Bemesting en bodemoverschotten van stikstof en fosfaat
|
|
- Quinten Bos
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Bemesting en bodemoverschotten van stikstof en fosfaat -214 Evaluatie Meststoffenwet 216: deelrapport ex post Henri Prins, Co Daatselaar en Tanja de Koeijer
2
3 Bemesting en bodemoverschotten van stikstof en fosfaat -214 Evaluatie Meststoffenwet 216: deelrapport ex post Henri Prins, Co Daatselaar en Tanja de Koeijer Dit onderzoek is uitgevoerd door Wageningen Economic Research in opdracht van en gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken, in het kader van het Beleidsondersteunend onderzoeksthema Mest en Milieu (projectnummer BO LEI). Wageningen Economic Research Wageningen, februari 217 NOTA 217-1
4 Henri Prins, Co Daatselaar en Tanja de Koeijer, 217. Bemesting en bodemoverschotten van stikstof en fosfaat -214; Evaluatie Meststoffenwet 216: deelrapport ex post. Wageningen, Wageningen Economic Research, Nota blz.; 3 fig.; 17 tab.; 4 ref. In het kader van de ex-post Evaluatie Meststoffenwet 216 zijn de trends in het gebruik van meststoffen en de stikstof- en fosfaatoverschotten in beeld gebracht voor gespecialiseerde akkerbouwbedrijven, gespecialiseerde melkveebedrijven en overige bedrijven. Speciaal is aandacht besteed aan de ontwikkelingen sinds de invoering van het gebruiksnormenstelsel in 26. In de periode werd in geen van de sectoren een significante verandering in de totale stikstofgift geconstateerd. Het stikstofbodemoverschot nam op de akkerbouw- en melkveebedrijven trendmatig af met respectievelijk 1,9 en 2,7 kg N/ha per jaar. Op de overige bedrijven werd geen significante verandering van het bodemoverschot gevonden. De fosfaatbemesting nam op akkerbouw-, melkvee- en overige bedrijven met respectievelijk 2,3, 1,6 en 1,3 kg P 2O 5/ha per jaar af. Het fosfaatoverschot nam jaarlijks af met 2,9 kg P 2O 5/ha op akkerbouwbedrijven en 2,3 kg P 2O 5/ha op melkveebedrijven. Trefwoorden: bemesting, bodemoverschot, stikstof, fosfaat Dit rapport is gratis te downloaden op of op (onder Wageningen Economic Research publicaties). 217 Wageningen Economic Research Postbus 2973, 252 LS Den Haag, T , E communications.ssg@wur.nl, Wageningen Economic Research is onderdeel van Wageningen University & Research. Wageningen Economic Research hanteert voor haar rapporten een Creative Commons Naamsvermelding 3. Nederland licentie. Wageningen Economic Research, onderdeel van Stichting Wageningen Research, 217 De gebruiker mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven en afgeleide werken maken. Materiaal van derden waarvan in het werk gebruik is gemaakt en waarop intellectuele eigendomsrechten berusten, mogen niet zonder voorafgaande toestemming van derden gebruikt worden. De gebruiker dient bij het werk de door de maker of de licentiegever aangegeven naam te vermelden, maar niet zodanig dat de indruk gewekt wordt dat zij daarmee instemmen met het werk van de gebruiker of het gebruik van het werk. De gebruiker mag het werk niet voor commerciële doeleinden gebruiken. Wageningen Economic Research aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. Wageningen Economic Research is ISO 91:28 gecertificeerd. Wageningen Economic Research Nota Projectcode Foto omslag: Shutterstock
5 Inhoud 1 Inleiding Aanleiding Onderzoeksvraag Aanpak Leeswijzer 5 2 Materiaal en methode Data Grondsoortregio s en bedrijfstypen Wegingsmethodiek Gerepresenteerd areaal Trendberekening 8 3 Resultaten Akkerbouw Stikstof Fosfaat Melkvee Stikstof Fosfaat Overige bedrijven Stikstof Fosfaat Resumerend Stikstof Fosfaat 15 4 Conclusies Stikstof Fosfaat 16 Literatuur en websites 17 Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 1 Bijlage 11 Resultaten akkerbouwbedrijven in de Zandregio 18 Resultaten akkerbouwbedrijven 19 Resultaten akkerbouwbedrijven in de Lössregio 2 Resultaten melkveebedrijven in de Zandregio s 21 Resultaten melkveebedrijven in de Noordelijke Zandregio 22 Resultaten melkveebedrijven in de Oostelijke en Centrale Zandregio 23 Resultaten melkveebedrijven in de Zuidelijke Zandregio 24 Resultaten melkveebedrijven in de Kleiregio 25 Resultaten melkveebedrijven in de Veenregio 26 Resultaten melkveebedrijven in de Lössregio 27 Resultaten overige bedrijven in de Zandregio 28
6 Bijlage 12 Bijlage 13 Bijlage 14 Bijlage 15 Bijlage 16 Bijlage 17 Resultaten overige bedrijven in de Kleiregio 29 Resultaten Akkerbouwbedrijven (tabel) 3 Resultaten Melkveebedrijven (tabel) 32 Resultaten Overige bedrijven (tabel) 35 Aantal waarnemingen per grondsoortregio per jaar 36 Voorbeeldberekeningen om de gevoeligheid van de berekeningswijze van bodemoverschotten op intensieve veehouderijbedrijven aan te tonen 37
7 1 Inleiding 1.1 Aanleiding In het kader van de ex-post Evaluatie Mestwetgeving 216 heeft het ministerie van Economische Zaken Wageningen Economic Research gevraagd de trends in het gebruik van meststoffen en de stikstof- en fosfaatoverschotten in beeld te brengen. Deze beide vragen liggen in elkaars verlengde en worden daarom samen in deze notitie beantwoordt en dienen als input voor het eindrapport/syntheserapport Effecten van het mestbeleid op landbouw en milieu (Velthof et al., 217). 1.2 Onderzoeksvraag De vragen van het ministerie van Economische Zaken zijn: Welke trend zien we in het gebruik van dierlijke mest, kunstmest en overige organische meststoffen (op basis van Nitraatrapportage). Landelijk, per sector en onderverdeling zand. Wat zijn de stikstof- en fosfaatoverschotten voor landbouwbedrijven voor de verschillende sectoren en wat zijn verschillen per grondsoort en regio s, wat zijn de trends over de jaren? 1.3 Aanpak De aanpak van dit onderzoek is gebaseerd op de Nitraatrapportage (Fraters et al., 216).De gebruikte data zijn afkomstig uit Bedrijveninformatienet van Wageningen Economic Research (Informatienet), waarin het Landelijk Meetnet Effecten Mestbeleid (LMM) is opgenomen. In aansluiting op de onderzoeksvraag wordt de bemesting deze notitie uitgesplitst naar fosfaat en stikstof en onderverdeeld in de hoofdcategorieën: Dierlijke mest, kunstmest en overige organische meststoffen. Voor zover het aantal waarnemingen dit toelaat, zijn de resultaten gepresenteerd voor de onderscheiden grondsoortregio s over de jaren Leeswijzer In hoofdstuk 1 worden de context van het onderzoek en de onderzoeksvragen beschreven. Hoofdstuk 2 gaat in op de gebruikte data en de statistische onderzoeksmethode. Ook wordt de indeling van de bedrijven in bedrijfstypes, regio s en grondsoorten beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de resultaten, waarop in hoofdstuk 4 de conclusies worden getrokken. In de bijlagen staan gedetailleerde resultaten over bemesting en bodemoverschotten per grondsoortregio. Wageningen Economic Research Nota
8 2 Materiaal en methode 2.1 Data De onderzoeksgegevens zijn betrokken uit het Bedrijveninformatienet, waarvan het LMM uitmaakt. Het LMM is een samenwerkingsproject van Wageningen Economic Research en RIVM, waarin stikstofen fosfaathuishouding op landbouwbedrijven centraal staat en waarin ook de waterkwaliteit wordt gemeten. De dataverzameling voor dit meetnet is aangevangen met ingang van. Voor het onderzoek zijn gegevens gebruikt van de gehele periode van tot 214, met uitzondering van. In dat jaar heeft geen dataverzameling plaatsgevonden. Wageningen Economic Research verzamelt specifieke informatie over de landbouweconomie en technisch management door middel van het Bedrijveninformatienet (Lodder en De Veer, 1985; Vrolijk, 22; Poppe, 24). Deze informatie over landbouwmanagement omvat milieutechnisch relevante gegevens zoals nutriëntenboekhoudingen (aanvoer en afvoer van nutriënten inclusief voorraadverschillen), gebruik van pesticiden, water- en energieverbruik, kunstmestgebruik en begrazingsfrequentie. In het Bedrijveninformatienet zijn 1.5 bedrijven uit de Landbouwtelling opgenomen. Zij zijn geselecteerd door middel van een aselecte gestratificeerde steekproef en vormen dus een representatieve selectie van de Nederlandse landbouwsector. Het Bedrijveninformatienet maakt deel uit van een groter Europees netwerk (EU Verordening 79/65/EEG). Tot 26 werd elk jaar 15-2% van de landbouwbedrijven vervangen. Sinds 26 is de vervanging beperkt tot bedrijven die worden gesloten, naar een andere regio verhuizen of om andere redenen zelf stoppen met deelname. De jaarlijkse vervanging van de bedrijven is hierdoor beperkt tot 3 à 5% (Ge et al., 215). Het Bedrijveninformatienet vertegenwoordigt ongeveer 75% van het totale aantal landbouwbedrijven en ruim 9% (zowel in Nederlandse grootte-eenheden (nge) als in Nederlandse Standaard Opbrengst (NSO)) van de geregistreerde landbouwproductie in Nederland. Vanwege de wisseling van nge naar NSO-eenheden zal in de verdere rapportage waar gebruik gemaakt wordt van Informatienetgegevens tot en met de nge nog als economische maat worden gebruikt en vanaf de NSO. Om het representatieve karakter van het Bedrijveninformatienet te garanderen, worden bedrijven kleiner dan 25. NSO niet in het netwerk opgenomen. Tot en met was deze ondergrens 16 nge en gold daarnaast een bovengrens van 1.2 nge. Naast deze beperkingen van het Informatienet hanteert het LMM ook het criterium dat bedrijven minstens 1 ha groot moeten zijn om in dit netwerk te worden opgenomen. 2.2 Grondsoortregio s en bedrijfstypen In de mestwetgeving wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdgrondsoorten en worden maatregelen gebaseerd op de kwetsbaarheid van de bodem voor nitraatuitspoeling. De LMMmonitoringprogramma s zijn daarom gericht op de belangrijkste Nederlandse hoofdgrondsoortregio s: de Zand-, de Löss-, de Klei- en de Veenregio. Deze indeling is gebaseerd op postcodegebieden. Binnen elke regio richt het LMM zich op de belangrijkste typen bedrijven wat betreft oppervlakte (akkerbouw- en melkveebedrijven). In beperkte mate worden er overige bedrijfstypen opgenomen in het LMM. Dit zijn de overige dierbedrijven in de Zand-, Klei- en Lössregio. Deze selectie wordt beperkt om de variatie in de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit binnen de steekproef te beperken. Op die manier kunnen veranderingen in de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit beter worden waargenomen. 6 Wageningen Economic Research Nota 217-1
9 Voor melkveebedrijven is de Zandregio verder opgesplitst in drie subregio s: de Noordelijke Zandregio, de Oostelijke en Centrale Zandregio en de Zuidelijke Zandregio. In bijlage 16 is het aantal bedrijven vermeld dat per grondsoortregio in het onderzoek is gebruikt. Echter, vermelding van de resultaten van een groep in een bepaald jaar vindt alleen plaats bij een minimale steekproefomvang van 1 bedrijven. In het LMM wordt daarnaast een groep hokdierbedrijven (bedrijven met varkens en/of pluimvee) gemonitord. Om meerdere redenen is besloten deze groep buiten de rapportage te houden: 1. De groep representeert slechts een beperkt deel van de totale groep stalbedrijven, omdat in LMM de restrictie geldt dat alleen bedrijven met meer dan 1 ha cultuurgrond worden meegenomen. In 214 vielen van de 221 staldierbedrijven, die in het Bedrijveninformatienet zijn opgenomen, om deze reden 141 staldierbedrijven af. Er waren in 214 dus 8 staldierbedrijven in het Informatienet met een oppervlakte van meer dan 1 ha. 2. De groep kenmerkt zich door een hoge veebezetting per ha en dientengevolge een hoge mestproductie per ha. Dit heeft tot gevolg dat de ruis rond de giften aan dierlijke mest binnen deze specifieke groep bedrijven buitengewoon groot is. De reden van deze ruis is de grote invloed van onnauwkeurigheden in de gemeten gehalten van de afgevoerde mest en bepaalde normen voor bijvoorbeeld ammoniakemissie, waarin de variatie, die per bedrijf plaatsvindt, onvoldoende wordt meegenomen (zie ook bijlage 17). Daardoor vallen veel bedrijven af omdat de berekende mestgift op het eigen bedrijf niet binnen de (ruim gestelde) waarschijnlijkheidsgrens valt. Van de 8 staldierbedrijven met een oppervlakte van meer dan 1 ha vielen daarom in 214 nog eens 53 bedrijven af. 3. Nog eens 6 bedrijven vielen af vanwege andere overschrijdingen van gestelde waarschijnlijkheidsgrenzen 4. Van de oorspronkelijke 221 stalbedrijven kwamen dus slechts 23 bedrijven door de oppervlaktegrens en de kwaliteitscontroles. Omdat de waarschijnlijkheidsgrens hoog is ingesteld (namelijk maximaal 5 kg N uit dierlijke mest/ha) moeten ook de uitkomsten van de resterende bedrijven met grote omzichtigheid worden bekeken en is zij naar het oordeel van de onderzoekers niet geschikt voor analysedoeleinden. 2.3 Wegingsmethodiek Om de in het Bedrijveninformatienet beschikbare informatie zo veel mogelijk te benutten wordt voor de weergave van de landbouwpraktijk ook gebruik gemaakt van bedrijven in het Informatienet die niet deelnemen aan het LMM. De bedrijven in het Informatienet worden gekozen via een gestratificeerde, disproportionele steekproef, waardoor weging noodzakelijk is. Het primaire doel van het Bedrijveninformatienet is het monitoren van de financiële rentabiliteit van de Nederlandse landbouw. Om met een beperkt aantal steekproefbedrijven de populatie zo goed mogelijk te beschrijven wordt de populatie in groepen bedrijven ingedeeld (stratificatie). In groepen bedrijven waar de spreiding in bedrijfsresultaten groot is, zoals bijvoorbeeld in de groep grotere akkerbouwbedrijven, worden relatief veel bedrijven gekozen. Omgekeerd kan de steekproefdichtheid laag zijn in groepen bedrijven met weinig spreiding, zoals de groep kleinere melkveebedrijven. Om voor de verschillen in steekproefdichtheid (disproportionaliteit) te corrigeren, wordt vervolgens aan ieder steekproefbedrijf een wegingsfactor toegekend, die aangeeft voor hoeveel populatiebedrijven het betreffende steekproefbedrijf model staat. De standaardweging in het Informatienet (Van der Veen et al., 214) is minder goed bruikbaar voor de in dit rapport te beschrijven landbouwpraktijk, omdat bijvoorbeeld de geografische spreiding van de bedrijven daarin niet wordt meegenomen. Daarom is in deze analyse een andere wegingsmethode toegepast, namelijk statistical matching (Vrolijk et al., 25). Als input voor de weging worden twee datasets gemaakt. In de eerste dataset staan de bedrijven in de steekproefpopulatie met de karakteristieken waarmee de matching plaats gaat vinden. In dit geval zijn dat de bedrijven in de Landbouwtelling die voldoen aan de randvoorwaarden van dit onderzoek, zoals beschreven in paragraaf 2. Daarbij wordt rekening Wageningen Economic Research Nota
10 gehouden met de onder- en bovengrenzen 1 voor de bedrijfsomvang, met een minimale oppervlakte van 1 ha cultuurgrond en met de LMM-bedrijfstypen. In de tweede dataset staan de steekproefbedrijven met dezelfde karakteristieken (ook uit de landbouwtelling beschikbaar). De bedrijfskarakteristieken vormen de basis waarmee de steekproef- en (doel)populatiebedrijven vervolgens onderling worden vergeleken en gematcht. De gehanteerde variabelen voor de bedrijfskarakteristieken verschillen enigszins tussen bedrijfstypen: zo is voor melkveebedrijven het aandeel grasland één van de gehanteerde variabelen en voor akkerbouwbedrijven is dat bijvoorbeeld de variabele voor het aandeel granen. Bij statistical matching worden de bedrijfskarakteristieken die zowel in de steekproef als in de steekproefpopulatie bekend zijn, gebruikt om voor elk bedrijf in de steekproefpopulatie een aantal meest gelijkende steekproefbedrijven af te leiden. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen kenmerken die exact overeen (moeten) komen (bijvoorbeeld bedrijfstype) en kenmerken van het steekproefbedrijf die zo gelijk mogelijk (moeten) zijn (bijvoorbeeld het aandeel grasland) aan het bedrijf in de steekproefpopulatie. De zo gelijk mogelijk te matchen kenmerken zijn door middel van verschillende gewichten weer te onderscheiden naar belang. Elk bedrijf uit de populatie (in dit geval de CBS Landbouwtelling) wordt gematcht met een aantal bedrijven uit de steekproef. Daarbij krijgt elk van die steekproefbedrijven een gewicht, optellend tot één. Het best bijpassende bedrijf krijgt het hoogste gewicht (de kans is klein dat elk van de best gelijkende steekproefbedrijven even sterk op het steekproefpopulatiebedrijf lijkt). 2.4 Gerepresenteerd areaal Niet al het landbouwareaal in Nederland wordt door de database van het Bedrijveninformatienet/LMM vertegenwoordigd. De niet-gerepresenteerde landbouwgrond is onder te verdelen in drie groepen: 1. bedrijven, die qua bedrijfstype wel tot het steekproefkader zouden behoren (melkveebedrijven, akkerbouwbedrijven en overige dierbedrijven), maar die qua omvang te klein zijn vanwege de gestelde ondergrenzen van 25. NSO en 1 ha cultuurgrond). Deze bedrijven gebruikten in 215 ongeveer 1. ha, ofwel 5% van het landbouwareaal in Nederland, 2. bedrijven met een bedrijfstype dat niet tot het steekproefkader behoort (tuinbouwbedrijven, blijvende teeltbedrijven maar bijvoorbeeld ook akkerbouwers in de veenregio of hokdierbedrijven buiten de zandregio s). Deze bedrijven gebruikten in 215 ruim 18. ha, ofwel 1% van het landbouwareaal in Nederland, 3. bedrijven, die wel tot het steekproefkader behoren qua type en bedrijfsomvang, maar waarvan de kwaliteit van de gegevens te laag is beoordeeld voor publicatie. Dit betreft de hokdierbedrijven in de zandregio s, die in 215 ruim 63. ha gebruikten, ofwel 3% van het landbouwareaal in Nederland. In totaal wordt 81% van het Nederlandse landbouwareaal vertegenwoordigd in deze analyse. 2.5 Trendberekening De resultaten zijn weergegeven in figuren, waarin de ontwikkelingen in bemesting en bodemoverschotten voor stikstof en fosfaat vanaf -214 zijn uitgezet. Eventuele trends zijn daardoor zichtbaar geworden. Omdat het mestbeleid in de huidige vorm in 26 van start is gegaan, is extra aandacht besteed aan de periode Op basis van de Pearson-test is onderzocht of in deze periode een statistisch significante trend is geweest. Indien de test de 95% betrouwbaarheidsgrens overschrijdt, is ook de hellingshoek van de regressielijn vermeld. Dit getal is weergegeven in de legenda van de figuren en geeft aan in welke mate de ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Als bijvoorbeeld in de legenda bodemoverschot (-2,) staat, wil dat zeggen dat het bodemoverschot in de periode trendmatig met gemiddeld 2, kg N/ha is afgenomen. 1 Bovengrenzen worden voor de jaren na niet meer toegepast 8 Wageningen Economic Research Nota 217-1
11 3 Resultaten 3.1 Akkerbouw Stikstof Landelijk Figuur 3.1 toont de gemiddelde stikstofgift in kg N/ha op akkerbouwbedrijven vanaf. In 214 dienden de akkerbouwers gemiddeld 229 kg N/ha toe, waarvan 126 kg N via kunstmest, 8 kg via dierlijke mest en 23 kg via overige organische meststoffen. Vanaf 26 was het totale stikstofgebruik vrij constant. Wel trad er een verschuiving op in de organische bemesting: er werden meer overige organische meststoffen gebruikt ten kosten van gebruik van dierlijke mest. Het blijkt dat akkerbouwers in de jaren negentig met gemiddeld 255 kg N/ha duidelijk meer stikstof toedienden. Toen werd zowel meer dierlijke mest als meer kunstmest gebruikt. Gebruik van overige organische meststoffen kwam nauwelijks voor. In 21 was het stikstofgebruik uit dierlijke mest lager dan gebruikelijk, vanwege een vervoersverbod van mest in het voorjaar van dat jaar door een mond- en klauwzeeruitbraak. Dit was vooral het geval op de zandgronden, waar het gebruik van dierlijke mest in dat jaar ongeveer werd gehalveerd. Het gemiddelde stikstofbodemoverschot werd tussen 26 en 214 trendmatig jaarlijks met 1,9 kg/ha teruggedrongen en lag in gemiddeld op 15 kg N/ha kg N/ha Dierlijke mest (niet sign.) Ov. organische mest (2,1) Kunstmest (niet sign.) Totaal bemesting (niet sign.) Bodemoverschot (-1,9) Figuur 3.1 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op akkerbouwbedrijven (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha) Naar grondsoortregio In bijlagen 1, 2, 3 en 13 worden de giften per grondsoortregio gepresenteerd. De verschillen in gift over de periode worden hieronder beschreven. Wageningen Economic Research Nota
12 Ten opzichte van het gemiddelde wendden akkerbouwers op zandgrond meer stikstof via dierlijke mest aan (+ 25 kg N/ha) en minder kunstmest (-45 kg/ha). Het gebruik aan overige organische meststoffen was vrijwel gelijk, evenals het stikstofbodemoverschot. Op kleibedrijven werd juist minder stikstof via dierlijke mest gebruikt dan gemiddeld (-15 kg/ha) en meer kunstmeststikstof (+25 kg/ha). Het bodemoverschot was iets hoger dan gemiddeld. Op löss werd in totaal ongeveer 2 kg/ha minder stikstof gebruikt dan gemiddeld. Dat resulteerde in een lager bodemoverschot Fosfaat Landelijk Figuur 3.2 laat zien dat het fosfaatgebruik op akkerbouwbedrijven gedurende de tijd sterk is afgenomen. De kunstmestgift daalde het sterkst, van gemiddeld 48 kg fosfaat/ha in het begin van de jaren negentig naar gemiddeld 12 kg in Ook het gebruik van fosfaat via dierlijke mest nam in die periode af, namelijk met ongeveer 1 kg fosfaat per ha. De aanvoer via overige organische mest nam daarentegen toe. De totale aanvoer van fosfaat bleef sinds ongeveer gelijk. Het overschot op de bodembalans nam nog wel af. kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (-1,3) Kunstmest (-2,4) Ov. organische mest (1,5) Totaal bemesting (-2,3) Bodemoverschot (-2,9) Figuur 3.2 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op akkerbouwbedrijven (in kg fosfaat/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg fosfaat/ha Naar grondsoortregio Tussen de regio s waren er weinig verschillen in totale fosfaatgift per ha (bijlagen 1, 2, 3 en 13). Zoals in de vorige paragraaf reeds vermeld werd in de zand- en in de lössregio duidelijk meer dierlijke mest gebruikt, en dus ook meer fosfaat. Het gebruik van kunstmestfosfaat was op de kleibedrijven hoger dan gemiddeld. Het fosfaatoverschot verschilde weinig tussen de regio s. 1 Wageningen Economic Research Nota 217-1
13 3.2 Melkvee Stikstof Landelijk De gemiddelde stikstofgift op melkveebedrijven bewoog zich sinds 26 tussen 34 en 36 kg N/ha, waarvan ruim 23 kg via dierlijke mest werd aangewend en ongeveer 12 kg N/ha via kunstmest (figuur 3.3). In de jaren daarvoor werd aanzienlijk meer stikstof gebruikt. In het begin van de jaren negentig lag het totale stikstof gebruik rond 6 kg N/ha. De daling vóór 26 werd veroorzaakt door een vermindering van zowel stikstofgift via dierlijke mest als via kunstmest. De daling van de kunstmeststikstofgift was forser dan die van de dierlijke mestgift. Het gebruik van overige organische meststoffen op melkveebedrijven was verwaarloosbaar. Het stikstofbodemoverschot daalde sinds 26 jaarlijks met een trend van 2,7 kg N/ha. In 214 was het stikstofbodemoverschot met minder dan 15 kg N/ha uitzonderlijk laag in verband met de hoge opbrengsten van gras- en maisland in dat jaar kg N/ha Dierlijke mest (niet sign.) Ov. organische mest (niet sign.) Kunstmest (niet sign.) Totaal bemesting (niet sign.) Bodemoverschot (-2,7) Figuur 3.3 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha Naar grondsoortregio Tussen de regio s waren in de periode geen grote verschillen meer in stikstofbemesting (zie bijlagen 4 tot en met 1 en bijlage 14). De stikstofgift uit dierlijke mest was het laagst in de lössregio (22 kg N/ha) en het hoogst in regio Zand-Midden (234 kg N/ha). De kunstmestgift varieerde van 12 kg N/ha in de regio Zand-Zuid en 14 kg N/ha in de kleiregio. Het stikstofbodemoverschot was met 221 kg N/ha veruit het hoogst in de Veenregio, vanwege de stikstof die vrijkomt bij mineralisatie van veengrond. Wageningen Economic Research Nota
14 3.2.2 Fosfaat Landelijk De fosfaatbemesting op melkveebedrijven lag sinds 21 gemiddeld beneden 85 kg P 2O 5/ha. Rond was dit nog ongeveer 5 kg P 2O 5/ha hoger. Het gebruik van kunstmestfosfaat decimeerde en lag in de laatst onderzochte periode op nog slechts enkele kg P 2O 5/ha. Ook de fosfaatbemesting via dierlijke mest werd verlaagd van meer dan 1 kg fosfaat/ha tot 8 kg/ha. kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (-,7) Kunstmest (-1,) Ov. organische mest (niet sign.) Totaal bemesting (-1,6) Bodemoverschot (-2,3) Figuur 3.4 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven (in kg fosfaat /ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg fosfaat/ha Het fosfaatoverschot nam af van ongeveer 6 kg/ha in de jaren negentig tot gemiddeld 5 kg/ha in Vanaf 26 werd het fosfaatoverschot trendmatig 2,3 kg/jaar teruggedrongen. In 214 was het fosfaatoverschot zelfs negatief in verband met de zeer hoge gewasopbrengst in dat jaar. Naar grondsoortregio Tussen de regio s waren geen vermeldenswaardige verschillen in fosfaatbemesting en fosfaatoverschot (zie bijlagen 4 tot en met 1 en bijlage 14). 3.3 Overige bedrijven Stikstof Landelijk Figuur 3.5 geeft de stikstofbemesting op de overige bedrijven weer. De gemiddelde stikstofbemesting op deze bedrijven was in gemiddeld 288 kg N/ha, waarvan 18 kg N/ha via dierlijke mest, 11 kg/ha via kunstmest en 7 kg/ha uit overige organische meststoffen. Sinds 26 waren er geen significante trends. Het stikstofbodemoverschot kwam in gemiddeld uit op 166 kg N/ha. 12 Wageningen Economic Research Nota 217-1
15 kg N/ha Dierlijke mest (niet sign.) Ov. organische mest (niet sign.) Kunstmest (niet sign.) Totaal bemesting (niet sign.) Bodemoverschot (niet sign.) Figuur 3.5 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op overige bedrijven (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha Naar grondsoortregio De zand- en de kleiregio verschilden nauwelijks qua totale stikstofbemesting en stikstofbodemoverschot (bijlagen 11, 12 en 15). Wel werd in de zandregio verhoudingsgewijs meer stikstof via dierlijke mest toegediend en minder via kunstmest Fosfaat Landelijk De fosfaatbemesting lag in 26 op 92 kg fosfaat/ha, deze nam af met een jaarlijkse trend van 1,3 kg/ha (figuur 3.6). Die afname hing samen met een afnemend kunstmestgebruik. Gemiddeld werd 76 kg fosfaat/ha via dierlijke mest aangewend. Het bodemoverschot lag in deze periode op gemiddeld 28 kg fosfaat/ha. kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (niet sign.) Kunstmest (-1,3) Ov. organische mest (niet sign.) Totaal bemesting (-1,3) Bodemoverschot (niet sign.) Figuur 3.6 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op overige bedrijven (in kg fosfaat /ha) Wageningen Economic Research Nota
16 Naar grondsoortregio In was de gemiddelde fosfaatbemesting in zandregio 89 kg P 2O 5/ha (bijlage 11, 12 en 15). In de kleiregio was dit lager (73 kg P 2O 5/ha), vooral omdat op deze bedrijven gemiddeld minder dierlijke mest werd gebruikt. Het gemiddelde fosfaatoverschot kwam in beide regio s uit op 31 kg P 2O 5/ha. 3.4 Resumerend Stikstof In tabel 3.1 zijn de resultaten betreffende de stikstofbemesting en het stikstofoverschot van de verschillende bedrijfstypen geresumeerd door de kengetallen per vierjaarlijkse periode te vermelden. Het blijkt dat sinds de invoering van de gebruiksnormen in 26 de totale stikstofbemesting alleen op de melkveebedrijven significant is teruggebracht. Dat is vooral gebeurd in de periode Desondanks bleef de gemiddelde stikstofgift op de melkveebedrijven het hoogst. Op de andere bedrijfstypen veranderde de stikstofvoorziening sinds 23 nauwelijks. Het stikstofbodemoverschot is sinds 23 over het algemeen wel iets afgenomen. Op akkerbouwbedrijven was deze het laagst (gemiddeld 15 kg N/ha in 211/214), op de beide andere bedrijfstypen lag die hoeveelheid gemiddeld op ongeveer 165 kg N/ha. Tabel 3.1 Ontwikkeling van de stikstofbemesting per soort en het stikstofbodemoverschot naar bedrijfstype per vierjarige periode (-214, in kg N/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' N dierlijke mest (kg/ha) Akkerbouw Melkvee Overige bedrijven N kunstmest (kg/ha) Akkerbouw Melkvee Overige bedrijven N overige organische mest (kg/ha) Akkerbouw Melkvee 1 1 Overige bedrijven N totaal (kg/ha) Akkerbouw Melkvee Overige bedrijven N-overschot bodembalans (kg/ha) Akkerbouw Melkvee Overige bedrijven Wageningen Economic Research Nota 217-1
17 3.4.2 Fosfaat De gemiddelde fosfaatbemesting is op alle bedrijfstypen (tabel 3.2) teruggelopen. Op akkerbouwbedrijven werd nog een significant deel in de fosfaatbemesting via kunstmest en via overige organische mest voorzien. Op de andere bedrijfstypen werd in de laatst vermelde vierjarige periode meer dan 9% van de fosfaatbemesting via dierlijke mest toegediend. Het fosfaatoverschot was het laagst op de melkveebedrijven en het hoogst op overige bedrijven. Tabel 3.2 Ontwikkeling van de fosfaatbemesting per soort en het fosfaatbodemoverschot naar bedrijfstype per vierjarige periode (-214, in kg fosfaat/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Fosfaat dierlijke mest (kg/ha) Akkerbouw Melkvee Overige bedrijven Fosfaat kunstmest (kg/ha) Akkerbouw Melkvee Overige bedrijven Fosfaat overige organische mest (kg/ha) Akkerbouw Melkvee 1 Overige bedrijven Fosfaat totaal (kg/ha) Akkerbouw Melkvee Overige bedrijven Fosfaatoverschot bodembalans (kg/ha) Akkerbouw Melkvee Overige bedrijven Wageningen Economic Research Nota
18 4 Conclusies 4.1 Stikstof Uit deze nadere analyse van LMM-gegevens voor de ex-post Evaluatie Mestwetgeving 216 zijn de belangrijkste conclusies voor stikstof: Op geen van de onderscheiden bedrijfstypen (melkvee-, akkerbouw- en overige bedrijven) heeft sinds 26 een significante vermindering van de totale stikstofbemesting plaatsgevonden. Over het algemeen is de vorm waarin de stikstof is toegediend, niet veranderd. Alleen op akkerbouwbedrijven werden sinds 26 significant meer overige organische meststoffen gebruikt (+2,1 kg N/ha/jaar). Op akkerbouwbedrijven liep het stikstofbodemoverschot in de periode trendmatig terug van 118 kg N/ha naar 12 kg N/ha. Op melkveebedrijven liep het stikstofbodemoverschot in de periode trendmatig terug van 18 kg N/ha naar 159 kg N/ha. Op de overige bedrijven werd geen significante verandering van het stikstofbodemoverschot in de periode geconstateerd. Gemiddeld was het stikstofbodemoverschot in deze periode 147 kg N/ha. 4.2 Fosfaat Uit deze nadere analyse van LMM-gegevens voor ex-post Evaluatie Mestwetgeving 216 zijn de belangrijkste conclusies voor fosfaat: De fosfaatbemesting liep op akkerbouw- en melkveebedrijven steeds verder terug. Op akkerbouwbedrijven nam de totale fosfaatbemesting af van 83 kg P 2O 5/ha in 26 naar 67 kg P 2O 5/ha in 214. Op melkveebedrijven was de bemesting respectievelijk 96 kg P 2O 5/ha en 83 kg P 2O 5/ha Op de groep overige bedrijven was er geen aantoonbare teruggang. Kunstmestfosfaat werd slechts weinig meer toegepast. Op akkerbouwbedrijven werd met een gemiddeld gebruik van 12 kg P 2O 5/ha meer kunstmestfosfaat toegediend dan op de andere bedrijven, waar de gemiddelde gift nog slechts 3 kg P 2O 5/ha was. De fosfaatbodembalans is vanaf steeds verder afgenomen. Deze was gemiddeld in de periode het laagst op melkveebedrijven (5 kg P 2O 5/ha) en het hoogst op de overige bedrijven (31 kg P 2O 5/ha). De akkerbouwbedrijven name met 18 kg P 2O 5/ha een middenpositie in. 16 Wageningen Economic Research Nota 217-1
19 Literatuur en websites Fraters, B., A.E.J. Hooijboer, A. Vrijhoef, J. Claessens, M.C. Kotte, G.B.J. Rijs, A.I.M. Denneman, C. van Bruggen, C.H.G. Daatselaar, H.A.L. Begeman en J.N. Bosma (216) Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland; toestand ( ) en trend (-214) Resultaten van de monitoring voor de Nitraatrichtlijn, RIVM, Bilthoven, Rapport Ge, L., H.B. van der Veen, R.W. van der Meer en H.C.J. Vrolijk (215) Sample of Dutch FADN 213, LEI Wageningen UR, Den Haag, rapport Lukács, S., T.J. de Koeijer, H. Prins, A. Vrijhoef, L.J.M. Boumans en C.H.G. Daatselaar (216) Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 214, RIVM, Bilthoven, Rapport Velthof, G.L., T.J. de Koeijer, J.J. Schröder, M. Timmerman, J. Rozemeijer, C. van Bruggen en P. Groenendijk (217) Effecten van het mestbeleid op landbouw en milieu; Beantwoording van de ex-postvragen in het kader van de evaluatie van de Meststoffenwet, Wageningen Environmental Research, Wageningen, rapport Vrolijk, H.C.J., W. Dol en T. Kuhlman (25) Integration of small area estimation and mapping techniques - Tool for Regional Studies, LEI, Den Haag, Report Wageningen Economic Research Nota
20 Bijlage 1 Resultaten akkerbouwbedrijven in de Zandregio kg N/ha Dierlijke mest (niet sign.) Ov. organische mest (1,4) Bodemoverschot (-5,8) Kunstmest (niet sign.) Totaal bemesting (niet sign.) Figuur B1.1 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op akkerbouwbedrijven in de Zandregio (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (-2,5) Kunstmest (-1,) Ov. organische mest (1,3) Totaal bemesting (niet sign.) Bodemoverschot (-3,2) Figuur B1.2 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op akkerbouwbedrijven in de Zandregio (in kg fosfaat /ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg fosfaat/ha 18 Wageningen Economic Research Nota 217-1
21 Bijlage 2 Resultaten akkerbouwbedrijven kg N/ha Dierlijke mest (niet sign.) Kunstmest (niet sign.) Ov. organische mest (2,4) Totaal bemesting (1,8) Bodemoverschot (niet sign.) Figuur B2.1 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op akkerbouwbedrijven in de Kleiregio (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (niet sign.) Kunstmest (-3,) Ov. organische mest (1,6) Totaal bemesting (-2,4) Bodemoverschot (-2,9) Figuur B2.2 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op akkerbouwbedrijven in de Kleiregio (in kg fosfaat /ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg fosfaat/ha Wageningen Economic Research Nota
22 Bijlage 3 Resultaten akkerbouwbedrijven in de Lössregio kg N/ha Dierlijke mest (-2,5) Kunstmest (-4,6) Ov. organische mest (,6) Totaal bemesting (-6,5) Bodemoverschot (-9,6) Figuur B3.1 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op akkerbouwbedrijven in de Lössregio (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (-2,6) Kunstmest (-1,2) Ov. organische mest (1,8) Totaal bemesting (-2,) Bodemoverschot (-2,7) Figuur B3.2 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op akkerbouwbedrijven in de Lössregio (in kg fosfaat /ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg fosfaat/ha 2 Wageningen Economic Research Nota 217-1
23 Bijlage 4 Resultaten melkveebedrijven in de Zandregio s kg N/ha Dierlijke mest (-1,3) Kunstmest (niet sign.) Ov. organische mest (niet sign.) Totaal bemesting (-3,1) Bodemoverschot (niet sign.) Figuur B4.1 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Zandregio s (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (-1,2) Kunstmest (-1,) Ov. organische mest (niet sign.) Totaal bemesting (-2,1) Bodemoverschot (-2,3) Figuur B4.2 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Zandregio s (in kg fosfaat /ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg fosfaat/ha Wageningen Economic Research Nota
24 Bijlage 5 Resultaten melkveebedrijven in de Noordelijke Zandregio kg N/ha Dierlijke mest (niet sign.) Ov. organische mest (niet sign.) Bodemoverschot (-3,7) Kunstmest (niet sign.) Totaal bemesting (niet sign.) Figuur B5.1 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Noordelijke Zandregio (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (niet sign.) Kunstmest (-1,3) Ov. organische mest (niet sign.) Totaal bemesting (-1,7) Bodemoverschot (niet sign.) Figuur B5.2 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Noordelijke Zandregio (in kg fosfaat /ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg fosfaat/ha 22 Wageningen Economic Research Nota 217-1
25 Bijlage 6 Resultaten melkveebedrijven in de Oostelijke en Centrale Zandregio kg N/ha Dierlijke mest (-,8) Ov. organische mest (niet sign.) Bodemoverschot (niet sign.) Kunstmest (niet sign.) Totaal bemesting (niet sign.) Figuur B6.1 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Oostelijke en Centrale Zandregio (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (-,9) Kunstmest (-,8) Ov. organische mest (niet sign.) Totaal bemesting (-1,7) Bodemoverschot (niet sign.) Figuur B6.2 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Oostelijke en Centrale Zandregio (in kg fosfaat /ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg fosfaat/ha Wageningen Economic Research Nota
26 Bijlage 7 Resultaten melkveebedrijven in de Zuidelijke Zandregio kg N/ha Dierlijke mest (-4,5) Kunstmest (-4,2) Ov. organische mest (niet sign.) Totaal bemesting (-8,5) Bodemoverschot (niet sign.) Figuur B7.1 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Zuidelijke Zandregio (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (-2,8) Kunstmest (-,9) Ov. organische mest (niet sign.) Totaal bemesting (-3,6) Bodemoverschot (niet sign.) Figuur B7.2 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Zuidelijke Zandregio (in kg fosfaat /ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg fosfaat/ha 24 Wageningen Economic Research Nota 217-1
27 Bijlage 8 Resultaten melkveebedrijven in de Kleiregio kg N/ha Dierlijke mest (niet sign.) Kunstmest (1,7) Ov. organische mest (,2) Bodemoverschot (niet sign.) Totaal bemesting (niet sign.) Figuur B8.1 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Kleiregio (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (niet sign.) Kunstmest (-1,) Ov. organische mest (,1) Totaal bemesting (-1,2) Bodemoverschot (-2,3) Figuur B8.2 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Kleiregio (in kg fosfaat/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg fosfaat/ha Wageningen Economic Research Nota
28 Bijlage 9 Resultaten melkveebedrijven in de Veenregio kg N/ha Dierlijke mest (niet sign.) Ov. organische mest (,) Bodemoverschot (-2,2) Kunstmest (niet sign.) Totaal bemesting (niet sign.) Figuur B9.1 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Veenregio (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (niet sign.) Kunstmest (-1,) Ov. organische mest (,) Totaal bemesting (-1,3) Bodemoverschot (-2,4) Figuur B9.2 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Veenregio (in kg fosfaat /ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg fosfaat/ha 26 Wageningen Economic Research Nota 217-1
29 Bijlage 1 Resultaten melkveebedrijven in de Lössregio kg N/ha Dierlijke mest (niet sign.) Ov. organische mest (,2) Bodemoverschot (niet sign.) Kunstmest (niet sign.) Totaal bemesting (niet sign.) Figuur B1.1 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Lössregio (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (niet sign.) Ov. organische mest (,3) Bodemoverschot (niet sign.) Kunstmest (niet sign.) Totaal bemesting (niet sign.) Figuur B1.2 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Lössregio (in kg fosfaat /ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg fosfaat/ha Wageningen Economic Research Nota
30 Bijlage 11 Resultaten overige bedrijven in de Zandregio kg N/ha Dierlijke mest (-5,8) Ov. organische mest (1,4) Bodemoverschot (niet sign.) Kunstmest (niet sign.) Totaal bemesting (niet sign.) Figuur B11.1 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op overige bedrijven in de Zandregio (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (niet sign.) Kunstmest (-,6) Ov. organische mest (,7) Totaal bemesting (niet sign.) Bodemoverschot (niet sign.) Figuur B11.2 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op overige bedrijven in de Zandregio (in kg fosfaat /ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg fosfaat/ha 28 Wageningen Economic Research Nota 217-1
31 Bijlage 12 Resultaten overige bedrijven in de Kleiregio kg N/ha Dierlijke mest (niet sign.) Ov. organische mest (niet sign.) Bodemoverschot (niet sign.) Kunstmest (niet sign.) Totaal bemesting (niet sign.) Figuur B12.1 Ontwikkeling van de stikstofgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op overige bedrijven in de Kleiregio (in kg N/ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg N/ha kg P 2 O 5 /ha Dierlijke mest (niet sign.) Kunstmest (-2,) Ov. organische mest (niet sign.) Totaal bemesting (niet sign.) Bodemoverschot (niet sign.) Figuur B12.2 Ontwikkeling van de fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op overige bedrijven in de Kleiregio (in kg fosfaat /ha); in de legenda is aangegeven of in de periode een significante ontwikkeling heeft plaatsgevonden en, zo ja, de jaarlijkse trend in kg fosfaat/ha Wageningen Economic Research Nota
32 Bijlage 13 Resultaten Akkerbouwbedrijven (tabel) Tabel B13.1 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op akkerbouwbedrijven in alle regio s (in kg/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Tabel B13.2 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op akkerbouwbedrijven in de Zandregio (in kg/ha) '98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Tabel B13.3 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op akkerbouwbedrijven in de Kleiregio (in kg/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Wageningen Economic Research Nota 217-1
33 Tabel B13.4 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op akkerbouwbedrijven in de Lössregio (in kg/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Wageningen Economic Research Nota
34 Bijlage 14 Resultaten Melkveebedrijven (tabel) Tabel B14.1 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in alle regio s (in kg/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest 1 1 Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest 1 Totaal Overschot bodembalans Tabel B14.2 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Zandregio s (in kg/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Tabel B14.3 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Noordelijke Zandregio (in kg/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest 2 1 Totaal Overschot bodembalans Wageningen Economic Research Nota 217-1
35 Tabel B14.4 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Oostelijke en Centrale Zandregio (in kg/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Tabel B14.5 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Zuidelijke Zandregio (in kg/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest 2 Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Tabel B14.6 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Kleiregio (in kg/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest 1 1 Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Wageningen Economic Research Nota
36 Tabel B14.7 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Veenregio (in kg/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Tabel B14.8 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op melkveebedrijven in de Lössregio (in kg/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Wageningen Economic Research Nota 217-1
37 Bijlage 15 Resultaten Overige bedrijven (tabel) Tabel B15.1 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op overige bedrijven in alle regio s (in kg/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Tabel B15.2 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op overige bedrijven in de Zandregio (in kg/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest 1 7 Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest 4 Totaal Overschot bodembalans Tabel B15.3 Ontwikkeling van de stikstof- en fosfaatgift door dierlijke mest, kunstmest en overige organische mest op overige bedrijven in de Kleiregio (in kg/ha) '95-'98 '99-'2 '3-' Stikstof Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Fosfaat Uit dierlijke mest Uit kunstmest Uit overige organische mest Totaal Overschot bodembalans Wageningen Economic Research Nota
38 36 Wageningen Economic research Nota Bijlage 16 Aantal waarnemingen per grondsoortregio per jaar Akkerbouw Melkveebedrijven Overige bedrijven Totaal Zand Klei Löss Totaal Zand Zand Zand Zand Klei Veen Löss Totaal Zand Klei (Noord) (Oost& Centraal) (Zuid)
39 Bijlage 17 Voorbeeldberekeningen om de gevoeligheid van de berekeningswijze van bodemoverschotten op intensieve veehouderijbedrijven aan te tonen Op bedrijven met relatief hoge mestproducties en een relatief klein landbouwareaal kunnen problemen ontstaan bij de berekening van het gebruik van mest op het bedrijf. Dit probleem wordt veroorzaakt door het feit dat relatief kleine onnauwkeurigheden in bijvoorbeeld gehaltebepalingen in de afgevoerde mest grote invloed kan hebben op het berekende gebruik van mest op het eigen bedrijf. De berekeningsprocedure van het mestgebruik is onder andere gepubliceerd in Lukács et al., 214 (bijlage 2, paragraaf B2.2.1): 1. De productie van de mest van staldieren wordt berekend door middel van de stalbalans of, als deze niet beschikbaar is, door het gemiddeld aantal aanwezige dieren te vermenigvuldigen met de wettelijk vastgestelde forfaits voor stikstof en de WUM voor fosfaat 2. De hoeveelheid aan- en afvoer en de voorraadverschillen van mest worden geregistreerd. Voor de stikstof- en fosfaatgehaltes in de aan- en afgevoerde mest worden in principe bemonsteringsgegevens gebruikt. Indien deze niet beschikbaar zijn wordt voor de bedrijfseigen mest de mineraleninhoud per m 3 mest gebruikt of - voor bedrijven die geen gebruik maken van BEX of stalbalans - forfaitaire gehalten. 3. De totale hoeveelheid gebruikte mest op bedrijfsniveau wordt vervolgens berekend als: 4. Mestgebruik bedrijf = Productie + Beginvoorraad Eindvoorraad + Aanvoer Afvoer 5. Tenslotte wordt de aldus verkregen hoeveelheid gedeeld door de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf. Op deze wijze wordt geprobeerd de werkelijke mineralenstromen zo goed en verantwoord mogelijk te benaderen. Uit het voorgaande blijkt echter dat in de berekening nogal wat aannames worden gemaakt, die in werkelijkheid op individuele bedrijven aanmerkelijk af kunnen wijken. Eventuele relatief kleine afwijkingen in metingen of aannames werken vooral sterk door op bedrijven met relatief veel dieren op een beperkte oppervlakte grond. Ter illustratie hieronder 2 voorbeeldberekening. Voorbeeld Als voorbeeld wordt een varkensbedrijf gegeven met gemiddeld 5 vleesvarkens en 2 ha grond. Voor de berekening van de stalbalans is voor dit bedrijf aangenomen dat per vleesvarkensplaats 1,5 m 3 mest wordt geproduceerd met een stikstofgehalte van 7, kg N/m 3. Bij de aannames in tabel B17.1 qua aan- en afvoer van dierlijke mest zou dit bedrijf 175 kg N/ha uit dierlijke mest gebruiken. Aannemende dat dit bedrijf geen derogatie heeft en maximaal 17 kg N/ha mag gebruiken, voldoet het bedrijf vrijwel aan de wettelijke eisen; het had 14 m 3 meer mest af moeten voeren. Door allerlei oorzaken is er echter ruis in de berekening. Eén van de factoren is de gehaltebepaling van de afgevoerde mest. De gehaltebepaling kan worden beïnvloed door allerlei omstandigheden, zoals de wijze waarop het mestmonster is getrokken. In de kolommen hoge meting in Tabel B17.1 is aangenomen dat de meting een iets te hoge waarde aangeeft. Bij een meting van 7,1 kg/m 3 in plaats van 7, blijkt volgens de berekening dat het bedrijf 14 kg N/ha zou hebben gebruikt en dat er 85 m 3 mest minder afgevoerd had kunnen worden. Bij een voor de varkenshouder ongunstige meting van 6,9 kg N/m 3 komt het berekende gebruik uit op een gebruik van 21 kg N/ha en had hij zelfs nog 116 m 3 extra af moeten zetten. Wageningen Economic Research Nota
40 Een andere oorzaak van ruis kan zijn dat de gasvormige emissie vanuit de stal op dit voorbeeld bedrijf iets afwijkt van de standaard emissie van 3,5 kg N per vleesvarkensplaats. Als deze waarde in werkelijkheid 3,6 kg N is, blijft er minder stikstof in de mestsilo over en is het werkelijke gebruik 25 kg N/ha lager dan volgens de berekening (tabel B17.2). Andersom is het werkelijke gebruik 25 kg/ha hoger als de emissie in werkelijkheid 3,4 kg per vleesvarkensplaats is in plaats van 3,5 kg. De conclusie uit deze voorbeelden is dat het berekende gebruik van stikstof uit dierlijke mest per ha grond sterk afhankelijk is van aannames en metingen. Relatief zeer kleine onnauwkeurigheden kunnen leiden tot grote gevolgen voor het berekende gebruik van stikstof uit dierlijke mest. Uit de beide voorbeelden blijkt dat een verschil van 5 tot 7 N kg/ha als normaal moet worden beschouwd. Daarbij moet bovendien worden bedacht dat de voorbeelden alleen ingaan op de gehaltemeting van de afgevoerde mest en de standaard gasvormige stikstofemissie. Daarnaast kan ook ruis ontstaan in bijvoorbeeld metingen van gehaltes in aangevoerde mest, hoeveelheid geproduceerde mest per varkensplaats, mestvoorraden en oppervlakte cultuurgrond. Deze factoren kunnen zich naast elkaar voordoen en tot een stapeleffect leiden. In de praktijk zullen daarom nog grotere afwijkingen voor kunnen komen. Tabel B17.1 Invloed van meetfouten in de afgevoerde mest op het berekende gebruik van stikstof uit dierlijke mest Eenheid Hoeveelheid Standaard Hoge meting Lage meting Kg Kg Kg Kg Kg Kg N/eenheid N/bedrijf N/eenheid N/bedrijf N/eenheid N/bedrijf Bruto productie volgens stalbalans m 3 mest Af: gasvormige emissies dieren Stikstof bij leeghalen mestsilo m 3 mest Aanvoer m 3 mest Beginvoorraad m 3 mest Eindvoorraad m 3 mest Afvoer m 3 mest Berekend gebruik m 3 mest Oppervlakte ha 2 Gebruik per ha kg/ha Wettelijk maximaal gebruik kg/ha Te weinig afgevoerd kg/ha Tabel B17.2 Invloed van meetfouten in de afgevoerde mest op het berekende gebruik van stikstof uit dierlijke mest Eenheid Hoeveelheid Standaard Hoge meting Lage meting Kg Kg Kg Kg Kg Kg N/eenheid N/bedrijf N/eenheid N/bedrijf N/eenheid N/bedrijf Bruto productie volgens stalbalans m 3 mest Af: gasvormige emissies dieren Stikstof bij leeghalen mestsilo m 3 mest Aanvoer m 3 mest Beginvoorraad m 3 mest Eindvoorraad m 3 mest Afvoer m 3 mest Berekend gebruik m 3 mest Oppervlakte ha 2 Gebruik per ha kg/ha Wettelijk maximaal gebruik kg/ha Te weinig afgevoerd kg/ha Wageningen Economic Research Nota 217-1
41 Wageningen Economic Research Nota
42 Wageningen Economic Research Postbus LS Den Haag T E communications.ssg@wur.nl Wageningen Economic Research NOTA De missie van Wageningen University & Research is To explore the potential of nature to improve the quality of life. Binnen Wageningen University & Research bundelen Wageningen University en gespecialiseerde onderzoeksinstituten van Stichting Wageningen Research hun krachten om bij te dragen aan de oplossing van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 3 vestigingen, 5. medewerkers en 1. studenten behoort Wageningen University & Research wereldwijd tot de aansprekende kennisinstellingen binnen haar domein. De integrale benadering van de vraagstukken en de samenwerking tussen verschillende disciplines vormen het hart van de unieke Wageningen aanpak.
Nitraatuitspoeling en stikstofoverschot op de bodembalans: verschillen tussen regio s en tussen gewassen.
Evaluatie Meststoffenwet Vraag 12 Ex Post A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 372 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 3276683 T 3 274 91 11 F 3 274 29 71 info@rivm.nl Nitraatuitspoeling
Nadere informatieWatergebruik in de agrarische sector 2013 en 2014
Watergebruik in de agrarische sector 2013 en 2014 R.W. van der Meer Watergebruik in de agrarische sector 2013 en 2014 R.W. van der Meer Dit onderzoek is uitgevoerd door Wageningen Economic Research in
Nadere informatieOntwikkeling gewasopbrengsten op derogatiebedrijven
Inhoud I n l e i d i n g... 1 O n t w i k k e l i n g g e w a s o p b r e n g s t e n o p d e r o g a t i e b e d r i j v e n... 2 L M M i n d e L ö s s r e g i o, d e e l 5 : V e r s c h i l l e n m e
Nadere informatieDuurzaamheid van melkveebedrijven in Noord-Nederland
Duurzaamheid van melkveebedrijven in Noord-Nederland Variatie in milieu-indicatoren tussen bedrijven in opdracht van Greenlincs Juni 2015, Co Daatselaar, Henri Prins en Tanja de Koeijer LEI Report 2015-087
Nadere informatieLMM e-nieuws juli 2012
Inhoud LMM e-nieuws juli 2012... 2 Herziening LMM-gebiedsindeling... 2 Bodemoverschotten op akkerbouwbedrijven daalden voor fosfaat meer dan voor stikstof... 5 Bodemoverschotten op melkveebedrijven sinds
Nadere informatieWatergebruik in de land- en tuinbouw, 2015 en 2016
Watergebruik in de land- en tuinbouw, 2015 en 2016 R.W. van der Meer Watergebruik in de land- en tuinbouw, 2015 en 2016 R.W. van der Meer Dit onderzoek is uitgevoerd door Wageningen Economic Research
Nadere informatieNitraatrichtlijnrapportage
Inhoud Inleiding... 2 Nitraatrichtlijnrapportage... 3 Nitraatconcentratie daalt op derogatiebedrijven... 5 Infographic Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid... 7 LMM in de Lössregio, deel 1: Daling van
Nadere informatieLandbouwkundige en milieukundige trends akkerbouw in relatie tot 6 e AP Nitraatrichtlijn
Landbouwkundige en milieukundige trends akkerbouw in relatie tot 6 e AP Nitraatrichtlijn Gerard Velthof Meststoffenwet Implementatie van de Nitraatrichtlijn: Minder dan 50 mg nitraat per l in grond- en
Nadere informatieMeten in de bovenste meter grondwater: rekening houden met neerslag
LMM e-nieuws 8 Oktober 2008 Heruitgave december 2017 Inhoud Inleiding Meten in de bovenste meter grondwater: rekening houden met neerslag Monitoring van effecten is meer dan het meten van mestgift en nitraatconcentraties
Nadere informatieLaag bodemoverschot deelnemers Vruchtbare Kringloop Overijssel
Laag bodemoverschot deelnemers Vruchtbare Kringloop Overijssel Gerjan Hilhorst (WLR De Marke) In het project Vruchtbare Kringloop Overijssel hebben 220 bedrijven in 2014 een gemiddeld bodemoverschot van
Nadere informatieInhoud. Inleiding. IN DEZE EDITIE juli 2014
IN DEZE EDITIE juli 2014 Inhoud Inleiding... 1 Hoge nitraatconcentraties door lage stikstofefficiëntie vollegrondsgroenten... 3 Stikstofoverschot vooral afhankelijk van de bemesting... 5 Betrouwbaarheid
Nadere informatieInhoud. Inleiding. IN DEZE EDITIE juli 2015
IN DEZE EDITIE juli 2015 Inhoud Inleiding... 1 Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op melkveebedrijven ingedeeld naar beweidingsintensiteit... 3 Nieuwe items op de RIVM-website van het LMM... 5 Gras- en
Nadere informatieResultaten KringloopWijzers 2016
Resultaten KringloopWijzers 2016 7 september 2017 Gerjan Hilhorst WLR - De Marke Het belang van lage verliezen Mineralenverliezen belasten het milieu EU beleid: beperken verliezen uit landbouw Streven:
Nadere informatieLandelijk Meetnet effecten Mestbeleid; resultaten van monitoring op de natte gronden in de Zandregio in de periode
Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid; resultaten van monitoring op de natte gronden in de Zandregio in de periode 2004 2009 Landbouwpraktijk en waterkwaliteit (Bijlagenrapport) Landelijk Meetnet effecten
Nadere informatieB e m e s t i n g e n b o d e m o v e r s c h o t t e n d u i d e l i j k a f g e n o m e n i n d e p e r i o d e
Inhoud B e m e s t i n g e n b o d e m o v e r s c h o t t e n d u i d e l i j k a f g e n o m e n i n d e p e r i o d e 1 9 9 1-2014 2 S e l e c t i e v a n d e e l n e m e r s i n d e L ö s s r e g i
Nadere informatieVleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, Ida Terluin, David Verhoog, Hans Dagevos, Peter van Horne en Robert Hoste
Vleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, 2005-2016 Ida Terluin, David Verhoog, Hans Dagevos, Peter van Horne en Robert Hoste Vleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, 2005-2016
Nadere informatiePachtafhankelijke bedrijven in beeld
Pachtafhankelijke in beeld Huib Silvis, Ruud van der Meer en Martien Voskuilen Pacht heeft een belangrijke rol als financieringsinstrument voor de landbouw, zowel bij bedrijfsovername als bedrijfsvergroting.
Nadere informatieGrotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs
Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs Huib Silvis en Martien Voskuilen Grotere bedrijven zijn bij uitbreiding van het areaal landbouwgrond in het voordeel omdat zij over het algemeen hogere
Nadere informatieLMM e-nieuws 16. Inhoud. Inleiding. Het nieuwe LMM-programma vanaf Bezuinigingen. Het nieuwe LMM. Februari 2011 Heruitgave augustus 2018
LMM e-nieuws 16 Februari 2011 Heruitgave augustus 2018 Inhoud Inleiding Het nieuwe LMM-programma vanaf 2011 Nieuwe ontwikkelingen: drainmetingen met SorbiCells Waarom op 16 punten en niet meer of minder?
Nadere informatieLandbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in RIVM Rapport
Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2014 Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2014 RIVM Rapport 2016-0052
Nadere informatieVerschil stikstofbedrijfs- en stikstofbodemoverschot toegelicht in relatie tot waterkwaliteit
LMM e-nieuws maart 2018 Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid Inhoud: Verschil stikstofbedrijfs- en stikstofbodemoverschot toegelicht in relatie tot waterkwaliteit... 1 Protocol Nitrachek zorgt voor betrouwbare
Nadere informatieLandbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in De zorg voor morgen begint vandaag
A.E.J. Hooijboer T.J. de Koeijer H. Prins A. Vrijhoef L.J.M. Boumans C.H.G. Daatselaar RIVM rapport 2017-0038 Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2015 Dit
Nadere informatieLandbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie. Resultaten meetjaar 2008 in het derogatiemeetnet
Rapport 680717014/2010 M.H. Zwart C.H.G. Daatselaar L.J.M. Boumans G.J. Doornewaard Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie Resultaten meetjaar 2008 in het derogatiemeetnet
Nadere informatieSelectie en werving van deelnemers voor het löss
Inhoud Inleiding... 2 Selectie en werving van deelnemers voor het löss programma... 3 Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op derogatiebedrijven... 5 Veranderingen in de sulfaatconcentraties van grondwater...
Nadere informatieInhoud. Inleiding. IN DEZE EDITIE april 2015
IN DEZE EDITIE april 2015 Inhoud Inleiding... 1 Nitraatconcentratie daalt meer dan het stikstofoverschot... 3 Veel derogatiebedrijven gebruikten kunstmestfosfaat in 2012... 5 De waterkwaliteit van verschillende
Nadere informatieLandbouwpraktijk en. waterkwalite. Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie
Landbouwpraktijk en waterkwalite Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie Resultaten meetjaar 2011 in het derogatiemeetnet Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op
Nadere informatieLMM e-nieuws april 2013
Inhoud LMM e-nieuws april 2013... 2 Herziening gebiedsindeling - Effecten op de nitraatconcentratie... 2 Rapport over LMM methoden en procedures... 4 Aanpassingen LMM opzet 2007-2010 uitgelicht... 6 LMM
Nadere informatieBijlagenrapport. in de. Bijlagenrapport LMM in de kleiregio A. van den Ham C.H.G. Daatselaar S. Lukács. Dit is een uitgave van:
A. van den Ham C.H.G. Daatselaar S. Lukács Rapport 680717024B/2012 Bijlagenrapport in de Bijlagenrapport LMM in de kleiregio 1996-2008 Dit is een uitgave van: LEI Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Nadere informatieandbouw- Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op Resultaten meetjaar 2009 in het derogatiemeetnet
andbouw- Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op raktijk landbouwbedrijven aangemeld en voor derogatie Resultaten meetjaar 2009 in het derogatiemeetnet Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven
Nadere informatieHistorie van melkvee en mineralen. aart.vandenham@wur.nl
Historie van melkvee en mineralen Aart van den Ham aart.vandenham@wur.nl Duurzame ontwikkelingsstrategieën Nederland in Europees mineralenperspectief Nederland in Europees mineralenperspectief Nederland
Nadere informatieandbouwpr n waterkwa p landbouw Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2012
Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven p landbouw aangemeld voor derogatie in 2012 andbouwpr n waterkwa Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie
Nadere informatieFinanciële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant
Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant Februari 2017, Harold van der Meulen en Ruud van der Meer Wageningen Economic Research (voorheen LEI Wageningen UR) VERTROUWELIJK Vraagstelling
Nadere informatieLMM e-nieuws september 2012
Inhoud LMM e-nieuws september 2012... 2 Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in 2010 op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie... 2 Effecten van de gewijzigde LMM-gebiedsindeling... 3 De LMM-deelgebieden
Nadere informatieLandbouwpraktijk. en waterlandbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie
Landbouwpraktijk en waterlandbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie Resultaten meetjaar 2010 in het derogatiemeetnet Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven
Nadere informatieLandbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in RIVM Rapport
Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2013 Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2013 RIVM Rapport 2015-0071
Nadere informatieSL WAGENINGEN. Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant. āīŕ
Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant Februari 2017, Harold van der Meulen en Ruud van der Meer Wageningen Economie Research (voorheen LEI wageningen UR) m L ; I āīŕ 1 I SL WAGENINGEN
Nadere informatieAnalyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers
Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Marleen Plomp en Gerjan Hilhorst (Wageningen Livestock Research) Maart 217 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Dataset...
Nadere informatieBedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,
Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, 2000-2015 Indicator 5 december 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens
Nadere informatieLMM-nieuws. November Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid
LMM-nieuws jaargang 6, nr 3 november 2013 LMM-nieuws Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid November 2013 In dit nummer o.a. 2 Interview met Frank van der Schriek 4 Waterkwaliteit op landbouwbedrijven met
Nadere informatieVleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, 2005-2014. David Verhoog, Hans Wijsman en Ida Terluin
Vleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, 2005-2014 David Verhoog, Hans Wijsman en Ida Terluin Vleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, 2005-2014 David Verhoog, Hans Wijsman
Nadere informatieHoe maak je een bemestingsplan binnen de gebruiksnormen
Hoe maak je een bemestingsplan binnen de gebruiksnormen Natuur en Landschap Pleasure green Milieu Tonnis van Dijk Nutriënten Management Instituut NMI 3 november 2011 Beperkingen in bemesting Europese regelgeving:
Nadere informatieBedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,
Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, 2000-2018 Indicator 12 juni 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens
Nadere informatieLMM e-nieuws 20. Inhoud. Inleiding. Nitraatconcentraties in de lössregio
LMM e-nieuws 20 December 2011 Heruitgave augustus 2018 Inhoud Inleiding Nitraatconcentraties in de lössregio Nitraatuitspoeling op melkvee- en akkerbouwbedrijven in de zandregio Veranderingen in de veldmetingen
Nadere informatieLandbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie. Resultaten meetjaar 2007 in het derogatiemeetnet
Rapport 680717008/2009 M.H. Zwart et al. Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie Resultaten meetjaar 2007 in het derogatiemeetnet RIVM-rapport 680717008/2009 Landbouwpraktijk
Nadere informatieBijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna
Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna W.J. Willems (PBL) & J.J. Schröder (PRI Wageningen UR) november 2013 Sinds 2010 is de gebruiksnorm
Nadere informatieMonitoring grondgebondenheid melkveehouderij. Nulmeting. Huib Silvis, Harry Luesink en Martien Voskuilen
Monitoring grondgebondenheid melkveehouderij Nulmeting Huib Silvis, Harry Luesink en Martien Voskuilen Monitoring grondgebondenheid melkveehouderij Nulmeting Huib Silvis, Harry Luesink en Martien Voskuilen
Nadere informatieLandbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie Resultaten meetjaar 2007in het derogatiemeetnet
RIVM Rapport 680717008/2009 Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie Resultaten meetjaar 2007in het derogatiemeetnet MH Zwart, RIVM GJ Doornewaard, LEI LJM Boumans,
Nadere informatieLMM-nieuws. Februari Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid
LMM-nieuws jaargang 6, nr 1 februari 2013 LMM-nieuws Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid Februari 2013 In dit nummer o.a. 8 Operationeel nieuws Nu het einde van de winterperiode nadert valt er weer een
Nadere informatieGevolgen invoering Minas in 1998 op bedrijfsvoering en economie in de veehouderij
Gevolgen invoering Minas in 1998 op bedrijfsvoering en economie in de veehouderij J.H. Wisman D.W. de Hoop Projectcode 63539 Mei 2001 Rapport 2.01.06 LEI, Den Haag I Het LEI beweegt zich op een breed terrein
Nadere informatieNaar een duurzaam bodemen nutriëntenbeheer via de kringloopwijzer akkerbouw
Nutriënten Management Instituut B.V. Postbus 250, 6700 AG Wageningen T: 088 8761280 E: nmi@nmi-agro.nl I: www.nmi-agro.nl Naar een duurzaam bodemen nutriëntenbeheer via de kringloopwijzer akkerbouw Grond
Nadere informatieLMM e-nieuws 2. Inhoudsopgave. Monsternemingen: regioverschillen. Oktober 2007 Heruitgave december 2017
LMM e-nieuws 2 Oktober 2007 Heruitgave december 2017 Inhoudsopgave Monsternemingen: regioverschillen.- Niels Masselink, RIVM Gezamenlijke LMM-dag RIVM en LEI - Manon Zwart (RIVM), Joan Reijs (LEI) Meten
Nadere informatieLandbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in De zorg voor morgen begint vandaag
S. Lukács P.W. Blokland H. Prins D. Fraters C.H.G. Daatselaar RIVM rapport 2018-0041 Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2016 Dit is een uitgave van: Rijksinstituut
Nadere informatieWatergebruik in de agrarische sector , naar stroomgebied in Nederland
Watergebruik in de agrarische sector 2009-2010, naar stroomgebied in Nederland Watergebruik in de agrarische sector 2009-2010, naar stroomgebied in Nederland Ruud van der Meer LEI-nota 13-043 April 2013
Nadere informatieWatergebruik in de agrarische sector , naar stroomgebied
Watergebruik in de agrarische sector 2001-2011, naar stroomgebied Watergebruik in de agrarische sector 2001-2011, naar stroomgebied R.W. van der Meer LEI-nota 13-092 November 2013 Projectcode 2275000702
Nadere informatieEvaluatie Meststoffenwet 2016
Evaluatie Meststoffenwet 2016 Hans van Grinsven Projectleider EMW #PBLNL Aanpak mestprobleem zoektocht balans milieu en economie Landbouwproductie per eenheid product is milieu-efficiënt, maar door omvang
Nadere informatieDe KringloopWijzer & bodem
De KringloopWijzer & bodem Arnold Froklage Agrifirm Exlan 16-7-2015 Zwolle Agenda Achtergrond mestbeleid De KringloopWijzer Resultaten Vruchtbare Kringloop Achterhoek Vragen test Produceren binnen milieurandvoorwaarden
Nadere informatieLMM e-nieuws december 2013
Inhoud LMM e-nieuws december 2013... 2 Waterkwaliteit op Koeien & Kansen-bedrijven... 2 Stikstofbemesting in 2007-2010 vaak lager dan begin jaren negentig... 5 Milieueffectrapportage 5e actieprogramma
Nadere informatieLandelijk Meetnet effecten Mestbeleid; resultaten van monitoring op de natte gronden in de Zandregio in de periode
Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid; resultaten van monitoring op de natte gronden in de Zandregio in de periode 2004 2009 Landbouwpraktijk en waterkwaliteit (Hoofdrapport) Landelijk Meetnet effecten
Nadere informatieBerekening van de hoogst toelaatbare pachtprijzen op basis van SO in plaats van nge
Berekening van de hoogst toelaatbare pachtprijzen op basis van SO in plaats van nge Berekening van de hoogst toelaatbare pachtprijzen op basis van SO in plaats van nge J. Luijt R.W. van der Meer M.J. Voskuilen
Nadere informatieAgrariërs op de grondmarkt
Agrariërs op de grondmarkt Augustus 2016 Huib Silvis en Martien Voskuilen Het samenspel van vraag en aanbod van landbouwgrond de agrarische grondmarkt mondt uit in een bepaalde hoeveelheid verhandelde
Nadere informatieLMM e-nieuws april 2012
Inhoud LMM e-nieuws april 2012... 2 Optimalisatie van het basismeetnet... 2 Verhuizing van het analytisch chemisch laboratorium van het RIVM... 4 Akkerbouw in de kleiregio s... 6 Melkvee in de kleiregio
Nadere informatieDe resultaten van het Basismeetnet 2013 staan
Inhoud Inleiding... 2 De resultaten van het Basismeetnet 2013 staan online... 3 Conferentie duurzaam grondwater... 5 De invloed van ontwatering op de nitraatuitspoeling, deel 3... 6 RIVM organiseert derde
Nadere informatieNutriëntenoverschotten in de landbouw,
Indicator 4 april 2017 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Sinds 2006, het jaar waarin het
Nadere informatieEffecten van het mestbeleid op landbouw en milieu
Wageningen Environmental Research De missie van Wageningen University & Research is To explore the potential of Postbus 47 nature to improve the quality of life. Binnen Wageningen University & Research
Nadere informatieGrondgebondenheid melkveehouderij op micro- en macroniveau
Grondgebondenheid melkveehouderij op micro- en macroniveau Huib Silvis en Martien Voskuilen De grondgebondenheid van de Nederlandse melkveehouderij is een belangrijk vraagstuk geworden door de afschaffing
Nadere informatieDe uitspoelin van het
De uitspoelin van het stikstofde uitspoeling van het stikstofoverschot naar grond- en oppervlaktewater op landbouwbedrijven. Herberekening van uitspoelfracties De uitspoeling van het stikstofoverschot
Nadere informatieEffect 5 e Nitraat Actie Programma op de bodembelasting. Berekening bodembelasting voor berekening van de waterkwaliteit
Effect 5 e Nitraat Actie Programma op de bodembelasting Berekening bodembelasting voor berekening van de waterkwaliteit Tanja de Koeijer en Harry Luesink Effect 5 e Nitraat Actie Programma op de bodembelasting
Nadere informatieVruchtbare Kringloop Overijssel = Kringlooplandbouw. Gerjan Hilhorst WUR De Marke
Vruchtbare Kringloop Overijssel = Kringlooplandbouw Gerjan Hilhorst WUR De Marke Kringlooplandbouw Kringlooplandbouw begint met het verminderen van de verliezen => sluiten van de kringloop => minder aanvoer
Nadere informatieLandelijk Meetnet effecten Mestbeleid
Landelijk Meetnet effecten Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid Resultaten 2009 en 2010 Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid Resultaten 2009 en 2010 RIVM Rapport 680717030/2013 Colofon RIVM 2013 Delen
Nadere informatieBiologische landbouw: arealen en veestapels,
Indicator 11 juni 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2018 telt Nederland 58 duizend
Nadere informatieOntheffingsregeling voor uitrijdperiode van dierlijke mest en inzaaiplicht van groenbemesters
Ontheffingsregeling voor uitrijdperiode van dierlijke mest en inzaaiplicht van groenbemesters - Ex post vraag 17, Evaluatie Meststoffenwet 2016 - Jaap Schröder 1 & Dico Fraters 2 1 Plant Sciences Group,
Nadere informatieLandbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in De zorg voor morgen begint vandaag
S. Lukács P.W. Blokland H. Prins A. Vrijhoef D. Fraters C.H.G. Daatselaar Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2017 Dit is een uitgave van: Rijksinstituut
Nadere informatieCDM-advies Advies Stijging gewasopbrengsten en stikstofgebruiksnormen
CDM-advies Advies Stijging gewasopbrengsten en stikstofgebruiksnormen 12-07-2017 Advies Stijging gewasopbrengsten en stikstofgebruiksnormen 12 juli 2017 Commissie Deskundigen Meststoffenwet Samenvatting
Nadere informatieErratum Report LEI
Erratum Report LEI 14-128 19 januari 2015 Koeijer, T.J. de, P.W. Blokland, C.H.G. Daatselaar, J.F.M. Helming, H.H. Luesink, 2015. Scenario s voor grondgebondenheid: Een verkenning van de varianten binnen
Nadere informatieHobbyboeren, 2013 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (
Indicator 19 september 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2013 was 26% van alle land-
Nadere informatieMet welke maatregelen kunt u ook in 2015 goede snijmaïs verbouwen?
Met welke maatregelen kunt u ook in 2015 goede snijmaïs verbouwen? Jaap Schröder, Wageningen UR Inhoud Wat is er anders vanaf 2015? Bedreigt dat de bodemkwaliteit en opbrengst? Zo ja, zijn er maatregelen
Nadere informatieVruchtbare Kringloop Overijssel
Vruchtbare Kringloop Overijssel Resultaten KringloopWijzers Gerjan Hilhorst (WUR De Marke) Inhoud Resultaten vee Gewasopbrengsten en bemesting Bodemoverschot Vergelijking Vruchtbare Kringloop Overijssel
Nadere informatieTeelthandleiding wettelijke regels
Teelthandleiding 4.14 wettelijke regels 4.14 Wettelijke regels... 1 2 4.14 Wettelijke regels Versie: april 2016 De belangrijkste wettelijke regels over het gebruik van meststoffen staan in de Meststoffenwet,
Nadere informatieMestbeleid en mestmarkt. Een kwalitatieve analyse van de ex-ante Evaluatie Meststoffenwet 2016
Mestbeleid en mestmarkt Een kwalitatieve analyse van de ex-ante Evaluatie Meststoffenwet 2016 Tanja de Koeijer, John Helming, Harry Luesink, Rogier Schulte Mestbeleid en mestmarkt Een kwalitatieve analyse
Nadere informatieWatergebruik in de land- en tuinbouw,
Indicator 5 februari 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het watergebruik was in 2015
Nadere informatieProductie van dierlijke mest en gebruiksnormen per bedrijfstype, 2004
Publicatiedatum CBS-website Centraal Bureau voor de Statistiek 26 juli 2005 Productie van dierlijke mest en gebruiksnormen per bedrijfstype, 2004 C. van Bruggen Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen,
Nadere informatieRapport /2010 A. de Goffau et al. Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid. LMM-jaarrapport 2006 LEI
Rapport 680717010/2010 A. de Goffau et al. Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid LMM-jaarrapport 2006 LEI RIVM Rapport 680717010/2010 Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid LMM-Jaarrapport 2006 A. de Goffau,
Nadere informatieLMM-nieuws. November Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid
LMM-nieuws jaargang 5, nr 3 november 202 LMM-nieuws Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid November 202 In dit nummer o.a. 2 Interview met deelnemers Jan en Ali Markerink 4 Herziening LMM-gebiedsindeling
Nadere informatieLMM handhaaft NEN 6643 voor analyse N-totaal
Inhoud Inleiding... 2 LMM handhaaft NEN 6643 voor analyse N-totaal... 3 Het effect van ontwatering op de nitraatuitspoeling, deel 2: nieuwe kennis... 7 Melkveebedrijven in de Zandregio zonder derogatie...
Nadere informatieMineralenprestaties van de melkveehouderij in Noord-Nederland
Mineralenprestaties van de melkveehouderij in Noord-Nederland M. Timmerman, M. Plomp, M.H.A. de Haan Rapport 1173 Mineralenprestaties van de melkveehouderij in Noord-Nederland M. Timmerman, M. Plomp,
Nadere informatieWettelijke normen ten aanzien van bodem en gewas in relatie tot de KringloopWijzer
Wettelijke normen ten aanzien van bodem en gewas in relatie tot de KringloopWijzer J.J. Schröder, H.F.M. Aarts, J. Oenema & J.W. Reijs Rapport 623 Wettelijke normen ten aanzien van bodem en gewas in relatie
Nadere informatieNutriëntenoverschotten in de landbouw,
Indicator 4 maart 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Tussen 2006, het jaar waarin het
Nadere informatieNutriëntenbalans (N & P) in BRP. Wetenschappelijke onderbouwing. CLM Onderzoek en Advies BV
Nutriëntenbalans (N & P) in BRP Wetenschappelijke onderbouwing CLM Onderzoek en Advies BV Culemborg, Juli 2012 Inleiding De nutriëntenbalans brengt de nutriëntenkringloop op een melkveebedrijf in beeld.
Nadere informatieStikstof- en fosfaatbalans voor landbouwgrond,
Indicator 4 maart 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het overschot voor landbouwgrond
Nadere informatieDuurzame stallen,
Indicator 15 september 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Begin 2016 bedroeg het aandeel
Nadere informatieLMM-nieuws. Januari 2012. Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid
LMM-nieuws jaargang 5, nr 1 januari 2012 LMM-nieuws Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid Januari 2012 In dit nummer 2 Interview met Alex en Henk Boersma 4 Kenmerken van derogatiebedrijven 5 Greppelwaterbemonstering
Nadere informatieVerruiming van de stikstofruimte voor beweid grasland ten laste van de stikstofruimte voor gemaaid grasland op zand- en lössgronden
Verruiming van de stikstofruimte voor beweid grasland ten laste van de stikstofruimte voor gemaaid grasland op zand- en lössgronden Jaap Schröder (WPR, Wageningen UR), 26 april 2017 Samenvatting Melkveebedrijven
Nadere informatieBedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven ( )
Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven (1980-2009) Indicator 13 augustus 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens
Nadere informatieHoe gaat RVO.nl om met de nauwkeurigheid van hoeveelheden aan- en afgevoerde mineralen? 21 december 2018
Hoe gaat RVO.nl om met de nauwkeurigheid van hoeveelheden aan- en afgevoerde mineralen? 21 december 2018 Nanny Heidema, Martin Knotters Wageningen Environmental Research Herfst 2018 O land van mest en
Nadere informatieBodemkwaliteit op zand
Bodemkwaliteit op zand 2011-2016 Resultaten gangbare en biologische bedrijfssystemen rond opbrengsten, bodemkwaliteit, bemesting en uitspoeling Themamiddag Bemesting Akkerbouw, Putten, 30 november 2017
Nadere informatieKringloopWijzer. Johan Temmink
KringloopWijzer Johan Temmink 1 Juli 2013: Sectorplan koersvast richting 2020 Melkveehouderij: Zuivelplan (NZO, LTO) Technische invulling binnen milieurandvoorwaarden KringloopWijzer centraal Film KringloopWijzer
Nadere informatieReview voorgestelde N-gebruiksnorm bij de teelt van industriegras
Bijlage 1 bij de WOT-brief met kenmerk 16/N&M0118 van 11 juli 2016 Review voorgestelde N-gebruiksnorm bij de teelt van industriegras J.J. Schröder, G.L. Velthof en J.C. van Middelkoop Wageningen Universiteit
Nadere informatieEvaluatie Meststoffenwet ex post. 1: welke wateren? Erwin van Boekel en Piet Groenendijk
Evaluatie Meststoffenwet ex post Erwin van Boekel en Piet Groenendijk Vraag 11a: Wat is de absolute en relatieve bijdrage van de landbouw aan de totale nutriëntenemissies in het landelijke gebied (incl.
Nadere informatieMestverwerkiNG moet de waterkwaliteit verder verbeteren. Van water en mest
MestverwerkiNG moet de waterkwaliteit verder verbeteren Van water en mest LANDBOUW EN MILIEU De waterkwaliteit in Nederland moet van Europa omhoog. Al decennia wordt daarom gewerkt aan vermindering van
Nadere informatie