Bestemmingsplan Lus van Linne

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bestemmingsplan Lus van Linne"

Transcriptie

1

2 Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk Inleiding Aanleiding planherziening Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied Bij het plan behorende stukken Leeswijzer Hoofdstuk Gebieds- en planbeschrijving Ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke structuur Functionele structuur Planbeschrijving Hoofdstuk Ruimtelijk Beleid Rijksbeleid Provinciaal en regionaal beleid Gemeentelijk beleid Toetsing aan beleidskader Hoofdstuk Omschrijving deelaspecten Milieu Externe veiligheid Waterhuishouding Archeologie Cultuurhistorie Aardkundige waarden Flora en fauna Landschapswaarden Verkeer en infrastructuur Conclusies, algemeen/samenvattend Hoofdstuk Juridische Planopzet Wabo Verbeelding en regels De bestemmingen Hoofdstuk Uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal Maatschappelijke uitvoerbaarheid Hoofdstuk Bronnen Boeken en rapporten Websites Bijlagen

3 Toelichting Hoofdstuk Inleiding Aanleiding planherziening De Lus van Linne is de grootste meander in de Maas, gelegen ten zuiden van Roermond. De meanderbocht omsluit een ruim 200 hectare grote uiterwaard, waarin een aantal voormalige grindwinningsplassen ligt. De plassen worden omgeven door agrarische terreinen. Op een deel van de oevers van de Maas en de plassen heeft zich natuur ontwikkeld. De Lus van Linne is aangewezen als kerngebied in de Ecologische Hoofdstructuur. Door de versterking van de invloed van de rivier en het omschakelen naar natuurlijk beheer zal de natuurkwaliteit fors vergroot moeten worden. De ambitie van het plan is de ontwikkeling van een robuust kerngebied in de Ecologische Hoofdstructuur, met een meerwaarde die uitstraalt naar het gehele Maasplassengebied en bijdraagt aan de hoogwaterbescherming langs de Maas. Uitgangspunt van het plan is een private realisatie van nieuwe multifunctionele natuur en extra rivierwaterberging door een en ander te combineren met een uitgekiende benutting/winning van in het verleden slechts gedeeltelijk uitgenutte delfstoffen (zand, grind) in het gebied. Om de natuur- en waterdoelen te bereiken is een herinrichting van het gebied noodzakelijk. Ballast Nedam Grondstoffen B.V., tevens eigenaar van het grootste gedeelte van het gebied, heeft het initiatief genomen deze natuurgerichte en rivierverruimende herinrichting van het gebied (versneld) te realiseren. Daarbij wordt die herinrichting uitgevoerd in combinatie met tijdelijke (delfstoffen)winning van een deel van het zand en grind dat in de voormalige grindwinningsplassen en de huidige dammen aanwezig is, en waarvan de winning uitvoerbaar en aanvaardbaar is in relatie tot de natuurontwikkeling en de hoogwaterbescherming. Een eerste schets voor de herinrichting van de Lus van Linne is in 2005 gepresenteerd en besproken met diverse partijen. Uit deze verkenning kwam een aantal kansen en knelpunten in beeld, op basis waarvan in 2007 een tweede schetsontwerp is opgesteld. Dit tweede plan is op basis van verkennende rivierkundige berekeningen aangepast tot een, volgens de initiatiefnemer, meest wenselijk 'basisplan'. Met de overige particuliere grondeigenaren, de Stichting het Limburg Landschap, Rijkswaterstaat en Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg -waarin de provincie Limburg en gemeenten, waaronder de gemeente Roermond, samenwerken- zijn besprekingen gevoerd over het initiatief en het basisplan. Al deze partijen zien mogelijkheden om de beoogde nieuwe natuur in de Lus van Linne, binnen 11 jaren (en voor gedeelten al veel sneller) te realiseren. De gezamenlijk voorgestane ontwikkeling van het gebied is echter grotendeels niet meer overeenkomstig het ter plaatse (nog) geldende 'Bestemmingsplan Buitengebied Maas en Maasplassen' uit Om die reden is een herziening van het vigerende bestemmingsplan, in de vorm van een nieuw bestemmingsplan zoals hier voorligt onder de naam '', opgesteld. In het kader van de ontwikkeling van het plangebied en opstelling van het nieuwe bestemmingsplan daarvoor, moet tevens de wettelijke procedure van een milieueffectrapportage (m.e.r.-procedure) doorlopen te worden in combinatie met en afgestemd op het bestemmingsplantraject. De nu voorgestane herinrichting en -ontwikkeling van het plangebied onder de project-/werknaam 'Nieuw leven in de Lus van Linne' is nader beschreven in het gelijknamige MER d.d. november Daarin zijn verschillende (nieuwe) combinaties van water, natuur en vaarweg, met eventuele toevoeging van (specifieke) recreatie nader onderzocht en met elkaar vergeleken wat betreft uiteenlopende effecten op het milieu. Naast de uitgangssituatie is daarin een negental varianten/alternatieven met elkaar vergeleken, daaruit is het voorkeursalternatief (VKA) naar voren gekomen. Op dat VKA is voorliggend 3

4 bestemmingsplan gebaseerd. Overigens zijn de benamingen 'plan-mer' en 'besluit-mer' met de wijziging van de Wet Milieubeheer van 1 juli 2010 vervallen. Derhalve wordt in voorliggend document gesproken over het 'MER'. 1.2 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied In het midden van de Provincie Limburg, net onder Roermond, ligt de grootste meander in de Maas: de Lus van Linne. De meanderbocht omsluit een ruim 200 hectare grote uiterwaard, waarin een aantal plassen ligt, dat rond het midden van de vorige eeuw is ontstaan door de winning van spoorgrind voor de Nederlandse Spoorwegen. De plassen worden omgeven door agrarische terreinen. Op een deel van de oevers van de Maas en de plassen heeft zich natuur ontwikkeld. De Lus van Linne behoort tot het voormalig landgoed Osen, en is alleen toegankelijk vanaf de westzijde vanuit Heel. Het gebied waar de herinrichting plaatsvindt, wordt omsloten door de (binnen)oever van de ter plaatse (via stuw Linne) afgedamde Maasmeander c.q. Lus van Linne, en omvat de binnen die lus gelegen waterplassen met om- en tussenliggende landstroken. Het eigenlijke herinrichtingsgebied of plangebied MER (circa 180 ha) wordt omgeven door een 'buitenrand' die, aan de noord-,oost- en zuidzijde, bestaat uit het zomerbed van de Maas (Lus van Linne) en, aan de westzijde, uit een strook gronden tot aan de sluis Linne en een aansluitend gedeelte van de Maas (voor stuw Linne; aansluitend op de doorvaart naar sluis Linne), waarop de herinrichting in meer of minder mate, direct of indirect, invloed op heeft. Het herinrichtingsgebied ligt geheel op het grondgebied van de gemeente Roermond. Het plangebied, zoals vervat is binnen de begrenzing van het voorliggende bestemmingsplan (circa 245 ha), omvat zowel het gehele herinrichtingsgebied als de omliggende 'buitenrand' binnen de gemeentegrenzen. Die 'buitenrand' is mede in het bestemmingsplangebied opgenomen om ten opzichte van de gemeentegrens aan deze zijden (deels in de rivier), het overige gedeelte van het vigerende bestemmingsplan en andere aangrenzende bestemmingsplannen, tot een logisch samenhangende en praktisch hanteerbare planbegrenzing te komen. Voor het bestemmingsplangebied van de Lus van Linne geldt nu nog het bestemmingsplan 'Buitengebied Maas en Maasplassen' (vastgesteld op 28 juni 2007 en goedgekeurd op 22 januari 2008). 4

5 Daar binnen zijn de volgende bestemmingen van toepassing: Water (Wa), voor de verschillende bestaande waterplassen en ook het meest zuidelijke gedeelten van de Maas (nabij de stuw/sluis). Natuur (N), voor alle gronden met bestaande natuur en/of agrarisch (mede)gebruik, die geen water of vaarweg zijn, uitgezonderd een strookje ALN. Vaarwegen (Va), voor het bevaarbare gedeelte van de rivierlus, met tevens de aangeduide dubbelfunctie 'ecologische verbindingszone'. Agrarische doeleinden met landschappelijke en natuurwaarden (ALN), voor een enkele oeverstrookje langs de uiterste oostzijde van rivierlus. De dubbelbestemming 'Stroomvoerend Rivierbed', die over alle voornoemde bestemmingen heen ligt. 5

6 1.3 Bij het plan behorende stukken Voorliggend (ontwerp)bestemmingsplan bestaat uit een planologisch-juridisch gedeelte, de verbeelding en de bijbehorende regels, en uit een toelichting. Daaraan zijn/worden, als (separate) bijlagen, rapporten over specifieke milieuaspecten (met name in verband met het Milieueffectrapport (MER)) en uitkomsten van verschillende overlegprocedures toegevoegd. 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie en de toekomstige situatie van het plangebied, op basis van de voorkeursvariant uit het MER, beschreven. Het beleidskader dat van toepassing is op de locatie en het initiatief is opgenomen in hoofdstuk 3. Aan de hand van de omschrijving van de planologische aspecten ter plaatse en in de directe omgeving van het plangebied worden in hoofdstuk 4 de randvoorwaarden voor het initiatief geschetst. De feitelijke juridische planopzet en de uitvoerbaarheid van het initiatief komen respectievelijk in hoofdstuk 5 en 6 aan bod. In het laatste hoofdstuk 7 is een overzicht opgenomen van de bronnen die bij de totstandkoming van dit plan gebruikt zijn. 6

7 Hoofdstuk Gebieds- en planbeschrijving Ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke structuur In de 19e eeuw had de Maas bij Linne nog vrij spel. De rivierdynamiek verlegde haar loop tot een scherpe meander rond het kasteel Osen. In de binnenbocht werden grindbanken gevormd, terwijl de buitenbocht steeds verder uitgesneden werd. Intussen zou de Maas de Lus hebben kortgesloten als de rivier niet was vastgelegd met onder andere de aanleg van het sluiscomplex Linne. Vrijwel het gehele gebied werd in de vorige eeuw vergraven voor de winning van een grote maat grind, bedoeld voor de aanleg en het onderhoud van het ballastbed van de spoorwegen. In de loop der jaren zijn vier winplaatsen ontgraven, die onderling gescheiden bleven door dammen. Deze grindwinningen bleven relatief ondiep en de voor de spoorwegen onbruikbare kleinere korrelgrootten zijn voor een deel in het gebied achtergebleven. Deze rest volumes bieden thans de mogelijkheid om de eindinrichting te kunnen voltooien en de haalbaarheid van het plan financieel te ondersteunen. Na beëindiging van de laatste grindwinning begin jaren '80 is de inrichting van de Lus van Linne nooit op een samenhangende manier afgerond. Onder meer de grondeigendomsituatie heeft dit gebied als 'vergeten' doen laten liggen. De kop van de uiterwaard is in agrarisch gebruik. Dit gebied is ontstaan door opvulling van het eerste grindgat met een meters dikke laag dekgrond, waarschijnlijk uit de latere winningen. 7

8 Langs de zuidrand van de Lus ligt de 'Spoorplas'. Deze relatief ondiepe put kenmerkt zich door een wilgenbos rond de oever en een spontaan ontwikkelde oeverwal die is afgezet bij het hoogwater van januari 1995 en zich sindsdien heeft ontwikkeld tot een bijzonder natuurterrein. Op dit terrein is te zien welke bijzondere natuurwaarden ter plaatse mogelijk zijn na beëindiging van intensieve landbouw en het scheppen van ruimte voor rivierdynamiek. Direct stroomopwaarts van de Lus van Linne zijn in de eerste helft van de 20e eeuw de stuw Linne en het sluiscomplex Linne aangelegd. Voor de scheepvaart is de 6 kilometer lange meanderboog daarmee afgesneden. Later is daar het Lateraalkanaal naast gelegd. De Maas stroomt als onbevaren rivier door de meanderbocht. Bij hoogwaters bouwt zich een verhang van 1 à 1,5 meter peilverschil tussen het begin en het einde van de Lus op. De dammen tussen de grindplassen spelen daarbij een belangrijke stroomgeleidende rol. Het gebied biedt daardoor bijzondere potenties voor rivierverruiming. Deze potenties zijn ook onderkend in de Integrale Verkenning Maas (IVM2). Rijkswaterstaat schetst in dit gebied een drietal opties om op de langere termijn de hoogwaterstanden te verlagen als de Maasafvoer door de klimaatwijzigingen verder toeneemt. Binnen het herinrichtingsgebied worden diverse (veld)namen gehanteerd, zoals deze in navolgende figuur zijn weergegeven. Het eigenlijke herinrichtingsgebied c.q. plangebied van het MER omvat circa 180 ha. Daarvan bestaat de helft (circa 90 ha) uit de diepe grindplassen: Gerelingsplas, Spoorplas en Osenplas. Het overige deel bestaat voornamelijk uit pachtvrij agrarisch land met een aantal landbouwwegen (circa 60 ha), enkele spontaan ontwikkelde natuurstroken, waaronder zachthoutooibos (circa 10 ha, Peupelensteen) en 's zomers verdrogende grindgraslanden (circa 20 ha, Koeweide). Het zomerbed van de Maas rondom het herinrichtingsgebied (circa 55 ha) en de strook agrarische grond langs Sluis Linne (circa 10 ha) vormen met herinrichtingsgebied tezamen het bestemmingsplangebied van circa 245 ha. 8

9 Binnen het herinrichtingsgebied komen momenteel nog maar twee grondeigenaren voor: de Stichting het Limburgs Landschap (kleiner gedeelte) en Ballast Nedam Grondstoffen (grootste gedeelte). Binnen het bestemmingsplangebied is de Staat de derde grondeigenaar (van de Maas en ook de strook grond langs Sluis Linne). Landschap Door de winning van spoorgrind over het gehele plangebied en de bouw van de Sluis Linne zijn vrijwel alle historische landschapselementen verdwenen. Met het huidige statische gemengde gebruik voor landbouw, natuur, en wateroppervlakten bestaat in de Lus van Linne slechts weinig samenhang en variatie in landschap. Het water, en de openheid die hiermee samenhangt zijn kenmerkend voor het plangebied. Dit geldt ook voor de landschapswaarden die samenhangen met het water en de oevers. Het plangebied wordt ingeklemd door de Maas. Er is geen bebouwing aanwezig. De smalle kaden tussen de plassen zijn begroeid met hoge bomenrijen. 2.2 Functionele structuur Het huidige gebruik binnen de Lus van Linne is gemengd en bestaat uit de hoofdgroepen zoals deze in navolgende figuur zijn weergegeven. In het bestemmingsplangebied van circa 245 ha bevindt zich momenteel bijna 50% open water (exclusief rivier), meer dan 40% wordt nog agrarisch gebruikt en op een gedeelte van de overige 10% is spontaan een waardevolle natuur ontstaan. Daarmee vertoont de Lus van Linne kenmerken van een rustgebied. De plassen en oevers van de Lus van Linne hebben momenteel overwegend een extensief medegebruik voor recreatie. Er zijn geen toeristisch-recreatieve voorzieningen of bebouwing aanwezig. Meestal ligt het gebied er verlaten bij. Doordat het meeste oppervlak privaat eigendom is, zijn toegangswegen afgesloten voor algemeen autoverkeer, en alleen nog toegankelijk voor 'eigen' landbouwverkeer of verkeer ten behoeve van toezicht 9

10 en beheer als natuurterrein. Er komen mede daarom slechts weinig vissers en wandelaars en oeverrecreanten. Vanaf sluis Linne leidt een fietspad naar en over de stuw van Linne. Dit fietspad heeft een infrastructurele functie tussen de beide Maasoevers, maar ook wordt er (natuur)recreatief gebruik van gemaakt. Van de waterplassen is de noordelijke Gerelingsplas feitelijk toegankelijk voor (kleine) recreatievaart. Een groeiende zandbank verhindert doorgang voor gemotoriseerde schepen. Momenteel wordt van de Maas, en de daarop aansluitende zuidwestelijke plas (Den Hollander) gebruikt gemaakt door snelle motorboten. De Lus van Linne wordt nagenoeg alleen gebruikt ten behoeve van de recreatievaart. Bij Linne is een steiger ingericht voor ligplaatsen van jachten. Beroepsvaart maakt gebruik van de westelijk gelegen Sluis Linne, en ook het Lateraalkanaal doet dienst als vaarweg voor de beroepsvaart. Er is dus geen doorgaande beroepsvaart over de Lus van Linne. Wel vindt incidenteel nog transport plaats van (sloop)schepen naar een aanlegplaats bij een bedrijf ten zuidwesten van de Lus van Linne. De gemeentelijke loswal ten het oosten van het plangebied is niet meer in gebruik. Het bedrijf Solvay bij Linne kent geen watertransport (meer) en is als droog industrieterrein in gebruik. De Lus van Linne fungeert als winterbed bij hoogwater. Dit geeft een breder doorstromingsprofiel en waterberging. Naast de Stuw van Linne is een overlaat aangelegd waarvan de afloop zich kort na de stuw weer samenvoegt met het zomerbed. In het gebied zelf zijn geen werken uitgevoerd of voorzien in het kader van hoogwaterbescherming. Bij lage afvoeren bestaat een groot peilverschil over de stuw Linne. Dan is er benedenstrooms een beperkt verhang in de Maaslus. Bij stijgende afvoeren draait dit om: het verhang over de stuw wordt kleiner, maar het daaropvolgende verhang rond de Lus van Linne wordt groter. Deze dynamiek ter hoogte van de stuw Linne loopt nog verder op met waterstanden tussen 22 m+nap bij een 50-jaars hoogwater en bij de maatgevende afvoer (MHW, eens in de 1250 jaar) iets meer dan 23 m+nap. Het droge deel van het plangebied wordt intensief gebruik voor landbouw als weiland en akker. Meer dan 80 ha terrein en kaden zijn (kortlopend) verpacht. Percelen maïsteelt wisselen af met beweiding door koeien. De delfstofwinning in het gebied is begin jaren '90 geheel tot stilstand gekomen. De winning van spoorgrind en de belading bij Linne in kantelbakwagons werd al in de jaren '70 beëindigd om economische redenen en omdat de voorkeur ontstond voor de toepassing van hoekig gebroken rots als ballastbed. 10

11 2.3 Planbeschrijving Doelen en ambitie van het plan Het plan zet in op een integrale, natuurgerichte herinrichting van de gehele Lus van Linne. Het plan betreft zowel de eigendommen van de initiatiefnemer, Ballast Nedam Grondstoffen, als de Osenplas, in eigendom van de Stichting het Limburgs Landschap. Het project haakt aan op de lopende gebiedsontwikkeling Midden-Limburg (GOML). Het project wordt gefinancierd door de winning van de nog aanwezige grindvoorraden. Ondanks dat de Lus van Linne in het verleden geheel vergraven is geweest, blijken er nog waardevolle winbare hoeveelheden grind in de ondiepe ondergrond aanwezig. Aanvoer van overtollige specie uit andere projecten is nadrukkelijk niet aan de orde. In deel 1 van de Planstudie-MER is de ambitie van het project vertaald naar concrete doelen en uitgangspunten voor het project. Deels komen deze voort uit het actueel beleid en de wet- en regelgeving waar het project aan moet voldoen (zoals opgesomd in hoofdstuk 3 (en 4)). Anderzijds komen de doelen en uitgangspunten voort uit overleg en afspraken met betrokken partners en andere betrokkenen: Vergroten van de bescherming van het Maasdal tegen overstromingen, door verlaging van de overstromingskansen bij hoogwaters. In de Lus van Linne worden rivierverruimende voorzieningen aangebracht, waarmee de bovenstroomse waterstanden met meerdere decimeters verlaagd kunnen worden. Realiseren van een toekomstvaste inrichting die de basis legt voor een vrije, dynamische natuurontwikkeling, die wordt gedragen en gestuurd door de ter plaatse nog relatief grote rivierdynamiek. De Lus van Linne beschikt over enkele bijzondere potenties voor de ontwikkeling van dynamische riviernatuur, die elders in de directe omgeving van Roermond ontbreken. Behouden en versterken van de reeds waardevolle natuurgedeelten. Met name ter plekke van het ooibos Peupelensteen en op de Koeweide hebben zich sinds de hoogwaters van 1993 en 1995 waardevolle natuurterreinen ontwikkeld. Het plan zet als vertrekpunt voor een 'eindsituatie' in op de ontwikkeling van een samenhangend natuurgebied, waarvan de natuurontwikkeling wordt gestuurd door de natuurlijke processen. Kern van het ontwerp is het vergroten van de verrijkende invloed van periodieke door- en overstromingen door de Maas. Door de introductie van natuurlijke begrazing en vraat (paarden, runderen, konijnen bevers etc.) zal zich een structuurrijk, half open uiterwaardenlandschap ontwikkelen. De ambitie is binnen de Maasplassen een aantrekkelijk gebied te ontwikkelen voor natuurbeleving en ander natuurgericht recreatief medegebruik. Het plan beoogt tevens een bijdrage te leveren aan de hoogwaterbescherming door verlaging van de hoogwaterstanden ter hoogte van Linne met enkele decimeters Van Basisplan naar Voorkeursalternatief (naar Definitief Ontwerp) In deel 2 van de Planstudie-MER is het inrichtingsplan van het Voorkeursalternatief (VKA) gepresenteerd, samen met de andere onderzochte planvarianten. Het uiteindelijke ontwerp is het resultaat van een reeds langer lopende ontwerpstudie en haalbaarheidsverkenning sinds Het Basisplan van juli 2009 is, naar aanleiding van de reacties op de startnotitie, aangepast tot het Verbeterd Basisplan. De milieueffecten van dit Verbeterd Basisplan en vijf varianten zijn vervolgens onderzocht op hun milieueffecten. De resultaten van deze effectbeoordeling vormen de basis voor het ontwerp van het uiteindelijke VKA en de contouren van een Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA). 11

12 In overleg met bevoegd gezag en andere betrokkenen zal het VKA, waar nodig, worden opgewerkt tot het Definitief Ontwerp, waarvoor de benodigde vergunningen worden aangevraagd Het Voorkeursalternatief Optimaliseren doorstroomcapaciteit De kern van het ontwerp bestaat uit een aantal ingrepen waarmee de doorstroomcapaciteit van de Lus van Linne wordt verbeterd. De Middendam tussen de Gerelingsplas en de Spoorplas wordt verplaatst, diagonaal door de huidige Spoorplas, min of meer volgens de historische ligging van de Centrale Allee. De nieuwe Middendam wordt robuust uitgevoerd, opdat bij extreme afvoeren geen bochtafsnijding zal kunnen optreden. In het verlengde van de dam wordt tussen de Spoorplas en de Gerelingsplas een tweetal overlaten aangelegd. Ook deze worden robuust en erosiebestendig aangelegd. De Zuiddam tussen de Spoorplas en Maas wordt (zodra mogelijk) verwijderd, zodat het hoogwater optimaal door de Lus van Linne kan stromen. In de onderliggende zuidelijke oeverwal en de aangrenzende Koeweide wordt een drietal lage instroomgeulen aangelegd, elk met een andere drempelhoogte, om de instroom vanuit de Maas naar de Spoorplas te vergroten. De verlaagde instroomdrempels worden afgewerkt met overmaats grind, vrijkomend bij de winning. De uitstroom van de Gerelingsplas (aan westzijde, nabij de Osenplas) naar de Maas wordt verlaagd en vrijgehouden van bos- en struweel, teneinde tijdens hoogwaters een soepele uitstroom te realiseren vanuit de Gerelingsplas naar de Maas. De voormalige Linnerplas (ter plekke van de hoge agrarische percelen aan de kop van de uiterwaard, de Schuttelkesnak) wordt opnieuw uitgegraven. Na uitnutting van de onderliggende resterende grindvoorwaarden, wordt ter plekke een lage, frequent meestromende, brede ondiepe nevengeul aangelegd. De geul, die qua breedte de Maasbedding ter hoogte van de stuw Linne benadert, krijgt bovenstrooms een tweetal lage instroomdrempels (minder dan 1 m boven stuwpeil). De ligging sluit aan bij de historische bochtuitsnijding 'Rode Sloot'. Vergroten invloed rivierdynamiek De Lus van Linne wordt zo ingericht, dat de uiterwaard ook bij kleinere hoogwaters vaker en actiever doorstroomd wordt, waardoor er binnen de uiterwaard een grotere variatie ontstaat. De hoogte van de instroomgeulen verschilt in het definitieve plan meer dan in het oorspronkelijke plan het geval was. Hierdoor zullen de afzonderlijke geulen zich onderling onderscheiden in instroom- en doorstroomfrequentie. De geulen krijgen vlakke, brede instroomdrempels. Hierdoor ontstaat een meer schoksgewijze (incidentele) instroom en, daarmee, een grotere kans op het optreden van morfologische processen en meer vrijheid van de rivier om zelf vorm te geven aan de oeverwallen. De Koeweide, de oeverwal tussen de Maas en de Spoorplas, wordt deels verlaagd en afgewerkt met een grindige toplaag. De oeverwallen en stroomruggen in de Schuttelkesnak worden aangelegd met zandig materiaal uit de diepere ondergrond van de Gerelingsplas. De stroomsnelheden in dit deel van de Lus zijn relatief laag. Rond de hele Lus van Linne is vrije erosie van de Maasoevers uitgangspunt. Waar aanwezig worden de huidige steilwanden en afkalvende oevers niet vergraven. Waar nog niet aanwezig (de noordelijke oeverwal langs de Gerelingsplas) worden vrij eroderende oevers aangelegd door afgraven van de oeververdediging. De geulen en plassen achter de instroomdrempels worden ondiep aangelegd, zodanig dat bij hoogwatergolven inspoelend zand en grind niet langer onder water verdwijnt, maar in plaats daarvan ondiepe zones en droogvallende platen kan vormen. Waar snelle verbossing en/of sterke kleiafzetting ongewenst is, worden hogere opleveringspeilen voorgesteld. Zo wordt op de hogere ruggen op de Koeweide en de Schuttelkesnak de ontwikkeling 12

13 van 's zomers verdrogende grindgraslanden mogelijk. Aantrekkelijk, bosrijk natuurlijk landschap Het project leidt tot een bosrijker, natuurlijker landschap binnen de Lus van Linne. Reeds bestaande, waardevolle natuurlijke terreindelen worden behouden, waaronder grote delen van de grindoverslag op de Koeweide, ontstaan door hoogwaters 1993 en 1995, het ondiepe oostelijk deel van de Spoorplas en het omringende, spontaan ontwikkelde ooibos (Peupelensteen, met reigerkolonie). Dat geldt ook voor de natuurlijk verboste Maasoevers tegenover Linne. De nieuwe centrale Middendam krijgt een brede, vlakke teen, waarop zich een natuurlijk zachthoutooibos kan ontwikkelen. Hierdoor ontstaat weer snel een heldere compartimentering. Langs een groot deel van de geulen en plassen zal zich een bosrijke oever ontwikkelen. Hierdoor wordt de ruimtelijke schaal van de plassen verkleind. In de lage kronkelwaard Schuttelkesnak is gekozen voor een robuuste ruimtelijke maatvoering. Na aanvulling van de Linnerplas ontstaat een brede, ondiepe geul, aan weerszijden met bos omzoomd. De geul benadert de natuurlijke breedte van de Maas. Door de ruime maatvoering van de ruggen, ontstaan beter beheerbare eenheden, die minder besloten zijn, ook als op termijn een bosgordel ontstaat op de aangrenzende oevers langs de Maas en de geulen. De hoge dwarsdam tussen de Osenplas en de Gerelingsplas wordt gehandhaafd, inclusief de hoge populierenbeplanting op de dam. Gezoneerde openstelling voor op natuur gerichte recreatie De Lus van Linne wordt opengesteld voor stille, rustige vormen van natuurgerichte recreatie. Er worden voorzieningen getroffen om het natuurkerngebied te ontsluiten vanaf de westzijde (Osen). Daar komt een kleine parkeervoorziening en vanaf hier loopt een wandelroute naar een vogelkijkhut op het einde van de nieuwe Middendam. Aan de oostzijde van de Lus staat het handhaven van rust, stilte en duisternis voorop. De Koeweide en Schuttelkesnak zullen alleen 'met laarzen' bereikbaar zijn. Delen van het gebied zullen over land nagenoeg onbereikbaar blijven. De Osenplas wordt toegankelijk vanaf de Maas als natuurgericht vaardoel in de Maasplassen. Aan de westzijde wordt een aanlegsteiger aangelegd voor zeil-, motor- en excursieboten voor een bezoek aan het natuurkerngebied in de Lus van Linne Lus, het sluizencomplex Osen en/of de stuw van Linne. 's Nachts aanleggen zal niet toegestaan zijn. De Osenplas (huidig eigendom van Stichting het Limburgs Landschap) blijft beschikbaar voor sportvisserij vanaf de oevers en het water. De verondiepte geulen ter plaatse van de huidige Spoorplas en de Schuttelkesnak worden gesloten voor de sportvisserij. De visrechten op de Gerelingsplas worden beperkt via verpachting. De jachtrechten worden beperkt tot, voor zover noodzakelijk jacht voor schadebestrijding en/of populatiebeheer. In het plan zal op de Gerelingsplas alleen nog in de zomermaanden (van juli tot en met oktober) watersport mogelijk zijn, met langzaam varende, stille bootjes (kano's, roeiboten, sloepjes met buitenboordmotoren, kleinere motorjachten tot zo'n 60 cm diepgang). Voor grotere jachten, zeilboten en voor lawaaierige snelle watersport wordt de plas jaarrond afgesloten. Alleen voor de rechthebbende visvereniging zal de Gerelingsplas het hele jaar bevaarbaar blijven (roeiboten). De huidige verbinding van de Gerelingsplas met de Maas wordt stroomafwaarts verlegd. Na afronding van de inrichtingswerken wordt de invaart gedempt tot een brede, lage, overstroombare drempel. De Gerelingsplas wordt met een lage dam gescheiden van de Osenplas door de bestaande opening te dempen. Deze dam wordt zodanig aangelegd dat op termijn (nadat de verbinding tussen de Maas en de Gerelingsplas is afgesloten) de aanleg van een, met balken afsluitbare, doorvaart voor kleine boten mogelijk is. Zo'n afsluitbare smalle doorvaart moet nieuwsgierigheid oproepen om met kleine (bij)bootjes vanuit de Osenplas de Gerelingsplas op te gaan. De afsluitbaarheid van een toekomstige doorvaart is van belang voor de zonering van de watersport 13

14 en voor de waterkwaliteit van beide plassen. De invloed van voedselrijk Maaswater op de Gerelingsplas wordt beperkt, de dynamiek over de uitstroomdrempel wordt versterkt en de invloed van helder kwelwater op de Osenplas wordt versterkt. Het gebied wordt niet opengesteld voor intensieve vormen van recreatie, evenementen, verblijfsrecreatie, etc. Natuurgerichte herinrichting van de plassen De thans halfdiepe plassen worden ecologisch beter ingericht. Het aandeel ondiep water wordt fors vergroot door verondieping van de plassen en de oevers worden natuurlijker. De oeverzones van de Osenplas worden grotendeels natuurlijker ingericht door deze deels af te vlakken en te laten verbossen. De zuidoever wordt verlaagd tot een door rivierkwel gevoede moerasoever. De reeds ondiepe noordpunt van de Osenplas wordt verder verondiept. Voor verondieping van de rest van de nu reeds diepe plas is helaas geen grond beschikbaar. De Spoorplas en de Linnerplas worden als ondiepe geulvormige wateren opgeleverd. Beide plassen krijgen een dikke zandige bodem. De verondiepte Spoorplas wordt met duikers verbonden met de Gerelingsplas, ten einde migratie van vis en macrofauna en uitstroom van kwelstroom mogelijk te maken. Ook aan de oostzijde van de Gerelingsplas wordt een groot areaal ondiepe oeverzones gerealiseerd. Als contour van de ontgronding wordt min of meer de grens van de thans reeds ondiepe delen (< 4 m water) in dit deel van de plas aangehouden. Tijdens de uitvoering wordt deze ondiepe zone benut voor de aanleg van een tijdelijke dam, die nodig is om de herwinning van de Linnerplas mogelijk te maken. In de verkleinde Spoorplas worden twee grindige eilanden aangelegd, zodat een kansrijk broedgebied voor grondbroedende vogels (Visdief, Kleine plevier) ontstaat. De eilanden zullen door een actief beheer open gehouden worden. De ecologische kwaliteit van zowel de Gerelingsplas als de Osenplas wordt verbeterd door het vergroten van de structuurvariatie onder water en de diversiteit van de oeverzones. Er wordt meer ondiep water, meer oeverbreedte, meer hout en meer verschil in sediment en stroming gerealiseerd. Meer dan het oorspronkelijke plan wordt in het definitieve plan uitgegaan van verbossing van de oeverzones met zachthoutooibos, zowel langs de Maas en de geulen als de plassen. Een dergelijk vegetatiebeeld is, gezien de combinatie van het stuwpeil en de dominantie van kleisedimentatie in het Maassysteem, het meest waarschijnlijk. Het levert bovendien een meer besloten landschap op en biedt daarmee meer rust, geborgenheid en broedgelegenheden voor boombroedende vogels (Zwarte wouw). Ook voor de waterecologie (Kaderrichtlijn Water) is de aanwezigheid van meer dood en levend hout in de oeverzone van groot belang. Niet onbelangrijk is dat een dergelijke sterkere verbossing rivierkundig mogelijk blijkt. Een grote vrijheidsgraad voor bos- en natuurontwikkeling In de Lus van Linne ontstaat ruimte voor spontane natuurontwikkeling, gestuurd door natuurlijke begrazing en de overstromingsdynamiek van de rivier. Er wordt zo spoedig mogelijk gestart met begrazing als natuurlijk sleutelproces, door middel van jaarrond begrazing in lage dichtheden met runderen en paarden. Er wordt een 2 ha grote hoogwatervrije 'terp' als vluchtplaats aangelegd voor fauna bij hoogwaters. De terp is bij opkomend water bereikbaar voor dieren en beheerders. Elders in het ontwerp zijn enkele kleinere vluchtheuvels toegevoegd. Het terreinbeheer zal worden opgedragen aan een professionele natuurbeherende organisatie. De Stichting het Limburgs Landschap is daartoe de eerste gegadigde. Samenwerking met agrarische bedrijven is denkbaar bij vergelijkbare kwaliteit en kosten. Maximaal beperken van eventuele hinder In het plan is de werkvolgorde aangepast, teneinde met name geluidhinder op gevels van woningen in 14

15 Linne zoveel mogelijk te beperken. Terwijl de grindwinning continu doorgaat in aangewezen gedeelten, wordt ervoor gezorgd dat bijkomende activiteiten, zoals kraan- en zuigerwerk, steeds elders in het terrein, op verder af gelegen gedeelten plaatsvindt. Het zuidelijke gedeelte van de Linnerplas wordt niet ontgraven met een standaard drijvend grindwinwerktuig, zoals een baggermolen, maar met aangepaste apparatuur, zoals een knijperkraan. De verwerking van grind zal verderop plaatsvinden op de Gerelingsplas. Het ruimtelijk eindbeeld Deze uitgangspunten resulteren in het volgende ruimtelijke eindbeeld voor de Lus van Linne. 15

16 Hoofdstuk Rijksbeleid Nota Ruimte Ruimtelijk Beleid De Nota Ruimte (februari 2006) is een nota van het Rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, die spelen tussen nu en 2020 met een doorkijk naar 2030, zijn vastgelegd. De nota is op 17 mei 2005 aangenomen door de Tweede en op 17 januari 2006 door de Eerste Kamer. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten); krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land); waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden), en waarborging van veiligheid (voorkoming van rampen). De vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd. Het accent verschuift van 'toelatingsplanologie' naar 'ontwikkelingsplanologie'. Enkele belangrijke koerswijzigingen in de Nota Ruimte zijn de extra aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten, verbrede plattelandsontwikkeling en een minder streng contourenbeleid. Voor het rivierengebied wordt aangegeven dat veiligheid voorop staat en dat het water meer ruimte moet krijgen ('meebewegen met het water'). Met name de nieuwe beleidslijn 'Grote Rivieren' is in dit kader van belang. Op de kaart met de 'Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: water, natuur, landschap' is kenmerkend aan het plangebied de ligging aan de Maas en (deels) binnen natuurgebied(en). Meer gedetailleerde invulling is niet weergegeven in de kaart. Deze is verder uitgewerkt in met name provinciaal en gemeentelijk beleid. Op de kaart met de 'Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: economie, infrastructuur, verstedelijking', ligt een 'hoofdverbindingsas water' langs het plangebied. Daarnaast zijn geen specifieke aanduidingen opgenomen ter hoogte van het plangebied. Binnen EHS-gebieden (zoals het plangebied) is het 'nee, tenzij'-regime van kracht. Dit houdt in dat 16

17 nieuwe plannen, projecten of handelingen niet toegestaan zijn, indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken zullen de te beschermen en te behouden wezenlijke kenmerken en waarden per gebied moeten worden gespecificeerd. De wezenlijke kenmerken en waarden zijn de actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. Het gaat daarbij om: de bij het gebied behorende natuurdoelen en -kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde. In de Nota Ruimte wordt specifiek aandacht gegeven aan de bouwgrondstoffenvoorziening. Als doelstelling van nationaal belang wordt genoemd de maatschappelijk aanvaardbare mogelijkheden tot winning van deze delfstoffen te benutten. Dit is veelal slechts mogelijk in projecten met een meervoudige doelstelling. Van het ontgrondend bedrijfsleven wordt verwacht dat het zich richt op de ontwikkeling van kwalitatief goede en maatschappelijk verantwoorde projecten in nauwe samenwerking met de betrokken partijen. Dit betekent dat bij winning gebruik gemaakt moet worden van de kansen die ontgrondingen bieden voor het realiseren van andere gewenste maatschappelijke functies, zoals natuurontwikkeling, recreatie, wonen aan het water, waterbeheer, aanleg vaargeulen. Zo kunnen projecten gerealiseerd worden die de ruimtelijke kwaliteit verhogen en Nederland van grondstoffen voorzien. De Nota Ruimte reikt voorts de Bouwgrondstoffentoets aan voor nieuwe ruimtelijke plannen buiten de bebouwde omgeving. Daarvoor gelden de volgende uitgangspunten: de effecten op de bouwgrondstoffenvoorziening moeten in de afweging worden betrokken; er moet rekening gehouden worden met de winmogelijkheid van geologische voorkomens van schaarse bouwgrondstoffen; er moet worden afgewogen of in combinatie met andere functies, een multifunctionele winning van oppervlaktedelfstoffen mogelijk is, waarbij dieper maken dan voor de eindbestemming nodig is niet wordt uitgesloten. In voorliggend geval zal de voorgestane ontwikkeling van het plangebied vooral een positief effect hebben op de (potentiële) wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. Het plan voldoet aan de voorwaarden uit de Bouwgrondstoffentoets. Het initiatief vormt daarmee een uitstekende invulling van het rijksbeleid, zoals dat in de Nota Ruimte geformuleerd is Beleidslijn 'Ruimte voor de Rivier' Naar aanleiding van de hoogwaters in 1993 en 1995, is in 1996, door de ministers van VROM en Verkeer en Waterstaat, de beleidslijn Ruimte voor de Rivier vastgesteld. De beleidslijn heeft als doel de bestaande ruimte voor de rivier te handhaven, mens en dier duurzaam tegen overstromingen te beschermen en materiële schade bij hoogwater te beperken. De beleidslijn biedt een toetsingskader voor de beoordeling van activiteiten in het rivierbed. Activiteiten die onlosmakelijk verbonden zijn aan de rivier worden onder voorwaarden toegelaten (hiervoor geldt een ja-mits principe). De activiteiten, de voorwaarden en het toepassingsgebied (rivierbed van de Rijn en de Maas en enige grotere zijrivieren) zijn in de beleidslijn nader omschreven. De beleidslijn is van toepassing op alle nieuwe activiteiten (ook wijziging van bestaande activiteiten) in het rivierbed van de grote rivieren, waaronder de Maas. Het komt erop neer, dat nieuwe ingrepen in het rivierbed, die zouden leiden tot waterstandverhoging, belemmering van de vergroting van de toekomstige afvoercapaciteit en/of potentiële schade bij hoogwater, in principe niet zijn toegestaan. Onderscheid wordt gemaakt in een stroomvoerend en waterbergend rivierbed. Met het in werking treden van de Beleidslijn Grote Rivieren is de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier automatisch vervallen. De beleidsachtergrond speelt nog wel een rol via de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken, die inmiddels grotendeels is opgenomen in de Waterwet. 17

18 3.1.3 Beleidslijn Grote rivieren' Bij de toepassing van de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier is in 2005 de vraag gerezen of dit beleid, met zijn restrictieve karakter, niet omgebogen zou moeten worden en een meer ontwikkelingsgericht accent zou moeten krijgen. Uit de evaluatie die hierop volgde, blijkt dat de Beleidslijn effectief is geweest in het behoud van de bestaande ruimte voor de rivier. De beleidslijn wordt echter als te star en rigide ervaren voor nieuwe ontwikkelingen. Naar aanleiding van de evaluatie is aanbevolen de Beleidslijn aan te passen en het accent te leggen op een gebiedsgerichte benadering met een beter geaccepteerde verdeling van taken en verantwoordelijkheden in de tweesporen benadering en op een verduidelijking van risico's en aansprakelijkheden bij overstromingen. Een beleidslijn, als onderdeel van een integrale planvorm waarin rivierverruiming, ruimtelijk-economische ontwikkelingen en beheer van buitendijkse gebieden zijn geïntegreerd, levert de beste oplossing voor de huidige knelpunten en biedt de grootste stimulans voor ontwikkelingsgericht werken. Deze benadering is vastgelegd in de beleidslijn 'Grote Rivieren' die in werking is getreden op 14 juli Op de kaart behorend bij de beleidslijn is het plangebied volledig aangeduid als 'Stroomvoerend regime'. Binnen dit gedeelte van het rivierbed zijn (riviergebonden) activiteiten toegestaan, mits deze voldoen aan de gestelde rivierkundige voorwaarden. Deze voorwaarden zijn: Er is sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit, dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk wordt gewaarborgd. Er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit. Er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit, dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is. De resterende, blijvende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen 18

19 gezekerd zijn. Aan deze voorwaarden wordt voldaan, aangezien er geen veranderingen optreden in het functioneren van het waterstaatswerk en de waterstand en het bergend vermogen vergroot worden. Er treedt geen (feitelijke) belemmering op voor de vergroting van de afvoercapaciteit, omdat er geen onomkeerbare ingrepen plaatsvinden (zie ook paragraaf 4.3). Derhalve zijn er vanwege het rijksbeleid, zoals geformuleerd in de beleidslijn Grote Rivieren, geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied Nationaal Waterplan Op langere termijn zal, als gevolg van de klimaatveranderingen, een verdere verruiming van de afvoercapaciteit van de rivier noodzakelijk zijn om het beschermingsniveau te kunnen handhaven. In het Nationaal Waterplan , vastgesteld door het kabinet in december 2009, wordt uitgegaan van een 15% hogere maatgevende hoogwaterafvoer op de Maas. Ter hoogte van Linne zal dat rond 2050 kunnen leiden tot een 80 à 100 cm hogere waterstand. In het Nationaal Waterplan stelt het kabinet dat bij ruimtelijke ontwikkelingen geanticipeerd moet worden op deze lange termijn verwachtingen: "Wanneer mogelijk moeten verruimingsmaatregelen versneld gerealiseerd worden, onder andere door gebruik te maken van synergievoordelen uit initiatieven. Toekomstige aanvullende maatregelen mogen niet belemmerd worden". De voorgestane ontwikkeling van het plangebied levert een verruiming van het rivierbed, met meer ruimte voor water. Toekomstige aanvullende maatregelen worden niet belemmerd. Derhalve zijn er vanwege het rijksbeleid, zoals geformuleerd in het Nationaal Waterplan , geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied Natuurvriendelijke Oevers Maas Het project Natuurvriendelijke Oevers Maas (NVO) is een uitwerking van landelijk beleid door het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dit project bevat nader regionaal beleid voor ecologisch herstel van de rivieren. Het betreft herstel onder andere in de vorm van de realisering van natuurvriendelijke oevers op 70% van de oevers voor Het ecologische doel van de natuurvriendelijke oever is gecombineerd met extra ruimte voor de rivier. Het ruimtebeslag van de natuurvriendelijke oevers beslaat in principe de gehele lengte van de Maas (260 km) over een maximale breedte van 75 meter. In februari 2010 is gestart met de uitvoering van de eerste tranche, met een lengte van 36,5 km. Het plangebied en de omgeving ervan maken geen onderdeel uit van deze eerste tranche. De voorgestane ontwikkeling van het plangebied heeft de realisatie van een geheel natuurgebied tot doel. Onderdeel hiervan is de realisatie van natuurvriendelijke oevers. Derhalve vormt het initiatief een goede invulling van het rijksbeleid, zoals dat in het project Natuurvriendelijke Oevers Maas geformuleerd is Tracébesluit Zandmaas/Maasroute - aanvulling III Het project Zandmaas en Maasroute is uitgewerkt in het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute (12 maart 2002) en de POL Aanvulling Zandmaas. Inmiddels heeft een drietal aanvullingen op het oorspronkelijke tracébesluit plaatsgevonden, waarvan de derde en laatste op 11 december 2009 vastgesteld is door het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Aan deze besluitvorming ligt een lange periode van onderzoek, inspraak en belangenafwegingen ten grondslag. De belangrijkste aspecten met betrekking tot de Hoogwatergeul Well-Oijen, zoals besluitvorming, belangenafwegingen, alternatieven, aanvullende onderzoeken, procedures en nut en noodzaak zijn opgenomen in het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute. 19

20 De belangrijkste doelstellingen van het project zijn: 1. Het verbeteren van het traject Weurst-Ternaaien van de Maasroute tot klasse Vb, waarbij de vaarroute minimaal geschikt is voor schepen met een diepgang van 3,5 m. 2. Het gedeeltelijk realiseren van een beschermingsniveau langs de onbedijkte Maas van 1:250 achter de kaden. 3. Het gedeeltelijk realiseren van beperkte natuurontwikkeling langs de Maas, de zogeheten riviergebonden natuur. Concrete initiatieven in het kader van het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute bestaan niet binnen het plangebied, maar wel in de wijdere omgeving ervan. Derhalve wordt de voorgestane ontwikkeling van het plangebied niet belemmerd door het rijksbeleid, zoals dat in het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute geformuleerd is Integrale Verkenning Maas 2 Op basis van de meest recente klimaatscenario's heeft Rijkswaterstaat een reële maatgevende afvoer voor de Maas bepaald op m³/seconde voor de periode na De afvoer ligt daarmee circa 20% boven het niveau van de waterafvoer waarop de Maas berekend is, namelijk m³/seconde. De aanmerkelijk hogere maatgevende afvoer is bepaald op basis van een 'worst case'-scenario, waarbij de hoeveelheid neerslag met circa 20% toeneemt. Ook bij een minder extreme klimaatsverandering zal de hoeveelheid neerslag toenemen, zodat de Maas in ieder geval meer water af zal gaan voeren. Om te voorkomen dat hoogwater veelvuldig tot overstromingen - en de daarmee gepaard gaande financiële schade - leidt moeten maatregelen worden genomen om het water 'in goede banen' te leiden. Dat kan voor een deel worden bereikt door het nemen van maatregelen in de bovenstroomse delen van de Maas in België en Frankrijk en door ingrepen in het Nederlandse deel van het stroomdal van de Maas. In het advies Integrale Verkenning Maas 2 zijn voor het gehele stroomgebied van de Maas mogelijke maatregelen uitgewerkt. In zijn algemeenheid zal de rivier daarin ten opzichte van de streefsituatie in de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier nog aanmerkelijk meer ruimte dienen te krijgen. De Integrale Verkenning Maas 2 (IVM) (10 november 2006) maakt onderdeel uit van het door het kabinet ingenomen standpunt Rampenbeheersing Overstromingen. Het kabinet is de mening toegedaan dat de benodigde ruimte voor de IVM maatregelen nu al gewaarborgd dient te worden. Als instrument hiervoor worden de bestaande regimes genoemd, waaronder de Beleidslijn Grote Rivieren. Zo kunnen de IVM maatregelen bij de vergunningverlening in het kader van de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken een rol spelen bij de toetsing of er sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit. 20

21 Het plangebied ligt in de zogeheten 'Plassenmaas'. Voor dit gebied wordt gedacht aan zomerbedverbreding en Maaswaterafvoer via het Lateraalkanaal (voor ongehinderde afvoer tot 4200 m³/s), het oplossen van de knellende N280 (voor ongehinderde afvoer tot 4200 m³/s) en weerdverlaging, aanleg van een nevengeul bij de stuw van Linne en bij de Isabellagreend, het oplossen van de knellende spoorbrug van Roermond en de aanleg van een (verlengde) hoogwatergeul bij Stadsweide en bij Osen. Met de laatstgenoemde locatie wordt gedoeld op de Lus van Linne, om de centrale scheidingsdam te verlagen of te verwijderen. De voorgestane ontwikkeling van het plangebied voorziet in het verplaatsen van de dam (in zuidelijke richting) en deels verlagen. Derhalve sluit de voorgestane ontwikkeling van het plangebied aan op het regionale beleid, zoals dat in de IVM2 is opgenomen Kaderrichtlijn Water/Waterwet Op Europees niveau is met name de Kaderrichtlijn Water en de doorvertaling daarvan in de Nederlandse wetgeving van belang. Dit betekent dat, in ieder geval voor de rijkswateren, de regelgeving plaatsvindt in de nieuwe Waterwet en niet meer in de Wet Milieubeheer. De nieuwe regelgeving wordt dus vanuit het beheerspoor vormgegeven en niet vanuit het milieuspoor. Dit betekent dat een bredere afweging eenvoudiger wordt, waarbij bijvoorbeeld ook veiligheid tegen overstromen en op diepte houden van vaarwegen eenvoudiger kunnen worden meegenomen. Wat betreft het milieucompartiment zal bij de vergunningverlening veel minder dan in het verleden de focus liggen op de lokale toename van milieubelasting, maar verschuiven naar de afname van de totale milieubelasting van het totale systeem. Dit is onder meer tot stand gebracht in het Besluit Bodemkwaliteit. De Europese Kaderrichtlijn Water verplicht lidstaten om de chemische en ecologische toestand van onder andere de oppervlaktewateren op een door de lidstaten zelf te bepalen kwaliteitsniveau te brengen dan wel te handhaven. De binnen het plangebied geprojecteerde nevengeul is een maatregel die hieruit voortvloeit. De nevengeul dient om de chemische en ecologische toestand van het waterlichaam Zandmaas op het gewenste kwaliteitsniveau te brengen. De maatregel is verankerd in het Stroomgebied beheerplan Maas en in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren Derhalve sluit de voorgestane ontwikkeling van het plangebied aan op het Europese en nationale beleid, zoals dat in de Kaderrichtlijn Water en de Waterwet geformuleerd is/wordt. 21

22 3.1.9 Waterbeleid 21e eeuw In Waterbeleid voor de 21e eeuw (augustus 2000) is door de Commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht aan het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de Unie van Waterschappen. Deze commissie adviseert over de wenselijke aanpassingen in de waterhuishoudkundige inrichting van Nederland, met aandacht voor de gevolgen van klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling. Voor de gewenste veiligheid en ter voorkoming van overlast en schade moet, naar mening van de Commissie Waterbeheer, het ingezette beleid van Ruimte voor de Rivier (Beleidslijn Grote Rivieren) worden voortgezet. De Commissie Waterbeheer ziet de mogelijkheid om natuurontwikkeling te combineren met de aanpassing van het watersysteem als een extra reden om te pleiten voor een meer op ruimte geconcentreerd waterbeleid voor de rivieren. Wat betreft sectoraal natuurbeleid zijn vanuit Europa de Vogel- en Habitatrichtlijn van belang. Voor het onderdeel soortenbescherming uit deze richtlijnen heeft intussen een volledige implementatie plaatsgevonden in de (sectorale) nationale wetgeving van de Flora- en faunawet. Binnen het plangebied liggen geen beschermde gebieden (speciale beschermingszones) vanuit de Vogel- of Habitatrichtlijn. Implementatie van de gebiedsbeschermingsbepalingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn is in dit plangebied dus niet aan de orde Nota Belvedère De Nota Belvedère, samengesteld door diverse ministeries van de rijksoverheid, werd gepubliceerd in De nota geeft een visie op de wijze waarop met cultuurhistorische kwaliteiten bij inrichting kan worden omgegaan. De doelstelling is dat de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte. De voorwaarden daarvoor worden geschapen door het rijksbeleid. Met Maasdal ligt ter hoogte van de Lus van Linne tussen twee Belvedèregebieden in. Aan de oostzijde van de Maas is dat het 'Roergebied' en ten westen van de Maas gaat het om 'Heythuysen/Thorn'. In dit tussenliggende gebied zijn sinds medio jaren vijftig tal van ruimtelijke ingrepen uitgevoerd gericht op de winning van grondstoffen. Als afgeleide daarvan heeft de Maas binnen de winterdijken meer bergingsruimte gekregen. De Lus van Linne raakt aan de oostzijde het Roergebied. Het is een cultuurlandschap van rivierterrasontginningen en bos- en heideontginningen. Het Roergebied kent een lange bewoningsgeschiedenis en is rijk aan archeologische vindplaatsen. Voor de Lus van Linne geldt dit in sterk mindere mate. 22

23 Met betrekking tot het aspect cultuurhistorie voegt de voorgestane ontwikkeling van het plangebied, door middel van het verplaatsen van de centrale afscheidingsdam naar een 'historische' locatie, meerwaarde toe. Er worden geen cultuurhistorische waarden geschaad of belemmerd (zie ook paragraaf 4.5). Derhalve wordt het plan niet belemmerd door het rijksbeleid, zoals geformuleerd in de Nota Belvedère Monumentenwet 1988 Eventueel aanwezige archeologische waarden zijn beschermd via de herziene Monumentenwet 1988, zoals in werking sinds 1 september In deze wet is het verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De Monumentenwet schrijft voor dat het gebied in voldoende mate archeologisch wordt onderzocht, zowel ten behoeve het planologische besluit (de bestemmingsplanwijziging) als ten behoeve van de verlening van de ontgrondingsvergunning. Op basis van dit archeologisch onderzoek wordt, aan de hand van criteria volgens de Archeologische Monumentenzorg (AMZ)-werkwijze, besloten of eventuele vervolgstappen genomen moeten worden. De initiatiefnemer kan worden verplicht tot het nemen van conserverende maatregelen, tot het doen van opgravingen of tot het laten begeleiden van het werk door een archeologisch deskundige. Er zijn, ten behoeve van de voorgestane ontwikkeling van het plangebied, diverse onderzoeken uitgevoerd ten aanzien van het aspect archeologie. Op basis van deze onderzoeken wordt geconcludeerd dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied (zie ook paragraaf 4.4) Flora- en faunawet Sinds 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet van kracht. Op 23 februari 2005 werd met betrekking tot deze wet een Algemene Maatregel van Bestuur van kracht. Daarnaast is de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet bij besluit van de minister van LNV per 25 januari 2005 in werking getreden. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde). Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Bij uitvoering van werkzaamheden bestaat de kans dat men in aanraking komt met één of meer van de artikelen 8 tot en met 14 van de Flora- en faunawet. Wanneer dat het geval is, dan is vaak een ontheffingsaanvraag ex artikel 75 van de Flora- en faunawet, 5e lid, onderdeel C bij het Ministerie van LNV aan de orde. In zijn algemeenheid kunnen veel problemen worden opgelost door binnen het plangebied een alternatieve groeiplaats c.q. leefgebied te vinden. Een belangrijke voorwaarde is hierbij dat op de alternatieve locatie het juiste biotoop beschikbaar is. De alternatieve locatie dient in principe in de ontheffingsaanvraag te worden aangeduid. Op de natuurwaarden wordt meer in detail ingegaan in paragraaf 4.7. Hieruit blijkt dat de voorgestane ontwikkeling van het plangebied niet belemmerd wordt door de Flora- en faunawet Natuurbeschermingswet Zowel de Natuurbeschermingswet als de Flora- en faunawet geeft uitvoering aan richtlijn (EEG) nr. 79/409 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Vogelrichtlijn) en richtlijn (EEG) nr. 92/43 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn). Doel van deze richtlijnen is bij te dragen tot het waarborgen van de biologische diversiteit door het in stand houden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten. Dit gebeurt door twee maatregelen: 23

24 gebiedsbescherming: maatregelen die gericht zijn op het in een gunstige staat van instandhouding behouden of brengen van habitats van bepaalde typen of soorten, als onderdeel van een Europees coherent ecologisch netwerk, de Natura 2000-gebieden, waaronder de Vogelrichtlijngebieden zijn begrepen (Natuurbeschermingswet); soortenbescherming: maatregelen die gericht zijn op het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van wilde dier- en plantensoorten door een systeem van strikte bescherming van (specimens) van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied, ongeacht of deze soorten zich binnen dan wel buiten de Natura 2000-gebieden bevinden (Flora- en faunawet). De Natuurbeschermingswet bevat maatregelen ten aanzien van de in Nederland aangewezen Natura 2000-gebieden. Centraal staat dat Gedeputeerde Staten van de desbetreffende provincie (of in bepaalde gevallen een minister) een beheerplan voor het desbetreffende gebied dienen op te stellen, met een beschrijving van de instandhoudingsmaatregelen die dienen te worden getroffen (fysieke inrichtings- en beheersmaatregelen, regulering van activiteiten). Verder bevat deze wet een vergunningplicht voor projecten en andere handelingen in of rondom een aangewezen gebied, die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten en welke projecten en handelingen niet zijn geregeld in het beheerplan. De Lus van Linne en de wijde omgeving zijn niet aangewezen in het kader van Natura Benedenstrooms (enkele kilometers noordelijk) mondt de rivier de Roer uit in de Maas. De Roer (en de omgeving/oevers ervan) is aangewezen als onderdeel van het Natura 2000-gebied Roerdal. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten op de instandhoudingsdoelen die voor het Natura 2000-gebied gelden (zie ook paragraaf 4.7). Derhalve zijn er geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied met betrekking tot het Rijksbeleid, zoals geformuleerd in de Natuurbeschermingswet Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren Uitwerking Waterbeheer 21e eeuw Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 Het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren beschrijft het beheer van de rijkswateren voor de periode Rijkswaterstaat voert het beheer uit. Het BPRW is opgesteld binnen de kaders van Europese richtlijnen, nationale wetgeving en nationaal beleid. Onderdeel van het BPRW is een gebiedsgericht programma waarin de beheeropgave is opgenomen van Waterbeheer 21e eeuw, Kaderrichtlijn Water en Natura Het BPRW werkt het beheer uit naar functies en naar gebieden. De functies zijn ingedeeld in drie groepen: basisfuncties (veiligheid, voldoende water, schoon en ecologisch gezond water), scheepvaart en gebruiksfuncties. Voorop staat de zorg voor een duurzaam en robuust systeem. Dat leidt tot de keuze om in het dagelijkse beheer prioriteit te geven aan de basisfuncties. De functie scheepvaart staat apart benoemd. Het netwerkbeheer van het hoofdvaarwegennet is een kerntaak van Rijkswaterstaat. De andere gebruiksfuncties krijgen volgens de beheervisie ruimte voor zover de basisfuncties en de scheepvaartfunctie dat toelaten. Rijkswaterstaat wil gastheer zijn op het water en weegt - binnen zijn beheerverantwoordelijkheid, de beschikbare middelen en binnen de bestaande kaders - nieuwe behoeften altijd af tegen bestaand gebruik. Rijkswaterstaat investeert de komende jaren verder om goed voorbereid en toegerust te zijn voor incidenten en calamiteiten. De functies komen samen in gebieden. De gebiedsgerichte uitwerking in dit BPRW is geënt op zes watersystemen: de grote rivieren, de grote kanalen, het IJsselmeergebied, de Wadden, de Zuidwestelijke Delta en de Noordzee. Per gebied zijn de beheerprioriteiten voor de komende jaren aangegeven. Kernpunten van het beheer voor de rivieren zijn: rivierverruimende projecten: Ruimte voor de Rivier, Maaswerken; ecologisch herstel (KRW, nadere uitwerking rivierengebied); verbetering vaarweg: uitbreiding sluizen, wegwerken achterstallig beheer & onderhoud. In de planperiode wordt ingezet op het beschermen van de huidige beschikbare ruimte in het rivierbed (Beleidslijn Grote Rivieren), op het terughalen van verloren ruimte door de groei van vegetatie (Stroomlijn) 24

25 en op het maken van nieuwe ruimte (Ruimte voor de Rivier, Maaswerken). Bij de uitvoering van deze werken wordt rekening gehouden met bestuurlijke en maatschappelijke wensen voor onder meer de versterking van de gebiedskwaliteit. Door gebiedsgericht met alle betrokken partijen aan de slag te gaan, kan voor iedereen meerwaarde ontstaan. Eén van de projecten voor de Maas is de Zandmaas. De KRW-doelen en maatregelen voor de Zandmaas zijn nader uitgewerkt in het brondocument waterlichaam Zandmaas (NL91_ZM). De voorgestane ontwikkeling van het plangebied geeft uitvoering aan twee van de drie kernpunten voor het beheer van de Maas, zoals opgenomen in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren , en belemmert het derde doel niet. 3.2 Provinciaal en regionaal beleid Provinciaal Omgevingsplan Limburg, inclusief actualisaties en herzieningen In juli 2001 hebben Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) vastgesteld. Dit POL is zowel streekplan, waterhuishoudingplan, milieubeleidsplan als verkeer- en vervoersplan. Het bevat ook de meer fysieke (ruimtelijke) onderdelen van het economische en welzijnsbeleid. Inmiddels is de opvolger, het POL 2006, op 7 februari 2006 door Gedeputeerde Staten vastgesteld. In januari 2010 en januari 2011 zijn actualisaties vastgesteld. In de tussenliggende jaren zijn verschillende aanvullingen vastgesteld. Waar relevant zijn deze in navolgende paragrafen benoemd. Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg is een plan op hoofdlijnen. Het biedt een samenhangend overzicht van de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg en de ambities, rol en werkwijze op een groot aantal beleidsterreinen. Het hele provincie Limburg is verdeeld in meerdere ontwikkelingsperspectieven. Het plangebied ligt helemaal, met uitzondering van de Lus, binnen perspectief 1 Ecologische hoofdstructuur. De Ecologische hoofdstructuur omvat bestaande bos- en natuurgebieden, te ontwikkelen nieuwe natuuren beheersgebieden, ecologisch water (Maasplassen) en beken met een specifiek ecologische functie (SEF-beken) (zie POL-herziening op onderdelen EHS, 2005). Erbinnen liggen bijzondere natuurgebieden, zoals Nationale Parken, Natuurbeschermingswetgebieden, waardevolle bossen en de gebieden die zijn aangewezen (of aangemeld) als Vogel- en Habitatrichtlijngebied. Het gaat in alle gevallen om gebieden van nationale of Europese betekenis. De EHS maakt onderdeel uit van de Ruimtelijke hoofdstructuur volgens de Nota Ruimte. Binnen de EHS komen hier en daar op bestemmingsplanniveau andere bestemmingen en functies voor, variërend van infrastructuur, landbouwgronden tot militaire terreinen, woningen en toeristische voorzieningen etc.. Het provinciaal beleid voor de EHS is gericht op het beschermen en realiseren van deze samenhangende robuuste structuur van grotere natuur- en bosgebieden en verbindingen daartussen. 25

26 Bescherming, ontwikkeling en verbetering van de (grensoverschrijdende) biodiversiteit en natuurlijke ecosystemen, via milieubescherming, natuurbeheer en herstel van natuurlijke watersystemen, zoals beken en (grond)waterafhankelijke natuurgebieden, staat hier voorop. De provincie streeft hier naar ecologisch gezond functionerende watersystemen en naar optimale randvoorwaarden voor de natuur, door verbetering van de waterhuishouding en de milieukwaliteit. Voor ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden aantasten of de nagestreefde natuurontwikkeling belemmeren, geldt het 'nee, tenzij' regime. Als de provincie dergelijke activiteiten toch toestaat, moet compensatie plaatsvinden. Onder strikte condities kunnen voor knelpuntsituaties oplossingen worden gecreëerd, mits dit tevens leidt tot een versterking van de ecologische structuur. De gebieden van de EHS dienen goed toegankelijk te zijn voor recreatief medegebruik en voorzien van (recreatieve) routestructuren binnen de ecologische randvoorwaarden. Het beheer is in handen van particulieren, landbouw, overheden, zoals waterschappen en terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties. Naast behoud en ontwikkeling van natuurwaarden, speelt in deze gebieden ook behoud en ontwikkeling van landschappelijke waarden, zowel visueel-ruimtelijk als cultuurhistorisch. De provincie verwacht van de gemeente dat ze alle ruimtelijke ontwikkelingen om advies aan haar voorlegt, omdat deze ontwikkelingen kunnen conflicteren met de provinciale (en rijks)belangen. De voorgestane ontwikkeling van het plangebied heeft de realisatie van nieuwe natuurgebieden tot gevolg en heeft geen (blijvende) negatieve invloed op bestaande en/of potentiële natuurwaarden van bestaande (natuur)gebieden. De gemeente Roermond is van mening dat het extensieve recreatieve medegebruik van de Gerelingsplas feitelijk niet strijdig is met het POL, met name voor wat betreft de aanduiding als 'ecologisch water', omdat het gaat om bestaand gebruik en de eventuele invloed niet significant is. Daarnaast verbetert de totale situatie binnen het plangebied, als gevolg van de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. POL-herziening op onderdelen EHS Op 21 juni 2005 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg de nota Ontwerp POL-herziening op onderdelen EHS gepubliceerd. In oktober 2005 is de nota door Provinciale Staten vastgesteld. Op grond van het gestelde in de Nota Ruimte en de Flora- en faunawet wordt in de POL-herziening EHS het 'nee, tenzij'-regime beperkt tot de EHS en de leefgebieden van binnen de Flora- en faunawet streng beschermde soorten. Daarnaast is de (nieuwe) Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG), perspectief 2, herzien. In de gebieden van dit perspectief liggen ontwikkelingsmogelijkheden die een positieve bijdrage leveren aan de natuur- en landschapswaarden ('ontwikkelingsgerichte basisbescherming). Daarbij zijn behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden richtinggevend. 26

27 Op de kaart behorend bij de POL-herziening is het plangebied aangeduid als (bestaand) bos- en natuurgebied, nieuw natuurgebied, ecologisch water en Provinciale Ontwikkelingszone Groen. De Lus is daarnaast aangeduid als onderdeel van een ecologische verbindingszone. Nieuw natuurgebied Deze nieuwe natuurgebieden zijn begrensd in de Stimuleringsplannen Natuur- Bos- en Landschap op basis van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 en zijn eerder begrensd in begrenzingenplannen op basis van de RBON (Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling). Het betreft de categorieën C (nieuwe natuur), Cp (nieuwe natuur particulier natuurbeheer) en Cg (alleen Grensmaas, nieuwe natuur te vergraven). Naast de nieuwe natuur die voortkomt uit de SN kennen de stimuleringsplannen ook de categorie Co (nieuwe natuur overig) en Cs (alleen Grensmaas, nieuwe natuur stroomgeulverbreding). Dit zijn natuurgebieden die veelal gerealiseerd worden op basis van landinrichting of door middel van ontgronding. In het Maasdal vormen ontgrondingen en vergravingen een essentieel onderdeel van de realisering van de EHS (natuurontwikkeling in het kader van Rivierpark Grensmaas, het project Zandmaas/ Maasroute en Maascorridor). Zij worden tot de EHS gerekend. Ecologisch water Een groot aantal Maasplassen maakt in het POL onderdeel uit van de PES (bos- en natuurgebied, ecologische ontwikkelingszone). In de POL-aanvulling Zandmaas (2002) is voor de Maasplassen een scheiding gemaakt tussen recreatief water en ecologisch water. In POL Zandmaas is in detail aangegeven welke hoofdfunctie de verschillende plassen hebben, of recreatief medegebruik mogelijk is, de eventuele wenselijkheid van tijdsfasering met betrekking tot recreatief medegebruik en eventuele opmerkingen ten aanzien van het gebruik van oevers. Bij ecologisch water ligt het accent op het behoud van natuurwaarden en wordt tevens gestreefd naar een versterking van de natuurfunctie. Nieuwe toeristisch-recreatieve voorzieningen worden in principe niet toegestaan, met het oog op de aanwezige waarden. Vanwege het ecologisch belang als onderdeel van de natte ecologische structuur in het Maasdal en het reeds geldende beleid op basis van POL Zandmaas rekent de provincie de categorie ecologisch water, voor zover in overeenstemming met de huidige gebruiksfunctie, tot de EHS. Voor het specifieke beleid wordt verwezen naar POL Zandmaas (zie hierna). De hierin geboden gebruiksmogelijkheden zijn opgesteld op basis van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze plassen. Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) Het beleid in de POG is gericht op het versterken en ontwikkelen van natuurwaarden. De POG omvat vooral landbouwgronden als buffer rond de EHS, steile hellingen, delen van ecologische verbindingszones, de kernleefgebieden van hamsters, waterwingebieden (buiten de grens stedelijke dynamiek), die vanwege de bescherming van de drinkwaterwinning het karakter van een natuurgebied 27

28 aannemen en gronden die een natuurkarakter krijgen, zoals bepaalde lopende ontgrondingen. Binnen de POG blijft de landbouw ook in de toekomst een belangrijke rol spelen. De POG is niet volledig afgewogen op bestemmingsplanniveau. Binnen de POG kunnen hier en daar op kleinere schaal woonbebouwing, al dan niet solitaire bedrijfsgebouwen, toeristisch-recreatieve voorzieningen en infrastructuur voorkomen. Voor andere aanwezige functies binnen de POG gelden de bestaande rechten volgens het vigerende bestemmingsplan en moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden. Ecologische verbindingszone De ecologische verbindingszones (EVZ) maken zowel onderdeel uit van de EHS als de POG. Het ministerie van LNV heeft besloten om de EVZ niet meer met rijksmiddelen te financieren en heeft de provincies verzocht de SAN en SN hectares gelegen in de EVZ te herbegrenzen. Voor de Limburgse situatie gaat het om 66 hectare SN en 133 hectare SAN. Herbegrenzing zal gaan plaatsvinden in het kader van de (5e) herziening van de Stimuleringsplannen. Er is voor gekozen om de EVZ op de plankaart met een arcering weer te geven, omdat voor EVZ's concrete operationele doelen in het reconstructieplan geformuleerd zijn en EVZ's ook als zodanig in de Stimuleringsplannen opgenomen zijn. Het beleid is gericht op realisatie van de verbindingzones die de verbreiding, migratie en uitwisseling van soorten tussen en binnen de EHS en POG mogelijk moeten maken. Binnen de EVZ (als onderdeel van de POG) blijft de landbouw ook in de toekomst een belangrijke rol spelen. Bij aanleg van infrastructurele voorzieningen moet worden voorkomen dat nieuwe belemmeringen ontstaan voor migratie van diersoorten binnen deze zones. De provincie wil juist de mogelijkheden benutten die inrichtingsprojecten (recreatie, ontgrondingen, landinrichting, infrastructuur, en dergelijke) bieden om tot herstel of ontwikkeling van migratiemogelijkheden te komen. Binnen de EHS vormt het gebied binnen de Lus van Linne een belangrijk areaal voor natuurontwikkeling langs de Maas. Het takt in ecologisch opzicht aan op het dal van de Vlootbeek, welke ontspringt op Duits grondgebied ten oosten van Posterholt en vervolgens door een landschappelijk afwisselend gebied stroomt (onder meer het ecologisch waardevolle Munningsbosch). De beek voert het water tenslotte tussen Linne en de vlek Weerd door en mondt dan uit in de Lus van Linne. Ontgrondingen zijn in delen van de EHS een belangrijk instrument om, als onderdeel van een vaak meervoudige doelstelling, natuur te realiseren. Voor ontgrondingen in de EHS geldt dat bestaande rechten uit vigerende vergunningen en bestaand beleid uit het POL worden gerespecteerd. Daarom is op de plankaart een arcering ontgrondingen weergegeven. De arcering is een weergave van eerder vastgesteld beleid in POL-kader en van reeds genomen besluiten omtrent ontgrondingsvergunningen. De voorgestane ontgrondingen binnen het plangebied vallen niet onder bestaand recht en zijn derhalve niet weergegeven. De doelen zoals deze in het provinciale beleid, in dit geval de POL-herziening op onderdelen EHS, geformuleerd zijn, zijn het uitgangspunt geweest voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied en sluiten hier derhalve op een goede manier op aan. Provinciaal Omgevingsplan Limburg, aanvulling Zandmaas Het POL, aanvulling Zandmaas (2002), is een toevoeging op het POL, die van toepassing is op het noordelijke deel van het dal van de Maas. Het gaat om het deel van het stroombed van Maasbracht tot aan de provinciegrens bij Mook. Voor het project Zandmaas zijn in het POL, aanvulling Zandmaas, de doelen hoogwaterbescherming en natuurontwikkeling geformuleerd. Verruiming van het stroomvoerend winterbed staat hierbij centraal. Bij de uitvoering van deze doelen is een directe koppeling gelegd met de winning van delfstoffen ten behoeve van de regio. De plankaart POL Zandmaas geeft aan welke functies de Maas en haar stroombed bekleden. Hieruit blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van het stroomvoerend winterbed van de Maas. In afwijking van hedendaags gebruik en ander beleid is de Gerelingsplas aangeduid als ecologisch water, maar de invaart zal verlegd worden in westelijke richting. De Spoorplas, afgesloten voor inkomende scheepvaart, is aangeduid als recreatief water. 28

29 Projectorganisatie De Maaswerken heeft als onderdeel van het POL Aanvulling Zandmaas een kadeplan opgesteld. In dit kadeplan wijst de provincie trajecten aan voor de aanleg en/of verhoging van kaden. De provincie stelt hierbij ook de hoogte van de kaden ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (NAP), het type constructie, het maximale ruimtebeslag en eventuele andere randvoorwaarden vast. Hierbij valt op dat in het plangebied geen kaden zijn voorzien en ten noorden van het plangebied de aanwezige kade alleen noordwaarts als bescherming gekenmerkt is. Op 1 oktober 2010 is de POL-aanvulling 'Partiële herziening Zandmaas' vastgesteld door PS van Limburg. Deze aanvulling richt zich op een partiële herziening van het POL2006, van de POL- aanvulling Zandmaas (2002) en van de partiële herziening POL-aanvulling Zandmaas (2004) op de volgende punten: het intrekken van de concrete beleidsbeslissingen voor de kades; het intrekken van het Kadeplan behorend bij de POL-aanvulling Zandmaas. Deze punten zijn niet relevant voor (de voorgestane ontwikkeling van) het plangebied. Aan het provinciale beleid, zoals geformuleerd in de POL Aanvulling Zandmaas en de Partiële herziening Zandmaas, wordt invulling gegeven door middel van de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. Zoals hiervoor aangegeven, vormt het extensieve recreatieve medegebruik van de Gerelingsplas volgens de gemeente Roermond geen belemmering voor het functioneren als 'ecologisch water'. In het vigerend bestemmingsplan is de huidige Gerelingsplas ook bestemd tot water, met onder de doeleindenomschrijving o.a. behoud, herstel en ontwikkeling van ecologische waarden, waarbij ingevolge het POL ook al sprake was van EHS ter plaatse. Als gevolg van voorliggend plan wordt enerzijds de Gerelingsplas zelf (aanmerkelijk) verdiept en heringericht als een 'echte' en blijvende (diepe en open) waterplas met meer impliciet ecologische en natuurwaarden (met name in vogelkundig opzicht vanwege overwinterende watervogels op een overdag rustig wateroppervlak) en anderzijds oevers in de vorm van 'echte' en blijvende landelementen met meer expliciete natuurwaarden (vanwege broedgelegenheid voor watervogels in/en natuurlijke oeverbegroeiing/-beplanting aldaar). Voor dergelijk 'ecologisch water' is aangegeven dat er bij natuur-en recreatiebelangen met name een tijds- en functionele zonering (maatwerk) van de recreatievaart/activiteiten op de betreffende waterplas(sen) dient plaats te vinden. Deze zonering is verankerd in een aanvullende bescherming van de te onderkennen ecologische en natuurwaarden via (t.z.t. bij wijziging daarvoor nog specifiek op te nemen aanvullende) regels die beroepsvaart uitsluiten en slechts medegebruik voor 'rustige gemotoriseerde plezier- en recreatievaart gedurende enkele maanden per jaar toelaten. Provinciaal Omgevingsplan Limburg, themakaart Blauwe waarden De themakaart 'Blauwe waarden' uit het POL geeft aan op welke wijze de provincie Limburg omgaat met de (oppervlakte) waterhuishouding van haar grondgebied. Op deze kaart uit het POL is aangegeven op 29

30 welke manier het functioneren van de waterhuishouding kan worden geoptimaliseerd en hoe deze in het ruimtelijk beleid kan worden ingepast. De Maas vormt de hoofdslagader van het Limburgse watersysteem. Afhankelijk van de hoeveelheid af te voeren water gebruikt de rivier delen van het watervoerende en/of van het waterbergende winterbed. Het plangebied is grotendeels aangeduid als EHS (en POG) en maakt deel uit van het veerkrachtig watersysteem Maas. Voor de aangeduide blauwe waarden gelden geen directe, specifieke beperkingen met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied. De waarden hebben als uitgangspunten gediend bij het ontwerp van de voorgenomen ontwikkeling en zijn derhalve op een goede manier meegenomen en concreet ingevuld. Provinciaal Omgevingsplan Limburg, themakaart Groene waarden Op de themakaart Groene waarden, waarin de vijfde en zesde herziening van het Stimuleringsplan Natuur, Bos en Landschap verwerkt is, is het plangebied aangeduid als (bestaand) bos- en natuurgebied, nieuw natuurgebied en ecologisch water. De Lus is aangeduid als ecologische verbindingszone. De voorgestane ontwikkeling van het plangebied sluit aan op de doelstellingen van het provinciaal beleid, zoals opgenomen in de kaart 'Groene waarden' van het POL2006. Provinciaal Omgevingsplan Limburg, overige themakaarten Voor wat betreft de overige themakaarten behorend bij het POL is een drietal kaarten van belang. In de 30

31 overige kaarten is geen specifiek beleid ten aanzien van de locatie en de voorgestane ontwikkeling van het plangebied opgenomen. Kristallen waarden Op de kaart met kristallen waarden ligt het plangebied grotendeels in de boringsvrije zone 'Roerdalslenk, zone III'. De Lus ligt in de boringsvrije zone 'Roerdalslenk, zone II'. In de Roerdalslenk worden alleen (nieuwe) diepe onttrekkingen voor menselijke consumptie via vergunningverlening toegestaan. Deze aanduiding is voor het overige niet relevant voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. De voorgestane ontwikkeling van het plangebied sluit aan op de doelstellingen van het provinciaal beleid, zoals opgenomen in de kaart 'Groene waarden' van het POL2006. Cultuurlandschappen Op de kaart met cultuurlandschappen is het plangebied, incorrect, vrijwel volledig aangeduid als oud cultuurlandschap en ongeperceleerd grasland. De winning van spoorgrind heeft het oorspronkelijke cultuurlandschap verwoest. Het bouw- en grasland is al langer geperceleerd in gebruik. Bomenrijen markeren deze percelering nog steeds. De provincie streeft in het algemeen het behoud, ontwikkeling en beheer van de hoofdlijnen van de cultuurlandschappen na, om zo de historische gelaagdheid van het landschap zichtbaar te houden. De voorgestane ontwikkeling van het plangebied sluit aan op de doelstelling van de provincie met het gebied. Archeologie 31

32 Op de kaart archeologie, met de archeologische verwachtingswaarde en archeologische monumenten, is voor het hele plangebied een lage verwachtingswaarde opgenomen. Binnen het plangebied of in de directe omgeving ervan zijn geen archeologische monumenten aanwezig. Er is abusievelijk foutief een bebouwingskern ingetekend. De voorgestane ontwikkeling van het plangebied heeft derhalve naar verwachting geen negatieve effecten op eventueel aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied. POL-aanvulling Nieuwe Wet ruimtelijke ordening Op 18 december 2008 is de POL-aanvulling Nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) door PS van Limburg vastgesteld. Op 1 juli 2008 is een nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Daarmee is veel veranderd in de juridische infrastructuur van de ruimtelijke ordening (andere verhoudingen tussen overheden, beperkte en andere doorwerkingsmogelijkheden, nieuw en verbeterde uitvoeringsinstrumenten en andere en snellere procedures). Deze POL-aanvulling is bedoeld om de uitvoering van het provinciaal ruimtelijk beleid op deze veranderingen aan te passen. De provincie is van mening dat haar ruimtelijke belangen door middel van afsprakenkaders, ruimtelijke plannen en de bijbehorende gezamenlijke uitvoering en monitoring voldoende adequaat geborgen worden. Voorliggend plan geeft invulling aan het provinciale beleid, zoals dat geformuleerd is in de POL-aanvulling Nieuwe Wro Beleidsnota Ontgrondingen Het Grondstoffenplan Limburg, uit 1999, is in 2009 vervangen door de - door Gedeputeerde Staten op juli 2009 vastgestelde Beleidsnota Ontgrondingen. Deze beleidsnota gaat ervan uit dat ontgrondingen in de toekomst plaatsvinden als onderdeel van projecten met een meervoudige doelstelling. Van het ontgrondend bedrijfsleven wordt verwacht dat het zich richt op de ontwikkeling van kwalitatief goede en maatschappelijk verantwoorde projecten, in nauwe samenwerking met de betrokken partijen. Het is de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om te zorgen voor zoveel mogelijk draagvlak in de omgeving van het project. In voorliggend geval is hier - met name in het kader van het opstellen van het MER - invulling aangegeven, door verschillende vormen van participatieve processen, waarbij vertegenwoordigers van alle relevante belangen aanwezig waren. Derhalve sluit de voorgestane ontwikkeling van het plangebied - en de manier waarop deze ontwikkeld is - aan op het provinciale beleid, zoals dat in de Beleidsnota Ontgrondingen geformuleerd is. 32

33 3.2.3 Regiovisie Midden-Limburg De betrokken overheden willen, met een in 2008 gesloten bestuursovereenkomst, een samenhangende gebiedsontwikkeling van Midden-Limburg bevorderen. Die zou zich moeten voltrekken volgens de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling door: participatie van private partijen en maatschappelijke organisaties in de gebiedsontwikkeling tot stand te brengen; als overheden een eensgezinde opstelling te laten zien, en een aansprekende en visie op de toekomstige ontwikkeling van de regio te hebben; een heldere organisatie te vormen, en de bereidheid financieel te investeren in de kansen van de regio. Men wil een impuls geven aan majeure regionale projecten, die worden opgenomen in een programma, zoals dat is neergelegd in de Regiovisie 'Het oog van Midden-Limburg'. Over Roermond wordt aangegeven dat de ligging aan de Maasplassen een groot potentieel biedt voor toerisme, recreatie, watergebonden woonmilieus, natuur en landschap. De Maasplassen ter hoogte van Roermond zijn sterk verkaveld en moeilijk toegankelijk. De Maas vormt daardoor een scheidslijn, in plaats van een verbinding. Door in de westoever te investeren in natuurontwikkeling en bijzondere voorzieningen te creëren en een toeristische attractie van formaat, worden beide oevers verbonden. Herstructurering van het Maasdal biedt bovendien ruimte voor ontwikkeling in termen van drijvende woonmilieus en recreatiewoningen. Ontwikkeling van het Maasdal kan niet zonder de andere regiogemeenten, Maasgouw, Leudal en Roerdalen in het bijzonder. Alleen door een gezamenlijke strategie, samen met de groene organisaties, kan Rijkswaterstaat bewogen worden ruimte te geven voor ontwikkeling, in ruil voor ruimte voor de rivier. Zo'n strategie baat iedereen; ook Rijkswaterstaat. De natuurorganisaties, want in plaats van postzegelnatuur, kunnen daadwerkelijk grote gebieden ontwikkelen en wordt de verdroging en uitholling van natuurwaarden aan beide oevers aangepakt. Het Maasdal biedt volop kansen voor versterking van het toerisme en recreatie rond Roermond, en biedt daarmee ook nieuwe kansen voor het Maas- en Roerfront met watergebonden woonmilieus. Roermond kan haar waterfront ontwikkelen, met een spectaculair leef-, woon- en recreatiemilieu rond de Maas. Voor de Maasplassen en het Maasdal wordt verder aangegeven dat natuurontwikkeling een belangrijk onderwerp is. Bij natuurontwikkeling staat het dooraderen van de ecologische hoofdstructuur en het creëren van robuuste natuurlijke verbindingen centraal. Niet alleen moeten de natte natuurgebieden in het Maasdal onderling worden verbonden, ook de verbindingen tussen natte gebieden in het Maasdal met droge gebieden aan de flanken van het Maasdal moeten versterkt worden. De Lus van Linne wordt genoemd als nader te onderzoeken project voor rivierverruiming en ontwikkeling van natte natuur. 33

34 De voorgestane ontwikkeling van het plangebied sluit aan bij het regionale beleid, zoals dat in de Regiovisie geformuleerd is. Het initiatief vergroot de recreatieve mogelijkheden en zorgt daarnaast voor een vergroting van het oppervlak natuurgebied, waardoor er onder meer mogelijkheden voor verbindingen tussen natte en droge natuurgebieden ontstaan Beleidsregel Mitigatie en Compensatie Natuurwaarden De beleidsregel Mitigatie en compensatie natuurwaarden is op 6 september 2005 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg. Het uitgangspunt van deze regel is dat er geen nettoverlies aan natuurwaarden, voor wat betreft areaal, kwaliteit en samenhang, mag optreden. Deze beleidsregel is van toepassing in het geval dat er wezenlijke kenmerken en waarden worden vernietigd, verstoord en/of versnipperd in één of meer van de volgende gebiedscategorieën: 1. Gebieden gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS); hiervoor geldt een 'nee, tenzij'-principe. 2. Bestaande en gerealiseerde bos-, natuur- en landschapswaarden in de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG); hiervoor geldt een ontwikkelingsgerichte basisbescherming. 3. Bos, landschaps- en natuurelementen (zoals poelen, houtwallen, solitaire bomen en waardevolle beplantingen), die in een vigerend bestemmingsplan reeds bescherming genieten, dan wel onder de werkingssfeer van de Boswet vallen. Het plangebied is integraal opgenomen in de EHS. Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg zullen derhalve alleen medewerking verlenen aan ingrepen als aan de volgende voorwaarden is voldaan: het voorziene verlies aan natuurwaarden wordt volgens een plan gecompenseerd en/of gemitigeerd; de verantwoordelijkheden, inclusief de middelen, voor de uitvoering van het plan zijn vastgelegd in een overeenkomst of in een vergunning; door de uitvoering van de compensatie en/of mitigatiewerken ontstaat een duurzame situatie; het plan en de overeenkomst respectievelijk de vergunningsvoorwaarden voldoen aan de, in de beleidsregel weergegeven, criteria en richtlijnen; het plan en de overeenkomst zijn gekoppeld aan het bestemmingsplan waarin de compensatie wordt geregeld. Voor de bepaling van de locatie van mitigatie of compensatie gelden de volgende richtlijnen: 34

35 a. Mitigatie en/of compensatie dient - tenzij dit fysiek onmogelijk is - binnen de Provincie Limburg, in de directe nabijheid van de ingreep en aansluitend aan het te verstoren gebied uitgevoerd te worden, onder de voorwaarde dat er een duurzame situatie ontstaat. b. Mitigatie en/of compensatie dienen bij voorkeur te worden uitgevoerd in de POG. c. Indien mitigatie en/of compensatie in de POG aantoonbaar niet mogelijk is, geldt de volgende voorkeursvolgorde: Aansluitend aan het meest nabijgelegen deel van de EHS en POG. Elders in hetzelfde stroomgebied. d. Compensatie binnen de EHS is niet toegestaan. Compenserende en mitigerende maatregelen dienen in alle gevallen ten laatste gelijktijdig met de ingreep gereed uitgevoerd te zijn. In voorliggend geval is geen sprake van verlies van natuurwaarden, omdat deze grotendeels nog gerealiseerd (moeten) worden. Derhalve vormt de beleidsregel geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied Versnellingsagenda 2005, Limburg op weg naar 2012 De versnellingsagenda bevat een plan en een structuur gericht op actie. De versnellingsagenda schetst de route die Limburg naar een duurzaam succes zal voeren. De visie op 2012 staat centraal. Limburg heeft tot die tijd enkele structurele ontwikkelingen doorgemaakt om weer concurrerend te zijn op zijn eigen specifieke krachten en kansen. De Versnellingsagenda wil een kettingreactie op gang brengen vanuit de dynamiek. In de versnellingsagenda worden kansrijke projecten genoemd. De Maasplassen maken onderdeel uit van de versnellingsagenda Hierin zijn de Maasplassen genoemd in kader van de Deltaplan Maasplassen Midden-Limburg. Er is sprake van nieuwe kansen voor innovatieve ontwikkelingen van de dag- en verblijfsrecreatie. Inmiddels is in september 2008 ook een versnellingsagenda voor de periode tussen 2008 en 2011 uitgekomen. Hierin staan enkele algemene concepten genoemd die kansrijk zijn voor de gewenste, succesvolle ontwikkeling van Limburg. Met betrekking tot het plangebied en de voorgestane ontwikkeling ervan zijn er vanuit deze agenda geen relevante onderwerpen Stimuleringsplan Natuur, Bos & Landschap (Partiële Herziening VIII) In het Stimuleringsplan Natuur, Bos & Landschap (Partiële Herziening VIII, 29 september 2009, uitwerking Midden Limburg West) is voor het gehele Maasplassengebied één ontwikkelingsvisie geformuleerd. Daarin wordt voor de Lus van Linne de ambitie geformuleerd het gebied, samen met de aangrenzende bestaande en nieuwe natuurgebieden rond Osen, Isabellegreend, Smalbroek de Slaag en St. Anna's Beemd, te ontwikkelen tot een grote aaneengesloten natuurkern. Hierin moeten nadrukkelijk ook (delen van) de plassen betrokken worden. Bij de ontwikkeling dient aangesloten te worden op natuurlijke processen, zoals natuurlijke begrazing en rivierdynamiek. Concreet worden de volgende natuurontwikkelingsdoelen voorgestaan: Ontwikkeling van een natuurlijk rivierenlandschap door grootschalige natuurontwikkeling met de nadruk op natuurlijke processen. Door de inzet van integrale begrazing kan door spontane ontwikkeling van vegetatie een mozaïek van deze natuurdoeltypen tot ontwikkeling komen. Het accent dient te liggen op behoud en ontwikkeling van stroomdalgraslanden, inundatiegrasland, vochtig kruidenrijk grasland, doorn- en wilgenstruwelen, grote zeggenmoeras, hardhoutooibos (Essen-Iepenbos) en zachthoutooibos (Schietwilgenbos). Optimale ontwikkeling van bijzondere vegetaties, door benutting van kwel en van bijzondere riviermorfologische elementen als stroomgeulen, rivierduinen en oeverwallen. Herstel van de geomorfologische processen, voor de ontwikkeling van waardevolle geomorfologische patronen en elementen, zoals steilranden en oude stroomgeulen. Versterken van de corridorfunctie van de Maas, door middel van een samenhangend grootschalig, op natuurontwikkeling gericht beheer, door de aanleg van natuurlijke oevers en door de realisatie van ecologische verbindingen met natuurgebieden rondom de Maasplassen. 35

36 Verbeteren van de natuurfunctie van de plassen door ontwikkeling van oevervegetaties langs de plassen, het afvlakken van de oevers, de aanleg van onderwaterterpen en door het zoneren van de gebruiksfuncties van de plassen in ruimte en tijd. Behoud en ontwikkeling van grazige, niet-bemeste weilanden in uiterwaarden en op dijken in eerste instantie gericht op een soortenrijke vlinderpopulatie. Plaatselijk behouden en ontwikkelen van de kleinschaligheid door het stimuleren van de aanplant van heggen. Vergroten van het draagvlak voor de te nemen maatregelen door gedegen voorlichting en educatie. Alle natuurbeleidsdoelen worden gerealiseerd. Door het versterken van zowel riviergestuurde processen (kwel, erosie, sedimentatie) als integrale begrazing, komt een mozaïek van bijzondere riviergebonden ecotopen graslanden, struwelen, moerassen én ooibossen) tot ontwikkeling. In de Lus ontstaat ruimte voor de ontwikkeling van nieuwe waardevolle geomorfologische elementen, zoals steilranden, stroomgeulen en droge afzettingen. De natuurfunctie van de plassen wordt versterkt, door ontwikkeling van oevervegetaties, afvlakken van de oevers, aanleg van ondiep water en het zoneren van de recreatie. Het project draagt sterk bij aan het vergroten van het draagvlak voor natuurontwikkeling, doordat de Lus van Linne als natuurkerngebied wordt ontwikkeld en gepositioneerd kan worden. Het gebied wordt, met de nodige terughoudendheid, beleefbaar gemaakt, zowel vanaf het water als het land. Met name rondom de Osenplas ontstaan veel mogelijkheden voor natuurgerichte activiteiten en natuureducatie Provinciaal Waterplan Limburg Het provinciaal Waterplan Limburg is op 20 november 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg. Het waterbeleid van Provincie Limburg richt zich op extra inzet voor schoon, mooi en veilig water in 2015, volgens de Europese Kaderrichtlijn Water. In het provinciaal Waterplan wordt teruggegrepen op de verschillende doelstellingen, ontwikkelingen en maatregelen zoals opgenomen in het project Zandmaas en bijbehorende beleidsstukken. 36

37 Op de kaart met blauwe waarden is het hele plangebied aangeduid als onderdeel van het veerkrachtig watersysteem Maas en EHS en POG. De voorgestane ontwikkeling van het plangebied sluit aan op de doelstellingen van het provinciale beleid, zoals geformuleerd in het provinciaal Waterplan Vlekkenplan Maas en Meer Als onderdeel van de Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg, is het 'Vlekkenplan Maas en Meer' opgesteld en - op 19 april door de bestuurlijke werkgroep Maasplassen vastgesteld. Het Vlekkenplan is uitgewerkt in het Masterplan Maasplassen. Het Masterplan is op 22 juni 2011 vastgesteld door de bestuurlijke werkgroep. In november 2011 zal dit plan aan de gemeenteraad van Roermond worden gepresenteerd. Het Vlekkenplan bestaat uit een raamwerk van water, natuur en landschap, waarbinnen passende functies tot ontwikkeling kunnen komen. Het plan levert vooral een grote bijdrage aan de vergroting van het woon- en leefgenot van de inwoners uit de regio. De voorgestane ontwikkeling van het plangebied sluit aan op het regionale beleid, zoals dat in het Vlekkenplan en het Masterplan Maasplassen geformuleerd is. 3.3 Gemeentelijk beleid Structuurvisie De Structuurvisie Roermond is op 29 maart 2001 door de gemeenteraad vastgesteld en vormt het ruimtelijke integratiekader voor (sectorale) ontwikkelingen en visies voor de komende tien jaar met een doorkijk naar de langere termijn. De structuurvisie is hiermee een belangrijke basis voor het uit te voeren ruimtelijk beleid van de gemeente. De visie bestaat uit een gewenst toekomstbeeld voor Roermond op hoofdlijnen, een ontwikkelingsvisie tot 2010 en enkele indicatieve ruimtelijke uitwerkingen voor belangrijke projecten in de stad. Het toekomstbeeld voor Roermond is vervat in een streefbeeld tot 2030, getiteld Roermond Nieuwe Hanzestad, waarin wordt ingezet op de verdere ontwikkeling van Roermond tot dynamische, compacte kwaliteitsstad aan het water. Een stad die haar culturele en natuurlijke waarden koestert en die het zoekt in haar centrumfunctie, innovatieve herstructurering en hoogwaardige voorzieningen op het gebied van toerisme en recreatie. De ontwikkelingsvisie is gebaseerd op het ontwikkelingsconcept 'compacte kwaliteitsstad aan het water' en de uitgangspunten van dit concept zijn onder meer: 37

38 inbreiding boven uitbreiding bij nieuwe bouwlocaties; benutting van de Maas voor hoogwaardig wonen en recreëren langs het water; rijksweg A73 als stedelijke contour van Roermond; herstructurering van stadsdelen gericht op verbetering van de ruimtelijke structuur en kwaliteit; aanbieden van een efficiënt fietsnetwerk; oplossen knelpunten in de hoofdwegenstructuur. De meanderende Maas en de Lus van Linne daarin is aangeduid als 'ecologische verbinding volgend uit Provinciale Ecologische Structuur/Ecologische Hoofdstructuur'. Aan de westzijde van het plangebied voorziet de Structuurvisie 2010 in 'aanvullende ecologische verbindingen als gevolg van 'Natuurontwikkeling buiten de Provinciale Ecologische Structuur (via compensatie). Uit de rapportage Complete stad met allure (Masterplan Toerisme) (juli 2002) blijkt dat de gemeente Roermond een extra impuls geeft aan haar toeristisch-recreatief beleid. In het masterplan formuleert de gemeente een visie op toerisme. Met betrekking tot de Maasplassen geeft het Masterplan aan dat de gemeente de ontwikkeling van het gebied moet blijven stimuleren en dat zij planologische randvoorwaarden moet scheppen om ontwikkelingen te 'sturen/stimuleren'. Momenteel werkt men aan een Masterplan Maasplassen om te komen tot een samenhangende ontwikkeling. In de Natuurvisie Roermond-West (2004) worden knelpunten en kansen aangewezen voor de bescherming en/of ontwikkeling van natuurwaarden in Roermond-West. De Natuurvisie betreft een uitwerking van de ecologische aspecten van de ruimtelijke Structuurvisie voor Roermond. De Lus van Linne, in combinatie met de Linnerheide, is een belangrijke verbinding tussen het Maasdal en het achterland en op grotere schaal de gebieden Meinweg en de Weerterbossen en Bergderheide bij Weert. Het belang van deze verbinding geldt met name de landgebonden soorten waarvoor de stedelijke Roer en haar randzone geen migratiemogelijkheden biedt. Deze verbinding wordt onder andere door dassen gebruikt, wat blijkt uit verkeersslachtoffers die hier zijn aangetroffen. Ook voor reewild, en op langere termijn Wild zwijn en eventueel Edelhert, is deze verbinding tussen het Roerdal, de Linnerheide en de uiterwaarden van de Maas gewenst binnen het kader van het realiseren van en duurzame ecologische structuur. De verbinding kan voor landgebonden fauna worden verbeterd indien de groenstructuur langs de rand van de Oolderplas meer omvang krijgt. Het streven is om ter hoogte van de Maasplassen-Zuid een meer natuurlijk rivierdalsysteem te ontwikkelen. Op sommige plaatsen, onder meer ter hoogte van de Lus van Linne, heeft de rivierdynamiek in de vorm van erosie en sedimentatie invloed op het landschap. Minimaal wordt hier gestreefd naar behoud van de bestaande rivierdynamiek, waar mogelijk moet de invloed van rivierdynamiek worden bevorderd. Om de invloed van rivierdynamiek te bevorderen wordt zowel langs de 38

39 Maasplassen als langs de Maas zelf over enkele trajecten de oeververdediging verwijderd, zodat flauwe en brede oevertaluds ontstaan. Met name ten westen van Merum zijn mogelijkheden om, door het realiseren van een geleidelijk oplopende rivieroever, ook extra ruimte voor de rivier te creëren. De Maasplassen kunnen van geleidelijk overgaande natuurlijke oevers worden voorzien. Het streven is om de uiterwaarden van de Maas tot een mozaïekachtig landschap te ontwikkelen, waarin plassen, grazige vegetaties, ruigtes en bos elkaar afwisselen. Dit mozaïekachtige landschap kan worden gerealiseerd door jaarrond begrazing. De grazige vegetaties bestaan uit natte, vochtige en droge schrale graslanden, die afgewisseld worden door ruigtevegetatie, struweel en uit hardhout- en zachthoutooibos bestaan. Indien aaneengesloten beheerseenheden worden gerealiseerd, wordt de verbinding naar de stroomafwaarts gelegen Maasplassen versterkt. Met name de overwinterende watervogels en soorten van stroomdalgraslanden zijn hier als doelsoortgroepen te beschouwen. Mogelijk dat ook een soort als Bever zich op termijn in dit gebied vestigt. Door een deel van het gebied als kleinschalig agrarisch cultuurlandschap in beheer te houden, gedijen hier ook de aan agrarisch cultuurlandschap gebonden broedvogels en een soort als de das. Op de dijken langs het Lateraalkanaal Linne-Buggenum kunnen, door een ecologisch beheer, de relicten van waardevolle vegetaties zich uitbreiden. Daar waar ruimte hiervoor aanwezig is, kan in het kanaal zelf worden gestreefd naar de ontwikkeling van oevervegetaties door de aanleg van oevers met een flauw talud. Naast het plangebied zelf kunnen ook de volgende ruimtelijk ontwikkelingen in de omgeving van belang zijn: Het realiseren van ruim 800 woningen in de woonwijk Oolder Veste. Het totale ruimtebeslag bedraagt 60 ha. De Groene Slenk (1,5 ha) wordt als groenstructuur aangelegd en vult daarmee gedeeltelijk de vereiste natuurcompensatie in. De uitbreiding van Merum door de aanleg van een woonwijk, het realiseren van een bedrijventerrein en het aanleggen van openbaar groen met een vijver. Het totale ruimtebeslag bedraagt 30 ha. De herinrichting van het bedrijventerrein Solvay tot bedrijventerrein, waarbij het op te stellen saneringsplan richtinggevend is voor de herinrichting. Het totale ruimtebeslag bedraagt 25 ha. Het creëren van begrazingseenheden en meer rivierdynamiek in het Kerngebied natuur Maasplassen. Er zal natuurontwikkeling in deelgebieden gaan plaatsvinden. Het totale ruimtebeslag bedraagt 400 ha. Aanleg van de ecologische verbindingszone Maasdal-Linnerheide. Doel van het project betreft de realisering van een goed werkende ecologische verbindingszone tussen het oostelijk buitengebied van de gemeente Roermond, de aangrenzende gemeente Ambt Montfort en het Maasdal. De ecologische verbindingszone Maasdal-Linnerheide moet met name voor grote grazers, reewild en kleine zoogdieren uitstekende migratiemogelijkheden bieden tussen het Roerdal en het Maasdal, als onderdeel van een groter netwerk Meinweg-Weerterbossen-Bergerheide (bij Eindhoven). Het gebied bestaat momenteel voor een belangrijk deel uit akkers met verspreid liggende bosjes. Om invulling te geven aan de verbindingsfunctie, wordt het gebied voorzien van houtsingels en kruidenrijke bermen langs de bestaande perceelsgrenzen. Aanvullend worden in het gebied enkele bosjes aangeplant. Onderzoek naar een (recreatieve) langzaam verkeersverbinding langs de Oolderplas en Maas tussen Oolderveste en Linne. De voorgestane ontwikkeling van het plangebied sluit aan op het gemeentelijk beleid, zoals dat in de Structuurvisie geformuleerd is Strategische visie Roermond 2020 Op 30 oktober 2008 is de Strategische visie Roermond 2020 'Roermond investeert in haar toekomst' vastgesteld door de gemeenteraad van Roermond. De gemeente Roermond heeft in 2008 een visie opgesteld voor meerdere beleidsterreinen. Hierin komen onder andere voor als beoogde ontwikkelingsrichtingen: kwaliteit in woon-, cultuur- en leefomgeving; natuurontwikkeling om verlies van natuurwaarden elders te compenseren en om de kwaliteit van de bestaande natuur te verhogen. 39

40 Aan deze ontwikkelingsrichtingen wordt door middel van de voorgestane ontwikkeling van het plangebied invulling gegeven. Het initiatief vormt derhalve een goede invulling van delen van het gemeentelijk beleid, zoals dat geformuleerd is in de Strategische visie Roermond Natuurvisie Roermond-West Eind 2004 is de Natuurvisie Roermond-West vastgesteld. Deze natuurvisie is afgestemd op de ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied (van de natuurvisie). In deze visie komt duidelijk naar voren wat voor knelpunten, maar ook wat voor kansen er ontstaan voor de bescherming en/of ontwikkeling van natuurwaarden in Roermond-West. Op de kaart behorend bij de Natuurvisie is het plangebied aangeduid als systeemgerichte natuur. Dergelijke gebieden staan (potentieel) onder invloed van rivierdynamiek, er treedt kwel op en deze gebieden hebben zodanige omvang dat een natuurlijke ontwikkeling of het toepassen van extensieve begrazing als beheersvorm mogelijk is. Deze gebieden vormen de basis voor de meest natuurlijke onderdelen van de Ecologische Infrastructuur van Roermond. Binnen het plangebied zijn de plassen en de Lus aangeduid als ecologisch water. Het streven is om ter hoogte van de Maasplassen-Zuid een meer natuurlijk rivierdalsysteem te ontwikkelen. Op sommige plaatsen, onder meer ter hoogte van de Lus van Linne, heeft de rivierdynamiek, in de vorm van erosie en sedimentatie, invloed op het landschap. Minimaal wordt hier gestreefd naar behoud van de bestaande rivierdynamiek, waar mogelijk moet de invloed van rivierdynamiek worden bevorderd. Om de invloed van rivierdynamiek te bevorderen, wordt zowel langs de Maasplassen als langs de Maas zelf over enkele trajecten de oeververdediging verwijderd, zodat flauwe en brede oevertaluds ontstaan. De Maasplassen kunnen van geleidelijk overgaande natuurlijke oevers worden voorzien. Het streven is om de uiterwaarden van de Maas tot een mozaïekachtig landschap te ontwikkelen, waarin plassen, grazige vegetaties, ruigtes en bos elkaar afwisselen. Dit mozaïekachtige landschap kan worden gerealiseerd door jaarrond begrazing. De grazige vegetaties bestaan uit natte, vochtige en droge schrale graslanden, die afgewisseld worden door ruigtevegetatie, struweel en hardhout- en zachthoutooibos. Indien aaneengesloten beheerseenheden worden gerealiseerd, wordt de verbinding naar de stroomafwaarts gelegen Maasplassen versterkt. Binnen het plangebied ligt project 17 'Natuurontwikkeling Lus van Osen'. De Spoorplas, de Gerelingsplas en aangrenzend gebied zijn begrensd ten behoeve van particulier natuurbeheer. Het totale gebied is als landgoed in particulier eigendom. Nu 'na-ontgrinding' geen optie meer is, is de eigenaar mogelijk bereid om op het landgoed natuurwaarden te ontwikkelen. Voor overwinterende watervogels is het van belang om recreatie in tijd en ruimte te zoneren. Inmiddels is dit project achterhaald, door voorliggend plan, waarin op een goede wijze rekening is gehouden met zonering van recreatie en natuur. 40

41 De voorgestane ontwikkeling van het plangebied sluit aan op het gemeentelijk beleid, zoals dat in de Natuurvisie Roermond-West geformuleerd is Groenstructuurplan De Gemeente Roermond heeft in juni 2006 het Groenstructuurplan Roermond vastgesteld. In het plan wordt een visie gegeven op de 'groene waarden', zoals deze op samenhangende wijze en in functie tot het omringende stedelijke en landelijke gebied worden vormgegeven. Dit alles voor een langere termijn van zo'n 15 a 20 jaar. Door gewenste structuren te kennen, kunnen gefundeerde beslissingen worden genomen. Enkele belangrijke uitgangspunten in de visie zijn: ontwikkeling aanvullende groenstructuur; ontwikkeling of versterking van ecologische verbindingszones. Deze uitgangspunten zijn tevens het uitgangspunt voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied, die derhalve uitstekend aansluit op het gemeentelijke beleid, zoals dat in het Groenstructuurplan geformuleerd is Gemeentelijke monumenten- en archeologieverordening In de Monumenten- en archeologieverordening 2011 is het gemeentelijk archeologie- en monumentenbeleid vastgelegd. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan de aanwijzing van panden tot gemeentelijk monumenten, en de wijze waarop subsidies worden toegewezen. In de verordening is daarnaast bepaald hoe in bestemmingsplannen omgegaan moet worden met het aspect archeologie. In door de gemeente vast te stellen of te wijzigen bestemmingsplannen moet een paragraaf opgenomen worden waarin wordt aangegeven welke archeologische verwachting voor het plangebied geldt en welke eventuele maatregelen voor het behoud van eventuele archeologische relicten worden voorgeschreven. Voorafgaande aan grondwerkzaamheden moet in principe een archeologisch vooronderzoek plaats vinden, waar uit moet blijken wat de archeologische verwachting is. In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op het in het plangebied uitgevoerde archeologische onderzoek. 3.4 Toetsing aan beleidskader Het initiatief wordt niet belemmerd door het Rijksbeleid, provinciaal en regionaal beleid en gemeentelijk beleid zoals dat in voornoemde stukken is geformuleerd. De randvoorwaarden en uitgangspunten die uit deze stukken voortvloeien zijn in het MER en het ontwerp, op basis van het Voorkeursalternatief uit het MER, voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied meegewogen/-genomen. De daadwerkelijke, planologische toetsing van de beleidskader vindt grotendeels verspreid plaats in de hoofdstukken 10 t/m 15 van het MER. Naar analogie hiervan komen deze onderwerpen in het hierna volgende hoofdstuk nader aan de orde. 41

42 Hoofdstuk 4 Omschrijving deelaspecten In dit hoofdstuk is volstaan met een samenvatting van de resultaten van de (in het kader van het MER) uitgevoerde onderzoeken. De toetsing hiervan vindt vrijwel volledig in het kader van het MER plaats, met name waar het gaat om het VKA, waarop voorliggend bestemmingsplan gebaseerd is. 4.1 Milieu Bodem Algemeen/relevantie voor plan(gebied) De te vergraven en binnen het gebied weer te bergen vrijkomende dekgronden uit de uiterwaard en slibbodems van de plassen zullen ten minste deels verontreinigd zijn door afzettingen van de Maas. Het Besluit Bodemkwaliteit (2008) stelt expliciete kwaliteitseisen aan het hergebruik van de vrijkomende gronden, waarbij rekening gehouden wordt met de natuurlijke achtergrondwaarden en de voortdurende slibaanvoer in riviersystemen. (Deel)onderzoek(en) De milieutechnische en fysische samenstelling van zowel de land- als de waterbodems in de Lus van Linne zijn de afgelopen jaren meerdere malen onderzocht. Gezamenlijk leveren deze bodemonderzoeken een gebiedsdekkende informatie over de bodemkwaliteit. Resultaten Het omvangrijke grondverzet betreft merendeels 'Vrij Toepasbaar' zand en grind waaraan geen milieubepalende stoffen hechten. Bij 25% van het grondverzet betreft hergebruik van dekgrond en plasbodems van Klasse A en B. Deze licht verontreinigde bodems zijn toepasbaar binnen het plangebied omdat de verontreiniginggraad de milieukwaliteit van de ontvangende grond en herverontreiniging niet overschrijdt. Het Besluit Bodemkwaliteit staat het toepassen van bodemkwaliteit t/m klasse B onder voorwaarden in (plassen in) uiterwaarden toe. Via de Commissie Verheijen (2009) en de Handreiking voor het inrichten van diepe Plassen (concept april 2011) is momenteel aanvullend beleid in de maak cq. gemaakt. Conclusie Vanuit het aspect bodem zijn geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied Geluid Algemeen/relevantie voor het plan(gebied) Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. Immers in het ruimtelijk spoor kan door een (ruimtelijke) scheiding van geluidbronnen en geluidsgevoelige bestemmingen hinder worden voorkomen. Naast de wettelijke kaders ter voorkoming van geluidshinder die in acht moeten worden genomen bij ruimtelijke planvorming (Wet geluidhinder, Wet luchtvaart, Luchtvaartwet) moet in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' ook gezorgd worden voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Een belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging in het kader van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering. Voor de geluidsgevoelige bestemmingen die binnen bepaalde afstanden (zones) van de verschillende geluidsbronnen liggen, schrijft de Wgh voor dat een aangewezen bevoegd gezag (maatwerk)grenswaarden bepaalt. De terminologie die de wet hiervoor hanteert is: ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. De Wgh kent bandbreedtes waarbinnen het bevoegd gezag moet blijven. 42

43 Er geldt een voorkeurswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De getalsmatige invulling van deze grenswaarden is voor elk type geluidsbron verschillend en is onder andere afhankelijk van de geluidsgevoelige bestemming. Naast grenswaarden op de gevels van de geluidsgevoelige bestemmingen, zijn er in de Wgh ook grenswaarden gericht op de bescherming van het akoestische klimaat binnen de geplande gebouwen. De grenswaarden moeten bij de aanleg, dan wel wijzigingen van een (spoor)weg of industrieterrein in acht worden genomen. Dit geldt ook bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of bij een projectbesluit wanneer de betreffende gronden in een geluidszone zijn gelegen. In paragraaf wordt ingegaan op de geluidseffecten van omliggende bedrijven op het plangebied. (Deel)onderzoek(en) Geluidhinder en trillingen in verband met de uitvoeringswerkzaamheden van de herinrichting zijn onderzocht door Adviesburo van der Boom (Van der Boom, 2010). Aan de hand van relevante bronsterkten van materieel zijn overdrachten van geluid en trillingen naar woningen in de omgeving onderzocht, in diverse werkfasen en onderlinge combinaties. Voor de realisatie van het project is grindwinning met klassering van de delfstoffen op werkdagen overdag een nagenoeg constante geluidsbron gedurende een periode van circa 11 jaar. Daarnaast vindt gedurende ca. 40% van de tijd divers grondverzet plaats met een kranenset en een zandzuiger, voornamelijk in de eerste en laatste jaren van de projectrealisatie. Voor het materieel zijn geluidsbronsterkten aangenomen, zoals momenteel technisch-economisch haalbaar is. Voor grindwinapparatuur met een was-, breek- en zeefinstallatie zijn geluidsbeperkende maatregelen uiterst moeilijk. In het beleid van Nederland en België wordt momenteel als maximaal haalbare grens een geluidsbronsterkte van 116 db(a) gehanteerd. Als immissielocaties van geluid vanuit de realisatie van het project is een zestiental mogelijk geluidsgevoelige locaties, veelal woningen, in de omgeving geïdentificeerd. Voor een aantal immissiepunten zijn meerdere hoogten op de gevel beschouwd. De locatie 'Solvay' betreft een trillingsgevoelige industrie, waar eventuele geluidshinder door de eigen geluidsproductie van fabrieken en vrachtverkeer zal worden overstemd. Resultaten Op basis van deze bevindingen is de werkvolgorde aangepast. Terwijl de grindwinning continu doorgaat in aangewezen gedeelten, wordt ervoor gezorgd dat bijkomende activiteiten, zoals kraan- en zuigerwerk, niet tegelijkertijd of in daarvan verder af gelegen gedeelten plaatsvindt. Het zuidelijke gedeelte van de Linnerplas wordt daarbij niet ontgraven met een standaard drijvend grindwinwerktuig, zoals een baggermolen, maar met aangepaste apparatuur, zoals een knijperkraan. De verwerking van grind vindt op de Gerelingsplas plaats. Uit de resultaten van de akoestische modelering blijkt dat de doorgevoerde planaanpassingen succesvol zijn Op de gevels van alle woningen in Linne wordt tijdens de werkvoorbereiding en tijdens de grindwinning voldaan aan de streefwaarde van 50 db(a) voor geluidsbelasting. Deze maximale belasting van 50 db(a) treedt slechts op gedurende een periode van 15 weken tijdens de grindwinning. In de eindinrichtingsfase is gedurende een korte periode sprake van een overschrijding van de streefwaarde, bij het aanbrengen van beschermlagen met overmaats grind op de instroomdrempels. De grenswaarde 55 db(a) voor woningclusters wordt niet overschreden. Op immissiepunt Solvay blijven hoge immissiewaarden bestaan, maar dit betreft geen woning. Conclusie Vanuit het aspect geluid zijn geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. 43

44 4.1.3 Luchtkwaliteit Algemeen/relevantie voor plan(gebied) Stikstofdioxide Als maat voor luchtverontreiniging blijkt in Nederland NO2 een van de meest de meest kritische stoffen te zijn, omdat de reeds aanwezige achtergrondconcentratie van deze component dichtbij de norm kan liggen. De andere stoffen van het BLk2005 (zwaveldioxide SO2, lood Pb, koolmonoxide CO en benzeen C6H6 zijn niet bepalend voor een activiteit als grondverzet. In het Besluit luchtkwaliteit 2005 (BLk2005) geldt als luchtkwaliteitseis voor NO2 40 µg/m³. Tot de belangrijkste bronnen uit de omgeving behoort de scheepvaart (beroepsvaart), de agrarische sector (waaronder het huidige ca. 80 ha landbouwareaal in de Lus van Linne), de industrie, de elektriciteitscentrales (Maasbracht en Buggenum) en het wegverkeer (verkeersaders zoals de A2 en de A73). Momenteel (2010) voorspelt het RIVM in de omgeving van de Lus van Linne een jaargemiddelde concentratie voor NO2 van µg/m³. Fijnstof Een voor de volksgezondheid belangrijke vorm van luchtverontreiniging is het fijnstof: in de lucht zwevende deeltjes kleiner dan 10 micrometer (<10 µm). Fijnstof is bij inademing schadelijk voor de gezondheid, met name voor de luchtwegen. Omdat de deeltjes niet allemaal dezelfde vorm hebben wordt fijnstof uitgedrukt in PM10. Momenteel wordt gewerkt aan regels en eisen voor een Pm²,5 omdat de meest fijne deeltjes de meest gezondheidsproblemen zouden veroorzaken. Volgens het Milieu en Natuur Planbureau is de voorgestelde Pm²,5 norm voor fijn stof echter niet strenger dan de bestaande normen voor PM10 (NMP, 2007). Bronnen van fijnstof zijn het verkeer, met name roet uit dieselmotoren, de industrie, waaronder het storten en overslaan van bulkgoederen, de landbouwbedrijven, met name stallen, de uitstoot door elektriciteitscentrales, de uitstoot uit woningen, bijvoorbeeld door een open haard en natuurlijke bronnen, bijvoorbeeld zeezout, of stof vanuit de bodem. (Deel)onderzoek(en) Stikstofdioxide De bijdrage vanuit het project aan luchtverontreiniging met NO2 kan ingeschat worden aan de hand van het brandstofverbruik dat met de realisatie van het project gemoeid is. Hiertoe wordt niet gerekend met uitstoot van scheepvaart van en naar het project, omdat dit vervangend vervoer is bij een aangenomen gelijkblijvende leverantie van oppervlaktedelfstoffen uit andere winningen in de regio. Het energieverbruik voor delfstofwinning en bijbehorend grondverzet ca kw opgesteld vermogen is ca. 150 liter diesel per uur en voor rivier- en natuurbouw circa 600 kw opgesteld vermogen is 90 liter diesel per uur. Omdat beide activiteit gelijktijdig kunnen plaatsvinden (ca. 40% van de projectduur) is dit tezamen een verbruik van ca. 200 kg diesel per uur. Met gegevens voor mobiele bronnen (CBS, 2004) en een correctie naar 80% vanwege sindsdien toegepaste brandstofverbetering en roetfiltering volgt een uitstoot van 40 g NOx /kg brandstof. Het project levert dan een uitstoot van ca gram NOx per werkuur. NOx is de verzamelterm voor stikstofverbindingen, NO2 is de meest schadelijke stikstofverbinding. Hoewel de binnenscheepvaart van afvoer van delfstofproducten uit de Lus van Linne dat van andere herkomst vervangt, draagt dit transport wel bij aan de directe omgeving van de Lus van Linne. Volgens SenterNovem, 2008 bedraagt de uitstoot van NOx voor een binnenvaartschip van 1750 ton beladen waterverplaatsing 265 gram/km vaarafstand. Indien de gemiddelde vaarafstand in de Lus van Linne 1 km bedraagt, en naast het aan- en afvaren 50% wordt gerekend voor manoeuvres en laadtijd, draagt elk beladen schip ca 662 gram uitstoot NOx bij. Omdat er ca. elke 3,5 uur zo'n schip zal worden beladen, is de projectbijdrage 190 gram NOx per werkuur. Fijnstof Ook de bijdrage vanuit het project aan luchtverontreiniging met fijnstof kan ingeschat worden aan de 44

45 hand van het brandstofverbruik dat met de realisatie van het project gemoeid is. Analoog aan hetgeen voor NOx is ingeschat, volgt voor een verbruik van ca. 200 kg diesel per uur en gegevens van het CBS met dezelfde correctie een uitstoot van 4 g fijnstof/kg brandstof. Het project levert vanuit brandstofverbruik dan een uitstoot van ca. 800 gram fijnstof per werkuur. Vanaf 2009 gelden voor mobiele werktuigen met een motorvermogen tussen 30 en 75 kw de Euro 3-normen (ca. 0,1 g PM10 per kwh geleverd vermogen). Dit is een reductie van 90%, zodat indien althans met modern materieel zal worden gewerkt de uitstoot fijnstof vanuit dieselmotoren, zal dalen naar orde 75 gram fijnstof per werkuur. Hoewel de binnenscheepvaart van afvoer van delfstofproducten uit de Lus van Linne dat van andere herkomst vervangt, draagt dit transport wel bij aan de directe omgeving van de Lus van Linne. Volgens SenterNovem, 2008 bedraagt de uitstoot van PM10 voor een binnenvaartschip van ton beladen waterverplaatsing 10,6 gram/km vaarafstand. Indien de gemiddelde vaarafstand in de Lus van Linne 1 km bedraagt, en naast het aan- en afvaren 50% wordt gerekend voor manoeuvres en laadtijd, draagt elk beladen schip ca 30 gram uitstoot PM10 bij. Omdat er ca. elke 3,5 uur zo'n schip zal worden beladen, is de projectbijdrage 9 gram PM10 per werkuur. Resultaten Stikstofdioxide De bijdrage vanuit het project aan de luchtverontreiniging is met het gegeven van gram NOx per werkuur te berekenen, afhankelijk van uitstoothoogte en meteorologische gegevens. Hiertoe staat het Nieuw Nationaal Model (Stacks) ter beschikking. Berekeningen zoals die voor de zandwinning Winssen (Haskoning, 2006) geven voor een vijfvoudige uitstoot een bronbijdrage NOx (als NO2) kleiner dan 2,0 µg/m³, zodat voor het project een bronbijdrage van maximaal 0,5 µg/m³ NOx aangenomen mag worden. Dit is 2,5% van de huidige mate van luchtverontreiniging in de omgeving van het project. Hiermee voldoet de mate van luchtverontreiniging aan de luchtkwaliteitseis uit het Besluit Luchtkwaliteit. Fijnstof Het totaal aan uitstoot tijdens de uitvoering van het project 'Nieuw Leven in de Lus van Linne' met vooreerst aangenomen verouderd materieel is 864 gram PM10 per uur. De bijdrage vanuit het project aan de luchtverontreiniging is met dit uurgegeven, net als dat voor NOx te berekenen, afhankelijk van uitstoothoogte en meteorologische gegevens (Haskoning, 2006). Met wederom de genoemde correctie voor de hier berekende uitstoot, betekent dit voor het project een bronbijdrage van maximaal 0,05 µg/m³ PM10. Dit is 0,2% van de huidige mate van luchtverontreiniging door fijnstof in de omgeving van de Lus van Linne, en derhalve vrijwel verwaarloosbaar. Door het grootschalige grondverzet en doordat op delen van het terrein de begroeiing tijdelijk wordt verwijderd, kunnen gronddeeltjes verwaaien tot grof stof in de lucht. Dit kan in de omgeving tijdelijk tot een hogere depositie leiden. Grof stof in de lucht is niet gevaarlijk voor de gezondheid, maar als er in korte tijd een grote hoeveelheid stof neerslaat, dan kan dit wel hinderlijk zijn. Afhankelijk van de weersomstandigheden en de windrichting kan het project dus bijdragen aan emissie en depositie van grof stof in de omgeving. Aangezien de afstanden tot woonbebouwing groot zijn (200 tot 2000 m), is de realisatie van het project slechts beperkt bepalend voor de stofhinder. Door mitigerende maatregelen toe te passen zoals nat houden van bronnen (zal de bijdrage aan grof stof uit het plangebied waarschijnlijk niet waarneembaar kunnen zijn. Conclusie Vanuit het aspect luchtkwaliteit (uitgesplitst naar stikstofdioxide en fijnstof) geldt dat er geen belemmeringen zijn voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied Milieuzonering/Bedrijvigheid Algemeen/relevantie voor plan(gebied) Er moet een noodzakelijk scheiding worden aangebracht tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, ter bescherming en/of vergroting van de leefkwaliteit. De milieuhinder van bedrijven moet worden geanalyseerd op hun invloed op mogelijke ontwikkelingen. Als milieubelastende functies 45

46 mogelijk worden gemaakt, moet de invloed op de omgeving inzichtelijk worden gemaakt. Op de rand van het plangebied ligt een aantal inrichtingen met een milieuhindercirkel. Het betreft direct ten zuiden en oosten van het plangebied een chemische fabriek aan de rijksweg N271, een scheepswerf bij Linne en een waterkrachtcentrale. Op grotere afstand bevindt zich een energiecentrale (Clauscentrale) bij Maasbracht De meest nabijgelegen woonbebouwing staat in de dorpskern Linne en op het gebied van de Sluis Linne. In het plangebied worden, voor wat betreft de eindsituatie, geen milieugevoelige of milieubelastende functies of bebouwing mogelijk gemaakt. Geureffecten worden door de werkzaamheden in het kader van de herinrichting annex delfstofwinning en de natuurontwikkeling in het geheel niet veroorzaakt. Als positieve wijziging in de geursituatie kan de beëindiging van de bemesting van landbouwarealen worden genoemd. De bestaande (geur- en) geluidhinder vormt geen belemmering voor de (spontaan of geleid) te ontwikkelen natuur en de (eventuele extra) extensieve dagrecreatie, zie ook paragraaf 4.8. Conclusie Vanuit het aspect milieuzonering/bedrijvigheid zijn geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. 4.2 Externe veiligheid Algemeen/relevantie voor plan(gebied) Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Daartoe zijn (in het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi)) 'kwetsbare objecten' en 'beperkt kwetsbare objecten' omschreven. Het gaat enerzijds om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt, en anderzijds om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Ter bescherming van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten moet een bepaalde afstand aanwezig zijn ten opzichte van risicobronnen. In de huidige situatie zijn relevante bronnen voor de externe veiligheid het vervoer van gevaarlijke stoffen met scheepvaart door het stuwcomplex en het chemisch bedrijf Solvay bij Merum. Binnen het plangebied is, ten behoeve van het initiatief, een klein aantal op- en overslagpunten van brandstoffen voorzien ter bevoorrading van het materieel. Aan boord van de werkschepen zullen zich brandersets bevinden, met gasflessen zuurstof en koolzuur. Al deze voorzieningen moeten voldoen aan eisen van diverse Inspecties en regelgeving (Wabo). Het Plaatsgebonden risico en het Groepsrisico voor omwonenden van de Lus van Linne wijzigt dan ook niet significant. Het project wijzigt in het doorgaand vervoer van gevaarlijke stoffen met scheepvaart niets. 46

47 Conclusie Vanuit het aspect externe veiligheid zijn geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. 4.3 Waterhuishouding Oppervlaktewater Algemeen/relevantie voor plan(gebied) Het verondiepen van plassen met dekgronden, de veranderende grondwaterstromen, overstromings- en doorstromingsfrequenties van het gebied hebben gevolgen voor de toekomstige kwaliteit van het oppervlaktewater van de Maas en de plassen en geulen in het gebied. (Deel)onderzoek(en) In de afgelopen jaren zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd: Monsteronderzoek eutrofie. (Dibec, 2010). In 2005 is een oriënterend waterbodemonderzoek uitgevoerd van 10 waterbodemmonsters uit de Gerelingsplas en de Spoorplas (Dibec, 2006) De waterbodems zijn in 2009 door milieuadviesbureau DIBEC nogmaals uitgebreid milieutechnisch onderzocht en uitgebreid met onder andere een historisch onderzoek en milieukundige analyses van 199 boringen (Dibec, 2009). De resultaten uit de beide waterbodemonderzoeken zijn door DIBEC in oktober 2009 samengevat in een notitie (Dibec, 2009). Resultaten Geconcludeerd wordt dat: De chemische effecten op het oppervlaktewater en grondwater bij de aanleg van het VKA tijdelijk licht negatief zijn, maar in de uiteindelijke situatie van dezelfde orde zullen zijn als in de huidige situatie. De nutriëntenbelasting, en daarmee de ecologische kwaliteit van de toekomstige plassen in het plangebied, met het VKA zal verbeteren door: de beëindiging van bemesting van landbouwgronden in het plangebied; de verkleining van de emissie van nutriënten uit de deklagen door het onder water bergen in de Spoorplas; 47

48 de vergroting van de zelfreiniging van de Spoorplas en Gerelingsplas door de vergroting van de oeverlengten en vooral de sterke vergroting van de minder dan 4 meter diepe litorale zone, waarin waterplanten zich kunnen gaan ontplooien die voedingsstoffen kunnen binden; de vergroting van de kwel naar en daarmee de doorstroming van de verdiepte Gerelingsplas; de waarschijnlijke aanwezigheid van een spronglaag in de Gerelingsplas, op circa 10 meter waterdiepte, zodat de doorspoelingssituatie verbetert en slib, organische stof en de voedingsstoffen afzinken naar onbereikbare dieptes. In het VKA vindt het storten van de dekgrond in oppervlaktewater plaats onder toepassing van effectbeperkende maatregelen, zoals de toepassing van een diffusor. Ondanks deze maatregelen zal niet te voorkomen zijn dat nabij de stortbodem een gedeelte van de gestorte specie in opwerveling komt. Dit vertroebelt het oppervlaktewater, met name bij verdergaande aanvulling tot aan het wateroppervlak. Conclusie Vanuit het aspect oppervlaktewater zijn geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied Grondwater Algemeen/relevantie voor plan(gebied) De Lus van Linne is onderdeel van een groter functionerend geohydrologisch systeem. Veranderingen in de ondergrond kunnen effecten hebben op de grondwaterhuishouding in aangrenzende binnen- en buitendijkse gebieden in de gemeenten Roermond en Maasgouw. Het weggraven van bestaande grinden zandlagen, het vergroten en verdiepen van de Gerelingsplas en de verondieping van de Spoorplas hebben gevolgen voor de grondwaterstanden en de kweloverlast in de omgeving. Die effecten verschillen bij hoge, gemiddelde en lage rivierwaterstanden. (Deel)onderzoek(en) Voor het beoordelen van de grondwatereffecten is het Verbeterd Basisplan door Grontmij gesimuleerd met het geohydrologisch model Ibrahym (Grontmij, 2010). Locaties van wijziging van grondwaterstand zijn daarbij in kaart gebracht en inzicht wordt gegeven in grondwaterstromingen. Deze zijn van belang voor de effecten op kwel naar oppervlaktewater in het plan. De kwel is vervolgens mede bepalend voor de te verwachten kwaliteit van dat oppervlaktewater. De waterkwaliteit is door Deltares voorspellend beoordeeld in een onderzoek naar eutrofiëring, stratificatie en doorstroming van het oppervlaktewater (Deltares, 2010). Resultaten Het VKA heeft langs twee lijnen invloed op de regionale grondwaterstanden en -stromingen. Enerzijds leidt het opvullen van de Spoorplas en de Linnerplas, met respectievelijk kleihoudende dekgrond en zand, tot een toename van weerstand en daarmee tot een belemmering in de hoofdzakelijk noordelijk gerichte grondwaterstroom in de ondergrond. Anderzijds betekent het verdiepen van de Gerelingsplas een vermindering van de weerstand en het vergroten van de uittredende grondwaterstroom in de plas (kwel). Uit de door Grontmij (2010) uitgevoerde modelberekeningen blijkt dat het netto effect op de grondwaterstanden zeer beperkt. Binnen het plangebied worden lichte peilveranderingen berekend, buiten het plangebied zijn de effecten op de grondwaterstand nihil. Dit wordt opgelegd door de waterstanden in de rivier de Maas, die via het zomerbed een strikte randvoorwaarde vormen rondom het plangebied. Ook de situatie van kwel en inzijging wijzigt alleen binnen het plangebied. De verdiepte Gerelingsplas en het aangesloten geulsysteem trekken aanzienlijk meer kwel aan dan in de huidige situatie. Ter plekke van de Spoorplas en de Osenplas en het maaiveld van de Schuttelkesnak treedt (mede daardoor) een vermindering van kweldruk op. De resterende, verondiepte Spoorplas zal minder kwelvolume ontvangen en daardoor minder doorstromen, evenals enigermate de Osenplas. Uit de modelberekeningen blijkt dat er geen effecten optreden op 'gevoelige' gebieden in de wijdere 48

49 omgeving. Het Natura 2000-gebied rond de rivier de Roer (op 3 km afstand) ondervindt met zekerheid geen veranderingen in de grondwaterhuishouding. De effecten op de drinkwaterpompstations Beegden, Heel en Herten zijn verwaarloosbaar, zowel de verlagingen van de grondwaterstanden en de stijghoogten, als de effecten op de kwel. Vanuit het VKA is geen invloed te verwachten op zowel de grondwaterstanden als de waterkwaliteit, omdat stroombanen van grondwater vanuit het plangebied niet naar deze gevoelige gebieden leiden. Bij de winning Beegden van het Waterwinbedrijf Midden Limburg wordt verticale re-allocatie voorbereid: de bedoeling is het grondwater op grotere diepte te winnen. Omdat de winning dan onder een dikke kleilaag plaatsvindt, zullen de grondwaterstandverlagingen minder groot zijn en verspreid over een groter gebied worden. Bij verticale re-allocatie speelt ook het waterkwaliteitsaspect een rol: een diepere winning levert een betere waterkwaliteit op en bescherming tegen de directe invloed van met Maaswater verbonden grondwater. Conclusie Vanuit het aspect grondwater zijn geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied Effecten op de rivier Algemeen/relevantie voor plangebied Het handhaven van de bescherming tegen overstromingen is een harde randvoorwaarde. Een vrije afvoer van water, ijs en sediment moet gewaarborgd blijven (Waterwet). De waterstanden bij extreme afvoeren (1/1.250 jaar) mogen niet toenemen. Het beschermingsniveau van de Maaskades (1/250 jaar) moet gewaarborgd blijven (Wet op de Waterkeringen). Op langere termijn zal, als gevolg van klimaatveranderingen, een verdere verruiming van de afvoercapaciteit van de rivier noodzakelijk zijn om het beschermingsniveau te kunnen handhaven. Het project 'Nieuw Leven in de Lus van Linne' heeft ook invloed op het nieuwe retentiegebied Lateraal Kanaal West bij Heel en Beegden, waarvan de instroomdrempel enkele kilometers stroomopwaarts ligt. Verder is het morfologisch functioneren van belang. Enerzijds is het voor natuurontwikkeling van belang dat er meer riviermorfologische dynamiek optreedt in de rivierbedding, op de oevers en in de uiterwaard. Anderzijds moet ongewenste, te grootschalige erosie van oevers, drempels of dammen voorkomen worden. (Deel)onderzoek(en) In het kader van het MER zijn meerdere berekeningen en onderzoeken uitgevoerd ten behoeve van de effecten van het initiatief op de Maas. Zo zijn er in 2009 rivierkundige berekeningen uitgevoerd door bureau HKV (Van Vuren e.a., 2009). Op basis van deze verkennende studie is in december 2009 met Rijkswaterstaat Limburg vastgesteld dat er binnen de Lus van Linne aanzienlijke verlagingen van de hoogwaterstanden gerealiseerd kunnen worden. In 2010 zijn door HKV opnieuw (twee series) hydraulische modelberekeningen uitgevoerd. Het plan en de varianten zijn doorgerekend conform de daarvoor door Rijkswaterstaat opgestelde toetsingskaders en voorgeschreven methodes. De eerste serie (Wijbenga & Vieira da Silva, 2010) beschrijft de effecten van de maatregelen op de stroomsnelheden, waterverdeling en waterstanden bij met name hoogwatersituaties (stationaire omstandigheden). In een tweede toetsingsronde is een meer uitvoerige modelstudie voor 'dynamische omstandigheden' bij afvoergolven met een kans van voorkomen van 1/250 jaar en 1/1.250 jaar uitgevoerd. Daarbij zijn vier verschillende situaties berekend: 1. De eindfase. Dat is situatie na uitvoering van alle werken, inclusief de rivierverruimende werken en bij de meest waarschijnlijke ontwikkeling van de natuur na ca. elf jaar. 49

50 2. Maximale ruwheid. Dat is het voorkeursalternatief (VKA), maar dan in een situatie waarin er meer ooibos en meer ruigtes ontstaan dan op de plankaart van het VKA is aangegeven. Deze situatie beschrijft maximaal toelaatbare ontwikkeling van de natuur. De Waterwetvergunning zal worden aangevraagd bij deze 'interventiewaarden'. Het verschil met de eerste som wordt veelal aangeduid als 'beheerruimte'. 3. Het VKA bij oplevering. Dat is de situatie direct na oplevering, waarin alle tijdelijke voorzieningen nog aanwezig zijn. 4. Het VKA tijdens de meest kritische uitvoeringsfase. Om meer inzicht te verwerven in de werking van het retentiegebied Lateraal Kanaal West is door de initiatiefnemer een interne projectnotitie opgesteld, waarin de specificaties, achtergronden en hydraulische studies rond het project zijn samengebracht (Tiemersma, 2010). Resultaten Op basis van de berekeningen voor de stationaire omstandigheden blijkt het VKA te voldoen aan de doelstellingen. Uiteindelijk wordt een aanzienlijke rivierverruiming gerealiseerd met een waterstandsdalend effect van meer dan 40 cm. Ook bij een sterke bosontwikkeling rond de moeilijker bereikbare delen Peupelensteen en Schuttelkesnak blijft dit rivierverruimend effect in stand. Op het moment van oplevering realiseert het project een vooralsnog geringere waterstanddaling van 6,5 centimeter ter hoogte van de stuw. Door het wegnemen van de tijdelijke voorzieningen zal de waterstandverruiming vervolgens stapsgewijs gerealiseerd worden. Uit de uitgevoerde sommen blijkt dat door het wegnemen van de Zuiddam daarbij de rivierverruimende bijdrage genereert (70%). De dynamische sommen resulteren in de volgende conclusies: Het plan leidt, bij een 250-jarige afvoer, tot een maximale waterstandverlaging van circa 47 cm ter hoogte van km 69. Dat is enkele centimeters meer dan de 43 cm, die volgde uit de stationaire berekening..bij een jarige afvoer is het waterstandverlagend effect nagenoeg gelijk aan de resultaten van de statische berekening (36 cm). Direct benedenstrooms (km 73) treedt een lichte verhoging van waterstanden op, die overeenstemt met de verhoging die bij de berekening met stationaire afvoeren is aangetroffen. Ter hoogte van de invaart tot de Oolderplas (km 74) is deze verhoging nihil. Daarmee is ook het effect op de kades rond Merum en Ool, die daarvan afhankelijk is, nihil. Benedenstrooms leidt het plan tot een verlaging van de hoogwaterstanden over de hele Maas. De afname is het grootst bij de 1/250 jaar afvoer ter hoogte van km 84 (2,7 cm), waar bij hoogwater het water van het Lateraalkanaal zich voegt bij het water door de Maas. In benedenstroomse richting neemt deze waterstandverlaging geleidelijk af tot 0,5 cm. Bij de afvoer is het effect geringer (1,0 cm, afnemend naar 0,2 cm). De algemeen gedeelde verwachting, dat de forse rivierverruiming in de Lus van Linne zou leiden tot een verminderde effectiviteit van het retentiegebied LKW-Zuid, wordt door de dynamische sommen dus niet bevestigd. Uitvoering van het project 'Nieuw Leven in de Lus van Linne' leidt tot een verlaging van waterstanden benedenstrooms van Roermond en niet tot een verhoging. De verlaging van waterstanden is over grote lengte merkbaar. Om dit verrassende resultaat te doorgronden is een nadere analyse uitgevoerd van de effecten (Wijbenga, 2010). Daaruit blijkt (samenvattend) het volgende: Het plan leidt tot een kleinere piekafvoer dan de piekafvoer bij de modelreferentie, als gevolg van een andere verdeling van de afvoergolf en afloop van over het retentiebekken en de Maasplassen. De vulling van LKW-Zuid blijkt niet te verslechteren, zoals werd gevreesd, maar te verbeteren, omdat de maximale stroming plaatsvindt ten tijde van de golfpiek en niet daarvoor. In het plan begint de stijging van de waterstanden in het retentiebekken later, waardoor bij het passeren van de hoogwatergolf nog bergingsvolume resteert. De maximale waterstand bij het plan (23,00 m+nap) in het retentiebekken is lager dan de kadehoogte langs het Lateraalkanaal (23,10 m+nap). Het plan blijkt weinig of geen invloed te hebben op het noordelijke deel van het retentiegebied 50

51 (LKW-noord). Het verloop van de waterstanden en het ingestroomde volume is vergelijkbaar. Het areaal morfologisch actief gebied en de frequentie van doorstroming van de uiterwaard nemen in het VKA fors toe ten opzichte van de huidige situatie. In de actuele situatie overstroomt het land gemiddeld niet meer dan een kleine week per jaar. In het VKA stroomt de nevengeul door Peupelensteen permanent mee met en stromen de geulen door Schuttelkesnak ruim 7 weken per jaar mee. Door de verlaagde instroomdrempels stroomt ook de Koeweide meerdere weken per jaar over. Er ontstaan min of meer de gewenste stromingscondities voor verplaatsing van zand en fijn grind tijdens frequentere hoogwaters en lokale verplaatsing van grind bij incidentele hoogwaters. Voor het VKA geldt dat het daadwerkelijk optreden van de beoogde rivierdynamiek met name afhankelijk van het al dan niet voorkomen van hoogwatergolven. Zoals overal langs de Maas zal ook in de Lus van Linne het afzetten van klei optreden, waardoor grote delen van de uiterwaarden, geulen en plasbodems in periodes met lage afvoeren afgedekt kunnen raken. Conclusie De conclusie is dat het plan het gebruik van het retentiegebied gunstig beïnvloedt en, door het nog beschikbare volume, bovendien ook een positieve bijdrage kan leveren voor hogere hoogwaters. Het plan draagt bij de 1/250 jaar afvoer bij aan een verlaging van enkele cm's benedenstrooms van Roermond. De verlaging werkt over grote afstand door en dempt daarbij geleidelijk uit. Het plan draagt daarmee bij aan een grotere veiligheid voor het gebied benedenstrooms van Roermond. Uit de berekeningen blijkt dat plansituatie nuloplevering leidt tot hydraulische omstandigheden, die zeer goed vergelijkbaar zijn met de hydraulische omstandigheden in de modelreferentie (de actuele situatie met autonome ontwikkeling, inclusief Maaswerken). Bij de plansituatie nuloplevering verandert de werking van het retentiegebied (zoals beoogd) niet. Er treedt verslechtering, noch verbetering op van de effectiviteit. De waterstandsverlagende effecten van het plan treden in de plansituatie nuloplevering niet op. Het initiatief draagt bij aan een aanzienlijke rivierverruiming en waterstanddaling. Het aspect hoogwaterstanden vormt derhalve geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. De effectiviteit van het retentiegebied blijft gehandhaafd. Het functioneren van het retentiegebied Lateraalkanaal West vormt derhalve geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. De kans op het overstromen van de Maaskades neemt significant af. Het aspect Maaskaden vormt derhalve geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. Vanuit het aspect morfologische processen zijn geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. 4.4 Archeologie Algemeen/relevantie voor het plan(gebied) Eventueel aanwezige archeologische waarden zijn beschermd via de herziene Monumentenwet 1988, zoals in werking sinds 1 september In deze wet is het verdrag van Malta in de Nederlands wetgeving geïmplementeerd. De Monumentenwet schrijft voor dat het gebied in voldoende mate archeologisch wordt onderzocht, zowel ten behoeve van het bestemmingsplan als ten behoeve van de verlening van de ontgrondingsvergunning. Op basis van dit archeologisch onderzoek wordt besloten of eventuele vervolgstappen genomen moeten worden. De initiatiefnemer kan worden verplicht tot het nemen van conserverende maatregelen, tot het doen van opgravingen of tot het laten begeleiden van het werk door een archeologisch deskundige. De herinrichting van de Lus van Linne vraagt een omvangrijk grondverzet. Dit kan leiden tot het verstoren van archeologische waarden en informatie, voor zover deze nog aanwezig zijn en niet verloren gegaan bij eerdere vergravingen en/of verspoelingen. Mits er zorgvuldig gewerkt wordt, kunnen ontgrondingen ook kansen bieden om de historische ontwikkeling van gebieden te ontdekken en opnieuw beleefbaar te maken. Historische sporen kunnen 51

52 worden blootgelegd en gedocumenteerd. Niet zelden komt bij ontgrondingen archeologische informatie uit de ondergrond boven. (Deel)onderzoek(en) Ten behoeve van het MER en de vergunningvoorbereiding is door Grontmij een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd van het plangebied Lus van Linne (Geraeds, 2010). Het rapport beschrijft de cultuurhistorische bewonings-, landgebruiks- en ontgrondingsgeschiedenis, de aardkundige waarden en de archeologische ontwikkeling van de Lus van Linne. Op basis daarvan wordt een gespecificeerde verwachting gegeven van de trefkans op archeologische vondsten. Het rapport is door de archeologen van de Provincie Limburg beoordeeld als helder, overzichtelijk en goed onderbouwd en wordt dan ook door de Provincie onderschreven (provincie Limburg, 29 maart 2010). De meer recente cultuurhistorische ontwikkeling van de Lus van Linne is in een afzonderlijke rapportage geanalyseerd en gedocumenteerd (Allewijn, 2010). Allewijn beschrijft met name de ontginnings-, bouwen ontgrondingsgeschiedenis van het plangebied. Resultaten In plangebied komen geen archeologische monumenten (AMK) voor. In het archeologisch informatiesysteem ARCHIS 2 staan vier vondsten geregistreerd: één geweibijl uit de Ijzertijd, twee Romeinse munten, één Romeinse enterhaak en één ijzeren lanspunt uit de Middeleeuwen. De exacte vondstplekken zijn onbekend. Uit de directe nabijheid zijn achttien vindplaatsen bekend. Op 7 juli 2011 heeft de gemeenteraad van Roermond de nieuwe Archeologienota 2011 vastgesteld. Op basis van de beleidskaart behorende bij deze nota is een klein deel van het plangebied op de kaart gelegen in een gebied dat is gekwalificeerd als 'Gebied met hoge archeologische verwachtiging'. Om de in het plangebied eventueel aanwezige waarden te beschermen is in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie' opgenomen. Op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Roermond (Ellenkamp e.a. 2006) heeft het plangebied grotendeels een lage verwachtingswaarde. In enkele van deze gebieden moet de kans op met water gerelateerde archeologische resten door een bureauonderzoek gespecificeerd worden. In dit gespecificeerde nadere verwachtingsonderzoek (Geraeds, 2010) is vastgesteld dat de kans op het aantreffen van losse vondsten zeer klein is, omdat het grootste deel van het plangebied reeds is verstoord als gevolg van grindwinning. De kans op het aantreffen van archeologische vindplaatsen uit alle perioden in nagenoeg nihil. Alleen direct ten noordwesten van de Osenplas is sprake van een hoge verwachtingswaarde. Dit gebied blijft in de plannen onaangeroerd. Mochten alhier alsnog graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden, dan dient een nader bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (IVO) te worden uitgevoerd. Het is echter niet uitgesloten dat in dat deel van het plangebied waar grindwinning gaat plaatsvinden toch archeologische waarden kunnen worden aangetroffen. Conclusie Vanuit het aspect archeologie zijn geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. Ter bescherming van de eventueel aanwezige archeologische waarden, in de uiterste noordwesthoek van het plangebied, is in voorliggend bestemmingsplan ter plaatse een dubbelbestemming opgenomen met een adequaat beschermingsregime. 4.5 Cultuurhistorie Algemeen/relevantie voor het plan(gebied) De herinrichting van de Lus van Linne vraagt een omvangrijk grondverzet. Dit kan leiden tot het verstoren van cultuurhistorische waarden en informatie, voor zover deze nog aanwezig zijn en niet verloren gegaan bij eerdere vergravingen en/of verspoelingen. Resultaten Uit de onderzoeken van Allewijn (2010) en Geraeds (2010) blijkt dat de Lus van Linne in de afgelopen eeuw nagenoeg geheel is vergraven voor de winning van grind, hoofdzakelijk voor de aanleg en het 52

53 onderhoud van de Nederlandse Spoorwegen. Het oorspronkelijke maaiveld is, tot op een diepte van tenminste enkele meters, vergraven. Zowel de aardkundige waarden als cultuurhistorische ontginningspatronen zijn door de winning van spoorgrind geheel verdwenen. De ligging van de plassen en kades is niet meer gerelateerd aan de historische structuur van het gebied. Vanwege de nagenoeg vlakdekkende vergravingsgeschiedenis van het gebied zullen er geen negatieve effecten op kunnen treden optreden op cultuurhistorische waarden. Er gaan geen historische relicten, landschapselementen of waardevolle objecten verloren. Ook het Peupelensteen en de aangrenzende delen blijven als relict van de winning van spoorgrind aanwezig. Het inrichtingsplan streeft anderzijds nadrukkelijk naar een zeker herstel en herleven van de oorspronkelijke historische structuur van het gebied. Vanuit 'herstel door ontwikkeling'-filosofie wordt de centrale scheidingsdam tussen de Spoorplas en Gerelingsplas verplaatst naar min of meer dezelfde positie als de historische Grand Allee van voormalig landgoed Osen. In de lage weerd Schuttelkesnak wordt het oorspronkelijke kronkelwaardreliëf als ontwerpprincipe gehanteerd bij de eindinrichting. Conclusie Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. 4.6 Aardkundige waarden Algemeen/relevantie voor het plan(gebied) De herinrichting van de Lus van Linne vraagt een omvangrijk grondverzet. Dit kan leiden tot het verstoren van aardkundige waarden en informatie, voor zover deze nog aanwezig zijn en niet verloren gegaan bij eerdere vergravingen en/of verspoelingen. Resultaten Ook voor de rijke aardkundige waarden die de Lus van Linne een eeuw geleden nog kenmerkten geldt dat deze, door de grootschalige ontgronding, nagenoeg geheel verloren zijn gegaan. Voor de start van de ontgrondingen in de twintiger jaren, was de Lus een fraai ontwikkelde kronkelwaard, met een fraai patroon aan grindige sedimentatieruggen en geulen in de binnenbocht van de rivier en een, in morfologisch (en ecologisch) opzicht, zeer fraaie hoge erosiewand in het hoge terras tussen Linne en Merum. In de Maasbedding zelf kwamen grindige eilanden voor; nevengeulen en vrij eroderende oevers wisselden af met aanwassen. Het natuurlijke reliëf in de uiterwaard is geheel vergraven en de bedding en de oevers zijn nagenoeg geheel vastgelegd. Wat de Lus van Linne heel bijzonder maakt zijn de recente vrije oevererosie, grindopwassen en doorbraakkolken, die zijn ontstaan bij de hoogwaters van 1993 en In de Lus van Linne traden destijds de meest omvangrijke erosie en sedimentatieprocessen op langs de Maas (Van den Berg, 1996). Bijzonder is vooral ook dat de verschijnselen sindsdien niet ongedaan zijn gemaakt, noch door de eigenaar van de gronden, noch door de rivierbeheerder. Naar schatting is destijds m³ grond verspoeld (Bouter & De Groot, 1995). Historische aardkundige waarden zullen niet worden vergraven of aangetast. De recent ontwikkelde vrij eroderende steiloever langs de Maas, ter hoogte van de Spoorplas, blijft behouden, doordat de oeverwal Koeweide ter plaatse niet of slechts weinig zal worden verlaagd. De grindoverslaggronden op de oostelijke delen van de Koeweide worden behouden én gereactiveerd door het lokaal verlagen van de oeverwal en de aanleg van een drietal lagere geulen door het gebied. De oeverbegroeiing langs de Maas wordt ter plaatse van de geulen gekapt om een vlotte instroom van water en sediment te bevorderen. De twee doorbraakkolken in de lage kade tussen de Spoorplas en de Gerelingsplas worden vergraven bij de aanleg van de nieuwe drempels en geulen tussen beide plassen. Conclusie Vanuit het aspect aardkundige waarden zijn geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. 53

54 Eindconclusie (archeologie en cultuurhistorie) Vanuit het aspect archeologie en cultuurhistorie zijn geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. 4.7 Flora en fauna Algemeen/relevantie voor het plan(gebied) In verband met de uitvoerbaarheid moet in ruimtelijke plannen rekening worden gehouden met de actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. In deze wetgeving is de bescherming van natuurgebieden respectievelijk beschermde diersoorten geregeld Beschermde gebieden Resultaten Voor de Lus van Linne is het ontwikkelen tot een kerngebied van nieuwe riviernatuur als beleidsdoelstelling vastgelegd. Doordat de Lus van Linne is in het POL en het latere Stimuleringsplan is begrensd als Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geniet het plangebied een planologisch beschermingsregime. Binnen de EHS zijn nieuwe plannen, projecten of handelingen niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. Rijkswaterstaat heeft conform de Europese Kaderrichtlijn Water in het Stroomgebiedbeheerplan voor de Maas en in het bijbehorende brondocument ontwikkeldoelen vastgesteld. Voor de Maas ter hoogte van de Lus van Linne is het herstel tot een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) als ontwikkelingsdoel gesteld. Om dit doel te bereiken is met name herstel van macrofauna en visbestanden noodzakelijk. Het kwaliteitselement waterplanten voldoet ter plekke reeds aan het GEP. De Lus van Linne en de wijde omgeving zijn niet aangewezen als Natura 2000-gebied. In 2003 hebben GS van Limburg wel besloten om de Maasplassen op termijn voor te dragen als Vogelrichtlijngebied, met name vanwege de grote betekenis van de Maasplassen voor watervogels. Dit voornemen is tot op heden nog niet verwezenlijkt. Een specifiek aandachtspunt vormt de betekenis van de Lus van Linne als opgroei- en ruigebied van de Grauwe gans. Met name de grazige oeverzone tussen de Maas en de Spoorplas heeft zich de laatste jaren ontwikkeld tot een gebied waar elke zomer zo'n 200 à 300 Grauwe ganzen verblijven (ruiende families in combinatie met niet-broeders en niet-succesvolle broeders). In het Beheerplan overzomerende Grauwe ganzen in de provincie Limburg (Geuns & Ten Tije, 2008) is een gericht gedoogbeleid voorgesteld, teneinde deze kwaliteit voor de toekomst te behouden. Het ganzengedoogbeleid kenmerkt zich door een hoge mate van vervangbaarheid. Bij realisatie van de natuurontwikkelingsdoelstellingen (volgens het Stimuleringsplan NB&L) kan het instrumentarium voor ganzenbeheer in beginsel elders in het Maasplassengebied worden ingezet, aldus een toelichting van de Provincie Limburg (april 2010). Conclusie Vanuit het aspect beschermde gebieden zijn geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied Actuele natuurwaarden (Deel)onderzoek(en) De actuele natuurwaarden in de Lus van Linne zijn ten behoeve van het MER geïnventariseerd. Als onderdeel van het project Maas in Beeld zijn alle natuurgegevens van het plangebied gebundeld (Kurstjens & Peters, 2010). Het rapport geeft een samenvatting van alle ecologische gegevens uit ecologische databanken van gegevensbeherende instanties (FLORON, SOVON, RAVON, Vlinderstichting, EIS), de Provincie Limburg, de website en in het recente verleden uitgevoerde inventarisaties (Groenplanning, 2006). De dataset is aangevuld met recente waarnemingen van enkele omwonenden, particulieren en auteurs. In aanvulling op het Maas in Beeld-rapport zijn in 2010 aanvullende inventarisaties uitgevoerd van broedvogels, vleermuizen, bijzondere planten, libellen en 54

55 dagvlinders. Resultaten Herstel van de belangrijke rivierprocessen In het VKA zijn optimalisatievoorstellen overgenomen ten aanzien van het herstel van de belangrijke rivierprocessen overgenomen: de instroomdrempels zijn verhoogd en worden aangelegd met overmaats grind. De ruimtelijke schaal van de geulen en platen op Schuttelkesnak is vergroot. De Spoorplas wordt direct achter de instroomdrempels ondieper, zodat inspoelend grind en zand niet in de diepte van de plassen verdwijnt, maar ter plaatse ondiepe oeverzones of eilanden kan vormen. Ontwikkelingskansen van riviergebonden ecotopen en soorten Er zijn een achttal specifieke rivierecotopen en vele riviersoorten waarvoor de Lus van Linne uitgesproken kansen biedt en die ook aansluiten bij de eigenheid en de specifieke processen van dit Maastraject. Het is belangrijk de effecten van het plan juist op deze kenmerkende natuurwaarden te beoordelen. De arealen te realiseren typische riviergebonden ecotopen zijn in het VKA met een tiental hectares vergroot ten opzichte van de bestaande situatie en de te verwachten autonome ontwikkeling van het plangebied door de gedeeltelijke verondieping van de Osenplas, de toevoeging van eilanden in de Spoorplas en vergroting van de ondiepe delen. Na realisatie van het VKA is bijna 75% van de uiterwaard als 'natuurlijk ecotoop' te kwalificeren. Het areaal diep water neemt af en de agrarische ecotopen worden omgevormd tot natuur. De effecten van het plan zullen zich ook vertalen in kansen voor indicatieve soorten voor het gebied. De kansen voor kenmerkende soorten zullen over de hele linie (sterk) toenemen. Ecologisch functioneren van de plassen De ecologische kwaliteit van plassen in uiterwaarden wordt bepaald door een rijke variatie aan diepte, het substraat en stroming. Het VKA vergroot het areaal diep water in de Gerelingsplas. De plas zal blijft daardoor een ecologisch niet erg rijk watersysteem. De verdieping van de Gerelingsplas wordt gecompenseerd door verondieping van de Spoorplas, die maximaal 4 meter diep wordt. Ook ontstaat nieuw ondiep water in de geulen van de oostelijke binnenbocht. Het areaal aan ondiep water neemt toe van 23 ha naar 35 ha. Hierdoor verbeteren de kansen voor waterplanten en macrofauna aanzienlijk. Ook de kansen voor vissen en amfibieën verbeteren. In de oostelijke helft van de plas (nevengeul langs Peupelensteen) blijft de bestaande bodemsituatie (sliblaag) gehandhaafd. Door verlegging van de instroomopening van de Gerelingsplas naar benedenstrooms, het openen van een nevengeul via het oostelijk deel van de huidige Spoorplas langs Peupelensteen en de aanleg van een duiker in de overlaat tussen de Osenplas en de Gerelingsplas ontstaat een bijna continue doorstroming. In het VKA leidt de planuitvoering tot een beperkt verlies aan actuele natuurwaarden: De zone met ondiep water in de Gerelingsplas en de Spoorplas wordt deels vergraven (5 van 22 ha). Op de grens tussen de diepere en ondiepere delen worden in beide plassen dammen aangelegd, waarmee de oostelijke delen ondiepe delen van beide plassen worden afgescheiden van de te vergraven diepere westelijke delen. De centrale tussendam (5,5 ha) die thans is begroeid met een ruig struweel en deels jong, ooit aangeplant, bos wordt geheel vergraven. De dam is van enige betekenis voor planten en van belang voor met name struwelen (Nachtegaal, Spotvogel). De nieuwe centrale dam krijgt pas op middellange termijn een vergelijkbaar karakter. Een deel van de solitaire populieren (0,24 ha) zal moeten wijken voor de herontwikkeling. De meest zuidelijke bomen kunnen mogelijk gespaard worden. De doorbraakkolken in de kade tussen Spoorplas en Gerelingsplas zullen bij de herinrichting worden vergraven. Inpassing is nagenoeg onmogelijk en waarschijnlijk weinig effectief. De akker (2,5 ha) en agrarische graslanden (43,5 ha) zullen worden vergraven. Deze graslanden zijn 55

56 momenteel met name van betekenis voor rustende en foeragerende watervogels (zie hierna). In het ontwerp is het handhaven van de meest waardevolle natuur in de Lus van Linne als vertrekpunt genomen. Het VKA behoudt en beschermt het ooibos Peupelensteen (4,9 ha), de wilgenzoom op de Maasoever tegenover Linne (2,4 ha), de grindgraslanden en droge ruigte op de grindoverslag op de Koeweide (8,2 ha) en de ondiepe delen van de Spoorplas en (deels) de Gerelingsplas. Watervogels Voor vogels die op de waterbodem foerageren als Kuifeend, Tafeleend, Nonnetje, Pijlstaart, Wintertaling worden geen negatieve effecten verwacht. De huidige plassen zijn voor deze soorten reeds minder optimaal en deze soorten foerageren al hoofdzakelijk op de rivier. Het areaal geschikt foerageergebied binnen de Lus van Linne zal toenemen. Het areaal ondiep water, waarvan de bodem ook daadwerkelijk bereikbaar is, neemt aanzienlijk toe. Het voedselaanbod zal verbeteren door een groter areaal aan zandig en grindig substraat en hout op de waterbodem, waarop macrofauna (onder andere allerhande riviermosselen, vlokreeften en eendagsvliegen) beter gedijen dan op slib. Ook voor viseters wordt geen verslechtering van het voedselaanbod voorzien; een beperkte verbetering is mogelijk. Door areaaluitbreiding van ondiep water in met name de Spoorplas kan een beter opgroeihabitat en voortplantingsbiotoop voor vissoorten worden verwacht, en daarmee een hoger voedselaanbod. Voor waterplanteneters (onder andere Zwanen, Wilde eend en Krakeend) wordt per saldo een verbetering in het voedselaanbod verwacht. Er ontstaat beduidend meer ondiep water waarin ook waterplanten kunnen groeien. Zwanen en Wilde eend kunnen hiervan profiteren. Hierbij is ook de verandering van het beheer op het land van belang. Hierdoor neemt overmatige graasdruk op waterplanten in de oeverzone af en nemen mogelijkheden voor een rijkere begroeiing in de oevers toe. 56

@ Ballast Nedam 2~''-'' ~3. Nieuw Leven in de Lus van Linne. Grondstoffen. Brochure bij de Planstudie-MER, december 2010

@ Ballast Nedam 2~''-'' ~3. Nieuw Leven in de Lus van Linne. Grondstoffen. Brochure bij de Planstudie-MER, december 2010 Nieuw Leven in de Lus van Linne 2~''-'' ~3 @ Ballast Nedam Grondstoffen Brochure bij de Planstudie-MER, december 21 Het project "Nieuw Leven in de Lus van Linne" ontwikkelt bijna 2 hectare dynamische en

Nadere informatie

N.v.t. Nee (art. 5) Natuur. Riet en Ruigte. Stadsweide Roermond. Maaien. Waterstaat Stroomvoerend rivierbed. Nee (art. 9) N.v.t. Natuur. Nee (art.

N.v.t. Nee (art. 5) Natuur. Riet en Ruigte. Stadsweide Roermond. Maaien. Waterstaat Stroomvoerend rivierbed. Nee (art. 9) N.v.t. Natuur. Nee (art. ONDERWERP Bestemmingsplan check DO 9 DATUM 21-03-2016 VAN Simone Loohuizen In uiterwaarde 9 is het volgende bestemminsplan vigerend: Bestemmingsplan, aan de noordkant van de uiterwaarde In tabel 1 is per

Nadere informatie

Witteveen+Bos, RW /torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning

Witteveen+Bos, RW /torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning 2 Witteveen+Bos, RW1809-303-20/torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning BIJLAGE O1-4 PROJECTBESCHRIJVING 1. PROJECTBESCHRIJVING 1.1. Aanleiding De hoogwatersituaties

Nadere informatie

Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum. Natte natuur voor droge voeten

Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum. Natte natuur voor droge voeten Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum Natte natuur voor droge voeten Marcel Vermeulen projectleider / projectcoördinator Staatsbosbeheer regio Zuid Projectenbureau initiëren, begeleiden, uitvoeren extern

Nadere informatie

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND 1. INLEIDING Aanleiding De gemeente Schagen is voornemens om het bedrijventerrein Kolksluis langs de Koning Willem II-weg in t Zand

Nadere informatie

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 Ordito b.v. Postbus 94 5126 ZH Gilze E info@ordito.nl T 0161 801 022 I www.ordito.nl KVK 54 811 554 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging en begrenzing

Nadere informatie

Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst

Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Project: 16M8038 Onderwerp: Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Datum: 15 maart 2018 Auteur: Ing. D. van der Veen (ecoloog LievenseCSO) Bestemd

Nadere informatie

Wijzigingsplan Waterfront-Zuid Boulevard-West - Strandeiland V A S T G E S T E L D

Wijzigingsplan Waterfront-Zuid Boulevard-West - Strandeiland V A S T G E S T E L D Wijzigingsplan Waterfront-Zuid Boulevard-West - Strandeiland V A S T G E S T E L D Wijzigingsplan Waterfront-Zuid Boulevard-West - Strandeiland V A S T G E S T E L D Inhoud Toelichting Regels Verbeelding

Nadere informatie

Bijlandse Waard. Herinrichting voor veiligheid, natuur en beleving

Bijlandse Waard. Herinrichting voor veiligheid, natuur en beleving Bijlandse Waard Herinrichting voor veiligheid, natuur en beleving Mogelijkheden voor recreatie Het centrale deel van de Bijlandse Waard wordt een stil gebied om flora en fauna te beschermen. De randen

Nadere informatie

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2 Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2 NL.IMRO.0037.BP1303-vs01 25 augustus 2014 blz. 2 Gemeente Stadskanaal Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Plangebied

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Inleiding

HOOFDSTUK 1 Inleiding HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel In 2010 is het voormalige perceel Strijbeekseweg 23 te Ulvenhout gesplitst in twee percelen, te weten Strijbeekseweg 23 met daarop een boerderij (rijksmonument),

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree Ruimtelijke onderbouwing Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree 16-08-2011 1. Inleiding Algemeen De heer Wijnen heeft het verzoek gedaan om een loods op het perceel

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu M.E.RBEOORDELINGSNOTITIE STROOMLI]N MAAS, DEELGEBIED 3, TRANCHE 3 Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS-2017/8211 Onderwerp

Nadere informatie

Onderbouwing. vergunning van toepassing op basis van bestemming

Onderbouwing. vergunning van toepassing op basis van bestemming ONDERWERP Bestemmingsplan check DO 8 Plassen Roermond DATUM 07-04-2016 VAN Simone Loohuizen In uiterwaarde 8 Plassen Roermond is het volgende bestemminsplan vigerend: Bestemmingsplan In tabel 1 is per

Nadere informatie

"Administratieve herziening Hoogspanningsleiding"

Administratieve herziening Hoogspanningsleiding Bestemmingsplan "Administratieve herziening Hoogspanningsleiding" Inhoud. Toelichting Regels Kaart nr. 090207 Procedure. Kennisgeving voorbereiden bestemmingsplan Gepubliceerd d.d. : 10 december 2009 Ontwerpbestemmingsplan

Nadere informatie

Regie op ruimte in het rivierbed

Regie op ruimte in het rivierbed Regie op ruimte in het rivierbed Belangen in het rivierbed De hoofdfunctie van de rivieren is het afvoeren van water, sediment en ijs. Daarnaast is het rivierengebied een belangrijk onderdeel van het Nederlands

Nadere informatie

Bestemmingsplan 'Zone industrielawaai bedrijventerreinen Haven Wanssum en Tienray' Gemeente Meerlo-Wanssum

Bestemmingsplan 'Zone industrielawaai bedrijventerreinen Haven Wanssum en Tienray' Gemeente Meerlo-Wanssum Bestemmingsplan 'Zone industrielawaai bedrijventerreinen Haven Wanssum en Tienray' Gemeente Meerlo-Wanssum Documentatiepagina Opdrachtgever: Gemeente Meerlo-Wanssum Titel rapport: Rapporttype: Bestemmingsplan

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Inleiding en planbeschrijving In Netersel is in de huidige situatie een speelterrein gelegen (zie figuur 1). Dat speelterrein is deels binnen het plangebied

Nadere informatie

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem GEMEENTE BUREN Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem Projectnr. 061-076 / 27 januari 2016 INHOUD BLZ 1 INLEIDING... 3 1.1 Aanleiding en doelstelling... 3 1.2 Plangebied... 4 1.3 Geldend

Nadere informatie

Startnotitie Besluit MER Nieuw Leven in de Lus van Linne

Startnotitie Besluit MER Nieuw Leven in de Lus van Linne Startnotitie Besluit MER Nieuw Leven in de Lus van Linne 21 juli 2009 Startnotitie Nieuw Leven in de Lus van Linne 4.0 21 juli 2009 1 Startnotitie Besluit MER Nieuw Leven in de Lus van Linne 21 juli 2009

Nadere informatie

Ontwerpbestemmingsplan

Ontwerpbestemmingsplan Geanonimiseerd Gemeente Berkelland Augustus 2015 Verslag terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, Hambroekplas Borculo 2015 1 Verslag van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT 30 augustus 2016 vastgesteld 52-027 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3

Nadere informatie

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen NL.IMRO.1730.ABdorpsstr74zuidlv-0301 Projectgebied Situatie Dorpsstraat 74 Zuidlaarderveen 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Huidige en beoogde

Nadere informatie

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Provinciaal blad van Noord-Brabant Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Wijziging Verordening ruimte i.v.m. bp Broeksche Erven, Nuenen Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Bijlage(n) 3 - gelezen het verzoek van

Nadere informatie

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Algemeen 1.2. Aanleiding en doel 1.3. Plangebied 1.4. Leeswijzer 2. PLANBESCHRIJVING 2.1. Bestaande situatie 2.2. Gewenste

Nadere informatie

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag nieuwe waterkering Alexander, Roermond WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag i Datum 17 maart 2014 Status Concept, versie 0.2 Project P0056.9 Naam Paraaf Datum Auteur Drs. R.C. Agtersloot 17-03-2014

Nadere informatie

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd. partner in bouwputadvies en grondwatertechniek 1/5 Project : HT140056 Park Waterrijk Hekelingen Datum : 1 September 2014 Betreft : Nota waterhuishouding Opsteller : M. (Marco) Zieverink, MSc Documentstatus

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Rijnstraat 8 2515 XP Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456 0000

Nadere informatie

Naar een veilige en aantrekkelijke (bedijkte) Maas voor iedereen! Belangrijkste kenmerken van de potentiële voorkeurstrategie voor de bedijkte Maas (van Heumen/Katwijk tot aan Geertruidenberg), december

Nadere informatie

*Z E79* Registratienummer: Z / 46235

*Z E79* Registratienummer: Z / 46235 *Z0502439E79* Registratienummer: Z -14-29221 / 46235 In de periode 2010 2014 zijn binnen de gemeente Goeree-Overflakkee vele bestemmingsplannen herzien. Bestemmingsplannen gaan vaak over grote grondgebieden

Nadere informatie

24 juli 2017 vaststellen bestemmingsplan 'Camping Lindenhof 2017'

24 juli 2017 vaststellen bestemmingsplan 'Camping Lindenhof 2017' Verantwoordelijk team Ruimtelijke Ontwikkeling & Milieu Nummer Kenmerk Raad d.d. 27792 27 september 2017 Paragraaf begroting Portefeuillehouder 2 mr. J. (Jasper) Verstand Steller A. (Arjen) Ruiter Datum

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 1 van 5 Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 2 van 5 Inleiding Op donderdag 3 april 2014 is door Dierenrijk

Nadere informatie

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug Notitie Contactpersoon Gosewien van Eck Datum 14 november 2013 Kenmerk N001-1220333GGV-evp-V01-NL Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug 1 Inleiding De gemeente

Nadere informatie

Nr. Element Werkzaamheden Bestemmingsplan Bestemming Beoordeling

Nr. Element Werkzaamheden Bestemmingsplan Bestemming Beoordeling ONDERWERP Bestemmingsplan check DO 22 Venlo ONZE REFERENTIE 078791243 0.7 DATUM 07-04-2016 VAN Wouter Nijhof In uiterwaarde 22 Venlo is het volgende bestemminsplan vigerend: Bestemmingsplan In de tabel

Nadere informatie

Opgesteld door ing. A.M. Rodenbach, Recreatie Noord-Holland NV, d.d. 21 januari 2013

Opgesteld door ing. A.M. Rodenbach, Recreatie Noord-Holland NV, d.d. 21 januari 2013 RUIMTELIJKE ONDERBOUWING, BEHOREND BIJ DE AANGEVRAAGDE VERGUNNING OMG-12-181 Voor de inrichting en het gebruik van een evenemententerrein in deelgebied De Druppels, tegenover Wagenweg 22/24 te Oudkarspel

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu M.E.RBEOORDELINGSNOTITIE STROOMLIJN MAAS, DEELGEBIED 3, TRANCHE 1 Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Datum RWS-2016/4724 Onderwerp

Nadere informatie

Nota van Beantwoording Zienswijzen. Ontwerpbestemmingsplan. Ruimte voor de Grecht

Nota van Beantwoording Zienswijzen. Ontwerpbestemmingsplan. Ruimte voor de Grecht Nota van Beantwoording Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Ruimte voor de Grecht DSPDF_1CB_31313139393036373432.doc Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling vakgroep Ruimtelijke ordening Mei 2013 Gemeente Woerden,

Nadere informatie

Centrumgebied Groene Peelvallei. Openbare informatiebijeenkomst over het planmer

Centrumgebied Groene Peelvallei. Openbare informatiebijeenkomst over het planmer Centrumgebied Groene Peelvallei Openbare informatiebijeenkomst over het planmer Programma Opening en korte toelichting project Presentatie PlanMER Vragen Hoe verder? (20.15 20.25 uur) (20.25 20.55 uur)

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen

Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen Inleiding Initiatiefnemer heeft een agrarisch bouwvlak aan Leveroyseweg 14 te Heythuysen. Op deze locatie worden varkens gehouden op extensieve wijze.

Nadere informatie

bestemmingsplan Buitengebied reparatie 2011 Kamperen bij de boer toelichting gemeente Gulpen-Wittem

bestemmingsplan Buitengebied reparatie 2011 Kamperen bij de boer toelichting gemeente Gulpen-Wittem bestemmingsplan Buitengebied reparatie 2011 Kamperen bij de boer toelichting gemeente Gulpen-Wittem vastgesteld, 31 mei 2012 status: vastgesteld datum: 31 mei 2012 projectnummer: 101510R.2014 adviseur:

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu M.E.R.-BEOORDELINGSNOTITIE STROOMLI]N MAAS, FASE 3, TRANCHE $ Deelgebied Lithse Ham Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Datum

Nadere informatie

GEMEENTE SON EN BREUGEL

GEMEENTE SON EN BREUGEL GEMEENTE SON EN BREUGEL Bestemmingsplan Buitengebied; Driehoek 7 Toelichting NL.IMRO.0848.BP813BUITENGEBIED-VA01/ Vastgesteld Projectnr. 021-012 / 19 december 2013 INHOUD BLZ 1. INLEIDING... 3 2. BESTAANDE

Nadere informatie

F O D I Federatie van Oppervlaktedelfstoffenwinnende Industrieën. Zorgvuldig winnen. Gedragscode Flora- en faunawet voor natuurbewust ontgronden

F O D I Federatie van Oppervlaktedelfstoffenwinnende Industrieën. Zorgvuldig winnen. Gedragscode Flora- en faunawet voor natuurbewust ontgronden F O D I Federatie van Oppervlaktedelfstoffenwinnende Industrieën Zorgvuldig winnen Gedragscode Flora- en faunawet voor natuurbewust ontgronden Zorgvuldig In Nederland is in het verleden veel zand, grind,

Nadere informatie

College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Leudal Postbus ZG Heythuysen. Geacht College,

College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Leudal Postbus ZG Heythuysen. Geacht College, Bergs Advies B.V. Leveroyseweg 9a 6093 NE Heythuysen Telefoon (0475) 49 44 07 Fax (0475) 49 23 63 E-mail info@bergsadvies.nl Internet www.bergsadvies.nl BIC code: RABONL2U IBAN: NL76RABO0144217414 K.v.K.

Nadere informatie

Waarde Ontwikkelingszone groen

Waarde Ontwikkelingszone groen Waarde Ontwikkelingszone groen Ja 1 Onderbouwing 1. De gronden zijn bestemd voor agrarisch met waarden natuur & landschap, waterstaat stroomvoerend regime en waarde - maasheggen. Het kappen van bos is

Nadere informatie

Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f

Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f 26 juni 2013 1 1 Projectbeschrijving 1.1 Wat wordt aangelegd of gewijzigd? Zowel binnen als buiten het natuurgebied Empese

Nadere informatie

Datum 14 december Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel. Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe

Datum 14 december Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel. Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe PROJECTPLAN WATERWET Datum 14 december 2015 Projectnummer P205508 Onderwerp Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe besluit het

Nadere informatie

Nieuwe Uitslag van Putten

Nieuwe Uitslag van Putten Beleidslijn Grote Rivieren voor de Willemspolder De gemeente Spijkenisse werkt aan een nieuw bestemmingsplan voor het Buitengebied Zuidoost. Dit bestemmingsplan is deels conserverend van aard, deels worden

Nadere informatie

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze Inhoudsopgave Regels 5 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 Artikel 1 Begripsbepaling 5 Hoofdstuk 2 Algemene

Nadere informatie

Toelichting op het bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Werkendam

Toelichting op het bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Werkendam Toelichting op het bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Werkendam HOOFDSTUK 1 Inleiding De gemeente Werkendam heeft in december 2009 het ontwerpbestemmingsplan Zonering industrieterreinen in procedure

Nadere informatie

Eerste herziening inpassingsplan Greenportlane Uitwerking nadere inzichten inzake nationale buisleidingenstrook Rotterdam - Ruhrgebied

Eerste herziening inpassingsplan Greenportlane Uitwerking nadere inzichten inzake nationale buisleidingenstrook Rotterdam - Ruhrgebied Eerste herziening inpassingsplan Greenportlane Uitwerking nadere inzichten inzake nationale buisleidingenstrook Rotterdam - Ruhrgebied revisie 02 7 april 2010 Eerste herziening inpassingsplan Greenportlane:

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Betreft Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden 1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied

Nadere informatie

Statenvoorstel 52/17A

Statenvoorstel 52/17A Statenvoorstel 52/17A Voorgestelde behandeling Procedurevergadering : 11 september 2017 PS-vergadering : Onderwerp Vaststelling PIP Nieuwe Verbinding Grenscorridor N69-1e herziening. Aan Provinciale Staten

Nadere informatie

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst Maascollege Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst Inhoud presentatie kararkteristiek stroomgebied waar komt het water vandaan hoogwater en lage afvoer hoogwaterbescherming De Maas MAAS RIJN

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing Opgesteld door: Provincie Noord-Brabant 19-05-2016 S.M.Verhaart- Menken Versie: 3_19-05-2016 Inhoud

Nadere informatie

IARCAD Siffi;m:i'd'*".'

IARCAD Siffi;m:i'd'*.' MEMO ONDERWERP Bestemmingsplan check DO 9 DATUM 21.03-2016 VAì Simone Loohuizen IARCAD Siffi;m:i'd'*".' Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van Roérmond, d.d. 16 augustus 2016' no 2535-2016

Nadere informatie

Openbare raadsbijeenkomst 13 januari 2009

Openbare raadsbijeenkomst 13 januari 2009 GRIND- en ZAND VERWERKING Gemeente Horst aan de Maas Openbare raadsbijeenkomst 13 januari 2009 Initiatiefnemer DCM bv Adviseur Groen-planning Maastricht bv Presentatie Jan H. van de Mortel, B.N.T landschapsarchitect

Nadere informatie

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Verordening vastgesteld: 26-06-2003 In werking getreden: 15-09-2003 COMPENSATIEVERPLICHTING Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan

Nadere informatie

VASTGESTELD Wijzigingsplan bestemmingsplan Halfweg Hee Hoofdweg, ten westen van de Richel

VASTGESTELD Wijzigingsplan bestemmingsplan Halfweg Hee Hoofdweg, ten westen van de Richel VASTGESTELD Wijzigingsplan bestemmingsplan Halfweg Hee Hoofdweg, ten westen van de Richel Ontwerp: 14 februari 2013 Inzage: 6 weken start: 22 februari 2013 einde: 4 april 2013 Vastgesteld: 23 april 2013

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu M.E.R.-BEOORDELINGSNOTITIE STROOMLI]N MAAS, DEELGEBIED 3, TRANCHE 2 Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Datum RWS-2016/21317

Nadere informatie

Projectplan (ontwerpbesluit) Aanpassen Heelsumse beek

Projectplan (ontwerpbesluit) Aanpassen Heelsumse beek Projectplan (ontwerpbesluit) Aanpassen Heelsumse beek 1 Projectbeschrijving 1.1 Wat wordt aangelegd of gewijzigd? Dit Projectplan gaat over het aanpassen van de Heelsumse beek vanaf de N225 tot aan de

Nadere informatie

Nota van zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Buitengebied: Loswal Schellevis Beton

Nota van zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Buitengebied: Loswal Schellevis Beton Nota van zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Buitengebied: Loswal Schellevis Beton 1 2 1. Inleiding Toelichting Vanaf 7 december 2012 heeft het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Schellevis Beton gedurende

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Schakerpad 5 in Twello

Ruimtelijke onderbouwing Schakerpad 5 in Twello Ruimtelijke onderbouwing Schakerpad 5 in Twello Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Op 2 november 2010 is door het college van burgemeester en wethouders het principebesluit genomen om medewerking te

Nadere informatie

Herziening PIP Greenportlane: Uitwerking nadere inzichten inzake nationale buisleidingenstrook Rotterdam - Ruhrgebied.

Herziening PIP Greenportlane: Uitwerking nadere inzichten inzake nationale buisleidingenstrook Rotterdam - Ruhrgebied. Herziening PIP Greenportlane: Uitwerking nadere inzichten inzake nationale buisleidingenstrook Rotterdam - Ruhrgebied. 1. Inleiding Deze Toelichting baseert zich op het inpassingsplan Greenportlane, zoals

Nadere informatie

Hoogwatermaatregelen Mook en Middelaar, Gennep en Bergen

Hoogwatermaatregelen Mook en Middelaar, Gennep en Bergen Hoogwatermaatregelen Mook en Middelaar, Gennep en Bergen Hieronder worden de bestuurlijke opvattingen geformuleerd ten aanzien van de hoogwatermaatregelen die vanuit de Limburgse gemeenten Mook en Middelaar,

Nadere informatie

Goed rivierbeheer, wel zo veilig! Wet beheer rijkswaterstaatswerken

Goed rivierbeheer, wel zo veilig! Wet beheer rijkswaterstaatswerken Goed rivierbeheer, wel zo veilig! Wet beheer rijkswaterstaatswerken Nederland ligt in een delta van grote rivieren. Het stromende water heeft de rivierlandschappen gevormd: afwisselend, vruchtbaar, met

Nadere informatie

1. Nota van antwoord. Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties.

1. Nota van antwoord. Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties. 1. Nota van antwoord Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties. Daarnaast zijn enkele petities/handtekeningenacties gevoerd: Petitie Voordorp 975 handtekeningen Petitie NMU meer dan 19.000

Nadere informatie

Aanleg paardenbak Het Zuid 34 Drachten

Aanleg paardenbak Het Zuid 34 Drachten Ruimtelijke onderbouwing Aanleg paardenbak Het Zuid 34 Drachten Ruimtelijke onderbouwing voor de aanleg van een paardenbak Het Zuid 34 te Drachten 1 Ruimtelijke onderbouwing voor de aanleg van een paardenbak

Nadere informatie

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging Ruimtelijke Onderbouwing Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging Gemeente Tynaarlo September 2012 NL.IMRO.1730.ABYdermade3depunt-0301 Inhoudsopgave 2.1 Beschrijving van het projectgebied,

Nadere informatie

BIJLAGE 3: Toetsingskader

BIJLAGE 3: Toetsingskader BIJLAGE 3: Toetsingskader In dit toetsingskader geven partijen een nadere invulling en uitwerking aan de kaders die in de PKB Plus PMR met betrekking tot het deelproject 750 hectare natuur en recreatie

Nadere informatie

niba natuurlijk nodig

niba natuurlijk nodig niba natuurlijk nodig Mission Statement Als gerenommeerd producent van zand en grind levert Niba essentiële grondstoffen aan de bouwsector en is zij innovator op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling.

Nadere informatie

Ontwikkelingen ontwerp Koeweide/Trierveld. Overleg 12 maart 2019 Klankbordgroep Koeweide - Trierveld

Ontwikkelingen ontwerp Koeweide/Trierveld. Overleg 12 maart 2019 Klankbordgroep Koeweide - Trierveld Ontwikkelingen ontwerp Koeweide/Trierveld Overleg 12 maart 2019 Klankbordgroep Koeweide - Trierveld Wat er speelt Uitvoering Koeweide/Trierveld vordert gestaag: Stroomgeulverbreding deels gereed Trierveld

Nadere informatie

Samenvatting PlanMER, obstakelverwijdering Elst

Samenvatting PlanMER, obstakelverwijdering Elst 2 21 mei 2012 versie 1a Document historie Revisienummer. Revisie datum Aanpassingen 0a 13 april 2012 Eerste concept 1a 21 mei 2011 Alle opmerkingen verwerkt 3 21 mei 2012 versie 1a 1 Samenvatting Voor

Nadere informatie

Verzoek wijziging bestemmingsplan

Verzoek wijziging bestemmingsplan Verzoek wijziging bestemmingsplan Percelen Rucphen O 225 en O 433 Ruimtelijke onderbouwing kwaliteitsverbetering omgeving Rozenven Inleiding Sinds 2011 is Vereniging Natuurmonumenten eigenaar van natuurgebied

Nadere informatie

Het groeiende beek concept

Het groeiende beek concept Het groeiende beek concept Een ontwikkelingsstrategie voor de Wilderbeek Aanleiding In juni 07 is de Wilderbeek verlegd ten behoeve van de aanleg van de A73. De Wilderbeek kent over het traject langs de

Nadere informatie

Gebied: De Drie Polders

Gebied: De Drie Polders Gebied: De Drie Polders Basisschets De basisschets is het resultaat voort gekomen uit twee schetssessies. Onderstaande schets is het streefbeeld waar draagvlak voor is en is de basis geweest voor de nadere

Nadere informatie

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Etten-Leur (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Introductie Etten-Leur is een middelgrote gemeente in Brabant, gelegen ten westen van Breda. De gemeente bestaat uit één kern van ruim 40.000 inwoners. Door

Nadere informatie

Op basis van de bovenstaande bevindingen kan worden geconcludeerd dat geen ruimtelijke procedures noodzakelijk zijn binnen de gemeente Stein.

Op basis van de bovenstaande bevindingen kan worden geconcludeerd dat geen ruimtelijke procedures noodzakelijk zijn binnen de gemeente Stein. In deze bijlage wordt ingegaan op de vigerende bestemmingsplannen per gemeente en of de werkzaamheden in overeenstemming met het bestemmingsplan zijn. Hierin tevens een overzicht opgenomen van het ruimtebeslag

Nadere informatie

RIEL, PAREL VAN DE ZESGEHUCHTEN. Toekomstvisie Datum: 14 januari 2016 Commissie: Wilbert Gooskens Peter van de Moosdijk Harry Droog

RIEL, PAREL VAN DE ZESGEHUCHTEN. Toekomstvisie Datum: 14 januari 2016 Commissie: Wilbert Gooskens Peter van de Moosdijk Harry Droog RIEL, PAREL VAN DE ZESGEHUCHTEN. Toekomstvisie 2015 Datum: 14 januari 2016 Commissie: Wilbert Gooskens Peter van de Moosdijk Harry Droog RIEL, Toekomstvisie 2015 Doel van de VISIE Voor de bewoners van

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 15058 5 juni 2015 Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 4 juni 2015, nr. IENM/BSK-2015/101689 tot

Nadere informatie

Toetsingsadvies over het Milieueffectrapport Uitbreiding Dierenpark Amersfoort en de aanvulling daarop. 3 oktober

Toetsingsadvies over het Milieueffectrapport Uitbreiding Dierenpark Amersfoort en de aanvulling daarop. 3 oktober Toetsingsadvies over het Milieueffectrapport Uitbreiding Dierenpark Amersfoort en de aanvulling daarop 3 oktober 2002 1179-104 ISBN 90-421-1030-9 Utrecht, Commissie voor de milieueffectrapportage. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Beoogde uitbreiding zandwinning Netterden. Datum: woensdag 23 oktober 2013. Netterden Zand en Grind BV. Inleiding

Beoogde uitbreiding zandwinning Netterden. Datum: woensdag 23 oktober 2013. Netterden Zand en Grind BV. Inleiding Onderwerp: Beoogde uitbreiding zandwinning Netterden Datum: woensdag 23 oktober 2013 Van: Inleiding Netterden Zand en Grind BV Voorliggende notitie vormt een uitwerking van de kennismaking van de raden

Nadere informatie

Om in aanmerking te komen voor een beoordeling op basis van Artikel 6d moet de verlaging van waterstanden ten minste 1 cm bedragen.

Om in aanmerking te komen voor een beoordeling op basis van Artikel 6d moet de verlaging van waterstanden ten minste 1 cm bedragen. Afgedrukt: 21 februari 2014 Project : Ontwerp landgoederen Ossenwaard Datum : 17 februari 2014 Onderwerp : Resultaten van de berekeningen Van : Anne Wijbenga; Joana Vieira da Silva Aan : M. van Berkel

Nadere informatie

Toelichting. Bestemmingsplan. 'Geluidzone industrieterrein Sliedrecht' Gemeente Dordrecht Fase: vaststelling - 1 -

Toelichting. Bestemmingsplan. 'Geluidzone industrieterrein Sliedrecht' Gemeente Dordrecht Fase: vaststelling - 1 - Toelichting Bestemmingsplan 'Geluidzone industrieterrein Sliedrecht' Gemeente Dordrecht Fase: vaststelling - 1 - - 2 - Inhoudsopgave toelichting HOOFDSTUK 1 Inleiding 5 HOOFDSTUK 2 Plangebied 6 HOOFDSTUK

Nadere informatie

10.1 10.0. Naar een nieuw 9.90. Schoonebeekerdiep 9.80 9.70. Denk mee, schets mee 9.60 9.50 9.40 9.30 9.20 9.10 9.00

10.1 10.0. Naar een nieuw 9.90. Schoonebeekerdiep 9.80 9.70. Denk mee, schets mee 9.60 9.50 9.40 9.30 9.20 9.10 9.00 Naar een nieuw Schoonebeekerdiep Denk mee, schets mee Waterschap Velt en Vecht wil graag een natuurlijker Schoonebeekerdiep dat meer water kan opvangen. Langs de beek blijft landbouw de belangrijkste bestemming.

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Vossenstraat 81 Doetinchem Ihkv functieverandering agrarisch naar natuur.

Ruimtelijke onderbouwing Vossenstraat 81 Doetinchem Ihkv functieverandering agrarisch naar natuur. Ruimtelijke onderbouwing Vossenstraat 81 Doetinchem Ihkv functieverandering agrarisch naar natuur. Project : Ruimtelijke onderbouwing Vossenstraat 81, Doetinchem Datum : 21 juni 2013 Status : Definitief

Nadere informatie

RIEL, PAREL VAN DE ZESGEHUCHTEN. Toekomstvisie Datum: 2 december 2015 Commissie: Wilbert Gooskens Peter van de Moosdijk Harry Droog

RIEL, PAREL VAN DE ZESGEHUCHTEN. Toekomstvisie Datum: 2 december 2015 Commissie: Wilbert Gooskens Peter van de Moosdijk Harry Droog RIEL, PAREL VAN DE ZESGEHUCHTEN. Toekomstvisie 2015 Datum: 2 december 2015 Commissie: Wilbert Gooskens Peter van de Moosdijk Harry Droog RIEL, Toekomstvisie 2015 Doel van de VISIE Voor de bewoners van

Nadere informatie

Blad 2. Beoordeling verzoek

Blad 2. Beoordeling verzoek Ruimtelijke onderbouwing voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het dempen van een kadesloot en verbreden van watergangen in de Wergeastermarpolder Door het Wetterskip Fryslân is een

Nadere informatie

*Z04630B9E6E* Ruimtelijke onderbouwing. Bouwen van een loods op het perceel Westerweg 21 Ouddorp. Initiatiefnemer: Maatschap Aleman-Sperling

*Z04630B9E6E* Ruimtelijke onderbouwing. Bouwen van een loods op het perceel Westerweg 21 Ouddorp. Initiatiefnemer: Maatschap Aleman-Sperling *Z04630B9E6E* Registratienummer: Z -14-38204 / 39321 Ruimtelijke onderbouwing Bouwen van een loods op het perceel Westerweg 21 Ouddorp Initiatiefnemer: Maatschap Aleman-Sperling Opgemaakt: 16 april 2015

Nadere informatie

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet Datum: 10 februari 2016 Kenmerk: 201600150 Onderwerp: ontwerp-projectplan voor de realisatie van maatregelen ten behoeve van het nieuwe peilgebied Nieuw-Lekkerland

Nadere informatie

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 status: vastgesteld datum: 5 september 2013 projectnummer: 202360R.2011 adviseurs: Jke / Wle gemeente Maasdriel Inhoudsopgave Hoofdstuk

Nadere informatie

Vaststelling bestemmingsplan 'Gastransportleiding' gemeente Peel en Maas / gemeente Venlo

Vaststelling bestemmingsplan 'Gastransportleiding' gemeente Peel en Maas / gemeente Venlo Raadsvoorstel venlo GEMEENTEBESTUUR onderwerp raadsnummer 2017 collegevergadering d.d. raadsvergadering d.d. fatale termijn programma portefeuillehouder Vaststelling bestemmingsplan 'Gastransportleiding'

Nadere informatie

Omgevingswerkgroep Dijkversterking Thorn-Wessem

Omgevingswerkgroep Dijkversterking Thorn-Wessem Omgevingswerkgroep Dijkversterking Thorn-Wessem 5 maart 2018 Met de omgeving, voor de omgeving Programma Welkom Stand van zaken project Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) De procedure Alternatieven

Nadere informatie

In deze notitie wordt de bepaling van de waterbergingsopgave toegelicht en wordt aangegeven hoe deze ingevuld kan worden.

In deze notitie wordt de bepaling van de waterbergingsopgave toegelicht en wordt aangegeven hoe deze ingevuld kan worden. Notitie Referentienummer Kenmerk 190509/Ack 277242 Betreft Waterbergingsopgave Hogewegzone Concept d.d. 19 mei 2009 1 Inleiding De Hogewegzone in de gemeente Amersfoort wordt de komende jaren vernieuwd.

Nadere informatie

Harderbos en Harderbroek verbonden

Harderbos en Harderbroek verbonden Harderbos en Harderbroek verbonden De Ganzenweg is een verbinding voor mensen, maar een barrière voor dieren. Er ligt al een faunapassage onderdoor. De route daar naar toe is voor dieren nog niet ideaal.

Nadere informatie

Regels. Provinciaal blad van Noord-Brabant. Hoofdstuk 1 Inleidende regels. Wijziging Verordening ruimte 2012 ivm plan Herperduin 2013 Oss

Regels. Provinciaal blad van Noord-Brabant. Hoofdstuk 1 Inleidende regels. Wijziging Verordening ruimte 2012 ivm plan Herperduin 2013 Oss Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Wijziging Verordening ruimte 2012 ivm plan Herperduin 2013 Oss Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Gelet op artikel 4.8 en 13.2 van de Verordening

Nadere informatie

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek d.d. nr., G.H. Tamminga secretaris J.P.M. Alberse burgemeester GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied

Nadere informatie

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Watertoets Definitief Provincie Noord Holland Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 11 december 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 2 Inrichting watersysteem...

Nadere informatie

3. Gewenste ontwikkeling Milieu Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

3. Gewenste ontwikkeling Milieu Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7 TOELICHTING INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 3 2. Bestaande situatie 3 2.1 Plangebied 3 2.2 Vigerende bestemmingsplan 3 2.3 bestaande situatie 4 3. Gewenste ontwikkeling 4 4. Milieu 4 5. Planbeschrijving 6 6.

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door (Europese,) landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (Europees-,)

Nadere informatie