ADVIES. Sociaal- Economische Raad. Minimumloon en sociale uitkeringen in /16 SER

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ADVIES. Sociaal- Economische Raad. Minimumloon en sociale uitkeringen in /16 SER"

Transcriptie

1 Sociaal- Economische Raad ADVIES Minimumloon en sociale uitkeringen in /16 SER

2 Advies inzake de aanpassing van minimurnloon en sociale uitkeringen in 1993 Uitgebracht aan de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Publikatie nr november 1992 SER Sociaal- Economische Raad

3 Sociaal-Economische Raad De Sociaal-Economische Raad (SER) is in 1950 ingesteld bij de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wet BO). Hij is representatief samengesteld uit vertegenwoordigers van ondernemers en van werknemers en uit onafhankelijke deskundigen. De SER is op grand van de Wet BO belast met bestuurlijke en toezichthoudende taken met betrekking tot de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties (produktschappen en bedrijfschappen). Tot de taken van de SER behoren verder: de regering adviseren over sociale en economische vraagstukken, richting geven aan (nieuwej ontwikkelingeninhetbedrijfsleven(bijvoorbeeldbeleidsanderbouwendonderzoek,fusiecode) en uitvoeringgeven aan bepaalde wetten (zoals de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf, de Vestigingswet bedrijven en de Wet op de ondernemingsraden). De SER wordt bij de uitvoering van zijn functies bijgestaan door vaste en tijdelijke commissies. waarvan sommige onder bepaalde voorwaarden ook zelfstandig werkzaam zijn. De belangrijkste adviezen die de SER uitbrengt, warden in boekvorm u'ltgegeven. Zij zijn tegen kostprijs verkrijgbaar. Een overzicht van recente publikaties wordt ap aanvraag gratis toegezonden. Het maandelijkse SER-bulletin geeft uitgebreid nieuws en informatie over de SER. Bestuurszaken & Voorlichting Sociaal-Economische Raad Bezuidenhoutseweg 60 Postbus LK Den Haag Telefoon: Telefax: ISBN / CIP

4 Inhoudsopgave Samenvatting 5 1. Inleiding 7 2. De adviesaanvraag 9 3. Aanvullende informatie ten behoeve van de standpuntbepaling Standpunt van de raad 19 Bijiagen: 1. Samenstellingslijst van de Subcommissie Minimumloon (ML) Adviesaanvraag d.d. 15 September 1992 en vervolgbrieven d.d. 15 oktober 1992, 29 oktober 1992 en 9 november ) Destijgingvanminimumloonensocialeuitkeringenin ) De bi/lagen bij de adviesaanvraag en de ven/olgbrieven zijn niet opgenomen. Zijkunnen warden geraadpleegd in de bibliotheek van de S R.

5

6 Samenvatting Inteidlng Volgens de Wet koppeling met afwijkingsmogelijkheid (WKA) worden het minimumloon en de sociale uitkeringen als hoofdregel gekoppeld aan de gemiddelde contractloonontwikkeling in de marktsector en de collectieve sector, evenwel met de mogelijkheid cm hiervan onder bepaalde omstandigheden -en nadat de Sociaal- Economische Raad (SER) in de gelegenheid is gesteld daarover een advies uit te brengen- af te wijken. Volgens de regering doen dergelijke omstandigheden zich in 1993 voor. Bij brief van 15 September 1992 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de staatssecretaris, de SER gevraagd te adviseren over de op dat moment voorgenomen aanpassing van minimumloon en sociale uitkeringen. Sindsdien is het economische beeld voor 1993 evenwel dermate ingrijpend veranderd dat de regering haar beleidsvoornemens heeft moeten bijstellen. De uiteindelijke adviesaanvraag dateert van 9 november De beleidsvoornemens De regering wil het niveau van minimumloon en sociale uitkeringen in 1993 niet aanpassen, hetgeen leidt tot een stijging op jaarbasis van 0,7 procent in verband met de overloop uit De mate van ontkoppeling is structureel gelijk aan de gemiddelde contractloonstijging in De regering gaat in dit verband uit van 1,1 procent conform de zogeheten nullijnvariant, volgens weike de contractloonstijging bij bedrijven zich in 1993 beperkt tot de overloop. Indien de contractloonstijging bij bedrijven in 1993 overeenkomt met de raming van het CPB in de geactualiseerde MEV, zai sprake zijn van een gemiddelde contractloonstijging van 2,9 procent en een dienovereenkomstige structured ontkoppeling. De regering beargumenteert het voornemen om de ontwikkeling van minimumloon en sociale uitkeringen te laten achterblijven bij de gemiddelde contractloonstijging aan de hand van de verhouding inactieven/actieven. In de memorie van toelichting bij de WKA heeft zij aangekondigd tot ontkoppeling over te gaan indien deze getalsverhouding groter is dan 86 procent. Naar verwachting komt deze verhouding in 1993, afhankelijk van de raming van de contractloonstijging -2,9 danwel 1,1 procent- uit op 86,8 respectievelijk 86,4 procent. De regering wil de verminderde aanpassing van minimumloon en sociale uitkeringen in 1993 vergezeld doen gaan van een aantal flankerende belasting- en premiemaatregelen. Het geheel van ontkoppeling en flankerend beleid is gericht op koopkrachtbehoud voor de minima en stimulering van de arbeidsparticipatie. De flankerende maatregelen betreffen de per 1 oktober 1992 doorgevoerde verlaging van het btw-tarief, een extra verhoging van de heffingsvrije som, de vervroegde verlaging van de WAO-premie op 1 juli 1992, een beperking van de inflatiecorrectie met betrekking

7 tot de scinijflengten van de loon- en inkomstenbelasting, sen verhoging van de procentuele AWBZ-premie onder gelijktijdige verlaging van de nominale premie en een beperking van de eerder voorgenomen verhoging van de indirecte belastingen. Voorts is sprake van enkele dreigende tegenvallers in de sfeer van de indirecte belastingen. Met inbegrip van het achterwege laten van de indexatie van de kinderbijslag op 1 januari 1993, zijn deze toereikend voor koopkrachtbehoud van ondermeer minimumloners en uitkeringsgerechtigden. Het standpunt van de read Bij de beantwoording van de vraag of op basis van de WKA per 1 januari 1993 kan worden ontkoppeld, laat de raad zich -in tegenstelling tot de regering- niet primair leiden door de ontwikkeling van de verhouding inactieven/actieven, maar baseert hij zich eerst en vooral op de afwijkingscriteria volgens de eigenlijke wettekst. Met name de verwachte toename van de arbeidsinkomensquote is, mede in het licht van de hoge mate van inactiviteit en de stagnerende werkgelegenheidstoename in ons land, voor de raad aanleiding te concluderen dat ontkoppeling op basis van de WKA mogelijk is. Gezien het zorgelijke karakter van deze ontwikkelingen, wordt de vraag of in 1993 ook daadwerkelijk tot ontkoppeling moet worden overgegaan, door de raad eveneens positief beantwoord. Bovendien verzet de raad zich niet tegen de door de regering voorgestelde mate van ontkoppeling (i.e. bevriezing per 1 januari en 1 juli 1993). In de onderbouwing hiervan varieren de argumenten van 'minimaal noodzakelijk' tot 'maximaal aanvaardbaar'. De door het kabinet voorgestelde combinatie van een verminderde bruto verhoging van minimumloon en sociale uitkeringen en een simultane lastenverlichting biedt naar verwachting enig tegenwicht aan de ongunstige ontwikkeling van werkgelegenheid en werkloosheld, met behoud van koopkracht voor minimumloners en uitkeringsgerechtigden. Dit is in lijn met de aanbevelingen van de raad in het advies Convergentie en overlegeconomie. Dit laat overigens onverlet aanmerkingen van delen van de raad op afzonderlijke onderdelen van het flankerendebeleid, waarop door deze delen in het advies Aanpassing minimumloon en sociale uitkeringen in 1992 al ten dele uitdrukking is gegeven, met name ten aanzien van de beperking van de inflatiecorrectie en de verhoging van de heffingsvrije som. De raad constateert dat een verhoging van het arbeidskostenforfait ontbreekt in het flankerende beleid. In het advies Convergentie en overlegeconomie wordt deze maatregel bepleit als een van de mogelijkheden ter stimulering van de arbeidsparticipatie via het financieel aantrekkelijker maken van werk en het tegelijkertijd matigen van de loonkosten, met name aan de 'onderkant' van de arbeidsmarkt. Wei heeft het kabinet aangegeven dat, af hankelijk van de budgettaire mogelijkheden, nog nader zai worden bezien of enige versterking mogelijk is van een participatiebevorderend beleid, bijvoorbeeld via verhoging van het arbeidskostenforfait. Het kabinet is voornemens in het voorjaar 1993 definitieve keuzen te maken, waarbij de dan beschikbare middellange-termijnramingen van het CPB zullen worden betrokken, evenals een op basis daarvan nader uit te brengen SER-advies. De SER is tot een dergelijke advisering gaarne bereid en wacht de desbetreffende adviesaanvraag af.

8 1. Inleiding De Wet koppeling met afwijkingsmogelijkheid (WKA) bepaalt dat het minimumloon en de sociale uitkeringen als hoofdregel worden gekoppeld aan het (gewogen) gemiddelde van de contractloonstijging in de marktsector en de collectieve sector, evenwel met de mogelijkheid om daarvan onder bepaalde omstandigheden af te wijken. Volgens de regering doen dergelijke omstandigheden zich in 1993 voor, ten gevolge waarvan zij voornemens is de aanpassing van het minimumloon en de sociale uitkeringen per 1 januari 1993 te laten achterblijven bij de gemiddelde contractloonontwikkeling. Bij brief van 15 September 1992 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de staatssecretaris, de Sociaal-Economische Raad (SER) gevraagd om, conform artikel I, A1, lid 8 van de WKA, advies uit te brengen over de aanpassing van het minimumloon en de sociale uitkeringen per 1 januari 1993, zoals de regering zich die op dat moment had voorgenomen (zie bijiage 2). Sindsdien is het economische beeld voor 1993 evenwel ingrijpend gewijzigd en wel in twee opzichten. In de eerste plaats is een aanzienlijke verslechtering van de Internationale conjuncturele ontwikkeling zichtbaar geworden met belangrijke negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van de Nederlandse economie. In de tweede plaats is de gulden recentelijk aanzienlijk in waarde gestegen, zowel binnen het EMS als ten opzichte van onder andere de dollar, met als gevolg een verslechtering van de Nederlandse concurrentiepositie enerzijds en een tempering van de inflatie in ons land anderzijds. Gezien deze belangrijke wijzigingen ten opzichte van het MEV-beeld heeft de regering zich genoodzaakt gezien haar aanvankelijke beleidsvoornemens bij te stellen. De regering heeft de SER van het bovenstaande op de hoogte gesteld via brieven van 15 oktober 1992, 29 oktober 1992 en 9 november 1992 (zie bijiage 2). Gezien de benodigde tijd voor het ontwerpen van een algemene maatregel van bestuur, voor raadpleging van de beide kamers van de Staten-Generaal en voor een advies van de Raad van State, heeft de regering vastgehouden aan haar oorspronkelijke verzoek aan de SER niet later te adviseren dan in de tweede helft van november Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de belangrijkste overwegingen van de regering om volgend jaar van de afwijkingsmogelijkheid van de WKA gebruik te maken. Ook wordt In dit hoofdstuk ingegaan op het door de regering voorgestelde alternatief voor de koppeling (de alternatieve aanpassing van het minimumloon en de sociale uitkeringen plus een aantal flankerende maatregelen in de belastingen premiesfeer). In hoofdstuk 3 wordt aanvullende informatie gegeven -over de koopkrachtontwikkeling, de loonontwikkeling en de ontwikkeling van inactiviteit, werkgelegenheid en sociale zekerheid- waarvan de raad

9 bij zijn standpuntbepaling gebruik maakt. Deze standpuntbepaling treft men aan in hoofdstuk 4. Dit advies is het tweede SER-advies in het kader van de WKA. In het advies Minimumloon en sociale uitkeringen in ) heeft de raad een uitgebreide beschouwing gewijd aan de voorgeschiedenis van de WKA, de algemene werking ervan, en de rol van de advisering door de SER daarbij 2). Een dergelijke beschouwing treft men daarom in dit advies niet aan. Het advies is voorbereid door de Subcommissie Minimumloon van de Commissie Ontwikkeling Nationale Economie. Bijiage 1 bevat de samenstellingslijst van de subcommissie. Het advies is vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 20 november Het verslag van deze vergadering is verkrijgbaar bij het secretariaat van de raad. 1) SER, publikatienr. 91/23. Den Haag ) lie pp van genoemd advies.

10 2. De adviesaanvraag UZie ook: SER, publikatienr. 91/23. hoofdstuk 2. 2) Dit is het gewogen gemiddeide van een toentenijd geraamde contractloonstijging (inclusief overioop) van 4Vt procent in de marktsector, 5 procent in de g+g-sector en 2.9 procent bij de overheid. 3) Voor de aanpassing op 1 januari is de MEV-raming van de gemiddeide contractloonstijging bepalend. ook Indian deze eventueel later wordt geactualiseerd, zoals dit j'aar is gebeurd. lie ook bijlage 3. waarin een overzicht wordt gegeven van de in dit hoofdstuk besproken mogeiijke uitkomsten met betrekking tot de stijging van minimumloon en sociale uitkeringen in Redenen voor een beperkte aanpassing De WKA kent als hoofdregel de aanpassing van het minimumloon en de sociale uitkeringen aan de gemiddeide contractloonstijging in de marktsector en de collectieve sector. Voordat wordt ingegaan op de redenen waarom de regering hiervan in 1993 wil afwijken en op de alternatieve aanpassing van minimumloon en sociale uitkeringen die zij voorstelt, wordt eerst aandacht besteed aan de vraag tot weike aanpassing de toepassing van de hoofdregel in 1993 zou hebben geleid. Dit is nodig voor het verkrijgen van inzicht in de mate van ontkoppeling. Volgens de hoofdregel vindt elk jaar op zowel 1 januari als 1 juli een aanpassing van minimumloon en sociale uitkeringen plaats. Dat gebeurt aan de hand van de volgende systematiek 1). Op 1 januari van een bepaald jaar (jaar t) bestaat de aanpassing uit twee componenten, te weten: - 50 procent van de in jaar t-1 gepubliceerde MEV-raming van de contractloonstijging op jaarbasis in jaar t; - het verschil tussen de in jaar t-1 gepubliceerde MEV-raming van de contractloonstijging op jaarbasis in jaar t-1 en de in jaar t-1 gepubliceerde CEP-raming van de contractloonstijging op jaarbasis in jaar t-1. Op 1 juli van jaar t is de aanpassing gelijk aan: - het verschil tussen de in jaar t gepubliceerde CEP-raming van de contractloonstijging op jaarbasis in jaar t en 50 procent van de in jaar t-1 gepubliceerde MEV-raming van de contractloonstijging voor jaar t. Indien de op bovenstaande wijze bepaalde aanpassing per 1 januari danwel per 1 juli kleiner is dan nul, worden het minimumloon en de sociale uitkeringen per die datum bevroren. Verdere verrekening vindt dan plaats op het eerstvolgende aanpassingsmoment. Het CPB raamde de gemiddeide contractloonstijging in 1993 in de MEV 1993 op 4,1 procent 2). Gezien de systematiek van de WKA, zou dit bij toepassing van de hoofdregel leiden tot een aanpassing van minimumloon en uitkeringen per 1 januari 1993 van 2,05 procent 3). Inmiddels is duidelijk geworden dat de geringere inflatieverwachting voor 1993 dan weike bij de opstelling van de MEV 1993 actueel was, zai kunnen leiden tot een geringere contractloonstijging in 1993 dan voorzien. Ervan uitgaande dat de nieuwe inzichten ter zake neerslaan in het CEP 1993, zijn deze relevant voor de aanpassing van minimumloon en uitkeringen per 1 juli In de MEV-actualisatie d.d. 28 oktober 1992 raamt het CPB de gemiddeide contractloonstijging in 1993 op 3 procent. Daarbij wordt uitgegaan van een contractloonstijging bij de overheid van 1 procent. In de brief van het kabinet aan de Tweede Kamer d.d. 7 november 1992 is het kabinetsbesluit neergelegd om deze contractloonstijging

11 te verlagen tot 1% procent. Bij een ten opzichte van de geactualiseerde MEV ongewijzigde raming van de contractloonstijging in de marktsector (3 procent) en de g+g-sector (5 procent), komt de gemiddelde contractloonstijging dan uit op 2,9 procent op jaarbasis. In de brief van de minister van Socials Zaken en Werkgelegenheid d.d. 9 november 1992 wordt daarentegen van de zogeheten nullijnvariant uitgegaan. Volgens deze variant beperkt de contractloonstijging in de marktsector en de g+g-sector zich in 1993 tot de overloop uit 1992 (1 respectievelijk 1,7 procent). Bij een contractloonstijging bij de overheid van 1 % procent op jaarbasis, resulteert dit in een gemiddelde contractloonstijging op jaarbasis van 1,1 procent 1). Indien de gemiddelde contractloonstijging in 1993 zou uitkomen op 2,9 procent, zou toepassing van de hoofdregel van de WKA resulteren in een niveau-aanpassing van minimumloon en uitkeringen op 1 juli 1993 met 0,85 procent. De stijging van minimumloon en uitkeringen op jaarbasis zou daarmee uitkomen op bijna 3,2 procent: overloop uit 1992 aanpassing per 1 januari aanpassing per 1 juli overloop naar ,7 2,05 0,85-0,425 3,175 Structureel zou in dat geval sprake zijn van een aanpassing van 2,9 procent, zijnde de som van de beide niveau-aanpassingen in 1993 conform de gemiddelde contractloonstijging. Zoals gezegd, gaat het kabinet uit van de nullijnvariant, resulterend in een gemiddelde contractloonstijging in 1993 van 1,1 procent. In dat geval zou bij toepassing van de hoofdregel de aanpassing per 1 juli 1993 nihil zijn, aangezien een negatieve aanpassing (i.e. een aanpassing van -0,95 procent, zijnde de verwachte gemiddelde contractloonstijging in het CEP 1993 van 1,1 procent minus 50 procent van de gemiddelde contractloonstijging uit de MEV 1993 van 4,1 procent) niet is toegestaan in de WKA-systematiek. Het bovenstaande zou resulteren in een toename van minimumloon en uitkeringen op jaarbasis van 2,75 procent: overloop uit ,7 aanpassing per 1 januari 2,05 aanpassing per 1 juli 0,0 overloop naar ,0 2,75 Volgens de systematiek van de WKA zou, bij realisatie van een contractloonontwikkeling in 1993 van 1,1 procent evenwel later een correctie van -0,95 procent dienen plaats te vinden in verband met de aanpassing van 0 procent op 1 juli De aanpassing van het minimumloon en de uitkeringen zou in de genoemde omstandigheden structureel 1,1 procent bedragen conform de gemiddelde contractloonstijging. Tot zover, onder een tweetal veronderstellingen ten aanzien van ri ziede brief dd. 9 november voet- de contractloonstijging in 1993, de aanpassing van minimumloon noot 1 op p

12 en uitkeringen bij toepassing van de hoofdregel. Zoals gezegd, kent de WKA echter ook een afwijkingsmogelijkheid, waarvan de regering in 1993 gebruik wil maken teneinde de aanpassing van iiet minimumloon en de sociale uitkeringen op jaarbasis te kunnen beperken tot de overloop uit 1992, te weten 0,7 procent. Dit impliceert dat het niveau van het minimumloon en de sociale uitkeringen per 1 januari en 1 juli 1993 gelijk blijft aan het niveau dat geldt sinds 1 juli Er vindt dus geen niveau-aanpassing plaats. Daarmee blijft de toename van het minimumloon en de sociale uitkeringen in 1993, bij realisatie van de gemiddelde contractloonstijging van 1,1 procent in 1993 waarvan het kabinet uitgaat, naar verwachting 2,05 procentpunt achter ten opzichte van een situatie van volledige koppeling conform de hoofdregel van de WKA (2,75 procent volgens de hoofdregel minus de door de regering voorgestelde toename van de uitkeringen van 0,7 procent op jaarbasis). Rekening houdend met de latere correctie van -0,95 procent, is structureel sprake van een ontkoppeling met 1,1 procent. De mate van ontkoppeling is groter indien de gemiddelde contractloonstijging in 1993 hogerzou uitvallendande 1,1 procent waarmee het kabinet rekening houdt. Indien sprake zou zijn van een gemiddelde contractloonstijging van 2,9 procent, zou de mate van ontkoppeling in 1993 structureel uitkomen op 2,9 procent bij de voorgenomen niveau-aanpassing van minimumloon en uitkeringen van 0 procent per 1 januari respectievelijk 1 juli Op jaarbasis zou dan in 1993 sprake zijn van een ontkoppeling van circa 2,5 procent (circa 3,2 procent volgens de hoofdregel minus de door de regering voorgestelde toename van de uitkeringen van 0,7 procent op jaarbasis). 1) WKA, Aniliel I. A1. lid 5. 2) De begrippen 'inactieven' en 'actieven', zoals deze in het loder van de WKA warden gebruikt, zijn toegelicht in paragraaf 2.2 van het SER-advies, publikatienr. 91/23. 3J Het CPB heeft op het moment van vaststelling van dit advies nog geen macro-economisch beeld doorgerekend op basis van de kabinetsbesluiten d.d. 7 november De in tabel 1 gepresenteerde cijfers over het jaar 1993 zijn dan ook gebaseerd op de MEV-actualisatie d.d 28 oktober Daarin zijn de kabinetsbesluiten van 7 november dus niet verwerkt. Zo wordt in de MEV-actualisatie bijvoorbeeid nog uitgegaan van een toename van minimumloon en sociale uitkeringen op jaarbasis van 1 procent. Tevens is in het basisscenario nog een contractloonstijging bij de overheid van 1 procent verwerkt (hetgeen leidt tot een gemiddelde contractloonstijging van 3 procent). 4) SER, publikatienr 91/23, p 17. De WKA stelt dat in een tweetal situaties van de hoofdregel kan worden afgeweken, namelijk "naar gelang sprake is van een bovenmatige loonontwikkeling zodanig dat hiervan schade voor de werkgelegenheid kan worden verwacht dan wel van een zodanige volume-ontwikkeling in de sociale-zekerheidsregelingen dat daardoor een betekenende premie- of belastingdrukverhoging noodzakelijk is" 1). In de memorie van toelichting bij de WKA heeft de regering deze twee criteria toegespitst op de verhouding inactieven/ actieven (ook wel aangeduid als de i/a-ratio) 2). Voor de huidige regeerperiode is als norm 86 procent gekozen. Indien de verhouding inactieven/actieven deze norm overschrijdt, kan de regering volgens de memorie van toelichting tot ontkoppeling overgaan. Het CPB raamt de i/a-ratio bij een gemiddelde contractloonontwikkeling van 2,9 procent op 86,8 procent in Bij nominaal gelijkblijvende lonen en uitkeringen in 1993 (de nullijnvariant) zou het verhoudingsgetal uitkomen op 86,4 procent; zie tabel 1 3). Bij deze tabel tekent de raad aan dat het verhoudingsgetal inactieven/actieven met de nodige terughoudendheid moot worden bezien. Ten eerste is het de raad opgevallen dat de huidige raming van de i/a-ratio voor het jaar ,8 procentpunt lager is dan het in de MEV 1992 geraamde verhoudingsgetal (86,7 procent) waarop de regering zich heeft gebaseerd bij de ontkoppeling in Ten tweede herinnert de raad eraan dat hij in het advies inzake de aanpassing van minimumloon en sociale uitkeringen in 1992 heeft gewezen op enkele onvolkomenheden in de wijze waarop de i/a-ratio wordt bepaald 4). Ook de Sociale Verzekeringsraad (SVr) heeft de totstandkoming van het verhoudingsgetal onderzocht en is daarbij tot de conclusie gekomen dat het uitkerings- 11

13 volume geschoond dient te worden voor dubbeltellingen en voor deeltijd-uitkeringsgerechtigden 1). Desalniettemin baseert de regering haar ontkoppelingsbesluit op dit verhoudingsgetal. Tabel 1 De ontwikkeling van de verhouding tussen inactieven en actieven , ,9 68,4 86,4 85,8 85,4 85,2 85,9 85,6 85,3 85,9 86,8 86,4 raming raming bij een gemiddelde contractloonstijgingvan2,9 procent op jaarbasis raming bij een gemiddelde contractloonstijging van 1,1 procent op jaarbasis 1j In een reactie op een herberekening van de i/a-ratio door de SVr heeft het CPB er overigens op gewezen dat in de huidige systematiek het verhoudingsgetal direct wordt afgeleid uit controleerbare gegevens van de uitvoeringsorganen. De door de SVr bepieite correcties zijn daarentegen (noodzakelijkerwijzel gedeeltelijk gebaseerd op veronderstellingen. Omdat de totstandkoming van de i/a-ratio doorzichtig en controleerbaar meet zijn, is een verbetering van het statistische basismateriaal de aangewezen weg om de door de SVr en de raad gesignaleerde problematiek optelossen (zie: Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr. 66). 2) Adviesaanvraag d.d. IS September 1992, p2. 3) CPB, Werkgelegenheid in de jaren tachtig, werkdocument nr. 41, Den Haag, december ) CPB, MEV 1993, pp 23 en volgende. Bron: Adviesaanvraag d.d. 15 September 1992, CPB. Overigens word in de adviesaanvraag d.d. 15 September in overeenstemming met de MEV voor het jaar 1993 nog uitgegaan van een verhoudingsgetal van 86,2 procent. De toen voorziene overschrijding van de norm van 86 procent was op zichzelf dus beperkt (0,2 procentpunt). Een tweetal overwegingen versterkten evenwel de opvatting van de regering dat het gewenst was om desalniettemin over te gaan tot ontkoppeling 2). In de eerste plaats was reeds volgens de MEV 1993 van 1991 op 1993 sprake van een geraamde stijging van de i/a-ratio met bijna 1 procentpunt, ten gevolge van een geraamde toename in zowel 1992 als Dit was het geval ondanks de ontkoppeling in 1992 en het voornemen hiertoe in Onder verwijzing naar Werkdocument 41 van het CPB 3), voegde de regering hieraan toe dat volledige koppeling in 1993 op termijn zou leiden tot een hogere i/a-ratio. In de tweede plaats wees de regering in de adviesaanvraag d.d. 15 September 1992 op de onzekerheid die was verdisconteerd in de in de MEV 1993 vermelde raming van het verhoudingsgetal in Onderkend werd dat bij een tegenvallende Internationale conjunctuur, zoals weergegeven in de onzekerheidsvariant in de MEV ), de i/a-ratio hoger zou uitkomen dan 86,2 procent. Snel nadat de adviesaanvraag aan de SER was gericht, bleek de Internationale conjunctuur inderdaad tegen te vallen in vergelijking met het MEV-beeld, hetgeen tot uitdrukking komt in een hogere 12

14 1) In de adviesaanvraag d.d. IS September 1992 werd een aanpassing van 2,5procent opjaarbasis voorgesteld. 2) lie: Brief aan de Tweede Kamer d.d. 27 april 1992, TK, vergaderjaar , nr ) Na de brief d.d. 9 november ) In april had de regering (voorlopig) besloten tot een stijging van het belastingtarief van de eerste schijf met 0. IS procentpunt near 13, IS procent. Deze stijging gaat niet door. In de adviesaanvraag d.d. 15 September 1992 was voorts sprake van een extra verhoging van de heflingsvrije som met 89 gulden, opgenomen als budgettaire stelpost in verband met onzekerheden in de sfeer van de prijsontwikkeling. Nu de inflatie in 1993 near verwachting sterk meevalt ten opzichte van hetgeen in de MEV1993 werd voorzien, is deze stelpost komen te vervallen. 5) In de adviesaanvraag d.d. 15 September 1992 was sprake van een beperking tot 2.5 procent. 6) P. 4. i/a-ratio in 1993 dan waarvan in de adviesaanvraag d.d. 15 September 1992 werd uitgegaan. Atternatieve aanpassing en flankerende maatregelen Zoals vermeld, stelt de regering voor het jaar 1993 een toename van hiet minimumloon en de sociale uitkeringen voor van 0,7 procent op jaarbasis, zijnde de overloop uit ). Dit is een onderdeel van een breder geheel van maatregelen, gericht op de werkgelegenheid en de inkomens. Deels sluiten de maatregelen die het niet aanpassen van het niveau van het minimumloon en de sociale uitkeringen flankeren, aan bij reeds in april jl. bekend gemaakte voorlopige besluiten 2). Gezien met name de bij de desbetreffende besluiten resulterende koopkrachtachteruitgang voor de sociale minima van 1 procent, had het kabinet echter de inspanningsverplichting op zich genomen om dit koopkrachtverlies geringer respectievelijk zo gering mogelijk te doen zijn. Dit resulteerde uiteindelijk in de in de adviesaanvraag d.d. 15 September 1992 opgenomen maatregelen. Naar aanleiding van de nadien opgetreden wijzigingen in het economische beeld voor 1993 heeft het kabinet vervolgens zowel het aanpassingspercentage van minimumloon en uitkeringen als de flankerende maatregelen bijgesteld. Deze laatste zijn nu 3) als volgt 4): - verlaging van het gewone btw-tarief met 1 procentpunt per 1 oktober 1992; - verhoging van de heffingsvrije som met / 230,-, bovenop de (volledige) inflatiecorrectie en de verhoging uit de Tussenbalans van/110,-; - vervroegde verlaging van de WAO-premie op 1 juli 1992; - beperking van de inflatiecorrectie met betrekking tot de schijflengten van de loon- en inkomstenbelasting van 3,9 tot 0,7 procent 5); - beperking van de nominale ZFW-premie met/15,- (die daarmee uitkomt op/185,- per jaar); - een per saldo budgettair neutrale verhoging van de procentuele AWBZ-premie met 0,2 procentpunt en verlaging van de nominale AWBZ-premie met / 47,50 ten opzichte van de oorspronkelijke endogene ramingen van deze premies voor het jaar De procentuele en de nominale premie komen hiermee in 1993 uit op respectievelijk 7,5 procent en/ 133,-; - beperking van de voorgenomen verhoging van de indirecte belastingen met 125 miljoen gulden door de stelpost van 230 miljoen gulden uit de Miljoenennota 1992 slechts voor 105 miljoen gulden in te vullen. In zijn brief aan de SER d.d. 9 november 1992 maakt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorts melding van "enige dreigingen in een aantal dossiers over indirecte belastingen, die naar alle waarschijnlijkheid zullen leiden tot het vertragen danwel achterwege laten van enkele voorgenomen tariefsverhogingen in deze sfeer" 6). Met inbegrip van het achterwege laten van de indexatie van de kinderbijslag op 1 januari 1993 zijn deze "toereikend voor koopkrachtbehoud grosso modo over de hele linie (alleen ambtenaren gaan er enigszins in koopkracht op achteruit)". In de adviesaanvraag d.d. 15 September 1992 gaf de regering aan te verwachten dat van het toen voorgestelde beleidspakket -de verminderde aanpassing van minimumloon en sociale uitkeringen plus de flankerende maatregelen- een positief effect op de werkgele- 13

15 genheid zou uitgaan, vooral op middellange termijn. Zij verwees hierbij ondermeer naar berekeningen in de MEV 1993, die laten zien dat door de destijds voorgestelde beperking van de aanpassing met 1 Vi procentpunt, de werkgelegenheid in 1998 zou zijn gegroeid met arbeidsjaren en de i/a-ratio in dat jaar met 0,4 procentpunt zou verminderen 1). Voorts gaf de regering in de adviesaanvraag aan dat het bedoelde beleidspakket "bij de huidige vooruitzichten (...) dooreengenomen tot koopkrachtbehoud voor de minima" in 1993 zou leiden 2). In de brieven van 15 oktober, 29 oktober en 9 november 1992 heeft de regering gesteld ondanks het tegenvallende economische beeld voor 1993 aan de bovengenoemde uitgangspunten te willen vasthouden. Het huidige beleidspakket voldoet hieraan volgens de regering. Zij spreekt in de brief van 9 november 1992 van een evenwichtige uitkomst, "enerzijds vanwege de bijdrage die het achterwege blijven van de bruto-aanpassing levert aan de bevordering van de arbeidsparticipatie, anderzijds vanwege het sociale belang van het richtsnoer van koopkrachtbehoud. Hoewel er formeel sprake is van ontkoppeling, is dat materieel nauwelijks het geval," aldus de brief d.d. 9 november tj MEV 1993, pp. 22 en 23. 2) De regering verwees daarbij naar de memorie van toelichting bij de Begroting 1993 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 14

16 3. Aanvullende informatie ten behoeve van de standpuntbepaling In tabel 2 wordt het koopkrachtbeeld voor 1993 geschetst, voor de basisvariant uit de geactualiseerde IVIEV (kolom I), de nullijnvariant daaruit (kolom II) en deze nuliijnvarjant inclusief de koopkrachteffecten van de dreigende tegenvallers in de fiscale sfeer en het achterwege laten van de januarl-indexatie van de kinderbijslag (kolom IV). De laatstgenoemde effecten zijn ook apart vermeld (kolom HI). Uit deze tabel blijkt dat volgens de basisvariant van de geactualiseerde MEV sprake zou zijn van een koopkrachtverbetering voor alle vermelde categorieen. Volgens de nullijnvariant van de geactualiseerde MEV zou voor de sociale minima zonder kinderen, de minimumloners zonder kinderen en voor modale ambtenaren sprake zijn van een koopkrachtverlies. De nullijnvariant in combinatie met de genoemde dreigende tegenvallers in de fiscale sfeer en het in januari niet indexeren van de kinderbijslag, levert koopkrachtbehoud voor minimumloners (met of zonder kinderen) en sociale minima zonder kinderen. Modale werknemers in de marktsector zouden er in dit geval lets op vooruit gaan, terwiji de koopkracht van ambtenaren met een daarmee vergelijkbaar inkomen zou teruglopen. Tabel 2 - Koopkrachtbeeld II III IV sociale minima z.k. minimumloon z.k. minimumloon modaal 2x modaal modale ambtenaar 0,1 0,15 0,4 1,6 1,6 0,2-0,1-0,05 0,25 0,2 0-0,2 +0,1 +0,1-0,2-0,1 0-0, ,1 0-0,3 I: geactualiseerde MEV II: nominaal gelijkblijvende lonen en uitkeringen III: effect dreigende vertragingen in de fiscale sfeer en het vervallen van de januari-indexatie kinderbijslag IV: II+111 (inclusief afronding) Bron: Bijiage 3 van de brief van het kabinet aan de Tweede Kamer d.d. 7 november De regering baseert zich -zo heeft zij ondermeer in de memorie van toelichting bij de WKA uiteengezet- bij de vraag of op grond van de \NKAkan worden ontkoppeld, op de verhouding inactieven/ actieven. Indien deze getalsverhouding de norm van 86 procent overschrijdt, kan in de ogen van de regering op basis van de WKA worden ontkoppeld. De raad, daarentegen, heeft in zijn Advies 15

17 minimumloon en sociale uitkeringen 1992 aangegeven zich bij de beantwoording van deze vraag eerst en vooral te laten leiden door de criteria volgens de eigenlijke wettekst 1). In artikel I, A1, lid 5 van de WKA wordt aangegeven dat ontkoppeling in twee gevallen mogelijk is, namelijk "near gelang sprake is van een bovenmatige loonontwikkeling zodanig dat hiervan schade voor de werkgelegenheid kan worden verwacht dan wel van een zodanige volume-ontwikkeling in de sociale-zekerheidsregelingen dat daardoor een betekenende premie- of belastingdrukverhoging noodzakelijk is". Hoewel de raad met de regering van mening is dat de beide wetscriteria nauw samenhangen met de actuele en toekomstige i/a-ratio, is volgens de raad zeker geen sprake van een tautologisch verband. Dientengevolge zijn situaties denkbaar waarin de verhouding inactieven/actieven aanleiding geeft tot een andere conclusie ten aanzien van de mogelijkheid tot ontkoppeling dan de hierboven genoemde wetscriteria 2). Enige informatie ter zake treft men aan in tabel 3 3). De raad zai deze betrekken bij zijn standpuntbepaling in hoofdstuk 4 van dit advies. De invloed van de loonontwikkeling op de werkgelegenheid kan ondermeer worden beoordeeld aan de hand van de ontwikkeling van de gecorrigeerde arbeidsinkomensquote van bedrijven (aiq). Uit tabel 3 blijkt dat de aiq van 1989/1990 op 1992 met circa 2 procentpunten istoegenomentot8^v'^ procent. Indien wordt uitgegaan van een gemiddelde contractloonstijging van 2,9 procent in 1993, zai de aiq van 1992 op 1993 naar verwachting verder stijgen tot 83U procent (dit is circa 4 procentpunt hoger dan in 1989/1990). Bij een gemiddelde contractloonstijging van 1,1 procent volgens de nullijnvariant komt de aiq in 1993 uit op circa 82^4 procent. Men ziet voorts dat, bij een gemiddelde contractloonstijging van 2,9 procent, de loonkosten per eenheid produkt in de verwerkende Industrie zich in 1993 ongunstig ontwikkelen ten opzichte van het buitenland (beide in guldens uitgedrukt). Dit heeft een negatieve invloed op de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Voor de beoordeling van de loonontwikkeling is verder de situatie op de arbeidsmarkt relevant. Gegevens hieromtrent zijn eveneens vermeld in tabel 3. 2)SEi''p"ubUkatfenr\Y/A'pp ) lie voetnoot 9. De tabel biedt voorts informatie ter beoordeling van het tweede afwijkingscriterium volgens de WKA, te weten een zodanige volumeontwikkeling in de sociale-zekerheidsregelingen dat daardoor een betekenende premie- of belastingdrukverhoging noodzakelijk is. In de tabel is nogmaals het verloop van de verhouding tussen inactieven en actieven sinds 1989 weergegeven. Na een daling van deze getalsverhouding in 1990/1991, wordt voor de jaren 1992/ 1993 een toename geraamd, zowel bij een gemiddelde contractloonstijging van 2,9 procent als bij een gemiddelde contractloonstijging van 1,1 procent. Daarmee komt de i/a-ratio in 1993 naar verwachting weer uit boven het niveau in Uit de tabel blijkt verder dat de verhouding tussen de gemiddelde uitkering en het gemiddelde arbeidsinkomen in de weergegeven periode, , een dalende trend vertoont. Ten gevolge hiervan neemt, ondanks de toenemende i/a-ratio in 1992/1993, de verhouding tussen de totale uitkeringssom en het arbeidsinkomen af. In 1992 is ook het aandeel van de uitkeringssom in het nationale inkomen afgenomen. Uitgaande van de voorgenomen ont- 16

18 label 3 Enkele kerngegevens met betrekking tot loonontwikkeling, inactiviteit, werkgelegenheid en sociale zekerheid ' Loonsom per werknemer bedrijven (%) Contractloonstijging (incl. overloop) (%) - in de marktsector - bij de overheid - gemiddeld bedrijven en overheid Loonkosten p.e.p in de verwerkende industrie in Nederland Idem in het buitenland (in guldens) Gecorrigeerde aiq bedrijven 0,9 1,4-1,9 3,1 79,2 3,6 3,0 1,3-0,5 79,1 4,3 3,5 2,9 3,4 3,3 6,0 80,4 5'/4 AV2 4 4, IV4 2,9 0,8-1,3 831/4 1,9 1 ^Vi 1,1-1,2-1,3 82y4 Inactieven (dzd) waarvan; AOW/AWW ZW AAW/WAO Werkloosheid incl. RWW ABW excl. RWW Actieven (dzd) waarvan: werkgelegenheid (arbeidsjaren) volume ZW Gemiddelde uitkering (dzd) 18,6 20,8 21,7 22,6 22,7 (23,0) 22,5 (22,8) Gemiddeld arbeidsinkomen (dzd) 47,9 54,8 57,1 60,2 62,9 (63,0) 61,7 (61,8) Uitkeringssom (mid) waarvan: AOW/AWW ZW AAW/WAO Werkloosheid incl. RWW ABW excl. RWW TSF 73,5 28,8 9,2 18,8 12,3 3,8 0,6 82,9 34,0 10,9 22,0 12,2 3,3 0,6 87,3 35,6 11,5 23,2 12,8 3,6 0,5 92,0 37,3 12,2 24,3 13,9 3,8 0,6 93,6 38,4 11,3 24,7 14,7 3,8 0,6 (95,0) (39,0) (11,3) (25,3) (14,9) (3,9) (0,6) 92,6 38,2 11,1 24,6 14,3 3,8 0,6 (94,0) (38,9) (11.1) (25,1) (14,5) (3,9) (0,6) Arbeidsinkomen (mid) 219,6 255,4 269,5 285,6 299,3 (299,7) 294,2 (294,5) NNI, marktprijzen (mid) 423,2 454,1 477,7 494,0 509,1 (509,1) 505,7 (505,7) Inactieven/actieven (%) 85,9 85,6 85,3 85,9 86,8 86,4 Gem. uitkering/gem. arb.inkomen (%) 39,0 37,9 38,0 37,5 36,1 (36,5) 36,4 (36,9) Uitkeringssom/arbeidsink. (%)2 33,4 32,4 32,4 32,2 31,3 (31,7) 31,5 (31,9) Uitkeringssom/NNI (%) 17,4 18,2 18,3 18,6 18,4 (18,7) 18,3 (18,6) ' De cijfers onder I en II gaan uit van een gemiddelde contractloonstijging in 1993 van 2,9 respectieveiijk 1,1 procent op jaarbasis. In beide gevallen is in de eerste kolom rekening gehouden met het niet aanpassen van het niveau van minimumloon en uitkeringen en met het flankerende beleid (zie hoofdstuk 2). De cijfers tussen haakjes betreffen de situatie dat zou worden gekoppeld conform de hoofdregel van de WKA. Aan deze gegevens ligt een partiele berekening ten grondslag; er is met andere woorden geen rekening gehouden met de economische doorwerking van het hogere aanpassingspercentage. ^ Het kabinetsvoomemen om de eerste zes weken van ziekte van werknemers voor rekening te brengen van werkgevers en het herverzekeren van bovenwettelijke ZW-lasten te blokkeren, hebben een neerwaartse invloed gehad van circa 0,3 procentpunt op de cijfers voor Bron: CPB. koppeling, zai dit naar verwachting 00k in 1993 het geval zijn. Men ziet dat, uitgaande van een gemiddelde contractloonstijging van 1,1 procent, het aandeel van de uitkeringen in het nationale inkomen in 1993 constant zou blijven in het geval van een voiledige aanpassing van het minimumloon en de sociale uitkeringen in dat jaar. Bij een gemiddelde contractloonstijging van 2,9 procent zou in dat geval zelfs sprake zijn van een geringe toename. 17

19 18

20 4. Standpunt van de raad 1) SER. pubiikatienr. 91/23. pp ) SER. pubiikatienr. 92/15. Den Haag met name p ) Uitgaande van ongewijzigde (directe en indirecte) belastingtarieven en sociale-zekerheidspremies en bij volledige toepassing van de inflatiecorrectie bij de belasting- en premieheffing. De raad is gevraagd om op grond van artikel I, A1, lid 8 van de WKA te adviseren over de voorgenomen ontkoppeling per 1 januari Zoals aangegeven in het Advies minimumloon en sociale uitkeringen in ), zai de raad zich allereerst uitspreken over de volgende drie vragen: - de vraag of de raad met de regering van mening is dat volgens de WKA per 1 januari 1993 kan worden ontkoppeld; - de vraag of de raad met de regering van mening is dat ook daadwerkelijk tot ontkoppeling per 1 januari 1993 moet worden overgegaan; - de vraag of de raad, indien hij van mening is dat per 1 januari 1993 moet worden ontkoppeld, instemt met de mate waarin de regering wil ontkoppelen. Deze ontkoppeling impliceert het niet aanpassen van het niveau van het minimumloon en de sociale uitkeringen in 1993, waardoor deze inkomens op jaarbasis toenemen met 0,7 procent. Bij aanpassing conform de hoofdregel zou sprake zijn van een niveauaanpassing per 1 januari 1993 met 2,05 procent. Bij een gemiddelde contractloonstijging in 1993 van 2,9 procent zou nog een niveau-aanpassing volgen van 0,85 procent op 1 juli 1993, terwiji deze niveau-aanpassing achterwege zou blijven bij een gemiddelde contractloonstijging van 1,1 procent. In het laatste geval zou bovendien achteraf een correctie plaatsvinden van -0,95 procent. Rekening houdend met de overloop uit 1992 en die naar 1994, zou bij een gemiddelde contractloonstijging van 2,9 procent sprake zijn van een toename van minimumloon en sociale uitkeringen in 1993 van circa 3,2 procent op jaarbasis, terwiji deze toename bij een gemiddelde contractloonstijging van 1,1 procent zou uitkomen op 2,75 procent. (Zie hoofdstuk 2.) Ook zai de raad zich uitspreken over de flankerende maatregelen in de belasting- en premiesfeer waarvan de regering de ontkoppeling vergezeld doet gaan. De combinatie van het niet aanpassen van het niveau van het minimumloon en de sociale uitkeringen enerzijds en lastenverlichting anderzijds, gericht op koopkrachtbehoud en stimulering van de arbeidsparticipatie, wordt door de raad beoordeeld in het licht van het unanieme advies Convergentie en overlegeconomie 2). Daarin wordt bepleit er naar te streven om -in het kader van een breder beleid gericht op verhoging van de arbeidsparticipatie, met name aan de 'onderkant' van de arbeidsmarkt- "de krachtens de WKA resulterende netto verbetering van minimumloon en uitkeringen 3) te realiseren door een effectieve combinatie van verlaging van de lastendruk en bruto verhoging binnen de grenzen van een redelijk te achten inkomensverdeling en zonder een verdere bevordering van de arbeidsparticipatie te belemmeren". De raad wijst in dit verband tevens op de Sociaal-economische beleidsorientaties 1993 in hetperspectief van de middellange termijn van de Stichting van de Arbeid d.d. 11 november 1992, waarin instemmend wordt 19

21 verwezen naar het genoemde SER-advies. Gezien de zorgelijke economische situatie is naar liet oordeel van de Stichting van de Arbeid "een uiterste inspanning vereist van alle partijen om de in het genoemde SER-advies geschetste beleidsorientaties reeds in 1993 tot gelding te laten komen." Bij de beantwoording van de vraag of volgens de WKA kan worden ontkoppeld laat de raad zich eerst en vooral leiden door de twee afwijkingscriteria volgens de wettekst. Indian ten minste een van deze criteria actueel is, kan worden ontkoppeld. De raad is van mening dat ontkoppeling per 1 januari 1993 op grond van de WKA mogelijk is. De eerste afwijkingsgrond van de WKA is "een bovenmatige loonontwikkeling zodanig dat hiervan schade voor de werkgelegenheid kan worden verwacht". Ter beoordeling van de invloed van de loonontwikkeling op de werkgelegenheid is de ontwikkeling van de (gecorrigeerde) arbeidsinkomensquote van bedrijven van belang. Uiteraard bestaat momenteel, gezien het feit dat een belangrijk deel van de cao-onderhandelingen nog moet aanvangen, de nodige onzekerheid ten aanzien van de loonontwikkeling. De ontwikkeling van de arbeidsinkomensquote is voorts niet alleen afhankelijk van de loonontwikkeling, maar ook van de toeneming van de produktieprijzen en de arbeidsproduktiviteitsontwikkeling. Zo hebben zowel de naar de huidige inzichten meevallende prijsontwikkeling ten gevolge van de koersdaling van de valuta's van een aantal belangrijke handelspartners ten opzichte van de gulden, als de tegenvallende arbeidsproduktiviteitsontwikkeling ten gevolge van de verslechterde vooruitzichten ten aanzien van de Internationale conjunctuur, een opwaartse invloed op de arbeidsinkomensquote (gecumuleerd over 1992 en 1993 bedragen deze effecten circa 1,2 respectievelijk 1,1 procentpunt). Dit neemt niet weg dat kan worden geconstateerd dat -bij een contractloonstijging van 3 procent in de marktsector (een gemiddelde contractloonstijging bij bedrijven en de overheid van 2,9 procent)- de arbeidsinkomensquote van 1992 op 1993 opioopt van 81 naar 83^4 procent (in 1989 en 1990 bedroeg de arbeidsinkomensquote ruim 79 procent). Dit is, gelet op de hoge mate van inactiviteit en de vrijwel stagnerende werkgelegenheidstoename in ons land, een zorgelijke situatie. Zelfs bij een contractloonstijging in de marktsector van 1 procent (een gemiddelde contractloonstijging bij bedrijven en de overheid van 1,1 procent) volgens de nullijnvariant waarvan het kabinet uitgaat, is sprake van een toename van de arbeidsinkomensquote in 1993 en wel tot circa BlVi procent. Voorts geeft de ontwikkeling van de loonkosten per eenheid produkt in vergelijking tot het buitenland aanleiding tot zorg. Bij een contractloonstijging van 3 procent in de marktsector wijst deze vergelijking op een aanmerkelijke verslechtering van de Nederlandse prijsconcurrentiepositie. Op grond van het eerste criterium uit de WKA kan volgens de raad derhalve worden ontkoppeld. De tweede afwijkingsgrond in de WKA is een zodanige volumeontwikkeling in de sociale-zekerheidsregelingen dat daardoor een betekenende premie- of belastingdrukverhoging noodzakelijk is. Bij een gemiddelde contractloonstijging van 2,9 procent neemt de verhouding inactieven/actieven van 1992 op 1993 toe met 0,9 procentpunt tot 86,8 procent. In de nullijnvariant waarvan het kabinet uitgaat -oftewel bij een gemiddelde contractloonstijging van 20

22 1,1 procent- komt de i/a-ratio uit op 86,4 procent, een stijging van 0,5 procentpuntten opzichte van De vraag of dit impliceert dat ook aan het tweede afwijkingscriterium is voldaan, kan op verschillende manieren worden benaderd. Enerzijds kan worden gesteld dat, onder overigens gelijkblijvende omstandiglieden; een stijging van de volumeverhouding met een bepaald percentage tot een proportionele toename van de verhouding tussen de uitkeringssom en het arbeidsinkomen leidt, alsmede tot een toename van het aandeel van de uitkeringssom in het nationale inkomen. Dit extra beslag van de uitkeringen op het nationale inkomen dient gefinancierd te worden en oefent derhalve een opwaartse druk uit op de collectieve-lastendruk. Anderzijds kan erop worden gewezen dat in 1993 naar verwachting geen sprake zai zijn van een (betekenende) premiedrukstijging, maar zelfs van een premiedaling. Volgens het CPB zai namelijk naar verwachting zowel de verhouding tussen de uitkeringssom en het arbeidsinkomen als het aandeel van de uitkeringssom in het nationale inkomen van 1992 op 1993 een afname te zien geven, in beide varianten ten aanzien van de contractloonstijging. Indien de gemiddelde contractloonstijging in 1993 uitkomt op 2,9 procent, neemt de verhouding tussen de uitkeringssom en het arbeidsinkomen van 1992 op 1993 af van 32,2 naar 31,3 procent, terwiji het aandeel van de uitkeringssom in het nationale inkomen terugloopt van 18,6 naar 18,4 procent. Bij een gemiddelde contractloonstijging van 1,1 procent volgens de nullijnvariant lopen de genoemde verhoudingsgetallen terug naar 31,5 respectievelijk 18,3 procent. Opgemerkt zij dat in deze verhoudingsgetallen voor 1993 het effect van de ontkoppeling reeds is verwerkt. Ook indien in 1993 zou worden gekoppeld conform de hoofdregel in de WKA, zou de verhouding tussen de uitkeringssom en het arbeidsinkomen evenwel teruglopen en wel naar 31,7 procent respectievelijk 31,9 procent bij een gemiddelde contractloonstijging van respectievelijk 2,9 en 1,1 procent. Overigens zou in het eerste geval het aandeel van de uitkeringssom in het nationale inkomen een geringe stijging vertonen tot 18,7 procent. Bij een gemiddelde contractloonstijging van 1,1 procent, zou sprake zijn van een van 1992 op 1993 constant blijvend aandeel van de uitkeringssom in het nationale inkomen. Hoewel over deze kwestie binnen de raad verschillend wordt gedacht, zai hierop in dit advies niet nader worden ingegaan aangezien het eerste afwijkingscriterium van de WKA naar het oordeel van de gehele raad reeds ontkoppeling mogelijk maakt. De vraag of in 1993 ook daadwerkelijk tot ontkoppeling moet worden overgegaan op basis van de WKA, wordt door de raad eveneens positief beantwoord. Reden daartoe bieden de door het CPB verwachte stijging van de arbeidsinkomensquote en de verslechtering van de prijsconcurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven, in samenhang met de zorgelijke werkgelegenheids- en werkloosheidsperspectieven. In het advies over de convergentie in het kader van de EMU en de overlegeconomie heeft de raad, zoals aangegeven, het streven naar een 'effectieve combinatie' van een verminderde bruto aanpassing van minimumloon en uitkeringen en lastenverlichting bepleit ter stimulering van de arbeidsparticipatie, met name aan de 'onderkant'. De effectiviteit daarvan moet worden beoordeeld aan de bijdrage tot het financieel aantrekkelijker maken van werken 21

23 voor degenen nnet een bescheiden haalbaar loon (verdiencapaciteit) -bijvoorbeeld door verhoging van het arbeidskostenforfait- en het tegelijkertijd matigen van de voor hen te maken loonkosten. Een in dit opzicht effectieve combinatie dient te worden vormgegeven binnen de grenzen van een redelijk te achten inkomensverdeling en zonder een verdere bevordering van de arbeidsparticipatie te belemmeren. In het licht van het bovenstaande en gegeven de huidige economische vooruitzichten, verzet de raad zich niet tegen de door de regering op basis van de WKA voor 1993 voorgestelde mate van ontkoppeling (i.e. bevriezing per 1 januari en 1 juli 1993). In de onderbouwing hiervanvarierendeargumenten van 'minimaal noodzakelijk' tot 'maximaal aanvaardbaar'. De door het kabinet voorgestelde combinatie van de verminderde bruto aanpassing en de lastenverlichting biedt naar verwachting enig tegenwicht aan de ongunstige ontwikkeling van werkgelegenheid en werkloosheid, terwijl de koopkracht van minimumloners en uitkeringsgerechtigden naar verwachting (minimaal) behouden blijft. Dit laat overigens onverlet aanmerkingen op afzonderlijke onderdelen van het flankerende beleid, waarover verschillende delen van de raad verschillend denken en waaraan door deze delen in het advies over de aanpassing van het minimumloon en de sociale uitkeringen in 1992 al ten dele uitdrukking is gegeven, met name ten aanzien van de beperking van de inflatiecorrectie en de verhoging van de heffingsvrije som. De raad constateert dat een verhoging van het arbeidskostenforfait ontbreekt in het thans voorgenomen flankerende beleid. Zoals hierboven vermeld, heeft de raad in zijn advies over Convergentie en overlegeconomie aangegeven dat dit een van de mogelijkheden is om -in het kader van een participatiebevorderend beleid, met name aan de 'onderkant'- werken financieel aantrekkelijker te maken en tegelijkertijd de voor de betrokkenen te maken loonkosten te matigen. Overigens heeft het kabinet in zijn brief d.d. 9 november 1992 wel aangekondigd dat, "afhankelijk van de budgettaire mogelijkheden (...) nog nader (zai) worden bezien op weike wijze in 1993 enige versterking mogelijk is van een op participatie gericht flankerend werkgelegenheidsbeleid, bijvoorbeeld via verhoging van het arbeidskostenforfait". De raad neemt aan dat dit kabinetsvoornemen onderdeel uitmaakt van de aankondiging in de brief van het kabinet aan de Tweede Kamer d.d. 7 november 1992 dat "in het voorjaar 1993 (...) meer definitieve keuzen (kunnen) worden gemaakt. De inzichten uit de dan beschikbare nieuwe middellange termijn ramingen van het CPB kunnen daarbij dan worden betrokken," aldus het kabinet, "evenals een op basis daarvan nader uit te brengen SER-advies". Zoals ook is verwoord in het advies over Convergentie en overlegeconomie, is de raad tot een dergelijke advisering gaarne bereid en wacht hij de desbetreffende adviesaanvraag af. Den Haag, 20 november Th. Quen6, voorzitter. R. Gerritse, algemeen secretaris. 22

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 3193 Vragen van het lid

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Besluit van houdende vaststelling van de bedragen, genoemd in artikel 8, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor 2005 Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Nadere informatie

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten CPB Notitie Datum : 7 april 2004 Aan : Projectdirectie Administratieve Lasten Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten 1 Inleiding Het kabinet heeft in het regeerakkoord het

Nadere informatie

Grafiek 1 Verslechtering concurrentiepositie Nederlandse industrie in termen van loonkosten per eenheid produkt (procentuele mutaties)

Grafiek 1 Verslechtering concurrentiepositie Nederlandse industrie in termen van loonkosten per eenheid produkt (procentuele mutaties) Feiten sociaal-economische situatie I Concurrentiepositie ten opzichte van eurogebied Sinds 997 is sprake van een gestage verslechtering van de Nederlandse concurrentiepositie, die in de ramingen van het

Nadere informatie

Wettelijk minimumloon per 1 juli 2017

Wettelijk minimumloon per 1 juli 2017 Wettelijk minimumloon per 1 juli 2017 Periodiek wordt het wettelijk minimumloon door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangepast; per 1 juli 2017 gelden de onderstaande bedragen. Het wettelijk

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002 Aanleiding Elke vier jaar moet de vraag worden beantwoord of er omstandigheden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 200 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2008 Nr. 58 BRIEF VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 22187 Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid IMr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAIM SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

CPB Memorandum. Raming van het bijstandsvolume in CEP 2007

CPB Memorandum. Raming van het bijstandsvolume in CEP 2007 CPB Memorandum Sector : 2 Afdeling/Project : Sociale Zekerheid Samensteller(s) : Frans Suijker en Bart Verbeet Nummer : 178 Datum : 4 april 2007 Raming van het bijstandsvolume in CEP 2007 In het CEP 2007

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 000 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2012 Nr. 64 BRIEF VAN

Nadere informatie

CPB Notitie. Bijstelling meerjarencijfers Inleiding. Datum : 3 juli 2003

CPB Notitie. Bijstelling meerjarencijfers Inleiding. Datum : 3 juli 2003 CPB Notitie Datum : 3 juli 2003 Bijstelling meerjarencijfers 2004-2007 1 Inleiding De analyse van het Hoofdlijnenakkoord in mei 2003 in CPB Notitie 2003/49 is gebaseerd op het voorzichtige scenario van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 002 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2015) Nr. 77 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 18 november

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Sector : 2 Afdeling/Project : Sociale zekerheid Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 126 Datum : 19 september 2005

Sector : 2 Afdeling/Project : Sociale zekerheid Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 126 Datum : 19 september 2005 CPB Memorandum Sector : 2 Afdeling/Project : Sociale zekerheid Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 126 Datum : 19 september 2005 Raming van het bijstandsvolume in de MEV 2006 Het

Nadere informatie

De bruto bedragen van het wettelijk minimumloon en het minimumjeugdloon stijgen per 1 januari 2013 met 0,91 procent.

De bruto bedragen van het wettelijk minimumloon en het minimumjeugdloon stijgen per 1 januari 2013 met 0,91 procent. Wettelijk minimumloon per 1 januari 2013 De bruto bedragen van het wettelijk minimumloon en het minimumjeugdloon stijgen per 1 januari 2013 met 0,91 procent. Het wettelijk brutominimumloon (WML) voor werknemers

Nadere informatie

Sector : 2 Afdeling/Project : SZ Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 113 Datum : 17 maart 2005

Sector : 2 Afdeling/Project : SZ Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 113 Datum : 17 maart 2005 CPB Memorandum Sector : 2 Afdeling/Project : SZ Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 113 Datum : 17 maart 2005 Raming van het bijstandsvolume in het CEP 2005 Het gemiddeld aantal bijstandsuitkeringen

Nadere informatie

Afdeling/Project : Sociale Zekerheid Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 152 Datum : 5 april 2006

Afdeling/Project : Sociale Zekerheid Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 152 Datum : 5 april 2006 CPB Memorandum Afdeling/Project : Sociale Zekerheid Samensteller(s) : Hans Stegeman en Frans Suijker Nummer : 152 Datum : 5 april 2006 Raming van het bijstandvolume in CEP 2006 In het CEP 2006 raamt het

Nadere informatie

Sociaal- Economische Raad ADVIES. Minimumloon en sociale uitkeringen in 1995 SER

Sociaal- Economische Raad ADVIES. Minimumloon en sociale uitkeringen in 1995 SER Sociaal- Economische Raad ADVIES Minimumloon en sociale uitkeringen in 1995 14 SER Advies minimumloon en sociale uitkeringen in 1995 Advies minimumloon en sociale uitkeringen in 1995 Uitgebracht aan de

Nadere informatie

Kwalitatieve gevolgen voor de werkgelegenheid op korte termijn van de tegenbegrotingen

Kwalitatieve gevolgen voor de werkgelegenheid op korte termijn van de tegenbegrotingen CPB Notitie Datum : 28 september 2009 Aan : Tweede Kamer Kwalitatieve gevolgen voor de werkgelegenheid op korte termijn van de tegenbegrotingen 1 Inleiding Tijdens de afgelopen Algemene Politieke Beschouwingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 400 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 33 682 Evaluatie Wet uniformering loonbegrip Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 33 682 Evaluatie Wet uniformering loonbegrip Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 929 Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het ongewijzigd laten van het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering tot en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 667 Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en enige andere wetten in verband met de verlening van een tegemoetkoming aan personen die een

Nadere informatie

Sector in beeld: kostenontwikkelingen 2016 juli 2015

Sector in beeld: kostenontwikkelingen 2016 juli 2015 Sector in beeld: kostenontwikkelingen 2016 juli 2015 Op basis van cijfers rondom de cao kinderopvang en cijfers van het Centraal Planbureau (CPB), volgt in dit document een overzicht van kostenontwikkelingen

Nadere informatie

Sociaal- Economische Raad ADVIES. Bijzondere aanpassing minimumloon 99/11

Sociaal- Economische Raad ADVIES. Bijzondere aanpassing minimumloon 99/11 Sociaal- Economische Raad ADVIES Bijzondere aanpassing minimumloon 99/11 Bijzondere aanpassing minimumloon Advies Bijzondere aanpassing minimumloon Uitgebracht aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 19 september 2017 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2018

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 19 september 2017 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2018 CPB Notitie Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383 380 I www.cpb.nl Contactpersoon Remco Mocking Datum: 19 september 2017 Betreft: Raming van het bijstandsvolume

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 31 322 Kinderopvang Nr. 137 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 1.6, zevende lid, 1.8, eerste lid en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 1 ;

Gelet op de artikelen 1.6, zevende lid, 1.8, eerste lid en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 1 ; Ontwerpbesluit van [[ ]] tot wijziging van het Besluit kindertoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens, de verhoging van de toeslagpercentages in de eerste kindtabel en de maximale toeslagpercentages

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 33 682 Evaluatie Wet uniformering loonbegrip Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip

Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip Opdrachtgever SZW Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip Opdrachtnemer CPB / D. van Vuuren, M. Gielen Onderzoek Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip Categorie Wets- en beleidsevaluatie Conclusie

Nadere informatie

Analyse economische effecten Begrotingsafspraken. Uitgevoerd op verzoek van het kabinet en de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Analyse economische effecten Begrotingsafspraken. Uitgevoerd op verzoek van het kabinet en de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal CPB Notitie 17 oktober 2013 Analyse economische effecten Begrotingsafspraken 2014 Uitgevoerd op verzoek van het kabinet en de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. CPB Notitie Aan: Voorzitter

Nadere informatie

Memo beperken inkomenseffecten

Memo beperken inkomenseffecten Memo beperken inkomenseffecten Aanleiding De ongerustheid in de samenleving over de effecten van de nieuwe zorgpremie op het koopkrachtbeeld, de arbeidsmarkt en de werking van het zorgstelsel. Kernpunten

Nadere informatie

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 21 september 2016 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2017

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 21 september 2016 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2017 CPB Notitie Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383 380 I www.cpb.nl Contactpersoon Krista Hoekstra Datum: 21 september 2016 Betreft: Raming van het bijstandsvolume

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 23 929 Voornemens met betrekking tot de AOW-toeslag Nr. 2 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 15 september 2015 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2016

CPB Notitie. 1 Inleiding. Datum: 15 september 2015 Betreft: Raming van het bijstandsvolume in MEV 2016 CPB Notitie Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383 380 I www.cpb.nl Contactpersoon Krista Hoekstra Datum: 15 september 2015 Betreft: Raming van het bijstandsvolume

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI) Nr. 399 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELE- GENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip

Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip CPB Notitie 1 juni 13 Inkomenseffecten Wet Uniformering Loonbegrip Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Financiën en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. CPB Notitie Aan: Ministerie

Nadere informatie

A 2014 N 106 PUBLICATIEBLAD

A 2014 N 106 PUBLICATIEBLAD A 2014 N 106 PUBLICATIEBLAD MINISTERIËLE REGELING MET ALGEMENE WERKING, van de 16 de december 2014 houdende toepassing van artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening minimumlonen (PB 1972, no. 110)

Nadere informatie

4 Toon met twee verschillende berekeningen aan dat het ontbrekende gemiddelde inkomen (a) in de tabel gelijk moet zijn aan 70 000 euro.

4 Toon met twee verschillende berekeningen aan dat het ontbrekende gemiddelde inkomen (a) in de tabel gelijk moet zijn aan 70 000 euro. Grote opgave personele inkomensverdeling Blz. 1 van 4 personele inkomensverdeling Inkomensverschillen tussen personen kunnen te maken hebben met de verschillende soorten inkomen. 1 Noem drie soorten primair

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1985-1986 18813 Wijzigingen van bepalingen in de Algemene Bijstandswet die betrekking hebben op het verhaal van kosten van bijstand Nr. 16 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van. 2014;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van. 2014; Besluit van houdende wijziging van het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde percentages met ingang van het berekeningsjaar 2015 Op de voordracht van Onze

Nadere informatie

AWBZ-premie over vier schijven Uitgevoerd op verzoek van de Socialistische Partij

AWBZ-premie over vier schijven Uitgevoerd op verzoek van de Socialistische Partij CPB Notitie 17 juni 2014 AWBZ-premie over vier schijven Uitgevoerd op verzoek van de Socialistische Partij. CPB Notitie Aan: SP, Henk van Gerven Datum: 17-6-2014 Betreft: AWBZ-premie over vier schijven

Nadere informatie

CPB Memorandum. Raming van het bijstandsvolume in de MEV 2007

CPB Memorandum. Raming van het bijstandsvolume in de MEV 2007 CPB Memorandum Sector : Conjunctuur en Collectieve Sector Afdeling/Project : Sociale zekerheid Samensteller(s) : Frans Suijker en Bart Verbeet Nummer : 162 Datum : 19 september 2006 Raming van het bijstandsvolume

Nadere informatie

Tabel 1 Statische Koopkrachtontwikkeling 2002 (in procenten)

Tabel 1 Statische Koopkrachtontwikkeling 2002 (in procenten) Bijlage 5 In het overleg over het begrotingsonderzoek SZW van 22 november 2001 heb ik toegezegd u voor de begrotingsbehandeling nadere informatie te doen toekomen met betrekking tot de inkomensmaatregelen

Nadere informatie

Het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

Het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang wordt als volgt gewijzigd: Besluit van houdende wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met aanpassingen van de maximumuurprijs en de inkomenstabellen Op de voordracht

Nadere informatie

Resultaten Conjuntuurenquete 2018

Resultaten Conjuntuurenquete 2018 Resultaten Conjuntuurenquete 2018 Datum, maart 2019 Inleiding In november en december 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) ruim 500 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om op reguliere

Nadere informatie

S A M E N V A T T I N G

S A M E N V A T T I N G 5 6 Samenvatting Adviesaanvraag, opvattingen kabinet In dit advies reageert de SER op een drietal voorgenomen maatregelen van het kabinet om de toetredingsvoorwaarden van de WW aan te scherpen. Het betreffen:

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 0,15 0,12 100% = 25%

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 1.8, eerste lid, en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang;

Gelet op de artikelen 1.8, eerste lid, en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang; Ontwerpbesluit van [[ ]] tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens en de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang

Nadere informatie

CPB Notitie. Economierapportage maart De wereldeconomie. Datum : 27 maart 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken

CPB Notitie. Economierapportage maart De wereldeconomie. Datum : 27 maart 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken CPB Notitie Datum : 27 maart 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken Economierapportage maart 2003 1 De Nederlandse economie blijft ondermaats presteren. Dit geldt zelfs indien door een voorspoedig

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Voorlopige update PwC rapport 2013: Laaggeletterdheid in Nederland kent aanzienlijke maatschappelijke kosten

Voorlopige update PwC rapport 2013: Laaggeletterdheid in Nederland kent aanzienlijke maatschappelijke kosten 24 Voorlopige update PwC rapport 2013: Laaggeletterdheid in Nederland kent aanzienlijke maatschappelijke kosten Maart 2017 PwC is het merk waaronder PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (KvK 34180285),

Nadere informatie

NOTA VAN TOELICHTING. I. Algemeen. 1. Inleiding

NOTA VAN TOELICHTING. I. Algemeen. 1. Inleiding NOTA VAN TOELICHTING I. Algemeen 1. Inleiding Via de zorgtoeslag wordt een inkomensafhankelijke tegemoetkoming verstrekt die het voor huishoudens met lage inkomens en middeninkomens mogelijk moet maken

Nadere informatie

Bijlage 1a bij CvA-brief 200802175 Het gemeentelijk referentiemodel

Bijlage 1a bij CvA-brief 200802175 Het gemeentelijk referentiemodel Bijlage 1a bij CvA-brief 200802175 Het gemeentelijk referentiemodel 1. Inleiding 1 2. De onderhandelingsruimte 1 2.1 Technische ruimte 2 2.1.1 Doorwerking ontwikkeling van het gemeentefonds 2 2.1.2 Doorwerking

Nadere informatie

CPB Notitie 16 augustus Houdbaarheidsberekeningen. Uitgevoerd op verzoek van Flip de Kam

CPB Notitie 16 augustus Houdbaarheidsberekeningen. Uitgevoerd op verzoek van Flip de Kam CPB Notitie 16 augustus 2013 Houdbaarheidsberekeningen Uitgevoerd op verzoek van Flip de Kam. CPB Notitie Aan: Flip de Kam Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383

Nadere informatie

Tijdens het begrotingsonderzoek heb ik toegezegd u nog aanvullende informatie toe te zenden.

Tijdens het begrotingsonderzoek heb ik toegezegd u nog aanvullende informatie toe te zenden. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a Den Haag Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333

Nadere informatie

Sector in beeld: kostenontwikkelingen 2016 september 2015

Sector in beeld: kostenontwikkelingen 2016 september 2015 Sector in beeld: kostenontwikkelingen 2016 september 2015 Dit document geeft u een geactualiseerd overzicht van kostenontwikkelingen in 2016, met de meest recente gegevens over de cao kinderopvang, de

Nadere informatie

- Daarnaast is in 2012 de bijdrage van werkgevers verhoogd van ruim 700 miljoen naar ruim 1 miljard.

- Daarnaast is in 2012 de bijdrage van werkgevers verhoogd van ruim 700 miljoen naar ruim 1 miljard. Terugdraaien bezuinigingen 2013 mogelijk, effect voor 2013 al gehaald omdat bezuinigingen uit 2011 en 2012 meer opbrengen dan eerder geraamd Brancheorganisatie Kinderopvang, september 2012 De bezuinigingen

Nadere informatie

1 Kamerstukken II, , 33682, nr. 11. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA

1 Kamerstukken II, , 33682, nr. 11. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van (datum invullen), (nummer invullen);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van (datum invullen), (nummer invullen); Besluit van houdende wijziging van de percentages van het drempel- en het toetsingsinkomen voor de berekening van de zorgtoeslag (Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag) Op de voordracht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 520 Wijziging van de WAO en de WAZ om uitkeringsgerechtigden te stimuleren arbeid te gaan verrichten Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

Cao-lonen 2004, de definitieve gegevens

Cao-lonen 2004, de definitieve gegevens Cao-lonen, de definitieve gegevens Nathalie Peltzer In zijn de cao-lonen per uur, inclusief bijzondere beloningen, met, procent gestegen. Dit is aanzienlijk minder dan in, toen de stijging nog,8 procent

Nadere informatie

Raming aantal personen/huishoudens onder de lage-inkomensgrens 2018 en 2019 Uitgevoerd op verzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek

Raming aantal personen/huishoudens onder de lage-inkomensgrens 2018 en 2019 Uitgevoerd op verzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek CPB Notitie 1 november 2018 Raming aantal personen/huishoudens onder de lage-inkomensgrens 2018 en 2019 Uitgevoerd op verzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek CPB Notitie Aan: CBS, t.a.v. Dhr.

Nadere informatie

Rollenspel centraal akkoord (2x)

Rollenspel centraal akkoord (2x) Rollenspel centraal akkoord (2x) 1 Algemeen Een zestal leerlingen spelen tijdens dit rollenspel het onderhandelingsproces voor een centraal akkoord na. Zij moeten hierbij rekening houden met een gegeven

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23440 Aanpassing van de vergoeding van verblijfkosten van leden van de Tweede Kamer en enige andere wijzigingen van de Wet schadeloosstelling leden

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 469 Besluit van 26 november 2016 houdende wijziging van het Besluit percentages drempelen toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde

Nadere informatie

NOTA VAN TOELICHTING. I. Algemeen. 1. Inleiding

NOTA VAN TOELICHTING. I. Algemeen. 1. Inleiding NOTA VAN TOELICHTING I. Algemeen 1. Inleiding Via de zorgtoeslag wordt een inkomensafhankelijke tegemoetkoming verstrekt die het voor huishoudens met lage en midden inkomens mogelijk moet maken de nominale

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 20 808 Inkomensbeleid 1989 Nr. 3 LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 28 oktober 1988 De vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1 heeft

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-064 24 september 2009 9.30 uur www.cbs.nl Flink banenverlies In tweede kwartaal 72 duizend banen minder dan een jaar eerder Ook kwartaal op kwartaal

Nadere informatie

Sociale Verzekeringen per 1 juli 2012

Sociale Verzekeringen per 1 juli 2012 Sociale Verzekeringen per 1 juli 2012 Uitkeringen als de AOW, ANW, WW, WIA, WAO en Wajong gaan vanaf 1 juli 2012 omhoog. De verhogingen worden doorgevoerd omdat de uitkeringen zijn gekoppeld aan het wettelijk

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Licht herstel economie in derde kwartaal 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Licht herstel economie in derde kwartaal 2009 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-071 13 november 2009 9.30 uur Licht herstel economie in derde kwartaal 2009 Kwartaal op kwartaal 0,4 procent groei economie Krimp 3,7 procent in vergelijking

Nadere informatie

Werken of vrije tijd?

Werken of vrije tijd? Samenvatting door Sophie 612 woorden 28 juni 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1 Werken of vrije tijd? Je moet keuzes maken tussen vrije tijd en werken/ geld verdienen. Veel mensen werken

Nadere informatie

NOTA VAN TOELICHTING. I. Algemeen. 1. Inleiding

NOTA VAN TOELICHTING. I. Algemeen. 1. Inleiding NOTA VAN TOELICHTING I. Algemeen 1. Inleiding Via de zorgtoeslag wordt een inkomensafhankelijke tegemoetkoming verstrekt die het voor huishoudens met lage inkomens en middeninkomens mogelijk moet maken

Nadere informatie

Bouwproductie 15 procent lager in komende twee jaar

Bouwproductie 15 procent lager in komende twee jaar Bouwproductie 15 procent lager in komende twee jaar Het CPB heeft haar vooruitzichten voor de Nederlandse economie sterk neerwaarts aangepast. Het bbp daalt volgens het CPB dit jaar met 3,5 procent en

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 11 november 2016

No.W /III 's-gravenhage, 11 november 2016 ... No.W12.16.0277/III 's-gravenhage, 11 november 2016 Bij Kabinetsmissive van 19 september 2016, no.2016001567, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Nadere informatie

Artikel III. Wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Artikel III. Wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen 29738 Wijziging van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met aanscherping van de wekeneis DERDE NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 1 Artikel I komt te luiden:

Nadere informatie

Gezinnen. Overheid. Bedrijven. Buitenland

Gezinnen. Overheid. Bedrijven. Buitenland Hoofdstuk 2 Basisinzichten Opgave 1 NBP fk 990 S = 120 Gezinnen Bg = 50 C = 820 Overheid NBPov = 90 Indir. Bel. = 70 Cov = 50 Iov = 10 NBPb = 900 Bedrijven I = 110 X = 910 M = 930 Buitenland B NBPfk Bg

Nadere informatie

SP-voorstel fiscale behandeling eigen woning

SP-voorstel fiscale behandeling eigen woning CPB Notitie Datum : 27 augustus 2004 Aan : de SP, de heer E. Irrgang SP-voorstel fiscale behandeling eigen woning 1 Inleiding De SP-fractie heeft het CPB gevraagd de budgettaire en koopkrachteffecten te

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

2016D38962 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2016D38962 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2016D38962 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij een aantal fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te

Nadere informatie

Stichting van de Arbeid

Stichting van de Arbeid Stichting van de Arbeid B/800a AC/667a WZZ/57b Aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Postbus 20350 2500 EJ DEN HAAG Den Haag : 3 maart 1999 Ons kenmerk : S.A.99.04.901 K/KS Uw kenmerk :

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage. Project Walvis/SUB/ 04/9300

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage. Project Walvis/SUB/ 04/9300 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Verhoging assurantiebelastingtarief

Verhoging assurantiebelastingtarief Reactie minister van Financiën en nawoord Algemene Rekenkamer Volgens de minister kan het verschil tussen de geraamde en gerealiseerde opbrengst in belang rijke mate worden toegerekend aan de tegenvallende

Nadere informatie

CPB Notitie 18 september 2018

CPB Notitie 18 september 2018 CPB Notitie 18 september 2018 Raming van het bijstandsvolume in de Macro Economische Verkenning (MEV) 2019 CPB Notitie Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383 380

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II Opgave 1 CAO-overleg: loon of werk? Bij de CAO-onderhandelingen voor een komend jaar in de industrie wordt uitgegaan van de volgende prognose: inflatie 2,3% stijging arbeidsproductiviteit in de industrie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1984-1985 Nr. 145b 16833 Wijziging van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Stb. 1977,494) NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 14 mei 1985

Nadere informatie

Raming bijstandsvolume in de MEV 2005

Raming bijstandsvolume in de MEV 2005 CPB Memorandum Sector : 2 Afdeling/Project : Sociale Zekerheid Samensteller(s) : Hans Stegeman Datum : 19 september 2004 Raming bijstandsvolume in de MEV 2005 Samenvatting: Het bijstandsvolume relevant

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 436 Besluit van 10 november 2017, houdende wijziging van het Besluit percentages drempelen toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 430 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde een korting te kunnen toepassen op de toeslag voor de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar

Nadere informatie

2513AA22. De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA S GRAVENHAGE

2513AA22. De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22 Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 T

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB05-113 30 september 2005 9.30 uur Banenverlies tot staan gekomen In het tweede kwartaal van 2005 waren er vrijwel evenveel banen als in het eerste kwartaal.

Nadere informatie

betaald eigen risico zorgkosten

betaald eigen risico zorgkosten Bijlage toelichting inkomenseffecten Inkomenseffecten nader bekeken De inkomenseffecten van het pakket aan maatregelen om de stapeling van eigen bijdragen te verminderen, zijn in onderstaande tabellen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1424 Vragen van het lid

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van. 2012, Z-.;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van. 2012, Z-.; Besluit van houdende wijziging van het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde percentages met ingang van het berekeningsjaar 2013 Op de voordracht van Onze

Nadere informatie

2513 AA1XA. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA Den Haag

2513 AA1XA. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA Den Haag > Retouradres Postbus 1 2509 LV Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA Den Haag 2513 AA1XA e Sector en Postbus 1 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 0 333 44

Nadere informatie