UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar Validering en onderzoek van de gebruiksvriendelijkheid van een vragenlijst voor opsporing van lagere schoolkinderen met ontwikkelingsstoornissen van de motorische coördinatie Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Gezondheidsvoorlichting en -bevordering Door Marie-Charlotte Heylbroeck Promotor: Prof. Dr. Hilde Van Waelvelde Begeleider: Meneer Wim Peersman

2 2

3 UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar Validering en onderzoek van de gebruiksvriendelijkheid van een vragenlijst voor opsporing van lagere schoolkinderen met ontwikkelingsstoornissen van de motorische coördinatie Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Gezondheidsvoorlichting en -bevordering Door Marie-Charlotte Heylbroeck Promotor: Prof. Dr. Hilde Van Waelvelde Begeleider: Meneer Wim Peersman I

4 Abstract In deze masterproef werd de validiteit en de gebruiksvriendelijkheid van de Vragenlijst voor Motorische Vaardigheden van kinderen tussen 5 jaar en 12 jaar (VMV 5-12) onderzocht. Dit bij 433 kinderen van het regulier basisonderwijs en het buitengewoon basisonderwijs type acht. De validiteit werd nagegaan door de scores op de VMV 5-12 te vergelijken met deze op de M-ABC-II test en vragenlijst. De gebruiksvriendelijkheid werd nagegaan via vragenlijsten. De correlatiecoëfficiënten tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test varieerden tussen 0,12 en 0,49 terwijl de correlatiecoëfficiënten tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst varieerden tussen 0,57 en 0,80. De kappacoëfficiënten tussen de VMV 5-12 en de M- ABC-II test waren te laag (0,08-0,09) terwijl deze tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test laag tot matig waren (0,17-0,45). Vervolgens werd vastgesteld dat de VMV 5-12 gemiddeld 6,6 minuten duurt en in het algemeen als gemakkelijk ervaren wordt. Toch werd de leerkracht lichamelijke opvoeding vaak ingeschakeld en werden bepaalde items vooral in verband met grofmotorische vaardigheden als moeilijk beschouwd. Als laatste werd een significant verschil gevonden tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst in het voordeel van de VMV Verder onderzoek naar validiteit is nodig rekening houdend met de beperkingen van dit onderzoek. Daarnaast kan besloten worden dat de vragenlijst in de positieve richting gaat wat betreft gebruiksvriendelijkheid maar dat er zeker nog werkpunten zijn. Aantal woorden masterproef: (exclusief dankwoord, bijlagen en bibliografie) II

5 Inhoudstafel Woord vooraf... V Inleiding LITERATUURSTUDIE Developmental Coordination Disorder Motorische testen Vragenlijsten voor het nagaan van motorische vaardigheden DOELSTELLING ONDERZOEKSMETHODE Steekproef Materiaal/meetinstrumenten VMV M-ABC-II test M-ABC-II vragenlijst Formulieren gebruiksvriendelijkheid M-ABC-II vragenlijst en VMV Procedure Analyse Berekening leeftijdsonafhankelijke score Validiteit Gebruiksvriendelijkheid van de vragenlijsten RESULTATEN Dataverzameling VMV M-ABC-II checklist M-ABC-II test Vragenlijsten gebruiksvriendelijkheid Bepalen leeftijdsonafhankelijke scores van de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst VMV M-ABC-II vragenlijst III

6 4.3 Validiteit Correlaties tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test Correlaties tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst Vergelijking correlatie VMV 5-12 en M-ABC-II test met correlatie M-ABC-II vragenlijst en test Verschil in identificatie van kinderen met mogelijke motorische problemen Gebruiksvriendelijkheid vragenlijsten Gebruiksvriendelijkheid van de VMV Verschil in gebruiksvriendelijkheid tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst DISCUSSIE CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN Lijst van figuren Lijst van tabellen Literatuurlijst Bijlagen...73 IV

7 Woord vooraf Dit woord vooraf gaat uit naar de personen die mij bij het schrijven van deze scriptie zowel moreel als materieel bijgestaan hebben. Eerst en vooral wil ik mijn promotor, Prof. Dr. Hilde Van Waelvelde en mijn begeleider, meneer Wim Peersman, bedanken die mij tijdens mijn hele scriptieperiode gevolgd en begeleid hebben. Ook de directie, leerkrachten en leerlingen van de scholen die meewerkten aan mijn onderzoek wil ik bedanken. Zij hebben er allen voor gezorgd dat het mogelijk was om mijn onderzoek uit te voeren. Een laatste woordje van dank ook voor mijn ouders, broers en zussen die mij tijdens mijn schrijf- en opzoekingsperiode gesteund hebben en met raad en daad bijgestaan hebben. V

8 Inleiding Deze masterproef staat stil bij de validiteit en de gebruiksvriendelijkheid van de Vragenlijst voor Motorische Vaardigheden van kinderen tussen vijf jaar en twaalf jaar (VMV 5-12). De VMV 5-12 zou kunnen gebruikt worden in het kader van Developmental Coordination Disorder (DCD). Een problematiek waarbij de motorische vaardigheden van een kind minder ontwikkeld zijn in vergelijking met zijn/haar leeftijdsgenoten hoewel er geen psychiatrische, neurologische of andere medische problemen kunnen aangeduid worden als oorzaak hiervan. Er bestaan reeds een aantal vragenlijsten en testen om de motorische vaardigheden van een kind na te gaan en op die manier kinderen met DCD te identificeren en te behandelen. Toch werd in een Nederlandstalige vragenlijst voor lagere schoolkinderen ontwikkeld namelijk de VMV Het doel was te beschikken over een vragenlijst voor leerkrachten genormeerd voor Vlaamse kinderen, omdat dit momenteel nog ontbreekt. In zijn studies gestart die de psychometrische eigenschappen van de VMV 5-12 onderzoeken. Het is immers belangrijk dat deze eigenschappen goed zijn. Het doel van deze masterproef was dan ook een psychometrische eigenschap van de vragenlijst te onderzoeken namelijk de validiteit. Daarnaast werd de gebruiksvriendelijkheid van de vragenlijst nagegaan, dit is immers een belangrijk aspect aangezien de grote ervaren werkdruk van de leerkrachten. De validiteit van de VMV 5-12 werd onderzocht door gebruik te maken van de Movement Assessment Battery for Children-second edition (M-ABC-II). Om een idee te krijgen van de validiteit van de VMV 5-12, werd zowel het verband tussen de VMV 5-12 en de M- ABC-II bestudeerd alsook de mogelijkheid van de VMV 5-12 om dezelfde kinderen te identificeren met mogelijke motorische ontwikkelingsproblemen of een mogelijk risico op motorische ontwikkelingsproblemen als de M-ABC-II test en vragenlijst. De gebruiksvriendelijkheid van de VMV 5-12 werd onderzocht door gebruik te maken van een vragenlijst die de gebruiksvriendelijkheid 1

9 navraagt bij de leerkrachten. Hierbij werd ook nagegaan of er een verschil is wat betreft gebruiksvriendelijkheid tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst. Deze masterproef bestaat uit zes hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk werd een literatuuroverzicht gegeven. Hierbij werd Developmental Coordination Disorder toegelicht. Daarnaast werd in dit hoofdstuk dieper ingegaan op een aantal bestaande motorische testen met betrekking tot milde neuromotorische stoornissen zoals DCD er één is en op een aantal bestaande vragenlijsten voor het nagaan van motorische vaardigheden. In het tweede hoofdstuk werd de doelstelling van deze masterproef toegelicht en de daaruit voortvloeiende onderzoeksvragen. In het derde hoofdstuk werd dieper ingegaan op de methode van dit onderzoek waarbij er stilgestaan werd bij de steekproef, de meetinstrumenten, de procedure en de analyse van de verzamelde resultaten. In het vierde hoofdstuk werden de bekomen resultaten van de dataverzameling en de analyses toegelicht. In het vijfde hoofdstuk werden de resultaten geïnterpreteerd en bediscussieerd in functie van de onderzoeksvragen. Waar mogelijk werd een terugkoppeling gemaakt naar de literatuur. In het zesde hoofdstuk werd het eindresultaat van deze masterproef samengevat. En werden aanbevelingen gegeven in verband met de vragenlijst zelf en verder onderzoek met betrekking tot de vragenlijst. 2

10 1 LITERATUURSTUDIE 1.1 Developmental Coordination Disorder De meeste kinderen die de lagere school starten, hebben al een groot deel van de fundamentele motorische vaardigheden ontwikkeld die nodig zijn om te functioneren in hun dagelijks leven en op de school. De verwerving van deze vaardigheden laat hun enerzijds toe te participeren aan de klasactiviteiten en anderzijds om te spelen en in interactie te gaan met hun leeftijdsgenoten (Sugden, Kirby, & Dunford, 2008). Er zijn echter ook kinderen waarvan de motorische vaardigheden minder ontwikkeld zijn dan bij hun leeftijdsgenoten hoewel er geen psychiatrische, neurologische of andere medische problemen kunnen aangeduid worden als oorzaak hiervan (American Psychiatric Association, 2000). De huidige meest gebruikte term om deze problematiek te benoemen is Developmental Coordination Disorder (DCD) (Sugden et al., 2008). De diagnostische criteria voor DCD zijn beschreven in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV- TR) uitgegeven door de American Psychiatric Association (2000). Volgende criteria worden vermeld: criterium A: dagelijkse activiteiten die motorische coördinatie vereisen, worden duidelijk slechter verricht dan men op grond van chronologische leeftijd en gemeten intelligentie zou verwachten. Dit kan tot uiting komen in een aanmerkelijke vertraging in het bereiken van de motorische mijlpalen, in het laten vallen van dingen, in houterigheid, in zwakke sportprestaties of in een zwakke schrijfmotoriek; criterium B: de stoornis beschreven in criterium A interfereert significant met schoolse activiteiten of activiteiten in het dagelijkse leven; criterium C: de stoornis is niet toe te schrijven aan een algemene medische aandoening en valt ook niet binnen de criteria van de 3

11 pervasieve ontwikkelingsstoornissen (autisme valt onder andere hieronder); criterium D: als er van mentale retardatie sprake is, zijn de motorische moeilijkheden ernstiger dan de moeilijkheden die doorgaans met mentale retardatie geassocieerd worden. De aard van de motorische problemen van kinderen met DCD kan zeer verschillend zijn. Sommige kinderen verwerven de eerste mijlpalen vertraagd. Bij andere verloopt deze eerste ontwikkeling normaal, toch kan een geoefende waarnemer mogelijk ook hier al kwalitatieve verschillen zien. Voor personen die het kind aandachtig observeren, zullen de beperkingen bijna steeds op kleuterleeftijd naar voor komen (Van Waelvelde & De Mey, 2009). Toch wordt DCD meestal niet officieel gediagnosticeerd voor de leeftijd van vijf jaar (Zoia, Barnett, Wilson, & Hill, 2006). De motorische ontwikkeling van kinderen met DCD is niet alleen vertraagd, maar vooral ook anders. De kwaliteit van de bewegingen is verschillend namelijk een zesjarig kind met DCD kan misschien even ver springen als een vierjarig kind, maar de manier waarop beide springen zal anders zijn (Van Waelvelde & De Mey, 2009). Sommige kinderen zullen zwak presteren in bijna alle aspecten van de motorische ontwikkeling. Anderen zullen enkel met fijnmotorische taken problemen hebben zoals met knippen, plakken en puzzelen of voornamelijk uitvallen in grofmotorische vaardigheden zoals klimmen, klauteren en rennen. Veel kinderen met DCD hebben problemen om hun beweging aan te passen aan het bewegend voorwerp. Ook het controleren van de houding en het bewaren van evenwicht vergt vaak meer inspanning van deze kinderen, zeker met de ogen gesloten. De problemen worden bij sommige kinderen pas duidelijk als een complexere vaardigheid moet aangeleerd worden zoals het leren zwemmen. In het dagelijkse leven ziet men onder andere problemen bij het aan- en uitkleden, het eten en drinken en het naar toilet gaan. In de lagere school is het leren schrijven voor heel veel kinderen met DCD een struikelblok. Hieruit kan besloten worden dat elk kind met DCD een ander patroon van beperkingen zal vertonen en dat ze dus een zeer heterogene groep vormen (Van Waelvelde & De Mey, 2009). 4

12 Naast de motorische problemen, kunnen kinderen met DCD ernstige secundaire problemen ontwikkelen. Verscheidene studies hebben aangetoond dat deze kinderen meer kans hebben om gedrags-, sociale en emotionele problemen te vertonen, een laag zelfbeeld te ontwikkelen, de eigen sociale en fysische competentie laag in te schatten, sociaal geïsoleerd te zijn en academische problemen te ontwikkelen. Er is ook een hogere prevalentie van psychiatrische problemen (Geuze & Borger, 1993; Losse et al., 1991; Schoemaker & Kalverboer, 1994). Bovendien is het minder waarschijnlijk dat ze fysisch fit zijn of dat ze deelnemen aan motorische activiteiten (Watkinson et al., 2001). Tenslotte vertoont DCD een hoge graad van comorbiditeit met andere ontwikkelingsstoornissen zoals Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD), dyslexie en andere leer- en gedragsstoornissen (Kaplan, Wilson, Dewey, & Crawford, 1998). Zo bleek bijvoorbeeld uit een Vlaams onderzoek dat DCD meer voorkomt in het buitengewoon basisonderwijs type acht dan in het regulier basisonderwijs (Van Waelvelde, 2004). DCD gecombineerd met andere ontwikkelingsstoornissen komt zeer vaak voor, toch bestaat er wel degelijk een groep kinderen voor wie DCD een geïsoleerd probleem is. Ook omgekeerd zijn er heel wat kinderen met ADHD en leerstoornissen die geen DCD hebben. Figuur één geeft weer dat aandoeningen zoals DCD, ADHD, dyslexie en autisme vaak in combinatie voorkomen, maar ook afzonderlijk kunnen voorkomen (Van Waelvelde & De Mey, 2009). 5

13 Figuur 1: Aandoeningen als DCD, ADHD, dyslexie en autisme komen vaak gecombineerd voor (Van Waelvelde & De Mey, 2009) Over de prevalentie van DCD bestaan uiteenlopende cijfers. In de huidige literatuur wordt vaak een prevalentie van rond de vijf procent gerapporteerd (American Psychiatric Association, 2000; Dewey & Wilson, 2001; Henderson & Sugden 1992; Wright & Sugden, 1996). Alhoewel men in een recente grootschalige studie uitgevoerd in Groot-Brittannië een prevalentiecijfer van 1,7% uitkwam. Dit werd bekomen door een volledige geboortecohorte van 7000 kinderen op zevenjarige leeftijd te onderzoeken op DCD. De diagnose DCD werd gesteld op basis van de vier DSM-IV criteria (Lingam, Hunt, Golding, Jongmans, & Emond, 2009). Dit prevalentiecijfer wordt door Van Waelvelde & De Mey (2009) als een veel realistischer cijfer gezien. De problematiek van DCD heeft een verschillende, maar significante invloed doorheen het leven van het kind (Zoia et al., 2006). Vroeger werd aan ouders gezegd dat ze zich geen zorgen moesten maken over de onhandigheid van hun kind omdat het kind het probleem wel zou ontgroeien. Longitudinale studies wezen echter uit dat deze onhandigheid, beter gezegd DCD, meestal niet spontaan verdwijnt bij het opgroeien (Losse et al., 1991). De effectiviteit van interventies bij kinderen met DCD is aangetoond (Schoemaker, Hijlkema, & Kalverboer, 1994). Zonder interventie blijven dan ook bij het grootste deel van de kinderen de bewegingsmoeilijkheden 6

14 interfereren met het dagelijks functioneren tot aan de adolescentie en kunnen deze aanzienlijk sociale, educatieve en psychiatrische gevolgen hebben. Interventie is aanbevolen om kinderen met DCD bij te staan vanaf het moment dat het probleem geïdentificeerd is. Tijdige en correcte identificatie is dus belangrijk. Daarom zijn er meetinstrumenten nodig, met goede psychometrische kwaliteiten om criterium A en B te toetsen (Schoemaker et al., 2006). Criterium A wordt vaak geoperationaliseerd via een score op een gestandaardiseerde motorische test (Cairney, Missiuna, Veldhuizen, & Wilson, 2008; Schoemaker et al., 2006). Motorische testen omvatten zoveel mogelijk activiteiten die niet echt behoren tot het dagelijkse leven, anders zou ervaring en leerkansen een te grote rol spelen. Of een kind veters kan strikken, hangt af van de ernst van zijn motorische stoornis, maar gaat ook sterk beïnvloed worden door de mate waarin het kind het geleerd heeft om veters te strikken en of het kind schoenen met veters heeft. Testen van dagelijkse activiteiten met een genormeerde test heeft daarom weinig zin (Van Waelvelde & De Mey, 2009). Criterium B limiteert DCD tot een toestand met een negatieve impact op academische prestaties en dagelijkse activiteiten (Geuze, Jongmans, Schoemaker, & Smits-Engelsman, 2001). Deze impact wordt bepaald door de ernst van de stoornis, door omgevingsfactoren en daar de aan- of afwezigheid van bijkomende ontwikkelingsproblemen. Om criterium B te operationaliseren werden een aantal vragenlijsten ontwikkeld die gericht zijn op ouders of leerkrachten. Deze vragenlijsten proberen naar de dagelijkse activiteiten te peilen (Van Waelvelde & De Mey, 2009). Volgens Geuze en collega s (2001), is het operationaliseren van dit criterium een moeilijke opdracht. Criterium B impliceert immers een causale relatie tussen de verstoring in criterium A en de beperkingen op gebied van academische prestaties en dagelijkse activiteiten. Zonder gedetailleerde longitudinale studies en experimentele onderzoeken is het volgens hen dan ook onmogelijk om dergelijke causale relatie te bewijzen en kan men bijgevolg de causaliteit enkel afleiden via de ontwikkelingsgeschiedenis van het kind, die gerapporteerd werd door ouders en leerkrachten. Barnett (2008) haalt ook aan dat hoewel de 7

15 toepassing van criterium B op het eerste zicht duidelijk blijkt, er toch nog vragen blijven over de mogelijke causale relatie tussen motorische en academische vaardigheden, over het samen voorkomen van de moeilijkheden beschreven in criterium A en B, over het meten van de impact van het ene criterium op het andere en over het meten van dagelijkse activiteiten. Men moet er zich zeker van bewust zijn dat het beoordelen van dit criterium steeds subjectief blijft. Men kan via een vragenlijst nagaan welke activiteiten een kind niet kan uitvoeren en in welke mate dit afwijkt in vergelijking met hun leeftijdsgenootjes. Maar wanneer interfereert deze beperking significant met activiteiten op school of in het dagelijkse leven? (Van Waelvelde & De Mey, 2009). 1.2 Motorische testen Er bestaat een divers aanbod aan motorische testen. In dit onderdeel wordt enkel ingegaan op motorische testen met betrekking tot milde neuromotorische stoornissen zoals DCD er één is. Movement Assessment Battery for Children-Second Edition: M-ABC-II De M-ABC-II is een recente herziening van de Movement Assessment Battery for Children (M-ABC) (Henderson, Sugden, & Barnett, 2007). De M-ABC was een revisie van de Test of Motor Impairment (TOMI), die in 1984 door Stott, Moyes en Henderson ontwikkeld werd (Henderson & Sugden, 1992). De M-ABC werd in het Nederlands vertaald en genormeerd naar de Nederlandse bevolking (Smits-Engelsman, 1998). Een Nederlandse vertaling en Nederlands-Vlaamse normering van de M-ABC-II wordt verwacht in april 2010 (Van Waelvelde & De Mey, 2009). De M-ABC-II bestaat uit een test en een vragenlijst. De inhoud en het gebruik van beide wordt uitgebreid besproken in het hoofdstuk Onderzoeksmethode 8

16 Internationaal is de M-ABC de meest gebruikte test in de klinische praktijk en het wetenschappelijk onderzoek (Geuze et al., 2001). In Nederland en Vlaanderen krijgt de M-ABC ook meer en meer het statuut van gouden standaard voor de diagnose van DCD. Van Waelvelde & De Mey (2009) wijzen op het gevaar om alleen op basis van een afwijkende M-ABC-score te snel een diagnose te stellen. De test biedt voordelen, maar heeft ook tekortkomingen. Bovendien kan een testresultaat alleen een bijdrage leveren in een diagnostisch proces (Van Waelvelde & De Mey, 2009). Een voordeel van de M-ABC-II test is dat kinderen er graag aan deelnemen. Bovendien is de test geschikt voor een grote leeftijdscategorie, zijn de items eenvoudig om te tonen en uit te leggen en zijn de beschrijvingen van de items duidelijk. Het is echter wel belangrijk dat er voldoende aandacht besteed wordt aan een correcte berekening van de score (Van Waelvelde & De Mey, 2009). Het gebrek aan onderzoek over betrouwbaarheid en validiteit is de voornaamste zwakte van de M-ABC-II. De kwaliteit, de begrijpbaarheid en de nauwkeurigheid van de studies rond de betrouwbaarheid en validiteit van de M-ABC-II, gerapporteerd in de handleiding (Henderson et al., 2007), zijn variabel en gaan vooral over de test. De auteurs van dit instrument veronderstellen daarnaast ook dat de data over betrouwbaarheid en validiteit van de M-ABC kunnen gegeneraliseerd worden naar de M-ABC-II. Doordat de M- ABC echter een aantal veranderingen heeft ondergaan om tot de M- ABC-II te komen, zijn deze data niet zomaar generaliseerbaar en moet de M-ABC-II ook als een nieuw instrument beschouwd worden (Brown & Lalor, 2009). Een belangrijk punt dat hier toch moet aangehaald worden, is dat in de vertaalde versie van de M-ABC-II, de normgegevens zullen gebruikt worden van een groep Nederlandse en Vlaamse kinderen. De vertaalde M-ABC-II zal de enige algemene motorische test zijn met een groot leeftijdsbereik die in het Nederlands beschikbaar is, met normen voor Vlaanderen en Nederland. Daarom kan de M-ABC- II in Vlaanderen op dit moment aanbevolen worden als het beste 9

17 alternatief in het kader van de diagnose van DCD (Van Waelvelde en De Mey, 2009). Bruininks-Oseretsky Test of Motor Proficiency-Second Edition: BOT-2 De BOT-2 is een grondige herziening van de Bruininks-Oseretsky Test of Motor Proficiency (Bruininks, 1978), die op zijn beurt een herziening is van de Oseretsky test. De BOT-2 gaat fijn- en grofmotorische vaardigheden na van kinderen en jongeren tussen vier jaar en éénentwintig jaar. De BOT-2 bestaat uit vier motorische onderdelen namelijk fijne manuele controle, manuele coördinatie, lichaamscoördinatie en kracht en behendigheid. De test bestaat uit drieënvijftig items en duurt veertig tot zestig minuten. Er bestaat daarnaast ook een verkorte vorm die slechts veertien items bevat en vijftien tot twintig minuten duurt (Bruininks & Bruininks, 2005). Deitz, Kartin en Kopp (2007) geven aan dat beide vormen van de test bruikbaar zijn voor klinische doeleinden bij personen tussen zes jaar en éénentwintig jaar waarvan men vermoedt dat er globale motorische tekortkomingen zijn. Van Waelvelde & De Mey (2009) geven wel duidelijk aan dat de verkorte vorm enkel geschikt is voor screening en dus niet kan gebruikt worden voor diagnostische doeleinden. Een voordeel van de BOT-2 in vergelijking met de M-ABC-II test is dat de test uitgebreider is en dat er dus bijgevolg ook andere zaken aan bod komen. Er zijn echter ook een aantal minpunten aan de BOT-2. Ten eerste is er een gebrek aan Vlaams-Nederlandse normen. Daarnaast is er bij deze test enerzijds een goede kennis vereist van het Engels, om alle testitems op een correcte manier te interpreteren, en anderzijds vergt het afnemen van de test een grondige inoefening (Van Waelvelde & De Mey, 2009). Het scoringsproces is ook tijdsintensief en moeilijk. Tijdens het scoren is de kans groot dat er fouten optreden enerzijds door de talrijke stappen die ondernomen moeten worden tijdens het proces en anderzijds door de kenmerken van het testformulier en de tabellen waarin de normen staan (Deitz et al., 2007). Als laatste kan er ook 10

18 aangehaald worden dat de test veeleisend is voor de motivatie en de aandacht van kinderen (Van Waelvelde & De Mey, 2009). Körper Koordinationstest für Kinder: KTK De KTK is een Duitse test die ontwikkeld is in 1974 door Kiphard en Schilling. Het is een gestandaardiseerd normatief instrument dat enkel de grofmotorische coördinatie van kinderen tussen vijf jaar nul maanden en veertien jaar elf maanden meet. De KTK bestaat uit vier taken en duurt ongeveer twintig minuten. De vier taken zijn: achterwaarts stappen op een evenwichtsbalk, hinken over blokken, zo snel mogelijk zijwaarts heen en weer springen en zich zijwaarts verplaatsen met de hulp van twee plankjes De test bevat dus geen fijne motoriek en balvaardigheid. In de handleiding van de test wordt een hoge betrouwbaarheid gerapporteerd (Kiphard & Shilling, 1974). De test biedt mogelijkheden in het kader van het opstellen en het evalueren van een individueel therapeutisch plan, maar is momenteel niet geschikt voor diagnosestelling door het gebrek aan aangepaste normen (Van Waelvelde & De Mey, 2009). In een motorisch onderzoek van Gheysen, Loots en Van Waelvelde (2007) bij dove en slechthorende Vlaamse kinderen, bleek uit de resultaten van de controlegroep dat de motorische prestatie van de kinderen door de KTK onderschat wordt (Van Waelvelde & De Mey, 2009). Daarnaast toonden voorafgaande studies dat de normen van de KTK niet geschikt zijn voor een groep van Nederlandse kinderen. Een validiteit studie die de M-ABC vergeleek met de KTK kwam tot de conclusie dat de KTK in de Nederlandse populatie meer kinderen identificeerde met motorische problemen (Smits-Engelsman, Henderson, & Michels, 1998). Test of Gross Motor Development-2: TGMD-2 De TGMD-2 is een herziene versie van de Test of Gross Motor Development (TGMD). De TGMD-2 beoordeelt het grofmotorisch 11

19 functioneren van kinderen tussen drie jaar en tien jaar (Ulrich, 2000). De test kan vooral gebruikt worden bij kinderen tussen vijf en zeven jaar. Voor de andere leeftijden is het scoresysteem onvoldoende verfijnd (Van Waelvelde & De Mey, 2009). De TGMD-2 bestaat uit twee onderdelen en duurt vijftien tot twintig minuten. De twee onderdelen zijn: locomotoriek en object controle (Ulrich, 2000). De test heeft als voordeel dat het de kwaliteit van de bewegingspatronen verantwoordelijk voor het testresultaat of de manier waarop een vaardigheid is uitgevoerd evalueert, eerder dan het product zoals bij de M-ABC (Niemeijer, Schoemaker, & Smits- Engelsman, 2006). Op deze manier kan de TGMD-2 een unieke bijdrage leveren aan het onderzoek van kinderen met DCD in het kader van de behandeling dit omdat het de enigste test is die de kwaliteit van de motoriek evalueert. Men moet er zich wel van bewust zijn dat het scoren van de test heel wat training vereist (Van Waelvelde & De Mey, 2009). De betrouwbaarheid van de TGMD-2 en de normering moet echter verder onderzocht worden alvorens conclusies te trekken over de bruikbaarheid van deze test voor diagnosestelling van DCD in Vlaanderen (Van Waelvelde & De Mey, 2009). 1.3 Vragenlijsten voor het nagaan van motorische vaardigheden Vragenlijsten voor het nagaan van motorische vaardigheden gaan criterium B na en evalueren dus de impact van coördinatieproblemen op dagelijkse motorische activiteiten vanuit het perspectief van onder andere ouders en leerkrachten (Schoemaker, Flapper, Reinders- Messelink, & de Kloet, 2008). Vragenlijsten kunnen ook gebruikt worden voor screening. Ze hebben als voordeel dat ze minder tijdconsumerend en goedkoper zijn dan motorische testen. Indien een kind dan positief zou scoren op een vragenlijst, is het wel nodig om een gestandaardiseerde motorische test uit te voeren, dit om na te gaan of het kind ook aan criterium A voldoet (Schoemaker et al., 2006). Om te kunnen stellen dat een vragenlijst bruikbaar is voor 12

20 screening is er eerst onderzoek nodig naar specificiteit en sensitiviteit van de vragenlijst met de klinische diagnose van DCD. Ouders en leerkrachten zijn de primaire bron van informatie over het functioneren van het kind thuis en op school (Rosenblum, 2006). Het voordeel om via leerkrachten te werken is dat ze uitstekende mogelijkheden hebben om een variëteit aan motorische taken te bestuderen (Schoemaker et al., 2008). Veel van de motorische moeilijkheden, maar ook van de gedragsmoeilijkheden van kinderen met DCD kunnen immers geobserveerd worden in de klas en op de speelplaats. Fijn motorische moeilijkheden die gemakkelijk observeerbaar zijn in de klas zijn bijvoorbeeld problemen met het schrijven van hoofdletters en/of problemen met het handschrift. Maar ook zaken zoals moeilijkheden met balvaardigheden, slecht gecoördineerd lopen en het vermijden van materiaal om buiten te spelen kunnen gemakkelijk op de speelplaats geobserveerd worden. Kinderen met bewegingsmoeilijkheden, die significant genoeg zijn om invloed te hebben op hun vaardigheden in het dagelijkse leven, hebben vaak gerelateerde gedragsmoeilijkheden. Dergelijke kinderen kunnen bijvoorbeeld een gebrek hebben aan motivatie, gemakkelijk opgeven, agressief worden,... (Cermak & Larkin, 2002). Ouders kunnen ook bijdragen tot een belangrijk perspectief wat betreft motorische vaardigheden waar hun kind dagelijks mee geconfronteerd wordt (Rosenblum, 2006). Bovendien heeft onderzoek aangegeven dat verslagen van ouders zorgen voor een betrouwbare en accurate bepaling van de vaardigheden en de gebreken van een kind (Wilson, Kaplan, Crawford, Campell, & Dewey, 2000). Eerst worden een aantal vragenlijsten weergegeven die gericht zijn op ouders vervolgens een aantal die gericht zijn op leerkrachten. Hierbij werd ook steeds de betrouwbaarheid en de validiteit van de vragenlijst toegelicht. De betrouwbaarheid is de mate waarin een meetinstrument een zelfde waarde registreert, voor zaken die met betrekking tot dezelfde variabele dezelfde omvang hebben. De betrouwbaarheid heeft een indicatie voor de meetfout. Hoe kleiner de 13

21 meetfout, hoe betrouwbaarder het instrument is. Terwijl validiteit de mate is waarin het instrument meet wat hij bedoelt te meten (Defloor, 2008). Wat betreft validiteit wordt in veel handboeken vertrokken vanuit content validiteit, criterium validiteit en construct validiteit met elk hun verdere onderverdeling. Men moet er zich wel van bewust zijn dat als een onderzoeker zegt dat hij/zij een bepaalde vorm van validiteit heeft nagegaan, een andere onderzoeker dit als een andere vorm van validiteit kan beschouwen afhankelijk van de inhoudelijke ingangspunten die men heeft gekozen (Peersman, 2007). In deze uiteenzetting van de vragenlijsten voor het nagaan van motorische vaardigheden werd steeds de terminologie gebruikt zoals de onderzoekers deze gebruikte in hun artikel. Developmental Coordination Disorder Questionnaire: DCDQ De DCDQ is een vragenlijst voor ouders die ontwikkeld is om motorische problemen bij kinderen tussen acht jaar nul maanden en veertien jaar zes maanden te identificeren. De vragenlijst bevat zeventien items die gaan over de motorische coördinatie. Voor elk item moeten de ouders de graad van coördinatie van hun kind vergelijken met deze van hun leeftijdsgenoten en deze scoren op een vijfpuntenschaal. De som van de scores op alle items geeft de totale score van een kind op deze vragenlijst (Wilson et al., 2000). Een belangrijk nadeel van het instrument is dat ouders hun kind moeten vergelijken met leeftijdsgenoten, dit is voor vele ouders een moeilijke opdracht (Van Waelvelde & De Mey, 2009). In hun onderzoek naar betrouwbaarheid en validiteit van de vragenlijst gingen Schoemaker et al. (2006) de interne consistentie, de construct validiteit, de discriminant validiteit en de concurrent validiteit na. Het onderzoek werd uitgevoerd bij Nederlandse kinderen tussen vier jaar en twaalf jaar, zowel bij kinderen met DCD als bij een groep typisch ontwikkelende kinderen. Na het bepalen van de interne consistentie met behulp van Cronbach s alfa, concludeerde men dat de vragenlijst betrouwbaar is zowel voor de leeftijdscategorie waarvoor ze ontwikkeld is alsook voor kinderen tussen vier jaar en acht jaar. Vervolgens werd de validiteit van de 14

22 vragenlijst nagegaan. Eerst werd de construct validiteit bepaald met behulp van factoranalyse. Vervolgens werd gekeken naar de discriminant validiteit door het vergelijken van de gemiddelde totale DCDQ score tussen de kinderen met DCD en de typisch ontwikkelende kinderen. Daarnaast werd de concurrent validiteit bepaald door het berekenen van correlaties tussen de totale score op de DCDQ en de totale score op de M-ABC test. Ook bepaalde men de overeenkomst tussen de DCD-Q en de M-ABC test wat betreft kinderen onder of op het vijftiende percentiel. De vragenlijst bleek valide te zijn zowel voor de leeftijdscategorie waarvoor ze ontwikkeld is alsook voor de leeftijdscategorie vier jaar tot acht jaar. De vragenlijst is beloftevol als klinisch werkinstrument om specifieke motorische coördinatie moeilijkheden te identificeren (Schoemaker et al., 2006; Wilson et al., 2000). Toch moet men er zich van bewust zijn dat er maar weinig studies gepubliceerd zijn die de psychometrische eigenschappen van het instrument hebben nagegaan. Naast de studie in Alberta, de plaats waar de vragenlijst ontwikkeld is, is er immers slechts één studie gepubliceerd die door Schoemaker en collega s (2006) werd uitgevoerd (Cairney et al., 2008). In een recente herziening van de vragenlijst zijn de zeventien items gereduceerd naar vijftien items en zijn er drie items anders verwoord. De studies omtrent de huidige versie zijn miniem en verder onderzoek is nodig (Cairney et al., 2008). Children Activity Scale for Teachers/Parents: ChAS-T/P De ChAS omvat zowel een vragenlijst voor ouders als voor leerkrachten. De vragenlijst kan gebruikt worden bij kinderen tussen vier jaar en acht jaar met een risico voor DCD. Door het ontwikkelen van deze vragenlijsten hoopte men vroegere identificatie en interventie mogelijk te maken (Rosenblum, 2006). De ChAS-T bevat zevenentwintig items en de ChAS-P bevat éénentwintig items. De items van de vragenlijsten zijn gerelateerd 15

23 aan dagelijkse activiteiten, fijn- en grofmotorische vaardigheden, organisatie in de ruimte en de tijd die nodig is voor de uitvoering van activiteiten. De items in beide vragenlijsten zijn zeer gelijklopend. De ChAS-P bevat echter meer items gerelateerd aan dagelijkse activiteiten. Voor elk item wordt aan de ouder of de leerkracht gevraagd om de motorische competentie van het kind te vergelijken met zijn leeftijdsgenoten en dit te scoren op een vijfpunten Likertschaal (Rosenblum, 2006). De vragenlijsten zijn praktisch en gemakkelijk om te gebruiken. Daarnaast neemt elke vragenlijst maar een vijf tot tien minuten tijd in beslag om in te vullen (Rosenblum, 2006). Rosenblum (2006) onderzocht de interne consistentie, construct validiteit en de concurrent validiteit van beide vragenlijsten. Kinderen in de studie waren tussen vijf jaar nul maanden en zes jaar zes maanden en werden opgedeeld in twee groepen namelijk een controlegroep en een groep met DCD kinderen. De interne consistentie bleek goed te zijn na het bepalen van Cronbach s alfa. De construct validiteit werd vervolgens bevestigd door de mogelijkheid na te gaan van de vragenlijsten om een onderscheid te maken tussen de kinderen met en zonder DCD. Als laatste werd de concurrent validiteit bevestigd via het berekenen van de correlaties tussen de totale score van beide vragenlijsten en de totale score van de M-ABC test. De initiële resultaten uit dit onderzoek suggereren dan ook dat beide vragenlijsten valide en betrouwbare instrumenten zijn voor identificatie van kinderen met een risico voor DCD. Toch is verder onderzoek van de vragenlijsten nodig. Het onderzoek werd immers bij een beperkte steekproef van kinderen gedaan en niet in de volledige leeftijdsgroep waarvoor de vragenlijsten ontwikkeld zijn (Rosenblum, 2006). Movement Assessment Battery for Children-2 nd edition checklist: M-ABC-II checklist De M-ABC-II vragenlijst is een herziene versie van de M-ABC vragenlijst (Henderson et al., 2007). De M-ABC vragenlijst werd in het Nederlands vertaald en genormeerd naar de Nederlandse 16

24 bevolking. De normen werden echter vastgesteld op basis van een kleine steekproef van honderd en één kinderen. Uit onderzoek bleek ook dat de Engelse normen van deze vragenlijst niet geschikt waren voor de Nederlandse populatie (Smits-Engelsman, 1998). De M-ABC-II vragenlijst laat een volwassen persoon toe om de motorische competentie van een kind te scoren en kan onder andere ingevuld worden door een leerkracht, een zorgverstrekker of een ouder (Henderson et al., 2007). De inhoud en het gebruik van de vragenlijst wordt uitgebreid besproken in het hoofdstuk Onderzoeksmethode. De officiële Nederlandse vertaling van de M-ABC-II vragenlijst komt uit in april 2010 en zal over een uitgebreidere Nederlandse normering beschikken dan de M-ABC vragenlijst. Een andere positief punt aan deze vragenlijst is dat ze korter is dan de M-ABC vragenlijst (Brown & Lalor, 2009). De omvang van de M-ABC vragenlijst was immers voor velen een struikelblok (Henderson et al., 2007). De betrouwbaarheid en validiteit van de vragenlijst moet nog verder onderzocht worden (Brown & Lalor, 2009; Van Waelvelde & De Mey, 2009). Motor Observation Questionnaire for Teachers: MOQ-T De MOQ-T is ontwikkeld in Nederland en werd vroeger de Groninger Motor Observation Scale genoemd. De vragenlijst is gericht op leerkrachten en heeft als doel om kinderen tussen zes jaar en elf jaar met een risico op DCD te identificeren. De vragenlijst werd recent gereduceerd van twintig naar achttien items, bevat nieuwe normen en includeert kinderen van vijf jaar (Schoemaker, 2003). Het is de recent aangepaste versie die nu zal toegelicht worden. De vragenlijst richt zich zowel op fijne als grove motoriek. Bij elke item is er de keuze tussen vier mogelijkheden. De som van de scores 17

25 op alle items geeft de totale score van een kind op deze vragenlijst. Hoe hoger de totale score, hoe slechter de motorische prestatie (Schoemaker, 2003). De interne consistentie van de vragenlijst is hoog. Op basis van een factoranalyse werd vastgesteld dat de items van de vragenlijst kunnen opgedeeld worden in twee factoren: algemene motorische functies en handschrift (Schoemaker et al., 2008). Schoemaker en collega s (2008) onderzochten de discrimant validiteit en de concurrent validiteit van de huidige vragenlijst bij kinderen tussen vijf jaar en tien jaar. In dit onderzoek deelde men de kinderen op in twee groepen: een groep van kinderen die naar een revalidatiecentrum doorverwezen was voor motorische problemen en een controlegroep. De discrimant validiteit werd nagegaan door te kijken of de test kon differentiëren tussen de doorverwezen groep en de controle groep. Vervolgens werd de concurrent validiteit nagegaan door onder andere het bepalen van de correlaties tussen de totale score van de MOQ-T, de DCDQ en de M-ABC. De resultaten van dit onderzoek ondersteunen de discriminant en concurrent validiteit van de MOQ-T (Schoemaker et al., 2008). Teacher Estimation of Activity Form: TEAF De TEAF is gericht op leerkrachten. De TEAF is een vragenlijst die de motorische mogelijkheden, de participatie in fysieke activiteit en het zelfbeeld ten opzichte van fysieke activiteit (self-efficacy) bij de kinderen nagaat (Faught et al., 2008). De vragenlijst bestaat uit tien items. Bij elk item is er de keuze tussen vijf mogelijkheden. Aan de leerkrachten wordt gevraagd om de kinderen te beoordelen ten opzichte van hun leeftijdsgenoten van hetzelfde geslacht. Hogere scores op de TEAF wijzen op betere fysieke mogelijkheden en fysieke activiteit. Het invullen van de TEAF duurt ongeveer tien minuten (Faught et al., 2008). Faugt en collega s (2008) gingen de betrouwbaarheid en de validiteit van de TEAF na bij kinderen tussen negen jaar en elf jaar. Dit werd 18

26 nagegaan via de interne consistentie en de convergente validiteit. De interne consistentie bleek goed te zijn na het bepalen van Cronbach s alfa. Het berekenen van correlaties tussen de TEAF en metingen, die een idee geven van de fysieke activiteit, suggereert een redelijke tot goede convergente validiteit (Faught et al., 2008). Een belangrijk voordeel van de TEAF is het feit dat deze vragenlijst kort is (Faught et al., 2008). Uit het onderzoek van Faught en collega s (2008) volgde dat de vragenlijst effectief zou blijven in een nog kortere versie. Dit werd geconcludeerd uit de factoranalyse en de hoge Cronbach s alfa waarden. Vragenlijst voor Motorische Vaardigheden van Kleuters: VMVK De VMVK werd ontwikkeld in Vlaanderen en is gericht op kleuterleidsters. De vragenlijst heeft als doel het motorisch functioneren bij kinderen tussen drie jaar en vijf jaar te evalueren (Van Waelvelde & De Mey, 2009). De VMVK bestaat op dit moment uit achtentwintig items die zelfredzaamheidsactiviteiten, fijnmotorische activiteiten en bewegingsspel nagaan (Van Waelvelde & De Mey, 2009). Deze items zijn ontwikkeld op basis van bestaande vragenlijsten zoals de M-ABC checklist, de DCD-Q en de Early Years Movement Skills Checklist en op basis van een kwalitatieve bevraging van acht klinische deskundigen (Peersman & Van Waelvelde, 2007). Bij elk item heeft men de keuze tussen vier antwoordmogelijkheden. De totale score op de VMVK is de som van de scores op alle items. Hoe hoger de score, hoe meer problemen het kind heeft met het uitvoeren van motorische activiteiten (Peersman & Van Waelvelde, 2007). Een voordeel van deze vragenlijst is dat vijf minuten volstaan om de vragenlijst in te vullen. Aan de hand van de eerste betrouwbaarheidsen validiteitstudies kan er ook besloten worden dat de VMVK nuttig kan zijn om de dagelijkse motorische vaardigheden van kleuters in kaart te brengen. Bij vijfjarigen is nog enige voorzichtigheid nodig (D Hondt & Severius, 2007; Peersman & Van Waelvelde, 2007). 19

27 Uit een validiteit- en betrouwbaarheidsstudie waar men naast de VMVK ook de M-ABC en de M-ABC-II heeft afgenomen, bleek dat de correlatie tussen de M-ABC en de VMVK eerder laag was terwijl de correlaties tussen de M-ABC-II en de VMVK eerder matig tot hoog waren (D Hondt & Severius, 2007). Vragenlijst voor Motorische Vaardigheden van kinderen tussen 5 en 12 jaar: VMV 5-12 De VMV 5-12 werd ontwikkeld in Vlaanderen en is een vervolg op de VMVK. De vragenlijst is ontwikkeld op basis van één pilootstudie in het academiejaar De VMV 5-12 gaat het dagelijks functioneren van kinderen tussen vijf jaar en twaalf jaar na en is gericht op leerkrachten. Het doel bij het ontwikkelen van de VMV 5-12 was het verkrijgen van een Nederlandstalige vragenlijst die genormeerd is naar Vlaamse kinderen (Van Merris, 2009). De vragenlijst bestaat uit drieëntwintig items die onder andere geïnspireerd zijn op de M-ABC vragenlijst. Bij elke item is er de keuze tussen vier mogelijkheden. De VMV 5-12 staat stil bij zowel fijne motoriek als grove motoriek zodat de lijst gedeeltelijk door de klasleerkracht en gedeeltelijk door de leerkracht lichamelijke opvoeding kan ingevuld worden indien de klasleerkracht dit nodig vindt (Van Merris, 2009). De inhoud en het gebruik van de vragenlijst wordt uitgebreid besproken in het hoofdstuk Onderzoeksmethode. Studies omtrent de betrouwbaarheid en validiteit zijn volop bezig. 20

28 2 DOELSTELLING De problematiek van DCD heeft een verschillende, maar significante invloed doorheen het leven van het kind (Zoia et al., 2006). Vroeger werd aan ouders gezegd dat ze zich geen zorgen moesten maken over de onhandigheid van hun kind omdat het kind het probleem wel zou ontgroeien. Longitudinale studies wezen uit dat deze onhandigheid, beter gezegd DCD, meestal niet spontaan verdwijnt bij het opgroeien (Losse et al., 1991). Zonder interventie blijven dan ook bij het grootste deel van de kinderen de bewegingsmoeilijkheden interfereren met het dagelijks functioneren tot aan de adolescentie en kunnen deze aanzienlijk sociale, educatieve en psychiatrische gevolgen hebben (Schoemaker et al., 2006). De effectiviteit van interventies bij kinderen met DCD is ook aangetoond (Schoemaker et al., 1994). Het is daarom aanbevolen om kinderen met DCD bij te staan vanaf het moment dat het probleem geïdentificeerd is. Tijdige en correcte identificatie is dus belangrijk. Daarom zijn er meetinstrumenten nodig, met goede psychometrische kwaliteiten, om de diagnostische criteria A en B beschreven in de DSM-IV-TR te toetsen (Schoemaker et al., 2006). Voor de operationalisatie van criterium B werden reeds tal van vragenlijsten ontwikkeld. Toch werd in vanuit de Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie Gent een Nederlandstalige vragenlijst voor lagere schoolkinderen ontwikkeld namelijk de VMV Het doel is te beschikken over een vragenlijst voor leerkrachten genormeerd voor Vlaamse kinderen, omdat dit momenteel nog ontbreekt. In zijn studies gestart om de psychometrische eigenschappen van deze vragenlijst na te gaan. Het is immers belangrijk dat de vragenlijst goede psychometrische eigenschappen heeft om ze in de toekomst te kunnen gebruiken. Het doel van deze studie was dan ook een aantal aspecten van de validiteit en de gebruiksvriendelijkheid van de vragenlijst te onderzoeken. De validiteit van de VMV 5-12 werd onderzocht door gebruik te maken van de M-ABC-II vragenlijst en test. De M-ABC-II vragenlijst werd gebruikt omdat deze zoals de VMV 5-12 fijne en 21

29 grove motoriek bevraagt, bruikbaar is voor leerkrachten, criterium B nagaat en bruikbaar is voor kinderen tussen vijf jaar en twaalf jaar. De belangrijkste reden om met de M-ABC-II test te werken, is dat de M-ABC test, de vorige versie van de M-ABC-II test, zowel in Nederland als in Vlaanderen meer en meer het statuut van gouden standaard krijgt voor de diagnose van DCD (Van Waelvelde & De Mey, 2009). Daarnaast is de M-ABC-II test bruikbaar voor kinderen tussen vijf jaar en twaalf jaar en kwam uit de literatuurstudie naar voor dat ook een aantal andere studies de M-ABC test gebruikt hebben om de validiteit van vragenlijsten te bestuderen. Onder andere de DCDQ, de ChAS-P/T en de MOQ-T werden vergeleken met M-ABC test. Aangezien ondertussen de M-ABC-II test, een revisie van de M-ABC test, beschikbaar is, werd deze in dit onderzoek gebruikt. Om de validiteit na te gaan van de VMV 5-12, werden twee onderzoeksvragen behandeld. De eerste onderzoeksvraag luidt als volgt: Wat is het verband tussen de resultaten op de VMV 5-12, de M-ABC-II test en de M-ABC-II vragenlijst?. Hiertoe werd bij zowel een groep kinderen uit het regulier basisonderwijs als een groep kinderen uit het buitengewoon basisonderwijs type acht de M-ABC- II test afgenomen en de M-ABC-II vragenlijst en de VMV 5-12 ingevuld door de klasleerkracht. De kinderen kwamen zowel uit het regulier basisonderwijs als uit het buitengewoon basisonderwijs type acht, dit om na te gaan of de vragenlijst valide is voor kinderen uit beide soorten onderwijs. Maar ook omdat in het buitengewoon basisonderwijs type acht, zo blijkt uit de literatuurstudie, meer kinderen motorisch zwak zijn dan in het regulier basisonderwijs en er op die manier meer kans was om ook motorisch zwakke kinderen in deze steekproef te hebben. Bij het nagaan van deze onderzoeksvraag werd enerzijds een matige correlatie verwacht tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test aangezien beide een ander diagnostisch criterium van de DSM-IV nagaan en anderzijds een hoge correlatie verwacht tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst, aangezien beide een zelfde diagnostisch criterium van de DSM-IV meten. De tweede onderzoeksvraag luidt als volgt: Worden door de VMV 5-12 dezelfde kinderen geïdentificeerd als kinderen met mogelijke motorische ontwikkelingsproblemen of een mogelijk 22

30 risico op motorische ontwikkelingsproblemen als door de M-ABC-II test en de M-ABC-II vragenlijst? Hiertoe werden zowel een groep kinderen uit het regulier basisonderwijs als een groep kinderen uit het buitengewoon basisonderwijs type acht, op basis van de drie meetinstrumenten (VMV 5-12, M-ABC-II test en vragenlijst), opgesplitst in kinderen met een maximum percentielscore van vijftien en kinderen met een percentielscore boven de vijftien. Bij het nagaan van deze onderzoeksvraag werd een goede overeenkomst verwacht zowel tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test als tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst. Dit is immers nodig om een tweestapsprocedure te overwegen waarbij de VMV 5-12 wordt gebruikt als screeningsinstrument. Naast het bepalen van de validiteit had deze studie ook als doel om de gebruiksvriendelijkheid na te gaan van de VMV Aangezien de grote ervaren werkdruk van de leerkrachten is het immers belangrijk dat de vragenlijst zo gebruiksvriendelijk mogelijk is. Dit werd onder andere onderzocht door de leerkrachten formulieren te laten in vullen in verband met de gebruiksvriendelijkheid van de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst. In deze formulieren werden de items de tijd nodig om de vragenlijst in te vullen en de moeilijkheidsgraad van de vragenlijst opgenomen. Ook de items het navragen van informatie aan de leerkracht lichamelijke opvoeding alsook het invullen van een deel van de vragenlijst door de leerkracht lichamelijke opvoeding werden opgenomen omdat deze zaken ook de gebruiksvriendelijkheid van de vragenlijst kunnen beïnvloeden. De leerkrachten ervaren immers zoals juist gezegd een hoge werkdruk en als ze bij het invullen van de vragenlijst ook beroep moeten doen op een andere leerkracht vraagt dit extra tijd en inspanning. Wat dan de gebruiksvriendelijkheid van de vragenlijst kan doen dalen. Om de gebruiksvriendelijkheid na te gaan, werden twee onderzoeksvragen behandeld, die als volgt luiden: Hoe wordt de gebruiksvriendelijkheid van de VMV 5-12 ervaren door de leerkrachten? en Is er een verschil in gebruiksvriendelijkheid tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst?. 23

31 3 ONDERZOEKSMETHODE 3.1 Steekproef De steekproef is tot stand gekomen in het kader van twee masterproeven. Een aantal basisscholen verspreid over West- Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant werden gecontacteerd om deel te nemen aan de studie. Uiteindelijk wilden zeventien basisscholen meewerken waarbij uit elke school een aantal klassen deelnamen aan het onderzoek. In zes 1 van de zeventien basisscholen werden er per deelnemende klas drie kinderen at random geselecteerd. Vervolgens werd een informatiebrief en toestemmingsformulier voor de ouders (bijlage één) meegegeven aan de geselecteerde kinderen. Indien een ouder geen toestemming gaf om zijn/haar kind te laten deelnemen, werd dat kind vervangen door een ander at random geselecteerd kind uit de klas, die ook een informatiebrief en toestemmingsformulier voor de ouders meekreeg. De finale doelstelling was om aan drie kinderen per klas te komen die meewerkten aan het onderzoek. In de elf andere basisscholen 2 werden er per deelnemende klas vijf kinderen at random geselecteerd. Vervolgens werd een informatiebrief en toestemmingsformulier voor de ouders meegegeven aan de geselecteerde kinderen. Indien een ouder geen toestemming gaf om zijn/haar kind te laten deelnemen, werd er geen ander kind in de klas geselecteerd. Alvorens een toestemmingsformulier mee te geven aan de kinderen, werd de leerkracht bevraagd om uit te sluiten dat het kind een aandoening van het zenuwstelsel of bewegingsstelsel zou hebben, die een invloed op hun motorische prestaties kan hebben. Indien dit het geval was, werd het kind niet opgenomen in het onderzoek. Dit exclusiecriterium werd bevraagd bij de leerkrachten. Twee kinderen werden om deze reden niet opgenomen in de studie. 1 Deze kinderen werd verzameld door de studente van deze masterproef. 2 Deze kinderen werden verzameld door de studenten van de andere masterproef. 24

32 Uit de zeventien scholen die wilden meewerken aan dit onderzoek werden in totaal 619 kinderen (zowel meisjes als jongens) tussen zes jaar en twaalf jaar at random geselecteerd, waarvan 455 kinderen uit dertien scholen van het regulier basisonderwijs en 164 kinderen uit vier scholen van het buitengewoon basisonderwijs type acht. 3.2 Materiaal/meetinstrumenten VMV 5-12 De VMV 5-12 (bijlage twee) gaat het dagelijks functioneren van kinderen tussen vijf jaar en twaalf jaar na en is gericht op leerkrachten. De vragenlijst staat stil bij zowel fijne motoriek als grove motoriek. De vragenlijst bestaat uit drieëntwintig items. Bij elke item is er de keuze tussen vier antwoordcategorieën: antwoordcategorie één: het kind kan de activiteit vlot uitvoeren en dit lukt bijna altijd; antwoordcategorie twee: het kind kan de activiteit min of meer uitvoeren en dit lukt soms maar mislukt ook soms; antwoordcategorie drie: het kind kan de activiteit bijna uitvoeren of in uitzonderlijke gevallen slaagt het kind erin om de activiteit uit te voeren; antwoordcategorie vier: het kind kan de activiteit nog helemaal niet uitvoeren. De vragenlijst kan volledig door de klasleerkracht ingevuld worden of kan gedeeltelijk aangevuld worden door de leerkracht lichamelijke opvoeding. Deze kan dan de laatste items van zestien tot drieëntwintig invullen. De auteurs van de vragenlijst benadrukken ook dat het belangrijk is dat alle vragen beantwoord worden, ook als men twijfelt. Indien het kind de activiteit nog niet heeft uitgevoerd in 25

33 de aanwezigheid van de leerkracht moet men proberen te antwoorden op basis van wat men denkt dat het kind kan of niet kan. De totale score op de vragenlijst is de som van de scores op alle items. Hoe hoger de score, hoe meer problemen het kind heeft met het uitvoeren van motorische activiteiten. Wanneer één of meerdere items niet zijn ingevuld, wordt voor dit item de gemiddelde score van de andere items toegekend. Om de vragenlijst te kunnen gebruiken voor de dataverwerking moeten minimum negentien van de drieëntwintig items ingevuld zijn. De verwachte uitkomst per leeftijd alsook de grenswaarden om kinderen met een afwijkende score of risico score te kunnen identificeren, werden in dit eindwerk bepaald omdat dergelijke data niet beschikbaar waren en nodig waren voor de dataverwerking M-ABC-II test De M-ABC-II test (Henderson et al., 2007) werd ontwikkeld voor kinderen en adolescenten tussen drie jaar nul maanden en zestien jaar elf maanden. De M-ABC-II test laat de kinderen acht fijn- en grofmotorische taken uitvoeren die gegroepeerd zijn in drie categorieën. Deze drie categorieën zijn manuele vaardigheid, balvaardigheid en statisch en dynamisch evenwicht. De afname van de test duurt twintig tot dertig minuten. De test bestaat uit drie leeftijdsbanden waarbij elke leeftijdsband gericht is op een andere leeftijdsgroep namelijk: leeftijdsband één: drie jaar nul maanden tot zes jaar elf maanden; leeftijdsband twee: zeven jaar nul maanden tot tien jaar elf maanden; leeftijdsband drie: elf jaar nul maanden tot zestien jaar elf maanden. 26

34 In deze studie werden de drie leeftijdsbanden gebruikt. De moeilijkheidsgraad van de opdrachten neemt evenredig toe met de leeftijd, maar de acht taken worden wel zodanig gekozen dat ze in de verschillende leeftijdscategorieën zo veel mogelijk dezelfde vaardigheden evalueren (Van Waelvelde & De Mey, 2009). De acht taken die de kinderen moeten uitvoeren zijn: leeftijdsband één: muntstukken in een gleufje doen, kralen rijgen, tekening met fietspadspoor, vangen van pittenzak, gooien van pittenzak op mat, balanceren op één been, op een lijn lopen met hielen omhoog en springen op matten; leeftijdsband twee: pinnetjes plaatsen, veter rijgen, tekening met fietspadspoor, vangen met twee handen, gooien van pittenzak op mat, balanceren op één plank, koorddansersgang en hinkelen op de matten; leeftijdsband drie: draaien van pinnetjes, construeren van driehoek, tekening met fietspadspoor, vangen met één hand, mikken op schijf, balanceren op twee plankjes, achterwaartse koorddansersgang en zig-zag hinkelen. De ruwe scores van elk item die men bekomt na het afnemen van de test, moeten via een tabel met normgegevens omgezet worden in item standaardscores. Eenmaal de item standaardscores zijn bepaald, kan het item leeftijdsonafhankelijk worden geïnterpreteerd. Door deze item standaardscores te sommeren kunnen vervolgens standaard- en percentielscores bepaald worden voor de drie subcategorieën van de test en de totale test. Hoe hoger de standaarden percentielscores van het kind, hoe beter het kind motorische activiteiten kan uitvoeren. In dit onderzoek werden de normgegevens van Groot-Brittannië gebruikt om deze standaard- en percentielscores te berekenen. De Nederlands-Vlaamse normgegevens waren op het moment van dataverwerking nog niet beschikbaar. 27

35 Om te helpen bij de interpretatie van de berekende scores werd door de auteurs een drie kleur verkeerslichtsysteem ontwikkeld. Het drie kleur verkeerslichtsysteem werkt op de volgende manier: een percentielscore die zich in de rode zone bevindt, heeft een waarde kleiner of gelijk aan vijf en verwijst naar een motorisch probleem; een percentielscore die zich in de oranje zone bevindt, heeft een waarde tussen vijf en vijftien (inclusief vijftien) en suggereert een risico op motorische problemen; een percentielscore die zich in de groene zone bevindt, heeft een waarde boven de vijftien en suggereert geen motorische problemen M-ABC-II vragenlijst De M-ABC-II vragenlijst (Henderson et al., 2007) werd ontwikkeld voor kinderen tussen vijf jaar nul maanden en twaalf jaar elf maanden. Deze vragenlijst laat een volwassen persoon toe om de motorische competentie van een kind te scoren en kan onder andere ingevuld worden door een leerkracht, een zorgverstrekker of een ouder. In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een voorlopige Nederlandstalige versie van de M-ABC-II vragenlijst, ter beschikking gesteld door B. Smits-Engelsman die momenteel de uitgave van de Nederlandstalige M-ABC-II voorbereidt (bijlage drie). Deze vragenlijst bestaat uit drie onderdelen: deel A: dit onderdeel bestaat uit vijftien items. Deze omvatten activiteiten waarin het kind in een statische en/of voorspelbare omgeving beweegt; deel B: dit onderdeel bestaat uit vijftien items. Deze omvatten activiteiten waarbij het kind in een dynamische, onvoorspelbare omgeving beweegt; 28

36 deel C: dit onderdeel bestaat uit dertien items. Deze items gaan het gedrag van het kind in relatie tot zijn motoriek na. Deel A en B worden gescoord via een vierpuntenschaal met als antwoordcategorieën: antwoordcategorie nul: goed uitvoerbaar; antwoordcategorie één: net uitvoerbaar; antwoordcategorie twee: net niet uitvoerbaar; antwoordcategorie drie: nog lang niet uitvoerbaar. Indien er geen informatie gekend is over het item mag men maximaal twee keer een N invullen, dit betekent niet gezien. Als er geen informatie over een item bekend is, moet geprobeerd worden om door observaties of met informatie van anderen deze informatie toch te achterhalen. Deel C wordt geëvalueerd met aanwezig/nietaanwezig en wordt in de berekening van de score niet gebruikt. De totale score op de vragenlijst is de som van zowel de items van de subonderdelen van deel A als de items van de subonderdelen van deel B. Hoe hoger de score, hoe meer problemen het kind heeft met het uitvoeren van motorische activiteiten. Wanneer één of meerdere items niet zijn ingevuld, wordt er een score toegekend op basis van de items die ook tot dat subonderdeel behoren. Wanneer er in deel A of deel B meer dan drie items niet ingevuld zijn of ingevuld zijn met N dan kan de vragenlijst niet gebruikt worden voor de dataverwerking. De verwachte uitkomst per leeftijd werd in dit eindwerk bepaald omdat dit niet beschikbaar was en nodig was voor het berekenen van leeftijdsonafhankelijke scores. Om te helpen bij de interpretatie van de totaal scores op de M-ABC- II vragenlijst hebben de auteurs van de vragenlijst een drie kleur verkeerslichtsysteem ontwikkeld. Per leeftijd bestaan er grenswaarden om kinderen onder te brengen in de rode zone, oranje zone of groene zone. In deze studie werden de grenswaarden van 29

37 Groot-Brittannië omdat de Nederlands-Vlaamse grenswaarden op het moment van de dataverwerking nog niet beschikbaar waren (tabel één). De zones omvatten dezelfde percentielscores en worden op dezelfde manier geïnterpreteerd als bij de M-ABC-II test. Tabel 1: Ruwe grenswaarden van de M-ABC-II vragenlijst (Henderson et al., 2007) Ruwe grenswaarden Leeftijd (jaren) Rode zone Oranje zone Groene zone Formulieren gebruiksvriendelijkheid M-ABC-II vragenlijst en VMV 5-12 Deze formulieren (bijlage vier) zijn ontwikkeld om een beeld te krijgen van de gebruiksvriendelijkheid van zowel de M-ABC-II vragenlijst alsook de VMV In het formulier worden de volgende zaken nagegaan: de tijd nodig om één vragenlijst in te vullen; het navragen van informatie aan de leerkracht lichamelijke opvoeding; het invullen van een deel van de vragenlijst door de leerkracht lichamelijke opvoeding; de globale moeilijkheidsgraad van de vragenlijst; de vragen die zeer moeilijk waren om te beantwoorden. 30

38 3.3 Procedure In september 2009 werden een aantal scholen gecontacteerd om deel te nemen aan de studie verspreid over West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. De zeventien scholen (131 klassen) die wilden meewerken aan het onderzoek, kregen een informatiebrief en vulden een toestemmingsformulier (bijlage vijf) in. In november 2009 ging de dataverzameling van start. De leerkrachten kregen de nodige documenten: informatiebrief voor de leerkracht (bijlage zes), informatiebrieven en toestemmingsformulieren voor de ouders en de vragenlijsten. De leerkrachten gaven op hun beurt de informatiebrief en het toestemmingsformulier voor de ouders mee aan de geselecteerde kinderen. Na de toestemming van de ouders, werd aan de leerkracht gevraagd om de VMV 5-12 in te vullen. In zes scholen (38 klassen) 3 vulde de leerkracht naast de VMV 5-12 ook de M-ABC-II vragenlijst in. Daarnaast werd er ook aan alle leerkrachten gevraagd om de gebruiksvriendelijkheid van de vragenlijst(en) te beoordelen. In de dertien deelnemende scholen (98 klassen) 4 van het regulier basisonderwijs werd er per geselecteerde klas één kind getest met de M-ABC-II test. Dit kind werd at random geselecteerd uit de kinderen die toestemming hadden gekregen om deel te nemen aan het onderzoek. In één deelnemende school (10 klassen) 5 van het buitengewoon basisonderwijs type acht werden alle kinderen die toestemming hadden gekregen ook getest met de M-ABC-II test. In de andere drie deelnemende scholen (23 klassen) 6 van het buitengewoon basisonderwijs type acht werd per klas één kind getest met de M-ABC-II test. Dit kind werd at random geselecteerd uit de kinderen die toestemming hadden gekregen om deel te nemen aan 3 Deze datagegevens werden verzameld door de studente van deze masterproef 4 Deze datagegevens werden verzameld door de studenten van beide masterproeven 5 Deze datagegevens werden verzameld door de studente van deze masterproef 6 Deze datagegevens werden verzameld door de studenten van de andere masterproef 31

39 het onderzoek. De M-ABC-II test werd afgenomen door de thesisstudenten op de school van het kind, na grondig inoefenen van de test. 3.4 Analyse De dataverwerking werd uitgevoerd gebruikmakende van SPSS Berekening leeftijdsonafhankelijke score Tijdens de dataverwerking werden leeftijdsonafhankelijke scores bepaald voor de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst. Dit enerzijds om deze vragenlijsten te kunnen vergelijken met de M-ABC-II test, die enkel leeftijdsonafhankelijke scores heeft, en anderzijds om beide vragenlijsten via leeftijdsonafhankelijke scores te kunnen vergelijken. Aangezien er voor de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst geen specifieke normen bestaan waarmee de leeftijdsonafhankelijke scores kunnen bepaald worden, werd er van beide vragenlijsten eerst de verwachte uitkomst per leeftijd berekend. Dit gebeurde aan de hand van de kinderen uit het regulier basisonderwijs behorend tot de steekproef van dit onderzoek. Deze verwachte uitkomst per leeftijd werd bepaald door te zoeken naar de best passende curve tussen de totale score van de vragenlijst (afhankelijke variabele) en de leeftijd (onafhankelijke variabele). Om te kijken welke curve van de weergegeven curven in SPSS de best passende was, werd gekeken naar het percentage verklaarde variantie van elke curve. De curve met de grootste verklaarde variantie werd dan beschouwd als de best passende curve. Door de vergelijking van de best passende curve in te vullen voor de verschillende leeftijden, werd de verwachte uitkomst per leeftijd bekomen. Vervolgens kon zowel voor de VMV 5-12 als voor de M-ABC-II vragenlijst de leeftijdsonafhankelijke score per kind berekend worden door voor elk kind de verwachte uitkomst op basis van de leeftijd af te trekken van de totale score op de vragenlijst. 32

40 Daarnaast werden aan de hand van de leeftijdsonafhankelijke scores van de VMV 5-12 de grenswaarden bepaald om kinderen met een afwijkende score of risico score (percentiel kleiner of gelijk aan vijftien gebaseerd op de richtlijnen van de M-ABC-II) te kunnen identificeren. Om deze te bepalen werd gekeken naar de frequentieverdeling van de leeftijdsonafhankelijke scores op de VMV 5-12 van de kinderen van het regulier basisonderwijs uit deze steekproef Validiteit De validiteit werd eerst nagegaan door pearson correlatiecoëfficiënten te berekenen tussen de leeftijdsonafhankelijke scores van de VMV 5-12 en de totale standaardscores van de M- ABC-II test en tussen de leeftijdsonafhankelijke scores van de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst. Daarnaast werd ook de pearson correlatiecoëfficiënt berekend tussen de leeftijdsonafhankelijke scores van de M-ABC-II vragenlijst en de totale standaardscores van de M-ABC-II test om deze te kunnen vergelijken met de correlatiecoëfficiënt tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test. Bij de correlatiecoëfficiënt werd steeds het 95% betrouwbaarheidsinterval berekend. De correlatiecoëfficiënten werden als volgt geïnterpreteerd (gebaseerd op Polit & Beck, 2006): een correlatiecoëfficiënt van 0,30 tot 0,60 werd beschouwd als een eerder lage tot matige correlatie; een correlatiecoëfficiënt van 0,70 tot 0,80 als een hoge correlatie; een correlatiecoëfficiënt van 0,90 tot 1,00 als een zeer hoge correlatie. Om na te gaan of door de VMV 5-12 dezelfde kinderen geïdentificeerd worden als kinderen met mogelijke motorische ontwikkelingsproblemen of een mogelijk risico op motorische 33

41 ontwikkelingsproblemen als door de M-ABC-II test en M-ABC-II vragenlijst werden kruistabellen met de bijhorende kappacoëfficiënt opgevraagd. De kappacoëfficiënt is een maat die de graad van overeenkomst uitdrukt in het geval van een categorische variabele (De Moor & Van Maele, 2008). Bij de kappacoëfficiënt werd steeds het 95% betrouwbaarheidsinterval berekend. Er werd gekozen om het vijftiende percentiel als grens te nemen. Gebaseerd op de richtlijnen van de M-ABC-II omvat het vijftiende percentiel zowel kinderen waarvan men een vermoeden heeft dat ze mogelijke motorische problemen hebben als kinderen met een mogelijk risico op motorische problemen. De kappacoëfficiënten werden geïnterpreteerd volgens Fleiss geciteerd in het boek van De Moor & Van Maele (2008): een kappacoëfficiënt van kleiner dan 0,40 werd beschouwd als een zwakke overeenkomst; een kappacoëfficiënt van 0,40 tot 0,75 (inclusief 0,40) werd beschouwd als een matige tot goede overeenkomst; een kappacoëfficiënt vanaf 0,75 werd beschouwd als een uitstekende overeenkomst Gebruiksvriendelijkheid van de vragenlijsten Om de gebruiksvriendelijkheid van de VMV 5-12 na te gaan werden frequenties berekend van de volgende variabelen: de tijd nodig om één vragenlijst in te vullen, het navragen van informatie aan de leerkracht lichamelijke opvoeding, het invullen van een deel van de vragenlijst door de leerkracht lichamelijke opvoeding en de moeilijkheidsgraad van de vragenlijst. Daarnaast werd er ook per item van de VMV 5-12 gekeken bij welk percentage van de teruggekregen vragenlijsten het item ingevuld was. Vervolgens werd met de non-parametrische Wilcoxon Signed Ranks test gewerkt om na te gaan of er een significant verschil is tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst wat betreft tijd nodig om de 34

42 vragenlijsten in te vullen en de moeilijkheidsgraad van de vragenlijsten. Bij deze berekening werd enkel rekening gehouden met de leerkrachten die zowel de VMV 5-12 alsook de M-ABC-II vragenlijst invulden. Tenslotte werd er met de Chi-kwadraat test met continuïteitscorrectie gekeken of de VMV 5-12 significant minder of meer geldige totaal scores opleverde dan de M-ABC-II vragenlijst. Dit werd bekeken voor dat deel van de populatie waarvoor zowel een VMV 5-12 alsook een M-ABC-II vragenlijst werd ingevuld door de leerkracht. Met geldige totaal scores worden scores bedoeld die kunnen gebruikt worden voor statistische verwerking. Bij de VMV 5-12, kan de totaal score op de vragenlijst niet gebruikt worden als er minder dan negentien items ingevuld zijn. Terwijl bij de M-ABC-II vragenlijst, de totaal score op vragenlijst niet kan gebruikt worden indien er in deel A of deel B van de vragenlijst meer dan drie items niet ingevuld zijn of ingevuld zijn met N. 35

43 4 RESULTATEN 4.1 Dataverzameling De ouders van 433 kinderen, waarvan 326 kinderen uit het regulier basisonderwijs en 107 kinderen uit het buitengewoon basisonderwijs type acht, gaven toestemming om aan het onderzoek mee te werken VMV 5-12 Er werden 433 VMV 5-12 uitgedeeld, waarvan er 413 (95%) terugbezorgd werden. Om de vragenlijst te gebruiken voor de dataverwerking moesten minimum negentien items van de drieëntwintig items ingevuld zijn. Uiteindelijk waren 398 vragenlijsten (96% van de terugbezorgde vragenlijsten) bruikbaar voor de dataverwerking. In tabel twee werd een overzicht gegeven van het aantal vragenlijsten die bruikbaar waren voor de dataverwerking opgesplitst naar type basisonderwijs met verdere opsplitsing naar het geslacht en de leeftijd. Tabel 2: Aantal kinderen met bruikbare VMV 5-12 opgesplitst naar type basisonderwijs met verdere opsplitsing naar het geslacht en de leeftijd Regulier basisonderwijs 36 Buitengewoon basisonderwijs type 8 n n Type basisonderwijs Geslacht Jongen Meisje jaar jaar jaar Leeftijd 8 jaar jaar jaar jaar jaar 1 12

44 4.1.2 M-ABC-II checklist Er werden 111 M-ABC-II vragenlijsten uitgedeeld, waarvan er 109 (98%) terugbezorgd werden. Wanneer er in deel A of deel B van de vragenlijst meer dan drie items niet ingevuld waren of ingevuld waren met een N dan werd de vragenlijst niet gebruikt voor de dataverwerking. Uiteindelijk waren 88 vragenlijsten (81% van de terugbezorgde vragenlijsten) bruikbaar voor de dataverwerking. In tabel drie werd een overzicht gegeven van het aantal vragenlijsten die bruikbaar waren voor de dataverwerking opgesplitst naar type basisonderwijs met verdere opsplitsing naar het geslacht en de leeftijd. Tabel 3: Aantal kinderen met bruikbare M-ABC-II vragenlijst opgesplitst naar type basisonderwijs met verdere opsplitsing naar het geslacht en de leeftijd Regulier basisonderwijs Buitengewoon basisonderwijs type 8 n n Type basisonderwijs Geslacht Jongen 28 8 Meisje jaar jaar jaar 13 0 Leeftijd 8 jaar jaar jaar jaar jaar

45 4.1.3 M-ABC-II test Er werden 151 kinderen at random geselecteerd om deel te nemen aan de M-ABC-II test. Door de afwezigheid van zes kinderen op het moment dat de test werd afgenomen, werden uiteindelijk 145 kinderen (96%) getest met de M-ABC-II test. In tabel vier werd een overzicht gegeven van het aantal testen die bruikbaar waren voor de dataverwerking opgesplitst naar type basisonderwijs met verdere opsplitsing naar het geslacht en de leeftijd. Tabel 4: Aantal kinderen getest met de M-ABC-II, opgesplitst naar type basisonderwijs met verdere opsplitsing naar het geslacht en de leeftijd Regulier basisonderwijs Vragenlijsten gebruiksvriendelijkheid Buitengewoon basisonderwijs type 8 n n Type basisonderwijs Geslacht Jongen Meisje jaar jaar jaar 16 4 Leeftijd 8 jaar jaar jaar jaar jaar 2 9 De vragenlijst gebruiksvriendelijkheid van de VMV 5-12 en de vragenlijst gebruiksvriendelijkheid van de M-ABC-II vragenlijst werden aan respectievelijk 131 en 38 klasleerkrachten gegeven. Uiteindelijk werden respectievelijk 114 (87%) en 35 (92%) vragenlijsten terugbezorgd. 38

46 4.2 Bepalen leeftijdsonafhankelijke scores van de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst VMV 5-12 De best passende curve tussen de totale scores op de VMV 5-12 en de leeftijden (uitgedrukt in maanden), van 304 kinderen uit het regulier basisonderwijs, is de S-curve (figuur twee) met als (2, ,149/leeftijd) vergelijking: verwachte totaal score VMV 5-12 = e Figuur 2: Puntenwolk met best passende curve: een S-curve Via deze vergelijking kan de verwachte uitkomst per leeftijd (in maanden) voor de VMV 5-12 berekend worden. In tabel vijf werd de verwachte uitkomst per leeftijd voor de VMV 5-12 weergegeven en dit voor kinderen tussen vijf jaar nul maanden en twaalf jaar elf maanden. 39

47 Tabel 5: Verwachte uitkomst per leeftijd (in maanden) voor de VMV 5-12 Leeftijd (maanden) Verwachte uitkomst per leeftijd Vervolgens werd voor elk kind van de steekproef, waarvan een vragenlijst werd terugbezorgd, de leeftijdsonafhankelijke score berekend door van zijn/haar totale score op de vragenlijst de verwachte uitkomst op basis van de leeftijd af te trekken. Indien de bekomen waarde (interpretatie gebaseerd op de richtlijnen van de M-ABC-II): groter of gelijk is aan veertien, dan heeft het kind een percentielscore kleiner of gelijk aan vijf en kan deze afwijkende score wijzen op een mogelijk motorisch probleem; tussen veertien en zeven (inclusief zeven) is, dan heeft het kind een percentielscore tussen vijf en vijftien (inclusief vijftien) en 40

48 kan deze score wijzen op een mogelijk risico voor een motorisch probleem; kleiner is dan zeven dan heeft het kind een percentielscore groter dan vijftien en is er een vermoeden dat het kind geen motorisch probleem heeft M-ABC-II vragenlijst De best passende curve tussen de totale scores van de M-ABC-II vragenlijst en de leeftijden (uitgedrukt in maanden), van 73 kinderen uit het regulier basisonderwijs, is een rechte (figuur drie) met als vergelijking: verwachte totaal score M-ABC-II vragenlijst = 13, ,068*leeftijd Figuur 3: Puntenwolk met best passende curve: een lineaire curve Via deze vergelijking kan de verwachte uitkomst per leeftijd (in maanden) voor de M-ABC-II vragenlijst berekend worden. In tabel 41

49 zes werd de verwachte uitkomst per leeftijd voor de M-ABC-II vragenlijst weergegeven en dit voor kinderen tussen vijf jaar nul maanden en twaalf jaar elf maanden. Tabel 6: Verwachte uitkomst per leeftijd voor de M-ABC-II vragenlijst Leeftijd (maanden) Verwachte uitkomst per leeftijd Vervolgens werd voor elk kind van de steekproef, waarvan een vragenlijst werd terugbezorgd, de leeftijdsonafhankelijke score berekend door van zijn/haar totale score op de vragenlijst de verwachte uitkomst op basis van de leeftijd af te trekken. 42

50 4.3 Validiteit Correlaties tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test Uit de resultaten in tabel zeven kan besloten worden dat de vragenlijst een eerder lage correlatie heeft met de M-ABC-II test zowel voor alle kinderen samen alsook specifiek voor kinderen van het regulier basisonderwijs. Vervolgens kan er ook vastgesteld worden dat de correlatie eerder laag is indien men enkel jongens, meisjes, leeftijdsband twee beschouwd. Bij leeftijdsband één is de correlatiecoëfficiënt eerder laag maar aangezien het brede betrouwbaarheidsinterval moet men toch voorzichtig zijn met verdere interpretatie. Als laatste kan er aangehaald worden dat indien men enkel kijkt naar buitengewoon basisonderwijs type acht of leeftijdsband drie de correlatiecoëfficiënten te laag zijn in het kader van de validiteit. Tabel 7: Pearson correlatiecoëfficiënten tussen de VMV 5-12 en de M- ABC-II test, met significantieniveau (p) en 95% betrouwbaarheidsinterval (95% BI): type basisonderwijs, geslacht en leeftijdsbanden n Pearson r 95% BI Alle kinderen samen 130-0,37 (p < 0,001) [-0,51;-0,21] Type basisonderwijs Geslacht Leeftijdsbanden Regulier 88-0,43 (p < 0,001) Buitengewoon 42-0,10 type 8 (p = 0,551) Jongen 59-0,31 (p = 0,016) Meisje 71-0,49 (p < 0,001) Leeftijdsband 16-0,34 1 (p = 0,202) Leeftijdsband 91-0,41 2 (p < 0,001) Leeftijdsband 23-0,12 3 (p = 0,580) 43 [-0,58;-0,24] [-0,39;0,22] [-0,53;-0,06] [-0,65;-0,29] [-0,71;0,19] [-0,56;-0,22] [-0,51;0,31]

51 4.3.2 Correlaties tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst Uit de resultaten in tabel acht kan besloten worden dat de vragenlijst een hoge correlatie heeft met M-ABC-II vragenlijst zowel voor alle kinderen samen alsook indien beide soorten onderwijs apart worden beschouwd. Vervolgens kan er ook vastgesteld worden dat de correlatie matig tot hoog is indien men enkel jongens, meisjes of leeftijdsband twee beschouwd. Bij leeftijdsband één en leeftijdsband drie zijn de correlatiecoëfficiënten matig tot hoog maar aangezien het brede betrouwbaarheidsinterval moet men toch voorzichtig zijn voor verdere interpretatie. Tabel 8: Pearson correlatiecoëfficiënten tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst, met significantieniveau (p) en 95% betrouwbaarheidsinterval (95% BI): type basisonderwijs, geslacht en leeftijdsbanden n Pearson r 95% BI Alle kinderen samen 87 0,74 (p < 0,001) [0,63;0,82] Type basisonderwijs Geslacht Leeftijdsbanden Regulier 72 0,73 (p < 0,001) Buitengewoon 15 0,72 type 8 (p = 0,002) Jongen 36 0,80 (p < 0,001) Meisje 51 0,62 (p < 0,001) Leeftijdsband ,65 (p = 0,021) Leeftijdsband ,78 (p < 0,001) Leeftijdsband ,57 (p = 0,040) [0,60;0,82] [0,34;0,90] [0,64;0,90] [0,42;0,77] [0,13;0,89] [0,66;0,86] [0,03;0,86] 44

52 4.3.3 Vergelijking correlatie VMV 5-12 en M-ABC-II test met correlatie M-ABC-II vragenlijst en test Hier werd de correlatie tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test vergeleken met de correlatie tussen de M-ABC-II test en vragenlijst. De correlaties van beide vragenlijsten met de test werden bepaald aan de hand van de kinderen die op beide vragenlijsten een leeftijdsonafhankelijke score hadden (negenendertig kinderen). Uit de resultaten in tabel negen kan besloten worden dat voor alle kinderen samen de M-ABC-II test iets beter correleert met de VMV 5-12 dan met de M-ABC-II vragenlijst. Toch zijn beide correlatiecoëfficiënten eerder laag tot matig. Tabel 9: Pearson correlatiecoëfficiënt tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test en tussen de M-ABC-II vragenlijst en test, met significantieniveau (p) en 95% betrouwbaarheidsinterval (95% BI) Pearson r VMV 5-12 en M-ABC-II test met 95% BI -0,50 (p = 0,001) [-0,70;-0,22] Pearson r M-ABC-II vragenlijst en test met 95% BI -0,38 (p = 0,016) [-0,62;-0,08] 45

53 4.3.4 Verschil in identificatie van kinderen met mogelijke motorische problemen VMV 5-12 en M-ABC-II test Om na te gaan of door de VMV 5-12 en de M-ABC-II test dezelfde kinderen worden geïdentificeerd als kinderen met mogelijke motorische ontwikkelingsproblemen of met een mogelijk risico op motorische ontwikkelingsproblemen, werd eerst gekeken naar de kinderen van regulier en buitengewoon basisonderwijs samen. In tabel tien ziet men dat vier kinderen zowel door de M-ABC-II test alsook door de VMV 5-12 gecatalogeerd worden onder of op het vijftiende percentiel. De VMV 5-12 catalogeert éénendertig kinderen onder of op het vijftiende percentiel terwijl dit er bij M-ABC-II test slechts tien zijn. Als er vervolgens gekeken wordt naar de kappacoëfficiënt in tabel tien, kan er besloten worden dat deze te laag is in het kader van validiteit. Tabel 10: Kruistabel en kappacoëfficiënt van kinderen die op of onder het vijftiende percentiel scoren en boven het vijftiende percentiel scoren op de M-ABC-II test en de VMV 5-12: regulier en buitengewoon basisonderwijs samen Regulier basisonderwijs en VMV 5-12 buitengewoon basisonderwijs type 8 samen 15 de percentiel > 15 de percentiel Totaal M-ABC-II test 15 de percentiel > 15 de percentiel Totaal Kappacoëfficiënt = 0,09 (p = 0,212); [-0,07;0,25] Vervolgens werd er gekeken of er een overeenkomst is tussen beide instrumenten indien men het regulier basisonderwijs en buitengewoon basisonderwijs type acht apart beschouwt. In tabel elf ziet men dat twee kinderen zowel door de M-ABC-II test alsook door de VMV 5-12 gecatalogeerd worden onder of op het vijftiende 46

54 percentiel. Dit is zowel het geval in het regulier basisonderwijs als in het buitengewoon basisonderwijs type acht. In het regulier basisonderwijs worden door de VMV 5-12 en de M-ABC-II test respectievelijk zeventien kinderen en zes kinderen gecatalogeerd onder of op het vijftiende percentiel. In het buitengewoon basisonderwijs type acht, worden door de VMV 5-12 en de M-ABC-II test respectievelijk veertien kinderen en vier kinderen gecatalogeerd onder of op het vijftiende percentiel. Als er vervolgens gekeken wordt naar de kappacoëfficiënten in tabel elf, kan er besloten worden dat deze te laag zijn in het kader van validiteit en dit voor beide soorten onderwijs. Tabel 11: Kruistabel en kappacoëfficiënt van kinderen die op of onder het vijftiende percentiel scoren en boven het vijftiende percentiel scoren op de M-ABC-II test en de VMV 5-12: regulier basisonderwijs en buitengewoon basisonderwijs type 8 VMV 5-12 Regulier basisonderwijs 15 de > 15 de Totaal percentiel percentiel M-ABC-II test 15 de percentiel > 15 de percentiel Totaal Kappa = 0,08 (p = 0,368); [-0,13;0,29] Buitengewoon basisonderwijs type 8 M-ABC-II test VMV de percentiel > 15 de percentiel 15 de percentiel > 15 de percentiel Totaal Kappa = 0,09 (p = 0,457); [-0,16;0.34] Totaal 47

55 VMV 5-12 en M-ABC-II vragenlijst Om na te gaan of door de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst dezelfde kinderen geïdentificeerd worden als kinderen met mogelijke motorische ontwikkelingsproblemen of met een mogelijk risico op motorische ontwikkelingsproblemen, werd er eerst gekeken naar de kinderen van regulier en buitengewoon basisonderwijs type acht samen. In tabel twaalf ziet men dat dertien kinderen zowel door de M-ABC-II vragenlijst alsook door de VMV 5-12 gecatalogeerd worden onder of op het vijftiende percentiel. De VMV 5-12 catalogeert zestien kinderen onder of op het vijftiende percentiel terwijl dit er bij M-ABC-II vragenlijst tweeëndertig zijn. Als er vervolgens gekeken wordt naar de kappacoëfficiënt in tabel twaalf, kan er besloten worden dat er een eerder matige overeenkomst is tussen beide instrumenten. Tabel 12: Kruistabel en kappacoëfficiënt van kinderen die op of onder het vijftiende percentiel scoren en boven het vijftiende percentiel scoren op de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst: regulier en buitengewoon basisonderwijs samen Regulier basisonderwijs en VMV 5-12 buitengewoon basisonderwijs type 8 samen 15 de percentiel > 15 de percentiel Totaal M-ABC-II vragenlijst 15 de percentiel > 15 de percentiel Totaal Kappacoëfficiënt = 0,39 (p < 0,001); [0,20;0,59] Vervolgens werd er gekeken of er een overeenkomst is tussen beide instrumenten indien men het regulier basisonderwijs en buitengewoon basisonderwijs type acht apart beschouwt. In tabel dertien ziet men dat in het regulier basisonderwijs negen kinderen zowel door de M-ABC-II vragenlijst alsook door de VMV 5-12 gecatalogeerd worden onder of op het vijftiende percentiel. In het buitengewoon basisonderwijs zijn dat er vier. In het regulier basisonderwijs, worden door de VMV 5-12 en de M-ABC-II 48

56 vragenlijst respectievelijk twaalf kinderen en twintig kinderen gecatalogeerd onder of op het vijftiende percentiel. In het buitengewoon basisonderwijs type acht, worden door de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst respectievelijk vier kinderen en twaalf kinderen gecatalogeerd onder of op het vijftiende percentiel. Als er vervolgens gekeken wordt naar de kappacoëfficiënten in tabel dertien, kan er besloten worden dat er voor het regulier basisonderwijs een matige overeenkomst is tussen beide instrumenten. Voor het buitengewoon basisonderwijs type acht is de kappacoëfficiënt te laag in het kader van validiteit. Tabel 13: Kruistabel en kappacoëfficiënt van kinderen die op of onder het vijftiende percentiel scoren en boven het vijftiende percentiel scoren op de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst: regulier basisonderwijs en buitengewoon basisonderwijs type 8 VMV 5-12 Regulier basisonderwijs 15 de > 15 de Totaal percentiel percentiel M-ABC-II vragenlijst 15 de percentiel > 15 de percentiel Totaal kappacoëfficiënt = 0,45 (p < 0,001); [0,21;0,68] Buitengewoon basisonderwijs type 8 M-ABC-II vragenlijst VMV de percentiel > 15 de percentiel 15 de percentiel > 15 de percentiel Totaal kappacoëfficiënt = 0,17 (p = 0,243); [-0,05;0,38] Totaal M-ABC-II vragenlijst en M-ABC-II test Om na te gaan of door de M-ABC-II test en vragenlijst dezelfde kinderen geïdentificeerd worden als kinderen met mogelijke motorische ontwikkelingsproblemen of met een mogelijk risico op 49

57 motorische ontwikkelingsproblemen, werd er gekeken naar de kinderen van regulier en buitengewoon basisonderwijs samen. In tabel veertien ziet men dat nul kinderen zowel door de M-ABC-II vragenlijst als door M-ABC-test gecatalogeerd worden onder of op het vijftiende percentiel. De M-ABC-II test catalogeert twee kinderen onder of op het vijftiende percentiel terwijl dit er bij M- ABC-II vragenlijst tweeëntwintig zijn. Als er vervolgens gekeken wordt naar de kappacoëfficient in tabel veertien, kan er besloten worden dat deze te laag is in het kader van validiteit. Indien men voor dezelfde kinderen de kappacoëfficiënt bepaalt tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test dan bekomt men ook een te lage waarde ( = 0,09; p = 0,418; [-0,17;0,40]). Tabel 14: Kruistabel en kappacoëfficiënt van kinderen die op of onder het vijftiende percentiel scoren en boven het vijftiende percentiel scoren op de M-ABC-II test en vragenlijst: regulier en buitengewoon basisonderwijs samen Regulier basisonderwijs en M-ABC-II vragenlijst buitengewoon basisonderwijs type 8 samen 15 de percentiel > 15 de percentiel Totaal M-ABC-II test 15 de percentiel > 15 de percentiel Totaal Kappa = -0,10 (p = 0,1); [-0,25;0,04] 4.4 Gebruiksvriendelijkheid vragenlijsten Gebruiksvriendelijkheid van de VMV 5-12 Het gemiddeld aantal minuten om de VMV 5-12 in te vullen was 6,63 (SD = 4,2). Het grootste deel van de leerkrachten had maximum tien minuten nodig om deze vragenlijst in te vullen (tabel vijftien). 50

58 Tabel 15: Frequentieverdeling waarbij het aantal minuten nodig om de VMV 5-12 in te vullen opgedeeld werd in vier categorieën Tijd 5 minuten 6 10 minuten minuten minuten Aantal leerkrachten Percentage leerkrachten 61,6% 28,1% 7,5% 2,8% Uit de vragenlijst voor de gebruiksvriendelijkheid van de VMV 5-12 volgde ook dat ongeveer 60% van de leerkrachten informatie gevraagd heeft aan de leerkracht lichamelijk opvoeding bij het invullen van deze vragenlijst en ongeveer 50% van de leerkrachten een deel van de vragenlijst lieten invullen door de leerkracht lichamelijke opvoeding. Daarnaast gaf de vragenlijst voor de gebruiksvriendelijkheid van de VMV 5-12 weer dat ongeveer de helft van de leerkrachten de VMV 5-12 als makkelijk beschouwde. Een zevental leerkrachten vonden de vragenlijst toch zeer moeilijk (tabel zestien). In het algemeen werden vooral de vragen in verband met grofmotorische vaardigheden als moeilijk beschouwd door de leerkrachten. Tabel 16: Frequentieverdeling moeilijkheidsgraad invullen VMV 5-12 Moeilijkheid invullen Heel makkelijk Makkelijk Moeilijk Zeer moeilijk vragenlijst Aantal leerkrachten Percentage leerkrachten 13,5% 47,7% 32,5% 6,3% Als laatste werd er per item van de VMV 5-12 gekeken bij hoeveel vragenlijsten van de 413 teruggekregen vragenlijsten het item ingevuld was. Uit de resultaten in tabel zeventien kan besloten worden dat er acht van de drieëntwintig items (aangeduid in het vet) sneller werden opengelaten door de leerkrachten in vergelijking met 51

59 de andere items. De meeste van die acht items gingen over grofmotorische vaardigheden. Tabel 17: Per item van de VMV 5-12, percentage vragenlijsten waarbij het item ingevuld was Items VMV 5-12 Percentage vragenlijsten item ingevuld Item 1: zich zelfstandig aankleden 99,0% zonder hulp na de gym- of zwemles (n = 409) Item 2: kleine knopen van een blouse 98,5% of hemd sluiten (n = 407) Item 3: veters strikken 97,8% (n = 404) Item 4: een rits van een jas of vest 99,0% sluiten (n = 409) Item 5: een vloeistof uit een brik in 93,7% een glas schenken zonder te morsen (n = 387) Item 6: met schaar en lijm en 99,8% eventuele andere attributen een (n = 412) knutselwerk maken Item 7: een correcte pengreep hanteren 98,3% (n = 406) Item 8: systematisch de voorkeurshand 100,0% gebruiken (n = 413) Item 9: cijfers en letters herkenbaar en 99,5% correct schrijven (n = 411) Item 10: Bij het schrijven de regels 99,0% recht laten verlopen (n = 409) Item 11: Geschreven tekst links 94,0% uitlijnen (n = 388) Item 12: Bij het rekenen de cijfers 89,8 % onder elkaar schrijven indien nodig Item 13: Langer dan vijf minuten rechtop zitten zonder weg te zakken of volledig op de tafel te hangen (n = 371) 100,0% (n = 413) 52

60 Item 14: Aan een bureau of tafel werken zonder dingen om te stoten of te laten vallen Item 15: In een drukke omgeving bewegen zonder ergens tegen aan te botsen 99,8% (n = 412) 99,0% (n = 409) Item 16: Vlot en soepel rennen 99,2% (n = 410) Item 17: Tegen een aanrollende bal 96,6% trappen in een spelsituatie (n = 399) Item 18: Een bal gericht gooien in 95,6% een spelsituatie (n = 395) Item 19: Een bal vangen in een 95,6% spelsituatie (n = 395) Item 20: Lopend over een hindernis 97,3% springen (n = 402) Item 21: Enkele malen na elkaar 98,1% hinkelen zoals bvb. in een hinkelspel (n = 405) Item 22: Touwtje springen 96,1% (n = 397) Item 23: Een aangeleerd dansje goed 96,4% meedoen (n = 398) Verschil in gebruiksvriendelijkheid tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst Eerst werd er nagegaan of er een significant verschil is tussen het gemiddeld aantal minuten nodig om de VMV 5-12 in te vullen en het gemiddeld aantal minuten nodig om de M-ABC-II vragenlijst in te vullen. Bij deze berekening werd enkel rekening gehouden met de leerkrachten die zowel de VMV 5-12 alsook de M-ABC-II vragenlijst invulden. Uit de statistische test bleek dat er een significant verschil is tussen het gemiddeld aantal minuten om de vragenlijsten in te vullen (p < 0,001). Om de M-ABC-II vragenlijst in te vullen, is er gemiddeld meer tijd nodig dan om de VMV 5-12 in 53

61 te vullen respectievelijk 11,61 (SD = 6,5) minuten en 8,90 (SD = 5,1) minuten. Vervolgens werd er nagegaan of er een significant verschil is in moeilijkheidsgraad tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst. Hierbij werd enkel rekening gehouden met de leerkrachten die zowel de VMV 5-12 alsook de M-ABC-II vragenlijst invulden. Uit de statistische test bleek dat er een significant verschil is in moeilijkheid om beide vragenlijsten in te vullen (p < 0,001). De M-ABC-II vragenlijst invullen wordt als moeilijker aanschouwd dan het invullen van de VMV Bij de M-ABC-II vragenlijst werden voornamelijk de vragen in verband met activiteiten waarbij het kind in een dynamische, onvoorspelbare omgeving beweegt als moeilijk beschouwd. Tenslotte werd er met de Chi-kwadraat test met continuïteitscorrectie gekeken of de VMV 5-12 significant minder of meer geldige totaal scores oplevert dan de M-ABC-II vragenlijst. In de zes scholen, waar zowel een VMV 5-12 alsook een M-ABC-II vragenlijst werd ingevuld door de leerkracht, werden er van beide vragenlijsten 111 exemplaren uitgedeeld. Zowel van de VMV 5-12 als van de M-ABC- II vragenlijst werden 109 exemplaren terugbezorgd waarvan respectievelijk 97 (89%) en 86 (79%) gebruikt konden worden voor de verdere dataverwerking. Uit de statistische test bleek dat de VMV 5-12 significant meer geldige scores oplevert dan de M-ABC-II vragenlijst (p = 0,042). 54

62 5 DISCUSSIE Zoals aangehaald in de literatuurstudie is tijdige en correcte identificatie van DCD belangrijk. Zowel voor de identificatie als voor de behandeling van dergelijke kinderen zijn meetinstrumenten met goede psychometrische kwaliteiten nodig (Schoemaker et al., 2006). Het doel van deze studie was enerzijds het nagaan van de validiteit van een nieuw ontwikkelde Nederlandstalige vragenlijst voor lagere schoolkinderen en anderzijds de gebruiksvriendelijkheid van de VMV 5-12 nagaan. Aangezien de grote ervaren werkdruk van de leerkrachten is het immers belangrijk dat de vragenlijst zo gebruiksvriendelijk mogelijk is. De validiteit werd nagegaan door een antwoord te zoeken op twee onderzoeksvragen. De eerste onderzoeksvraag luidt als volgt: Wat is het verband tussen de resultaten op de VMV 5-12, de M-ABC-II test en de M-ABC-II vragenlijst?. Hierbij werd eerst gekeken naar de correlatie tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test. Uit de resultaten bleek dat de correlaties eerder laag waren zowel voor alle kinderen samen, alsook specifiek voor regulier basisonderwijs, jongens, meisjes, kinderen tussen vijf jaar nul maanden en zes jaar elf maanden en kinderen tussen zeven jaar nul maanden en tien jaar elf maanden. Hieruit kan voorzichtig gesteld worden dat de validiteit slechter is dan dat men zou verwachten. Indien men immers in de literatuur naar correlaties kijkt van andere vragenlijsten met een motorische test is een matige correlatie geen uitzondering. Zo bleek bijvoorbeeld uit de literatuur dat de correlaties tussen de M-ABC vragenlijst en test variëren tussen de 0,44 en de 0,51 (Junaid, Harris, Fulmer, & Carswell, 2000; Schoemaker, Smits-Engelsman, & Jongmans, 2003), de correlatie tussen de MOQ-T en de M-ABC test 0,57 is en de correlaties tussen de ChAS-P/T en de M-ABC test variëren tussen de 0,51 en de 0,75 (Rosenblum, 2006). De validiteit van de VMV 5-12 was onvoldoende indien men enkel keek naar het buitengewoon basisonderwijs type acht of naar de kinderen tussen elf jaar nul maanden en twaalf jaar elf maanden. Wegens het beperkt aantal kinderen van de leeftijdscategorie vijf jaar nul maanden tot zes jaar 55

63 elf maanden en van de leeftijdscategorie elf jaar nul maanden tot twaalf jaar elf maanden waarvoor de correlatie berekend werd, wordt de conclusie over de validiteit van de VMV 5-12 met betrekking tot deze subgroepen best verder onderzocht. Dat de correlaties tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test laag zijn, kan gedeeltelijk verklaard worden doordat beide instrumenten een ander diagnostisch criterium meten. Maar dat de correlaties lager zijn dan dat men zou verwachten, kan zowel liggen aan de validiteit van de VMV 5-12 alsook aan de validiteit van de M-ABC-II test. Dit omdat uit dit onderzoek blijkt dat ook de correlatie van de M-ABC-II test met de M-ABC-II vragenlijst eerder laag is. Wat mogelijks ook kan te wijten zijn aan een minder goede validiteit van de M-ABC-II vragenlijst. Verder onderzoek rond de validiteit van de VMV 5-12, maar ook rond de validiteit van de M-ABC-II test en vragenlijst zijn dus noodzakelijk. Vervolgens werd er gekeken naar de correlaties tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst. Uit de resultaten bleek dat de correlaties hoog waren zowel voor alle kinderen, maar ook specifiek voor beide soorten onderwijs, voor jongens en voor kinderen tussen zeven jaar nul maanden en tien jaar elf maanden. Hieruit kan voorzichtig gesteld worden dat de validiteit goed is. De validiteit van de VMV 5-12 was minder goed indien men enkel keek naar de meisjes, kinderen tussen vijf jaar nul maanden en zes jaar elf maanden en kinderen tussen elf jaar nul maanden en twaalf jaar elf maanden. Wegens het beperkt aantal kinderen van het buitengewoon basisonderwijs type acht, van de leeftijdscategorie vijf jaar nul maanden tot zes jaar elf maanden en van de leeftijdscategorie elf jaar nul maanden tot twaalf jaar elf maanden waarvoor de correlatie berekend werd, wordt de conclusie over de validiteit van de VMV 5-12 met betrekking tot deze subgroepen best verder onderzocht. Dat de correlaties tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst eerder hoog zijn, wijst erop dat beide instrumenten voor een groot deel hetzelfde meten. Men moet er zich wel van bewust zijn dat per proefpersoon beide vragenlijsten door dezelfde leerkracht werden ingevuld, wat ook een invloed kan gehad hebben op de correlatiecoëfficiënten. 56

64 De tweede onderzoeksvraag, waarop een antwoord werd gezocht in het kader van validiteit luidt als volgt: Worden door de VMV 5-12 dezelfde kinderen geïdentificeerd als kinderen met mogelijke motorische ontwikkelingsproblemen of een mogelijk risico op motorische ontwikkelingsproblemen als door de M-ABC-II test en de M-ABC-II vragenlijst? Hierbij werd eerst gekeken naar de overeenkomst tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test wat betreft identificatie van kinderen met mogelijke motorische ontwikkelingsproblemen of een mogelijk risico op motorische ontwikkelingsproblemen. Uit de resultaten bleek dat de kappacoëfficiënt te laag is en de validiteit dus onvoldoende. Dit zowel in het algemeen alsook voor beide soorten onderwijs apart. Uit de kruistabellen in dit onderzoek kwam naar voor dat er maar weinig kinderen zijn die zowel door de M-ABC-II test alsook door de VMV 5-12 gecatalogeerd worden onder of op het vijftiende percentiel. Daarnaast werd ook vastgesteld dat de VMV 5-12 steeds ongeveer driemaal meer kinderen dan de M-ABC-II test catalogeert onder of op het vijftiende percentiel. Dit kan onder andere te wijten zijn aan onderrapportage van de M-ABC-II test. Er werd immers door de M-ABC-II test, zowel voor alle kinderen samen alsook voor beide soorten onderwijs apart, een laag percentage kinderen geplaatst op of onder het vijftiende percentiel. Daarnaast bleek dat de M-ABC-II vragenlijst tienmaal meer kinderen onder of op het vijftiende percentiel plaatste dan de M-ABC-II test, wat ook wijst op onderrapportage van de M-ABC-II test. Vermoedelijk zijn de normgegevens uit Groot-Brittannië, die in dit onderzoek gebruikt werden, niet bruikbaar voor de kinderen in Vlaanderen waardoor de motorische prestaties van de kinderen uit deze steekproef overschat werden door de M-ABC-II test. Uit onderzoek bij vijfjarigen, die getest werden met de M-ABC test, bleek immers ook dat normen uit Amerika voor de M-ABC test niet streng genoeg waren voor de vijfjarigen uit Vlaanderen (Van Waelvelde, Peersman, Lenoir, Smit-Engelsman, & Henderson, 2008). Vervolgens werd er gekeken naar de overeenkomst tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst, wat betreft identificatie van 57

65 kinderen met mogelijke motorische ontwikkelingsproblemen of een mogelijk risico op motorische ontwikkelingsproblemen. Uit de resultaten bleek dat de kappacoëfficiënt matig is en de validiteit dus niet zo goed is. Dit zowel in het algemeen alsook apart voor regulier basisonderwijs. Voor het buitengewoon basisonderwijs type acht bleek dat de kappacoëfficiënt te laag is en de validiteit dus onvoldoende. Uit de kruistabellen kwam naar voren dat de meeste kinderen die door de VMV 5-12 gecatalogeerd werden onder of op het vijftiende percentiel, ook door de M-ABC-II vragenlijst in deze categorie geplaatst werden. Maar daarnaast werd ook vastgesteld dat de VMV 5-12 veel minder kinderen catalogeerde onder of op het vijftiende percentiel dan de M-ABC-II vragenlijst. Dit kan onder andere te wijten zijn aan een overrapportage van de M-ABC-II vragenlijst. Er werd immers door de M-ABC-II vragenlijst, zowel voor alle kinderen samen alsook voor beide soorten onderwijs apart, een hoog percentage kinderen geplaatst op of onder het vijftiende percentiel. Dit suggereert dat de normgegevens uit Groot-Brittannië, die in dit onderzoek gebruikt werden, niet bruikbaar zijn voor kinderen in Vlaanderen waardoor de motorische prestaties van de kinderen van deze steekproef onderschat werden door de M-ABC-II vragenlijst. Als laatste met betrekking tot validiteit kan er ook aangehaald worden dat bij elk meetinstrument het percentage kinderen onder of op het vijftiende percentiel groter was in het buitengewoon basisonderwijs type acht in vergelijking met het regulier basisonderwijs. Dit is een gelijkaardig fenomeen als in het onderzoek van Van Waelvelde (2004) waaruit bleek dat DCD frequenter voorkomt in het buitengewoon onderwijs type acht dan in het regulier onderwijs. Deze vaststelling wijst op een zekere vorm van validiteit bij alle drie de instrumenten. Alle resultaten die hier weergegeven zijn in verband met de validiteit van de VMV 5-12 moeten voorzichtig geïnterpreteerd worden. Eerst en vooral moet men er zich van bewust zijn dat nog maar weinig studies gebeurd zijn rond de validiteit van de M-ABC-II vragenlijst en M-ABC-II test (Brown & Lalor, 2009) waardoor men 58

66 ook niet zeker is dat zij goede instrumenten zijn om de validiteit na te gaan. Een tweede beperking van deze studie is dat de M-ABC-II vragenlijst maar in een beperkt aantal scholen is ingevuld met als gevolg dat de steekproef zowel om de VMV 5-12 met de M-ABC-II vragenlijst te vergelijken alsook om de M-ABC-II vragenlijst met de M-ABC-II test te vergelijken beperkt was. Verder onderzoek waarbij in een grotere steekproef beide vragenlijsten worden ingevuld is aan te raden. Dit om de resultaten uit dit onderzoek in verband met de M- ABC-II vragenlijst te bevestigen. Een derde beperking van dit onderzoek is het feit dat de kinderen van het regulier basisonderwijs uit deze steekproef mogelijk niet volledig representatief zijn voor de kinderen uit het regulier basisonderwijs in Vlaanderen. Dit door onder andere de volgende factoren: het al dan niet toestemming geven van de ouders om deel te nemen, het wegvallen van vragenlijsten en ook de ondervertegenwoordiging van bepaalde leeftijden. Indien de kinderen van het regulier basisonderwijs inderdaad niet volledig representatief waren, kan dit een invloed gehad hebben op de resultaten en dit om de volgende reden: De grenswaarde, om kinderen te kunnen identificeren met een mogelijk motorisch probleem of met een mogelijk risico op een motorisch probleem, voor de leeftijdsonafhankelijke score op VMV 5-12 werd in dit onderzoek bepaald aan de hand van de kinderen van het regulier basisonderwijs. Deze grenswaarde is bepaald door na te gaan welke waarde van de leeftijdsonafhankelijke scores overeenkwam met het vijftiende percentiel. De bepaling van de grenswaarde is op de juiste manier gebeurd, maar toch moet men hierbij de bedenking maken dat de 15 procent zwakste kinderen van het regulier basisonderwijs uit deze steekproef, misschien zwakker of sterker kunnen geweest zijn dan de 15 procent zwakste kinderen van alle kinderen uit het regulier basisonderwijs in Vlaanderen. Het gevolg hiervan is dat het even goed kan zijn dat de grenswaarden van de VMV 5-12 die in dit onderzoek bepaald zijn niet volledig representatief zijn en dus teveel of te weinig kinderen op of onder het vijftiende percentiel geplaatst hebben. Indien dit het geval is, zal dat 59

67 een invloed gehad hebben op de bekomen resultaten voor de tweede onderzoeksvraag. Uit deze uiteenzetting kan besloten worden dat de studie een eerste beeld geeft van de validiteit van de VMV 5-12, maar dat verder onderzoek nodig is die met de beperkingen van deze studie rekening houdt. Wat hier ook moet aangehaald worden is dat in andere masterproeven de betrouwbaarheid, de validiteit maar ook de sensitiviteit en specificiteit van de VMV 5-12 nagegaan werd. De resultaten van dit onderzoek en van de andere masterproeven zouden best samen gelegd worden om te kijken rond welke aspecten van de VMV 5-12 nog verder onderzoek nodig is en wat de functie van het instrument kan zijn in het kader van identificatie en interventie van DCD. Naast het bepalen van de validiteit had deze studie ook als doel om de gebruiksvriendelijkheid na te gaan van de VMV Om dit aspect na te gaan werden ook twee onderzoeksvragen behandeld. De eerste onderzoeksvraag luidt als volgt: Hoe wordt de gebruiksvriendelijkheid van de VMV 5-12 ervaren door de leerkrachten?. Uit de resultaten van de vragenlijst die de gebruiksvriendelijkheid van de VMV 5-12 naging, bleek dat de VMV 5-12 gebruiksvriendelijk is wat betreft tijd nodig om ze in te vullen en de algemene moeilijkheidsgraad. Vervolgens werd ook vastgesteld dat de leerkrachten vaak de leerkracht lichamelijke opvoeding hebben ingeschakeld zowel om informatie te vragen over het kind alsook om een deel van de vragenlijst in te vullen. Op zich kan dat als positief beschouwd worden, omdat de leerkrachten het advies van de auteurs van de vragenlijst hebben opgevolgd. Maar toch wijst dit ook op het minder gebruiksvriendelijk zijn van de VMV Ook het feit dat de vragen in verband met grofmotorische vaardigheden vaak als moeilijk worden beschouwd, wijst op minder gebruiksvriendelijkheid van de vragenlijst. Een mogelijke oplossing, voor deze twee aspecten die de gebruiksvriendelijkheid van de VMV 5-12 doen dalen, is misschien dat de auteurs de vragenlijst opsplitsen in twee losgekoppelde delen: een deel voor de klasleerkracht en een 60

68 deel voor de leerkracht lichamelijke opvoeding. Deze aanpassing zou de gebruiksvriendelijkheid van de vragenlijst vermoedelijk doen stijgen. Dit omdat de klasleerkrachten dan niet de moeite moeten doen om de leerkracht lichamelijke opvoeding aan te spreken voor verdere aanvulling van de vragenlijst. Maar ook omdat ze zich waarschijnlijk meer aangesproken gaan voelen voor het invullen van de vragenlijst als deze meer gericht is naar de kennis die ze hebben over het kind. De tweede onderzoeksvraag, waarop er een antwoord werd gezocht in het kader van gebruiksvriendelijkheid van de VMV 5-12 luidt als volgt: Is er een verschil in gebruiksvriendelijkheid tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst? Uit de resultaten bleek dat er een significant verschil is tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst wat betreft tijd nodig om beide in te vullen. Om de M-ABC-II vragenlijst in te vullen, is er gemiddeld bijna drie minuten meer tijd nodig dan om de VMV 5-12 in te vullen. Dit kan onder andere te wijten zijn aan het feit dat de VMV 5-12 korter is. Daarnaast werd een significant verschil vastgesteld wat betreft de moeilijkheidsgraad van beide vragenlijsten. Het invullen van de M-ABC-II vragenlijst wordt als moeilijker beschouwd dan het invullen van de VMV Als laatste werd er vastgesteld dat de VMV 5-12 significant meer geldige scores oplevert dan de M-ABC-II vragenlijst. Dat er van de VMV 5-12 meer vragenlijsten konden gebruikt worden (meer geldige scores waren), kan erop wijzen dat de items van de VMV 5-12 over het algemeen gemakkelijker te beantwoorden zijn dan deze van de M- ABC-II vragenlijst. Een andere mogelijke verklaring is dat de leerkrachten misschien meer gemotiveerd zijn om de VMV 5-12 zo volledig mogelijk in te vullen omdat deze korter is dan de M-ABC-II vragenlijst. Uit deze resultaten kan voorzichtig gesteld worden dat de VMV 5-12 gebruiksvriendelijker is dan de M-ABC-II vragenlijst. Men moet er zich wel van bewust zijn dat het verschil in aantal minuten om beide vragenlijsten in te vullen alsook het verschil in moeilijkheidsgraad van beide vragenlijsten onderzocht is over een 61

69 kleine steekproef. En dat verder onderzoek nodig is bij een grotere steekproef ter bevestiging van deze resultaten. 62

70 6 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN Deze studie geeft een eerste beeld van de validiteit van de VMV Verder onderzoek naar validiteit van de vragenlijst die met de beperkingen van deze studie rekening houdt, is zeker aan te raden. Bij het nagaan van de samenhang tussen de VMV 5-12 en de M- ABC-II bleek de validiteit van de VMV 5-12 eerder goed te zijn indien de samenhang werd bekeken met de M-ABC-II vragenlijst en eerder minder te zijn indien de samenhang werd bestudeerd met de M-ABC-II test. Wat betreft de validiteit van de VMV 5-12 in het kader van identificatie van kinderen met mogelijke motorische problemen of een mogelijk risico op motorische problemen, zijn de resultaten in dit onderzoek eerder negatief. De resultaten van dit onderzoek en van andere masterproeven, die psychometrische kwaliteiten van de VMV 5-12 nagegaan hebben, zouden best samen gelegd worden om te kijken voor welke aspecten van de VMV 5-12 verder onderzoek nodig is en wat de functie van het instrument kan zijn in het kader van identificatie (diagnostisch proces en screening) en interventie van DCD. Bij verder onderzoek kan de VMV 5-12 misschien vergeleken worden met andere vragenlijsten en testen. Daarnaast zouden de data van deze steekproef kunnen gebruikt worden om te kijken wat er gebeurt indien men de Nederlands-Vlaamse normen van de M-ABC-II vragenlijst en test, die op het moment van dataverwerking nog niet beschikbaar waren, hierop toepast. Vervolgens kan aangehaald worden dat de VMV 5-12 gebruiksvriendelijk is wat betreft tijd nodig om ze in te vullen en de algemene moeilijkheidsgraad. Twee minder gebruiksvriendelijke aspecten van de VMV 5-12 zijn: het vaak moeten inschakelen van de leerkracht lichamelijke opvoeding en het feit dat de vragen in verband met grofmotorische vaardigheden vaak als moeilijk werden beschouwd. Een mogelijke tip om de gebruiksvriendelijkheid van de vragenlijst te verbeteren is dan ook de vragenlijst opsplitsen in twee losgekoppelde delen: een deel voor de klasleerkracht en een deel voor de leerkracht lichamelijke opvoeding. 63

71 Als laatste kan voorzichtig gesteld worden dat de VMV 5-12 als gebruiksvriendelijker wordt ervaren dan de M-ABC-II vragenlijst. Wegens de kleine steekproef, is verder onderzoek met een grotere steekproef nodig om deze bevindingen te bevestigen. 64

72 Lijst van figuren Figuur 1: Aandoeningen als DCD, ADHD, dyslexie en autisme komen vaak gecombineerd voor (Van Waelvelde & De Mey, 2009) Figuur 2: Puntenwolk met best passende curve: een S-curve Figuur 3: Puntenwolk met best passende curve: een lineaire curve Lijst van tabellen Tabel 1: Ruwe grenswaarden van de M-ABC-II vragenlijst (Henderson et al., 2007) Tabel 2: Aantal kinderen met bruikbare VMV 5-12 opgesplitst naar type basisonderwijs met verdere opsplitsing naar het geslacht en de leeftijd Tabel 3: Aantal kinderen met bruikbare M-ABC-II vragenlijst opgesplitst naar basisonderwijs met verdere opsplitsing naar het geslacht en de leeftijd Tabel 4 Aantal kinderen getest met de M-ABC-II opgesplitst naar type basisonderwijs met verdere opsplitsing naar het geslacht en de leeftijd Tabel 5: Verwachte uitkomst per leeftijd (in maanden) voor de VMV 5-12 Tabel 6: Verwachte uitkomst per leeftijd voor de M-ABC-II vragenlijst Tabel 7: Pearson correlatiecoëfficiënten tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test, met significantieniveau (p) en 95% betrouwbaarheidsinterval (95% BI): type basisonderwijs, geslacht en leeftijdsbanden Tabel 8: Pearson correlatiecoëfficiënten tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II vragenlijst, met significantieniveau (p) en 95% betrouwbaarheidsinterval (95% BI): type basisonderwijs, geslacht en leeftijdsbanden Tabel 9: Pearson correlatiecoëfficiënt tussen de VMV 5-12 en de M-ABC-II test en tussen de M-ABC-II vragenlijst en test, met significantieniveau (p) en 95% betrouwbaarheidsinterval (95% BI) 65

73 Tabel 10: Kruistabel en kappacoëfficiënt van kinderen die op of onder het vijftiende percentiel scoren en boven het vijftiende percentiel scoren op de M-ABC-II test en de VMV 5-12: regulier en buitengewoon basisonderwijs samen Tabel 11: Kruistabel en kappacoëfficiënt van kinderen die op of onder het vijftiende percentiel scoren en boven het vijftiende percentiel scoren op de M-ABC-II test en de VMV 5-12: regulier basisonderwijs en buitengewoon basisonderwijs type 8 Tabel 12: Kruistabel en kappacoëfficiënt van kinderen die op of onder het vijftiende percentiel scoren en boven het vijftiende percentiel scoren op de VMV 5-12 en de M- ABC-II vragenlijst: regulier en buitengewoon basisonderwijs samen Tabel 13: Kruistabel en kappacoëfficiënt van kinderen die op of onder het vijftiende percentiel scoren en boven het vijftiende percentiel scoren op de VMV 5-12 en de M- ABC-II vragenlijst: regulier basisonderwijs en buitengewoon basisonderwijs type 8 Tabel 14: Kruistabel en kappacoëfficiënt van kinderen die op of onder het vijftiende percentiel scoren en boven het vijftiende percentiel scoren op de M-ABC-II test en vragenlijst: regulier en buitengewoon basisonderwijs samen Tabel 15: Frequentieverdeling waarbij het aantal minuten nodig om de VMV 5-12 in te vullen opgedeeld werd in vier categorieën Tabel 16: Frequentieverdeling moeilijkheidsgraad invullen VMV 5-12 Tabel 17: Per item van de VMV 5-12, percentage vragenlijsten waarbij het item ingevuld was 66

74 Literatuurlijst American Psychiatric Association (2000). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (fourth edition test revision) DSM-IV-TR. Washington DC: American Psychiatric Association. Barnett, A. L. (2008). Motor Assessment in Developmental Coordination Disorder: From identification to intervention [Elektronische versie]. International Journal of Disability, Development and Education, 55, Brown, T., & Lalor, A. (2009). The Movement Assessment Battery for Children-Second Edition (M-ABC-2): A review and critique [Elektronische versie]. Physical and Occupational Therapy in Pediatrics, 29, Bruininks, R. H. (1978). Bruininks-Oseretsky test of motor proficiency: Examiner s manual. Circle Pines: American Guidance Service. Bruininks, R. H., & Bruininks, B. D. (2005). Bruininks-Oseretsky test of motor proficiency: Second edition. Minneapolis: NCS Pearson. Cairney, J., Missiuna, C., Veldhuizen, S., & Wilson, B. (2008). Evaluation of the psychometric properties of the Developmental Coordination Disorder Questionnaire for parents (DCD-Q): Results from a community based study of school-aged children [Elektronische versie]. Human Movement Science, 27, Cermak, S. A., & Larkin, D. (2002). Developmental Coordination Disorder. Albany: Delmar. Defloor, T. (2008). Algemene methodologie van het wetenschappelijk onderzoek. Niet-gepubliceerde cursus: Universiteit Gent, opleiding gezondheidsvoorlichting en -bevordering. 67

75 Deitz, J. C., Kartin, D., & Kopp, K. (2007). Review of the Bruininks- Oseretsky Test of Motor Proficiency, Second Edition (BOT-2) [Elektronische versie]. Physical and Occupational Therapy in Pediatrics, 27, De Moor, G., & Van Maele, G. (2008). Inleiding tot de biomedische statistiek. Leuven: Acco. Dewey, D., & Wilson, B. N. (2001). Developmental Coordination Disorder: What is it? [Elektronische versie]. Physical and Occupational Therapy in Pediatrics, 20, D Hondt, S., & Severius, N. (2007). Validiteit- en betrouwbaarheidsstudie van de Vragenlijst voor de Motorische Vaardigheden van Kleuters. Niet-gepubliceerde scriptie: Arteveldehogeschool Gent, opleiding kinesitherapie. Faught, B. E., Cairney, J., Hay, J., Veldhuizen, S., Missiuna, C., & Spironello, C.A. (2008). Screening for motor coordination challenges in children using teacher ratings of physical ability and activity [Elektronische versie]. Human Movement Science, 27, Geuze, R. H., & Borger, H. (1993). Children who are clumsy: Five years later [Elektronische versie]. Adapted Physical Activity Quarterly, 10, Geuze, R. H., Jongmans, M. J., Schoemaker, M. M., & Smits- Engelsman, B. C. M. (2001). Clinical and research diagnostic criteria for Developmental Coordination Disorder: A review and discussion [Elektronische versie]. Human Movement Science, 20, Gheysen, F., Loots, G., & Van Waelvelde, H. (2007). Motor development of deaf children with and without cochlear implants [Elektronische versie]. Journal of Deaf Studies and Deaf Education, 13,

76 Henderson, S. E., & Sugden, D. A. (1992). Movement Assessment Battery for Children: Manual. London: Psychological Corporation. Henderson, S. E., Sugden, D. A., & Barnett, A. L. (2007). Movement Assessment Battery for Children-Second edition: Examiner s manual. London: Harcourt Assessment. Junaid, K., Harris, S. R., Fulmer, A., & Carswell, A. (2000). Teachers use of the M-ABC checklist to identify children with motor difficulties [Elektronische versie]. Pediatric Physical Therapy, 12, Kaplan, B. J., Wilson, B., Dewey, D., & Crawford, S. (1998). DCD may not be a discrete disorder [Elektronische versie]. Journal of Human Movement Studies, 17, Kiphard, B. J., & Shilling, F. (1974). Körperkoordinationstest für Kinder. Weinheim: Beltz. Lingam, R., Hunt, L., Golding, J., Jongmans, M., & Emond, A. (2009). Prevalence of Developmental Coordination Disorder using the DSM-IV at 7 years of age: A UK population-based study [Elektronische versie]. Pediatrics, 123, Losse, A., Henderson, S. E., Elliman, D., Hall, D., Knight, E., & Jongmans, M. (1991). Clumsiness in children-do they grow out of it?: A 10-year follow-up study [Elektronische versie]. Developmental Medicine and Child Neurology, 33, Niemeijer, A. S., Schoemaker, M. M., & Smits-Engelsman, B. C. M. (2006). Are teaching principles associated with improved motor performance in children with Developmental Coordination Disorder?: A pilot study [Elektronische versie]. Physical Therapy, 86,

77 Peersman, W. (2007). Meettheorie: Meten, betrouwbaarheid en geldigheid. Niet-gepubliceerde cursus: Universiteit Gent, opleiding kinesitherapie. Peersman, W., & Van Waelvelde, H. (2007). Handleiding bij de Vragenlijst voor de Motorische Vaardigheden van Kleuters. Opgehaald 12 februari, 2010, van df Polit, F. D., & Beck, C. T. (2006). Essentials of nursing research: Methods, appraisal, and utilization. Philadelphia: Lippincott Williams & Wilkins. Rosenblum, S. (2006). The development and standardization of the Children Activity Scales (ChAS-P/T) for the early identification of children with Developmental Coordination Disorders [Elektronische versie]. Child: Care, Health and Development, 32, Schoemaker, M. M. (2003). Manual of the motor observation questionnaire for teachers. Groningen: Internal Publication, Center for Human Movement Sciences. Schoemaker, M. M., Flapper, B. C. T., Reinders-Messelink, H. A., & de Kloet, A (2008). Validity of the motor observation questionnaire for teachers as a screening instrument for children at risk for Developmental Coordination Disorder [Elektronische versie]. Human Movement Science, 27, Schoemaker, M. M., Flapper, B., Verheij, N. P., Wilson, B. N., Reinders-Messelink, H. A., & de Kloet, A. (2006). Evaluation of the Developmental Coordination Disorder Questionnaire as a screening instrument [Elektronische versie]. Developmental Medicine and Child Neurology, 48,

78 Schoemaker, M. M., Hijlkema, M. G., & Kalverboer, A. F. (1994). Physiotherapie for clumsy children: An evaluation study [Elektronische versie]. Developmental Medicine and Child Neurology, 36, Schoemaker, M. M., & Kalverboer, A. F. (1994). Social and affective problems of children who are clumsy: How early do they begin? [Elektronische versie]. Adapted Physical Activity Quartely, 11, Schoemaker, M. M., Smits-Engelsman, B. C. M., & Jongmans, M. J. (2003). Psychometric properties of the M-ABC checklist as a screening instrument for children with Developmental Coordination Disorder [Elektronische versie]. British Journal of Educational Psychology, 73, Smits-Engelsman, B. C. M. (1998). Handleiding: Movement Assessment Battery for Children. Lisse: Swets & Zeitlinger B.V.. Smits-Engelsman, B. C. M., Henderson, S. E., & Michels, C. G. J. (1998). The assessment of children with Developmental Coordination Disorders in the Netherlands: The relationship between the Movement Assessment Battery for Children and the Körperkoordinationstest für Kinder [Elektronische versie]. Human Movement Science, 17, Sugden, D., Kirby, A., & Dunford, C. (2008). Movement difficulties in children: Developmental Coordination Disorder [Elektronische versie]. International Journal of Disability, Development and Education, 55, Ulrich, D. A. (2000). Test of Gross Motor Development-2. Austin, TX: PRO-ED. Van Merris, I. (2009). Het ontwikkelen van een vragenlijst voor opsporing van lagere schoolkinderen met ontwikkelingsstoornissen van de motorische coördinatie: 71

79 Validiteits en betrouwbaarheidsstudie. Niet-gepubliceerde scriptie: Arteveldehogeschool Gent, opleiding kinesitherapie. Van Waelvelde, H. (2004). Developmental Coordination Disorder: The underlying mechanisms. Niet-gepubliceerde doctoraatsverhandeling: K.U. Leuven. Van Waelvelde, H., & De Mey, B. (2009). Kinderen met Developmental Coordination Disorder: Als (ook) bewegen niet vanzelfsprekend is. Antwerpen: Standaard Uitgeverij nv. Van Waelvelde, H., Peersman, W., Lenoir, M., Smits-Engelsman, B. C. M., & Henderson, S. E. (2008). The Movement Assessment Battery for Children: Similarities and differences between 4- and 5-year-old children from Flanders and the United States [Elektronische versie]. Pediatric Physical Therapy, 20, Watkinson, E. J., Causgrove Dunn, J., Cavaliere, N., Calzonetti, K., Wilhelm, L., & Dwyer, S. (2001). Engagement in playground activities as a criterion for diagnosing Developmental Coordination Disorder [Elektronische versie]. Adapted Physical Activity Quarterly, 18, Wilson, B. N., Kaplan, B. J., Crawford, S. G., Campell, A., & Dewey, D. (2000). Reliability and validity of a parent questionnaire on childhood motor skills [Elektronische versie]. American Journal of Occupational Therapy, 54, Wright, H. C., & Sugden, D. A. (1996). A two-step procedure for the identification of children with Developmental Coordination Disorder in Singapore [Elektronische versie]. Developmental Medicine and Child Neurology, 38, Zoia, S., Barnett, A., Wilson, P., & Hill, E. (2006). Developmental Coordination Disorder: Current issues [Elektronische versie]. Child: Care, Health and Development, 32,

80 Bijlagen Bijlage 1: Voorbeeld informatiebrief en toestemmingsformulier ouders voor de kinderen van het regulier basisonderwijs. Bijlage 2: Vragenlijst voor de motorische vaardigheden van kinderen tussen 5 jaar en 12 jaar. Bijlage 3: Voorlopige Nederlandstalige versie van de M-ABC-II vragenlijst, ter beschikking gesteld door B. Smits- Engelsman. Bijlage 4: Vragenlijst om gebruiksvriendelijkheid na te gaan. Bijlage 5: Voorbeeld van een informatiebrief en een toestemmingsformulier voor de scholen van het regulier basisonderwijs. Bijlage 6: Voorbeeld van een informatiebrief leerkrachten van het regulier basisonderwijs. 73

81 Bijlage 1: Voorbeeld informatiebrief en toestemmingsformulier ouders voor de kinderen van het regulier basisonderwijs. UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Geachte heer/mevrouw, Informatiebrief ouders De Universiteit Gent ontwikkelde in het academiejaar een vragenlijst voor motorische vaardigheden van kinderen uit de lagere school. Als studente in de Gezondheidsvoorlichting en bevordering zal ik in het kader van mijn masterproef nagaan in welke mate deze lijst er in slaagt motorische problemen te identificeren. Dit zal gebeuren door de antwoorden van deze vragenlijst te vergelijken met de antwoorden op een eigen vertaling van een gelijkaardige Engelstalige vragenlijst (M-ABC-II checklist) en met de resultaten van de M-ABC-II test. In bijgevoegde tekst vindt u nog meer informatie over deze studie. Per klas werden per toeval drie kinderen geselecteerd. Aangezien uw kind bij de drie toevallig geselecteerde kinderen is uit de klas, zou ik willen vragen of uw kind mag meewerken aan deze studie. Hiertoe dient u bijgevoegd toestemmingsformulier te ondertekenen. Met uw toestemming zal de leerkracht twee vragenlijsten invullen over de motorische vaardigheid van uw kind en zal uw kind eventueel getest worden. Indien uw kind finaal niet wenst deel te nemen aan de motorische test zal dit op elk tijdstip gerespecteerd worden. De informatie wordt anoniem verwerkt. De deelname aan deze studie is 1

82 onder geen enkele voorwaarde verplicht. Indien u verdere vragen hebt aangaande dit onderzoek, dan mag u ons steeds contacteren. Alvast bedankt voor uw medewerking, Marie-Charlotte Heylbroeck Prof. H. Van Waelvelde mariecharlotte.heylbroeck@ugent.be hilde.vanwaelvelde@ugent.be 09/ /

83 Informatietekst over de studie 1. Titel van de studie Concurrent-validering van een vragenlijst voor opsporing van lagere schoolkinderen met ontwikkelingsstoornissen van de motorische coördinatie 2. Doel van de studie In dit onderzoek wordt de concurrent-validiteit van de vragenlijst voor motorische vaardigheden van kinderen uit de lagere school onderzocht. De concurrent-validiteit is de mate waarin de vragenlijst voor motorische vaardigheden van kinderen uit de lagere school dezelfde resultaten geeft als de andere vragenlijst en de M- ABC-II. 3. Studieverloop In deze studie, die zal lopen in het academiejaar , zal onderzocht worden in welke mate deze lijst er in slaagt de kinderen met motorische problemen te identificeren door de antwoorden op de vragenlijst te vergelijken met de antwoorden op eigen vertaling van een gelijkaardige Engelstalige vragenlijst en met de resultaten van de M-ABC-II test. De vragenlijsten zullen voorgelegd worden aan de leerkrachten van 90 kinderen uit scholen met regulier Basis Onderwijs en aan de leerkrachten van 30 kinderen uit het Buitengewoon Basis Onderwijs Type 8. Per klas zullen per toeval drie kinderen worden geselecteerd. Van deze drie kinderen per klas zal per toeval bepaald worden welk kind ook motorisch getest zal worden met de Movement-ABC-II test. 4. Wat wordt verwacht van de deelnemer? Aan u en uw kind worden geen rechtstreekse vragen gesteld. Enkel van de leerkracht wordt verwacht dat hij/zij twee vragenlijsten invult waarin de motorische vaardigheden van uw kind worden geëvalueerd. Het is ook mogelijk dat uw kind motorisch getest wordt met de Movement-ABC-II. 3

84 5. Deelname en beëindiging Deelname aan de studie vindt plaats op vrijwillige basis. De deelname aan de studie kan helpen om in de toekomst kinderen uit de lagere school op een efficiënte wijze motorisch te testen via de leerkrachten. U kan ook weigeren om deel te nemen aan de studie zonder dat dit gevolgen zal hebben voor uw kind op school. Uw kind kan zich op elk moment terugtrekken uit de studie zonder dat u hiervoor redenen dient op te geven. Als uw kind mag deelnemen aan de studie wordt aan u gevraagd om het toestemmingsformulier te tekenen. 6. Risico s Deze studie houdt geen enkel risico in en heeft geen onmiddellijke voordelen voor uw kind. De studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek. Hoewel de waarschijnlijkheid extreem laag is dat de deelnemers schade ondervinden door deelname aan het onderzoek, werd er toch een verzekering afgesloten conform de Belgische wet van 7 mei 2004 die deze mogelijkheid dekt. 7. Vertrouwelijkheid In overeenstemming met de Belgische Wet van 8 december 1992 en de Belgische Wet van 22 augustus 2002, zal de persoonlijke levenssfeer van de deelnemer worden gerespecteerd en zal toegang tot de verzamelde gegevens mogelijk zijn. De gegevens worden vertrouwelijk behandeld en de verwerking van de gegevens zal anoniem gebeuren. 8. Contactpersoon Als u aanvullende informatie wenst over de studie of over uw rechten en plichten, kan u steeds contact opnemen met: Marie-Charlotte Heylbroeck Prof. Hilde Van Waelvelde mariecharlotte.heylbroeck@ugent.be hilde.vanwaelvelde@ugent.be 09/ /

85 UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Toestemmingsformulier ouders Ik, ondergetekende,, in mijn hoedanigheid van ouder/wettelijke voogd van heb de informatiebrief ouders gelezen en er een kopij van gekregen. Ik verklaar hierbij op de hoogte te zijn van de inhoud en de gebruikte methode van het onderzoek. Ik heb de kans gekregen om bijkomende vragen te stellen en heb voldoende informatie ontvangen. Ik ben me er van bewust dat deze studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek verbonden aan het UZ Gent en dat deze studie zal uitgevoerd worden volgens de richtlijnen voor de goede klinische praktijk (ICH/GCP) en de verklaring van Helsinki, opgesteld ter bescherming van mensen deelnemend aan experimenten. Deze goedkeuring is in geen geval de aanzet om te beslissen deel te nemen aan deze studie. Het onderzoeksteam heeft verklaard dat ze alle gegevens vertrouwelijk zullen verwerken en dat de verwerking van de gegevens anoniem zal gebeuren. Als de resultaten van de studie worden gepubliceerd, dan zal de identiteit van mezelf of van mijn kind vertrouwelijke informatie blijven. Indien ik deelneem aan de studie kan ik mijn kind op ieder moment uit het onderzoek terugtrekken zonder dat dit enig nadeel met zich zal meebrengen voor mezelf of voor mijn kind. 5

86 Ik laat mijn kind WEL / NIET deelnemen aan de studie. (schrappen wat niet past) Handtekening ouder: Datum: 6

87 Bijlage 2: Vragenlijst voor de motorische vaardigheden van kinderen tussen 5 jaar en 12 jaar. Vragenlijst voor de Motorische Vaardigheden van Kinderen tussen 5 en 12 jaar oud Naam van het kind:... Geboortedatum:... Geslacht: Meisje /jongen (schrap wat niet past) Datum van invullen:... Leerjaar:... Zijn er belangrijke medische problemen? Ja/nee (schrap wat niet past) Zo ja, welke?... Deze vragenlijst werd ingevuld door (meerdere personen aanduiden is mogelijk): O de klasleerkracht (naam...) O de leerkracht lichamelijke opvoeding (naam...) O een ander persoon: (naam...) Hoe deze vragenlijst in te vullen: De vragenlijst kan volledig door de klasleerkracht worden ingevuld of kan gedeeltelijk aangevuld worden door de leerkracht lichamelijke opvoeding. In dat geval vult deze laatste vraag 16 tot 23 in. Omcirkel voor elke vraag telkens slechts één antwoord Het is zeer belangrijk alle vragen te beantwoorden, ook als u twijfelt. Als het kind de activiteit nog niet heeft uitgevoerd in uw aanwezigheid probeert u te antwoorden op basis van wat u denkt dat het kind kan of niet kan. Probeer voor elk van de activiteiten u voor te stellen in welke mate 1

88 het kind deze vaardigheden kan uitvoeren. Antwoord vervolgens als volgt: - Duid antwoordcategorie 1 aan als het kind de activiteit vlot kan uitvoeren en hierin bijna steeds lukt. - Duid antwoordcategorie 2 aan als het kind de activiteit min of meer kan uitvoeren en soms lukt, soms mislukt. - Duid antwoordcategorie 3 aan als het kind de activiteit bijna kan uitvoeren of er uitzonderlijk zelf eens in lukt. - Duid antwoordcategorie 4 aan als het kind de activiteit nog helemaal niet kan uitvoeren. 1 2 In welke mate kan het kind: Zich zelfstandig aankleden zonder hulp na de gym- of zwemles Kleine knopen van een blouse of hemd sluiten vlot min of meer bijna helemaal niet Veters strikken Een rits van een jas of vest sluiten Een vloeistof uit een brik in een glas schenken zonder te morsen Met schaar en lijm en eventuele andere attributen een knutselwerk maken Een correcte pengreep hanteren Systematisch de voorkeurshand gebruiken Cijfers en letters herkenbaar en correct schrijven

89 10 Bij het schrijven de regels recht laten verlopen Geschreven tekst links uitlijnen Bij het rekenen de cijfers onder elkaar schrijven indien nodig Langer dan vijf minuten rechtop zitten zonder weg te zakken of volledig op de tafel te hangen Aan een bureau of tafel werken zonder dingen om te stoten of te laten vallen In een drukke omgeving bewegen zonder ergens tegen aan te botsen Vlot en soepel rennen (bvb. bij een tikspel) Tegen een aanrollende bal trappen in een spelsituatie Een bal gericht gooien in een spelsituatie Een bal vangen in een spelsituatie Lopend over een hindernis springen (bvb over een laag muurtje of over een Zweedse bank) Enkele malen na elkaar hinkelen zoals bvb. in een hinkelspel Touwtje springen Een aangeleerd dansje goed meedoen

90 Bijlage 3: Voorlopige Nederlandstalige versie van de M-ABC-II vragenlijst, ter beschikking gesteld door B. Smits-Engelsman. 1

91 2

92 3

93 Bijlage 4: Vragenlijst om gebruiksvriendelijkheid na te gaan. Bevraging gebruiksvriendelijkheid van de vragenlijst Naam van de klasleerkracht:... School:... Hoeveel tijd had u gemiddeld nodig om één vragenlijst in te vullen? minuten. Heeft u informatie gevraagd bij de leerkracht lichamelijke opvoeding voor bepaalde vragen? ja /neen (omcirkel wat past) Heeft de leerkracht lichamelijke opvoeding een deel van de vragenlijst ingevuld? ja /neen (omcirkel wat past) Hoe moeilijk of gemakkelijk vond u het globaal genomen om deze vragenlijst in te vullen? zeer moeilijk moeilijk gemakkelijk heel gemakkelijk (omcirkel wat past) Welke vragen vond u zeer moeilijk om in te vullen? Noteer enkel het nummer van de vraag of vragen. Wij danken u nogmaals voor uw medewerking! 1

94 Bijlage 5: Voorbeeld van een informatiebrief en een toestemmingsformulier voor de scholen van het regulier basisonderwijs. UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Geachte heer/mevrouw, Informatiebrief school De Universiteit Gent ontwikkelde in het academiejaar een vragenlijst voor motorische vaardigheden van kinderen uit de lagere school. Als studente in de Gezondheidsvoorlichting en bevordering zal ik in het kader van mijn masterproef nagaan in welke mate deze lijst er in slaagt motorische problemen te identificeren. Dit zal gebeuren door de antwoorden van deze vragenlijst te vergelijken met de antwoorden op een eigen vertaling van een gelijkaardige Engelstalige vragenlijst (M-ABC-II checklist) en met de resultaten van de M-ABC-II test. Professor Hilde Van Waelvelde, steunt mij hierbij als promotor vanuit de vakgroep Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie. De vragenlijst voor motorische vaardigheden van kinderen uit de lagere school moet toelaten snel kinderen met motorische stoornissen op te sporen. Vanuit de overtuiging dat leerkrachten hierbij een belangrijke signaalfunctie uitvoeren, willen wij de leerkrachten graag betrekken in dit onderzoek. Onze vraag is of de school wil meewerken aan deze studie. Indien de school wil meewerken, dient u bijgevoegd toestemmingsformulier te ondertekenen. Concreet wordt hierbij van u verwacht dat er klassen van uw lagere school meewerken aan dit onderzoek. Aan de 1

95 leerkracht van elke klas wordt gevraagd 2 vragenlijsten in te vullen betreffende de motorische ontwikkeling van 3 leerlingen uit de klas die op toevallige wijze werden geselecteerd. Van deze 3 kinderen per klas zal 1 kind motorisch getest worden met de Movement-ABC-II. Welk kind getest wordt zal per toeval bepaald worden. Meer informatie hierover vindt u in bijgevoegde tekst. Enkel de leerlingen waarvan de ouders toestemming hebben gegeven, nemen deel aan de studie. Indien de ouders of het kind finaal niet wensen deel te nemen aan het onderzoek zal dit op elk tijdstip gerespecteerd worden. De informatie wordt anoniem verwerkt. De deelname aan deze studie is onder geen enkele voorwaarde verplicht. Indien u verdere vragen hebt aangaande dit onderzoek, dan mag u ons steeds contacteren. Alvast bedankt voor uw medewerking, Marie-Charlotte Heylbroeck Prof. Dr. Hilde van Waelvelde mariecharlotte.heylbroeck@ugent.be hilde.vanwaelvelde@ugent.be 09/ /

96 Informatietekst over de studie Titel van de studie Concurrent-validering van een vragenlijst voor opsporing van lagere schoolkinderen met ontwikkelingsstoornissen van de motorische coördinatie Doel van de studie In dit onderzoek wordt de concurrent-validiteit van de vragenlijst voor motorische vaardigheden van kinderen uit de lagere school onderzocht. De concurrent-validiteit is de mate waarin de vragenlijst voor motorische vaardigheden van kinderen uit de lagere school dezelfde resultaten geeft als de andere vragenlijst en de M- ABC-II. Beschrijving van de studie In deze studie, die zal lopen in het academiejaar , zal onderzocht worden in welke mate deze lijst er in slaagt de kinderen met motorische problemen te identificeren door de antwoorden op de vragenlijst te vergelijken met de antwoorden op eigen vertaling van een gelijkaardige Engelstalige vragenlijst (M-ABC-II Checklist) en met de resultaten van de M-ABC-II testen. De vragenlijsten zullen voorgelegd worden aan de leerkrachten van 90 kinderen uit scholen met regulier Basis Onderwijs en aan de leerkrachten van 30 kinderen uit het Buitengewoon Basis Onderwijs Type 8. Per klas zullen per toeval 3 kinderen worden geselecteerd waarvoor de leerkrachten per kind 2 vragenlijsten invullen. Eén kind zal motorisch getest worden met de Movement-ABC-II. Ook een 4 de kind wordt per klas per toeval geselecteerd. Dit als reserve. Indien blijkt dat een ouder van de eerste 3 kinderen niet wil meewerken, kan dan het 4 de kind ingeschakeld worden. Wat wordt verwacht van de deelnemer? Ouders Aan de ouders en het kind worden geen rechtstreekse vragen gesteld. Enkel van de leerkracht wordt verwacht dat hij/zij twee vragenlijsten invult waarin de motorische vaardigheden van het desbetreffende 3

97 kind worden geëvalueerd. Eén van de 3 kinderen per klas zal motorisch getest worden met de Movement-ABC-II. Leerkrachten De informatiebrief en toestemmingsformulier ouders meegeven aan de 3 toevallig geselecteerde kinderen. Indien de ouders het toestemmingsformulier hebben ingevuld, mag de leerkracht de 2 vragenlijsten invullen. Als de ouders geen toestemming geven dan moeten de vragenlijsten voor het respectievelijk kind ook niet ingevuld worden. Indien er een ouder is die geen toestemming geeft, zal een 4 de kind ingeschakeld worden. Aan zijn/haar ouders wordt ook een informatiebrief en toestemmingsformulier meegegeven door de leerkracht. Als de ouders toestemming geven kan dan voor dit kind de vragenlijsten ingevuld worden. Indien er meer dan één ouder niet wil meewerken aan het onderzoek gelieve de studente te contacteren. Voor het welslagen van het onderzoek is het belangrijk dat de vragenlijst zo zorgvuldig en eerlijk mogelijk wordt ingevuld. Verder is het belangrijk dat de opdrachten worden uitgevoerd volgens de instructies van de onderzoeker. Deelname en beëindiging Deelname aan de studie vindt plaats op vrijwillige basis. De deelname aan de studie kan helpen om in de toekomst kinderen uit de lagere school op een efficiënte wijze motorisch te testen via de leerkrachten. U kan weigeren om deel te nemen aan de studie. U kan zich op elk moment terugtrekken uit de studie zonder dat u hiervoor redenen dient op te geven. Als u deelneemt, wordt u gevraagd het toestemmingsformulier te tekenen. Risico s Deze studie houdt geen enkel risico in en heeft geen onmiddellijke voordelen. De studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek. Hoewel de waarschijnlijkheid extreem laag is dat de deelnemers schade ondervinden door deelname aan het onderzoek, werd er toch een verzekering afgesloten 4

98 conform de Belgische wet van 7 mei 2004 die deze mogelijkheid dekt. Vertrouwelijkheid In overeenstemming met de Belgische Wet van 8 december 1992 en de Belgische Wet van 22 augustus 2002, zal de persoonlijke levenssfeer worden gerespecteerd en zal toegang tot de verzamelde gegevens mogelijk zijn. De gegevens worden vertrouwelijk behandeld en de verwerking van de gegevens zal anoniem gebeuren. Contactpersoon Als u aanvullende informatie wenst over de studie of over uw rechten en plichten, kan u steeds contact opnemen met: Marie-Charlotte Heylbroeck Hilde Van Waelvelde mariecharlotte.heylbroeck@ugent.be hilde.vanwaelvelde@ugent.be 09/ /

99 UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Toestemmingsformulier school Ik, ondergetekende,...(naam), in mijn hoedanigheid van directeur van de school... (naam van de school) heb de informatiebrief school gelezen en er een kopij van gekregen. Ik verklaar hierbij op de hoogte te zijn van de inhoud en de gebruikte methode van het onderzoek. Ik heb de kans gekregen om bijkomende vragen te stellen en heb voldoende informatie ontvangen. Ik ben me er van bewust dat deze studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek verbonden aan het UZ Gent en dat deze studie zal uitgevoerd worden volgens de richtlijnen voor de goede klinische praktijk (ICH/GCP) en de verklaring van Helsinki, opgesteld ter bescherming van mensen deelnemend aan experimenten. Deze goedkeuring is in geen geval de aanzet om te beslissen deel te nemen aan deze studie. Het onderzoeksteam heeft verklaard dat ze alle gegevens vertrouwelijk zullen verwerken en dat de verwerking van de gegevens anoniem zal gebeuren. Als de resultaten van de studie worden gepubliceerd, dan zal de identiteit van het kind en van de school vertrouwelijke informatie blijven. 6

100 Indien ik deelneem aan de studie kan ik mij op ieder moment uit het onderzoek terugtrekken zonder dat dit enig nadeel met zich zal meebrengen voor mijzelf of de school. Ik wens de leerkrachten van mijn school deel te laten nemen aan deze studie. Handtekening: Datum: 7

101 Bijlage 6: Voorbeeld van een informatiebrief leerkrachten van het regulier basisonderwijs. UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Geachte heer/mevrouw, Informatiebrief leerkrachten De Universiteit Gent ontwikkelde in het academiejaar een vragenlijst voor motorische vaardigheden van kinderen uit de lagere school. Als studente in de Gezondheidsvoorlichting en bevordering zal ik in het kader van mijn masterproef nagaan in welke mate deze lijst er in slaagt motorische problemen te identificeren. Dit zal gebeuren door de antwoorden van deze vragenlijst te vergelijken met de antwoorden op een eigen vertaling van een gelijkaardige Engelstalige vragenlijst (M-ABC-II checklist) en met de resultaten van de M-ABC-II test. Professor Hilde Van Waelvelde, steunt mij hierbij als promotor vanuit de vakgroep Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie. De vragenlijst moet toelaten snel kinderen met motorische stoornissen op te sporen. Vanuit de overtuiging dat leerkrachten hierbij een belangrijke signaalfunctie uitvoeren, willen wij u als leerkracht graag betrekken in dit onderzoek. Onze vraag is of u wil meewerken aan deze studie. Concreet wordt hierbij van u verwacht dat u voor 3 leerlingen uit uw klas die toevallig geselecteerd werden 2 vragenlijsten per leerling invult betreffende de motorische ontwikkeling. Meer informatie hierover vindt u in bijgevoegde tekst. 1

102 Enkel de leerlingen waarvan de ouders toestemming hebben gegeven, nemen deel aan de studie. Indien de ouders of het kind finaal toch niet wensen deel te nemen aan het onderzoek zal dit op elk tijdstip gerespecteerd worden. De informatie wordt anoniem verwerkt. De deelname aan deze studie is onder geen enkele voorwaarde verplicht. Indien u verdere vragen hebt aangaande dit onderzoek, dan mag u ons steeds contacteren. Alvast bedankt voor uw medewerking, Marie-Charlotte Heylbroeck Hilde Van Waelvelde mariecharlotte.heylbroeck@ugent.be hilde.vanwaelvelde@ugent.be 09/ /

103 Informatietekst over de studie Titel van de studie Concurrent-validering van een vragenlijst voor opsporing van lagere schoolkinderen met ontwikkelingsstoornissen van de motorische coördinatie Doel van de studie In dit onderzoek wordt de concurrent-validiteit van de vragenlijst voor motorische vaardigheden van kinderen uit de lagere school onderzocht. De concurrent-validiteit is de mate waarin de vragenlijst voor motorische vaardigheden van kinderen uit de lagere school dezelfde resultaten geeft als de andere vragenlijst en de M- ABC-II. Studieverloop In deze studie, die zal lopen in het academiejaar , zal onderzocht worden in welke mate deze lijst er in slaagt de kinderen met motorische problemen te identificeren door de antwoorden op de vragenlijst te vergelijken met de antwoorden op eigen vertaling van een gelijkaardige Engelstalige vragenlijst (M-ABC-II Checklist) en met de resultaten van de M-ABC-II testen. De vragenlijsten zullen voorgelegd worden aan de leerkrachten van 90 kinderen uit scholen met regulier Basis Onderwijs en aan de leerkrachten van 30 kinderen uit het Buitengewoon Basis Onderwijs Type 8. Per klas zullen per toeval 3 kinderen worden geselecteerd waarvoor de leerkrachten per kind 2 vragenlijsten invullen. Van deze 3 kinderen per klas zal ook 1 kind motorisch getest worden met de Movement-ABC-II. Het kind dat getest wordt zal per toeval bepaald worden. Ook een 4 de kind wordt per klas per toeval geselecteerd. Dit als reserve. Indien blijkt dat een ouder van de eerste 3 kinderen niet wil meewerken, kan dan het 4 de kind ingeschakeld worden. Wat wordt verwacht van de deelnemer? Ouders/kind Aan de ouders en het kind worden geen rechtstreekse vragen gesteld. Enkel van de leerkracht wordt verwacht dat hij/zij 2 vragenlijsten invult waarin de motorische vaardigheden van het desbetreffende 3

104 kind worden geëvalueerd. Eén van de 3 kinderen per klas zal motorisch getest worden met de Movement-ABC-II. Leerkracht De informatiebrief en toestemmingsformulier ouders meegeven aan de 3 toevallig geselecteerde kinderen. Indien de ouders het toestemmingsformulier hebben ingevuld, mag de leerkracht de 2 vragenlijsten invullen. Als de ouders geen toestemming geven dan moeten de vragenlijsten voor het respectievelijk kind ook niet ingevuld worden. Indien er een ouder is die geen toestemming geeft, zal een 4 de kind ingeschakeld worden. Aan zijn/haar ouders wordt ook een informatiebrief en toestemmingsformulier meegegeven door de leerkracht. Als de ouders toestemming geven kan dan voor dit kind de vragenlijsten ingevuld worden. Indien er meer dan één ouder niet wil meewerken aan het onderzoek gelieve de studente te contacteren. Voor het welslagen van het onderzoek is het belangrijk dat de vragenlijst zo zorgvuldig en eerlijk mogelijk wordt ingevuld. Verder is het belangrijk dat de opdrachten worden uitgevoerd volgens de instructies van de onderzoeker. Gelieve de ingevulde vragenlijsten en het toestemmingsformulier ouders aan het secretariaat af te geven. Deelname en beëindiging Deelname aan de studie vindt plaats op vrijwillige basis. De deelname aan de studie kan helpen om in de toekomst kinderen uit de lagere school op een efficiënte wijze motorisch te testen via de leerkrachten. U kan weigeren om deel te nemen aan de studie. U kan zich op elk moment terugtrekken uit de studie zonder dat u hiervoor redenen dient op te geven. Risico s Deze studie houdt geen enkel risico in en heeft geen onmiddellijke voordelen voor het kind of de leerkracht. De studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek. Hoewel de waarschijnlijkheid extreem laag is dat de deelnemers schade ondervinden door deelname aan het onderzoek, 4

105 werd er toch een verzekering afgesloten conform de Belgische wet van 7 mei 2004 die deze mogelijkheid dekt. Vertrouwelijkheid In overeenstemming met de Belgische Wet van 8 december 1992 en de Belgische Wet van 22 augustus 2002, zal de persoonlijke levenssfeer van de deelnemer worden gerespecteerd en zal toegang tot de verzamelde gegevens mogelijk zijn. De gegevens worden vertrouwelijk behandeld en de verwerking van de gegevens zal anoniem gebeuren. Contactpersoon Als u aanvullende informatie wenst over de studie of over uw rechten en plichten, kan u steeds contact opnemen met: Marie-Charlotte Heylbroeck Hilde Van Waelvelde mariecharlotte.heylbroeck@ugent.be hilde.vanwaelvelde@ugent.be 09/ /

106 Master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering Opvolgingsdocument masterproef Opvolgingsnummer:1 Datum opvolgingsgesprek: 16/09/2009 Onderwerp masterproef: Concurrent-validiteit van de vragenlijst voor motorische vaardigheden van lagere schoolkinderen met de Movement Assessment Battery for children second edition. 1. Coördinaten Naam en voornaam student: Heylbroeck Marie-Charlotte Naam (co)promotor: Prof. Hilde Van Waelvelde 2. Tussentijdse resultaten? (niet in te vullen indien eerste contact) Voor de moment doen er 3 scholen met regulier Basis Onderwijs mee en 1 school met Buitengewoon Basis Onderwijs Type 8. Alle scholen bevinden zich in Oost-Vlaanderen. 3. Afspraken (bij voorkeur met timing)? Er is besloten om de leerkrachten de vragenlijsten eind november te laten invullen. Proberen van de kinderen in het Buitengewoon Basis Onderwijs Type 8 reeds in het 1ste semester (november) te testen. Alle kinderen van dit onderwijs waarvan vragenlijsten worden ingevuld, zullen getest worden. De kinderen van het regulier Basis Onderwijs kunnen maar na het invullen van de vragenlijsten getest worden aangezien de kinderen die getest worden, gekozen worden op basis van de scores op de vragenlijsten. Na inoefenen van M-ABC-II test dit uitvoeren op een proefpersoon en dit filmen (eind oktober). De film wordt dan samen besproken met de promotor (eind oktober begin november). 1

107 2

108 Master in de gezondheidsvoorlichting en -bevordering Opvolgingsdocument masterproef Opvolgingsnummer:2 Datum opvolgingsgesprek: 06/10/2009 Onderwerp masterproef: Concurrent-validiteit van de vragenlijst voor motorische vaardigheden van lagere schoolkinderen met de Movement Assessment Battery for children second edition. 1. Coördinaten Naam en voornaam student: Heylbroeck Marie-Charlotte Naam (co)promotor: Prof. Hilde Van Waelvelde 2. Tussentijdse resultaten? (niet in te vullen indien eerste contact) Op dit moment doen er 5 scholen met regulier Basis Onderwijs mee (ongeveer 35 klassen dus ongeveer 105 kinderen) en 1 school met Buitengewoon Basis Onderwijs Type 8 (10 klassen dus 30 kinderen). Alle scholen bevinden zich in Oost-Vlaanderen. Er is reeds gezocht naar literatuur met betrekking tot het onderwerp en de onderzoeksvragen van de thesis. 3. Afspraken (bij voorkeur met timing)? Selectie per klas: Er zullen per klas vier kinderen at random geselecteerd worden. Het vierde kind is een reservekind waarvoor aan de leerkracht een reserve informatiebrief/ toestemmingsformulier ouders wordt gegeven. Kinderen met een aandoening van het zenuwstelsel of bewegingsstelsel, die invloed hebben op hun motorische prestaties worden uit het onderzoek gehaald. De criteria worden nagegaan door ze te bevragen aan de leerkrachten. Indien er zo een kind wegvalt in de klas kan ook een reservekind ingeschakeld worden, ook at random geselecteerd. Indien er kinderen wegvallen door dergelijke 3

109 aandoeningen zal dit genoteerd worden zodat ik dit ook kan melden in de bespreking van mijn resultaten. Invullen vragenlijsten: Per klas zal er per kind een M-ABC-II checklist en een VMVK ingevuld worden m.a.w. per klas zullen we normaalgezien in totaal 3 M-ABC-II checklisten en 3 VMVK s terugkrijgen. Midden november krijgen alle leerkrachten de vragenlijsten die ze dan na toestemming van de ouders kunnen invullen. Hopelijk ten laatste tegen midden december zijn alle vragenlijsten ingevuld. In december en eventueel nog in februari zullen de antwoorden op en resultaten van de vragenlijsten ingegeven worden in SPSS. Nadat de leerkrachten de vragenlijst ingevuld hebben, zal er gevraagd worden aan de leerkrachten wat ze vonden van beide vragenlijsten zodat ook dit kan besproken worden in de thesis. Testen met de M-ABC-II: Kinderen in het Buitengewoon Basis Onderwijs Type 8 worden reeds in november getest. Alle kinderen van dit onderwijs waarvan vragenlijsten worden ingevuld, zullen getest worden. In totaal zullen er in dit onderwijs ongeveer 30 kinderen getest worden met de M- ABC-II. De kinderen van het regulier Basis Onderwijs kunnen maar na het invullen van de vragenlijsten getest worden aangezien de kinderen die getest worden, gekozen worden op basis van de scores op de vragenlijsten. Per klas zal er in het regulier Basis Onderwijs 1 kind getest worden namelijk het kind die het laagst scoort op de vragenlijsten. In totaal zullen er in dit onderwijs ongeveer 35 kinderen getest worden met de M-ABC-II. Ten laatste tegen midden maart zullen alle testen afgenomen zijn. Verwerking van de gegevens: De gegevens van Lindsay Desmet en Inge Geuns en mijn gegevens worden samen gelegd. Voor de eenvoud wordt voor het verwerken van de gegevens dezelfde opbouw van datafile gebruikt. Onderzoeksvragen (concurrent-validiteit): Wat is de overeenstemming tussen de resultaten op de VMVK, de M- ABC-II en de M-ABC-II checklist? 4

110 o o Correlatie berekenen tussen de resultaten voor scholen samen en apart voor buitengewoon onderwijs en regulier onderwijs. Scoren kinderen uit het buitengewoon onderwijs zwakker dan kinderen uit het regulier onderwijs. Worden door de VMVK dezelfde kinderen geïdentificeerd als kinderen met motorische ontwikkelingsproblemen als door de M- ABC-II en de M-ABC-II checklist? 5

Guy Bosmans, Patricia Bijttebier, Ilse Noens & Laurence Claes

Guy Bosmans, Patricia Bijttebier, Ilse Noens & Laurence Claes Inhoud Inleiding 11 Guy Bosmans, Patricia Bijttebier, Ilse Noens & Laurence Claes 1. De diagnostiek van intelligentie 13 Bea Maes, Stijn Smeets en Mark Schittekatte 1.1 Theorieën over het construct 13

Nadere informatie

EACD recommendations DCD. EACD recommendations. EACD recommendations DCD. EACD recommendations DCD. What s new? EACD recommendations DCD 3-12-2013

EACD recommendations DCD. EACD recommendations. EACD recommendations DCD. EACD recommendations DCD. What s new? EACD recommendations DCD 3-12-2013 EACD recommendations NL vertaling en aanpassing H. Reinders namens DCD Stuurgroep Internationaal: Juli 2011 Vertaling: zomer 2012 Bespreken in werkgroepen najaar 2012 Stuurgroep voorstel: maart 2013 Reactie

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

Developmental Coordination Disorder. Miriam Verstegen Kinderrevalidatiearts

Developmental Coordination Disorder. Miriam Verstegen Kinderrevalidatiearts Developmental Coordination Disorder Miriam Verstegen Kinderrevalidatiearts 11-06-2015 Inhoud Developmental Coordination Disorder Criteria Kenmerken Comorbiditeiten Pathofysiologie Behandeling Prognose

Nadere informatie

Effectiveness of a self-regulated remedial program for handwriting difficulties

Effectiveness of a self-regulated remedial program for handwriting difficulties Effectiveness of a self-regulated remedial program for handwriting difficulties Van Waelvelde, De Roubaix A, Steppe L, et al. (2017) Effectiveness of a self-regulated remedial program for handwriting difficulties.

Nadere informatie

Academiejaar

Academiejaar UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2009-2010 ONDERZOEK NAAR DE SENSITIVITEIT EN SPECIFICITEIT VAN EEN VRAGENLIJST VOOR OPSPORING VAN LAGERE SCHOOLKINDEREN

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Psychomotorische ontwikkelingstests

Psychomotorische ontwikkelingstests 4 Psychomotorische ontwikkelingstests Vanvuchelen Marleen, dra. lic. Kinesitherapie, Psychomotorische Therapie Provinciale Hogeschool Limburg, departement Gezondheidszorg, opleiding Kinesitherapie, Pediatrische

Nadere informatie

Heeft kinderoefentherapie invloed op de motorische vaardigheden bij kinderen met een motorische hulpvraag.

Heeft kinderoefentherapie invloed op de motorische vaardigheden bij kinderen met een motorische hulpvraag. Heeft kinderoefentherapie invloed op de motorische vaardigheden bij kinderen met een motorische hulpvraag. Johannes Noordstar & Mignon Biesta Inleiding Verschillende kinderen in de basisschoolleeftijd

Nadere informatie

Motorische ontwikkeling bij kinderen. Erika Velders Kinderfysiotherapeut 1 e lijn Docent Opleiding kinderfysiotherapie

Motorische ontwikkeling bij kinderen. Erika Velders Kinderfysiotherapeut 1 e lijn Docent Opleiding kinderfysiotherapie Motorische ontwikkeling bij kinderen Erika Velders Kinderfysiotherapeut 1 e lijn Docent Opleiding kinderfysiotherapie Motorische ontwikkeling bij kinderen? Mijlpalen Motometrisch Kwantiteit Gebaseerd op

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19052 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Manti, Eirini Title: From Categories to dimensions to evaluations : assessment

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven.

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven. * Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven In dit proefschrift worden de resultaten van de PERRIN CP 9-16 jaar studie (Longitudinale

Nadere informatie

Chapter 9. Samenvatting

Chapter 9. Samenvatting Samenvatting In dit proefschrift wordt beschreven hoe kinderen met Astma of met Developmental Coordination Disorder (DCD), hun kwaliteit van leven (KVL) ervaren vergeleken met gezonde kinderen. Bij schoolgaande

Nadere informatie

but no statistically significant differences

but no statistically significant differences but no statistically significant differences Astma is een chronische aandoening, die niet te genezen is. Met de passende zorg kunnen symptomen tot een minimum worden gereduceerd en zou een astma patiënt

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult Participatie in vrijetijdsactiviteiten van kinderen en adolescenten met een lichamelijke beperking

Nadere informatie

Poliklinische revalidatie bij DCDproblematiek. jaar

Poliklinische revalidatie bij DCDproblematiek. jaar Poliklinische revalidatie bij DCDproblematiek bij kinderen van 4 tot 12 jaar Inleiding Stil zitten, veters strikken, schrijven, met bestek eten of een bal vangen. Dit zijn een aantal activiteiten waarvan

Nadere informatie

Bruininks-Oseretsky Test of Motor Proficiency, second edition. Kathy Blanchaert COS Gent Potloot Gentbrugge- Lochristi Dinamo Lochristi BOT-2

Bruininks-Oseretsky Test of Motor Proficiency, second edition. Kathy Blanchaert COS Gent Potloot Gentbrugge- Lochristi Dinamo Lochristi BOT-2 Bruininks-Oseretsky Test of Motor Proficiency, second edition Kathy Blanchaert COS Gent Potloot Gentbrugge- Lochristi Dinamo Lochristi BOT-2 Inleiding BOTMP gepubliceerd in 1978 Meet grove en fijne motorische

Nadere informatie

Het motorisch onhandige kind

Het motorisch onhandige kind Workshop Het motorisch onhandige kind Signalering en doorverwijzing door de leerkracht 01-10-2014 Ester Litjens, Ergotherapeute Pia Hoezen, Kinderfysiotherapeute (Master Pediatric Physical Therapy MPPT)

Nadere informatie

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst

Nadere informatie

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie * Samenvatting Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese Een 3-jarige follow-up studie Samenvatting Tijdens de periode van groei en ontwikkeling tussen kindertijd en volwassenheid

Nadere informatie

Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG)

Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG) Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG) Bowman, L. (2006) "Validation of a New Symptom Impact Questionnaire for Mild to Moderate Cognitive Impairment." Meetinstrument Patient-reported

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Docenten in het hoger onderwijs zijn experts in wát zij doceren, maar niet noodzakelijk in hóe zij dit zouden moeten doen. Dit komt omdat zij vaak weinig tot geen training hebben gehad in het lesgeven.

Nadere informatie

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd / hals Overige, ongespecificeerd

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd / hals Overige, ongespecificeerd Uitgebreide toelichting van het meetinstrument ComVoor Voorlopers in communicatie 31 oktober 2011 Review M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende

Nadere informatie

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument.

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument. Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 3. Toelichting bij de criteria voor

Nadere informatie

1 G>=>KE:G=L> Dutch summary

1 G>=>KE:G=L> Dutch summary 1 Dutch summary * - nederlandse samenvatting Alhoewel cerebrale parese (CP) wordt gezien als een non-progressieve aandoening treden er wel degelijk secundaire complicaties op zoals afname van beweeglijkheid,

Nadere informatie

Libra Revalidatie DCD. Diagnose en behandeling bij kinderen met een coördinatieontwikkelingsstoornis

Libra Revalidatie DCD. Diagnose en behandeling bij kinderen met een coördinatieontwikkelingsstoornis Libra Revalidatie DCD Diagnose en behandeling bij kinderen met een coördinatieontwikkelingsstoornis Uw kind is gezien door de revalidatiearts en tijdens dit bezoek is met u gesproken over DCD. In deze

Nadere informatie

gegeven met informatie over risico, complexiteit, duur, ernst en een doorverwijzingsadvies.

gegeven met informatie over risico, complexiteit, duur, ernst en een doorverwijzingsadvies. Geachte, Pearson start een onderzoek naar Innerview. Innerview is een beslissingsondersteunend instrument (BOI) voor doorverwijzing in de geestelijke gezondheidszorg en is uniek in zijn soort als het gaat

Nadere informatie

DCDDAILY-Q Handleiding. Berdien Moraal-van der Linde Jaap van Netten Marina Schoemaker

DCDDAILY-Q Handleiding. Berdien Moraal-van der Linde Jaap van Netten Marina Schoemaker DCDDAILY-Q Handleiding Berdien Moraal-van der Linde Jaap van Netten Marina Schoemaker D C D D a i l y - Q Pagina 1 Voorwoord De aanleiding tot het ontwikkelen van de DCDDaily en de DCDDaily-Q was het ontbreken

Nadere informatie

Diagnostiek van het handelend rekenen

Diagnostiek van het handelend rekenen Diagnostiek van het handelend rekenen Test Meten en Metend rekenen 2-6 D. Van De Steene Van De Steene I. Vervenne 1 Introductie Meten en metend rekenen in ons dagelijks leven Situering Domein meten en

Nadere informatie

Leesvaardigheid en leesattitude:

Leesvaardigheid en leesattitude: Leesvaardigheid en leesattitude: een onderzoek bij 520 kinderen van 6 tot 12 jaar als basis voor nieuwe leestests: LVT1-6 en LAT 2-6 Hilde Niessen Ronny Boey 36ste VVL Congres 20 maart 2015 Inleiding lezen

Nadere informatie

Als het op school niet gaat zoals ze willen

Als het op school niet gaat zoals ze willen Als het op school niet gaat zoals ze willen Een occupation based en cliëntgerichte aanpak van de ergotherapeut bij kinderen met Developmental Coordination Disorder Eva Prenger Begeleider: Wil de Vries-Kempes

Nadere informatie

Inleiding Deel I. Ontwikkelingsfase

Inleiding Deel I. Ontwikkelingsfase Inleiding Door de toenemende globalisering en bijbehorende concurrentiegroei tussen bedrijven over de hele wereld, de economische recessie in veel landen, en de groeiende behoefte aan duurzame inzetbaarheid,

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Developmental Coordination Disorder (DCD) Informatie en behandeling

Developmental Coordination Disorder (DCD) Informatie en behandeling Developmental Coordination Disorder (DCD) Informatie en behandeling Developmental Coordination Disorder Schrijven, met bestek eten, een bal vangen, een logisch verhaal vertellen of huiswerkopdrachten uitvoeren.

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

General information of the questionnaire

General information of the questionnaire General information of the questionnaire Name questionnaire: Developmental Coordination Disorder Questionnaire Original author: Wilson Translated by: Schoemaker, Reinders-Messelink, & de Kloet Date version:

Nadere informatie

Ouders de regie? Verwachtingen en ervaringen van ouders met de GODIVA videomethode. Marike Boonzaaijer, MSc. 23 januari 2016

Ouders de regie? Verwachtingen en ervaringen van ouders met de GODIVA videomethode. Marike Boonzaaijer, MSc. 23 januari 2016 Ouders de regie? Verwachtingen en ervaringen van ouders met de GODIVA videomethode Marike Boonzaaijer, MSc. 23 januari 2016 Aanleiding videomethode Start met vraag KFT 2 e lijn Past in de digitale tijdperk,

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. Het in kaart brengen en bespreken van de kwaliteit van leven van adolescenten met type 1 diabetes in de reguliere zorg

Nederlandse samenvatting. Het in kaart brengen en bespreken van de kwaliteit van leven van adolescenten met type 1 diabetes in de reguliere zorg Nederlandse samenvatting Het in kaart brengen en bespreken van de kwaliteit van leven van adolescenten met type 1 diabetes in de reguliere zorg Dit proefschrift richt zich op adolescenten met type 1 diabetes

Nadere informatie

BIJLAGE 8: QUALIDEM. Inleiding. Het instrument heeft een eerste toetsing bij 240 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan.

BIJLAGE 8: QUALIDEM. Inleiding. Het instrument heeft een eerste toetsing bij 240 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan. IJLGE 8: QULIDEM Inleiding et instrument heeft een eerste toetsing bij 4 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan. Daarmee is een eerste versie van een bruikbaar instrument ontwikkeld. et

Nadere informatie

Masterproef oktober 2009

Masterproef oktober 2009 Masterproef 1 29 oktober 2009 Wat is een masterproef? Beslaat +/- 50 blz (15000 woorden) Volgt de structuur van een wetenschappelijk artikel (onderzoek of literatuurstudie) Volgt de APA richtlijnen Deontologie

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

Doordat bewegen en uitvoeren van activiteiten moeilijker gaat, voelt een kind met DCD zich soms onzeker. Ook kan het activiteiten spannend vinden.

Doordat bewegen en uitvoeren van activiteiten moeilijker gaat, voelt een kind met DCD zich soms onzeker. Ook kan het activiteiten spannend vinden. Onlangs is uw kind gezien in het observatieteam en is de diagnose DCD gesteld. In deze folder leest u wat DCD is, wat de behandeling bij Libra Revalidatie & Audiologie locatie Blixembosch inhoudt en hoe

Nadere informatie

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Het doel van deze opdracht is nagaan of je instrument geschikt is voor je onderzoek. Het is altijd verstandig

Nadere informatie

Spelen in het groen. Agnes van den Berg Roderik Koenis Magdalena van den Berg

Spelen in het groen. Agnes van den Berg Roderik Koenis Magdalena van den Berg Spelen in het groen Effecten van een bezoek aan een natuurspeeltuin op het speelgedrag, de lichamelijke activiteit, de concentratie en de stemming van kinderen Agnes van den Berg Roderik Koenis Magdalena

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

Growing into a different brain

Growing into a different brain 221 Nederlandse samenvatting 221 Nederlandse samenvatting Groeiend in een ander brein: de uitkomsten van vroeggeboorte op schoolleeftijd De doelen van dit proefschrift waren om 1) het inzicht te vergroten

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

DCDDAILY-Q. Handleiding. Berdien van der Linde Jaap van Netten Marina Schoemaker

DCDDAILY-Q. Handleiding. Berdien van der Linde Jaap van Netten Marina Schoemaker DCDDAILY-Q Handleiding Berdien van der Linde Jaap van Netten Marina Schoemaker DCDDaily- Q Pagina 1 Inhoudsopgave Voorwoord 3 Inleiding... 5 Ontwikkeling van de DCDDaily-Q... 5 Klinimetrische eigenschappen

Nadere informatie

Samenvatting. The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010

Samenvatting. The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010 Samenvatting The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010 Als werknemers door ziekte hun werk niet meer kunnen doen betaalt de werkgever

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Nijmeegse Pragmatiek Test (NPT) 1 Algemene gegevens

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Nijmeegse Pragmatiek Test (NPT) 1 Algemene gegevens Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Nijmeegse Pragmatiek Test (NPT) Maart 2017 Review: 1. Sonja Bauhoff 2. Eveline van Engelen Invoer: Marsha Bokhorst 1 Algemene gegevens Lichaamsregio Aandoening

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Het Athletic Skills beweegparcours; motoriektest in het bewegingsonderwijs

Het Athletic Skills beweegparcours; motoriektest in het bewegingsonderwijs Het Athletic Skills beweegparcours; motoriektest in het bewegingsonderwijs Joris Hoeboer, Sanne de Vries, Michiel Krijger en Erik Stolk Inhoud van de training ALGEMEEN - Gymzaal van de Toekomst - Achtergrond

Nadere informatie

JOnG! in ontwikkeling

JOnG! in ontwikkeling JOnG! in ontwikkeling Kenmerken van ontwikkeling op de leeftijd van 8 maanden Met de steun van Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Nancy Devogelaer en Cécile Guérin (onderzoekers) Paul De Cock en Karel

Nadere informatie

Is er verschil in de motoriek tussen actieve en minder actieve kinderen in de leeftijd 9-10 jaar?

Is er verschil in de motoriek tussen actieve en minder actieve kinderen in de leeftijd 9-10 jaar? Is er verschil in de motoriek tussen actieve en minder actieve kinderen in de leeftijd 9-10 jaar? Patty Fleming, Laura Visser School of Cesartherapy specialized in Children, Department of Health Education,

Nadere informatie

Samenvatting in Nederlands

Samenvatting in Nederlands * Samenvatting in Nederlands Samenvatting in Nederlands Dit proefschrift is gebaseerd op gegevens verkregen uit het FuPro-CVA onderzoek (Functionele Prognose bij een cerebrovasculair accident (of beroerte)).

Nadere informatie

Motorische competentiebeleving en motorisch belang bij kinderen in de basisschoolleeftijd

Motorische competentiebeleving en motorisch belang bij kinderen in de basisschoolleeftijd bij kinderen in de basisschoolleeftijd Sara den Haan Masterthesis Master Orthopedagogiek werkveld Gehandicaptenzorg en Kinderrevalidatie Datum: 20-07-2010 Studentnummer: 3010619 Thesisbegeleider: Dr. M.

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Studie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Studie Jongeren en Gezondheid 2014 : Studie Algemeen De studie Jongeren en Gezondheid maakt deel uit van de internationale studie Health Behaviour in School-Aged Children (HBSC), uitgevoerd onder toezicht van

Nadere informatie

Rijsimulator onderzoek

Rijsimulator onderzoek Rijsimulator onderzoek In 2006 is de TU Delft gestart met onderzoek naar rijsimualtors in samenwerking met simulator producent Green Dino BV. De onderzoeksgroep DATA (Data Automated Training and Assessment)

Nadere informatie

Coördinatieontwikkelingsstoornis

Coördinatieontwikkelingsstoornis Coördinatieontwikkelingsstoornis Developmental coordination disorder (DCD) 1 Omschrijving Volgens de DSM-5 moet er voldaan worden aan de volgende vier classificatiecriteria (American Psychiatric Association,

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING DUTCH SUMMARY

NEDERLANDSE SAMENVATTING DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING DUTCH SUMMARY Introductie De ziekte van Parkinson werd als eerste beschreven door James Parkinson in 1817. Inmiddels is er veel onderzoek gedaan naar de ziekte van Parkinson, maar

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Voorwoord... iii Verantwoording... v

Voorwoord... iii Verantwoording... v Inhoudsopgave Voorwoord... iii Verantwoording... v INTRODUCTIE... 1 1. Wat is onderzoek... 2 1.1 Een definitie van onderzoek... 2 1.2 De onderzoeker als probleemoplosser of de onderzoeker als adviseur...

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Symposium kindgericht bewegingsonderwijs en jeugdsport

Symposium kindgericht bewegingsonderwijs en jeugdsport Symposium kindgericht bewegingsonderwijs en jeugdsport 18 november 2014 Lectoraat Praktijkgerichte Sportwetenschap Lector: Remo Mombarg Bewegingsonderwijs & jeugdsport Lector: Johan de Jong Healthy lifestyle,

Nadere informatie

Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997)

Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997) Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997) Achtergrond In de literatuur over (chronische)pijn wordt veel aandacht besteed aan de invloed van pijncoping strategieën op pijn.

Nadere informatie

Samenvatting. Moving towards independence? 103

Samenvatting. Moving towards independence? 103 Samenvatting Moving towards independence? 103 In dit proefschrift wordt verslag gedaan van de evaluatie van het bewegingsgerichte Amerikaanse curriculum Mobility Opportunities Via Education (MOVE) bij

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.

Nadere informatie

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH) Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting In hoofdstuk 1 wordt de algemene introductie van dit proefschrift beschreven. De nadruk in dit proefschrift lag op patiënten met hoofd-halskanker (HHK) en

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting amenvatting Het aantal mensen met dementie neemt toe. De huisarts speelt een sleutelrol in het (h)erkennen van signalen die op dementie kunnen wijzen en hiermee in het stellen van de diagnose dementie,

Nadere informatie

Samenvatting. Cliëntgerichte benadering in de ergotherapie

Samenvatting. Cliëntgerichte benadering in de ergotherapie Cliëntgerichte benadering in de ergotherapie Het implementeren van een cliëntgerichte benadering in de gezondheidszorg heeft in toenemende mate de aandacht gekregen van patiënten, hulpverleners en beleidsmakers.

Nadere informatie

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting 6 Dit proefschrift gaat over de ontwikkeling van een instrument om sociale competentie van basisschoolleerlingen te meten. Het doel van die meting is om aanknopingspunten te bieden voor het bevorderen

Nadere informatie

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde Foeke van der Zee Inhoudsopgave 1. Onderzoek, wat is dat eigenlijk... 1 1.1 Hoe is onderzoek te omschrijven... 1 1.2 Is de onderzoeker een probleemoplosser

Nadere informatie

Samenvatting. (Dutch Summary)

Samenvatting. (Dutch Summary) (Dutch Summary) In dit proefschrift is de ontwikkeling van gedrags- en emotionele problemen van tweelingen en eenlingen in de leeftijd van 3 tot 12 jaar onderzocht. In hoofdstuk 1 wordt een introductie

Nadere informatie

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi Inhoudsopgave Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi INTRODUCTIE... 1 1. Wat is onderzoek... 2 1.1 Een definitie van onderzoek... 2 1.2 De onderzoeker

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

De Nederlandse doelgroep van mensen met een LVB 14-12-2011. Van Basisvragenlijst LVB naar LVB-screeningsinstrument (screener LVB)

De Nederlandse doelgroep van mensen met een LVB 14-12-2011. Van Basisvragenlijst LVB naar LVB-screeningsinstrument (screener LVB) Zwakzinnigheid (DSM-IV-TR) Code Omschrijving IQ-range Van Basisvragenlijst LVB naar LVB-screeningsinstrument (screener LVB) Xavier Moonen Orthopedagoog/GZ-Psycholoog Onderzoeker Universiteit van Amsterdam

Nadere informatie

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. De Klepel. Review 1: E. Oosterlinck, N. Ramakers Review 2: M. Jungen Invoer: E.

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. De Klepel. Review 1: E. Oosterlinck, N. Ramakers Review 2: M. Jungen Invoer: E. Uitgebreide toelichting van het meetinstrument De Klepel 0 september 2011 Review 1: E. Oosterlinck, N. Ramakers Review 2: M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale

Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale Hieronder staan de antwoorden beschreven voor de vragen die jullie beantwoord hebben tijdens de IOF bijeenkomst. Mochten jullie naar

Nadere informatie

Overige (Overig, ongespecificeerd)

Overige (Overig, ongespecificeerd) Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Voice Related Quality of Life Measure (V-RQOL) 21 oktober 2011 Review 1: T. Dassen, K. v Nes, N. v Wersch Review 2: M. Jungen Invoer: E. Van Engelen 1 Algemene

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Het is een uitdaging om ouderen te identificeren die baat kunnen hebben bij een interventie gericht op de preventie van beperkingen in het dagelijks leven op het moment dat dergelijke

Nadere informatie

Beoordeling Sociaal Aanpassingsvermogen (BSA)

Beoordeling Sociaal Aanpassingsvermogen (BSA) Instrument Beoordeling Sociaal Aanpassingsvermogen (BSA) De BSA is een screeningsinstrument waarmee het sociaal aanpassingsvermogen bij jeugdigen (4 t/m 23 jaar) in kaart kan worden gebracht. Met het instrument

Nadere informatie

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae chapter 7 Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae 140 chapter 7 SAMENVATTING De bipolaire stoornis (of manisch-depressieve stoornis) is een stemmingsstoornis waarin episodes van (hypo)manie

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/38701 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Visschedijk, Johannes Hermanus Maria (Jan) Title: Fear of falling in older patients

Nadere informatie

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Pediatric Volitional Questionnaire (PVQ) December 2013 Review: 1) G. Hodenius, J. Issel, J. Ohl 2) J.B.Grondal Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens

Nadere informatie

De relatie tussen geboortekwartaal en schools succes in de eerste jaren van het lager onderwijs

De relatie tussen geboortekwartaal en schools succes in de eerste jaren van het lager onderwijs De relatie tussen geboortekwartaal en schools succes in de eerste jaren van het lager onderwijs Verachtert P. De Fraine B. Onghena P. Ghesquière P. Katholieke Universiteit Leuven 1. Achtergrond A. Leeftijdsverschillen

Nadere informatie

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht Tweede luik "Het verschil in schools presteren tussen jongens en meisjes" (literatuurstudie en emprirsche studie) (Jan Van Damme & Agnes De Munter- K.U.Leuven) 1. Welke sekseverschillen in prestaties?

Nadere informatie

212

212 212 Type 2 diabetes is een chronische aandoening, gekarakteriseerd door verhoogde glucosewaarden (hyperglycemie), die wereldwijd steeds vaker voorkomt (stijgende prevalentie) en geassocieerd is met vele

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie