Module 280 Nabewerken

Transcriptie

1 Module 280 Nabewerken Voorbereiding en Vormvervaardiging Drukken Nabewerken of Proeven maken Afwerken 0 Voorbereiding 40 Hoogdruk 120 Zeefdruk 280 Nabewerken 20 Niet-drukkende 60 Diepdruk 140 Offset algemeen proefsystemen 80 Flexodruk 180 Offset rotatie 100 Offset (cold- en heatset) 120 Zeefdruk 200 Huisdrukkerijen 220 Illustratiediepdruk 240 Verpakkingsdruk oplosmiddelhoudend 260 Verpakkingsdruk waterig 1 OMSCHRIJVING VAN DE MODULE Processen Bedrijven Machines/ activiteiten Hulpstoffen Schematisch overzicht Onder nabewerking worden alle activiteiten verstaan voor het nabewerken van bedrukte materialen. Hierbij valt te denken aan stansen, snijden, vouwen, lijmen en dergelijke. In de module 280 Nabewerken komen veel activiteiten voor maar nauwelijks enige emissie. Alleen ten aanzien van waterige lijmen zijn in deze module maatregelen vastgesteld. Nabewerkingsactiviteiten komen voor in nagenoeg alle drukkerijen en in hierin gespecialiseerde bedrijven, zoals binderijen en brocheerderijen. De meest voorkomende machines en/of activiteiten in de module 280 Nabewerken, zijn: snijmachine; vouwmachine; dozenplakmachine; vergaarmachine; boren; stansmachine; hechtmachine. Bij de genoemde machines/activiteiten komt nauwelijks enige emissie vrij. De meest voorkomende hulpstoffen in de module zijn: papier- en kartonlijmen; hotmelt- ofwel warmtelijmen. 2 OVERZICHT MAATREGELEN Het schema op de volgende pagina geeft een zeer beknopt overzicht van de maatregelen en de implementatietermijnen die op deze module van toepassing zijn. Deze implementatietermijnen geven aan binnen welke termijn de milieumaatregelen in de bedrijven moeten zijn uitgevoerd. Tevens geeft het schema aan waar uitgebreidere informatie over de maatregelen te vinden is en welke modelvergunningvoorschriften bij de maatregelen horen. 280 Supplement 1 MGIV mei

2 De maatregelen zijn beschreven in de factsheet die aan het desbetreffende onderwerp is gewijd (bijvoorbeeld: GHA = factsheet Grond-, hulp- en afvalstoffen). Als een maatregelnummer eindigt met een x, dan betekent dit, dat de gegeven omschrijving een samenvatting is van meerdere maatregelen (bijvoorbeeld OPS.x betekent OPS.1 en OPS.2). Modelvergunningvoorschriften zijn steeds te vinden als laatste onderdeel van de in het schema genoemde factsheet(s). Modelvergunningvoorschriften van algemene aard zijn te vinden in bijlage 3 van deel 1 van dit Werkboek (zie ook factsheet Vergunningen). Nummer Korte inhoud maatregel Fasering Nadere informatie Nr. modelvergun- Maatregel ning voorschrift Niet lozen restanten waterige lijmen zonder uitstel factsheet Module 280: M A Waterige lijmen en lozingsbeleid Minimaliseren vracht waterige lijmen zonder uitstel factsheet Module 280: M280.1 in spoelwater 3A Waterige lijmen en lozingsbeleid Alleen lozen van spoelwater met zonder uitstel factsheet Module 280: M280.2 waterige lijmen als loosbaar volgens 3A Waterige lijmen en lozingsbeleid milieu-informatiesysteem leveranciers GHA.x Algemeen geldende maatregelen zonder uitstel factsheet Grond-, hulp- en V1.1 - V1.4 m.b.t. gevaarlijk afval en afvalstoffen bedrijfsafval APR.x Toepassen van afvalpreventie- n.v.t. factsheet Afvalpreventie n.v.t. maatregelen LOZ.1 Afvalstoffen en spoelwater alleen zonder uitstel factsheet Lozingsbeleid W W2.18 lozen indien Milieu-informatie- V3.1 - V3.3 leveranciers dit toestaat OPS.x Opslag gevaarlijke stoffen diverse factsheet Opslag V4.1 - V4.2 overeenkomstig beschermings- faseringen gevaarlijke stoffen in niveau CPR 15-1 emballage BOD.x/ Verregaand beperken van de diverse factsheet Vloeistofdichtheid V5.1 RIO.x risico s van het ontstaan van faseringen van werkvloeren V7.1 - V7.11 bodemverontreiniging factsheet Rioleringen ENE.x Toepassen van energiebesparende diverse factsheet Energie maatregelen faseringen Geur n.v.t. Geluid n.v.t. * Voor sommige milieu-investeringen kan aanspraak worden gemaakt op vervroegde afschrijving volgens de VAMIL-regeling. De investering dient vermeld te zijn op de VAMIL-lijst, die jaarlijks wordt gepubliceerd in de Staatscourant. De volgende modelvergunningvoorschriften dienen in de milieubeheervergunning opgenomen te worden: M280.1, M280.2; V1.1 tot en met V1.4; V3.1 - V3.3; V4.1, V4.2; V5.1; V7.1 tot en met V7.11. * Indien sprake van geluidhinder: zie Factsheet Geluidhinder Supplement 1 MGIV mei 1996

3 3 UITWERKING VAN DE MAATREGELEN Dit onderdeel geeft een nadere uitwerking van de maatregelen die met name van toepassing zijn op module 280 Nabewerken. Hiertoe is een onderverdeling gemaakt naar compartiment. Onderdeel 3A Waterige lijmen en lozingsbeleid heeft betrekking op het compartiment water en beschrijft de maatregelen A WATERIGE LIJMEN EN LOZINGSBELEID Dit onderdeel geeft een nadere uitwerking van de maatregelen 280.1, en Het is een uitwerking van het algemeen geldend Lozingsbeleid. Zie ook de factsheet Lozingsbeleid , en De hiernavolgende maatregelen zijn van toepassing op bedrijven waar waterige lijmen worden gebruikt. In één bedrijf worden waterige en oplosmiddelhoudende produkten vaak naast elkaar gebruikt. 3A.1 Omschrijving van de maatregelen Restanten van waterige lijmen mogen niet worden geloosd. Fasering: de maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd. De vracht aan waterige lijmen in te lozen spoelwater dient te worden geminimaliseerd door middel van aangepaste werkmethoden en Good Housekeeping. Fasering: De maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd. Spoelwater vervuild met waterige lijmen mag alleen worden geloosd, indien dit loosbaar is volgens de Milieu-informatie van leveranciers. Fasering: De maatregel dient zonder uitstel te worden uitgevoerd. Bovenstaande maatregelen gelden alleen als het afvalwater door een rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt verwerkt. Ontbreekt deze, dan bepaalt het bevoegd gezag de regels. 3A.2 Toelichting op de maatregelen Bevoegd gezag: Hieronder wordt verstaan de instantie die de vergunning afgeeft, waarin de lozingsaspecten zijn opgenomen. Uitzonderingen: In afwijking van de maatregelen of het milieu-informatiesysteem leveranciers kan het bevoegd gezag lozen verbieden of beperken: 1) bij lozing op oppervlaktewater; 2) bij ongebruikelijk grote hoeveelheden; 3) bij een zuiveringsinstallatie die om technische reden afwijking nodig maakt; 4) als het toetsingsschema aantoonbaar onterecht tot het oordeel loosbaar leidt. Minimaliseren vracht: Dit is mogelijk door het uitvoeren van eenvoudige technische en organisatorische maatregelen. De meest voor de hand liggende maatregel is: schoonmaken in stappen. Dat wil zeggen: 1) zoveel mogelijk lijm wegschrapen; 2) met weinig water spoelen; het sterk verontreinigde water dat hierbij ontstaat mag niet worden geloosd maar moet worden verwijderd als gevaarlijk afval; 3) met veel water spoelen, het nu vrijkomende spoelwater: a) lozen; b) voor zover mogelijk gebruiken voor de activiteiten onder stap 2 dan wel c) voor zover mogelijk gebruiken voor het aanlengen van nieuwe lijm; dit is alleen mogelijk als het spoelwater geen zeepresten bevat. Milieu-informatie leveranciers: Leveranciers zijn verplicht bij hun produkten produktveiligheidsbladen met milieu-informatie te leveren. Deze informatie moet duidelijk maken of een stof 280 Supplement 1 MGIV mei

4 Algemeen geloosd mag worden en op welke wijze een stof in de afvalfase verwijderd moet worden (als bedrijfsafval of als gevaarlijk afval). Voor deze laatste vraag kunnen bedrijven ook uitgaan van het BAGA en de daarvan afgeleide ESV-lijst. Toetsingsschema voor water: Met behulp van dit schema kunnen leveranciers elke hulpstof op loosbaarheid beoordelen. Het schema is opgenomen als bijlage 2 bij deel 2 van het handboek. Toepassing van het Toetsingsschema voor water vereist grondige kennis van receptuur en stofeigenschappen. Deze kennis wordt alleen verlangd van leveranciers en niet van de gebruikers. Aanvullende tip: Emballage van waterige systemen kan soms gespoeld worden. Dit is afhankelijk van de mate van aandroging van de lijm in de blikken. Na het verwijderen dient deze als retouremballage, oud-ijzer of bedrijfsafval. Voor dit spoelwater geldt hetzelfde als voor spoelwater dat vrijkomt als gevolg van schoonmaakactiviteiten. Zie voor de uitvoering maatregel A.3 Achtergrondinformatie Bij schoonmaakwerkzaamheden komt spoelwater vrij met daarin waterige lijm. De stoffen in de lijm zijn meestal milieubezwaarlijk voor water, vooral vanwege de slechte afbreekbaarheid maar meestal niet vanwege toxiciteit ofwel giftigheid. Lozen van deze restanten kan daarom meestal niet worden toegestaan. Tegen het lozen van spoelwater met slechts geringe hoeveelheden lijm bestaat veelal geen bezwaar. Er zijn echter uitzonderingen hierop. Leveranciers kunnen dit op produktniveau toetsen met behulp van het Toetsingsschema voor water. Milieuinformatiesysteem leveranciers Eigen zuiveringsinstallatie Leveranciers zijn meestal zelf fabrikant. Zij mengen elders gekochte bestanddelen. De toepassing van het toetsingsschema vraagt alle informatie die zij van hun veelal buitenlandse toeleveranciers kunnen verlangen. Het bevoegd gezag vraagt geen extra informatie. Verstrekken van meer informatie dan volgens het leveranciersinformatiesysteem beschikbaar zou moeten zijn, mag overigens geen voorwaarde zijn voor het toestaan van lozingen. Voor bedrijven waar veel waterige lijmen worden toegepast, kan het aantrekkelijk zijn het afvalwater in eigen beheer te zuiveren. Het gereinigde water kan intern worden hergebruikt terwijl het slib moet worden ingeleverd als gevaarlijk afval. De organisatie wordt hierdoor eenvoudiger en de hoeveelheid gevaarlijk afval wordt kleiner. Er zijn reeds goede technieken voor zuivering voorhanden. De volgende komen in aanmerking: flocculatie/sedimentatie, elektro-flotatie en ultra-filtratie alsmede flocculatie/flotatie. Bij de keuze of, en zo ja welke zuiveringstechniek moet worden gebruikt, is overleg met de waterkwaliteitsbeheerder van belang, evenals inzicht in de samenstelling van de te zuiveren lijmen. Onterecht loosbaar Het toetsingsschema voor water is op bruikbaarheid getest. Grootschalige praktijkervaring ermee ontbreekt vooralsnog echter. In sommige gevallen zou het toetsingsschema onterecht tot het oordeel loosbaar kunnen leiden. Tot een verbod op lozing leiden in elk geval carcinogene (kankerverwekkende) of mutagene (genetische veranderingen aanbrengende) componenten. Concentraties kleiner dan 0,1% blijven echter buiten beschouwing. Van leveranciers en gebruikers behoort niet geëist te worden dat zij informatie verschaffen over componenten die in kleinere concentraties dan 0,1% in de hulpstof aanwezig kunnen zijn. Dergelijke informatie is in de regel bij hen niet beschikbaar en kan dus niet als voorwaarde voor het toestaan van lozing dienen. Het eventueel in afwijking van het toetsingsschema verbieden van lozing zal door het bevoegd gezag dan ook op ándere bronnen van informatie moeten worden gestoeld Supplement 1 MGIV mei 1996

5 Als lozen verboden is vanwege een onterecht oordeel loosbaar wordt verzocht de reden hiervoor te melden aan zowel gebruiker als aan Kartoflex of KVGO. Dit in verband met de evaluatie van het toetsingsschema. Eventueel wordt later een andere instantie als meldpunt aangewezen. Gevaarlijk afval Het verminderen van gevaarlijk afval is wellicht mogelijk door: het sterk verontreinigd spoelwater te bewaren in een open bak, zodat het water verdampt en men het residu kan afvoeren. 4 MODELVERGUNNINGVOORSCHRIFTEN Voor deze module zijn de volgende specifieke modelvergunningvoorschriften vastgesteld: M280.1 M280.2 Restanten van waterige lijmen mogen niet geloosd worden. Spoelwater vervuild met waterige lijmen mag alleen worden geloosd als dit volgens het Milieu-informatiesysteem leveranciers is toegestaan. De vracht aan waterige lijmen dient dan geminimaliseerd te worden. 280 Supplement 1 MGIV mei

6 280-6 Supplement 1 MGIV mei 1996