouwgronden van voldoende water te voorzien. Naast de maatregelen aan het oppervlaktewatersysteem werden in 1999 ook voorbereidingen getroffen om de grondwaterwinning Terwisscha te verplaatsen. Daarvoor is het integraal waterbeheerproject Terwisscha gestart, dat alleen de verplaatsing van de waterwinning betrof. Dit project loopt nog steeds Knelpunten in de uitgangssituatie Waterkwaliteit (belastingen) De Vledder Aa is onderhevig aan de volgende belastingen: Door afstromend wegwater en regenwaterriolen wordt het water belast met stikstof (N), fosfaat (P), zware metalen, etc.; Door uit- en afspoeling vanuit landbouwgronden vindt belasting plaats met stikstof (N), fosfor (P) en gewasbeschermingsmiddelen Hydromorfologie Het brongebied van de Vledder Aa is een droogvallende bovenloop die in winter 2002/2003 teruggebracht is naar een meer natuurlijkere situatie (gebied 1, figuur 15.2). Hiervoor zijn enkele stuwen verwijderd en het verhang wordt nu opgebouwd door de langere beeklengte (meanders). De bodemhoogte is iets dieper aangelegd dan de oorspronkelijke bodemhoogte van de beek. Doordat er bebouwing in het gebied staat, is deze maatregel nodig om wateroverlast te voorkomen. De ontwateringsbasis van de beek is in belangrijke mate hersteld. De grondwatersituatie is slechts gedeeltelijk hersteld doordat de drinkwaterwinning Terwisscha nog dezelfde hoeveelheid grondwater uit het gebied onttrekt als voor het beekherstelproject. Hierdoor wordt minder water afgevoerd dan in een situatie zonder grondwaterwinning en valt de beek eerder en over grotere trajecten droog en blijft de stroomsnelheid laag. Vledder Aa

118 De midden- en benedenloop van de Vledder Aa zijn sterk aangetast ten opzichte van de natuurlijke situatie. De beek is gekanaliseerd en genormaliseerd, waardoor lengte- en dwarsprofiel geen variatie meer hebben. Bovendien is het dwarsprofiel overgedimensioneerd, wat in combinatie met regulatie (omgekeerd peilbeheer d.m.v. stuwen) zorgt voor een te lage stroomsnelheid. Vooral in de zomer is de afvoer laag. De beek kan dan zelfs droogvallen. Dit wordt deels veroorzaakt door de drinkwaterwinning in Terwisscha. Door het vaste eentonige profiel is er nauwelijks ruimtelijke variatie in stroomsnelheid, zoals rustig stromende tot stilstaande plekken en plaatselijk stroomversnellingen. Hierdoor ontbreekt het aan variatie in structuren (zoals steile, flauwe en overhangende oevers, zandbanken, grindbedden, etc.). Een groot deel van de (onderwater)oevers is stijl en biedt geen geschikt habitat voor natuurontwikkeling. Door overdimensionering en peilregulatie treedt geen inundatie meer op. De beek ligt voor het grootste deel in open gebied waardoor er geen beschaduwing is en er nauwelijks organisch materiaal (bladpakketten, takken en boomstammen) in de beek aanwezig is. Er zijn geen bomen op de oever om te zorgen voor dynamiek en variatie in de waterloop, zoals structuren langs de beek (boomwortels) en in de loop zelf (ingevallen bomen, takken en blad). Hierdoor ontbreken kenmerkende soorten van stromend water. Ook soorten die op vaste substraten, zoals grind, takken en stammen leven ontbreken grotendeels. Macrofaunasoorten die leven van grof detritus (afgebroken ingevallen blad) zijn onvoldoende aanwezig. De aanwezige stuwen beperken de mogelijkheden voor migratie van vissen en sommige macrofauna en de uitwisseling tussen populaties. Intensief onderhoud zorgt voor een afname in abundantie en diversiteit van de vegetatie. Dit heeft ook effect op de macrofauna en vissen, doordat veel dieren meegenomen worden en doordat habitat verdwijnt. Inmiddels is het onderhoud geëxtensiveerd Selectie van maatregelen 2007 Op basis van de geconstateerde knelpunten is in het gebiedsproces een selectie gemaakt van maatregelen (voor methode zie paragraaf 7.2) om de ecologische toestand van de Vledder Aa te verbeteren (tabel 14.1). Vier van deze maatregelen leiden tot significante schade aan de waterhuishoudkundige functie, bescherming tegen overstroming en afwatering van het gebied: 1. Natuurlijk waterpeil: De waterhuishouding in gebieden met een intensief agrarische functie vraagt om een gereguleerd grondwaterstand. In gebieden met een landbouwfunctie betreft het bijvoorbeeld de teelt van gewassen die optimaal renderen bij een bepaalde grondwaterstand, maar ook aan de berijdbaarheid van percelen die nodig is voor een goede bedrijfsvoering. Een natuurlijke fluctuatie van het peil heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk; 2. Hermeanderen in landbouwgebied: Het hermeanderen van beken heeft als doel meer variatie te creëren in het stromingspatroon en substraat van beken. Om dit te realiseren en eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding te compenseren, moet areaal worden vrijgemaakt ten behoeve van het verleggen van de beek en wellicht voor mogelijke inundaties die zullen plaatsvinden vanwege het gewijzigde profiel. Hierdoor gaat areaal voor de landbouw verloren, dat in het dichtbevolkte Nederland slechts beperkt en tegen relatief hoge kosten beschikbaar is. Bovendien worden inundaties vanwege de water- / slibkwaliteit op veel plaatsen uit milieuoverwegingen ongewenst geacht; 3. Verwijderen van stuwen in intensief agrarisch gebied: Dit oppervlaktewaterpeil wordt gereguleerd door stuwen. Het verwijderen van stuwen in agrarisch gebied leidt tot lagere grondwaterpeilen en is daardoor ongewenst (verminderde opbrengsten). Bovendien kan door het ontbreken van stuwen niet meer worden ingespeeld op situaties van langdurige droogte of hoge afvoeren. De grondwaterstand wordt in groot deel van het jaar lager en extreem lage grondwaterstanden houden langer aan. De ontstane opbrengstderving voor de landbouw is niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Het enige alternatief is verplaatsing van functies; 4. Verhogen drainage: Het dempen van waterlopen of het verhogen van de drainagebasis heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoord en opbrengstderving aan Vledder Aa

119 de orde is. Bovendien leiden de afgenomen mogelijkheden voor waterafvoer ertoe dat regenwater plaatselijk lang op het land blijft staan. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Alternatieven voor de ingrepen die hebben geleid tot het sterk veranderde karakter van het waterlichaam zijn beschouwd, maar deze zijn verworpen wegens onevenredig hoge kosten en technische onhaalbaarheid. Het stroomgebied van dit waterlichaam ligt in een gebied met zowel bestemming natuur als landbouw en voor een kleiner deel de bestemming stedelijk gebied. De waterhuishouding is afgestemd op deze functies. Verplaatsing van de landbouw is gezien het beperkt beschikbare areaal alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten. Aanpassen van de gebruiksfuncties is slechts mogelijk als grondeigenaren tegen een acceptabele prijs schadeloos worden gesteld of functieverplaatsing mogelijk is. Tabel 14.1 Overzicht van maatregelen en bepalingen en hun bijdrage aan KRW, WB21/GGOR en significante schade voor de functies veiligheid, drinkwater, economie en milieu in brede zin. De effectiviteit is weergegeven in vier klassen: zeer groot, groot, matig, beperkt. De kosten zijn eveneens ingedeeld in vier klassen: nihil, gering, matig en hoog (het betreft een inschatting van de effectiviteit en kosten op basis van de beschikbare kennis in 2007). De blauw gearceerde maatregelen zijn geselecteerd. Uitvoering van deze maatregelen leidt tot het GEP. Van deze maatregelen is de totale opgave gegeven. Maatregelen KRW-maatregelen Natuurvriendelijk inrichten (accoladeprofiel, natuurvriendelijke oevers, inclusief paaiplaatsen, extra aankoop 10 meter) op traject Ten Darperweg samenvloeiing met de Wapserveensche Aa. Draagt bij aan doelen KRW Draagt bij aan doelen WB21/GGOR Significante schade Effectiviteit Kosten Waarde Eenheid X X Nee Groot Matig 3 Km Stuwen passeerbaar maken X Nee Groot Matig 2 Aantal Hermeanderen op traject Moordstuw Ten Darperweg (zoveel mogelijk in combinatie met inundatiezones) X X Nee Groot Hoog 3 Km Gedifferentieerd onderhoud gericht op natuurontwikkeling X Nee Groot Nihil 1 Aantal Verplaatsen grondwaterwinning Terwisscha X Nee Groot Hoog 1 Aantal Natuurlijk (akker)randenbeheer X Nee Beperkt Gering Oevers plaatselijk bekalken X Nee Groot Matig Stoppen bemaling Oude Willem X Nee Matig Groot Aankoppelen aangrenzende natuurgebieden (onontgonnen percelen) X Nee Matig Gering Boomopslag toestaan (eik, beuk, berk) X Nee Beperkt Nihil Algemene maatregelen (ten behoeve van KRW) Intensiveren handhaving X Nee Beperkt Gering Reguleren visserij X Nee Beperkt Gering Voorlichting X Nee Beperkt Gering GGOR- en WB21-maatregelen Half natuurlijk peil X X Nee Groot Gering Inrichten inundatiegebieden, oppervlakte gering X X Nee Groot Matig Drainagebasis verhogen = herstel GGOR-functie X Nee Matig Gering Overig huidig en generiek beleid Afkoppelen verhard oppervlak X Nee Beperkt Hoog Beperkt gebruik bestrijdingsmiddelen op verhard Beperk Nee Beperkt oppervlak t Generiek beleid landbouw X Nee Beperkt Matig Natuurlijk peil Ja Inrichten inundatiegebieden oppervlakte matig X Ja Vledder Aa

120 Beekvormende processen volledig natuurlijk X Ja Hermeanderen 100% van de lengte X Ja Alle stuwen verwijderen X Ja Van de maatregelen die geen significante schade veroorzaken is bepaald hoe effectief en hoe kostbaar ze zijn. Als maatregelen met een geringe kosteneffectiviteit achterwege worden gelaten blijven vier maatregelen over. De opgave voor deze maatregelen is opgenomen in tabel Het uitvoeren van dit maatregelenpakket moet leiden tot het behalen van het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Een deel van deze maatregelen is in de eerste planperiode opgenomen en uitgevoerd (paragraaf 14.9) Status & doelen Bepaling van de status In de eerste KRW-rapportage van 2004 is aan de Vledder Aa voorlopig de status sterk veranderd toegekend. Voorafgaand aan de eerste planperiode is getoetst of de doelen voor natuurlijke wateren van het type R5 niet haalbaar zijn met het geplande maatregelenpakket. Als dit het geval is mag de waterbeheerder de doelen aanpassen. Hydromorfologische knelpunten zijn beschreven in paragraaf Stoffen en biologische kwaliteitselementen zijn getoetst op basis van monitoringsgegevens. Stoffen De gehalten van stoffen zijn in 2006 getoetst aan de regionale richtwaarden voor ecologie ondersteunende stoffen en aan de Europese normen voor prioritaire- en Rijnrelevante stoffen. De toetsing is uitgevoerd op het 2 e benedenstroomse meetpunt (1VLEA4RO). De waarden voor PAK s en bestrijdingsmiddelen zijn bij alle waterlichamen in 2006 met goed beoordeeld. Stoffen waarvan de beoordeling fluctueert, zijn weergegeven in tabel De gehalten aan fosfaat fluctueren sterk, met sterke uitschieters naar boven. Ook koper voldoet niet aan de norm. Tabel 14.2 Kwaliteitsklassen voor ecologie ondersteunende stoffen en specifiek verontreinigende stoffen. Stof Fosfaat Stikstof Nikkel Koper Zink Kwaliteitsklasse 2006 Ontoereikend Goed Goed Matig Zeer goed Biologie Om de biologische kwaliteit te bepalen van de voor R-typen relevante kwaliteitselementen (vegetatie, macrofauna en vis) waren voldoende gegevens beschikbaar. De ecologische gegevens zijn getoetst aan maatlatten voor een langzaam stromende beek op zand (R5) in de natuurlijke toestand. De beoordeling geeft een beeld van de gehele beek. De huidige situatie wordt als volgt ingeschat: Vegetatie: De vegetatie in de Vledder Aa is als ontoereikend beoordeeld. Met het model AqMaD (bijlage 16) is geanalyseerd wat hiervan de oorzaken zijn. Uit deze analyse is gebleken dat de waterkwaliteit voor de vegetatie over het algemeen ontoereikend is. Ten opzichte van de gewenste situatie komen te weinig waterplanten voor, is het water over het algemeen erg troebel en treedt er verzuring op. Tevens is sprake van te weinig stroming en heeft de beek een te uniform profiel; Macrofauna: Door het ontbreken van voldoende stroming, met name in de boven- en middenloop van de Vledder Aa, stagneert de ontwikkeling van de macrofauna. De kwaliteit van de macrofauna is hierdoor als ontoereikend beoordeeld; Vissen: In 2006 en 2007 is de visstand in de Vledder Aa beoordeeld op de maatlat voor natuurlijke wateren. Hieruit is gebleken dat de huidige kwaliteit van de visstand ontoereikend is. Een knelpunt in de Vledder Aa is de huidige inrichting, met name de het ontbreken van vispassages bij stuwen. Vledder Aa

121 Conclusie Op basis van de monitoringsresultaten blijkt dat de biologische toestand ontoereikend is. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de huidige inrichting van het waterlichaam. De set van maatregelen die voor de Vledder Aa is vastgesteld, leidt wel tot een verbetering van de ecologische toestand, maar niet tot de goede ecologische toestand. De ingrepen uit het verleden zijn niet terug te draaien zonder significante schade aan de functies toe te brengen. De status sterk veranderd blijft daarom gehandhaafd GEP Voor de biologische kwaliteitselementen zijn de doelen aangepast vanwege de status sterk veranderd. Voor vis, macrofauna en overige waterflora is het GEP gesteld op 0.4. In 2014 is vanwege de aanpassingen van de maatlatten het GEP voor overige waterflora en vissen verlaagd naar 0.3 respectievelijk 0.15 (paragraaf 4.3.2) Toestand 2014 De chemische toestand van de Vledder Aa is goed, alle prioritaire stoffen voldoen in 2014 aan de norm. De ecologische toestand is nog niet goed, aangezien nog niet alle onderdelen goed scoren (tabel 14.3). Tabel 14.3 Beoordeling van de ecologische toestand in 2009 (met oude maatlatten?) en 2014 (met nieuwe maatlatten) de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009 en aangepast in 2014). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Kwaliteitselement Prognose 2021 GEP 2009 GEP 2014 Fytoplankton n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Macrofauna 0,330 0, Macrofyten 0,440 0, Vissen 0,290 0, Fosfaat (totaal in mg/l) 0,240 0,120 0,14 0,11 Stikstof (totaal) 2,42 0,83 4 2,3 ph 7,10 7,39 5,5-8,5 5,5-8,5 Chloride (mg/l) Zuurstof (%) 79,60 77, Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Koper 1, Zink 2, Van de ecologische toestand voldoen alle chemische en fysische factoren aan de norm behalve fosfaat. Het fosfaatgehalte is ten opzichte van 2009 wel al gehalveerd. Er kan nog tijdelijke nalevering optreden vanuit het voormalig landbouwgebied, de verwachting is dat dit in de loop der jaren zal afnemen. De prognose voor 2021 is dat fosfaat wel aan de norm voldoet. Overige waterflora scoort goed. De macrofauna scoort matig, doordat kenmerkende taxa voor het type R5 ontbreken. Dit komt doordat er te weinig stroming is, er te weinig variatie aan habitats is, er te weinig beschaduwing is (bladinval, schaduw) en doordat er hoge piekafvoeren zijn waarbij macrofauna geen refugia (luwe zones) heeft om te schuilen en wegspoelt Bovenstrooms is de diversiteit in de oever op orde. Ook zijn daar verschillende dieptes. Dit traject heeft een hoge potentie als de beek meer water gaat voeren en de stroomsnelheid hoger wordt Voor vissen is de score eveneens matig. Dit komt doordat er geen stroming minnende soorten en migrerende soorten gevonden zijn. Het ontbreken van deze soorten komt door de te lage stroomsnelheid, te weinig variatie in leefgebieden, stroming en dieptes (te eenzijdig dwarsprofiel), slechte toegankelijkheid van zijtakken en de bovenloop en te weinig migratiemogelijkheden in de beek zelf (niet passeerbare stuwen). Vledder Aa

122 Omdat nog niet alle maatregelen in de komende planperiode kunnen worden uitgevoerd is de verwachting dat macrofauna en vissen in 2021 nog niet aan het GEP zullen voldoen Maatregelenpakket In de Vledder Aa is al een aantal stuwen passeerbaar gemaakt voor vis en wordt hermeandering uitgevoerd over een traject van 3 km. Voor de komende planperioden resteren inrichtingsmaatregelen in andere trajecten en nog een drietal stuwen die vispasseerbaar gemaakt moeten worden (tabel 14.4). Tabel 14.4 Maatregelen die uitgevoerd zijn in planperiode 1 ( ) en opgave voor planperiode 2 ( ) en 3 ( ) voor de Vledder Aa. Nr Maatregel Eenheid Totale opgave Gepland Uitgevoerd 2015 Opgave Opgave Natuurvriendelijk onderhoud (actief vegetatie- en waterkwaliteitsbeheer km Hermeanderen (verbreden/natuurvriendelijke oever/hermeanderen) km (in uitvoering) 1.5 Natuurvriendelijk inrichten 3. (verbreden of aanleggen km 3 3 natuurvriendelijke oever) 4. Stuwen passeerbaar maken stuks Verplaatsen grondwateronttrekking 5 Terwisscha (aanpassen, verplaatsen grondwaterwinning) stuks 1 1 Maatregel 1: Het onderhoud is geëxtensiveerd om de diversiteit en abundantie van vegetatie te bevorderen. Dit zorgt voor meer leefgebied voor macrofauna en vissen. Maatregel 2: Hermeandering moet zorgen voor verbetering van de stromingsdynamiek. Hierdoor worden stroming minnende macrofauna- en vissoorten aangetrokken. Hermeandering creëert meer variatie in leefgebieden. 3 km is nu (2014) in uitvoering. Maatregel 3: Natuurvriendelijke oevers worden aangelegd om de diversiteit van de vegetatie te vergroten en leefgebieden te creëren voor vissen en macrofauna. Maatregel 4: Stuwen worden vispasseerbaar gemaakt zodat migrerende soorten de beek kunnen optrekken. Dit verbetert de visstand. De stuw aan de Ten Darpenweg is al vispasseerbaar. Twee stuwen in de middenloop zijn verwijderd in het kader van het project Middenloop Vledder Aa (uitvoering 2014). Deze stuwen waren daardoor in de eerste planperiode niet meegeteld. Maatregel 5: Door drinkwaterwinning en door ontwatering van landbouwgronden in de omgeving treedt verdroging op in dit gebied. Dit heeft invloed op de natuur in een deel van het Drents Friese Wold. In het project Integraal Waterbeheer Terwisscha zoeken betrokken partijen daarom naar een nieuwe winlocatie Prognose 2021 en fasering De kwaliteitselementen macrofauna en vis zullen naar verwachting in 2021 nog niet aan het GEP voldoen. Dit komt doordat een belangrijke maatregel, namelijk het verplaatsen van de drinkwaterwinning Terwisscha niet binnen de komende planperiode gerealiseerd kan worden. Dit is technisch onhaalbaar. De maatregel is belangrijk omdat door deze maatregel de stromingsdynamiek van de beek zal verbeteren wat een gunstig effect zal hebben op de macrofauna en vis-kwaliteit. De verplaatsing heeft een aanzienlijke impact op de omgeving en dient goed voorbereid te worden. Dit betekent dat verschillende direct betrokken partijen goed moeten worden voorgelicht over de wijze van uitvoering en de consequenties daarvan. Een dergelijke maatschappelijke betrokkenheid is vooral van belang om de uitvoering op een dusdanige wijze vorm te geven dat deze op zoveel mogelijk draagvlak kan rekenen. Een gedegen voorbereiding van een complex project kost vele jaren waardoor de maatregel Vledder Aa

123 niet in de lopende planperiode kan worden uitgevoerd. De uitvoering van maatregelen wordt in een planning opgenomen waarin rekening wordt gehouden met genoemde bezwaren. Vledder Aa

124 15 Wapserveensche Aa 15.1 Watersysteem Het waterlichaam Wapserveensche Aa behoort tot de categorie Rivieren, type R5; langzaam stromende middenloop/benedenloop op zandbodem (RBO Rijn-Oost, pag. 31). Van oorsprong is de Wapserveensche Aa een langzaam stromende meanderende beek. De oorsprong van de beek ligt ten zuidwesten van Diever, in het gebied Kalterbroeken. Ongeveer halverwege de beek, ten zuiden van Vledder, watert de Vledder Aa af op de Wapserveensche Aa. Op het moment dat de Wapserveensche Aa de provinciegrens overgaat tussen Drenthe en Overijssel verandert de naam in Steenwijker Aa. De beek stroomt vervolgens in de richting van Steenwijk en watert af op de boezem van Noordwest Overijssel (kaart 15.1). De Steenwijker Aa maakt onderdeel uit van het waterlichaam Boezem van Noordwest Overijssel en valt dus niet onder het waterlichaam Wapserveensche Aa. In de huidige situatie heeft de Wapserveensche Aa een totale lengte van 13 km. Het afwaterend oppervlak bedraagt ongeveer hectare. Foto 15.1 (links). Reeds uitgevoerde baggerwerkzaamheden in de Wapserveensche Aa. Foto 15.2 (rechts). Stuw de Wulpen, inmiddels vispasseerbaar Functies en landgebruik stroomgebied Algemeen De Omgevingsvisie van de provincie Drenthe (2014) benoemt twee hoofdfuncties die beide invloed hebben op de waterhuishouding in het stroomgebied van de Wapserveensche Aa. In de eerste plaats gaat het om de landbouwfunctie. Daarnaast heeft een groot deel van het stroomgebied de functie natuur. In het gebied liggen de woonkernen Steenwijk (gedeeltelijk), Kallenkote, Wapserveen, Diever, Eesveen, Nijensleek, Frederiksoord, Wilhelminaoord en Vledderveen. Het stedelijk gebied betreft in totaal 1229 ha. Kaart 15.2 geeft een overzicht van de functies en de ligging van de woonkernen in het stroomgebied. Landbouw De landbouwfunctie staat centraal in het grootste deel van het van het beekdal (5.126 ha grasland en ha akkerbouw, figuur 15.1, kaart 15.3). Grootschalige veranderingen in het waterpeil, profiel en tracé van de Wapserveensche Aa zijn daarom niet gewenst. Bij de boven- en middenloop geldt dat er veelal sprake is van een combinatie van de functies landbouw en landschap of landbouw en natuur (kaart 15.2). In de benedenloop is voornamelijk sprake van alleen een landbouwkundige functie. Wapserveensche Aa

125 Kaart 15.1 Het stroomgebied van de Wapserveensche Aa. Wapserveensche Aa

126 Natuur De polder Ten Kate is het enige natuurgebied dat direct grenst aan de beek. De overige natuurgebieden liggen voornamelijk op de hogere flanken van het stroomgebied. Veranderingen in het waterpeil, profiel en tracé van de Wapserveensche Aa zijn alleen mogelijk als dit past bij de waterhuishouding van de aangrenzende functies. Natuur beslaat ha. van het oppervlak van het stroomgebied. Figuur 15.1 Grondgebruik in het stroomgebied van de Wapserveensche Aa. In de huidige situatie zijn naast deze functies nog enkele water gerelateerde functies te onderscheiden, namelijk: Waterafvoer en aanvoer (ten behoeve van landbouw); Grondwaterbeschermingsgebied en grondwaterwingebied; Ecologische functie: helemaal bovenstrooms en vrijwel benedenstrooms valt een kort traject onder een ecologische verbinding. Natuurgebieden langs de Wapserveensche Aa vallen onder de EHS (bijlage 17); In het oostelijk deel van het stroomgebied ligt het grondwaterwinstation Havelterberg. Foto 15.3 De luchtfoto geeft een beeld van de aansluiting van de Vledder Aa op de Wapserveensche Aa. Wapserveensche Aa

127 Kaart 15.2 Functies in het stroomgebied van de Wapserveensche Aa. Wapserveensche Aa

128 Kaart 15.3 Grondgebruik in het stroomgebied van de Wapserveensche Aa. Wapserveensche Aa

129 15.3 Waterhuishouding Het watersysteem van de Wapserveensche Aa is een vrij afwaterend systeem dat met een stelsel van watergangen en stuwen afstroomt richting de boezem van Noordwest Overijssel. De Wapserveensche Aa is een langzaam stromende beek op zand- en moerige bodem. Het afwaterend oppervlak van het stroomgebied is ongeveer hectare (inclusief de Vledder Aa). Oorspronkelijk was het stroomgebied groter, maar in het verleden zijn diverse delen uit vooral de bovenloop afgesneden, waaronder Smilde dat werd afgekoppeld. Deze delen wateren af op het kanalensysteem met behulp van gemalen. Daarnaast komen in het stroomgebied ca. 7 bemalingen voor. Veelal ontstaan door de waterstaatkundige ingrepen in het verleden. Het watersysteem is geheel ingericht om te voldoen aan de landbouwfunctie rondom de beek. De beek heeft echter ook een ecologische functie en ten aanzien van deze functie voldoet het systeem niet aan een (half)natuurlijke beeksysteem. De belangrijkste ingrepen als normalisatie, over dimensionering en een tegen natuurlijk peilbeheer hebben geleid tot lage stroomsnelheden, weinig inundaties en stuwen die voor vissen niet passeerbaar zijn. Voor de ecologische kwaliteit van het waterlichaam zijn wijzigingen in het profiel en peilbeheer noodzakelijk. Dit zal vooral in de benedenloop en in de agrarische delen van de middenloop significante schade opleveren voor de landbouw. De stuwen in de Wapserveensche Aa zijn nog niet vispasseerbaar wat leidt tot migratieproblemen. Daarnaast wordt er, om de landbouw van voldoende water te voorzien, water aangevoerd vanuit de Drentse Hoofdvaart Knelpunten in de uitgangssituatie Waterkwaliteit (belastingen) De Wapserveensche Aa is onderhevig aan de volgende belastingen: Door afstromend wegwater en regenwaterriolen wordt het water belast met stikstof (N), fosfaat (P), zware metalen, etc.; Door uit- en afspoeling vanuit landbouwgronden vindt belasting plaats met stikstof (N), fosfor (P) en gewasbeschermingsmiddelen; Belasting met zware metalen en PAK ontstaat door verkeer (weg/rail) en infrastructuur; Atmosferische depositie veroorzaakt belasting met stikstof Hydromorfologie De Wapserveensche Aa is sterk aangetast ten opzichte van de natuurlijke situatie. De beek is gekanaliseerd en genormaliseerd, waardoor lengte- en dwarsprofiel geen variatie meer hebben. Bovendien is het dwarsprofiel overgedimensioneerd, wat in combinatie met regulatie (peilbeheer d.m.v. stuwen) zorgt voor een te lage stroomsnelheid. Vooral in de zomer is de afvoer laag. Aan de oostkant van het gebied vindt waterinlaat plaats van gebiedsvreemd water uit de Drentse Hoofdvaart. Door het vaste eentonige profiel is er nauwelijks ruimtelijke variatie in stroomsnelheid, zoals rustig stromende tot stilstaande plekken en plaatselijk stroomversnellingen. Hierdoor ontbreekt het aan variatie in structuren (zoals steile, flauwe en overhangende oevers, zandbanken, grindbedden, etc.). Een groot deel van de (onderwater)oevers is stijl en biedt geen geschikt habitat voor natuurontwikkeling. Door overdimensionering en peilregulatie treedt geen inundatie meer op. Aan de zuidoostkant van het gebied vindt waterinlaat plaats met water vanuit de Drentse Hoofdvaart. De beek ligt voor het grootste deel in open gebied waardoor er geen beschaduwing is en er nauwelijks organisch materiaal (bladpakketten, takken en boomstammen) in de beek aanwezig is. Er zijn geen bomen op de oever om te zorgen voor dynamiek en variatie in de waterloop, zoals structuren langs de beek (boomwortels) en in de loop zelf (ingevallen bomen, takken en blad). Hierdoor ontbreken kenmerkende soorten van stromend water. Ook soorten die op vaste substraten, zoals grind, takken en stammen leven ontbreken grotendeels. Macrofaunasoorten die leven van grof detritus (afgebroken ingevallen blad) zijn onvoldoende aanwezig. Wapserveensche Aa

130 De 7 aanwezige stuwen beperkten in de uitgangssituatie de mogelijkheden voor migratie van vissen en sommige macrofauna en de uitwisseling tussen populaties. Eind 2015 zullen de drie meest benedenstrooms gelegen stuwen vispasseerbaar zijn gemaakt. De beek heeft veel waterplanten door de langzame stroming en de openheid. Intensief onderhoud zorgde in de beek voor een afname in abundantie en diversiteit van de vegetatie. Dit heeft ook effect op de macrofauna en vissen, doordat veel dieren meegenomen worden en doordat habitat verdwijnt. Inmiddels is het onderhoud geëxtensiveerd. Meer bovenstrooms in de Vledder Aa en Wapserveensche Aa (gebied 1, figuur 15.2) is de diversiteit op orde, er is voldoende variatie in de oever en er zijn verschillende dieptes. Deze punten hebben een hoge potentie als de beek meer water gaat voeren en de stroomsnelheid hoger wordt. Deelgebied Kenmerken Gebied 1 De bovenloop van de Vledder Aa Natuurlijk droogvallend watersysteem Gebied 2 De middenloop van de Vledder Aa en Kansen voor verbetering van de ecologie Wapserveensche Aa (landbouw gebied) Gebied 3 De middenloop van de Wapserveensche Aa Natuurlijke oevers (natuurlijke oevers) Gebied 4 De bovenloop van de Wapserveensche Aa Aanvoergebied voor landbouw: weinig potentie Figuur 15.2 Deelgebieden in het stroomgebied van de Vledder Aa en Wapserveensche Aa Benedenstrooms van de samenkomst van de Vledder en Wapserveensche Aa (gebied 2) is weinig diversiteit in de oever en geen stroming. Daarnaast ligt het in landbouwgebied waardoor er waarschijnlijk veel afspoeling is van nutriënten Selectie van maatregelen 2007 Op basis van de geconstateerde knelpunten is in het gebiedsproces een selectie gemaakt van maatregelen om de ecologische toestand van de Wapserveensche Aa te verbeteren (tabel 15.1), voor methode zie paragraaf 7.2. Vier van deze maatregelen leiden tot significante schade aan de waterhuishoudkundige functie, bescherming tegen overstroming en afwatering van het gebied: 1. Natuurlijk waterpeil: De waterhuishouding in gebieden met een intensief agrarische functie vraagt om een gereguleerde grondwaterstand. In gebieden met een landbouwfunctie betreft het bijvoorbeeld de teelt van gewassen die optimaal renderen bij een bepaalde grondwaterstand, maar ook aan de berijdbaarheid van percelen die nodig is voor een goede bedrijfsvoering. Een natuurlijke fluctuatie van het peil heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie Wapserveensche Aa

131 wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk; 2. Hermeanderen in landbouwgebied: Het hermeanderen van beken heeft als doel meer variatie te creëren in het stromingspatroon en substraat van beken. Om dit te realiseren en eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding te compenseren, moet areaal worden vrijgemaakt ten behoeve van het verleggen van de beek en wellicht voor mogelijke inundaties die zullen plaatsvinden vanwege het gewijzigde profiel. Hierdoor gaat areaal voor de landbouw verloren, dat in het dichtbevolkte Nederland slechts beperkt en tegen relatief hoge kosten beschikbaar is. Bovendien worden inundaties vanwege de water- / slibkwaliteit op veel plaatsen uit milieuoverwegingen ongewenst geacht; 3. Verwijderen van stuwen in intensief agrarisch gebied: Dit oppervlaktewaterpeil wordt gereguleerd door stuwen. Het verwijderen van stuwen in agrarisch gebied leidt tot lagere grondwaterpeilen en is daardoor ongewenst (verminderde opbrengsten). Bovendien kan door het ontbreken van stuwen niet meer worden ingespeeld op situaties van langdurige droogte of hoge afvoeren. De grondwaterstand wordt in groot deel van het jaar lager en extreem lage grondwaterstanden houden langer aan. De ontstane opbrengstderving voor de landbouw is niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Het enige alternatief is verplaatsing van functies; 4. Verhogen drainage: Het dempen van waterlopen of het verhogen van de drainagebasis heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is. Bovendien leiden de afgenomen mogelijkheden voor waterafvoer ertoe dat regenwater plaatselijk lang op het land blijft staan. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Alternatieven voor de ingrepen die hebben geleid tot het sterk veranderde karakter van het waterlichaam zijn beschouwd, maar deze zijn verworpen wegens onevenredig hoge kosten en omdat dit technisch onhaalbaar is. Het waterlichaam ligt in een gebied met bestemming landbouw en voor een kleiner deel de bestemming natuur en stedelijk gebied. De waterhuishouding is afgestemd op deze functies. Verplaatsing van de landbouw is gezien het beperkt beschikbare areaal alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten. Aanpassen van de gebruiksfuncties is slechts mogelijk als grondeigenaren tegen een acceptabele prijs schadeloos worden gesteld of functieverplaatsing mogelijk is. Vervolgens zijn de kosten en effectiviteit van de maatregelen bepaald. Als maatregelen met een geringe kosteneffectiviteit achterwege worden gelaten blijven vier maatregelen over. De opgave voor deze maatregelen is opgenomen in tabel Het uitvoeren van dit maatregelenpakket moet leiden tot het behalen van het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Een deel van deze maatregelen is in de eerste planperiode opgenomen en uitgevoerd (paragraaf 15.8). Wapserveensche Aa

132 Tabel 15.1 Overzicht van maatregelen en bepalingen en hun bijdrage aan KRW, WB21/GGOR en significante schade voor de functies veiligheid, drinkwater, economie en milieu in brede zin. De effectiviteit is weergegeven in vier klassen: zeer groot, groot, matig, beperkt. De kosten zijn eveneens ingedeeld in vier klassen: nihil, gering, matig en hoog (het betreft een inschatting van de effectiviteit en kosten op basis van de beschikbare kennis in 2007). De blauw gearceerde maatregelen zijn geselecteerd. Uitvoering van deze maatregelen leidt tot het GEP. Van deze maatregelen is de totale opgave gegeven. Maatregelen KRW-maatregelen Hermeanderen (zoveel mogelijk in combinatie met inundatiezones), tpv geplande robuuste verbindingszone, benedenstrooms Vledder Aa. Eén stuw vervalt op dit traject Draagt bij aan doelen KRW Draagt bij aan doelen WB21/GGOR Significante schade Effectiviteit Kosten Waarde Eenheid X X Nee * Groot Hoog 6,5 Km Stuwen passeerbaar maken (benedenstrooms Vledder Aa) X Nee Groot Matig 3 Aantal Stoppen inlaat gebiedsvreemd water of aanleggen helofytenfilters gecombineerd met het vasthouden van water. X Nee Groot Matig 4 Hectare Gedifferentieerd onderhoud gericht op natuurontwikkeling X Nee Groot Nihil 1 Aantal Natuurvriendelijk inrichten (accoladeprofiel, natuurvriendelijke oevers, inclusief paaiplaatsen, extra aankoop 10 meter) circa X X Nee Groot Matig 50% van de lengte (bovenstrooms instroom Vledder Aa). Natuurlijk (akker)randenbeheer X Nee Beperkt Gering Stuwen passeerbaar maken (bovenstrooms Vledder Aa) X Nee Groot Matig Beplanting (beschaduwing) bovenstrooms van instroom Vledder Aa. X Nee Beperkt Gering Algemene maatregelen (ten behoeve van KRW) Intensiveren handhaving X Nee Beperkt Gering Reguleren visserij X Nee Beperkt Gering Voorlichting X Nee Beperkt Gering GGOR- en WB21-maatregelen Inrichten inundatiegebieden, oppervlakte groot X X Nee Groot Matig Peilbeheer aanpassen (drainagebasis verhogen tot GGOR, half natuurlijk peil) X Nee Matig Gering Overig huidig en generiek beleid Afkoppelen verhard oppervlak X X Nee Beperkt Hoog Beperkt gebruik bestrijdingsmiddelen op verhard oppervlak Nee Beperkt Beperkt Generiek beleid landbouw X Nee Beperkt Matig Duurzaam bouwen X Nee Beperkt Beperkt Stoppen grondwateronttrekking X Nee Beperkt Gering Hermeanderen 100% van de lengte X Ja Beekvormende processen volledig natuurlijk X Ja Alle stuwen verwijderen X Ja * Onder voorbehoud van provinciale toekenning van de functie robuuste ecologische verbindingszone Status & doelen In de eerste KRW-rapportage van 2004 is aan de Wapserveensche Aa voorlopig de status sterk veranderd toegekend. Voorafgaand aan de eerste planperiode is getoetst of de doelen voor natuurlijke wateren van het type R5 niet haalbaar zijn met het geplande maatregelenpakket. Als dit het geval is mag de waterbeheerder de doelen aanpassen. Hydromorfologische knelpunten zijn beschreven in paragraaf Stoffen en biologische kwaliteitselementen zijn getoetst op basis van monitoringsgegevens. Stoffen Wapserveensche Aa

133 De gehalten van stoffen zijn in 2004 getoetst aan de regionale richtwaarden voor ecologie ondersteunende stoffen en aan de Europese normen voor prioritaire- en Rijnrelevante stoffen. De toetsing is uitgevoerd op het meest benedenstroomse meetpunt (1WAPA6RO). De waarden voor PAK s en bestrijdingsmiddelen zijn bij alle waterlichamen in 2006 met goed beoordeeld. Stoffen waarvan de beoordeling fluctueert, zijn weergegeven in tabel Alle stoffen voldoen of zijn niet gemeten (koper en zink). Tabel 15.2 Kwaliteitsklassen voor ecologie ondersteunende stoffen en specifiek verontreinigende stoffen. Stof Fosfaat Stikstof Nikkel Koper Zink Kwaliteitsklasse 2006 Goed Zeer goed Goed Niet gemeten Niet gemeten Biologie Om voor het bepalen van de status de toestand voorafgaand aan de eerste planperiode te bepalen waren voldoende gegevens beschikbaar van vegetatie, macrofauna en vissen (relevante kwaliteitselementen voor R5). De ecologische gegevens zijn getoetst aan maatlatten voor een langzaam stromende beek op zand (R5) in de natuurlijke toestand. De beoordeling geeft een beeld van de gehele beek. De situatie is destijds als volgt ingeschat: Vegetatie: De vegetatie scoort ontoereikend in de Wapserveensche Aa. Met het model AqMaD (bijlage 16) is geanalyseerd wat hiervan de oorzaken zijn. Hieruit is gebleken dat de waterkwaliteit voor de vegetatie over het algemeen goed is, Wel is het gehalte stikstof en fosfaat op de oevers te hoog. Tevens kent het profiel van de beek te weinig dynamiek en is er sprake van te weinig stroming. Hierdoor komt de beoogde vegetatie niet geheel tot ontwikkeling; Macrofauna: Door het ontbreken van voldoende stroming, voornamelijk in de boven- en middenloop van de beek, stagneert de ontwikkeling van de macrofauna. De macrofauna in de Wapserveensche Aa is hierdoor beoordeeld als ontoereikend; Vissen: In 2006 en 2007 is de visstand in de beek bemonsterd en beoordeeld volgens de KRW maatlatten. Hieruit is gebleken dat de kwaliteit ontoereikend was. Knelpunten in de Wapserveensche Aa zijn de zeven stuwen die (nog) niet vispasseerbaar zijn en het gebrek aan stroming. Conclusie In de eerste KRW-rapportage van 2004 is aan de Wapserveensche Aa voorlopig de status sterk veranderd toegekend. Op basis van de monitoringsresultaten voorafgaand aan de eerste planperiode blijkt dat de biologische toestand ontoereikend is. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de huidige inrichting van het waterlichaam. De set van maatregelen die voor de Wapserveensche Aa is vastgesteld leidt wel tot een verbetering van de ecologische toestand, maar niet tot de goede ecologische toestand. De ingrepen uit het verleden zijn niet terug te draaien zonder significante schade aan de functies toe te brengen De status sterk veranderd blijft daarom gehandhaafd GEP Voor macrofauna en vissen is het doel op de maatlat voor natuurlijke wateren R5 gesteld op 0,4 in plaats van het GET (0,6). Voor macrofyten is wel 0,6 gehandhaafd, dit kwaliteitselement scoorde in 2009 al hoger dan 0,6. In 2014 is het GEP voor macrofyten naar 0,4 verlaagd en dat voor vissen naar 0,15 vanwege lagere scores veroorzaakt door de aangepaste landelijke maatlatten (paragraaf 4.3.2). Wapserveensche Aa

134 15.7 Toestand 2014 De Wapserveensche Aa heeft een goede chemische toestand. Alle prioritaire stoffen voldoen aan de norm. De ecologische toestand is nog niet goed, aangezien nog niet alle onderdelen goed scoren (tabel 15.3). Van de biologische kwaliteitselementen voldoet alleen de overige waterflora aan het GEP in zowel 2009 als Het GEP en de waardering van vis en overige waterflora is in 2015 getalsmatig lager dan in Dit is het gevolg van een andere berekeningswijze met een nieuwe maatlat. Dit betreft geen doelverlaging, maar aanpassing van methodiek. Er is in het veld geen sprake van een feitelijke achteruitgang en het oordeel is hierdoor niet gewijzigd. De ambitie en het doel zijn niet veranderd ten opzichte van de voorgaande periode. Tabel 15.3 Beoordeling van de ecologische toestand in 2009 (met oude maatlatten?) en 2014 (met nieuwe maatlatten) de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009 en aangepast in 2014). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Kwaliteitselement Prognose 2021 GEP 2009 GEP 2014 Fytoplankton Macrofauna 0,310 0, Macrofyten 0,670 0, Vissen 0,310 0, Fosfaat (totaal in mg/l) 0,120 0,113 0,14 0,11 Stikstof (totaal) 1,33 1,23 4 2,3 ph 7,35 7,53 5,5-8,5 5,5-8,5 Chloride (mg/l) Zuurstof (%) 88,00 87, Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) Koper Zink Macrofauna voldoet nog niet aan de goede toestand. Kenmerkende taxa voor middenlopen van beken (R5) ontbreken. Dit komt door de lage stroomsnelheid, waardoor minder variatie in habitats (substraten) aanwezig is. Ook de afwezigheid van houtige opslag op de oevers beperkt de habitatdiversiteit. Er komen hoge piekafvoeren voor waardoor macrofaunasoorten wegspoelen. Door het gebrek aan luwe habitats wordt dit effect nog versterkt. Ook vissen halen de matige ecologische toestand. Ook voor vissen ontbreken de stromingminnende soorten, vanwege dezelfde redenen als benoemd voor macrofauna, een te lage stroomsnelheid en afwezigheid van geschikte habitats. Er worden nauwelijks migrerende soorten gevonden. Dit komt enerzijds doordat stuwen nog niet passeerbaar zijn, anderzijds omdat het habitat grotendeels ongeschikt is (weinig gebieden met variatie in stroming en diepte). De toegankelijkheid van zijtakken en bovenlopen is beperkt. Alle fysische en chemische factoren voldoen aan het GEP behalve fosfaat. Het fosfaatgehalte is in 2014 lager dan in Doordat de norm is aangescherpt tot 0,11 mgp/l wordt deze nog net niet gehaald en is de toestand nu matig. Dit is dus geen werkelijke achteruitgang in het veld. De verwachting is dat voor fosfaat en voor vissen het GEP in 2021 gehaald kan worden. Fosfaat laat een dalende trend zien en ligt net boven de norm. Voor vissen wordt wellicht het effect zichtbaar van het passeerbaar maken van drie stuwen in planperiode 1. Maatregelen zoals hermeanderen moeten nog (deels) uitgevoerd worden. Effecten op macrofauna zijn pas na de tweede planperiode te verwachten. De specifiek verontreinigende stoffen voldoen allemaal aan de norm. Wapserveensche Aa

135 15.8 Maatregelenpakket De stuwen in de Wapserveensche Aa zijn vispasseerbaar gemaakt. Het grootste deel van de inrichtingsmaatregelen is gepland voor planperiode 2 en 3 (tabel 15.4). Tabel 15.4 Maatregelen die uitgevoerd zijn in planperiode 1 ( ) en opgave voor planperiode 2 ( ) en 3 ( ) voor de Wapserveensche Aa. Maatregelen SGBP Eenheid Totale opgave Gepland Uitgevoerd 2015 Opgave Opgave Natuurvriendelijk onderhoud (actief vegetatie- en waterkwaliteitsbeheer km Aanleg zuiveringsmoeras 2 (Helofytenfilters of stoppen ha 4 4 inlaat) 3. Hermeanderen (verbreden, hermeanderen, nvo) km Stuwen passeerbaar maken stuks Maatregel 1: Natuurvriendelijk onderhoud wordt inmiddels toegepast op het hele waterlichaam Maatregel 2: Er wordt nog nader onderzoek uitgevoerd naar nut en noodzaak van het aanleggen van helofytenfilters gezien de huidige ontwikkelingen van de toestand (stikstof voldoet aan het GEP, fosfaat bijna). Maatregel 3: De vereiste robuuste verbindingszone is niet gerealiseerd. Er wordt de komende planperiode onderzocht of er alternatieven zijn voor deze maatregel (ten behoeve van de verbetering van de macrofauna). Door bij de maatregelen voor vissen zoals hermeandering en aanpassing van het dwarsprofiel te zorgen voor meer diversiteit in de oever en meer stroming zal ook de macrofauna kunnen verbeteren. Voor dit traject zijn de maatregelen gericht op verbetering van de variatie binnen het huidige dwarsprofiel. Bovenstrooms zijn meer gebieden afgekoppeld zodat de beek ruim gedimensioneerd is. Aanvullend is het mogelijk om bos langs de beek zich te laten ontwikkelen en het inbrengen van hout in de beek. Maatregel 4: De stuw De Wulpen is vispasseerbaar gemaakt in 2013 (vispassage bij Eeserwold). De planvoorbereiding van twee andere stuwen (Helomaweg en de Driesprong) loopt en deze zullen naar verwachting voor het einde van 2015 gerealiseerd zijn. Indien blijkt dat de beoogde maatregelen niet voldoen kan nog gekeken worden naar de mogelijkheden voor nevengeulen binnen bestaande watergangen en/of sloten langs de beek Prognose 2021 en fasering Naar verwachting voldoet alleen het kwaliteitselement macrofauna in 2021 nog niet aan het gestelde doel (GEP). Dit komt doordat het nemen van alle maatregelen in de eerste en tweede planperiode leidt tot onevenredig hoge kosten. Bovendien is dit technisch onhaalbaar (zie paragraaf 7.5.2). Wapserveensche Aa

136 16 Wold Aa (NL35_Wold_Aa) 16.1 Watersysteem Het waterlichaam Wold Aa behoort tot de categorie Rivieren, type R5; langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand. Oorspronkelijk is de Wold Aa een langzaam stromende meanderende beek. De oorsprong van de beek ligt ten zuiden van Wijster. De beek heeft in de omgeving van Wijster geen eigen brongebied, maar ontstaat op het keileemplateau tussen Wijster en het VAM-kanaal. De Wold Aa stroomt in zuidwestelijke richting, via Meppel, uit in het Meppelerdiep (kaart 16.1). In de huidige situatie heeft de Wold Aa een totale lengte van 31 km (incl. de bovenloop). Hiervan is 22 kilometer benoemd als waterlichaam. Het afwaterend oppervlak bedraagt ongeveer hectare. Uit historisch materiaal blijkt dat het oorspronkelijke stroomgebied van de Wold Aa verder doorliep tot aan de Vossenberg Reigersveen aan de oostzijde van het Linthorst-Homan kanaal. Er wordt zelfs gesuggereerd dat de bovenloop van het Oude Diep, via de Roode Brand, in het verleden de bovenloop van de Wold Aa vormde. Mede door de aanleg van het VAM- en het Linthorst- Homankanaal zijn de oorspronkelijke stroomgebiedsgrenzen van het beeksysteem drastisch gewijzigd Beschermde gebieden Bovenstrooms loopt de Wold Aa over een kort traject langs het Dwingelderveld, Natura 2000 gebied. Foto 16.1 (links). De middenloop van de Wold Aa ter hoogte van Kralo Pesse. Foto 16.2 (rechts). De benedenloop van de Wold Aa in Meppel. Wold Aa (NL35_Wold_Aa)

137 Kaart 16.1 Het stroomgebied van de Wold Aa. Wold Aa (NL35_Wold_Aa)

138 16.3 Functies en landgebruik stroomgebied In het stroomgebied van de Wold Aa beslaat water maar een klein oppervlak, namelijk 137 ha (figuur 16.1). De Omgevingsvisie van de provincie Drenthe benoemt drie hoofdfuncties die invloed hebben op de waterhuishouding in het stroomgebied van de Wold Aa. In de boven- en de benedenloop van de beek ligt het accent voornamelijk op de landbouwfunctie. In de middenloop staat de natuurfunctie (2505 ha) centraal. Daarnaast stroomt de Wold Aa in de benedenloop gedeeltelijk door stedelijk gebied. In het stroomgebied liggen de woonkernen Spier, Wijster, Pesse, Eursinge, Ruinen, Hees, Berghuizen, Koekange, Ruinerwold, Blijdenstein en Meppel. Kaart 16.2 geeft een overzicht van de functies en de ligging van de woonkernen in het stroomgebied van de Wold Aa. Landbouw Landbouw beslaat het grootste oppervlak in het stroomgebied (kaart 16.3 en figuur 16.1): ha grasland en ha akkerbouw. De landbouwfunctie blijft centraal staan in de benedenloop van de beek (tussen Meppel en Ruinen). Plaatselijk stroomt de beek door kleine natuurgebieden zoals het Wandelbos bij Meppel, de Koekoek en de Lange- en Ronde Weiden. Grootschalige veranderingen in waterpeil, profiel en tracé van de Wold Aa zijn hier niet gewenst. In de middenloop (tussen Ruinen en Pesse) komen afwisselend de functies landbouw en natuur voor. De mogelijkheden voor veranderingen in waterpeil, profiel en tracé zijn hier afhankelijk van de eigendomssituatie. In de bovenloop (tussen Pesse en Wijster) komt alleen de landbouwfunctie voor. Natuur Op de plaatsen waar natuurgebieden grenzen aan de Wold Aa kan de beek eventueel worden ingepast in het aangrenzende terrein (beekherstel). Daar waar het beekdal grenst aan het Nationaal Park Dwingelderveld ligt de beek over de gehele lengte in een gebied met een natuurfunctie (middenloop). Afhankelijk van de aangrenzende functies worden ter plaatse van natuurgebieden waterpeil, profiel en tracé aangepast en het systeem zo aangelegd dat de (interne) verdroging opgelost wordt. Beekherstel is voor de Wold Aa tot dusverre niet uitgevoerd. Alleen het onderhoud is geëxtensiveerd. Stedelijk gebied In het stroomgebied van de Wold Aa is 973 ha stedelijk gebied. In de kern Meppel stroomt de Wold Aa over een lengte van circa 1,8 km door de stad. Over een lengte van circa 500 meter ligt de beek ingesloten tussen 2 kademuren en bebouwing. Daarnaast heeft de beek over een lengte van ongeveer 600 meter 1-zijdig een flauw talud van 1:4 met bijbehorende onderwaterberm. Diverse bruggen, kademuren en overige harde infrastructuur vormen knelpunten ten aanzien van de ecologische verbindingsfunctie. Figuur 16.1 Grondgebruik in het stroomgebied van de Wold Aa. Overige functies Wold Aa (NL35_Wold_Aa)

139 In de huidige situatie zijn naast deze functies nog enkele water gerelateerde functies te onderscheiden, namelijk: Waterconservering, afvoer en aanvoer (ten behoeve van landbouw, natuur en stedelijk gebied); Opvang van water in het beekdal en aangrenzende gronden in het kader van Waterbeheer 21ste eeuw (vasthouden, bergen en afvoeren); Ecologische functie: het grootste deel van deze beek valt onder een nog te realiseren ecologische verbinding of stroomt door natuurgebied vallend onder de EHS (bijlage 17). Bovenstrooms loopt een klein deel van de beek langs het Natura 2000 gebied Dwingelderveld; Grondwaterbeschermingsgebied en grondwaterwingebied Waterhuishouding Met de huidige inrichting en het gevoerde peilbeheer kan een waterhuishouding worden geregeld die past bij de landbouwfunctie van het gebied. Ter verbetering van de ecologische functie zijn in het verleden kleinschalige maatregelen uitgevoerd, zoals de aanleg van natuurvriendelijke oevers over een kleine afstand. Over het algemeen geldt voor het dwarsprofiel van de Wold Aa dat aan weerszijden taluds voorkomen zonder een onderwaterberm. Voorafgaand aan de eerste planperiode is nog nauwelijks beekherstel uitgevoerd in de Wold Aa. De beschikbare ruimte is beperkt als gevolg van infrastructuur (verharde - en onverharde wegen, kaden) Daar waar wel voldoende ruimte is, is grondverwerving nodig en dit is kostbaar. Desalniettemin is in 2006 de herinrichting van 90 ha reservaatgebied afgerond. Met de ontwikkeling van het project De Koekoek is een waterberging van m 3 gerealiseerd. In 2013 is het project binnen het Nationaal Park Dwingelderveld uitgevoerd om verdroging te voorkomen. Door het herstel van het waterhuishoudkundige systeem in de slenken Noordenveld, Kraloo, Benderse, Kloosterveld en Davidsplassen-Leisloot wordt meer water vast gehouden en wordt in belangrijke mate de interne verdroging opgelost. Door het plaatsen van knijpstuwen op de randen van het Dwingelderveld kan tevens 1,25 miljoen m 3 water worden vastgehouden onder extreme omstandigheden. Foto 16.3 Luchtfoto van projectgebied De Koekoek. Tevens is hierop de waterwinning bij het sultansmeer zichtbaar. Foto 16.4 De Wold Aa bij het Mallegat in Meppel. De beek ligt hier ingesloten tussen twee steile kademuren. 3. Status, doelen en toestand Wold Aa (NL35_Wold_Aa)

140 Kaart 16.2 Functies in het stroomgebied van de Wold Aa. Wold Aa (NL35_Wold_Aa)

141 Kaart 16.3 Grondgebruik in het stroomgebied van de Wold Aa. Wold Aa (NL35_Wold_Aa)

142 16.5 Knelpunten in de uitgangssituatie Waterkwaliteit (belastingen 2009) De Wold Aa is onderhevig aan de volgende belastingen: Door afstromend wegwater en regenwaterriolen wordt het water belast met stikstof (N), fosfaat (P), zware metalen, etc.; Door uit- en afspoeling vanuit landbouwgronden vindt belasting plaats met stikstof (N), fosfor (P) en gewasbeschermingsmiddelen; Belasting met zware metalen en PAK ontstaat door verkeer (weg/rail) en infrastructuur; Atmosferische depositie veroorzaakt belasting met stikstof en PAK Hydromorfologie De belangrijkste knelpunten in dit waterlichaam zijn de inrichting en de verstoorde natuurlijke hydrologie. De Wold Aa is sterk aangetast ten aanzien van de natuurlijke situatie. Het waterhuishoudkundige systeem is afgestemd op de landbouwkundige functie rondom de beek. De beek heeft echter ook een ecologische functie en ten aanzien van deze functie voldoet het systeem niet aan een natuurlijk beeksysteem. De beek is gekanaliseerd en genormaliseerd, waardoor lengte- en dwarsprofiel geen variatie meer hebben. Veel meanders zijn verdwenen. Door regulatie (peilbeheer d.m.v. stuwen) is de stroomsnelheid beperkt. Er is sprake van omgekeerd peilbeheer en wateraanvoer (opvoergemalen) in droge situaties ten behoeve van de landbouw, wat heeft gezorgd voor verlies van oeverzones en overstromingsvlaktes. Door overdimensionering en peilregulatie treedt geen inundatie meer op. Dit zorgt voor te weinig habitat diversiteit voor vissen en macrofauna. Door het ontbreken van overstromingsvlaktes ontbreekt een gradiënt van nat naar droog, wordt er geen voedselrijk slib afgezet buiten de beek en zijn er minder paaimogelijkheden voor vissen. Door het vaste eentonige profiel is er nauwelijks ruimtelijke variatie in stroomsnelheid, zoals rustig stromende tot stilstaande plekken en plaatselijk stroomversnellingen. Hierdoor ontbreekt het aan variatie in structuren (zoals steile, flauwe en overhangende oevers, zandbanken, grindbedden, etc.). De beek ligt voor het grootste deel in open gebied waardoor er geen beschaduwing is en er nauwelijks organisch materiaal (bladpakketten, takken en boomstammen) in de beek aanwezig is. Er zijn geen bomen op de oever om te zorgen voor dynamiek en variatie in de waterloop, zoals structuren langs de beek (boomwortels) en in de loop zelf (ingevallen bomen, takken en blad). Door de lage stroomsnelheid ontbreken kenmerkende soorten van stromend water. Ook soorten die op vaste substraten, zoals grind, takken en stammen leven ontbreken grotendeels. Macrofaunasoorten die leven van grof detritus (afgebroken ingevallen blad) zijn onvoldoende aanwezig. De aanwezige stuwen beperken de mogelijkheden voor migratie van vissen en sommige macrofauna en de uitwisseling tussen populaties. Intensief onderhoud zorgde in de beek voor een afname van abundantie en diversiteit van waterplanten. Intensief onderhoud heeft ook effect op de macrofauna en vissen, doordat veel dieren verwijderd worden en doordat habitat verdwijnt. Het beheer en onderhoud zijn inmiddels al aangepast en minder intensief. In de middenloop is door de wisselende functies natuur en landbouw en de sterk versnipperde eigendomssituatie beekherstel nog niet mogelijk. In de benedenloop zijn plaatselijk natuurvriendelijke oevers aangelegd, maar door de versnipperde ligging is het nog niet mogelijk om een aaneengesloten verbinding te realiseren. In het stedelijke gebied vormen de kademuren van het Malle Gat een probleem op het gebied van de ecologie Selectie van maatregelen 2007 Op basis van de geconstateerde knelpunten is in het gebiedsproces een selectie gemaakt van maatregelen om de ecologische toestand van de Wold Aa te verbeteren (tabel 16.1, voor methode zie Wold Aa (NL35_Wold_Aa)

143 paragraaf 7.2). Vier van deze maatregelen leiden tot significante schade aan de waterhuishoudkundige functie, bescherming tegen overstroming en afwatering van het gebied: 1. Hanteren van een natuurlijk waterpeil: De waterhuishouding in gebieden met een intensief agrarische functie vraagt om een gereguleerde grondwaterstand. In gebieden met een landbouwfunctie betreft het bijvoorbeeld de teelt van gewassen die optimaal renderen bij een bepaalde grondwaterstand. Voor een goede bedrijfsvoering is de berijdbaarheid van de percelen nodig. Dit kan alleen als de grondwaterstand niet te hoog is. Een natuurlijke fluctuatie van het peil heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk; 2. Hermeanderen in landbouwgebied: Het hermeanderen van beken heeft als doel meer variatie te creëren in het stromingspatroon en substraat van beken. Om dit te realiseren en eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding te compenseren, moet areaal worden vrijgemaakt ten behoeve van het verleggen van de beek en wellicht voor mogelijke inundaties die zullen plaatsvinden vanwege het gewijzigde profiel. Hierdoor gaat areaal voor de landbouw verloren, dat in het dichtbevolkte Nederland slechts beperkt en tegen relatief hoge kosten beschikbaar is. Bovendien worden inundaties vanwege de water- / slibkwaliteit op veel plaatsen uit milieuoverwegingen ongewenst geacht; 3. Hermeanderen in stedelijk gebied: In bebouwd gebied is het veelal niet mogelijk om ruimte aan de stedelijke omgeving te onttrekken om hermeandering te realiseren. Het areaal is doorgaans al in gebruik voor functies zoals wonen en werken. Door het ruimtebeslag van hermeandering gaat areaal verloren voor functies met een hoge gebruikswaarde (vooral wonen). Tot slot zullen diverse soorten infrastructuur, zoals wegen, kabels, leidingen en riolering niet meer functioneren zonder vergaande compenserende ingrepen; 4. Verwijderen van stuwen in intensief agrarisch gebied: Het oppervlaktewaterpeil wordt gereguleerd door stuwen. Het verwijderen van stuwen in agrarisch gebied leidt tot lagere grondwaterpeilen, wat verminderde opbrengsten tot gevolg heeft en is daardoor ongewenst. Bovendien kan door het ontbreken van stuwen niet meer worden ingespeeld op situaties van langdurige droogte of hoge afvoeren. De grondwaterstand wordt in groot deel van het jaar lager en extreem lage grondwaterstanden houden langer aan. De ontstane opbrengstderving voor de landbouw is niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Het enige alternatief is verplaatsing van functies; 5. Verhogen drainage: Het dempen van waterlopen of het verhogen van de drainagebasis heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie voor de landbouw wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is. Bovendien leiden de afgenomen mogelijkheden voor waterafvoer ertoe dat regenwater plaatselijk lang op het land blijft staan. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Wold Aa (NL35_Wold_Aa)

144 Tabel 16.1 Overzicht van maatregelen en bepalingen en hun bijdrage aan KRW, WB21/GGOR en significante schade voor de functies veiligheid, drinkwater, economie en milieu in brede zin. De effectiviteit is weergegeven in vier klassen: zeer groot, groot, matig, beperkt. De kosten zijn eveneens ingedeeld in vier klassen: nihil, gering, matig en hoog (het betreft een inschatting van de effectiviteit en kosten op basis van de beschikbare kennis in 2007). De blauw gearceerde maatregelen zijn geselecteerd. Uitvoering van deze maatregelen leidt tot het GEP. Van deze maatregelen is de totale opgave gegeven. Maatregelen KRW maatregel Natuurvriendelijk inrichten (accoladeprofiel, natuurvriendelijke oevers, inclusief paaiplaatsen, extra aankoop 10 meter) circa 80% van de lengte. Draagt bij aan doelen KRW Draagt bij aan doelen WB21/GGOR Significante schade Bijdrage aan KRW doelen Kosten Waarde Eenheid X X Nee Groot Hoog 18 Km Stuwen passeerbaar maken (alle). X Nee Groot Matig 10 Aantal Hermeanderen 20% van de lengte (zoveel mogelijk in combinatie met inundatiezones), ter plaatse van X X Nee Groot Hoog 4 Km natuur. Gedifferentieerd onderhoud gericht op natuurontwikkeling. X Nee Groot Nihil 1 Aantal Oevers plaatselijk bekalken. X Nee Groot Matig Stoppen inlaat gebiedsvreemd water. X Nee Groot Matig Helofytenfilters aanleggen X Nee Groot Matig Natuurlijk (akker)randenbeheer X Nee Matig Gering Algemene maatregelen (ten behoeve van KRW) Intensiveren handhaving X Nee Beperkt Gering Reguleren visserij X Nee Beperkt Gering Voorlichting X Nee Beperkt Gering GGOR- en WB21-maatregelen Half natuurlijk peil X X Nee Groot Gering Inrichten inundatiegebieden, oppervlakte gering X X Nee Groot Matig Drainagebasis verhogen = herstel GGOR-functie X Nee Matig Gering Overig huidig en generiek beleid Aanpak overstorten X Nee Beperkt Gering Afkoppelen verhard oppervlak (incl. vertraagde afvoer) X X Nee Beperkt Hoog Beperkt gebruik bestrijdingsmiddelen op verhard oppervlak X Nee Beperkt Beperkt Generiek beleid landbouw X Nee Beperkt Matig Duurzaam bouwen X Nee Beperkt Beperkt Natuurlijk peil (dynamiek, incl. inundaties) X Ja Hermeanderen 100% van de lengte X Ja Beekvormende processen volledig natuurlijk X Ja Alle stuwen verwijderen X Ja Vervolgens zijn de kosten en de effectiviteit van de maatregelen bepaald. Als maatregelen met een geringe kosteneffectiviteit achterwege worden gelaten blijven vier maatregelen over. De opgave voor deze maatregelen is opgenomen in tabel Het uitvoeren van dit maatregelenpakket moet leiden tot het behalen van het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Een deel van deze maatregelen is in de eerste planperiode opgenomen en uitgevoerd (paragraaf 16.8). Wold Aa (NL35_Wold_Aa)

145 16.7 Status & doelen Bepaling van de status In de eerste KRW-rapportage van 2004 is aan de Wold Aa voorlopig de status sterk veranderd toegekend. Voorafgaand aan de eerste planperiode is getoetst of de doelen voor natuurlijke wateren van het type R5 niet haalbaar zijn met het geplande maatregelenpakket. Als dit het geval is mag de waterbeheerder de doelen aanpassen. Hydromorfologische knelpunten zijn beschreven in paragraaf Stoffen en biologische kwaliteitselementen zijn getoetst op basis van monitoringsgegevens. Stoffen De gehalten van stoffen zijn in 2006 getoetst aan de regionale richtwaarden voor ecologie ondersteunende stoffen en aan de Europese normen voor prioritaire- en Rijnrelevante stoffen. De toetsing is uitgevoerd op het meest benedenstroomse meetpunt (2WOLA9RO). De waarden voor PAK s en bestrijdingsmiddelen zijn bij alle waterlichamen in 2006 met goed beoordeeld. Stoffen waarvan de beoordeling fluctueert, zijn weergegeven in tabel Alle stoffen voldoen aan de normen. Tabel 16.2 Kwaliteitsklassen voor ecologie ondersteunende stoffen en specifiek verontreinigende stoffen. Stof Fosfaat Stikstof Nikkel Koper Zink Kwaliteitsklasse 2006 Goed Goed Zeer goed Goed Zeer goed Biologie Voor het bepalen van de biologische kwaliteit voorafgaand aan de eerste planperiode van de voor R- typen relevante kwaliteitselementen (vegetatie, macrofauna en vis) waren voldoende gegevens beschikbaar. De beoordeling geeft een beeld van de gehele beek. De situatie is als volgt ingeschat: Vegetatie: De vegetatie scoort ontoereikend in de Wold Aa. Met het model AqMaD (bijlage 16) is geanalyseerd wat hiervan de oorzaken zijn. Hieruit is gebleken dat de waterkwaliteit voor de vegetatie over het algemeen redelijk is, echter voor de oeverplanten ontbreekt calciumcarbonaat (de oeverbodems zijn verzuurd). Tevens komen in de Wold Aa te weinig soorten water- en oeverplanten voor. De belangrijkste knelpunten voor de vegetatie zijn troebel water, weinig stroming en voor de oeverplanten is er te weinig kwel; Macrofauna: De beoordeling ontoereikend is het gevolg van het nagenoeg ontbreken van dominant positieve en kenmerkende soorten. De macrofauna bestaat vooral uit negatieve of niet relevante soorten. Dit wordt met name veroorzaakt door het gebrek aan stroming. Hierdoor komen algemene soorten en stilstaand water soorten voor. Stromingminnende soorten zijn te weinig aanwezig; Vissen: In 2006 en 2007 is de visstand in dit waterlichaam onderzocht en beoordeeld. Hieruit is gebleken dat de kwaliteit ontoereikend is. Knelpunten in de Wold Aa zijn voornamelijk de stuwen die (nog) niet vispasseerbaar waren en het gebrek aan stroming. Stromingminnende en migrerende vissen ontbreken hierdoor grotendeels. Conclusie Op basis van de monitoringsresultaten blijkt dat de biologische toestand ontoereikend is. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de huidige inrichting van het waterlichaam. De set van maatregelen die voor de Wold Aa is vastgesteld leidt wel tot een verbetering van de ecologische toestand, maar niet tot de goede ecologische toestand (GET). De ingrepen uit het verleden zijn niet terug te draaien zonder significante schade aan de functies toe te brengen. Alternatieven voor de ingrepen die hebben geleid tot het sterk veranderde karakter van het waterlichaam zijn beschouwd, maar deze zijn verworpen omdat ze leiden tot onevenredig hoge kosten en/of omdat ze technisch onhaalbaar zijn. Het waterlichaam ligt in een gebied met bestemming landbouw en voor een kleiner deel natuur en bebouwing. De waterhuishouding is afgestemd op deze functies. Verplaatsing van de landbouw is Wold Aa (NL35_Wold_Aa)

146 gezien het beperkt beschikbare areaal alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten. Aanpassen van de gebruiksfuncties is slechts mogelijk als grondeigenaren tegen een acceptabele prijs schadeloos worden gesteld of functieverplaatsing mogelijk is. Dat is alleen mogelijk tegen zeer hoge kosten. De status sterk veranderd blijft daarom gehandhaafd GEP Naar aanleiding van de sterk veranderde status van de Wold Aa zijn de doelen op de maatlat voor R5 aangepast: Vooral de stroming zal niet over het hele traject hersteld kunnen worden met het gekozen maatregelenpakket. Dit heeft vooral effect op de macrofauna en vissen. Het GEP voor deze kwaliteitselementen is daarom gesteld op 0.4. Voor macrofyten is de score in 2009 al vrij hoog. Het GET zal niet gehaald worden omdat de vegetatie teveel lijkt op de vegetatie uit een stilstaand water, maar de vegetatie is wel divers. Het GEP is daarom 0.5. Het GEP voor vissen is in 2014 verder verlaagd naar 0.1 (paragraaf 4.3.2) Toestand 2014 De chemische toestand is nog niet goed. De meetwaarde ( g/l) voor sbghipinp (PAK) overschrijdt de norm (0.002g/l) Deze stof is gemeten op een meetpunt in het Meppelerdiep. Dit is waarschijnlijk niet representatief voor de Wold Aa. Voor deze stof is de prognose dat in 2021 de norm wel gehaald wordt (paragraaf 6.1). Tabel 16.3 Beoordeling van de ecologische toestand in 2009 (met oude maatlatten) en 2014 (met nieuwe maatlatten), de prognose voor 2021 en het GEP (2009 en 2014, vetgedrukt indien aangepast). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Kwaliteitselement prognose 2021 GEP 2009 GEP 2014 Fytoplankton Macrofauna 0,310 0, Macrofyten 0,590 0, Vissen 0,280 0, Fosfaat (totaal in mg/l) 0,100 0,120 0,14 0,11 Stikstof (totaal) 1,12 1,65 4 2,3 ph 7,50 7,48 5,5-8,5 5,5-8,5 Chloride (mg/l) 24* Zuurstof (%) 92,33 79, Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) Koper Zink *is destijds als slecht beoordeeld. De ecologische toestand is nog niet goed, aangezien nog niet alle onderdelen goed scoren (tabel 16.3). Het GEP wordt voor alle biologische kwaliteitselementen en fosfaat nog niet gehaald. Vissen en macrofauna scoren ontoereikend. Dit is een gevolg van de onnatuurlijke inrichting van de beek. Ook de hydrologie is verstoord. Er is onvoldoende stroomsnelheid in de zomerperiode en daardoor dynamiek en structuren in het dwarsprofiel van de beek. Er treden regelmatig afvoerpieken op waarbij de stroomsnelheid hoog is (figuur 16.2). Effecten van maatregelen zijn bovendien nog niet meetbaar. Er komen nog te weinig stromingminnende (en voor vissen migrerende) soorten voor. Het GEP en de waardering van vis is in 2015 getalsmatig lager dan in Dit is het gevolg van een andere berekeningswijze met een nieuwe maatlat, die het aandeel stromingminnende vis zwaarder meeweegt. Er is in het veld geen sprake van een feitelijke achteruitgang en het oordeel is hierdoor niet gewijzigd. De ambitie en het doel zijn niet veranderd ten opzichte van de voorgaande periode. De score voor overige waterflora is door natuurlijke fluctuaties in 2014 net een klasse lager dan in We zien dit niet als een achteruitgang. Gezien de maatregelen die uitgevoerd zijn en nog uitgevoerd gaan worden is de verwachting dat de goede toestand voor overige waterflora in 2021 weer gehaald wordt. Wold Aa (NL35_Wold_Aa)

147 De fosfaatnorm is voor de beken aangepast van 0.14 naar 0.11 mg N/l. Het gemeten gehalte is gestegen van 0.10 mg/l in 2009 tot 0.12 mg/l voor Hiermee wordt de nieuwe strengere norm net overschreden en wordt niet de goede toestand gehaald. Over het algemeen laten de metingen van de afgelopen jaren laten wel een dalende trend zien, waardoor de verwachting is dat de komende metingen lager zullen zijn. Om deze reden zien we de stijging in fosfaatgehalte niet als een achteruitgang. Alle specifiek verontreinigende stoffen voldoen in 2014 aan de norm. Figuur 16.2 Stroomsnelheid in de Wold Aa in 2012 en Maatregelenpakket In de Wold Aa moet nog een groot aantal stuwen vispasseerbaar gemaakt worden in de komende planperioden. Natuurvriendelijke inrichting staat gepland voor de tweede planperiode (tabel 16.4). Tabel 16.4 Maatregelen die uitgevoerd zijn in planperiode 1 ( ) en opgave voor planperiode 2 ( ) en 3 ( ) voor de Wold Aa. Nr Maatregelen SGBP Eenheid Totale opgave Gepland Uitgevoerd 2015 Opgave Opgave Natuurvriendelijk onderhoud (actief vegetatie- en waterkwaliteitsbeheer Km Natuurvriendelijk inrichten 2 (verbreden of aanleggen Km natuurvriendelijke oever) 3 Stuwen passeerbaar maken* Stuks *In de factsheets staat stuwen passeerbaar maken onder overige maatregelen omdat een deel hiervan eerder is uitgevoerd dan gepland. Maatregel 1: Natuurvriendelijk onderhoud moet leiden tot een grotere diversiteit in de oevervegetatie en een verbetering van de toestand voor waterflora en macrofauna en vis. Ook de natuurvriendelijke inrichting van nog eens 3.5 km in de komende planperiode (maatregel 2) zal hieraan bijdragen. Maatregel 2: De komende planperiode wordt 3,5 km natuurvriendelijk ingericht, deels door herprofilering van de oevers, deels door het aantakken en waar nodig herinrichten van oude meanders. Dit moet meer leef- en paaigebied voor vissen creëren. Maatregel 3: Voor de stuw Sultansmeer zijn voorbereidingen gepleegd om de stuw vispasseerbaar te maken. De stuw bij Blijdenstein (Engelgaarde wordt samen met de stuw de Trijzen aangepakt in de tweede planperiode. De drie meest benedenstrooms gelegen stuwen Wold Aa (NL35_Wold_Aa)

148 zijn dan passeerbaar (kaart 16.4). Er resteren dan nog 7 stuwen voor de derde planperiode. Kaart 16.4 Stuwen in de Wold Aa. Oorspronkelijk was voor de Wold Aa 4 km hermeandering gepland. De aankomende periode wordt 1 km uitgevoerd bij Engelgaarde. Er zijn twijfels of hermeandering in deze beek wel zin heeft vanwege het geringe verval en het strakke peilbeheer. Voor de keuze om een traject te laten (her)meanderen in de Wold Aa is het belangrijk om eerst een goede hydrologische analyse te laten uitvoeren. Succes voor stromingminnende soorten (die ervoor zorgen dat de KRW score toeneemt) hangt af van de stroomsnelheid die gedurende het hele jaar in het meanderende traject bereikt kan worden (minstens 10 cm/s). Dit hangt niet alleen af van het verval in het gebied en de afvoer van de beek maar ook van het gekozen profiel. Onderzoek in de komende planperiode moet uitwijzen of deze maatregel in de derde planperiode nog uitgevoerd gaat worden Prognose 2021 en fasering Voor macrofauna, vissen en fosfaat is fasering aan de orde. Deze kwaliteitselementen zullen in 2021 nog niet voldoen aan het GEP. Voor fosfaat wordt dit deels veroorzaakt door natuurlijke fluctuatie en deels doordat aanvullende regionale maatregelen op het generieke beleid onevenredig kostbaar zijn. Ook voor macrofauna en vis geldt dat het uitvoeren van alle geplande maatregelen in de komende planperiode onevenredig kostbaar is. Bovendien is dit technisch ook onhaalbaar (zie paragraaf 7.5.2). Wold Aa (NL35_Wold_Aa)

149 Bronnen Cusell, C, Kooijman, A.M., Mettrop I.S. & Lamers, L.P.M., Van Wirdum, G Natura 2000 Kennislacunes in De Wieden & De Weerribben. Bosschap, bedrijfschap voor bos en natuur, Driebergen. Rapportnummer 2013/OBN171-LZ Evers, C.H.M & R. Knoben (eds.), Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn water. Stowa rapport b / RWS-WD b. Evers, C.H.M.; R. Knoben & F.C.J. van Herpen (eds.), Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn water Stowa rapport (incl. errata) Movares Ecologische uitgangspunten SGBP-2 ( ). Over de actualisatie van KRWmaatregelen. In opdracht van Werkgroep Ecologie Rijn-Oost. Movares, Utrecht Pot, R QBWat, programma voor beoordeling van de biologische waterkwaliteit volgens de Nederlandse maatlatten voor de Kaderrichtlijn Water. Versie Provincie Drenthe, Omgevingsvisie Drenthe, actualisatie Provincie Drenthe, Assen. Te downloaden via: Provincie Drenthe, 2014a. Geoportaal. Kaart samengesteld en gedownload van Provincie Overijssel, Kaart situering Strategisch Groenproject Noordwest Overijssel. Gedownload via: Geraadpleegd op 12 november Provincie Overijssel, Omgevingsvisie Overijssel. Visie en uitvoeringsprogramma voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. Te downloaden via: RBO Rijn Oost, Kaderrichtlijn Water karakterisering deelstroomgebied Rijn Oost. Vastgesteld in december Te downloaden via: RBO Rijn-Oost Adviesnota Rijn-Oost. Naar waterkwaliteit met een Europese ster. Te downloaden via RBO Rijn-Oost Blijven werken aan schoon water. KRW agenda Rijn-Oost Te downloaden via Torenbeek, R Advies Monitoring voor de KRW. Interne notitie. Torenbeek Consultant. In opdracht van Waterschap Reest & Wieden. Van der Molen, D.T. & R. Pot (eds.) Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn water. Stowa rapport / RWS-WD Van der Molen, D.T., R. Pot, C.H.M. Evers & L.L.J. van Nieuwerburgh (eds.) Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn water Stowa rapport (incl. errata) Vegter, U., Systeemonderzoek Reestdal: aanbevelingen voor water- en natuurbeheer. Eindrapportage. Directie LNO Drenthe. Begeleidingswerkgroep Systeemonderzoek Reestdal. Vertegaal, P. & Klaassen, S., Begrippenlijst Kaderrichtlijn Water (KRW). Natuurmonumenten, s Gravenland. Werkgroep Ecologie Rijn Oost/Movares Ecologische uitgangspunten SGBP2. Over de actualisatie van KRW maatregelen. Gedownload via: Geraadpleegd op Bronnen

150 Bronnen

151 Bijlagen Bijlagen

152 Bijlage 1 Begrippenlijst Kaderrichtlijn Water (Overgenomen van Vertegaal, P. & Klaassen, S., 2007) Disproportionele kosten:[krw art. 4] Synoniem met onevenredig hoge kosten. Er is geen definitie van disproportioneel in de KRW opgenomen. Het doel van een analyse van disproportionele kosten is te voorkomen dat onrealistische en excessieve maatregelen leiden tot onacceptabele sociale en/of economische kosten. Goede definitie lijkt gezocht te moeten worden in de richting van onhaalbaar grote uitgaven om een chemisch of ecologisch doel te verantwoorden. Het Europese Hof zal t.z.t. wel uitsluitsel geven. Onderstaande is mede gebaseerd op de officiële EU-Guidance on economics and the environment: Disproportionaliteit zou niet moeten beginnen bij het moment dat de gemeten kosten de kwantitatieve opbrengst overschrijden; - De schatting van kosten en opbrengsten moet bestaan uit de kwalitatieve en kwantitatieve kosten en baten (ook de niet in geld uit te drukken opbrengsten zoals sociaal/ecologisch); - In de context van disproportionaliteit zal de beslissingsnemer wellicht de mogelijkheid willen overwegen om de maatregelen die zorgen voor baten te betalen; - Kosten zijn zeker niet disproportioneel als ze hoger zijn dan de baten of als de kosteneffectiviteit te laag zou zijn. Doelverlaging: [KRW art. 4.5] Het naar beneden bijstellen van de doelstelling is mogelijk wanneer de maatregelen die bij het chemisch of ecologisch doel (GET of GEP, zie aldaar) horen, disproportioneel zijn. Woordvoerders van de Europese Commissie hebben aangegeven dat doelverlaging pas aan de orde kan zijn als ook fasering (zie aldaar) niet tot realisatie van het doel heeft kunnen leiden (nu nog niet bekend). Fasering: [KRW art. 4.4] De KRW biedt de mogelijkheid om de termijn waarop de doelstellingen gerealiseerd moeten (2015) zijn te verlengen Dit kan tweemaal, steeds met 6 jaar, tot 2021 of uiterlijk Dit is mogelijk wanneer de maatregelen die bij het GEP horen niet haalbaar of betaalbaar zijn, dan kan het doel uitgesteld worden of verlaagd worden. Fytobenthos: Aangroeiende algen, zoals kiezelwieren Fytoplankton: Vrij zwevende algen GCT: Goede chemische toestand, betreft 33 prioritaire stoffen : alle wateren voldoen aan de norm (andere dan deze 33 stoffen kunnen door de lidstaten worden meegenomen bij normen voor de ecologische toestand, zie bij GET en GEP) GEP: Goed ecologisch potentieel: de ecologische doelstelling voor sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen. GEP is een lichte afwijking van het maximaal haalbare ecologische niveau voor sterk veranderde en kunstmatige wateren (zie aldaar) en is het daadwerkelijk na te streven doel voor deze wateren. Dit doel mag alleen afwijken van GET als gevolg van hydromorfologische ingrepen. GET: [Art. 4.4 en bijl. V] Goede ecologische toestand: de ecologische doelstelling voor waterlichamen met de status natuurlijk (zie aldaar). GET is een lichte afwijking van het maximaal haalbare ecologische niveau voor natuurlijke waterlichamen (zie ZGET) en is het daadwerkelijk na te streven doel voor deze wateren. Hydromorfologische ingrepen: [KRW art. 4.3] Ingrepen in de waterhuishouding of fysische vorm van een waterlichaam t.b.v. essentiële maatschappelijke functies. Voorbeelden: aanleg van sluizen, stuwen en gemalen, vast streefpeil, oeverbeschoeiing, kanalisatie/normalisatie van beken, aanleg van waterkrachtinstallaties, vastleggen van de bodem d.m.v. gestorte of gezette stenen of bitumen, kunstmatige verdieping/verondieping van de waterbodem, vaargeulen e.d. Kosteneffectiviteit: [KRW art. 11 en 16] Maatregelen zijn kosteneffectief wanneer een maatregel een redelijke verhouding heeft in de mate van doelbereik tot de mate van de kosten. Het is een relatief begrip waarmee het mogelijk wordt om verschillende maatregelen onderling te vergelijken. Kunstmatig (status waterlichaam): Is de status die toegekend wordt aan waterlichamen die door menselijke activiteiten tot stand zijn gekomen. Denk aan kunstmatig aangelegde wateren zoals kanalen. Ecologische doelen hiervan zijn vaak lager dan die van natuurlijke wateren, maar dat hoeft niet altijd (vgl. hoge ecologische waarden petgaten of sprengen) Maatlat: Schaalverdeling die de toestand van een water kwalificeert als zeer goed, goed, matig, ontoereikend of slecht. Op basis van deze schaalverdeling wordt afgemeten in hoeverre de ecologische toestand die in het veld aangetroffen wordt afwijkt van de referentie. Macrofauna: Grotere, ongewervelde dieren zoals slakken, wormen en insectenlarven. Macrofyten: Meercellige en met het blote oog waarneembare waterplanten. MEP: Maximaal ecologisch potentieel: maximaal haalbare ecologische niveau voor sterk veranderde en kunstmatige wateren. Dit niveau mag alleen afwijken van de natuurlijke referentie (zie aldaar) van het meest gelijkend natuurlijke watertype als gevolg van hydromorfologische ingrepen. Natuurlijk (status waterlichaam): Is de toegekende status aan een waterlichaam dat van nature altijd al aanwezig was en waarvan eventuele hydromorfologische ingrepen in 2015 (of uiterlijk 2027) zonder significantie maatschappelijke schade tegen evenredige kosten kunnen worden opgeheven. Hier moeten maatregelen zijn gericht op het bereiken van de Goede Ecologische Toestand (GET). Onevenredig hoge kosten: Zie disproportionele kosten. Onomkeerbaar: Geen formele KRW-term. Wordt in Nederland mee bedoeld de hydromorfologische ingrepen die niet teruggedraaid kunnen worden zonder significante schade aan gebruiksfuncties (wonen, scheepvaart) te geven of waarbij mitigerende maatregelen onevenredig duur zouden zijn. Bijlagen

153 Oppervlaktewaterlichaam: Een onderscheiden watermassa van aanzienlijke omvang, zoals (een deel van) een meer, een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal. Als aanbevolen minimumomvang van een oppervlaktewaterlichaam wordt een oppervlak van 50 ha of een stroomgebied van 10 km2 genoemd. Een lidstaat mag ook wateren met een kleinere omvang als waterlichaam definiëren. De hoofddoelstelling van de KRW geldt voor alle wateren in Europa, maar de KRW werkt dit nader uit voor waterlichamen. Referentie: De bovengrens van de zeer goede ecologische toestand (ZGET) voor natuurlijke wateren. Beschrijving hoe het betreffende watertype er ecologisch uit zouden zien als er geen of slechts geringe menselijke invloed zou zijn geweest. De doelstellingen voor natuurlijke, maar ook sterk veranderde en kunstmatige wateren worden uiteindelijk van deze referentie afgeleid. De referenties gaan gedetailleerd in op de natuurlijke abiotische omstandigheden en de bijbehorende verschillende soorten algen, planten, waterdiertjes en vissen, omdat deze soortengroepen veel informatie geven over de biologische gezondheid van het water als systeem. Bijvoorbeeld referentie van het watertype R7 voor rivieren, watertype M30 voor meren etc. De referenties zijn te vinden in de STOWA rapporten: - Referenties en concept maatlatten voor Rivieren voor Kaderrichtlijn water. Molen, van der D.T. en Pot, R. Stowarapport 43A; - Referenties en concept maatlatten voor Overgangs- en Kustwateren voor Kaderrichtlijn water. Molen, van der D.T. en Pot, R. Stowa-rapport 44A; - Referenties en concept maatlatten voor Meren voor Kaderrichtlijn water. Molen, van der D.T. en Pot, R. Stowarapport 42A. Register beschermde gebieden: [KRW art. 6] Lijst, vastgesteld eind 2004 en door de overheid actueel te houden naast en als onderdeel van het stroomgebiedsbeheersplan. Volgens de wettekst bestaat het register uit de gebieden die zijn aangewezen als bijzondere bescherming behoevend in het kader van specifieke Europese wetgeving om hun oppervlakte- of grondwater te beschermen of voor het behoud van habitats en rechtstreeks van water afhankelijke soorten. Dit betreft in ieder geval kwetsbare of gevoelige gebieden in het kader van de EU-richtlijnen over drinkwater, zwemwater, de Nitraatrichtlijn en de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Uit de toelichting op het register (KRW bijl. IV) kan gelezen worden dat ook andere wateren bestemd voor recreatie, natuurbescherming en nutriëntgevoelige wateren hieronder moeten vallen. Vooralsnog heeft In Nederland in dit register eind 2004 alleen de gebieden conform de genoemde Europese wetten opgenomen. Er is ook nog juridische schriftgeleerdenstrijd aan de gang of voor de gebieden in het register er nu wel of geen exemptions (zie aldaar) mogelijk zijn. Inmiddels gaan LNV en V&W er wel van uit dat exemptions voor deze gebieden veel minder voor de hand ligt dan voor andere waterlichamen, zaken als overmacht uitgesloten. Op dit moment zijn innamepunten aangewezen voor de winning van drinkwater uit oppervlaktewater. Het register moet in die zin worden aangepast dat de punten worden gewijzigd in waterlichamen. SGBP Zie Stroomgebiedbeheerplan. Significante schade: [komt in veel artikelen KRW terug, maar zie m.n. art. 4.3] Er wordt in de KRW alleen gesproken over significante schade als gevolg van het wijzigen van hydromorfologische kenmerken van waterlichamen ten aanzien van: - het milieu in bredere zin; - scheepvaart, met inbegrip van havenfaciliteiten en waterrecreatie; - activiteiten waarvoor water wordt opgeslagen zoals drinkwatervoorziening, energieopwekking of irrigatie; - waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen en afwatering; - of andere even belangrijke duurzame activiteiten voor menselijke ontwikkeling. Anno najaar 2006 werkt een Nederlandse overheidswerkgroep aan nadere invulling van dit begrip en stelt voor dit begrip ook toe te passen op: - schade aan gezondheid van de mens; - het verloren gaan van waardevolle landschappen (o.a. belvedère gebieden). In de KRW is dit begrip niet nader gedefinieerd. De genoemde werkgroep stelt voor om te spreken over significante schade als: - uitvoeren van genoemde functies niet meer mogelijk is (voorwaarden stellen aan de gebruiksfunctie mag wel); - het areaal van de gebruiksfunctie landelijk met 10% of meer afneemt; - omzet van de gebruiksfunctie daalt aanzienlijk daalt ten opzichte van ; - kosten voor energievoorziening en drinkwatervoorziening disproportioneel stijgen. Stand-still principe: De toestand (waterkwaliteit) mag niet meer achteruitgaan (verslechteren) ten opzichte van de kwaliteit zoals die aanwezig was in het jaar 2000, Nederland heeft voorlopig voor dit referentiejaar gekozen. Komt erop neer dat alle negatieve effecten van nieuwe ontwikkelingen gecompenseerd moeten worden binnen de grenzen van het betreffende waterlichaam. De Nederlandse regering is bereid saldering op stroomgebiedsniveau bij de Europese Commissie te verdedigen in specifieke situaties, zoals verdere verslechtering van toch al hopeloze situaties, als dat de rest van het stroomgebied ten goede komt (Toelichting Decembernota 2005). Status Kunstmatig: Is de status die toegekend wordt aan oppervlaktewaterlichamen die door menselijke activiteiten tot stand zijn gekomen. Denk aan kunstmatig aangelegde wateren zoals kanalen. Hier is niet de Goede Ecologische Toestand (GET) het einddoel maar het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Voor de chemische doelstelling (GCT) verandert niets Status Natuurlijk: Zie Natuurlijk. Status Sterk veranderd: Zie Sterk veranderd. Bijlagen

154 Sterk veranderd (status waterlichaam): Is de status die toegekend wordt aan oppervlakte-waterlichamen waarbij sprake is van hydromorfologische ingrepen die niet opgedaan gemaakt kunnen worden of gemitigeerd zonder significante schade (zie aldaar) aan functies te geven. Hier is niet de Goede Ecologische Toestand (GET) het einddoel maar het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Voor de chemische doelstelling (GCT) geldt hetzelfde als voor waterlichamen met de status natuurlijk. Stroomgebiedbeheerplan: [KRW art. 13] Per stroomgebied moet in 2009 in stroomgebiedbeheerplannen zijn aangegeven hoe de waterkwaliteit kan worden verbeterd. Nederland is verdeeld over vier internationale stroomgebiedsdistricten: Rijn, Maas, Schelde en Eems. Tot een stroomgebiedsdistrict behoort niet alleen het water van de hoofdrivier, maar al het water in het betreffende gebied. Waterlichaam: Zie Oppervlaktewaterlichaam en Grondwaterlichaam. Watertype: Waterlichamen worden conform bijlage II van de KRW ingedeeld in watertypen op basis van abiotische kenmerken. Ecologische doelstellingen worden gebaseerd op per onderscheiden watertype vastgestelde natuurlijke referenties (ZGET). In Nederland zijn 42 watertypen onderscheiden, inclusief meren kleiner dan 50 ha en stromende wateren met een stroomgebied van minder dan 10 km2. Zeer goede ecologische toestand (ZGET): zie Referentie Gebruikte bronnen: Kaderrichtlijn water, wettekst (KRW artikel 2 beschrijft de gebruikte definities in de KRW) Decembernota KRW/WB Toelichting. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat Generaal Water. 22 december mw. mr. H.F.M.W. (Marleen) van Rijswick, Universiteit Utrecht (aandachtsgebieden Omgevingsrecht, Europees en Nationaal waterrecht) Bijlagen

155 Bijlage 2 Samenstelling gebiedsgroepen en klankbordgroep 2009 Organisaties uitgenodigd voor gebiedsgroepen LTO Noord Staatsbosbeheer Natuurmonumenten Stichting Het Drentse Landschap Stichting Het Overijssels Landschap Rijkswaterstaat, directie Oost Nederland Provincie Drenthe Provincie Overijssel Gemeente Assen Gemeente De Wolden Gemeente Hoogeveen Gemeente Meppel Gemeente Westerveld Gemeente Midden Drenthe Gemeente Emmen Gemeente Noordenveld Gemeente Aa en Hunze Gemeente Coevorden Gemeente Hardenberg Gemeente Staphorst Gemeente Zwartewaterland Gemeente Steenwijkerland Organisaties uitgenodigd voor klankbordgroep Vereniging Drents Particulier grondbezit Milieufederatie Drenthe Natuur en Milieu Overijssel Hengelsportfederatie Oost Nederland Hengelsportfederatie Groningen Drenthe Waterleidingmaatschappij Drenthe Kamer van Koophandel Regio IJssel-Vecht Recreatieschap Drenthe KOPTOP Vereniging van recreatieondernemers Hiswaconsulent voor Noordwest Overijssel Kamer van Koophandel Regio Zwolle Kamer van Koophandel Regio Drente Vitens Riettelers Algemene Bond van Binnenvissers in Noordwest-Overijssel KSV Schuttevaer Nederlandse Melkveehouderij Vereniging Nederlandse Bond van Boomkwekers Bijlagen

156 Bijlage 3 Adviezen uit het gebiedsproces Gemeenten Met de grote gemeenten hebben twee bijeenkomsten plaatsgevonden. De laatste bijeenkomst met de gemeenten was op 1 juli 2014 met als onderwerp de hoofdlijnen van het waterbeheerplan en de stand van zaken met betrekking tot de KRW. De gemeenten hebben de volgende punten aangedragen: De gemeenten willen graag tijdig op de hoogte gebracht worden van programma s en projecten die op stapel staan. Zij kunnen deze dan afstemmen op hun eigen plannen en wellicht kan er dan werk met werk gemaakt worden. Ze zouden graag een overzicht van geplande projecten ontvangen. Ze vragen het waterschap erop te letten dat de programmering van projecten ook past op de programmeering van partners. De gemeenten willen de investeringen in zuivering en riolering afstemmen met het waterschap. De gemeente Midden Drenthe heeft aangegeven mogelijkheden te zien om een natuurvriendelijke oever langs de Oude Vaart te combineren en verzoekt hiermee rekening te houden. Hierover is vervolgens verder ambtelijk contact geweest. Het voorstel is nu om het zoekgebied voor de natuurvriendelijke inrichting langs de Oude Vaart te verplaatsen van de westzijde naar de oostzijde van Beilen. Hiermee valt het zoekgebied samen met het ontwikkelingsgebied van Beilen- Oost. In Beilen-Oost heeft de gemeente Midden-Drenthe plannen om een nieuw buurtschap te vormen op basis van organische groei. Daarbij wordt ook de samenhang gezocht met het beekdal van de Beilerstroom (Oude Vaart). Door het zoekgebied voor de natuurlijke inrichting en het ontwikkelingsgebied te laten overlappen, kunnen kansen elkaar versterken. Zeker omdat het waterschap de term werk met werk gebruikt, zou het gebied ten oosten van Beilen een mooie kans zijn. De gemeente Meppel vindt de gewenste havenontwikkeling niet passend bij de aanleg van een nevengeul als paaiplaats voor vis. Een dergelijke nevengeul vraagt een bepaalde inrichting en rust. Mogelijk vraagt de havenontwikkeling wel een bepaalde mate van compensatie van schade aan natuurwaarden (EHS, Natura 2000). Wellicht is zo n moment een kans om te bekijken of dit werk met werk kan opleveren. Havenontwikkeling staat in SV gepland voor de periode rond/na Maar hierin wordt de markt gevolgd. Landbouw, visserij en recreatie Op 28 januari 2014 heeft een KRW gebiedsbijeenkomst plaatsgevonden met belangengroepen (Sportvisserij Oost Nederland, KSV de Schuttevaer, Combinatie van Beroepsvissers, Combinatie van Binnenvissers, LTO Noord, KOPTOP). Hieruit zijn de volgende adviezen naar voren gekomen: Probeer zoveel mogelijk bovenstrooms water vast te houden, dat is goed voor de waterkwaliteit en helpt tegen verdroging; Houd rekening met de positieve uitwerking van externe maatregelen en omstandigheden, zoals de verbeterde waterkwaliteit van het IJsselmeer; Het waterbeheer zou toe moeten naar het toestaan van meer dynamiek, onder andere een natuurlijker peilbeheer (dit wordt in het kader van het N2000 beheerplan onderzocht); Uitvoeren van onderzoek/monitoring om effecten van verschillende maatregelen beter in beeld te krijgen continueren; Samenwerken met organisaties (bijvoorbeeld Sportvisserij Oost-Nederland) bij het ontwerpen van nieuwe maatregelen en natuurvriendelijke oevers. Natuurvriendelijke oevers moeten goed worden afgesteld op het doel; Het probleem van teveel waterplanten wat op enkele locaties aan de orde is, moet wel opgelost worden. Hier is een werkgroep mee bezig. De boezem verslibt. Zandwinputten en diepe gaten in de boezem gebruiken om slib in te vangen en te verwijderen; Samenwerken met andere organisaties om baggeren betaalbaar te maken (bijvoorbeeld met terreinbeherende organisaties); In droge periodes zou eerder water ingelaten moeten worden om blauwalg en botulisme tegen te gaan. Bijlagen

157 Op 2 juli 2014 was de tweede bijeenkomst met de belangengroepen (aanwezig waren Nederlandse Melkveehouderij Vakbond, Sportvisserij Oost Nederland, Hengelsportfederatie Groningen Drenthe, Bond van Binnenvissers NWO, Recratieschap Drenthe, Riettelersverenniging de Wieden, KOPTOP ver. Recreatieondernemers). In deze bijeenkomst zijn de hoofdlijnen van het waterbeheerplan toegelicht. De aanwezigen hadden over de KRW de volgende opmerkingen: Schoon water klopt niet als label bij het doel. De term schoon water dekt niet volledig de lading. Het gaat hier om meer dan alleen maar schoon water. De term gezond water kan meer de lading dekken. Het waterschap gaat hier nog naar kijken; Natuurvriendelijke oevers, zijn dat wel effectieve maatregelen? Nut van deze oevers voor de vissen is niet zo groot. Het waterschap gaat de komende periode in Rijn Oost verband uitzoeken in welke situaties natuurvriendelijke oevers effectief zijn en wanneer niet; Vraag van de aanwezigen is hoe ze kunnen aanhaken bij het invullen van de maatregelen. Aanknopingspunten zijn daarvoor de KRW factsheets en de Water op Maat programmering. Goed om op de hoogte te zijn van elkaars programma s en projecten. Het waterschap gaat belangenorganisaties eerder op de hoogte brengen en informatie over projecten en programma s tijdig uitwisselen; Als je eenmaal aan de slag gaat in natuurgebieden is het goedkoper om paai- en groeigebieden te creëren, bijvoorbeeld door het afschrapen van land. Hoe kunnen we dit bevorderen? Het waterschap heeft een checklist met mogelijkheden en kansen bij ontwikkeling en uitvoering van projecten. Het hangt verder nogal af van de partijen die aan tafel zitten bij het maken van een project en de natuurbeheerdoelen die in een gebied liggen. Voedsel voor vissen wordt in de toekomst steeds meer een probleem door allerlei maatregelen die eutrofiëring tegengaan. De vissers willen hier graag over in gesprek; De sportvisserij is in bezit van stukken grond, dit kan mogelijk worden gebruikt en onder water worden gezet in de paaitijd. De sportvisserij wil hier worden gezien als partner, om samen met op te trekken ten gunste van een goede visstand; Met vis kan je sturen in je systeem om een goede balans te zoeken tussen waterkwaliteit, onderhoud en visstand. Deze drie hangen nauw met elkaar samen, hier graag aandacht voor hebben; De boezem is lang een afgesloten gebied geweest. Met het realiseren van de vispassage bij Stroink is er mogelijk al veel verbeterd. De wens is om verder te gaan met het oplossen van migratieknelpunten; Maaibeleid veroorzaakt schade aan de ecologie. Je kunt ook anders beheren; Beroepsvissers wijzen op migratieproblemen rond de Boezem (Meppelerdiep, Friesland). Glasaal kan niet goed naar binnen komen, blijft buiten de dijk; Het aanleggen van slibzinkputten kan helpen bij het baggerwerk, of het zelfs voorkómen; Let goed op communicatie met de bewoners. Wees duidelijk, werk aan bewustwording en maatschappelijk verantwoord ondernemen; Naast de wens om meer mee te denken in de voorbereiding ook een wens om mee te kijken in de uitvoering om praktische tips aan te kunnen dragen (bijv. realiseren van een visplaats); Natuurorganisaties Met de natuurorganisaties (Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Landschapsbeheer Drenthe, Agrarische Natuurvereniging Drenthe, Natuur en Milieu Overijssel) is een gebiedsconsultatie gehouden op 29 januari Na een toelichting op het WBP en de KRW door het waterschap zijn door de aanwezigen de volgende punten aan het Waterschap ter overweging meegegeven: Beter onderbouwen van de argumentatie bij de keuze voor maatregelen en waarom bepaalde effectieve maatregelen niet worden toegepast opnemen in de factsheets; Het N2000 beheerplan voor de Weerribben is in concept af, kijk vast naar de acties die hier voor de KRW uit voortvloeien en houd hier ook financieel rekening mee; Ook verder inzetten op de fysisch-chemische kwaliteit, die nog niet overal goed is. Ondanks de dalende trend is het waterschap in overleg met de landbouw om binnen het DAW naar mogelijke maatregelen te zoeken. Te denken valt aan het tijdstip van bemesten; Hoe zit het met Neonicotine? Landelijk komen steeds vaker overschrijdingen voor en ook effecten op bijen. Hoe zit dat hier? Wordt dat hier ook geconstateerd of gemeten? Antwoord: Hier zijn alleen normoverschrijdingen voor Koper en Zink. Het is niet bekend waarom deze stof hier niet tot probleemgehaltes leidt. Misschien vanwege het landgebruik? Weinig akkerbouw; Bijlagen

158 Het waterschap wil kijken naar de mogelijkheden om binnen de bandbreedte van het peilregime hogere stroomsnelheden in de zomer te kunnen hanteren. De natuurorganisaties zien graag dat de bandbreedte voor dynamiek in het waterpeil verhoogd wordt en dat het waterschap openstaat voor flexibel peilbeheer. Dit is ook belangrijk voor ZON; Er moet aandacht besteed worden om positieve, enthousiasmerende verhalen van agrariers over een flexibeler peil over te brengen op andere agrariers; Zijn er wel voldoende maatregelen bedacht langs de kanalen in het noorden van de boezem? Natuurvriendelijke oevers of andere maatregelen om o.a. nutrientenreductie te bewerkstelligen?; Er wordt voorgesteld om de grote boezem op te knippen in kleinere delen om de verschillen tussen deelgebieden inzichtelijk te maken en maatwerk te leveren bij het plannen van maatregelen. Het waterschap acht dit niet nodig aangezien op verschillende locaties gemonitord wordt en er zicht is op de ontwikkelingen in deelgebieden; Is het misschien een goed idee om in de toekomst na te denken of de Linde een nog betere manier is om water in te laten dan via het Ettenlandskanaal?; Uit het onderzoek naar een flexibel peilbeheer zijn allerlei voorstellen gekomen die nog in de KRW maatregelen verwerkt moeten worden. De bespreking hiervan vindt plaats binnen het opstellen van de Natura 2000 beheerplannen. Pas wanneer het bestuur maatregelen in het N2000 beheerplan vaststelt, worden de maatregelen opgenomen in de factsheets van de KRW; In het WBP zijn ook andere ontwikkelingen die effect gaan hebben op KRW doelstellingen en geldstromen. VB: Realisatiestrategie vanuit Natura 2000 beheerplannen. Antwoord: Hier zullen we rekening mee houden. In Overijssel wordt samengewerkt via Pact Samen werkt beter. Hier worden ook maatregelen afgesproken die in het KRW verhaal en het WBP meegenomen zouden moeten worden (Reest en Boezem); Agrarische Natuurvereniging Drenthe: Er komt 1 collectief met een Markeplan. In Drenthe worden dit jaar 3 pilots uitgevoerd, 1 bij de Riestlanden bij de Reest. (Groen, water, energie) Uitgesteld maaien en dergelijke. 1 juni resultaten. Daarna in heel Drenthe aan de gang. Welke mogelijkheden zijn er om het Vergroenen en bemestingsvrije zones te koppelen aan waterschapstaken zoals het schouwen en Natuurvriendelijke oevers Dit biedt mogelijkheden voor kostenverlaging voor het waterschap; SBB ziet nog steeds de noodzaak om veel anti-verdrogingsmaatregelen uit te voeren (DR. Friesche Woud, Dwingelderveld en Elperstroom). Inrichting Oude Willem is belangrijk evenals af maken project Dwingelderveld. Verder ook aandacht nodig voor hydrologische maatregelen bij de Ruiner Aa en Wold Aa om hydrologie van Dwingelderveld te ondersteunen. Bij de Elperstroom moet de oostflank nog ingericht worden en nog wat veranderingen op peilen en stuwen. Over al dan niet aankoppelen aan de Oude vaart niet direct een mening. Voor de Weerribben: Nutriënten via de Vledder AA en de inlaat van water in de zomer verder beperken. Hou rekening met de verbindingszone bij Roomsloot en de afspraken uit het N2000 beheerplan. De verbinding tussen Weerribben en Wieden is nu vooral niet op boezempeil. Tevens het meenemen van de resultaten uit het Rapport Kennislacunes opnemen in Natura 2000 beheerplannen en KRW/ WBP. Hij stuurt lijstje op van maatregelen die zijn voorzien in het kader van ZON en wil graag dat deze ook mee genomen worden. Verder wordt een inzet verwacht op anti- verdrogingsmaatregelen; De Agrarische Natuurvereniging Drenthe vertegenwoordigt niet alleen natuur maar ook landbouwbelang vanuit de achterban. Deze stichting heeft geen grond, maar bestaat uit eigenaren die lid zijn en plannen hebben. Deze plannen worden ingebracht via de Realisatiestrategie Drenthe. Zorg ervoor dat er met deze plannen rekening gehouden wordt in de KRW en het WBP. Vanuit de landbouw is de mening dat er niet echt meer KRW maatregelen nodig zijn. En de huidige bandbreedtes voor de peilen zijn prima. Graag zo houden. Wanneer overwogen wordt om iets aan bandbreedtes te doen dan voorzichtig aan via pilots, niet ineens radicale beslissingen nemen; Natuurmonumenten geeft aan dat bij Barsbeek het waterschap aan de gang moet, daar is een waterpeilverhoging nodig. Verder is de lijst met maatregelen uit PAS en Natura 2000 handig om te gebruiken om meekoppelmomenten te zoeken; Het is ook belangrijk om maatregelen te nemen buiten waterlichamen. Wat zijn de bronnen/ oorzaken van overschrijdingen: Goed onderzoeken en maatregelen nemen; Natuurlijker waterbeheer in de boezem is belangrijk voor het zo veel mogelijk opslaan van water. Zoek synergie met KRW en ZON. Er zijn nu kaarten met ambities voor maatregelen. Neem die mee met de KRW en hou de ontwikkelingen in de gaten; Wens om de factsheet aanpassingen ten opzichte van nu zichtbaar te maken zodat de verschillen beter zichtbaar zijn. Bijlagen

159 De tweede gebiedsconsultatie vond plaats op 1 juli Hierbij waren aanwezig: Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Natuur- en Milieu Federatie en Landschap Overijssel. Tijdens deze bijeenkomst zijn de hoofdlijnen van het waterbeheerplan gepresenteerd. Naar aanleiding hiervan kwamen ten aanzien van de KRW de volgende punten naar voren: Bij het thema schoon waar KRW onder valt, mist voorlichting bijvoorbeeld over het gebruik van bestrijdingsmiddelen als maatregel. Het waterschap heeft dit niet als KRW maatregel opgenomen, omdat deze stoffen niet normoverschrijdend zijn; Zit er een evaluatiemoment in de KRW-factsheets? Reacties kunnen doorgegeven worden. Vanaf januari 2015 is formele inspraak mogelijk; Geconstateerd wordt dat in het verleden vrij gemakkelijke KRW-maatregelen geschrapt zijn vanwege negatieve effecten. Wat betekent het feit dat een maatregel in het waterbeheerplan staat? Is uitvoering dat vrijblijvend? Het waterschap heeft een resultaatsverplichting op de maatregelen die zijn vastgesteld voor de komende planperiode. Het waterschap evalueert het effect en de haalbaarheid van de maatregelen continu. Als maatregelen niet effectief of niet haalbaar blijken te zijn, kunnen ze gefaseerd, aangepast of geschrapt worden. Dit moet dan wel goed worden onderbouwd. Deze onderbouwing is te vinden in dit achtergronddocument. Bijlagen

160 Provincies De gebiedsconsultatie met de provincies Drenthe en Overijssel vond plaats op 19 december Hieruit zijn de volgende punten naar voren gekomen: De raakvlakken met de provincies liggen met name rondom de Omgevingsvisies. De provincies gaan de Omgevingsvisie partieel herzien en Provincie Overijssel gaat een Kaderbrief opstellen om zaken met betrekking tot het nieuwe WBP (zoals GGOR en deltaprogramma) af te stemmen met de waterschappen (o.a. KRW). Deze Kaderbrief kan worden beschouwd als agendering van onderwerpen voor de herziening van de Omgevingsvisie. Uiteraard gaat dit in samenwerking met de waterschappen; De goede resultaten bij de verschillende stoffen mogen geen aanleiding zijn om te stoppen met het doen van investeringen. Voor de biologie zijn we er nog niet. Inrichting blijft hier belangrijk om aandacht aan te besteden. Er is in het overleg met de provincies een aantal aandachtspunten benoemd: Meppelerdiep en bijbehorende nevengeul, deze maatregel wordt nog verder onderzocht op effectiviteit. De verwachting is dat het niet de gewenste effectiviteit haalt, de provincies kunnen zich hier iets bij voorstellen; Provincie Drenthe wil graag de EHS afstemmen op de wijziging in KRW maatregelen; Waarschijnlijk ligt er voor de komende periode geen KRW-opgave meer in de provincie Overijssel, deze kan zich hier ook in vinden; De provincie Drenthe zou graag zien dat het waterschap alle maatregelen voor de Vledder Aa en Oude Diep, voor zover mogelijk, oppakt in de komende periode. In feite afmaken waarmee begonnen is. Daarnaast zou de provincie het logisch vinden om stuwen en een aantal kilometer natuurvriendelijke oevers in de Oude Vaart en/of de Wold Aa de komende periode op te pakken. In de tweede fase van de middenloop van de Vledder Aa kan er samen worden opgetrokken met de provincie Drenthe; Voor de Wold Aa wordt ook aandacht besteed aan bovenlopen en/of zijtakken als zoekgebied voor paai- en leefgebieden; Voor de Oude Vaart wordt nog onderzocht om het aankoppelen van gebied Elperstroom kan helpen om een betere waterkwaliteit te realiseren; Twee stuwen in de Reest zijn opgevoerd voor de komende periode, ook het knelpunt tussen de Reest en de Hoogeveensche Vaart wordt aangepakt. De provincies adviseren het waterschap om in de KRW-rapportages al aan te geven waar het vermoeden bestaat dat maatregelen minder effectief zijn. Afspraken: We gaan de maatregelen voor de Drentse Kanalen afstemmen met de provincie Drenthe om het gewenste effect te kunnen halen; Optimalisatie van het sluisbeheer wordt ook door de provincie Drenthe opgepakt en in overleg met het waterschap verder uitgewerkt; Naast de partiële herziening van de Omgevingsvisie van Overijssel uit 2009 zijn er best wat onderwerpen die om actualisatie vragen. Bijvoorbeeld veiligheid. Deze grotere herziening zal in goed overleg met het waterschap gaan. Hiervoor gaan we de processen voor de Omgevingsvisie en Waterbeheerplan naast elkaar leggen en bekijken waar we elkaar kunnen vinden; Bij het afvoeren en/of faseren van KRW-maatregelen is tot nu toe een magere motivering geweest naar Brussel toe. Er moet meer aandacht komen voor de onderbouwing, hier is al een actie op uitgezet; Maatregelen waarvan het waterschap twijfelt aan de effectiviteit worden in tijd naar achteren geschoven zodat nader onderzoek kan worden verricht om zo tot een goede onderbouwing te komen. De provincies steunen deze aanpak; Voor de Kaderbrief, de agendering voor de herziening van de Omgevingsvisie, zal de provincie Overijssel contact houden met het waterschap. Bijlagen

161 Bijlage 4 Klassengrenzen waterlichamen Waterlichaam Kwaliteitselement goed matig 1 matig 2 ontoereikend 1 ontoereikend 2 slecht 1 slecht 2 NL35_Boezem Cl >300 NL35_Drentse_kanalen Cl >400 NL35_Oude_Diep Cl >250 NL35_Oude_Vaart Cl >250 NL35_Reest Cl >250 NL35_Vledder_Aa Cl >250 NL35_Wapserveensche_Aa Cl >250 NL35_Wold_Aa Cl >250 NL99_Meppelerdiep Cl >250 NL35_Oude_Diep FYTOBEN NL35_Oude_Vaart FYTOBEN NL35_Reest FYTOBEN NL35_Vledder_Aa FYTOBEN NL35_Wapserveensche_Aa FYTOBEN NL35_Wold_Aa FYTOBEN NL99_Meppelerdiep FYTOBEN NL35_Boezem FYTOPL NL35_Drentse_kanalen FYTOPL NL35_Boezem MAFAUNA NL35_Drentse_kanalen MAFAUNA NL35_Oude_Diep MAFAUNA NL35_Oude_Vaart MAFAUNA NL35_Reest MAFAUNA NL35_Vledder_Aa MAFAUNA NL35_Wapserveensche_Aa MAFAUNA NL35_Wold_Aa MAFAUNA NL99_Meppelerdiep MAFAUNA NL35_Boezem MFT_ABGV NL35_Drentse_kanalen MFT_ABGV NL35_Oude_Diep MFT_ABGV NL35_Oude_Vaart MFT_ABGV NL35_Reest MFT_ABGV Bijlagen

162 Waterlichaam Kwaliteitselement goed matig 1 matig 2 ontoereikend 1 ontoereikend 2 slecht 1 slecht 2 NL35_Vledder_Aa MFT_ABGV NL35_Wapserveensche_Aa MFT_ABGV NL35_Wold_Aa MFT_ABGV NL99_Meppelerdiep MFT_ABGV NL35_Boezem MFT_SRTS NL35_Drentse_kanalen MFT_SRTS NL35_Oude_Diep MFT_SRTS NL35_Oude_Vaart MFT_SRTS NL35_Reest MFT_SRTS NL35_Vledder_Aa MFT_SRTS NL35_Wapserveensche_Aa MFT_SRTS NL35_Wold_Aa MFT_SRTS NL99_Meppelerdiep MFT_SRTS NL35_Boezem Ntot >2.6 NL35_Drentse_kanalen Ntot >14 NL35_Oude_Diep Ntot >6.9 NL35_Oude_Vaart Ntot >6.9 NL35_Reest Ntot >6.9 NL35_Vledder_Aa Ntot >6.9 NL35_Wapserveensche_Aa Ntot >6.9 NL35_Wold_Aa Ntot >6.9 NL99_Meppelerdiep Ntot >6.9 NL35_Boezem O >140 NL35_Drentse_kanalen O >140 NL35_Oude_Diep O >140 NL35_Oude_Vaart O >140 NL35_Reest O >140 NL35_Vledder_Aa O >140 NL35_Wapserveensche_Aa O >140 NL35_Wold_Aa O >140 NL99_Meppelerdiep O >140 NL35_Boezem OVWFLORA NL35_Drentse_kanalen OVWFLORA NL35_Oude_Diep OVWFLORA NL35_Oude_Vaart OVWFLORA NL35_Reest OVWFLORA NL35_Vledder_Aa OVWFLORA Bijlagen

163 Waterlichaam Kwaliteitselement goed matig 1 matig 2 ontoereikend 1 ontoereikend 2 slecht 1 slecht 2 NL35_Wapserveensche_Aa OVWFLORA NL35_Wold_Aa OVWFLORA NL99_Meppelerdiep OVWFLORA NL35_Boezem ph >8.5 NL35_Drentse_kanalen ph >9.5 NL35_Oude_Diep ph >9.5 NL35_Oude_Vaart ph >9.5 NL35_Reest ph >9.5 NL35_Vledder_Aa ph >9.5 NL35_Wapserveensche_Aa ph >9.5 NL35_Wold_Aa ph >9.5 NL99_Meppelerdiep ph >9.5 NL35_Boezem Ptot >0.36 NL35_Drentse_kanalen Ptot >0.75 NL35_Oude_Diep Ptot >0.33 NL35_Oude_Vaart Ptot >0.33 NL35_Reest Ptot >0.33 NL35_Vledder_Aa Ptot >0.33 NL35_Wapserveensche_Aa Ptot >0.33 NL35_Wold_Aa Ptot >0.33 NL99_Meppelerdiep Ptot >0.33 NL35_Boezem T >30 NL35_Drentse_kanalen T >30 NL35_Oude_Diep T >30 NL35_Oude_Vaart T >30 NL35_Reest T >30 NL35_Vledder_Aa T >30 NL35_Wapserveensche_Aa T >30 NL35_Wold_Aa T >30 NL99_Meppelerdiep T >30 NL35_Boezem VIS NL35_Drentse_kanalen VIS NL35_Oude_Diep VIS NL35_Oude_Vaart VIS NL35_Reest VIS NL35_Vledder_Aa VIS NL35_Wapserveensche_Aa VIS Bijlagen

164 Waterlichaam Kwaliteitselement goed matig 1 matig 2 ontoereikend 1 ontoereikend 2 slecht 1 slecht 2 NL35_Wold_Aa VIS NL99_Meppelerdiep VIS NL35_Boezem ZICHT > NL35_Drentse_kanalen ZICHT > Bijlagen

165 Bijlage 5 Vergelijking oude met nieuwe maatlat voor vis Berekening van de nieuwe GEP s: Voor vis heeft Koeman & Bijkerk de oude visgegevens (2006/2007) omgezet in data die verkregen zouden zijn als volgens de nieuwe methode voor visstand opnames zou zijn gemonitord (EKR scores vis op de oude en de nieuwe maatlatten). Het verschaffen van inzicht in de gevolgen van de maatlatwijzigingen op de EKR scores voor het kwaliteitselement vis, W. Patberg, Koeman en Bijkerk bv, rapport ). Zo was het mogelijk de oude en nieuwe maatlatten te vergelijken op basis van dezelfde visdata. Bij significante verschillen zijn de GEP s verhoudingsgewijs met de zelfde verschillen aangepast. Bij waterflora zijn ook oude en nieuwe maatlatten toegepast op dezelfde data. Ook hier was het nodig de oude data eerst op te werken om ze met de nieuwe maatlatten te kunnen toetsen. VIS periode gemid. GEP GEP GEP nieuw Waterlichaam KRW type maatlat verschil 2007/2012 % % % oud nieuw afgerond Drentse kanalen M3 0,77 0,48 0,94 0,44 0,29 0,5 62, , , ,6 0,33 0,35 1) Boezem M27 0,46 0,38 0,53 0,23 0,08 0,3 82, , , ,6 0,38 0,4 1) Oude Diep R5 0,26 0,07 0,28 0,1 0,19 0,18 26, , , ,4 0,13 0,15 Oude Vaart R5 0,37 0,16 0,34 0,11 0,21 0,23 43, , , ,4 0,15 0,15 Vledder Aa R5 0,29 0,1 0,19 0,12 0,19 0,07 34, , , ,4 0,20 0,15 2) Wapserveensche Aa R5 0,31 0,13 0,32 0,12 0,18 0,2 41, ,5 39, ,4 0,16 0,15 Wold Aa R5 0,28 0,06 0,3 0,1 0,22 0,2 21, , , ,4 0,11 0,1 Meppelerdiep R6 0,24 0,22 0,35 0,41 0,02-0,06 91, , ,4048 0,4 0,42 0,4 Reest R12 0,61 0,22 0,65 0,19 0,39 0,46 36, , , ,6 0,20 0,2 1) zou met de oude maatlat vooruitgegaan zijn in periode , maar toetst juist slechter met nwe maatlat middeling percentages lijkt daarom gerechtvaardigd ondanks kleiner verschillen maatlatten bij periode i.v.m. periode ) Vledder Aa en Wapservense Aa zijn vergelijkbaar; vreemd is de lagere score bij Vledder Aa in bij maatlat 2007; daarom voor Vledder Aa alleen kijken naar daling (34,5%)door nwe maatlat voor periode ; GEP wordt dan afgerond 0,15 i.p.v. 0,2 Bijlagen

166 Bijlage 6 Vergelijking scores oude en nieuwe maatlat overige waterflora Overzicht berekening waterflora: Overige waterflora Overige waterflora zonder fytobenthos Waterlichaam verschil % score GEP GEP GEP Locatie oud nieuw oud nieuw oud nieuw oud nieuw oud nieuw oud nieuw oud/nieuw oud/nieuw WBP 2009 WBP 2009 nieuw afgerond Reest waterflora 0,466 0,433 0,611 0,668 0,467 0,496 0,408 0,358 0,417 0,502 0,467 0,497 0,71 0,6 2REES7 groeivormen 0,483 0,2 0,367 0,45 0,6 0,6 0,483 0,2 0,367 0,45 0,6 0,6 soorten 0,333 0,515 0,467 0,553 0,333 0,393 0,333 0,515 0,467 0,553 0,333 0,393 fytobenthos 0,582 0, Meppelerdiep waterflora ,172 0,431 0,59 0,4 2MEPD4 groeivormen ,25 0,3 soorten ,094 0,562 fytobenthos Wapserveense Aa waterflora ,414 0,273 0, ,67 0,6 0, ,4 1WAPA6 groeivormen ,31 0,3 soorten ,517 0,246 fytobenthos Vledder Aa waterflora ,444 0,345 0, ,44 0,4 0, ,3 1VLEA7 groeivormen ,37 0,467 soorten ,517 0,223 fytobenthos Oude Vaart waterflora ,372 0,341 0,35 0,4 1OUDV7 groeivormen ,450 0,387 soorten ,293 0,295 fytobenthos Wold Aa waterflora 0,677 0,681 0,368 0,367 0,722 0,729 0,368 0,367 0,59 0,5 2WOLA8 groeivormen 1 0,967 0,267 0, ,967 0,267 0,311 soorten 0,444 0,49 0,468 0,423 0,444 0,49 0,468 0,423 fytobenthos 0,587 0,587 Drentse kanalen waterflora ,639 0,588 0, ,43 0,6 0, ,55 1ORAK8 groeivormen ,6 0,35 soorten ,677 0,827 fytobenthos Oude Diep waterflora ,476 0,479 0,63 0,4 2OUDD3 groeivormen ,41 0,47 soorten ,542 0,487 fytobenthos Boezem waterflora ,563 0, ,4 0,6 3SCHW4 groeivormen ,7 0, soorten ,426 0, fytobenthos (0.423) (0.423) Reest beoordling blijft over3 meetjaren gezien ongeveer gelijk, terwijl er voor vegetatie geen grote veranderingen zijn geweest; gezien hogewbp score en GEP niet omhoog aanpassen Meppelerdiep nieuwe beoordeling lijkt stuk gunstiger, maar komt door 1 exemplaar van 1 soort (wateraardbei) Wapserveense Aa duidelijk daling veroorzaakt door andere beoordeling bij soorten; bij nieuwe maatlat telt aantal soorten nu negatief mee Vledder Aa idem; hierbij fytobenthos niet meegenomen in de berekening Oude Vaart blijft ongeveer gelijk Wold Aa idem Drentse Kanalen neemt af Oude Diep blijft ongeveer hetzelfde Boezem neemt toe door betere score soorten, groeivormen scoren juist aanzienlijk slechter; GEP is al gelijk aan goed voor natuurlijk watertype dus zo houden De data die gebruikt zijn voor de score in het WBP-2009 (2007) en dus de basis zijn voor het GEP, heb ik helaas niet: kunnen we dus ook niet toetsen met verschillende maatlatten Bijlagen

167 Bijlage 7 Aanpassingen in Aquokit Tabel: GEP waarden voor chloride, ph en zuurstofverzadiging (vetgedrukte waarden zijn aangepast of toegevoegd). chloride ph zuurstofverzadiging Waterlichaam GEP 2009 GEP 2015 GEP 2009 GEP 2015 GEP 2009 GEP 2015 Boezem Drentse kanalen Oude Diep Oude Vaart Reest Vledder Aa Wapserveensche Aa Wold Aa Meppelerdiep Bijlagen

168 Bijlage 8 Meetpunten en type monitoring Onderstaande tabel geeft het type monitoring weer per meetlocatie/waterlichaam. Dit zijn de gegevens zoals deze eind februari 2014 in Aquokit waren opgenomen. Meetlocatie Parameter Parameter Waterlichaam KRWMeetLocatietype NL35_1ORAK8 biologie fysische-chemie NL35_Drentse_kanalen OM &TT NL35_1OUDV7 biologie fysische-chemie NL35_Oude_Vaart OM &TT NL35_1VLEA4 biologie fysische-chemie NL35_Vledder_Aa OM &TT NL35_1WAPA6 biologie fysische-chemie NL35_Wapserveensche_Aa OM &TT NL35_2MEPD4 biologie fysische-chemie NL99_Meppelerdiep OM &TT NL35_2OUDD3 biologie fysische-chemie NL35_Oude_Diep OM &TT NL35_2REES7 biologie fysische-chemie NL35_Reest OM &TT NL35_2WOLA8 biologie fysische-chemie NL35_Wold_Aa OM &TT NL35_3SCHW4 biologie fysische-chemie NL35_Boezem OM &TT NL35_2MEPD4 prioritaire stoffen ov. verontr. stoffen excl Cu & Zn NL99_Meppelerdiep TT NL35_2MEPD4 prioritaire stoffen ov. verontr. stoffen excl Cu & Zn NL35_Drentse_kanalen TT NL35_2MEPD4 prioritaire stoffen ov. verontr. stoffen excl Cu & Zn NL99_Meppelerdiep TT NL35_2MEPD4 prioritaire stoffen ov. verontr. stoffen excl Cu & Zn NL35_Drentse_kanalen TT NL35_2MEPD4 prioritaire stoffen ov. verontr. stoffen excl Cu & Zn NL35_Oude_Vaart TT NL35_2MEPD4 prioritaire stoffen ov. verontr. stoffen excl Cu & Zn NL35_Oude_Diep TT NL35_2MEPD4 prioritaire stoffen ov. verontr. stoffen excl Cu & Zn NL35_Wold_Aa TT NL35_2MEPD4 prioritaire stoffen ov. verontr. stoffen excl Cu & Zn NL35_Reest TT NL35_3ETTK9 prioritaire stoffen ov. verontr. stoffen excl Cu & Zn NL35_Boezem TT NL35_3ETTK9 prioritaire stoffen ov. verontr. stoffen excl Cu & Zn NL35_Vledder_Aa TT NL35_3ETTK9 prioritaire stoffen ov. verontr. stoffen excl Cu & Zn NL35_Wapserveensche_Aa TT NL35_1ORAK5 Cu NL35_Drentse_kanalen OM & TT NL35_1OUDV9 Cu NL35_Oude_Vaart OM & TT NL35_1VLEA4 Cu NL35_Vledder_Aa OM & TT NL35_1WAPA6 Cu NL35_Wapserveensche_Aa TT NL35_2MEPD4 Cu NL99_Meppelerdiep OM & TT NL35_2OUDD9 Cu NL35_Oude_Diep OM & TT NL35_2REES8 Cu NL35_Reest OM & TT NL35_2WOLA9 Cu NL35_Wold_Aa OM & TT NL35_3ETTK9 Cu NL35_Boezem TT NL35_2MEPD4 Zn NL99_Meppelerdiep OM & TT NL35_2MEPD4 Zn NL35_Drentse_kanalen OM & TT NL35_2MEPD4 Zn NL35_Oude_Vaart TT NL35_2MEPD4 Zn NL35_Oude_Diep TT NL35_2MEPD4 Zn NL35_Wold_Aa TT NL35_2MEPD4 Zn NL35_Reest TT NL35_3ETTK9 Zn NL35_Boezem TT NL35_3ETTK9 Zn NL35_Vledder_Aa TT NL35_3ETTK9 Zn NL35_Wapserveensche_Aa TT Bij Cu is geen operationele monitoring (OM) voor Wapserveensche Aa en de Boezem. Hier zijn bij eerdere toetsingen geen overschrijdingen waargenomen, zodat OM niet is opgenomen in het monitoringprogramma vanaf 2009 en ook nu niet per Bij Zn is OM opgenomen voor Meppelerdiep en Drentse kanalen. Dit zou niet hoeven gezien het ontbreken van overschrijdingen eerder en nu. Dit wordt aangepast. Bijlagen

169 Bijlage 9 Meetpunten en meetjaren toetsing biologie Gebruikte meetjaren voor de beoordeling van fytoplankton (fpa), macrofauna (mea), vegetatie (ptb), diatomeeën (dta) en overige waterflora (owf) Boezem jaar 1 jaar 2 Jaar 3 Drentse kanalen jaar 1 jaar 2 Jaar 3 fpa fpa SCHW ORAK PVEN DREH PNED BEIV PSCG LIHK - 3DUIM mea PSCL ORAK mea DREH SCHW BEIV PVEN LIHK PNED owf PSCG ORAK DUIM DREH PSCL BEIV owf LIHK SCHW PVEN PNED = fictief beoordelingsjaar 4PSCG = werkelijk meetjaar 3DUIM PSCL Oude Diep jaar 1 jaar 2 Jaar 3 Oude Vaart jaar 1 jaar 2 Jaar 3 mea OUDV OUDD mea STHO ptb OUDD dta ptb OUDD Vledder Aa jaar 1 jaar 2 Jaar 3 8STHO VLEA OUDD mea dta OUDD ptb STHO dta van 1VLEA7 2OUDD Wold Aa jaar 1 jaar 2 Jaar 3 Wapserveense Aa jaar 1 jaar 2 Jaar 3 2WOLA WAPA mea mea ptb ptb dta dta Meppeler Diep jaar 1 jaar 2 Jaar 3 Reest jaar 1 jaar 2 Jaar 3 2MEPD REES mea mea ptb ptb dta dta Bijlagen

170 Bijlage 10 Meetpunten en meetjaren toetsing stoffen Onderstaande tabel geeft de meetpunten en de laatste drie meetjaren voor stoffen die zijn meegenomen in de toetsing. Waterlichaam Meetpunt fysische-chemie Meetjaren Meetpunt Cu Meetjaren NL35_Boezem 3SCHW ETTK NL35_Drentse_kanalen 1ORAK ORAK NL99_Meppelerdiep 2MEPD MEPD NL35_Oude_Diep 2OUDD OUDD NL35_Oude_Vaart 1OUDV7 2009; OUDV NL35_Reest 2REES REES NL35_Vledder_Aa 1VLEA VLEA NL35_Wapserveensche_Aa 1WAPA WAPA6 2009;2010; 2012 NL35_Wold_Aa 2WOLA WOLA9 2009; 2011;2012 Waterlichaam Meetpunt prio's & ovs Meetjaren Meetpunt Zn Meetjaren NL35_Boezem 3ETTK ETTK NL35_Vledder_Aa NL35_Wapserveensche_Aa NL35_Drentse_kanalen 2MEPD MEPD NL99_Meppelerdiep NL35_Oude_Diep NL35_Oude_Vaart NL35_Reest NL35_Wold_Aa Aangeleverd is (waarschijnlijk) het bestand: HYPERLINK: "file:///\\\\rwfps02\\digidata$\\krw%202015\\krw%20upload%202014\\export%20aquokit% csv" Dit bestand bevat data van 2006 t/m Er is echter getoetst met data van de laatste 3 meetjaren vanaf 2012, dus zonder 2013 (met steekproef gecheckt), wat de bovenstaande tabel oplevert. Het bestand bevat overigens ook meer meetpunten zoals de Middenraai en ook soms meer parameters per meetpunt dan nodig volgens het monitoring programma. Deze extra s zijn als het goed is niet door Aquokit in de toetsing meegenomen. Bijlagen

171 Bijlage 11 Aanpassingen meetpunten koper en zink Oud meetpunt Nieuw meetpunt Parameter waterlichaam Type monitoring NL35_1ORAK5 NL35_1ORAK5 Zn NL35_Drentse_kanalen OM NL35_2MEPD4 NL35_1ORAK5 Zn NL35_Drentse_kanalen TT NL35_2MEPD4 NL35_2OUDD9 Zn NL35_Oude_Diep TT NL35_2MEPD4 NL35_1OUDV9 Zn NL35_Oude_Vaart TT NL35_2MEPD4 NL35_2REES8 Zn NL35_Reest TT NL35_2MEPD4 NL35_2WOLA9 Zn NL35_Wold_Aa TT NL35_2MEPD4 NL35_2MEPD4 Zn NL99_Meppelerdiep OM NL35_2MEPD4 NL35_2MEPD4 Zn NL99_Meppelerdiep TT NL35_3ETTK9 NL35_3ETTK9 Zn NL35_Boezem TT NL35_3ETTK9 NL35_1VLEA4 Zn NL35_Vledder_Aa TT NL35_3ETTK9 NL35_1WAPA6 Zn NL35_Wapserveensche_Aa TT NL35_1ORAK5 NL35_1ORAK5 Cu NL35_Drentse_kanalen OM NL35_2MEPD4 NL35_1ORAK5 Cu NL35_Drentse_kanalen TT NL35_1OUDV9 NL35_1OUDV9 Cu NL35_Oude_Vaart OM NL35_2MEPD4 NL35_1OUDV9 Cu NL35_Oude_Vaart TT NL35_1VLEA4 NL35_1VLEA4 Cu NL35_Vledder_Aa OM NL35_3ETTK9 NL35_1VLEA4 Cu NL35_Vledder_Aa TT NL35_2OUDD9 NL35_2OUDD9 Cu NL35_Oude_Diep OM NL35_2MEPD4 NL35_2OUDD9 Cu NL35_Oude_Diep TT NL35_2REES8 NL35_2REES8 Cu NL35_Reest OM NL35_2MEPD4 NL35_2REES8 Cu NL35_Reest TT NL35_2WOLA9 NL35_2WOLA9 Cu NL35_Wold_Aa OM NL35_2MEPD4 NL35_2WOLA9 Cu NL35_Wold_Aa TT NL35_2MEPD4 NL35_2MEPD4 Cu NL99_Meppelerdiep OM NL35_2MEPD4 NL35_2MEPD4 Cu NL99_Meppelerdiep TT NL35_3ETTK9 NL35_3ETTK9 Cu NL35_Boezem TT NL35_3ETTK9 NL35_1WAPA6 Cu NL35_Wapserveensche_Aa TT - Zn: toch alleen meten in 3ETTK9 en 2MEPD4 en gebruik maken van projectieregels voor VleA & WapA resp. DrKan, OudD, OudV, Rees & WolA; alleen TT (OM is niet nodig immers geen overschrijdingen), dus volgend meetjaar zou 2017 zijn - Cu: per waterlichaam meten; zowel TT als OM; meetjaren: 2017 (TT) en jaarlijks (OM) - Cu&Zn VleA: voortaan meetpunt 1VLEA8 gebruiken ipv 1VLEA4; dit meetpunt heeft meerdere, recente meetjaren. Bijlagen

172 Bijlage 12 Ligging meetpunten Overzicht van de meetpunten. Kaart 1 geeft per meetpunt de naam van het waterlichaam, kaart 2 geeft de meetpuntcodes. In de tabel zijn de codes en namen van de meetpunten met de bijbehorende coördinaten opgenomen. Meetpuntcode x-coördinaat y-coördinaat Meetpuntnaam 1BEIS Beilerstroom (vervallen) 1BEIV Beilervaart 1DREH Drentse Hoofdvaart 2HOVV Hoogeveensche Vaart Echten 1LIHK Linthorst Homankanaal 1ORAK Oranjekanaal 1OUDV Oude Vaart 1OUDV Oude Vaart (vervallen) 1OUDV Oude Vaart 1VLEA Vledder Aa 1VLEA Vledder Aa 1VLEA Vledder Aa 1WAPA Wapserveensche Aa 1WAPA Wapserveensche Aa 1WAPA Wapserveensche Aa 2MEPD Meppelerdiep 2OUDD Oude Diep 2OUDD Oude Diep 2OUDD Oude Diep 2REES Reest 2REES Reest 2REES Reest 2RUIA Ruiner Aa 2WOLA Wold Aa 3DUIM Duinigermeer 3KLBE Kleine Beulakerwijde 3PSCL Petgat Schinkelland 3PVEN Petgat Venematen 3SCHW Schutsloterwijde 4PNED Petgat Nederland 4PSCG Petgat Schut en Grafkampen Bijlagen

173 Bijlagen Kaart 1

174 Bijlagen Kaart 2

175 Bijlage 13 Mogelijk te nemen maatregelen Beken Beekvormende processen volledig natuurlijk Profielverkleining Hermeanderen 100 % van de lengte Hermeanderen 50 % van de lengte Hermeanderen 20 % van de lengte Aansluiten meanders, aantal locaties gering Aansluiten meanders, aantal locaties matig Aansluiten meanders, aantal locaties groot Inrichten inundatiegebieden, oppervlak gering Inrichten inundatiegebieden, oppervlak matig Inrichten inundatiegebieden, oppervlak groot Stuwen verwijderen 100% Stuwen verwijderen 50% Stuwen vervangen door cascades 100 % Stuwen vervangen door cascades 50 % Stuwen voorzien van vispassage 100 % Stuwen voorzien van vispassage 50 % Natuurvriendelijke oevers (plasdrasstroken) 100% Natuurvriendelijke oevers (plasdrasstroken) 50 % Natuurvriendelijke oevers (plasdrasstroken) 20 % Stoppen inlaat gebiedsvreemd water Natuurlijk peil Halfnatuurlijk peil Drainagebasis verhogen Extensiveren onderhoud Differentiëren van onderhoud Stoppen grondwateronttrekking Beplanting (beschaduwing) Maatregelen RWZI's Natuurlijk akkerrandenbeheer Aanpak overstorten Beperken bestrijdingsmiddelen verhard oppervlak Duurzaam bouwen Helofytenfilters aanleggen Riolering buitengebied Iba's Baggeren Drentse kanalen & Boezem Gedifferentieerd onderhoud Natuurvriendelijke oevers Helofytenfilters aanleggen Stuwen voorzien van vistrappen Aanpak overstorten Beperken bestrijdingsmiddelen verhard oppervlak Duurzaam bouwen Iba's Maatregelen rwzi's Riolering buitengebied Paaiplaatsen Andere maatregelen landbouw, stedelijk gebied, bedrijven Stoppen inlaat gebiedsvreemd water Inrichten inundatiegebieden, oppervlak gering Inrichten inundatiegebieden, oppervlak matig Inrichten inundatiegebieden, oppervlak groot Baggeren Stuwen verwijderen Stuwen vervangen door cascades Natuurlijk peil Bijlagen

176 Bijlage 14 Toepasbaarheid van maatregelen in relatie tot functies (significante schade) In deze bijlage is per maatregel weergegeven wanneer de maatregel past in een gebied, en wanneer die niet past omdat die tot significante schade leidt. De overweging is het resultaat van discussies in de gebiedsgroepen die in het kader van de Kaderrichtlijn water bijeen zijn geweest. Meanderen Maatregel past in gebieden met functie natuur (hoge ambitie) en soms in verweven gebieden. Leidt tot schade in landbouwgebieden en soms in verweven gebieden: De maatregel kost veel grond die in landbouwgebieden onttrokken zal worden aan de landbouw. Als gevolg van meandering zullen veel percelen ontstaan die gedeeltelijk rond zijn en soms minder goed te bereiken. Die percelen zullen dus minder bruikbaar zijn. Natuurvriendelijk inrichten Maatregel past in gebieden met functie natuur (hoge ambitie) of in verweven gebieden (ambitieniveau midden). Leidt tot schade in landbouwgebieden: De maatregel kost relatief veel grond (gemiddeld 10 m/m ). In pure landbouwgebieden leidt dit tot een substantiële vermindering van landbouwareaal, hetgeen ongewenst is (tot schade leidt). In gebieden waar landbouw één van de functies is, is deze maatregel acceptabel. Daarbij moeten de goede / waardevolle percelen ontzien worden. Natuurvriendelijke oevers Maatregel past in alle gebieden, maar niet langs alle percelen. Waardevolle percelen, zoals huiskavels en wegen en gebouwen moeten vermeden worden bij deze maatregel. Natuurlijk peilbeheer Maatregel past praktisch nergens in het gebied Als gevolg van natuurlijk peilbeheer zullen in delen van het jaar aanzienlijk hogere waterstanden optreden. Deze hogere waterstanden zullen schade geven voor de landbouw en in veel gevallen voor gebouwen en infrastructuur. Verwijderen van stuwen Maatregel past praktisch nergens in het gebied Het verwijderen van stuwen zonder aanvullende maatregelen leidt tot verlagen van waterstanden en tot droogteschade. Verwijderen van stuwen in combinatie met vergroten van de beeklengte (meandering) kan dat probleem compenseren. Zie verder meandering. Vispassage Mits goed uitgevoerd past deze maatregel overal Een vispassage leidt nergens tot schade als de functionaliteit van de oorspronkelijk stuw gehandhaafd blijft. Dat wil zeggen dat wanneer een regelbare stuw vispasseerbaar gemaakt moet worden, rekening gehouden moet worden met de gewenste peilregeling. Bijlagen

177 Cascade Maatregel past in veel gevallen, maar in enkele gevallen moet een ander type vispassage gekozen worden Met een cascade kan de waterstand beperkt geregeld worden. Daar waar dat wel gewenst is, zijn extra maatregelen nodig om de waterstand te regelen. Beekvormende processen, volledig natuurlijk Maatregel past nergens in het gebied Deze maatregel eist dat in grote aaneengesloten gebieden talloze ingrepen ongedaan gemaakt worden (ontwatering, peil regulerende ingrepen, grondwateronttrekkingen, maatregelen ter voorkoming van wateroverlast). Het ongedaan maken van deze maatregelen leidt tot een waterhuishouding die grote schade veroorzaakt aan landbouw, infrastructuur en stedelijk gebied. In Rijn-Oost zijn er geen dusdanig grote natuurgebieden dat deze maatregelen niet tot grote schade leidt. Stoppen of verplaatsen van drinkwateronttrekking Maatregel past praktisch nergens in het gebied Het verplaatsen of onttrekken van een drinkwateronttrekking leidt tot grote financiële schade. Wanneer de onttrekking verplaatst wordt kan dat leiden tot ecologische schade in het nieuwe onttrekkingsgebied. Stoppen recreatievaart (boezem) Maatregel leidt tot schade De maatregel is zinvol om opwerveling van slib te beperken en daarmee het doorzicht te vergroten. Een totaal verbod leidt tot grote economische schade aan onder meer horeca en recreatieexploitanten. Zonering is wellicht wel mogelijk Stoppen van inlaat van gebiedsvreemd Water Maatregel leidt tot schade aan ecologie en landbouw Het is niet mogelijk om de waterhuishouding zodanig aan te passen dat er een natuurlijk afvoerregime ontstaat. Dat houdt in dat de basisafvoeren in de zomer laag zullen blijven en in de zomer enige tijd nagenoeg nul zijn. De waterstanden zullen in de zomer ver uitzakken. Zonder waterinlaat leidt dit vooralsnog tot grote economische schade in landbouw en wellicht ook tot ecologische schade. In enkele gevallen wordt water ingelaten ter compensatie van onttrekking van grondwater voor drinkwaterbereiding (=mitigerende maatregel). Ook het stoppen van deze inlaat is ongewenst. Na het realiseren van het GGOR kan waterinlaat wellicht in delen van het gebied achterwege blijven. Gedifferentieerd onderhoud Mits goed uitgevoerd past deze maatregel overal Bij gedifferentieerd onderhoud gaat het er om planten en dieren meer kansen te geven. Dit kan op verschillende manieren gebeuren: later maaien, minder vaak maaien, ander materieel gebruiken, afvoeren van maaisel en variatie in methoden en frequenties. In vrijwel alle situaties zijn manieren toe te passen die de ecologische kwaliteit verhogen en geen schade toebrengen aan de naastgelegen functies. Bijlagen

178 Bijlage 15 Algemene denklijn significante schade DG Water, 21 augustus 2007 Op basis van de ervaringen in de regionale gebiedsprocessen en binnen de randvoorwaarden die de KRW stelt is de volgende overweging rondom significante negatieve effecten aan functies en het milieu tot stand gekomen: 1. Maatregelen die ten koste gaan van de veiligheid en de beroepsscheepvaart worden in vrijwel alle gevallen significant bevonden Ook voor deze maatregelen geldt dat er situaties denkbaar zijn waarin geen significant negatieve effecten zullen optreden, bijvoorbeeld bij het aanpassen of weghalen van een strekdam zonder dat dit effect heeft op de scheepvaartfunctie. 2. Voor het realiseren van KRW-doelen worden geen (gedwongen) functiewijzigingen doorgevoerd. Uitzondering daarop vormen: - functiewijzigingen die onderdeel uitmaken van bestaand beleid - inrichting van bufferstroken en natuurvriendelijke oevers (dit betreft ingrepen met een beperkte omvang, die ongeacht de overheersende functie kunnen worden uitgevoerd zonder te leiden tot significant negatieve effecten aan functies of milieu). 3. Significante schade wordt afhankelijk gesteld van de belangrijkste gebruiksfuncties, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen water in gebieden met veel natuur enerzijds (zie 4) en gebieden met intensief landbouwgebied en stedelijk gebied anderzijds (zie 5 resp. 6).Bovendien is er in Nederland een tussencategorie aan de orde, namelijk landbouwgebieden die deels een natuurfunctie hebben (of gebieden met een overwegend landbouwkundig gebruik waarin ook kleinere natuurgebieden liggen). Voor deze tussencategorie geldt in het bijzonder dat de effecten van maatregelen op basis van de locatiespecifieke omstandigheden dienen te worden beoordeeld! Wat betreft beekherstel/hermeandering wordt opgemerkt dat hiervoor gebiedsspecifiek maatwerk geldt. Zo zal in het algemeen in gebieden met intensieve landbouw het nemen van hydromorfologische herstelmaatregelen in de vorm van beekherstel/hermeandering al snel leiden tot significante negatieve effecten op de waterhuishouding, aangezien in de meeste gevallen de ingrepen aan het beeksysteem in het verleden gedaan om de waterhuishouding voor de intensieve landbouw zo optimaal mogelijk in te stellen. In gebieden met extensieve landbouw daarentegen is het veel makkelijker om beekherstel/hermeandering toe te passen zonder dat dit tot significante negatieve effecten op de aanwezig landbouw leidt. 4. In gebieden met een hoofdfunctie natuur zijn in het algemeen veel minder snel hydromorfologische herstelmaatregelen van toepassing die significante schade aan functies veroorzaken. Bovendien, en dat is juist ook de bedoeling van de KRW: veel hydrologische herstelmaatregelen zullen vaak bijdragen aan de ecologische doelstellingen. Uitzonderingen hierop zijn gebieden waar door grote peilveranderingen wel degelijk kan leiden tot schadelijke effecten op de ecologische doelstellingen ter plaatse. 5. In gebieden met intensieve landbouw leiden de volgende hydromorfologische herstelmaatregelen mogelijk tot significant negatieve effecten aan functies. Veelal is daarbij het aangrijpingspunt dat die herstelmaatregelen leiden tot een minder optimale situatie voor de landbouw m.b.t. bijv. de waterhuishouding, afwatering, wateroverlast. Significante negatieve effecten gaan hierbij ervan uit dat hierdoor opbrengstderving ontstaat die niet te mitigeren is door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Voorbeelden van potentiele maatregelen zijn: - het instellen van een natuurlijk peil in (grotere) waterlopen - opheffen van drainage of het verhogen van de drainagebasis - peilwijziging en/of verwijderen van stuwen en sluizen in poldergebied - hermeandering van beken en kreken Bijlagen

179 6. In stedelijk gebied leiden de volgende maatregelen veelal tot significant negatieve effecten (mits deze effecten zijn gerelateerd aan waterhuishoudkundige aspecten zoals droogte, wateroverlast en afwatering) in het geval hierdoor schade aan stedelijke functies ontstaat die niet te mitigeren is door bewezen aanpassingen in stedelijk waterbeheer: - het instellen van een natuurlijk peil in (grotere) waterlopen - opheffen van drainage of het verhogen van de drainagebasis - peilwijziging en/of verwijderen van stuwen en sluizen - hermeandering van beken en kreken NB 2: Bovenstaande denklijn heeft vooral betrekking op de maatregelen in relatie tot functies. Ook in relatie tot milieu in bredere zin kan mogelijk een vergelijkbare lijst worden opgesteld; het blijkt echter dat hieraan tot dusverre in de regionale gebiedsprocessen nauwelijks tot geen aandacht is geschonken. Door het ontbreken van deze informatie is hier geen verdere uitwerking aan gegeven. NB 3: Wat betreft de motivatie voor het niet nemen van bepaalde maatregelen wordt opgemerkt dat deze op een 'passend niveau' en met een passende mate van uitvoerigheid wordt beschreven. Zo kan het laten voortbestaan van de Afsluitdijk kort (één zin) worden gemotiveerd vanuit veiligheid, terwijl het niet laten hermeanderen van een beekloop om de reden dat dit (te) veel landbouwgrond zou kosten, een meer uitgebreide toelichting vraagt waarbij de effecten dienen te worden gerelateerd aan waterhuishoudkundige aspecten. Bovenstaande denklijn kan daarbij als denkkader worden gehanteerd. Bijlagen

180 Bijlage 16 Beschrijving AqMaD Inleiding Een belangrijke stap in het proces van het verbeteren van de ecologische toestand is het stellen van de juiste diagnose: Wat is er met het waterlichaam nou precies aan de hand? Hoe meer men weet van de exacte knelpunten in het systeem, des te gerichter kunnen maatregelen genomen worden. Zo kan het stellen van de juiste diagnose dus veel geld uitsparen wanneer maatregelen gerichter zijn gebaseerd op de knelpunten die ter plekke aanwezig zijn. Voor dit doel is het wiskundig model AqMaD (Aquatische Macrofyten Diagnose Riegman & Starink Consultancy) ontwikkeld. Het wiskundig model AqMaD De basisgedachte achter AqMaD is gebaseerd op een aantal fundamentele ecologische principes: 1. Alles is overal en het milieu selecteert. 2. Iedere plantensoort heeft zijn eigen specifieke standplaatseisen. 3. Levensgemeenschappen bestaan uit soorten die bijna altijd door verschillende milieufactoren beperkt worden in hun populatiedynamiek (er zijn dus meerdere beperkende factoren, die zelfs per soort verschillend kunnen zijn). 4. Zowel aanwezige als afwezige plantensoorten vertellen iets over de milieuomstandigheden ter plekke. 5. Op basis van de milieueisen die voor ieder plantensoort weer anders is, kan men uit levensgemeenschappen van planten conclusies trekken over het milieu waarin men de soort aantreft. AqMaD vergelijkt de aanwezige vegetatie met het gekozen referentiebeeld voor een bepaald waterlichaam. Deze vergelijking tussen soorten die aanwezig zijn en soorten die men graag aanwezig ziet in de toekomst gebeurt in termen van milieufactoren. Het huidige milieu (de biotoop voor de aanwezige planten) wordt vergeleken met het gewenste milieu (de gewenste biotoop). Het milieu wordt in het model beschreven aan de hand van meer dan dertig fysische, chemische en biologische parameters. Bijlagen

181 Bijlage 17 Kaart KRW en EHS (Provincie Drenthe, 2014a) Bijlagen

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen... BIJLAGE F Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen....................................................................... De milieudoelstellingen

Nadere informatie

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Emmertochtsloot De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL43_11 Bussloo

Factsheet: NL43_11 Bussloo Factsheet: NL43_11 Bussloo -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Noord-Zuidleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Steenwetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk Factsheet: NL6_OWM_018 Dommerswijk De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Overijssels Kanaal (Zwolle) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl Factsheet: NL05_Westerbouwlandl Westerbouwlandleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de

Nadere informatie

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel Factsheet: NL43_13 Oude IJssel -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 6 maart 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150 NL09_26 Basisgegevens Naam Code Status Type Stroomgebied Waterbeheergebied Provincie Gemeente Sloten Overbetuwe NL09_26 Kunstmatig M1a - Zoete sloten (gebufferd) Rijn-West Rivierenland Gelderland Neder-Betuwe,

Nadere informatie

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015 Bestuursrapportage 204 Vechtstromen Versie 24 november 205 Deze rapportage bevat een overzicht op hoofdlijnen van de voortgang van de uitvoering van het waterbeleid en dient als basis voor jaarlijks bestuurlijk

Nadere informatie

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater HOOFDSTUK 3 Oppervlaktewater Het oppervlaktewater in het Schelde-stroomgebied wordt ingedeeld in waterlichamen. Deze indeling is belangrijk, want voor ieder waterlichaam moeten doelstellingen geformuleerd

Nadere informatie

Factsheet: NL07_0026_1

Factsheet: NL07_0026_1 Factsheet: NL07_006_1 Zuidelijk Afwateringskanaal De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL43_10 Fliert

Factsheet: NL43_10 Fliert Factsheet: NL43_10 Fliert -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE Aanleiding Bij de tot standkoming van de eerste stroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nadere informatie

In de beslisnota wordt aan u gevraagd in te stemmen met de vastgestelde doelen en maatregelen.

In de beslisnota wordt aan u gevraagd in te stemmen met de vastgestelde doelen en maatregelen. Nummer Onderwerp : B-3.11.2008 : Beslisnota Kaderrichtlijn Water Korte inhoud : Water Beheer 21 e eeuw, 2008, Schoon en gezond water in Noord-Nederland 1. Implementatie Europese Kaderrichtlijn Water in

Nadere informatie

Factsheet: NL07_0034_1 Dortherbeek

Factsheet: NL07_0034_1 Dortherbeek Factsheet: NL07_0034_1 Dortherbeek De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer Factsheet: NL33HM Hondshalstermeer -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Waterkwaliteit KRW, 2015

Waterkwaliteit KRW, 2015 Indicator 12 januari 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal Factsheet: NL43_09 Toevoerkanaal -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering

Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen

Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen PEHM, Nijmegen 5 november 2015 Gert van Ee, HHNK Nico Jaarsma, Nico Jaarsma Ecologie en Fotografie Indeling HHNK: gebied, waterkwaliteit en ecologie

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1990 2010 Indicator 14 mei 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Factsheet: NL35_Reest Reest

Factsheet: NL35_Reest Reest Factsheet: NL5_Reest Reest De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet is

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2008 Indicator 15 juli 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 2 maart 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De ecologische kwaliteit van het

Nadere informatie

Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER

Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER Oosterbroekswaterleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Factsheet: NL04_WITTEVEENS-LEIDING

Factsheet: NL04_WITTEVEENS-LEIDING Factsheet: NL04_WITTEVEENS-LEIDING Witteveens-leiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de

Nadere informatie

Factsheet: NL99_Meppelerdiep Meppelerdiep

Factsheet: NL99_Meppelerdiep Meppelerdiep Factsheet: NL99_Meppelerdiep Meppelerdiep De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2010 Indicator 27 november 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 1. Inleiding In het beheergebied van waterschap Zuiderzeeland liggen 18 KRW-waterlichamen (zie figuur 1 op volgende pagina). Deze waterlichamen worden zowel

Nadere informatie

Gelet op artikel 13, eerste lid, van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009;

Gelet op artikel 13, eerste lid, van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009; Besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en milieubeheer, de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van., nr. DP/.

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas Factsheet: NLGW0013 Zout Maas -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015 zijn gebaseerd

Nadere informatie

het lozen van grondwater bij de realisatie van een WKO systeem

het lozen van grondwater bij de realisatie van een WKO systeem CTF Amsterdam bv Prinsengracht 436 in Amsterdam Datum 21 april 2017 Casecode W-17.00767 Kenmerk 17.070654 Watervergunning het lozen van grondwater bij de realisatie van een WKO systeem Uw kenmerk / projectcode:

Nadere informatie

NOVEMBER Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde

NOVEMBER Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde NOVEMBER 2004 Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde Colofon In opdracht van Uitvoering Redactie Tekst Vormgeving Fotografie Datum 1 november 2004 Status definitief concept Nummer IKS-04-500

Nadere informatie

Factsheet: NL43_32 Arkervaart

Factsheet: NL43_32 Arkervaart Factsheet: NL43_32 Arkervaart -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-MIDDEN

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-MIDDEN Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-MIDDEN Soestwetering (middenloop) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Kaderrichtlijn Water. Diederik van der Molen Projectleider KRW DG - Water

Kaderrichtlijn Water. Diederik van der Molen Projectleider KRW DG - Water Kaderrichtlijn Water Diederik van der Molen Projectleider KRW DG - Water 16 maart 2011 Inhoud Introductie KRW Wat is er nieuw door de KRW? Wat heeft de KRW tot nu toe opgeleverd? Lessons learned Proces

Nadere informatie

FAZ: Ja Opdrachtgever: Jelmer Kooistra

FAZ: Ja Opdrachtgever: Jelmer Kooistra Onderwerp: Ex ante evaluatie PBL KRW Nummer: Bestuursstukken\1931 Agendapunt: 8 DB: Ja 31-8-2015 BPP: Ja 16-9-2015 FAZ: Ja 16-9-2015 VVSW: Ja 16-9-2015 AB: Ja 30-9-2015 Opsteller: Marie-Louise Meijer,

Nadere informatie

KRW- doelen voor de overige wateren in Noord- Brabant: een pragma:sche uitwerking

KRW- doelen voor de overige wateren in Noord- Brabant: een pragma:sche uitwerking KRWdoelen voor de overige wateren in NoordBrabant: een pragma:sche uitwerking Frank van Herpen (Royal HaskoningDHV), Marco Beers (waterschap Brabantse Delta), Ma>hijs ten Harkel en Doesjka Ertsen (provincie

Nadere informatie

Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe (2016 2021) Vastgesteld door Provinciale Staten op 23 september 2015

Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe (2016 2021) Vastgesteld door Provinciale Staten op 23 september 2015 Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe (2016 2021) Vastgesteld door Provinciale Staten op 23 september 2015 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 2. Oppervlaktewaterlichamen in Drenthe 2.1 Oppervlaktewaterlichamen

Nadere informatie

Factsheet: NL35_Boezem Boezem

Factsheet: NL35_Boezem Boezem Factsheet: NL35_Boezem Boezem De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg

Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

9 Oude Diep. 9.1 Watersysteem

9 Oude Diep. 9.1 Watersysteem 9 Oude Diep 9.1 Watersysteem Het waterlichaam Oude Diep behoort tot de KRW-categorie Rivieren, type R5; langzaam stromende middenloop/benedenloop op zandbodem (RBO Rijn-Oost, 2004. p. 31). De oorsprong

Nadere informatie

Oppervlaktewater in Nederland

Oppervlaktewater in Nederland Indicator 20 januari 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Nederland heeft een grote verscheidenheid

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode

Nadere informatie

Toelichting ontwerp Factsheets Kaderrichtlijn Water. Planperiode Waterschap Noorderzijlvest

Toelichting ontwerp Factsheets Kaderrichtlijn Water. Planperiode Waterschap Noorderzijlvest Toelichting ontwerp Factsheets Kaderrichtlijn Water Planperiode 2016-2021 Waterschap Noorderzijlvest Pagina 1 1 Introductie De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) richt zich op de bescherming van

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0004

Factsheet: NLGWSC0004 Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen Deze factsheet bevat relevante informatie over het waterlichaam met uitzondering van landelijke maatregelen. Iedere overheid is verantwoordelijk

Nadere informatie

Aanpassing KRW Maatlatten

Aanpassing KRW Maatlatten Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS Waterdienst Aanpassing KRW Maatlatten Eddy Lammens RWS Waterdienst 1 Ministerie van Verkeer en Ministerie Waterstaat van Infrastructuur 12-4-20128-9 en Milieu

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas Factsheet: NLGW0013 Zout Maas Deze factsheet bevat relevante informatie over het waterlichaam met uitzondering van landelijke maatregelen. Iedere overheid is verantwoordelijk voor het deel van de inhoud,

Nadere informatie

Factsheet: NL04_MARS-WETERING Marswetering

Factsheet: NL04_MARS-WETERING Marswetering Factsheet: NL04_MARS-WETERING Marswetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie 1 Rapport Evaluatie waterkwaliteit Op 21 december beschikbaar (www.pbl.nl) Samenvatting opgenomen in KRW-rapport Belangrijke waterbeheerkwesties Bijdragen

Nadere informatie

Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING

Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING Averlosche Leide -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1990 2016 Indicator 11 juli 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 5634 14 april 2010 Besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van

Nadere informatie

Aan de orde: Maar hoe krijgen we het voor elkaar? Belangrijke data in het waterkwaliteitsbeheer:

Aan de orde: Maar hoe krijgen we het voor elkaar? Belangrijke data in het waterkwaliteitsbeheer: Kaderrichtlijn water: Europees keurslijf of hulpmiddel bij regionale bestuurlijke besluitvorming? Verleden, heden en toekomst 09/03 2018 Aan de orde: Introduktie STOWA Totstandkomen KRW Kenmerken KRW Waterkwaliteit

Nadere informatie

Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a

Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in

Nadere informatie

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh ~ Stroomgebied beheerplan KAARTENATLAS 0abcdefgh Colofon Het ontwerp-stroomgebiedbeheerplan Rijndelta is een uitgave van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De totstandkoming is mogelijk geworden

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0018. Naam: Maas_Slenk_diep

Factsheet: NLGW0018. Naam: Maas_Slenk_diep Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep Deze factsheet bevat relevante informatie over het waterlichaam met uitzondering van landelijke maatregelen. Iedere overheid is verantwoordelijk voor het deel van de

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden

Nadere informatie

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-BO

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-BO Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-BO Soestwetering (bovenloop) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in

Nadere informatie

Bijlage 1: Samenvatting factsheets, toelichting maatregelpakket en administratieve wijzigingen

Bijlage 1: Samenvatting factsheets, toelichting maatregelpakket en administratieve wijzigingen Bijlage 1: Samenvatting factsheets, toelichting maatregelpakket en administratieve wijzigingen In deze bijlagen wordt ingegaan op: - De huidige toestand van de waterkwaliteit; - Het definitieve KRW maatregelpakket

Nadere informatie

Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA

Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA Westerveldse Aa De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

De Waterwet en waterbodems De Waterwet. en waterbodems

De Waterwet en waterbodems De Waterwet. en waterbodems De Waterwet en waterbodems De Waterwet en waterbodems Waterbodembeheer Waterbodembeheer onderdeel onderdeel watersysteembeheer watersysteembeheer Een nieuwe, integrale Een nieuwe, integrale Waterwet Waterwet

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0005 Grondwater in diepe zandlagen

Factsheet: NLGWSC0005 Grondwater in diepe zandlagen Factsheet: NLGWSC0005 -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van

Nadere informatie

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. 29 september 2010 Inhoud 1 Tekstdelen uit van 5 varianten naar 2 alternatieven 3 1.1 Referentiesituatie 3 1.2 Effecten waterkwaliteit KRW 5 2 Nieuw tekstdeel 7 ARCADIS

Nadere informatie

Gebiedsbeschrijving Oude Diep

Gebiedsbeschrijving Oude Diep Gebiedsbeschrijving Oude Diep I. HET STROOMGEBIED Het waterlichaam Oude is een langzaam stromende meanderende beek. De oorsprong van deze beek ligt in het natuurgebied Mantinger Bos en Weiden. Het Oude

Nadere informatie

Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Niels Evers

Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Niels Evers Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Normen om te weten of iets goed is of niet Wetenschap én politiek Er zit altijd ontwikkeling

Nadere informatie

Regionale Implementatie KRW

Regionale Implementatie KRW Regionale Implementatie KRW Bepaling Huidige toestand waterlichamen Dommel Martijn Antheunisse, Vakgroep Ecologie, Ws De Dommel Inhoud Ws. De Dommel - 26 KRW waterlichamen Huidige situatie 2009: Biologische

Nadere informatie

Afwenteling mede bepalend voor het niet halen van KRW- doelstellingen

Afwenteling mede bepalend voor het niet halen van KRW- doelstellingen Afwenteling mede bepalend voor het niet halen van KRW- doelstellingen Aniel Balla, Rob van de Boomen (Wi2eveen+Bos), Marcel Tonkes (provincie Overijssel) Met een afwentelingsonderzoek is in Rijn- Oost

Nadere informatie

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek Factsheet: NL4_01 Schuitenbeek Deze factsheet bevat relevante informatie over het waterlichaam met uitzondering van landelijke maatregelen. Iedere overheid is verantwoordelijk voor het deel van de inhoud,

Nadere informatie

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek Factsheet: NL4_01 Schuitenbeek De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 0 december 016. Deze factsheet dient gezien te worden als een tussentijdse versie ten behoeve

Nadere informatie

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve

Nadere informatie

Factsheet: NL05_Elsenerbeek Elsenerbeek

Factsheet: NL05_Elsenerbeek Elsenerbeek Factsheet: NL05_Elsenerbeek Elsenerbeek De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven Toestand 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015

Nadere informatie

Factsheet: NL39_01a Rotteboezem

Factsheet: NL39_01a Rotteboezem Factsheet: NL39_01a Rotteboezem -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep

Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015 zijn gebaseerd

Nadere informatie

Vermesting van regionaal water,

Vermesting van regionaal water, Indicator 20 april 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting van het regionale

Nadere informatie

Factsheet: NL04_SAL-NIEUWEWTR-BE Nieuwe Wetering (benedenloop)

Factsheet: NL04_SAL-NIEUWEWTR-BE Nieuwe Wetering (benedenloop) Factsheet: NL04_SAL-NIEUWEWTR-BE Nieuwe Wetering (benedenloop) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

: Schoon en gezond water in Noord Nederland. Adviesnota 2007 Kaderrichtlijn Water/Water Beheer 21 e eeuw.

: Schoon en gezond water in Noord Nederland. Adviesnota 2007 Kaderrichtlijn Water/Water Beheer 21 e eeuw. Nummer Onderwerp : B-3.01.2008 : Schoon en gezond water in Noord Nederland. Adviesnota 2007 Kaderrichtlijn Water/Water Beheer 21 e eeuw. Korte inhoud : Voorgesteld wordt: 1. In te stemmen met de verwoorde

Nadere informatie

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen Het belang van natuurvriendelijke oevers Christa Groshart Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard Opbouw Beleid en Maatregelen Verwachtingen Knelpunten KRW innovatie-onderzoek Waterbeleid Europese

Nadere informatie

Handleiding doelafleiding en maatlatten overige wateren. IPO / UvW STOWA. Niels Evers, met medewerking van Reinier van Nispen 12 april 2012

Handleiding doelafleiding en maatlatten overige wateren. IPO / UvW STOWA. Niels Evers, met medewerking van Reinier van Nispen 12 april 2012 Handleiding doelafleiding en maatlatten overige wateren IPO / UvW STOWA Niels Evers, met medewerking van Reinier van Nispen 12 april 2012 Inhoud: Aanleiding: waarom doelen uitgangspunten visie Proces en

Nadere informatie

Factsheet KRW NL35_Boezem -

Factsheet KRW NL35_Boezem - Factsheet: NL35_Boezem -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 1 april 2013. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0011. Naam: Zout Rijn-West Code: NLGW0011

Factsheet: NLGW0011. Naam: Zout Rijn-West Code: NLGW0011 Factsheet: -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 1 april 2013. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van het opstellen

Nadere informatie

Factsheet KRW NL23_BRKMN -

Factsheet KRW NL23_BRKMN - Factsheet: NL23_BRKMN -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 1 april 2013. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van

Nadere informatie

Vragen en antwoorden ecologische KRW-doelen

Vragen en antwoorden ecologische KRW-doelen Vragen en antwoorden ecologische KRW-doelen Werkgroep doelafleiding 2021 Rijn-West Versie september 2017 In de kern is de Kaderrichtlijn Water (KRW) eenvoudig. De KRW streeft naar een goede chemische en

Nadere informatie

Karakterisering stroomgebied Schelde

Karakterisering stroomgebied Schelde NOVEMBER 2004 Karakterisering stroomgebied Schelde rapportage van nederland over de invulling van de kaderrichtlijn water in het stroomgebied schelde NOVEMBER 2004 Karakterisering stroomgebied Schelde

Nadere informatie

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015 zijn gebaseerd

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep

Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL14_7. Naam: Merwedekanaal

Factsheet: NL14_7. Naam: Merwedekanaal Factsheet: NL14_7 Merwedekanaal -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie

Nadere informatie

Stroomgebiedbeheerplannen 2015

Stroomgebiedbeheerplannen 2015 Ministerie van Infrastructuur en Milieu Werkprogramma Diederik van der Molen KRW coördinator DG Water Producten tbv KRW in de komende jaren Uitvoering van maatregelen door rijk en regionale partijen Activiteit

Nadere informatie

INTERN MEMO. Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 10 november 2015 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater

INTERN MEMO. Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 10 november 2015 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater Intern memo INTERN MEMO Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 0 november 205 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater Bijlage: Bestuursnotitie wfn40342 in DB april 204 Inleiding

Nadere informatie