Contextuele invloeden op de bereidheid geweldsdelicten te melden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Contextuele invloeden op de bereidheid geweldsdelicten te melden"

Transcriptie

1 Contextuele invloeden op de bereidheid geweldsdelicten te melden Een vignettenonderzoek onder middelbare scholieren * Heike Goudriaan en Paul Nieuwbeerta Slachtoffers spelen een belangrijke rol in de strijd tegen criminaliteit, aangezien het leeuwendeel van de delicten die door de politie worden onderzocht, door slachtoffers bij de politie is gemeld 1 (Bennett & Wiegand, 1994). Bekend is dat een aanzienlijk deel van de delicten die gericht zijn tegen individuen of huishoudens, nooit bij de politie wordt gemeld (Skogan, 1984). Dit geldt met name voor geweldsdelicten. Tussen 2000 en 2002 werd in Nederland bijvoorbeeld slechts één op de vier geweldsdelicten bij de politie gemeld (Goudriaan e.a., 2005). Inzicht in determinanten van de bereidheid aangifte te doen van geweldsdelicten is daarom van belang voor het in kaart brengen van criminaliteitspatronen en de bestrijding van criminaliteit. In veel empirisch onderzoek naar aangiftebereidheid wordt er (impliciet) van uitgegaan dat het besluit om (geen) aangifte te doen wordt genomen op basis van een kosten-batenafweging door het slachtoffer. Met name de ernst van het delict bepaalt de uitkomst van deze afweging (Gottfredson & Hindelang, 1979; Skogan, 1984). In de sociale wetenschappen wordt in toenemende mate verondersteld dat de sociale context waarin mensen zich bevinden en waarin gebeurtenissen plaatsvinden, het menselijk gedrag beïnvloeden (Baumer, 2002), maar er zijn nauwelijks studies waarin de invloed van dergelijke factoren op aangiftebereidheid is onderzocht. De laatste jaren lijkt de focus in empirisch onderzoek echter wel te verschuiven. Verschillende studies laten bijvoorbeeld zien dat de directe sociale omgeving van het slachtoffer een sterke invloed kan hebben op de besluitvorming denk aan de organisatie waartoe men behoort of iemands sociale netwerk (Greenberg & Ruback, 1992). Ook wordt gewezen op de invloed van de bredere sociale context (bijvoorbeeld de buurt) op de aangiftebereidheid van slachtoffers (Baumer, 2002; Ménard, 2003). De locatie waarop een delict plaatsvindt, is dus een van de contextuele factoren, waarvan door onderzoekers invloed op aangiftebereidheid wordt verondersteld (Goudriaan e.a., 2004). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen publieke locaties (bijvoorbeeld de openbare weg), private locaties (een woning) en locaties die tot het semi-publieke * Dank aan Arie van Esveld, Sebastiaan Lindenhof, Femke Nabben, Charlotte Pöll en Sietske Vellema voor hun grote inzet bij de datacollectie, en aan Ferry Koster, Gerben Bruinsma, de referenten en de redactie van TvC voor hun waardevolle commentaar op eerdere versies van dit artikel. 1 In het dagelijks taalgebruik wordt meestal gesproken over aangifte, ook wanneer een delict enkel bij de politie is gemeld en er geen proces-verbaal is opgemaakt. In dit artikel worden beide termen gebruikt, maar wordt steeds gedoeld op melding. Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3 269

2 Heike Goudriaan en Paul Nieuwbeerta domein worden gerekend (scholen, kantoren, ziekenhuizen, sportverenigingen, enzovoort). Tot op heden is in empirisch onderzoek vooral aandacht besteed aan de aangiftebereidheid van slachtoffers in het publieke en het privé-domein (denk aan huiselijk geweld), maar over aangifte van delicten in het semi-publieke domein is verrassend weinig bekend (zie echter Finkelhor & Ormrod, 1999; Fisher e.a., 2003; Garofalo e.a., 1987). Een belangrijk kenmerk van het semi-publieke domein is de aanwezigheid van alternatieve instanties om delicten aan te melden: men heeft vaak de mogelijkheid zich te wenden tot de betreffende organisatie. Een andere contextuele factor die vaak van belang wordt geacht voor de aangiftebereidheid van slachtoffers van geweldsdelicten, is de mate waarin slachtoffer en dader elkaar kennen. Empirisch onderzoek heeft tegenstrijdige bevindingen opgeleverd. Uit sommige studies zou kunnen worden geconcludeerd, dat slachtoffers minder vaak aangifte doen wanneer ze de dader (goed) kennen (bijvoorbeeld Gartner & Macmillan, 1995). In andere studies is echter juist gevonden dat zaken met een onbekende dader minder vaak worden gemeld (bijvoorbeeld Felson e.a., 1999) en soms wordt helemaal geen verband gevonden (bijvoorbeeld Bachman, 1998). Over de effecten van hiervoor genoemde factoren op de aangiftebereidheid van slachtoffers bestaat dus onduidelijkheid. De doelstelling van dit artikel is het belang van drie contextuele factoren te bestuderen, waarvan wordt gedacht dat ze het besluit beïnvloeden om de politie of een medewerker van de organisatie waar men deel van uitmaakt in te lichten: de mate waarin slachtoffer en dader elkaar kennen, de locatie van het delict en of de dader deel uitmaakt van dezelfde organisatie als het slachtoffer. We onderzoeken met behulp van een vignettenonderzoek (N=499) de invloed van deze factoren op de meldingsbereidheid van scholieren, wanneer zij slachtoffer worden van een geweldsdelict. Er is een aantal redenen om te focussen op jongeren en geweldsdelicten. Jongeren lopen een groter risico op slachtofferschap dan volwassenen, met name van geweldsdelicten (Finkelhor, 1997). Maar liefst 13 procent van de Nederlandse jongeren tussen 15 en 18 jaar wordt bijvoorbeeld slachtoffer van een geweldsdelict; over de gehele bevolking van 15 jaar en ouder is dit 6 procent (Politiemonitor Bevolking, 2001). Ten tweede brengen jongeren een aanzienlijk deel van hun tijd door op school (een semi-publieke ruimte), waar ze relatief vaak slachtoffer van geweld worden (Finkelhor & Ormrod, 2001; Harland e.a., 2005, in voorbereiding). Kennis over aangiftebereidheid binnen scholen (als specifieke semi-publieke organisatie) is dus van belang bij het vergroten van het inzicht in aangiftebereidheid van jongeren. Er is ook een praktische reden: het is eenvoudiger om gegevens te verzamelen onder scholieren in klassen dan onder werknemers binnen organisaties en daarbij tevens respondenten uit alle lagen van de bevolking te bereiken. Theorieën over aangiftebereidheid Klassieke theorieën in onderzoek naar aangiftebereidheid vallen in drie modellen uiteen. Ten eerste wordt in de literatuur vaak (impliciet) uitgegaan van het economisch model. Verondersteld wordt dat het besluit om naar de politie te stappen is gebaseerd op een kosten-batenafweging door het slachtoffer, om te bepa- 270 Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3

3 Contextuele invloeden op de bereidheid geweldsdelicten te melden len of aangifte de moeite waard is (Skogan, 1984). Incidenten die geen of weinig materiële en fysieke schade tot gevolg hebben, worden volgens dit model minder vaak aangegeven bij de politie, aangezien aangifte altijd transactiekosten met zich meebrengt, terwijl de verwachte baten laag of zelfs afwezig zijn. Deze redenering wordt door empirisch onderzoek ondersteund: ernstige delicten worden veel vaker bij de politie gemeld dan minder ernstige delicten (Skogan, 1984). Dit model levert een tamelijk beperkt beeld op, omdat factoren die niet direct met de ernst van het delict hebben te maken, veelal worden genegeerd. Onderzoekers die het psychologisch model gebruiken (bijvoorbeeld Greenberg & Ruback, 1992), veronderstellen dat ook andere factoren waaronder het directe sociale netwerk van het slachtoffer een rol spelen in de besluitvorming. Men stelt dat slachtoffers een kosten-batenafweging maken om te bepalen wat te doen, maar ook dat zij door emoties niet altijd rationele beslissingen kunnen nemen. Bovendien veronderstelt men verschillende gedragsopties na slachtofferschap. Aangifte bij de politie is daar één van, maar bijvoorbeeld ook zoeken naar een private oplossing. Bij het sociologisch model ten slotte wordt gesteld dat de kans dat een incident bij de politie gemeld wordt, afhangt van sociale structuren in de maatschappij waarin slachtoffer en dader leven (Black, 1976). Zo wordt bijvoorbeeld verwacht dat aangifte doen bij de politie (vragen om formele sociale controle) negatief samenhangt met andere vormen van sociale controle. Recent is een socio-ecologisch raamwerk ontwikkeld, waarin de drie klassieke verklaringen zijn samengevoegd in een model dat rekening houdt met individuele besluitvorming én met de context waarin slachtoffers zich bevinden (Ménard, 2003). Op beide niveaus beïnvloeden processen de besluitvorming van slachtoffers (zie ook Baumer, 2002; Goudriaan e.a., 2004). Hypothesen Uitgaande van het hiervoor beschreven socio-ecologisch raamwerk bestuderen we in dit artikel drie factoren, waarvan het waarschijnlijk is dat ze de meldingsbereidheid van geweldsslachtoffers beïnvloeden: de mate waarin slachtoffer en dader elkaar kennen, de locatie waar het incident plaatsvindt het publieke domein of het semi-publieke domein (binnen een organisatie) en of de dader deel uitmaakt van dezelfde organisatie als het slachtoffer. Hierna formuleren we hypothesen over de effecten van deze kenmerken, zowel op de kans dat men naar de politie stapt, als op de kans dat men het incident bij een medewerker van de organisatie meldt. Relatie met de dader In de literatuur worden drie overwegingen genoemd gerelateerd aan hoe goed het slachtoffer de dader kent die een rol zouden spelen in de besluitvorming van slachtoffers. De eerste is angst voor represailles van de dader. Wanneer het slachtoffer de dader goed kent en het moeilijk is de dader te ontwijken, is de kans groter dat het slachtoffer bang is voor represailles na het melden van het incident Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3 271

4 Heike Goudriaan en Paul Nieuwbeerta bij de politie of een andere instantie dan wanneer de dader een onbekende is (Felson e.a., 1999; Felson e.a., 2002; Singer, 1988). Ten tweede is er, bij een bekende dader, een grotere kans dat het slachtoffer het gevoel heeft dat het een privé-aangelegenheid is en dat hij of zij de situatie zelf kan of moet afhandelen (Felson e.a., 2002). De derde overweging speelt met name een rol als het slachtoffer de dader juist niet kent, of niet genoeg over de dader weet om hem of haar te kunnen identificeren. In dat geval kan men denken dat de politie of andere formele instantie niet in staat zal zijn de dader op te sporen en te straffen, waardoor men vermoedelijk minder geneigd is het incident te melden (Felson e.a., 2002). Vorenstaande overwegingen zouden alle een remmend effect hebben op de meldingsbereidheid. De veronderstelling is dat dit met name het geval is wanneer de dader een goede bekende of juist een onbekende is. Dit leidt tot de volgende hypothesen: Slachtoffers van een geweldsdelict melden dit vaker bij de politie wanneer ze de dader vaag kennen dan wanneer de dader een onbekende is (H1.1a) of wanneer de dader juist een goede bekende is (H1.2a) en: Slachtoffers van een geweldsdelict melden dit vaker bij een medewerker van de organisatie waar ze deel van uitmaken wanneer ze de dader vaag kennen dan wanneer de dader een onbekende is (H1.1b) of wanneer de dader juist een goede bekende is (H1.2b). Locatie van het incident De kans dat slachtoffers een geweldsdelict melden, kan ook worden verondersteld af te hangen van waar het delict plaatsvindt. Hierbij is van belang of de locatie publiek, semi-publiek of privaat domein is. Naar de bereidheid tot aangifte van geweldsincidenten die plaatsvinden in het private domein, is veel onderzoek verricht (bijvoorbeeld Gartner & Macmillan, 1995; Malsch & Smeenk, 2004). Hieruit is bekend dat de aangiftebereidheid van slachtoffers van geweld in de private ruimte relatief laag is. Hoe het zit met geweld in de semi-publieke ruimte, is minder duidelijk. In het semi-publieke domein, zoals binnen scholen, universiteiten, ziekenhuizen, verenigingen en andere organisaties of bedrijven, bestaan vaak formele regels en verordeningen hoe men met geweldpleging om hoort te gaan. Er bestaat een formeel controlemechanisme waardoor geweldplegers gestraft kunnen worden en anderen kunnen worden beschermd (Finkelhor & Ormrod, 2001; Goudriaan e.a., 2004). Daardoor kan het aantrekkelijk zijn om een geweldsdelict waarvan men binnen de organisatie slachtoffer wordt, te melden aan een medewerker van die organisatie. Als slachtoffers denken dat de organisatie waartoe zij behoren, in staat is hen te beschermen tegen toekomstig geweld en/of de dader te straffen, is men mogelijk minder geneigd het (ook) aan de politie te melden. Omgekeerd zal de afwezigheid van een alternatieve formele organisatie die de dader kan straffen en/of het slachtoffer kan beschermen bij een vergelijkbaar geweldsdelict in de publieke ruimte, de kans op melding bij de politie wellicht doen toenemen. De politie is dan vaak de enige formele organisatie waar men zich tot kan wenden. Wat betreft de locatie van het incident komen we daarom tot de volgende hypothesen: Slachtoffers van een geweldsdelict melden dit vaker bij de politie wanneer het incident plaatsvindt buiten de organisatie waar ze deel van uitmaken (het publieke domein) dan wanneer het plaatsvindt binnen deze organisatie (het semi-publieke domein) (H2a) 272 Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3

5 Contextuele invloeden op de bereidheid geweldsdelicten te melden en: Slachtoffers van een geweldsdelict melden dit vaker aan de organisatie waar ze deel van uitmaken wanneer het incident plaatsvindt binnen deze organisatie dan wanneer het erbuiten plaatsvindt (H2b). Dader maakt deel uit van dezelfde organisatie Het formele controlemechanisme van een organisatie waarmee daders gestraft en slachtoffers beschermd kunnen worden, kan het best functioneren wanneer niet alleen het slachtoffer, maar ook de dader deel uitmaakt van deze organisatie. Immers, als de dader van buiten komt, heeft de organisatie in het algemeen minder middelen de dader te straffen. Zij kan hoogstens (tijdelijk) de dader toegang weigeren, met als doel het slachtoffer te beschermen wanneer hij of zij zich binnen de muren van de organisatie bevindt. Men kan dus verwachten dat het lonender is een medewerker van de organisatie te waarschuwen wanneer de dader ook deel uitmaakt van deze organisatie, dan wanneer de dader niet tot de organisatie behoort. In het laatste geval zou het meer nut hebben de politie te waarschuwen. We formuleren daarom de volgende hypothesen: Slachtoffers van een geweldsdelict melden dit minder vaak bij de politie wanneer de dader deel uitmaakt van dezelfde organisatie als zijzelf dan wanneer de dader er geen deel van uitmaakt (H3a) en: Slachtoffers van een geweldsdelict melden dit vaker aan een medewerker van deze organisatie wanneer de dader er ook deel van uitmaakt dan wanneer de dader er geen deel van uitmaakt (H3b). Interactie tussen dader en locatie De laatste hypothese die we afleiden, heeft betrekking op de interactie tussen dader en locatie. We veronderstelden hiervoor dat slachtoffers eerder zullen denken dat de organisatie in staat is hen te beschermen en de dader te straffen, wanneer het geweld plaatsvindt binnen de organisatie of wanneer de dader deel uitmaakt van dezelfde organisatie. Het lijkt voor de hand te liggen dat de verwachting van het slachtoffer dat de organisatie hem kan beschermen of de dader kan straffen, met name hoog is als het delict én binnen de organisatie plaatsvindt én de dader deel uitmaakt van de organisatie. Dit leidt tot de volgende hypothesen: Slachtoffers van een geweldsdelict melden dit vooral minder vaak bij de politie wanneer het én plaatsvindt binnen de organisatie waar ze deel van uitmaken én wanneer de dader deel uitmaakt van dezelfde organisatie (H4a) en: Slachtoffers van een geweldsdelict melden dit vooral vaker aan een medewerker van de organisatie waar men deel van uitmaakt wanneer het én plaatsvindt binnen deze organisatie én wanneer de dader deel uitmaakt van dezelfde organisatie (H4b). Data en methode Om de hypothesen te toetsen zijn gegevens verzameld onder middelbare scholieren. In totaal zijn 511 vragenlijsten uitgedeeld op zeven scholen in verschillende plaatsen in Nederland. De respondenten zijn niet willekeurig getrokken uit de populatie van Nederlandse middelbare scholieren, waardoor de bevindingen in deze studie mogelijk niet geheel representatief zijn voor (Nederlandse) leerlingen in het alge- Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3 273

6 Heike Goudriaan en Paul Nieuwbeerta meen. De directe benadering van zeven middelbare scholen resulteerde overigens wel in een uitstekende respons: alle benaderde scholen werkten mee en de respons binnen de deelnemende klassen was nagenoeg 100% (leerlingen die ten tijde van het onderzoek niet in de klas aanwezig waren buiten beschouwing gelaten). De respondenten zaten in de derde, vierde of vijfde klas van vmbo, havo of vwo/ gymnasium. Tijdens een les werd aan de leerlingen gevraagd om anoniem deel te nemen aan een onderzoek naar de manier waarop ze met geweld zouden omgaan. De instructies werden meestal gegeven door de docent; in enkele gevallen door een onderzoeker. 2 Alle leerlingen werkten mee aan het onderzoek. Twaalf respondenten zijn achteraf buiten beschouwing gelaten vanwege te veel missende waarden op de items die gebruikt worden in de analyses. De uiteindelijke steekproefgrootte Tabel 1: Verdeling steekproef over klassen, opleidingsniveaus, scholen en geslacht N (%) N (%) Klas School 3 32 (6,4) A 209 (41,9) (81,8) B 82 (16,4) 5 59 (11,8) C 64 (12,8) Opleiding D 59 (11,8) vmbo 82 (16,4) E 44 (8,8) havo 207 (41,5) F 30 (6,0) vwo/gymnasium 210 (42,1) G 11 (2,2) Geslacht meisjes 265 (53,1) jongens 234 (46,9) N totaal 499 (100) 499 (100) was daardoor 499. Verwacht werd dat deze steekproefgrootte voldoende power zou hebben. 3 In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van het aantal respondenten per klas (3, 4 of 5), opleidingsniveau, school en geslacht van de respondent. 2 Mogelijk heeft dit invloed gehad op de antwoorden van de respondenten. Bij het toetsen van de hypothesen is daarom gebruik gemaakt van multilevel analyse. 3 Een precieze power analyse kon vooraf niet worden gedaan, omdat de standaarddeviatie (SD) van de afhankelijke variabele meldingsbereidheid in de populatie niet bekend is. De power is de kans dat de nulhypothese in een onderzoek verworpen wordt oftewel dat een significant resultaat verkregen wordt wanneer zij in de populatie inderdaad fout is en dus verworpen zou moeten worden. De steekproefgrootte is zo gekozen, dat de power gelijk is aan 0,87 bij een verschil van 0,5 (= 5%) in de gemiddelde meldingsbereidheid van twee populaties (bijv. scholieren met een beschrijving van een geweldsincident op school versus scholieren met een beschrijving van een geweldsincident op straat; H2a en H2b) en een SD van 2. Bij toetsing van de H4 s wordt dan een steekproef van 99 respondenten (zij die een vignet krijgen met geweldpleging op school door een medescholier) vergeleken met 400 respondenten. Wanneer de SD s binnen deze groepen beide 1,8 zouden zijn en het verschil in meldingsbereidheid minstens 0,5, dan zou de power gelijk zijn aan 0,80. Er is geen standaard voor de ideale power, maar vaak wordt 0,80 aangehouden als ondergrens. 274 Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3

7 Contextuele invloeden op de bereidheid geweldsdelicten te melden Ontwerp en procedure De respondenten kregen een vignet (korte beschrijving van een sociale situatie) te lezen, waarna ze vragen moesten beantwoorden. In het vignet werd een geweldsincident beschreven en men moest zich voorstellen hier slachtoffer van te worden. De vignetten varieerden op drie contextuele kenmerken: de mate van bekendheid met de dader, de locatie van het incident en of de dader deel uitmaakt van dezelfde organisatie als het slachtoffer: Lees de volgende instructies zorgvuldig. In het onderstaande gedeelte gaat het erom dat je je inleeft in een denkbeeldige situatie. Het is de bedoeling dat je jezelf in die situatie verplaatst. Vervolgens willen we van je weten wat jij in deze situatie zou doen. Wij willen benadrukken dat het hierbij steeds gaat om je mening. Er zijn dus geen goede of foute antwoorden. Probeer je in te leven in de volgende situatie: Het is pauze op je school en je loopt over het schoolplein. [Of: het is midden op de dag en je loopt over straat.] Een leeftijdsgenoot loopt plotseling op je af, geeft je een harde klap in je gezicht en rent vervolgens weg zonder iets te zeggen. Het is je onduidelijk waarom je die klap kreeg en je zag het ook niet aankomen. Je voelt een stekende pijn bij je oog. De persoon die jou sloeg, zit bij jou op school. [Of: de persoon die jou sloeg, zit niet bij jou op school.] 4 Je kent deze persoon goed. Je hebt vaak met deze persoon gesproken en kent diens naam en adres. [Of: je kent deze persoon alleen van gezicht. Je hebt nooit met deze persoon gesproken en kent diens naam en adres niet. Of: je kent deze persoon niet. Je hebt deze persoon nooit eerder gezien en kent diens naam en adres niet.] Je houdt er een blauw oog en een pijnlijk gezicht aan over, maar je hoeft er niet mee naar de dokter. De respondent kent de dader goed, van gezicht, of helemaal niet; de locatie is het schoolplein (binnen de organisatie) of de straat (publieke ruimte); en de dader is iemand van school (behorend tot dezelfde organisatie) of iemand van buiten school (niet behorend tot dezelfde organisatie). Dit ontwerp resulteerde in tien verschillende vignetten. Andere factoren die relevant zouden kunnen zijn voor de aangif- 4 In het geval van een onbekende dader is deze variabele weggelaten. Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3 275

8 Heike Goudriaan en Paul Nieuwbeerta tebeslissing (bijvoorbeeld de ernst van het incident), zijn constant gehouden. Na lezing van het vignet gaven de respondenten antwoord op twee vragen over hun meldingsbereidheid: Meld je dit bij de politie? en Vertel je aan een medewerker (bijv. docent, decaan, vertrouwenspersoon, rector) van je school wat er is gebeurd? Antwoorden zijn gegeven op een tien-puntsschaal (1 = zeker niet; 10 = zeker wel). Door het gebruik van vignetten kunnen onderzoekers zich op specifieke onafhankelijke variabelen richten. In dit onderzoek wordt verwacht dat de meldingsbereidheid van respondenten afhangt van contextuele factoren. De variabelen in de vignetten zijn de condities die de context vormen. Als over deze condities verschillen in meldingsbereidheid worden gevonden, kan ervan worden uitgegaan dat dit wordt veroorzaakt door de context waar de respondenten willekeurig aan zijn toegewezen en dus niet door individuele kenmerken van respondenten. Een beperking van de onderzoeksmethode is dat respondenten zich moeten inleven in een beschreven situatie en bedenken wat ze in een dergelijke situatie zouden doen. Er wordt dus geen werkelijk gedrag gemeten, maar intenties. We gaan ervan uit dat intenties indicaties zijn van hoe hard mensen bereid zijn hun best te doen het gedrag uit te voeren (Fishbein & Ajzen, 1975). Invloed van anderen op het uiteindelijke aangiftegedrag van slachtoffers wordt bij deze studie echter niet meegenomen. (Voor algemene informatie over vignettenonderzoek: Alexander & Becker, 1978; Sniderman & Grob, 1996.) Met het hier uitgevoerde vignettenonderzoek sluiten we aan bij eerder criminologisch onderzoek (Feldman-Summers & Linder, 1976; De Keijser & Van Koppen, 2004) en bij onderzoek dat specifiek is verricht naar aangiftebereidheid (Greenberg e.a., 1982; Skelton & Buckhart, 1980). Vragenlijst Respondenten kregen tevens vragen over hoe realistisch ze het vignet vonden ( Ik kan me voorstellen dat zoiets in het echt kan gebeuren en Ik vond het gemakkelijk mij in te leven in de geschetste situatie ) en over de ernst van het incident ( Ik zou het heel ernstig vinden als ik zoiets echt zou meemaken ). Men gaf op een tien-puntsschaal aan in hoeverre men het eens was met deze stellingen (1 = volkomen oneens, 10 = volkomen eens). Ook is gevraagd of men ooit zoiets in het echt heeft meegemaakt en of men iemand kent die zoiets heeft meegemaakt (0 = nee, 1 = ja). Ten slotte is gevraagd naar een aantal persoonskenmerken (geslacht, type opleiding, klas). Analysetechniek De observaties in onze data zijn mogelijk niet onafhankelijk, aangezien de 499 respondenten in het onderzoek in zestien verschillende klassen zitten. Met andere woorden: de respondenten in onze steekproef zijn genest binnen klassen. Leerlingen in dezelfde klassen lijken mogelijk meer op elkaar in hun antwoordpatronen dan leerlingen uit verschillende klassen. Het kan (ook) zijn dat de antwoorden van leerlingen binnen de zeven scholen meer op elkaar lijken dan die van leerlingen van verschillende scholen, aangezien scholen verschillende normen of zelfs een verschillend beleid kunnen hebben over hoe met geweld om te gaan of met aangifte doen bij de politie. Om rekening te houden met deze geneste 276 Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3

9 Contextuele invloeden op de bereidheid geweldsdelicten te melden datastructuur is gebruik gemaakt van multilevel (regressie)analyse (Snijders & Bosker, 1999), waarbij respondent- en klasniveau worden onderscheiden. Om de parameters voor onze modellen te schatten hebben we gebruik gemaakt van MLwiN 2.0 (Rasbash e.a., 2004). Resultaten De gemiddelde bereidheid het incident te melden aan de politie en aan een medewerker van school per vignet en per categorie van de experimentele variabelen is gegeven in tabel 2. Om te onderzoeken of er verschillen in intentie bestaan tussen de verschillende categorieën van de drie experimentele variabelen zijn variatieanalyses uitgevoerd. Hierbij is dus geen rekening gehouden met mogelijke invloeden van andere variabelen; dat gebeurt bij de multilevel analyses. De gemiddelde intentie het incident aan een medewerker te melden is hoger dan om het aan de politie melden (resp. 5,6 en 4,1). Of de beschreven dader een bekende is van de leerling, lijkt invloed te hebben op zijn of haar intentie om het te melden. Als de dader een goede bekende is, scoren leerlingen lager op hun intentie om het aan de politie te vertellen dan wanneer men de dader vaag kent (resp. 3,9 en 4,5). Ook de intentie het aan een medewerker te melden is het hoogst wanneer men de dader vaag kent, hoewel de verschillen met de andere twee categorieën (onbekend en goed bekend) hier niet significant zijn. Als de dader in het vignet iemand van school is, zijn de leerlingen meer bereid een medewerker op de hoogte te brengen dan wanneer de dader geen medescholier is (6,0 en 5,3). Of de dader iemand van school is, lijkt geen invloed te hebben op de intentie van leerlingen naar de politie te stappen. De locatie van het incident heeft vooral effect op de intentie het aan een medewerker te melden: als het incident op straat plaatsvindt, is de intentie van leerlingen om naar een medewerker te stappen lager dan wanneer het zich op school afspeelt (4,7 en 6,5). 5 We richten ons nu op de multilevel modellen waarmee we de hypothesen toetsen. In tabel 3 staan de geschatte effecten op de intentie het incident bij de politie en bij een medewerker te melden. Hieruit blijkt allereerst dat hoe ernstiger men het incident vindt, hoe hoger de intentie is het aan de politie en aan een medewerker te melden. De overige controlevariabelen hebben geen effect op de bereidheid naar de politie te stappen, maar de opleiding die men doet en de hoogte van de klas waarin men zit, hebben wel invloed op de intentie het delict aan een medewerker te melden. Vwo/gymnasium-leerlingen en vmbo-leerlingen stappen minder vaak naar een medewerker dan Havo-leerlingen, terwijl leerlingen uit de vijfde klas (allen vwo/gymnasium-leerlingen) juist vaker dan anderen naar een medewerker stappen. Uit het eerste model kan worden afgelezen dat, wanneer de dader een goede bekende is, men minder geneigd is het delict aan de politie te melden dan wanneer de dader een vage bekende is. Dit is in overeenstemming met H1.2a. Niet 5 De standaarddeviaties van meldingsbereidheid bleken helaas ruim 0,5 groter dan waar bij de power analyse voorafgaand aan de steekproeftrekking van uitgegaan was (zie voetnoot 3). Hierdoor is de power ongeveer 0,25 lager uitgevallen. Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3 277

10 Heike Goudriaan en Paul Nieuwbeerta Tabel 2: Gemiddelde intentie (range: 0-10) het geweldsincident te melden over de vignetten en over de experimentele variabelen Vignet Variabelen Melden politie Melden medewerker 1 school, dader medescholier & goed bekend 3,2 6,0 2 school, dader medescholier & vaag bekend 4,2 7,2 3 school, dader geen medescholier & goed bekend 4,1 6,3 4 school, dader geen medescholier & vaag bekend 4,3 6,4 5 straat, dader medescholier & goed bekend 4,5 5,5 6 straat, dader medescholier & vaag bekend 4,9 5,5 7 straat, dader geen medescholier & goed bekend 3,7 4,1 8 straat, dader geen medescholier & vaag bekend 4,4 4,4 9 school & onbekende dader 4,0 6,7 10 straat & onbekende dader 4,2 4,2 9 & 10 onbekende dader 4,1 5,4 2, 4, 6 & 8 vaag bekende dader 4,5 5,9 1, 3, 5 & 7 goed bekende dader 3,9 * 5,4 3, 4, 7 & 8 dader geen medescholier 4,1 5,3 1, 2, 5 & 6 dader medescholier 4,2 6,0 ** 5, 6, 7, 8 & 10 locatie is straat 4,3 4,7 1, 2, 3, 4 & 9 locatie is school 4,0 + 6,5 ** Totaal 4,1 5,6 + p < 0,10, * p < 0,05, ** p < 0,01 (éénzijdig) bevestigd wordt de hypothese waarin we veronderstelden dat slachtoffers meer geneigd zijn een geweldsdelict bij de politie te melden, wanneer de dader een vage bekende is, dan wanneer de dader een onbekende is (H1.1a). We veronderstelden daarnaast dat slachtoffers van een geweldsdelict dit vaker bij de politie melden, wanneer het plaatsvindt op straat dan wanneer het plaatsvindt binnen de eigen organisatie (H2a). Ook deze hypothese wordt niet ondersteund (er is geen hoofdeffect van de locatie). H3a, waarin we veronderstelden dat een slachtoffer van een delict dit vaker bij de politie zal melden, wanneer de dader geen deel uitmaakt van dezelfde organisatie als het slachtoffer, wordt ook niet ondersteund. In het model is tevens een interactievariabele opgenomen om te toetsen of slachtoffers van een geweldsdelict dit vooral minder vaak bij de politie melden wanneer het plaatsvindt binnen de organisatie waar ze deel van uitmaken én de dader deel uitmaakt van dezelfde organisatie (H4a). Deze hypothese wordt wel bevestigd: de intentie om naar de politie te stappen is lager wanneer het incident op school plaatsvindt en de dader tevens een medescholier is. De hypothesen over de intentie van slachtoffers om delicten aan een medewerker van de organisatie te melden worden getoetst met het tweede model in tabel 3. Hoe goed men de dader kent, blijkt geen invloed te hebben op de intentie het delict aan een medewerker te melden. De parameters zijn weliswaar in de voor- 278 Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3

11 Contextuele invloeden op de bereidheid geweldsdelicten te melden spelde richting (intentie tot melden is lager bij goed bekende en onbekende daders dan bij vaag bekende daders), maar niet significant. H1.1b en H1.2b worden dus niet bevestigd. Er blijkt wel een positief hoofdeffect van de variabele locatie is school te zijn. Dit is een bevestiging van H2b (slachtoffers van een geweldsincident melden dit vaker bij de organisatie waar men deel van uitmaakt, wanneer dit incident plaatsvindt binnen deze organisatie). De hypothese dat een slachtoffer van een delict dit vaker meldt bij een medewerker van de organisatie waar men deel van uitmaakt, wanneer de dader ook deel uitmaakt van deze organisatie (H3b), wordt ook ondersteund: het effect van dader is medescholier is significant positief. Om H4b te toetsen (slachtoffers melden dit vooral vaker aan een medewerker van de organisatie waar men deel van uitmaakt, wanneer het plaatsvindt binnen Tabel 3: Ongestandaardiseerde effectparameters van slachtoffer- en vignetkenmerken op de intentie het geweldsincident aan de politie en aan een medewerker te melden (N schoolklassen = 16; N respondenten = 499) Politie Medewerker Coëff. (S.E.) Coëff. (S.E.) Intercept 4,031 (0,340) ** 4,619 (0,362) ** Slachtofferkenmerken Opleiding (ref. = Havo) vmbo -0,268 (0,385) -0,681 (0,357) + vwo/gymnasium 0,267 (0,275) -0,689 (0,274) * Klas (ref.= 4) ,240 (0,495) -0,088 (0,509) 5 0,275 (0,386) 1,234 (0,392) ** Vrouw 0,187 (0,218) 0,360 (0,241) Gepercipieerd realisme 1 0,033 (0,046) -0,076 (0,051) Situatie gemakkelijk voorstellen 1-0,010 (0,045) -0,075 (0,049) Zelf meegemaakt/kent iemand 0,340 (0,218) -0,370 (0,241) Gepercipieerde ernst 1 0,357 (0,044) ** 0,365 (0,049) ** Experimentele kenmerken Bekendheid dader (ref. = van gezicht) dader goede bekende -0,634 (0,228) ** -0,376 (0,253) dader onbekende -0,250 (0,305) -0,084 (0,337) Locatie is school -0,074 (0,268) 2,211 (0,297) ** Dader is medescholier 0,557 (0,309) + 1,348 (0,343) ** Loc. school & dader medescholier -0,985 (0,422) * -1,269 (0,467) ** Varianties Variantie op klassenniveau 0,049 (0,080) 0,000 (0,000) Variantie op respondentniveau 5,123 (0,330) ** 6,318 (0,400) ** Proportie verklaarde variantie 0,173 0,285 + = p < 0,10, * = p < 0,05, ** = p < 0,01 (tweezijdig) 1 Gecentreerd over de gehele steekproef. Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3 279

12 Heike Goudriaan en Paul Nieuwbeerta deze organisatie én de dader deel uitmaakt van dezelfde organisatie) is tevens een interactievariabele opgenomen. Deze hypothese wordt echter niet bevestigd: wanneer gecontroleerd wordt voor de directe effecten van de locatie en of de dader deel uitmaakt van dezelfde organisatie, blijkt het interactie-effect zelfs negatief. Voorspelde intentie het geweldsincident aan politie en aan medewerker te melden 7 Intentie tot melden (1-10) straat, geen medescholier straat, medescholier school, geen medescholier school, medescholier Politie Medewerker school In de figuur worden de effecten van de locatie en of de dader deel uitmaakt van dezelfde organisatie als het slachtoffer op de intentie het incident te melden grafisch weergegeven gebaseerd op de parameters in tabel 3. De scores op de intenties zijn de door het model voorspelde waarden voor een mannelijke 4-havoleerling die een dergelijke situatie nooit heeft meegemaakt en die ook niemand kent die dat wel heeft dit zijn de referentiecategorieën van de dummy s in het model. Deze (fictieve) leerling is bovendien iemand die van alle 499 leerlingen precies het gemiddelde heeft gescoord op de gepercipieerde ernst, op het gemak waarmee hij zich de situatie kan voorstellen en op het gepercipieerde realisme van de situatie. In het vignet dat hij heeft gelezen, is de dader een vage bekende. Duidelijk is dat wanneer de locatie de school is en wanneer de dader een medescholier is, de intentie het incident aan de politie te melden afneemt, maar de intentie het aan een medewerker te melden toeneemt. Discussie Geconcludeerd kan worden dat contextuele factoren van belang zijn en dat de aangiftebeslissing niet alleen samenhangt met de ernst van het delict (vergelijk het economisch model). Het is dus van belang om contextuele factoren mee te nemen in modellen van aangiftebereidheid. Wij richtten ons op drie contextuele factoren waarvan we invloed veronderstelden op de meldingsbereidheid van minderjarige slachtoffers van geweldsincidenten: de mate waarin slachtoffer en dader elkaar 280 Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3

13 Contextuele invloeden op de bereidheid geweldsdelicten te melden kennen, de locatie waarop het incident plaatsvindt (het publieke domein of binnen een organisatie, het semi-publieke domein) en of de dader deel uitmaakt van dezelfde organisatie als het slachtoffer. We onderzochten zowel de bereidheid het incident aan de politie te melden als de bereidheid het te melden aan een medewerker van de organisatie, waar men zelf deel van uitmaakt (hier: de school). De bereidheid om het incident aan de politie te melden blijkt hoger te zijn, wanneer de dader een vage bekende is, dan wanneer de dader een goede bekende is. Vooral incidenten die zich binnen school afspelen én waarbij de dader een medescholier is, blijken een lagere kans te hebben om bij de politie te worden gemeld. De kans dat een medewerker van de organisatie wordt ingelicht, is juist hoger, wanneer het incident zich afspeelt binnen de organisatie of wanneer de dader deel uitmaakt van de organisatie. Sommige hypothesen konden niet worden bevestigd, maar de resultaten spreken de hypothesen ook niet tegen (een uitzondering daargelaten). Wanneer een grotere steekproef was getrokken, en dus een grotere power verkregen zou zijn, hadden de resultaten wellicht anders uitgepakt. We bespreken hier nog twee bevindingen. Er blijkt geen verschil te zijn tussen de intentie van respondenten om het geweldsincident aan de politie te melden voor incidenten met een onbekende of een vaag bekende dader. Dit komt niet overeen met wat in eerder onderzoek is gevonden. Dit kan te maken hebben met het feit dat geweldsincidenten waarbij het slachtoffer de dader kent, vaker resulteren in letsel bij het slachtoffer dan incidenten met een onbekende dader en dus in de praktijk vaak ernstiger zijn en daardoor vaker worden aangegeven (Laub, 1981). Met een vignettenstudie is dat niet te achterhalen. We vonden ook geen hoofdeffect van de locatie op de intentie om naar de politie te stappen. Dit lijkt verrassend, aangezien studies gebaseerd op bevolkingsonderzoek naar slachtofferschap wel lagere aangiftepercentages vinden voor geweldsincidenten op scholen dan voor incidenten op straat (Finkelhor & Ormrod, 2001; Garofalo e.a., 1987). We geven drie mogelijke verklaringen. Ten eerste wordt in bevolkingsonderzoeken naar echte reacties op gebeurtenissen gevraagd. Zelfs wanneer de door ons gemeten intentie precies overeenkomt met slachtoffers intentie na echt slachtofferschap, zou het geen perfecte voorspeller zijn van daadwerkelijk gedrag (Fishbein & Ajzen, 1975). Aangiftegedrag hangt niet alleen af van slachtoffers intentie; anderen hebben hierop ook invloed (Greenberg & Ruback, 1992). Veel leerlingen gaven bijvoorbeeld aan dat ze contact zouden opnemen met de politie én met een medewerker van school. Veel van hen zouden het wellicht eerst aan school melden. Als de school de situatie vervolgens afdoende afhandelt, wordt aangifte bij de politie wellicht overbodig. Een tweede mogelijke verklaring is dat de meeste geweldsincidenten binnen school in het echt incidenten tussen schoolgenoten zijn. Aangezien ook uit dit onderzoek blijkt dat jongeren minder snel naar de politie stappen, wanneer een incident op school plaatsvindt én de dader een medescholier is, worden schoolgerelateerde incidenten hierdoor in werkelijkheid misschien minder vaak aangegeven bij de politie. Een derde verklaring zou kunnen zijn, dat geweldsdelicten op school in het echt in het algemeen minder ernstig zijn (bijvoorbeeld tot minder letsel leiden) dan incidenten op straat. Voorzover wij weten, is hier geen onderzoek naar uitgevoerd. Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3 281

14 Heike Goudriaan en Paul Nieuwbeerta Bijna alle studies naar criminaliteitsslachtoffers en hun aangiftebereidheid zijn gebaseerd op slachtofferenquêtes. Deze enquêtes zijn retrospectief en daardoor afhankelijk van het (selectieve) geheugen van respondenten. Bovendien is het problematisch om causale verbanden te veronderstellen tussen variabelen. Met deze vignettenstudie was het mogelijk specifieke variabelen te manipuleren en vervolgens de effecten te toetsen. Omdat echter moeilijk te bepalen is, in hoeverre specifieke bevindingen afhankelijk zijn van de gebruikte onderzoeksmethode, zou het nuttig zijn dezelfde hypothesen (voorzover mogelijk) te toetsen met andere data bijvoorbeeld slachtofferenquêtes. Verder is het van belang om meldingsbereidheid van slachtoffers in het semipublieke domein ook binnen andere formele organisaties (bijvoorbeeld binnen bedrijven of verenigingen) te bestuderen, om inzicht in locatie-effecten te verbeteren. Dit kan worden gedaan met behulp van een vignettenstudie, maar ook met gegevens uit een (bestaande) slachtofferenquête deze moet dan vanzelfsprekend wel de benodigde informatie bevatten over de delictlocatie en de relatie tussen slachtoffer en dader. Literatuur Alexander, C.S. & Becker, H.J. (1978). The use of vignettes in survey research. Public Opinion Quarterly, 42(1), Bachman, R. (1998). The factors related to rape reporting behavior and arrest - New evidence from the national crime victimization survey. Criminal Justice and Behavior, 25(1), Baumer, E.P. (2002). Neighborhood disadvantage and police notification by victims of violence. Criminology, 40(3), Bennett, R.R. & Wiegand, R.B. (1994). Observations on crime reporting in a developing nation. Criminology, 32(1), Black, D.J. (1976). The Behavior of Law. New York: Academic Press. Feldman-Summers, S. & Linder, K. (1976). Perceptions of victims and defendants in criminal assault cases. Criminal Justice and Behavior, 3, Felson, R.B., Messner, S.F. & Hoskin, A. (1999). The victim-offender relationship and calling the police in assaults. Criminology, 37(4), Felson, R.B., Messner, S.F., Hoskin, A.W. & Deane, G. (2002). Reasons for reporting and not reporting domestic violence to the police. Criminology, 40(3), Finkelhor, D. (1997). The victimization of children and youth. Developmental victimology. In: R.C. Davis, A.J. Lurigio & W.G. Skogan (red.). Victims of Crime (2 e druk). Thousand Oaks, CA: Sage Publications, Finkelhor, D. & Ormrod, R.K. (1999). Reporting crimes against juveniles. Washington, DC: U.S. Government Printing Office. Finkelhor, D. & Ormrod, R.K. (2001). Factors in the underreporting of crimes against juveniles. Child Maltreatment: Journal of the American Professional Society on the Abuse of Children, 6(3), Fishbein, M. & Ajzen, I. (1975). Belief, attitude, intention, and behavior: An introduction to theory and research. Reading, MA: Addison-Wesley. Fisher, B.S., Daigle, L.E., Cullen, F.T. & Turner, M.G. (2003). Reporting sexual victimization to the police and others: Results from a national-level study of college women. Criminal Justice and Behavior, 30(1), Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3

15 Contextuele invloeden op de bereidheid geweldsdelicten te melden Garofalo, J., Siegel, L. & Laub, J. (1987). School-related victimizations among adolescents: An analysis of National Crime Survey (NCS) narratives. Journal of Quantitative Criminology, 3(4), Gartner, R. & Macmillan, R. (1995). The effect of victim-offender relationship on reporting crimes of violence against women. Canadian Journal of Criminology, 37(3), Gottfredson, M.R. & Hindelang, M.J. (1979). A study of the behavior of law. American Sociological Review, 44(1), Goudriaan, H., Lynch, J.P. & Nieuwbeerta, P. (2004). Reporting to the police in western nations: A theoretical analysis of the effects of social context. Justice Quarterly, 21(4), Goudriaan, H., Nieuwbeerta, P. & Wittebrood, K. (2005). Overzicht van onderzoek naar aangiftebereidheid. Theorieën, empirische bevindingen, tekortkomingen en aanbevelingen. Tijdschrift voor Veiligheid en Veiligheidszorg, 4(1), Greenberg, M.S. & Ruback, R.B. (1992). After the crime: victim decision making. New York: Plenum Press. Greenberg, M.S., Ruback, R.B. & Westcott, D.R. (1982). Decision making by crime victims: A multimethod approach. Law and Society Review, 17(1), Harland, P., Laan, P.H. van der & Weerman, F.M. (2005, in voorbereiding). Probleemgedrag op school en daarbuiten. Prevalentie, ontwikkeling en samenhang (werktitel). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Keijser, J.W. de & Koppen, P.J. van (2004). Compensatoir straffen: Over de relatie tussen bewijs, overtuiging en straf. In: J.W. de Keijser & H. Elffers (red.). Het maatschappelijk oordeel van de strafrechter. De wisselwerking tussen rechter en samenleving. Den Haag: Boom Juridische uitgevers, Laub, J.H. (1981). Ecological considerations in victim reporting to the police. Journal of Criminal Justice, 9(6), Malsch, M. & Smeenk, W. (2004). Politie en huiselijk geweld: Visies op straf en hulpverlening. Tijdschrift voor Veiligheid en Veiligheidszorg, 3(1), Ménard, K.S. (2003). Sexual victimization reporting: The effects of individual and county factors on victims decision to report to the police. College of the Liberal Arts, The Pennsylvania State University, Pennsylvania. Politiemonitor Bevolking (2001). Politiemonitor Bevolking Landelijke rapportage. Den Haag/Hilversum: Ministerie van Binnenlandse Zaken; Ministerie van Justitie. Rasbash, J., Steele, F., Browne, W. & Prosser, B. (2004). A user s guide to MLwiN version 2.0. London: Institute of Education. Singer, S.I. (1988). The fear of reprisal and the failure of victims to report a personal crime. Journal of Quantitative Criminology, 4(3), Skelton, C.A. & Buckhart, B.R. (1980). Sexual assault: Determinants of victim disclosure. Criminal Justice and Behavior, 7(2), Skogan, W.G. (1984). Reporting crimes to the police: The status of world research. Journal of Research in Crime and Delinquency, 21(2), Sniderman, P.M. & Grob, D.B. (1996). Innovations in experimental design in attitude surveys. Annual Review of Sociology, 22, Snijders, T.A.B. & Bosker, R.J. (1999). Multilevel Analysis. An introduction to basic and advanced multilevel modelling. Londen: Sage Publications. Tijdschrift voor Criminologie 2005 (47) 3 283

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN Inleiding Statistische gevolgtrekkingen (statistical inference) gaan over het trekken van conclusies over een populatie op basis van steekproefdata.

Nadere informatie

Hoofdstuk 7: Statistische gevolgtrekkingen voor distributies

Hoofdstuk 7: Statistische gevolgtrekkingen voor distributies Hoofdstuk 7: Statistische gevolgtrekkingen voor distributies 7.1 Het gemiddelde van een populatie Standaarddeviatie van de populatie en de steekproef In het vorige deel is bij de significantietoets uitgegaan

Nadere informatie

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek Samenvatting Achtergrond van het onderzoek Tot op heden zijn er in Nederland geen cijfers beschikbaar over de omvang van kindermishandeling. Deze cijfers zijn hard nodig; kennis over de aard en omvang

Nadere informatie

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting Roelof Schellingerhout Clarie Ramakers Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting

Nadere informatie

Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl.

Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl. Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl. In het kader van het project Innovatieve Dienstverlening doet kenniscentrum ICOON onderzoek naar de omstandigheden

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 Een populatie: parametrische toetsen

Hoofdstuk 5 Een populatie: parametrische toetsen Hoofdstuk 5 Een populatie: parametrische toetsen 5.1 Gemiddelde, variantie, standaardafwijking: De variantie is als het ware de gemiddelde gekwadrateerde afwijking van het gemiddelde. Hoe groter de variantie

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 207 208 Deel I Het wordt steeds belangrijker gevonden om kinderen een stem te geven. Hierdoor kunnen kinderen beter begrepen worden en kan hun ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

Nadere informatie

Buurtkenmerken en aangiftegedrag van slachtoffers van criminaliteit

Buurtkenmerken en aangiftegedrag van slachtoffers van criminaliteit Buurtkenmerken en aangiftegedrag van slachtoffers van criminaliteit De effecten van sociaal-economische achterstand, informele sociale controle en vertrouwen in de effectiviteit van de politie Heike Goudriaan,

Nadere informatie

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld Samenvatting Dit onderzoek heeft tot doel algemene informatie te verschaffen over slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland. In het onderzoek wordt ingegaan op de vraag met welke typen van huiselijk

Nadere informatie

Samenvatting. Aard en omvang van geweld

Samenvatting. Aard en omvang van geweld Samenvatting Dit rapport doet verslag van het onderzoek naar huiselijk en publiek geweld. Het omvat drie deelonderzoeken, alle gericht op het beschrijven van geweld en geweldplegers. Doelstelling van het

Nadere informatie

Overzicht van onderzoek naar determinanten van aangifte doen bij de politie

Overzicht van onderzoek naar determinanten van aangifte doen bij de politie Ontvangen: 20 augustus 2004 Geaccepteerd: 18 januari 2005 Heike Goudriaan, Paul Nieuwbeerta en Karin Wittebrood Overzicht van onderzoek naar determinanten van aangifte doen bij de politie THEORIEËN, EMPIRISCHE

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Voorbeeldtentamen Statistiek voor Psychologie

Voorbeeldtentamen Statistiek voor Psychologie Voorbeeldtentamen Statistiek voor Psychologie 1) Vul de volgende uitspraak aan, zodat er een juiste bewering ontstaat: De verdeling van een variabele geeft een opsomming van de categorieën en geeft daarbij

Nadere informatie

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders An empirical comparison Nederlandse samenvatting (Dutch Summary) S 209 Nederlandse samenvatting Cyber-delinquenten versus traditionele

Nadere informatie

Verbanden tussen demografische kenmerken, gezondheidsindicatoren en gebruik van logopedie

Verbanden tussen demografische kenmerken, gezondheidsindicatoren en gebruik van logopedie Notitie De vraag naar logopedie datum 24 mei 2016 aan van Marliek Schulte (NVLF) Robert Scholte en Lucy Kok (SEO Economisch Onderzoek) Rapport-nummer 2015-15 Kunnen ontwikkelingen in de samenstelling en

Nadere informatie

EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS MET JUSTITIËLE SLACHTOFFERONDERSTEUNING. Deel 1: politie. Management samenvatting

EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS MET JUSTITIËLE SLACHTOFFERONDERSTEUNING. Deel 1: politie. Management samenvatting EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS MET JUSTITIËLE SLACHTOFFERONDERSTEUNING Deel 1: politie Management samenvatting EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in hoeverre de psychosociale ontwikkeling gerelateerd is aan

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. University of Groningen Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. Verbakel, N. J. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite

Nadere informatie

JEUGD WERKLOOSHEID 1-METING Onderzoek naar de perceptie van jeugdwerkloosheid onder jongeren in opdracht van het Ministerie VWS - Jeugd en Gezin

JEUGD WERKLOOSHEID 1-METING Onderzoek naar de perceptie van jeugdwerkloosheid onder jongeren in opdracht van het Ministerie VWS - Jeugd en Gezin JEUGD WERKLOOSHEID 1-METING Onderzoek naar de perceptie van jeugdwerkloosheid onder jongeren in opdracht van het Ministerie VWS - Jeugd en Gezin FERNANDO MC DOUGAL MSC ODETTE VLEK MSC AMSTERDAM, AUGUSTUS

Nadere informatie

Hoofdstuk 10: Regressie

Hoofdstuk 10: Regressie Hoofdstuk 10: Regressie Inleiding In dit deel zal uitgelegd worden hoe we statistische berekeningen kunnen maken als sprake is van één kwantitatieve responsvariabele en één kwantitatieve verklarende variabele.

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Slachtoffers van misdrijven kunnen (indien gewenst) voor praktische, emotionele, juridische en financiële ondersteuning terecht bij diverse instanties, functionarissen

Nadere informatie

5 Samenvatting en conclusies

5 Samenvatting en conclusies 5 Samenvatting en conclusies In 2008 werden in Nederland bijna 5,2 miljoen mensen het slachtoffer van criminaliteit (cbs 2008). De meeste van deze slachtoffers kregen te maken met diefstal of vernieling,

Nadere informatie

HOOFDSTUK 7: STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN VOOR DISTRIBUTIES

HOOFDSTUK 7: STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN VOOR DISTRIBUTIES HOOFDSTUK 7: STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN VOOR DISTRIBUTIES 7.1 Het gemiddelde van een populatie Standaarddeviatie van de populatie en de steekproef In het vorige deel is bij de significantietoets uitgegaan

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

FACTSHEET. Buurtveiligheidsonderzoek AmsterdamPinkPanel

FACTSHEET. Buurtveiligheidsonderzoek AmsterdamPinkPanel Resultaten LHBT-Veiligheidsmonitor 2015: Kwart maakte afgelopen jaar een onveilige situatie mee; veiligheidsgevoel onder transgenders blijft iets achter. De resultaten van het jaarlijkse buurtveiligheidsonderzoek

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

VICTIMS IN MODERN SOCIETY

VICTIMS IN MODERN SOCIETY VICTIMS IN MODERN SOCIETY (VICTIMS-PROJECT) Fonds Slachtofferhulp in samenwerking met CentERdata en dr. P.G. van der Velden VICTIMS IN MODERN SOCIETY 2018 (VICTIMS-PROJECT) Fonds Slachtofferhulp in samenwerking

Nadere informatie

11. Multipele Regressie en Correlatie

11. Multipele Regressie en Correlatie 11. Multipele Regressie en Correlatie Meervoudig regressie model Nu gaan we kijken naar een relatie tussen een responsvariabele en meerdere verklarende variabelen. Een bivariate regressielijn ziet er in

Nadere informatie

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey ICOON Paper #1 Ferry Koster December 2015 Inleiding Dit rapport geeft inzicht in de relatie

Nadere informatie

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. secondant #2 april 2009 7 Geweldsdelicten tussen - Daling van geweld komt niet uit de verf Crimi-trends

Nadere informatie

Opvattingen van Amsterdammers over tolerantie jegens homoseksuelen

Opvattingen van Amsterdammers over tolerantie jegens homoseksuelen FACTSHEET Thema: Veiligheid, Opvattingen van Amsterdammers over tolerantie jegens homoseksuelen Publicatiedatum: oktober 2010 Bron: Bureau O+S Toelichting Ingevoegd rapport geeft goed weer hoe Amsterdammers

Nadere informatie

Commitment aan school

Commitment aan school Commitment aan school Anna Verkade GION, december 2010 Het opbouwen of aangaan van commitments (bindingen) met betrekking tot diverse domeinen wordt in de ontwikkelingspsychologie als een van de belangrijkste

Nadere informatie

Dr. M. Timmermans Drs. J. van den Tillaart Drs. G. Homburg

Dr. M. Timmermans Drs. J. van den Tillaart Drs. G. Homburg MANAGEMENTSAMENVATTING Ervaringen van slachtoffers met justitiële slachtofferondersteuning (eerste meting) - eindrapport - Dr. M. Timmermans Drs. J. van den Tillaart Drs. G. Homburg Amsterdam, mei 2013

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdzorg:

De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdzorg: De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdzorg: Een systematische review en meta-analyse van de uitkomsten van studies naar de effectiviteit van familienetwerkberaden Universiteit van Amsterdam, Forensische

Nadere informatie

HEIKE GOUDRIAAN CURRICULUM VITAE ACADEMIC POSITIONS & WORK EXPERIENCE EDUCATION ADDITIONAL COURSES

HEIKE GOUDRIAAN CURRICULUM VITAE ACADEMIC POSITIONS & WORK EXPERIENCE EDUCATION ADDITIONAL COURSES Heike Goudriaan Statistics Netherlands Division of Socio-Economic and Spatial Statistics Dep. of Crime and Law Enforcement P.O. Box 24500, 2490 HA The Hague (+31) (0)70 337 5056 h.goudriaan@cbs.nl www.heikegoudriaan.nl

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II Opgave 4 Slachtoffers van criminaliteit Bij deze opgave horen de teksten 9 tot en met 12, figuur 2 en 3 en tabel 1 uit het bronnenboekje. Inleiding Ruim drie miljoen Nederlanders worden jaarlijks het slachtoffer

Nadere informatie

Bijlage 1 De Vragenlijst Vervelende en Nare Gebeurtenissen (VVNG)

Bijlage 1 De Vragenlijst Vervelende en Nare Gebeurtenissen (VVNG) Bijlage 1 De Vragenlijst Vervelende en Nare Gebeurtenissen (VVNG) Scholieren over Mishandeling 3 Bijlage 1 4 Scholieren over Mishandeling 5 Bijlage 1 6 Scholieren over Mishandeling 7 Bijlage 1 8 Scholieren

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

Slachtoffers van woninginbraak

Slachtoffers van woninginbraak 1 Slachtoffers van woninginbraak Fact sheet juli 2015 Woninginbraak behoort tot High Impact Crime, wat wil zeggen dat het een grote impact heeft en slachtoffers persoonlijk raakt. In de regio Amsterdam-Amstelland

Nadere informatie

Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur

Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur Nederlandse Samenvatting [DUTCH SUMMARY] Nederlandse Samenvatting JONGLEREN MET MEDIA: DE GEVOLGEN

Nadere informatie

Hoofdstuk 6 Twee populaties: parametrische toetsen

Hoofdstuk 6 Twee populaties: parametrische toetsen Hoofdstuk 6 Twee populaties: parametrische toetsen 6.1 De t-toets voor het verschil tussen twee gemiddelden: In veel onderzoekssituaties zijn we vooral in de verschillen tussen twee populaties geïnteresseerd.

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Kenmerken van jongeren met en zonder sportief zelfbeeld

Kenmerken van jongeren met en zonder sportief zelfbeeld Dag van het Sportonderzoek 7 oktober 2010 Kenmerken van jongeren met en zonder sportief zelfbeeld Kirsten Verkooijen Gezondheid en Maatschappij Onderzoeksvraag Welke persoonlijke en demografische variabelen

Nadere informatie

Figuur 1: Voorbeelden van 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages.

Figuur 1: Voorbeelden van 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages. MARGES EN SIGNIFICANTIE BIJ STEEKPROEFRESULTATEN. De marges van percentages Metingen via een steekproef leveren een schatting van de werkelijkheid. Het toevalskarakter van de steekproef heeft als consequentie,

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 Statistiek: het toetsen

Hoofdstuk 3 Statistiek: het toetsen Hoofdstuk 3 Statistiek: het toetsen 3.1 Schatten: Er moet een verbinding worden gelegd tussen de steekproefgrootheden en populatieparameters, willen we op basis van de een iets kunnen zeggen over de ander.

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

HUISELIJK GEWELD IN NEDERLAND 2010 Facts and Figures. 9 Mei 2010

HUISELIJK GEWELD IN NEDERLAND 2010 Facts and Figures. 9 Mei 2010 HUISELIJK GEWELD IN NEDERLAND 2010 Facts and Figures 9 Mei 2010 Stefan Bogaerts Hoogleraar Victimologie, INTERVICT (FRW) Hoogleraar Forensische Psychologie (FSW) Hoofd onderzoek en behandelinnovatie Kijvelanden/Dok

Nadere informatie

gegevens analyseren Welk onderzoekmodel gebruik je? Quasiexperiment ( 5.5) zonder controle achtergronden

gegevens analyseren Welk onderzoekmodel gebruik je? Quasiexperiment ( 5.5) zonder controle achtergronden een handreiking 71 hoofdstuk 8 gegevens analyseren Door middel van analyse vat je de verzamelde gegevens samen, zodat een overzichtelijk beeld van het geheel ontstaat. Richt de analyse in de eerste plaats

Nadere informatie

Jongeren en de sociale druk om (niet) te roken

Jongeren en de sociale druk om (niet) te roken Jongeren en de sociale druk om (niet) te roken Veranderingen tussen 1998 en 2005 Cyrille Koolhaas en Dr. Marc Willemsen Dit is een publicatie van STIVORO voor een rookvrije toekomst Correspondentieadres

Nadere informatie

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Jeroen Nieuweboer Allochtonen in, en voelen zich minder thuis in Nederland dan allochtonen elders in Nederland. Marokkanen, Antillianen

Nadere informatie

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY - eindrapport - Y. Bleeker MSc (Regioplan) dr. M. Witvliet (Regioplan) dr. N. Jungmann (Hogeschool Utrecht) Regioplan Jollemanhof

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

Graffiti in Beeld (aangepaste presentatie t.b.v. versturing)

Graffiti in Beeld (aangepaste presentatie t.b.v. versturing) Graffiti in Beeld (aangepaste presentatie t.b.v. versturing) Dr. Gabry Vanderveen Onderzoek met medewerking van Funda Jelsma; in opdracht van en gefinancierd door CCV/ Ministerie van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Overschatten slachtofferenquêtes de criminaliteit? Henk Elffers & Margit Averdijk. Omvang criminaliteit meten Politie registratie

Overschatten slachtofferenquêtes de criminaliteit? Henk Elffers & Margit Averdijk. Omvang criminaliteit meten Politie registratie CPS Studiemiddag 8 november 2012 Criminaliteit in de strafrechtsketen: verhalen achter cijfers Overschatten slachtofferenquêtes de criminaliteit? Henk Elffers & Margit Averdijk Omvang criminaliteit meten

Nadere informatie

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Dr.ir. P.W. Heijnen Faculteit Techniek, Bestuur en Management Technische Universiteit Delft 22 april 2010 1 1 Introductie De

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER

koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER Oktober 2012 2 Opdrachtnemer: Opdrachtgever: Team Financieel Advies, Onderzoek & Statistiek Camiel De Bruijn Ard Costongs Economie

Nadere informatie

Facts & Figures: Slachtofferschap van delinquent gedrag

Facts & Figures: Slachtofferschap van delinquent gedrag Facts & Figures: Slachtofferschap van delinquent gedrag Arne de Boeck 1. Inleiding Jeugddelinquentie beroert regelmatig de maatschappelijke en politieke gemoederen. Denk maar aan de heisa die vorig jaar

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR GEWELD IN DE PSYCHIATRIE

ONDERZOEK NAAR GEWELD IN DE PSYCHIATRIE ONDERZOEK NAAR GEWELD IN DE PSYCHIATRIE FACTSHEET 1: OMVANG, AARD & GEVOLGEN VAN GEWELDSINCIDENTEN De Vrije Universiteit Amsterdam doet onderzoek naar geweld in de psychiatrie. Aan hulpverleners werkzaam

Nadere informatie

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag a. Reactie discuttant (Erika Frans) De resultaten van Sexpert zijn gelijklopend met eerder onderzoek: o Meer vrouwen dan mannen zijn het slachtoffer

Nadere informatie

iiitogiontant Resultaten uit de PPP-studies naar criminaliteit en criminaliteits preventie op bedrijventerreinen \sf

iiitogiontant Resultaten uit de PPP-studies naar criminaliteit en criminaliteits preventie op bedrijventerreinen \sf Resultaten uit de PPP-studies naar criminaliteit en criminaliteits preventie op bedrijventerreinen Een selectie naar ondernemingen uit het Midden- en Kleinbedrijf V. Sabee R.F.A. van den Bedem J.J.A. Essers

Nadere informatie

Kernrapport Veiligheidsmonitor ( ) Gemeente Leiden. Leefbaarheid in buurt

Kernrapport Veiligheidsmonitor ( ) Gemeente Leiden. Leefbaarheid in buurt Kernrapport Veiligheidsmonitor (2013-2017) Gemeente Leiden Leefbaarheid in buurt Inleiding In dit hoofdstuk staat het thema leefbaarheid in de woonbuurt centraal. Eerst komt aan de orde hoe Nederlanders

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen Leefbaarheid 7,5 Leefbaarheid (rapportcijfer) : 7,5 Fysieke voorzieningen (score) Sociale cohesie in de buurt (score) Aanpak gemeente L&V (% (zeer) ) Gemeente, 2015 6,3 29,0 38,2 Overlast in de buurt %

Nadere informatie

beoordelingskader zorgvraagzwaarte

beoordelingskader zorgvraagzwaarte 1 beoordelingskader zorgvraagzwaarte In dit document geven we een beoordelingskader voor de beoordeling van de zorgvraagzwaarte-indicator. Dit beoordelingskader is gebaseerd op de resultaten van de besprekingen

Nadere informatie

MANTELZORG, GOED GEVOEL

MANTELZORG, GOED GEVOEL UITKOMSTEN ONDERZOEK: MANTELZORG, GOED GEVOEL Inhoud: Theorie & Vragen Methode Theoretische achtergrond: Mantelzorgers zijn iets minder gelukkig dan de rest van de bevolking (CBS, 2016). Mantelzorg brengt

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/90117

Nadere informatie

DNA DATABANKEN ALS BRON VOOR CRIMINOLOGISCH ONDERZOEK. Sabine De Moor

DNA DATABANKEN ALS BRON VOOR CRIMINOLOGISCH ONDERZOEK. Sabine De Moor DNA DATABANKEN ALS BRON VOOR CRIMINOLOGISCH ONDERZOEK Sabine De Moor Data bronnen Surveys Interviews Observaties Gerechtelijke dossiers Politie data DNA databanken Voordelen DNA databanken: 'Onbekende'

Nadere informatie

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen 1 Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen Peter van der Meer Samenvatting In dit onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag in hoeverre het mogelijk is verschillen

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

Gebruik van Engels door leerlingen tijdens de Engelse les.

Gebruik van Engels door leerlingen tijdens de Engelse les. Gebruik van Engels door leerlingen tijdens de Engelse les. Een onderzoek op het Scala College 6-6-2011 Shera Gerber, Marit de Jong, Jacob de Ruiter, Sander Stolk en Femke Verdonk Inhoud Context... 2 Relevantie...

Nadere informatie

2016, Annemarie ten Boom (WODC)

2016, Annemarie ten Boom (WODC) Slachtoffers van misdrijven door intimi, kennissen of vreemden. Verschillen in context, ervaringen en behoeften met betrekking tot justitie. Samenvatting. 2016, Annemarie ten Boom (WODC) Een substantieel

Nadere informatie

Interactieve sessie. Leraren als change agents. Leraren als change agents

Interactieve sessie. Leraren als change agents. Leraren als change agents Interactieve sessie Leraren als change agents drs. Monique van der Heijden, Hogeschool de Kempel dr. Jeannette Geldens, Kempelonderzoekscentrum dr. mr. Herman Popeijus, Kempelonderzoekscentrum prof. dr.

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Het voornaamste doel van dit proefschrift is nieuwe methoden te ontwikkelen en te valideren om de effectiviteit van customization te kunnen bepalen en hoe dataverzameling kan worden verbeterd. Om deze

Nadere informatie

Omnibusenquête deelrapport millenniumdoelen. februari Opdrachtgever: Bedrijfsvoering,

Omnibusenquête deelrapport millenniumdoelen. februari Opdrachtgever: Bedrijfsvoering, Omnibusenquête 2011 deelrapport Millenniumdoelen Omnibusenquête 2011 deelrapport millenniumdoelen februari 2012 Opdrachtgever: Bedrijfsvoering, Juridische Aangelegenheden Angelique Quentin Uitvoering:

Nadere informatie

Examen Data Analyse II - Deel 2

Examen Data Analyse II - Deel 2 Examen Data Analyse II - Deel 2 Tweede Bachelor Biomedische Wetenschappen 10 januari 2011 Naam....................................... 1. De systolische bloeddruk (in mmhg) van 21 mannen is weergegeven

Nadere informatie

Problemen met geld en delinquent gedrag van adolescenten

Problemen met geld en delinquent gedrag van adolescenten Factsheet 2011-1 Problemen met geld en delinquent gedrag van adolescenten Auteurs: M. Blom, G. Weijters & A.M. van der Laan Mei 2011 Aanleiding Op verzoek van de Directie Justitieel Jeugdbeleid (DJJ) van

Nadere informatie

Compatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk

Compatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk De invloed van indicatiestelling door overleg (the Negotiated Approach) op patiëntbehandelingcompatibiliteit en uitkomst bij de behandeling van depressieve stoornissen 185 In deze thesis staat de vraag

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van

Nadere informatie

Statistiek voor A.I. College 14. Dinsdag 30 Oktober

Statistiek voor A.I. College 14. Dinsdag 30 Oktober Statistiek voor A.I. College 14 Dinsdag 30 Oktober 1 / 16 2 Deductieve statistiek Orthodoxe statistiek 2 / 16 Grootte steekproef Voorbeeld NU.nl 26 Oktober 2012: Helft broodjes döner kebab vol bacteriën.

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

Toetsende Statistiek Week 5. De F-toets & Onderscheidend Vermogen

Toetsende Statistiek Week 5. De F-toets & Onderscheidend Vermogen M, M & C 7.3 Optional Topics in Comparing Distributions: F-toets 6.4 Power & Inference as a Decision 7.1 The power of the t-test 7.3 The power of the sample t- Toetsende Statistiek Week 5. De F-toets &

Nadere informatie

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE 1 DOEL VAN REGRESSIE ANALYSE De relatie te bestuderen tussen een response variabele en een verzameling verklarende variabelen 1. LINEAIRE REGRESSIE Veronderstel dat gegevens

Nadere informatie

Het effect van doelstellingen

Het effect van doelstellingen Het effect van doelstellingen Inleiding Goalsetting of het stellen van doelen is een van de meest populaire motivatietechnieken om de prestatie te bevorderen. In eerste instantie werd er vooral onderzoek

Nadere informatie

6 SECONDANT #1 MAART 2013. Slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens in acht landen POSITIEVE VEILIGHEIDS- TRENDS IN NEDERLAND. Naar inhoudsopgave

6 SECONDANT #1 MAART 2013. Slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens in acht landen POSITIEVE VEILIGHEIDS- TRENDS IN NEDERLAND. Naar inhoudsopgave 6 SECONDANT #1 MAART 2013 Slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens in acht landen POSITIEVE VEILIGHEIDS- TRENDS IN NEDERLAND SECONDANT #1 MAART 2013 7 De laatste jaren voelen burgers zich minder vaak

Nadere informatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie 9. Lineaire Regressie en Correlatie Lineaire verbanden In dit hoofdstuk worden methoden gepresenteerd waarmee je kwantitatieve respons variabelen (afhankelijk) en verklarende variabelen (onafhankelijk)

Nadere informatie

VERTROUWEN IN DE POLITIE

VERTROUWEN IN DE POLITIE VERTROUWEN IN DE POLITIE CORRELATIES EN VOORSPELLENDE FACTOREN Dominique Meijer 1017667 BACHELORTHESE PSYCHOLOGIE CONFLICT, RISICO EN VEILIGHEID 1 E BEGELEIDER: MARGÔT KUTTSCHREUTER 2 E BEGELEIDER: SVEN

Nadere informatie

Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent?

Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent? Onderwijs en opleiding Bedrijfsscholing: scholen voor de concurrent? Wolff, Ch. J. de, R. Luijkx en M.J.M. Kerkhofs (2002), Bedrijfsscholing en arbeidsmobiliteit, OSA A-186, Tilburg. Scholing van werknemers

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 2010 bestaat uit 10772 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20566 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Wit, Frank R.C. de Title: The paradox of intragroup conflict Issue Date: 2013-02-28

Nadere informatie

Examen Statistische Modellen en Data-analyse. Derde Bachelor Wiskunde. 14 januari 2008

Examen Statistische Modellen en Data-analyse. Derde Bachelor Wiskunde. 14 januari 2008 Examen Statistische Modellen en Data-analyse Derde Bachelor Wiskunde 14 januari 2008 Vraag 1 1. Stel dat ɛ N 3 (0, σ 2 I 3 ) en dat Y 0 N(0, σ 2 0) onafhankelijk is van ɛ = (ɛ 1, ɛ 2, ɛ 3 ). Definieer

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

GO Jeugd 2008 Mishandeling

GO Jeugd 2008 Mishandeling GO Jeugd 2008 Mishandeling Samenvatting mishandeling Uit de gegevens van GO Jeugd 2008 van GGD Fryslân blijkt dat 7% van de 12 t/m 18 jarigen in Fryslân geestelijk wordt mishandeld. Ook wordt 4% lichamelijk

Nadere informatie