Ontheffing Wet natuurbescherming art. 3.5, lid 1, 2, 4, Wnb art. 3.6, lid 2, Wnb

Transcriptie

1 Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg Ontheffing Wet natuurbescherming art. 3.5, lid 1, 2, 4, Wnb art. 3.6, lid 2, Wnb Gebr. Swelsen Klei- en Zandexploitatie B.V. Afwerking Groeve Swelsen te Brunssum Zaaknummer: Kenmerk: d.d.24 april Verzonden: 24 april

2 INHOUDSOPGAVE 1 Besluit Afschriften Rechtsbescherming Inwerkingtreding Voorschriften Algemene voorschriften Specifieke (soort)voorschriften Overige voorschriften Procedure Aanvraag Bevoegd gezag Voorbereidingsprocedure Overwegingen Beschermingsregime Habitatrichtlijnsoorten ( 3.2 Wnb) Omschrijving aanvraag Rugstreeppad Andere bevredigende oplossing Belang Staat van instandhouding Zorgplicht Conclusie Habitatrichtlijnsoorten - artikel 3.5, vierde lid, Wnb Ten overvloede... 13

3 1 Besluit Gedeputeerde Staten van Limburg hebben op 6 april 2017, aangevuld op 20 april 2017, een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 3.8 Wet natuurbescherming (Wnb) ontvangen van Royal HaskoningDHV namens Gebr. Swelsen Klei- en Zandexploitatie B.V. De aanvraag betreft de afwerking van de klei- en zandgroeve ( Groeve Swelsen ) aan de Waubacherweg te Brunssum. De werkzaamheden, die in het leefgebied van de rugstreeppad plaatsvinden, bestaan uit onder meer het verflauwen van de taluds en het (deels) afvullen van de groeve tot het oorspronkelijke maaiveld. De aanvraag is geregistreerd onder zaaknummer Gedeputeerde Staten van Limburg besluiten, gelet op artikel 3.8 Wnb en gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze ontheffing: 1. aan Gebr. Swelsen Klei- en Zandexploitatie B.V. ontheffing te verlenen. Deze ontheffing wordt verleend in het kader van de afwerking van Groeve Swelsen te Brunssum; 2. dat ontheffing wordt verleend van de volgende verboden handelingen: het opzettelijk doden of vangen van de rugstreeppad (Epidalea calamita), artikel 3.5, eerste lid, Wnb; het opzettelijk verstoren van de rugstreeppad (Epidalea calamita), artikel 3.5, tweede lid, Wnb; het beschadigen of vernielen van de voortplantingsplaats of rustplaats van de rugstreeppad (Epidalea calamita), artikel 3.5, vierde lid, Wnb; het, anders dan voor verkoop, onder zich hebben of vervoeren van de rugstreeppad (Epidalea calamita), artikel 3.6, tweede lid, Wnb. 3. dat aan deze ontheffing de in hoofdstuk 2 vermelde voorschriften verbonden zijn; 4. dat de ontheffing wordt verleend gedurende de periode tot 31 januari 2022 met betrekking tot de ontheffingsplichtige activiteiten zoals aangevraagd. 5. dat de ontheffing met betrekking tot periodiek onderhoud aan de vervangende poel en het vervangend landhabitat van de rugstreeppad geldig is tot ten minste 1 januari 2024, de datum waarop de groeve moet zijn ingericht conform het goedgekeurde eindplan zoals opgenomen in de vigerende ontgrondingsvergunning en het bijbehorende dwangsombesluit.

4 6. dat de aanvraag en de bijbehorende stukken ontvangen op 6 april 2017, aangevuld op 20 april 2017, deel uitmaken van deze ontheffing, behoudens en voor zover daarvan bij dit besluit niet wordt afgeweken. Gedeputeerde Staten van Limburg namens dezen, drs. M.G.P.I. Arts Kwartiermaker Vergunningen Toezicht en Handhaving (VTH) 1.1 Afschriften Dit besluit is verzonden aan: Gebr. Swelsen Klei- en Zandexploitatie B.V., Oude Lakerweg 30, 6100 AG te Echt. Een afschrift van dit besluit is verzonden aan: Royal HaskoningDHV, Amerikalaan 110, 6199 AE te Maastricht-Aachen Airport. Gemeente Brunssum, Postbus 250, 6440 AG Brunssum. 1.2 Rechtsbescherming Als dit besluit uw belang rechtstreeks raakt en u het met de inhoud van dit besluit niet eens bent, kunt u bezwaar maken. U moet dan binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is verzonden een bezwaarschrift indienen. Gedurende deze termijn liggen het besluit en de bijbehorende stukken, na telefonische afspraak via , ter inzage in het Gouvernement aan de Limburglaan 10 te Maastricht. Op deze procedure is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de datum; c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht, en; d. de redenen van het bezwaar (motivering). Het bezwaarschrift dient te worden gericht aan: Gedeputeerde Staten van Limburg Cluster Juridische Zaken en Inkoop, team Rechtsbescherming Postbus MA Maastricht. Voor meer informatie verwijzen wij u naar Klik vervolgens op e-loket. Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Als u een bezwaarschrift heeft ingediend, dan kunt u tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening indienen bij de

5 Voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, sector Bestuursrecht, Postbus 950, 6040 AZ Roermond. U kunt ook digitaal een verzoek indienen bij genoemde rechtbank via Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Raadpleeg de genoemde site voor de precieze voorwaarden. 1.3 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking na toezending of uitreiking aan de belanghebbende(n) tot wie het besluit is gericht, onder wie begrepen de aanvrager. Indien de voorzieningenrechter positief beslist op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, wordt de werking van het onderhavige besluit geschorst.

6 2 Voorschriften 2.1 Algemene voorschriften 1. De ontheffing wordt slechts voor de onder hoofdstuk 1 genoemde soorten en beschreven verboden handelingen verleend. 2. De ontheffing geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd, voor zover in deze ontheffing zelf niet anders is aangegeven. 3. Het gebied waarvoor de ontheffing geldt, betreft het plangebied aan de Waubacherweg te Brunssum, één en ander zoals is weergegeven in paragraaf 4.2 van dit besluit. 4. De ontheffinghouder dient onverwijld contact op te nemen met het bevoegd gezag indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde soorten worden aangetroffen. 5. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van deze ontheffing op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek aan een toezichthouder van de provincie Limburg ter inzage worden gegeven. 2.2 Specifieke (soort)voorschriften 6. Met inachtneming van onderstaande voorschriften, dienen de mitigerende en compenserende maatregelen uitgevoerd te worden zoals beschreven in het bij de aanvraag gevoegde Activiteitenplan Soortenbescherming in relatie tot afvulverplichting (ref. WATBE R001F03 d.d. 19 april 2017, hierna: activiteitenplan). 7. Het nieuw te realiseren leefgebied met een vervangende poel en vervangend landhabitat dient uiterlijk 28 april 2017 te zijn gerealiseerd. 8. De amfibieënrasters rond het bestaande voortplantingswater, langs de vegetatielijn en aansluitend op de steilwanden, en de amfibieënrasters tussen het nieuwe leefgebied en de af te vullen groeve worden uiterlijk 28 april 2017 geplaatst. 9. Het wegvangen en verplaatsen van aanwezige exemplaren van de rugstreeppad naar het nieuw gerealiseerde leefgebied geschiedt conform de methode als beschreven in paragraaf van het onder 6. genoemde activiteitenplan. 10. Het periodiek onderhoud aan de vervangende poel en het vervangend landhabitat wordt verricht volgens de eisen als beschreven in paragraaf van het onder 6. genoemde activiteitenplan, en wordt ten minste voortgezet tot 1 januari 2024, de datum waarop de groeve moet zijn ingericht conform het goedgekeurde eindplan zoals opgenomen in de vigerende ontgrondingsvergunning en het bijbehorende dwangsombesluit.

7 11. De onder 6, 7, 8, 9 en 10 bedoelde maatregelen worden uitgewerkt in een ecologisch werkprotocol dat ten allen tijde op locatie aanwezig is en waarmee het uitvoerend personeel bekend is. 2.3 Overige voorschriften 12. De werkzaamheden, conform bovengenoemde voorschriften, dienen te worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van de soorten waarvoor ontheffing is verleend. Onder een deskundige wordt verstaan: a. een inhoudelijke medewerker op het gebied van soorten bij een ecologisch adviesbureau; b. of een persoon die beschikt over een afgeronde hbo- of universitaire opleiding met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; c. of een persoon die beschikt over een afgeronde mbo-opleiding, soortenherkenning en zorgvuldig handelen ten opzichte van die soorten; d. of een persoon die beschikt over een door ervaring opgedane gelijkwaardig niveau; e. of een persoon die zich reeds 3 jaar aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is werkzaam of aangesloten bij een Nederlandse beschermingsorganisatie; f. of een persoon die zich reeds 3 jaar aantoonbaar actief inzet op het gebied van de monitoring en/of bescherming. 13. Indien blijkt dat de in de ontheffing gestelde termijn niet voldoende is om de werkzaamheden waarop de ontheffing betrekking heeft uit te voeren, dient minimaal acht weken voor het verstrijken van deze termijn, een verzoek tot verlenging van de ontheffing ingediend te worden.

8 3 Procedure 3.1 Aanvraag Op 6 april 2017, aangevuld op 20 april 2017, heeft Royal HaskoningDHV namens Gebr. Swelsen Klei- en Zandexploitatie B.V. een aanvraag om ontheffing ingediend voor de volgende in de Wnb verboden handelingen: het opzettelijk doden of vangen van de rugstreeppad (Epidalea calamita), artikel 3.5, eerste lid, Wnb; het opzettelijk verstoren van de rugstreeppad (Epidalea calamita), artikel 3.5, tweede lid, Wnb; het beschadigen of vernielen van de voortplantingsplaats of rustplaats van de rugstreeppad (Epidalea calamita), artikel 3.5, vierde lid, Wnb; het, anders dan voor verkoop, onder zich hebben of vervoeren van de rugstreeppad (Epidalea calamita), artikel 3.6, tweede lid, Wnb. De aanvraag bestaat uit de volgende stukken: Aanvraagformulier ontheffing - incl. module soortenbescherming; Activiteitenplan Soortenbescherming in relatie tot afvulverplichting (Royal HaskoningDHV, 19 april 2017); Oplegnotitie natuurtoets Groeve Swelsen (Royal HaskoningDHV, 27 maart 2017); Natuurtoets Groeve Swelsen (Royal HaskoningDHV, 30 maart 2015); Rapportage rugstreeppadden onderzoek (Royal HaskoningDHV, 1 juli 2015). 3.2 Bevoegd gezag De handelingen worden in zijn geheel verricht in de provincie Limburg. Gelet op artikel 1.3 Wnb en artikel 3.8 Wnb is ons college het bevoegd gezag voor het verlenen van de ontheffing. 3.3 Voorbereidingsprocedure Dit besluit is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in titel 4.1 van de Awb. Op een aanvraag om ontheffing wordt op grond van artikel 5.1, eerste lid, Wnb in beginsel binnen dertien weken na de datum van ontvangst beslist. Ingevolge artikel 5.1, tweede lid, Wnb is de beslistermijn met zeven weken verlengd. Van het besluit wordt mededeling gedaan via de internetsite van de provincie Limburg (

9 4 Overwegingen De Wet natuurbescherming bevat regels voor het behoud van de biologische diversiteit en de bescherming van kwetsbare dier- en plantensoorten en hun natuurlijke leefomgeving. Enerzijds is Nederland hiertoe gebonden op grond van internationale verdragen en Europese richtlijnen. De Wet natuurbescherming kent daarom beschermingsregels voor soorten die onder de Europese Vogelrichtlijn zijn beschermd ( Vogelrichtlijnsoorten ) in paragraaf 3.1, alsmede voor soorten die middels de Europese Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn bescherming genieten ( Habitatrichtlijnsoorten ) in paragraaf 3.2. Anderzijds voorziet paragraaf 3.3 van de wet in regels voor een limitatief aantal soorten waarvan de bescherming niet internationaalrechtelijk is geregeld, maar waartoe de nationale wetgever op eigen initiatief heeft besloten ( andere soorten ). Deze drie beschermingsregimes kennen elk eigen verbodsbepalingen en voorwaarden voor ontheffing van de verboden. Voorliggende aanvraag heeft enkel betrekking op het beschermingsregime voor Habitatrichtlijnsoorten ( 3.2 Wnb). 4.1 Beschermingsregime Habitatrichtlijnsoorten ( 3.2 Wnb) Op 6 april 2017, aangevuld op 20 april 2017, hebben wij ontvangen van Royal HaskoningDHV, namens Gebr. Swelsen Klei- en Zandexploitatie B.V., een aanvraag om ontheffing van de in artikel 3.5, eerste, tweede en vierde lid, Wnb en artikel 3.6, tweede lid, Wnb opgenomen verboden om de rugstreeppad opzettelijk te vangen, opzettelijk te verstoren, en zijn voortplantingsplaats of rustplaats te vernielen, alsmede de rugstreeppad, anders dan voor verkoop, onder zich te hebben. Een ontheffing van de bovengenoemde verbodsbepalingen kan worden verleend als aan elk van de volgende voorwaarden, zoals opgenomen in artikel 3.8, vijfde lid, Wnb, is voldaan: er bestaat geen andere bevredigende oplossing; de handeling is nodig in het kader van een of meer van de belangen vermeld in bovengenoemde bepaling; er wordt geen afbreuk gedaan aan het streven de populatie van de rugstreeppad in het natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden, en is beschreven in paragraaf Omschrijving aanvraag De aanvraag betreft de afwerking van Groeve Swelsen, gelegen aan de Waubacherweg in Brunssum (X / Y ). De klei- en zandgroeve groeve grenst in het noorden direct aan de Duitse grens, in het oosten en zuiden aan het terrein van een afvalverwerkingsbedrijf en in het westen aan een gemengd loofbosje. In de vigerende ontgrondingsvergunning voor de exploitatie van Groeve Swelsen is met het oog op een toekomstige nieuwe bestemming van het gebied een zogenoemde afwerkingsplicht opgenomen. De werkzaamheden om aan die verplichting te voldoen bestaan uit onder meer het verflauwen van de taluds en het vullen van de groeve met grond tot het oorspronkelijke maaiveld. De afwerking zal een periode van zes jaar in beslag nemen.

10 Figuur 1: Het plangebied van Groeve Swelsen (rode lijn) met daarbinnen het reeds afgewerkte deel (blauwe lijn) In het verleden is een (oostelijk) deel van het terrein reeds gedeeltelijk afgewerkt. In het westelijk deel van de groeve heeft tot eind 2014 actief winning plaatsgevonden. Er bevinden zich nog zeer steile en deels instabiele, wanden. De kleiondergrond is veelal onbegroeid, hetgeen ook geldt voor de daar gelegen plas. Ten gevolge van de langdurige graafwerkzaamheden is in dit nog niet afgewerkte deel van het terrein een geschikt leefmilieu ontstaan voor de rugstreeppad. Gedurende veldonderzoek is de aanwezigheid van ten minste twee exemplaren vastgesteld, evenals het functioneren van de onbegroeide plas als voortplantingswater voor larven. Nederlandse benaming Latijnse benaming Beschermingsregime Rugstreeppad Epidalea calamita 3.2 Wnb Habitatrichtlijnsoort Tabel 1: Aanwezige soorten Door de afwerking zal ter plaatse het (thans bestaande) functioneel leefgebied (zowel land- als voortplantingshabitat) van de rugstreeppad verdwijnen. Binnen Groeve Swelsen wordt daarom een vervangend habitat met gunstig substraat ingericht. De locatie betreft een voormalige afgraving die is afgevuld met zandig, vergraafbaar materiaal. De plek is gunstig(er) gelegen ten opzichte van de deelpopulaties rugstreeppadden van de Teverener Heide (D), Brunssumerheide en Groeve Hendrik. Na

11 aanleg van dit vervangend leefgebied worden de in het af te werken gebied aangetroffen exemplaren van de rugstreeppad gevangen en verplaatst naar het nieuwe leefmilieu. Hiermee wordt uitwisseling met bovengenoemde omliggende deelpopulaties gestimuleerd. Gelet op de benodigde handelingen, vindt een overtreding plaats van de in artikel 3.5, eerste, tweede en vierde lid, Wnb en artikel 3.6, tweede lid, Wnb opgenomen verboden om de rugstreeppad opzettelijk te vangen, opzettelijk te verstoren, en zijn voortplantingsplaats of rustplaats te vernielen, alsmede de rugstreeppad, anders dan voor verkoop, onder zich te hebben. Overigens volgt uit staande jurisprudentie dat handelingen die tot niet voorziene, incidentele dodelijke slachtoffers van beschermde Habitatrichtlijnsoorten leiden ontheffingplichtig zijn. Daar artikel 3.5, eerste lid, Wnb behalve op het vangen van Habitatrichtlijnsoorten, op het doden van deze soorten ziet, beslaat de aanvraag vanuit het voorzorgsbeginsel ook de niet geheel uitgesloten situatie dat een onvoorzien dodelijk slachtoffer van de rugstreeppad valt. Het (strikte) uitgangspunt is echter dat alle aanwezige rugstreeppadden met zorg worden geëvacueerd alvorens de afwerking kan plaatsvinden. 4.3 Rugstreeppad Andere bevredigende oplossing Het project is locatiegebonden. De afwerking van het westelijk deel van de groeve vloeit (juridisch bindend) voort uit de ontgrondingsvergunning en is noodzakelijk om het gebied op termijn opnieuw te kunnen bestemmen. Hierbij dient aangetekend te worden dat de soort in het gebied voorkomt juist als gevolg van de graafwerkzaamheden in het verleden. De rugstreeppad is een pioniersoort en wordt aangetrokken door zandige terreinen met een betrekkelijk hoge dynamiek, zoals (operationele) groeves met plassen. Voor de voortplanting is de soort afhankelijk van ondiepe wateren die vrij snel opwarmen. Door het staken van werkzaamheden en de natuurlijke ontwikkeling van het gebied wordt het gebied minder geschikt voor de rugstreeppad. Het nulalternatief, de voorgenomen ingreep niet uitvoeren, is dan ook vanuit wettelijk en ecologisch perspectief niet wenselijk. De voorgestelde ingreep is natuurinclusief van opzet. Met de aanleg van en verplaatsing naar het vervangend leefgebied, voorafgaand aan de afwerking van de groeve, wordt beoogd nog beter aan te sluiten bij voor de soort wenselijke omgevingsfactoren. De vervangende poel wordt gesitueerd te midden van vervangend landhabitat. Deze krijgt eenzelfde omvang als het bestaande natte leefgebied en een ideale (on)diepte met flauw talud. Om het pionierkarakter te borgen, wordt het vervangend leefgebied jaarlijks ontdaan van vegetatie en met zorg (beperkt) omgewoeld. Om te voorkomen dat exemplaren van de rugstreeppad alsnog de af te werken groeve bereiken wordt een amfibieënscherm geplaatst. Voor de ingreep, waarop de aanvraag betrekking heeft, bestaat geen andere bevredigende oplossing Belang Op het aanvraagformulier is aangegeven dat de ontheffing is aangevraagd op basis van de volgende belangen: Volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang Op termijn wordt aan het terrein een nieuwe (openbare) bestemming gegeven. De afwerking van het westelijk deel van de groeve vloeit dan ook (juridisch) voort uit de ontgrondingsvergunning en dient een ruimtelijk belang. De groeve is in de huidige toestand een open wond in het landschap, met steile en

12 instabiele wanden waar de veiligheid niet kan worden gegarandeerd indien het terrein publiekelijk toegankelijk zou worden. Door de beschermde natuurwaarden, de rugstreeppadden, met zorg te verplaatsen naar een nieuw te creëren biotoop, blijven deze behouden. Bovendien ontstaat met de ingreep een betere verbinding met de leefmilieus van de rugstreeppad op de Teverener Heide, Brunssumerheide en in de Groeve Hendrik. Door de groeve af te werken kan de locatie derhalve een nieuwe maatschappelijke functie vervullen zonder dat natuurwaarden verloren gaan. Deze dwingende redenen van groot openbaar belang met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten, die in paragraaf 3.2 (Habitatrichtlijnsoorten) worden genoemd, wegen in dit geval zwaarder dan het belang dat (al dan niet) zou zijn gediend met het ongemoeid laten van het terrein en de aanwezige exemplaren van de rugstreeppad. Om het vangen of het onder zich hebben van dieren in kleine hoeveelheden op selectieve wijze en onder strikt gecontroleerde omstandigheden en binnen bepaalde grenzen toe te staan De verboden met betrekking tot het vangen en het onder zich hebben van de rugstreeppad worden overtreden met het doel effecten op de soort te voorkomen/mitigeren. Door deze (verboden) handelingen uit te voeren wordt immers voorkomen dat exemplaren worden gedood als gevolg van de (vul)werkzaamheden aan de groeve. Met het vangen en het verplaatsen naar het vervangend leefgebied van aanwezige rugstreeppadden wordt mede beoogd om beter aan te sluiten bij voor de soort wenselijke omgevingsfactoren. Ook dit belang dat in paragraaf 3.2 (Habitatrichtlijnsoorten) wordt genoemd, weegt in dit geval zwaarder dan het belang dat (al dan niet) is gediend met het ongemoeid laten van het terrein en de aanwezige exemplaren van de rugstreeppad. Concluderend kan worden gesteld dat de handelingen, waarop de aanvraag betrekking heeft, nodig worden geacht op grond van een of meer belangen, genoemd in artikel 3.8, vijfde lid, Wnb Staat van instandhouding De Nederlandse populatie van de rugstreeppad is in de twintigste eeuw achteruitgegaan en heeft een ongunstige staat van instandhouding. Sinds 1990 is (verdere) achteruitgang echter mede als gevolg van beschermingsmaatregelen gestopt (Compendium voor de leefomgeving, 2016). De ongunstige populatietrend onderstreept het belang van de in het project betrokken maatregelen, die zoals boven beschreven, mede worden uitgevoerd om de aanwezige populatie te behouden en uitwisseling van deelpopulaties mogelijk te maken. Met de handelingen, waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt dan ook geen afbreuk gedaan aan het streven de populatie van de rugstreeppad in het natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. Deze ontheffing is met betrekking tot het periodiek onderhoud aan de vervangende poel en het vervangend landhabitat van de rugstreeppad geldig tot ten minste 1 januari 2024, de datum waarop de groeve moet zijn ingericht conform het goedgekeurde eindplan zoals opgenomen in de vigerende ontgrondingsvergunning en het bijbehorende dwangsombesluit. Dit houdt in dat ten minste gedurende deze periode, conform het betreffende specifieke voorschrift 10. periodiek onderhoud aan de vervangende poel en het vervangend landhabitat wordt verricht volgens de eisen als beschreven in paragraaf van het onder voorschrift 6. genoemde activiteitenplan. Na afwerking van de groeve dient bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied opnieuw een afweging plaats te vinden hoe om te gaan met de aanwezige populatie van de rugstreeppad en het beheer van het aanwezige leefgebied,

13 gebaseerd op de actuele verspreiding en staat van instandhouding van de soort. Op deze wijze kan ook voor de langere termijn worden gegarandeerd dat geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de populatie van de rugstreeppad in het natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. 4.4 Zorgplicht Onverminderd de vrijstellingen, gedragscodes en ontheffingen dient altijd de wettelijke zorgplicht als bedoeld in artikel 1.11 Wnb voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving in acht te worden genomen. Dat houdt in dat eenieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. 4.5 Conclusie Habitatrichtlijnsoorten - artikel 3.5, vierde lid, Wnb Het toetsingskader dat betrekking heeft op het beschermen van Habitatrichtlijnsoorten biedt ten aanzien van de rugstreeppad voldoende gronden voor ontheffingverlening van de verbodsbepaling als opgenomen in artikel 3.5, eerste, tweede en vierde lid, Wnb en artikel 3.6, tweede lid, Wnb Ten overvloede Omdat de afwerking van de groeve tot 6 jaar kan duren, is niet op voorhand uitgesloten dat beschermde soorten de groeve bereiken die in de huidige situatie nog niet aanwezig zijn. Om uit te kunnen sluiten dat verbodsbepalingen ten aanzien van andere beschermde soorten amfibieën en reptielen dan de Rugstreeppad worden overtreden wordt de groeve jaarlijks gemonitord op aanwezigheid van beschermde amfibieën en reptielen, conform de werkwijze zoals beschreven in paragraaf 3.3 van het onder voorschrift 6. genoemde activiteitenplan. Uit de monitoring kan blijken dat andere beschermde soorten voorkomen in het projectgebied. Tevens is het mogelijk dat in het projectgebied andere, dan uit onderzoeken gebleken, beschermde soorten voorkomen. In dat geval is mogelijk toch sprake van een overtreding van een of meer verbodsbepalingen van paragraaf 3.1, paragraaf 3.2 Wnb en/of paragraaf 3.3 Wnb. Daarnaast ontslaat deze ontheffing initiatiefnemer niet van de verplichting om voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving (artikel 1.11 van de Wnb).