Opkomsttijd van de brandweer bij woningbranden: Invloed op slachtofferaantal, brandschade en brandbeheersbaarheid

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Opkomsttijd van de brandweer bij woningbranden: Invloed op slachtofferaantal, brandschade en brandbeheersbaarheid"

Transcriptie

1 Opkomsttijd van de brandweer bij woningbranden: Invloed op slachtofferaantal, brandschade en brandbeheersbaarheid Master scriptie R.J.E.G. Smeets MPS

2 Voorwoord Deze scriptie is geschreven in kader van de Master Public Safety studie aan Delft TopTech. Gedurende de eerste maanden van deze studie liet de gedachte mij niet los om te kijken wat de potentiële gevolgen zijn van verhoging van de opkomsttijd van de brandweer. De tot op heden opgeleverde beleidvoornemens over de verhoging van de opkomsttijd voor de brandweer (onder meer ontstaan door de bezuinigingsdrang) geven geen inzicht in de consequenties voor slachtofferaantallen, brandschade en beheersbaarheid van brand. Mijn opzet was om met deze scriptie trendlijnen te ontwikkelen en daarop analyses uit te voeren door gebruik te maken van statistische methodieken. Wat in eerste instantie een goed idee leek te zijn en maatschappelijk wellicht ook nog relevant, bleek al snel een moeilijk vraagstuk. Ik dank mijn begeleider Pieter van Gelder van de TU Delft van harte voor de raad en daad waarmee hij mij gedurende het gehele scriptieproces heeft bijgestaan. Een deel van het vraagstuk heeft een medisch karakter. Voor zijn steun om het medische jargon te kunnen begrijpen dank ik Ronald Henry, internist van het Academisch Medisch Centrum in Maastricht. Hij heeft mij veel geleerd over EvidenceBasedMedicine. Ook dank ik mijn echtgenote Christa en mijn zonen Jeroen en Martijn voor het geduld dat ze konden opbrengen tijdens deze studie en het onderzoek voor deze scriptie. Ik hoop dat middels deze scriptie sommige jarenlang gehanteerde uitgangspunten opnieuw bekeken zullen worden op hun meritus. Daar waar nodig moet aanvullend wetenschappelijk onderzoek worden uitgevoerd. Tevens zou er een begin gemaakt kunnen worden met het opzetten van een goed sluitende datasysteem dat uiteindelijk leidt tot EvidenceBased Fire Safety Engineering. Hierdoor zal, meer dan nu het geval is, inzichtelijk gemaakt kunnen worden welke consequenties de diverse keuzes hebben voor (het operationeel optreden van) de brandweer. Rob Smeets December 2011.

3 Samenvatting Door de strategische reis van de brandweer en de economische crisis is het bedrijfsvoeringsmodel van operationele dienst van de brandweer onderwerp van discussie geworden. Het draait hierbij ondermeer om de verlenging van de wettelijk vastgestelde opkomsttijd. Deze tijd is op basis van onderzoek van woningbranden in 1992 vastgesteld. Deze scriptie onderzoekt de samenhang tussen opkomsttijd en slachtofferaantallen, brandschade en beheersbaarheid van woningbranden. Tijdens het onderzoek is niet duidelijk geworden of de gegevens die geleid hebben tot de opkomsttijden van begin jaren 90 nog valide zijn. Buitenlands onderzoek wijst uit dat mede door de verandering van woninginventaris de overlevingskansen van personen in de ruimte waar de brand is ontstaan, gereduceerd is van gemiddeld 17 minuten naar gemiddeld 3 minuten. Het Nederlands onderzoek van begin jaren 90 gaat uit van een zelfstandige ontvluchting van 16 minuten gebaseerd op het normatieve brandverloop. De wettelijke opkomsttijden zijn nog steeds afgeleid van gegevens die uit dit onderzoek zijn gekomen. Er zijn geen Nederlandse data gevonden waaruit blijkt dat de hernieuwde buitenlandse inzichten ook zonder meer gelden voor de Nederlandse situatie. Wetenschappelijk onderzoek voor de Nederlandse situatie ten aanzien van de overlevingskansen bij woningbranden wordt dan ook geadviseerd. Ten opzichte van 20 jaar geleden kunnen de huidige rookmelders de brandontdekkingstijd beïnvloeden, ook hier is Nederlandse data sporadisch voorhanden. Voor de kwantitatieve bepaling van de relatie tussen opkomsttijd, slachtoffers, brandschade en beheersbaarheid van woningbranden is gebruik gemaakt van statistische analysetechnieken. Gegevens voor deze analyse zijn afkomstig uit databanken van verschillende brandweer-, GHOR-regio s en het Verbond van Verzekeraars. Uit het onderzoek blijkt dat dataverzameling bij de brandweer zich beperkt tot gegevensbeheer van de meldkamers. Er is geen uniformiteit tussen de regio s. Op basis van de voorhanden zijnde informatie is het moeilijk statistische uitspraken te doen. Het proces voor het verzamelen en analyseren van operationele data is een moeilijke en tijdrovende aangelegenheid. Het adequaat registreren van operationele gegevens moet zorgvuldiger gebeuren als de brandweer deze gegevens wil gebruiken voor het bepalen van beleid. In deze scriptie worden methoden en technieken beschreven voor het uitvoeren van statistische data analyse. Resultaten mogen in verband met inhomogeniteit en onbetrouwbaarheid van de data niet direct leiden tot conclusies maar dienen opnieuw te worden afgeleid na beschikbaarheid van een consistente registratie.

4 Literatuuronderzoek heeft uitgewezen dat het aantal slachtoffers, de toename van brandschade en de beheersbaarheid van brand tijdsafhankelijk zijn. Het slachtoffer vraagstuk is geanalyseerd op basis van de mate van zelfredzaamheid. Hierbij wordt ervan uitgegaan de kans op overlijden groter wordt zodra de persoon niet in staat is zich zelfstandig in veiligheid te brengen. Theoretisch is er een kwalitatieve afhankelijkheid ten aanzien van de tijd aangetoond. Uitgangspunt van de wetgeving is gebaseerd op opkomsttijden en niet op de tijd vanaf het ontstaan van de brand. Op basis van dit onderzoek wordt geadviseerd om naast de opkomsttijd ook onderzoek te doen naar de red-/inzettijd van de brandweer en deze ook wettelijk vast te leggen. Deze twee tijdvariabelen en de ontdekkingstijd van de brand, vormen samen de totaaltijd (integrale tijd) waarin slachtoffers zijn blootgesteld aan rookgassen, waarin schade optreedt en die de beheerbaarheid van brand bepaalt. Het beïnvloeden van de ontdekkingstijd is een verantwoording van de burger zelf, voorlichting vanuit de overheid lijkt daarbij het aangewezen middel. Doordat de opkomsttijd slechts een deel is van de integrale tijd, blijkt uit dit onderzoek dat statistische analyses op grond van de opkomsttijd weinig zinvol zijn. Op alle deelvraagstukken werd geen statistische significantie ontdekt, deels ook omdat er onvoldoende data beschikbaar was. De samenstelling van de rookgassen varieert sterk en is per woningbrand verschillend. De effecten die rookgassen hebben op personen zijn complex. Sommige effecten van de verschillende gassen, op het lichaam (zoals synergetische- of antagonische werking), zijn onduidelijk. Op basis van modellering zijn de hoofdeffecten van rookgassen ingedeeld in narcotiserende- en irriterende werking, vermindering van zicht en temperatuur van het rookgas. Onduidelijk is hoeveel slachtoffers jaarlijks overlijden aan de gevolgen van woningbranden. Dit gebrek aan inzicht is mede te wijten aan de onduidelijkheid omtrent de hoeveelheid slachtoffers, die overlijden in ziekenhuizen of brandwondencentra. Het uitwisselen van gegevens met medische registratiesystemen zou een oplossingsrichting voor de toekomst kunnen zijn. De relatie tussen opkomsttijd en brandschade is, in dit onderzoek, bepaald door het koppelen van schadegegevens van het Verbond van Verzekeraars (VvV) aan de opkomsttijden van de brandweer. De gegevens van het VvV bleken voor dit onderzoek achteraf onvoldoende nauwkeurig te zijn doordat niet alle schade inzichtelijk is (bijvoorbeeld doordat twee woningen brandschade hadden en maar één woning verzekerd was, of omdat woningbouwcoöperatie of vereniging van eigenaren niet vallen onder de verzekerings sector particulieren en alleen voor dit onderzoek uit deze sector de gegevens voorhanden waren). Ten aanzien van de beheersbaarheid lijkt er op basis van de beperkte data een relatie te liggen met het woningtype portiekflat/portiekwoning. Bij dit woningtype wordt sneller opgeschaald ten opzichte van ander woningtypen.

5 Geadviseerd wordt nieuw brandonderzoek te starten en dit als volgt op te zetten: 1) Kies enkele zodanige verdeelde en wat brandrisico betreft representatieve regio s, zodat de gegevens gebruikt kunnen worden om op nationaal niveau uitspraken te doen. 2) Laat in deze regio s iedere woningbrand onderzoeken door een brandonderzoeker, dit vergt een grote inspanning voor de betreffende regio. Als niet alle branden onderzocht worden dient er een kwalitatief goede registratie van de niet onderzochte branden plaats te vinden. Dit kan alleen als het doel van de registratie duidelijk is voor alle betrokkenen en er daardoor een betere registratie plaatsvindt dan nu. 3) De integrale tijd dient vastgesteld te worden en als uitgangspunt voor de analyses te dienen. 4) Brandschade dient vastgesteld te worden door schade-experts, die ter plaatste alle schade bepalen. 5) Continueer het onderzoek naar woningbranden met fatale afloop, dat sinds enkele jaren op nationaal niveau wordt uitgevoerd. Breidt dit onderzoek uit naar de branden waarbij gewonden zijn gevallen. Op basis van de verzamelde gegevens in deze scriptie is het helder geworden, dat de opgeslagen operationele data voor dit doel incompleet is. Het is niet mogelijk geweest om op deze data statistische analyses te verrichten. De verzamelde gegevens zouden antwoord moeten geven op van te voren gedefinieerde vragen. Momenteel wordt alleen de opkomsttijd geregistreerd. Indien naast opkomsttijd ook de ontdekkingstijd van brand en de red-/ blustijd bekend zijn, zouden statistsiche analyses mogelijk zijn geweest. Indien de brandweer zich hierop zou toeleggen, dan zou zij beleid kunnen maken dat berust op stevig kwantitatief en kwalitatief wetenschappelijk onderzoek dat meer evidence based is. Dit is ook de manier waarop sectoren zoals de luchtvaart en medische wereld hun bedrijfsvoering organiseren.

6 Inhoudsopgave 1. Inleiding Leeswijzer Opdrachtomschrijving Doelstelling Probleemstelling Vraagstelling Onderzoeksvragen Afbakening onderzoek 4 2. Theoretisch kader Wettelijk kader en normtijden brandweer Brandverloop Brandfysische eigenschappen BrandBeveiligheidsConcept woningen en woongebouwen Repressief optreden Kans op en gevolgen van woningbranden Kans op brand in woningen Brandontwikkeling in woningen Rookontwikkeling en rookverspreiding in relatie tot slachtoffers Hitteontwikkeling in relatie tot slachtoffers Hitteontwikkeling en brandschade Brandonderzoek in Nederland Nederland Instituut Fysieke Veiligheid Centraal Bureau Statistiek Consument en Veiligheid Brandwondenstichting Modellering van slachtofferaantal, brandschade en beheersbaarheid Uitvoering onderzoek Methode van onderzoek Slachtofferaantal Brandschade Beheersbaarheid 39

7 4.3. Data onderzoek Modelmatige weergave koppeling databanken Modelmatige weergave slachtofferaantal Modelmatige weergave brandschade Modelmatige weergave beheersbaarheid Data analyse Slachtoffers Onderzoek Resultaten Brandschade Onderzoek Resultaten Beheersbaarheid Onderzoek Resultaten Betrouwbaarheid data Brandweer Verbond van Verzekeraars Centraal Bureau Statistiek Conclusies Algemeen Slachtofferaantal Brandschade Beheersbaarheid Aanbevelingen Literatuurlijst & Internetbronnen Begrippenlijst Afkortingen Lijst van geinterviewde, geraadpleegde personen 77

8 12. Bijlage: 79 1: Normatief brandverloop woningen en woongebouwen 79 2: Invloed van rookmelders op de ontdekkingstijd van brand 81 3: De veiligheidsketen, begrippenkader 83 4: Medische registratie systemen 85 5: Begrippen/Definities Verzekeraars 87 6: Indeling in woningtypen (schade-indeling) 89 7: Google Maps, Street View 91 8: Gegevens regio A 93 9: Gegevens regio B 97 10: Regio B: gegevens Branden met slachtoffers : Afhankelijkheid tussen slachtoffers en opkomsttijd : Afhankelijkheid tussen inboedelschade en opkomsttijd : Afhankelijkheid tussen inboedelschade en opkomsttijd 111 (Chi kwardraat toets) 14: Afhankelijkheid tussen beheersbaarheid en opkomsttijd 117

9 1. Inleiding: Vanwege de economische crisis worden door de brandweerkorpsen in Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) de mogelijkheden onderzocht voor bezuinigingen bij de repressieve dienst van brandweerkorpsen. Het rapport De Brandweer over morgen, strategische reis als basis voor vernieuwing stelt: Het wordt steeds moeilijker om te voldoen aan de verwachtingen van de samenleving in termen van snelle responstijden en schadebeperking. We moeten dus een maatschappelijke en bestuurlijke dialoog voeren om die verwachtingen en onze mogelijkheden in evenwicht te brengen. De verwachting van de samenleving is dat de brandweer overal en op ieder moment hetzelfde kan, maar dat is een illusie. Al vele jaren geldt het credo dat de beste opkomsttijd de snelste is. Hierdoor wordt schade aan personen en materieel immers zo veel mogelijk voorkomen. Voor burgers is het heel normaal dat er een organisatie is die snel handelt zodra een brand/calamiteit plaatsvindt. Van oudsher wordt de kwaliteit van de brandweer, ook door de burgers, gerelateerd aan de snelheid van het ter plaatse komen. De brandweer is bij brand - in de ogen van de burger - meestal te laat. Op dit ogenblik wordt er een landelijke discussie gevoerd over de keuzes die de brandweer moet maken om de kosten van de brandweer binnen de perken te houden. Hoe meer brandweerkazernes, hoe korter de opkomsttijd en hoe hoger de kosten. Bovengenoemd rapport geeft aan: De verantwoording van schadebeperking zal meer naar de voorkant verschuiven. Burgers en bedrijven dienen daarin ook hun eigen verantwoording te nemen. Als meer wordt geïnvesteerd in het voorkomen en beperken van brand, ontstaat een ander risicoprofiel in de samenleving en kan de brandweerzorg volgens andere tijd-tempofactoren en paraatheidsnormen worden ingericht De strategische reis is de visie over de brandweer over morgen, waarvoor een invoeringstermijn staat van 40 jaar. De druk als gevolg van de economische crisis is echter dusdanig groot dat sommige regio s nu al hun opkomsttijden verhogen. Het realiseren van de voorgeschreven opkomsttijden ligt gevoelig omdat daar vaak niet aan voldaan kan worden. Verschillende recente onderzoeken naar de opkomsttijden zijn vertrouwelijk. Toch worden steeds meer gegevens openbaar. Zo publiceerde het NRC op 6 augustus 2011 dat de brandweer in 2009 slechts in 32,5% van de woningbranden binnen de normtijd aanwezig was. Terwijl de (opkomst)tijden met het inwerking treden van de Wet op de Veiligheidsregio s op 1 oktober 2010 voor het eerst in de geschiedenis van de brandweer wettelijk zijn vastgelegd. 1

10 Eind jaren tachtig is er onderzoek verricht naar opkomsttijden. In de door het ministerie van Binnenlandse Zaken uitgegeven Handleiding BrandweerZorg (1992) is aangegeven dat er geen wetenschappelijke onderbouwd criterium is voor het vaststellen van de beste opkomsttijd. Deze scriptie onderzoekt de relatie tussen de opkomsttijden en slachtoffers, brandschade en beheersbaarheid van brand. Voor dit onderzoek zijn gegevens gebruikt van verschillende brandweer regio s, GHOR regio s en het Verbond van Verzekeraars over de periode 2008 tot en met De hoofdvraag van dit onderzoek is: Hoe verhouden zich slachtofferaantal, brandschade en beheersbaarheid van woningbranden tot de opkomsttijd van de brandweer? De resultaten/aanbevelingen van deze scriptie zijn bedoeld voor beleidsmakers van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de onderzoekers van het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid, de Raad voor Regio Commandanten en geïnteresseerden in brandonderzoek Leeswijzer: Het rapport beschrijft in hoofdstuk 1 de opdrachtomschrijving. Hierin wordt nader ingegaan op de verschillende onderzoeksvragen en de afbakening van het onderzoek. In hoofdstuk 2 wordt het theoretische kader behandeld. Het hoofdstuk begint met het wettelijk kader. Daarna worden brandverloop en brandfysische eigenschappen behandeld. De BrandBeveiligingsConcepten woningen en woongebouwen en het repressief optreden sluiten dit hoofdstuk af. De kans op en de gevolgen van brand worden beschreven in hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk begint met een behandeling van de kans op brand in een woning. Daarna wordt de brandontwikkeling, rookontwikkeling en rookverspreiding in relatie tot slachtoffers beschreven. Vervolgens worden hitteontwikkeling in relatie tot slachtoffers en hitteontwikkeling in relatie tot brandschade beschreven. Dit hoofdstuk sluit af met een overzicht van enkele instituten die brandonderzoek doen in Nederland. Hoofdstuk 4 geeft de uiteindelijk modellering weer van de in hoofdstuk 2 en 3 behandelde items. Hoofdstuk 5 beschrijft de data-analyse per deelvraag, hieruit volgen de conclusies in hoofdstuk 6 en de aanbevelingen in hoofdstuk 7 Figuur 1.1. geeft de scriptie opbouw schematisch weer. 2

11 Figuur 1.1.: Schematische weergave van de opbouw van de rapportage Wanneer in de scriptie tekst cursief is weergegeven, is dit een letterlijke weergave uit een vermelde bron. Bijlage 8 tot en met 10 geven een deel van de gebruikte data weer. De volledige data is weergegeven op de bijgevoegde CD Opdrachtomschrijving: Op basis van voorgaande kan de volgende doel-, probleem- en vraagstelling geformuleerd worden Doelstelling Doel van het onderzoek is het analyseren en kwantificeren van de relatie tussen de opkomsttijd van de brandweer bij woningbranden en de gevolgen voor het aantal slachtoffers, de brandschade en de beheersbaarheid van brand. De resultaten kunnen inzichtelijk maken wat de maatschappelijke schade (slachtoffers en brandschade) kan zijn indien een hogere opkomsttijd wordt gehanteerd Probleemstelling Er is onvoldoende inzicht in de gevolgen bij het overschrijden van gewenste opkomsttijden van de brandweer. Een kwantificering ontbreekt, waardoor een optimalisatie op dit moment niet mogelijk is Vraagstelling Hoe verhouden zich slachtofferaantal, brandschade en beheersbaarheid van woningbranden tot de opkomsttijd van de brandweer? Onderzoeksvragen Hoe ontwikkelt zich het slachtofferaantal in verhouding tot de opkomsttijd? Hoe verhoudt zich de brandschade tot de opkomsttijd? Hoe verhoudt zich de beheersbaarheid van brand tot de opkomsttijd? 3

12 Afbakening onderzoek Er is voor gekozen het onderzoek te beperken tot binnenbranden in woningen/woongebouwen omdat in dit type gebouwen de meeste doden door brand vallen. Er is geen onderscheid gemaakt in de oorzaak van het ontstaan van de brand (wel of geen brandstichting). Branden die zijn ontstaan door wettelijk verboden activiteiten zoals drugslabs (XTC, cocaïne), wietplantages en brandstichting worden eveneens meegenomen. Wat betreft de bewoners/personen in de woningen en woongebouwen wordt geen onderscheid gemaakt in de mate van zelfredzaamheid. Bewoners van aanleunwoningen of begeleid wonen vormen onderdeel van het onderzoek. Het onderzoek is gebaseerd op de huidige standaard bezette tankautospuitbezetting (TS)* en bepakking. Onder een eenheid wordt in het kader van dit onderzoek verstaan een tankautospuit conform het standaard bestek en bemenst conform artikel Besluit WVr. Er wordt geen onderzoek gedaan naar het optimum tussen opkomsttijd van de brandweer en het aantal brandweerlieden dat ter plaatse komt. Dit vergt een zelfstandig onderzoek omdat het daarvoor noodzakelijk is de brandontwikkeling te koppelen aan (gelijktijdige) werkzaamheden van de brandweer: redden, beperken en bestrijden. Voor de berekeningen wordt de opkomsttijd van de eerste TS gehanteerd. Als in sommige gevallen tegelijk met een tweede TS wordt aangereden, is de tijd van de eerst aankomende TS geldend. Er wordt geen onderzoek gedaan naar de juridische haalbaarheid en de bedrijfseconomische gevolgen van het eventueel verhogen van de opkomsttijd. De effectiviteit van de brandweerinzet is mede bepalend voor de brandschade. Dit onderzoek richt zich niet op de relatie tussen het optreden van de brandweer en de brandschade. Demografische factoren hebben invloed op het (brandveilig) gebruik van woningen/woningtype. Desondanks wordt in de onderzoeken niet meegenomen dat bepaalde typen woningen vooral bewoond worden door sociaal zwakkeren. Juist deze groep mensen woont in de goedkopere, oude, minder brandveilige woningen. Het onderzoek concentreert zich daarentegen op het vraagstuk hoe de opkomsttijd van de brandweer zich verhoudt tot de ontwikkeling van het slachtofferaantal, de brandschade en de beheersbaarheid van brand. De gevolgen voor het milieu worden buiten beschouwing gelaten. * Deze tankautospuit bestaat uit 6 personen, 4 brandweermensen verdeeld in twee ploegen, één chauffeur/pompbediende en één bevelvoerder (chef van de eenheid). Besluit Wet Veiligheidsregio s artikel

13 2.Theoretisch kader Hoofdstuk 2 begint met de beschrijving van het wettelijke kader, waarin via de Wet Veiligheidsregio s (WVr) de opkomsttijden van de brandweer zijn vastgelegd. Nadien gaat dit hoofdstuk verder in op het brandverloop in woningen, de brandfysische eigenschappen, de gevolgen van brand en worden de brandbeveiligingsconcepten woningen en woongebouwen belicht. Hoofdstuk 2 eindigt met een beschrijving van het operationeel optreden van de brandweer Wettelijk kader en normtijden brandweer In de wetgeving is er onderscheid gemaakt in opkomsttijd, (kwalitatieve en kwantitatieve) slagkracht van de brandweer en type (woon)gebouw. De opkomsttijden (tijd van melding tot en met het ter plaatse komen van de brandweer) voor spoedeisende hulpverlening (brand of andere levensbedreigende incidenten) zijn vastgelegd in artikel 18 lid 1 WVr (2010). Het Besluit Veiligheidsregio s van 24 juni 2010, stelt in hoofdstuk 3, eisen aan de brandweerzorg: Bij de vergunningverlening voor bouwwerken wordt ervan uitgegaan dat de brandweer binnen dertig minuten na aanvang van de brand ter plaatse is om de bestrijding ter hand te nemen. Bij vijftien minuten ontdekkingstijd en zeven minuten voorbereidingstijd blijven er acht minuten over voor de opkomsttijd. Acht minuten is ook de tijd die door bestuurders en de brandweerprofessie als een acceptabele tijd wordt beschouwd. De genoemde opkomsttijden zijn gebaseerd op de Handleiding BrandweerZorg (1992), opgesteld in opdracht van het toenmalige ministerie van Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties (BZK). Deze handleiding is opgesteld na analyse van (fatale) branden uit De handleiding was tot voor de WVr(2010) geen wetgeving maar een brancherichtlijn. Volgens een onderzoek door Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) beschreven in het rapport, Operationele Prestaties Brandweer Opkomsttijden, knelpunten, oplossingen (2007), wordt deze door vrijwel heel Nederland toegepast. Met het besluit Veiligheidsregio s zijn de opkomsttijden nu formeel wettelijk vastgelegd. De onderstaande opkomsttijden voor woningen en woongebouwen zijn vastgelegd in art WVr(2010). Tijd-norm Gebruiksfuncties als bedoeld in het Bouwbesluit (2003) 5 minuten Woonfunctie boven een winkelfunctie 6 minuten Woonfunctie portiekwoningen/portiekflats 8 minuten Overige woonfuncties In een brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 13 juli 2010, blijkt dat het niet mogelijk is om overal te voldoen aan de opkomsttijden en er is een maximale opkomsttijd van 18 minuten vastgesteld. 5

14 Het rapport van het IOOV(2007) beschrijft de Handleiding BrandweerZorg (1992): Per type bebouwing is een professionele norm voor de maximale opkomsttijd gegeven. Aan de hand van studies naar branden met slachtoffers en het verloop van branden (brandontwikkeling) is onder meer een relatie gevonden tussen de (verstreken) tijd en de kans op een succesvolle levensreddende inzet. Eveneens is een relatie gevonden tussen de (verstreken) tijd en de schade aan het object (woning). Bij beide relaties geldt hoe sneller, hoe beter. Onder meer op basis van deze gevonden relaties zijn in de Handleiding BrandweerZorg normen voor maximale opkomsttijden gesteld. Bij een woningbrand dient de brandweer binnen 8 minuten ter plaatse te zijn. Voor woningen in een historische binnenstad is deze maximale opkomsttijd 6 minuten Brandverloop Conform de branddriehoek zijn er minimaal 3 ingrediënten, brandstof, zuurstof en temperatuur nodig om tot vuur te komen. De brandvijfhoek breidt de branddriehoek uit met de componenten verhouding (brandstof/zuurstof) en katalysator. Wanneer vuur zich bevindt op een ongewenste plaats en dit gevaar oplevert voor personen/dieren en/of schade oplevert wordt het brand genoemd. Zodra brand ontstaat in een woning, zal de brand zich meestal uitbreiden. Er is in de meeste gevallen voldoende brandstof voorhanden, in nieuwbouwwoningen voornamelijk in de vorm van de inventaris. Bij woningen met constructieve houten vloerconstructies en brandbare bouwmaterialen vormt dit naast de inventaris de totale vuurlast. De omvang en aard van de vuurlast heeft ondermeer invloed op de brandontwikkeling. De brandontwikkeling op zijn beurt heeft een relatie met de ontdekkingstijd van de brand. De ontwikkeling van een brand wordt beschreven aan de hand van het brandverloop. Deze modelmatige manier van de weergave geeft inzicht in de brandontwikkeling. Iedere brand kent zijn eigen brandverloop. Doordat de inventaris/woningconstructie (vuurbelasting) van elke woning uniek is, is er geen brandverloop die alle kamerbranden in woningen beschrijft. De kromme wordt in dit rapport gebruikt om inzicht te krijgen in het brandverloop. Het Nederlandse Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) heeft onderzoek verricht naar de brandkromme. Het resultaat van dit onderzoek staat beschreven in het rapport; Dikkenberg R. en Tonnaer C. (2009). 6

15 Figuur 2.1.: Grafische voorstelling brandverloop (NIBRA 2001) Bron: NIFV, Verbetering brandveiligheid: gebruik van brandkrommen in Nederland, versie; 441N7001/1,0; mei 2009, R. van den Dikkenberg, C. Tonnaer. De bovenstaande figuur geeft het brandverloop weer, waarbij de temperatuur afgezet is als functie van de tijd. Er is een groot verschil in ontwikkelingssnelheid van branden. Zo kunnen sommige branden zeer snel hoge temperaturen bereiken, terwijl andere een langzame temperatuuropbouw kennen. Vanaf een bepaald punt, het flashoverpunt, is de omgeving van de brand zo heet geworden dat de organische materialen in de ruimte pyroliseren. Hierdoor ontstaat een dusdanig hoge concentratie brandbare gassen of roetdeeltjes dat deze kunnen worden ontstoken. Vanaf het flashoverpunt (300 graden) zal de temperatuur snel toenemen (1000 tot 1200 graden) waarna de temperatuur zal afvlakken. De duur van de brandperiode is onder meer afhankelijk van de hoeveel brandstof, uiteindelijk is alle brandstof op en treed de doofperiode in. Een natuurlijk brandverloop in woningen wordt gekenmerkt door een lage ontwikkelingssnelheid. De temperatuurontwikkeling zal bij brandstichting met brandversnellers veel sneller verlopen, waardoor er sneller een hogere temperatuur bereikt wordt. Bengtsson( 2001), beschrijft in Enclosure Fires de brandkromme meer gedetailleerd, de zuurstofafhankelijkheid. De ontwikkeling van de brand zal in het beginstadium brandstofgestuurd verlopen (Lijn A tot punt B, figuur 2.2.) Nadien is op bepaald ogenblik onvoldoende zuurstof aanwezig in de (afgesloten ruimte), punt B, figuur 2.2. Hij constateert dat de meeste woningbranden in Zweden, voor aankomst van de brandweer, zich zuurstofgecontroleerd gedragen. Tijdens deze fase is er sprake van een beheersbare brand, die zich beperkt tot de ruimte van het ontstaan. Een curve heeft als gevolg van het niet toevoeren van zuurstof een op- en neergaand karakter. 7

16 Zodra zuurstof tot de ruimte wordt toegelaten (openen van deuren, bezwijken van ramen) zijn alle factoren van de branddriehoek aanwezig waardoor de brand zich snel zal uitbreiden. De temperatuur zal snel toenemen. Afhankelijk van de hoeveelheid brandbaar materiaal zal de brand gedurende een langere tijd gevoed worden door de brandstof. B A Figuur 2.2.: Grafische voorstelling brandverloop Bengtsson Bron: Lars-Göran Bengtsson, EnclosureFires, SwedischRescue Services Agency, 2001, ISBN Met de inzichten in het brandverloop is het duidelijk dat de opkomsttijd (als onderdeel van de integrale tijd) van de brandweer naast de ontdekkingstijd van de brand één van de belangrijke elementen is voor het uiteindelijke optreden. Immers: hoe langer de brand voortduurt hoe meer energie geproduceerd wordt, hoe groter de schade en hoe kleiner de kans op redding. Daarnaast is voor de beheersbaarheid van brand steeds meer personeel en materieel nodig (slagkracht), indien de brand niet gedoofd wordt door brandstoftekort. Welke brandfysische aspecten een rol spelen wordt in de volgende paragraaf nader uitgewerkt Brandfysische eigenschappen Het chemische proces vuur leidt tot verschillende fysische producten als licht en hitte. Het resultaat van het exotherme proces brand is omzetting van materie. Veel van deze processen zijn terug te brengen tot de wetten van energiebehoud, massabalans en impuls. Karlson e.a. (2000) beschrijft in Enclosurefiredynamics het begrip vuur als volgt: Fire is a physical and chemical phenomenon that is strongly interactive by nature. The interactions between the flame, its fuel, and the surroundings can be strongly nonlinear, and quantitative estimation of the processes involved is often complex. The processes of interest in an enclosure fire mainly involve mass fluxes and heat fluxes to and from the fuel and the surroundings. Daarin gebruikt Karlson het schematisch model van Friedman, dat de relatie beschrijft tussen energieen massabalans. 8

17 Figuur 2.3.: Relatiemodel energie- en massabalans van Freidman Bron: Karlson B., Quintiere J.G., Enclosure Fire Dynamics, ISBN , Veel van de onderstaande informatie is afkomstig uit het boek: An introductie to Fire Dynamics, van Drysdake(2008). Doel van de onderstaande paragraaf is de relaties te beschrijven die invloed hebben op de brandontwikkeling en branduitbreiding en de factor tijd. Onder brandvoortplantingssnelheid wordt verstaan de snelheid waarmee de brand zich uitbreidt. De omvang van de brand wordt weergegeven door te beschrijven tot welk object/voorwerp de brand zich heeft ontwikkeld. Brand ontstaat vaak in een voorwerp en breidt zich uit naar de ruimte. Na verloop van tijd zal de brand zich uitbreiden van de brandruimte naar de gehele verdieping/etage en vervolgens daarbuiten. Er zijn zeer vele brandfysische aspecten. Hieronder worden alleen die aspecten genoemd die van belang zijn voor dit onderzoek naar opkomsttijden in woningbranden. Een brand die op een natuurlijke wijze in woningen ontstaat, begint door een ongewenste gebeurtenis. Dit kan het gevolg zijn van onachtzaamheid (het laten staan van een brandende kaars), een storing in een elektrisch toestel zoals een TV of wasdroger, maar ook roken in bed etc.. Bij woningbranden is de brandstof veelal een vaste stof, die in het algemeen een vrij lage brandvoortplantingssnelheid heeft, waardoor de brandontwikkeling niet snel zal verlopen. Soms kunnen branden in woningen veroorzaakt worden door een gasexplosie. Zulke incidenten/branden worden veelal snel ontdekt vanwege de effecten van de explosie. De feitelijke brand die volgt op de gasexplosie is meestal relatief klein. Anders is dit wanneer er (eventueel opzettelijk) brand ontstaat ten gevolge van een brandbare vloeistof. Doordat de vloeistof lang op het brandbare object aanwezig blijft, is er een hoge energieoverdracht waardoor uiteindelijk de vaste stof een dusdanige temperatuur krijgt, dat deze als gevolg van de pyrolyse van gassen blijft branden zodra de vloeistof is opgebrand. Een andere factor uit de branddriehoek is brandstof. Zodra er geen brandstof meer is, zal de brand doven. Hoe meer massa aan brandstof aanwezig is, hoe meer energie vrij kan komen, indien er 9

18 voldoende zuurstof aanwezig is om alle vrijkomende gassen meteen te doen ontbranden. Daarnaast is er ook een relatie met de oppervlakte van het object in relatie tot de massa. Een massief blok hout van 40 kg zal gedurende langere tijd branden. De energie die daarbij vrijkomt is relatief gering ten opzichte van 40 kg van datzelfde hout waarmee de wanden en het plafond zijn bekleed met een oppervlakte van 60 m 2. In dat laatste geval zal in veel kortere tijd veel meer energie vrij komen. De hoeveelheid energie die vrijkomt wordt de Heat Release Rate (HRR) genoemd. Het verbrandingsproces zorgt dat er hete rookgassen ontstaan bovenin de ruimte. Vanuit deze gassen zal voornamelijk als gevolg van straling energieoverdracht plaatsvinden naar andere brandbare objecten. Deze gaan pyroliseren. Door deze pyrolyse ontstaat er bovenin de ruimte een mengsel van hete onverbrande brandgassen en roetdeeltjes. De energie- en massa opbouw van deze gassen zal sneller verlopen naarmate er meer massa brandt (massabalans). De samenstelling van brandgassen en roetdeeltjes in de rook is zeer complex en uiteenlopend van aard. Een inventaris met veel schuimrubber en kunststoffen leidt tot een andere samenstelling van de rook dan een houtinventaris. Een kunststof hoogpolig tapijt op de vloer zal bij voldoende temperatuur een zeer hoge bijdrage leveren aan de brandontwikkeling. De samenstelling van de rookgassen en de gevolgen daarvan wordt besproken in de paragraaf 3.3., Rookontwikkeling en rookverspreiding in relatie tot slachtoffers. Het merendeel van de woningen in Nederland is beperkt van omvang, waardoor de hittestraling vanuit de rookgassen al snel een factor vormt die invloed heeft op de brandvoortplantingssnelheid en branduitbreiding. Zoals uit het bovenstaande blijkt, zijn er zeer veel factoren van invloed op de brandontwikkeling en daarmee op de brandvoortplantingssnelheid van de brand. In de bovenstaande paragraaf is de brandontwikkeling beschreven aan de hand van de fysische aspecten. In de volgende paragraaf wordt de relatie gelegd met de uitgangspunten van de BrandBeveiligingsConcepten woningen en woongebouwen. Het hoofdstuk eindigt met een paragraaf over het repressief optreden van de brandweer BrandBeveiligingsConcept Woningen en Woongebouwen In deze paragraaf wordt beschreven hoe 25 jaar geleden naar brandveiligheid in woningen werd gekeken. In hoofdstuk 3 wordt beschreven hoe momenteel gekeken wordt naar dit onderwerp. In de 90 er jaren van de vorige eeuw bestond de behoefte om de brandveiligheid integraal te benaderen. Het dossier Fire Safety Engineering van het NIFV, raadpleging op , beschreef de integraliteit van de Brand beveiligingsconcepten als volgt: 10

19 Een brandbeveiligingsconcept verzamelt de fundamentele uitgangspunten die op elkaar zijn afgestemd. De uitgangspunten zijn geïntegreerd in: * Een normatief brandverloop, waarin de snelheid van brand- en rookontwikkeling is afgestemd tegen de snelheid van ontvluchting en redding. * Een of meerder maatscenario s die is/zijn voortgekomen uit een risicobeoordeling op basis van statistiek. Bij risico beheersing zijn de beoordeling van de kans op het ontstaan van het scenario en de te verwachten effecten van belang. * De schakels van de veiligheidsketen van waaruit maatregelen getroffen kunnen worden te weten proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. * De veiligheidsbalans, waarin het benodigde brandveiligheidsniveau is afgezet tegen de onderdelen van een gebouwontwerp waarbinnen de uitvoering van maatregelen kan plaatsvinden, te weten planologie, bouwkunde, installatietechniek, gebruik, interne organisatie en een repressieve inzet van de brandweer. Er zijn voor alle gebouwtypen BrandBeveiligheidsConcepten ontwikkeld. Het huidige onderzoek beperkt zich tot de inhoud van de BrandBeveiligingsConcept woningen en woongebouwen (1994). Voor het opstellen van dit BrandBeveiligingsConcept is statistisch onderzoek verricht naar woningbranden over de periode Daarnaast heeft er een specifiek onderzoek plaatsgevonden in enkele proefgemeenten, waar 384 woningbranden uit 1989 gedetailleerd zijn onderzocht. Doel van dit onderzoek was ondermeer inzicht te krijgen in slachtoffer- en schade risico s en de invloed van woningtype en tijd, gerekend vanaf het moment van ontstaan van de brand. Uit dit onderzoek bleek dat in oude etagewoningen (en vergelijkbare woningtypen) het overlijdensrisico door brand in de naastgelegen woning 15 keer hoger was dan de toenmalige wettelijke (VROM) norm voor het individueel overlijdensrisico van 1*10-6 /jaar. Het overlijdensrisico in dit woningtype door brand in de eigen woning was 10*10-6 /jaar en was daarmee ook nog ver boven de norm van 1*10-6 /jaar. Voor de overige woningen/woongebouwen bleek het gemiddelde risico voor overlijden in de eigen woning 3*10-6 /jaar, terwijl het overlijdensrisico in de naast gelegen woning vele malen kleiner was dan 1*10-6 /jaar. Een onderverdeling per woningtype werd daardoor relevant, ook al hebben er in diverse grote steden stadsvernieuwingsprojecten plaatsgevonden. Er blijven nog steeds gebouwen zoals oude etagewoningen in oude binnensteden bestaan die een hoog overlijdensrisico voor brand hebben. Een specifieke categorie woningen, vormde de woningen boven winkels zonder rechtstreekse vluchtweg van de woning naar buiten. Dit waren de woningen boven winkels of cafés waarbij de eigenaar voor ontvluchting van de woning gebruik moest maken van de beneden liggende winkel of café. Dit type woningen werd in de jaren 90 nog gezien als specifieke groep, echter als gevolg van veranderende bouwregelgeving is dit type woningen in deze uitvoering, nagenoeg verdwenen. Voor het onderzoek is dit gebouwtype toch gehanteerd, om te onderzoeken of wonen boven winkels nog een specifieke categorie behoeft. 11

20 Een ander doel van het BrandBeveiligingsconcept woningen en woongebouwen (1994) was het inzichtelijk krijgen van de ontdekkingstijd van brand. Ten tijde van het uitbrengen van dit BrandBeveiligingsConcept verwachtten de onderzoekers op de langere termijn een negatieve invloed op de ontdekkingstijd van brand door derden (buren/omstanders), onder andere door de invloed van geluid- en milieumaatregelen. Daarnaast speelde de individualisering een mogelijke rol bij het ontdekken/melden van brand. Een mogelijke toename van de kans op brand (dit is dus anders dan het eerder melden) werd gezien in de toename van het gebruik van elektrische apparatuur. Het percentage ontdekkingen van woningbranden kon door de onderzoeksresultaten van de 384 woningbranden als grafiek worden weergegeven, waarbij het percentage van alle woningbranden werd afgezet tegen de ontdekkingstijd. Figuur 2.4.: Relatie ontdekkingstijd woningbrand irt tijdstip van ontstaan van de brand. Bron: Brandveiligheidsconcepten woningen en woongebouwen Uit de figuur volgt dat ongeveer 50% van de woningbranden pas na vijf minuten zijn ontdekt en 67,5% pas na 15 minuten. Dus eenderde van de branden is na 15 minuten nog niet ontdekt. Belangrijker nog dan de late ontdekkingstijd is het feit dat een snelle brandweeractie door de late ontdekkingstijd vaak niet meer zinvol is. Verder constateren de onderzoekers die het BrandBeveiligingsConcept woningen en woongebouwen (1994) hebben opgesteld, dat rook de belangrijkste ontdekkingsfactor, maar tevens ook de belangrijkste doodsoorzaak is. Dat rook ook vandaag de dag nog steeds de belangrijkste ontdekkingsfactor is, is bewezen in het eerder besproken onderzoek van Lars-Göran Bengtsson(2001) waarin beschreven wordt dat de brandweer in veel gevallen voor aankomst van de flashover ter plaatse is. Hieruit volgt dat een snelle ontdekking alleen in de woning/ruimte kan plaatsvinden. De brand wordt alleen snel ontdekt als personen niet slapen en in waakzame toestand zijn. Mensen ontdekken de brand doordat, rook wordt waargenomen, of andere verschijnselen worden opgemerkt. 12

21 Aan de hand van de gegevens uit dit onderzoek van 384 branden zijn brandscenario s opgesteld. Het BrandBeveiligingsConcept woningen en woongebouwen (1994) beschrijft het brandscenario als een reëel voorstelbare brand aan de hand van een aantal vooraf geselecteerde factoren, die de ontwikkeling en het verloop van een brand bepalen, met als uitkomst de gevolgen van deze brand voor bewoners van het gebouw. Het gaat er bij de brandscenario s om een beeld te krijgen van de effecten van brand en niet van de kans op brand. Niet alle factoren bij deze brandscenario s zijn even relevant. De meeste relevante leidden uiteindelijk tot de maatgevende brandscenario s. Op basis van deze maatgevende scenario s is uiteindelijk het normatieve brandverloop ontwikkeld. Dit normatieve brandverloop is (doelstellend) tijdsverloop van ontdekking, melding, alarmering, ontvluchting, blussing van brand en redding. Voor woningen geldt: Binnen 15 minuten na het ontstaan van de brand is deze ontdekt en alle aanwezigen hebben de woning uiterlijk 16 minuten na het ontstaan van de brand verlaten. Tien minuten na het melden van de brand is de brandweer aanwezig en operationeel. Ter plaatse heeft de brandweer zeven minuten als om eventueel aanwezige bewoners te kunnen redden. Uiteindelijk dient de brandweer de brand binnen 60 minuten na het ontstaan onder controle te hebben. Brandbeveiligings concept 30 minutenwoningen tijd (min) 1...//..15.//.23..// //.60 incident ontwikkeling ontdekkingstijd Opkomsttijd redtijd Brandbestrijding verwerkingstijdmeldkamer alarmeringstijd P 2000 rijtijd Figuur 2.5.: Brandbeveiligingsconcepten woningen en woongebouwen Bron: Brandbeveiligingsconcept Woningen en woongebouwen Opmerking: verwerkingstijd meldkamer, alarmeringstijd en rijtijd verhoudingsgewijs niet juist weergegeven. Voor woongebouwen geldt: Bij branden in woongebouwen is de inzet meestal complexer dan bij laagbouw. Daarom zijn er voor woongebouwen afwijkende normen. Immers: hier geldt dat de gemeenschappelijke vluchtwegen onder de rook kunnen komen te staan. Binnen de woning waar de brand ontstaat zal een vergelijkbaar brandfysisch verloop optreden als in de laagbouwwoning. Voor woongebouwen geldt dat alle bewoners binnen 30 minuten na het ontstaan van de brand het gebouw zonder hulp hebben moeten kunnen verlaten en de brandweer binnen 15 minuten na het melden van de brand aanwezig en operationeel moet zijn. Met een opkomsttijd van 8 minuten houdt dit in dat de brandweer 7 minuten heeft waarbinnen ze een inzet moet starten in de betreffende woning van het woongebouw. Voor het normatief brandverloop wordt verwezen naar de bijlage 1: Normatief brandverloop woningen en woongebouwen. 13

22 Invloed van de rookmelders op de ontdekkingstijd. In 1992 waren er sporadisch rookmelders aanwezig. Bewoners waren afhankelijk van de eigen waarnemingen als horen, ruiken en voelen van brand of rook. Tegenwoordig heeft een deel van de woningen één of meerdere rookmelders. Wat de invloed is van de rookmelder op de ontdekkingstijd van de brand valt buiten de scope van dit onderzoek. De invloed van rookmelders heeft een belangrijke invloed op de ontdekkingstijd. Bijlage 2: Invloed van rookmelders op de ontdekkingstijd van brand gaat hier nader op in Repressief optreden De schade-effectcurve, bijlage 3 De veiligheidsketen, begrippenkader, beschrijft de schade/effect in relatie tot het tijdsverloop van de brand. Voor alle woningbranden wordt minimaal één tankautospuit gealarmeerd. De taken de tankautospuit omvatten: Het redden van slachtoffers met gebruik van adembescherming, het verkennen van ruimten met gebruik van adembescherming en het verkennen en beheersen van een binnenbrand tot maximaal één ruimte, die aan één zijde uitslaand is. Deze tankautospuit kan bij een woningbrand ondersteund worden door een redvoertuig (autoladder of hoogwerker). Hoofdtaak van het operationeel optreden is het redden van mens en dier. Zodra deze prioriteiten niet aanwezig zijn of zijn afgehandeld, zal de repressieve inzet zich richten op het voorkomen van uitbreiding en het uiteindelijk bestrijden van de brand. Afhankelijk van de werkzaamheden/klussen die brandweer gelijktijdig moet uitvoeren, kan dit de beschikbare capaciteit van één tankautospuit overstijgen. De bevelvoerder van de eerste eenheid/ts(tankautospuit) zal daarom reeds tijdens het aanrijden beslissen of dit incident door één TS kan worden afgehandeld of dat er meerdere noodzakelijk zijn. Zodra er een aanvraag komt voor meer dan één TS, wordt dit opschalen genoemd. Twee ingezette tankautospuiten categoriseert de brandweer als Middel brand, drie als Grote brand en vier als Zeer Grote brand. Het merendeel van de woningbranden in Nederland wordt afgehandeld door één TS. De criteria voor opschaling bij woningbranden zijn globaal en omvatten een combinatie van informatie over melding van vermiste personen en/of slechte bereikbaarheid van bluswater en/of informatie over uitslaande brand. Uiteraard is er achteraf altijd weer de mogelijkheid van overschatting, waardoor uiteindelijk bleek dat het incident wellicht toch een classificatie Kleine Brand had kunnen hebben. Ook zal het ene korps sneller een nader bericht Middelbrand geven dan het andere korps. Hierbij zullen ervaring, kennis en kunde van grote invloed zijn. Ondanks deze bezwaren kan de classificatie van de brand een maat zijn voor de beheersbaarheid van brand. Immers daar waar waterproblemen zijn, is de vuurlast van dien aard dat de bevelvoerder van de eerste TS inschat dat zijn tank (meestal 2000 l. water) niet voldoende is om de woningbrand te blussen. Er zijn enkele korpsen die onderzocht hebben hoeveel water er verbruikt wordt tijdens het bestrijden van woningbranden. Deze gegevens worden in dit onderzoek nader toegelicht. Het nader bericht betreffende de kwalificatie van de brand is een mate voor de beheersbaarheid van de brand. 14

23 3. Kans op en gevolgen van woningbranden Dit hoofdstuk beschrijft de kans op en de gevolgen van woningbranden. De kans wordt bepaald aan de hand van gegevens over de periode 2001 tot en met Aansluitend wordt specifiek per deelvraag nader ingegaan op de gevolgen voor slachtofferaantal, brandschade en beheersbaarheid van woningbranden in relatie tot de tijd. Uiteindelijk doel is te ontdekken of op basis van literatuuronderzoek is vast te stellen op welke wijze tijd van invloed is op slachtofferaantal, brandschade en beheersbaarheid. Aan het einde van dit hoofdstuk worden enkele voorbeelden van instituten genoemd die onderzoek doen of data hebben met betrekking tot woningbranden. De International Standard ISO (2007) beschrijft de gevaren van vuur voor personen als volgt: Figuur 3.1.: Factors affecting fire threat to people Bron: ISO 19706, Guidelines for assessing the fire threat to people, First Edition

24 3.1. Kans op brand in woningen Ondanks dat dit onderzoek vooral gaat over de gevolgen van brand, wordt een klein deel gewijd aan de kans op brand. Doel van deze paragraaf is inzicht te krijgen in de kans op brand per woningtype, het betreft een beschrijvende analyse. Voor de berekening wordt gebruik gemaakt van gegevens uit het rapport van Graaf (2010), dat zich richt op de brandveiligheid van portiekwoningen. Hierin is een overzicht gegeven van het aantal woningbranden per woningtype over de jaren 2000 tot en met 2008, gebaseerd op gegevens van het CBS. Reeds in de jaren 90 werd geconstateerd door Schaaf (1992), dat het risico om slachtoffer te worden van brand en de snelheid van brandontwikkeling onder meer afhankelijk waren van het woningtype. Om de kans per woningtype te bepalen zijn de gegevens van Graaf (2010) samengevoegd met gegevens van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (V&J), die daarvoor over de databanken Woning Behoefte Onderzoek 2002 (WBO2002) en WoonOnderzoek 2009 (WoON2009) beschikt. Helaas zijn de woningtypen van het CBS en de woningtype van databestanden van V&J niet gelijk, waardoor slechts voor enkele woningtypen een meer exacte kansberekening over de jaren kan worden gedaan. Andere woningtypen zijn samengevoegd, om te komen tot een woningtype dat overeen komt met dat van V&J. Hierdoor ontstaat een onnauwkeurigheid die helaas niet kwantificeerbaar is. De gehanteerde getallen geven daardoor ook slechts een beeld van de kans op brand in een bepaalde woningcategorie. De totale woningvoorraad van V&J is bekend voor de peildata en Voor het aantal woningen geldt dat er een jaarlijkse toename voor de periode 2002 naar Voor de kansberekening wordt aangenomen dat de stijging tussen de peildata lineair is tussen 2002 en Aantal branden per jaar Woningtype Vrijstaande woning Rijtjes woning Duplexwoning Grote villa Galerijflat Portiekwoning Hoogbouwflat Portiekflat Etage woning Totaal Tabel 3.1.: Overzicht woningbranden Bron: CBS/Bureau Nieman 16

25 Kans op brand per jaar Woningtype % % % % % % % % Vrijstaande woning/grote villa Rijtjes woning Duplexwoning * Galerijflat Portiekwoning/-flat/hoogbouw Etage woning Tabel 3.2.: Overzicht kans op brand in woning per woningtype * Voor Duplexwoningen is de kans op brand sterk afwijkend van het gemiddelde. Globaal gold op basis van CBS gegevens een gemiddelde kans op brand per woning van 0.09%/jaar (gegevens 2010). Ondanks dat er geen harde conclusies getrokken mogen worden ontstaat wel het beeld dat het overgrote deel van de branden plaatsvindt in rijtjeswoningen. Procentueel gezien valt het aantal branden in rijtjes woningen mee omdat van dit type woningen in Nederland het meest voorkomt. Grafiek 3.1.: Branden periode 2001 tot en met 2008, diverse woningtypes Gedrag van bewoners heeft invloed op het ontstaan van brand. Zo zullen verhoudingsgewijs meer kansarmen in de mindere sterke wijken (voornamelijk in hoogbouw of rijtjeswoningen) wonen, omdat daar de woonlasten lager zijn. Demografische factoren kunnen de kans op brand dus duidelijk beïnvloeden. Deze worden echter niet verwerkt in deze scriptie. Aan het eind van de vorige eeuw bleken verschillende wijken in de grote steden brandonveiliger dan andere wijken. Onduidelijk is hoe groot dit risico nu nog is, aangezien veel van dergelijke wijken in de laatste 20 jaar op basis van o.a. stadvernieuwing gesloopt of gerenoveerd zijn. Op basis van de gegevens (peildata en ) van de databanken WBO2002 en WoON2009 kan de woningvoorraad als volgt beschreven worden: 17

26 Woningtype 2002 * 2009 ** % woningtype geheel (2009) Vrijstaande woning onder 1 kap Tussenwoning Hoekwoning Gestapeld wonen Gedeeld portiek Galerijflat Diverse Tabel 3.3.: Woningvoorraad Born: databanken WBO2002 en WoON2009 * Waaronder wonen boven/bij winkel, kantoor, praktijk e.d. * Waaron der wonen boven/bij winkel, kantoor, praktijk e.d. Grafiek 3.2.: Woningvoorraad Born: databanken WBO2002 en WoON Brandontwikkeling in woningen. In het algemeen is brandontwikkeling afhankelijk, zoals besproken in hoofdstuk 2, van veel factoren, zoals de ontstekingsbron, -temperatuur, locatie, aard en omvang van de brandstof, ventilatiecondities, vuurlast, brandvoortplanting, geometrie van de ruimte, brandwerende voorzieningen, rookproductie, etc. Al deze factoren beïnvloeden de wijze van brandontwikkeling in woningen. Het wel of niet gesloten zijn van kamerdeuren heeft een grote invloed op de branduitbreiding in een ruimte. De afgelopen 20 jaar is de brandontwikkeling in woningen veranderd. Zo heeft de toename van de hoeveelheid kunststoffen/schuimrubbers in het interieur ervoor gezorgd dat er een hogere vuurbelasting is ontstaan in de woningen en er een hogere rookproductie is dan voorheen. Een van de oorzaken zou het toenemende gebruik van schuimrubbers en kunststoffen in meubilair kunnen zijn. Ook matrassen en bekleed meubilair in woningen gedraagt zich als een brandversneller. Daarmee is de brandvoortplanting en de overleefbaarheid in woningen de laatste decennia gedaald zoals dit beschreven is door Kobes (2010) en Bukowski(2008). Bukowski(2008) constateert: Escape times in this study were systematically shorter than those found in a similar study conducted in the 1970's. This is related to some combination of different criteria for time 18

27 to untenable conditions, improved understanding of the speed and range of threats to tenability, and faster fire development times for today's products that provide the main fuel sources for fires, such as upholstered 260 furniture and mattresses. It is important to note that while both the 1975 study and the current study attempted to use a representative sample of available and important furnishings, each study included only a small fraction of those available in the marketplace. Still, this study is consistent with other recent studies of furniture and mattresses even though there may be significant differences in the burning behavior between items of furniture. Ook de invloed van de milieuprestatie eisen is merkbaar. Door de invoering van dubbelglas zal er later dan bij enkelglas een uitslaande brand optreden. De energie-inhoud van de ruimte zal daardoor hoger zijn. Ook het uittreden van rook is als gevolg van de toenemende kierdichtheid van woningen minder snel merkbaar voor de buitenomgeving. En ontstaan er meer ventilatiebeheerste branden die ook weer meer fataal zijn voor de bewoners en repressief gevaarlijk voor de brandweer. In de jaren 90 zijn er modellen uitgewerkt voor de brandontwikkeling in Nederland. In dit door SAVE(1990) - in opdracht van het ministerie van BZK - uitgevoerde onderzoek wordt de definitie van brandontwikkeling, beschreven aan de hand van de omvang die een brand kan hebben. Het onderzoek is uitgevoerd in juni 1990 en is dus vrij gedateerd. Onduidelijk is of - en zo ja hoeveel - de vuurlast van woningen in de daarop volgende 20 jaar veranderd is. Daarnaast zijn de mogelijkheden van ontdekking en melding van branden aan de brandweer ook sterk verbeterd, te denken valt aan rookmelders in huis en mobiele telefonie. De uitkomsten van het in de jaren 90 uitgevoerde onderzoek gelden niet meer, mede door de eerder genoemde veranderingen in de woninginventaris. De onderzoeksmethode is echter nog steeds valide. SAVE hanteerde de volgende ontwikkelstadia (brandomvang): 1. Brand beperkt tot voorwerp van ontstaan 2. Brand beperkt tot ruimte van ontstaan 3. Brand beperkt tot verdieping/woning van ontstaan 4. Brand beperkt tot buiten woning van ontstaan Ook nu hanteert SAVE bij het onderzoek, in opdracht van het NIFV, naar de verbetering van de brandveiligheid een vergelijkbare indeling. Door voortschrijdend inzicht is er geen gebruik meer gemaakt van de eerdere uitgangspunten (zoals het normatief brandverloop) die uiteindelijk geleid hebben tot de Brand BeveiligingsConcepten. Eén van de redenen waarom dit gedachtegoed is verlaten is, dat bij het opstellen van de BrandBeveiligingsConcept woningen en woongebouwen (1994) slechts een temperatuurontwikkeling van een maatgevende brand is gehanteerd. Er is geen aandacht besteed aan rook- en brandverspreiding. Het huidige lopende onderzoek van bureau SAVE (SAVE, memo uitwerking cascade model, , 21 januari 2010) en het NIFV is gekoppeld aan de ontwikkelstadia van brand. Hierdoor ontstaat er een dynamisch model dat de ontwikkeling van rook en brand nauwkeuriger beschrijft. 19

28 Het model hanteert nog steeds de bovengenoemde brandstadia, maar beschrijft nu ook, in tegenstelling tot de BrandBeveiligingsConcept woningen en woongebouwen (1994), de snelheid van rook- en brandontwikkeling in relatie tot het type gebouw, het tijdstip van ontdekking, melding van de brand, aankomst van de brandweer en ontvluchting en redding van de aanwezigen. Hierdoor ontstaat een cascademodel waarin naast de ontwikkeling binnen het ontwikkelstadium op zich ook onderzocht wordt welke componenten beïnvloedbaar zijn, waardoor de ontwikkeling naar een volgend brandstadium voorkomen/beïnvloed kan worden. Uiteindelijk leidt dit tot foutenbomen waaruit blijkt welke factoren van invloed zijn op bijvoorbeeld het ontstaan van de brand, de rookontwikkeling en de doorontwikkeling van de brand naar een volgend stadium. Het nieuwe model ziet er als volgt uit: Figuur 3.2.: Cascademodel Bron: (NIFV/SAVE, memo uitwerking cascade model, , 21 januari 2010) Naast de omvang van de brand is ook de brandvoortplantingssnelheid van de brand een belangrijke component. In Fire Dynamics van Drysdale(2008) wordt de relatie tussen het vermogen van de brand en de tijd parabolisch benaderd door Heskestad in de formule voor brandontwikkeling: Q=α f (t-t 0 ) 2, Q: brandontwikkeling in (kw), feitelijk is dit dus het vermogen van de brand (P) α f : brandontwikkelingscoëfficient (kw/s 2 ) (t-t 0 ) 2 :meet periode (sec) 2 Uiteindelijk leveren de diverse proeven een onderstaand beeld op waarbij de relatie Heat Release Reat (HRR) wordt weergegeven in relatie tot de tijd. 20

29 Figuur 3.3.: Heat Release Reat (vermogen van de brand) als functie van de tijd. Bron: Karlson B., Quintiere J.G., Enclosure Fire Dynamics, ISBN , 2000 Uit de figuur blijkt dat er een groot verschil kan zijn in de energieopbouw bij branden met verschillende ontwikkelingssnelheden. SAVE (1989) heeft gekozen voor een onderverdeling in drie ontdekkingstijden: Brandontwikkelingssnelheid Ontdekkingstijd Snel < 1 minuut en tussen 1 en 5 minuten Vertraagd 5 en 10 minuten Langzaam 15 en 30 minuten en > 30 minuten Tabel 3.4.: Relatie brandontwikkelingssnelheid en ontdekkingstijd Worden de gegevens van de ontdekkingssnelheid en ontwikkelsnelheid van de brand gecombineerd dan blijkt dat de brandweer in het overgrote deel van de branden bij aankomst geconfronteerd wordt met een brand in de ruimte of etage. Indien de brand ontdekt werd doordat hij groter was dan de etage (compartiment genoemd*) is deze uiteraard voor aankomst van de brandweer ook al groter dan het compartiment. De genoemde brandontwikkeling is in deze relatie niet gekoppeld aan de beheersbaarheid van brand. *: etage en compartiment zijn in beginsel niet hetzelfde. Bij woningen zal een brand de volgende volgorde aanhouden: object ruimte verdieping compartiment (is de gehele woning). Bij éénverdiepingswoningen is de verdieping en het compartiment gelijk. Voor dit onderzoek wordt de hele woning, al dan niet grondgebonden als compartiment beschouwd. 21

30 Figuur 3.4.: Indicatieve branduitbreiding naar brandfase Bron: Ingenieurs en adviesbureau SAVE, Brandveiligheidsconcepten woningen en woongebouwen Den Haag sept. 1994, Uit het onderzoek naar de 384 branden uit 1989 blijkt dat 20 minuten na het ontstaan van de brand nog steeds 70% van de branden beperkt blijft tot de ruimte, 15% van de branduitbreiding blijft dan nog beperkt tot de verdieping. 3.3.Rookontwikkeling en rookverspreiding in relatie tot slachtoffers Het onderzoek van het NIFV (2010) naar woningbranden met fatale afloop wijst uit dat ongeveer 65% van de dodelijke slachtoffers overlijdt in de slaapkamer of woon-/slaapkamer, zonder dat door hen een poging is ondernomen te vluchten. Het overgrote deel van de branden met fatale afloop heeft een lang smeulstadium, waarbij er een grote productie van toxische rookgassen ontstaat. Slachtoffers worden in eerste instantie bedwelmd, waarna zij, bij langer verblijf in de ruimte, als gevolg van de blootstelling aan (hete) rookgassen zullen overlijden. In een onderzoek naar de giftigheid van rookgassen door Hall en Harwood beschreven in Kuligowskiand (2006) wordt vermeld dat 76% van de dodelijke slachtoffers overlijden als gevolg van het inademen van toxische rookgassen. Ook onderzoek Gann (2001), wijst uit dat tussen de 70% en 75% van de brandwondenslachtoffers een inhalatietrauma oploopt. 22

31 Er zijn vier hoofdgroepen ISO/TS 13571(2007) aan te wijzen die leiden tot doodsoorzaken bij (binnen)branden: - Productie van verstikkende/narcotiserende (rook)gassen, verlies van handelingsbekwaamheid - Productie van irriterende (rook)gassen, verbranding van onder meer de luchtwegen - Vermindering van zicht, met verlies van oriëntatie als gevolg - Hitte-ontwikkeling, met verbrandingen als gevolg De gevolgen van verminderd zicht door de rookgassen worden in dit onderzoek niet besproken. Zichtvermindering leidt tot desoriëntatie (ook in een bekende omgeving) met een langere blootstelling aan rookgassen tot gevolg. In ISO/TS 13571(2007) wordt de relatie tussen de samenstelling van de rookgassen en de overlevingskansen en vluchtmogelijkheden als volgt beschreven: The nature both of the fire (e.g. heat release rate, quantity and types of combustibles, fuel chemistry) and of the enclosure (e.g. dimensions, ventilation) determine the toxic gas concentrations, the gas and wall temperatures, and the density of smoke throughout the enclosure as function of time. The characteristics of the occupants (e.q. age, state of health, location relative to the fire, activity at the time of exposure) also affect the impact of their exposure to the heat and smoke.) De aard van de materialen, het massadebiet, de zuurstofconcentratie en temperatuur hebben allemaal invloed op de aard (kwaliteit) en omvang (kwantiteit) van de rookgassen. Hierbij wordt buiten beschouwing gelaten of deze rookgassen zijn samengesteld uit aërosolen, gassen, en/of deels bestaan uit vaste deeltjes. Rook bestaat uit de componenten zoals beschreven in ISO 19706, (2007): The harmful components of fire effluent are the following: a) asphyxiant gases: carbon monoxide (CO), carbon dioxide (CO 2 ), hydrogen cyanide (HCN), oxygen depleted air; b) irritant gases: halogen acids (HCl, HBr, HF), partially oxidized organic molecules (e.g. acrolein,formaldehyde), nitrogen oxides, other fuel-specific gases; c) aerosols and soot particles, particularly those of a size that are readily respirable and those that scatter light efficiently; d) heat (radiative and convective) and elevated temperature. NOTE Carbon dioxide and some other gases also have an effect on the rate of uptake of toxicants. Er is een wisselwerking tussen verschillende (rookgassen) en roetdeeltjes. Verschillende gassen worden geabsorbeerd door roetdeeltjes. Daarnaast kan ook de inwerking van sommige gassen in het lichaam de schadelijke werking (onderling) versterken (synergisme) of verminderen (antagonisme). De invloed van verschillende gassen in het menselijk lichaam is beschreven in SFPE Handbook of fireprotection engineering (2002). In dit rapport wordt alleen geanalyseerd hoe groot de invloed van de tijd is op het overleven c.q. overlijden van slachtoffers. 23

32 Asphyxiantgases hebben invloed op de zuurstofopname in het bloed. De zuurstof wordt feitelijk verdrongen door andere stoffen, die sneller aan het hemoglobine worden gebonden dan zuurstof. Irritant gases veroorzaken als gevolg van de samenstelling en concentratie bijtende reacties op ogen, mond, bovenste- en onderste luchtwegen. Als reactie op de chemische verbranding van de longen treedt longoedeem op, waaraan slachtoffers ook nog dagen later kunnen overlijden. Zo beschrijft ISO (1999) de smeulbrand als volgt: A smouldering fire typically produces very little heat but can over a sufficiently long period fill an enclosure with unburned combustible gases, toxic products of combustion such as carbon monoxide and soot. Entrainment into these smouldering fires is low, resulting in high concentrations of smoke and toxic species within the enclosure. The following factors affect the likelihood of onset of smouldering combustion: - nature of the fuel; - limitation on ventilation; - strength of the ignition source. Dit onderzoek beperkt zich dan ook tot de gevolgen van de blootstellingtijd aan de rookgassen. ISO (2007) beschrijft de relatie met de tijd als volgt: The exposure of a person to fire effluent is a function of the location of the person and the concentration of the effluent, both of which vary with time, and the time of exposure. Ook hier wordt weer een relatie gelegd met de blootstellingstijd. Uiteindelijk kan blootstelling aan rookgassen onderstaande in de ISO 19706(2007) beschreven effecten hebben: People exposed to fire effluent can experience a range of effects: a) Death: This can occur during the effluent exposure or after the fire as a result of pathological or pathophysiological trauma from the exposure. b) Incapacitation: This is the most serious sub-lethal effect and can leave a person susceptible to further effluent exposure, possibly leading to death. c) Reduced egress speed or behaviour modification such as choice of a longer egress path. This can result from the following: 1) physiological effects due to exposure to asphyxiant toxicants that result in central nervous system depression, sensory/upper respiratory and pulmonary irritants that affect respiration, and/or heat and smoke obscuration; 2) psychological escape impairment as a result of a person s perception of danger relative to the various possible courses of action. d) Long-term physiological effects: These can result from a single exposure, such as can be experienced by a building occupant, or from chronic exposure, such as is experienced by fire responders 24

33 De onder d) beschreven lange termijneffecten vallen buiten dit onderzoek daar het hier immers gaat over een eenmalige blootstelling aan rookgassen. Er kan op verschillende manieren berekend worden hoe schadelijk de verschillende (rook)gassen zijn. In dit rapport volgen we de methodiek die gehanteerd wordt in de Technical Specifications van ISO 13571(2007). Daarin wordt beschreven dat voor verstikkende (rook)gassen(asphyxianttoxicants), de kans op overleven gerelateerd is aan de mogelijkheid nog zelfstandig te ontvluchten. ISO (2007) beschrijft de Fractional effective doses als volgt: Fractional effective doses (FED s) are determined for each asphyxiant at each discrete increment time. The time at which their accumulated sum exceeds a specified threshold value represents the time available for escape relative to chosen safety criteria., Waarin: C i : Gemiddelde concentratie (μl/l) over de tijd i t: gekozen tijdsinterval (min) C t : specifieke concentratie (μl/l) tijd die een veilige ontvluchting bij die specifieke stof had voorkomen. De formules in paragraaf 3.3. en 3.4. zijn gebaseerd op basis van (dier)proeven, brandtesten en simulatie. ISO 13571(2007) beschrijft dit als volgt: The methodology described has not been and cannot be validated from experiments using people. It is necessary to recognize that uncertainty exists in the precision of the experimental data upon which the equations are based, the representation of those data by an algebraic function, the accuracy of sumptionsregarding non-interaction of fire gases with each other and with heat, the susceptibility of people relative to the susceptibility of test animals, etc. De reactie van mensen op rookgassen is niet helemaal bekend. Volgens de ISO 13571(2007) is een logaritmische verdeling van de populatie met de huidige inzichten de beste weergave. Zodra de FED=1 ligt deze op de mediaan dit wil zeggen dat 50% van de populatie geen problemen ondervindt om zelfstandig te ontvluchten en 50% wel. Zodra een FED van 0.3 wordt gekozen, heeft dit als gevolg dat 11,4% van de populatie niet in staat is zelfstandig te vluchten. (Wat voor de FED geldt, geldt ook voor de later te bespreken FEC) Voor dit onderzoek is het van belang te constateren of er een tijdsafhankelijk verband is tussen zelfstandig ontvluchten en de productie van (rook)gassen. De bepaling van de FED is een modellering, waarbij niet wordt meegenomen of gassen elkaar nu wat betreft invloed op het lichaam versterken (synergie) of verzwakken (antagonie). Het gaat immers uit van de fracties van de rookgassen. De productie van rookgassen en de opbouw van de concentratie van de gassen is onder meer afhankelijk van de hoeveelheid brandend materiaal en dus een relatie heeft met de massabalans. 25

34 De zuurstofconcentratie in de ruimte is van belang en kan de zelfredzaamheid sterk beïnvloeden. ISO13571(2007) baseert zich op onderzoek van Purser, waarbij een zuurstofconcentratie onder 13% ertoe zal leiden dat slachtoffers niet meer in staat zijn zichzelf in veiligheid te brengen. Wilkie e.a.(2009) beschrijven dat bij minder dan 6% zuurstof in de ruimte sprake is van lethaliteit. Daarbij dient opgemerkt te worden dat Wilkie e.a.(2009) aanneemt dat de hoeveelheid koolmonoxide en blauwzuur in combinatie met de temperatuur al een lethale omgeving gecreëerd hebben, waardoor de concentratie zuurstof feitelijk ondergeschikt is. ISO13571(2007) beschrijft dat beide gassen een significant effect hebben op de tijd waarin de persoon nog zelfstandig kan ontsnappen. Voor koolmonoxide wordt een lethale concentratie van μl/l gehanteerd. Voor blauwzuur is dit geen constante. De waarden zijn gebaseerd op dierproeven. (nauwkeurigheid +/- 35%) : gemiddelde concentratie CO (μl/l)over het tijdsinterval : gemiddelde concentratie HCN (μl/l) over het tijdsinterval t : gekozen tijdsinterval (min) De aanwezigheid van CO 2 in de rookgassen verhoogt de ademhalingsfrequentie, waardoor de opname van CO en HCN verhoogd wordt. De norm hanteert hiervoor correctiefactoren. Naast narcotiserende stoffen ontstaan er ook irriterende (rook)gassen. Door blootstelling aan een bepaalde concentratie (en niet dosis) ontstaat irritatie, variërend van tranende ogen tot verbrandingsverschijnselen in de bovenste en onderste luchtwegen. Bij de Fractional Effective Concentration lijkt er geen relatie te zijn met de tijd. De concentratie van rookgassen wordt bepaald door de hoeveelheid materiaal dat verbrandt. Volgens de massabalans is er een lineair verband tussen de hoeveelheid materie die verbrandt en de tijd. Voor de Fractional Effective Concentration (volgens ISO 13571) geldt de volgende vergelijking: (nauwkeurigheid +/- 50%) Waarbij geldt: ρ: gemiddelde concentratie (μl/l) van het irriterend gas F: concentratie van het irriterend gas (μl/l), waarbij zelfstandig ontvluchten onmogelijk geacht wordt. Voor dit onderzoek is het van belang dat er een relatie is met de tijd, waardoor er een verband is tussen overlevingskans van het slachtoffer en de verblijftijd in de ruimte. Hagen (2009) beschrijft in de Position Paper Woningsprinklers dat in Nederland de ontvluchtingstijd van in 1980 gehanteerde 17 minuten 26

35 ontvluchtingstijd terug gelopen is naar 3 minuten. Een van de oorzaken zoals reeds beschreven in paragraaf 3.2., zou het toenemende gebruik van schuimrubbers en kunststoffen in meubilair kunnen zijn, zoals dit beschreven is door Kobes (2010) en Bukowski(2008) Hitteontwikkeling in relatie tot slachtoffers Naast de gevaren van narcotiserende en irriterende rookgassen is er ook de aanwezigheid van warmte in de ruimte. ISO13571(2007) beschrijft de gevaren van warmte voor het menselijk lichaam op de volgende wijze: - Hypotermie, - Brandwonden op het lichaam - Inwendige brandwonden van het ademhalingssyteem. Gevaren van verbranding van de ademhalingsorganen als gevolg van de hoge temperatuur zijn relatief gezien beperkt. Zo heeft de ISO13571(2007) als uitgangspunt dat verbranding van het ademhalingssysteem niet zal plaatsvinden zodra er minder dan 10% luchtvochtigheid aanwezig is. De grens wordt gelegd bij een rookgastemperatuur van 60 C, verzadigd met waterdamp. Hypotermie en brandwonden zijn beiden effecten van energie die door het lichaam wordt opgevangen. Het oplopen van de lichaamstemperatuur is van veel factoren afhankelijk ondermeer hoe snel het bloed de temperatuur kwijt kan. Uiteindelijk zal de lichaamstemperatuur oplopen. Het ontstaan van brandwonden is afhankelijk van de hoeveelheid straling die de huid oploopt. Er wordt een brandvermogen van 2,5 kw/m 2 gehanteerd. Deze waarde wordt zeer kort bij het vuur gehaald in deze omgeving vinden de veranderingen zeer snel plaats en is om andere reden zelfstandige ontvluchting vaak niet meer aan de orde. Bij waarden beneden een vermogen van 2,5 kw/m 2 is zelfstandige ontvluchting mogelijk. Daarom wordt deze factor niet verder meegenomen in de bepaling. Hierdoor wordt het gevaar van de hitte-ontwikkeling dan alleen nog bepaald door de straling vanuit de hete rookgaslaag. Op basis van de gegevens van de ISO13571(2007) komt Bukowski(2008) tot de volgende formule: (nauwkeurigheid +/- 25%) t: gekozen tijdsinterval (min) T: temperatuur ( ) Uit de formule blijkt de tijdsafhankelijkheid van de opgelopen energie. Er is onvoldoende inzicht waarop de verschillende factoren uitgedrukt als FED, FEC, FED heat, elkaar beïnvloeden. Iedere factor wordt zelfstandig bekeken en bepaalt de mate van zelfstandige ontvluchting. Voor dit onderzoek is van belang te constateren dat bij alle berekeningen de verblijftijd een bepalende factor is. De negatieve invloed van een langer verblijf in de ruimte zal op basis van de theoretische beschouwing in paragraaf 3.3. en 3.4. uiteindelijk leiden tot een toename van het aantal personen dat niet in staat is zelfstandig meer de brand te verlaten. Hierdoor kan, mits deze personen niet tijdig gered worden het aantal slachtoffers toenemen, bij toenemende opkomsttijd van de brandweer. 27

36 Deze fase verschuiving is in onderstaande figuur weergegeven. opkomsttijd (min) toestandslachtoffer Huidigeopkomsttijd 1...//.// zwaargew overleden ond..//..20 gewond //..a min zelfred z. Verhogingopkomsttijd opkomsttijd (min) 1...//..x min..//.y min..//.z min toestandslachtoffer Overleden zwaargew. gewond Figuur 3.5. : Modelmatige benadering verschuiving van de slachtoffer categorie irt een verhoging van de opkomsttijd Hitteontwikkeling en brandschade Het brandrisico is, vanuit de basisgedachte van de risicobenadering gezien, de kans op brand vermenigvuldigd met het effect van de brand. Op basis van deze risicobenadering is de veiligheidsketen voor de brandveiligheid ontwikkeld. Deze keten bestaat uit een aantal afzonderlijke schakels die gekoppeld aan elkaar tot doel heeft de brandveiligheid te garanderen en zoveel mogelijk slachtoffers te voorkomen. Dit is onder meer beschreven door Suurenbroek(2010), Bijlage 3: De veiligheidsketen, begrippenkader. De invloed die de verschillende schakels/activiteiten in de veiligheidsketen hebben, is weergegeven in de schade-effectcurve. Dit is een model dat schade/effect als functie van de tijd weergeeft. De precieze schade/effectlijn is per brand verschillend (net zoals de brandverloop). Het voorkomen van brand is het wegnemen van één van de componenten uit de branddriehoek. Wordt de oorzaak weggenomen, dan is er geen kans op brand en is het risico dus 0. Voor dit onderzoek is de kans op brand 1 : er is dus brand en wordt er gekeken naar de effecten/gevolgen voor de mens en de ontwikkeling van de schade. De brand ontstaat in punt A, figuur Als de brand zich ongehinderd kan ontwikkelen is de schade het grootst (rode lijn). Uiteindelijk zal na verloop van tijd de brand doven door gebrek aan brandstof. In dat geval is de brandschade (schade door rook, roet en waterschade) maximaal. 28

37 Figuur 3.6.: Schade/effect curve Bron: YnsoSuurenbroek, Grote gebouwen, Grote branden (lectorale rede) Saxion Kenniscentrum Leefomgeving, 1 e druk 2010, ISBN Preventieve maatregelen hebben invloed op de omvang van de brand. Onder preventieve maatregelen vallen onder andere de compartimenteringseisen. Ook preparatieve maatregelen zijn van invloed op de brandschade. Onder preparatie vallen alle maatregelen die de brandweer treft om te komen tot een effectiever en efficiënter inzet (bijvoorbeeld: opleiding/trainingen, stad-,stratenkennis, materieel/materiaal). Zoals gemeld is de schade/effectcurve een sterke versimpeling van de werkelijkheid. Als voorbeeld: de kwaliteit van de brandweer heeft een grote invloed op de brandschade. Een brandweereenheid die snel ter plaatse is en goed uitgerust en getraind is, zal de brand sneller onder controle hebben dan een team dat minder uitgerust en getraind is. De kwaliteit van het operationele optreden kan invloed op het schadebedrag hebben, maar wordt niet meegenomen in het onderzoek. Bij het onderzoek naar de relatie tussen brandontwikkeling in woningen en brandschade (SAVE, 1990) heeft SAVE op basis van de 384 onderzochte woningbranden onderscheid gemaakt tussen snel, vertraagd en langzaam ontwikkelende branden. Brandontwikkeling Schadebedrag /min (fl/min) Opmerking Snel 2730,= (fl. 6000,=) nagenoeg lineair verband Vertraagd 1570,= (fl. 3450,=) <= 20 minuten 525,= (fl. 1150,=) Langzaam 150,= (fl. 335,=) > 20 minuten Tabel 3.5.: Relatie brandontwikkeling schadebedrag Bron: Bureau SAVE. De brandontwikkeling in woningen, juni

38 Opgemerkt dient te worden dat voor het onderzoek naar de relatie tussen schade en tijdsverloop bureau SAVE in 1989 gebruik heeft gemaakt van de schadegegevens van CBS. De betrouwbaarheid van de schadebedragen van het CBS wordt besproken in paragraaf Brandonderzoek in Nederland Nederland Instituut Fysieke Veiligheid In 2000 is door het NIFV onderzoek gedaan naar de wijze waarop woningbranden zich verspreiden en het gedrag van de aanwezigen tijdens de brand. Dit onderzoek maakte deel van een serie onderzoeken dat tot doel had het brandweerveld handvaten te bieden om de brandveiligheid in de woonomgeving te verbeteren. Het onderzoek Oorzaken en gevolgen van woningbranden uit 2000 had specifiek tot doel te kijken hoe woningbranden zich verspreiden en hoe het gedrag van de aanwezig(en) was. Dit onderzoek heeft tot adviezen geleid, een betere voorlichting over brandveiligheid in woningen en tot acties van de rijksoverheid die daarmee haar beleid met betrekking tot de veiligheid van woningen kon aanscherpen. In 2003 is door het NIFV opnieuw gedetailleerd onderzoek gedaan naar woningbranden met fatale afloop, gevolgd door vergelijkbare onderzoeken naar woningbranden met fatale afloop in de jaren 2008 en In 2010 heeft een vergelijking plaatsgevonden van de gegevens over de jaren 2003, 2008 en Deze onderzoeksjaren vormen het begin van het structureel verzamelen van gegevens over woningbranden in Nederland met fatale afloop. Aan de hand van deze ontwikkelingen kunnen wetenschappelijk onderbouwde beleidslijnen worden geformuleerd om te komen tot een structurele slachtofferreductie en minder gewonden bij woningbranden. In het onderzoek door Kobes(2010) worden niet alle branden in woningen meegenomen. Zo worden branden in woningen die zijn ingericht als drugslab buiten beschouwing gelaten, evenals slachtoffers van moord en zelfmoord in combinatie met brand. De gegevens over woningbranden zijn in onderstaande tabel weergeven. Tabel 3.6.: Overzicht van het aantal doden naar oorzaak bij woningbranden, 2003, 2008, 2009 Bron: M. Kobes, K.Groenewegen, NIFV, Fatale woningbranden, Vergelijking tussen de jaren 2003, 2008 en 2009, Versie: 431N9031/2.0, 3 mei

39 Doordat het statistisch gezien over een gering aantal casussen gaat, zijn er geen harde conclusies te trekken, tenzij grote marges worden aangehouden. Over de drie onderzoeksjaren heen is sprake van een relatief groot aantal doden ten gevolge van (zelf)moord. Het behoeft geen nadere uitleg dat deze doden waarschijnlijk niet te redden waren door een lagere opkomsttijd van de brandweer. Verder blijkt uit de gegevens van het onderzoek van Kobes (2010) dat in deze jaren tussen de 85% en 90% van alle doden bij brand het gevolg waren van woningbranden. In de onderzoeksjaren is circa 65% van de slachtoffers gevonden in de slaapkamer, woonkamer en de woon/slaapkamer. Bij een groot deel van de woningbranden met fatale afloop zijn de slachtoffers gevonden in de ruimte van het ontstaan van de brand. Veel slachtoffers blijken op basis van de brandanalyses in 2008 en 2009 niet in de gelegenheid te zijn geweest te vluchten. Dit kon worden opgemaakt uit hun fysieke positie. Het onderzoek wijt de oorzaken van het niet kunnen vluchten hoofdzakelijk aan de toestand van het slachtoffer (slapen, drugs, alcohol, e.d.). Gegevens uit het CBS webmagazine van 22 april 2003 levert het beeld op dat 30% van de dodelijke slachtoffers in woningbranden onder invloed was van alcohol en/of drugs. Ook de soms gebrekkige mobiliteit van het slachtoffer of een zeer snelle brand-rookontwikkeling speelt een rol. Het onderzoek, Kobes (2010), noemt vooral het aantal branden (28 van de 111 in de periode 2003, 2008, 2009) waarbij schuimrubbers betrokken zijn. Eigenlijk zou dit aantal hoger moeten liggen omdat niet duidelijk is bij hoeveel fatale woningbranden er kunststoffen betrokken waren die zorgden voor een zeer snelle brand-rookontwikkeling. Het NIFV heeft onderzocht hoeveel slachtoffers voor aankomst van de brandweer reeds overleden waren en dit is gedaan voor de branden in 2008 en De gegevens zijn weergegeven in het overzicht op pagina 32. Naast de zeer snelle brandontwikkeling is er ook een percentage slachtoffers/gewonden dat als gevolg van bijvoorbeeld klussen gewond raakt of komt te overlijden. Te denken valt dan aan doe het zelfwerkzaamheden waarbij een gasfles explodeert. Ook deze slachtoffers en gewonden worden meegenomen in de statistieken en het onderzoek van het NIFV. Echter bij zulke scenario s was zelfs een opkomsttijd van de brandweer van één minuut wellicht onvoldoende geweest om hen te redden. Dit soort slachtoffers is namelijk vaak grotendeels verbrand en/of als gevolg van mechanisch letsel zeer zwaar gewond. 31

40 Figuur 3.7.: Overzicht moment van overlijden woningbranden, 2008, 2009 Bron: M. Kobes, K.Groenewegen, NIFV, Fatale woningbranden, Vergelijking tussen de jaren 2003, 2008 en 2009, Versie: 431N9031/2.0, 3 mei 2010 Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat een groot deel van de slachtoffers bij de huidige opkomsttijden reeds overleden was voor aankomst van de brandweer. In 2008 betrof dit 65%, in %. Er is beperkt inzicht in hoeveel slachtoffers zwaargewond worden afgevoerd naar een brandwondencentrum of traumacentrum en daar na enige tijd alsnog overlijden aan de opgelopen verwondingen. Kobes(2010) heeft ook onderzocht hoe de verdeling per woningtype over de onderzoeksperiode is: De meeste woningbranden vonden plaats in rijtjeswoningen (28% cumulatief; 31% in 2003; 30% in 2008; 18% in 2009). Ook komen woningbranden relatief vaak voor in een seniorencomplex (12% cumulatief; 16% in 2003; 5% in 2008; 18% in 2009) en in een gebouw met een eenvoudige bouwconstructie, zoals in een caravan of chalet (12% cumulatief; 4% in 2003; 14%in 2008; 23% in 2009). Tabel 3.7: Overzicht fatale woningbranden per type woning. Bron:NIFV, Fatale woningbranden, Vergelijking tussen de jaren 2003, 2008 en 2009, Versie: 431N9031/2.0, 3 mei Centraal Bureau Statistiek Voor de scriptie is gebruik gemaakt van gegevens van het Centraal Bureau Statistiek (CBS). 32

Afbakening Het onderzoek richt zich op de fatale woningbranden in 2011. De niet-fatale woningbranden zijn in het onderzoek niet meegenomen.

Afbakening Het onderzoek richt zich op de fatale woningbranden in 2011. De niet-fatale woningbranden zijn in het onderzoek niet meegenomen. Fatale woningbranden 2011 Managementsamenvatting Het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) heeft onderzoek verricht naar de oorzaken, omstandigheden en het verloop van woningbranden met dodelijke

Nadere informatie

Onderzoek naar Dynamisch risico-model brandverloop. Ing. Rijk van den Dikkenberg MCDM,

Onderzoek naar Dynamisch risico-model brandverloop. Ing. Rijk van den Dikkenberg MCDM, Onderzoek naar Dynamisch risico-model brandverloop Ing Rijk van den Dikkenberg MCDM, Onderzoeksvraag Verkrijgen van inzicht in het brandverloop met als achterliggende vraag of de huidige (standaard)brandkromme

Nadere informatie

Fatale woningbranden 2003 en 2008 t/m 2011: een vergelijking

Fatale woningbranden 2003 en 2008 t/m 2011: een vergelijking Fatale woningbranden 2003 en 2008 t/m 2011: een vergelijking Managementsamenvatting Inzicht in kritische factoren bij fatale woningbranden is onontbeerlijk om gericht en effectief brandveiligheidsbeleid

Nadere informatie

Zin en onzin van de brandkromme. ing. R. van den Dikkenberg MCDM 22 april 2010

Zin en onzin van de brandkromme. ing. R. van den Dikkenberg MCDM 22 april 2010 Zin en onzin van de brandkromme ing. R. van den Dikkenberg MCDM 22 april 2010 Meerjarenprogramma verbeteren brandveiligheid van BZK: Heeft tot doel brandveiligheid in Nederland te verbeteren. Verbetering

Nadere informatie

Brandweerzorg in samenhang

Brandweerzorg in samenhang Brandweerzorg in samenhang Presentatie voor het Algemeen Bestuur op 20 mei 2016 Dekkingsplan Brandrisicoprofiel Wettelijk kader Art. 14 Wet Vr: het bestuur van een veiligheidsregio stelt minimaal eens

Nadere informatie

Brandweerzorg in samenhang

Brandweerzorg in samenhang Brandweerzorg in samenhang Wettelijk kader Art. 14 Wet Vr: het bestuur van een veiligheidsregio stelt minimaal eens per 4 jaar een beleidsplan vast, waarin ten minste de operationele prestaties van de

Nadere informatie

Workshop Dynamisch risico-model brandverloop. Jaap van der Schaaf

Workshop Dynamisch risico-model brandverloop. Jaap van der Schaaf Workshop Dynamisch risico-model brandverloop Jaap van der Schaaf Jos Post Onderzoeksprogramma Verbeteren Brandveiligheid NIFV - Save Workshop Dynamisch risico-model brandverloop - de achtergronden nader

Nadere informatie

Kwaliteitskader uitruk- en opkomsttijden Regionale Brandweer Haaglanden

Kwaliteitskader uitruk- en opkomsttijden Regionale Brandweer Haaglanden Kwaliteitskader uitruk- en opkomsttijden Regionale Brandweer Haaglanden Kwaliteitseisen voor de uitruk en opkomst van brandweereenheden in de Veiligheidsregio Haaglanden Bureau Operationele Voorbereiding

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid Fysieke Veiligheid

Nadere informatie

Weten en kennen Definitie van brand: Een voorbeeld

Weten en kennen Definitie van brand: Een voorbeeld Weten en kennen Begrip hebben van het verbrandingsproces en de daarmee samenhangende verschijnselen De algemene ontwikkeling van een compartimentsbrand kunnen beschrijven, inclusief: o Stadia van een brand

Nadere informatie

OPKOMSTTIJDEN BRANDWEER PLAN VAN AANPAK

OPKOMSTTIJDEN BRANDWEER PLAN VAN AANPAK OPKOMSTTIJDEN BRANDWEER PLAN VAN AANPAK september 2011 INHOUD 1 Aanleiding 2 Context en probleembeschrijving 3 Beoogd effect en onderzoeksdoelstelling 4 Centrale vraagstelling, hoofdvragen en afbakening

Nadere informatie

Datum 27 oktober 2014 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het toenemende aantal drugslabs in seniorenflats

Datum 27 oktober 2014 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het toenemende aantal drugslabs in seniorenflats 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Verbeteren Brandveiligheid Cascademodel

Verbeteren Brandveiligheid Cascademodel Verbeteren Brandveiligheid Cascademodel Jaap van der Schaaf Jos Post Doel verbeteren brandveiligheid in Nederland Gericht op interne organisatie pand effecten van preventie mogelijkheden van bestrijding

Nadere informatie

Plan van Aanpak. Onderzoek Zeer grote brand aan de Herenweg 6 te Houten op 25 juli 2015

Plan van Aanpak. Onderzoek Zeer grote brand aan de Herenweg 6 te Houten op 25 juli 2015 Plan van Aanpak Onderzoek Zeer grote brand aan de Herenweg 6 te Houten op 25 juli 2015 Inspectie Veiligheid en Justitie 7 september 2015 1. Inleiding Aanleiding Op zaterdag 25 juli 2015, omstreeks 15:40

Nadere informatie

Het dekkingsplan is een wettelijk verplicht plan dat aangeeft hoe snel de brandweer na de melding van een brand bij een object kan zijn.

Het dekkingsplan is een wettelijk verplicht plan dat aangeeft hoe snel de brandweer na de melding van een brand bij een object kan zijn. Belangrijkste informatie Het dekkingsplan is een wettelijk verplicht plan dat aangeeft hoe snel de brandweer na de melding van een brand bij een object kan zijn. Het bestuur van de VRK zet kanttekeningen

Nadere informatie

Fatale woningbranden 2003, 2008, 2009 en 2010: een vergelijking

Fatale woningbranden 2003, 2008, 2009 en 2010: een vergelijking Fatale woningbranden 2003, 2008, 2009 en 2010: een vergelijking Versie: 431N1009/2.0, 23 juni 2011 Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Postbus 7010 6801 HA Arnhem T 026 355 24 00 F 026 351 50 51 info@nifv.nl

Nadere informatie

Naar een nieuwe doctrine voor brandveiligheid. 12 april 2011 Jan Kuyvenhoven NVBR

Naar een nieuwe doctrine voor brandveiligheid. 12 april 2011 Jan Kuyvenhoven NVBR Naar een nieuwe doctrine voor brandveiligheid 12 april 2011 Jan Kuyvenhoven NVBR 1 Programma Korte intro: Brandweer over Morgen Nieuwe doctrine Brandveiligheid Visie Brandveiligheid en Actieprogramma Mythes

Nadere informatie

Dekkingsplan Brandweer Drenthe. Versie: 3 december 2013

Dekkingsplan Brandweer Drenthe. Versie: 3 december 2013 Dekkingsplan Brandweer Drenthe Versie: 3 december 2013 1 Inleiding en Aanleiding Op 1 oktober 2010 is, tegelijk met de Wet veiligheidsregio s (Wvr), het onderliggende Besluit veiligheidsregio s in werking

Nadere informatie

Brandweer pleit voor realistische wetgeving opkomsttijden

Brandweer pleit voor realistische wetgeving opkomsttijden pagina 1 van 5 Ga naar content Brandweer pleit voor realistische wetgeving opkomsttijden Nederland 23 mei 2018 Vandaag verscheen het rapport Inrichting repressieve brandweerzorg van de Inspectie Justitie

Nadere informatie

Inrichting repressieve brandweerzorg in elke veiligheidsregio. Toetsingskader

Inrichting repressieve brandweerzorg in elke veiligheidsregio. Toetsingskader Inrichting repressieve brandweerzorg in elke veiligheidsregio Toetsingskader 1 Inleiding 3 2 Toetsingskader 4 2.1 Opkomsttijden 4 2.2 Samenstelling van basisbrandweereenheden 7 2.3 Beschikbaarheid van

Nadere informatie

Bijscholing SAH voor onderofficieren DEEL 1 BRANDVERLOOP EN DE REALITEIT

Bijscholing SAH voor onderofficieren DEEL 1 BRANDVERLOOP EN DE REALITEIT Bijscholing SAH voor onderofficieren DEEL 1 BRANDVERLOOP EN DE REALITEIT Leerdoelstellingen Weten/kennen Begrip hebben van het verbrandingsproces en de daarmee samenhangende verschijnselen De algemene

Nadere informatie

VISIE BASISBRANDWEERZORG DEFINITIEF CONCEPT 18 SEPT. In het kader van het project Doorontwikkeling Repressieve Organisatie

VISIE BASISBRANDWEERZORG DEFINITIEF CONCEPT 18 SEPT. In het kader van het project Doorontwikkeling Repressieve Organisatie VISIE BASISBRANDWEERZORG DEFINITIEF CONCEPT 18 SEPT. In het kader van het project Doorontwikkeling Repressieve Organisatie heeft Brandweer Gelderland-Midden een visie op basisbrandweerzorg ontwikkeld.

Nadere informatie

Dekkingsplan 2012 BRANDWEER BRABANT-NOORD. Presentatie: algemene toelichting

Dekkingsplan 2012 BRANDWEER BRABANT-NOORD. Presentatie: algemene toelichting Dekkingsplan 2012 BRANDWEER BRABANT-NOORD Presentatie: algemene toelichting Inhoud presentatie: Dekkingsplan Regionale Brandweer Brabant Noord Inspectierapport Ter Plaatse Hoe nu verder? Dekkingsplan:

Nadere informatie

Achtergrond en definitie brandscenario

Achtergrond en definitie brandscenario Achtergrond en definitie brandscenario Er zijn vele definities van de term scenario in omloop, variërend van een filmscript tot een verhaal over een mogelijke toekomst. Een scenario is echter absoluut

Nadere informatie

Brand in huis Overleven of overlijden

Brand in huis Overleven of overlijden Brand in huis Overleven of overlijden mei 2012 Jan Linssen Branddoden in Nederland Totaal Woonfuncties Overige 2001 50 32 18 2002 64 58 6 2003 63 56 7 2004 47 45 2 2005 74 56 18 2006 48 45 3 2007 36 35

Nadere informatie

ATRIA EN HET BOUWBESLUIT

ATRIA EN HET BOUWBESLUIT ATRIA EN HET BOUWBESLUIT Veiligheidsregio Haaglanden 11-09-2006 Inleiding Onder een atrium wordt verstaan een wel of niet besloten ruimte welke zich over een aantal verdiepingen uitstrekt. Deze vorm van

Nadere informatie

De repressieve consequentie van een preventieve oplossing

De repressieve consequentie van een preventieve oplossing De repressieve consequentie van een preventieve oplossing Casus Maxum Megastore Brielle 16-5-2014 Ing. R. van den Dikkenberg MCDM 1 Inhoud presentatie Waarom onderzoek en onderzoeksvraag Kenmerken pand

Nadere informatie

Veiligheidszorg op Maat. op Maat. Documenthistorie en verspreiding. Goedkeuring: Versie Documentinformatie

Veiligheidszorg op Maat. op Maat. Documenthistorie en verspreiding. Goedkeuring: Versie Documentinformatie Versie 1.0 06-10-2011 Veiligheidszorg op Maat Plateau 1: Proces Veiligheidszorg op Maat De aanleiding en de beschrijving van het proces om te komen tot een nieuw Dekkingsplan (Dekkingplan 2.0) voor de

Nadere informatie

Brandveiligheid in de zorg. Vluchten kan niet meer.. Ing. Tom de Nooij, CFPS Senior Consultant Marsh Risk Consulting NFPA Instructor

Brandveiligheid in de zorg. Vluchten kan niet meer.. Ing. Tom de Nooij, CFPS Senior Consultant Marsh Risk Consulting NFPA Instructor Brandveiligheid in de zorg Vluchten kan niet meer.. Ing. Tom de Nooij, CFPS Senior Consultant Marsh Risk Consulting NFPA Instructor 4/23/2013 Brandveiligheid in de zorg.. Branden in zorginstellingen ontwikkelen

Nadere informatie

Ferwert, 28 mei 2013.

Ferwert, 28 mei 2013. AAN: de raad van de gemeente Ferwerderadiel Sector : I Nr. : 15/36.13 Onderwerp : Brandrisicoprofiel Veiligheidsregio Fryslân Ferwert, 28 mei 2013. 1. Inleiding Op 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio

Nadere informatie

Het nieuwe denken van de brandweer.. Ook uw nieuwe denken?

Het nieuwe denken van de brandweer.. Ook uw nieuwe denken? Naar een brandveiliger samenleving.. Met minder brand, minder slachtoffers én minder schade Het nieuwe denken van de brandweer.. Ook uw nieuwe denken? Ricardo Weewer, Strategisch Centrum NVBR Netwerkdag

Nadere informatie

Concept-raadsvoorstel. Onderwerp: Brandrisicoprofiel veiligheidsregio Fryslân. Aan: de Raad

Concept-raadsvoorstel. Onderwerp: Brandrisicoprofiel veiligheidsregio Fryslân. Aan: de Raad Concept-raadsvoorstel Plaats X, Datum X Onderwerp: Brandrisicoprofiel veiligheidsregio Fryslân Aan: de Raad 1. Inleiding Op 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio s (Wvr) met het daaraan gekoppelde

Nadere informatie

Geactualiseerd repressief dekkingsplan Gemeente Bloemendaal -

Geactualiseerd repressief dekkingsplan Gemeente Bloemendaal - Geactualiseerd repressief dekkingsplan 2017-2018 - Gemeente Bloemendaal - Overzicht van de gemeentelijke dekking, de mate en de locatie van overschrijdingen. Sector : Preparatie & Nazorg Team : Operationele

Nadere informatie

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s)

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s) 31 117 Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s) Nr. VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 10 juli

Nadere informatie

Jaaroverzicht fatale woningbranden 2013

Jaaroverzicht fatale woningbranden 2013 Jaaroverzicht fatale woningbranden 2013 Jaaroverzicht fatale woningbranden 2013 / Brandweeracademie 1 De Brandweeracademie is onderdeel van het Instituut Fysieke Veiligheid. Voorwoord Voor u ligt het jaaroverzicht

Nadere informatie

Geactualiseerd repressief dekkingsplan Gemeente Heemstede -

Geactualiseerd repressief dekkingsplan Gemeente Heemstede - Geactualiseerd repressief dekkingsplan 2017-2018 - Gemeente Heemstede - Overzicht van de gemeentelijke dekking, de mate en de locatie van overschrijdingen. Sector : Preparatie & Nazorg Team : Operationele

Nadere informatie

verschillende wegen leiden naar een brandveilig hoog gebouw

verschillende wegen leiden naar een brandveilig hoog gebouw verschillende wegen leiden naar een brandveilig hoog gebouw ir. J.H. van der Veek V2BO Advies sheet 1 analyse huidige praktijk bouwvoorschriften geen prestatie-eisen in bouwvoorschriften bij verblijfsgebied

Nadere informatie

Brandveiligheid Beperking van het uitbreidingsgebied van brand en rook

Brandveiligheid Beperking van het uitbreidingsgebied van brand en rook Brandveiligheid Beperking van het uitbreidingsgebied van brand en rook Ruud van Herpen 15 9 2014 1 Wie ben ik Ruud van Herpen MSc. FIFireE : Technisch directeur, Nieman Raadgevende Ingenieurs Fellow Fire

Nadere informatie

Bijlage 1 Advies brandweer Veiligheidsregio Haaglanden

Bijlage 1 Advies brandweer Veiligheidsregio Haaglanden 33 Bijlage 1 Advies brandweer Veiligheidsregio Haaglanden Wijzigingsplan "Emmastraat Pijnacker" (vastgesteld) Wijzigingsplan "Emmastraat Pijnacker" (vastgesteld) 34 Veiligheidsregio Haaglanden HlMlIIlil

Nadere informatie

Geactualiseerd repressief dekkingsplan Gemeente Velsen -

Geactualiseerd repressief dekkingsplan Gemeente Velsen - Geactualiseerd repressief dekkingsplan 2017-2018 - Gemeente Velsen - Overzicht van de gemeentelijke dekking, de mate en de locatie van overschrijdingen. Sector : Preparatie & Nazorg Team : Operationele

Nadere informatie

Referentiekader GRIP en eisen Wet veiligheidsregio s

Referentiekader GRIP en eisen Wet veiligheidsregio s Kennispublicatie Referentiekader GRIP en eisen Wet veiligheidsregio s 1 Infopunt Veiligheid In 2006 heeft de toenmalige Veiligheidskoepel een landelijk Referentiekader GRIP opgesteld. De op 1 oktober 2010

Nadere informatie

Jaaroverzicht fatale woningbranden 2014

Jaaroverzicht fatale woningbranden 2014 Jaaroverzicht fatale woningbranden 2014 De Brandweeracademie is onderdeel van het Instituut Fysieke Veiligheid. Voorwoord Voor u ligt het jaaroverzicht fatale woningbranden 2014. Dit keer in een andere

Nadere informatie

Data en trendanalyse Brandveilig Leven. Woningbranden en woningcheck s brandveiligheid 2010 t/m 2012

Data en trendanalyse Brandveilig Leven. Woningbranden en woningcheck s brandveiligheid 2010 t/m 2012 Data en trendanalyse Brandveilig Leven Woningbranden en woningcheck s brandveiligheid 2010 t/m 2012 Afdeling: Onderzoek & Analyse Team Brandveilig Leven Auteur: Lucie Berning Opdrachtgever: A.P. de Graaf,

Nadere informatie

Grote brandcompartimenten: Uitbranden of ingrijpen?

Grote brandcompartimenten: Uitbranden of ingrijpen? Grote brandcompartimenten Een andere kijk op beheersbaarheid van brand Grote brandcompartimenten: Uitbranden of ingrijpen? ir Ruud van Herpen FIFireE Lector Brandveiligheid in de bouw 1 Grote brandcompartimenten

Nadere informatie

Risico s bij brandbestrijding. Ricardo Weewer Strategisch adviseur/ plv commandant

Risico s bij brandbestrijding. Ricardo Weewer Strategisch adviseur/ plv commandant Risico s bij brandbestrijding Ricardo Weewer Strategisch adviseur/ plv commandant Congres Bouwkundige Brandpreventie 19 november 2008 Programma Enige achtergronden Brandweer in Nederland Standaard werkwijze

Nadere informatie

Analyse evaluatierapport Grote brand Gruttostraat 14, Hellevoetsluis, 20 mei 2016 (Versie 1.0,13 juni 2016) Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond

Analyse evaluatierapport Grote brand Gruttostraat 14, Hellevoetsluis, 20 mei 2016 (Versie 1.0,13 juni 2016) Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond Analyse evaluatierapport Grote brand Gruttostraat 14, Hellevoetsluis, 20 mei 2016 (Versie 1.0,13 juni 2016) Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond Inleiding Vrijdagmorgen 20 mei jl. ontving de VBV van leden

Nadere informatie

Bluswatervoorziening brand Sint Urbanuskerk Amstelveen. Plan van aanpak

Bluswatervoorziening brand Sint Urbanuskerk Amstelveen. Plan van aanpak Bluswatervoorziening brand Sint Urbanuskerk Amstelveen Plan van aanpak 1 Aanleiding 3 2 Doelstelling en afbakening 4 3 Onderzoeksvragen 5 4 Onderzoeksaanpak 7 5 Toetsingskader 8 6 Communicatie 9 2 1 Op

Nadere informatie

Kosten en opbrengst OMS. Resultaten onderzoek naar de kosten en opbrengst van het OMS in de regio Twente

Kosten en opbrengst OMS. Resultaten onderzoek naar de kosten en opbrengst van het OMS in de regio Twente Kosten en opbrengst OMS Resultaten onderzoek naar de kosten en opbrengst van het OMS in de regio Twente Inhoud Aanleiding onderzoek Cijfers OMS Twente Instrument kosten-baten analyse Maatschappelijke kosten

Nadere informatie

Jaaroverzicht fatale woningbranden 2015

Jaaroverzicht fatale woningbranden 2015 Jaaroverzicht fatale woningbranden 2015 De Brandweeracademie is onderdeel van het Instituut Fysieke Veiligheid. Colofon Uitgave van de Brandweeracademie van het Instituut Fysieke Veiligheid, april 2016

Nadere informatie

Wat u moet weten over rookmelders! Op weg naar driedubbele veiligheid: brand, gezondheid én milieu

Wat u moet weten over rookmelders! Op weg naar driedubbele veiligheid: brand, gezondheid én milieu Wat u moet weten over rookmelders! Op weg naar driedubbele veiligheid: brand, gezondheid én milieu Waarom een rookmelder? Elke dag breekt er in zo n 20 woningen in Nederland brand uit. Ruwweg 7.500 woningbranden

Nadere informatie

Brandweerzorg in samenhang en Regionaal Dekkingsplan Veiligheidsregio Groningen / advies zienswijze

Brandweerzorg in samenhang en Regionaal Dekkingsplan Veiligheidsregio Groningen / advies zienswijze Onderwerp Brandweerzorg in samenhang en Regionaal Dekkingsplan Veiligheidsregio Groningen 2016-2020/ advies zienswijze Steller J. de Vegt De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN Telefoon

Nadere informatie

Jaaroverzicht fatale woningbranden 2017

Jaaroverzicht fatale woningbranden 2017 Jaaroverzicht fatale woningbranden 2017 De Brandweeracademie is onderdeel van het Instituut Fysieke Veiligheid. Colofon Uitgave van de Brandweeracademie van het Instituut Fysieke Veiligheid, maart 2018

Nadere informatie

Brandweer Nederland Samen sterk, samen veilig

Brandweer Nederland Samen sterk, samen veilig Brandweer Nederland Samen sterk, samen veilig Met hart en ziel Brandweer Nederland staat voor 31.000 brandweermensen die zich met hart en ziel inzetten voor hun medemens. Die 24 uur per dag en 7 dagen

Nadere informatie

Rapport Fatale Woningbranden 2011 en Rapport Fatale woningbranden 2003 en 2008 t/m 2011: een vergelijking 1

Rapport Fatale Woningbranden 2011 en Rapport Fatale woningbranden 2003 en 2008 t/m 2011: een vergelijking 1 29517 Veiligheidsregio s 30821 Nationale Veiligheid Nr. 62 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 5 juli 2012 Met deze brief

Nadere informatie

Inleiding. Situering. De situering van het geplande asielzoekerscentrum is in onderstaande figuur weergegeven.

Inleiding. Situering. De situering van het geplande asielzoekerscentrum is in onderstaande figuur weergegeven. Notitie 2015.245.02-01: Beperkte verantwoording tijdelijk asielzoekerscentrum Jachthuisweg te Hardenberg Berg en Terblijt, 6 oktober 2015 1. Inleiding Men is voornemens een asielzoekerscentrum te vestigen

Nadere informatie

Datum : 16 april 2015 : Externe veiligheid aanzet verantwoording groepsrisico

Datum : 16 april 2015 : Externe veiligheid aanzet verantwoording groepsrisico Notitie Project Projectnummer : 15-056 EV Betreft : Externe veiligheid aanzet verantwoording groepsrisico Behandeld door : Linda Gelissen 1 Inleiding Aan de Beatrixlaan te Weert wordt een Kennis en Expertise

Nadere informatie

brandveiligheid Onderzoek naar toepassing van risicobenadering op vluchtveiligheid bij brand

brandveiligheid Onderzoek naar toepassing van risicobenadering op vluchtveiligheid bij brand 30 4 2010 Bouwfysica Probabilistische benadering brandveiligheid Onderzoek naar toepassing van risicobenadering op vluchtveiligheid bij brand De huidige brandveiligheidsregelgeving is voornamelijk opgenomen

Nadere informatie

Analyse GMS-gegevens. 1. Inleiding. 2. Methode

Analyse GMS-gegevens. 1. Inleiding. 2. Methode Analyse GMS-gegevens 1. Inleiding Het doel van deze studie is te onderzoeken of op basis van meldkamergegevens meer inzicht kan worden gekregen over hoe vaak door de brandweer wordt uitgerukt, de redenen

Nadere informatie

Brandbeveiligingsconcept industriegebouwen

Brandbeveiligingsconcept industriegebouwen Brandbeveiligingsconcept industriegebouwen HANDREIKING BRANDWEER BELEIDSADVIES Inhoud Voorwoord 5. 5 Samenvatting 7. 7 Denken in concepten over brandveilighei 9. Noodzaak van een integrale benadering

Nadere informatie

Verordening brandveiligheid en hulpverlening Coevorden 1998

Verordening brandveiligheid en hulpverlening Coevorden 1998 Verordening brandveiligheid en hulpverlening Coevorden 1998 Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie gemeente Coevorden Officiële naam regeling Verordening brandveiligheid

Nadere informatie

Brandveiligheid in de Zorg. Bouwbesluit

Brandveiligheid in de Zorg. Bouwbesluit Brandveiligheid in de Zorg en het Bouwbesluit Marsh Nederland 3 november 2011 Ing. M.P.Lasker B.Eng MIFireE 1 Marcel Lasker: Directeur Prevent IVG bv Bevelvoerder Brandweer Oldambt Voorzitter IFE Nederland

Nadere informatie

Verordening brandveilidheid en brandweerzorg en rampenbestrijding

Verordening brandveilidheid en brandweerzorg en rampenbestrijding CVDR Officiële uitgave van Leek. Nr. CVDR54284_1 1 juni 2016 Verordening brandveilidheid en brandweerzorg en rampenbestrijding De raad van de gemeente Leek; gelet op: - artikel 1, tweede lid, artikel 12

Nadere informatie

Passiefhuis brand(on)veilig?

Passiefhuis brand(on)veilig? Passiefhuis brand(on)veilig? Ir. Ruud van Herpen Passiefhuis brand(on)veilig? Stellingen: De brandweer kan bij brand in een passiefhuis reddend optreden juist/onjuist? Vanwege de goede luchtdichting treedt

Nadere informatie

Risicobenadering en scenariodenken in brandveiligheid

Risicobenadering en scenariodenken in brandveiligheid Risicobenadering en scenariodenken in brandveiligheid René Hagen, lector brandpreventie februari 2008 1 Mensen nemen vrijwillig risico s op grond van persoonlijke beslissingen februari 2008 2 copyright

Nadere informatie

Uitgangspunten voor opkomsttijden van basisbrandweereenheden voor woningen benaderd vanuit het oogpunt van Fire Safety Engineering

Uitgangspunten voor opkomsttijden van basisbrandweereenheden voor woningen benaderd vanuit het oogpunt van Fire Safety Engineering Onderzoeksrapport Uitgangspunten voor opkomsttijden van basisbrandweereenheden voor woningen benaderd vanuit het oogpunt van Fire Safety Engineering Hanzehogeschool Groningen Deeltijdopleiding Brede Bachelor

Nadere informatie

Pagina 1 van 6. 1 De meldkamer gebruikt vaak de term melder en risicobeheersing vaak de term gebruiker. Deze rollen zijn

Pagina 1 van 6. 1 De meldkamer gebruikt vaak de term melder en risicobeheersing vaak de term gebruiker. Deze rollen zijn Beleidskader voor het beoordelen van automatische meldingen. Vastgesteld door de raad Brandweercommandenten op 12 april 2019. Door m.bertels@brwbn.nl. Versie 2019/04/12. Samenvatting Het OMS landschap

Nadere informatie

Brandveiligheid grote brandcompartimenten

Brandveiligheid grote brandcompartimenten Brandveiligheid grote brandcompartimenten Ir Ruud van Herpen FIFireE Adviesburo Nieman Lector brandveiligheid in de bouw Grote brandcompartimenten: Brandbeheersing Is er verschil? Temperatuur: vriesveem

Nadere informatie

Project NUT. Onderzoek, conclusies en aanbevelingen. Congres NUT 17 november René Hagen, projectuitvoerder

Project NUT. Onderzoek, conclusies en aanbevelingen. Congres NUT 17 november René Hagen, projectuitvoerder Project NUT Onderzoek, conclusies en aanbevelingen Congres NUT 17 november 2011 René Hagen, projectuitvoerder Onderzoeksvraag In het kader van het verminderen van de regeldruk heeft BZK een voorstel ontwikkeld

Nadere informatie

Veiligheidsregio in-zicht Basisvoorzieningen op orde 2e trimester

Veiligheidsregio in-zicht Basisvoorzieningen op orde 2e trimester Veiligheidsregio in-zicht 2017-2 Basisvoorzieningen op orde 2e trimester Voorwoord Inleiding Voor u ligt een overzicht van de prestatie-indicatoren en kengetallen van Veiligheidsregio Noord- Holland Noord.

Nadere informatie

DH 1. FPS, Edward Huizer (08 10 09) Symposium Risicobewustzijn bij gebouwbranden 01 53. Onderwerpen:

DH 1. FPS, Edward Huizer (08 10 09) Symposium Risicobewustzijn bij gebouwbranden 01 53. Onderwerpen: DH FPS, ward Huizer (08 0 09) 0 53 HS 0 INLEIDING Opbouw presentatie Programmaoverzicht Inleiding (uitleg FPS IVS) 6 Onderwerpen: Strategie: offensief of defensief IVS scenarioanalyse brandverloop eamresultaten

Nadere informatie

Normenkader kwaliteit en het bijbehorende dashboard inclusief de financiële consequenties

Normenkader kwaliteit en het bijbehorende dashboard inclusief de financiële consequenties Bijlage 1 Normenkader kwaliteit en het bijbehorende dashboard inclusief de financiële consequenties Inleiding Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft, in het kader van

Nadere informatie

Bouwbesluit 2012, woongebouw, overige gebruiksfunctie, nieuwbouw, portiekontsluiting, parkeren Datum: 19 mei 2017 Status:

Bouwbesluit 2012, woongebouw, overige gebruiksfunctie, nieuwbouw, portiekontsluiting, parkeren Datum: 19 mei 2017 Status: Trefwoorden: Bouwbesluit 2012, woongebouw, overige gebruiksfunctie, nieuwbouw, portiekontsluiting, parkeren Datum: 19 mei 2017 Status: Definitief Beschrijving Een nieuw te bouwen woongebouw bestaat uit

Nadere informatie

Brandweeradvies externe veiligheid inzakebestemmingsplan Emmendennen, Emmen Gemeente Emmen

Brandweeradvies externe veiligheid inzakebestemmingsplan Emmendennen, Emmen Gemeente Emmen Brandweeradvies externe veiligheid inzakebestemmingsplan Emmendennen, Emmen Gemeente Emmen Auteur: J.M Timmerman Datum: 13 oktober 2011 Versie: 1.0 Inhoudsopgave 1. Aanleiding...3 2. Doelstelling...3 3.

Nadere informatie

Op 10 april 2018 hebben wij uw verzoek om advies per ontvangen. Dit adviesverzoek betreft het bestemmingsplan Entree Archeon.

Op 10 april 2018 hebben wij uw verzoek om advies per  ontvangen. Dit adviesverzoek betreft het bestemmingsplan Entree Archeon. College van burgemeester en wethouders van de Gemeente Alphen aan den Rijn De heer R. Noorhoff Postbus 13 2400 AA ALPHEN AAN DEN RIJN Postadres Postbus 1123 2302 BC Leiden advies@vrhm.nl www.vrhm.nl Verzenddatum:

Nadere informatie

Veiligheidsregio in-zicht 2017 Basisvoorzieningen op orde

Veiligheidsregio in-zicht 2017 Basisvoorzieningen op orde 1 180706 AB 5 B5 Veiligheidsregio in-zicht 2017.pdf Veiligheidsregio in-zicht 2017 Basisvoorzieningen op orde Voorwoord Voor u ligt een overzicht van de prestatie-indicatoren en kengetallen van Veiligheidsregio

Nadere informatie

Oefentoets-Brandpreventie en brandbestrijding-2016

Oefentoets-Brandpreventie en brandbestrijding-2016 Projecttitel: Oefentoets-Brandpreventie en brandbestrijding-2016 Aantal items: 25 Max. aantal punten: 30 1 Bij welke letters horen de brandklassen? Match de letters in de rechterkolom met de juiste brandklasse

Nadere informatie

Beoordelingskader Effecten Variabele Voertuigbezetting

Beoordelingskader Effecten Variabele Voertuigbezetting 26 november 2013 Beoordelingskader Effecten Variabele Voertuigbezetting Samenvatting 1 Uitgave Berenschot Groep BV Postbus 8039 3503 RA Utrecht Datum 26 november 2013 Opdrachtgever WODC/ministerie van

Nadere informatie

Het natuurlijk brandconcept Uitbranden of ingrijpen?

Het natuurlijk brandconcept Uitbranden of ingrijpen? Het natuurlijk brandconcept Uitbranden of ingrijpen? ir Ruud van Herpen FIFireE Technisch directeur Nieman Lector Brandveiligheid in de bouw Nieman Groep Het natuurlijk brandconcept Uitbranden of ingrijpen?

Nadere informatie

Kennis over binnenbrand(bestrijding) evolueert

Kennis over binnenbrand(bestrijding) evolueert Kennis over binnenbrand(bestrijding) evolueert De meesten onder ons volgden jaren geleden de cursus brandweerman. Bij sommigen is dit tientallen jaren geleden. De maatschappij is sterk veranderd sedert

Nadere informatie

Brandweer Amsterdam-Amstelland

Brandweer Amsterdam-Amstelland Brandweer Amsterdam-Amstelland Behulpzaam Deskundig Daadkrachtig Advies Externe Veiligheid Bestemmingsplan Nieuw Sloten In Amsterdam Referentie: 25/RoEv-215 Datum: 29 september 215 Behandeld door: F. (Ferry)

Nadere informatie

Veiligheidsregio in-zicht Basisvoorzieningen op orde 1e trimester

Veiligheidsregio in-zicht Basisvoorzieningen op orde 1e trimester Veiligheidsregio in-zicht 2017-1 Basisvoorzieningen op orde 1e trimester Voorwoord Inleiding Voor u ligt een overzicht van de prestatie-indicatoren en kengetallen van Veiligheidsregio Noord- Holland Noord.

Nadere informatie

Algemeen bestuur. Onderwerp: Bestuurlijke richting Brandrisicoprofiel en Dekkingsplan. Behandelwijze Portefeuillehouder Auteur

Algemeen bestuur. Onderwerp: Bestuurlijke richting Brandrisicoprofiel en Dekkingsplan. Behandelwijze Portefeuillehouder Auteur Algemeen bestuur Onderwerp: Bestuurlijke richting Brandrisicoprofiel en Dekkingsplan Behandelwijze Portefeuillehouder Auteur Bijlagen Ter meningsvorming Burgemeester De Zwart-Bloch Frank van der Meer,

Nadere informatie

Plan van aanpak. nulmeting brandweerzorg Caribisch Nederland

Plan van aanpak. nulmeting brandweerzorg Caribisch Nederland nulmeting brandweerzorg Caribisch Nederland 1 Aanleiding 3 2 Onderzoeksopzet 4 3 Communicatie 8 Bijlage I Afkortingen 9 2 1 Caribisch Nederland kent één brandweerkorps, het brandweerkorps Caribisch Nederland

Nadere informatie

ARUP studie Groningen 2013

ARUP studie Groningen 2013 ARUP studie Groningen 2013 Strategie voor structurele versteviging van gebouwen Nederlandse samenvatting Issue 17 januari 2014 Nederlandse samenvatting 1 Inleiding Dit rapport omvat een samenvatting van

Nadere informatie

U vult deze vragenlijst Beleving Incident anoniem in. Beleving Incident (versie 0.1) * 1. Datum invullen vragenlijst?

U vult deze vragenlijst Beleving Incident anoniem in. Beleving Incident (versie 0.1) * 1. Datum invullen vragenlijst? Beleving Incident (versie 0.1) Deze vragenlijst stelt collega's in de gelegenheid om hun persoonlijke beleving op het gebied van veiligheid aan te geven, zoals die is ervaren bij een incident waarbij zij

Nadere informatie

Plateau 3: Opkomsttijden en de Wet Veiligheidsregio s

Plateau 3: Opkomsttijden en de Wet Veiligheidsregio s Versie 1.0 10-06-13 Veiligheidszorg op Maat Plateau 3: Opkomsttijden en de Wet Veiligheidsregio s Pagina 1 van 17 Documentinformatie Versie 1.0 : 10 juni 2013 Status : Definitief Doelstelling : voor AB

Nadere informatie

Brandweer Amsterdam-Amstelland

Brandweer Amsterdam-Amstelland Brandweer Amsterdam-Amstelland Behulpzaam Deskundig Daadkrachtig Advies Externe Veiligheid Bestemmingsplan De 5G s In Amsterdam Zuid Oost Referentie: 13/RoEv-2015 Datum: 9 april 2015 Behandeld door: K.

Nadere informatie

Van regel- naar risicogerichte brandpreventie. Basisbrandweerzorg beheersen - bestrijden - normaliseren

Van regel- naar risicogerichte brandpreventie. Basisbrandweerzorg beheersen - bestrijden - normaliseren Van regel- naar risicogerichte brandpreventie Basisbrandweerzorg beheersen - bestrijden - normaliseren 1 Brandrisicoprofiel MT 1 MT 7 MT 2 Normaliseren Beheersen MT 6 VP MT 3 Bestrijden MT 5 MT 4 2 Brandrisicoprofiel

Nadere informatie

Plan van aanpak Onderzoek Kwaliteit Brandweerzorg 2015

Plan van aanpak Onderzoek Kwaliteit Brandweerzorg 2015 Plan van aanpak Onderzoek Kwaliteit Brandweerzorg 2015 Februari 2015 Inhoudsopgave 1 Inleiding en aanleiding onderzoek... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Aanleiding... 3 1.3 Scope van het onderzoek... 4 2 Doel-

Nadere informatie

FSE in de Brandweer over mor en

FSE in de Brandweer over mor en FSE in de Brandweer over mor en Ricardo Weewer NVBR Projectgroep Strategische Reis Derde Nationale Congres Fire Safety Engineering 9 en 10 juni 2010 Programma Intro: Nieuwe visie brandweer over morgen

Nadere informatie

Verordening brandveiligheid en hulpverlening van de gemeente Heerlen 2005

Verordening brandveiligheid en hulpverlening van de gemeente Heerlen 2005 CVDR Officiële uitgave van Heerlen. Nr. CVDR10487_1 12 juli 2016 Verordening brandveiligheid en hulpverlening van de gemeente Heerlen 2005 Artikel 1 Definities 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

Nadere informatie

Een nieuwe kijk op straalpijpvoering

Een nieuwe kijk op straalpijpvoering Een nieuwe kijk op straalpijpvoering Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of

Nadere informatie

Welkom bij: Brandveilig bouwen en verbouwen

Welkom bij: Brandveilig bouwen en verbouwen Welkom bij: Brandveilig bouwen en verbouwen Niels van de Pol of Wim Verburg, SBR Initiatief van: Mogelijk gemaakt door: Initiatief van: BouwLokalen Regionale kennisoverdracht op tien locaties Actuele onderwerpen

Nadere informatie

Kwaliteitsverbetering van een bedrijfsnoodorganisatie door middel van scenario s Danny A. Jolly, Regionale brandweerorganisatie

Kwaliteitsverbetering van een bedrijfsnoodorganisatie door middel van scenario s Danny A. Jolly, Regionale brandweerorganisatie Kwaliteitsverbetering van een bedrijfsnoodorganisatie door middel van scenario s Danny A. Jolly, Regionale brandweerorganisatie Jolly@rbogv.nl Inleiding Om verschillende typen incidenten als gevolg van

Nadere informatie

PDF-versie. Programma. Programma 2012. Doelstelling brandonderzoek (brandweer)

PDF-versie. Programma. Programma 2012. Doelstelling brandonderzoek (brandweer) Themabijeenkomst brandonderzoek 14 november 2012 PDF-versie In deze versie van de presentatie die op 14 november 2012 is gegeven ontbreken een aantal foto s. Dit omdat er afspraken zijn gemaakt omtrent

Nadere informatie

Brandweer Amsterdam-Amstelland

Brandweer Amsterdam-Amstelland Brandweer Amsterdam-Amstelland Behulpzaam Deskundig Daadkrachtig Gebiedsomschrijvingen en Dekkingspercentages Amsterdam Zuidoost, Diemen en IJburg Versie 1.1 22 februari 2010 1 Inhoudsopgave 1. Amsterdam

Nadere informatie

Verordening Brandveiligheid en hulpverlening

Verordening Brandveiligheid en hulpverlening Raadsbesluit nummer : Rb2009/05 Onderwerp : Verordening Brandveiligheid en hulpverlening De raad der gemeente Hulst gelet op; 1. artikel 1, tweede lid en artikel 12 van de Brandweerwet 1985, 2. artikel

Nadere informatie

VOORSTEL AAN: ALGEMEEN BESTUUR. Onderwerp. Voorstel. Besluit. Vergaderdatum: 18 december 2013 Agendapunt nr: 14 Route

VOORSTEL AAN: ALGEMEEN BESTUUR. Onderwerp. Voorstel. Besluit. Vergaderdatum: 18 december 2013 Agendapunt nr: 14 Route VOORSTEL AAN: ALGEMEEN BESTUUR Vergaderdatum: 18 december 2013 Agendapunt nr: 14 Route Vergadering d.d. besluitvorming Kenmerk: Voorstel000423 Dagelijks bestuur 27 november 2013 Status: ter vaststelling

Nadere informatie

De kaderstellende rol van de raad bij complexe projecten

De kaderstellende rol van de raad bij complexe projecten De kaderstellende rol van de raad bij complexe projecten Basisschool Aan de Bron en sporthal op het voormalige WML-terrein Onderzoeksopzet Rekenkamer Weert 16 december 2007 Inhoudsopgave 1. Achtergrond

Nadere informatie

Raadsstuk. Aan de Raad der gemeente Haarlem. Datum: 7 oktober 2008 Raadsvragen ex art 38 RvO Onderwerp: Brandveiligheid woningen

Raadsstuk. Aan de Raad der gemeente Haarlem. Datum: 7 oktober 2008 Raadsvragen ex art 38 RvO Onderwerp: Brandveiligheid woningen Raadsstuk Raadsstuk B&W datum Sector/Afd Reg.nr(s) Onderwerp 239/2008 2 december 2008 VVH/vh 08/181913 Beantwoording vragen van de heer J. Fritz en mevrouw H. Koper inzake brandveiligheid woningen Aan

Nadere informatie