De processuele positie van de minderjarige in het civiele jeugdrecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De processuele positie van de minderjarige in het civiele jeugdrecht"

Transcriptie

1 De processuele positie van de minderjarige in het civiele jeugdrecht Naam: Marlies Hoftijzer Studentnummer: Master: privaatrecht Begeleider: mr. T. de Wit Datum: 11 juni 2013

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 4. Bladzijde 2. De ontwikkeling van de processuele positie van de minderjarige in Nederland Inleiding Opkomst van de kinderzorg Kinderwetten van Ontwikkelingen na de Kinderwetten Conclusie De huidige processuele positie van de minderjarige in Nederland Inleiding Het hoorrecht Materiële en formele handelingsonbekwaamheid Materiële onbekwaamheid Formele onbekwaamheid Uitzonderingen op de processuele onbekwaamheid Formele rechtsingang Verzoeken tot de ondertoezichtstelling Verzoeken tot de schriftelijke aanwijzing Verzoeken tot de uithuisplaatsing Informele rechtsingang Overige uitzonderingen op de processuele onbekwaamheid Conclusie De bijzondere curator Inleiding Voorwaarden voor benoeming van een bijzondere curator Belanghebbende De belangenstrijd Overige voorwaarden Benoeming van de bijzondere curator in de praktijk Conclusie De internationale processuele positie van de minderjarige Inleiding 19. 2

3 5.2 Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind Algemeen Het belang van het kind De ontwikkelende vermogens van het kind Het hoorrecht Waarborgen bij vrijheidsbeneming Het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens Algemeen Toegang tot de rechter Conclusie Conclusie Aanbevelingen Inleiding Rol bijzondere curator Afschaffen van de leeftijdsgrens Concluderend Literatuurlijst 29. 3

4 1. Inleiding De minderjarige wordt in Nederland ( nog ) niet beschouwd als volwaardig rechtssubject. In het Nederlandse rechtstelsel wordt onderscheid gemaakt tussen een volwassene en een minderjarige een ieder onder de 18 jaar, art. 1:233 van het Burgerlijk Wetboek ( hierna: BW ) 1 als drager van rechten en plichten. Sinds een aantal jaar wordt meer aandacht besteed aan de processuele rechtspositie van de minderjarige. Dit komt met name door de toegenomen mondigheid van de minderjarige. Dit heeft ertoe geleid dat de minderjarige steeds meer wordt beschouwd als volwaardig rechtssubject. Het uitgangspunt in het Nederlandse rechtstelsel is dat de minderjarige in principe beperkt handelingsbekwaam is. Ingevolge art. 1:234 BW zijn minderjarigen handelingsbekwaam indien zij met toestemming van hun wettelijke vertegenwoordigers ( ouder( s ) of de voogd ( en ) ) handelen, of indien het een rechtshandeling betreft die bij de leeftijd van het kind past. 2 Minderjarigen zijn bovendien formeel handelingsonbekwaam. De minderjarige kan niet zelfstandig als procespartij optreden en hij kan evenmin zelfstandig iets verzoeken bij de rechter. Uit art. 1:245 lid 4 BW volgt dat de wettelijke vertegenwoordiger met het gezag wel voor de minderjarige kan optreden. Er zijn echter situaties denkbaar waarin kind en de ouder en/of de voogd het niet met elkaar eens zijn. Bij een dergelijke belangenstrijd kan een onafhankelijke derde het kind vertegenwoordigen: een bijzondere curator wordt dan benoemd om de belangen van het kind te behartigen, dit blijkt uit art. 1:250 BW. Deze belangenstrijd tussen kind en de ouder en/of de voogd moet een wezenlijk conflict betreffen en zien op de verzorging, de opvoeding of het vermogen van het kind. 3 Een voorbeeld van een wezenlijk conflict kan zijn een studiekeuze waarmee ouders het niet eens zijn, of een afwikkeling van een erfenis waarbij het kind wordt benadeeld door de ouders. De processuele onbekwaamheid van minderjarigen is de laatste jaren veel onder de aandacht geweest, zowel in vakliteratuur als in de politieke discussie. Dit leerstuk heeft ook mijn interesse gewekt, het lijkt me zeer interessant om mijn scriptie aan dit onderwerp te wijden. Op grond van literatuur en jurisprudentieonderzoek zal ik antwoord geven op de volgende vraag: Voldoet de huidige processuele rechtspositie van de minderjarige in het civiele jeugdrecht aan de normen zoals gesteld in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens? 1 Voor uitzonderingen zie de volgende artikelen: 1:31 BW, 1:35 BW, 1: 36 BW, 1:80a BW, 1:236 BW en 1:253ha BW. 2 Te denken valt aan het kopen van kleding, boeken en dvd s. Twijfelachtig is het wanneer een kind van 16 jaar zelfstandig een scooter koopt. 3 LJN BY9106,

5 In deze scriptie zal ik me beperken tot het civiele jeugdrecht. Ik zal de processuele positie van de minderjarige ten aanzien van de kinderbeschermingsmaatregelen behandelen. Deze maatregelen ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing, ontheffing en ontzetting van het ouderlijk gezag kunnen op verzoek van hulpverlenende instanties worden opgelegd aan de minderjarige tot 18 jaar wier geestelijke en/of lichamelijke ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Naast de onderzoeksvraag zullen ook de volgende deelvragen aan bod komen: - Wat is de huidige processuele positie van minderjarigen? - Wat zijn de normen zoals gesteld in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind ( hierna: IVRK )? - Wat zijn de normen zoals gesteld in het Europees Verdraag voor de Rechten van de Mens ( hierna: EVRM )? - Voldoet de Nederlandse wetgeving / de praktijk aan deze gestelde normen? - Is verdere ontwikkeling op dit gebied wenselijk? - In welke vorm zou de processuele positie van minderjarigen zich verder dienen te ontwikkelen? Alvorens antwoord zal worden gegeven op de hoofdvraag, zal eerst de ontwikkeling van de processuele positie van de minderjarige vanaf de achttiende eeuw in kaart gebracht worden. Vervolgens zal de huidige materiële en met name de formele handelingsonbekwaamheid van de minderjarige worden behandeld. Hierna zal het figuur van de bijzondere curator aan bod komen met verwijzingen naar het recente adviesrapport van de kinderombudsman en jurisprudentie. Voorts zal de internationale regelgeving van het IVRK en EVRM worden aangehaald, en zal er een vergelijking worden getrokken met de huidige wetgeving in Nederland. Op grond hiervan zal blijken of de processuele positie van de minderjarige voldoet aan de normen zoals gesteld in internationale wetgeving. Tot slot zal er worden ingegaan op de mogelijkheden tot uitbreiding van de processuele positie van de minderjarige. Is een zelfstandige rechtsingang voor minderjarigen wenselijk? 5

6 2. De ontwikkeling van de processuele positie van de minderjarige in Nederland 2.1 Inleiding Al vele eeuwen krijgt de positie van het kind in het recht veel aandacht. Deze aandacht heeft zich eeuwenlang slechts beperkt tot het strafrecht. 4 Sinds de 18 e eeuw is er echter steeds meer aandacht voor de positie van de jeugdige in het civiele recht. De armenzorg en de bijzondere zorg voor jeugdigen begon zich te ontwikkelen, wat heeft geleid tot de oorsprong van de huidige jeugdbescherming. 5 In dit hoofdstuk zullen de veranderingen in het civiele jeugdrecht vanaf de achttiende eeuw aan bod komen. Ik zal ingaan op de opkomst van de kinderzorg, de invoering van de kinderwetten van 1901, en de periode na 1901 met de belangrijkste wijzigingen in het civiele jeugdrecht. Tot slot zal een conclusie volgen. 2.2 Opkomst van de kinderzorg In het begin van de achttiende eeuw wordt meer belang gehecht aan de bescherming van het kind. Door grote armoede worden kinderen vaak verlaten door de ouders of te vondeling gelegd. Daarnaast hebben veel kinderen geen ouders meer door sterfte van de ouders op jonge leeftijd. Hierdoor was er een opvoedingsprobleem. 6 Jeugdzorg ging zich in die kwestie mengen. Zij besteedde aandacht aan de vele verwaarloosde en verweesde kinderen. Langzamerhand ontstond hierdoor de visie dat deze kinderen moesten worden opgevangen. Enerzijds moest de maatschappij beschermd worden tegen deze zwervende kinderen die zich bezig hielden met diefstal, bedelarij en prostitutie, en anderzijds hadden deze kinderen opvang en verzorging vanuit de maatschappij nodig om te kunnen overleven. In de negentiende eeuw kwam men tot de conclusie dat verantwoorde opvoeding en opvang centraal diende te staan. 7 Dit heeft geleid tot de oprichting van instellingen waar kinderen werden opgevangen, opgevoed, opgeleid en maatschappelijk gevormd. 8 Door bescherming en ( her )opvoeding van het kind kon het criminele gedrag tegen worden gegaan. Er was heerste een behandelings- en opvoedingsoptimisme Kinderwetten van 1901 In 1901 zijn de Kinderwetten tot stand gekomen. Deze kinderwetten vormen de basis van ons huidige jeugd( beschermings )recht en jeugdstrafrecht. Op 1 december 1905 zijn de civielrechtelijke Kinderwet, de strafrechtelijke Kinderwet en de Kinderbeginselenwet ingevoerd. 10 Met de invoering van de civielrechtelijke Kinderwet kon de overheid ingrijpen in de bevoegdheden van de ouders betreffende de verzorging en opvoeding van de kinderen. Hiermee werd de opvatting dat kinderen 4 Doek en Vlaardingerbroek 2009, p Van der Linden e.a. 1996, p Van der Linden e.a. 1996, p Van der Linden e.a. 1996, p Van der Linden e.a. 1996, p Koens & De Jonge 1995, p De Jonge & Van der Linden 2007, p

7 eigendom van de ouders zijn doorbroken. 11 Voor deze wet was er namelijk sprake van een onaantastbare vaderlijke macht, maar met deze wetgeving werd de vaderlijke macht omgezet in ouderlijk gezag en kon dit gezag aangetast worden door de maatregelen ontheffing en ontzetting. 12 Het ouderlijk gezag kon worden ontnomen indien er sprake was van onmacht, ongeschiktheid, misbruik of grove verwaarlozing door de ouders. Het gezag over het kind kon dan worden opgedragen aan een rechtspersoon. Daarnaast werden voogdijraden opgericht, dit waren de voorlopers van de huidige Raad voor de Kinderbescherming. Deze raden konden maatregelen uitlokken en de rechter adviseren omtrent gezagskwesties. 13 Met de invoering van de strafrechtelijke Kinderwet kwam er een speciaal pakket van straffen en maatregelen dat werd afgestemd op de bijzondere behoeften van de jeugdige. Opvoedkundige sancties werden opgelegd om het gedrag van het kind te verbeteren. Bovendien werd de zitting voortaan achter gesloten deuren behandeld. 14 De Kinderbeginselenwet regelde de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen en de organisatie van de jeugdbescherming. In deze wet werd subsidiëring van particuliere instelling op het gebied van jeugdzorg mogelijk. Hiermee kreeg de overheid een subsidiërende en toezichthoudende taak. 15 Met de invoering van de kinderwetten is een eerste stap gezet richting de zelfstandige rechtspositie van het kind. Het kind wordt voor het eerst als rechtssubject erkend, maar dient nog wel beschermd te worden vanuit de overheid. Rechten van het kind waren belangrijk, echter het kind had ( nog ) niet zelf de mogelijkheid om daarover te beschikken Ontwikkelingen na de Kinderwetten Na de invoering van de kinderwetten zijn er meerdere wijzigingen geweest in het civiele jeugdrecht. De belangrijkste wijzigingen zullen hieronder kort aangehaald worden. In 1921 wordt de ondertoezichtstelling als nieuwe maatregel ingevoerd. Naast de ontheffing en ontzetting was behoefte aan een minder ingrijpende en preventieve maatregel. Deze ondertoezichtstelling kon worden opgelegd in zowel het civiele- als in het strafkader. 17 Ook wordt in 1921 de bijzondere rechter voor jeugdzaken ingesteld: de kinderrechter. 18 In 1947 wordt de civiele Kinderwet herzien, de taak van de kinderrechter uitgebreid en moeten voogdij-instellingen zich voortaan onderwerpen aan voorwaarden die door de overheid werden gesteld. 19 Het jaar 1995 heeft grote invloed gehad op het huidige civiele jeugdrecht. Belangrijke wijzigingen vinden in dit jaar plaats. Op 1 en 2 november 1995 wordt de wet tot herziening van de maatregel van ondertoezichtstelling van minderjarigen ingevoerd en de wet tot nadere regeling van het gezag over 11 De Langen 1991, p Van der Linden e.a. 1996, p Van der Linden 1996, p Bemmelen 1976, p Van der Linden e.a. 1996, p Van der Linden e.a. 1996, p Bruning 1996, p Doek en Vlaardingerbroek p Van der Linden e.a. 1996, p Doek en Vlaardingerbroek p. 23. En Van der Linden e.a. 1996, p. 7. 7

8 en van de omgang met minderjarigen. Hierdoor vindt in de regeling van de ondertoezichtstelling een verschuiving van de verantwoordelijkheid plaats. Een scheiding wordt aangebracht tussen uitvoering van de maatregel en rechtspraak. Voortaan kwam de uitvoering van de maatregel te staan onder de verantwoordelijkheid van de instelling in plaats van de rechter. Tevens wordt met de wet tot herziening van de maatregel van ondertoezichtstelling de rechtspositie van het kind en de ouders verstevigd. Het kind krijgt voor het eerst inspraak, hij kan zich op informele wijze tot de rechter wenden en heeft recht op informatie. 20 De visie van begin twintigste eeuw dat het kind bescherming vanuit de overheid behoeft maakt plaats voor de visie waar het kind zelfstandig rechtssubject is, en waarbij bescherming niet vanzelfsprekend is. Er wordt gepleit voor een zelfstandige rechtspositie van het kind. 21 Ook het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind treedt in 1995 voor Nederland in werking. 22 Bovendien wordt op 6 april 1995 het figuur van de bijzondere curator ingevoerd. Naar aanleiding hiervan is in 2003 onderzoek verricht naar de bijzondere curator en een formele rechtsingang voor minderjarigen. 23 Uit dit onderzoek komt onder meer naar voren dat de deskundigen allen oordelen dat de mogelijkheden voor minderjarigen om toegang tot het recht te verkrijgen te kort schiet. Volgens het rapport zou het wenselijk zijn om voor minderjarigen een zelfstandige rechtsingang te verschaffen. 24 Echter ondanks deze aanbevelingen worden er geen wijzigingen doorgevoerd in het civiele jeugdrecht. 2.5 Conclusie De procesrechtelijke positie van de minderjarige heeft zijn wortels in de achttiende eeuw. De negentiende en twintigste eeuw hebben met zijn wijzigingen gezorgd voor de basis van de civiele rechtspositie van de minderjarige. De laatste jaren zijn er geen grote wijzigingen geweest in de rechtspositie van de minderjarige. Maar wellicht dat hier verandering in gaat komen, want met name sinds de laatste decennia overheerst het beeld dat de rechtspositie van de minderjarige versterkt dient te worden. Of deze versterking van de rechtspositie van het kind wenselijk is, zal in de volgende hoofdstukken aan bod komen. 20 Van der Linden 2009, p Bruning 1996, p Resolutie 44/25 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 20 november 1989, trb. 1990, Voor het volledige rapport zie: Steketee, Overgaag en Lünnemann Steketee, Overgaag en Lünnemann 2003, p. 4. 8

9 3. Huidige processuele positie van de minderjarige in Nederland 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk zal de huidige processuele positie van de minderjarige in Nederland aan bod komen. Er zal worden ingegaan op de huidige wet- en regelgeving die bepalend zijn voor de processuele rechtspositie van de minderjarige. Allereerst zal het hoorrecht van de minderjarige behandeld worden. Hierna zal ik ingaan op de handelings( on )bekwaamheid en de huidige rechtspositie van het kind. Vervolgens komen de uitzonderingen op de rechtspositie van het kind aan bod. Hierbij zal ik een onderscheid maken tussen de formele en informele rechtsingangen in het civiele jeugdrecht. Tot slot zullen ter vergelijking kort de overige uitzonderingen op de processuele onbekwaamheid van de minderjarige aan bod komen, waarna er zal worden afgesloten met een conclusie. 3.2 Het hoorrecht Minderjarigen hebben op grond van art. 809 Burgerlijke Rechtsvordering ( hierna: Rv ) het recht om door de rechter gehoord te worden. Met het hoorrecht heeft de minderjarige een bepaalde inspraak in het geding zonder als formele partij te worden aangemerkt. De rechter is verplicht om de minderjarige van twaalf jaar en ouder, bij alle zaken die de minderjarige betreffen, in de gelegenheid te stellen zijn mening kenbaar te maken. Hieruit volgt dat bij alle kinderbeschermingsmaatregelen de minderjarige van twaalf jaar en ouder in de gelegenheid gesteld dient te worden om zijn mening over de kwestie te geven. De minderjarige mag overigens zelf beslissen of hij gebruik wil maken van het hoorrecht. 25 Als het kind jonger is dan twaalf jaar kan de rechter hem in de gelegenheid stellen om zijn mening kenbaar te maken, maar de rechter is hiertoe niet verplicht. De minderjarige jonger dan twaalf jaar heeft hierdoor enkel het hoorrecht indien hij hierom verzoekt, en indien de rechter het toelaat. Voorts mag de rechter het horen van de minderjarige van twaalf jaar en ouder achterwege laten, indien het naar zijn oordeel een zaak van kennelijk ondergeschikt belang betreft. Als de rechter besluit het horen achterwege te laten dan hoeft hij bovendien niet te motiveren waarom hij het horen van de minderjarige achterwege laat. 26 Daarnaast kan en mag de rechter zelf bepalen welke waarde hij aan de mening van het kind hecht. 27 Het hoorrecht geeft voor de minderjarige dus geen garantie dat zijn mening daadwerkelijk door de rechter wordt gehoord, noch dat die mening wordt meegenomen in de beslissing van de rechter. Naar mijn oordeel is dit onwenselijk nu de beslissingen die de rechter neemt ten aanzien van de kinderbeschermingsmaatregelen vaak grote gevolgen op het dagelijks leven van het kind hebben. Het is daarom cruciaal dat de mening van het kind door de rechter wordt gehoord en ook wordt meegewogen bij een beslissing, maar met de huidige wet- en regelgeving is het mogelijk dat de rechter ( vrijwel ) geen belang hecht aan de mening van het kind. 25 S. Meuwese, M. Blaak & M. Kaandorp 2005, p Van het hoorrecht zijn bovendien de zaken uitgezonderd die het levensonderhoud van de minderjarige betreffen die de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt. In dat geval kan de rechter ambtshalve beslissen of hij de minderjarige wil horen. 27 Doek 2008, p

10 3.3 Materiële en formele handelingsonbekwaamheid In art. 1:1 lid 1 BW is het volgende neergelegd: Allen die zich in Nederland bevinden, zijn vrij en bevoegd tot het genot van de burgerlijke rechten. Hiermee wordt de minderjarige als rechtssubject erkend vanaf zijn geboorte. Ondanks deze erkenning kan een minderjarige niet altijd zelfstandig burgerlijke handelingen verrichten in en buiten rechte. Minderjarigen zijn namelijk beperkt materieel handelingsbekwaam en in principe formeel handelingsonbekwaam. Minderjarigen kunnen ingevolge de beperkte materiele handelingsbekwaamheid niet altijd zelfstandig rechtshandelingen verrichten, en ingevolge de formele handelingsonbekwaamheid is het voor een minderjarige niet mogelijk om zelfstandig een gerechtelijke procedure te starten. 28 Omdat minderjarigen niet altijd in staat zijn om zelfstandig hun rechten uit te oefenen, heeft de wetgever in art. 1:245 BW neergelegd dat degene met het gezag over de minderjarige deze rechten voor hem kan uitoefenen. Dit gezag 29 bestaat uit ouderlijk gezag of voogdij, ex art. 1:245 lid 2 BW. Blijkens art. 1:337 BW zijn zij de wettelijke vertegenwoordigers van het kind Materiële onbekwaamheid Zoals hierboven vermeld zijn minderjarigen in beginsel beperkt materieel handelingsbekwaam, dit is pas sinds Hiervoor waren minderjarigen in beginsel volledig handelingsonbekwaam. 30 Uit art. 1:234 lid 1 BW blijkt dat een minderjarige bekwaam is tot het verrichten van rechtshandelingen, mits hij met toestemming handelt van zijn wettelijke vertegenwoordiger. In lid 3 van voornoemd artikel staat voorts vermeld dat deze toestemming wordt verondersteld te zijn verleend wanneer het een rechtshandeling betreft waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van zijn leeftijd die handeling zelfstandig verrichten. De leeftijd is een belangrijke maatstaf om de handelingsbekwaamheid van de minderjarige vast te stellen. De beperkte handelingsbekwaamheid is ingevoerd met als doel de minderjarige te beschermen tegen mogelijke nadelige gevolgen van hun handelen Formele onbekwaamheid Naast de beperkte materiële bekwaamheid zijn minderjarigen in principe formeel handelingsonbekwaam. Deze onbekwaamheid ziet op de processuele positie van de minderjarige. Minderjarigen kunnen niet zelfstandig als partij in een juridische procedure optreden. De minderjarige zal hierbij vertegenwoordigd dienen te worden door de ouder of voogd. 32 Dit volgt impliciet uit art. 1:245 lid 4 BW: de ouders van de minderjarige vertegenwoordigen hem in burgerlijke handelingen, zowel in als buiten rechte. In de wet zijn verschillende uitzonderingen op de 28 P. Vlaardingerbroek e.a. 2008, p Het gezag omvat ex art. 1:247 lid 1 BW de plicht en het recht van de ouder/voogd zijn kind te verzorgen en op te voeden. Het gezag heeft voorts blijkens art. 1:245 lid 4 BW betrekking op de persoon van de minderjarige, het bewind over zijn vermogen en zijn vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen zowel in als buiten rechte. 30 S. Meuwese, M. Blaak & M. Kaandorp 2005, p P. Vlaardingerbroek e.a. 2008, p S. Meuwese, M. Blaak & M. Kaandorp 2005, p

11 procesonbekwaamheid van de minderjarige opgenomen waardoor het wel mogelijk is dat de minderjarige zelfstandig als procespartij optreedt. Deze uitzonderingen zullen hieronder aan bod komen. 3.4 Uitzonderingen op de processuele onbekwaamheid De wetgever heeft met de wettelijke uitzonderingen op de processuele onbekwaamheid van de minderjarige zijn rechtspositie versterkt. In de wet zijn meerdere formele en informele rechtsingangen neergelegd. Door middel van de formele rechtsingang is het mogelijk dat de minderjarige zelfstandig als procespartij kan deelnemen. De minderjarige van twaalf jaar en ouder heeft de mogelijkheid om zich zelfstandig, zonder tussenkomst van zijn wettelijk vertegenwoordiger, tot de rechter te wenden. Dit is enkel mogelijk indien dit expliciet in de wet is opgenomen. 33 Bij de formele rechtsingang dient de rechter de fundamentele procesrechten in acht te nemen. Dit houdt in dat de minderjarige recht heeft op bijstand van een advocaat, dat de rechter gemotiveerd op het verzoek moet beslissen en dat hoger beroep tegen een eventuele afwijzing mogelijk is. 34 De informele rechtsingang staat open voor minderjarigen van twaalf jaar en ouder, en voor minderjarigen jonger dan twaalf jaar die in staat kunnen worden geacht tot een redelijke waardering van hun belangen. Een minderjarige wordt in staat geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen indien hij in staat is om zijn mening te vormen en kenbaar te maken. 35 Via deze rechtsingang kunnen minderjarigen zich schriftelijk of telefonisch tot de rechter wenden. 36 Deze rechtsingang is laagdrempelig voor de minderjarige omdat er geen formeel verzoek ingediend moet worden. Bij deze informele rechtsingang zijn de fundamentele procesrechten niet van toepassing. De rechter is dus niet verplicht om ( gemotiveerd ) op het verzoek te beslissen en er staat geen hoger beroep open Formele rechtsingang Verzoeken tot de ondertoezichtstelling Op grond van art. 1:254 lid 1 BW kan een minderjarige onder toezicht worden gesteld. De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen indien hij zodanig opgroeit dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of zullen falen. De minderjarige heeft de mogelijkheid om deze ondertoezichtstelling via de formele rechtsingang aan te vechten. Hij kan zelfstandig zonder tussenkomst van zijn wettelijke vertegenwoordiger een verzoekschrift tot opheffing van de ondertoezichtstelling indienen, eventueel met behulp van een advocaat. Dit is neergelegd in art. 1:256 lid 4 BW. De kinderrechter kan dit verzoek toewijzen indien de grond voor de ondertoezichtstelling niet langer bestaat. Voorts kan de minderjarige op grond van art. 1:254 lid 5 33 Verfuurden 2011, p Steketee, Overgaag en Lünnemann 2003, p RvdW 2011, 784, 2.31 (concl. A-G E.B. Rank-Berenschot). 36 Verfuurden 2011, p Steketee, Overgaag en Lünnemann 2003, p

12 BW verzoeken tot wijziging van de instelling die het toezicht heeft. Daarnaast kan de minderjarige op grond van art. 1:263b lid 2 BW de rechter zelfstandig verzoeken de vastgestelde omgangsregeling met zijn ouders te wijzigen in het kader van de ondertoezichtstelling. Ten aanzien van beide verzoeken geldt overigens dat bij een eventuele afwijzing op het verzoek de minderjarige niet zelfstandig in hoger beroep kan gaan, de ouder of de voogd zal dan bereid moeten zijn om voor hem in rechte op te treden Verzoeken tot de schriftelijke aanwijzing Op grond van art. 1:258 BW kan de stichting belast met toezicht ( Bureau Jeugdzorg ) een schriftelijke aanwijzing geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De minderjarige en degene die met het gezag belast is dienen deze aanwijzing op te volgen. Omtrent deze schriftelijke aanwijzingen kan de minderjarige zelfstandig een tweetal verzoeken indienen. De minderjarige kan de kinderrechter verzoeken om zo een dergelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren. Dit volgt uit art. 1:259 lid 1 BW. Binnen twee weken vanaf de dag waarop de schriftelijke aanwijzing is uitgereikt kan de minderjarige een verzoek tot vervallenverklaring indienen. Daarnaast kan de minderjarige op grond van art. 1:260 lid 1 BW Bureau Jeugdzorg verzoeken een aanwijzing wegens gewijzigde omstandigheden geheel of gedeeltelijk in te trekken. Dit laatste verzoek is dus enkel mogelijk als de aanwijzing al een tijd van kracht is, maar dat de aanwijzing wegens gewijzigde omstandigheden niet meer ( in dezelfde vorm ) in stand kan blijven. Ook bij deze verzoeken geldt eveneens dat de minderjarige tegen een afwijzing op zijn verzoek niet zelfstandig in hoger beroep kan gaan, zijn ouder of voogd zal voor hem moeten optreden Verzoeken tot de uithuisplaatsing Op grond van art. 1:261 lid 1 BW kan een minderjarige uit huis worden geplaatst. De kinderrechter kan een machtiging uithuisplaatsing verlenen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Ook bij een uithuisplaatsing heeft de minderjarige de mogelijkheid om zelfstandig een verzoek omtrent de uithuisplaatsing in te dienen. Blijkens art. 1:263 lid 2 BW kan de minderjarige wegens gewijzigde omstandigheden de stichting verzoeken om: - De uithuisplaatsing te beëindigen; - De duur van de uithuisplaatsing te bekorten; - Af te zien van een krachtens de machtiging toegestane wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige. Bovendien kan de minderjarige de kinderrechter verzoeken de machtiging geheel of gedeeltelijk in te trekken of de duur ervan te bekorten. Dit blijkt uit lid 4 van voornoemd artikel. Tot slot geldt tevens bij deze verzoeken dat de minderjarige tegen een afwijzing op zijn verzoek niet zelfstandig in hoger beroep kan gaan, de ouder of voogd zal voor hem moeten optreden. 38 LJN BA

13 Ten aanzien van de gesloten uithuisplaatsing, zoals neergelegd in art. 1:261 lid 5 BW, heeft de minderjarige een sterkere processuele rechtspositie. Dit is een maatregel die een grote impact heeft op het leven van het kind en wordt gezien als een vorm van vrijheidsbeneming. De minderjarige wordt immers dag en nacht uit huis geplaatst in een gesloten inrichting. Blijkens art. 29a van de Wet op de Jeugdzorg ( hierna: Wjz ) is de minderjarige van twaalf jaar en ouder bekwaam om zelfstandig in rechte op te treden tegen een gesloten uithuisplaatsing. Ook wordt de minderjarige jonger dan twaalf jaar bekwaam geacht indien hij in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Voorts blijkt uit art. 29f lid 1 Wjz dat alvorens wordt besloten tot gesloten uithuisplaatsing de minderjarige gehoord wordt door de rechter. Aan het horen is geen leeftijdsgrens verbonden. Verder dient aan de minderjarige al bij het indienen van het verzoek ambtshalve een raadsman toegevoegd te worden, ex art. 29f lid 2 Wjz. 39 Hierdoor is het voor ( bijna ) iedere minderjarige mogelijk om tegen de machtiging uithuisplaatsing in hoger beroep te gaan en de rechtmatigheid hiervan te toetsen Informele rechtsingang Naast de voornoemde formele rechtsingangen heeft de minderjarige verschillende informele rechtsingangen. De minderjarige van twaalf jaar en ouder, of degene die jonger is maar door de kinderrechter in staat wordt geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen, kan van deze informele rechtsingangen gebruik maken. De rechtsingangen zijn informeel omdat het voor de minderjarige mogelijk is om zich schriftelijk of telefonisch tot de kinderrechter te wenden met een verzoek. Het nadeel van deze rechtsingang is dat de kinderrechter ambtshalve een beslissing kan nemen, hij is dus niet verplicht om een ( gemotiveerde ) beslissing op het verzoek te nemen. Daarnaast staat voor de minderjarige geen hoger beroep open tegen deze beslissing. 40 Deze informele rechtsingangen zien overigens niet op de kinderbeschermingsmaatregelen, maar hebben betrekking op: - Beslissingen omtrent gezag als in art. 1:251a lid 4 BW: de minderjarige kan de rechter informeel verzoeken dat het gezag voortaan aan één ouder toekomt. De rechter kan hiertoe beslissen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in komt ( sub a ), of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is ( sub b ). - Beslissingen omtrent omgang, zorg- en opvoeding en informatie als in art. 1:253a juncto 1:377g BW. De minderjarige kan hierdoor onder andere zelf de rechter benaderen met het verzoek een omgangsregeling met de ouder zonder gezag vast te stellen, te wijzingen of te beëindigen. 41 De Rechtbank Maastricht 42 en de Rechtbank Alkmaar 43 hebben geoordeeld dat 39 Gerritse 2012, p Verfuurden 2011, p Steketee, Overgaag en Lünnemann 2003, p LJN BR LJN BQ

14 minderjarigen deze informele rechtsingang ook hebben voor de wijziging van hun hoofdverblijfplaats. 3.5 Overige uitzonderingen op de processuele onbekwaamheid Naast de formele en informele rechtsingangen zijn er nog overige uitzonderingen op de procesonbekwaamheid van de minderjarige in andere rechtsgebieden. Deze uitzonderingen zullen, ter vergelijking met de processuele bekwaamheid ten aanzien van de kinderbeschermingsmaatregelen, hieronder (kort) behandeld worden. In het civiele recht kan de minderjarige voor het aangaan van het huwelijk zelfstandig een verzoek indienen voor vervangende toestemming ( art. 1:36 ) en kan hij tegen de beslissing in hoger beroep gaan ( art. 806 en 807 Rv ). Ditzelfde is eveneens van toepassing op het geregistreerd partnerschap, ex art. 1:80a juncto art. 1:39 BW. Wanneer de minderjarige officieel met de vereiste toestemming is getrouwd, dan wordt hij bovendien van rechtswege meerderjarig. Dit blijkt uit art. 1:233 BW. 44 De minderjarige van 16 jaar en ouder kan zelfstandig een verzoek indienen om handlichting blijkens art. 1:235 lid 1 BW. Door middel van de handlichting worden aan de minderjarige bepaalde bevoegdheden toegekend van een meerderjarige. Bij eventuele weigering of intrekking van de handlichting heeft de minderjarige een mogelijkheid tot hoger beroep, dit volgt uit art. 806 en 807 Rv. Voorts blijkt uit het vierde lid van art. 1:235 BW dat hij als eiser of verweerder mag optreden in zaken betreffende de handlichting zelf en de handelingen waartoe hij krachtens de verkregen handlichting bekwaam is. 45 De minderjarige van 16 jaar en ouder is bekwaam tot het aangaan van een behandelingsovereenkomst en kan zelfstandig in en buiten rechte optreden in de overeenkomst betrekking hebbende aangelegenheden. Dit blijkt uit art. 7:477 BW. Overigens is de minderjarige ook zelfstandig aansprakelijk voor de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen. 46 Tot slot blijkt uit art. 7:612 BW dat de minderjarige van zestien jaar bekwaam is tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst. De minderjarige staat in alles wat betrekking heeft op de arbeidsovereenkomst gelijk met een meerderjarige. Hij kan zelfstandig en zonder wettelijk vertegenwoordiger in rechte optreden. 47 In bestuursrechtelijke procedures kunnen minderjarigen geheel zelfstandig optreden. Blijkens art. 8:21 lid 2 Algemene wet bestuursrecht ( hierna: Awb ) kunnen minderjarigen zelfstandig als procespartij optreden indien zij tot een redelijke waardering van hun belangen in staat worden geacht. Zij dienen over voldoende inzicht te beschikken om een dergelijke procedure te kunnen voeren S. Meuwese, M. Blaak & M. Kaandorp 2005, p Doek Steketee, Overgaag en Lünnemann 2003, p P. Vlaardingerbroek e.a. 2008, p P. Vlaardingerbroek e.a. 2008, p

15 In het strafrecht geldt een leeftijdsgrens van twaalf jaar. Minderjarigen vanaf twaalf jaar worden berecht volgens speciaal geldende strafprocesrechtelijke regels Zij worden bekwaam geacht om zelfstandig hun verantwoording af te leggen voor de gepleegde feiten, en hebben verregaande processuele bevoegdheden. Hierdoor heeft de minderjarige dezelfde rechten en bevoegdheden die een volwassen verdachte zou hebben, dit blijkt uit art. 499 Wetboek van Strafvordering ( hierna: Sv ). De minderjarige is hierdoor in staat zelf getuigen op te roepen en vragen aan hen stellen. Voorts kan de minderjarige zelfstandig hoger beroep instellen tegen de uitspraak blijkens art. 503 Sv Conclusie De huidige processuele positie van de minderjarige in het civiele jeugdrecht is een doolhof aan regelingen. In principe is het uitgangspunt dat de minderjarige processueel onbekwaam is, echter door middel van de formele rechtsingang heeft de minderjarige toch een mogelijkheid om deel te nemen aan het proces als volwaardige procespartij. Ook via het hoorrecht heeft de minderjarige enige vorm van inspraak, maar hierdoor heeft hij alleen de mogelijkheid om zijn mening kenbaar te maken. Hij kan niet zelfstandig optreden als partij in het proces. Bovendien geldt dit recht enkel voor kinderen van twaalf jaar en ouder, kinderen jonger dan twaalf jaar zijn afhankelijk van de willekeur van de rechter. Of dit als een voldoende rechtsingang beschouwd kan worden moet nog blijken. Uit de literatuur blijkt in ieder geval dat deze regelingen verwarrend en onwenselijk zijn. 52 Daarenboven is het verschil met de overige rechtsgebieden, zoals het bestuursrecht en het strafrecht, opvallend. De minderjarige wordt in deze rechtsgebieden wel processueel bekwaam geacht. Is het niet wenselijk om het civiele jeugdrecht in dit opzicht enigszins gelijk te trekken met het bestuursrecht en het strafrecht? Alvorens deze vraag behandeld zal worden, zal eerst de bijzondere curator aan bod komen. Biedt de bijzondere curator een uitkomst en kan hij de rechtspositie van het kind versterken? 49 A.C. Enkelaar en M.E. van Zutphen 2010, p Artikel 488 tot en met 505 Wetboek van Strafvordering. 51 Doek Van der Bijl, Van den Dongen en Vreeburg 2012, p

16 4. De bijzondere curator 4.1 Inleiding De benoeming van de bijzondere curator zal in dit hoofdstuk aan bod komen. De bijzondere curator kan een belangrijk figuur zijn voor de minderjarige in het civiele jeugdrecht. Deze kan worden benoemd om de belangen van het kind te behartigen en zijn mening te vertegenwoordigen. In dit hoofdstuk zal eerst ingegaan worden op de voorwaarden die in de wet gesteld worden. Daarna zal de benoeming in de praktijk aan bod komen, met verwijzingen naar het adviesrapport van de kinderombudsman De bijzondere curator, een lot uit de loterij? en jurisprudentie. Of de bijzondere curator een uitkomst biedt voor de processuele rechtspositie van de minderjarige in het civiele jeugdrecht zal in de conclusie aan bod komen. 4.2 Voorwaarden voor benoeming van een bijzondere curator Het figuur van de bijzondere curator is neergelegd in art. 1:250 BW. Een bijzondere curator kan worden benoemd indien er sprake is van een belangenstrijd tussen de minderjarige en de met het gezag belaste ouder of de voogd. De taak van de bijzondere curator is de belangenbehartiging van het kind. Dit kan inhouden dat de bijzondere curator een bemiddelende of adviserende rol heeft tussen het kind en de andere partijen, maar het is ook mogelijk dat hij een procedure voor het kind start. 53 De bijzondere curator heeft bij de belangenbehartiging dezelfde bevoegdheden die de wettelijke vertegenwoordiger ter zake van de belangen zou hebben. 54 Het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator kan door iedere belanghebbende worden ingediend De belanghebbende Als belanghebbende wordt in ieder geval de minderjarige zelf aangemerkt. De minderjarige kan om een bijzondere curator verzoeken door middel van een formeel verzoekschrift, of door het schrijven van een brief aan de rechter ( de informele rechtsingang ). Naast de minderjarige kunnen ook de ( pleeg )ouders van de minderjarige, of de advocaat van hen, een verzoek tot benoeming van een bijzondere curator indienen. 55 Volgens de Hoge Raad is een broer of zus geen belanghebbende. 56 De rechter is daarenboven bevoegd ambtshalve een bijzondere curator te benoemen indien hij dit in het belang van het kind acht De belangenstrijd Voor benoeming dient er sprake te zijn van een belangenstrijd tussen kind en ouder omtrent de verzorging en opvoeding of het vermogen van de minderjarige. Onder de opvoeding en verzorging wordt verstaan het bevorderen van de ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind, en de zorg 53 Van der Bijl, Van den Dongen en Vreeburg 2012, p Van Emmerik 1997, p Van der Bijl, Van den Dongen en Vreeburg 2012, p HR 21 mei 2010, NJ 2010,

17 en verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind. Een concreet voorbeeld is een plaatsing van het kind in een pleeggezin waarmee ouders het niet eens zijn, maar waar het kind het naar zijn zin heeft en wil blijven. De ouder vecht de machtiging van de plaatsing in het pleeggezin aan en de machtiging wordt uiteindelijk afgewezen door de kinderrechter. Het kind wil nu in hoger beroep tegen deze beschikking en heeft hiervoor een bijzondere curator nodig, aangezien de ouder niet zijn belangen kan behartigen. 57 Het kind zit in dit soort situaties klem tussen de ouders en/of de ouders en Bureau Jeugdzorg. 58 De bijzondere curator kan dan voor het kind optreden en diens belangen behartigen. De processuele positie van de minderjarige wordt versterkt: het kind heeft hierdoor toch de mogelijkheid om zijn toekomende rechten uit te oefenen indien de ouder dit weigert voor hem te doen Overige voorwaarden De belangenstrijd moet betrekking hebben op de minderjarige en de met het gezag belaste ouder of voogd. Het is onduidelijk of er sprake moet zijn van een conflict met beide ouders die het gezag hebben, of dat één van hen al voldoende is. Wel blijkt verder uit jurisprudentie dat de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk dient te zijn en dat het om een wezenlijk conflict dient te gaan. 59 Bij de benoeming zal het belang van de minderjarig de eerste overweging van de rechter moeten vormen, maar ook andere belangen kunnen meespelen zoals de leeftijd van het kind. De rechter heeft overigens een grote mate van beoordelingsvrijheid bij de benoeming. 4.3 De bijzondere curator in de praktijk De wijze van benoeming van de bijzondere curator kan naar mijn oordeel leiden tot willekeurigheid en rechtsongelijkheid: bij de ene rechter zal wellicht wel tot benoeming worden overgegaan maar bij de ander niet. Bovendien staat er voor de minderjarige geen hoger beroep open indien zijn verzoek tot benoeming van een bijzondere curator wordt afgewezen. Voorts is ook niet vastgesteld aan welke eisen een bijzondere curator zou moeten voldoen en wie benoemd kan worden. In principe zou iedereen benoemd kunnen worden. 60 In het kader van kinderbeschermingsmaatregelen lijkt het mij echter wenselijk om een advocaat tot een bijzondere curator te benoemen, aangezien deze ook voor de minderjarige kan procederen indien dit nodig is. Uit het rapport De bijzondere curator, een lot uit de loterij? blijkt dat de Kinderombudsman vaak klachten binnen krijgt van kinderen die vinden dat niemand naar hen luistert. 61 Zij ervaren onder meer bij uithuisplaatsingen dat niemand naar hen luistert, of handelt in hun belang. De bijzondere curator zou juist in deze gevallen voor een oplossing kunnen zorgen. Echter wegens gebrek aan bekendheid met het bestaan van een bijzondere curator ( zowel bij kinderen als bij ouders en 57 Steketee, Overgaag en Lünnemann 2003, p Van der Bijl, Van den Dongen en Vreeburg 2012, p HR 23 november 2012, NJ 2012, Van der Bijl, Van den Dongen en Vreeburg 2012, p Van der Bijl, Van den Dongen en Vreeburg 2012, p

18 gezinsvoogden ), en situaties waarin hij een uitkomst zou kunnen bieden, is dit niet het geval. 62 Uit het rapport blijkt verder dat het belangenconflict te strikt wordt gehanteerd. Te veel situaties waarin een kind wel een bijzondere curator zou moeten krijgen worden afgewezen. 63 Bijzondere curatoren zijn van oordeel dat rechters weinig op de hoogte zijn, en situaties waarin het belang van het kind gediend zal zijn met een bijzondere curator niet goed herkennen. 64 Een indicatie voor benoeming zou volgens rechters, bijzondere curatoren en jeugdzorg zijn of het kind klem zit of mogelijk klem zit. Het moet gaan om de belangen van het kind die geraakt worden. Een belangenverstrengeling of een conflict tussen de ouders dat het kind ook raakt, of waardoor ouders niet meer in staat zijn om de belangen van het kind te behartigen, zou al voldoende moeten zijn Conclusie Op schrift lijkt de bijzondere curator een goede toevoeging voor het kind te zijn die zijn belangen behartigt en zijn mening achterhaalt, en die deze voorts laat horen in procedures die van invloed zijn op het dagelijks leven van het kind. Maar dat is niet altijd het geval. De bijzondere curator functioneert ( nog ) niet optimaal. Dit heeft verschillende oorzaken: - Bij afwijzing op het verzoek tot benoeming is geen hoger beroep mogelijk voor kinderen; - Rechters zijn niet eenduidig over de situaties en conflicten wanneer een bijzondere curator benoemd zou moeten worden. Dit leidt tot rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid; - Er worden geen eisen gesteld aan een bijzondere curator. Iedereen kan tot bijzondere curator benoemd worden; - De bijzondere curator heeft geen duidelijke taakomschrijving, hierdoor is de bedoeling en het doel van zijn werkzaamheden onduidelijk. Daarnaast wordt het figuur van de bijzondere curator te weinig benut. Hiermee wordt er afgedaan aan de rechten en de participatie van het kind. Naar mijn oordeel zou het figuur van de bijzondere curator vaker moeten worden ingezet, en zou dit een uitkomst kunnen bieden voor de processuele onbekwaamheid van de minderjarige. De bijzondere curator kan in tegenstelling tot ouders of de voogd de belangen van het kind onpartijdig behartigen. Hij is immers niet gebonden aan andermans belangen. De bijzondere curator kan het kind horen, zijn belangen achterhalen en deze afwegen en duidelijk naar voren brengen bij de andere partijen en de rechter. Hierdoor wordt er verzekerd dat de mening van het kind wordt gehoord en dat zijn belangen ook daadwerkelijk worden meegewogen. Dit brengt een wenselijke versterking mee van de rechtspositie van de minderjarige in het civiele jeugdrecht. 62 Van der Bijl, Van den Dongen en Vreeburg 2012, p Van der Bijl, Van den Dongen en Vreeburg 2012, p Van der Bijl, Van den Dongen en Vreeburg 2012, p Van der Bijl, Van den Dongen en Vreeburg 2012, p

19 5. De internationale processuele positie van de minderjarige 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk zal de internationale processuele positie van de minderjarige uiteengezet worden. Allereerst zal de processuele positie in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind worden behandeld, daarna zal de processuele positie in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens aan bod komen. Deze uitkomsten zullen worden vergeleken met de huidige processuele positie van de minderjarige in Nederland. Voldoet de Nederlandse wetgeving aan de eisen die in de verdragen worden gesteld? Er zal afgesloten worden met een conclusie. 5.2 Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind Algemeen Het IVRK is op 20 november 1989 aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Het Verdrag is officieel op 2 september 1990 in werking getreden, voor Nederland was dit op 8 maart Het IVRK is het meest geratificeerde internationale mensenrechtenverdrag ter wereld, enkel de Verenigde Staten, Somalië en Zuid-Sudan hebben het Verdrag niet geratificeerd. 66 Het Verdrag bestaat uit 54 artikelen die handelen over de burgerlijke, politieke, economische, sociale en culturele rechten van minderjarigen. 67 Het Verdrag is bindend voor de toegetreden staten en zij hebben ook de verplichting om de bepalingen van het Verdrag uit te voeren. De bepalingen in het Verdrag zijn onder te verdelen in drie categorieën: protection ( bescherming ), provision ( voorzieningen ) en participation ( participatie ). Het primaire doel van het Verdrag is dat de rechten van het kind door de Verdragsstaten worden gerespecteerd en dat de toepassing ervan wordt bevorderd en verzekerd via het treffen van passende wetgeving, administratieve en andere maatregelen. Dit betekent onder meer dat kinderen ( in toenemende mate ) hun toekomende rechten zelfstandig moeten kunnen uitoefenen. De participatie van de minderjarige komt sterk tot uitdrukking in het IVRK. Participatie is de kern van het Verdrag, er worden voor het eerst een aantal zelfbeschikkingsrechten van kinderen erkend Het belang van het kind Een van de kernbepalingen van het IVRK is artikel 3. Dit artikel handelt over het belang van het kind. In lid 1 van dit artikel is vermeld dat bij alle maatregelen betreffende kinderen het belang van het kind betrokken dient te worden en de eerste overweging moet vormen. Dit artikel heeft rechtstreekse werking. Het richt zich tot alle instanties die beslissingen nemen over kinderen. Al deze instanties dienen zich derhalve aan deze bepaling te houden. Het is eveneens een algemeen beginsel 66 S. Meuwese, M. Blaak & M. Kaandorp 2005, p. 2. En Van Os e.a. 2012, p Doek 2007, p Boonen 2004, p

20 dat fundamenteel is voor de implementatie van alle andere rechten. Deze bepaling dient betrokken te worden bij de interpretatie en toepassing van alle andere artikelen uit het IVRK. 69 Dit artikel komt overeen met het Nederlandse civiele jeugdrecht. Het belang van het kind speelt in het Nederlandse recht een grote rol. Bij alle beslissingen die het kind aangaan, vormt het belang van het kind de eerste overweging. Dit is te zien bij de regelgeving omtrent de ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing, ontheffing en ontzetting van het ouderlijk gezag. Deze ingrijpende maatregelen worden ( volgens de wet ) in het belang van het kind genomen De ontwikkelende vermogens van het kind De ontwikkeling van het kind speelt ook een rol in het IVRK, dit komt tot uiting in art. 5 van het Verdrag. Dit artikel handelt over de rol van de ouders en de ontwikkeling van de minderjarige, het luidt als volgt: De Staten die partij zijn, eerbiedigen de verantwoordelijkheden, rechten en plichten van de ouders of, indien van toepassing, van de leden van de familie in ruimere zin of de gemeenschap al naar gelang het plaatselijk gebruik, van wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk zijn voor het kind, voor het voorzien in passende leiding en begeleiding bij de uitoefening door het kind van de in dit Verdrag erkende rechten, op een wijze die verenigbaar is met de zich ontwikkelende vermogens van het kind. Het kind wordt eveneens zoals in art. 1:1 lid 1 BW als zelfstandig rechtssubject gezien. Het kind dient door de ouders begeleid te worden bij de uitoefening van de in het Verdrag erkende rechten. Bovendien moeten hierbij de zich ontwikkelende vermogens van het kind in acht worden genomen. Dit houdt in dat het kind in toenemende mate zelfstandig, zonder inmenging of begeleiding, zijn of haar rechten kan en mag uitoefenen. De ontwikkeling van het kind naar volwassenheid moet worden gerespecteerd en verwezenlijkt. Er dient rekening te worden gehouden met de mening van het kind, maar ook dient het kind te worden bijgestaan bij de uitoefening van zijn rechten. Kinderen moeten gestimuleerd en begeleid worden bij de groeiende verantwoordelijkheid en autonomie in hun leven. 71 Het Verdrag gaat ervan uit dat staten de minderjarige de mogelijkheid biedt zijn rechten zelfstandig uit te oefenen, dit moet gepaard gaan met de daarbij horende erkenning van processuele bekwaamheid in a manner consistent with the evolving capacities of the child. 72 In het civiele jeugdrecht is dit uitgangspunt terug te vinden als de minderjarige die in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake. Echter, alleen bij kinderen jonger dan twaalf jaar is dit terug te vinden. 73 In het civiele jeugdrecht wordt bij de minderjarige van twaalf jaar en ouder geen rekening gehouden met zijn ontwikkelende vermogens. In geen enkele bepaling betreffende de kinderbeschermingsmaatregel wordt verwezen naar de toenemende zelfstandigheid en autonomie, 69 Van der Bijl, Van den Dongen en Vreeburg 2012, p S. Meuwese, M. Blaak & M. Kaandorp 2005, p S. Meuwese, M. Blaak & M. Kaandorp 2005, p Flach e.a. 2005, p Zie het hoorrecht ex art. 809 Rv 20

Minderjarigheid in het recht

Minderjarigheid in het recht Minderjarigheid in het recht Minderjarigen zijn personen onder de 18 jaar, tenzij voor hun 18e levensjaar huwelijk, geregistreerd partnerschap (GP) of meerderjarigverklaring van moeder van 16/17 jr Twee

Nadere informatie

De belangenbehartiger van de minderjarigen in Nederland

De belangenbehartiger van de minderjarigen in Nederland De belangenbehartiger van de minderjarigen in Nederland Welke voorwaarden kunnen het beste worden gesteld aan de benoeming en kwaliteit van de rechtsfiguur de bijzondere curator, teneinde de rechtspositie

Nadere informatie

Waarom mag ik niet zelfstandig bij u aankloppen om mijn mening te geven edelachtbare rechter?

Waarom mag ik niet zelfstandig bij u aankloppen om mijn mening te geven edelachtbare rechter? Waarom mag ik niet zelfstandig bij u aankloppen om mijn mening te geven edelachtbare rechter? Een onderzoek naar de rechtspositie van minderjarigen geboren in een informele relatie om de rechter te vragen

Nadere informatie

De positie van bijzondere curatoren, art. 1:250 BW

De positie van bijzondere curatoren, art. 1:250 BW De positie van bijzondere curatoren, art. 1:250 BW Onderzoek naar de manieren waarop de positie van bijzondere curatoren verbeterd kan worden ter versterking van de rechtspositie van minderjarigen Masterscriptie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 047 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd

Nadere informatie

A 2011 N 57 PUBLICATIEBLAD

A 2011 N 57 PUBLICATIEBLAD A 2011 N 57 PUBLICATIEBLAD LANDSVERORDENING van de 15de december 2011 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van gezamenlijk gezag over minderjarige kinderen (Landsverordening gezamenlijk

Nadere informatie

Protocol Gezag en omgang na scheiding. Datum 30 januari 2013

Protocol Gezag en omgang na scheiding. Datum 30 januari 2013 Protocol Gezag en omgang na scheiding Datum 30 januari 2013 Status Definitief Inleiding - 5 1 Doel van het onderzoek - 6 2 Uitgangspunten - 7 3 Werkwijze van de Raad - 8 3.1 Eerste informatieronde - 8

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059 ECLI:NL:RBAMS:2015:10059 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-10-2015 Datum publicatie 13-06-2016 Zaaknummer C/13/592460 / JE RK 15-996 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2012:BY2805

ECLI:NL:RBMAA:2012:BY2805 ECLI:NL:RBMAA:2012:BY2805 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 19-04-2012 Datum publicatie 12-11-2012 Zaaknummer 152909 / FA RK 11-238 en 165071 / FA RK 11-1210 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Masterscriptie Privaatrechtelijke rechtspraktijk Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid

Masterscriptie Privaatrechtelijke rechtspraktijk Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Masterscriptie Privaatrechtelijke rechtspraktijk Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid De procespositie van minderjarigen in het Nederlandse civiele jeugdrecht In hoeverre is processuele

Nadere informatie

Profiel bijzondere curator in Jeugdzaken

Profiel bijzondere curator in Jeugdzaken Profiel bijzondere curator in Jeugdzaken Het Profiel bijzondere curator in jeugdzaken beschrijft de profielschets van de bijzondere curator in Jeugdzaken, verder te noemen; bijzondere curator. De bijzondere

Nadere informatie

Jeugdbescherming in Nederland

Jeugdbescherming in Nederland Jeugdbescherming in Nederland Jeugdbescherming in Nederland Mr. drs. Bart de Jong Adviseur Van Montfoort 2 Stelselwijziging Jeugd Wat is Jeugdbescherming? Proces/Actoren Doelgroep en problematiek Maatregelen

Nadere informatie

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK)

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK) VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK) Artikel 3 IRVK 1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690 ECLI:NL:RBOBR:2015:3690 Instantie Datum uitspraak 19-06-2015 Datum publicatie 14-07-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant C/01/280880 / FA RK 14-3596_2

Nadere informatie

Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming ~ 2500 GC Den Haag

Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming ~ 2500 GC Den Haag Parkstraat 83 Den Haag Correspondentie: Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming ~ 2500 GC Den Haag ~ Telefoon Fax algemeen (070) (070) 361 93361 009310 Fax rechtspraak (070) 361 9315 Aan de

Nadere informatie

Een eigen formele rechtsingang voor minderjarigen

Een eigen formele rechtsingang voor minderjarigen Een eigen formele rechtsingang voor minderjarigen Onderzoek naar de mogelijkheden van een eigen formele rechtsingang voor minderjarigen in Nederland binnen het civiele recht Masterscriptie Nederlands recht

Nadere informatie

Cliënt Onder een cliënt verstaan we de jeugdige, zijn (stief)ouders of wettelijk vertegenwoordigers.

Cliënt Onder een cliënt verstaan we de jeugdige, zijn (stief)ouders of wettelijk vertegenwoordigers. Inleiding D3 werkt vanuit de privacy kaders die door de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) zijn opgelegd. Bij de start van de zorg bij D3 ontvangt de cliënt het privacyreglement. Alle privacygevoelige

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682 ECLI:NL:RBAMS:2016:7682 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-11-2016 Datum publicatie 28-11-2016 Zaaknummer C/13/614102 / FA RK 16-5813 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 23-02-2017 Zaaknummer 200.199.846/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

De versterking van de formele rechtspositie van de minderjarigen

De versterking van de formele rechtspositie van de minderjarigen De versterking van de formele rechtspositie van de minderjarigen Het functioneren van het bijzonder curatorschap ex artikel 1:250 Burgerlijk Wetboek versus de invoering van een eigen rechtsingang voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 145 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet

Nadere informatie

Sonja de Pauw Gerlings Döhrn, kinderrechter Rotterdam

Sonja de Pauw Gerlings Döhrn, kinderrechter Rotterdam Gedwongen hulpverlening Sonja de Pauw Gerlings Döhrn, kinderrechter Rotterdam Ondertoezichtstelling Zedelijke of geestelijke belangen of gezondheid ernstig bedreigd en andere middelen hebben gefaald of,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

ECLI:NL:RBMNE:2017:449 ECLI:NL:RBMNE:2017:449 Instantie Datum uitspraak 02-02-2017 Datum publicatie 06-02-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer C/16/418623 / FA RK 16-4448 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten

Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten versie 1.0 K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd Jos Janssen, Mei 2014 1 Bezwaar en Beroep Jeugdwet Van recht op zorg naar jeugdhulpplicht In het wetsvoorstel

Nadere informatie

Rapport (verkort) Naar aanleiding van de feitelijke uithuisplaatsing van een zesjarige jongen.

Rapport (verkort) Naar aanleiding van de feitelijke uithuisplaatsing van een zesjarige jongen. Rapport (verkort) Naar aanleiding van de feitelijke uithuisplaatsing van een zesjarige jongen. Oordeel De Kinderombudsman is van mening dat Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant vestiging Oss en de politie Oost-Brabant

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 568 Besluit van 14 november 1995 tot wijziging van het Besluit kwaliteitsregels jeugdhulpverlening, het Besluit kwaliteitsregels en taken voogdij-

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat Bureau Jeugdzorg Zeeland: hem niet heeft betrokken bij de totstandkoming van het indicatiebesluit dat is opgesteld met betrekking tot zijn minderjarige kind;

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474 ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-10-2012 Datum publicatie 28-11-2012 Zaaknummer 200.111.854 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

Preventie lijden bij scheiden Over de versterking van de rechtspositie van kinderen bij de scheiding van hun ouders

Preventie lijden bij scheiden Over de versterking van de rechtspositie van kinderen bij de scheiding van hun ouders Preventie lijden bij scheiden Over de versterking van de rechtspositie van kinderen bij de scheiding van hun ouders Nadine Jamin ANR: 984551 Universiteit van Tilburg Afstudeercommissie: Mr. P. Vlaardingerbroek

Nadere informatie

Voor de RBCZ Sectoren Medisch Sociaal Psychosociaal

Voor de RBCZ Sectoren Medisch Sociaal Psychosociaal Voor de RBCZ Sectoren Medisch Sociaal Psychosociaal INFORMATIE OVER WETTELIJKE REGELS BEHANDELING KINDEREN POSITIE OUDERS - behandelen van minderjarige kinderen - het sluiten van een behandelingsovereenkomst

Nadere informatie

Congres De ots90 jaar:versleten of vitaal? Workshop: ots, omgang en het belang van het kind

Congres De ots90 jaar:versleten of vitaal? Workshop: ots, omgang en het belang van het kind Congres De ots90 jaar:versleten of vitaal? Workshop: ots, omgang en het belang van het kind Voorzitter: Paul van Teeffelen Inleider: Esther Lam Referent: Sonja de Pauw Gerlings Introductietekst workshop

Nadere informatie

2. Onder handelingen op het gebied van de geneeskunst worden verstaan:

2. Onder handelingen op het gebied van de geneeskunst worden verstaan: Artikel 446 1. De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling - in deze afdeling verder aangeduid als de behandelingsovereenkomst - is de overeenkomst waarbij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon,

Nadere informatie

[Appellant 1] en [Appellant 2], beiden wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten)

[Appellant 1] en [Appellant 2], beiden wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten) LJN: BI3542, Centrale Raad van Beroep, 08/3709 WJZ + 08/3713 WJZ Datum uitspraak: 15-04-2009 Datum publicatie: 12-05-2009 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

Actiepunten voor de versterking van het Kinderrechtenverdrag Geformuleerd op de juridische deelconferentie van de Kinderrechtentop 2009

Actiepunten voor de versterking van het Kinderrechtenverdrag Geformuleerd op de juridische deelconferentie van de Kinderrechtentop 2009 Actiepunten voor de versterking van het Kinderrechtenverdrag Geformuleerd op de juridische deelconferentie van de Kinderrechtentop 2009 Actiepunten algemeen 1. Rechters moeten in iedere uitspraak waarbij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 353 Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam

Nadere informatie

Protocol informatieverstrekking school naar leerlingen en ouders, voogden en verzorgers

Protocol informatieverstrekking school naar leerlingen en ouders, voogden en verzorgers Protocol informatieverstrekking school naar leerlingen en ouders, voogden en verzorgers De Thermiek heeft te maken met verschillende groepen die in meerdere of mindere mate rechten kunnen doen gelden op

Nadere informatie

De Kinderombudsman Erasmus Universiteit Rotterdam. 31 mei 2013

De Kinderombudsman Erasmus Universiteit Rotterdam. 31 mei 2013 De Kinderombudsman Erasmus Universiteit Rotterdam 31 mei 2013 Terugblik Het onderzoek naar de bijzondere curator De stem en het belang van het kind 12 IVRK: het kind heeft het recht om zijn of haar mening

Nadere informatie

Burgerlijk Wetboek Boek 7, Afdeling 5

Burgerlijk Wetboek Boek 7, Afdeling 5 Burgerlijk Wetboek Boek 7, Afdeling 5 (Tekst geldend op: 19 02 2015) Afdeling 5. De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling Artikel 446 4. De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling in deze

Nadere informatie

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID PREAMBULE Erkennende dat ondanks de bestaande verschillen in de nationale familierechten er evenwel een toenemende convergentie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 23 714 Wijziging van, onder meer, Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met invoering van medevoogdij en gezamenlijke voogdij Nr. 7 NOTA

Nadere informatie

Gerechtshof 's-hertogenbosch , ECLI:NL:GHSHE:2018:4847

Gerechtshof 's-hertogenbosch , ECLI:NL:GHSHE:2018:4847 Gerechtshof 's-hertogenbosch 22-11-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4847 Datum publicatie 23-11-2018 KI Zaaknummer 200.235.106_01 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2017:12254 Rechtsgebieden Personen-

Nadere informatie

Als ouders niet meer samen zijn

Als ouders niet meer samen zijn Als ouders niet meer samen zijn Inhoudsopgave Waarover gaat deze folder?...5 Werkwijze hulpverleners...5 Rol van ouders...6 Regelingen met betrekking tot het gezag...7 Als ouders niet meer samen zijn...8

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276 ECLI:NL:RBAMS:2014:8276 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 05-11-2014 Datum publicatie 09-12-2014 Zaaknummer FA RK 14-7711 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

Opmerkingen over Hoofdstuk 1. Wijziging van wetten Artikel 1.8, wijziging van het Bw

Opmerkingen over Hoofdstuk 1. Wijziging van wetten Artikel 1.8, wijziging van het Bw Parkstraat 83 Den Haag Correspondentie: Postbus 30137 2500 GC Den Haag Telefoon (070) 361 93 00 Fax algemeen (070) 361 93 10 Fax rechtspraak (070) 361 93 15 Aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,

Nadere informatie

De rechten van grootouders

De rechten van grootouders Mr E.L.M. Louwen advocaat familierecht/mediator Bierman advocaten, Tiel De rechten van grootouders Wet Al jaren vragen grootouders aan de rechter om een omgangsregeling met hun kleinkinderen. Al jaren

Nadere informatie

MENTORSCHAP TEN BEHOEVE VAN MEERDERJARIGEN ARTIKELEN

MENTORSCHAP TEN BEHOEVE VAN MEERDERJARIGEN ARTIKELEN TITEL 20: MENTORSCHAP TEN BEHOEVE VAN MEERDERJARIGEN ARTIKELEN 450-462 Artikel 450 Indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat

Nadere informatie

Afkortingen 13 I PERSONEN- EN FAMILIERECHT 23

Afkortingen 13 I PERSONEN- EN FAMILIERECHT 23 Inhoud Afkortingen 13 1 Inleiding recht 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Omschrijving en doel 15 1.3 Rechtsgebieden 16 1.4 Materieel recht en formeel recht 19 1.5 Nationaal en internationaal recht 20 1.6 Inhoud

Nadere informatie

Als ouders niet meer samen zijn

Als ouders niet meer samen zijn Als ouders niet meer samen zijn Informatiefolder over de rechten en plichten van gescheiden ouders bij hulpverlening aan kinderen ALS OUDERS NIET MEER SAMEN ZIJN INFORMATIEFOLDER OVER DE RECHTEN EN PLICHTEN

Nadere informatie

Afkortingen 13 I PERSONEN- EN FAMILIERECHT 23

Afkortingen 13 I PERSONEN- EN FAMILIERECHT 23 Inhoud Afkortingen 13 1 Inleiding recht 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Omschrijving en doel 15 1.3 Rechtsgebieden 16 1.4 Materieel recht en formeel recht 19 1.5 Nationaal en internationaal recht 20 1.6 Inhoud

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 45 Besluit van 8 februari 2010, houdende wijziging van het Besluit van 1 september 1995 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur

Nadere informatie

Protocol Informatieverstrekking. november 2017

Protocol Informatieverstrekking. november 2017 Protocol Informatieverstrekking november 2017 1. Inleiding Artikel 11 van de Wet op het Primair Onderwijs (hierna: WPO ) verplicht scholen in algemene zin om te rapporteren over de vorderingen van de leerlingen

Nadere informatie

Als ouders niet meer samen zijn

Als ouders niet meer samen zijn Algemene informatie Als ouders niet meer samen zijn Informatiefolder over de rechten en plichten van gescheiden ouders bij hulpverlening aan kinderen 1 2 Waarover gaat deze folder? Uw kind bezoekt binnenkort

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2012:2572

ECLI:NL:RBHAA:2012:2572 ECLI:NL:RBHAA:2012:2572 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 12062012 Datum publicatie 16072013 Zaaknummer 182928 FA RK 112236 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882 ECLI:NL:RBNHO:2016:10882 Instantie Datum uitspraak 28-12-2016 Datum publicatie 17-01-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer C/15/245613 / FA RK 16-4085 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Training complexe echtscheidingen. 1 Regio Gooi en Vechtstreek

Training complexe echtscheidingen. 1 Regio Gooi en Vechtstreek Training complexe echtscheidingen 1 Regio Gooi en Vechtstreek Training complexe echtscheidingen Programma: 13.45 u Inloop 14.00 u Opening Catelijne van der Hoeven, stafarts Jeugd en Gezin 14.05 Juridisch

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882

ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882 ECLI:NL:GHARN:2004:AR8882 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 21-12-2004 Datum publicatie 13-01-2005 Zaaknummer B04/635 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Cassatie:

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2017:172

ECLI:NL:OGEAA:2017:172 ECLI:NL:OGEAA:2017:172 Instantie Datum uitspraak 14-03-2017 Datum publicatie 17-03-2017 Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Zaaknummer EJ nr. 1286 van 2017 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZLY:2010:BL6834

ECLI:NL:RBZLY:2010:BL6834 ECLI:NL:RBZLY:2010:BL6834 Instantie Rechtbank Zwolle-Lelystad Datum uitspraak 01-02-2010 Datum publicatie 09-03-2010 Zaaknummer 166958 / JZ RK 10-46 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366 ECLI:NL:RBMNE:2014:2366 Instantie Datum uitspraak 23-05-2014 Datum publicatie 20-08-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer C-16-366100 - JE RK 14-841 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:2541 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2013:2541 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2013:2541 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 18-06-2013 Datum publicatie 19-08-2013 Zaaknummer 200.119.707/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

Webinar 9 april Echtscheidingsprocesrecht. Door mr. H.A. Gerritse

Webinar 9 april Echtscheidingsprocesrecht. Door mr. H.A. Gerritse Webinar 9 april 2015 Echtscheidingsprocesrecht Door mr. H.A. Gerritse Algemene bepalingen Hoor en wederhoor; art. 19 Rv; Voorkomen van onredelijke vertraging in de procedure, art. 20 Rv Feiten volledig

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Pleegoudersupport Zeeland

Pleegoudersupport Zeeland Pleegoudersupport Zeeland Voorbeeldbrieven Inleiding Dit document bevat een aantal voorbeeldbrieven die u kunt gebruiken wanneer u gebruik wilt maken van uw blokkaderecht, wanneer u een bijzondere curator

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0577

ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0577 ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0577 Instantie Datum uitspraak 10-12-2009 Datum publicatie 26-01-2010 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 09-3292 / 353683 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

Reglement Cliëntenraad Jeugdbescherming Brabant

Reglement Cliëntenraad Jeugdbescherming Brabant Reglement Cliëntenraad Jeugdbescherming Brabant 1 oktober 2011 Reglement Cliëntenraad van Jeugdbescherming Brabant Jeugdbescherming Brabant stelt conform artikel 58 e.v. van de Wet op de Jeugdzorg een

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706

ECLI:NL:RBDHA:2015:6706 ECLI:NL:RBDHA:2015:6706 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 11062015 Datum publicatie 21072015 Zaaknummer C09488927 FA RK 153785 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen en

Nadere informatie

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 5 > Maakt u zich zorgen over een kind? 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen van Kinderbescherming

Nadere informatie

Protocol informatieverstrekking school naar leerlingen en ouders, voogden en verzorgers

Protocol informatieverstrekking school naar leerlingen en ouders, voogden en verzorgers Protocol informatieverstrekking school naar leerlingen en ouders, voogden en verzorgers De Thermiek heeft te maken met verschillende groepen die in meerdere of mindere mate rechten kunnen doen gelden op

Nadere informatie

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 4 > Maakt u zich zorgen over een kind? 5 > Opvoedingsproblemen 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen

Nadere informatie

Reglement Cliëntenraad Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant

Reglement Cliëntenraad Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant Reglement Cliëntenraad Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant 1 oktober 2011 Reglement Cliëntenraad van Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant stelt conform

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 131 Wet van 12 maart 2014 tot aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van

Nadere informatie

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave Mr. H.A. Gerritse Jurisprudentie Hoge Raad 4 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1402, met betrekking

Nadere informatie

Protocol informatieverstrekking gescheiden ouders

Protocol informatieverstrekking gescheiden ouders Protocol informatieverstrekking gescheiden ouders Voorgenomen besluit CvB : 1 november 2016 Bespreking CMO : 15 september 2016 Instemming GMR : 6 april 2017 Vastgesteld besluit CvB : 11 april 2017 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Definities van de gehanteerde termen:

Definities van de gehanteerde termen: Protocol Scheiding in school 1 Dit protocol: legt uit wie voor de wet ouder van een kind is; formuleert een aantal richtlijnen waar de school zich aan zal houden om misverstanden te voorkomen; beschrijft

Nadere informatie

De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling (WGBO)

De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling (WGBO) De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling (WGBO) Artikel 446 1.De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling - in deze afdeling verder aangeduid als de behandelingsovereenkomst - is de overeenkomst

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14167 Wijziging in het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, strekkende tot invoering ten behoeve van minderjarige moeders

Nadere informatie

Geschiedenis van de OTS

Geschiedenis van de OTS 1 Geschiedenis van de OTS 1.1 Inleiding Ruim 85 jaar geleden werd de ondertoezichtstelling (OTS) ingevoerd. Doel ervan was om ouders en kinderen 1 tijdelijke gedwongen hulp te verlenen in de hoop dat de

Nadere informatie

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 4 > Maakt u zich zorgen over een kind? 5 > Opvoedingsproblemen 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen

Nadere informatie

HOORRECHT VAN MINDERJARIGEN IN ECHTSCHEIDINGSPROCEDURS

HOORRECHT VAN MINDERJARIGEN IN ECHTSCHEIDINGSPROCEDURS HOORRECHT VAN MINDERJARIGEN IN ECHTSCHEIDINGSPROCEDURS Faculteit Rechtsgeleerdheid Privaatrecht, Familie- en Jeugdrecht Examencommissie: mevr. mr. J.A.E. van Raak-Kuiper mevr. mr. V.M. Smits Onderwerp:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:2594

ECLI:NL:RBGEL:2017:2594 ECLI:NL:RBGEL:2017:2594 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 11-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/05/290891 / FA RK 15-3197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Inhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN

Inhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN LIJST VAN AFKORTINGEN XIII 1 INLEIDING 1 1.1 Inleiding 1 1.1.1 Definitie van gesloten jeugdhulp 3 1.1.2 Gesloten jeugdhulp en vrijheidsbeneming 5 1.1.3 Gesloten jeugdhulp in cijfers 7 1.1.4 Doelgroep van

Nadere informatie

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht ECLI:NL:GHSHE:2016:416 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 11-02-2016 Datum publicatie 12-02-2016 Zaaknummer 200 180 361_01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 15596 7 oktober 2010 Regeling van 29 september 2010, nr. 5668860/10/6 tot wijzing van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek

Nadere informatie

WGBO boek 7, afdeling 5 Burgerlijk wetboek (BW) Citeren als: artikel 7:446, lid 1 BW etc. Afdeling 5. De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling

WGBO boek 7, afdeling 5 Burgerlijk wetboek (BW) Citeren als: artikel 7:446, lid 1 BW etc. Afdeling 5. De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling WGBO boek 7, afdeling 5 Burgerlijk wetboek (BW) Citeren als: artikel 7:446, lid 1 BW etc. Afdeling 5. De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling Artikel 446 1. De overeenkomst inzake geneeskundige

Nadere informatie

VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980)

VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980) VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980) Aan Mevrouw/Mijnheer de Voorzitter van de Raadkamer van de Correctionele Rechtbank te Brussel Justitiepaleis Poelaertplein

Nadere informatie

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende

Nadere informatie

Werkstuk Maatschappijleer Curatele, mentorschap en bewindvoerschap

Werkstuk Maatschappijleer Curatele, mentorschap en bewindvoerschap Werkstuk Maatschappijleer Curatele, mentorschap en bewindvoerschap Werkstuk door een scholier 2527 woorden 2 oktober 2001 6,1 34 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Hoofdstuk 1 Wat is ondercuratelestelling,

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Woord vooraf / 11

Inhoudsopgave. Woord vooraf / 11 Inhoudsopgave Woord vooraf / 11 1 De ondertoezichtstelling 90 jaar: versleten of vitaal? / 13 Mariëlle Bruning & Ton Liefaard 1.1 Inleidende opmerkingen / 13 1.2 De OTS na 1995 / 13 1.3 Aanleiding tot

Nadere informatie

De bijzondere curator vs. the child representative.

De bijzondere curator vs. the child representative. 1 De bijzondere curator vs. the child representative. Door: Ghizlan Zaghdoud ANR: 333690 Rechtsgebied: Jeugdrecht Begeleider: V.M. Smits Afstudeerdatum: 30 april 2014 2 Inhoudsopgave --------------------

Nadere informatie

3 In op die behandelingsovereenkomst betrekking hebbende aangelegenheden is de minderjarige bekwaam in en buiten rechte op te treden.

3 In op die behandelingsovereenkomst betrekking hebbende aangelegenheden is de minderjarige bekwaam in en buiten rechte op te treden. Afdeling 5. De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling Artikel 446 1 De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling - in deze afdeling verder aangeduid als de behandelingsovereenkomst - is de overeenkomst

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming anpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming VOORSTEL VN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

REGLEMENT 3.683.BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE

REGLEMENT 3.683.BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE 3.683.BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE Vastgesteld bij collegebesluit van 19 juni 2007, nr. 6a. Datum bekendmaking: 27 juni 2007. Datum inwerkingtreding: 28 juni 2007. Gemeenteblad

Nadere informatie

De positie van de minderjarige in de echtscheidingsprocedure van zijn ouders

De positie van de minderjarige in de echtscheidingsprocedure van zijn ouders MASTERSCRIPTIE De positie van de minderjarige in de echtscheidingsprocedure van zijn ouders Dient de positie van de minderjarige in de echtscheidingsprocedure van zijn ouders verbeterd te worden en zo

Nadere informatie

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 4 > Maakt u zich zorgen over een kind? 5 > Opvoedingsproblemen 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen

Nadere informatie

Evoluties in het Nederlandse jeugdbeschermingsrecht

Evoluties in het Nederlandse jeugdbeschermingsrecht Evoluties in het Nederlandse jeugdbeschermingsrecht Prof.mr.drs. Mariëlle Bruning Leuven, 28 mei 2015 Inhoud Juridisch kader jeugdbescherming in Nederland Historische evolutie jeugdbescherming Aandachtspunten

Nadere informatie