De retoriek van kunnen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De retoriek van kunnen"

Transcriptie

1 De retoriek van kunnen Doctoraalscriptie M.A.A. Kager Inleverdatum: 25 januari 2008 Studentnummer Opleiding Nederlandse Taal en Cultuur Universiteit Leiden Begeleider: Dr. R.J.U. Boogaart

2 De retoriek van kunnen

3 Inhoud 1 Inleiding Objectief en subjectief beloven Objectief en subjectief kunnen Onderzoek naar de argumentatieve functie van kunnen Afbakening onderzoek en structuuraanduiding 7 2 Intersubjectiviteit en argumentativiteit Inleiding Intersubjectiviteit Dierentaal en mensentaal Construal configuration Mentale ruimtes Argumentativiteit Inferenties en topoi Argumentatieve richting en argumentatieve kracht Argumentativiteit in de taal Samenvatting 20 3 Bestaande benaderingen van kunnen Inleiding Modaliteit Modale verwarring Modale hulpwerkwoorden Verschillende soorten modaliteit Epistemische modaliteit Dynamische modaliteit Deontische modaliteit Afgrenzingsproblemen Objectief, subjectief en intersubjectief kunnen Objectief kunnen Subjectief kunnen Intersubjectief kunnen Samenvatting 33 4 De argumentativiteit van epistemisch kunnen Inleiding Eerste argumentatieve functie van epistemisch kunnen Het openen van een mogelijkheidsperspectief 35 1

4 4.2.2 Inferenties op basis van p Tweede argumentatieve functie van epistemisch kunnen Een mogelijkheidsperspectief sluit alternatieven niet uit Inferenties op basis van p en p Argumentatieve richting en argumentatieve kracht Argumentatieve richting Argumentatieve kracht Argumentatieve kracht: gradueel of discreet? Concessiviteit Concessief kunnen Is concessief kunnen epistemisch? Samenvatting 52 5 De argumentativiteit van dynamisch kunnen Inleiding Twee argumentatieve functies van participant-intern kunnen Het concept vaardigheid Oproepen verwachting dat een potentie geactualiseerd wordt Niet uitsluiten dat actualisatie van de potentie uitblijft Argumentatieve richting en argumentatieve kracht Inferenties op basis van p en p Verschillende soorten dynamisch kunnen Geen vaardigheid of participant Beperking op een potentie Beperking op de actualisatie van een potentie Participant-externe modaliteit Samenvatting 70 6 De argumentativiteit van deontisch kunnen Inleiding Twee argumentatieve functies van deontisch kunnen Uitnodigen om een (moreel wenselijke) potentie te actualiseren Niet uitsluiten dat actualisatie van de potentie uitblijft Argumentatieve richting en argumentatieve kracht Directief en niet-directief gebruik van kunnen Directief gebruik: het verlenen van toestemming Niet-directief gebruik Kunnen en negatie Drie interpretaties van p kan niet Epistemisch p kan niet Dynamisch p kan niet Niet-directief deontisch p kan niet 86 2

5 6.5 Wenselijkheid Wenselijkheid, morele wenselijkheid en kunnen Morele wenselijkheid en wenselijkheid Wordt (morele) wenselijkheid opgeroepen door kunnen? Samenvatting 90 7 Slotbeschouwing Inleiding Conclusie De argumentatieve functie van kunnen Toelichting Suggesties voor verder onderzoek Algemene suggesties Cognitieve constellatie uniek voor kunnen? Mogelijkheid, noodzaak en negatie Kunnen in een bredere argumentatieve context 99 Literatuur 100 3

6 1 Inleiding 1.1 Objectief en subjectief beloven In zijn boek Constructions of Intersubjectivity: Discourse, Syntax and Cognition (2005) beargumenteert Arie Verhagen dat de betekenis van grammaticale constructies vaak meer te maken heeft met het menselijke vermogen om rekening te houden met het perspectief van andere mensen dan met het beschrijven van de werkelijkheid. Mensen kunnen zich inleven in andere mensen, rekening houden met de perspectieven en ideeën van andere mensen, en ze kunnen de ideeën en gedachten van anderen ook proberen te beïnvloeden. Hierbij speelt taal, als een van onze belangrijkste communicatiemiddelen, een grote rol. In de taalkundige praktijk is er echter nauwelijks of geen aandacht voor de rol die taal speelt bij het beïnvloeden van andere mensen. Taalkundigen richten zich voornamelijk op de beschrijvende functie van taal, zij hebben aandacht voor taal als middel om de werkelijkheid mee te beschrijven. Uiteraard erkennen zij dat er meer mogelijk is met taal: een spreker kan ook zijn eigen visie of perspectief op de beschreven werkelijkheid tot uitdrukking brengen. Zij hebben echter minder aandacht voor het feit dat de spreker niet de enige is die een perspectief op de werkelijkheid kan hebben. In het eerste hoofdstuk van Constructions of Intersubjectivity gebruikt Verhagen het werkwoord beloven ter illustratie. Volgens de gangbare taalkundige analyses beschrijft beloven in (1) een gebeurtenis in de werkelijkheid (Jan-Peter doet een belofte), terwijl beloven in (2) niet aangeeft dat er een belofte gedaan wordt, maar dat de spreker een inschatting maakt (dat het debat spannend wordt). (1) Jan-Peter belooft de grondwet te verdedigen (2) Het debat belooft spannend te worden Het gebruik van beloven in (1) wordt door Verhagen objectief genoemd. In (2), waarin de spreker als beschouwend subject uitdrukking geeft aan zijn persoonlijke mening, noemt hij het gebruik van beloven subjectief. Taalkundigen hebben voldoende aandacht voor het verschil tussen (1) en (2), maar belangrijker dan het verschil tussen objectief en subjectief beloven is volgens Verhagen de overeenkomst tussen deze twee gebruiksmogelijkheden. De overeenkomst is dat beloven zowel in (1) als in (2) een bepaalde verwachting of aanname versterkt: in (1) is dit de verwachting dat Jan-Peter de grondwet zal verdedigen, in (2) is dit de aanname of verwachting dat het debat spannend wordt. Daarnaast geeft de spreker met beloven ook aan dat de verwachte gebeurtenis positief mag of moet worden geëvalueerd. 1 Zowel objectief beloven in (1) als subjectief beloven in (2) kan intersubjectief genoemd 1 Als de spreker zou inschatten dat het debat in (2) niet spannend maar saai zou worden, dan zou hij dit (in het meest logische geval) negatief evalueren, en niet beloven, maar dreigen gebruiken. 4

7 worden: het ene subject (de spreker) oefent met beloven invloed uit op de verwachtingen van het andere subject (zijn gesprekspartner). In (2) versterkt beloven de verwachting dat het debat spannend wordt, en deze zin zou daarmee gebruikt kunnen worden als een bepaalde aanbeveling. Zin (2) zou als een soort argument gezien kunnen worden, als een uitnodiging om de inferentie te maken om naar het debat toe te gaan. Het gebruik van beloven in (2) wordt door Verhagen dan ook niet alleen intersubjectief genoemd, maar ook argumentatief. 2 Overigens zou zin (2) ook zonder beloven argumentatief genoemd kunnen worden. Ook op basis van zinnen zoals (3) en (4) wordt de verwachting opgeroepen dat het debat spannend wordt, en daarmee wordt de gesprekspartner uitgenodigd om de inferentie te maken dat het de moeite waard is om naar het debat toe te gaan. Het specifieke retorische effect van beloven is dat de verwachting (dat het debat spannend wordt) nog eens versterkt wordt, en dat het een positieve evaluatie meegeeft. 3 (3) Het debat wordt spannend (4) Volgens mij wordt het debat spannend Volgens Verhagen is de argumentatieve functie van taal primair, en de beschrijvende functie van taal secundair. Taal is vooral een middel om anderen te beïnvloeden, en niet primair een middel om de werkelijkheid mee te beschrijven. In Constructions of Intersubjectivity laat Verhagen zien dat het voor een goed begrip van menselijke taal nodig is om verder te kijken dan de relatie tussen taal en de werkelijkheid, en ook verder te kijken dan de relatie tussen de taalgebruiker en de werkelijkheid. Taalkundigen zouden ook (vooral!) aandacht moeten schenken aan de relatie tussen taalgebruikers, die taal immers gebruiken om elkaars gedachten en ideeën te beïnvloeden. 1.2 Objectief en subjectief kunnen In zijn boek toont Verhagen aan dat verschillende grammaticale constructies niet goed begrepen kunnen worden zonder aandacht voor de relatie tussen taalgebruikers, en voor het feit dat taalgebruikers verschillende, beïnvloedbare, perspectieven en gedachten kunnen hebben. Hij richt zich hierbij vooral op (zins)negatie, complementconstructies en verbindingswoorden zoals dus en omdat. Verhagen gebruikt het werkwoord beloven alleen als 2 Verhagen baseert zijn argumentatieve opvatting van taal voor een belangrijk deel op het werk van Anscombre en Ducrot. Zie Verhagen (2005: 9, n10) voor enkele verwijzingen naar het werk van Anscombre en Ducrot. 3 De kwalificatie spannend roept zelf waarschijnlijk ook een positieve evaluatie op, maar dit neemt niet weg dat het geven van een positieve evaluatie wel degelijk onderdeel is van de argumentatieve functie van beloven. In de zinnen (3) en (4) kan in plaats van spannend ook bijvoorbeeld saai ingevuld worden (waarbij waarschijnlijk een negatieve evaluatie opgeroepen wordt), waardoor ze als argument gebruikt kunnen worden voor de inferentie dat het niet de moeite waard is om naar het debat te gaan. Dit is bij beloven niet mogelijk. 5

8 inleidend voorbeeld, maar beloven is niet het enige werkwoord dat op een objectieve en een subjectieve manier gebruikt kan worden. In de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) wordt van de hulpwerkwoorden van modaliteit kunnen, moeten, (be)hoeven, mogen, willen en zullen namelijk ook gezegd dat ze op verschillende manieren gebruikt kunnen worden. 4 Dat een modaal hulpwerkwoord zoals kunnen net als beloven verschillende gebruiksmogelijkheden heeft, en dat deze ook objectief en subjectief genoemd zouden kunnen worden, mag blijken uit onderstaande zinnen: (5) Klaas-Jan kan goed voetballen (6) Fidel kan ziek zijn In (5) wordt kunnen objectief gebruikt. Net als beloven in (1) beschrijft het iets in de werkelijkheid: van Klaas-Jan wordt gezegd dat hij een bepaalde vaardigheid bezit. In (6) daarentegen wordt kunnen subjectief gebruikt. Net als in (2) wordt er een inschatting gemaakt: de spreker acht het mogelijk dat Fidel ziek is. 1.3 Onderzoek naar de argumentatieve functie van kunnen De observatie dat kunnen net als beloven verschillende gebruiksmogelijkheden heeft, brengt mij bij mijn onderzoeksvraag. Verhagen heeft laten zien dat de verschillende gebruiksmogelijkheden van beloven hun argumentatieve functie delen. De vraag die zich aandient is of dit ook geldt voor de verschillende gebruiksmogelijkheden van kunnen. Heeft objectief kunnen in (5) dezelfde argumentatieve functie als subjectief kunnen in (4)? In deze scriptie probeer ik aan te tonen dat de verschillende gebruiksmogelijkheden van kunnen inderdaad een gemeenschappelijke argumentatieve functie hebben, en ik doe een poging om deze argumentatieve functie te achterhalen en te beschrijven. Uit een beschrijving van de argumentatieve functie van kunnen zou moeten blijken wat de retorische effecten van het gebruik van dit werkwoord zijn. Verhagen heeft laten zien wat de retorische effecten van beloven zijn: een spreker versterkt met beloven bepaalde verwachtingen van zijn gesprekspartner, en geeft een positieve evaluatie mee. Daarmee oefent beloven ook een bepaalde invloed uit op de inferenties die gemaakt mogen worden. In deze scriptie probeer ik de retorische effecten van kunnen te achterhalen. Ik stel hierbij de vraag op welke manier een spreker met het gebruik van kunnen invloed uitoefent op de ideeën of verwachtingen van zijn gesprekspartner. De tweede vraag die ik stel is welk effect het gebruik van kunnen heeft op de inferenties die de gesprekspartner op basis van een 4 Zie de Algemene Nederlandse Spraakkunst (Haeseryn et al. 1997: 984). De ANS noemt nog een groep hulpwerkwoorden van modaliteit, te weten blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen en toeschijnen (ibid. 1007), maar die laatste groep heeft volgens de ANS geen verschillende gebruiksmogelijkheden (ibid. 1617). 6

9 taaluiting mag maken. Ik hoop dat het mij lukt om in deze scriptie een antwoord te formuleren op deze vragen. 1.4 Afbakening onderzoek en structuuraanduiding Een doctoraalscriptie kan slechts een beperkte omvang hebben, ik heb mijn onderzoeksterrein dan ook op verschillende manieren moeten afbakenen. Zo beperk ik mij in deze scriptie allereerst tot het Nederlandse taalgebied, en tot hedendaags gebruik van kunnen. Hoe interessant diachroon onderzoek of een vergelijking van kunnen met bijvoorbeeld de Engelse modale hulpwerkwoorden can en may ook zou zijn, er is in deze scriptie geen plaats voor. Ik richt mij op het modale hulpwerkwoord kunnen. Op enkele plaatsen besteed ik kort aandacht aan andere modale hulpwerkwoorden (met name moeten, zullen en mogen), maar dit doe ik vooral om de argumentatieve functie van kunnen beter te kunnen duiden. Tot slot merk ik op dat ik in deze scriptie slechts aandacht heb kunnen schenken aan een beperkt aantal voorbeeldzinnen. Ook hierdoor heb ik nog verschillende beperkingen aan moeten brengen. In mijn voorbeeldzinnen komt kunnen alleen maar in het enkelvoud voor, in de tegenwoordige tijd, in mededelende zinnen. Zoals gezegd probeer ik in deze scriptie de gedeelde argumentatieve functie van de verschillende gebruiksmogelijkheden van kunnen te achterhalen. Hiervoor is het allereerst nodig om een goed beeld te hebben van wat een argumentatieve functie precies is, en hoe een argumentatieve functie achterhaald zou kunnen worden. Dit beeld probeer ik te krijgen in hoofdstuk 2, waarin ik aan de hand van de begrippen intersubjectiviteit en argumentativiteit een beeld schets van de door Verhagen gepropageerde argumentatieve benadering van taal. In hoofdstuk 3 bespreek ik de bestaande taalkundige benaderingen van kunnen, waarin vaak drie verschillende gebruiksmogelijkheden van kunnen worden onderscheiden. Deze gebruiksmogelijkheden corresponderen met drie soorten modaliteit: epistemische modaliteit, dynamische modaliteit en deontische modaliteit. Vervolgens pas ik de in hoofdstuk 2 geschetste argumentatieve taaltheorie toe op de verschillende gebruiksmogelijkheden van kunnen. Het meest uitgebreid doe ik dit in hoofdstuk 4, waarin ik de argumentatieve functie van epistemisch kunnen onderzoek. Na dit hoofdstuk, dat niet alleen numerologisch gezien kan worden als het centrale hoofdstuk van mijn scriptie, richt ik mij op de andere door mij onderscheiden gebruiksmogelijkheden. In hoofdstuk 5 probeer ik aan te tonen dat de in hoofdstuk 4 gepresenteerde argumentatieve functie niet alleen van toepassing is op epistemisch kunnen, maar ook op dynamisch kunnen. In hoofdstuk 6 ten slotte probeer ik aan te tonen dat ook deontisch kunnen dezelfde argumentatieve functie heeft. In mijn slothoofdstuk 7 trek ik mijn eindconclusies, en doe ik nog enkele suggesties voor verder onderzoek. 7

10 2 Intersubjectiviteit en argumentativiteit 2.1 Inleiding Verhagen noemt de primaire functie van taal intersubjectief of argumentatief, omdat mensen taal primair gebruiken om anderen te beïnvloeden. In dit hoofdstuk probeer ik aan de hand van de begrippen intersubjectiviteit en argumentativiteit een beeld te schetsen van de argumentatieve opvatting van taal die Verhagen in zijn Constructions of Intersubjectivity presenteert. 5 Hierbij streef ik geen volledigheid na ik concentreer mij vooral op de ideeën en begrippen die mij in het vervolg van deze scriptie behulpzaam zijn bij het achterhalen en omschrijven van de intersubjectieve of argumentatieve functie van kunnen. In paragraaf 2.2 bespreek ik het begrip intersubjectiviteit. Allereerst laat ik zien dat het eigenlijk helemaal niet controversieel is om te veronderstellen dat menselijke taal primair een intersubjectieve functie heeft, en geen informatieve functie. Ik introduceer de door Verhagen gebruikte construal configuration om te laten zien hoe de begrippen objectiviteit, subjectiviteit en intersubjectiviteit zich tot elkaar verhouden. In de construal configuration is te zien dat in een gesprek de spreker en zijn gesprekspartner op te vatten zijn als twee subjecten van conceptualisatie, die ieder hun eigen visie of perspectief kunnen hebben op een object van conceptualisatie. Of beter gezegd: hun eigen gedachten en ideeën kunnen hebben over het object van conceptualisatie. Deze gedachten en ideeën kunnen worden weergegeven in mentale ruimtes. In paragraaf 2.3 maak ik met behulp van deze mentale ruimtes zichtbaar dat taalgebruik altijd argumentatief is: taaluitingen kunnen opgevat worden als uitnodigingen om bepaalde inferenties te maken. Hierbij hebben de uitingen een bepaalde argumentatieve richting (ze nodigen bijvoorbeeld uit tot het maken van een positieve of negatieve inferentie) en een bepaalde argumentatieve kracht (ze kunnen met meer of minder kracht uitnodigen tot het maken van een inferentie). In deze paragraaf wordt ook duidelijk dat de argumentatieve lading van taaluitingen misschien niet altijd zichtbaar is, maar dat deze wel zichtbaar gemaakt kan worden, bijvoorbeeld door het gebruik van vervolgzinnen met dus of maar. 2.2 Intersubjectiviteit Dierentaal en mensentaal Het idee dat het beïnvloeden van anderen de primaire functie van menselijke taal is, gaat in tegen de breed gedragen opvatting dat menselijke taal vooral een instrument is om de 5 Dit hoofdstuk is vooral gebaseerd op de eerste twee hoofdstukken van Constructions of Intersubjectivity (Verhagen 2005: 1-76). 8

11 werkelijkheid mee te beschrijven. Volgens deze opvatting zeggen onze woorden en zinnen iets over de wereld om ons heen, en daarin onderscheidt menselijke taal zich van dierlijke taal. Dieren kunnen hun taal immers niet gebruiken om de wereld mee te beschrijven, zij gebruiken hun taal alleen maar om het gedrag van andere dieren te beïnvloeden. Als een aap een waarschuwingskreet geeft omdat er een roofdier aankomt, probeert hij het gedrag van zijn soortgenoten te beïnvloeden. Hij wil met zijn kreet op een directe manier bewerkstelligen dat ze wegvluchten, hij heeft met zijn kreet niet de bedoeling om een beschrijving te geven van het roofdier, om informatie te verschaffen. 6 Verhagen is van mening dat menselijke taal helemaal niet op zo n elementaire manier verschilt van dierentaal. Wij kunnen met onze taal weliswaar de werkelijkheid om ons heen beschrijven, maar deze beschrijvende functie van taal is slechts secundair. Volgens Verhagen is menselijke taal net als dierentaal primair een instrument om anderen mee te beïnvloeden. Het verschil is dat de beïnvloeding van anderen bij mensen vaak niet op een directe manier gaat zoals bij dieren. Met onze taal beïnvloeden wij het gedrag van andere mensen meestal op een indirecte manier: door hun gedachten, ideeën en perspectieven te beïnvloeden. Wij zijn hiertoe in staat omdat wij ons goed kunnen identificeren met soortgenoten. Wij schrijven aan andere mensen de vaardigheden toe die wij zelf bezitten: onder meer het hebben van overtuigingen, ideeën en gezichtspunten die kunnen afwijken van die van andere mensen Construal configuration Als menselijke taal primair een middel is om anderen te beïnvloeden, zou je verwachten dat taalkundigen zich uitgebreid bezighouden met deze intersubjectieve functie van taal, met de relaties tussen de taalgebruikers. Dit is echter niet het geval. Zij hebben wel aandacht voor de informatieve, descriptieve functie van taal, en daarmee voor de relatie tussen taal en de werkelijkheid. Een voorbeeld is het objectieve gebruik van beloven in Jan-Peter belooft de grondwet te verdedigen. Hier beschrijft beloven een gebeurtenis in de werkelijkheid. Ook is er aandacht voor de taalgebruiker, en voor de relatie tussen de taalgebruiker en de werkelijkheid. Het subjectieve gebruik van beloven in Het debat belooft spannend te worden laat zien dat sommige taaluitingen alleen goed te interpreteren zijn als (de gedachten en overtuigingen van) de taalgebruiker in de analyse wordt betrokken. In bestaande benaderingen ontbreekt vaak de aandacht voor de relatie tussen de taalgebruikers onderling, voor intersubjectiviteit. 7 Dit blijkt bijvoorbeeld uit de manier waarop Langacker een communicatieve situatie weergeeft. 8 Langacker analyseert een taaluiting aan de hand van de notie construal relation, die aangeeft dat een spreker in een bepaalde verhouding staat tot de situatie die hij conceptualiseert en beschrijft. De spreker construeert een beeld van de 6 Zie Verhagen (2005: 8-9) en de daar genoemde literatuur over de vraag of de notie informatie überhaupt een rol speelt in dierlijke communicatie. 7 De aandacht voor intersubjectiviteit ontbreekt vaak, maar niet altijd. In hoofdstuk 3 laat ik zien dat het begrip intersubjectiviteit wel degelijk gebruikt wordt door verschillende auteurs, maar niet op de manier waarop Verhagen het begrip gebruikt. 8 Zie Verhagen (2005: 5-7) en de daar genoemde literatuur. 9

12 werkelijkheid, heeft een bepaalde kijk op deze werkelijkheid. In deze analyse is er aandacht voor een object van conceptualisatie (de beschreven situatie) en een subject van conceptualisatie (de spreker), maar het is duidelijk dat er geen aandacht is voor intersubjectiviteit: er wordt voorbijgegaan aan het feit dat er bij een communicatieve situatie altijd meer dan één persoon betrokken is. De construal relation wordt door Langacker weergegeven als een viewing arrangement, waarin een subject van conceptualisatie (de viewer ) een relatie aangaat met een object van conceptualisatie, datgene wat hij beschouwt. Maar zoals hierboven aangegeven, is deze opvatting te beperkt. Het begrip communicatie impliceert altijd twee gebruikers: iemand die een uiting produceert en een ander die de uiting interpreteert. Verhagen breidt de viewing arrangement, met slechts één subject van conceptualisatie, dan ook uit naar een construal configuration met twee subjecten van conceptualisatie. Zie figuur 2.1: viewing arrangement (Langacker) construal configuration (Verhagen) niveau O: object van conceptualisatie niveau S: subject van conceptualisatie V 1 2 Figuur 2.1 Viewing arrangement en construal configuration Zowel in de viewing arrangement van Langacker als in de construal configuration van Verhagen correspondeert de verticale lijn tussen niveau O en niveau S met de construal relation, de manier waarop het subject van conceptualisatie (op het onderste horizontale niveau) zich verhoudt tot het object van conceptualisatie (op het bovenste horizontale niveau). In de construal configuration van Verhagen is expliciet gemaakt dat er bij een taaluiting altijd twee conceptualiseerders betrokken zijn. Het onderste horizontale niveau van de construal configuration, niveau S, wordt door Langacker de Ground genoemd. Dit is het geheel van de communicatieve situatie, de participanten in deze communicatieve situatie en de kennis die deze participanten delen. Verhagen benadrukt met zijn construal configuration dat dit niveau gezien moet worden als een intersubjectief niveau: het gaat op dit niveau niet alleen maar om de spreker en zijn perspectief, maar om de relatie tussen conceptualiseerders en hun perspectieven. De construal configuration is een abstracte weergave van een communicatieve situatie. Met een taaluiting nodigt de eerste conceptualiseerder (prototypisch: spreker of schrijver) de tweede conceptualiseerder (prototypisch: aangesprokene of lezer) uit om gezamenlijk naar 10

13 een object van conceptualisatie te kijken. Door samen op een bepaalde manier naar dit object te kijken (de manier waarop wordt gedicteerd door de spreker), wordt de Ground (die letterlijk op te vatten is als common ground ) geüpdatet. Er vindt cognitieve coördinatie plaats tussen de conceptualiseerders: de spreker beïnvloedt met zijn taaluiting de manier waarop de aangesprokene het object van conceptualisatie beschouwt. Verhagen gebruikt de construal configuration onder meer om te laten zien hoe onderstaande zinnen van elkaar verschillen: (1) De voorstelling begint om half negen (2) Volgens mij begint de voorstelling om half negen (3) Pierre heeft gezegd dat de voorstelling om half negen begint (4) Het is te verwachten dat de voorstelling om half negen begint In zin (1) wordt door de spreker een mededeling gedaan over een object van conceptualisatie. Dit is een objectieve uiting: de spreker geeft niet aan hoe zijn relatie tot deze mededeling is, hoe hij tegen de zaak aankijkt. De uiting in (2) is subjectief: de spreker geeft aan dat de mededeling de voorstelling begint om half negen een mening of idee van hemzelf is. De zinnen (1) en (2) zijn in figuur 2.2 weergegeven in de construal configuration. (1) geen perspectief (2) perspectief spreker niveau O: object van conceptualisatie niveau S: subject van conceptualisatie Figuur 2.2 Construal configuration geen perspectief en perspectief spreker Door middel van zin (1) wordt de mededeling dat de voorstelling om half negen begint rechtstreeks in de Ground geïntroduceerd, en daarmee wordt deze common ground geüpdatet. De stippellijnen laten zien dat de Ground, inclusief de twee conceptualiseerders, wel degelijk een rol speelt in de communicatieve situatie, ondanks het feit dat er door zin (1) niet expliciet wordt verwezen naar elementen in de Ground. In zin (2) verwijst de spreker met volgens mij expliciet naar zijn rol als conceptualiseerder: hij is verantwoordelijk voor de mededeling, het gaat om zijn persoonlijke perspectief. In (3) geeft de spreker aan dat de mededeling de voorstelling begint om half negen door Pierre is gedaan. Pierre is niet de spreker of de aangesprokene, hij heeft een bepaalde afstand tot de Ground. Er is in (3) dus wel een perspectief op de mededeling, maar dat is het perspectief van een derde. In principe mogen we echter aannemen dat de spreker aangeeft dat 11

14 hij dit perspectief van Pierre overneemt. Als de spreker (3) zou vervolgen met maar ik denk dat hij het fout heeft of maar je kent Pierre, dan zou hij zich distantiëren van het perspectief van Pierre. In figuur 2.3 hieronder heb ik aangegeven dat de spreker het perspectief van de derde overneemt. In (4) ten slotte wordt de mededeling wel in een bepaald perspectief geplaatst ( het is te verwachten dat ), maar dit perspectief wordt door de spreker niet als zijn persoonlijke perspectief gepresenteerd, en ook niet als een perspectief van een specifieke derde persoon. Verhagen noemt dit een onpersoonlijk perspectief. Overigens mag de aangesprokene ook hier, net als bij (3), aannemen dat de spreker dit perspectief zelf ook overneemt. In figuur 2.3 is het onpersoonlijke karakter van (4) tot uiting gebracht door de construal niet te associëren met één van de subjecten van conceptualisatie, zoals bij de weergave van (2) of (3). Het verschil tussen de weergave van (4) en de weergave van (1) in figuur 2.2 is dat de verticale lijn in de construal configuration bij (4) wél is gearceerd en bij (1) niet: bij (4) is wel degelijk sprake van een bepaald perspectief, van construal, bij (1) niet. (3) perspectief derde (4) onpersoonlijk perspectief niveau O: object van conceptualisatie niveau S: subject van conceptualisatie Figuur 2.3 Construal configuration perspectief derde en onpersoonlijk perspectief Zoals gezegd wordt bij (1) het idee dat de voorstelling om half negen begint rechtstreeks in de Ground geïntroduceerd. In de zinnen (2) t/m (4) wordt dit idee vanuit een bepaald perspectief gepresenteerd, maar net als in (1) wordt de aangesprokene uitgenodigd om het idee over te nemen, om aan te nemen dat de voorstelling inderdaad om half negen begint. De spreker richt zich met zijn opmerking altijd op een gesprekspartner, en hij probeert de gedachten of ideeën van zijn gesprekspartner te beïnvloeden. Er vindt cognitieve coördinatie plaats, ongeacht de aanwezigheid of aard van een bepaald perspectief Mentale ruimtes In de construal configuration is zichtbaar gemaakt dat de spreker niet de enige is die een visie op een object van conceptualisatie kan hebben. Het is goed mogelijk dat zijn gesprekspartner (conceptualiseerder 2) ook al een eigen perspectief heeft, en de spreker (conceptualiseerder 1) kan deze visie van zijn gesprekspartner proberen te beïnvloeden. Zie het voorbeeld in (5): (5) (Jort:) Komt Katja op ons feestje? (Georgina:) Ja, ze komt, ze heeft het me gisteren verteld. 12

15 Kennelijk geven Jort en Georgina samen een feestje. Door zijn vraag geeft Jort te kennen dat hij niet weet of Katja op het feestje komt. In termen van de construal configuration: Jort (een van de conceptualiseerders) heeft een bepaald perspectief ten aanzien van het object van conceptualisatie (de komst van Katja). Zijn perspectief is een perspectief van onwetendheid of twijfel, hij weet niet of Katja op het feestje komt. Georgina geeft met haar antwoord aan dat ze ook een perspectief heeft op de komst van Katja, en dat het een ander perspectief is dan dat van Jort: zij twijfelt niet aan de komst van Katja. Door haar antwoord nodigt ze Jort uit om zijn twijfelperspectief te verlaten. De perspectieven die Jort en Georgina hebben op de komst van Katja, kunnen worden weergegeven in mentale ruimtes, zoals in figuur 2.4: 9 mentale ruimte 1 mentale ruimte 2 (Jort) (Georgina) p = Katja komt op het feestje {p?} {p} Figuur 2.4 Mentale ruimtes Katja komt op het feestje De mentale ruimtes in figuur 2.4 zijn de mentale ruimtes van de twee conceptualiseerders in de construal configuration (zie figuur 2.1). Jort twijfelt ten aanzien van het object van conceptualisatie. In mentale ruimte 1 is dit aangegeven door een vraagteken achter de propositie p ( Katja komt op het feestje ). In mentale ruimte 2 is te zien dat Georgina niet twijfelt aan het idee p. Door haar antwoord nodigt Georgina Jort uit om zijn twijfelperspectief (mentale ruimte 1) te verlaten, en om, net als zij, het perspectief aan te nemen dat er aan de komst van Katja niet getwijfeld hoeft te worden (mentale ruimte 2). Er vindt cognitieve coördinatie plaats, op het onderste niveau van de construal configuration. Het antwoord van Georgina is een poging om de gedachten, het perspectief van Jort te beïnvloeden. 10 In dit voorbeeld is het duidelijk dat Jort en Georgina allebei een eigen perspectief hebben. Het kan ook zijn dat we slechts het perspectief van één gesprekspartner kennen. Als Georgina een gesprek begint door te zeggen Katja komt op ons feestje, weten we niet welk perspectief Jort 9 Zoals door Fauconnier geïntroduceerd, zie Verhagen (2005: 29). 10 Overigens weten we niet of Jort zijn twijfelperspectief daadwerkelijk verlaat. Misschien is de informatie van Georgina verouderd, en antwoordt Jort: Ja, maar vanochtend heeft ze me g d dat ze het toch nog niet zeker wist. Hiermee zou hij te kennen geven dat hij zijn eigen mentale ruimte nog niet verlaat, en hij nodigt op zijn beurt Georgina uit om zijn twijfelperspectief over te nemen. 13

16 heeft op de komst van Katja, maar ook dan wordt hij door Georgina uitgenodigd om haar perspectief over te nemen. 11 De spreker nodigt door het geven van zijn eigen perspectief een gesprekspartner uit om dat perspectief over te nemen. Uit Verhagens analyse van zinsnegatie (bijvoorbeeld door geen of niet) blijkt dat cognitieve coördinatie ook op een geavanceerdere manier plaats kan vinden. Stel dat Georgina een gesprek met Jort begint met de volgende mededeling: (6) Katja komt niet op ons feestje Uit (6) blijkt niet of Jort al een bepaald perspectief heeft op de komst van Katja. Maar ongeacht zijn perspectief (als hij er al een heeft), vindt er in (6) cognitieve coördinatie plaats tussen verschillende perspectieven. Verhagen laat namelijk zien dat zinsnegatie door middel van bijvoorbeeld niet een specifieke argumentatieve functie heeft: niet opent een tweede mentale ruimte, met daarin een contrasterend perspectief. Dit contrasterende perspectief wordt door niet ongeldig verklaard: 12 mentale ruimte 1 mentale ruimte 2 (Georgina) p = Katja komt op het feestje niet p p Figuur 2.5 Mentale ruimtes Katja komt niet op het feestje In figuur 2.5 opent Georgina met haar mededeling mentale ruimte 1, waarin haar perspectief op de komst van Katja aangegeven wordt. De tweede mentale ruimte wordt geopend door niet, en deze mentale ruimte wordt ongeldig verklaard. Het idee p ( Katja komt op het feestje ) in mentale ruimte 2 correspondeert met p in mentale ruimte 1 (waar het ontkend wordt). Zoals gezegd wordt de tweede mentale ruimte geopend door niet. We mogen deze mentale ruimte niet zonder meer aan Jort toeschrijven. Het maakt voor de cognitieve coördinatie ook helemaal niet uit wat het perspectief van Jort is. Met het gebruik van niet presenteert Georgina twee perspectieven op de komst van Katja, en ze verklaart het ene perspectief ongeldig. De twee mentale ruimtes (en de conceptualiseerders in de construal configuration) corresponderen dus niet noodzakelijkerwijs met twee gesprekspartners. 11 Jort kan al het idee hebben dat Katja op het feestje komt, maar hij kan ook denken dat ze niet komt, of twijfelen aan haar komst, of nog helemaal geen idee hebben over haar komst. 12 Morfologische negatie, bijvoorbeeld door middel van on-, roept geen tweede mentale ruimte op. Hierdoor kan verklaard worden waarom niet onmogelijk niet hetzelfde is als mogelijk. Zie Verhagen (2005: 28-77) voor zijn analyse van niet onmogelijk (vooral p en p ) en van de argumentatieve functie van negatie in het algemeen. 14

17 2.3 Argumentativiteit Inferenties en topoi Met de construal configuration laat Verhagen zien dat er in een communicatieve situatie altijd twee conceptualiseerders zijn, bijvoorbeeld twee gesprekspartners. Door middel van een taaluiting nodigt een spreker zijn gesprekspartner uit om gezamenlijk een bepaald object van conceptualisatie te beschouwen. Er vindt cognitieve coördinatie plaats tussen twee conceptualiseerders. Maar taalgebruik is volgens Verhagen (2005: 9-10) altijd meer dan samen aandacht schenken aan een object van conceptualisatie. Het is ook het opstarten van en deelnemen in een redeneerproces. Taal is niet louter informatief, het is vooral argumentatief. Als een spreker een uiting in een bepaald perspectief presenteert, wordt een aangesprokene niet alleen maar uitgenodigd om dit perspectief over te nemen, maar ook om inferenties te maken op basis van de in het perspectief gepresenteerde ideeën. Door een ontkenning door middel van niet wordt een aangesprokene niet alleen maar uitgenodigd om het idee p te verwerpen, maar ook om inferenties te annuleren die op basis van p gemaakt kunnen worden. Als Katja bijvoorbeeld op feestjes altijd grote hoeveelheden champagne achteroverslaat, zou Jort op basis van het idee p ( Katja komt op het feestje ) de inferentie mogen maken dat hij nog wat extra flessen champagne moet bestellen. Als p vervolgens ontkend wordt, zoals in (6) gebeurde, wordt deze inferentie geannuleerd. Het feit dat taaluitingen uitnodigen tot het maken van inferenties (of, zoals bij ontkenning, tot het annuleren van inferenties), kan ook geïllustreerd worden aan de hand van het volgende voorbeeld, waarin Jort en Georgina wederom de komst van Katja op hun feestje bespreken: (7) (Jort:) Komt Katja op het feestje? (Georgina:) Katja is ziek. Georgina geeft geen direct antwoord op de vraag van Jort. Toch is duidelijk hoe Georgina haar antwoord bedoelt. De opmerking dat Katja ziek is, nodigt uit tot het maken van de inferentie dat Katja niet op het feestje zal komen. Deze inferentie wordt gemaakt op basis van een algemene regel, die ongeveer als volgt luidt: zieke mensen gaan niet naar feestjes toe. In dit specifieke geval leidt de algemene regel tot de conclusie dat Katja niet op het feestje zal komen. In figuur 2.6 op de volgende pagina zijn de bij (7) behorende mentale ruimtes weergegeven. In mentale ruimte 2 is te zien dat Jort niet weet of Katja op het feestje komt (q?). In mentale ruimte 1 is te zien dat Georgina hem vertelt dat Katja ziek is (p). Op basis van de algemene regel zieke mensen gaan niet naar feestjes toe (P Q), mag in mentale ruimte 1 de inferentie gemaakt worden dat Katja niet op het feestje komt ( q). Daarmee is de mededeling van Georgina een relevant antwoord op de vraag van Jort. Overigens nodigt Georgina met haar antwoord Jort niet alleen uit om de inferentie te maken dat Katja niet op 15

18 het feestje zal komen. Op basis van het geïnfereerde idee q mag Jort vervolgens andere inferenties maken: bijvoorbeeld dat hij geen extra flessen champagne hoeft te bestellen. mentale ruimte 1 mentale ruimte 2 (Georgina) (Jort) p p = Katja is ziek q = Katja komt op het feestje P Q P Q P Q = zieke mensen { q} {q?} gaan niet naar feestjes toe Figuur 2.6 Mentale ruimtes Komt Katja op het feestje? Katja is ziek. De regel P Q is een algemeen geldende regel, die bekend is bij beide gesprekspartners. Deze regel is dan ook in beide mentale ruimtes geldig. Verhagen noemt dit soort algemene regels topoi. 13 Een kenmerk van een topos zoals zieke mensen gaan niet naar feestjes toe, is dat het weliswaar een algemene regel is, maar geen wetmatigheid. De regel geeft aan wat gewoonlijk het geval is. Op basis van deze regel is de inferentie gerechtvaardigd dat als iemand ziek is, hij of zij niet naar een feestje zal gaan, maar het is niet onmogelijk dat een ziek iemand toch naar een feestje gaat. De volgende zinnen laten zien dat de uiting Katja is ziek op basis van de genoemde regel uitnodigt tot het maken van de inferentie dat ze niet op het feestje komt. In (8) wordt de opgeroepen inferentie expliciet gemaakt worden door een vervolgzin met dus. Deze inferentie kan geannuleerd worden door het contrastieve maar in (9), of bijvoorbeeld door een concessieve constructie met hoewel (10): (8) Katja is ziek, dus ze komt niet op het feestje (9) Katja is ziek, maar ze komt toch op het feestje (10) Hoewel Katja ziek is, komt ze toch op het feestje Merk op dat in (9) en (10) de geldigheid van het topos niet in het geding is: het is nog steeds zo dat iemand die ziek is, in het algemeen niet naar een feestje zal gaan. Dat Katja toch naar het feestje gaat, is opmerkelijk, het wijkt af van de norm. De regel wordt niet ontkracht door de uitzondering, je zou kunnen zeggen dat de uitzondering de regel bevestigt Argumentatieve richting en argumentatieve kracht De taaluiting Katja is ziek nodigt uit tot het maken van de inferentie dat Katja niet op het feestje komt. Uiteraard kan de ziekte van Katja meer of minder ernstig zijn. Als Georgina tegen Jort zou zeggen dat Katja een zware longontsteking heeft, nodigt ze hem daarmee met 13 In navolging van Anscombre en Ducrot, zie Verhagen (2005: 12). 16

19 grote kracht uit tot het maken van de inferentie dat Katja niet op het feestje zal komen. Als zij zou zeggen dat Katja een beetje grieperig is, dan nodigt ze Jort met veel minder kracht uit tot het maken van deze inferentie. Deze uitingen hebben een verschillende argumentatieve kracht, maar ze nodigen wel allemaal uit tot het maken van dezelfde inferentie: ze delen hun argumentatieve richting. Op basis van elk van deze uitingen mag de inferentie gemaakt worden dat Katja niet op het feestje komt. Deze zinnen kunnen niet gebruikt worden om iemand te laten infereren dat Katja wél op het feestje komt. Ook de argumentatieve functie van niet kan geanalyseerd worden met behulp van de noties argumentatieve kracht en argumentatieve richting. In paragraaf hebben we gezien dat niet de functie heeft om een mentale ruimte op te roepen en deze ongeldig te verklaren. In figuur 2.5 zagen we dat Katja komt niet op het feestje (niet p) een mentale ruimte oproept met daarin het idee Katja komt op het feestje (p), en deze ruimte ongeldig verklaart. De primaire functie van niet is echter niet informatief, maar argumentatief: met Katja komt niet op het feestje wordt de aangesprokene niet primair geïnformeerd dat p niet waar is, maar primair uitgenodigd om inferenties op basis van p te annuleren. Zo zou Jort op basis van p ( Katja komt op het feestje ), de inferentie mogen maken dat hij extra flessen champagne moet bestellen, omdat Katja een grote drinker is. Als Georgina hem meedeelt dat Katja niet op het feestje komt, nodigt ze hem daarmee uit om deze inferentie ongeldig te verklaren. De argumentatieve richting van negatie (niet p) is dan om inferenties verbonden aan p te annuleren. De argumentatieve kracht waarmee niet p uitnodigt tot het annuleren van inferenties op basis van p is groot. Ook een negatie met geen heeft een grote argumentatieve kracht. Stel je voor dat Katja ziek is, en dat het de vraag is of ze op tijd herstelt om op het feestje van Jort en Georgina te komen. Als Jort op een gegeven moment aan Georgina vraagt of er nog hoop is dat Katja op het feestje komt, zou Georgina verschillende antwoorden kunnen geven: (11) Er is geen hoop (12) Er is nauwelijks hoop Antwoord (11) laat alleen maar de conclusie over dat Katja niet komt. Er is geen ruimte om aan deze conclusie te ontkomen. Antwoord (12) is echter minder krachtig. Er is nog hoop niet veel, maar toch. Net als (11) nodigt (12) uit tot de inferentie dat Katja niet komt: de argumentatieve richting van nauwelijks is dezelfde als van geen in (11). De argumentatieve kracht is echter geringer. Omdat de argumentatieve kracht van nauwelijks beperkt is, is er nog ruimte om de opgeroepen inferentie te annuleren. Bij gebruik van geen, met een grote argumentatieve kracht, kan de opgeroepen inferentie niet meer geannuleerd worden: (13) Er is nauwelijks hoop, maar wie weet komt ze toch nog (14) # Er is geen hoop, maar wie weet komt ze toch nog 17

20 Ook de in paragraaf gegeven voorbeeldzinnen over de voorstelling die om half negen begint, hieronder voor het gemak herhaald als (15) t/m (18), laten een verschil in argumentatieve kracht zien. Als iemand mij om kwart voor acht vraagt of we op tijd bij de voorstelling zullen zijn, en als we er met de auto binnen een half uurtje kunnen zijn, dan kan ik antwoorden met onderstaande zinnen, die allemaal opgevat mogen worden als een bevestigend antwoord: (15) De voorstelling begint om half negen (16) Volgens mij begint de voorstelling om half negen (17) Pierre heeft gezegd dat de voorstelling om half negen begint (18) Het is te verwachten dat de voorstelling om half negen begint Op basis van bovenstaande zinnen (en de contextuele informatie) mag de inferentie gemaakt worden dat we op tijd zullen zijn. De zinnen hebben allemaal dezelfde argumentatieve richting, maar ze verschillen wel in argumentatieve kracht. Antwoord (15) heeft door de rechtstreekse introductie in de Ground een maximale argumentatieve kracht. Met dit antwoord zou ik aangeven dat de aanvangstijd van de voorstelling zonder enige twijfel half negen is, en het antwoord zou dus als een volmondig ja opgevat mogen worden: we zullen op tijd zijn. Met het persoonlijke perspectief in (16) geef ik aan dat ik niet zeker ben van mijn zaak. Ik heb wel een idee over de aanvangstijd, maar ik geef aan dat het af kan wijken van de werkelijkheid. Ook met (17) en (18) presenteer ik de aanvangstijd van de voorstelling in een bepaald perspectief, dat af kan wijken van de werkelijkheid. Het perspectief in (17) zou daarbij als argumentatief zwakker kunnen worden bestempeld dan het persoonlijke perspectief in (16). Als ik zeg dat Pierre (met afstand tot de Ground) iets heeft gezegd, sluit ik namelijk niet uit dat ik zelf (in de Ground) het niet met zijn mededeling eens ben. In (18), waarin ik een onpersoonlijk perspectief gebruik, neem ik ook geen persoonlijke verantwoordelijkheid voor de mededeling. Waar de argumentatieve kracht van (15) maximaal is, is de argumentatieve kracht van (16) t/m (18) beperkt: als antwoord op de vraag of we op tijd zullen zijn, kunnen ze niet opgevat worden als een volmondig ja, maar eerder als ik denk van wel (16), een volgens Pierre wel (17) of waarschijnlijk wel (18). Ze nodigen net als (15) uit tot het maken van de inferentie dat we op tijd zullen zijn, maar met minder kracht. Het verschil in argumentatieve kracht in deze voorbeeldzinnen heeft (in ieder geval deels) te maken met een verschil in afstand tot de communicatieve situatie, de Ground. Dat de afstand tot de Ground een rol kan spelen in de kracht waarmee een taaluiting uitnodigt tot het maken van bepaalde inferenties, kan ook gedemonstreerd worden aan de hand van het in de inleiding gebruikte werkwoord beloven. Er is een verschil in argumentatieve kracht tussen (19) en (20): (19) (Katja:) Ik beloof dat ik op het feestje kom (20) (Georgina:) Katja heeft beloofd dat zij op het feestje komt 18

21 In (19) doet Katja zelf een belofte. De argumentatieve kracht hiervan is maximaal. Op basis van (19) mag Jort de inferentie maken dat Katja ook daadwerkelijk op het feestje zal komen (beloven versterkt immers deze verwachting). Katja kan de door haar opgeroepen inferentie ( dat ik op het feestje kom ) niet annuleren, zie (21) hieronder. In (20) wordt er door Georgina geen belofte gedaan, er wordt slechts een reeds gedane belofte beschreven. Dit laat ruimte om de opgeroepen inferentie (dat Katja op het feestje komt) te annuleren. In (22) annuleert maar de opgeroepen inferentie, en nodigt ik weet niet zeker of ze echt komt uit tot het maken van een contrasterende inferentie (namelijk dat Katja niet op het feestje komt): (21) # Ik beloof dat ik op het feestje kom, maar ik weet niet zeker of ik echt kom (22) Katja heeft beloofd dat zij op het feestje komt, maar ik weet niet zeker of ze echt komt In (19) wordt beloven performatief gebruikt, er wordt een belofte gedaan door de spreker (in de Ground). In (20) wordt beloven descriptief gebruikt, de spreker rapporteert slechts over een door iemand gedane belofte (niet in de Ground). Toch nodigen ze allebei uit tot het maken van de inferentie dat Katja op het feestje komt. Verhagen (2005: 110) stelt dan ook dat performatief en descriptief beloven niet categorisch van elkaar verschillen (ze hebben dezelfde argumentatieve richting), maar slechts gradueel (er is een verschil in argumentatieve kracht) Argumentativiteit in de taal De argumentatieve taaltheorie van Anscombre en Ducrot wordt ook wel getypeerd als een theorie van argumentativiteit in de taal, omdat zij stellen dat de argumentatieve functie van taal inherent aan het taalsysteem is, terwijl de informatieve functie afhankelijk kan zijn van de context. Dat het niet andersom is, mag blijken uit het door Verhagen (2005: 10) gegeven voorbeeld van de uitdrukking negatief tekort, die gebruikt werd in een commentaar op een begroting. Het woord tekort heeft het retorische effect van een waarschuwing, en kan bijvoorbeeld gezien worden als argument om bezuinigingen door te voeren. Het woord negatief annuleert deze argumentatieve functie niet, maar versterkt deze functie alleen maar, omdat het dezelfde argumentatieve richting heeft: ook negatief is een waarschuwing. Wat negatief wél verandert, is de informatieve waarde van tekort: een negatief tekort is namelijk geen tekort, maar een overschot. De informatieve waarde van negatief tekort en overschot is hetzelfde, maar de argumentatieve waarde is heel anders. Het retorische effect van overschot is in ieder geval niet dat van een waarschuwing: overschot kan niet gebruikt worden als argument om bezuinigingen door te voeren. Als de argumentatieve functie van taal een afgeleide zou zijn van de informatieve functie, valt niet te verklaren dat negatief tekort en overschot (met dezelfde informatieve waarde) een verschillend retorisch effect hebben. De relatie tussen argumentatie en informatie is eerder omgekeerd. Zowel in een tekort als in een negatief tekort is de argumentatieve waarde van 19

22 tekort immers constant, terwijl de informatieve waarde variabel is. Dit laat zien dat de argumentatieve functie van taal primair is, en de informatieve functie slechts secundair. 14 De argumentatieve functie van taaluitingen is niet altijd direct zichtbaar. Van woorden als tekort en overschot is het misschien duidelijk dat ze uitnodigen tot het maken van bepaalde inferenties. Maar ook een op het eerste gezicht louter informatieve zin zoals er zijn stoelen in deze kamer heeft wel degelijk een argumentatieve lading. Als we deze zin geïsoleerd beschouwen valt het misschien niet op, maar de zin zegt iets over het comfort in de betreffende kamer. De argumentatieve lading wordt zichtbaar gemaakt als de zin vervolgd wordt met een opmerking over het comfort van de stoelen: (23) # Er zijn stoelen in deze kamer, en ze zijn oncomfortabel (24) Er zijn stoelen in deze kamer, maar ze zijn oncomfortabel Wat bovenstaande zinnen laten zien is dat de schijnbaar puur informatieve zin er zijn stoelen in deze kamer uitnodigt om een positieve inferentie te maken over het comfort in de kamer. Het is namelijk onlogisch om de zin te vervolgen met en ze zijn oncomfortabel zoals in (23). Na de zin er zijn stoelen in deze kamer kan een negatieve opmerking over het comfort alleen na het contrastieve maar volgen. Door maar, dat de argumentatieve functie heeft om inferenties op basis van het voorafgaande te annuleren, wordt de argumentatieve lading van er zijn stoelen in deze kamer zichtbaar gemaakt. De positieve inferentie over het comfort in de kamer wordt door maar geannuleerd. Dan pas kan ze zijn oncomfortabel volgen, dat uitnodigt tot het maken van een negatieve inferentie over het comfort in de kamer. Tot slot de opmerking dat het altijd afhankelijk is van de context welke inferenties er gemaakt worden. Als iemand ergens een lege ruimte voor nodig heeft, nodigt de uiting er zijn stoelen in deze kamer uit tot het maken van een negatieve inferentie over de geschiktheid van de betreffende kamer. En Georgina kan met de uiting Katja is ziek Jort uitnodigen tot het maken van de negatieve inferentie dat Katja niet op het feestje komt, maar in een andere context zou ze hem hiermee kunnen uitnodigen tot het maken van de positieve inferentie dat ze vanavond bij Katja op ziekenbezoek gaan ( Katja is ziek, dus we gaan vanavond bij haar op ziekenbezoek ). 2.4 Samenvatting In dit hoofdstuk heb ik een schets proberen te geven van de argumentatieve benadering van taal. Verhagen betoogt dat mensen taal primair gebruiken om anderen te beïnvloeden. Deze 14 Dit impliceert niet dat taaluitingen alleen maar een argumentatieve functie hebben. Zowel Verhagen (zie bijvoorbeeld 2005: 13) als Ducrot (1996: 42-44) geven aan dat taaluitingen wel degelijk informatie kunnen verschaffen over de werkelijkheid. 20

Tenslotte / Uiteindelijk

Tenslotte / Uiteindelijk Tenslotte / Uiteindelijk Analyse van het objectieve en subjectieve gebruik van de woorden tenslotte en uiteindelijk. Inleverdatum: 16 juni 2016 Opleiding: MA Neerlandistiek Onderwijsinstelling: Universiteit

Nadere informatie

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten 1 Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding G.J.E. Rutten Introductie In dit artikel wil ik het argument van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga voor

Nadere informatie

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel Workshop voorbereiden Uitleg Start De workshop start met een echte, herkenbare en uitdagende situatie. (v.b. het is een probleem, een prestatie, het heeft

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Introductie In dit proefschrift evalueer ik de effectiviteit van de academische discussie over de ethiek van documentaire maken. In hoeverre stellen wetenschappers de juiste

Nadere informatie

Cover Page. Author: Scholz, Franziska Title: Tone sandhi, prosodic phrasing, and focus marking in Wenzhou Chinese Issue Date:

Cover Page. Author: Scholz, Franziska Title: Tone sandhi, prosodic phrasing, and focus marking in Wenzhou Chinese Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19983 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Scholz, Franziska Title: Tone sandhi, prosodic phrasing, and focus marking in

Nadere informatie

53. Anders ga je met pensioen!

53. Anders ga je met pensioen! 53. Anders ga je met pensioen! Alex Reuneker, Universiteit Leiden 1 Het bijwoord anders kent volgens Smessaert en Van Belle (2010) drie typen gebruik, als in (1)-(3). (1) Ze zullen zich morgen anders gedragen

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus

Nadere informatie

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. kiezen. De leerling kan referentiële verwijzingen expliciteren.

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. kiezen. De leerling kan referentiële verwijzingen expliciteren. Tussendoelen Latijn ( vwo ) Latijn havo/vwo onderbouw K = gericht op voorbereiding op deze vakken in bovenbouw (Turquoise) KGV= gericht op algemene gymnasiale vorming (Zilver) = K = Kgv Taalbeschouwing

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/142381

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus

Nadere informatie

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten Blooms taxonomie Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten Evalueren Evalueren = de vaardigheid om de waarde van iets (literatuur, onderzoeksrapport, presentatie etc) te kunnen beoordelen

Nadere informatie

1. TRADITIONELE LOGICA EN ARGUMENTATIELEER

1. TRADITIONELE LOGICA EN ARGUMENTATIELEER Inhoud Inleidend hoofdstuk 11 1. Logica als studie van de redenering 11 2. Logica als studie van deductieve redeneringen 13 3. Logica als formele logica Het onderscheid tussen redenering en redeneringsvorm

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 Hoe is het om een vleermuis te zijn?

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 Hoe is het om een vleermuis te zijn? Opgave 3 Hoe is het om een vleermuis te zijn? 11 maximumscore 2 een uitleg met een citaat uit tekst 7 dat Nagels probleem van de vleermuizen een epistemologisch probleem van andere geesten is: we weten

Nadere informatie

Feedback. Wat is feedback?

Feedback. Wat is feedback? Feedback Wat is feedback? Letterlijk vertaald is feedback terugvoeding. Het is het proces waarin informatie teruggevoerd wordt in een informatieverwerkend systeem, in dit geval de mens. Als het om mensen

Nadere informatie

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet Essay Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet Ethici onderscheiden zich van gewone mensen doordat zij niet schijnen te weten wat morele oordelen zijn. Met behulp van elkaar vaak uitsluitende ismen trachten

Nadere informatie

Samenvatting. Bijlage B

Samenvatting. Bijlage B Bijlage B In dit proefschrift stellen we ons het doel de besluitvorming van agenten en de communicatie tussen deze agenten te beschrijven en te formaliseren opdat de agenten rechtvaardigbare opvattingen

Nadere informatie

Feedback geven. Feedback kan positief en negatief zijn. Negatieve feedback geven is moeilijk

Feedback geven. Feedback kan positief en negatief zijn. Negatieve feedback geven is moeilijk 2 12 Feedback geven Feedback is een boodschap over het gedrag of de prestaties van een ander. Feedback is onmisbaar als je met anderen samenwerkt. Je moet zo nu en dan kunnen zeggen dat het werk van de

Nadere informatie

De Taxonomie van Bloom Toelichting

De Taxonomie van Bloom Toelichting De Taxonomie van Bloom Toelichting Een van de meest gebruikte manier om verschillende kennisniveaus in te delen, is op basis van de taxonomie van Bloom. Deze is tussen 1948 en 1956 ontwikkeld door de onderwijspsycholoog

Nadere informatie

20 EEUWIGE STRUIKELBLOKKEN

20 EEUWIGE STRUIKELBLOKKEN 20 EEUWIGE STRUIKELBLOKKEN De vijf ergerlijkste taalfouten Radio 1 kan (1) er van / ervan meespreken. Vraag de luisteraar niet aan welke taalfouten en clichés hij (2) hem / zich ergert, want je (3) word

Nadere informatie

5 havo Nederlands mevr. Rozendaal. Leesvaardigheid examenvoorbereidingen

5 havo Nederlands mevr. Rozendaal. Leesvaardigheid examenvoorbereidingen naam: Leesvaardigheid examenvoorbereidingen Opdracht: vul de juiste begrippen in op de lege plekken. Je kunt kiezen uit: acceptatie afhankelijk belanghebbend beschouwing betrouwbare deskundige discussiant

Nadere informatie

Samenvatting in het Nederlands

Samenvatting in het Nederlands Samenvatting in het Nederlands Constructies, beperkingen en voorstellingswijze: Adposities in het Nederlands De term adpositie wordt gebruikt voor partikels, preposities (voorzetsels) en postposities (achterzetsels).

Nadere informatie

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen Ten geleide Kants derde Kritiek: hoe kan de vrijheid worden verwerkelijkt? 15 Geraadpleegde literatuur 46 Verantwoording bij de vertaling 49 Immanuel Kant aan Johann Friedrich Reichardt 51 Immanuel Kant

Nadere informatie

Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink (4F)

Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink (4F) Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink (4F) 1. Mondelinge Taalvaardigheid Niveau 4F 1.1 Gesprekken Algemene omschrijving Kan in alle soorten gesprekken de taal nauwkeurig en doeltreffend

Nadere informatie

Waar het om draait, is niet of lesgeven ertoe doet: de vraag is hoe lesgeven er toe doet en waarvoor het ertoe doet.

Waar het om draait, is niet of lesgeven ertoe doet: de vraag is hoe lesgeven er toe doet en waarvoor het ertoe doet. Biesta Gert (2018) De terugkeer van het lesgeven Uitgeverij Pronese Wat ik vooral problematisch vind, is dat dat de leraar tot een factor wordt gereduceerd. Waar het om draait, is niet of lesgeven ertoe

Nadere informatie

Weet u wanneer deze boerderij gebouwd is?

Weet u wanneer deze boerderij gebouwd is? Taalkundige onderbouwing voor docenten van het lespakket Pragmatiek In dit bestand zal ik de wetenschappelijke onderbouwing van de lessenreeks Pragmatiek bespreken. Over het algemeen is de reeks gebaseerd

Nadere informatie

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol? Hoe word ik beter in geschiedenis? Als je beter wilt worden in geschiedenis moet je weten wat er bij het vak geschiedenis van je wordt gevraagd, wat je bij een onderwerp precies moet kennen en kunnen.

Nadere informatie

Samenvatting in het Nederlands. Summary in Dutch

Samenvatting in het Nederlands. Summary in Dutch Samenvatting in het Nederlands Summary in Dutch Causaliteitsmarkeringen op verschillende niveaus van taalstructuur Een cognitief-semantische analyse van causale werkwoorden en causale connectieven in

Nadere informatie

Taxanomie van Bloom en de kunst van het vragen stellen. Anouk Mulder verschil in talent

Taxanomie van Bloom en de kunst van het vragen stellen. Anouk Mulder verschil in talent Onthouden Kunnen ophalen van specifieke informatie, variërend van feiten tot complete theorieën Opslaan en ophalen van informatie (herkennen) Kennis van data, gebeurtenissen, plaatsen Kennis van belangrijkste

Nadere informatie

HANDREIKINGEN VANUIT WISKUNDIG- DIDACTISCH ONDERZOEK: LOGARITMEN EN HET INPRODUCT TOM COENEN EN MARK TIMMER

HANDREIKINGEN VANUIT WISKUNDIG- DIDACTISCH ONDERZOEK: LOGARITMEN EN HET INPRODUCT TOM COENEN EN MARK TIMMER HANDREIKINGEN VANUIT WISKUNDIG- DIDACTISCH ONDERZOEK: LOGARITMEN EN HET INPRODUCT TOM COENEN EN MARK TIMMER INHOUDSOPGAVE WAT GAAN WE VANDAAG ALLEMAAL DOEN? Logaritmen De setting Geschiedenis van de logaritme

Nadere informatie

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Dit proefschrift beschrijft onderzoek naar metacognitieve vaardigheden van leerlingen

Nadere informatie

Taxonomie van Bloom. (taxonomie = wetenschap van het indelen) 6. Creëren. Nieuwe ideeën, producten of gezichtspunten genereren

Taxonomie van Bloom. (taxonomie = wetenschap van het indelen) 6. Creëren. Nieuwe ideeën, producten of gezichtspunten genereren Taxonomie van Bloom (taxonomie = wetenschap van het indelen) 6. Creëren Nieuwe ideeën, producten of gezichtspunten genereren Ontwerpen, maken, plannen, produceren, uitvinden, bouwen 5. Evalueren Motiveren

Nadere informatie

Gebruikte technieken in Netwerkhotel Conceptpresentatie

Gebruikte technieken in Netwerkhotel Conceptpresentatie Gebruikte technieken in Netwerkhotel Conceptpresentatie 2.1 Kernboodschap De kernboodschap is dat het concept van een netwerkhotel een goede kans van slagen heeft. Dit blijkt zowel uit de positieve resultaten

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Lezen Hoofdstuk 1, 2 en 3

Samenvatting Nederlands Lezen Hoofdstuk 1, 2 en 3 Samenvatting Nederlands Lezen Hoofdstuk 1, 2 en 3 Samenvatting door E. 951 woorden 24 november 2012 5,5 4 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands NEDERLANDS LEZEN H1 1: Leesstrategieën

Nadere informatie

Kernachtig communiceren

Kernachtig communiceren Kernachtig communiceren De draad van mijn verhaal Generaliseren en concretiseren Hoofd en bijzaken Werken met tijdlijnen Verbaliseren en visualiseren De kern van mijn boodschap Taalpatronen Samenvatten

Nadere informatie

De energie in tekst. Bert den Hertog

De energie in tekst. Bert den Hertog De energie in tekst Bert den Hertog De energie in tekst; hoe doelgericht? Deze mini brochure heb ik geschreven vanuit mijn ervaring met tekstadviezen opstellen en opgedane kennis over energetisch werk

Nadere informatie

KLEURRIJKE EMOTIES psychologie en kleur

KLEURRIJKE EMOTIES psychologie en kleur KLEURRIJKE EMOTIES psychologie en kleur Iedere ouder zal het volgende herkennen: de blauwe en rode potloden uit de kleurdozen van kinderen zijn altijd het eerst op. Geel roept aanvankelijk ook warme gevoelens

Nadere informatie

Hoe relevant ook, het begrip wilsbekwaamheid is

Hoe relevant ook, het begrip wilsbekwaamheid is Samenvatting 179 180 Autonomie is de afgelopen decennia centraal komen te staan binnen de geneeskunde en zorg. Daarmee samenhangend is ook de wilsbekwame beslissing van de patiënt steeds belangrijker geworden.

Nadere informatie

Examen VBO-MAVO-D. Nederlands, leesvaardigheid

Examen VBO-MAVO-D. Nederlands, leesvaardigheid Nederlands, leesvaardigheid Examen VBO-MAVO-D Voorbereidend Beroeps Onderwijs Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 19 juni 13.30 15.30 uur 20 02 Vragenboekje Voor dit examen zijn

Nadere informatie

HET COBB-DOUGLAS MODEL ALS MODEL VOOR DE NUTSFUNCTIE IN DE ARBEIDSTHEORIE. 1. Inleiding

HET COBB-DOUGLAS MODEL ALS MODEL VOOR DE NUTSFUNCTIE IN DE ARBEIDSTHEORIE. 1. Inleiding HET COBB-DOUGLAS MODEL ALS MODEL VOOR DE NUTSFUNCTIE IN DE ARBEIDSTHEORIE IGNACE VAN DE WOESTYNE. Inleiding In zowel de theorie van het consumentengedrag als in de arbeidstheorie, beiden gesitueerd in

Nadere informatie

Bijlagen ( ) Eisen aan het onderzoeksvoorstel

Bijlagen ( ) Eisen aan het onderzoeksvoorstel Bijlagen (2008-2009) Eisen aan het onderzoeksvoorstel Het onderzoeksvoorstel dat na vier weken bij de begeleider moet worden ingediend omvat een (werk)titel, een uitgewerkte probleemstelling (die een belangrijke

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I Opgave 3 Vreemder dan alles wat vreemd is 12 maximumscore 3 de twee manieren waarop je vanuit zingevingsvragen religies kunt analyseren: als waarden en als ervaring 2 een uitleg van de analyse van religie

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1 t/m 5, paragraaf 1, 2, 3

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1 t/m 5, paragraaf 1, 2, 3 Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1 t/m 5, paragraaf 1, 2, 3 Samenvatting door een scholier 1653 woorden 13 februari 2011 6 16 keer beoordeeld Vak Nederlands Samenvatting H1,2,3,4,5 paragraaf 1,2,(3) Schrijfdoelen

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/29991 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Sun, Hongyuan Title: Temporal construals of bare predicates in Mandarin Chinese

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Werkalliantie Vragenlijst (W.A.V.)

Werkalliantie Vragenlijst (W.A.V.) Werkalliantie Vragenlijst (W.A.V.) Vorm Therapeut Vertommen en Vervaecke, 1990 Vertaling van de Working Alliance Inventory (W.A.I.) van Horvath en Greenberg, 1982 Onderzoeksnummer patiënt(e): Datum: INSTRUCTIE

Nadere informatie

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 h/v de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 h/v de betekenis

Nadere informatie

Beoordelingsmodel scriptie De beoordelaars gaan niet over tot een eindbeoordeling indien een van de categorieën een onvoldoende is.

Beoordelingsmodel scriptie De beoordelaars gaan niet over tot een eindbeoordeling indien een van de categorieën een onvoldoende is. Beoordelingsmodel scriptie De beoordelaars gaan niet over tot een eindbeoordeling indien een van de categorieën een is. Plan van aanpak 1.aanleiding (10 punten) Er is geen duidelijk omschreven aanleiding

Nadere informatie

Examen HAVO. Nederlands

Examen HAVO. Nederlands Nederlands Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Dinsdag 20 juni 13.30 16.30 uur 20 06 Vragenboekje Voor dit examen zijn maximaal 47 punten te behalen; het examen bestaat uit 22 vragen

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Top niveau -

Samenvatting Nederlands Top niveau - Samenvatting Nederlands Top niveau - Samenvatting door een scholier 1412 woorden 6 april 2005 5,5 6 keer beoordeeld Vak Nederlands Nederlands: 3.5 Uiteenzetting herkennen Uiteenzetting (tekst) geef je

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Module 9

Samenvatting Nederlands Module 9 Samenvatting Nederlands Module 9 Samenvatting door een scholier 1519 woorden 26 juni 2004 7,5 55 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Kiliaan Module 9: A3 Tekstsoorten A4 Structuur van de boodschap C4

Nadere informatie

2 Een beschouwend artikel (maximaal 5000 woorden inclusief literatuurlijst)

2 Een beschouwend artikel (maximaal 5000 woorden inclusief literatuurlijst) 2 Een beschouwend artikel (maximaal 5000 woorden inclusief literatuurlijst) Sluit aan bij actuele ontwikkelingen/vernieuwingen Het doel van het betoog is duidelijk geformuleerd Goede theoretische onderbouwing

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3 Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 802 woorden 14 februari 2004 5,4 39 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Topniveau 3.5 persuasieve teksten betoog beschouwing Bevat

Nadere informatie

Deel 5 Introductie. Handleiding scripties

Deel 5 Introductie. Handleiding scripties Deel 5 Introductie De Introductie is het deel van de scriptie dat vóór de Inleiding komt (althans, zo noem ik dat deel). Deze introductie wordt veelal opgesteld als de scriptie (bijna) klaar is (al zijn

Nadere informatie

Rijke Lessen. zetten je aan het denken. Handleiding(etje) Minka Dumont 26 november 2009 SLO - Landelijke Plusklasnetwerkdag

Rijke Lessen. zetten je aan het denken. Handleiding(etje) Minka Dumont 26 november 2009 SLO - Landelijke Plusklasnetwerkdag Rijke Lessen zetten je aan het denken Minka Dumont 2009 www.lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com Handleiding(etje) Minka Dumont 26 november 2009 SLO - Landelijke Plusklasnetwerkdag Onthouden Kunnen ophalen

Nadere informatie

Begrijpend Lezen moet je Lezen Denken Begrijpen!

Begrijpend Lezen moet je Lezen Denken Begrijpen! Begrijpend Lezen moet je Lezen Denken Begrijpen! Drie soorten strategieën: Sturingsstrategieën: Leesdoel bepalen Oriënteren op de tekst Actualiseren van kennis en woordenschat Actief lezen door toepassen

Nadere informatie

13.6. Onderzoeksresultaten: Betekenis voor verander- en

13.6. Onderzoeksresultaten: Betekenis voor verander- en Inhoudsopgave Dankwoord 5 Lijst van gebruikte Afkortingen 9 Lijst van figuren 15 Lijst van tabellen 16 1. Algemene inleiding 19 1.1. Inspiraties voor het onderzoek 24 1.2. Praktische relevantie van het

Nadere informatie

Introductie. De onderzoekscyclus; een gestructureerde aanpak die helpt bij het doen van onderzoek.

Introductie. De onderzoekscyclus; een gestructureerde aanpak die helpt bij het doen van onderzoek. Introductie Een onderzoeksactiviteit start vanuit een verwondering of verbazing. Je wilt iets begrijpen of weten en bent op zoek naar (nieuwe) kennis en/of antwoorden. Je gaat de context en content van

Nadere informatie

Samenvatting. Vermijd de naamwoordstijl! Een onderzoek naar de houdbaarheid van een schrijfadvies.

Samenvatting. Vermijd de naamwoordstijl! Een onderzoek naar de houdbaarheid van een schrijfadvies. Vermijd de naamwoordstijl! Een onderzoek naar de houdbaarheid van een schrijfadvies. In dit proefschrift stel ik de vraag hoe adequaat het advies vermijd de naamwoordstijl tegemoet komt aan de behoefte

Nadere informatie

Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen

Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen Samenvatting Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen Negen casestudies naar de verwerving van het Engels, Duits en Zweeds door volwassen moedertaalsprekers

Nadere informatie

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie Die publieke opinie in de Europese Unie Opiniepeiling besteld en gecoördineerd door de Europese Commissie, Directoraat-generaal Communicatie. Dit werd opgesteld voor de Vertegenwoordiging van de Europese

Nadere informatie

Slecht nieuws goed communiceren

Slecht nieuws goed communiceren Slecht nieuws goed communiceren M A N U K E I R S E F A C U L T E I T G E N E E S K U N D E, K U L E U V E N Waarheid is een van de meest krachtige medicamenten waarover men beschikt, maar men moet nog

Nadere informatie

Eindexamen Filosofie havo I

Eindexamen Filosofie havo I Opgave 2 Denken en bewustzijn 8 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een omschrijving van het begrip bewustzijn 2 argumentatie aan de hand van deze omschrijving of aan Genghis bewustzijn kan

Nadere informatie

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. De leerling kan zijn Latijnse woordenschat inzetten bij het tekstbegrip

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. De leerling kan zijn Latijnse woordenschat inzetten bij het tekstbegrip Tussendoelen Latijn ( vwo ) Latijn havo/vwo onderbouw K = gericht op voorbereiding op deze vakken in bovenbouw (Turquoise) KGV= gericht op algemene gymnasiale vorming (Zilver) = K = Kgv Taalsysteem Vocabulaire

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Domein A: leesvaardigheid en domein D: argumentatieve vaardigheden

Samenvatting Nederlands Domein A: leesvaardigheid en domein D: argumentatieve vaardigheden Samenvatting Nederlands Domein A: leesvaardigheid en domein D: argumentatieve vaardigheden Samenvatting door Denise 1323 woorden 7 mei 2019 0 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Alle

Nadere informatie

Samenvatting Dutch summary

Samenvatting Dutch summary Samenvatting Dutch summary SAMENVATTING INTRODUCTIE De afgelopen jaren zijn er in Nederland verschillende moordzaken geweest die vanaf de aanvang van het opsporingsonderzoek verkeerd werden geïnterpreteerd

Nadere informatie

Wegwijzer: Een breed publiek aanspreken

Wegwijzer: Een breed publiek aanspreken Wegwijzer: Een breed publiek aanspreken In de meeste gevallen heb je een specifieke doelgroep voor ogen en stem je je taalgebruik op die doelgroep af. Maar soms wil je het brede publiek aanspreken. In

Nadere informatie

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) die willen functioneren in een uitdagende kennis- of communicatiegerichte functie: in het hoger onderwijs, als docent

Nadere informatie

BEOORDELINGSFORMULIER

BEOORDELINGSFORMULIER Faculteit Geesteswetenschappen Versie maart 2015 BEOORDELINGSFORMULIER MASTER SCRIPTIES Eerste en tweede beoordelaar vullen het beoordelingsformulier onafhankelijk van elkaar in. Het eindcijfer wordt in

Nadere informatie

Vragen stellen 3. Wat is de vraag?

Vragen stellen 3. Wat is de vraag? Vragen stellen 3 Wat is de vraag? Samenvatting 3 dimensies: breedte, lengte, hoogte Breedte: wat voor vragen kan ik hierbij stellen? Lengte: hoe kom ik verder? Hoogte: waar ben ik mee bezig? Breedte Voorwaarts

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 11 Nederlandse Samenvatting Bij beslissingen over het al dan niet vergoeden van behandelingen wordt vaak gebruikt gemaakt van kosteneffectiviteitsanalyses, waarin de kosten worden afgezet tegen de baten.

Nadere informatie

Eindexamen Nederlands mavo D 2002 - I. Tekst 1 Dank u wel, alstublieft. - www.vmbogltl.nl - 1 - havovwo.nl. www.examen-cd.nl -

Eindexamen Nederlands mavo D 2002 - I. Tekst 1 Dank u wel, alstublieft. - www.vmbogltl.nl - 1 - havovwo.nl. www.examen-cd.nl - Tekst 1 Dank u wel, alstublieft - www.vmbogltl.nl - 1 - Tekst 1 Dank u wel, alstublieft 2p Kunt u me dan vertellen hoe laat de stoomtrein gaat? vraagt de man geërgerd. (regels 5 7) 1 Waarom gebruikt de

Nadere informatie

Pre-Academisch Onderwijs. Ontwikkelingslijnen en leerdoelen

Pre-Academisch Onderwijs. Ontwikkelingslijnen en leerdoelen Pre-Academisch Onderwijs Ontwikkelingslijnen en leerdoelen LEERDOELEN PER ONTWIKKELINGSLIJN Ontwikkelingslijn 1: De leerling ontwikkelt een wetenschappelijke houding 1.1 De leerling ontwikkelt een kritische

Nadere informatie

filosofie havo 2018-I

filosofie havo 2018-I Opgave 2 Online roleplayinggames 10 maximumscore 2 een uitleg dat een avatar in WoW niet kwalitatief identiek is met zichzelf als hij een hoger level bereikt: zijn mogelijkheden/eigenschappen/kwaliteiten

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ADVIES (BRUGEL-ADVIES-20140620-191) betreffende de Klantendienst in de nabijheid van de afnemers - Implementatie Opgesteld op basis

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin!

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin! Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin! 12 maximumscore 2 een uitleg dat volgens Hume het uniformiteitsprincipe filosofisch niet te verantwoorden is: omdat het uniformiteitsprincipe niet is te

Nadere informatie

Niet-feitelijke waarheden (2)

Niet-feitelijke waarheden (2) Niet-feitelijke waarheden (2) Emanuel Rutten Wat is waarheid? Er zijn weinig wijsgerige vragen die vaker zijn gesteld dan deze. In wat volgt ga ik er niet rechtstreeks op in. In plaats daarvan wil ik een

Nadere informatie

Cultuureducatie met Kwaliteit

Cultuureducatie met Kwaliteit Cultuureducatie met Kwaliteit Doorlopende leerlijn literatuur Groep 7 Lessenreeks basis Deze leerlijn is ontwikkeld door Bibliotheek Zoetermeer. Schrijversbezoek Informatie over Schrijversbezoek Groep

Nadere informatie

Vakonderdeel: TAALBESCHOUWING: NADENKEN OVER TEKSTEN

Vakonderdeel: TAALBESCHOUWING: NADENKEN OVER TEKSTEN Vakonderdeel: TAALBESCHOUWING: NADENKEN OVER TEKSTEN Doelen De termen lay-out, cursief en vetjes correct gebruiken De bedoeling van een lay-out inzien De bedoeling van cursieve en vetgedrukte woorden inzien.

Nadere informatie

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie Bijeenkomst afstudeerbegeleiders 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie Doel deel II bijeenkomst vandaag Afstudeerbegeleiders zijn geinformeerd over inhoud Medmec jaar vier (scriptievaardigheden) Afstudeerbegeleiders

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2002-I

Eindexamen filosofie vwo 2002-I Opgave 1 Wetenschappelijke verklaringswijzen Maximumscore 3 1 Een goed antwoord bevat de volgende elementen: een antwoord op de vraag of de Weense Kring de uitspraak zinvol zou vinden: ja 1 een omschrijving

Nadere informatie

Examen VBO-MAVO-D. Nederlands, leesvaardigheid

Examen VBO-MAVO-D. Nederlands, leesvaardigheid Nederlands, leesvaardigheid Examen VBO-MAVO-D Voorbereidend Beroeps Onderwijs Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 22 mei 13.30 15.30 uur 20 02 Vragenboekje Voor dit examen zijn

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking

Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking Nederlandse Associatie voor Examinering 1 Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking Met de scriptie voor Compensation & Benefits Consultant (CBC) toont de kandidaat een onderbouwd advies

Nadere informatie

BTW Code Conversie Legal Eagle Integratie Met Export versie 2.18.x naar 2.19.0. 2012 Sdu uitgevers

BTW Code Conversie Legal Eagle Integratie Met Export versie 2.18.x naar 2.19.0. 2012 Sdu uitgevers BTW Code Conversie Legal Eagle Integratie Met Export versie 2.18.x naar 2.19.0 2012 Sdu uitgevers BTW Code Conversie Legal Eagle Integratie Met Export Inhoudsopgave BTW Code Conversie Legal Eagle Integratie

Nadere informatie

Hieronder vindt u de reactie van de BSMR op het concept beleidsplan tegenprestatie.

Hieronder vindt u de reactie van de BSMR op het concept beleidsplan tegenprestatie. Doesburg, 16 november 2015 Aan: Onderwerp: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Doesburg BSMR-advies nr. 2015-003 inzake concept beleidsplan tegenprestatie Gemeente Doesburg, november

Nadere informatie

De Nieuwe Overheid: nieuwe mogelijkheden, nieuwe vragen

De Nieuwe Overheid: nieuwe mogelijkheden, nieuwe vragen 1 De Nieuwe Overheid: nieuwe mogelijkheden, nieuwe vragen In het publieke domein worden allerlei nieuwe technieken gebruikt: ambtenaren gebruiken Twitter, games, webplatformen en monitoringtools om de

Nadere informatie

SSamenvatting. 1. Introductie

SSamenvatting. 1. Introductie S 1. Introductie PowerPoint is niet meer weg te denken bij presentaties. Het programma kende wereldwijd meer dan 200 miljoen gebruikers in 2012. Sommigen wenden het aan voor hun colleges, anderen voor

Nadere informatie

Tussendoelen Gevorderde Geletterdheid. 1. Tussendoelen lees- en schrijfmotivatie. 2. Tussendoelen technisch lezen

Tussendoelen Gevorderde Geletterdheid. 1. Tussendoelen lees- en schrijfmotivatie. 2. Tussendoelen technisch lezen Tussendoelen Gevorderde Geletterdheid Bron: Aarnoutse, C. & Verhoeven, L. (red.), Zandt, R. van het, Biemond, H.(in voorbereiding). Tussendoelen Gevorderde Geletterdheid. Een leerlijn voor groep 4 tot

Nadere informatie

Korte scriptiehandleiding

Korte scriptiehandleiding Korte scriptiehandleiding Inhoudsopgave 1. Inleiding...2 2. Het onderwerp...2 3. De probleemstelling...3 4. De relatie tussen probleemstelling en tekststructuur...5 5. Toepassingen op juridisch gebied...7

Nadere informatie

Acquiring Negative Polarity Items J. Lin

Acquiring Negative Polarity Items J. Lin Acquiring Negative Polarity Items J. Lin Summary: Acquiring Negative Polarity Items 1 Samenvatting: De verwerving van negatief-polaire uitdrukkingen Negatief-polaire uitdrukkingen (Engels: Negative Polarity

Nadere informatie

Person Markers in Spoken Spontaneous Israeli Hebrew. A Systematic Description and Analysis S. Cohen

Person Markers in Spoken Spontaneous Israeli Hebrew. A Systematic Description and Analysis S. Cohen Person Markers in Spoken Spontaneous Israeli Hebrew. A Systematic Description and Analysis S. Cohen Persoonsmarkeerders in het Spontaan Gesproken Israelisch Hebreeuws (Samenvatting) Het corpus-gebaseerde

Nadere informatie

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) die willen functioneren in een uitdagende kennis- of communicatiegerichte functie: in het hoger onderwijs, als docent

Nadere informatie

Feedback ontvangen. Feedback ontvangen is moeilijk. Hoe gaan we om met feedback?

Feedback ontvangen. Feedback ontvangen is moeilijk. Hoe gaan we om met feedback? 2 7 Feedback ontvangen Feedback kun je zien als een cadeau. Je kunt het aannemen, uitpakken en er je voordeel mee doen. Of je neemt het cadeau aan, bedankt de gever en legt het vervolgens in een kast om

Nadere informatie

De dubbele ontkenning: een niet onverdienstelijke constructie

De dubbele ontkenning: een niet onverdienstelijke constructie De dubbele ontkenning: een niet onverdienstelijke constructie Een onderzoek naar factoren die de lezing van de dubbele ontkenning niet on-adj bepalen Datum: 19-06-2017 Opleiding: MA Neerlandistiek Nederlandse

Nadere informatie

Tekst: structuursheet van de introductie. - Doel. verhelderende woorden: het leren sturen, ander een stap verder helpen, spiegel op gedrag.

Tekst: structuursheet van de introductie. - Doel. verhelderende woorden: het leren sturen, ander een stap verder helpen, spiegel op gedrag. KENNISCLIP FEEDBACK GEVEN EN ONTVANGEN FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID (DOCENT: H.E. VAN ROSSUM) Hester vertelt de theorie van feedback geven en ontvangen (niet geacteerd o.i.d.). Het verhaal wordt ondersteund

Nadere informatie

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers?

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers? Wat te doen met zwakke begrijpend lezers? Cor Aarnoutse Wat doe je met kinderen die moeite hebben met begrijpend lezen? In dit artikel zullen we antwoord geven op deze vraag. Voor meer informatie verwijzen

Nadere informatie

MIRARI Van kritiek naar dialoog.

MIRARI Van kritiek naar dialoog. MIRARI Van kritiek naar dialoog. Door Tomas Serrien Verwondering is het begin van alle wijsheid. (Aristoteles) Mirari - 1 HET WAT en HET WAAROM: Het grondidee van Mirari. Het is tijd voor een filosofisch

Nadere informatie

BEÏNVLOEDINGSSTIJLEN. Tegenbewegende stijlen. Meebewegende stijlen. = duwen = trekken. evalueren aansporen en onder druk zetten

BEÏNVLOEDINGSSTIJLEN. Tegenbewegende stijlen. Meebewegende stijlen. = duwen = trekken. evalueren aansporen en onder druk zetten BEÏNVLOEDINGSSTIJLEN Er zijn verschillende beïnvloedingsstijlen te onderscheiden. De stijlen kunnen worden onderverdeeld in: TEGENBEWEGENDE STIJLEN MEEBEWEGENDE STIJLEN = duwen = trekken Tegenbewegende

Nadere informatie

Profiel Voorbeeldrapport

Profiel Voorbeeldrapport Profiel Talent Scanner Inhoudsopgave 1. Algemene beschrijving... 3 1.1. Doel... 3 1.2. Sfeer van Invloed model... 4 1.3. Beschrijving van de interactiestijlen... 5 1.3.1 Interactiestijlen die sturen op

Nadere informatie

Examenopgaven VMBO-GL en TL

Examenopgaven VMBO-GL en TL Examenopgaven VMBO-GL en TL 2003 tijdvak 2 woensdag 18 juni 13.30 15.30 uur NEDERLANDS LEESVAARDIGHEID CSE GL EN TL NEDERLANDS LEESVAARDIGHEID VBO-MAVO-D Bij dit examen hoort een tekstboekje. Dit examen

Nadere informatie