Korendijkse Slikken: Ontwikkeling van de vegetatie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Korendijkse Slikken: Ontwikkeling van de vegetatie"

Transcriptie

1 Korendijkse Slikken: Ontwikkeling van de vegetatie

2 Weesp, Oktober 2009 Dit rapport is opgesteld door Hugo Coops (Scirpus Ecologisch Advies) in opdracht van Rijkswaterstaat Zuid-Holland en Rijkswaterstaat Waterdienst. De gebruikte opnamegegevens zijn eigendom van Jos Kuijpers (Rijkswaterstaat Zuid-Holland). Contactpersoon Waterdienst: Frans Kerkum.

3 Inhoud Inleiding... 4 Korendijkse Slikken... 4 Vraagstelling... 5 Nomenclatuur... 5 Data... 6 Permanente kwadraten (PQ s)... 6 Abiotiek... 7 Beheer... 8 Vegetatie... 8 Multivariate analyse... 9 Beschrijving PQ s PQ PQ PQ PQ PQ PQ PQ PQ PQ PQ Multivariate analyse Trends in de vegetatie Ontwikkelingen in grasland-pq s Ontwikkelingen in PQ s waarin wilgen gevestigd zijn Relatie tussen soortensamenstelling en milieuvariabelen Synthese Vergelijking met uitgevoerde vegetatiekarteringen Bossen en struwelen Ruigten Graslanden Referenties... 69

4 Inleiding Na de uitvoering van de grootschalige waterwerken in het noordelijk deel van het Deltagebied zijn landschap en vegetatie van de buitendijkse gebieden sterk veranderd als gevolg van het vrijwel geheel verdwijnen van de getijdeninvloed. De buitendijkse gebieden hadden voorheen belangrijke natuurwaarden (water- en moerasvogels, flora en vegetatie). Na de afsluitingen veranderden de buitendijkse gebieden sterk, maar de natuurwaarde is hoog gebleven. Deze gebieden zijn dan ook grotendeels bestemd als natuurgebied. Het beheer is gericht op de lokale natuurwaarden, binnen de voorwaarden en mogelijkheden die het waterbeheer biedt. De drastische veranderingen in de vegetatie na afsluiting van een zeearm werken lang door. De buitendijkse gebieden hebben bovendien te maken met allerlei andere invloeden op het vegetatiebeeld, zoals bodemrijping, oeverafslag, en veranderingen in het landgebruik en natuurbeheer. Ook nu is er nog geen evenwicht bereikt. Ook in de toekomst zullen de veranderingen doorgaan, zullen plantensoorten verdwijnen en andere verschijnen. Om de veranderingen in kaart te brengen, zijn langjarige vegetatiestudies onontbeerlijk. Dit rapport behandelt de veranderingen in de vegetatie van de Korendijkse Slikken, op basis van een 30-jarige opnamereeks ( ) die door Jos Kuijpers (RWS Zuid-Holland) is gemaakt. Aan de hand van een analyse van deze opnamen, aangevuld met beelden die naar voren komen uit vegetatiekarteringen, kan de verandering van de vegetatie langs de afgesloten zeearm Haringvliet worden beschreven in het onderzochte tijdvak. Voor het water- en natuurbeheer is deze informatie bijzonder relevant, omdat de ontwikkelingen in het verleden de sleutel kunnen zijn voor de te verwachten ontwikkeling in de toekomst. Het Haringvliet kent belangrijke natuurwaarden, die in natuurdoelen (N2000) zijn vastgelegd. Korendijkse Slikken De Korendijkse Slikken is één van de voormalige buitendijkse gorzen langs het Haringvliet, direct ten oosten van de monding van het Spui. Het ligt aan de rand van het eiland de Hoeksche Waard, die in de huidige vorm ontstond na de Sint Elizabethsvloed (1421). De definitieve bedijking vond plaats in de vijftiende en zestiende eeuw. Buiten de dijken groeiden in het Haringvliet zand- en slibplaten waardoor een getijdengebied met kreken, oeverwallen en kommen ontstond. Hierop vestigden zich biezenvegetaties, bestaande uit Ruwe bies (Schoenoplectus tabernaemontanus) en Heen (Bolboschoenus maritimus). De Ruwe bies werd ook actief aangeplant en gecultiveerd ten behoeve van het oogstbare biesgewas. De gevestigde biezenvegetatie stimuleerde verdere opslibbing met fijner sediment (klei). Bij voldoende hoge opslibbing werden de biezenvegetaties vervangen door Riet (Phragmites australis), dat net als Ruwe bies voor het gewas werd gecultiveerd en aangeplant. De Rietgroei werd verder bevorderd door ontwatering middels vergreppeling en het verwijderen van ruigtekruiden. Bij nog verdere ophoging werden tenslotte de rietgorzen omgezet in grasland in door lage kaden omgeven buitenpolders. De bodemopbouw wordt bepaald door de historische aanwas -situatie: in eerste aanleg zijn de gorzen ontstaan door de afzetting van zand dat met de getijdenstroming werd aangevoerd. Na vestiging van de eerste (biezen)vegetatie op de hoogste delen van de zandplaat ontstond een luwere situatie waarin de afzetting van fijner slib plaatsvond. De plaat groeide verder aan de Haringvliet-zijde. Bovendien vond de afzetting van zandig materiaal plaats langs de kreken, waardoor hogere oeverwallen ontstonden. De bodem bestaat hierdoor overal uit een kleilaag (geconsolideerd slib) op zand; de kleilaag is het dunst aan de Haringvliet-zijde van het gebied. Plaatselijk zijn in de bodem afwisselende zand-en kleilaagjes

5 te vinden: het gevolg van een opeenvolging van luwe (slibafzetting) en geëxponeerde (zandafzetting) omstandigheden. Het gebied bestaat uit platen die doorsneden worden door verschillende kreken, terwijl het noordelijke deel ( s Lands Bekade Gorzen) uit bekaad grasland bestaat. Omdat vóór 1970 de zoute/brakke getijdenwerking domineerde, was er een typische brakke gorzen-vegetatie aanwezig die bestond uit uitgestrekte riet- en biezenvelden en (bekaad) brak grasland. Het riet groeide zeer vitaal binnen een tot hon-derden meters brede zone in het buitenkaadse gebied. In grote delen werd het Riet jaarlijks gesneden. Buiten de zone met Riet bevond zich een brede biezenzone. Deze bestond in het hogere deel uit Heen (Bolboschoenus maritimus)-vegetatie, en lager uit velden Ruwe bies (Schoenoplectus tabernaemontanus). De Ruwe bies werd om het jaar gesneden, en onkruid (waaronder Heen) werd uit de velden verwijderd. De oeverwallen langs de kreken waren begroeid met soortenrijke ruigtes. Sommige van de vroegere kenmerken van de vegetatie hiervan zijn tot op heden in de vegetatie terug te vinden. De vegetatie heeft zich na de verzoeting en het wegvallen van het getij ontwikkeld en lijkt nu veel meer op die van het zoetwatergetijdengebied en andere voedselrijke moerassen, met uitgestrekte ruigten, waarin bosontwikkeling plaatsvindt, en natte graslanden. In 1977 zijn ontginningswerkzaamheden gestart op de Korendijkse Slikken (graven van ontwateringssloten en eggen van stukken rietgors). Deze werkzaamheden werden echter snel gestopt vanwege het uitroepen tot beschermd natuurgebied. Sinds 1978 is het gebied (466 ha) in eigendom en beheer bij de Vereniging Natuurmonumenten. Delen van het gebied worden thans begraasd met runderen. In de voor begrazing opengestelde delen wordt een open landschap met korte, grazige vegetatie nagestreefd. In de overige, onbegraasde delen is het doel om de natuurlijke ruigte- en bosontwikkeling op zijn beloop te laten. Vraagstelling Deze studie beschrijft de tijdreeks van (aanvankelijk 10) PQ s op de Korendijkse Slikken die vanaf 1980 zijn opgenomen, en geeft een statistische en beschrijvende analyse van de waargenomen trends en ontwikkelingen De studie omvat de volgende onderdelen: 1 Databewerking: ordening en actualisatie van de opnamedata en invoer in gegevensbestanden (Turboveg, Excel); aanvulling van de abiotische gegevens voorzover beschikbaar. 2 Beschrijvende en statistische analyse van de ontwikkelingen per PQ, gekoppeld aan het beheer en andere milieuveranderingen in het gebied. 3 Koppeling van de ontwikkelingen in de PQ s aan de veranderingen in abiotische omstandigheden, beheer en vegetatie van de Korendijkse Slikken. Nomenclatuur De in dit rapport gebruikte nomenclatuur volgt de 23 e druk van de Heukels Flora van Nederland (Van der Meijden 2005). Omdat sinds het begin van de opnamereeks in 1980 een groot aantal veranderingen is doorgevoerd in de naamgeving van soorten en de status van (onder)soorten zijn bij het actualiseren van de opnametabellen diverse wijzigingen aangebracht (Tabel 1). Bovendien zijn foute determinaties, waar deze evident waren, vervangen.

6 Plantago pleiosperma (Getande weegbree) is niet onderscheiden van Plantago major (Grote weegbree), hoewel het in een aantal gevallen waarschijnlijk de eerstgenoemde soort betreft. Schoenoplectus tabernaemontanus is opgenomen als Scirpus lacustris, waarvan tabernaemontanus als een ondersoort werd beschouwd. Voor de verwerking tot geordende tabellen en statistische analyse zijn de wetenschappelijke soortsnamen omgezet in 8-lettercode (eerste 4 letters van de genusnaam gevolgd door eerste 4 letters van de soortnaam). Alle soorten en soortcodes zijn vermeld in Bijlage III. Data Permanente kwadraten (PQ s) In 1980 zijn 10 permanente kwadraten (PQ s) uitgezet die sindsdien jaarlijks zijn opgenomen. Twee PQ s zijn als gevolg van oeverafslag na enkele jaren verdwenen: PQ 1 (opgenomen ) en PQ 5 (opgenomen tot en met 1987). Sommige van de overige PQ s zijn in bepaalde jaren niet opgenomen: PQ 2 (niet opgenomen in 1988), PQ 3 (niet opgenomen tussen 1988 en 1992), PQ 4 (geen data van 1981, 1988 en 1994), PQ 6 (niet opgenomen in 1988) en PQ 7 (niet opgenomen in 1992). Figuur 1 geeft weer waar de PQ s zich bevinden. Een overzicht van de jaren waarin opnames zijn uitgevoerd en de opnamedata is te vinden in Bijlage I.

7 Abiotiek De hoogteligging is afgeleid van het DTM (Digitaal Terrein Model) met behulp van de GPS coördinaten van ieder PQ. Hieruit is de overstromingsduur afgeleid op basis van de overschrijdingstabellen die werden gebaseerd op de waterstandsreeks Hellevoetsluis (10-minutenwaarnemingen) over de periode De overstromingsduur is berekend als percentage van de peilwaarden dat het hoogteniveau van het PQ onder het waterpeil uitkomt. Dit is ook uitgedrukt in aantal dagen/jaar overstroming, hoewel dit feitelijk een vertekend beeld geeft in een gebied als het Haringvliet, dat een complexe peilsituatie kent (getij, stuwbeheer, rivierafvoer). Voor de karakterisering van de hydrologie is de gemiddelde overstromingsduur gebruikt. De grondwaterdiepte deels gecorreleerd met de hoogteligging is gemeten bij de opname van De diepte van het grondwater werd vastgesteld aan de hand van de bodemboringen. De grondwaterdiepte is gebruikt als controle op de hoogteliggingsgegevens. Omdat de hoogteligging van PQ 9 onwaarschijnlijk leek, is een correctie gemaakt op basis van de gemeten grondwaterstand. De hoogteligging afgeleid uit de regressiefunctie tussen hoogteligging en grondwaterstand (Figuur 2) is hierna als gecorrigeerde waarde gebruikt.

8 Bodembeschrijvingen zijn gemaakt in Ze geven een beeld van het gelaagdheid van klei en zand in het bodemprofiel van de bovenste meter. Voor de kwantitatieve karakterisering van het bodemprofiel is de dikte van de kleilaag als uitgangspunt genomen. Overige bodemfactoren (nutriënten, zoutgehalte enz.) zijn door de zeer geringe variatie in het gebied en/of gebrek aan gegevens niet in de analyse betrokken. Beheer Voor ieder PQ werd een begrazingsintensiteit geschat op basis van de beschreven indicaties over het begrazingsbeheer ter plekke (Tabel 2). Voor de statistische analyse is een indeling gemaakt van de PQ s in onbegraasd (0) of begraasd (1), waarbij vakken die zelden door grazers worden bezocht als onbegraasd zijn beschouwd. Vegetatie Vegetatie-opnames zijn gemaakt in de periode Er zijn tien PQ s onderzocht, waarvan er twee (PQ 1 en PQ 5) na enkele jaren uitvielen door oeverafslag. Bij de opnames werd de totale vegetatiebedekking binnen het PQ geschat. Als er een tweedeling in de vegetatie was (zoals een mozaïekbegroeiing van ruigte en wilgenstruweel) werd van de verschillende componenten de bedekking afzonderlijk geschat. Van alle aangetroffen soorten werd de abundantie geschat met behulp van een aangepaste opnameschaal van Braun-Blanquet gebruikt (Tabel 3

9 > De hoogte van de vegetatie werd in het veld geschat; indien verschillende lagen aanwezig waren (lage kruidlaag, hoge kruidlaag, struiklaag, boomlaag) werden deze afzonderlijk genoteerd. Vegetatietabellen zijn samengesteld met behulp van het clusterprogramma TWINSPAN (Hill 1979). In alle gevallen bleek de clustering die TWINSPAN aanbracht in de jaren vrijwel geheel overeen te komen met de chronologische volgorde van de opnamen van een PQ. TWINSPAN werd uitgevoerd met maximaal 3 divisions (delingen) en minimaal 3 diagnostische soorten per cluster. Soorten die zijn benoemd als spec. werden niet meegewogen, en eenmalig voorkomende soorten werden voorafgaand aan de clustering uit de tabellen verwijderd. Volledige vegetatietabellen zijn opgenomen in Bijlage II. Ellenbergwaarden werden berekend om uit de soortensamenstelling een indicatie te krijgen ten aanzien van de milieufactoren bodemstikstof, bodemzuurgraad, vochtigheidstoestand en lichttoestand. De Ellenbergwaarden werden berekend aan de hand van gepubliceerde waarden (Ellenberg et al. 1992). De gebruikte indicatiegetallen van de soorten zijn opgenomen in bijlage III. De Ellenbergwaarde van een opname is berekend als (naar abundantie) gewogen gemiddelde van de Ellenberg-getallen van de samenstellende soorten Door het berekenen van Ellenbergwaarden op basis van indicatorgetallen voor de aanwezige soorten werd geprobeerd een eerste indicatie te krijgen van mogelijke milieuveranderingen, zonder het gebruik van meetwaarden. Berekend werden het Stikstofgetal, Reactiegetal, Vochtgetal en Lichtgetal. Nadere uitleg van de Ellenberggetallen: - N stikstofgetal (5=matig stikstofrijk, 7=stikstofrijk, 8 = uitgesproken stikstofrijk, 9 = overmatig stikstofrijk); - R Reactiegetal (3=soort van zure standplaatsen, 5 matig zure standplaatsen, 7 zwak zure standplaatsen); - F vochtgetal (5= matig vochtig, 7=vochtig, 9=nat); - L Lichtgetal (3=schaduw, 5=halfschaduw, 7=halflicht, 9=vollicht). Multivariate analyse Voor het beschrijven van vegetatieveranderingen onder invloed van verschillende milieufactoren, die al dan niet bekend zijn, zijn multivariate technieken zeer geschikt. In deze studie is canonische analyse gebruikt, waarbij de variatie die in het opnamemateriaal (soortensamenstelling) aanwezig is in kaart wordt gebracht. PCA (Principale Componenten Analyse) is een veelgebruikte techniek hiervoor. In principe wordt met deze techniek de gelijkenis (similariteit) tussen ieder paar van opnames berekend en in een n-dimensionale ruimte gezet. Vervolgens wordt hierdoor een as getrokken die de maximale variatie bevat: de eerste PCA-as. Hierop volgend worden ook de volgende assen geconstrueerd, die onafhankelijk zijn van de eerdere assen en hier steeds loodrecht op staan. Het PCA-diagram van opnamepunten geeft weer welke punten op elkaar lijken (dicht bij elkaar gelegen punten op de eerste as, resp. volgende assen in het diagram) en welke niet (ver van elkaar gelegen punten in het diagram). In het diagram kunnen de soorten en eventueel milieufactoren als vectoren worden aangegeven. De

10 lengte en richting van deze vectoren geeft de correlatie ervan weer met de PCA-assen. In het PCA diagram kan de relatie tussen de soorten, de milieufactoren en de opnamepunten worden afgelezen. Een andere, met PCA vergelijkbare multivariate methode is DCA (Detrended Correspondence Analysis). Het verschil met PCA is voornamelijk dat de assen die in de n-dimensionale ruimte worden getrokken niet lineair zijn maar worden aangepast ( detrending ), om de artefacten die kunnen ontstaan te vermijden. Voor multivariate analyse zijn speciale statistische pakketten ontwikkeld. Het programma CANOCO 4.5 (Ter Braak & Smilauer, 2002) werd gebruikt om: 1. de beschreven trends in de vegetatie per PQ te ondersteunen, 2. de ontwikkeling van de vegetatie van alle PQ s, c.q. de PQ s in de graslanden en voormalige biezenruigtes in de tijd te onderzoeken, en 3. na te gaan welke milieufactoren een relatie hebben met de vegetatiesamenstelling. Ad 1) Bij de beschrijving van ieder PQ is de ontwikkeling van de vegetatie per PQ gevisualiseerd door voor de tijdreeks van opnamen van ieder PQ afzonderlijk een DCA (Detrended Canonical Analysis) uit te voeren. Het DCA-diagram geeft een verband tussen de opnames (jaren) weer. In de DCAdiagrammen zijn vervolgens de meest opvallende soorten aangegeven, hetgeen een beeld schetst van de ontwikkeling van de desbetreffende soort in dat PQ. Dit is een aanvulling op de beschrijving op grond van de gestructureerde vegetatietabellen. Ad 2) Trends in de vegetatiesamenstelling in de tijd zijn onderzocht met behulp van PCA (Principale Componenten Analyse). Hiervoor zijn de van de PQ s in de jaren 1980, 1987, 1993, 2000 en 2007 gebruikt. Deze jaren zijn gekozen omdat ze een reeks vormen met regelmatige tussenpozen en omdat van deze jaren opnamen van alle PQ s beschikbaar waren. In de PCA wordt de aanwezige variatie in de soortensamenstelling lineair uitgezet over zogenaamde principale assen, die geheel onafhankelijk van elkaar zijn. De belangrijkste variatie in de data wordt op de eerste as geplaatst, waarna de overblijvende variatie op respectievelijk de tweede en volgende assen wordt ondergebracht. Ook is ordinatie met behulp van PCA uitgevoerd voor alle beschikbare opnamejaren voor de groepen PQ s in begraasd terrein (PQ 7, PQ 8 en PQ 9) en in de voormalige Heen-zone (PQ 2, PQ 3 en PQ 4). Ad 3) De relaties tussen de vegetatiesamenstelling en gemeten milieuvariabelen in 2007 zijn onderzocht middels Principale Componenten Analyse (PCA). Hierbij wordt de aanwezige variatie uitgezet over zogenaamde principale assen, die geheel onafhankelijk van elkaar zijn. De belangrijkste variatie in de data wordt op de eerste as geplaatst, waarna de overblijvende variatie op respectievelijk de tweede en volgende assen wordt ondergebracht. In de ruimte die wordt bepaald door de variatie in de soortensamenstelling kunnen de milieuvariabelen en locaties worden aangegeven. De bepaalde milieufactoren waren gemiddelde overstromingsduur, dikte van de kleilaag en begrazing. Bij de CANOCO-analyse zijn overal de default-settings van het programma gebruikt. Er zijn twee soorten diagrammen gemaakt, namelijk één om de ordinatie van de soorten weer te geven en één voor de ordinatie van de opnames (c.q. opnamejaren). In de ordinatie wordt de belangrijkste variatie in de gehele soortensamenstelling op een as (de eerste DCA- of PCA-as) afgebeeld. De overblijvende variatie wordt vervolgens uitgezet op de tweede as. Hierdoor ontstaat een groepering van alle soorten, respectievelijk opnames, over een assenstelsel. Door de soorten- en opname-ordinaties te vergelijken, kan men zien welke soorten bepaalde opnames karakteriseren. Ook kan uit de afstand tussen opnames worden afgeleid of ze op elkaar lijken (korte onderlinge afstand) of sterk van elkaar verschillen (grote onderlinge afstand).

11 Beschrijving PQ s AGROSTOL APIUGRAV BIDETRIP BOLBMARI CENTPULC CERAFONT ELEOPALU EPILHIRS EUPACANN FESTARUN JUNCARTI JUNCBUFO LYCOEURO LYTHSALI MENTAQUA MYONAQUA PERSHYDR PHRAAUST PLANMAJO POAPALUS POTEANSE SCHOLACU VEROCATE PQ 1 heeft slechts drie jaar bestaan. Er is geen duidelijke ontwikkeling in de soortensamenstelling te zien (Tabel 4). De Heen-vegetatie heeft een vrijwel volledige bodembedekking met Fioringras (Agrostis stolonifera), en bestaat verder uit een verspreid groeiende van Heen (Bolboschoenus maritima) en andere ruigtekruiden, met in 1982 veel Watermunt (Mentha aquatica). Het PQ is in 1983 door oeverafslag in het water verdwenen. PQ 2 is gelegen op de punt van de Korendijkse Slikken. Oorspronkelijk was hier een vegetatie van Ruwe bies (Schoenoplectus tabernaemontanus) aanwezig, die gemaaid werd om het biesgewas te oogsten. In 1972, twee jaar na de afsluiting van het Haringvliet, zijn de biezen voor het laatst gemaaid. De biezenvegetatie werd daarna snel minder vitaal (verdroging, ganzenvraat) en er ontstond een lage begroeiing van Fioringras (Agrostis stolonifera) met verspreide biezenstengels en kruiden zoals Grote kattenstaart (Lythrum salicaria). In deze open begroeiing kiemden Schietwilg (Salix alba), Grauwe wilg (Salix cinerea) en een enkele Zwarte els (Alnus glutinosa). In 1980 is er al een struweel van Grauwe wilg en Schietwilg ontstaan. Het gebied wordt zeer extensief door grote grazers gebruikt, waardoor in sommige jaren graas-effecten zijn te zien. Het PQ heeft een lage ligging (0,82 m +NAP). De gemiddelde overstromingsduur ( ) is 6,8% (3,4-11,6%), wat overeenkomt met 25 (12-42) dagen/jaar (Figuur 3). De bodem bestaat uit een dunne kleilaag (10 cm) op een ondergrond van grof zand. De grondwaterstand (GLG) is -0,40 m.

12

13 In de vegetatie van het PQ (Tabel 5) is een geleidelijke ontwikkeling te zien van de struweel / bosvegetatie die zich eerder, vóór 1980, al gevestigd heeft. Een omslagpunt in de bosontwikkeling is te zien in de periode Vóór 1995 is er een gemengde struik/boomlaag van Schietwilg en Grauwe wilg; deze laag groeit van 7 m hoogte in 1982 naar 10 m hoogte in 1990 (Figuur 4). Daarna groeit de Schietwilg door naar 17 m hoogte in 1995, en neemt het aandeel van Grauwe wilg geleidelijk af. Na 1995 is Grauwe wilg nog maar mondjesmaat aanwezig in het proefvak. Samenhangend met de toenemende beschaduwing door de struik/boomlaag is een afname van de kruidbedekking te zien (Figuur 5). Uit de ordinatie van de opnamen blijkt dat er een duidelijke verschuiving optreedt in de soortensamenstelling (Figuur 7). Het patroon van in de tijd van de soorten Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum), Rietzwenkgras (Festuca arundinacea), Grauwe wilg (Salix cinerea), Riet (Phragmites australis), Grote brandnetel (Urtica dioica), Grote engelwortel (Angelica archangelica) en Late guldenroede (Solidago gigantea) in de ordinatie is weergegeven in Bijlage IV. Permanente soorten in de ondergroei zijn: Ruw beemdgras (Poa trivialis), Grote weegbree (Plantago major), Riet (Phragmites australis), Watermunt (Mentha aquatica), Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum) en Fioringras (Agrostis stolonifera). Vanaf 1985 is Grote brandnetel (Urtica dioica) veel aanwezig, al lijkt deze vanaf 2007 weer af te nemen. Kenmerkende soorten van vóór 1990 zijn Wolfspoot (Lycopus europaeus), Rietzwenkgras (Festuca arundinacea), Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum), Akkerdistel (Cirsium arvense), Hoog struisgras (Agrostis gigantea), Grote kattenstaart (Lythrum salicaria), Zilverschoon (Potentilla anserina), Moerasbeemdgras (Poa palustris), Engels raaigras (Lolium perenne),pitrus (Juncus effusus), Kweek (Elymus repens). Kenmerkende soorten die zich na 1990 vestigen zijn Late guldenroede (Solidago gigantea) (sterke toename in ), Blauw glidkruid (Scutellaria galericulata), Ridderzuring (Rumex obtusifolius), Kluwenzuring (Rumex conglomeratus), Dauwbraam (Rubus caesius), Heelblaadjes (Pulicaria dysenterica), Waterpeper (Persicaria hydropiper), Bosveldkers (Cardamine flexuosa), Fluitekruid (Anthriscus sylvestris), Grote engelwortel (Angelica archangelica). In de laatste 10 jaar vestigen zich enkele exemplaren van de struik-soorten Gewone vlier (Sambucus nigra) (vanaf 2001), Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) (vanaf 1999) en Gelderse roos (Viburnum opulus). Bosplanten vestigen zich nog maar weinig, maar wel bijvoorbeeld IJle zegge (Carex remota) (na 2001 in enkele aangetroffen, met name 2005 en 2006). Uit de grafiek van de gemiddelde indicatorgetallen voor de soorten van de opnamen uit de tijdreeks (Figuur 6) blijkt dat er slechts lichte trends optreden uit: een lichte toename van het Stikstofgetal (N) duidt op enige verrijking van de bodem (mogelijk als gevolg van strooiselaccumulatie), terwijl het Vochtgetal (F) iets lijkt af te nemen (verdroging). De schommelingen tussen de jaren zijn echter beduidend groter dan de algemene trend. Het verloop van het lichtgetal laat de trend zien van de bossuccessie: nog veel licht-planten in het stadium van jong wilgenbos toename schaduwplanten in het dichte Grauwe wilg-struweel toename lichtplanten in het open Schietwilgenbos).

14

15 ATRIPROS LYCOEURO JUNCINFL POTEANSE ELYTREPE POAPALUS ELYTATHE RUMECONG CIRSVULG PULIDYSE GALIPALU SCROUMBR SOLIGIGA DACTGLOM POATRIVI RANUREPE PLANMAJO CARDPRAT CRATMONO CIRSARVE FESTARUN CALAEPIG SALICINE AGROSTOL EPILHIRS MENTAQUA PHRAAUST LYTHSALI SALIALBA STELMEDI URTIDIOI EUPACANN CALYSEPI ANGEARCH -3 4 SCUTGALE SAMBNIGR VALEOFFI RUBUCAES PERSHYDR

16 PQ 3 ligt in de voormalige zone van Heen (Bolboschoenus maritimus). In 1980 is er al een sterke dominantie van Late guldenroede (Solidago gigantea) met een groot aandeel Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum). Het gebied wordt incidenteel door grazers bezocht, waardoor in sommige jaren begrazings-effecten te zien zijn.

17 Het PQ ligt op 95 cm +NAP en heeft een overstromingsduur ( ) van 3,1% (1,0-6,0%), overeenkomend met 11 (4-22) dagen/jaar (Figuur 8). Het PQ heeft een grondwaterdiepte (GLG) van - 0,50 m. De bodem bestaat uit een 10 cm dikke toplaag van klei op een ondergrond van zand. De opnamereeks (Tabel 6) is onderbroken van 1988 tot en met De verschillen tussen 1988 en 1993 zijn klein en aangenomen kan worden dat dit proefvak ook in die periode een zeer persistent beeld kent. Er is een geleidelijke ontwikkeling gaande in de soortensamenstelling, waarbij een omslagpunt te vinden is in De vegetatiehoogte is zeer variabel (Figuur 9), terwijl de vegetatiebedekking steeds hoog is maar vanaf 2004 wat lijkt af te nemen (Figuur 10). Uit de ordinatie van de opnamen blijkt dat er een verschuiving optreedt in de soortensamenstelling, waarbij rond 1996 een grote verandering optreedt (Figuur 12). Het patroon van in de tijd van de soorten Heen (Bolboschoenus maritimus), Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum), Riet (Phragmites australis), Late guldenroede (Solidago gigantea), Grote brandnetel (Urtica dioica), Grauwe wilg (Salix cinerea) en Fluitekruid (Anthriscus sylvestris) in de ordinatie is weergegeven in Bijlage IV. Dominant over de gehele periode is Late guldenroede (Solidago gigantea). Aanvankelijk heeft ook Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum) een groot aandeel in de vegetatie, maar na 1985 neemt dit aandeel snel af. Daarnaast komen Riet (Phragmites australis) en Grote brandnetel (Urtica dioica) in de gehele periode voor. In de periode vóór 1996 worden Koninginnekruid, Heen (Bolboschoenus maritimus), Echte heemst (Althaea officinalis), Watermunt (Mentha aquatica) en Akkerdistel (Cirsium arvense) ( ) veel aangetroffen, met de grassen Rietzwenkgras (Festuca arundinacea), Kweek (Elytrigia repens), Moerasbeemdgras (Poa palustris), Ruw beemdgras (Poa trivialis), Echte kropaar (Dactylis glomerata) en Duinriet (Calamagrostis epigejos). Grauwe wilg (Salix cinerea), die zich vestigt in 1993, heeft vanaf 1996 een belangrijk aandeel in de vegetatie. Desondanks ontstaat er geen gesloten wilgenbegroeiing, maar blijft er een mozaïek bestaan van wilgenstruweel en Late guldenroede-ruigte. Na 1996 nemen Fluitekruid (Anthriscus sylvestris), Wilde bertram (Achillea ptarmica) en Smeerwortel (Symphytum officinale) toe. Uit de grafiek van de gemiddelde Ellenberg-getallen voor het Stikstofgetal, Reactiegetal en Vochtgetal (Figuur 11) blijkt dat er geen trend is voor N en F. Er is een neergaande trend in het Reactiegetal te zien (van matig zuur naar zuur ), wat kan duiden op enige verzuring van de bodem.

18

19 POTEANSE 1984 BOLBMARI POAPALUS 1983 EUPACANN LYCOEURO CALAEPIG ELYTREPE MENTAQUA CIRSARVE FESTARUN LYTHSALI POATRIVI ANGESYLV DACTGLOM PHRAAUST AGROSTOL SCROUMBR ANGEARCH SOLIGIGA CALYSEPI ACHIPTAR SYMPOFFI CARDPRAT URTIDIOI EPILHIRS SALICINE CARDFLEX GLECHEDE ANTHSYLV

20 PQ 4 ligt net als PQ 3 in de voormalige zone van Heen (Bolboschoenus maritimus). In 1980 is er inmiddels een ruigte ontstaan gedomineerd door Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum). Het PQ ligt in het gebied dat extensief wordt begraasd, maar er zijn geen sporen van begrazing geconstateerd. Het PQ ligt op 105 cm +NAP en heeft een overstromingsduur van 1,6% (0,3-3,6%), overeenkomend met 6 (1-13) dagen/jaar (Figuur 13). De bovenste 50 cm van de bodem bestaat uit klei, dieper dan 50 cm is een afwisseling van klei en zand te vinden.

21 De vegetatie ondergaat een duidelijke ontwikkeling (Tabel 7). De struik / boomlaag neemt gestaag in hoogte toe (Figuur 14). De bedekking met ruigtekruiden is aanvankelijk hoog, maar vermindert zeer sterk vanaf 2004 (Figuur 15). Uit de ordinatie van de opnamen blijkt een geleidelijke ontwikkeling in de soortensamenstelling plaats te vinden (Figuur 17). Het patroon van in de tijd van de soorten Grote engelwortel (Angelica archangelica), Selderij (Apium graveolens), Akkerdistel (Cirsium arvense), Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum), Riet (Phragmites australis), Ruw beemdgras (Poa trivialis), Grauwe wilg (Salix cinerea), Gewone vlier (Sambucus nigra) en Late guldenroede (Solidago gigantea) in de ordinatie is weergegeven in Bijlage IV. Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum) domineert tot 1982 en verdwijnt daarna. In de eerste jaren zijn er nog restanten van de oude zeebiesvegetatie aanwezig (Heen Bolboschoenus maritimus, Fioringras Agrostis stolonifera, Klein hoefblad Tussilago farfara). Daarna wordt Late guldenroede (Solidago gigantea) dominant tot 1997; ook komt Akkerdistel (Cirsium arvense) in de periode sterk naar voren. Andere ruigtesoorten die in de periode optreden: Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum), Wolfspoot (Lycopus europaeus), Akkermelkdistel (Sonchus arvensis), Grote engelwortel (Angelica archangelica). Heemst (Althaea officinalis) komt voor tot 1993, en Selderij (Apium graveolens) en Zilt torkruid (Oenanthe lachenalii) worden eveneens nog in deze periode aangetroffen. In 1985 vestigt Grauwe wilg (Salix cinerea) zich, welke rond 1990 dominant wordt, met in de ondergroei veel Grote brandnetel (Urtica dioica). Buiten het wilgenstruweel blijft Late guldenroede dominant. Na 1997 wordt Late guldenroede minder beeldbepalend en vestigen zich Fluitekruid (Anthriscus sylvestris), Dauwbraam (Rubus caesius) en een enkele meidoorn (Crataegus monogyna). De gemiddelde Ellenberg-getallen (Figuur 16) van de soorten laten vanaf ca een indicatie zien van verzuring van de bodem en (van matig zuur naar zuur ) van verdroging (van vochtig naar matig vochtig ). Aan het verloop van het lichtgetal is te zien dat de beschaduwing als gevolg van de dichte struiklaag van Grauwe wilg en de dichte Late guldenroede-vegetatie een sterke invloed heeft op de soortensamenstelling.

22

23 HOLCLANA JUNCBUFO APIUGRAV CIRSARVE PLANMAJO MENTAQUA CIRSVULG SONCARVE POATRIVI SOLADULC SOLIGIGA PHRAAUST RUMEOBTU GALIAPAR RUBUCAES ANTHSYLV URTIDIOI SONCOLER SALICINE SAMBNIGR ALTHOFFI AGROSTOL EUPACANN BOLBMARI LYCOEURO CALYSEPI ANGEARCH CRATMONO TUSSFARF EPILHIRS LYTHSALI POAPALUS FESTARUN

24 Van PQ 5 is slechts een korte reeks opnamen gemaakt (Tabel 8): na 1987 is het proefvak niet meer opgenomen omdat het in het water verdwenen was door oeverafslag. De periode tussen 1980 en 1987 laat een overgang van een vegetatie gedomineerd door Heen (Bolboschoenus maritimus) (tot 1985) naar een Riet (Phragmites australis) - Rietgras (Phalaris arundinacea) begroeiing (vanaf 1986). Veel begeleidende soorten, zoals Watermunt (Mentha aquatica), Grote kattenstaart (Lythrum salicaria), Haagwinde (Calystegia sepium), Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum), Fioringras (Agrostis stolonifera), Rietzwenkgras (Festuca arundinacea) en Wolfspoot (Lycopus europaeus), houden stand. Kenmerkende soorten van biezenvegetaties verdwijnen: Mattenbies (Schoenoplectus lacustris) (tot 1983 aanwezig), Gele watyerkers (Rorippa amphibia), Blauwe waterereprijs (Veronica anagallis-aquatica). Soorten die zich vestigen zijn: Witte waterkers (Nasturtium officinale), Moerasandoorn (Stachys palustris), Rode water-ereprijs (Veronica catenata), Moerasbeemdgras (Poa palustris), Smeerwortel (Symphytum officinale), Liesgras (Glyceria maxima).

25 PQ 6 bevindt zich in de voormalige rietgorzen. Na het staken van de rietcultuur in de eerste helft van de jaren 70 is hier een beheer van niets doen gevolgd. In 1980 is het Riet (Phragmites australis) al sterk teruggedrongen en wordt de vegetatie sinds enkele jaren gedomineerd door Rietzwenkgras (Festuca arundinacea). De kenmerkende soort Heemst (Althaea officinalis) heeft zich goed weten te handhaven. Volgens het DTM is dit het hoogstgelegen PQ, op 151 cm +NAP, wat betekent dat het een gemiddelde jaarlijkse overstromingsduur heeft van 0,03% (0-0,17%), wat overeenkomt met 0,1 (0-0,6) dagen/jaar (Figuur 18); het PQ wordt daarmee praktisch nooit overstroomd. Waarschijnlijk is de hoogteligging meer in de orde van cm NAP (med. J. Kuijpers). De grondwaterdiepte (GLG) is -95 cm. De bodemopbouw is 0-60 cm klei, cm klei/zand, dieper dan 95 cm zand. De ruigtevegetatie varieert in hoogte tussen één en twee meter (Figuur 19), en heeft een hoge bedekking in de gehele periode (Figuur 20). De ordinatie van de opnamejaren en soorten (Figuur 22) laat een ontwikkeling zien van een ruigte die achtereenvolgens wordt getypeerd door Rietzwenkgras, Harig wilgenroosje - Grote brandnetel, en Late guldenroede - Fluitekruid. Het patroon van in de tijd van de soorten Rietzwenkgras (Festuca arundinacea), Fioringras (Agrostis stolonifera), Echte heemst (Althaea officinalis), Echte valeriaan (Valeriana officinalis), Grote brandnetel (Urtica dioica), Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum), Dauwbraam (Rubus caesius), Late guldenroede (Solidago gigantea) en Fluitekruid (Anthriscus sylvestris) in de ordinatie is weergegeven in Bijlage IV. Riet vormt een minder dichte begroeiing dan het geval was in de oorspronkelijke vegetatie, maar het handhaaft gedurende in de gehele meetperiode. Ook Echte heemst handhaaft zich. Aanvankelijk ( ) wordt de vegetatie gedomineerd door Rietzwenkgras (Festuca arundinacea), met Strandkweek (Elytrigia atherica), Hoog struisgras (Agrostis gigantea), Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum), Wolfspoot (Lycopus europaeus), Grote engelwortel (Angelica archangelica), Akkermelkdistel (Sonchus arvensis), Haagwinde (Calystegia sepium) en Ruw beemdgras (Poa trivialis). Tussen 1992 en 2000 neemt Rietzwenkgras in bedekking af, terwijl Kweek (Elytrigia repens) en Fioringras (Agrostis stolonifera) toenemen; Haagwinde en Ruw beemdgras handhaven zich. Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum) en Grote brandnetel (Urtica dioica) worden in deze fase dominant, met belangrijke aandelen van Dauwbraam (Rubus caesius), Echte valeriaan (Valeriana officinalis) en Late guldenroede (Solidago gigantea).

26 Vanaf 2000 blijft Harig wilgenroosje de vegetatie domineren, evenals Grote brandnetel en Dauwbraam. De gras-soorten verdwijnen, terwijl Late guldenroede, Fluitekruid (Anthriscus sylvestris) en Smeerwortel (Symphytum officinale) toenemen. De Ellenberggetallen (Figuur 21) duiden op een toename van de stikstofrijkdom in PQ 6. Ook lijkt er verdroging op te treden (indicatie van vochtig naar matig vochtig ).

27 AGROGIGA LYCOEURO ANGEARCH DACTGLOM EUPACANN SONCARVE POATRIVI FESTARUN ELYTATHE AGROSTOL GALETETR GALIAPAR VALEOFFI CIRSARVE ELYTREPE PHRAAUST CALYSEPI ALTHOFFI EPILHIRS SYMPOFFI ANTHSYLV SOLIGIGA RUBUCAES URTIDIOI

28

29 PQ 7 is (net als PQ 8) gesitueerd in voormalige rietruigte die vanaf 1978 wordt begraasd (met aanvullend maaibeheer). In 1980 is een graslandvegetatie aanwezig waarin soorten uit de rietruigte nog aanwezig zijn (vaak planten in miniatuurformaat). Het PQ ligt op 98 cm +NAP en heeft een overstromingsduur van 2,5% (0,6-5,1%), hetgeen gelijk staat aan 9 (2-19) dagen/jaar (Figuur 23). De grondwaterdiepte (GLG) is -75 cm. De bovenste 20 cm van de bodem bestaat uit klei, dieper dan 20 cm is de bodem zandig. De vegetatie bestaat uit een lage grasmat met hoger opgroeiende kruiden daarin (Figuur 24), terwijl de vegetatiebedekking steeds (nagenoeg) bedekkend is (Figuur 25). De ordinatie (Figuur 27) laat een verschuiving zien van soorten van ruigte en ruig grasland naar echte graslandsoorten. Het patroon van in de tijd van de soorten Rood zwenkgras (Festuca rubra), Engels raaigras (Lolium perenne), Behaarde boterbloem (Ranunculus sardous), Grote weegbree (Plantago major), Witte klaver (Trifolium repens), Valse voszegge (Carex otrubae), Geknikte vosenstaart (Alopecurus geniculatus) en Scherpe boterbloem (Ranunculus acris) in de ordinatie is weergegeven in Bijlage IV. De graslandvegetatie van PQ 7 wordt gedomineerd door Rietzwenkgras (Festuca arundinacea). Er is een groot aandeel van Fioringras (Agrostis stolonifera) en de soorten die permanent aanwezig zijn zijn Riet (Phragmites australis), Akkerdistel (Cirsium arvense), Gestreepte witbol (Holcus lanatus) en Gewone hoornbloem (Cerastium fontanum). Over de hele periode weet een enkel exemplaar van Zilt torkruid (Oenanthe lachenalii) zich te handhaven. Aanvankelijk ( ) is er sprake van een ruig grasland met de dominante grassoorten Ruw beemdgras (Poa trivialis), Fioringras en Rietzwenkgras, en verder Gewone kropaar (Dactylis glomerata), Kweek (Elytrigia repens) en Rood zwenkgras (Festuca rubra). Na de beginfase verdwijnen de nog aanwezige ruigtesoorten Grote brandnetel (Urtica dioica), Smeerwortel (Symphytum officinale), Wolfspoot (Lycopus europaeus), Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum), Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum), Selderij (Apium graveolens), Haagwinde (Calystegia sepium) en Echte heemst (Althaea officinalis), evenals enkele soorten van brakke graslanden (Zilte rus Juncus gerardii, Behaarde boterbloem Ranunculus sardous). In de periode blijven de dominante soorten dominant, maar in de begeleiders treden verschuivingen op. Gedurende deze periode treedt Geknikte vossenstaart (Alopecurus geniculatus) op en krijgen Engels raaigras (Lolium perenne), Witte klaver (Trifolium repens), Kruipende boterbloem (Ranunculus repens) en Valse voszegge (Carex otrubae) een belangrijk aandeel in de vegetatie. Ook Rode ogentroost (Odontites vernus) vestigt zich in deze periode. In de periode vanaf 2001 is Geknikte vossenstaart weer verdwenen. Soorten zoals Watermunt (Mentha aquatica), Rode klaver (Trifolium pratense), Scherpe boterbloem (Ranunculus acris), Herfstleeuwentand (Leontodon autumnalis) en Zomprus (Juncus articulatus) verschijnen. Ook de bijzondere soorten Fraai duizendguldenkruid (Centaurium pulchellum) en Rode ogentroost (Odontites vernus) komen op.

30 De reeks van Ellenbergwaarden (Figuur 26) laat geen duidelijke trends zien. Er is wellicht een zeer licht dalende trend in het Stikstofgetal (wat kan duiden op enige verschraling).

31 POAANNUA POTEANSE MENTAQUA MYOSSCOR DACTGLOM JUNCBUFO ALOPGENI PHRAAUST STELMEDI CERASFON RANUREPE JUNCARTI TRIFDUBI TARAOFFI POATRIVI TRIFREPE URTIDIOI ELYTREPE ALTHOFFI AGROSTOL RANUSARD CAREOTRU LYCOEURO FESTARUN SYMPOFFI CIRSVULG CIRSARVE HOLCLANA LEONAUTU LOLIPERE PLANMAJO OENALACH EUPACANN FESTRUBR JUNCGERA RANUACRI TRIFPRAT CENTPULC ODONVERN

32 PQ 8 is (net als PQ 7) gelegen in een voormalige rietruigte. Vanaf 1978 wordt begrazingsbeheer uitgevoerd met aanvullend maaibeheer. In 1980 is een graslandvegetatie aanwezig waarin soorten uit de rietruigte nog aanwezig zijn, zij het vaak onopvallend. In de soortensamenstelling zijn er veel overeenkomsten met PQ 7; de hoogteligging is wat lager. PQ 8 ligt op 72 cm +NAP en heeft een overstromingsduur van 12,5% (7,6-19,1%), overeenkomend met 46 (28-70) dagen/jaar (Figuur 28). De grondwaterdiepte is -0,55 m. De bodemopbouw is als volgt: 0-60 cm klei, cm klei met zandlaagjes, dieper dan 80 cm zand.

33 De vegetatie bestaat uit een lage grasmat (Figuur 29), terwijl de vegetatiebedekking steeds hoog is, maar lager dan in PQ 7 (Figuur 30). De ordinatie van opnames en soorten (Figuur 32) toont het verschijnen en verdwijnen van graslandsoorten. Het patroon van in de tijd van de soorten Geknikte vossenstaart (Alopecurus geniculatus), Gestreepte witbol (Holcus lanatus), Riet (Phragmites australis), Straatgras (Poa annua), Zilverschoon (Potentilla anserina), Rode ogentroost (Odontites vernus), Herfstleeuwentand (Leontodon autumnalis), Fraai duizendguldenkruid (Centaurium pulchellum) en Engels raaigras (Lolium perenne) in de ordinatie is weergegeven in Bijlage IV. De dominante grassoorten in PQ 8 zijn Fioringras (Agrostis stolonifera), Geknikte vossenstaart (Alopecurus geniculatus) en Ruw beemdgras (Poa trivialis). Daarnaast komen gedurende de gehele periode Rietzwenkgras (Festuca arundinacea) en Engels raaigras (Lolium perenne) veel voor evenals Varkensgras (Polygonum aviculare), Behaarde boterbloem (Ranunculus sardous), Witte klaver (Trifolium repens), Straatgras (Poa annua) en Greppelrus (Juncus bufonius). De eerste fase ( ) wordt gekenmerkt door Paardenbloem (Taraxacum officinale) en Schijfkamille (Matricaria discoidea); tot 1986 komen Akkerdistel (Cirsium arvense), Kweek (Elytrigia repens), Gestreepte witbol (Holcus lanatus) en Riet (Phragmites australis) nog voor; in de periode Kruipende boterbloem (Ranunculus repens). In de tweede fase vanaf 1995 zien we Herfstleeuwentand (Leontodon autumnalis), Zilverschoon (Potentilla anserina), Fraai duizendguldenkruid (Centaurium pulchellum) en Rode ogentroost (Odontites vernus) opkomen; na 2001 ook Madeliefje (Bellis perennis), Valse voszegge (Carex otrubae) en Rode klaver (Trifolium pratense). In de gemiddelde Ellenbergwaarden zijn geen trends zichtbaar (Figuur 31).

34

35 CIRSARVE JUNCBUFO BELLPERE RANUREPE POTEANSE CERAFONT CAREOTRU JUNCGERA ELYTREPE PHRAAUST RANUSARD TRIFREPE AGROSTOL HOLCLANA POAANNUA ODONVERN POATRIVI TARAOFFI ALOPGENI LOLIPERE CENTPULC FESTARUN LEONAUTU PLANMAJO POLYAVIC MATRDISC TRIFPRAT

36 PQ 9 is ligt op de rand van de oeverwal van een van de grotere kreken. Oorspronkelijk groeide hier hoog Riet (Phragmites australis). In 1980 overheerste hier hoge ruigte van vooral Aartsengelwortel (Angelica archangelica). Afgeleid uit het DTM zou PQ 9 het laagst gelegen PQ moeten zijn met een hoogteligging van 67 cm +NAP. Deze hoogteligging is incorrect, daarom is de hoogteligging afgeleid van de grondwaterstand (regressie zie paragraaf Abiotiek ); de gecorrigeerde hoogteligging is 159 cm +NAP. In werkelijkheid is de hoogteligging waarschijnlijk lager, ongeveer 120 cm +NAP (med. J. Kuijpers). De gemiddelde jaarlijkse overstromingsduur is 0,004% (0%-0,018%), wat betekent dat dit PQ nooit overstroomd wordt (Figuur 33).

37 De grondwaterdiepte is meer dan 1 m. De bovenste 60 cm van de bodem bestaat uit klei, daaronder ligt zandige klei. De ordinatie van de opnamen en soorten wordt getoond in Figuur 38. Er is een verschuiving te zien van een ruigte gedomineerd door Grote engelwortel en Harig wilgenroosje naar een combinatie van de ruigtesoort Late guldenroede en diverse graslandsoorten. Het patroon van in de tijd van de ruigtesoorten Grote engelwortel (Angelica archangelica), Echte heemst (Althaea officinalis), Grote brandnetel (Urtica dioica) en Late guldenroede (Solidago gigantea), en de graslandsoorten Engels raaigras (Lolium perenne), Gestreepte witbol (Holcus lanatus), Valse voszegge (Carex otrubae) en Rode ogentroost (Odontites vernus) in de ordinatie is weergegeven in Bijlage IV. De ruigtevegetatie van PQ 9 is in het eerste jaar onbegraasd, maar vanaf 1981 begraasd. Alleen in 1981 en 1982 is de vegetatiebedekking laag, in alle andere jaren is de bedekking nagenoeg volledig (Figuur 35). De vegetatiehoogte is zeer variabel tot ongeveer 1995 en neemt daarna geleidelijk toe (Figuur 34). In de eerste jaren tot 1982 was Grote engelwortel (Angelica archangelica) dominant, daarna ontwikkelt de ruigte zich naar een mozaïek van ruigte (Late guldenroede Solidago gigantea, Echte heemst Althaea officinalis, Riet (lage bedekking), Grote brandnetel Urtica dioica, Haagwinde Calystegia sepium) en grazige vegetatie (Ruw beemdgras Poa trivialis, Grote weegbree Plantago major, Witte klaver Trifolium repens, Fioringras Agrostis stolonifera, Paardenbloem Taraxacum officinalis, Rietzwenkgras Festuca arundinacea, Gewone hoornbloem Cerastium fontanum). Vanaf eind 80 er jaren verschijnen Engels raaigras (Lolium perenne) (vanaf 1986), Kruipende boterbloem (Ranunculus repens) (vanaf 1988), Gestreepte witbol (Holcus lanatus) (vanaf 1998) en Valse voszegge (Carex otrubae) (vanaf 2000, dominant vanaf 2004). Na 2000 verschijnen de soorten Rode Klaver (Trifolium pratense), Heelblaadjes (Pulicaria dysenterica), Smalle weegbree (Plantago lanceolata), Madeliefje (Bellis perennis), Zilverschoon (Potentilla anserina) en Rode ogentroost (Odontites vernus). Uit de Ellenbergwaarden (Figuur 37) blijkt een afname van het Stikstofgetal en het Vochtgetal in de eerste jaren vanaf 1980, duidend op verdroging en afnemende stikstofbeschikbaarheid in de bodem.

38

39 ANGEARCH EPILSPEC LYCOEURO CIRSARVE PLANMAJO CALYSEPI EUPACANN SONCASPE STELMEDI POTEANSE ALTHOFFI DACTGLOM SONCARVE RANUSARD ELYTREPE TARAOFFI LOLIPERE PHRAAUST CIRSVULG CERAFONT POATRIV TRIFREPE RANUREPE URTIDIOI AGROSTOL FESTARUN SOLIGIGA ODONVERN MENTAQUA RANUACRI HOLCLANA CAREOTRU PULIDYSE TRIFPRAT

40 PQ 10 ligt in een relatief laaggelegen kom aan de Spui-zijde van de Korendijkse Slikken. Oorspronkelijk bestond dit gebied uit soortenarm rietgors. In 1980 was dit karakter nog grotendeels aanwezig, en hebben zich nog maar weinig andere soorten kunnen vestigen. Het PQ wordt extensief begraasd (vanaf 1979), maar er zijn nooit sporen van begrazing gevonden. De begrazingsdruk is dus nihil of zeer laag. PQ 10 ligt volgens het DTM relatief hoog: 113 cm +NAP; waarschijnlijk ligt het PQ in werkelijkheid wat lager. De overstromingsduur is 0,7% (0,0-1,8%), ofwel 2,5 (0-7) dagen/jaar (Figuur 39). De bovenste 40 cm van de bodem bestaat uit klei, op cm diepte worden zandlaagjes afgewisseld met klei.

41 De vegetatie bestaat uit een hoogopgaande ruigte (Figuur 40). Tussen 1985 en1990 is de vegetatiehoogte duidelijk lager, als gevolg van de dominantie van andere ruigtesoorten dan in de periode daaraan voorafgaand (Riet dominant) en eropvolgend (dominantie van aanvankelijk Harig wilgenroosje en daarna Late guldenroede). De ordinatie van de opnamen en soorten wordt getoond in Figuur 44. Er is een verschuiving te zien van een Riet-gedomineerde ruigte via een ruigte met Rietzwenkgras naar dominantie van Late guldenroede. Het patroon van in de tijd van de soorten Wolfspoot (Lycopus europaeus), Akkerdistel (Cirsium arvense), Riet (Phragmites australis), Kweek (Elytrigia repens), Watermunt (Mentha aquatica), Rietzwenkgras (Festuca arundinacea), Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum), Echte heemst (Althaea officinalis) en Late guldenroede (Solidago gigantea) in de ordinatie is weergegeven in Bijlage IV. Vanaf 1980 treedt een sterke verruiging op, waarbij Riet (Phragmites australis) een steeds marginalere positie krijgt en een opeenvolging in dominantie van verschillende ruigtesoorten te zien is (Tabel 13, Figuur 42). Tot 1985 is Riet de dominante soort, met een hoog aandeel Haagwinde (Calystegia sepium) en Grote brandnetel (Urtica dioica); andere soorten met een blijvend aandeel zijn Smeerwortel (Symphytum officinale), Dauwbraam (Rubus caesius) en Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum). De totale vegetatiebedekking is altijd hoog (> 90%) (Figuur 41). Wolfspoot (Lycopus europaeus) heeft een hoog aandeel van 1980 tot 1982, Ruw beemdgras (Poa trivialis) van 1980 tot Akkerdistel (Cirsium arvense) is algemeen tussen 1982 en Dauwbraam (Rubus caesius) heeft een groot aandeel in de vegetatie tussen 1985 en 1989 en tussen 1996 en Rietzwenkgras (Festuca arundinacea) domineert tussen 1985 en 1994, maar gaat daarna achteruit en is in 2002 verdwenen. Vanaf 1988 speelt Harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum) een belangrijke rol. Echte heemst (Althaea officinalis) komt voor vanaf 1985, en is algemeen vanaf 1989; Late guldenroede (Solidago gigantea) vestigt zich in 1989, en is dominant vanaf ca Alleen in de periode vinden we Wolfspoot (met name ), Ruw beemdgras (belangrijk in ), Akkerdistel (met name ), Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum), Grote engelwortel (Angelica archangelica) en Gewone klis (Arctium pubens). Soorten die zich in deze periode vestigen zijn Fioringras (Agrostis stolonifera) (1989), Watermunt (Mentha aquatica) (1989) en Kweek (Elytrigia repens) (1986). In de Ellenberg-indicatiegetallen is geen duidelijke trend te zien (Figuur 43), behalve een mogelijke gematigde afname van het Stikstofgetal gedurende de eerste tien jaren vanaf 1980.

42

43 HOLCLANA MENTAQUA AGROSTOL ANTHSYLV EUPACANN FESTARUN ELYTREPE ALTHOFFI SOLIGIGA GLECHEDE POATRIVI RUBUCAES EPILHIRS SYMPOFFI CIRSARVE ANGEARCH VALEOFFI URTIDIOI CALYSEPI PHRAAUST LYCOEURO

Polder Stein, Reeuwijk; PKN-excursie; perceel oostelijk van kade Polder Kort Roggebroek

Polder Stein, Reeuwijk; PKN-excursie; perceel oostelijk van kade Polder Kort Roggebroek Vegetatieopnamen Kievitsbloem-associatie Polder Stein periode 1992-2012 2003 => Opnamenummer: 66108 Datum (jaar/maand/dag) : 2003/04/25 X-coordinaat : 113.098000 Y-coordinaat : 448.244000 Bloknummer :

Nadere informatie

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Zeventiende jaargang, no 4 24 mei 2019 Oosterdel In het Oosterdelgebied worden verschillende eilandjes van Staatsbosbeheer beheerd door de Stichting

Nadere informatie

. bepaald. + 15% klein % willekeurig. I.<5% vrij groot % willekeurig % willekeurig

. bepaald. + 15% klein % willekeurig. I.<5% vrij groot % willekeurig % willekeurig DE SAMENSTELLING VAN DE VEGETATIE OP DE DOOR SCHAPEN BEWEIDE GEDEELTEN OP "DE RUG", "ACHTER DE ZWARTEN" EN OP DE "ZUIDELIJKE LOB" IN DE LAUWERSZEE IN 1978 door P. Slager 1979-138 Abw. juni L. R I J K D

Nadere informatie

Opnames van P.Q,s op de Golfbaan Cromstrijen volgens Tansley 2014

Opnames van P.Q,s op de Golfbaan Cromstrijen volgens Tansley 2014 Opnames van P.Q,s op de Golfbaan Cromstrijen volgens Tansley 2014 P.Q.1 87.385-415.604 2013: Topje van bosje 087386-415586 4-7 1-7 /11-9 26/7 Hopklaver Humulus lupulus A F Kleine klaver Trifolium dubium

Nadere informatie

Van G7 was het met name het subtype: - G7b Matig voedselrijke tot voedselrijke, vochtige bodem; voedselrijk tot zeer voedselrijk

Van G7 was het met name het subtype: - G7b Matig voedselrijke tot voedselrijke, vochtige bodem; voedselrijk tot zeer voedselrijk Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland twitter: KNNVafdDelfland facebook: KNNV-afdeling-Delfland

Nadere informatie

EENDENKOOI SCHIPLUIDEN

EENDENKOOI SCHIPLUIDEN EENDENKOOI SCHIPLUIDEN 2015-16 C.J. Nonhof F. Severijn KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl

Nadere informatie

Opnames van P.Q,s op de Golfbaan Cromstrijen volgens Tansley

Opnames van P.Q,s op de Golfbaan Cromstrijen volgens Tansley Opnames van P.Q,s op de Golfbaan Cromstrijen volgens Tansley P.Q.1 87.385-415.604 2013: Topje van bosje 087386-415586 4-7 1-7 /11-9 Hopklaver Humulus lupulus A Kleine klaver Trifolium dubium R Madeliefje

Nadere informatie

Bermbesluit. Aard : Besluit van de Vlaamse regering Over : maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen

Bermbesluit. Aard : Besluit van de Vlaamse regering Over : maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen Bermbeheer Beveren Bermbesluit Aard : Besluit van de Vlaamse regering Over : maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen Datum : 27/06/1984 Pagina B.S. :13392

Nadere informatie

Oeverplanten in Lelystad

Oeverplanten in Lelystad Oeverplanten in Lelystad Inleiding Lelystad is rijk aan water. Binnen de bebouwde kom is een blauwe dooradering aanwezig van talloze wateren. Om de waterbergingscapaciteit te vergroten en de leefomgeving

Nadere informatie

Begrazing in het Zwanenbroekje

Begrazing in het Zwanenbroekje Begrazing in het Zwanenbroekje De invloeden van begrazing op de ontwikkeling van natuurweides. Roel van Dijk Djessie Donkers Jeroen Jansen TB1-5a Ecoxperience Wat is de invloed van Begrazing op de ontwikkeling

Nadere informatie

PWG-excursie naar Tiengemeten op 6 augustus 2014

PWG-excursie naar Tiengemeten op 6 augustus 2014 PWG-excursie naar Tiengemeten op 6 augustus 2014 Op 6 augustus trokken we 5 man sterk naar Tiengemeten. Ons vorig bezoek daar was in 2011 en dan een maand eerder. Kaartjes voor de pont kopen we bij de

Nadere informatie

Zeven Gaten. KNNV afdeling Delfland. Margreet Hogeweg Jeannette van Zeijl Cor Nonhof

Zeven Gaten. KNNV afdeling Delfland. Margreet Hogeweg Jeannette van Zeijl Cor Nonhof Zeven Gaten KNNV afdeling Delfland Margreet Hogeweg Jeannette van Zeijl Cor Nonhof Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl

Nadere informatie

Veldbiologische Werken

Veldbiologische Werken Veldbiologische Werken Ecologisch onderzoek en advies Rapportage PQ s golfclub Kagerzoom (incl. aanbevelingen ecologische ontwikkelingskansen) Rapportage PQ s golfclub Kagerzoom (incl. aanbevelingen ecologische

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg7

SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg7 SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg7 De wandeling naar het Munsterbos had veel van de processie van Echternacht! Twee voorwaarts en een achterwaarts. Net voor het vertrekuur zag de voorspelling op de buienradar er gewoon

Nadere informatie

Vegetatie Ketenissepolder: situatie bij aanvang van de monitoring

Vegetatie Ketenissepolder: situatie bij aanvang van de monitoring Vegetatie Ketenissepolder: situatie bij aanvang van de monitoring Verslag Frederic Piesschaert & Erika Van den Bergh Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud 2002.24 Onderzoek uitgevoerd aan het Instituut

Nadere informatie

Wetenschappelijke naam: Bellis Perennis. Compositae

Wetenschappelijke naam: Bellis Perennis. Compositae Gemaakt door: Datum: Thomas Rozendaal 9-10-'11 Pagina 3 Madelief Pagina 4 Kale jonker Pagina 5 Speerdistel Pagina 6 Boterbloem Pagina 7 Gewone Brunel Pagina 8 Witte smeerwortel Pagina 9 Guichelheil Pagina

Nadere informatie

Water- en oeverplanten in de zandwinplas in de Hiensche Uiterwaarden bij Dodewaard

Water- en oeverplanten in de zandwinplas in de Hiensche Uiterwaarden bij Dodewaard Water- en oeverplanten in de zandwinplas in de Hiensche Uiterwaarden bij Dodewaard Bureau Daslook 2 Water- en oeverplanten in de zandwinplas in de Hiensche Uiterwaarden bij Dodewaard Dr. Ger Boedeltje

Nadere informatie

Poelzone C.J. Nonhof. KNNV afdeling Delfland

Poelzone C.J. Nonhof. KNNV afdeling Delfland Poelzone 2017 C.J. Nonhof KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland

Nadere informatie

ï tng. E, Parée ARCHIEFtt1)5-~O~ Vegetatie inventarisatie kleidijk Hellegatpolder (7204F0401_A241 P2352)

ï tng. E, Parée ARCHIEFtt1)5-~O~ Vegetatie inventarisatie kleidijk Hellegatpolder (7204F0401_A241 P2352) Ministerie van Verkeer en Waterstaat Projectbureau Zeeweringen P,a. Waterschap Zeeuwse Eilanden t.a.v, Joris Perquin Postbus 1000 4330 ZW GOES Directoraat-Ge netaal Rijkswaterstaat ~ +;_;~~~;;;!~~~A,u

Nadere informatie

(on)kruiden kennen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap

(on)kruiden kennen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap (on)kruiden kennen Datum: woensdag 8 februari 2017 Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap 2 Denk aan de toets Aan het einde van deze presentatie gaan we na of je de belangrijke termen die besproken worden

Nadere informatie

Inventarisatie planten op muren van (monumentale) bruggen en sluizen

Inventarisatie planten op muren van (monumentale) bruggen en sluizen WATERSCHAP NOORDERZIJLVEST Inventarisatie planten op muren van (monumentale) bruggen en sluizen Periode: 2004/2005 Opdrachtgever: NOORDERZIJLVEST J.R. Starke & K.R. Strating, afdeling project en advies

Nadere informatie

Bijlage 2 Streefbeeldvegetatie van natuurvriendelijke oevers

Bijlage 2 Streefbeeldvegetatie van natuurvriendelijke oevers Bijlage 2 Streefbeeldvegetatie van natuurvriendelijke oevers Inleiding Doel van deze notitie is aan te geven welke soorten oeverplanten in verschillende omstandigheden het best kunnen worden aangeplant

Nadere informatie

BEIJEIDING NATUURGEBIEDEN DOOR SCHAPEN, PINKEN EN PAARDEN IN DE LAUWERSZEE. c-. door. R. Nouta. 1981-295 Abb december -- -

BEIJEIDING NATUURGEBIEDEN DOOR SCHAPEN, PINKEN EN PAARDEN IN DE LAUWERSZEE. c-. door. R. Nouta. 1981-295 Abb december -- - W E R K D O C U M E N T c-. 14546 BEIJEIDING NATUURGEBIEDEN DOOR SCHAPEN, PINKEN EN PAARDEN IN DE LAUWERSZEE door R. Nouta 1981-295 Abb deceber., I & :! : T E R I E V A N V E R K E E R E N W A T E R S

Nadere informatie

'rodelijst' Aegopodium podagraria. Artemisia vulgaris. Bolboschoenus maritimus

'rodelijst' Aegopodium podagraria. Artemisia vulgaris. Bolboschoenus maritimus Lijst van vaatplanten gevonden op 26 augustus 2015 tijdens de excursie van de KNNV Plantenwerkgroep afdeling Nijmegen naar O deel Gendtsche Polder (hok 195-431). Totaal: 148 soorten. Vragen of opmerkingen:

Nadere informatie

foto inzet: Staf de Roover

foto inzet: Staf de Roover foto inzet: Staf de Roover 1 2 3 4 Het woord grasland doet veronderstellen dat grassen het grootste aandeel van de vegetatie moeten vormen. Veelal is dit zo, maar er zijn graslanden waarin andere dan grassen

Nadere informatie

Vegetatieonderzoek proefvlakken in het SES-gebied Boterdiepstrook te Groningen

Vegetatieonderzoek proefvlakken in het SES-gebied Boterdiepstrook te Groningen Vegetatieonderzoek proefvlakken in het SES-gebied Boterdiepstrook te Groningen Rapport 2016-005 G.J. Berg J. van Goethem Vegetatieonderzoek proefvlakken in het SES-gebied Boterdiepstrook te Groningen

Nadere informatie

LPW. Datum excursie: Hokcode: D Plaats: Koersel Gids: Theo Nulens. Epilobium obscurum Donkergroene basterdwederik zz

LPW. Datum excursie: Hokcode: D Plaats: Koersel Gids: Theo Nulens. Epilobium obscurum Donkergroene basterdwederik zz Datum excursie: Hokcode: D6 2512 Plaats: Koersel Gids: Theo Nulens Deelnemers: Nicole Rinkes Cecile Nagels Pieter Hendrikx Bert Berten Luc Vanoppen Stefan Put Kristin Zels Georges Peters Ine Reynders Jean

Nadere informatie

Tiengemeten. Voordat de pont om twaalf uur vertrok, hadden

Tiengemeten. Voordat de pont om twaalf uur vertrok, hadden Op 6 juli vertrokken wij met een aantal minuten vertraging in 2 auto s richting de pont naar het eiland Tiengemeten. Willy had het weekend daarvoor al een gedeelte van het eiland verkend. De Nestor van

Nadere informatie

Verslag Eindejaars Plantenjacht 2015 Natuurgroep Kockengen

Verslag Eindejaars Plantenjacht 2015 Natuurgroep Kockengen Verslag Eindejaars Plantenjacht 2015 Natuurgroep Kockengen Speuren naar bloeiende planten langs het Henri Dunantpad, 30 december 2015 foto: Pieter Hielema Theo van Schie Eindejaars Plantenjacht 2015 FLORON

Nadere informatie

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Regio Alkmaar

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Regio Alkmaar Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Regio Alkmaar Twaalfde jaargang, no.2 17 mei 2014 Viaanse Molen De eerste excursie van de Plantenwerkgroep voerde naar het natuurgebiedje Viaanse Molen. Een gebied waar

Nadere informatie

CONSUMPTIEGEDRAG GALLOWAYS MILLINGERWAARD

CONSUMPTIEGEDRAG GALLOWAYS MILLINGERWAARD CONSUMPTIEGEDRAG GALLOWAYS MILLINGERWAARD Isabel Drenth Mariëlle van de Leuvert Lizzy Wagenaar In samenwerking met: Juni 2006 INHOUD Probleemstelling Onderzoeksvragen Materiaal en Methode Studiegebied

Nadere informatie

18:30 uur. SLOBKOUSNIEUWS 32 jrg7. Volgende woensdag 16 augustus is de afspraak om

18:30 uur. SLOBKOUSNIEUWS 32 jrg7. Volgende woensdag 16 augustus is de afspraak om SLOBKOUSNIEUWS 32 jrg7 Voila terug van de zee en het zand en achter mijn vertrouwde PC voor de volgende nieuwsbrief. Volgens Guido waren Paul, Isabelle, Ine, André, Luc, Pat, Marie, Jozefa, Pierre, Kris,

Nadere informatie

Natuurtoets ten behoeve van het nieuwbouwproject De nieuwe Landen 2 te Lemelerveld

Natuurtoets ten behoeve van het nieuwbouwproject De nieuwe Landen 2 te Lemelerveld Natuurtoets ten behoeve van het nieuwbouwproject De nieuwe Landen 2 te Lemelerveld Inventarisatie en beoordeling van beschermde flora en fauna in het kader van de natuurwet- en regelgeving Goutbeek, Flora

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 18 jrg8

SLOBKOUSNIEUWS 18 jrg8 SLOBKOUSNIEUWS 18 jrg8 Jan, Pierre, Rina, Henri, Marina, Luc, Pierre, Annemie, Jozefa, Willy, Dirk, Paul, Peter, Pat en Marie struinden deze keer door het intussen geel en wit gekleurde grasland van de

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 23 jrg6

SLOBKOUSNIEUWS 23 jrg6 SLOBKOUSNIEUWS 23 jrg6 Luc, Pierre, Anita, Josse, Guido, Ine, Jan, Nicole en Pat trokken voor de derde keer op pad met Rutger om zich te verdiepen in de wereld van de grassen. Deze keer zochten we ze in

Nadere informatie

Vegetatieontwikkeling en Pitrusdominantie op voormalige landbouwgronden in het Geeserstroomgebied

Vegetatieontwikkeling en Pitrusdominantie op voormalige landbouwgronden in het Geeserstroomgebied Vegetatieontwikkeling en Pitrusdominantie op voormalige landbouwgronden in het Geeserstroomgebied Praktijkexperiment Gees Francisca Sival Rolf Kemmers Wouter de Vlieger Bernard de Jong Alterra-rapport

Nadere informatie

PWG-excursie naar de Rhoonse Grienden op 6 mei 2015

PWG-excursie naar de Rhoonse Grienden op 6 mei 2015 Knotwilg met ingegroeide Gewone esdoorn Kooigat en in de verte de Oude Maas PWG-excursie naar de Rhoonse Grienden op 6 mei 2015 Op 6 mei trokken we 6 man sterk naar de Rhoonse grienden. Het was stormachtig

Nadere informatie

Toetsing erosiebestendigheid dijkgraslanden Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht

Toetsing erosiebestendigheid dijkgraslanden Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht Toetsing erosiebestendigheid dijkgraslanden 2002 Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht Toetsing erosiebestendigheid dijkgraslanden 2002 Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht Een vergelijking

Nadere informatie

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Vijftiende jaargang, no. 5 16 juni 2017 Noorderneg De Noorderneg vormt een bijzonder groengebied in de Westrand van Heiloo. Op 16 juni hebben we de

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 34 jrg7

SLOBKOUSNIEUWS 34 jrg7 SLOBKOUSNIEUWS 34 jrg7 Eindelijk kan ik nog eens schrijven over een activiteit waar ik zelf aan deelnam maar de slobkousjes zijn al zo gewoon om voor alles zelf te moeten zorgen dat Isabelle me ook nu

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 33 jrg8

SLOBKOUSNIEUWS 33 jrg8 SLOBKOUSNIEUWS 33 jrg8 Terwijl het secretariaat op verplaatsing was in Nederland gingen de Slobkousjes rondneuzen aan de Maas. Het maaswater had blijkbaar de droogte niet kunnen voorkomen maar het was

Nadere informatie

Opdracht Biologie Informatie planten voor herbarium

Opdracht Biologie Informatie planten voor herbarium Opdracht Biologie Informatie planten voor herb Opdracht door J. 1666 woorden 14 april 2013 4,2 16 keer beoordeeld Vak Biologie Duizendknoopfamilie Veldzuring Rumex acetose L. Plukdatum 14-05-12 Rood Duizendknoopfamilie

Nadere informatie

1 9 NOV 2002. Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Projectbureau Zeeweringen T.a.v. Dhr. P. Hengst Postbus 114 4460 AC Goes. Ing. E.

1 9 NOV 2002. Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Projectbureau Zeeweringen T.a.v. Dhr. P. Hengst Postbus 114 4460 AC Goes. Ing. E. Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Projectbureau Zeeweringen T.a.v. Dhr. P. Hengst Postbus 114 4460 AC Goes Contactpersoon ng. E. Parée Datum 1 9 NOV 2002 Ons kenmerk

Nadere informatie

Flora- en Faunatoets voor uitbreidingsplan bedrijfsterrein Gebroeders Olieman, Tempeldijk 40

Flora- en Faunatoets voor uitbreidingsplan bedrijfsterrein Gebroeders Olieman, Tempeldijk 40 Flora- en Faunatoets voor uitbreidingsplan bedrijfsterrein Gebroeders Olieman, Tempeldijk 40 Flora- en Faunatoets voor uitbreidingsplan bedrijfsterrein Gebroeders Olieman, Tempeldijk 40 Colofon Opdrachtgever

Nadere informatie

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Zestiende jaargang, no. 3 26 mei 2018 De tweede helft van het voorjaar is toch wel de mooiste tijd van het jaar. Zelfs een speerdistel ziet er dan

Nadere informatie

Florakartering 2016 van Inlaag 2005

Florakartering 2016 van Inlaag 2005 Florakartering 2016 van Inlaag 2005 Plantenwerkgroep KNNV afdeling Bevelanden januari 2017 FLORAKARTERING 2016 VAN INLAAG 2005 29 Plantenwerkgroep KNNV afdeling Bevelanden januari 2017 2 Realisatie Vereniging

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 32 jrg7

SLOBKOUSNIEUWS 32 jrg7 SLOBKOUSNIEUWS 32 jrg7 Het secretariaat bleef eens te meer afwezig op de wandeling in Peer maar dank zij Isabelle, Luc, Paul en Nicole kunnen jullie genieten van wat ze er zagen en het was blijkbaar zeer

Nadere informatie

It Fryske Gea. Herstel weidevogelgebieden in Friesland door meer bodemleven. Jacqueline Baar en Aafke van Erk Mei 2010 Eindrapportage

It Fryske Gea. Herstel weidevogelgebieden in Friesland door meer bodemleven. Jacqueline Baar en Aafke van Erk Mei 2010 Eindrapportage Herstel weidevogelgebieden in Friesland door meer bodemleven Jacqueline Baar en Aafke van Erk Eindrapportage Inhoudsopgave 1 Samenvatting 3 2 Aanleiding 5 2.1 Herstel van weidevogelgebied 5 2.2 Bodemleven

Nadere informatie

Excursie van de Plantenwerkgroep van de KNNV Waterweg-Noord naar de Sophiapolder op 7 mei 2014

Excursie van de Plantenwerkgroep van de KNNV Waterweg-Noord naar de Sophiapolder op 7 mei 2014 Excursie van de Plantenwerkgroep van de KNNV Waterweg-Noord naar de Sophiapolder op 7 mei 2014 Op woensdag 7 mei trokken we 9 man sterk naar de Sophiapolder in de Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. Frouke volgt

Nadere informatie

Project Natuurvriendelijke Oevers Waal

Project Natuurvriendelijke Oevers Waal Project Natuurvriendelijke Oevers Waal Tussenresultaten van het veldwerk 2004 Flora & PQ-onderzoek Project Natuurvriendelijke Oevers Waal Tussenresultaten van het veldwerk 2004 Flora & PQ-onderzoek December

Nadere informatie

ECOLOGISCHE INVENTARISATIE. S y l v e s t e r

ECOLOGISCHE INVENTARISATIE. S y l v e s t e r 1 ECOLOGISCHE INVENTARISATIE FAMILIE BAUHUIS SINT ISIDORUSHOEVE Juli 2008 2 Opdrachtgever: Bijkerk cs Landschapsarchitecten R. Postma Hengelosestraat 791 7521 PA ENSCHEDE Ecologische analyse: Sylvester

Nadere informatie

Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust. 3. Waddenzeedijk Ameland

Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust. 3. Waddenzeedijk Ameland Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust 3. Waddenzeedijk Ameland In opdracht van Wetterskip Fryslân 2 Alterra-rapport 880 Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust 3. Waddenzeedijk

Nadere informatie

6,5. Werkstuk door Z woorden 11 maart keer beoordeeld. Schermbloemenfamilie. Datum gevonden:

6,5. Werkstuk door Z woorden 11 maart keer beoordeeld. Schermbloemenfamilie. Datum gevonden: Werkstuk door Z. 1182 woorden 11 maart 2013 6,5 46 keer beoordeeld Vak Anders Schermbloemenfamilie Anthriscus sylvestris Umbelliferae Schermbloemenfamilie Fluitenkruid Datum gevonden: 05-05-2011 Hij stond

Nadere informatie

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Zestiende jaargang, no.10 16 augustus 2018 Hoefplan Op 24 juli bezocht de Plantenwerkgroep het Hoefplan. De wijk is op de schop gegaan om de riolering

Nadere informatie

Bloemenweides rijkdom aan cases

Bloemenweides rijkdom aan cases inhoudstafel Bloemenweides rijkdom aan cases Basics Beheer 17 februari 2015 Groeninnovatieforum Basics < eindbeeld > Basics < communicatie naar burger > Dynamische beplanting met natuurlijke uitstraling

Nadere informatie

Meetverslag monitoring oeverplanten vooroeverproject Lek 2008

Meetverslag monitoring oeverplanten vooroeverproject Lek 2008 Meetverslag monitoring oeverplanten vooroeverproject Lek 2008 Jaap Daling RWS Waterdienst, afdeling Monitoring en Laboratorium Juni 2009 Inleiding... 3 Methode... 4 Metingen en opnames... 4 Voor de indeling

Nadere informatie

Vegetatieonderzoek aan proefvlakken in door Agrarisch Natuurbeheer Weststellingwerf beheerde bermen in de jaren 2002, 2008 en 2015.

Vegetatieonderzoek aan proefvlakken in door Agrarisch Natuurbeheer Weststellingwerf beheerde bermen in de jaren 2002, 2008 en 2015. Vegetatieonderzoek aan proefvlakken in door Agrarisch Natuurbeheer Weststellingwerf beheerde bermen in de jaren 2002, 2008 en 2015. December 2015 H.J. Jager, Oldeberkoop Ph. J. Zeinstra, Ter Idzard 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Vijftiende jaargang, no. 6 30 juni 2017 Golfbaan Winkel Wat groeit er op een golfbaan? Heel veel kort gras, dat is bekend. Maar er is meer te vinden.

Nadere informatie

Bedrijfsverplaatsing Rogaar Gemeente Assen. Quick scan Flora- en faunawet. In opdracht van Landschapsbeheer Het Witterveld

Bedrijfsverplaatsing Rogaar Gemeente Assen. Quick scan Flora- en faunawet. In opdracht van Landschapsbeheer Het Witterveld Bedrijfsverplaatsing Rogaar Gemeente Assen Quick scan Flora- en faunawet In opdracht van Landschapsbeheer Het Witterveld Wirdum, februari 2013 1/5 1. Initiatief Huidige bedrijf Landschapsbeheer Het Witterveld

Nadere informatie

Runderbegrazing en erosiebestendigheid op primaire waterkeringen in de Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht

Runderbegrazing en erosiebestendigheid op primaire waterkeringen in de Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht Runderbegrazing en erosiebestendigheid op primaire waterkeringen in de Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht In opdracht van Waterschap de Groote Waard 2 Alterra-rapport 1054 Runderbegrazing en erosiebestendigheid

Nadere informatie

Veranderingen in duinvegetatie met Ameland als voorbeeld. Han van Dobben en Pieter Slim

Veranderingen in duinvegetatie met Ameland als voorbeeld. Han van Dobben en Pieter Slim Veranderingen in duinvegetatie met Ameland als voorbeeld Han van Dobben en Pieter Slim Veranderingen in de duinen sinds ~1900 Menselijke invloed sterk vergroot, vooral door vastlegging Doel: vergroten

Nadere informatie

Kennisdag 8 juni B Connect: meer biodiversiteit op bedrijventerreinen

Kennisdag 8 juni B Connect: meer biodiversiteit op bedrijventerreinen Kennisdag 8 juni 2017 2B Connect: meer biodiversiteit op bedrijventerreinen Fotogroep ISO 400 Het beheerplan Met dank aan Jens Verwaerde (Natuurpunt) Een goed beheerplan versterkt biodiversiteit werkt

Nadere informatie

Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust. 1. IJsselmeerkering

Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust. 1. IJsselmeerkering Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust 1. IJsselmeerkering In opdracht van Wetterskip Fryslân. 2 Alterra-rapport 878 Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust 1. IJsselmeerkering

Nadere informatie

Johan Van Meerbeek Gustaaf Grouwels Annemie Verheyden Jeroen Vanden Borre

Johan Van Meerbeek Gustaaf Grouwels Annemie Verheyden Jeroen Vanden Borre Datum excursie: 8/07/2013 Hokcode: E6 4321 Plaats: Velm Gids: Bert Berten Deelnemers: Jean Vangrinsven Georges Peters Richard Pawlowski Jos Eykens Bieke Geukens Theo Nulens Johan Van Meerbeek Gustaaf Grouwels

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 31 jrg8

SLOBKOUSNIEUWS 31 jrg8 SLOBKOUSNIEUWS 31 jrg8 De redactie veroorlooft zich wat welverdiende vakantie aan de Nederlandse kust maar blijft toch paraat om jullie de vertrouwde nieuwsbrief toe te sturen. De technologie laat dit

Nadere informatie

crommetuynstraat te meterik, gemeente horst aan de maas Plan Opdrachtgever Plangroep Heggen verkennend natuurwaardenonderzoek

crommetuynstraat te meterik, gemeente horst aan de maas Plan Opdrachtgever Plangroep Heggen verkennend natuurwaardenonderzoek Plan crommetuynstraat te meterik, gemeente horst aan de maas verkennend natuurwaardenonderzoek Opdrachtgever Plangroep Heggen Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur Gulpen, 17 september 2008 kon. julianastraat

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 33 jrg6

SLOBKOUSNIEUWS 33 jrg6 SLOBKOUSNIEUWS 33 jrg6 In plaats van te gaan kanovaren trokken Isabelle, Guido, Tineke, Ine, Gerard, Yvonne, Jan, Nicole, Pat en Suze onder leiding van Luc stroomopwaarts langs de oever van de Dommel.

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

ENERGIE UIT LANDSCHAPSONDERHOUD. Pieter Verdonckt Mathias D Hooghe

ENERGIE UIT LANDSCHAPSONDERHOUD. Pieter Verdonckt Mathias D Hooghe ENERGIE UIT LANDSCHAPSONDERHOUD Pieter Verdonckt Mathias D Hooghe Inhoud workshop Energie uit landschapsonderhoud landschapsonderhoud Energie uit maaisel Energie uit houtige biomassa Korte omloophout Energie

Nadere informatie

Oevers 2x maaien Oever 2

Oevers 2x maaien Oever 2 Oevers 2x maaien Oever 2 De vegetatie is rijk aan diverse soorten kruiden, zoals kattenstaart, grote waterweegbree en zwanebloem en behoort tot het Watertorkruidverbond (Oenanthion aquaticae). De vegetatie

Nadere informatie

Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust. 2. Waddenzeedijk Friesland vaste wal

Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust. 2. Waddenzeedijk Friesland vaste wal Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese kust 2. Waddenzeedijk Friesland vaste wal In opdracht van Wetterskip Fryslân 2 Alterra-rapport 879 Beoordeling erosiebestendigheid dijkgrasland Friese

Nadere informatie

PWG-excursie naar riviereiland De Zaag op 25 april 2018

PWG-excursie naar riviereiland De Zaag op 25 april 2018 PWG-excursie naar riviereiland De Zaag op 25 april 2018 Op 25 april trokken we, 2 man sterk, naar riviereiland de Zaag (37 ha) in Krimpen a/d Lek. Dit buitendijks natuurgebied is een oase van rust in een

Nadere informatie

Bermflora-onderzoek Aartselaar 2005

Bermflora-onderzoek Aartselaar 2005 Bermflora-onderzoek Aartselaar 2005 Vereniging Milieueducatie Provincie Antwerpen afdeling Aartselaar Auteur; Veldmedewerkers: Johan Herreman, Hilde Janssens, Hilde Luyckfasseel, Jean Naessens, Luk Smets,

Nadere informatie

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder

Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Nieuwsbrief Plantenwerkgroep KNNV Alkmaar - Den Helder Vijftiende jaargang, no. 9 27 augustus 2017 Park van Luna De plantengroei in het park van Luna is zich leuk aan het ontwikkelen. Toen we hier een

Nadere informatie

Ekwadraat T.a.v. mevrouw K. Cnossen Postbus BP Leeuwarden B2012/151

Ekwadraat T.a.v. mevrouw K. Cnossen Postbus BP Leeuwarden B2012/151 19-07-2012 Ekwadraat T.a.v. mevrouw K. Cnossen Postbus 827 8901 BP Leeuwarden B2012/151 Rapportage toetsing Flora- en faunawet Pitrus 9, Barger-Compascuum Akkoord: drs. G.J. Berg Paraaf: Deze publicatie

Nadere informatie

BIJLAGE 5: Voorbeelden

BIJLAGE 5: Voorbeelden BIJLAGE 5: Voorbeelden Hieronder worden twee uitgewerkte voorbeelden gegeven, de inschatting van de bedekkingen is fictief en is dus in de praktijk niet gebruikt als basis voor de BWK-typologie. Voorbeeld

Nadere informatie

Datum excursie: 10/06/2013 Hokcode: C Plaats: t Hasselt Bree Gids: Jaak Janssen. Bert Berten

Datum excursie: 10/06/2013 Hokcode: C Plaats: t Hasselt Bree Gids: Jaak Janssen. Bert Berten Datum excursie: 10/06/2013 Hokcode: C7 4422 Plaats: t Hasselt Bree Gids: Jaak Janssen Deelnemers: Leo Corstjens Luc Berger Georges Peters Theo Nulens Bert Berten LPW Wetenschappelijke naam Nederlandse

Nadere informatie

Excursie naar Hoek van Holland 9 augustus 2017

Excursie naar Hoek van Holland 9 augustus 2017 Teunisbloem, Konings- en Keizerskaars Parnassia Excursie naar Hoek van Holland 9 augustus 2017 Op 9 augustus trokken we twee man sterk naar Hoek van Holland. De snelbus vanuit Schiedam Centrum bracht ons

Nadere informatie

Kwade Hoek. Schor - Kwade Hoek. Kattendoorn

Kwade Hoek. Schor - Kwade Hoek. Kattendoorn Op 5 oktober gingen we, zes man sterk naar Kwade Hoek. We maakten de groene paaltjeswandeling (4,1 km). Vanaf het parkeerterrein aan de Oostdijkseweg gingen we het duin in. Vrijwel direct is er een uitkijkpunt

Nadere informatie

In deze memo worden de resultaten van het eerste groeiseizoen beschreven.

In deze memo worden de resultaten van het eerste groeiseizoen beschreven. , Rijkswaterstaat Ministerie van Verkeer en Waterstaat Vegetatie proefvakken Burgh en Westlandpolder het eerste jaar (009) memo PIa Waterschap Zeeuwse Eilanden Kanaalweg 1 Middelburg PIa Postadres: Postbus

Nadere informatie

Bermenplan Assen. Definitief

Bermenplan Assen. Definitief Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 28 jrg8

SLOBKOUSNIEUWS 28 jrg8 SLOBKOUSNIEUWS 28 jrg8 In uitgesteld relais deze en volgende nieuwsbrief want de redactie was het land uit! Gelukkig zorgde Guido getrouw voor de lijst met waarnemingen en leverde Luc wat mooie foto s.

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 25 jrg2

SLOBKOUSNIEUWS 25 jrg2 SLOBKOUSNIEUWS 25 jrg2 Dankzij de medewerking van bevoegd boswachter Vanessa Geenens bekwamen we de toelating van ANB om te gaan inventariseren in Lozerheide. Ze had me vorige week gemeld dat ze spijtig

Nadere informatie

Notitie. Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas)

Notitie. Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas) Notitie Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas) Door: G.M.T. Peeters Notitienummer: 174 Datum: 16 september 2011 In opdracht van: Aelmans Ruimtelijk Ordening

Nadere informatie

Natuurtoets ten behoeve van de wijziging van het bestemmingsplan van enkele percelen langs de Hoenderweg en de Vilstersedijk te Lemelerveld

Natuurtoets ten behoeve van de wijziging van het bestemmingsplan van enkele percelen langs de Hoenderweg en de Vilstersedijk te Lemelerveld Natuurtoets ten behoeve van de wijziging van het bestemmingsplan van enkele percelen langs de Hoenderweg en de Vilstersedijk te Lemelerveld Inventarisatie en beoordeling van beschermde flora en fauna in

Nadere informatie

Alle graslandplanten waargenomen in 2011, 2013, 2015; onderzoeker Ben Polman Hkl 2Lk 2Sph Zbr Zbr zbr 23e btp btp

Alle graslandplanten waargenomen in 2011, 2013, 2015; onderzoeker Ben Polman  Hkl 2Lk 2Sph Zbr Zbr zbr 23e btp btp Alle graslandplanten waargenomen in 011, 01, 015; onderzoeker Ben Polman opname data: april t/m juli 011; april -aug 01; april- aug 015; Ben Polman afkortingen en codes: zie onderaan Nederlandse naam wetenschappelijke

Nadere informatie

Bermen rond de Haagse Beek

Bermen rond de Haagse Beek Bermen rond de Haagse Beek Variant Koster C.J. Nonhof KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl

Nadere informatie

Datum excursie: 23/07/2012 Hokcode: C Plaats: Tongerlo Gids: Peter Engelen. Sylvain Peeters LPW

Datum excursie: 23/07/2012 Hokcode: C Plaats: Tongerlo Gids: Peter Engelen. Sylvain Peeters LPW Datum excursie: 23/07/2012 Hokcode: C7 4534 Plaats: Tongerlo Gids: Peter Engelen Deelnemers: Bert Berten Lily Gora Theo Nulens Richard Pawlowski Georges Peters Luc Lenaerts Daniëlle Clits Marleen massonnet

Nadere informatie

PLANTENWERKGROEP KNNV EPE / HEERDE. door Egbert de Boer

PLANTENWERKGROEP KNNV EPE / HEERDE. door Egbert de Boer PLANTENWERKGROEP KNNV EPE / HEERDE door Egbert de Boer INHOUD: Kaart gebied............................................ Totaaloverzicht onderzochte gedeelten.............. Plantenlijst Hoogwatergeul westelijke

Nadere informatie

Onderzoek naar beschermde soorten aan de Eikenlaan in Sleeuwijk

Onderzoek naar beschermde soorten aan de Eikenlaan in Sleeuwijk Onderzoek naar beschermde soorten aan de Eikenlaan in Sleeuwijk 15 mei 2013 zoon ecologie Colofon Titel Onderzoek naar beschermde soorten aan de Eikenlaan in Sleeuwijk Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON

Nadere informatie

Onkruid herkennen. Onkruid herkennen. Gewild onkruid

Onkruid herkennen. Onkruid herkennen. Gewild onkruid Onkruid herkennen Zevenblad, brandnetel of kruipende boterbloem. Dit soort onkruid kan een vervelende plaag vormen in de tuin. Er bestaan veel soorten onkruid die je op diverse manieren kunt bestrijden.

Nadere informatie

Zuidrand Quick Scan 2011

Zuidrand Quick Scan 2011 Zuidrand Quick Scan 2011 KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT email: afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland

Nadere informatie

Toelichting bij de vegetatiekaart DE BLAUWE KAMER. op basis van false-colour luchtfoto's 1993 MDGAT-GMI-R-9409

Toelichting bij de vegetatiekaart DE BLAUWE KAMER. op basis van false-colour luchtfoto's 1993 MDGAT-GMI-R-9409 Toelichting bij de vegetatiekaart DE BLAUWE KAMER op basis van false-colour luchtfoto's 1993 MDGAT-GMI-R-9409 RIJKSWATERSTAAT Delft MEETKUNDIGE DIENST april 1994 De Blauwe Kamer Colofon Uitgave RWS, Meetkundige

Nadere informatie

Toelichting bij de vegetatiekaart DE BLAUWE KAMER. op basis van false-colour luchtfoto's 1994 MDGAT-R-9519

Toelichting bij de vegetatiekaart DE BLAUWE KAMER. op basis van false-colour luchtfoto's 1994 MDGAT-R-9519 Toelichting bij de vegetatiekaart DE BLAUWE KAMER op basis van false-colour luchtfoto's 1994 MDGAT-R-9519 RIJKSWATERSTAAT Delft MEETKUNDIGE DIENST mei 1995 De Blauwe Kamer Colofon Uitgave RWS, Meetkundige

Nadere informatie

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha Kavelpaspoort Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk Pilot Natuurlijk Ondernemen 2,952 ha Geografie en ligging Het gebied van Son en Breugel ligt in het stroomgebied van De Dommel. Tussen de

Nadere informatie

Inventarisatie van de flora in de Inlaag Zeeland

Inventarisatie van de flora in de Inlaag Zeeland Inventarisatie van de flora in de Inlaag 2005 2010 Zeeland 1 2 Inventarisatie van de flora in de Inlaag 2005. 2010 Plantenwerkgroep KNNV afdeling Bevelanden Mart Karremans en Hans Fortuin Dit onderzoek

Nadere informatie

Steenmeel als maatregel tegen verzuring in heide en bossen

Steenmeel als maatregel tegen verzuring in heide en bossen Steenmeel als maatregel tegen verzuring in heide en bossen Roland Bobbink, Leon van den Berg, Huig Bergsma, Henk Siepel, Joost Vogels, Evi Verbaarschot, Bas van de Riet & Maaike Weijters BIOGEOCHEMICAL

Nadere informatie

Soortensamenstelling van de Kamgrasweiden

Soortensamenstelling van de Kamgrasweiden Soortensamenstelling van de Kamgrasweiden Grassen Kruiden Vlinderbloemigen Kamgras Madeliefje Witte klaver Engels raaigras Paardenbloem Rode klaver Beemdlangbloem Scherpe boterbloem Kleine klaver Ruw beemdgras

Nadere informatie

scan Flora & Fauna en randvoorwaarden planvorming Spreeuwenburg

scan Flora & Fauna en randvoorwaarden planvorming Spreeuwenburg Quick Inleiding scan Flora & Fauna en randvoorwaarden planvorming Spreeuwenburg Goderie Ecologisch Advies Nijmegen juli 2012 1 Colofon Dit onderzoek naar de ecologische waarden op het perceel Taalstraat

Nadere informatie

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen.

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen. Beschrijving kwelderherstelmaatregelen 1 1.1 Inleiding Aan de noordkust van Groningen heeft Groningen Seaports, mede ten behoeve van RWE, circa 24 ha. kwelders aangekocht. Door aankoop van de kwelders

Nadere informatie