Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Transcriptie

1 Besluit /gvda. Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE NV INEOS MANUFACTURING BELGIUM MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN 2A, EN OVER DE MELDING VAN INRICHTINGEN VAN DE DERDE KLASSE. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 6 juni 2008 ingediend door de nv INEOS Manufacturing Belgium, gevestigd Scheldelaan 482 te 2040 Antwerpen 4, strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een chemisch bedrijf, gelegen te 2440 Geel, Amocolaan 2A, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 3-K-821n, 3-K-821t, 3-K-821v, 3-K-1203d, 3-K-1203e, 5-N-62l, te veranderen door wijziging en uitbreiding als volgt : het buiten gebruik stellen van de productie van polyolefinen (polypropyleen en ethyleenpropyleencopolymeer) via het suspensieproces (vergunde PP1-eenheid) en in gebruik nemen van een bijkomende gasfase polymerisatie-eenheid (PP2X-eenheid) voor de productie van polyolefinen (polypropyleen en ethyleen-propyleencopolymeer), waarbij de totale vergunde nominale productiecapaciteit van ton/jaar niet wordt gewijzigd ( a ); Door de vervanging van de PP1-eenheid door de PP2X-eenheid wordt de vergunning van de PP1- eenheid (thans PP2X-eenheid) als volgt veranderd: vervangen van een koelinstallatie van 106 kw door een koelinstallatie van 212 kw ( ); verwijderen van 4 compressoren van respectievelijk 75 kw, 630 kw, 250 kw en 3 kw en het uitbreiden met 8 compressoren van respectievelijk 125 kw, 2 x 225 kw, 3 x 355 kw, 800 kw en kw ( ); verwijderen van diverse recipiënten voor de opslag van gassen en uitbreiden met een houder voor l menggas, waardoor de opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten vermindert met 200 l (16.7.3); verminderen van de aanwezigheid van Seveso-gevaarlijke stoffen met 3.997,275 ton door: - verwijderen van de aanwezigheid/opslag van propeen, methanol en SPCD katalysator en hexaan, - verplaatsen van de opslag van silaan naar de PP2-eenheid en uitbreiden met de aanwezigheid van 101,962 ton propeen (17.2.2); Koningin Elisabethlei Antwerpen 1 T F

2 2 / 41 verminderen van de opslag aan schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen met kg deels door verwijdering en deels door verplaatsing naar OSBL-eenheid ( ); verminderen van de geïnstalleerde drijfkracht voor de productie van polyolefinen, zoals ondermeer polypropyleen met kw ( c); vervangen van 9 warmtewisselaars met een gezamenlijke waterinhoud van l door 4 warmtewisselaars met een gezamenlijke waterinhoud van l (39.2.2); en worden volgende niet ingedeelde veranderingen gemeld: verwijderen van de opslag van l P1-producten, waardoor rubriek vervalt; verwijderen van de opslag van 421 l P3-producten, waardoor rubriek b vervalt; verplaatsen van de opslag van kg thermisch olie naar de PP2-eenheid waardoor rubriek vervalt; veranderen van de PP2-eenheid door: verminderen van de opslag van gassen met l door verwijdering van de opslag van LPG in flessen voor heftrucks (16.7.3); uitbreiden van de aanwezigheid van Seveso-gevaarlijke stoffen met 41,665 ton door uitbreiding van de aanwezigheid van triethylaluminium (TEA), propeen en trigonox en door herrubricering (trigonox, silaan DIP, thermische olie, TEA) en door verplaatsing van de opslag van silaan DIB van PP1 naar PP2 (17.2.2); uitbreiden met de opslag van kg giftige stoffen door herrubriceren van de opslag van kg GPCD-katalysator ( voorheen ); verminderen van de opslag van schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen met kg door herrubricering (GPCD katalysator, trigonox, silaan DIP, TEA) en verplaatsing van de koelwatercorrosie inhibitor naar de eenheid OSBL en uitbreiding met de opslag van kg dynasylan PTEO ( ook ingedeeld onder rubriek ); uitbreiden met de opslag van l P3-vloeistoffen (6.000 l dynasylan PTEO + indelen van GPCD-katalysator volgens vlampunt) ( ); verminderen van het geïnstalleerd vermogen voor de productie van polyolefinen (polypropyleen en ethyleen-propyleencopolymeer) met kw ( c); verminderen van de waterinhoud van de warmtewisselaars met 700 l door plaatsing van 2 warmtewisselaars met een waterinhoud van elk 250 l in plaats van elk 600 l (39.2.2); en worden volgende niet ingedeelde verandering gemeld : herrubriceren van de opslag van TEA naar rubriek , waardoor rubriek a vervalt; herrubriceren van de opslag van silaan DIP naar rubriek , waardoor rubriek vervalt; herrubriceren van de opslag van thermische olie naar rubriek , waardoor rubriek vervalt; volgende klasse 3-inrichting wordt gemeld voor de eenheid labo : een labo voor kwaliteitsonderzoek van grondstoffen en eindproducten (24.4); veranderen van de OSLB-eenheid door : verwijdering van de opslag van ton propeen in 4 sferen van elk ton en uitbreiding met de aanwezigheid van in totaal 10 ton propeen en etheen in pijpleidingen (17.2.2); uitbreiden van de opslag van schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen met kg door bijkomende opslag en door verplaatsing vanuit de eenheid PP1 en PP2 ( ); veranderen van de SWH/shop-eenheid door: uitbreiden van de opslag van gassen met l (16.7.3); veranderen door uitbreiding met een contractordorp omvattende: 10 parkeerplaatsen voor voertuigen (15.1.2); een airconditioninginstallatie met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 20 kw ( ); diverse compressoren met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 200 kw ( ); de opslag van 960 l gassen (16.7.3); en worden volgende klasse 3-inrichtingen gemeld :

3 3 / 41 de opslag van l diverse oliën ( ); de opslag van 200 kg gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen (17.4.); diverse toestellen voor het mechanisch behandelen van metalen met een totale drijfkracht van 100 kw ( a); een spoelbad van 200 l voor het ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal ( a.1); Vlaremrubricering volgens aanvrager: a c a a Zodat de inrichting voortaan omvat : PP2X-eenheid: de productie van polyolefinen (polypropyleen en ethyleen-propyleencopolymeer) via gasfase polymerisatie met een nominale capaciteit van ton/jaar ( a ); een noodgenerator van 100 kw ( a); 11 transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 1 x kva, 8 x kva en 2 x kva (totaal kva) (12.2.2); 3 vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen (Ah) met de klemspanning (V) VAh bedraagt (1.512 VAh, VAh en VAh) (12.3.1); 2 vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van 8,4 kw (7,2 kw en 1,2 kw) (12.3.2); een parking voor 1 voertuig (vorklift) (15.1.2); 8 airconditioninginstallaties met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 63 kw en een koelinstallatie van 212 kw (totaal : 275 kw) ( ); 9 compressoren met een totale geïnstalleerde drijfkracht van kw (75kW, 125 kw, 2 x 225 kw, 3 x 355 kw, 800 kw en kw) ( ); de opslag van l menggas (zuurstof/stikstof) (16.7.3); VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, gevoegd bij titel I van het Vlarem vermelde hoeveelheid aanwezig zijn (17.2.2): licht ontvlambare stoffen uit deel 2 van bijlage 6: de aanwezigheid van 101,962 ton propeen de opslag van in totaal kg irriterende stoffen ( ); de opslag van in totaal l diverse oliën ( ); de productie van polyolefinen (zoals ondermeer polypropyleen) met een geïnstalleerde totale drijfkracht van maximum kw ( c); de opslag van ton polypropyleen, waarvan ton in pelletsilo s en 320 ton in poedersilo s ( a); een spoelbad van 100 l voor het ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal ( a.1); een dieselmotor voor aandrijving van de noodgenerator met een nominaal vermogen van 100 kw ( a); 4 warmtewisselaars met een gezamenlijke waterinhoud van l ( l, 689 l, 265 l, 490 l) (39.2.2); PP2-eenheid, inclusief verpakkingsafdeling (KTN): de productie van polyolefinen (polypropyleen en ethyleen-propyleencopolymeer) via gasfase polymerisatie met een nominale capaciteit van ton/jaar ( a ); een noodgenerator van 300 kw ( a); 7 transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 4 x kva, kva, en kva (totaal kva) (12.2.2); 7 vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen (Ah) met de klemspanning (V) VAh bedraagt ( VAh, 5 x 288 VAh en VAh) (12.3.1);

4 4 / 41 3 vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een totaal geïnstalleerd vermogen van 115 kw (100 kw en 2 x 7,5 kw) (12.3.2); 5 parkeerplaatsen voor vrachtwagens en 4 voor vorkliften (15.1.2); 2 luchtcompressoren van elk 35 kw en 3 airconditioninginstallaties van in totaal 136,65 kw (2,65 kw en 2 x 67 kw) (totale geïnstalleerde drijfkracht 206,65 kw) ( ); 17 compressoren met een totale geïnstalleerde drijfkracht van kw (7 x 220 kw, 300 kw, 600 kw, 3 x 110 kw, 2 x 255 kw, 1 x 290 kw, 2 x 185 kw) ( ); een LPG-vulstation voor vorkliften (16.4.1); diverse opslagplaatsen voor gassen met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van l (16.7.3); een houder voor propaan met een waterinhoudsvermogen van l (16.8.2); VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, gevoegd bij titel I van het Vlarem vermelde hoeveelheid aanwezig zijn ( ): zeer licht ontvlambare vloeibare gassen uit de eerste tabel van deel 1 van bijlage 6: 81,405 ton (78,905 ton propeen in proces en 2,5 ton vloeibaar propaan in opslag); de opslag van 11 ton silaan DIB (R51/R53 cat. 9ii); de opslag van 2 ton thermische olie (R50 cat. 9i); de opslag van 7 ton silaan DIP (cat. 6); de opslag van 11 ton Trigonox (oxiderend cat. 3); de opslag van 14 ton triethylaluminium (cat. 7a 10i); de opslag van kg GPCD-katalysator ( ook ingedeeld onder rubriek ); de opslag van in totaal kg irriterende stoffen (Dynasylan PTEO) ( ook ingedeeld onder rubriek ); de opslag van l Dynasylan PTEO en l GPCD-katalysator ( ); de opslag van l minerale olie ( ); de opslag van 130 kg verf, inkt en oplosmiddelen in kleine verpakkingen in het technisch lokaal KTN (17.4); de fabricage van polyolefinen (zoals ondermeer polypropyleen) met een geïnstalleerde totale drijfkracht van maximum kw ( c); verpakkingsmachines en transport van verpakte goederen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 187,5 kw (23.2.3); de opslag van ton polypropyleen ( a); een dieselmotor voor aandrijving van de noodgenerator met een nominaal vermogen van 300 kw ( a); 2 warmtewisselaars met een waterinhoud van elk 250 l (totaal 500 l) (39.2.2); 3 stookinstallaties met een totaal warmtevermogen van 747 kw (40 kw, 645 kw en 62 kw) ( a); PWH: 5 parkeerplaatsen voor voertuigen (15.1.2); een airconditioninginstallatie met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 9 kw ( ); de opslag van kg additieven voor polypropyleen ( ); de opslag van 90 kg gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen (17.4.); de opslag van 95 ton houten paletten ( a); verpakkingsmachines en transport van verpakte goederen met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 124 kw (23.2.3); de opslag van ton polypropyleen ( a); Labo: 2 airconditioninginstallaties (15 kw en 2,27 kw) en 1 koelinstallatie (8,7 kw) (totale geïnstalleerde drijfkracht 25,97 kw) ( ); de opslag van 200 kg chemicaliën in kleine verpakkingen (17.4);

5 5 / 41 de opslag van 3 ton engineering polymers retainstalen en van 3 ton polypropyleen retain- en teststalen (totaal 6 ton) ( a); een labo voor kwaliteitsonderzoek van grondstoffen en eindproducten (24.4); een fluidized bed installatie in het labo voor het reinigen van met polymeer gecontamineerde metalen voorwerpen met een geïnstalleerde drijfkracht van 7,5 kw ( ); OSBL: een airconditioninginstallatie met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 7,9 kw ( ); VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, gevoegd bij titel I van het Vlarem vermelde hoeveelheid aanwezig zijn (17.2.2): zeer licht ontvlambare vloeibare gassen uit de eerste tabel van deel 1 van bijlage 6: de aanwezigheid van in totaal 10 ton propeen en etheen in pijpleidingen de opslag van 15 ton koelwatercorrosieinhibitor (R50 cat. 9i) de opslag van kg schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen ( ); SWH/shop (voorheen SWH/PP): 4 parkeerplaatsen voor voertuigen (15.1.2); een airconditioninginstallatie met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 7,5 kw ( ); de opslag van l gassen (16.7.3); de opslag van 800 l safety-degreaser ( ); de opslag van l diverse oliën ( ); de opslag van 390 kg gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen (17.4.); diverse toestellen voor het mechanisch behandelen van metalen met een totale drijfkracht van 100 kw ( a); een straalcabine (zonder eigen vermogen) ( ); een spoelbad van 200 l voor het ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal ( a.1); een stookinstallatie van 225 kw ( a); Contractordorp: 10 parkeerplaatsen voor voertuigen (15.1.2); een airconditioninginstallatie met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 20 kw ( ); diverse compressoren met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 200 kw ( ); de opslag van 960 l gassen (16.7.3); de opslag van l diverse oliën ( ); de opslag van 200 kg gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen (17.4.); diverse toestellen voor het mechanisch behandelen van metalen met een totale drijfkracht van 100 kw ( a); een spoelbad van 200 l voor het ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal ( a.1); De volledige inrichting van N.V. Ineos Manufacturing Belgium omvat het volgende: rubriek totaal Ineos Manufacturing Belgium ton/jaar a ton/jaar a 400 kw transfo s VAh ,4 kw voertuigen ,02 kw kw

6 6 / 41 rubriek totaal Ineos Manufacturing Belgium vulstation l l ,367 ton kg kg l l l kg l a 95 ton ton/jaar c kw ,5 kw a ton labo a 200 kw ,5 kw a l a 400 kw l a 972 Vlaremrubricering volgens aanvrager : a a a c a a a a a Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: Besluit nr. 2/MV/MLAV1/ van 16 mei 2002 van de bestendige deputatie houdende gedeeltelijk verlenen aan de nv BP Chembel, gevestigd Amocolaan 2 te 2440 Geel, van de vergunning om een chemisch bedrijf, gelegen te 2440 Geel, Amocolaan 2, verder in bedrijf te houden en te veranderen door uitbreiding, voor een termijn verstrijkend op 16 mei 2022; Besluit nr. AMV/ /1022 van 24 november 2002 van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw houdende uitspraak over het beroep aangetekend tegen de beslissing nr. MLAV1/ houdende aanpassing van de vergunningsvoorwaarden i.v.m. atmosferische emissies en geluid; Besluit nr. MLVER/03-6 van 13 maart 2003 van de bestendige deputatie houdende akteneming van de melding van de nv BP Chembel d.d. 14 januari 2003 ingediend, inzake de verandering door uitbreiding van de eenheden OSBL en PTA2, voor een termijn verstrijkend op 16 mei 2022; Besluit nr. MLVER/03-69 van 24 juli 2003 van de bestendige deputatie houdende akteneming van de melding van de nv BP Chembel d.d. 14 januari 2003 ingediend, inzake de verandering door uitbreiding van de PX-eenheid, voor een termijn verstrijkend op 16 mei 2022; Besluit nr. MLVER/03-85 van 14 augustus 2003 van de bestendige deputatie houdende akteneming van de melding van de nv BP Chembel d.d. 14 januari 2003 ingediend, inzake de verandering door uitbreiding van de PP2-eenheid, voor een termijn verstrijkend op 16 mei 2022;

7 7 / 41 Besluit nr. MLAV1/ van 20 januari 2005 van de bestendige deputatie houdende vergunning tot uitbreiding en wijziging voor een termijn verstrijkend op 6 mei 2022; Besluit nr. MLVER/ van 3 februari 2005 van de bestendige deputatie houdende akteneming van de melding van de uitbreiding met een cobaltherwinningseenheid voor een termijn verstrijkend op 16 mei 2022; Ontvangstmelding nr. MLOV/ dd. 22 februari 2005 van de gedeeltelijke overname door nv O & D Belgium (intussen gewijzigd in nv Innovene Manufacturing Belgium); Besluit nr. AMV/ /1033 dd. 23 maart 2005 van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur houdende wijziging van bijzondere voorwaarden, opgelegd in besluit MLAV1/ dd. 16 mei 2002 en gewijzigd door de minister op 24 november 2002; Besluit dd. 30 juni 2005 met kenmerk MLVER/ van de bestendige deputatie houdende akteneming van de opsplitsing van de vergunningen verleend aan de nv BP Chembel tussen nv Innovene Manufacturing Belgium en nv BP Chembel, voor een termijn verstrijkend op 16 mei 2022; Besluit nr. AMV/ /1000 dd. 28 februari 2006 van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, houdende inwilliging van een verzoek tot afwijking van artikel van Vlarem II (is niet meer nodig, rubriek 33 is niet meer van toepassing); Besluit nr. MLVER/ dd. 27 april 2007 van de deputatie houdende vergunning aan de nv Innovene Manufacturing Belgium tot wijziging voor een termijn verstrijkend op 16 mei 2022; Besluit nr. MLVER/06-3 dd. 24 mei 2006 van de deputatie houdende vergunning aan de nv Innovene Manufacturing Belgium tot wijziging en uit breiding voor een termijn verstrijkend op 16 mei 2022; Ontvangstmelding nr. MLOV/07-27 dd. 19 februari 2007 van de naamswijziging van nv Innovene Manfacturing Belgium in nv Ineos Manfacturing Belgium; Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 6 juni 2008; op het feit dat op datum van 16 juni 2008 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het verslag van de informatievergadering dd. 2 juli 2008 zoals bedoeld in artikel 18 van het Vlarem; op volgende elementen uit dit verslag: 1. De informatievergadering wordt geopend en ingeleid door Jos Sannen, schepen ruimtelijke ordening, milieu en natuur. Er wordt in het kort aangehaald waar de aanvraag over handelt en wat de te volgen procedure is. 2. Veerle Gonnissen, Site manager bij Ineos overloopt de agenda van de hoorzitting, geeft een overzicht van het geplande project en stelt Ineos voor: lokatie, geschiedenis, producten. 3. Aanwezige sprekers en deskundigen zijn Steven Eersels (Sertius-Mer), Frank Maesen (Sertius- OVR), Tom Schyvens (Vinçotte - geluidsstudie). 4. Steven Eersels geeft een beschrijving van het onderwerp van de aanvraag, inleiding wat een Mer is en waarom het moet worden opgesteld. Er wordt een kort overzicht gegeven van het effect van het geplande project op het milieu. Hierbij wordt naar bijkomende emissies, immissies, lozingen in water, lucht, bodem gekeken. Tom Schyvens geeft een korte beschrijving van de geluidsstudie die de invloed van het project op de totale geluidsbijdrage van Ineos naar de omgeving toe bestudeert. Ook de gezamelijke geluidsbijdrage van Ineos en BP wordt bekeken. Eindconclusie is dat de bijkomende geluidsbelasting te verwaarlozen is. Frank Maesen geeft de kort de inhoud van het OVR, wat het is, waarom en wanneer het wordt opgesteld. Het rapport over Ineos en het resultaat ervan wordt kort besproken.

8 8 / Na deze inleiding is er een vragenronde voor het publiek. Volgende vragen werden gesteld en door Jos Sannen, de deskundigen en vertegenwoordigers van BP beantwoord: a) In het project wordt de freonkoeling verwijderd, wordt dit vervangen door een ander systeem? Het systeem van freonkoeling wordt niet meer gebruikt. Wel wordt de aanwezige koeltoren nog gebruikt in het proces. b) Wordt er meer of minder stoom geproduceerd in de toekomst. Het is niet Ineos die de stoom produceert, deze is afkomstig van BP. Het is wel zo dat Ineos de stoom van BP gebruikt. Door het geplande project zal er in de toekomst minder stoom door Ineos van BP worden afgenomen. c) Is het toeval dat de hoorzittingen in het verlof gebeuren? Jos Sannen geeft aan dat de data van hoorzitting horende bij het openbaar onderzoek niet door de stad bepaald wordt. Deze data zijn afhankelijk van wanneer het dossier voor milieuvergunningsaanvraag aan het stadsbestuur wordt bezorgd. Door de stad werd al het mogelijke gedaan de hoorzitting zo snel als mogelijk te organiseren, voor de vakantieperiode. Door Ineos wordt verklaard waarom het dossier later dan gepland door de provincie volledig en ontvankelijk werd verklaard. d) Het is niet duidelijk dat Ineos vroeger BP was voor de burgers. Als zij hier wel van op de hoogte zouden zijn zou er meer volk aanwezig zijn op de hoorzitting. Jos Sannen weerlegt dit. Bij de georganiseerde hoorzittingen voor BP, georganiseerd buiten de vakantieperiode was er eveneens een lage opkomst van omwonenden. e) Wanneer gaat de stad een grens zetten op de geluidsbelasting veroorzaakt door Ineos en BP? Er werd door Milieu-inspectie eenmalig een bezoek gebracht, maar hier werd voor de rest geen gevolg meer aan gegeven. Kan de stad niets doen zoals geen vergunning geven? De vergunning wordt door de deputatie verleend, de stad heeft enkel een adviserende functie. Vanuit de stad wordt opdracht gegeven aan BP verder te werken rond geluid, dit onder andere aan de hand van voorwaarden opgenomen in de milieuvergunning. Toezicht op het bedrijf is een bevoegdheid van Milieu-inspectie. Door Ineos wordt nog aangehaald dat er continu rond geluid gewerkt wordt en hier investeringen naar gebeuren. f) Jos Sannen rond de hoorzitting af, door te verwijzen naar het openbaar onderzoek dat nog tot 25 juli ter inzage ligt op het stadhuis en de mogelijkheid bezwaren in te dienen; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek dd. 25 juli 2008 van de stad Geel waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek dd. 28 juli 2008 van de gemeente Laakdal waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstig advies dd. 4 augustus 2008 van het college van burgemeester en schepenen van Geel (kenmerk 2008/V1/00740/NV) gezien de voorwaardelijk gunstige adviezen van de Dienst Bouw en milieu en van de brandweer; op volgende elementen uit het advies van de Dienst Bouw en Milieu: 1. Door Ineos Manufacturing Belgium wordt een milieuvergunningsaanvraag ingediend voor de uitbreiding en wijziging van productie-installaties. De uitbreiding omvat het buiten gebruik stellen van de productie van polyolefinen (polypropyleen en ethyleen-propyleencopolymeer) via het suspensieproces (vergunde PP1-eenheid) en in gebruik nemen van een bijkomende gasfase polymerisatie-eenheid (PP2X-eenheid) voor de productie van polyolefinen (polypropyleen en ethyleen-propyleencopolymeer), waarbij de totale vergunde nominale productiecapaciteit van ton/jaar niet wordt gewijzigd.

9 9 / Voor deze milieuvergunningsaanvraag werd een MER opgemaakt, dat samen met het aanvraagdossier in openbaar onderzoek lag van 26/06/2008 t.e.m. 25/07/2008. Tijdens het openbaar onderzoek werden er geen bezwaren ingediend. Tijdens de periode van het openbaar onderzoek werd er op 02/07/2008 tevens een informatievergadering georganiseerd in het ontmoetingscentrum te Winkelomheide. 3. Het MER doet volgende uitspraken met betrekking tot de effecten van de geplande capaciteitsuitbreiding op het leefmilieu: a) Bodem en grondwater: Tijdens de constructiefase worden er geen negatieve effecten verwacht. Er wordt slechts een beperkte hoeveelheid grond afgegraven. In de voorgaande onderzoeken werden ter hoogte van de geplande locatie geen bodem- en/of grondwaterverontreiniging vastgesteld. Er verdwijnen diverse risicoactiviteiten, maar er komen andere bij. Tijdens de exploitatiefase worden de nodige bodembeschermende maatregelen genomen. b) Oppervlaktewater: Het afvalwater van Ineos wordt samen met het afvalwater van nv BP Chembel behandeld en geloosd. Het aandeel van afvalwater afkomstig van Ineos in de totale afvalwaterstroom is minimaal. Daarbij komt dat er in de geplande situatie geen proceswater meer door Ineos wordt geloosd. De impact van de door Ineos geloosde waterstromen op de kwaliteit van de Grote Nete zal quasi nihil zijn. c) Lucht: Tijdens de aanlegfase geeft de emissiebijdrage door de beperkte toename in transporten geen aantoonbare impact. Tijdens de exploitatiefase treden er diverse emissies op waardoor een bijdrage aan de lokale luchtkwaliteit te verwachten is. Gezien de lokale toekomstige emissies zowel lager zijn dan diegene berekend voor 2006, maar ook lager dan de emissies bij de referentiesituatie, wordt een daling van de impact op de luchtkwaliteit verwacht. Betreffende transportemissies wordt er tijdens de exploitatiefase t.o.v. de referentiesituatie geen gewijzigde impact verwacht. d) Geluid: Uit de berekening van de gezamenlijke geluidsimpact van PP1 en PP2 na uitbreiding, blijkt dat afhankelijk van het referentiepunt de geluidsimpact zal dalen met 0 tot 2,5 db(a). Uit de berekening van de geluidsimpact van de integrale BP-Ineos-site blijkt dat de aanpassingen op de PP-eenheden een gunstige invloed zou hebben op het totale specifiek geluid van de volledige BP-Ineos site. Er wordt namelijk een daling van dit specifiek geluid berekend van 0 tot 0,8 db(a), afhankelijk van het referentiepunt. De berekende geluidsimpact van de PP-eenheden in de geplande situatie voldoet op alle referentiepunten aan de limietwaarden van Vlarem II. e) Fauna en flora: Uit het MER blijkt dat zich geen betekenisvolle aantasting van het habitatrichtlijngebied Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, langdonken en Goor voordoet en dat het geplande project evenmin aanleiding kan geven tot een betekenisvolle aantasting. f) Mens: Uit het MER blijkt dat de impact van de uitbreiding van de PP-eenheden niet significant is op de gezondheid van de mens; Gelet op het voorlopig gunstig advies dd. 13 augustus 2008 van de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), bevoegd voor Milieuvergunningen (AMV) (kenmerk AMV/A/08/4071); op volgende elementen uit het gunstige advies dd. 8 september 2008: 1. De milieuvergunningsaanvraag van de nv Ineos Manufacturing Belgium nv (verder Ineos genoemd), betreft de verandering door uitbreiding en wijziging van een chemisch bedrijf voor de productie van polypropeen gelegen aan de Amocolaan 2A te Geel. 2. De vestiging van Ineos is gelegen aan de Amocolaan in het bedrijventerrein Geel Oost dat zich tussen het Albertkanaal en de autosnelweg E313 bevindt. De meest nabije woonkern is deze van de Eindhout, die gesitueerd is op 150 m ten zuidwesten van Ineos aan de overzijde van de autosnelweg E313. Andere woonkernen in de omgeving zijn deze van Winkelomheide, Stelen en Oosterlo. 3. Ten noordwesten en zuidwesten van Ineos situeren zich waardevolle natuurgebieden (VENgebieden en speciale beschermingszones zoals habitatrichtlijngebieden) die deel uitmaken van

10 10 / 41 de vallei van de Grote Gete. De minimale afstand van de productie-eenheden en aanhorigheden tot de betreffende natuurgebieden bedraagt 200 m in westelijke richting. 4. De activiteiten van Ineos te Geel omvatten de productie van polypropeen. Ineos heeft de polypropeenproductie van BP Chembel NV overgenomen. De inrichting van BP Chembel nv werd bij deputatiebesluit nr. MLAV1/ van 16 mei 2002 vergund voor een termijn verstrijkend op 16 mei Bij deputatiebesluit nr. MLVER/ van 30 juni 2005 werd akte genomen van de mededeling van de nv BP Chembel en de nv Innovene Manufacturing Belgium inzake de verandering van de vergunde inrichting op naam van BP Chembel door opsplitsing van de vergunning in twee aparte vergunningen, één op naam van nv Innovene Manufacturing Belgium en één op naam van nv BP Chembel. Door de opsplitsing beschikt Ineos over een vergunning tot 16 mei Ingevolge de gedeeltelijke overname is Ineos vergund voor de productie van ton polypropeen per jaar. De reële productie bedraagt thans ca ton/jaar. 5. De productieactiviteiten zijn verdeeld over 2 productie-eenheden, nl. PP1 en PP2 die onderling verschillen door de toegepaste technologie voor de polymerisatie van propeen tot polypropeen: a) PP1 maakt gebruik van het suspensieproces, waarbij het gevormde kristallijne polypropeen bij de polymerisatie zwevende wordt gehouden in een organisch oplosmiddel (hexaan). PP1 heeft een vergunde capaciteit van ton/jaar; b) PP2 maakt gebruik van het gasfaseproces, waarbij het gevormde kristallijne polypropeen bij de polymerisatie in de gasfase gedispergeerd wordt. PP2 heeft een vergunde capaciteit van ton/jaar. 6. Het suspensieproces werd sinds juni 2007 buiten dienst gesteld en het is de bedoeling voor de productie van polypropeen integraal over te schakelen op het gasfaseproces. Het gasfaseproces is uitgebreid beschreven in hoofdstuk III van het MER. Reden van deze productieproceswijziging is dat het gasfaseproces belangrijke kwaliteits- en milieutechnische voordelen biedt t.o.v. het (oudere) suspensieproces. Het suspensieproces vereist in tegenstelling tot het gasfaseproces het gebruik van ontvlambare organische oplosmiddelen (hexaan en methanol) waarvan de op- en overslag een intrinsiek risico vormt voor bodemverontreiniging en tevens aanleiding geeft tot niet geleide emissies. Het energieverbruik (stoomverbruik) van het suspensieproces is zeer hoog. De integrale omschakeling naar het gasfaseproces leidt tot een netto afname van het primaire energieverbruik per ton eindproduct van 1,5 GJ. Het suspensieproces genereert een organisch belaste afvalwaterstroom. Het gasfaseproces geeft geen aanleiding tot de vorming van procesafvalwater. Het suspensieproces geeft aanleiding tot de vorming van atactisch polypropeen dat enkel geschikt is voor aanwending in minder hoogwaardige toepassingen. Het gasfaseproces, in tegenstelling tot het suspensieproces, laat toe om hoog kwalitatieve (co)polymeren te maken die over zeer specifieke eigenschappen beschikken en aldus een hoge toegevoegde waarde hebben. Ten gevolge van het project zijn diverse installaties van de productie-eenheid PP1 al buiten dienst gesteld en is gestart met de afbraak van de installaties. 7. De omschakeling op het gasfaseproces heeft voor de bestaande productie-eenheden in grote lijnen de volgende consequenties: a) PP1: de opslag van oplosmiddelen en de bijhorende zuivering (sectie 100), de aanmaak van katalysator en de polymerisatie (sectie 200) en de polymeerdroging werden buiten gebruik gesteld en gesloopt. De polymeerverwerking, de opslag en verscheping blijven behouden, evenals neveninstallaties zoals de fakkel en de koeltoren. b) PP2: deze installatie blijft ongewijzigd; c) PPX: uitbreiding met een bijkomende eerste polymerisatiereactor, een poederdeactivatie, twee splitterinstallaties voor de recuperatie van grondstoffen na de polymerisatie en een propeenrecovery-unit (PRU) voor de recuperatie van grondstoffen na de poederdeactivatie. In de geplande situatie wordt gesproken over de PP2X (= PP2 expanded). De totale vergunde productiecapaciteit van ton/jaar blijft na realisatie van het project ongewijzigd.

11 11 / Voor wat de PP2-eenheid betreft, is er door het project weliswaar geen verandering aan de installatie zelf, maar zijn er net zoals bij de PP1-eenheid wijzigingen en uitbreidingen die betrekking hebben op de opslag gassen in verplaatsbare recipiënten, de opslag gevaarlijke stoffen, koelinstallaties en compressoren, de geïnstalleerde drijfkracht van de installaties voor de productie van polyolefinen en de warmtewisselaars. 9. Behalve de opslag van gevaarlijke stoffen, die verder in dit verslag apart wordt besproken, houdt de verandering van de PP1-eenheid op niveau van de indelingsrubrieken concreet het volgende in: a) vervangen van een koelinstallatie van 106 KW door een installatie van 212 kw. Samen met de 8 vergunde airco s (63 kw) geeft dit een totale geïnstalleerde drijfkracht van 275 kw. b) vervangen van de 4 bestaande compressoren van samen 958 kw door 8 compressoren van samen kw (125 kw, 2 x 225 kw, 3 x 355 kw, 800 kw en kw). Samen met een vergunde compressor van 75 kw geeft dit een totale geïnstalleerde drijfkracht van kw. c) verminderen van de opslag gassen in verplaatsbare recipiënten van l tot l. d) verminderen van de geïnstalleerde drijfkracht voor de productie van polyolefinen met kw tot kw; e) uitbreiden van het waterinhoudsvermogen van de warmtewisselaars met l door vervanging van 9 warmtewisselaars met een gezamenlijke waterinhoud van l door 4 warmtewisselaars met een gezamenlijke waterinhoud van l. 10. Behalve de opslag van gevaarlijke stoffen, die verder in dit verslag apart wordt besproken, houdt de verandering van de PP2-eenheid op niveau van de indelingsrubrieken concreet het volgende in: a) verminderen van de opslag gassen in verplaatsbare recipiënten door verwijderen van de opslag van l LPG voor de heftrucks tot in totaal l verspreid over diverse opslagplaatsen. b) verminderen van de geïnstalleerde drijfkracht voor de productie van polyolefinen met kw tot kw; c) verminderen van het waterinhoudsvermogen van de warmtewisselaars met 700 l door plaatsing van 2 warmtewisselaars met een waterinhoud van elk 200 l i.p.v. 2 warmtewisselaars met een waterinhoud van elk 600 l. 11. Een andere belangrijke wijziging vindt plaats in de ondersteunende afdeling OSBL en betreft het buiten gebruik stellen van de opslag van ton propeen in 4 sferen van elk ton. Propeen zal in de toekomstige situatie via pijpleidingen worden aangevoerd. De exploitant vraagt om 2 van de 4 sferen in exploitatie te mogen houden tot de in dienst name van de installaties en activiteiten die het voorwerp van de aanvraag uitmaken. Op het moment van het opstarten van de nieuwe installaties zal een aansluiting op de propeenpijpleiding langs de Amocolaan gerealiseerd zijn. In de aanvraag wordt benadrukt dat de nieuwe installaties en de sferen nooit samen in exploitatie zullen zijn. Aangezien de 4 vergunde sferen opgenomen zijn in het OVR dat bij de hervergunning van de site bij de milieuvergunningsaanvraag was gevoegd, en de risico s op dat moment als aanvaardbaar werden geacht, is er geen bezwaar dat 2 van de 4 nog tot 16 mei 2022 vergunde sferen in exploitatie blijven tot de nieuwe installaties in gebruik worden genomen. AMV stelt voor een bijzondere voorwaarde op te leggen dat de nieuwe installaties en de sferen nooit samen in exploitatie zullen zijn. In de afdeling OSBL is er verder nog de uitbreiding van de opslag schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen met kg door bijkomende opslag en verplaatsing vanuit PP1 en PP Verder heeft de aanvraag betrekking op een beperkte verandering van de afdeling labo (uitbreiding met een labo voor kwaliteitsonderzoek van grondstoffen en eindproducten) en de SWH-shop (uitbreiding van de opslag gassen in verplaatsbare recipiënten met l). 13. Ten slotte wordt de vergunning gevraagd voor de installatie van een contractordorp. Het betreft een tijdelijke constructie om de aannemers die betrokken zijn bij de constructie van de nieuwe PP2X-plant te voorzien van infrastructuur zoals parking voor bedrijfsvoertuigen, bureaus en werkplaatsen. Concreet betreft het 10 parkeerplaatsen voor voertuigen, een airco van 20 kw,

12 12 / 41 diverse compressoren van in totaal 200 kw, de opslag van 960 l in verplaatsbare recipiënten, de opslag van l diverse oliën, de opslag van 200 kg gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen, toestellen voor het mechanisch behandelen van metalen met een totale drijfkracht van 100 kw en een spoelbad met een inhoud van 200 l voor het ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal. Voor dit contractordorp wordt een vergunning gevraagd voor 5 jaar. 14. Door het project zal de aanwezigheid van Seveso-stoffen in de inrichting gevoelig verminderen. a) Voor de PP1 eenheid (na het project PP2X) vermindert de aanwezigheid van Seveso-stoffen van 3.997,275 ton tot 101,962 ton als volgt: - verwijderen uit PP1 van vergunde 3.997,275 ton Seveso-stoffen als volgt: verwijderen van de opslag en aanwezigheid van 80 ton propeen in de reactorsectie; verwijderen van de opslag van 540 ton methanol; verwijderen van de opslag en aanwezigheid van ton hexaan; verwijderen van de opslag van 13,5 ton SPDC katalysator; verplaatsen van de opslag van 1,775 ton Silaan DIB naar PP2; - uitbreiden met de aanwezigheid van 101,962 ton propeen ( zeer licht ontvlambare vloeibare gassen uit de eerste tabel van deel 1 van bijlage 6) in PP2X: 78,857 ton in procesvaten; 23,105 ton in de PRU en in de splitters; b) Voor de PP2 eenheid breidt de aanwezigheid van Seveso-stoffen door verplaatsing, herrubriceren en regulariseren met 41,665 ton uit tot 126,405 ton, waarvan: - zeer licht ontvlambare vloeibare gassen uit de eerste tabel van deel 1 van bijlage 6: 78,905 ton propeen in proces; 2,5 ton vloeibaar propaan in opslag; - de opslag van 11 ton silaan DIB (R51/53 cat. 9ii); - de opslag van 2 ton thermische olie (R50 cat. 9i); - de opslag van 7 ton silaan (cat. 6); - de opslag van 11 ton Trigonox (oxiderend cat. 3); - de opslag van 14 ton triethylaluminium (TEA) (cat. 7a 10i); c) In de OSBL-eenheid wordt de vergunde opslag van ton propeen in 4 sferen buiten gebruik gesteld. In de OSBL-eenheid is er in de toekomstige situatie: - de bijkomende aanwezigheid in pijpleidingen van: 5,1 ton propeen ( zeer licht ontvlambare vloeibare gassen uit de eerste tabel van deel 1 van bijlage 6); 4,9 ton etheen ( zeer licht ontvlambare vloeibare gassen en vloeistoffen uit de tabel van deel 2 van bijlage 6); - de vergunde opslag van 15 ton koelwatercorrosieinhibitor (R50 cat. 9i); Voor de OSBL-eenheid is er een dus vermindering van de aanwezigheid van Seveso-stoffen van ton tot 25 ton. Voor de volledige inrichting is er voor wat de aanwezigheid van Seveso-stoffen betreft bijgevolg een vermindering met 9.004,652 ton tot 253,367 ton. Hoewel de aanwezigheid (als opslag + aanwezigheid in proces en in leidingen) van Sevesostoffen in de geplande situatie sterk vermindert, blijft Ineos VR-plichtig. 15. Nv Ineos Manufacturing Belgium heeft een omgevingsveiligheidsrapport laten opmaken dat door de dienst Veiligheidsrapportering op 2 juni 2008 werd goedgekeurd met goedkeuringscode OVR/ 08/11. Ineos is VR-plichtig omwille van de aanwezigheid van oxiderende stoffen en (zeer) licht ontvlambare vloeistoffen en gassen, in hoeveelheden die, via de sommatieregel, een waarde groter dan één opleveren (namelijk 1,17). De betrokken stoffen en categorieën zijn in de onderstaande tabel cursief aangeduid. De tabel geeft de in de inrichting aanwezige hoeveelheden gevaarlijke stoffen weer in de geplande situatie. De vermelde stoffen en hoeveelheden zijn deze die in het OVR in aanmerking zijn genomen. Met naam genoemde stoffen Hoge drempel (ton) Hoeveelheden (ton) Zeer licht ontvlambare vloeibare gassen ,5

13 13 / 41 (incl. LPG) en aardgas Categorie van gevaarlijke stof Hoge drempel (ton) Hoeveelheden (ton) 3. Oxiderend Ontvlambaar a. Licht ontvlambaar Zeer licht ontvlambaar 50 4,9 9i. Gevaarlijk voor het milieu, risicozin R50 9ii. Gevaarlijk voor het milieu, risicozin R51/ Gevaarlijke stof met risicozin R Volgens het OVR hebben de ongevalscenario's die voor het externe risico relevant zijn, alle te maken met zeer licht ontvlambare gassen: a) breuk of lek van de etheen- of propeenleiding op het terrein van Ineos; b) instantane of continue vrijzetting van LPG uit de LPG-houder of de LPG-tankwagen: c) breuk van de losslang van LPG; d) vrijzetting uit een aantal drukvaten (polymerisatiereactor, afscheiders, propeen/propaansplitterkolom); e) vrijzetting uit een aantal warmtewisselaars. 17. De installatie-onderdelen die het meest bijdragen tot het externe mensrisico zijn de afscheiders met de daarmee verbonden warmtewisselaars (condensors), en de propeen/propaansplitterkolom. Bij de risicobepaling is ook gekeken naar de mogelijke invloed van naburige Seveso-installaties en naar de invloed van externe gevarenbronnen. Het dichtstbijgelegen Sevesobedrijf is buurbedrijf BP Chembel. De afstand van de installaties van BP Chembel met de grootste effectafstand tot de installaties van Ineos is evenwel voldoende groot (ca. 700 m) zodat er volgens het OVR geen domino-effecten tussen beide bedrijven te verwachten zijn. De toetsing van de resultaten van de studie inzake de mensrisico s van de geplande situatie aan de in Vlaanderen gehanteerde criteria voor het plaatsgebonden en groepsrisico is opgenomen in onderstaande tabel. Criterium IRC 10-5 /jr IRC 10-6 /jr IRC 10-7 /jr GR op terreinsgrens gebied met woonfunctie gebied met kwetsbare locatie fn-curve Voldoet aan Ja Ja Ja Ja criterium? De IRC 10-6 /jaar reikt ongeveer tot de grens van de inrichting. De IRC 10-7 /jaar reikt tot in het meest nabijgelegen landelijke woongebied, maar omvat geen kwetsbare locatie. In het OVR wordt besloten dat de criteria voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico worden gerespecteerd, en dit zowel in de huidige als in de geplande situatie. Inzake interne noodplanning hebben Ineos en BP Chembel elk hun eigen noodinterventieplan. Deze plannen sluiten zeer nauw bij elkaar aan. Op het vlak van externe noodplanning hebben Ineos en BP Chembel alle scenario s opgelijst die aanleiding kunnen geven tot een zwaar ongeval. Voor elk van de scenario s werden interventiestrategieën uitgewerkt. In haar OVR-verslag besluit de dienst Veiligheidsrapportering dat Ineos voldoende geachte veiligheidsmaatregelen beschreven heeft om zware ongevallen te voorkomen of de gevolgen van gebeurlijke zware ongevallen te beperken. Met betrekking tot de milieurisico s wordt in het OVR besloten dat het milieurisicopotentieel van de inrichting uiterst gering is, aangezien het milieurisicopotentieel gevormd wordt door een beperkt aantal producten die in geringe hoeveelheden aanwezig zijn.

14 14 / Als gevolg van het uitbreiden, verminderen en herrubriceren van gevaarlijke stoffen verandert de opslag van de overige onder de subrubrieken van 17.3 ingedeelde gevaarlijke stoffen als volgt: a) giftige stoffen: verhoogt van 0 tot kg ( ); b) schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen: vermindert van kg tot kg ( ); c) P1-vloeistoffen: vermindert van l tot 0 ( valt weg); d) P2-vloeistoffen: vermindert van l tot 800 l ( ); e) P3-vloeistoffen: verhoogt van l tot l ( ); f) P4-vloeistoffen: verhoogt van l tot l ( ); g) milieugevaarlijke stoffen: vermindert van kg tot kg ( ); Uit het voorgaande blijkt dat er globaal gezien er een beduidende vermindering is van de opslag van gevaarlijke stoffen. 19. De opslag van de gevaarlijke stoffen zal gebeuren conform de bepalingen van Vlarem II. De nodige maatregelen worden getroffen om verontreiniging van bodem en grondwater te voorkomen. 20. De opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten verhoogt van l tot l. De opslag is verspreid over verschillende opslagplaatsen. De afstandsregels van Vlarem II kunnen worden nageleefd. 21. Ineos is MER-plichtig. De MER-plicht vloeit voort uit rubriek 6 a) bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004: Chemische industrie voor de behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën: Chemische installaties, voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer. Door de veranderingen in het proces betreft het tevens een wijziging van een project, waarvoor al een vergunning is afgegeven, dat is of wordt uitgevoerd en dat aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben (rubriek 13 van bijlage II van hetzelfde besluit). In het besluit van 10 december 2004 is voorzien dat voor projecten die opgenomen zijn in bijlage II, er een gemotiveerde aanvraag tot ontheffing van de MER-plicht kan ingediend worden. Ineos heeft afgezien van het indienen van een dergelijk verzoek tot ontheffing en heeft een project-mer laten opmaken. De dienst MER heeft de project-mer PRMER-0274 betreffende de aanpassing van de productie van polypropeen goedgekeurd op 23 mei Het goedgekeurde MER is in bijlage 14 van de aanvraag gevoegd. 22. De conclusies van het MER betreffende de divers milieucompartimenten kunnen als volgt worden kort samengevat: a) Oppervlaktewater: Alle (afval)waterstromen die bij Ineos ontstaan, worden opgevangen in de verschillende interne rioleringscircuits en ofwel rechtstreeks afgevoerd naar de stabilisatievijver van BP Chembel, ofwel afgevoerd naar en behandeld in de zuiveringsinstallatie van BP Chembel en vervolgens geloosd in de stabilisatievijver. Vanuit de stabilisatievijver wordt het gezuiverde afvalwater samen met de stromen die rechtsreeks naar de stabilisatievijver worden afgevoerd, geloosd in de Grote Nete. In de huidige situatie betekent dit dat het procesafvalwater en het sanitair afvalwater worden afgevoerd naar en behandeld in de zuiveringsinstallatie van BP Chembel. De spui van de koeltorens en het hemelwater van de verharde oppervlakken worden via een gescheiden circuit afgevoerd naar de stabilisatievijver. De totale hoeveelheid water (procesafvalwater, sanitair afvalwater, spui van koeltorens en hemelwater) die in de huidige situatie door Ineos geloosd wordt, maakt ca. 8% uit van de totale hoeveelheid water die door BP Chembel geloosd wordt. De bijdrage van de waterstromen geloosd door Ineos tot de totale waterstroom geloosd door BP Chembel NV is bijgevolg (zeer) beperkt. De grootste bijdrage betreft het procesafvalwater van de PP1. In de geplande situatie zal als gevolg van het buiten gebruik stellen van het suspensieproces op PP1 geen procesafvalwater meer worden geproduceerd. De hoeveelheid spui van de

15 15 / 41 koeltorens en sanitair afvalwater zal nagenoeg ongewijzigd blijven. Ten gevolge van het project zal de verharde oppervlakte en dus ook de afgevoerd hoeveelheid hemelwater toenemen. Dit betekent dat in de geplande situatie de bijdrage van de waterstromen afkomstig van Ineos tot de totale hoeveelheid afvalwater geloosd door BP Chembel, zal afnemen tot ongeveer 3,7%. Uit de effectevaluatie opgesteld in het kader van het MER bij de hervergunning van BP Chembel blijkt dat voornamelijk de lozing van het effluent van de waterzuiverings-installatie van BP Chembel voor verschillende parameters een significante bijdrage levert tot de immissiekwaliteit van de Grote Nete. De kwaliteit van het geloosde water wordt in hoofdzaak bepaald door de aard en de samenstelling van de in de waterzuivering behandelde procesafvalwaters. Aangezien in de geplande situatie door Ineos geen proceswater meer wordt geloosd, zal de impact van de door Ineos geloosde waterstromen op de kwaliteit van de Grote Nete quasi nihil zijn. b) Bodem en grondwater: Het grootste risico verbonden aan de activiteiten van Ineos, houdt verband met de mogelijke infiltratie van chemicaliën en de hieruit voortvloeiende verontreiniging van bodem- en grondwater. Belangrijk hierbij is dat ten gevolge van het geplande project de activiteiten met het intrinsiek hoogste risico, zijnde de op- en overslag en gebruik van oplosmiddelen, komen te vervallen. Tevens zijn in het project m.b.t. de nieuw te bouwen installaties verscheidene bodembeschermende maatregelen geïntegreerd. Gezien daarenboven op basis van de tot op heden uitgevoerde onderzoeken geen verontreiniging werd vastgesteld ten gevolge van de procesvoering, wordt dit eveneens niet verwacht bij de geplande toestand, daar er gebruik gemaakt wordt van dezelfde procesvoering. c) Lucht: - Huidige situatie: In de inrichting zijn er geleide emissies van de PP1 en de PP2. Het betreft in hoofdzaak stofafzuigingen en opslagsilo s. Alle geleide emissiebronnen blijven in de geplande situatie behouden. Als niet geleide emissies onderscheiden we de fakkels van PP1 en PP2, de lekemissies van productie-installaties, de op- en overslag van VOS en het vrachtwagentransport. De kwaliteit van de omgevingslucht in de huidige situatie in de omgeving van Ineos, werd voor diverse parameters zoals zwaveloxiden, vluchtige organische stoffen, (fijn) stof,... in kaart gebracht aan de hand van beschikbare gegevens verkregen via metingen of andere specifieke onderzoeken. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat de kwaliteit van de omgevingslucht uitgezonderd wat betreft de parameter fijn stof en ozon beantwoordt aan de vereisten die o.a. zijn opgelegd via Europese richtlijnen. Wat fijn stof betreft, blijkt uit de beschikbare gegevens dat overschrijdingen van de luchtkwaliteitdoelstelling zich eventueel kunnen voordoen tijdens periodes met temperatuursinversies en in de onmiddellijke nabijheid van bronnen zoals de E313. Overschrijding van de doelstellingen voor ozon zijn net zoals voor de rest van Vlaanderen niet uit te sluiten bij aanhoudende periodes van warm en zonnig weer. - Geplande situatie: Het project zal er toe leiden dat de emissies van diverse parameters zoals deze in de toekomst verwacht worden bij de productie van polypropeen, zullen afnemen t.o.v. de huidige situatie. Door de overschakeling van het suspensieproces op het gasfaseproces zullen er geen emissies meer zijn hexaan en methanol, noch bij de op- of overslag, noch vanuit het proces of het affakkelen. Tevens zullen de beduidende lekverliezen van hexaan bij de PP1 wegvallen. Door het wegvallen van de noodzaak om PP1-opslagtanks geforceerd te ontluchten, zal de VOS-emissie vanuit de opslagtanks afnemen. Door de ingebruikname van de PRU-unit en de splitterinstallaties is er een beduidende