: de heer M.W. Wolleswinkel, voorzitter : de heer M.H.T. Jansen, secretaris (plv.)

Transcriptie

1 Verslag van de openbare vergadering van de commissie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer gehouden op dinsdag 14 september 2010 om uur in de raadzaal van het gemeentehuis Aanwezig De leden Overige aanwezigen Notuliste : de heer M.W. Wolleswinkel, voorzitter : de heer M.H.T. Jansen, secretaris (plv.) : de heren G. van Beek, E.C. Blaauwendraat, J. Germs, T. van Laar, H.H. van der Schoor, J.B. Stutvoet, J.G. Verbeek, K. van Vliet : de heer D. Vlastuin (wethouder) twintig belangstellenden op de publieke tribune : mevrouw K. Verhoef (Notuleerservice Nederland) 1. Vaststelling agenda De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. Hij stelt de volgende wijzigingen op de agenda voor: Agendapunt 7: Ruimte-voor-Ruimtenotitie Agendapunt 8: Vervanging depot Klein Gevaarlijk Afval (KGA) Agendapunt 9: Verordening startersleningen Agendapunt 10: Rondvraag De agenda wordt vervolgens vastgesteld. 2. Vaststelling bestemmingsplan Buitengebied en zienswijzennota Inspraak Zienswijze 41 de heer Van Klinken De heer Van Klinken pleit ervoor om de tijdelijke parkeerplaats ten behoeve van het ICT-bedrijf Info Support in het bestemmingsplan op te nemen. Info Support is een behoorlijk groot ICT-bedrijf en verzorgt veel opleidingen en seminars. Hierdoor is er behoefte aan extra parkeerruimte. Destijds is een en ander geregeld via artikel 17 WRO en was er uitzicht op het verschuiven van de grenzen tussen Veenendaal en Renswoude. Tot op heden is van dit laatste nog geen sprake, zodat de oplossing op het grondgebied van Renswoude ligt. Spreker verzoekt om de parkeermogelijkheid op te nemen in het bestemmingsplan, onder voorwaarde dat deze mogelijkheid goedgekeurd wordt door de provincie. De heer Stutvoet vraagt om hoeveel parkeerplaatsen het gaat. De heer Van Klinken antwoordt dat er rond het gebouw zelf circa honderd parkeerplaatsen liggen. Het gaat met name om het extra terrein, waar men zoveel mogelijk parkeerplaatsen wil. In ieder geval zou men het huidige aantal willen behouden. De heer Germs vraagt of alle parkeerplaatsen op het grondgebied van Renswoude liggen. De heer Van Klinken antwoordt dat dit alleen de parkeerplaatsen betreft die nodig zijn voor de overloop bij seminars en trainingen. De heer Van Beek vraagt naar de procedure als dit nu niet in het bestemmingsplan wordt opgenomen. De heer Jansen legt uit dat de nieuwe Wro dan van toepassing is. Het wordt dan een 1

2 projectbesluit of een postzegelplan. Zienswijze 32 inspreker de heer Lagerweij De heer Lagerweij zegt dat hij dertig jaar geleden een vergunning heeft gekregen voor een bedrijfswoning. Nu blijkt dat zijn perceel een woonbestemming krijgt. Waarom is dit en kan hij nog zijn bedrijf uitoefenen? De heer Germs vraagt om welke bedrijfsactiviteiten het gaat. De heer Lagerweij antwoordt dat er sprake is van kleine bedrijvigheid, hoofdzakelijk verkoop van boottrailers en buitenboordmotoren. De heer Jansen antwoordt dat het college van mening is dat deze bedrijfsactiviteiten vallen onder een aan huis gebonden beroep. Dit valt binnen een woonbestemming. Feitelijk betreft het een woning met enige bedrijfsactiviteiten, die niet zodanig zijn dat het college hier een bedrijfsbestemming aan wil geven. De heer Germs vraagt of deze ondernemer wel verder kan met zijn werkzaamheden. De heer Jansen zegt dat dit gewoon kan. De feitelijke situatie wordt opgenomen in het bestemmingsplan en past binnen de aanduiding aan huis gebonden beroep. Er is ook geen milieuvergunning nodig. Zienswijze 25 inspreker de heer Lowijs De heer Lowijs vindt het jammer dat er geen mogelijkheid wordt geboden om aanpassingen van het bouwperceel op de plankaart te bekijken, voordat het bestemmingplan wordt vastgesteld. Hij wil graag vooraf inzage in de aangepaste plankaart. Over de nog te realiseren buitenbak wijst spreker erop dat er al wel een concrete aanvraag is ingediend. Voor deze buitenbak moet een bouwvlak worden toegekend, omdat dit deel uitmaakt van de normale bedrijfsvoering bij een productiegerichte paardenhouderij. Het college heeft dit bij de beantwoording van de zienswijze onjuist beoordeeld. De heer Germs vraagt wanneer de aanvraag is ingediend. De heer Lowijs antwoordt dat dit is gebeurd kort nadat de zienswijze binnen de daarvoor gestelde termijn was ingediend. Dit is medio augustus gebeurd. De heer Stutvoet vraagt of het college aanleiding ziet om de beantwoording van de zienswijze aan te passen. De aanvraag schijnt immers ingediend te zijn. Wethouder Vlastuin zegt dat dit meegenomen kan worden, als blijkt dat de concrete aanvraag op tijd is ingediend. De heer Jansen kent de aanvraag niet. Hij zal dit nagaan. Als er een concrete aanvraag ligt, zou dit inderdaad meegenomen kunnen worden in het bestemmingsplan. Hij wil echter eerst de aanvraag beoordelen. De heer Van Beek vraagt of er inzage in de gewijzigde plankaart mogelijk is. De heer Jansen vertrouwt erop dat gegronde zienswijzen op de juiste manier in de plankaart verwerkt worden. Hij zal echter een pdf-bestand van de gewijzigde plankaart aan de heer Lowijs doen toekomen. Zienswijze 2 insprekers de heren Bos en Schuurman Wethouder Vlastuin merkt op dat de genoemde oppervlakte 1440 m 2 moet zijn. Dit zal worden aangepast. De heer Schuurman zegt dat dit inderdaad een van de punten was. Daarnaast pleit spreker voor een kleine correctie op het bouwblok. De reden hiervan is dat het bijgebouw daardoor een ideale ligging krijgt ten opzichte van de woning. Het betreft een klein hoekje van 18 m 2. De totale oppervlakte hoeft niet groter te worden; het gaat alleen om een kleine verschuiving. Tot slot vraagt spreker wat de reden is dat de 90 m 2 hobbymatige agrarische opstal nu vervangen is door bedrijfsmatige agrarische opstal. 2

3 De heer Jansen legt uit dat er destijds bij de artikel 19-procedure is besloten om de 90 m 2 deel te laten uitmaken van de agrarische bebouwing. Dit kan echter ook hobbymatig voor agrarische doeleinden gebruikt worden. De heer Germs constateert dat het om een verschuiving gaat, niet om een vergroting. Is dit niet praktisch op te lossen? De heer Jansen vindt het dan vreemd dat er twee jaar geleden is gekozen om het bouwblok zo neer te leggen. De mogelijkheid bestaat om dit te realiseren binnen het bestaande bouwblok. Het college vindt het niet nodig om dit nu weer aan te passen. De heer Germs wil hier toch zijn medewerking aan verlenen. Zienswijze 14 inspreker de heer Van Dijk De heer Van Dijk geeft als compliment dat er goed naar de recreatie is gekeken, ook richting de toekomst. In de beantwoording van de punten 1 en 3 kan hij zich vinden, mits een nieuw college de verplaatsing van caravans niet ziet als een aanpassing van de standplaats. Bij punt 8 merkt spreker op dat stacaravans niet vergunningsplichtig zijn, maar de bijgebouwen (tuinhuisjes) wel. Hij kan zich voorstellen dat er voorwaarden gesteld worden aan het plaatsen van bijgebouwen, maar er komt hierdoor wel veel werk op de gemeente af. De heer Van der Schoor zou niet weten waarom tuinhuisjes niet vergunningsplichtig zouden hoeven zijn. In een woonwijk moet dit ook. De heer Van Dijk zegt dat het alleen veel werk voor de gemeente is. De heer Jansen antwoordt dat dit is besproken met het stedenbouwkundig bureau. Men is tot de conclusie gekomen dat een bouwvergunning voor bijgebouwen noodzakelijk is. Punt 1 staat duidelijk in de nota van beantwoording. Het verplaatsen van caravans binnen een standplaats valt niet onder een nieuwe situatie. Dit geldt ook voor het plaatsen van een nieuwe stacaravan op een bestaande standplaats. Zienswijze 42 inspreker de heer Van Dijk De heer Van Dijk zegt dat de gemeente aangeeft dat er mogelijkheden zijn om op de ontsluitingsweg aan te sluiten, indien er door vernietiging van het vrijstellingsbesluit geen ontsluitingsweg over grond van de gemeente Barneveld mag lopen. Welke mogelijkheden zijn dit? De heer Jansen legt uit dat de zienswijze van de gemeente Barneveld gaat om een vrijstellingsprocedure. Het gaat hier om het stuk vanaf de rotonde met een ontsluitingsweg naar boven, die uiteindelijk op Barnevelds grondgebied uitkomt. De heer Van Dijk antwoordt dat de afspraak met Renswoude is gemaakt dat er een weg zou komen, waarvoor de camping grond zou inleveren. Een fietspad, uitweg en parkeerplaats zou door de camping worden aangelegd. De gemeente heeft bij Barneveld vrijstelling aangevraagd en Barneveld heeft uiteindelijk op dat punt ontheffing verleend. Het probleem ligt deels bij de gemeente en deels bij de campingeigenaar, maar nu komt het probleem geheel bij de eigenaar te liggen. De heer Germs merkt op dat de beantwoording van de zienswijze recht moet doen aan de gemaakte afspraken. De heer Jansen zegt dat de procedure nog loopt. De beantwoording zal worden aangepast. Zienswijze met betrekking tot Barneveldsestraat 32a inspreker de heer Schuurman De heer Schuurman heeft gezien dat de provincie een stokje heeft gestoken voor de gewenste woninginhoud van 400 m 3. Dit moet worden teruggebracht naar 250 m 3. Spreker pleit ervoor om de inhoud van 400 m 3 te handhaven. Hij vraagt hoe het zit met de bijgebouwenregeling als het wel 250 m 3 moet worden. De heer Jansen zal de regeling voor de bijgebouwen nagaan. Van de zogenaamde kleine 3

4 woningen zijn er drie in Renswoude. De provincie hanteert een beleidsneutrale vertaling van het streekplan. Het college was van mening dat 400 m 3 inhoud een redelijke maat was, maar de provincie heeft aangegeven dat het maximaal 250 m 3 mag zijn, tenzij er al een bestaande grotere maat geldt. Het college heeft dit nagerekend en komt voor twee woningen uit op 135 m 3. De inhoudsmaat van 250 m 3 ligt dan ook in de rede. De heer Van Beek is teleurgesteld over de reactie van de provincie. Waarom heeft de provincie destijds dan geen bezwaar gemaakt tegen een andere aanvraag? Spreker vindt dat de provincie hier met twee maten meet. De heer Jansen kent de achtergrond hiervan niet. Zienswijze 48 inspreker de heer Van der Elst De heer Van der Elst verzoekt om uitsluiting van de mogelijkheid voor uitbreiding van het perceel Oude Holleweg 45 met 15%. Met de afgegeven vergunning in maart 2009 is de maximale bebouwing van dit perceel bereikt. Door de formulering in het bestemmingsplan wordt de indruk gewekt dat uitbreiding van dit perceel met 15% nog tot de mogelijkheden behoort. De heer Germs vraagt of het college kan bevestigen dat deze afspraken gemaakt zijn. Als dit juist is, dan kan de bebouwing niet nog eens met 15% worden opgerekt. Wethouder Vlastuin antwoordt dat er in 2009 een vergunning is afgegeven met bijbehorende maten. Deze afspraken zitten in het dossier. In elk bestemmingsplan is deze mogelijkheid opgenomen. Het gaat hier om een algemene regel die in het bestemmingsplan zit. Iedereen is vrij om aanvragen in te dienen, maar toetsing vindt ook plaats aan gemaakte afspraken. In het geval van Oude Holleweg 45 zal men in het geval van een nieuwe aanvraag dus stuiten op de afspraken in het dossier. De heer Jansen sluit zich aan bij de wethouder. Het gaat hier om een uniforme regeling die geldt voor alle bedrijven. In dit dossier zitten afspraken, dus voor het perceel Oude Holleweg 45 kan, gelet op de gemaakte afspraken, binnen de planperiode geen ontheffing voor een extra 15% meer worden verleend. Zienswijze 39 inspreker de heer Verdam (LTO Noord) De heer Verdam gaat in op enkele punten van de beantwoording. Punt 4: het college is van mening dat een goot- en bouwhoogte van 6 m en 10 m voldoende basis biedt voor moderne stallen en een negatieve uitstraling in het landschap voorkomt. Spreker pleit ervoor om flexibel om te gaan met de hoogtes en grotere hoogtes mits goed onderbouwd, toe te staan. Een grotere hoogte kan leiden tot kortere stallen, die in sommige situaties goed ingepast kunnen worden in het landschap. Bovendien betekent dit in sommige gevallen een efficiëntere inrichting en een beter welzijn van de dieren. Tot slot merkt spreker op dat men liever wil spreken over grote stallen in plaats van megastallen. Punt 14: Spreker vindt dat het aanlegvergunningstelsel moet worden aangepast, omdat veel van de genoemde punten vallen onder normaal agrarisch gebruik. Als voorbeelden worden genoemd: woelen, diepploegen, egaliseren, verwijderen van storende lagen, sporen verwijderen na het oogsten, maïsland zaaiklaar maken en graslandvernieuwing. Punt 16: de maximale diepte van 30 cm woelen is onacceptabel en onuitvoerbaar. Veel gronden zijn in het verleden al dieper doorgeploegd, dus wat zal men hier nog vinden? De overheid vindt deze bescherming ten behoeve van archeologische vondsten nodig, maar legt alle kosten bij het bedrijfsleven neer. Daarnaast is het nog de vraag hoe men dit wil handhaven. De heer Stutvoet vraagt waar de hoogte van 30 cm vandaan komt. De heer Van Beek acht een eis van 50 cm redelijk. Het is wel de vraag hoe men dit gaat handhaven. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogtes zou het CDA willen pleiten voor 7 m en 12 m. 4

5 De heer Blaauwendraat merkt op dat de archeologisch kaart na de eerste versie niet meer is aangepast. Was dit gelijk goed? Een diepte van 50 cm zou realistischer zijn. Hoe dan ook, de handhaving wordt een lachertje. Wethouder Vlastuin zegt dat het college hier te maken heeft met het Verdarag van Malta. De maximale hoogte van 30 cm is bij de provincie aangekaart en wordt als gangbare ploegdiepte beschouwd. Deze wettelijke verplichting moet in het bestemmingsplan worden meegenomen, ook al wordt de handhaving lastig. De goot- en bouwhoogtes zijn in reconstructieverband vastgelegd. De heer Jansen geeft aan dat Bureau Raap onderzoek heeft gedaan naar de archeologische verwachtingswaarden. Deze zijn met kleuren weergegeven op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Het college zal kijken of de diepte van 50 cm gehanteerd kan worden voor de lage verwachtingswaarden. Als de kaart er niet was geweest, was het regime strenger geweest. Als een bedrijf kan aantonen dat er al dieper geploegd is, hoeft het onderzoek niet meer gedaan te worden. De heer Germs stelt voor om de beantwoording bij punt 4 te wijzigen. De benaming van megastallen moet worden aangepast. Bij de goot- en bouwhoogtes moet worden vermeld dat de 6 m en 10 m vanuit het reconstructiebeleid worden opgelegd. Wethouder Vlastuin gaat hiermee akkoord. Zienswijze 11 inspreker de heer Wolleswinkel De heer Wolleswinkel heeft een agrarisch bedrijf en huurt opslag en stallen bij de buurman. Dit huurcontract loopt volgend jaar af. Spreker vraagt nu om een vergroting van het bouwblok, omdat hij volgend jaar al vervangende huisvesting en voeropslag moet hebben. De heer Germs vraagt of deze aanvraag al is ingediend. Om hoeveel vierkante meters gaat het? De heer Wolleswinkel antwoordt dat de plannen van de buurman nog niet zo lang bekend zijn. Spreker heeft nog geen concrete plannen kenbaar gemaakt bij de gemeente. Het leek hem praktisch om dit gelijk mee te nemen in het bestemmingsplan. Het gaat om een voeropslag van circa 40 m bij 9 m en een stal van 20 m bij 30 m. In totaal gaat het dus om 960 m 2 bebouwing. De heer Jansen zegt dat het college alleen concrete plannen in behandeling kan nemen. Het nu in behandeling nemen van deze onconcrete aanvraag is in strijd met de lijn die gehanteerd wordt. De heer Wolleswinkel antwoordt dat hij wel een plattegrond op papier heeft. Deze heeft hij als bijlage bij de zienswijze ingediend. De heer Van Beek vraagt zich af hoe concreet concreet is. Hij wil deze aanvraag niet zomaar honoreren. Wethouder Vlastuin vindt dat er een goede onderbouwing moet worden ingediend. Deze moet worden getoetst aan de criteria. Binnenplans kunnen aanvragen snel in behandeling worden genomen. Zienswijze 55 inspreker mevrouw Lohschelder (Van Westreenen) Mevrouw Lohschelder zegt dat de gemeente een deel van de buitenopslag buiten het bouwvlak heeft gelaten, omdat er concrete afspraken zouden zijn gemaakt over de opheffing hiervan. De concrete afspraken betroffen echter het verwijderen van de containers, maar niet de houtopslag. Rond de ontwikkeling van Beekweide is met betrokkene een budget afgesproken voor het onttrekken van het bedrijf aan het zicht en het aanbrengen van passende landschapselementen. Het toegezegde budget is slechts ten dele ontvangen en de beloofde teruggaaf van de leges is ook nog niet geschied. De heer Stutvoet zegt dat dergelijke afspraken met agrariërs toch wel duidelijk op papier 5

6 zullen staan. Hoe kan hier sprake zijn van een misverstand? De heer Jansen denkt dat de containers specifiek genoemd zijn. Voor de buitenopslag kan hij dit niet met zekerheid zeggen. Hij zal de afspraken hierover nakijken. Zienswijze 33 inspreker mevrouw Lohschelder (Van Westreenen) Mevrouw Lohschelder verzoekt om de feitelijke situatie van 413 m² op te nemen in het bestemmingsplan. Verder pleit zij ervoor om de gewenste uitbreiding van de bouwwerken mee te nemen in het bestemmingsplan. De gemeente stelt echter dat de plannen onvoldoende concreet zijn. Zij bestrijdt dit, omdat er bij de zienswijze een intentieverklaring voor samenwerking met FF Logistics is bijgevoegd. Verder zou zij ervoor kunnen zorgen dat er voor de raadsvergadering van 5 oktober een milieumelding wordt ingediend. Spreekster heeft als insteek gekozen om eerst de planologische mogelijkheden te regelen en vervolgens de benodigde vergunningen aan te vragen. Dit om te voorkomen dat er achteraf zaken aangepast moeten worden en er onnodige kosten worden gemaakt. Tot slot merkt spreekster op dat er voor de gewenste weisilo s ter plaatse een maximale hoogte geldt van 6 m. Zij pleit ervoor om de bouwhoogte te handhaven zoals deze in het huidige bestemmingsplan staat, te weten 10 m met een ontheffing tot 11 m. De heer Germs concludeert dat er nog heel wat gerealiseerd moet worden. Het blijft daarbij de vraag, zoals vanavond al vaker is gezegd, hoe concreet het is. De 413 m² moet wel aangepast worden. Mevrouw Lohschelder antwoordt dat alles klaarstaat in de computer om ingediend te worden. Het indienen van een milieumelding voor 5 oktober is geen probleem. De heer Jansen geeft aan dat het hier om een bedrijfsbestemming gaat, een niet-agrarisch bedrijf. Er kan best een plan worden ingediend, maar dan moet voor 5 oktober ook de landschappelijke inpassing beoordeeld kunnen worden. Hij vindt het te ver gaan om dit in het bestemmingsplan mee te nemen, maar de keuze is uiteindelijk aan de raad. Het college raadt dit echter af. De heer Verbeek stelt voor om de weisilo s buiten het bouwblok te laten, evenals de verharding van de weg. Wethouder Vlastuin zegt dat het hier om een agrarisch toeleveringsbedrijf gaat. Dit onderscheid is van belang. Vanuit de provincie geldt een beleid dat dergelijke bedrijven niet meer dan 15% kunnen uitbreiden. Dit moet worden getoetst aan het bestemmingsplan. De heer Van Beek vraagt waarom de hoogte naar maximaal 6 m is bijgesteld. De heer Jansen heeft geen idee. Wellicht dat dit gebeurd is op basis van de feitelijke situatie bij niet-agrarische bedrijven. Mevrouw Lohschelder benadrukt dat de urgentie vooral bij de silo s ligt. Zienswijze 19 inspreker mevrouw Lohschelder (Van Westreenen) Mevrouw Lohschelder pleit ervoor om de functieaanduiding van agrarisch hulpbedrijf te wijzigen in transportbedrijf. Met de huidige benaming wordt het gebruik van de vrachtwagens beperkt en kan de ondernemer niet inspelen op marktontwikkelingen. Meer flexibiliteit is hier gewenst, om ook andere producten te kunnen vervoeren. Ten tweede verzoekt spreekster om de sleufsilo s op te nemen in het bouwvlak. De gemeente heeft gelijk dat de silo s tot een bepaalde oppervlakte (500 m²) buiten het bouwvlak mogen liggen. Door het bouwvlak niet te vergroten (waardoor de silo s erbinnen komen te liggen) is de feitelijke ontheffingsmogelijkheid al benut. Een ondernemer die alle silo s wel binnen zijn bouwvlak heeft, kan echter nog wel een beroep doen op deze ontheffingsregeling. Spreekster zou graag zien dat de gemeente hierin wat toleranter is. Tot slot stelt zij dat er voor de verharding en het opslagterrein sprake is van een vergunde situatie. Zij vraagt dan ook om deze vierkante meters op te nemen in het agrarische bouwvlak. 6

7 De heer Germs heeft er op zich geen problemen mee om de functieaanduiding te wijzigen. De heer Van der Schoor wil de term agrarisch graag in de functieaanduiding houden. Anders ontstaat er onduidelijkheid richting transportbedrijven die op het industrieterrein zitten. Wethouder Vlastuin zegt dat er sprake is van een agrarisch bedrijf met nevenactiviteiten. Er zijn duidelijke afspraken met de ondernemer gemaakt over de toegestane activiteiten. De heer Jansen legt uit dat de silo s buiten het bouwblok mogen liggen. Als ze binnen het bouwblok liggen, kunnen ze vervangen worden door bedrijfsbebouwing. Wetouder Vlastuin zal deze situatie nog een keer goed bekijken. Zienswijze 18 inspreker mevrouw Lohschelder (Van Westreenen) Mevrouw Lohschelder legt uit dat er nog geen uitbreidingsaanvraag kon worden ingediend, omdat de geurverordening nog niet was vastgesteld. Zij hoopt op tolerantie van het college. De heer Van der Schoor vindt dat er ergens een grens moet worden getrokken. Veel plannen zijn nog net niet concreet. Er zijn nu mensen bezig met een aanvraag, maar volgende week en volgende maand ook. Een plan kan worden meegenomen als het concreet is ingediend en daarna moet men gewoon de regels volgen. De heer Germs is het eens met de heer Van der Schoor. Ergens moet een streep getrokken worden. Natuurlijk is dit vervelend voor individuele aanvragers die hier net buiten vallen. De heer Van Beek zegt dat het bestemmingsplan altijd een momentopname is. Hij begrijpt de aanvrager wel, maar ergens is er een grens. De heer Stutvoet is het hiermee eens. Er zijn altijd gevallen die er net buiten vallen. Mevrouw Lohschelder merkt op dat het dan wel spijtig is dat de datum met terugwerkende kracht wordt gekozen. Als ze dit geweten had, had ze andere maatregelen genomen. Algemene opmerkingen inspreker mevrouw Lohschelder (Van Westreenen) Afspraak twee keer 30% vergroting bouwvlak intensieve veehouderij: dit is algemeen beleid vanuit de reconstructiecommissie. Het bespaart tijd en geld om dit concrete besluit te verwerken in het bestemmingsplan. Inhoud mestopslag: gevraagd wordt om enige flexibiliteit op dit punt, om de bedrijfsvoering voor agrariërs eenvoudiger te maken. Er is voldoende opslagcapaciteit nodig om in te spelen op de marktvraag en om de kosten van afvoer zo veel mogelijk te beperken. Ook het maken van onderscheid tussen drijfmest en vaste mest is van belang. Opslag ruwvoeder buiten bouwvlak: het probleem zit hier in de opslag van verpakte persbalen. Volgens de voorschriften mag ruwvoeder wel buiten het bouwvlak worden opgeslagen op een plaat of sleufsilo, maar niet in verpakte vorm. Dit onderscheid is vreemd. Vergroting bouwvlak grondgebonden bedrijven: de mogelijkheid om te vergroten tot 1,25 ha is voor sommige bedrijven onvoldoende. Het overnemen van deze bepaling uit het huidige bestemmingsplan is niet meer van deze tijd. Een verbetering zou zijn de maatvoering op te hogen naar 1,5 ha. Maatvoering aanlegvergunningen: bij diverse activiteiten waarvoor een aanlegvergunning nodig is, is geen maatvoering opgenomen, bijvoorbeeld egaliseren en ophogen. Er zullen alsnog maatvoeringen moeten komen om onwerkbare en onhandhaafbare situaties te voorkomen. De heer Germs vraagt zich ten aanzien van de mestopslag af of de vergunning van een bedrijf niet gekoppeld kan worden aan een bepaalde hoeveelheid mest. Hierdoor ontstaat dan meer flexibiliteit. De 1,5 ha voor grondgebonden bedrijven lijkt hem niet onredelijk. De heer Verbeek zegt dat dit laatste inderdaad goed bekeken moet worden. De 1,25 ha lijkt hem te weinig. Ten aanzien van de opslag van ruwvoeder moet er voor de verpakte persbalen een duidelijke uitspraak komen. De heer Jansen wijst erop dat de beantwoording voor de twee keer 30% staat bij zienswijze 7

8 21, punt 3. De gemeente wil hier gebruikmaken van de eigen gemeentelijke beleidsvrijheid. Ten aanzien van de mestopslag moet spreker het antwoord schuldig blijven. Hij zal dit uitzoeken. In de zienswijzennota wordt antwoord gegeven op de vraag over de persbalen. De 1,25 ha is een oude maat, maar de praktijk leert dat dit voor de meeste bedrijven voldoende is. De commissie moet hier een uitspraak over doen. Op het gebied van maatvoering bij aanlegvergunningen is de gemeente niet pietluttig. Dit was ook al zo in het oude bestemmingsplan. De heer Van Beek zegt dat de maatvoering van 1,5 ha de voorkeur heeft. De andere fracties zijn het hiermee eens. Wethouder Vlastuin zal onderzoeken wat de consequenties hiervan zijn. Zienswijze 54 inspreker de heer Van der Reest De heer Van der Reest pleit ervoor om geen maximum op te nemen voor het aantal standplaatsen. Dit maakt het plan flexibeler en biedt de ondernemer ruimte om in te spelen op de ontwikkelingen in de markt. Door het onderscheid tussen permanente en niet-permanente standplaatsen en door de geldende afstandsmaten tussen standplaatsen onderling en tot de perceelsgrens zijn er voldoende waarborgen. Ten tweede is spreker van mening dat ten aanzien van de horeca-indeling categorie 1b (lichte horeca) van toepassing moet zijn. Binnen categorie 1a is een vergaderaccommodatie en een theeschenkerij niet mogelijk. Tot slot begrijpt spreker uit de beantwoording in de zienswijzennota dat de bestaande caravanstalling als een gegeven wordt geaccepteerd, maar niet als zodanig wordt aangeduid op de plankaart. De heer Germs vraagt naar het aantal standplaatsen. Is er een normering in relatie tot de oppervlakte van de camping? De heer Van der Reest antwoordt dat er per soort standplaats een oppervlaktenorm wordt gehanteerd. De heer Verbeek gaat ermee akkoord om geen aantallen te noemen. De heer Jansen legt uit dat er in het oude bestemmingsplan gekozen is voor het noemen van aantallen, zoals destijds was aangevraagd. In het nieuwe bestemmingsplan is deze systematiek voortgezet. Spreker wil dit aan de commissie overlaten. Horeca-indeling 1b biedt ook de mogelijkheid voor een restaurant en een hotel. Dit kan niet de bedoeling zijn. Ten aanzien van de caravanstalling blijkt niet uit het dossier dat dit een vergunde activiteit is. De heer Van der Reest antwoordt dat het inderdaad niet de bedoeling is dat er een restaurant of een hotel komt. Het college hoeft hier ook niet bang voor te zijn. In de bestemmingsomschrijving staat vermeld wat er binnen die bestemming wel of niet mag. Bespreking collegestukken De heer Van Beek gaat akkoord met de kleine correctie op het bouwblok van 18 m 2 (zienswijze 2). Voor de kleine woningen zou spreker toch willen vasthouden aan de 400 m 3. Hij is het eens met LTO Noord over de gewenste goot- en bouwhoogte van 7 m en 12 m en met de ploegdiepte van 50 cm in plaats van 30 cm. Bij aanvragen blijft het de vraag wat concreet is en wat niet. Sommige aanvragers moeten helaas teleurgesteld worden, omdat er op enig moment een grens wordt getrokken. Bij zienswijze 3.1 en 59.2 staat tweemaal hetzelfde, maar de beantwoording verschilt. Het antwoord bij 51.7 lijkt niet te passen bij de zienswijze zelf. Tot slot is spreker verbaasd dat er nog zoveel ambtshalve wijzigingen zijn. Het CDA kan wel instemmen met het voorstel. De heer Germs is het op hoofdlijnen eens met het CDA. Er zijn al veel problemen opgelost en de VVD gaat akkoord met het voorstel en de ambtshalve aanpassingen. Een paar punten resteren nog. De VVD twijfelt over de parkeerplaats voor het ICT-bedrijf op grondgebied van Renswoude. De aanvraag van Van de Glind kan nog worden meegenomen als blijkt dat deze 8

9 op tijd is ingediend. Van de kleine woningen zijn er nog drie. Hoe hard is het standpunt van de provincie? Spreker vraagt het college dit uit te zoeken. De heer Van der Schoor zegt dat de grote lijnen helder zijn en hij kan instemmen met het voorstel. Hij gaat akkoord met de kleine correctie van 18 m 2 voor De Hof. Spreker heeft wel moeite met de extra parkeerruimte voor een perceel dat in Veenendaal ligt. Is er binnen Veenendaal naar mogelijkheden gekeken? Sommige aanvragers vallen net buiten de boot, maar dit zal altijd zo zijn. Met de voorgestelde 1,5 ha voor grondgebonden bedrijven gaat de SGP akkoord. De heer Stutvoet zegt dat de meeste zienswijzen gegrond zijn verklaard. Helaas is er een valse start gemaakt met een verkeerd bureau, maar het lijkt nu goed te komen. Hoe waardevol is een advies van de waterbeheerder? Bij zienswijze 8.1 is ook nog geen concreet plan ingediend, maar dit wordt al wel gewijzigd. Bij zienswijze 29 begrijpt spreker de bestemming niet. Verder sluit spreker zich aan bij de opmerkingen van de vorige sprekers. VISIE gaat akkoord met het voorstel. Wethouder Vlastuin bedankt de insprekers en de commissie voor de constructieve benadering van het bestemmingsplan. Er is inderdaad een valse start geweest, maar daarna zijn de zaken voortvarend opgepakt. In de klankbordgroep is al veel voorwerk gedaan. De wethouder zal de opmerkingen van de fracties meenemen. Over de kleine huisjes geeft spreker aan dat de provincie moeite heeft met de 400 m 3. Over de parkeerplaats voor het ICT-bedrijf zegt spreker dat de procedure loopt. Een en ander moet nog afgekaart worden met de provincie inzake de rode contour. De heer Jansen zegt dat de verschillen in beantwoording tussen 3.1 en 59.2 te maken hebben met het feit dat er bij de Arnhemseweg nog ruimte is voor 300 m 3. Bij de Wittenoordseweg zit de woning al wel aan het maximum. Bij zienswijze 8.1 gaat het om een aanpassing van de aanduiding op de plankaart. Dit is iets anders dan alvast een bouwblok vergroten. Een waterbeheerder wordt voor sommige zaken en locaties ingeschakeld voor advies. De heer Germs vraagt of men voor de camping aan Ubbeschoterweg 12 moet denken in aantallen of in oppervlaktematen. De heer Van Beek vraagt zich voor de kleine woningen af hoe hard de provincie dit zal spelen. In de nieuwe Wro kan de provincie in beroep gaan, maar de gemeente stelt vast. De heer Stutvoet vraagt waar de camping zich op wil focussen. De heer Van der Reest antwoordt dat het om een mix zal gaan, met de nadruk op seizoenplaatsen. De gekozen nadruk wordt echter ingegeven door de markt. De heer Van der Schoor vindt dat opschalen van het aantal plaatsen van 120 naar 150 geen zin heeft. Het is dan beter om te kiezen voor een aantal vierkante meters per standplaats. De heer Van Beek vraagt of dit dan ook geldt voor de andere camping. Wat vergund is, moet worden opgenomen in het bestemmingsplan. Wethouder Vlastuin zal dit meenemen. Wat de kleine woningen betreft overstijgt het provinciebelang het gemeentebelang. De wethouder zal dit nog een keer bij de provincie aankaarten, maar hij acht de kans klein dat er nog ruimte in zit. De voorzitter concludeert dat het bestemmingsplan in de raad van 5 oktober behandeld zal worden als debatstuk. 3. Vaststelling archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart De commissie gaat akkoord met het voorstel. Dit kan als hamerstuk naar de raad. De overige punten van de agenda worden doorgeschoven naar een extra vergadering op maandag 20 september om uur. 9

10 De voorzitter bedankt iedereen voor de aanwezigheid en inbreng, en sluit de vergadering om uur. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de commissie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu op de secretaris, de voorzitter, 10