Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Gemeente Grave

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Gemeente Grave"

Transcriptie

1 Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied

2

3 Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Toelichting Bijlage(n) Regels Bijlage(n) Verbeelding schaal 1: Datum: Oktober 2012 Projectgegevens: TOE03-GRA A REG03-GRA A TEK03-GRA A Identificatienummer: NL.IMRO.0786.BPBuitengebied-ON01 Postbus AK Rosmalen T (073) F (073) E info@croonen.nl I

4

5 Inhoud 1 Inleiding Aanleiding Doel Plangebied Totstandkoming bestemmingsplan Leeswijzer 2 2 Beleidskader Beleid rijksniveau Beleid provinciaal/regionaal niveau Beleid gemeentelijk niveau Beleidsmatige aandachtspunten 23 3 Beschrijving en analyse plangebied Gebiedskarakteristiek Beschrijving en analyse gebied Gebiedsgerichte aandachtspunten 32 4 Hoofdlijnen bestemmingsplan Algemeen Uitgangspunten plansystematiek Cultuurhistorie en archeologie Natuurparagraaf Waterparagraaf Milieuparagraaf 63 5 Uitgangspunten verbeelding en regels 75 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid bestemmingsplan Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid 83 Bijlage 1. Gebiedsvisie Bebouwingsconcentraties 2. Kwaliteitsbeleid gemeente Grave 3. Overzicht waardevolle panden 4. Ruimtelijke onderbouwingen initiatieven 5. Inspraaknota

6 ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Figuur: Kaart begrenzing plangebied

7 1 Inleiding 1.1 Aanleiding De gemeente Grave heeft besloten om voor het buitengebied van haar gemeente een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. De aanleiding voor deze planherziening is zowel juridisch als inhoudelijk. Juridisch gezien gelden er binnen de gemeente Grave twee plannen voor het buitengebied, namelijk het Bestemmingsplan Buitengebied 1998 van de gemeente Grave en de herziening ervan uit Daarnaast gelden er diverse postzegelplannen. Inhoudelijk gezien zijn er diverse feitelijke en beleidsmatige ontwikkelingen, die vragen om een herziene regeling. Te noemen zijn ontwikkelingen op het terrein van landbouw (bedrijfsbeëindiging, nevenfuncties), recreatie (bedrijfsontwikkeling) en natuur en landschap (natuur- en landschapsontwikkeling), alsmede de nieuwe provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening en Verordening ruimte (2011). Ook zaken als de Wro en de eisen voortkomend uit de RO Standaarden 2012 vereisen een herziening. 1.2 Doel Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een actueel, toegankelijk en handhaafbaar planologisch-juridisch beleidskader voor het buitengebied van de gemeente Grave. Dit kader is gericht op het beheer van bestaande kwaliteiten en functies en het faciliteren van nieuwe kwaliteiten en functies. Het plan vervangt de volgende (vigerende) plannen: 1 Bestemmingsplan Buitengebied 1998, vastgesteld door de gemeente Grave op 2 februari 1998 en gedeeltelijk goedgekeurd door GS op 15 september 1998; 2 Bestemmingsplan Buitengebied 1998, eerste partiële herziening, vastgesteld door de gemeente Grave op 21 juni 2005 en goedgekeurd door GS op 31 januari Naast bovengenoemde bestemmingsplannen zijn nog diverse (postzegel)bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en partiële herzieningen opgesteld, waarvoor dit bestemmingsplan als vervanging dient. Tevens zijn diverse ruimtelijke onderbouwingen opgesteld welke in dit bestemmingsplan zijn verwerkt. Deze onderbouwingen zijn opgenomen als bijlage bij deze toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan. De toelichting maakt geen onderdeel uit van het juridische plan. Het bevat informatie over het beleidskader, het plangebied, de doelen en uitgangspunten van het plan, alsmede de plansystematiek en de uitwerking er van in planthema s en bestemmingen. 1

8 1.3 Plangebied Het plangebied omvat het gehele buitengebied van de gemeente Grave, exclusief de vestingstad Grave en de kerkdorpen Escharen, Gassel en Velp, inclusief de bebouwingsconcentraties in het buitengebied. Onder meer de planontwikkeling Hof van Esteren maakt geen deel uit van het plangebied, net als De Bons, Landgoed Hommerzaad en het AZC terrein. De buitenbegrenzing van het bestemmingsplan valt samen met de gemeentegrens welke grenst aan het grondgebied van de gemeenten Cuijk, Mill en Sint Hubert, Landerd, Oss, Wijchen en Heumen. Op bijgaand kaartbeeld is de begrenzing van het plangebied van dit bestemmingsplan weergegeven. 1.4 Totstandkoming bestemmingsplan De totstandkoming van dit plan is begeleid door een ambtelijke werkgroep. Hieraan namen relevante vakdisciplines vanuit de gemeente deel. Het plan is verder begeleid door een maatschappelijke klankbordgroep. In de klankbordgroep zat een aantal organisaties die belang hadden bij het tot stand komen van een adequaat en goed plan. 1.5 Leeswijzer Dit bestemmingsplan bestaat uit een juridisch bindende verbeelding met bijbehorende regels en uit een (beleidsmatige) toelichting, die geen juridisch bindend karakter heeft. Hoofdstuk 2 van de toelichting beschrijft het relevante beleid dat ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving en analyse van het plangebied op basis van de lagenbenadering. Hoofdstuk 4 omvat de hoofdlijnen van het bestemmingsplan, waaronder de gekozen plansystematiek. De hoofdstukken 5 en 6 gaan in op de juridische regeling, de uitvoering van het plan, respectievelijk de procedure. De snelle lezer, die in korte tijd een globaal inzicht wil krijgen in het plan, kan volstaan met het lezen van de paragrafen 2.4 en 3.3, hoofdstuk 4 en de bijgevoegde verbeelding. 2

9 2 Beleidskader In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op het beleid dat ruimtelijk relevant is voor het plangebied. Het betreft hier met name integraal ruimtelijk beleid op de verschillende beleidsniveaus. Het ruimtelijk relevant facet- en sectorbeleid komt in de betreffende paragrafen in hoofdstuk 4 aan bod. 2.1 Beleid rijksniveau Nota Ruimte (Ministerie van VROM, 2006) In de Nota Ruimte zijn op Rijksniveau de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020 vastgelegd. De hoofdlijnen van beleid zijn aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een belangrijke rol speelt. De nota heeft 4 hoofddoelen: versterken economie, krachtige steden en een vitaal platteland, waarborging van waardevolle (inter)nationale groengebieden en waarborging van de veiligheid. In de Nota Ruimte worden de bakens in het beleid verzet in de vorm van nieuwe voorstellen met minder regels (deregulering) en meer ruimte voor ontwikkeling (van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie). Het rijk wil hierbij meer overlaten aan lagere overheden (centraal wat moet en decentraal wat kan). Enkele belangrijke koerswijzigingen in de Nota Ruimte zijn de extra aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten, verbrede plattelandsontwikkeling en een minder streng contourenbeleid. plangebied Figuur: Uitsnede Nota Ruimte, Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: water, natuur, landschap Op bovenstaande figuur staat de ruimtelijke structuur met betrekking tot water, natuur en landschap weergegeven. Kenmerkend aan het plangebied is de ligging aan de Maas en grenzend aan het EHS gebied van o.a. de Reeksche heide. Meer gedetailleerde invulling is niet weergegeven op bovenstaande kaart. Deze is verder uitgewerkt in met name provinciaal en gemeentelijk beleid. 3

10 Op de kaart met de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: economie, infrastructuur, verstedelijking, ligt de gemeente Grave buiten de gebieden aangegeven voor verstedelijking. De noordelijke begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de Maas. Deze staat aangeduid als een hoofdverbindingsas water. De Nota biedt meer kansen voor het buitengebied om het economisch draagvlak en de vitaliteit van het landelijk gebied te vergroten. Daarom wil het rijk de mogelijkheid voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimen. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in wonen of werken (kleinschalige bedrijvigheid). Soms kan nieuwbouw wenselijk zijn. Denk hierbij aan woningbouw in de vorm van ruimte-voor-ruimte (rood voor rood) en nieuwe landgoederen (rood voor groen). Het kabinet acht economisch vitale, grondgebonden landbouw van belang voor het beheer van het buitengebied en verwacht dat de provincies in hun ruimtelijke plannen meer mogelijkheden scheppen voor een bredere bedrijfsvoering. Het rijk ondersteunt de veranderingen in de landbouw onder andere door ruimtelijke ontwikkelingen in de richting van duurzame productie te vergemakkelijken. AMvB Ruimte Binnen de kaders van het rijksbeleid kunnen de andere overheden hun eigen ruimtelijke afwegingen maken. De nieuwe Wet ruimtelijke ordening verlegt het accent van specifiek toezicht achteraf, zoals goedkeuring van bestemmingsplannen, naar proactieve sturing, dat wil zeggen invloedsuitoefening vooraf. Meest opvallend is de kaderstelling vooraf door middel van algemene regels. Dit betreft algemene regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Via algemene regels in een Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte zal het Rijk bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen, uit onder andere de Nota Ruimte, doorwerken tot op lokaal niveau. Die regels richten zich primair tot gemeenten, die het eerst verantwoordelijk overheidsniveau zijn voor de inhoud van bestemmingsplannen. De Wet ruimtelijke ordening voorziet ook in de mogelijkheid om, daar waar provinciaal maatwerk vereist is, die regels door provincies te laten uitwerken of provincies onder voorwaarden te laten voorzien in een afwijkende regeling. Dat geschiedt door een provinciale verordening. In de Nota Ruimte is voor nagenoeg alle nationale kaders aangegeven dat deze via nadere uitwerking en detaillering door provincies worden vormgegeven. Bij de opstelling van bestemmingsplannen moet de gemeente zich houden aan bij algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening gestelde regels (kaderstelling c.q. duidelijkheid vooraf). Binnen die kaders hebben gemeenten beleidsruimte. Nieuwe of gewijzigde regels moeten binnen een bepaalde termijn in bestaande bestemmingsplannen verwerkt worden. De AMvB Ruimte zal gefaseerd in werking treden. De daarin opgenomen regels zullen bij het eerstvolgende besluit tot vaststelling of wijziging van een planologische regeling in acht genomen moeten worden. Het is daarom van belang in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied zo mogelijk meteen te voldoen aan de AMvB Ruimte. 4

11 Crisis en herstelwet (2010) Sinds 31 maart 2010 is de Crisis- en herstelwet van kracht. De wet zorgt voor kortere procedures, waardoor bouwprojecten sneller kunnen worden uitgevoerd. Het gaat onder meer om de aanleg van wegen en bedrijventerreinen en de bouw van woningen en windmolenparken. De invoering van de Crisis- en herstelwet (Chw) op 31 maart 2010 heeft voor het aspect geluid een aantal gevolgen, onder meer met betrekking tot de toetsing van grenswaarden bij vergunningverlening, de wijziging van de definitie van industrieterrein conform de Wet geluidhinder en hogere waarden bij wijzigings- en uitwerkingsplannen. Hierbij ligt de aandacht op de blijvende wijzigingen, die voor (het opstellen en gebruiken van) voorliggend plan niet direct van belang zijn, maar bij de toetsing van initiatieven op basis van dit plan aan de orde zijn. De ruimere mogelijkheden voor onder meer co-vergisting van mest zijn buiten dit bestemmingsplan gelaten. 2.2 Beleid provinciaal/regionaal niveau Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant (SVRO) De Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant (SVRO), waarin het beleid van de Interimstructuurvisie is doorvertaald, is vastgesteld op 1 oktober 2010 en op 1 januari 2011 in werking getreden. De SVRO bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Noord-Brabant en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de provinciale verordening. In de Verordening ruimte zijn de kaderstellende elementen uit de SVRO vertaald in concrete regels, die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. De SVRO gaat in op de ruimtelijke kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Mens, markt en milieu zijn binnen de provincie in evenwicht. Daarom kiest de provincie in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en voor een kennisinnovatieve economie, met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in de structuurvisie de rode draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt. De provincie wil het contrastrijke Brabantse landschap herkenbaar houden en verder versterken. Daarom wordt ingezet op de ontwikkeling van robuuste landschappen, een beleefbaar landschap vanaf het hoofdwegennet en behoud en versterking van aanwezige landschapskwaliteiten. Conform de Structurenkaart van de SVRO (zie navolgende figuur) bestaat het plangebied zowel uit groenblauwe structuren (kerngebied groenblauw, groenblauwe mantel en waterbergingsgebied) als landelijk gebied (gemengd landelijk gebied) en stedelijke structuren (zoekgebied verstedelijking en kernen in het landelijk gebied). De betreffende structuren en gebieden worden hierna, waar ze aan de orde komen bij de Verordening ruimte, nader toegelicht. 5

12 Figuur: uitsnede Structurenkaart SVRO en legenda (Provincie Noord-Brabant, 2011a). Gebiedspaspoort Voor heel Noord-Brabant zijn, in het kader van de SVRO, gebiedspaspoorten opgesteld. In de gebiedspaspoorten is aangegeven welke landschapskenmerken bepalend zijn voor de kwaliteit van een gebied of een landschapstype. Daarnaast zijn de provinciale ambities weergegeven voor de ontwikkeling van de landschapskwaliteit. Nieuwe ontwikkelingen kunnen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van nieuwe en gebiedseigen kwaliteiten. 6

13 Het plangebied ligt grotendeels (westelijk) in Maaskant en voor een klein (oostelijk) deel in Maasvallei. Maaskant Maaskant maakt onderdeel uit van het jonge rivierkleilandschap van de Maas, met hogere, meer zandige oeverwallen en lager gelegen open komgronden. Aan de zuidzijde wordt het gebied begrensd door een brede dekzandrug, die de overgang met het Brabant van het zand markeert. Vanaf de middeleeuwen zijn de rivierkleigronden systematisch bedijkt. Door de aanleg van dijken resteerde minder ruimte voor het water van de Maas en is een complex stelsel van overlaten ontwikkeld. Zo kon het water ook ten tijde van hoge piekafvoeren in goede banen worden geleid. De komgronden waren, vanwege de slechte ontwatering en de functie als overlaat, lang als extensieve weidegronden in gebruik. In de kommen zijn meerdere eendenkooien ontstaan. Na de Tweede Wereldoorlog werden de komgebieden goed ontwaterd en ingericht voor de landbouw. Kenmerkend voor de ontwatering van de oostelijke Maaskant is het stelsel van oostwest lopende weteringen. De open rivierkleipolders worden geflankeerd door meer besloten oeverwallen. Het grondgebruik op de oeverwallen is gevarieerder dan in de polders. Op de oeverwallen is een halfopen landschap ontstaan, met besloten delen met oeverwaldorpen en beplanting, en meer open delen tussen de kernen. Identiteitsdragers van Maaskant zijn dijken, weteringen, oude Maasmeanders, wielen en kloostercomplexen. Delen van de buitendijkse gebieden zijn nog steeds in gebruik voor de landbouw (grondgebonden veehouderij), maar de uiterwaarden worden steeds belangrijker voor natuurontwikkeling en recreatie. Het betreft vooral de waterrecreatie. De afwisseling van open en meer besloten gebieden is ook nu nog kenmerkend voor het landschap van de oeverwallen. Door deze afwisseling in het landschap is de natuur rijk aan soorten van open weide- en akkergebieden en de halfopen oeverwallen. In de kommen zijn, na de landinrichting, moderne, grootschalige veehouderij bedrijven ontstaan. Stedelijke ontwikkelingen van Den Bosch in de rivierkleipolders tot aan de Maas hebben het gebied van de Maaskant in tweeën verdeeld. De ambities voor de Maaskant richten zich op het versterken van het contrast tussen oeverwallen en rivierkleipolders met overlaten. Hiervoor gelden onder meer de volgende doelstellingen: Het versterken van het open karakter van de rivierkleipolders. Inzetten op verdichting van de oeverwallen. De relaties tussen stad en land te versterken. De cultuurhistorische waarden in de Maaskant in hun samenhang verder ontwikkelen, beschermen en toeristisch-recreatief ontsluiten. Het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief van het archeologisch landschap Maaskant. Het versterken van de ecologische waarden van het landschap. 7

14 Maasvallei Langs de oostgrens van Brabant heeft de Maas zich ingesneden in het landschap. Hierdoor hebben zich Maasterrasvlakte en -ruggen en het huidige rivierdal van de Maas gevormd. Ook oude stroomgeulen van de Maas zijn als geomorfologische relicten nog duidelijk herkenbaar in het landschap. Het lager gelegen westelijk deel van het gebied is mede gevormd onder invloed van de Raam, die uit het zandplateau richting Grave stroomt. Kenmerkend voor de Maasvallei is het aanwezige microreliëf. Het oude rivierenlandschap van de Maasvallei is van oost naar west te verdelen in rivierdal, Maasterrasrug en Maasterrasvlakte. De Maasheggen zijn kenmerkend voor het rivierdal. Karakteristiek voor de Maasterrasrug zijn de oude bebouwingslinten van afzonderlijke dorpen met elk hun eigen karakteristieke formaat en kenmerken, afgewisseld door open akkercomplexen. Deze zone kent van oudsher de hoogste graad van ruimtelijke (stedelijke) dynamiek in de Maasvallei. In het gebied ten westen van de spoorlijn Nijmegen-Venlo, de Maasterrasvlakte, is de bebouwingsgraad geringer. Het landschap is er relatief vlak en open. Grave vormt aan de noordzijde de beëindiging van de open en lager gelegen Maasterrasvlakte, waarin zich ook het dal van de Raam bevindt. Door de aanwezigheid van het microreliëf en de afwisseling tussen bosschages en open akkers is de Maasvallei een leefgebied voor de das. Kenmerkende landschapselementen voor de Maasvallei zijn: de open akkercomplexen met aanliggende buurtschappen en groen, de Maasheggen, de oude geulen en steilranden. Op de Maasterrasrug liggen de meeste voorzieningen, de bovenregionale infrastructuur en grootste kernen. Grave vormt een belangrijke schakel tussen de Middenpeelweg en de A73 bij Cuijk. De Maasterrasvlakte is een meer laagdynamisch gebied, met kleinere kernen en halfopen landschap. De landbouw is een belangrijke drager van het buitengebied. Intensieve vormen van landbouw (tuinbouw, boomteelt, maar ook intensieve veehouderij) zijn kenmerkend voor dit gebied. De belangrijkste recreatieve en toeristische ontwikkelingen zijn gekoppeld aan de Maas, het Maasheggengebied en aan de grootschalige ontzanding van de Kraaijenbergse Plassen. De ambities voor de Maasvallei richten zich op sterke kernen in een natuurlijke en cultuurhistorisch waardevolle omgeving. Hiervoor gelden onder meer de volgende doelstellingen: Het versterken van contrasten tussen landschappen binnen Maasvallei. De cultuurhistorische waarden van de Maasvallei in hun samenhang verder ontwikkelen, beschermen en toeristisch-recreatief ontsluiten. Het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief van het archeologisch landschap Maasvallei. Het versterken van de ecologische waarden van het landschap van de Maasvallei. De ambitie en de (hoofd)doelstellingen uit de gebiedspaspoorten komen overeen met de doelstellingen van voorliggend bestemmingsplan. Op een meer concreet niveau zijn randvoorwaarden en criteria opgesteld, waarin de provinciale ambities en doelstellingen (door)vertaald zijn, zoals verwoord in hoofdstuk 4 van deze toelichting. 8

15 Verordening ruimte Noord-Brabant 2012 De Verordening ruimte 2012 van de provincie Noord-Brabant is door Provinciale Staten op 11 mei 2012 vastgesteld en met ingang van 1 juni 2012 in werking getreden. Voorliggend bestemmingsplan is binnen de kaders van de Verordening ruimte op-gesteld. Vanuit de Verordening ruimte zijn navolgende aspecten van belang voor dit bestemmingsplan: Bevordering van ruimtelijke kwaliteit (hoofdstuk 2 Vr). Stedelijke ontwikkeling (hoofdstuk 3 Vr). Ecologische hoofdstructuur (hoofdstuk 4 Vr). Water (hoofdstuk 5 Vr). Groenblauwe mantel (hoofdstuk 6 Vr). Aardkunde en cultuurhistorie (hoofdstuk 7 Vr). Agrarisch gebied (hoofdstuk 8 Vr). Intensieve veehouderij (hoofdstuk 9 Vr). Glastuinbouw (hoofdstuk 10 Vr). Niet-agrarische ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied (hoofdstuk 11 Vr). In hoofdstuk 4 van deze toelichting, waar de uitgangspunten van het bestemmingsplan weergegeven zijn, is per specifiek onderwerp weergegeven op welke wijze de Verordening ruimte (door)vertaald is. Een aantal meer algemene aspecten is hierna toegelicht. Bevordering van ruimtelijke kwaliteit De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. Dit betekent dat nieuwe ontwikkelingen een bijdrage leveren aan de kernkwaliteiten van Brabant. Deze kernkwaliteiten zijn in de Structuurvisie ruimtelijke ordening en meer concreet en specifiek in de uitwerking van de Structuurvisie, door middel van Gebiedspaspoorten uitgewerkt. Gebiedskenmerken zijn de spil van ruimtelijke kwaliteit: het gaat daarbij om het verbinden van de opgave met de plek. In de Verordening ruimte is de bevordering van ruimtelijke kwaliteit concreet vertaald in twee principes: zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap. De provincie vraagt gemeenten om bij ruimtelijke afwegingen het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toe te passen. Dat betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. Nieuw ruimtebeslag moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap om daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken. De gemeente Grave onderschrijft beide principes. In voorliggend plan wordt daarom met de gekozen systematiek invulling gegeven aan de Verordening ruimte, door middel van zonering van het plangebied, het beschermen van actuele en potentiële waarden en een passende maatvoering voor ontwikkelingen, bijvoorbeeld enkel op bestaande locaties, passende maximale maatvoering en de mogelijkheid voor het stellen van nadere eisen. Een nadere uitwerking is opgenomen in hoofdstuk 4. Het gemeentelijk beleidskader is opgenomen bij het gemeentelijk beleid. 9

16 Stedelijke ontwikkeling Het provinciale beleid is gericht op het bundelen van de verstedelijking. Op provinciale schaal betekent het uitgangspunt van bundeling van verstedelijking dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden. In en rondom de kernen in het landelijk gebied staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Dit betekent dat het accent op inbreiden, herstructureren en intensief en meervoudig ruimtegebruik ligt. Het gemeentelijk grondgebied is opgedeeld in een tweetal categorieën van deelgebieden: bestaand stedelijk gebied en zoekgebied verstedelijking. Binnen deze gebieden gelden verschillende ontwikkelingsmogelijkheden en bijbehorende voorwaarden, voor (met name stedelijke) ruimtelijke ontwikkelingen. In voorliggend bestemmingsplan is rekening gehouden met deze opdeling door de plangrens af te stemmen op de begrenzing van onder meer het bestemmingsplan voor de kerkdorpen. Daarnaast zijn specifieke ontwikkelingsmogelijkheden zoals in de Verordening ruimte genoemd met betrekking tot specifieke stedelijke ontwikkelingen, zoals bovenregionale leisure-voorzieningen, niet in dit plan doorvertaald. Figuur: uitsnede kaart Stedelijke ontwikkeling en legenda Verordening ruimte (Provincie Noord-Brabant, 2012). 10

17 Ecologische hoofdstructuur (EHS) De ecologische hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuur- en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter)nationaal belang. Het doel van het EHS-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. De ecologische hoofdstructuur bestaat uit: bestaande natuur- en bosgebieden; gerealiseerde nieuwe natuur (gronden die met subsidie op grond van het Natuurbeheerplan zijn gerealiseerd als nieuwe natuur en waar de landbouwfunctie of een andere niet-natuurbestemming is verdwenen); nog niet gerealiseerde nieuwe natuur (meestal agrarische gronden, die in het Natuurbeheerplan zijn aangewezen als nieuwe natuur, maar waar de landbouwfunctie of een andere niet-natuurbestemming nog aanwezig is). Daarnaast zijn er de ecologische verbindings-zones (EVZ). Dit zijn (langgerekte) landschapselementen, die als groene schakels de Brabantse natuurgebieden met elkaar verbinden. Onderdeel van het EHS-beleid is ook het beschermen van de natte natuurparels. Hiervoor zijn in de Verordening zogenaamde attentiegebieden ehs aangewezen. De gronden die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur en/of attentiegebied ehs zijn in voorliggend bestemmingsplan concreet begrensd. De zoekgebieden voor evz s zijn aangeduid conform de Verordening. De wijze waarop deze begrenzing en bescherming zijn uitgewerkt, is opgenomen in hoofdstuk 4. Figuur: uitsnede kaart Natuur en landschap en legenda Verordening ruimte (Provincie Noord-Brabant, 2012). 11

18 Water De Verordening ruimte strekt ertoe dat een aantal wateronderwerpen in gemeentelijke bestemmingsplannen worden opgenomen. In het Provinciaal Waterplan (PWP) is een aantal wateronderwerpen genoemd dat in deze verordening wordt uitgewerkt. Dit betreft: natte natuurparels inclusief beschermingszones (attentiegebieden ehs); regionale waterberging en reserveringsgebieden voor waterberging; hoogwaterbescherming (winterbed en primaire waterkeringen); zoekgebieden voor behoud en herstel van watersystemen. Het voor de toekomst veiligstellen van deze functie voor de waterbergingsgebieden, de gebieden voor hoogwaterbescherming en de attentiegebieden ehs in de gemeente Grave is mede in dit bestemmingsplan voorzien, doordat voor de concreet begrensde gebieden dubbelbestemmingen, met bijbehorende, beschermende regelingen zijn opgenomen. Omdat dit bestemmingsplan geen grootschalige ontwikkelingen zoals genoemd in de Verordening Ruimte mogelijk maakt, is er geen sprake van negatieve invloed op de reserveringsgebieden voor waterberging. Hiervoor is daarom geen specifieke regeling in dit bestemmingsplan opgenomen. De zoekgebieden voor behoud en herstel van watersystemen zijn aangeduid conform de Verordening. De wijze waarop deze begrenzing en bescherming zijn uitgewerkt, is opgenomen in hoofdstuk 4. Figuur: uitsnede kaart Water en legenda Verordening ruimte (Provincie Noord-Brabant, 2012). 12

19 Groenblauwe mantel De provincie kiest in de Structuurvisie ruimtelijke ordening voor een vitaal en mooi landelijk gebied in Brabant. Deze inzet is uitgewerkt in twee robuuste structuren; de structuur landelijk gebied en de groenblauwe structuur. In het landelijk gebied is de ontwikkeling van de landbouw van belang en daarnaast de ontwikkeling van andere vormen van bedrijvigheid en van natuur, landschap, recreatie en wonen. De provincie stimuleert hier een bepaalde menging van functies die leidt tot een sterke plattelandseconomie. Dit is in deze verordening vooral uitgewerkt in de hoofdstukken 8 tot en met 11 van de Verordening. Daarnaast zet de provincie in op een groenblauwe structuur, gekoppeld aan het water- en natuursysteem van Brabant. Ook tussen grote stedelijke kernen streeft de provincie naar behoud en ontwikkeling van gebieden met waarden op het vlak van natuur en water. Het beleid in de groenblauwe structuur is gericht op behoud en ontwikkeling van natuurwaarden in en buiten natuurgebieden. Daarnaast is de ontwikkeling van een natuurlijk en robuust watersysteem van belang. Dit kan door ontwikkelingsmogelijkheden voor functies te bieden die daaraan bijdragen. Hiermee wil de provincie een positieve ontwikkeling bereiken in het functioneren van het watersysteem en in de biodiversiteit en daarmee ook de landschappelijke contrasten in Brabant versterken. De groenblauwe structuur bestaat uit drie perspectieven: 1. het kerngebied groenblauw (ecologische hoofdstructuur, ecologische verbindingszones en gebieden voor behoud en herstel van watersystemen en waterbergingsgebieden); 2. de groenblauwe mantel (het gebied tussen enerzijds het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied); 3. de gebieden voor waterberging. De groenblauwe mantel is in dit bestemmingsplan op twee manieren verwerkt. Alle gronden welke onder de groenblauwe mantel vallen zijn bestemd als agrarisch met waarden met een bijpassende regeling. Tevens is de groenblauwe mantel als gebiedsaanduiding opgenomen. Voor de doorvertaling van de EHS en het aspect water, zie de betreffende relevante paragrafen en zie hoofdstuk 4 voor een nadere detaillering. De ligging van de groenblauwe mantel in het plangebied is weergegeven op Figuur: uitsnede kaart Natuur en landschap. Aardkunde en cultuurhistorie De aardkundige waarden en cultuurhistorische vlakken die binnen de provincie aanwezig zijn, verdienen specifieke aandacht, vanwege de onvervangbaarheid van de aanwezige waarden. Het gaat om veertig waardevolle aardkundige gebieden en om de cultuurhistorische vlakken in de cultuurhistorische landschappen, zoals aangegeven op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart. Binnen het plangebied komen zeer kleine delen van twee waardevolle aardkundige gebieden voor: Maasterrassen en Keenstsche Uiterwaard. 13

20 De cultuurhistorische vlakken in het cultuurhistorische landschap Beerse en Baardwijkse Overlaat zijn in voorliggend bestemmingsplan van een passende regeling voorzien. Binnen het plangebied komen geen Nationale Landschappen welke in de Verordening beschermd worden - voor. De aardkundige en cultuurhistorische waarden zijn als gebiedsaanduiding opgenomen en van een passende regeling voorzien. Tevens is voor het klooster Emmaus een passende regeling opgenomen. Zie hoofdstuk 4 voor een nadere detaillering. Figuur: uitsnede kaart Cultuurhistorie Aardkundige waarden en legenda Verordening ruimte (Provincie Noord-Brabant, 2012). 14

21 Agrarisch gebied Voor wat betreft het agrarisch gebied vraagt de provincie aan gemeenten om aan te geven welke ontwikkelmogelijkheden er zijn voor een gevarieerde plattelandseconomie en in welke gebieden het agrarisch gebruik prevaleert. Om de ruimte voor de agrarische sector ook naar de toekomst toe te bewaren, is het wenselijk strijdige functies te beperken. Het staat niet op voorhand vast welke functies strijdig zijn met de in het gebied aanwezige land- en tuinbouw. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om dat te bepalen, binnen de bepalingen welke zijn opgenomen in hoofdstuk 8 van de Vr. Met name de bepalingen ten aanzien van grondgebonden en overige nietgrondgebonden agrarische bedrijven, onder meer over vestiging en uitbreiding, permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en kassen en biomassavergisting, zijn van belang. Deze bepalingen zijn in voorliggend bestemmingsplan op een adequate en concrete wijze (door)vertaald. In het plangebied komen geen specifiek aangewezen gebieden voor bijvoorbeeld glastuinbouw of boomteelt voor. Het agrarisch gebied uit de Verordening ruimte is in voorliggend plan bestemd als Agrarisch gebied, inclusief een regeling voor intensieve veehouderijbedrijven, grondgebonden bedrijven en intensieve kwekerijen. Zie hoofdstuk 4 voor een nadere detaillering. Glastuinbouw Op basis van de provinciale verordening dient Glastuinbouw zo veel mogelijk geconcentreerd te worden in vestigingsgebieden en mogelijke doorgroeigebieden. De genoemde gebieden zijn begrensd en per gebied is aangegeven wat de ontwikkelingsmogelijkheden voor de glastuinbouw zijn. Binnen het plangebied komen geen vestigingsgebieden of mogelijke doorgroeigebieden voor glastuinbouw voor. Buiten deze gebieden is glastuinbouw enkel toegestaan door al gevestigde (solitaire) bedrijven en dat in principe tot een maximum van 3 ha netto glas. Figuur: uitsnede kaart Overige agrarische ontwikkeling en windturbines Croonen en legenda Adviseurs Verordening ruimte (Provincie Noord-Brabant, 2012). 15

22 Intensieve veehouderij De integrale zonering van het landelijk gebied, met bijbehorende ontwikkelingsmogelijkheden, ten behoeve van (de herstructurering van) de intensieve veehouderijsector, zoals opgenomen in de reconstructieplannen, is in de Verordening deels op onderdelen herzien. De herziening van de integrale zonering is met name het gevolg van de verandering van de grenzen van het stedelijk gebied en natuurgebieden, waardoor de zones hieromheen (extensiveringsgebied) in enkele gevallen ook zijn gewijzigd. Daarnaast zijn de ontwikkelingsmogelijkheden gedeeltelijk gewijzigd. In het plangebied is geen landbouwontwikkelingsgebied gelegen. Het merendeel bestaat uit extensiveringsgebied, met een aantal stukken verwevingsgebied in het zuidelijke deel van de gemeente. In voorliggend bestemmingsplan is de integrale zonering, met bijbehorende ontwikkelingsmogelijkheden, uit de Verordening integraal overgenomen. Figuur: uitsnede kaart Ontwikkeling intensieve veehouderij en legenda Verordening ruimte (Provincie Noord-Brabant, 2012). Niet-agrarische ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied De ontwikkeling van diverse niet-agrarische activiteiten is onder voorwaarden toegelaten in de agrarische gebieden en in de groenblauwe mantel. Om de ruimte voor de agrarische sector ook naar de toekomst toe te bewaren, is het wenselijk strijdige functies te beperken. Het staat niet op voorhand vast welke functies strijdig zijn met de in het gebied aanwezige land- en tuinbouw. Vanuit provinciaal niveau zijn kaderstellende regels gegeven ten aanzien van de ontwikkeling van niet-agrarische functies. 16

23 Als regel is voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en de kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing. Daarbij is van belang dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen alleen zijn toegelaten op locaties waar op grond van de geldende planologische regeling het bouwen van gebouwen is toegestaan (het zogenaamde VAB-beleid). In hoofdstuk 11 van de Vr zijn specifieke regels opgenomen voor wonen, Ruimte voor ruimtekavels, kwaliteitsverbetering in bebouwingsconcentraties, landgoederen, agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven, horecabedrijven en maatschappelijke voorzieningen, recreatiewoningen, dagrecreatie, kleinschalige vrijetijdsvoorzieningen, lawaaisporten, windturbines en wegen. Waar relevant en wenselijk te regelen zijn deze regels (door)vertaald in voorliggend bestemmingsplan. Zie hoofdstuk 4 voor een nadere uitwerking. Nota Buitengebied in Ontwikkeling (BIO) (2004) Deze nota bood aan gemeenten de mogelijkheid om beleid uit te werken voor nader te bepalen bebouwingsconcentraties in het buitengebied. Bij de (extra) versterking van de ruimtelijke kwaliteit kan (extra) beleidsruimte geboden worden aan (financieeleconomische) ontwikkelingen, die leiden tot een vitaal platteland. Hierbij gaat het om hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, paardenhouderij, landbouw met een neventak en verbrede landbouw, alsmede om ruimte-voor-ruimte verbreed. In het kader van het toenmalige provinciale beleid, zijn door de gemeente Grave bebouwingsconcentraties aangewezen, waar ruimere ontwikkelingsmogelijkheden gelden dan in de rest van het buitengebied. Hiervoor is een gebiedsvisie opgesteld. Deze gebiedsvisie is doorvertaald in dit bestemmingsplan, met inachtneming van de provinciale Verordening ruimte. Reconstructieplan Peel en Maas (2005) (ter informatie) Het Reconstructieplan, dat tot de inwerkingtreding van de Verordening ruimte, van kracht was, was een plan voor revitalisering van de regio Peel en Maas op het gebied van land- en tuinbouw, water, natuur, milieu, economie, recreatie en toerisme en cultuurhistorie. Een groot deel van de uitgangspunten en doelen die in het kader van het Reconstructieplan overeengekomen zijn tussen de betrokken partijen is overgenomen in de Verordening ruimte, de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en bijbehorende uitvoeringsprogramma s. Als beleidsstuk is het reconstructieplan zelf een van de onderleggers voor dit bestemmingsplan. Regionale Ruimtelijke visie Land van Cuijk De Regionale Ruimtelijke Visie Land van Cuijk is de opvolger van de StructuurvisiePlus Land van Cuijk. Naast de gemeenten Mill en Sint Hubert, Cuijk, Boxmeer en Sint Anthonis, die deelnamen aan de StructuurvisiePlus Land van Cuijk, maakt ook de gemeente Grave deel uit van de regio waarop de visie betrekking heeft. De kernopgave van de regionale ruimtelijke visie voor het Land van Cuijk is het creëren van een aantrekkelijk en duurzaam woonlandschap aan Maas, Raam en Peel, waar mensen samen bouwen aan een economische en ecologisch gezonde leefgemeenschap. 17

24 De regionale ruimtelijke visie is verbeeld en verwoord in de ruimtelijk cascokaart en de bijhorende strategie per deelgebied. In de ruimtelijk cascokaart zijn zones, lijnen en clusters onderscheiden, die de regionale hoofdstructuur vormen. Per zone is een strategie geformuleerd, die een ontwikkelingsrichting aanduidt. Het invulling geven aan de zone wordt niet in deze visie gedaan, maar is de taak van de afzonderlijke gemeenten, die voor dit doel een eigen Structuurvisie opstellen. Figuur: ruimtelijk cascokaart Regionale Ruimtelijke Visie Land van Cuijk en legenda (, 2010). Op de ruimtelijk cascokaart valt de gemeente binnen drie deelgebieden: Maasdal, Maasdorpen en Raamdal. Voor het Maasdal wordt aangesloten op de landelijke strategie ruimte voor de rivier, hierbij heeft de doorstroming (zomer- en winterbed) van de rivier en de waterbergende functie prioriteit. Deze twee functies kunnen gecombineerd worden met zand- en grindwinning, natuurontwikkeling, vormen van recreatie en wonen (onder voorwaarden). Binnen de structuurvisies dient er aandacht te zijn voor gecombineerde strategieën in het Maasdal en relaties met strategieën in aangrenzende zones (bijvoorbeeld de ontwikkeling van waterfronten bij de Maasdorpen, natuurontwikkelingen, open zones). De Maasdorpen worden onderling gescheiden door landschappelijke zones waardoor elk dorp zijn eigenheid heeft kunnen behouden. Aan de oostzijde is een zicht op de Maas en aan de westzijde is het Raamdal gesitueerd. De landschappelijke situering van de dorpen dient gekoesterd en versterkt te worden door het aanbieden van specifieke woonmilieus (waterfront, woonwijken, landschappelijke woonvormen), het creëren van aantrekkelijke routes naar het omringende landschap en de ontwikkeling van het landschap (dassencorridor, natuurparels). 18

25 De strategie voor de zone is een dynamisch patchwork met ruimte voor zowel diverse stedelijke en landschappelijke ontwikkelingen. Het uitgangspunt is de juiste ontwikkeling op de juiste plek. Hierbij dient aandacht te zijn voor onderste lagen en de landschappelijke inpassing van nieuwe en grootschalige ontwikkelingen. De strategie voor het Raamdal is gericht op het versterken van de landschappelijke structuur (intrinsiek) en het versterken van de belevingswaarde (identiteit). De bewustwording van de ruimtelijke kwaliteiten en de potenties, die het gebied heeft voor de omliggende zones, is een belangrijke nieuwe ruimtelijke toevoeging in de regionale visie. Het Raamdal is letterlijk het raakvlak tussen de vijf gemeenten en vormt een belangrijke ruimtelijke opgave waarin gemeenschappelijke ambities waargemaakt kunnen worden. De ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande en nieuwe functies, die in voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt zijn, sluiten aan bij de doelstellingen, zoals deze in de regionale ruimtelijke visie opgenomen zijn. 2.3 Beleid gemeentelijk niveau Vigerende bestemmingsplannen Voor het grootste deel van het plangebied vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen: 1 Bestemmingsplan Buitengebied 1998, vastgesteld door de gemeente Grave op 2 februari 1998 en goedgekeurd door GS op 15 september 1998; 2 Bestemmingsplan Buitengebied 1998, eerste partiële herziening, vastgesteld door de gemeente Grave op 21 juni 2005 en goedgekeurd door GS op 31 januari Met betrekking tot deze bestemmingsplannen zijn er door de jaren verschillende herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen geweest. Daarnaast zijn er diverse plannen die relevant zijn bij de totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan. Deze staan hierna kort beschreven. Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties De gemeentelijke Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties is op 22 januari 2008 oriënterend besproken tijdens een voorbereidende raadsvergadering van de gemeente Grave. De gebiedsvisie dient als gemeentelijke uitwerking van het Nota Buitengebied in Ontwikkeling van de provincie Brabant, die tot voor kort van kracht was. Het omvat een gebiedsgerichte visie, die benut kan worden als ontwikkelingskader voor concrete initiatieven. De daarbij beoogde kwaliteitswinst (onder andere sloop, gewenste beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing) dient de gemeente vast te leggen in afwijkingen en wijzigingsplannen, partiële bestemmingsplanherzieningen en eventueel privaatrechtelijke overeenkomsten. De beleidsnota is een uitgangspunt voor de beoordeling van individuele verzoeken. In deze paragraaf wordt ingegaan op de kern van de nota. De complete beleidsnotitie is opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting en maakt daarmee onderdeel uit van dit bestemmingsplan. De notitie dient als inspiratiekader, ontwikkelingskader en toetsingskader voor ruimtelijke initiatieven in bebouwingsconcentraties, welke via een aparte planologische procedure kunnen worden afgewikkeld. Het is dus richtinggevend. 19

26 Vanuit dit basis-product zal dus voor de initiatieven maatwerk plaats moeten vinden. In de beleids-notitie zijn de bebouwingsconcentraties nader begrensd en uitgewerkt. Hierbij is onder andere gekeken naar de relatie tussen de historische situatie en de huidige bebouwing, de ruimtelijke kwaliteiten van de concentratie en de omgeving, de mogelijkheid tot sloop of functieverandering van gebouwen en eventuele inbreiding en uitbreiding om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. Hierbij is de volgende aanpak gehanteerd. Om te kunnen beoordelen welke bebouwingsconcentraties potentie hebben voor toekomstige ontwikkeling, is de historische en de huidige situatie in beeld gebracht. Vervolgens is nagegaan welke concentraties van gebouwen als bebouwingsconcentratie kunnen worden aangemerkt. Daarna zijn de locaties in het veld bezocht en beoordeeld. Tenslotte is bepaald of er ruimte is voor nieuwe functies in bestaande gebouwen en eventueel voor inbreiding. Voor alle onderscheiden bebouwingsconcentraties is uiteindelijk een ruimtelijke visie beschikbaar. Er zijn binnen de gemeente Grave de volgende bebouwingsconcentraties opgenomen en concreet begrensd: 1. Pastoriestraat (type B) 2. De Bolt (type B) 3. De Bus (type D) 4. Lageheiweg (type E) 5. Graafschedijk (type D) 6. Torenstraat (type C) 7. Nieuw Gassel (type D) 8. Heihoek (type D) Figuur: Aangewezen bebouwingsconcentraties buitengebied gemeente Grave (, 2011) 20

27 De analyse van de bebouwingsconcentraties heeft geleid tot een lijst van positieve functies die worden toegestaan. In de nota is aangegeven in welk type concentratie welke functies aanvaardbaar zijn, dit zijn: Aangewezen bebouwingsconcentratie (type) Overig buitengebied bied Kernrandzone Nabij kern of zone Solitair gelegen (A) langs doorgaande weg (B/C) (D/E) Landbouwgebonden Agrarisch hergebruik (met uitzondering van intensieve veehouderij en glastuinbouw) Agrarische Neventak/Verbrede Landbouw (verwerking aan huis (zuivel, wijn, paling, meerval), verkoop aan huis m², recreatie, natuur/landschap, zorg) Paardenhouderijen (paardenpension, stalling, paardenfokkerij) /- Agrarisch verwant bedrijf (dierenasiel/- kliniek, hondenkennel, hovenier, praktijkonderwijs, volkstuinen, proefbedrijf, + + +/- - groencompostering Agr. verwant paardenhouderij-manege + + +/- - Agrarisch verwant (tuincentrum) + + +/- - Agrarisch-technisch hulpbedrijf (KI-station, veekliniek, mestopslag/-handel, loonwerkbedrijf,veetransport/-handel, verhuur landbouwwerktuigen) + + +/- - Buitengebiedgebonden (onder andere kleinschalige recreatie en toerisme) Kleinschalige dagrecreatie (speelboerderij, fietsen, kano s, huifkar, sauna) + + +/- +/- Kleinschalige verblijfsrecreatie (bed & breakfast, kampeerboerderij, recreatieappartementen, /- herberg) Bos, natuur en landschap (bezoekerscentrum, houtzagerij) /- Overige functies wonen (onder andere exclusief wonen) Woningen in chw-bebouwing (wonen in cultuurhistorisch waardevolle panden) Wonen/Ruim Wonen (wonen, sloopherbouw bonusregeling) Aan huis gebonden beroepen (atelier, dierenarts, praktijk/kantoor aan huis) Ruimte-voor-Ruimte (min m²)

28 Overige functies werken (onder andere opslag, kleinschalige dienstverlening en kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid) Statische opslag goederen (caravans, campers, boten en antieke auto s) Niet-buitengebied gebonden bedrijvig-heid (dienstverlening; kinderopvang, /- zorgboerderij, kliniek, groepspraktijk, adviesbureau, computerbedrijf) Niet-buitengebied gebonden bedrijvig-heid (ambachtelijk; houtbewerking, + + +/- - reparatiebedrijf, aannemer) De kernrandzone (bebouwingsconcentratie) is benoemd/begrensd als cluster/lint nabij de kern. + in principe wel, +/- nader af te wegen en in principe niet De bebouwingsconcentraties gebieden zijn opgenomen op de verbeelding (door middel van een aanduiding) van het bestemmingsplan. De meer kwantificeerbare zaken (bijvoorbeeld de mogelijkheden voor hergebruik) zijn doorvertaald in de regels van het bestemmingsplan buitengebied. Voor zaken als het toevoegen van nieuwe functies en nieuw bouwvolume zullen separate planologische procedures worden gevoerd. Dit omdat op dit moment nog niet helder is of, waar en welke exacte ontwikkelingen in de bebouwingsconcentraties plaats zullen vinden. Op dat moment kunnen tevens eventuele noodzakelijke onderzoeken worden verricht. Ruimtelijk Toetsingskader van Grave Dit toetsingskader dateert van 1 maart Hiermee geeft de gemeente invulling aan de ruimtelijke agenda voor de langere termijn. De nadruk ligt op de voorgestane ontwikkelingsrichting op het gebied van woningbouw. Hiermee wordt inhoud gegeven aan de vraag naar woningbouwprojecten, waarbij de woningen en de gewenste woonmilieus aansluiten bij de behoefte. Dit Ruimtelijk toetsingskader is opgesteld voor de gehele gemeente maar richt zich meer specifiek op de kernen, met betrekking tot woningbouw. Landschapsbeleidsplan Het landschapsbeleidsplan dateert van 13 november Het doel van dit plan is het bieden van een beleidskader voor het behoud van bestaande natuur- en landschapswaarden, de ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het landschap en het initiëren van nieuwe maatregelen en initiatieven die gericht zijn op het realiseren van de gewenste ontwikkelingen. Onderdeel van het landschapsbeleidsplan is een landschapsvisie. In deze visie is onderscheid gemaakt in vier deelgebieden: Het rivierdal van de Maas. Het rivierduingebied van Gassel. De voormalige Beerse Maas. De Peelhorst. Per deelgebied is uitgewerkt welke kwaliteiten behouden en versterkt moeten worden. In de periode tussen vaststelling van het landschapsbeleidsplan en dit moment heeft 22

29 het plan als inspiratiebron voor verschillende plannen en visies op gemeentelijk, regionaal en provinciaal niveau gediend. De regels die vanuit deze plannen (bijvoorbeeld de provinciale Verordening ruimte) rechtstreeks doorwerken in voorliggend bestemmingsplan, zijn opgenomen en/of doorvertaald. Op deze wijze sluiten de ontwikkelingsmogelijkheden die in voorliggend plan geboden worden aan op het gemeentelijk landschapsbeleidsplan. Bovenstaande ruimtelijk relevante lokale beleidsuitspraken zullen actief meegenomen worden bij de planvorming voor voorliggend bestemmingsplan buitengebied. Het gemeentelijk cultuurhistorisch en monumentenbeleid is opgenomen in paragraaf 4.3. Kwaliteitsverbetering van het landschap in de gemeente Grave In de Verordening ruimte is de zorgplicht voor de kwaliteit van het landschap op generieke wijze vastgelegd. De zorg voor de kwaliteit van het landschap wordt door de gemeente Grave breed gedragen en zijn wil hier ook actief invulling aan geven. Daarom is een gemeentelijke notitie opgesteld welke een pragmatisch en doelgericht toepassingsbereik biedt voor artikel 2.2. van de Verordening ruimte. Inhoudelijk wordt hiermee een balans gevonden tussen de impact van de ruimtelijke ontwikkeling en de prestatie die geleverd moet worden voor de kwaliteit van het landschap. Op basis van de impact van een ontwikkeling is er een indeling gemaakt in verschillende categorieën (in regionaal verband). Het beleidskader is opgenomen als bijlage bij deze toelichting. 2.4 Beleidsmatige aandachtspunten In deze paragraaf staan puntsgewijs de meest belangrijke beleidsmatige aandachtspunten die van belang zijn bij de verdere uitwerking van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Grave. Het merendeel van deze punten is in voorgaande paragrafen meer in detail toegelicht. Voor een aantal punten geldt dat deze in hoofdstuk 4, waar het betreffende sectorale beleid aan bod komt, worden toegelicht. Voor de duidelijkheid zijn de relevante beleidsmatige aandachtspunten hier in één overzicht samengevoegd. a Aandachtspunten beleid rijksniveau mogelijke doorwerking Nota Ruimte (PKB s); uitwerking beleid met betrekking tot verbrede plattelandsontwikkeling; doorvertaling van het stroomvoerend rivierbed uit de beleidslijn grote rivieren; verdere uitwerking Europese wet- en regelgeving; vervallen Wet openluchtrecreatie vraagt doorvertaling in het bestemmingsplan. b Aandachtspunten beleid provinciaal/regionaal niveau doorvertaling van de Verordening ruimte: begrenzing stedelijk landelijk gebied; zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap; Ecologische Hoofdstructuur (EHS), zoekgebieden voor ecologische verbindingszones (evz s) en attentiegebied ehs; 23

30 waterbergingsgebieden, gebieden voor hoogwaterbescherming, attentiegebieden ehs en zoekgebieden voor behoud en herstel van watersystemen; groenblauwe mantel; aardkundige en cultuurhistorische waarden; integrale zonering, met bijbehorende ontwikkelingsmogelijkheden intensieve veehouderijbedrijven; bepalingen ten aanzien van grondgebonden en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, onder meer over vestiging en uitbreiding, permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en kassen en biomassavergisting; regels met betrekking tot (nieuwe) woningen, Ruimte voor ruimtekavels, kwaliteitsverbetering in bebouwingsconcentraties, landgoederen, agrarischtechnische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven, horecabedrijven en maatschappelijke voorzieningen, recreatiewoningen, dagrecreatie, kleinschalige vrijetijdsvoorzieningen, lawaaisporten, windturbines en wegen; doorvertaling beleid met betrekking tot mantelzorg; doorvertaling beleid met betrekking tot tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders; doorvertaling van de bebouwingsconcentraties en het VAB-beleid. c Aandachtspunten beleid gemeentelijk niveau afstemming met de vigerende bestemmingsplannen (het bestemmingsplan buitengebied 1998, het bestemmingsplan buitengebied 1998, eerste partiële herziening en het bestemmingsplan mantelzorgbeleid Land van Cuijk 2005); doorwerking van verschillende wijzigingsplannen en afwijkingsplannen; monumenten/cultuurhistorisch waardevolle objecten; thematische beleidsnota s in het kader van bijvoorbeeld mantelzorg en paardenhouderij (zie thema s in hoofdstuk 4). 24

31 3 Beschrijving en analyse plangebied In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op de karakteristiek, de functies en de kwaliteiten (waarden) van het plangebied. Het betreft hier zowel de landschappelijke onderlegger, de infrastructuur als het grondgebruik. 3.1 Gebiedskarakteristiek De gemeente Grave ligt aan een bocht van de rivier de Maas en bestaat uit de vestingstad Grave en de kerkdorpen Escharen, Gassel en Velp. Het aantal inwoners bedroeg op 1 april Hiervan zijn de meeste woonachtig in de kernen. Aangrenzende gemeenten zijn Cuijk, Mill en Sint Hubert, Landerd, Oss, Wijchen en Heumen. Het buitengebied van de gemeente heeft een afwisselend landschap met hoge natuuren landschapswaarden. Zo is er onderscheid te maken tussen de openheid van de Maasuiterwaarden, het kleinschalige karakter van het rivierduingebied rondom Gassel en Escharen, het natuurlijke karakter van het Raamdal en de gebieden Het Bord en Het Broek en de bossen van de Peelhorst. Een deel van de gronden is agrarisch gebruik. Dit zijn met name de gronden ten oosten en westen van Grave in en tegen de uiterwaarden en de gebieden zuidelijk van Velp en Gassel en rondom Escharen. De overige gebieden hebben een overwegend natuurlijk, dan wel landschappelijk karakter. Het plangebied wordt, met uitzondering van de provinciale wegen N321 en N324, niet doorsneden door grote infrastructurele werken. De Maas vormt de gemeentegrens en is in gebruik voor grootschalige binnenvaart. De korte gebiedskarakteristiek wordt hieronder verder uitgewerkt in een nadere beschrijving en analyse van het plangebied via de zogenaamde lagenbenadering. 3.2 Beschrijving en analyse gebied In dit hoofdstuk worden de kenmerken van het plangebied kort omschreven. De voor dit bestemmingsplan relevante aspecten zullen aan de orde komen. De beschrijving van het plangebied is opgezet conform de lagenbenadering. Deze benadering omvat de landschappelijke onderlegger, de infrastructuur en het grondgebruik. Aan de hand van deze omschrijving zijn aan het einde van het hoofdstuk aandachtspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd Landschappelijke onderlegger Ondergrond De gemeente Grave ligt grotendeels op een Maasterrasvlakte. De dorpen zijn meer op terrasruggen en/of dekzandruggen ontstaan, omdat dit natuurlijke verhogingen betroffen in het landschap. De Landduinen zijn in het verleden aangeplant met bossen (Reeksche Bergen, Gasselse Heide), vanwege de ongeschiktheid voor de landbouw. 25

32 Door de ligging van de gemeente aan de buitenzijde van een meander van de Maas zijn er vrijwel geen rivierklei afzettingen in de gemeente. De ondergrond bestaat veelal uit grof zand en leemarm fijn zand, met uitzondering van de uiterwaard ten noordoosten van Grave die uit zware zavel en lichte klei bestaat. De Graafsche Raam is ontstaan in een oude stroomgeul van de Maas (Beerse Maas). De uiterwaarden noordoostelijk van de kern Grave zijn laaggelegen uiterwaarden die in het verleden onderdeel uitmaakten van het Maasheggenlandschap dat zo karakteristiek is voor de regio Boxmeer - Cuijk. De gemeente Grave kent een variërend maaiveldverloop van 7,50 m +NAP ter hoogte van de Hertogswetering tot ca 12,50 m +NAP ter hoogte van de Hooge Raam en de Halsche beek. Over het algemeen is de gemeente gelegen op een maaiveldhoogte van 8,0 9,0 m +NAP. Landschap en cultuurhistorie/archeologie De Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de provincie Noord Brabant (2006) biedt inzicht in de archeologische verwachtingswaarden binnen de gemeente. Tevens zijn op deze waardenkaart, cultuurhistorisch waardevolle vlakken, lijnen en punten aangeduid. Figuur: Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Brabant en legenda 26

33 Op de Cultuurhistorische waardenkaart heeft een groot deel van de gemeente een middelhoge tot hoge indicatieve archeologische waarde, die, gezien de structuur, overeenkomen met de voormalige stroomgeulen van de Maas. Rondom de kern Grave en het Emmaus klooster/bronkhorst is aangegeven dat deze een zeer hoge historisch stedenbouwkundige waarde hebben. Het bebouwingslint van Grave richting het Emmaus klooster staat deels aangegeven met een redelijk hoge historisch stedenbouwkundige waarde, dit gebied is aangewezen als beschermd dorpsgezicht (zie ook hoofdstuk 4). Ten noordwesten van Gassel, tegen de Gasselse heide ligt een molenbiotoop. Op deze locatie is een windmolen aanwezig die aangewezen is als rijksmonument. In de gemeente komen diverse historische groenstructuren voor. Zo is er het gebied tussen Escharen en Gassel bestaande uit o.a. het Escharense veld, Zwarte Wiel en de Vogelvijvers waar bossen, houtwallen en laanbeplantingen zijn aangemerkt. Langs de N324 is de laanbeplanting aangemerkt, welke een opvallend lange en gave laan van eiken omvat die dateert van omstreeks Van de Reeksche heide zijn een reeks verspreide bosjes en houtwallen aan de rand ervan aangemerkt als historische groenstructuur. Verder zijn er door de gemeente nog enkele kleine structuren aangemerkt als historisch waardevol. Historisch-geografisch waardevolle gebieden maken deel uit van de Beerse Overlaat, het beekdal van de Graafsche Raam en het beekdal van de Tweede Halve Hof op Hal. Archeologische monumenten zijn te vinden ten noorden en oosten van Escharen en ten noorden van Gassel. Het archeologisch monument ten noorden van Escharen betreft een nederzetting uit de periode 450 nc tot 1500 nc (vroege tot late middeleeuwen). Ten oosten ligt een nederzetting uit de periode 800 vc tot 450 nc (IJzertijd Romeinse tijd). Ten noorden van Gassel ligt een nederzetting uit de periode 12 vc tot 1050 nc (Romeinse tijd tot vroege middeleeuwen. In 2010 is de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) herzien. Nieuw op de CHW is het 'provinciaal belang'. Dit belang bestaat uit 21 cultuurhistorische en 16 archeologische landschappen. In de cultuurhistorische landschappen selecteerde de provincie de meest waardevolle gebieden, de 'cultuurhistorische vlakken'. Ook selecteerde ze zo n 160 'complexen van cultuurhistorisch belang'. Dit zijn waardevolle klooster- en fabriekscomplexen en landgoederen in het buitengebied. De cultuurhistorische vlakken en complexen van cultuurhistorisch belang van de nieuwe CHW zijn ook opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant. De gemeenten moeten in hun bestemmingsplannen de waarden en kenmerken van de cultuurhistorische vlakken beschermen. Dit is in dit bestemmingsplan verwerkt. Zie ook paragraaf 4.3 voor een nadere uitwerking van het thema cultuurhistorie en archeologie. 27

34 Figuur: Uitsnede provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart 2012 (provincie Noord Brabant, 2010) Landschap en ruimte/landschapsbeeld Het landschapsbeeld van de gemeente Grave wordt gekenmerkt door een aantal externe factoren zoals de Maas, de visuele invloed van het bebouwd gebied op het plangebied en een aantal infrastructurele werken zoals de provinciale wegen richting Cuijk en Schaijk en de in het landschap aanwezige natuurlijke elementen zoals bossen, houtwallen, singels en waterlopen. De ruimtelijke opbouw van het landschap is onder te verdelen in een drietal ruimtelijk van elkaar te onderscheiden gebieden, te weten kleinschalige (agrarische) gebieden, open agrarische gebieden en de bos- en natuurgebieden. Hierbij moet gesteld worden dat deze typeringen op lokale schaal zijn vastgesteld. Zo zijn de open gebieden zoals te zien zijn in de gemeente gerelativeerd aan de agrarische gebieden in de regio. Tot de kleinschalige gebieden behoren de terreinen waarbij veelal gesloten beplantingen aanwezig zijn en een kleinschalige verkavelingsstructuur zichtbaar is. Gebieden in de gemeente Grave die hiervoor kenmerkend zijn, liggen o.a. rondom Escharen en Gassel en ten oosten van de Reeksche Bergen. Figuur: kleinschalige gebieden De open gebieden worden voor een groot deel gekenmerkt door de ligging langs de Maas. Hierbij is met name het gebied ten westen van Grave en Velp kenmerkend. Het 28

35 gebied ten oosten van Gassel maakt deel uit van de Beerse Overlaat en is pas beschikbaar gekomen als bouwland in 1942, nadat het afgesloten werd. Voor de afsluiting was het nog beschikbaar voor overstromingen en daarmee ongeschikt als bouwland. Er waren destijds alleen wei-/hooilanden in deze zone. Momenteel is dit een jong ontginningslandschap met een relatief grootschalige verkaveling. Figuur: open gebieden De Bos- en natuurgebieden binnen de gemeente Grave liggen voor een groot deel geconcentreerd in de beekdalen van ondermeer de Graafsche Raam en de Hooge Raam. Daarnaast ligt tussen Gassel en Grave/Escharen nog een bosgebied van enige omvang waarvan o.a. de Vogelvijvers en de Broekse Wielen deel uit maken. Figuur: bos- en natuurgebieden Natuur en ecologie (vegetatie, flora en fauna) Binnen het plangebied is sprake van een kenmerkende vegetatie, flora en fauna. Deze worden bepaald door de combinatie van bodem, waterhuishouding, landschap en (agrarisch) grondgebruik. Ook spelen de ligging in (boven)regionaal verband, het klimaat en de ouderdom van de ecosystemen een belangrijke rol. De natuur- en landschapswaarden liggen verspreid over de hele gemeente. Tussen de kernen Grave en Gassel ligt een bosgebied met vennen (Gasselsche Heide) en op een enkele plaats stuifzand. Het is grotendeels gesitueerd op een dekzandvlakte. Voorkomende plantensoorten zijn Struikheide, Rankende helmbloem en Tormentil. Ten zuiden hiervan bevindt zich het stroomdal van de Graafsche Raam met 29

36 onder andere het gebied Vogelshoek. Hier bestaat de geomorfologische ondergrond uit dekzandruggen/terrasruggen en uit geulen. Soorten die hier voor komen zijn onder andere grof hoornblad, waterviolier en kalmoes. Het bosgebied de Reeksche Bergen ligt wat betreft het deel van het grondgebied van Grave grotendeels op een dekzandvlakte. Het bestaat zowel uit naald- als uit loofhoutsoorten. Kleinere groengebieden zijn onder andere Emmausklooster (stinseplanten), Velpse Sluist (weiland, bos, moeras en open water), de Mars- en de Wijthdijk (vegetatie behorende tot het Glanshaververbond), Bosje aan de Broekkant (bosjes en houtwallen), een hakhoutbosje ten zuidwesten van Escharen en de Heide bij Russendaal (moerasbroekbos en een grotendeels beboste stuifzandwal). Dichter bij de Maas bevinden zich de uiterwaarden met bijbehorende wielen: Lage en Hooge Wijth, Lage en Hoge Mars, Velpse Sluis, De Kampen en De Cork. Soorten in deze wielen zijn onder andere Drijvend fonteinkruid, Gele plomp, Moeras-vergeet-mij-nietje en Moeraswalstro. De uiterwaarden vormen daarnaast een belangrijk gebied voor weidevogels. Figuur: Natuur en ecologie (grauwe gans) In het buitengebied van gemeente Grave komen volgens de provinciale gegevens Dassen in Noord-Brabant, uitgave 1998, meerdere dassenburchten voor. Het overgrote deel van het buitengebied van Grave vormt verder een actueel dassenleefgebied. Zie voor de precieze locatie van deze burchten de hierboven genoemde provinciale kaart. Bij verschillende provinciale wegen zijn dassentunnels aangelegd. Dassen burchten hebben een algemene beschermende regeling in de regels gekregen. Daarnaast is in zijn algemeenheid het leefgebied van de das beschermd door een omgevingsvergunning voor het aanleggen, gekoppeld aan de aanduiding dassenleefgebied. Bovenvermelde gebieden en elementen vormen samen de drager van het ecologisch potentieel binnen de gemeente. 30

37 3.2.2 Infrastructuur De belangrijkste infrastructurele lijnen die het buitengebied van de gemeente Grave doorkruisen zijn de provinciale wegen N321 en N324. Verder is een meer fijnmazig wegennet aanwezig dat het buitengebied ontsluit. Figuur: droge infrastructuur (Fietsknooppunten) Zie voor de relevante leidingen en belemmeringenzones en dergelijke de milieuparagraaf in hoofdstuk Grondgebruik/Functies Slechts in een beperkt deel van het buitengebied van de gemeente Grave vinden nog agrarische activiteiten plaats. Binnen het plangebied zijn in 2011 circa 89 agrarische bedrijven aanwezig. In vergelijking met de achterliggende periode is het aantal bedrijven vanaf 1994 (110) gestaag gedaald tot het huidige aantal. Nader bezien kan gesteld worden dat deze achteruitgang met name in de hokdierbedrijven plaatsvindt. Andere vormen van agrarische bedrijvigheid fluctueren enigszins maar zijn redelijk stabiel. In navolging op het aantal agrarische bedrijven is met name voor graasdier-, hokdieren gecombineerde bedrijven duidelijk een groei qua omvang te zien. Voor de gecombineerde bedrijven is dit te verklaren door de lichte groei die plaatsvindt in deze sector. Met betrekking tot de graasdier- en hokdierbedrijven is bij de tellingen een vermindering van het aantal bedrijven, maar een vergroting van de omvang. Dit houdt in dat de overblijvende bedrijven steeds groter worden. In het plangebied ligt een aantal bos- en natuurgebieden, waaronder rondom de Vogelvijvers, het Estersbroek en een deel van de Reeksche Bergen. Verder heeft het gebied een kleinschalig karakter, met uitzondering van het gebied ten noorden van Velp en ten westen van Grave. Dit zijn meer grootschalige ontginningen. Met name het kleinschalige gebied en de bosgebieden zijn aantrekkelijk voor extensieve vormen van recreatie. 31

38 3.3 Gebiedsgerichte aandachtspunten Uit deze paragraaf komen de volgende belangrijke gebiedsgerichte aandachtspunten naar voren. Deze zijn van belang bij de verdere uitwerking van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Grave. a Aandachtspunten vanuit onderlegger aandachtspunten karakteristiek (plan)gebied: verschillende gebiedstypen, open en kleinschalige gebieden, bossen en beekdalen; aandachtspunten Ruimte, Stedenbouw en Landschap/Cultuurhistorie: begrenzing plangebied, doorwerking cultuurhistorische en archeologische waarden en de aanwezigheid van onder andere monumenten uit de periode lopend van de ijzertijd tot de late middeleeuwen. b Aandachtspunten vanuit infrastructuur aandachtspunten Infrastructuur: de ligging in de oksel van de Maas, provinciale wegen van lokaal/regionaal belang en nutsleidingen (water- en gasleiding). c Aandachtspunten vanuit grondgebruik/functies aandachtspunten hoofdfuncties: onder andere ontwikkelingsmogelijkheden agrarische activiteiten, bescherming natuur- en landschapswaarden en behoud van plaatsgebonden openheid en kleinschaligheid van het landschap aandachtspunten nevenfuncties/overige functies: Burgerwoningen, niet agrarische bedrijven, bijzondere functies en landschaps(elementen); bestaande niet agrarische bedrijven. d Aandachtspunten vanuit water en milieu aandachtspunten water (watersysteem, waterlopen/wateren, infiltratie/kwel, waterkeringen, functies); aandachtspunten milieu (geluidhinder, bedrijvigheid en milieuzonering, bodemverontreiniging, externe veiligheid, luchtkwaliteit). 32

39 4 Hoofdlijnen bestemmingsplan Dit hoofdstuk bevat de hoofdlijnen van dit bestemmingsplan qua plansystematiek, planthema s en bestemmingen. Voor het buitengebied van deze gemeente is een groot aantal planthema s van belang. Deze planthema s worden eveneens hieronder toegelicht, mede in relatie tot de gewenste planologisch - juridische uitwerking. 4.1 Algemeen De uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan sluiten aan bij de principes ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit, zoals deze door de provincie Noord-Brabant in de Verordening ruimte opgenomen zijn. Ruimtelijke kwaliteit houdt in dat ruimtevragers rekening houden met de gebiedskenmerken en waarden. Een ruimtelijke ontwikkeling moet ook passen bij de aard, schaal en functie van haar omgeving. Bij ruimtelijke afwegingen dienen initiatiefnemers het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toe te passen. Dat betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik. Nieuw ruimtebeslag moet zo veel mogelijk voorkomen worden, nieuwvestiging (nieuwe bestemmingen met bouwmogelijkheden) is daarom niet mogelijk op basis van dit bestemmingsplan. Daarnaast is gekozen voor passende maatvoering voor de diverse functies, passend in het gebied (rekening houdend met waarden). Onder een kwaliteitsverbetering worden begrepen alle projecten die zijn gericht op een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie. Ook verbeteringen van de extensieve recreatieve mogelijkheden van die omgeving behoren hiertoe. Bij kwaliteitsverbetering van het landschap kan in het bijzonder worden gedacht aan concrete tegenprestaties gericht op de verbetering van de volgende landschapaspecten: bodem (aardkunde) en water, natuur- en landschapselementen, cultuurhistorische elementen, inclusief archeologie, recreatieve toegankelijkheid van het landschap, sloop en ontstening. Investeringen in het landschap betreffen nieuw te ontwikkelen structuren en elementen en/of het herstel van bestaande structuren en elementen. Ook kan een koppeling worden gelegd met de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones. Bij hergebruik van voormalige agrarische bedrijfslocaties is sloop van overtollige bebouwing uitgangspunt. De vereiste kwaliteitsverbetering bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is in voorliggend plan doorvertaald in de gekozen systematiek voor de bestemmingen en bijbehorende zonering en regeling en als voorwaarde voor afwijken van het bestemmingsplan dan wel bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden. De vereiste landschappelijke inpassing is als voorwaarde opgenomen bij alle ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden (die niet rechtstreeks zijn toegestaan). Afhankelijk van de uitbreidingsmogelijkheden en de betreffende functies is hierbij onderscheid gemaakt tussen meer uitgewerkte en gekwantificeerde voorwaarden en meer algemene en kwalitatieve voorwaarden. Op 33

40 deze wijze blijft het mogelijk maatwerk te leveren, omdat ruimtelijke kwaliteit per definitie afhankelijk is van een genius loci. Bij specifieke wijzigingsbevoegdheden is de voorwaarde ten aanzien van de gewenste verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse en in de omgeving van de betreffende locatie, zoals deze opgenomen is in de provinciale Verordening ruimte, opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden hebben, met name, betrekking op de uitbreiding van het bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven en vergroting van het bestemmingsvlak van niet-agrarische bedrijven. Ten aanzien van meer kleinschalige ontwikkelingen zoals paardenbakken en dierenverblijven (de dierenverblijven zijn ook toegestaan op basis van het huidige plan) stelt de gemeente zich op het standpunt stelt dat deze kleinschalige ontwikkelingen ieder afzonderlijk niet tot aantasting van het landschap leiden. Dit geldt ook voor onder andere het toestaan van een verruiming van de inhoudsmaat van woningen, of recreatieve voorzieningen zoals informatieborden of rustbankjes. Deze mogelijkheden worden redelijkerwijs niet via de afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid geregeld, waardoor een nadere voorwaarde voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering vanuit planologisch oogpunt via het bestemmingsplan niet afgedwongen kan worden. Deze ontwikkelingen worden dus impliciet in generieke regels opgenomen. Het is op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied niet bekend of hiervan gebruik gemaakt wordt. De gemeente stelt zich op het standpunt dat deze kleinschalige ontwikkelingen ieder afzonderlijk niet tot aantasting van het landschap leiden. Indien de generieke mogelijkheden volledig worden benut, kan de situatie ontstaan dat dit bestemmingsplan als planfiguur voor wat betreft deze ontwikkelingen per saldo een aantasting van het landschap ontstaat. Om de lijn vanuit de provincie en de gemeente ten aanzien van het aspect ruimtelijke kwaliteitsverbetering die met deze kleinschalige gevallen gepaard dient te gaan eveneens per saldo en gekoppeld aan deze planfiguur Bestemmingsplan Buitengebied Grave te benaderen. De kwaliteitsverbetering die met deze kleinschalige gevallen gepaard dient te gaan, wordt derhalve niet per geval bezien, maar krijgt impliciet in dit bestemmingsplan gestalte via de uitvoering van flankerend natuur- en landschapsbeleid dat via een aantal projecten vorm is gegeven en onderdeel uitmaakt van dit plan. Dit betreft onder andere projecten die in het kader van het IGP-Velp zijn en worden gerealiseerd (o.a. EVZ Hertogswetering met droge delen/percelen en aangelegde poelen en bijbehorende aanleg van faunavoorzieningen en de aanleg van een recreatieve fietsverbinding het Prenk-pad genaamd), de realisatie van de EVZ Tochtsloot en het initiatief voor Beekherstel Graafsche Raam/Lage Raam binnen het plangebied. Ten gevolge van het opstellen van deze herziening is tevens bij een klein aantal bedrijven waarbij geen agrarische activiteiten meer werden ontplooid de agrarische bestemming komen te vervallen. De vestiging van een agrarisch bedrijf op deze percelen is hiermee uitgesloten. Dit leidt op die locaties tot een verbeterde situatie voor de leefomgeving, omdat overlast ten gevolgde van geur, fijnstof en ammoniak wordt voorkomen. Als vanzelfsprekend is door het wegbestemmen van de agrarische bestemming het niet meer mogelijk om nieuwe bedrijfsbebouwing op te richten. 34

41 Met genoemde maatregelen leidt dit bestemmingsplan impliciet tot kwaliteitsverbetering van het landschap. In de Inspraaknota is bij de provinciale reactie een tabel opgenomen waarin alle verruimingen (artikel gewijs) zijn opgenomen en waarbij aangegeven is hoe de kwaliteitsverbetering van het landschap is geregeld. In de tabel zijn alle verruimingen t.o.v. het huidige bestemmingsplan aangegeven. Opgenomen is in welke categorie deze verruiming valt en hoe in de herziening de kwaliteitsverbetering is ingestoken. 4.2 Uitgangspunten plansystematiek Plansystematiek algemeen Deze planherziening bevat verschillende elementen. Er is sprake van waarden die beschermd worden en er zijn functies die grotendeels vastliggen. Het plan legt de bestaande situatie waar nodig vast en geeft toekomstige (kleinschalige) ontwikkelingen waar mogelijk de ruimte. Door de diverse flexibiliteitbepalingen kan behoud en herstel ook door ontwikkeling plaats vinden. Binnen het plangebied worden veranderingen verwacht op het terrein van landbouw, vrijkomende agrarisch bedrijfsbebouwing (VAB), natuur en landschap, recreatie en water. Daar waar ontwikkelingen zijn voorzien, zijn deze in gebieden met bijzondere waarden nader afgewogen. Afhankelijk van de invloed en omvang van de ontwikkeling kan dit via afwijking of wijziging plaatsvinden. Op deze wijze wordt rekening gehouden met actuele waarden in het plangebied en zijn nieuwe ontwikkelingen niet op voorhand uitgesloten Waarden en zonering gebieden Voor wat betreft de zonering van gebieden in het buitengebied gaat dit plan uit van het vigerend bestemmingsplan gecombineerd met de Verordening ruimte en voorheen de Paraplunota. Vervolgens is ook gekeken naar het actuele grondgebruik en naar actuele natuur- en/of landschapswaarden. Uiteindelijk heeft deze analyse geleid tot een gebiedsbestemming, al dan niet in combinatie met een waardeaanduiding. Gebiedsbestemmingen omvatten veelal de grote onbebouwde gebieden in een buitengebied, waarbij bos, natuur en agrarisch gebruik de voornaamste bestemmingen zijn. De begrenzing van deze gebieden in het bestemmingsplan is bepaald aan de hand van de feitelijke aanwezige situatie, in combinatie met de begrenzing van de EHS op basis van de Verordening ruimte. Voor de agrarische gebieden, waar het gebruik voor de landbouw centraal staat, is onderscheid gemaakt in enerzijds ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven en anderzijds de bescherming van eventuele aanwezige waarden op agrarische gronden. Hierbij is voor de nadere begrenzing de zonering uit de Verordening ruimte gebruikt, in combinatie met de feitelijke situatie. Hierdoor ontstaat een onderverdeling naar agrarisch gebied en agrarische gebieden met waarden. Deze laatste zijn weer onderverdeeld in gebieden met landschapswaarden en gebieden met 35

42 natuur- en landschapswaarden, afhankelijk van aanwezige waarden. De waarden zijn als gebiedsaanduiding opgenomen, met daaraan gekoppeld een beschermende regeling. Naast de toekenning van agrarische gebiedsbestemmingen ten behoeve van het agrarisch ontwikkelingsbeleid, zijn waarden (landschappelijk en natuurlijk) inzichtelijk gemaakt, om niet alledaagse werkzaamheden (binnen gebieden met waarden) vergunningplichtig te (kunnen) maken of te verbieden, toegespitst op de specifieke waarde. Hierbij vormen het vigerend bestemmingsplan, aanwezige natuuronderzoeken, de Paraplunota en de Verordening ruimte de basis. In de natuurparagraaf wordt meer in detail ingegaan op de bestemming en bescherming van de Ecologische hoofdstructuur. Deze is door middel van de volgende bestemmingen opgenomen: Bos en Natuur, voor de bestaande natuurgebieden die onderdeel uitmaken van de EHS, en ecologische hoofdstructuur (EHS) voor de (nu nog) agrarische percelen, die onderdeel uitmaken van de EHS. Binnen de bestemming Water wordt gewerkt met een aanduiding. Samengevat is de systematiek: Bestemming Agrarisch (vigerend bestemmingsplan) Agrarisch met waarden Landschapswaarden (vigerend bestemmingsplan) Agrarisch met waarden Natuur- en Landschapswaarden (vigerend bestemmingsplan) Waarden Tabel: achtergrond waarden agrarische bestemmingen Buitengebied Grave ISV = Interimstructuurvisie cultuurhistorisch waardevol gebied (Vr) openheid (vigerend bestemmingsplan) groenblauwe mantel (Vr) + aardkundig waardevol gebied (Vr) + cultuurhistorisch waardevol gebied (Vr) + openheid (vigerend bestemmingsplan) groenblauwe mantel (Vr) + kwetsbare soorten (ISV) struweelvogels (ISV) ecologische hoofdstructuur (EHS) (Vr) + aardkundig waardevol gebied (Vr) + cultuurhistorisch waardevol gebied (Vr) + openheid (vigerend bestemmingsplan) Zoals in het schema tot uiting komt vormt de groenblauwe mantel het gebied tussen enerzijds het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit grondgebonden agrarisch gebied, met belangrijke nevenfuncties voor natuur, water en (niet-bezoekersintensieve) recreatie. De groenblauwe mantel is in de Verordening ruimte begrensd op basis van bestaande informatie in het provinciale beleid. Hiervoor is vooral geput uit de voormalige beleidscategorieën groene hoofdstructuur en agrarische hoofdstructuur uit de Interimstructuurvisie (ISV). Daarnaast zijn ook gebieden met potenties voor versterken 36

43 en verbinden van natuur en een aantal van toepassing zijnde beleidscategorieën uit de regionale RO-uitwerkingsplannen gebruikt. De volgende al eerder concreet begrensde gebieden zijn een op een overgenomen: de regionale natuur- en landschapseenheden (RNLE) uit de ISV, zoals concreet begrensd in de reconstructieplannen; de beheergebieden ecologische hoofdstructuur, zoals begrensd in het Natuurbeheerplan EHS. Hieraan zijn gebieden toegevoegd die zijn gelegen nabij de groenblauwe kern (ehs, evz en gebieden voor behoud en herstel van watersystemen) en van belang zijn in het concept en doel van de groenblauwe mantel: onderdelen van de voormalige Groene Hoofdstructuur Landbouw en Agrarische- Hoofdstructuur Landschap(ISV) zoals de categorieën leefgebied kwetsbare soorten, natuurontwikkelingsgebieden en waterpotentiegebied; categorieën uit de regionale RO-uitwerkingsplannen zoals beekdalsysteemontwikkeling, landschapsontwikkeling en landschapsecologische zone; daarnaast is een aantal gebieden opgenomen uit de in opdracht van de provincie Noord- Brabant opgestelde klimaatstudie Ruimtelijke consequenties van de klimaatverandering in Noord-Brabant, april Landbouw/Tuinbouw Agrarische bouwvlakken Elk agrarisch bedrijf met een omvang groter dan 10 Nederlandse Grootte Eenheden (NGE) heeft een bouwvlak gekregen, op basis van het huidige bestemmingsplan. Alle vergunde gebouwen en overige bouwwerken en voorzieningen moeten in principe binnen het bouwvlak liggen. Omdat het vigerend bestemmingsplan is gebaseerd op het streekplan van 1992, zijn de vigerende bouwvlakken overgenomen en passen daarmee binnen de planologische kaders van het geldende beleid. Daar waar concrete uitbreidingsplannen/bouwplannen aan de orde zijn, zijn deze plannen verwerkt in een bouwvlak op maat. Bestaande bedrijfswoningen zijn als zodanig geregeld. De maximale omvang is 750 m³. Bij alle woningen is het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep/bedrijf toegestaan tot een oppervlakte van 50 m². Verder zijn er 100 m² aan bijgebouwen toegestaan. De huidige moderne bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf maakt de realisatie van een nieuwe tweede bedrijfswoning steeds minder noodzakelijk. Een terughoudend beleid met betrekking tot tweede bedrijfswoningen wordt ook ingegeven door het feit, dat in het verleden tweede bedrijfswoningen vaak zijn afgesplitst van het bedrijf en daardoor feitelijk burgerwoningen zijn geworden. Het oprichten van een tweede bedrijfswoning is op basis van de Verordening ruimte tevens niet mogelijk en wordt niet in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. 37

44 Uitbreiding agrarische bouwvlakken De ruimte voor uitbreiding van toegekende bouwvlakken hangt af van de aard en de ligging van het bedrijf volgens de kaders van de Verordening ruimte welke een doorvertaling vinden in de bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met waarden en voor intensieve veehouderijbedrijven volgens de reconstructiezonering. Deze zonering, overgenomen uit de provinciale Verordening ruimte, is gebaseerd op de integrale zonering van het landelijk gebied zoals opgenomen in de reconstructieplannen. Intensieve veehouderij Voor intensieve veehouderij geldt in het algemeen op basis van de Verordening ruimte dat het verboden is meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden. Het aantal intensieve veehouderijbedrijven in het plangebied is beperkt. Voor de intensieve veehouderij gelden de kaders van het Reconstructieplan, welke in de Verordening ruimte zijn doorvertaald. De integrale zonering van het reconstructieplan is als gebiedsaanduiding opgenomen. Voor intensieve veehouderijbedrijven geldt: in extensiveringsgebieden is het niet toegestaan uit te breiden; in verwevingsgebieden is éénmalige vergroting tot 1 januari 2013 toegestaan, waarbij voor bouwvlakken met een bestaand bouwvlak van 1,5 ha of meer en die geheel zijn benut, dit uitsluitend is toegestaan om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de, op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, gestelde eisen; Bouwvlakuitbreidingen zijn via een wijzigingsbevoegdheid geregeld, met inbegrip van noodzakelijke voorwaarden met betrekking tot landschappelijke inpassing en (milieu)planologische aspecten. Ook zijn voorwaarden opgenomen welke bepalen dat de verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone en/of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen niet worden belemmerd of worden aangetast. Intensieve geiten- en/of schapenhouderij Ten aanzien van intensieve geiten- en/of schapenhouderijen gelden op basis van de Verordening ruimte specifieke bepalingen welke in het bestemmingsplan zijn doorvertaald: tot 1 juni 2012 is omschakeling/ hervestiging niet toegestaan; tot 1 juni 2012 is het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning, niet toegestaan; 38

45 Grondgebonden agrarische bedrijven en niet-grondgebonden agrarische bedrijven Het merendeel van de agrarische bedrijven in het plangebied is grondgebonden van aard. De kaders voor vergroting van het bouwvlak worden bepaald door de aard en de ligging van het bedrijf en de Verordening ruimte. Voor vergroting van het bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, geldt: vergroting t.b.v. grondgebonden agrarische bedrijven tot een maximum van 1,5 ha indien in Agrarisch het bouwvlak reeds 1,5 ha bedraagt, mag dit bouwvlak worden vergroot met maximaal 35% tot een maximum van 2,5 ha. indien in Agrarisch met waarden - Landschapswaarden het bouwvlak reeds 1,5 ha bedraagt, mag dit bouwvlak worden vergroot met maximaal 25% tot een maximum van 2 ha. indien in Agrarisch met waarden Natuur- en landschapswaarden het bouwvlak reeds 1,5 ha bedraagt, mag dit bouwvlak worden vergroot met maximaal 15% tot een maximum van 1,75 ha. vergroting t.b.v. niet - grondgebonden agrarische bedrijven tot een maximum van 1,5 ha. Bouwvlakuitbreidingen zijn via een wijzigingsbevoegdheid geregeld, met inbegrip van noodzakelijke richtlijnen met betrekking tot landschappelijke inpassing en (milieu)planologische aspecten. Ook zijn voorwaarden opgenomen welke bepalen dat de verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone en/of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen niet worden belemmerd of worden aangetast. Tevens is een bepaling opgenomen voor bedrijven welke gelegen zijn in de groenblauwe mantel. Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is in de groenblauwe mantel, dient een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak ten behoeve van de niet-agrarische functie aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het buitengebied. Glastuinbouw Glastuinbouwbedrijven mogen uitbreiden tot (netto) 3 ha glas conform de Verordening ruimte. Paardenhouderij Bestaande paardenhouderijen kunnen op drie manieren worden bestemd: als agrarisch bedrijf (sec fokkerij), als (gebruiksgerichte) paardenhouderij (handel, transport, pension), dan wel als recreatiebedrijf (manege). Vestiging van een productiegerichte paardenhouderij (fokkerij) is in principe op ieder agrarisch bouwvlak mogelijk. Vestiging van een gebruiksgerichte paardenhouderij is mogelijk op basis van een wijzigingsbevoegdheid. Bestaande maneges vallen onder de regeling van de bestemming Sport en Bedrijf. Nieuwe maneges zijn enkel mogelijk indien voldaan kan 39

46 worden aan de wijzigingsbevoegdheid naar niet agrarische bedrijven danwel buitenplans. Steeds vaker worden ook bij woningen in het buitengebied één of enkele paarden gehouden voor de hobby. De grens waarbij de gemeente dit nog als hobbymatig beschouwd ligt bij maximaal vijf paarden. Dit is van belang, omdat bij meer dan vijf paarden een milieuvergunning nodig is en in dat kader wordt gesproken van een bedrijfsmatige activiteit. Bij het houden van paarden voor de hobby gaat het uitdrukkelijk om het uitoefenen van de eigen hobby en niet het faciliteren van het gebruik van de ruimte door derden zoals bij een paardenpension. Wel betreft het een hobby die veel ruimte vraagt en bouwwerken kent die men bij de gewone woonfunctie niet aantreft. In de praktijk zal de hobbymatige paardenhouderij zich daarom waarschijnlijk beperken tot het buitengebied. Vaak beschikt men over: een stal, een niet-overdekte paardenbak met lichtmasten, een mestplaat, eventueel een paardenweide en een schuur voor de opslag van paardenvoer etcetera. Zowel de niet-overdekte paardenbak als lichtmasten zijn opvallende elementen in het landschap. Lichtmasten, zoals bouwlampen, straatlantaarns en dergelijke vallen op door hun hoogte en verlichting in de duisternis. Een paardenbak beslaat een behoorlijke oppervlakte (circa 20 x 40m) en wordt omheind door een hekwerk. Al met al kan het houden van paarden voor de hobby een behoorlijk ruimtelijke effect hebben op het landschap en de directe omgeving. Daarom heeft de gemeente Grave een toetsingskader opgesteld voor de toelaatbaarheid van dergelijke voorzieningen bij een burgerwoning. Voor woonbestemmingen is daarom een afwijkingsbevoegdheid voor paardenbakken, mestplaten en lichtmasten opgenomen waarbij de volgende voorwaarden gelden: Bestemmingsvlak dient minimaal een omvang te hebben van m²; Bouwwerken dienen op een efficiënte wijze te worden gesitueerd, zodanig dat bouwwerken en gebouwen een eenheid vormen; De omvang van een paardenbak bedraagt maximaal 20 x 40 meter; De omvang van een mestplaat bedraagt maximaal 20 m²; Er dient zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing d.m.v. de uitvoering van een door de gemeente goed te keuren beplantings- /inrichtingsplan; Voor wat betreft een paardenbak en een mestplaat dient minimaal een afstand van 50 meter te worden aangehouden t.o.v. een woning van derden; Lichtmasten zijn enkel toegestaan binnen een woonbestemming mits: Deze detailbestemming niet is gelegen in gebieden met de gebiedsbestemmingen Agrarisch waarden Landschapwaarden, Agrarisch gebied met waardenlandschaps- en natuurwaarden en Natuur en Bos ; De hoogte maximaal 6 meter bedraagt; Er een lichtplan is ingediend waaraan aandacht wordt besteed aan de beperking van het aantal lichtmasten en de uitstraling van het licht. En dit plan door de gemeente is goedgekeurd. 40

47 Voor paardenbakken binnen het agrarisch bouwvlak is een vergelijkbare regeling opgenomen. Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouw- of bestemmingsvlak. Omdat het bij het houden van paarden bij een burgerwoning gaat om het hobbymatig houden van dieren, wil de gemeente een dergelijke activiteit niet op voorhand binnen bepaalde gebieden uitsluiten. Eén en ander is inherent aan het feit dat de woonfunctie prevaleert. Omdat een hobbymatige paardenhouderij meer ruimte nodig heeft dan de gemiddelde hobby en het een hobby is die de gemeente in het buitengebied wil faciliteren is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen in dit bestemmingsplan om bij een hobbymatige paardenhouderij maximaal 200 m² aan bijgebouwen toe te staan. Dit is met inbegrip van bijvoorbeeld garage en berging (het gaat dus om 100 m² extra t.o.v. de standaard bijgebouwenregeling). Vanuit kwaliteitsoogpunt worden de volgende voorwaarden gesteld: Het bestemmingsvlak Wonen dient minimaal een omvang te hebben van m² Het bijgebouw dient op een efficiënte wijze te worden gesitueerd, zodanig dat gebouwen en bouwwerken een eenheid vormen; Er dient zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing d.m.v. de uitvoering van een door de gemeente goed gekeurd beplantings-/inrichtingsplan. Omschakeling en nieuwvestiging agrarische bedrijven Omschakeling Hervestiging van, danwel omschakeling naar een intensieve geiten- en schapenhouderij is op basis van de Verordening ruimte tot 1 juni 2012 niet toegestaan. Omschakeling naar intensieve veehouderij is in extensiveringsgebied niet toegestaan. Omschakeling naar een niet grondgebonden bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij, is toegestaan. Het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,5 ha. Omschakeling van een niet- grondgebonden agrarisch bedrijf naar een grondgebonden agrarisch bedrijf is op een bouwvlak altijd mogelijk. In het bestemmingsplan is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een eventuele aanduiding ten behoeve van bijvoorbeeld intensieve veehouderij of glastuinbouw te verwijderen. Nieuwvestiging Nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf op een nieuw bouwvlak (stichting van een nieuw bouwvlak) is op basis van dit bestemmingsplan niet mogelijk. Voor specifieke situaties biedt het beleid een mogelijkheid. Aangezien dit altijd bijzondere situaties betreft is er voor gekozen dit buitenplans via maatwerk te regelen mocht een dergelijke situatie zich voordoen. Teeltondersteunende voorzieningen (TOV) en kassen (TOK) Het gebruik van teeltondersteunende voorzieningen en/of kassen is van belang voor verlenging van het seizoen, een meer gelijkmatige arbeidsverdeling en terugdringing van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Het kan consequenties hebben voor perceelsgebonden natuur- en landschapswaarden. De toelaatbaarheid van de 41

48 voorzieningen is afgewogen op basis van natuurlijke, landschappelijke en agrarische motieven. Teeltondersteunende voorzieningen (TOV) Er is in de opgenomen regeling onderscheid gemaakt tussen permanente en tijdelijke voorzieningen: Permanente voorzieningen (stellingen, regenkappen, containervelden) zijn enkel toegestaan op het agrarisch bouwvlak. Indien het bestaande bouwvlak onvoldoende ruimte biedt kan het bouwvlak in de bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met waarden landschapswaarden worden vergroot, waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 5 ha (waarvan ten minste 3,5 ha uitsluitend ten behoeve voor permanente teeltondersteunende voorzieningen). Tijdelijke voorzieningen (folies, wandelkappen, hagelnetten e.d.) en overige teeltondersteunende voorzieningen (boomteelthekken) zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan. Binnen de bestemmingen Agrarisch met waarden Natuur- en landschapswaarden, Bos, Groen - Landschapselement en Natuur zijn tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen op voorhand uitgesloten. Binnen Agrarisch zijn ze rechtstreeks toelaatbaar. Binnen Agrarisch gebied met landschapswaarden is een nadere afweging via afwijking gewenst. Teeltondersteunende kassen (TOK) Teeltondersteunende kassen zijn ondersteunende voorzieningen die een onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomkwekerij. Ze worden gebruikt om de bedrijfsvoering te optimaliseren en om in te spelen op de toename van eisen van marktpartijen en de exportgerichtheid van de tuinbouwsector. Onder een kas wordt verstaan een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (> 1,5 m) worden beschouwd als een kas. Deze zijn alleen toegestaan op het bouwvlak. Op bouwvlakken binnen Agrarisch is via afwijking maximaal m² toegestaan. Dit is niet toegestaan in de groenblauwe mantel. Nevenfuncties bij agrarische bedrijven In het kader van verbrede plattelandsontwikkeling zijn verschillende neventakken toegelaten in bestaande bebouwing bij agrarische bedrijven. Een nevenfunctie is een vorm van agrarische verwante of niet-agrarische bedrijvigheid naast het agrarisch bedrijf als hoofdfunctie. De volgende functies en bijbehorende maatvoering zijn toegestaan: 42

49 Neventak Buitengebied Bebouwingsconcentratie Detailhandel Max. 25 m 2 v.v.o. Max 50 m 2 v.v.o. Recreatie Max. 250 m 2 / 5 app. Max. 250 m 2 / 5 app. Kampeermiddelen 15 standplaatsen 25 Groepsaccommodatie Max. 500 m 2 Max. 500 m 2 Zorgboerderij Max. 250 m 2 Max 375 m 2 Ondergeschikte horeca (inclusief terras) Max. 125 m² Max. 125 m² Opslag statisch Max m 2 Max m 2 Semi agrarische bedrijf x Max. 500 m 2 Niet agrarische bedrijf x Max. 500 m 2 v.v.o. : verkoopvloeroppervlak app.: appartementen x: niet toegestaan Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan. T.b.v. deze goede landschappelijke inpassing dient een gekwalificeerd plan te worden aangeleverd. Het gekwalificeerde plan dient goed gekeurd te worden door de. De uitvoering dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders Bij landbouwbedrijven worden mogelijkheden geboden voor tijdelijke huisvesting (maximaal 6 maanden) van seizoensarbeiders. De gemeente laat deze huisvesting tijdelijk toe in bestaande bedrijfsgebouwen. Hiervoor is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen Niet- agrarische bedrijvigheid en wonen Bestaande niet-agrarische bedrijven (uitgezonderd recreatie) In het plangebied zijn diverse niet niet-agrarische bedrijven aanwezig. Op basis van de uitgevoerde inventarisatie is de vigerende regeling voor deze functies doorvertaald in het nieuwe bestemmingsplan. Voor toekomstige uitbreidingen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. De uitbreiding mag niet meer bedragen dan 10% van de bestaande oppervlakte aan bedrijfsbebouwing. Als een uitbreiding van 10% uit bedrijfseconomisch oogpunt niet toereikend is, mag dit worden verhoogd tot maximaal 15%, met dien verstande dat voor bedrijven waarvan het oppervlak aan bebouwing nu nog geen 500 m² is, de uitbreiding in ieder geval 50 m² mag bedragen. Nieuwe niet-agrarische bedrijven Nieuwe niet-agrarische bedrijven kunnen op basis van dit bestemmingsplan op twee manieren mogelijk worden gemaakt: 43

50 Bestaande niet - agrarische bedrijven kunnen via een wijzigingsbevoegdheid wijzigen van type bedrijf, indien de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen met niet meer dan 10% wordt vergroot (indien noodzakelijk) en alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, of naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen zijn, zijn toegestaan. Op basis van een wijzigingsbevoegdheid kunnen locaties met vrijkomende agrarisch bedrijfsgebouwen (VAB s) onder voorwaarden wijzigen van agrarisch naar niet agrarische functies. Voorafgaand aan het toelaten van nieuwe functies binnen VAB s, dient te worden bezien of handhaving van de agrarische bestemming mogelijk is. Buiten de aangeduide bebouwingsconcentraties is wijziging enkel toegestaan indien het recreatieve, maatschappelijke en/of horecavoorzieningen betreft. Andere niet-agrarische functies zijn uitsluitend toegestaan in bebouwingsconcentraties. In beide gevallen moet worden voldaan aan planologische (o.a. landschappelijke inpassing) en milieuhygiënische voorwaarden. Bebouwingsconcentraties De bebouwingsconcentraties in het plangebied zijn duidelijk als ruimtelijke eenheden herkenbaar. Een bebouwingsconcentratie is een functioneel sterk gemengd gebied in het buitengebied. Naast agrarische bedrijven komen hier bijvoorbeeld ook bedrijven, recreatiebedrijven en burgerwoningen voor. De begrenzing komt voort uit de aanwezige bebouwing en landschappelijke elementen, die bepalend zijn voor de uitstraling van de plek. De ruimtelijke eenheid wordt daarnaast in de meeste gevallen bepaald door een historische structuur. Een goed voorbeeld hiervan is een kransakker, een driehoekige ruimte op de kruising van drie wegen. Alles wat de bebouwingsconcentratie zijn identiteit geeft, dus ook kenmerkende open ruimtes, is binnen de grenzen opgenomen. Agrarische bedrijven op (mogelijk) duurzame locaties zijn buiten de bebouwingsconcentraties gehouden. Binnen de begrenzing zijn ruimere mogelijkheden geboden ten aanzien van nietagrarische functies. De begrenzing is aangegeven op de verbeelding met een bijbehorende regeling in de regels. Recreatie Bestaande recreatiebedrijven en recreatieterreinen hebben een recreatiebestemming gekregen, eventueel met de toevoeging verblijfsrecreatie, dagrecreatie, volkstuin, etc.. Voor het in het plangebied aanwezige volkstuincomplex en camping Bruinsbergen is een specifieke regeling opgenomen. Via de regeling voor nevenfuncties bij agrarische bedrijven is kleinschalig kamperen toegestaan, waarbij niet meer dan 15 standplaatsen zijn toegestaan buiten de bebouwingsconcentraties en binnen de bebouwingsconcentratie maximaal 25 standplaatsen. Standplaatsen zijn binnen het bouwvlak en in een zone van 100 m aansluitend op het bouwvlak toegestaan. Gebouwen ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan tot een oppervlakte van 44

51 50 m². Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan. Bij agrarische bedrijven worden tevens mogelijkheden geboden voor verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie (maximaal 500 m²) en verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen, waarbij niet meer dan 5 appartementen zijn toegestaan (totale maximale oppervlakte van 250 m²). Kleinschalige dagrecreatieve activiteiten/ voorzieningen zijn toegestaan tot 500 m². Ondergeschikte horeca (inclusief terras) is toegestaan tot maximaal 125 m². Het recreatief medegebruik is binnen de alle gebiedsbestemmingen mogelijk gemaakt via de bestemmingsomschrijving. Burgerwoningen In het plangebied zijn diverse burgerwoningen aanwezig. Op basis van de uitgevoerde inventarisatie is de vigerende regeling doorvertaald in het nieuwe bestemmingsplan. De gemeente Grave gaat voor een woning uit van een norm van 600 m³ en voor een bijgebouw van een norm van 100 m². Bij alle woningen is het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep/bedrijf toegestaan tot een oppervlakte van 50 m². Herbouw van de bestaande woning op een andere locatie is onder voorwaarden mogelijk, waarbij in overwegende mate gebruik moet worden gemaakt van de bestaande fundering of er direct daar aansluitend aan. Hobbymatig houden van paarden Tevens is een regeling opgenomen ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden. Deze is toegelicht bij het thema Grondgebonden agrarische bedrijven en nietgrondgebonden agrarische bedrijven onder het kopje paardenhouderij. Sloop- en herbouwregeling Vaak zijn er binnen een burgerwoonbestemming meer m² aan bijgebouwen aanwezig dan is toegestaan op basis van het bestemmingsplan voor het buitengebied. Wanneer deze bouwwerken in het verleden met bouwvergunning zijn geplaatst of onder de beschermde werking van het overgangsrecht vallen kan niet worden geëist om het surplus te verwijderen. Om een ontstening van het buitengebied te bevorderen wordt daarom in het nieuwe bestemmingsplan een sloop- en herbouwregeling (middels een afwijkingsbevoegdheid) opgenomen met hieraan de volgende voorwaarden gekoppeld: Bij verzoek om vervanging van het bijgebouw/de bijgebouwen dient de initiatiefnemer aan te tonen te beschikken over een bouwvergunning danwel aannemelijk te maken dat het betreffende bouwwerk of bouwwerken onder de beschermende werking van het overgangsrecht vallen; Bij vervanging van deze bouwwerken geldt dat 70 % van de aanwezige oppervlakte mag worden terug gebouwd met een maximum van 150 m² per bijgebouw. Bijgebouw dient op een efficiënte wijze te worden gesitueerd, zodanig dat gebouwen en bouwwerken een eenheid vormen; 45

52 Er dient zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing d.m.v. de uitvoering van een door de gemeente goed te keuren beplantings- /inrichtingsplan. Woningsplitsing Toevoeging van burgerwoningen door splitsing van cultuurhistorisch waardevolle boerderijgebouwen is, in lijn met het provinciale beleid, toegestaan, omdat dit kan bijdragen aan het behoud van de voor het buitengebied kenmerkende boerderijgebouwen. Hierbij geldt als voorwaarde dat de boerderij minimaal 900 m³ is (in verband met minimale wooneisen), het woondeel en staldeel zichtbaar blijven, de bijbehorende bedrijfsgebouwen worden gesloopt, tenzij ze cultuurhistorische kwaliteiten bezitten, en dat rekening wordt gehouden met planologische en milieuhygiënische randvoorwaarden, waaronder eventuele aanwezige geurcontouren van omliggende (agrarische) bedrijven. Mantelzorg Ten aanzien van mantelzorg volgt de gemeente in het bestemmingsplan het mantelzorgbeleid Land van Cuijk. Hierin wordt naast inwoning de mogelijk geboden een afhankelijke woonruimte te realiseren. Hierbij moet gedacht worden aan tijdelijke bewoning van een bestaand (vrijstaand of aangebouwd) bijgebouw. Bed&Breakfast In het bestemmingsplan is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor een bed&breakfast bij (bedrijfs)woningen bij agrarische bedrijven binnen de bestemming en Agrarisch, Agrarisch Agrarisch aanverwant, Agrarisch met waarden Landschapswaarden, Agrarisch met waarden Natuur- en landschapswaarden, Sport en Wonen. De voorziening dient binnen de bestaande woning of bijgebouwen gerealiseerd te worden en functioneert door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet als een zelfstandige woning. Het maximale aantal gasten dat gelijktijdig gebruik mag maken van de Bed and Breakfast voorziening bedraagt 5. De oppervlakte die gebruikt wordt ten behoeve van de voorziening mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen tot een maximum oppervlakte van 50 m² en er dient op eigen terrein te worden geparkeerd. 4.3 Cultuurhistorie en archeologie Op 1 januari 2012 is de wet Modernisering monumentenzorg (Momo) in werking getreden. Een belangrijke doelstelling van de Modernisering van de Monumentenzorg is het versterken van de koppeling tussen erfgoed en ruimte. In het kader van de Momo dient in de toelichting van elk bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing beschreven te worden op welke wijze met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. 46

53 Monumentenwet 1988 De invoering van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving heeft plaats gevonden door de bestaande Monumentenwet 1988 en andere wetten gedeeltelijk te wijzigen en aan te vullen door middel van de raamwet Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Door de Wamz is tevens een aantal wijzigingen doorgevoerd in de Ontgrondingenwet, de Woningwet, de Wet Milieubeheer en het Besluit Ruimtelijke Ordening. Er is voor gekozen om zoveel als mogelijk aan te sluiten bij bestaande regelgeving, om extra wet- en regelgeving te vermijden en om de integratie te bevorderen. De wetswijziging is op 1 september 2007 in werking getreden. De kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen gemeentegrenzen. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de gemeente daarom rekening houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden. De in het plangebied aanwezige cultuurhistorisch waardevolle panden zijn aangeduid als karakteristiek, monumenten zijn aangeduid als gemeentelijke of rijksmonument. In de bijlage bij deze toelichting is een lijst van de betreffende panden opgenomen. Nota Belvedère (Ministeries van VROM, OCW, LNV en V&W, 1999) De Nota Belvedère bevat het rijksbeleid voor de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. De nota omvat tevens een kansenkaart (zonder wettelijke status) en een subsidieregeling. De nota wil bewerkstelligen dat aanwezige cultuurhistorische waarden actief worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming. Verder streeft de nota naar behoud door ontwikkeling. Binnen de gemeente Grave of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen gebieden aangewezen als Belvedèregebied. In het plangebied zijn diverse cultuurhistorische en archeologische waarden aanwezig. Vooruitlopend op het (inter)gemeentelijk archeologiebeleid, waaraan momenteel gewerkt wordt, is gebruik gemaakt van het bestaande materiaal dat op provinciaal niveau aanwezig is (Cultuurhistorische waardenkaart 2010). Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart Op de aardkundig waardevolle gebiedenkaart is te zien of er aardkundige waarden aanwezig zijn in het plangebied. Aardkundige waarden zijn die onderdelen van het landschap die iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van een gebied. Denk hierbij aan dekzandruggen, beken, kreken, stuifzanden, etc. Bij aardkundige waarden gaat het om de eigen waarde die men aan een aardkundig verschijnsel mag toekennen. Het kan dan gaan om een object of een patroon, bestaande uit een combinatie van objecten. Het kan zelfs gaan over een aardkundig proces. In de gemeente Grave liggen zeer kleine delen van de aardkundig waardevolle gebieden Keenstsche uiterwaard en Maasterrassen. 47

54 Cultuurhistorische Waardenkaart Middels de Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant zijn de cultuurhistorische waarden en archeologische (verwachtings)waarden onderzocht. De Provincie Noord-Brabant heeft in december 2010 de Cultuurhistorische Waardenkaart herzien, welke sinds augustus 2012 volledig digitaal raadpleegbaar is. De kaarten hebben tot doel de beschikbare informatie op een publieksvriendelijke manier te presenteren. Kenmerkend voor de gemeente Grave is de grote aanwezigheid van historische bebouwing, waaronder het Emmaus klooster en de molen ten westen van Gassel. Op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart 2010 zijn de cultuurhistorisch waardevolle elementen, in vergelijking met de Cultuurhistorische waardenkaart uit 2006, meer op hoofdlijnen, op landschapsniveau aangeduid. In dit verband valt een groot deel van Grave binnen het cultuurhistorisch landschap Beerse en Baardwijkse Overlaat. Aanwezige cultuurhistorisch waardevolle gebouwen zijn aangeduid. Voor deze gebouwen is een beschermende regeling opgenomen, zowel in de bestemmingsomschrijving als middels een omgevingsvergunning voor het slopen. Aan de in het plangebied aanwezige archeologische monumenten en aan de gebieden met archeologische verwachtingswaarden is een dubbelbestemming toegekend. Nota Archeologie Grave De gemeente Grave heeft ervoor gekozen een eigen gemeentelijk archeologiebeleid te formuleren. In de Nota archeologiebeleid Grave worden de beleidsuitgangspunten en hun achtergronden beschreven. Deze nota is door de gemeenteraad van Grave vastgesteld op 13 maart 2012 en in werking getreden per 1 april Met dit beleid, aangevuld met een aantal implementatiedocumenten, is de gemeente Grave in staat om op verantwoorde wijze een archeologiebeleid te implementeren dat een juiste balans weet te vinden tussen een goede omgang met het archeologisch erfgoed en andere maatschappelijke belangen die bij planontwikkelingen moeten worden gewogen. Hiertoe heeft de gemeente Grave haar gronden verdeeld in zeven categorieën: Categorie 1: wettelijk beschermde monumenten/ gemeentelijke monumenten Categorie 2: gebieden van zeer hoge archeologische waarde Categorie 3: gebieden van hoge archeologische waarde Categorie 4: gebieden met verwachtingswaarde hoog Categorie 5: gebieden met verwachtingswaarde middelhoog Categorie 6: gebieden met verwachtingswaarde laag Categorie 7: gebieden zonder archeologische verwachting De verschillende gebieden zijn door middel van een dubbelbestemming Waarde Archeologie overgenomen in het bestemmingsplan. Middels gebiedsaanduidingen zijn per categorie regels opgenomen om het bodemarchief te beschermen. Omdat de rijksbeschermde archeologische monumenten (categorie 1) zijn beschermd via de 48

55 Monumentenwet, wordt voor deze monumenten geen beschermende regeling opgenomen. Voor gebieden met een lage archeologische verwachting (categorie 6) of zonder archeologische verwachting (categorie 7) gelden geen beperkingen ten aanzien van archeologie, zodat het opnemen van een gebiedsaanduiding voor deze categorie niet zinvol is. De gebiedsaanduidingen voor de overige categorieën (categorie 2 tot en met 5) bevatten een beschermende regeling. Ter bescherming van de archeologische waarden kunnen burgemeesters en wethouders, als daar op basis van een archeologisch onderzoek aanleiding toe bestaat, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit kan in de vorm van het treffen van technische maatregelen, het doen van een opgraving of archeologische begeleiding van werkzaamheden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Per gebiedsaanduiding gelden ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De ondergrenzen variëren, overeenkomstig de nota archeologie, per gebiedsaanduiding. In de volgende tabel is een overzicht opgenomen met de gebiedsaanduidingen die in voorliggend bestemmingsplan voorkomen. Per gebiedsaanduiding is aangegeven wat de ondergrenzen voor de oppervlakte en diepte van de verstoring zijn. Categorie 2 Gebieden van zeer hoge archeologische waarde 3 Gebieden van hoge archeologische waarde 4 Gebieden met verwachtingswaarde hoog 5 Gebieden met verwachtingswaarde middelhoog Gebiedsaanduiding ondergrens oppervlakte ondergrens diepte archeologie categorie 2 50 m 2 0,5 m-mv archeologie categorie m 2 0,5 m-mv archeologie categorie m 2 0,5 m-mv archeologie categorie m 2 0,5 m-mv Monumentale bomen In het plangebied is een groot aantal monumentale bomen aanwezig. Voor deze bomen wordt te zijner tijd een parapluplan opgesteld, ze zijn daarom niet specifiek in dit bestemmingsplan opgenomen. Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht Oud Velp Op 20 december 2005 heeft de gemeente Grave het besluit genomen om Oud Velp, conform artikel 16, lid 4 van de Monumentenverordening 2003, aan te wijzen als gemeentelijk beschermd dorpsgezicht Oud Velp. Door BAAC bv is daartoe een cultuurhistorische verkenning uitgevoerd naar het dorp Oud Velp. (Grave Oude Velp, Cultuurhistorische verkenning, juli 2005, BAAC rapport ). Het beschermd dorpsgezicht is onder te verdelen in 4 zones: 49

56 1. De religieuze zone; 2. De dorps-zone; 3. De agrarische zone; 4. De lage en lege zone. Figuur: Beschermd dorpsgezicht Velp De agrarische zone en de lage en lege zone maken deel uit van het bestemmingsplan buitengebied. De agrarische zone is de zone die de oude karakteristiek van Oud Velp vertegenwoordigt door verspreide agrarische gebouwen met daartussen enkele nietagrarische woningen. Het betreft extensieve, landelijke bebouwing (19e en 20ste eeuw) in een kleinschalig, lichtglooiend essen-landschap met solitaire bomen en kleine boomgroepen, ten zuiden van de dorpszone. (Hanenstraat, Pastoriestraat, Wolfgatschestraat, Lageweg, het noordelijk deel van de Grippensteinschestraat en de onverharde wegen Schoolstraatje, Lootsteeg en westelijk eind van de Wolfgatschestraat). De lage en lege zone betreft het laaggelegen gebied ten noorden van Oud Velp. Een oorspronkelijk drassig terrein dat pas laat ontgonnen is en waar bebouwing en bomen vrijwel volledig ontbreken. Een enkele boerderij dateert uit de 20ste eeuw. Begrenzing beschermd dorpsgezicht Om de kenmerkende vrije ligging van Oud Velp te waarborgen, is de grens van het te beschermen gebied door het relatief lege, aansluitende laagland getrokken. De begrenzing ligt zodoende aan de buitendijkse zijde van de Maas en Wythdijk, ten zuiden van het Marsstraat, langs de Hertogsgraafwetering, ten oosten van de Lageweg en de Grippensteinschestraat, ten zuiden van de Wolfgatschestraat en de Pannestaartweg tot aan de Mars en Wythdijk. Landschappelijke context Oud Velp vormt een samenhangende nederzetting, die hoger is gelegen (op een oude oeverwal van de Maas) dan de directe omgeving. Het dorp ligt vanuit het zuiden en westen bezien, vrij in het landschap. Aan de oostzijde zijn de nieuwbouwwijken van 50

57 Grave al tot vlakbij Oud Velp gerealiseerd. Vanuit het noorden bezien, gaat het dorp schuil achter de Mars (de oude Maasdijk) en Wythdijk. Karakteristiek zijn de bomen en bosschages die de nederzetting s zomers een aantrekkelijk groen uiterlijk geven en de lege en lage gebieden (landbouwgronden, voornamelijk graslanden) die de kern omringen.aan de west- en noordzijde kronkelt de Hertogsgraafwetering om Oud Velp heen. Ten noordwesten van het Capucijnenklooster liggen waterpartijen die waarschijnlijk visvijvers waren ten behoeve van dit klooster. Bij dit klooster behoort ook een bos. Evenwijdig aan de Mars en Wythdijk ligt een vochtig griendbos. Langs de Overlaat, de Basilius van Bruggelaan tussen het Capucijnenklooster en het Redemptoristinnenklooster, en de Grippensteinschestraat komen bomensingels voor. Wegenstructuur De Bronkhorstweg en de Pannestaartweg maken onderdeel uit van de regionale verbindingsweg tussen Grave en Overangel. Deze weg doorsnijdt Oud Velp. Door middel van de Hanenstraat (noordelijk deel), de Pastoriestraat (oostelijk deel) en de Grippensteinschestraat is Oud Velp verbonden met Nieuw Velp. Deze route heeft geen vloeiend verloop; de route is pas na het ontstaan van Nieuw Velp als secundaire verbindingsroute gaan fungeren. Het zijn echter wel oude wegen. Waarschijnlijk vormde Hanenstraat Pastoriestraat met de Hoogveldseweg van oudsher een verbinding met Escharen. Thans sluit deze verbinding aan op de Boschebaan / Elftweg, de reeds in 1830 op de minuutplans weergegeven hoofdroute Nijmegen Grave Oss. Een groot aantal van de lokale wegen, Hanenstraat, Wolfgatschestraat, Lageweg en Basilius van Bruggelaan bestaan al rond De Pastoor Loefsweg dateert van rond De Overlaat wordt pas in 1955 aangelegd. De Mars en Wythdijk, thans grotendeels een fietspad, hebben hun huidige rechte verloop tussen 1750 en 1830 gekregen. Daarnaast bestaan er een aantal veldwegen die nooit verhard zijn, zoals het westelijk deel van de Wolfgatschestraat, de Lootsteeg en de Schoolstraatje. Alle ook al in 1750 bestaand. Vanwege de te beschermen waarden is het dorsgezicht bestemd als Waarde - beschermd dorpsgezicht. 4.4 Natuurparagraaf Natuurbeleid Natuurbeschermingswet 1998 (Ministerie van LNV, 2005) Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Hiermee is de gebiedsbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn volledig geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. De wet biedt een beschermingskader voor natuurwaarden (habitats en soorten) in Natura 2000-gebieden en bepaalt dat projecten en andere handelingen in en nabij beschermde gebieden dienen te worden getoetst op (mogelijke) negatieve effecten op deze waarden. Deze externe werking van Natura 2000-gebieden kan gevolgen hebben voor het buitengebied. Flora- en Faunawet (Ministerie van LNV, 2002) Naast de gebiedsgerichte natuurwetgeving is ook soortgerichte natuurwetgeving van belang. Sinds 1 april 2002 is in dit kader de Flora- en Faunawet van kracht. In deze wet 51

58 is de bescherming van inheemse wilde planten en dieren geregeld binnen en buiten natuurgebieden en vormt daarmee de vervanging van een aantal eerdere wetten alsmede de implementatie van de soortbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant (Provincie Noord-Brabant, 2010) De verordening is op 15 juli 2010 in werking getreden. De verordening is van toepassing op alle veehouderijbedrijven in de provincie Noord-Brabant. Het doel van de verordening is de overmaat aan ammoniakdepositie op Natura 2000-gebieden te verminderen. Naar aanleiding van het besluit van de Provinciale Staten worden er aanvullende eisen gesteld voor de ontwikkelingsmogelijkheden in de veehouderijsector. De verordening stelt (extra) technische eisen aan stallen. Ook gelden er voorwaarden aan het salderen van de uitstoot van ammoniak, middels een provinciale depositiebank. Uitvoering van de verordening leidt tot een daling van de uitstoot van ammoniak vanuit de veehouderij en geeft duidelijkheid over mogelijkheden voor agrarische bedrijfsontwikkeling Ecologische hoofdstructuur (EHS) De rijksoverheid heeft de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd als ecologisch netwerk om de belangrijkste natuurwaarden in Nederland te beschermen en verder te ontwikkelen. De begrenzing is door het rijk vastgelegd in de Nota Ruimte. Op provinciaal niveau is de EHS via de vastgestelde natuurgebiedsplannen en het beheers- en landschapsgebiedsplan in 2002 vastgelegd en ook weer doorvertaald in de Verordening ruimte. De uiteindelijke ruimtelijke begrenzing op perceelsniveau vindt in het bestemmingsplan plaats. De EHS in het plangebied betreft bestaande bos- en natuurgebieden en zijn bestemd als Natuur of Bos. Deze bestemming voorziet in een adequate bescherming van de EHS. De percelen van de EHS welke nog agrarisch worden gebruikt hebben een agrarische bestemming met natuur- en landschapswaarden en de aanduiding ecologische hoofdstructuur (EHS) gekregen. De ongerealiseerde Ecologische Verbindingszones zijn veiliggesteld door middel van een afzonderlijke aanduiding en bijbehorende regeling. Voor de attentiegebieden EHS is een dubbelbestemming opgenomen met een bijpassend beschermingsregime. De EHS ter plaatse van water is eveneens via een aanduiding met bijbehorende regeling beschermd Bescherming soorten De soortenbescherming is primair geregeld via de Flora- en Faunawet. Deze wet voorziet in de bescherming van in het wild voorkomende inheemse plant- en diersoorten. Deze wet kent een algemene zorgplicht met verbodsbepalingen, vrijstelllingen, gedragscodes en ontheffingen. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op flora en fauna. Voor beschermde soorten is behoud van hun leefgebied van levensbelang. Tot de beschermde soorten horen onder andere alle vleermuissoorten, alle vogelsoorten, verschillende amfibieën- 52

59 soorten waaronder de Rugstreeppad en de Kamsalamander, en vissoorten, zoals de Grote modderkruiper. In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. Dit betekent concreet dat in bestemmingsplannen geen mogelijkheden moeten worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand in redelijkheid kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en Faunawet geen ontheffing zal worden verleend. Derhalve is een globale beoordeling van dit aspect opgenomen. Voor de beheergerichte onderdelen van het bestemmingsplan kan in het algemeen gesteld worden dat de uitvoerbaarheid in de meeste gevallen niet ter discussie zal staan. Zelfs indien beschermde soorten aanwezig zijn, mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd. Kleinschalige ontwikkelingen zijn in dit bestemmingsplan nog onvoldoende concreet in planning en vorm om te toetsen aan de Flora- en Faunawet. In grote lijnen kan wel worden gesteld dat de uitvoerbaarheid van de ontwikkelingen niet ter discussie staat. Bij concretisering van de ontwikkelingen zal dan als nog getoetst moeten worden aan de Flora- en faunawet Bescherming gebieden De gebiedenbescherming is primair geregeld via de Natuurbeschermingswet De reeds beschermde natuurmonumenten en de Natura 2000-gebieden worden via deze wet beschermd. De Natura 2000-gebieden genieten een bijzondere bescherming. Voor nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van deze gebieden zal tevens getoetst moeten worden op (mogelijke) negatieve effecten op de natuurwaarden. Indien kans is op negatieve effecten dan is er sprake van vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet. Voor het bestemmingsplan buitengebied Grave is een vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is verplicht wanneer een ruimtelijk besluit bepaalde wijzigingen mogelijk maakt die genoemd staan in onderdeel D van het Besluit m.e.r., maar onder de daar genoemde drempelwaarden liggen, zie onderstaande figuur. 53

60 Het bestemmingsplan buitengebied Grave is grotendeels een conserverend bestemmingsplan, grootschalige ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Echter tussen het huidige gebruik en de plancapaciteit zit bij vrijwel alle plannen in Nederland enige ruimte. Dit betekent dat in theorie er altijd beperkte uitbreidingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven zijn. In het bestemmingsplan buitengebied Grave zijn deze mogelijkheden echter zeer beperkt en niet van toepassing op intensieve veehouderijen en glastuinbouwbedrijven. Ook zijn geen uitbreidingsmogelijkheden opgenomen of omschakeling van grondgebonden bedrijven naar veehouderijen. Wel is uitbreiding van grondgebonden agrarische bedrijven mogelijk. Zo geldt voor grondgebonden agrarische bedrijven, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bouwvlak reeds 1,5 ha bedraagt, mag dit bouwvlak worden vergroot met maximaal 35% tot een maximum van 2,5 ha. Dit geldt voor een klein deel van het plangebied, namelijk binnen de bestemming Agrarisch. In het merendeel van het plangebied is dit zeer beperkt, in Agrarisch met landschapswaarden namelijk maximaal 1,5 ha, met een maximale vergroting van 25% tot maximaal 2 ha. In Agrarisch natuur- en landschapswaarden maximaal 1,5 ha, met een maximale vergroting van 15% tot maximaal 1,75 ha. Vrijwel alle agrarische bedrijven hebben momenteel een bouwvlak dat kleiner is dan 1,5 ha, gebaseerd op het vigerend bestemmingsplan. De extra geboden ruimte in het bestemmingsplan ten opzichte van het vigerende plan is dus zeer beperkt en ligt daarom ook ruim onder de drempelwaarden van onderdeel D van het Besluit m.e.r.. Formeel is dus alleen een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk. Toetsing of mogelijke belangrijke milieugevolgen optreden In een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient getoetst te worden of er mogelijk belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Is dit niet uit te sluiten dan is een m.e.r.-beoordeling of in het geval van een kaderstellend plan (zoals een bestemmingsplan buitengebied) een plan-m.e.r. noodzakelijk. Zijn deze effecten wel uit te sluiten dan is de onderbouwing van deze conclusie in het bestemmingsplan afdoende. De toets of er mogelijk belangrijke nadelige milieugevolgen optreden dient uitgevoerd te worden aan de hand van bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r. Hierin staan in artikel 4, lid 3, de toetsingscriteria benoemd: 1. Kenmerken van de projecten: Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen: de omvang van het project, de cumulatie met andere projecten, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico van ongevallen, met name gelet op de gebruikte stoffen of technologieën. 54

61 2. Plaats van de projecten: Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen: het bestaande grondgebruik, de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden: a. wetlands; b. kustgebieden; c. berg- en bosgebieden; d. reservaten en natuurparken; e. gebieden die in de wetgeving van lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd; speciale beschermingszones door de lidstaten aangewezen krachtens Richtlijn 79/409/EEG (= Vogelrichtlijn) en Richtlijn 92/43/EEG (= Habitatrichtlijn); f. gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden; g. gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid; h. landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang. 3. Kenmerken van het potentiële effect Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging worden genomen: het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking), het grensoverschrijdende karakter van het effect 'de waarschijnlijkheid van het effect, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect. Effecten op milieu Ten aanzien van de kenmerken van het project geldt dat reeds geschetst is dat de uitbreidingsmogelijk-heden zeer beperkt zijn. De omvang is dus beperkt, alsmede de effecten hiervan (afvalstoffen, verontreiniging, hinder en productie van afvalstoffen). Een mogelijk nadelig effect dat op kan treden, voornamelijk als gevolg van de mogelijkheid voor het uitbreiden van grondgebonden agrarische bedrijven is het effect op landschap. Echter vanwege de spreiding van de agrarische bedrijven én het reeds agrarische karakter van het buitengebied zal deze impact beperkt zijn. Daarnaast heeft de gemeente een kwaliteitskader ten aanzien van landschappelijke inpassing/ landschappelijke versterking bij ruimtelijke ontwikkelingen opgesteld en verwerkt in het bestemmingsplan. Naar verwachting zal het landschap hiermee worden versterkt. Effecten op luchtkwaliteit, geluid, geur, water, archeologie, bodem zijn beperkt, omdat het plan grotendeels conserverend van aard is. Ook is er voornamelijk sprake van uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven. Hierdoor is er nu thans een (lokaal) 55

62 effect merkbaar. Door de uitbreiding ontstaat geen nieuw effect, maar hoogstens een beperkte uitbreiding van het thans aanwezige effect. Ten slotte geldt dat voor eventuele uitbreiding altijd nog een milieuvergunning nodig is, waarin opnieuw getoetst worden aan diverse milieuthema s. Bij complete bestemmingsplannen voor het buitengebied is vrijwel altijd het meest negatieve effect de toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. De relatie tussen dit bestemmingsplan en Natura gebieden wordt in de volgende passages besproken. Effecten op Natura 2000-gebieden De belangrijkste effecten kunnen mogelijk optreden bij Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstofdepositie (zie ook punt 2 en 3 van de criteria uit de Europese richtlijn m.e.r.). In het buitengebied van Grave komen diverse (intensieve) veehouderijen voor, zie figuur 1. De uitstoot van de intensieve veehouderijen leidt tot een belangrijk effect op de nabij gelegen Natura 2000-gebieden. Figuur Ligging veehouderijen In het plangebied zelf komen geen Natura 2000-gebieden voor. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden liggen op meer dan 10 kilometer afstand (Uiterwaarden Waal en St. Jansberg), zie figuur 2 en 3. Bij deze Natura 2000-gebieden wordt de kritische depositiewaarden reeds overschreden in de huidige situatie. Dit zou betekenen dat een significante toename van de hoeveelheid stikstof zou leiden tot een verdere overschrijding, hetgeen niet is toegestaan. Echter doordat er geen uitbreidings- of omschakelingsmogelijkheden voor (intensieve) veehouderijen worden geboden zijn significante effecten op deze Natura 2000-gebieden uitgesloten. 56

63 Figuur 2 Natura 2000-gebieden Gelderland Figuur 3 Natura 2000-gebieden Noord-Brabant Conclusie Geconcludeerd wordt dat voor alle thema's en de daarin voorkomende ontwikkelingsmogelijkheden (significant) negatieve effecten op de beschermde natuurwaarden van de verder weg gelegen Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten. De natuurlijke kenmerken ervan worden niet door de planeffecten aangetast. Dit geldt ook voor die beleidsontwikkelingen met eventuele stikstofeffecten in het plangebied. Ook nadelige milieugevolgen voor andere thema's zijn uitgesloten. 57

64 Als gevolg van de activiteiten zoals opgenomen in het bestemmingsplan buitengebied Grave treden er geen mogelijk belangrijke nadelige milieugevolgen op. Dit betekent dat het niet noodzakelijk is om een m.e.r.-beoordeling en/of plan-m.e.r. uitgevoerd hoeft te worden. 4.5 Waterparagraaf Het rijk heeft voor belangrijke ruimtelijke plannen de opstelling van een waterparagraaf verplicht gesteld. Hierin wordt verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden (met name veiligheid en wateroverlast), mede in relatie tot het waterbeleid en de waterhuishouding. Deze paragraaf is in overleg met het waterschap opgesteld en vormt zo een onderdeel van de watertoets Waterbeleid Kaderrichtlijn Water (Europese Commissie, 2000) Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water van kracht. Deze Europese richtlijn streeft naar duurzame en robuuste watersystemen en is gericht op zowel oppervlaktewater als grondwater. Belangrijke aandachtspunten zijn de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater, de brongerichte aanpak en het principe de vervuiler betaalt. De ecologische doelen voor waterlichamen, die in 2009 zijn vastgesteld, moeten in principe in 2015 gerealiseerd zijn. Deze deadline geldt met name voor beschermde gebieden (onder andere zwemwateren, Natura gebieden). De verbetering van de (ecologische) kwaliteit van waterlichamen is één van de algemene doelstellingen van voorliggend bestemmingsplan, waaraan (indirect) invulling gegeven wordt door een aantal algemene wijzigingsvoorwaarden voor het vergroten van de oppervlakten natuur in specifieke delen van het plangebied, mits aan een aantal essentiële voorwaarden wordt voldaan. Waterbeleid 21e eeuw/nationaal Bestuursakkoord Water (Ministerie van V&W, Unie van Waterschappen, 2000) In het verlengde van het Waterbeleid voor de 21 e eeuw en het Nationaal Beleidsakkoord Water zijn verschillende overheden aan de slag om de landelijke en stedelijke wateropgave verder uit te werken. Dit houdt in dat men in het verlengde van de trits vasthouden-bergen-afvoeren actief op zoek gaat naar ruimte voor water (waterconservering en waterberging). Voor de Maas(uiterwaarden), die onderdeel uitmaakt/uitmaken van het plangebied is hier (onder meer) vorm en inhoud aangegeven door middel van de PKB Ruimte voor de Rivier (zie hierna), de Integrale Verkenningen voor de Maas en daaraan gekoppelde uitvoeringsprogramma s. In voorliggend bestemmingsplan is een aantal algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarmee het watervoerend en/of bergend vermogen van specifiek delen van het plangebied vergroot kan worden, mits aan een aantal essentiële voorwaarden wordt voldaan. 58

65 Ruimte voor de Rivier/Beleidsregel Grote Rivieren (Ministerie van V&W, 2005/2006) In de PKB Ruimte voor de Rivier staat het beleid voor de aanpak van hoogwaterbestrijding beschreven. De insteek is rivieren meer ruimte te gaan geven. Sommige gebieden zijn aangeduid als zoekgebied rivierverruiming. Deze dienen gevrijwaard te worden van (kapitaal)intensieve ontwikkelingen. De Beleidsregel Grote Rivieren is op in werking gereden. Hierin is het afwegingskader voor het rivierbed hernieuwd vastgelegd. Zo dienen nieuwe ontwikkelingen in het rivierbed expliciet gecompenseerd te worden wat betreft ruimte voor de rivier. De beleidsregel is rechtstreeks bepalend voor bouwmogelijkheden in het rivierbed. Het plangebied ligt voor een klein deel in het stroomvoerend rivierbed. Voor het deel van het plangebied dat in het stroomvoerend rivierbed ligt, geldt dat er uitsluitend gebouwd mag worden ten behoeve van riviergebonden activiteiten via het zogenaamde ja, mits -regime. Verder zijn enkele niet-riviergebonden activiteiten onder voorwaarden toegestaan onder een zogenaamde nee, tenzij -toets. Voor zowel de riviergebonden als de niet-riviergebonden activiteiten gelden dat bepaalde ingrepen alleen zijn toegestaan mits daar duurzame compensatie tegen over staat. Tevens worden aan de activiteiten eisen gesteld vanuit de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) in combinatie met de benodigde Wbr-vergunning. Een apart artikellid in het gebruiksvoorschrift voor het stroomvoerend rivierbed is gewijd aan het experiment met aangepast bouwen (EMAB). De locatie Koninginnedijk is één van de vijftien locaties die aangewezen is voor het experimenteren met aangepast bouwen. De mogelijkheden hiertoe zijn niet in voorliggend bestemmingsplan doorvertaald, omdat hiervoor een afzonderlijke procedure doorlopen wordt. Provinciaal Waterplan Noord-Brabant Waar water werkt en leeft (2009) Op 20 november 2009 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Waterplan Waar water werkt en leeft vastgesteld. Het plan is op 22 december 2009 in werking getreden. Het Provinciaal Waterplan bestaat uit zes verschillende onderdelen. Plantekst Provinciaal Waterplan en het uitvoeringsprogramma: De plantekst beschrijft het provinciale waterbeleid voor de periode 2010 tot Kaderrichtlijn Waterdoelstellingen en onderbouwing: Deze geeft per grond- en oppervlaktewaterlichaam de doelstellingen die volgens de Kaderrichtlijn Water moeten worden vastgelegd en bijbehorende onderbouwingen hierbij. Plan-MER inclusief aanvulling: Voor het plan en de waterbeheerplannen van de waterschappen is een strategische milieubeoordeling (Plan-MER) uitgevoerd. Dit is een formele eis die de wet stelt aan strategische plannen zoals een Provinciaal Waterplan. Plankaart Waterhuishoudkundige functies: De plankaart laat zien waar de verschillende functies voor het waterbeleid worden toegekend. Plankaart Structuurvisie water: De plankaart laat zien welke watermaatregelen ruimtelijke consequenties hebben. De kaart heeft de status van structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. Nota van inspraak en reactie: In de nota geven Gedeputeerde Staten aan hoe zij de inspraakreacties hebben verwerkt in het Provinciaal Waterplan. 59

66 Op plankaart 2 Structuurvisie water zijn (de beekdalen van) de Graafsche Raam, de Nieuwe Raammond en de Hertogswetering grotendeels zijn aangeduid reserveringsgebied voor waterberging en/of ruimte voor watersysteemherstel. De beschermingszone van natte natuurparel Hooge Raam-Halsche Beek (in de gemeente Landerd) ligt over een deel van het plangebied. De uiterwaarden van de Maas zijn aangeduid als winterbed. Voor een klein deel van het grondgebied van de gemeente Grave geldt dat het is aangewezen als lange termijn reserveringsgebied winterbed. Deze aspecten zijn met een passende (beschermings)regeling doorvertaald in het bestemmingsplan. Waterbeheerplan Aa en Maas Het Waterbeheerplan van waterschap Aa en Maas is op 30 december 2010 in werking getreden, met terugwerkende kracht tot 22 december Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben het Waterbeheerplan op 21 december 2009 goedgekeurd. Hiermee is het startsein gegeven om samen te werken aan een waterbestendig Brabant. Het waterbeheerplan maakt inzichtelijk wat waterschap Aa en Maas de komende zes jaar, vaak in samenwerking met partners, gaat doen. Het doel is om het watersysteem en de afvalwaterketen op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede dat mensen en dieren in Noordoost Brabant leven in een veilige, schone en prettige omgeving. Hierna is een korte samenvatting van de acties uit het waterbeheerplan, per maatschappelijk waterthema, opgenomen. 1 Veilig en bewoonbaar gebied Investeren in het verbeteren van dijken zodat de veiligheid tegen overstromingen blijft gewaarborgd. Hiervoor verbetert het waterschap de vijf kilometer primaire waterkering en vijf waterkerende kunstwerken die niet aan de norm voldoen. De grootste knelpunten van wateroverlast oplossen. 2 Voldoende water De baggerachterstand verder wegwerken. De knelpunten in agrarisch gebied oplossen door inrichtings- en beheermaatregelen. Het aanpakken van de verdroging van natuurgebieden. 3 Schoon water Onderzoeken of er verontreinigingen in de waterbodem zitten en waar nodig het betreffende waterlichaam baggeren. Afvalwater zo goed mogelijk en tegen zo laag mogelijke kosten blijven zuiveren. De samenwerking in de afvalwaterketen met gemeenten verder verdiepen. Initiatieven om diffuse verontreinigingen terug te dringen, blijven stimuleren. 4 Natuurlijk water 30 km beek herstellen om te zorgen voor een goede leefomgeving voor planten en dieren. 60

67 120 km ecologische verbindingszones (zones die natuurgebieden aan elkaar verbindt) aanleggen samen met gemeenten en terreinbeheerders. 50 barrières voor de vistrek opheffen door onder andere het aanleggen van vispassages. Hierdoor creëert het waterschap een belangrijke randvoorwaarde voor een gezonde visstand. Samen met de gemeenten de belangrijkste knelpunten in stedelijk gebied aanpakken, zoals blauwalgen en waterstank. De acties uit het waterbeheerplan die (ruimtelijk) relevant zijn voor voorliggend bestemmingsplan, zoals de ecologische verbindingszones, zijn op een passende wijze doorvertaald in de regels van dit plan. Gemeentelijk waterplan De gemeente Grave en haar waterpartners (waterschap Aa en Maas, provincie Noord- Brabant en waterleidingmaatschappij Brabant Water) hebben (gelijktijdig met de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Mill & Sint Hubert en Sint Anthonis) een integraal waterplan opgesteld: Gemeentelijk Waterplan Grave, projectnummer 9S502, vastgesteld 27 februari De aanleiding hiervoor was de omslag in het denken en beleid rond water gedurende de afgelopen jaren: In plaats van voort te borduren op het vertrouwde denken in waterbeheersing door technische ingrepen, is de nadruk komen te liggen op het aansluiten op de natuurlijke potenties van het landschap en het watersysteem (duurzaamheidprincipe). Deze beleidsomslag is vastgelegd op Europees niveau in de Kaderrichtlijn Water en op Rijksniveau in de 4 e Nota Waterhuishouding, de nota Waterbeheer 21 e Eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Op gemeentelijk niveau is deze beleidsomslag doorvertaald in de Wet gemeentelijke watertaken. Hierin zijn voor de gemeente een drietal zorgplichten opgenomen: hemelwater, grondwater en afvalwater. Het waterplan maakt duidelijk: Hoe de waterpartners op het gemeentelijke grondgebied integraal met water omgaan en vormt daarmee een referentiekader voor het beleid en de werking van het watersysteem en de waterketen; Welke taken horen bij de gemeente en welke bij de overige waterpartners en welke veranderingen hierin gaan optreden in de nabije toekomst; Hoe de waterpartners in de toekomst structureel samenwerken. Het waterplan heeft daarom de status van kaderstellend beleidsplan. Het plan is hierdoor een parapluplan voor andere gemeentelijke plannen waarin water een rol speelt. Het plan kent echter geen directe planologische doorwerking. De waterdoelen en streefbeelden dienen wel door te werken in ruimtelijke afwegingen (bijvoorbeeld bestemmingsplannen). De doelstellingen zijn uitgewerkt als gebiedsspecifieke streefbeelden voor stedelijk, landelijk, en natuurlijk gebied. 61

68 4.5.2 Watersysteem en waterketen Het plangebied is een overwegend droog gebied door de ligging op dekzandvlakten en terrasvlakten aan de Maas. Met name Rond de Graafsche Raam zijn natte gebieden aanwezig, waar in het voorjaar wateroverlast kan voorkomen en in de zomer mogelijk beperkte verdroging. Dit komt overeen met het grondwatersysteem, waar met name het gebied tussen Velp en Grave en het gebied tussen Escharen en Gassel infiltratiegebieden betreffen. Het gebied tussen de Halsche Raam en de Graafsche Raam, Vogelshoek, Het Broek en de Broekse Wielen zijn kwelgebieden. De uiterwaarden en de kern Grave zijn eveneens kwelgebieden. Het gebied rond de Binckhof en ten noorden van Gassel zijn intermediaire gebieden Water in het plan Het waterbeleid en het watersysteem vormen uitgangspunt voor voorliggend plan, onder andere via de doorvertaling van de aanwezige functies. Bij de situering van bestemmingen is rekening gehouden met het aspect water. In het plan zitten de bestemmingen/aanduidingen: water en vaarwater, zoekgebieden voor behoud en herstel watersystemen, attentiegebied EHS en de waterkering. Deze functies hebben allen een bijpassende regeling al dan niet op basis van de Verordening ruimte. De vastgelegde bestemmingen hebben in principe geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding. Binnen vrijwel alle bestemmingen zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Hierdoor biedt voorliggend bestemmingsplan maximale flexibiliteit met betrekking tot het realiseren van voorzieningen voor waterberging en infiltratie van hemelwater. Voor alle ontwikkelingen wordt hydrologisch neutraal ontwikkelen, door het waterschap, als voorwaarde gesteld. Dit is van toepassing op bijvoorbeeld wijzigingsbevoegdheden die in voorliggend bestemmingsplan opgenomen zijn. Verder is van belang te melden dat bestaande regelgeving van provincie en waterschap, zoals vigerende water- en milieuverordeningen, de keur(en), de legger en eventueel peilbesluit(en) een separaat toetsingskader vormen. De keur van het waterschap bevat onder andere bepalingen ten behoeve van de bescherming en het beheer en onderhoud van watergangen en oppervlaktewater. Het gaat hier om activiteiten binnen 5 m van de insteek van watergangen. In het plan zijn geen bepalingen opgenomen die dubbelop zijn, dan wel indruisen tegen deze regelgeving. Normale waterstaatskundige werkzaamheden zijn uitgesloten van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. In het kader van bestaande regelgeving zullen nieuwe ontwikkelingen op een hydrologische neutrale manier plaatsvinden. 62

69 Watertoets en wateradvies De waterbeheerder is geïnformeerd over de herziening van het plan. Er is hierbij gevraagd informatie aan te leveren met betrekking tot het watersysteem in relatie tot ruimtelijk relevante zaken. 4.6 Milieuparagraaf Milieubeleid (algemeen) Het ruimtelijk beleid en het milieubeleid sluiten nauw op elkaar aan. Kwaliteiten en functies hangen samen met het fysieke milieu (bodem, water, licht en lucht). Het milieu stelt randvoorwaarden aan RO, de kwaliteit van het milieu kan verbeterd worden door RO en de functionaliteit wordt groter door een schoner milieu. Wet- en regelgeving op het terrein van ruimtelijke ordening en milieu hebben ieder hun eigen toepassingsgebied. Wat in het kader van het milieubeleid geregeld is, wordt in het plan niet nogmaals geregeld. Overlap wordt niet wenselijk geacht. In het bestemmingsplan zijn dan ook geen aanvullende milieuvoorschriften opgenomen. Milieuwet- en regelgeving (Ministerie van VROM) Voor het milieubeleid zijn verschillende wetten en regelingen van belang. De Wet Geluidhinder bepaalt vereiste zoneringen voor geluid. Deze wet is onlangs herzien. De Wet Milieubeheer richt zich op verschillende milieuvergunningen, met name voor bedrijven. De Wet Luchtkwaliteit, op 24 oktober 2006 door de Tweede Kamer goedgekeurd, vervangt het Besluit luchtkwaliteit Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet Milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder door veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. Bij gemeentelijke verordening kunnen gemeenten afwijken van de wettelijke normen. Hiervan is door de gemeente Grave geen gebruik gemaakt, omdat er weinig knelgevallen en er geen Landbouwontwikkelingsgebieden (LOG s) zijn. VNG Richtlijn Bedrijven en Milieuzonering De richtlijn voor bedrijven en milieuzonering (2009) dient als hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Deze richtlijn geeft niet aan wat wel en niet mag. Een gemeente beslist zelf of ze op een bepaalde locatie woningen dan wel bedrijvigheid wil realiseren. In relatie tot een bestemmingsplan buitengebied worden de milieucategorieën gebruikt om te voorkomen dat op stoppende niet-agrarische bedrijven, een niet-agrarisch bedrijf terugkomt met een zwaardere milieucategorie. 63

70 Provinciale Milieuverordening (PMV) (2010) Op 5 februari 2010 is de nieuwe Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010 (PMV) vastgesteld door Provinciale Staten. Deze verordening wijst bijzondere en kwetsbare gebieden aan vanuit milieuoptiek op basis van de Wet Milieubeheer. De PMV richt zich onder andere op het aanduiden van bodembeschermingsgebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en stiltegebieden. Hierbinnen gelden gebruiksbeperkingen welke door deze verordening geregeld worden. Er zijn, met uitzondering van een deel van stiltegebied Tongelaar, geen gebieden binnen de gemeente Grave aangewezen waarvoor specifieke beschermingsregels vanuit de PMV gelden. In de zuidoosthoek van de gemeente ligt een deel van het stiltegebied van landgoed Tongelaar. In deze gebieden is het ruimtelijk beleid erop gericht om functies die tot extra geluidsverstoring leiden te weren. Hierbij gaat het erom dat het huidige geluidsniveau (veelal 40 db(a) tot maximaal 50 db(a) aan de randen) niet wordt verhoogd door onder andere niet agrarische bedrijvigheid, intensieve toeristisch-recreatieve voorzieningen, verblijfsrecreatieve voorzieningen en voorzieningen die de toename van geluidshinder veroorzaken door bijvoorbeeld een toename in verkeer. Quickscan Gebiedsvisie Wet Geurhinder en Veehouderij Voor de oostzijde van Gassel is een individuele geurvisie gemaakt. Uit deze individuele beoordeling is gebleken dat het hanteren van de landelijk geurnormen conflicteert met nieuwe particuliere bouwinitiatieven. Een aan-gepast geurbeleid zou hier zelfs averechts werken, omdat de al verleende vergunningen deze ontwikkelingen op slot zetten. Door een hogere geurnorm toe te staan (wat de wetgever juist niet bedoeld heeft) zou er op bepaalde locaties gebouwd kunnen worden, maar hiermee wordt een behoorlijke geuroverlast toegestaan. De agrarische ondernemers met de overbelaste vergunningen worden dan benadeeld. Het is ook een vrijbrief voor andere agrarische bedrijven die dicht bij de bebouwde kom nieuwe stallen kunnen oprichten. Hiermee wordt een verhoging van het aantal geurgehinderden bereikt Milieuzonering In dit plan wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Het is niet wenselijk om nieuwe niet-agrarische bedrijven uit een hogere categorie dan 1 en 2 toe te laten in het plangebied. Bestaande bedrijven zijn voorzien van een bedrijfsbestemming op maat. Bij de toekenning van functies is zoveel mogelijk rekening gehouden met de milieukwaliteit. Er is niet direct gekeken naar de milieuaspecten verzuring, verdroging, verspreiding en verstoring (geluid, stank en gevaar/externe veiligheid), omdat hier afzonderlijk beleid voor geldt. Er is wel direct gekeken naar de eventuele aanwezige milieuzonering voor milieubeschermingsgebieden, zoals stiltegebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, voor zover ruimtelijk relevant, alsmede milieuzones voor geluidhinder wegverkeer en industrielawaai. Deze komen niet voor. De gemeente beschikt over een praktisch hulpmiddel voor het beoordelen van milieuhygiënische randvoorwaarden bij ontwikkelingen. Dit is opgenomen in het 64

71 rapport Milieuhygiënische randvoorwaarden voor de aspecten externe veiligheid, luchtkwaliteit en verkeerslawaai ten behoeve van de voorziene bouwplannen binnen de gemeente Grave. De volgende milieuaspecten zijn beschouwd: externe veiligheid (weg, water, buisleidingen, inrichtingen), luchtkwaliteit en wegverkeerslawaai Geluid De Wet Geluidhinder stelt eisen met betrekking tot de toegestane geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, zoals woningen. In de wet wordt per bron een regeling gegeven. Snelwegen en autowegen hebben bijvoorbeeld een zone van 400 m en doorgaande wegen een zone van 250 m vanuit de as van de weg. Voor nieuwe woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 db(a), voor (agrarische) bedrijfswoningen geldt een hogere waarde van 60 db(a). Bij de bouw van nieuwe woningen zal een akoestisch onderzoek moeten aantonen dat aan de grenswaarden kan worden voldaan, dan wel dat een hogere grenswaarde is verkregen Externe Veiligheid Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beheersen van risico's bij industriële activiteiten en het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving. Het betreft risico's die verbonden zijn met onder meer de productie, de opslag, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen, voor zover deze stoffen als gevolg van een voorval vrij kunnen komen. De nadruk van het veiligheidsbeleid ligt op een kwalitatieve benadering en heeft tot doel om het risico van (grote) ongevallen met gevaarlijke stoffen zo klein mogelijk te maken. Enerzijds door de kans dat dergelijke ongevallen plaatsvinden te verkleinen (preventie), anderzijds door de gevolgen van een eventueel ongeval te verkleinen (repressie). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (onder andere LPG-tankstations) en transport van gevaarlijke stoffen (over weg, spoor en water en door buisleidingen). Om voldoende ruimte te scheppen tussen een risicobron en personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Het huidige beleid is gericht op de beheersing van risico s, die worden veroorzaakt door de op- of overslag, het be- of verwerken of het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het risico van een activiteit is acceptabel wanneer een individu geen hogere kans heeft op overlijden dan 1 op een miljoen (plaatsgebonden risico) en de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers voldoet aan de daaraan gestelde norm (groepsrisico). Beleidskader externe veiligheid Het beleidskader voor externe veiligheid is momenteel vastgelegd in de volgende regelgeving. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) regelt onder meer de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid voor inrichtingen (Bevi) regelt dit voor de inrichtingen. Verder regelt de circulaire Risiconor- 65

72 mering vervoer gevaarlijke stoffen (crnvgs), tot het moment dat het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking treedt, de externe veiligheidsaspecten voor het transport over weg, water en spoor. Toetsingskader van de hiervoor genoemde regelgeving is gebaseerd op plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Plaatsgebonden risico (PR) Het begrip is vastgelegd in het Bevi, Bevb en de crnvgs, en zal worden opgenomen in het Btev. Het PR is de kans per jaar dat, één persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico s worden weergegeven in PR-contouren (zie bijgevoegde afbeelding waar de PR 10-5 en 10-6 contour van een inrichting zijn weergegeven). De PR 10-6 contour geldt voor kwetsbare objecten als een grenswaarde en mag niet worden overschreden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de PR contour van 10-6 als richtwaarde. Van een richtwaarde kan op basis van gewichtige redenen worden afgeweken. Hierbij kan o.a. gedacht worden aan zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen. Figuur: Risicocontouren bij een inrichting Groepsrisico Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. Het groepsrisico is een indicatie van de mogelijke maatschappelijke impact van een ongeval en is dus niet bedoeld als indicatie voor individueel gevaar op een bepaalde plek. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1%-letaliteitsgrens: de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Personen binnen de 1%-letaliteitsgrens worden meegeteld in de berekening van het groepsrisico. Het groepsrisico wordt dan ook niet alleen bepaald door de parameters van de risicovolle activiteit, maar ook door het aantal aanwezige personen binnen het 66

73 invloedsgebied daarvan. In bijgevoegde figuur is een voorbeeld van een fn-curve opgenomen. De oranje lijn is het groepsrisico. De stippellijn is de oriëntatiewaarde. Figuur: fn-curve voor het GR Toetsing Bevi Binnen het plangebied of in de (directe) omgeving van het plangebied liggen twee risicovolle inrichtingen die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het betreft het LPG-tankstation Total De Elft, gelegen aan de Elftweg 1 te Velp en de varkenshouderij met een propaanopslag Hama VOF gelegen aan de Broekkant 12 te Beers (gemeente Cuijk). Voor beide inrichtingen geldt dat het plangebied buiten de PR 10-6 contouren ligt. Het plangebied ligt weliswaar wel binnen het invloedsgebied van deze inrichtingen, maar het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen dit gedeelte van het plangebied. Om deze reden is verdere toetsing van het PR en GR op grond van het Bevi niet aan de orde. Toetsing crnvgs Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor en water moet worden getoetst op grond van de crnvgs. Verder is de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) hierbij van belang. Weg In 2008 hebben wij het transport van gevaarlijke stoffen over de wegen binnen onze gemeente geïnventariseerd ( rapport Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen van mei 2008). Hieruit blijkt dat de volgende stoffen worden vervoerd: LPG en propaan (klasse GF3) en benzine en dieselolie (klassen LF1 en LF2). Voor de externe veiligheid is de klasse GF3 het meest relevant. In afbeelding 3 zijn de transportroutes en de intensiteit uit 2008 weergegeven. De routes met de hoogste intensiteiten zijn de N324 en de N321. Bij deze inventarisatie is vastgesteld dat over deze transportrouten jaarlijks 112 transporten GF3 plaatsvinden. 67

74 Figuur: Transport GF Hierbij merken wij op dat de intensiteit van LPG transporten over de N321 inmiddels is afgenomen door het beëindigen van de LPG verkoop van het tankstation dat is gelegen aan deze weg ter hoogte van Gassel. Op grond hiervan stellen wij vast dat het plan binnen het invloedsgebied (230 meter) van de hier aangegeven transportroutes is gelegen. PR Op basis van de van toepassing zijnde vuistregels is vastgesteld dat de geïnventariseerde transportroutes geen PR 10-6 contour hebben. GR Op basis van de van toepassing zijnde vuistregels is vastgesteld dat de geïnventariseerde transportroutes binnen het plan nergens de oriëntatiewaarde voor het GR overschrijden. Op grond van de crnvgs dient het bevoegd gezag bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het GR of een toename hiervan, het GR te betrekken bij het besluit. Aangezien het plan niet voorziet in een toename van de aanwezige personen is dit niet aan de orde. 68

75 Water Door het plangebied stroomt de rivier de Maas (zie bijgevoegde figuur). Afbeelding 4 stroomgebied Maas De Maas is een waterweg waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd en is daarmee relevant voor externe veiligheid. Voor de beoordeling van de externe veiligheid van deze rivier zijn naast de crnvgs het Basisnet water en de HART van belang. Op grond van het Basisnet water is de rivier ingedeeld in de categorie zwarte vaarweg, hetgeen betekent dat over de rivier binnenvaartschepen varen met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen. De aantallen schepen per stofklasse die per jaar over de Maas varen zijn in tabel 1 vermeld. Stofklasse LF1 LF2 LT1 GF3 GT3 Aantal schepen Tabel: Aantal schepen per stofklasse Verder is de rivier ingedeeld in bevaarbaarheidsklasse (CEMT-klasse) 5. De CEMTklasse legt de maximale afmetingen vast van een schip dat op de vaarweg is toegestaan. Voor de Maas is dat 110 meter. In het Definitief ontwerp basisnet water (versie 15 november 2008) is voor deze categorie rivieren ten aanzien van het PR en het GR het volgende opgenomen: geen plafond voor PR en GR; PR 10-6 komt naar verwachting niet verder dan de oever; 69

76 ontwerpbestemmingsplan Buitengebied indien PR10-6 oever nadert, grijpt Rijk in. verantwoording GR is nodig; berekening GR is alleen nodig indien bevolkingsdichtheid > 1500 pers/ha dubbelzijdig of 2250 pers/ha enkelzijdig; Voor het vervoer over de Maas geldt een invloedsgebied dat bepaald wordt door de stoffen die in bijlage 3, onder de route Maasroute van de crnvgs zijn vermeld. Deze aantallen komen overeen met de aantallen van tabel 1. De stofcategorie die het meest bepalend is voor het invloedsgebied van de Maas is GT3. De grens van het invloedsgebied ligt op 1070 meter van de vaarroute. Voor beoordeling van het GR moet worden getoetst aan de zogenaamde vuistregels die beschreven zijn in het HART. Voor de Maas geldt op basis van de vuistregels het volgende voor het PR en GR. PR De Maas heeft binnen de gemeente Grave geen PR 10-6 contour. GR Toetsing oriëntatiewaarde De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet overschreden. Dit betekent voor dit plan dat een berekening van het GR niet noodzakelijk is. Bevb Aan de westzijde van het plangebied en van west richting de stad Grave zijn hogedruk aardgasleidingen van de Gasunie gelegen (zie bijgevoegde afbeelding). Figuur: hogedruk aardgasleidingen binnen gemeente Grave 70

77 Voor deze leidingen is in oktober 2012 volgens de in het Bevb opgenomen methodiek (berekening met Carola) een risicoberekening uitgevoerd waarbij voor alle leidingen het PR en het GR is berekend. PR Alleen leiding A-520 heeft een PR 10-6 contour en is voor het PR relevant. Deze contour is weergegeven in onderstaande afbeelding 6. Bij deze leiding zijn bij een gedeelte van de leiding risicomitigerende maatregelen genomen die bij die zijn meegewogen. Het betreffende leidinggedeelte en de maatregelen zijn in onderstaande tabel 2 weergegeven. Leidingnaam Mitigerende maatregel Begin stationing Eind stationing A-520 striktere begeleiding van werkzaamheden Tabel: Mitigerende maatregel leiding A Binnen de contour zijn geen kwetsbare objecten gelegen. Het plan maakt geen vestiging van kwetsbare objecten mogelijk. Figuur: PR 10-6 contour leiding A-520 GR In afbeelding 7 zijn de invloedsgebieden van de verschillende leidingen weergegeven. Binnen het invloedsgebied is voor de verschillende leidingen het GR berekend aan de hand van de op grond van het plan toegestane bevolking. Hieruit blijkt dat bij geen van de aanwezige leidingen de oriëntatiewaarde voor het GR, als ook 10 % van deze waarde, wordt overschreden. 71

78 Figuur: Invloedsgebied hogedruk aardgasleidingen Belemmeringenstrook Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen geldt voor leidingen met een druk tussen 16 en 40 bar een belemmeringenstrook van 4 m en voor leidingen vanaf 40 bar 5 m. Het plan voorziet niet in het oprichten van nieuwe bestemmingen binnen deze strook. De ligging van de leidingen met de bijbehorende belemmeringenstroken zijn als zodanig opgenomen op de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan Gevarenzone defensie Het beleid voor de externe veiligheid rond munitiecomplexen is vastgelegd in de nota Van Houwelingen van 12 april De nota omvat: welke veiligheidszones van toepassing zijn rond munitieopslagen beoogt de veiligheidssituatie rond munitieopslagen te bevorderen door opname van de veiligheidszones met hun beperkingen in bestemmingsplannen; geeft normen voor historische strijdigheden binnen de veiligheidszones; formuleert het uitgangspunt dat bestaande risiconiveaus minimaal moeten worden gehandhaafd en dus niet mogen verslechteren. In de nota wordt gewerkt met A-, B-en C-veiligheidszones: de A-zone ligt direct om het complex: geen bebouwing, openbare wegen, spoorwegen of druk bevaren waterwegen, geen parkeerterreinen, geen recreatie, beperkt agrarisch grondgebruik; de B-zone (circa 1,5 maal de A-zone): geen bebouwing waarin zich regelmatig personen bevinden, geen aanleg van drukke verkeerswegen wel wegen met beperkt verkeer en extensieve dagrecreatie 72

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Etten-Leur (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Introductie Etten-Leur is een middelgrote gemeente in Brabant, gelegen ten westen van Breda. De gemeente bestaat uit één kern van ruim 40.000 inwoners. Door

Nadere informatie

1. Streekplan Brabant in balans

1. Streekplan Brabant in balans 1. Streekplan Brabant in balans Het plangebied is gelegen in de AHS-landschap; subzone leefgebied dassen en voor een deel (duinrand) binnen de GHS-natuur. De Interimstructuurvisie Noord-Brabant Brabant

Nadere informatie

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant Bijlage 3 Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant Artikel 2.1 - Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied

Bestemmingsplan buitengebied Bestemmingsplan buitengebied Voorontwerp Informatieavond dinsdag 26 juni 2012 Wat is een bestemmingsplan? Plan met regels over het gebruik van de ruimte Waar en hoe mag wat worden gebouwd? Welke functies

Nadere informatie

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Algemeen 1.2. Aanleiding en doel 1.3. Plangebied 1.4. Leeswijzer 2. PLANBESCHRIJVING 2.1. Bestaande situatie 2.2. Gewenste

Nadere informatie

Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag)

Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag) Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag) 1.1 Inleiding Het buitengebied van de gemeente Deurne, dat behalve de kernen van Deurne, Vlierden, Liessel, Neerkant en Helenaveen, het gehele grondgebied van

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door (Europese,) landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (Europees-,)

Nadere informatie

Gebiedvisie op het. buitengebied van de. gemeente Drimmelen

Gebiedvisie op het. buitengebied van de. gemeente Drimmelen Gebiedvisie op het buitengebied van de gemeente Drimmelen Door de ZLTO Afdeling Drimmelen Gebiedsvisie voor de gemeente Drimmelen Vanuit de ZLTO-afdeling Drimmelen is het idee gekomen om in navolging van

Nadere informatie

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening (RO) in Nederland Vanuit de geschiedenis is RO al belangrijk in Nederland, denk bijvoorbeeld aan landinrichting en optimaliseren van de waterhuishouding.

Nadere informatie

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL Gemeente Bladel Memo wijzigingen in Ruimtelijk Casco ten opzichte van DRS en Dorpenplan Medio 2004 heeft de gemeenteraad van Bladel de StructuurvisiePlus, bestaande uit

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing Opgesteld door: Provincie Noord-Brabant 19-05-2016 S.M.Verhaart- Menken Versie: 3_19-05-2016 Inhoud

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Inleiding en planbeschrijving In Netersel is in de huidige situatie een speelterrein gelegen (zie figuur 1). Dat speelterrein is deels binnen het plangebied

Nadere informatie

Structuurvisie Losser. Commissie Ruimte 24 april 2012

Structuurvisie Losser. Commissie Ruimte 24 april 2012 Structuurvisie Losser Commissie Ruimte 24 april 2012 Doel en status nwro verplicht gemeenten een structuurvisie op te stellen waarin het ruimtelijk beleid in hoofdzaak vastligt en de samenhang met andere

Nadere informatie

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Ten behoeve van de stroomlijning van het vooroverleg over: - voorontwerpbestemmingsplannen

Nadere informatie

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Bijlage 1 Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens Verordening Ruimte, fase 2 In onderstaande tabel geeft de gemeente Gemert-Bakel

Nadere informatie

Retrospectieve toets : Verbeelding algemeen

Retrospectieve toets : Verbeelding algemeen Bestemmingen algemeen Diverse benamingen Wettelijke verplichting 2011 Diverse benamingen De benaming van de bestemmingen, de volgorde en de opzet en deels de inhoud van de regels zijn afgestemd op de standaarden

Nadere informatie

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33;

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33; Besluit Provinciale Staten van Utrecht; Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33; Gelezen het concept van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028

Nadere informatie

Wijziging Verordening ruimte, actualisatie I Nota van wijzigingen

Wijziging Verordening ruimte, actualisatie I Nota van wijzigingen Provincie Noord-Brabant Wijziging Verordening ruimte, actualisatie I Nota van wijzigingen Vastgesteld Gedeputeerde Staten Datum 13 maart 2012 1. Inleiding Voor u ligt de Nota van wijzigingen Wijziging

Nadere informatie

1 Inleiding 2. 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3. 3 Uitgangspunten 5. 4 Marktanalyse Laddertoets 19. Bijlage A 25.

1 Inleiding 2. 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3. 3 Uitgangspunten 5. 4 Marktanalyse Laddertoets 19. Bijlage A 25. Laddertoets De Smaragd Waalre Laddertoets De Smaragd Waalre 1 Inleiding 2 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3 3 Uitgangspunten 5 4 Marktanalyse 11 5 Laddertoets 19 Bijlage A 25 Artikel 4.3 Nieuwbouw

Nadere informatie

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze Inhoudsopgave Regels 5 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 Artikel 1 Begripsbepaling 5 Hoofdstuk 2 Algemene

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied. Gemeente Etten-Leur

Bestemmingsplan Buitengebied. Gemeente Etten-Leur Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Etten-Leur Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Etten-Leur Toelichting Bijlagen Regels Bijlagen Verbeelding Schaal 1: 5.000 Vastgesteld: 30 september 2013 Projectgegevens:

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 1 van 5 Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 2 van 5 Inleiding Op donderdag 3 april 2014 is door Dierenrijk

Nadere informatie

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 Ordito b.v. Postbus 94 5126 ZH Gilze E info@ordito.nl T 0161 801 022 I www.ordito.nl KVK 54 811 554 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging en begrenzing

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT 30 augustus 2016 vastgesteld 52-027 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3

Nadere informatie

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht Inhoudsopgave Regels Bookmark not defined. 3 Error! Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3 Artikel 1 Begripsbepalingen 3 Hoofdstuk 2 Algemene regels Artikel

Nadere informatie

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN Terneuzen Cultuurhistorische Waardenkaart Datum: februari 2013 Opgesteld door: Gemeente Terneuzen Gemeente Terneuzen Stadhuisplein 1 Postbus 35 4530 AA Terneuzen

Nadere informatie

College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Leudal Postbus ZG Heythuysen. Geacht College,

College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Leudal Postbus ZG Heythuysen. Geacht College, Bergs Advies B.V. Leveroyseweg 9a 6093 NE Heythuysen Telefoon (0475) 49 44 07 Fax (0475) 49 23 63 E-mail info@bergsadvies.nl Internet www.bergsadvies.nl BIC code: RABONL2U IBAN: NL76RABO0144217414 K.v.K.

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing Ruimtelijke onderbouwing De Kouwe Noord 3, Geffen Gemeente Oss Raadhuislaan 2 5341 GM Oss T: 14 0412 F: 0412 642605 www.oss.nl RUIMTELIJKE ONDERBOUWING De Kouwe Noord 3 te Geffen Februari maart 2016 1

Nadere informatie

Bijlage 2 Uitwerking uitbreidingsmogelijkheden Rooye Hoefsedijk 38 in Gemert

Bijlage 2 Uitwerking uitbreidingsmogelijkheden Rooye Hoefsedijk 38 in Gemert Bijlage 2 Uitwerking uitbreidingsmogelijkheden Rooye Hoefsedijk 38 in Gemert Bestemmingsplan: Oud bestemmingsplan: Gemert-Bakel Buitengebied 2006 Bouwblok: Agrarisch bedrijf, met de aanduiding Intensieve

Nadere informatie

Deelnotitie 4.6 Landschappelijke inpassing en voorlopige grenzen zoekgebied

Deelnotitie 4.6 Landschappelijke inpassing en voorlopige grenzen zoekgebied Deelnotitie 4.6 Landschappelijke inpassing en voorlopige grenzen zoekgebied 1 inleiding Windturbines dragen bij aan een schoner milieu en hebben een moderne, hightech uitstraling. Windturbines hebben grote

Nadere informatie

Stedenbouwkundig plan Zandstraat te Made. Maart 2012

Stedenbouwkundig plan Zandstraat te Made. Maart 2012 Stedenbouwkundig plan Zandstraat te Made Maart 2012 WELMERS BURG S T E D E N B O U W 2 Stedenbouwkundig plan Zandstraat - Made - maart 2012 Inleiding Zwaluwe Bouw is eigenaar van een perceel grond ten

Nadere informatie

Esperenweg / Langereyt De Maneschijn / Driehoek. Oostelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen.

Esperenweg / Langereyt De Maneschijn / Driehoek. Oostelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. LEGENDA grens onderzoeksgebied agrarisch bedrijf Ruimtelijke elementen Esperenweg/ Langereyt bebouwing bebouwing - storend dorpsrand - hard lint De Maneschijn/ Driehoek bebouwingsconcentratie opgaande

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree Ruimtelijke onderbouwing Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree 16-08-2011 1. Inleiding Algemeen De heer Wijnen heeft het verzoek gedaan om een loods op het perceel

Nadere informatie

Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Gemeente Sint-Oedenrode

Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Gemeente Sint-Oedenrode Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Toelichting Bijlagen Regels Bijlage Verbeelding Schaal 1:5.000 Datum: Juli 2011 Projectgegevens: TOE01-OED00033-01B REG01-OED00033-01B

Nadere informatie

Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren

Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren ONTWERP Inhoudsopgave Regels 3 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 4 Artikel 1 Begripsbepalingen

Nadere informatie

Presentatie Ruimtelijk Beleidskader BP Buitengebied Neerijnen

Presentatie Ruimtelijk Beleidskader BP Buitengebied Neerijnen Presentatie Ruimtelijk Beleidskader BP Buitengebied Neerijnen Ir. E. de Groot Croonen Adv. 073-52.33.900 Dhr. J. Janssen Neerijnen, 07-03-2013 Doel en opzet presentatie 1. 2. 3. 4. 5. 6. Vraagstelling/Opgave

Nadere informatie

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202 VISIEKAART 8 9 s t r u c t u u r v i s i e G o o r 2 0 2 5 structuu Goor 202 rvisie 5 1. Structuurvisie Goor 2025 2. Analyse 3. Visie en ambitie: Goor in 2025 4. Ruimtelijke kwaliteit 5. Wonen 6. Economie

Nadere informatie

Bestemmingsplan. Buitengebied, Herziening Langereijt 37 Oostelbeers. Gemeente Oirschot

Bestemmingsplan. Buitengebied, Herziening Langereijt 37 Oostelbeers. Gemeente Oirschot Bestemmingsplan Buitengebied, Herziening Langereijt 37 Oostelbeers Bestemmingsplan Buitengebied, Herziening Langereijt 37 Oostelbeers Toelichting Regels Verbeelding Schaal 1:1000 Datum vaststelling: 21

Nadere informatie

percelen cultuurgrond

percelen cultuurgrond percelen cultuurgrond gelegen aan de Cromvoirtsedijk te Cromvoirt, ter grootte van 4.77.90 ha Koopsom: Nader overeen te komen Inhoud Kadastrale informatie Omschrijving Bestemmingsplan Verordening Ruimte

Nadere informatie

Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Halderberge. Gemeente Halderberge

Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Halderberge. Gemeente Halderberge Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Halderberge Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Halderberge Toelichting Bijlagen Regels Bijlage Verbeelding Schaal 1:5.000 Datum: Maart 2011 Projectgegevens: TOE07-HAL00005-01a

Nadere informatie

Beleid. Investering Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO)

Beleid. Investering Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) Beleid Investering Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) 1 Inhoud Begripsbepalingen 1. Inleiding 4 2. Kwaliteitsdoelen en toetsingskaders 4 2.1 Provinciaal beleid 4 2.2 Gemeentelijk beleid 5 3. Reikwijdte

Nadere informatie

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen NL.IMRO.1730.ABdorpsstr74zuidlv-0301 Projectgebied Situatie Dorpsstraat 74 Zuidlaarderveen 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Huidige en beoogde

Nadere informatie

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon Van Provincie Noord-Brabant Aan Gemeente Bladel Onderwerp Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon Ter attentie van Zaak identificatie 07-11-2017

Nadere informatie

Bijlage: beoordeling duurzame locatie

Bijlage: beoordeling duurzame locatie Bijlage: beoordeling duurzame locatie Het bedrijf is gelegen in een verwevingsgebied. In een verwevingsgebied is een bouwblokvergroting voor intensieve veehouderijen toegestaan indien het bedrijf is gelegen

Nadere informatie

Structuurvisie Buitengebied in Ontwikkeling. Martijn Gerards Arjan van Dooren Arjan van der Hout

Structuurvisie Buitengebied in Ontwikkeling. Martijn Gerards Arjan van Dooren Arjan van der Hout Structuurvisie Buitengebied in Ontwikkeling Martijn Gerards Arjan van Dooren Arjan van der Hout Inhoud presentatie BIO Landerd Algemeen Wat is een Structuurvisie Provinciale beleidsnota buitengebied in

Nadere informatie

Nota van wijzigingen: wijzigingen plantoelichting Bestemmingsplan Buitengebied Toelichting. Gemeente Etten-Leur

Nota van wijzigingen: wijzigingen plantoelichting Bestemmingsplan Buitengebied Toelichting. Gemeente Etten-Leur Nota van wijzigingen: wijzigingen plantoelichting Bestemmingsplan Buitengebied Toelichting Gemeente Etten-Leur "LEESWIJZER" NOTA VAN WIJZIGINGEN: WIJZIGINGEN PLANTOELICHTING (22 augustus 2013) Gebruik

Nadere informatie

Toepassingsbereik artikel 2.2 Verordening Ruimte Kwaliteitsverbetering van het landschap

Toepassingsbereik artikel 2.2 Verordening Ruimte Kwaliteitsverbetering van het landschap Toepassingsbereik artikel 2.2 Verordening Ruimte Kwaliteitsverbetering van het landschap Voorstel voor het Regionaal Ruimtelijk Overleg Noordoost Brabant, op initiatief van de gemeenten Bernheze, Schijndel,

Nadere informatie

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen Beleidskader Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen In het buitengebied 1. Inleiding Het Streekplan Gelderland (2005) biedt nieuwe beleidsruimte voor

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst

Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst Perceel L 534 NL.IMRO.1507.BPGRBUITENGEBL534 Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst, Perceel L 534 Vastgesteld 13 september 2013 NL.IMRO.1507.BPGRBUITENGEBL534-VA01

Nadere informatie

BELEIDSNOTITIE BEBOUWINGSCONCENTRATIES VOOR KWALITELITSVERBETERING IN HET BUITENGEBIED ACTUALISATIE 2017 GEMEENTE CUIJK

BELEIDSNOTITIE BEBOUWINGSCONCENTRATIES VOOR KWALITELITSVERBETERING IN HET BUITENGEBIED ACTUALISATIE 2017 GEMEENTE CUIJK BELEIDSNOTITIE BEBOUWINGSCONCENTRATIES VOOR KWALITELITSVERBETERING IN HET BUITENGEBIED ACTUALISATIE 2017 GEMEENTE CUIJK Gemeente Cuijk Beleidsnotitie Bebouwingsconcentraties voor kwaliteitsverbetering

Nadere informatie

Beoordelingssystematiek niet-agrarische bedrijven en niet-agrarische nevenactiviteiten in het buitengebied van Deurne.

Beoordelingssystematiek niet-agrarische bedrijven en niet-agrarische nevenactiviteiten in het buitengebied van Deurne. . Beoordelingssystematiek niet-agrarische bedrijven en niet-agrarische nevenactiviteiten in het buitengebied van Deurne. Voorwoord. Tijdens de behandeling van het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied

Nadere informatie

BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED 2011 GEMEENTE LOON OP ZAND

BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED 2011 GEMEENTE LOON OP ZAND BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED 2011 GEMEENTE LOON OP ZAND Gemeente Loon op Zand Bestemmingsplan Buitengebied 2011 Projectgegevens: TOE01-0252546-01A REG01-0252546-01A TEK01-0252546-01A Vastgesteld: 15 december

Nadere informatie

GEBIEDSVISIE VOOR BEBOUWINGSCONCENTRATIES GEMEENTE GRAVE

GEBIEDSVISIE VOOR BEBOUWINGSCONCENTRATIES GEMEENTE GRAVE GEBIEDSVISIE VOOR BEBOUWINGSCONCENTRATIES GEMEENTE GRAVE Gemeente Grave Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Datum: Oktober 2011 Projectgegevens: BEL01-GRA00017-01A Postbus 435 5240 AK Rosmalen T

Nadere informatie

Toetsingskader. Ruimte voor ruimteregeling. Gemeente Heumen

Toetsingskader. Ruimte voor ruimteregeling. Gemeente Heumen Toetsingskader Ruimte voor ruimteregeling Gemeente Heumen Vastgesteld: 20 december 2011 Inleiding In de raadsvergadering van 21 april is toegezegd dat er vooruitlopend op de structuurvisie die de gehele

Nadere informatie

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem GEMEENTE BUREN Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem Projectnr. 061-076 / 27 januari 2016 INHOUD BLZ 1 INLEIDING... 3 1.1 Aanleiding en doelstelling... 3 1.2 Plangebied... 4 1.3 Geldend

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren. Gemeente Someren

Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren. Gemeente Someren Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren Gemeente Someren Opdrachtgever: Projectlocatie: Dhr. N.H.L. Michiels Hollandseweg 19 5712RM Someren Hollandseweg 19, Someren Projectnummer: 16418-001 Datum:

Nadere informatie

zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling

zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling Legenda Water Besluitgebied Stedelijke ontwikkeling Bestaand stedelijk gebied: Stedelijk concentratiegebied (toegevoegd) Kernen in landelijk gebied (toegevoegd) Bestaand stedelijk gebied (verwijderd) Stedelijk

Nadere informatie

Heukelum. Zicht op de Linge

Heukelum. Zicht op de Linge Heukelum Zicht op de Linge Het stadje Heukelum is een van de vijf kernen van de gemeente Lingewaal. Heukelum ligt in de Tielerwaard, aan de zuidoever van de rivier de Linge, in een van de meest westelijke

Nadere informatie

GEMEENTE OLDEBROEK PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN STRUCTUURVISIE CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK

GEMEENTE OLDEBROEK PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN STRUCTUURVISIE CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK GEMEENTE OLDEBROEK STRUCTUURVISIE PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK 188197 Inhoudsopgave 1 Beleidskader 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Beleidsmatige aspecten 5 2 Toetsingskader

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Bergeijk Gemeente Bergeijk

Bestemmingsplan Buitengebied Bergeijk Gemeente Bergeijk Bestemmingsplan Buitengebied Bergeijk 2011 Bestemmingsplan Buitengebied Bergeijk 2011 Toelichting Bijlagen Regels Bijlage Verbeelding Schaal 1:5 000 Vastgesteld: 7 juli 2011 Projectgegevens: TOE04-BEG00043-01A

Nadere informatie

Vergelijking wijzigingsbevoegdheden en gedelegeerde bevoegdheden

Vergelijking wijzigingsbevoegdheden en gedelegeerde bevoegdheden Vergelijking wijzigingsbevoegdheden en gedelegeerde bevoegdheden In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de meest belangrijke wijzigingen in bevoegdheden en procedures die worden toegepast

Nadere informatie

Bestemmingsplan. Gemert-Bakel Buitengebied, herziening juli 2014

Bestemmingsplan. Gemert-Bakel Buitengebied, herziening juli 2014 Bestemmingsplan Gemert-Bakel Buitengebied, herziening juli 2014 2 Toelichting Status: vastgesteld Datum: 2 oktober 2014 3 4 Inhoud Hoofdstuk 1. Achtergrond en opzet... 6 1.1 Aanleiding... 6 1.2 Planopzet...

Nadere informatie

Regels. Provinciaal blad van Noord-Brabant. Hoofdstuk 1 Inleidende regels. Wijziging Verordening ruimte 2012 ivm plan Herperduin 2013 Oss

Regels. Provinciaal blad van Noord-Brabant. Hoofdstuk 1 Inleidende regels. Wijziging Verordening ruimte 2012 ivm plan Herperduin 2013 Oss Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Wijziging Verordening ruimte 2012 ivm plan Herperduin 2013 Oss Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Gelet op artikel 4.8 en 13.2 van de Verordening

Nadere informatie

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Provinciaal blad van Noord-Brabant Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Wijziging Verordening ruimte i.v.m. bp Broeksche Erven, Nuenen Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Bijlage(n) 3 - gelezen het verzoek van

Nadere informatie

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek d.d. nr., G.H. Tamminga secretaris J.P.M. Alberse burgemeester GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied

Nadere informatie

Ruimtelijk strategische visie Regio Rivierenland

Ruimtelijk strategische visie Regio Rivierenland Ruimtelijk strategische visie Regio Rivierenland Ambitiedocument Regio Rivierenland Wij, de tien samenwerkende gemeenten binnen Regio Rivierenland: delen de beleving van de verscheidenheid in ons gebied;

Nadere informatie

Deel IV. LOP Midden-Delfland 2025: Uitvoeringsstrategie

Deel IV. LOP Midden-Delfland 2025: Uitvoeringsstrategie Deel IV LOP Midden-Delfland 2025: Uitvoeringsstrategie 124 - MIDDEN-DELFLAND 2025 In het Landschapontwikkelingsperspectief Midden-Delfland 2025 (LOP) beschrijven wij de beleidsuitgangspunten die wij als

Nadere informatie

Ruimtelijke kwaliteit van het Suikerunieterrein en omgeving

Ruimtelijke kwaliteit van het Suikerunieterrein en omgeving Ruimtelijke kwaliteit van het Suikerunieterrein en omgeving Analyse en aanbevelingen - Gemaakt als onderdeel van het beoordelingskader voor ontwikkelingsrichtingen voor het Suikerunieterrein - 6 mei 2010

Nadere informatie

Presentatie dorpsraad Lith Bestemmingsplan Buitengebied. Bestemmingsplan Buitengebied. Lith 2013

Presentatie dorpsraad Lith Bestemmingsplan Buitengebied. Bestemmingsplan Buitengebied. Lith 2013 Presentatie dorpsraad Lith Bestemmingsplan Buitengebied Lith 2013 26 januari 2012 Inhoud presentatie 1. Voortraject 2. Wat is een bestemmingsplan? 3. Inhoud van het voorontwerp Bestemmingsplan Buitengebied

Nadere informatie

Bijdrageregeling woningbouw en sloopvergoeding in het kader van Buitengebied in Ontwikkeling CONCEPT

Bijdrageregeling woningbouw en sloopvergoeding in het kader van Buitengebied in Ontwikkeling CONCEPT Bijdrageregeling woningbouw en sloopvergoeding in het kader van Buitengebied in Ontwikkeling CONCEPT Uden, juni 2009 Inhoudsopgave blz 1. Inleiding 3 2. Stimuleren ontwikkelingen in het landelijk gebied

Nadere informatie

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Gemengd gebied, Waalwijk

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Gemengd gebied, Waalwijk vastgesteld Wijziging Verordening ruimte ivm plan Gemengd gebied, Waalwijk Inhoudsopgave Regels 4 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 4 Artikel 1 Begripsbepaling 4 Hoofdstuk 2 Algemene regels 4 Artikel 2 Wijzigingen

Nadere informatie

NOTA ZIENSWIJZE BESTEMMINGSPLAN Molenweg 5-5a Hoogeloon.

NOTA ZIENSWIJZE BESTEMMINGSPLAN Molenweg 5-5a Hoogeloon. NOTA ZIENSWIJZE BESTEMMINGSPLAN Molenweg 5-5a Hoogeloon. *17it.02805* Inleiding Het ontwerpbestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon heeft van 5 oktober tot en met 15 november 2017 ter inzage gelegen. Gedurende

Nadere informatie

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2 Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2 NL.IMRO.0037.BP1303-vs01 25 augustus 2014 blz. 2 Gemeente Stadskanaal Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Plangebied

Nadere informatie

Uitvoeringsprogramma Structuurvisie Borger-Odoorn Verbinding geeft perspectief

Uitvoeringsprogramma Structuurvisie Borger-Odoorn Verbinding geeft perspectief Uitvoeringsprogramma Structuurvisie Borger-Odoorn Verbinding geeft perspectief Dit uitvoeringsprogramma, behorende bij de Structuurvisie Borger- Odoorn, geeft aan op welke wijze de integrale gebiedsvisie

Nadere informatie

Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef. Gemeente Hollands Kroon

Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef. Gemeente Hollands Kroon Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef Gemeente Hollands Kroon 12 oktober 2016 Toelichting Inhoud: 1. Inleiding... 3 1.1 Voorgeschiedenis... 3 1.2 Initiatiefnemer... 3 1.3 Planvoornemen...

Nadere informatie

Wijziging Verordening Romte Fryslân 2014

Wijziging Verordening Romte Fryslân 2014 Wijziging Verordening Romte Fryslân 2014 De Verordening Romte Fryslân 2014, zoals vastgesteld op 24 juni 2014, en in werking getreden op 1 augustus 2014, en laatstelijk gewijzigd op 18 februari 2015 wordt

Nadere informatie

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op de voorontwerp-omgevingsvergunning Oirschotsedijk 52, Wintelre.

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op de voorontwerp-omgevingsvergunning Oirschotsedijk 52, Wintelre. Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 Gemeente Eersel Postbus 12 5520 AA EERSEL info@brabant.nl www.brabant.nl IBAN NL86INGB0674560043 3825558

Nadere informatie

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening ** Vastgesteld oktober 2014 Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening Visie verplaatsing nietagrarische bedrijven binnen het buitengebied Status: vastgesteld door de gemeenteraad van Houten d.d.

Nadere informatie

Voorontwerp Structuurvisie Cuijk 2030. De Koers van Cuijk

Voorontwerp Structuurvisie Cuijk 2030. De Koers van Cuijk Voorontwerp Structuurvisie Cuijk 2030 De Koers van Cuijk Inhoud presentatie 1. Doel en opzet Structuurvisie - visie en thema s - deelgebieden 2. Gebiedsgerichte opgaven 3. Visiekaart 4. Het vervolg.. 5.

Nadere informatie

VNG. 9 maart 2017 T.E.P.A. Lam

VNG. 9 maart 2017 T.E.P.A. Lam VNG 9 maart 2017 T.E.P.A. Lam Kerntaken provincies Duurzame ruimtelijke ontwikkeling (o.a. waterbeheer) Milieu, energie en klimaat Vitaal platteland, natuurbeheer en ontwikkeling natuurgebieden Regionale

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT 2 februari 2016 vastgesteld 52-007 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3 Plangebied... 6 1.4

Nadere informatie

Gemeente Haaksbergen. Rood voor Rood beleid 2015

Gemeente Haaksbergen. Rood voor Rood beleid 2015 Gemeente Haaksbergen Rood voor Rood beleid 2015 Ruimtelijke ontwikkeling 20-8-2015 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2 2. Begrippen 3 3. Beleidskaders 4 3.1 Kaders 4 3.2 Voorwaarden 4 3.3 Bijzondere gevallen

Nadere informatie

Tynaarlo. Bron:

Tynaarlo. Bron: Tynaarlo Bron: www.tynaarlobouwt.nl Introductie Tynaarlo is een klein dorp in de gelijknamige Drentse gemeente waarvan o.a. ook Eelde en Zuidlaren deel uitmaken. Er wonen ongeveer 1800 inwoners. In deze

Nadere informatie

GEBIEDSVISIE VOOR BEBOUWINGSCONCENTRATIES MILL EN SINT HUBERT GEMEENTE MILL EN SINT HUBERT

GEBIEDSVISIE VOOR BEBOUWINGSCONCENTRATIES MILL EN SINT HUBERT GEMEENTE MILL EN SINT HUBERT GEBIEDSVISIE VOOR BEBOUWINGSCONCENTRATIES MILL EN SINT HUBERT GEMEENTE MILL EN SINT HUBERT Gemeente Mill en Sint Hubert Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties projectgegevens: BEL03-MLH00002-01d Rosmalen,

Nadere informatie

(hoofdstuk uit Inspiratiegids Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Utrecht)

(hoofdstuk uit Inspiratiegids Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Utrecht) Bijlage: Projecten in de provincie Utrecht (hoofdstuk uit Inspiratiegids Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Utrecht) Inleiding In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Verordening

Nadere informatie

memo Verlegging rode contour ter plaatse van de Driebergsestraatweg 63 en 65 te Doorn

memo Verlegging rode contour ter plaatse van de Driebergsestraatweg 63 en 65 te Doorn memo aan: van: c.c.: Inge Eising Gemeente Utrechtse Heuvelrug Mariël Gerritsen Pieter Birkhoff Van Wijnen Groep N.V. datum: 14 december 2015 betreft: Verlegging rode contour ter plaatse van de Driebergsestraatweg

Nadere informatie

Bijlage 1: Topografische kaart van het studiegebied (2008)

Bijlage 1: Topografische kaart van het studiegebied (2008) Bijlagen Gebiedsvisie Bethlehem Bijlage 1: Topografische kaart van het studiegebied (2008) J F Kennedylaan Terborgseweg Ondernemingsweg Lijsterbeslaan Abdijlaan Bedrijvenweg Oude Terborgseweg Rekhemseweg

Nadere informatie

wijzigingsplan Boerderijsplitsing Bemmerstraat 7, Beek en Donk gemeente Laarbeek

wijzigingsplan Boerderijsplitsing Bemmerstraat 7, Beek en Donk gemeente Laarbeek wijzigingsplan Boerderijsplitsing Bemmerstraat 7, Beek en Donk gemeente Laarbeek document: toelichting status: vastgesteld datum: 2 september 2014 projectnummer: 200770R.2020 adviseur: Jke toelichting

Nadere informatie

Aanleiding voor de beheersverordening Besluitgebied: ligging en omgeving Geldende bestemmingsplannen

Aanleiding voor de beheersverordening Besluitgebied: ligging en omgeving Geldende bestemmingsplannen Rivieroevers Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding voor de beheersverordening 3 1.2 Besluitgebied: ligging en omgeving 4 1.3 Geldende bestemmingsplannen 4 Hoofdstuk 2 Motivering voor toepassing

Nadere informatie

Uitgangspunten bestemmingsplan 2 de Herziening Buitengebied Bergeijk Gemeente Bergeijk

Uitgangspunten bestemmingsplan 2 de Herziening Buitengebied Bergeijk Gemeente Bergeijk Uitgangspunten bestemmingsplan 2 de Herziening Buitengebied Bergeijk 2016 Uitgangspunten bestemmingsplan 2 de Herziening Buitengebied Bergeijk 2016 Toelichting Datum: Juni 2015 Projectgegevens: NOT01-0253062-01B

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Omgevingsvergunning Hollewandsweg 28

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Omgevingsvergunning Hollewandsweg 28 RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Omgevingsvergunning Hollewandsweg 28 2/11 Inhoudsopgave RUIMTELIJKE ONDERBOUWING 5 Hoofdstuk 1 Inleiding 5 Hoofdstuk 2 Aanvraag omgevingsvergunning 5 Hoofdstuk 3 Geldende planologische

Nadere informatie

GEMEENTE BUREN. Toelichting landschappelijke inpassing. Uiterdijk 33 Zoelen

GEMEENTE BUREN. Toelichting landschappelijke inpassing. Uiterdijk 33 Zoelen GEMEENTE BUREN Toelichting landschappelijke inpassing Uiterdijk 33 Zoelen Toelichting landschappelijke inpassing Projectnr.061-083 / november 2016 INHOUD 1. INLEIDING... 2 1.1. Aanleiding... 2 1.2. Planlocatie...

Nadere informatie

1. Aanleiding. 2. Omgevingsaspecten

1. Aanleiding. 2. Omgevingsaspecten 1. Aanleiding De aanleiding voor het opstellen van een facetbestemmingsplan Ruimte-voorbedrijfsruimte is de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied door middel van een beheersverordening. Hiertoe

Nadere informatie

Landschap in de Omgevingsvisie Gelderland (dec 2015)

Landschap in de Omgevingsvisie Gelderland (dec 2015) Landschap in de Omgevingsvisie Gelderland (dec 2015) 4.2 Natuur en landschap in Gelderland De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden

Nadere informatie

Onderwerp: Voorstel tot beschikbaarstelling van een krediet van ,-- voor uitvoering van reconstructieprojecten.

Onderwerp: Voorstel tot beschikbaarstelling van een krediet van ,-- voor uitvoering van reconstructieprojecten. Gemeente Boxmeer Onderwerp: Voorstel tot beschikbaarstelling van een krediet van 2.531.605,-- voor uitvoering van reconstructieprojecten. Nummer: AAN de Raad van de gemeente Boxmeer Boxmeer, 9 december

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Nieuwkuikseweg 2, Helvoirt. Gemeente Haaren

Ruimtelijke onderbouwing Nieuwkuikseweg 2, Helvoirt. Gemeente Haaren Ruimtelijke onderbouwing Nieuwkuikseweg 2, Helvoirt Ruimtelijke onderbouwing Nieuwkuikseweg 2, Helvoirt Toelichting Bijlagen Verbeelding Schaal 1:1.000 Datum: April 2011 Datum vaststelling: 4 april 2011

Nadere informatie

Inrichting Ecologische verbindingszone Sparrenrijk Kampina

Inrichting Ecologische verbindingszone Sparrenrijk Kampina Inrichting Ecologische verbindingszone Sparrenrijk Kampina Ruimtelijke onderbouwing bij aanvraag omgevingsvergunning Boxtel, januari 2013 1 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 1. Inleiding... 3 1.1 Aanleiding...

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Betreft Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden 1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied

Nadere informatie

KGO-beleid. KGO-balansmodel. Gemeente Haaksbergen. Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling. Versie 2, december 15

KGO-beleid. KGO-balansmodel. Gemeente Haaksbergen. Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling. Versie 2, december 15 KGO-beleid KGO-balansmodel Gemeente Haaksbergen Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Versie 2, december 15 Aanleiding In de omgevingsvisie van de provincie Overijssel is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Nadere informatie

BELEIDSNOTITIE BEBOUWINGSCONCENTRATIES VOOR KWALITELITSVERBETERING IN HET BUITENGEBIED GEMEENTE CUIJK

BELEIDSNOTITIE BEBOUWINGSCONCENTRATIES VOOR KWALITELITSVERBETERING IN HET BUITENGEBIED GEMEENTE CUIJK BELEIDSNOTITIE BEBOUWINGSCONCENTRATIES VOOR KWALITELITSVERBETERING IN HET BUITENGEBIED GEMEENTE CUIJK Gemeente Cuijk Beleidsnotitie Bebouwingsconcentraties voor kwaliteitsverbetering in het buitengebied

Nadere informatie