Plan-Milieueffectrapport

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Plan-Milieueffectrapport"

Transcriptie

1 Plan-Milieueffectrapport PLAN-MER PRUP REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN BERKENBOSSEN TE MOL Nota voor publieke consultatie Dienst Ruimtelijke Planning

2 Colofon Opdrachtgever: Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit (DROM) Dienst Ruimtelijke Planning Provincie Antwerpen Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen tel.: 03/ fax: 03/ contactpersoon: Lutgarde Janssens tel.: 03/ Opdrachthouder: Soresma n.v. (in onderaanneming van IOK) Britselei 23, 2000 Antwerpen tel.: 03/ fax: 03/ contactpersoon: Jan Parys, contractmanager tel.: 03/ Nonie Van Elst, projectleider tel.: 03/ documentnr datum vrijgave juli 2009

3

4 4

5 Inhoud 1. Inleiding Woord vooraf Wat is een milieueffectrapport (MER) en waarom een MER? Doelstelling en van de terinzagelegging Termijn en locatie van de terinzagelegging Wat zijn nuttige inspraakreacties? Wat gebeurt er met de inspraakreacties? Toetsing aan de MER-plicht Overzicht van de procedure Beschrijving van het plan Algemene situering onderzoeksgebied Doel van het onderzoeksgebied Gewenste invulling PRUP Berkenbossen Afbakeningsproces kleinstedelijk gebied Mol Alternatievenonderzoek Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Het opstellen van het MER Werkingssfeer van het MER Selectie van de significante milieudisciplines Afbakening van de referentiesituatie, de ontwikkelingsscenario s en de geplande situatie Methodologie effectbeschrijving en beoordeling in het MER Methodologie beoordeling in het screeningsdossier voor de afbakening van kleinstedelijk gebied Mol en haar verschillende deelplannen Methodologie per milieudiscipline en ontwikkelingsscenario s Bodem Water Fauna en flora Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Mens sociaalorganisatorische & ruimtelijke aspecten, hinder en mobiliteit Geluid Lucht Samenvatting van effecten t.g.v. wijziging van het watersysteem als bijdrage van het oordeelkundig uitvoeren van de watertoets Ontwikkelingsscenario s Voorstel inhoudstafel plan-mer

6 6.1. Algemeen Inleiding Hoofdstuk: situering van het plan Hoofdstuk: randvoorwaarden Hoofdstuk: het plan Hoofdstuk: beschrijving van de referentiesituatie, geplande situatie en ontwikkelingsscenario s Hoofdstuk: methodologie effectbeoordeling en ingreep-effect-relaties Hoofdstuk: beschrijving en evaluatie van de milieueffecten en de remediërende maatregelen Hoofdstuk: gewestgrensoverschrijdende effecten Hoofdstuk: leemten in de kennis en voorziene post-evaluatieprogramma s Hoofdstuk: eindbespreking Hoofdstuk: tewerkstelling & investering Hoofdstuk: niet-technische samenvatting Team van MER-deskundigen Verklarende woordenlijst en afkortingen Literatuurlijst Bijlagen Bijlage 1 uitgebreide afweging aan zoeklocaties van bedrijventerreinen binnen/nabij kleinstedelijk gebied Mol Bijlage 2 - Kaartenbundel Tabellen Tabel 2-1 Richtinggevende* oppervlakten PRUP s kleinstedelijk gebied Mol (bron: IOK) Tabel 2-2 Schematisch overzicht van de screening in 2 stappen van de potentiële locaties voor regionale bedrijvigheid KSG Mol Tabel 3-1 Juridische randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het onderzoeksgebied en/of studiegebied Tabel 3-2 Beleidsmatige randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het onderzoeksgebied en/of studiegebied Tabel 4-1 Identificatie van sleutel-, optie- en niet-relevante disciplines voor het plan Tabel 4-2 Matrix van de waardeschaal van de effectbeoordeling Tabel 4-3 Ingreep effectenmatrix: globale inschatting van de milieueffecten Tabel 4-4 Interdisciplinaire gegevensoverdracht binnen het plan-mer Tabel 5 planmer screening: overzicht bronnen en beoordelingsaspecten per milieudiscipline Tabel 5-1 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline bodem

7 Tabel 5-2 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline water Tabel 5-3 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline fauna en flora en biodiversiteit 82 Tabel 5-4 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Tabel 5-5 Beoordelingscriteria en significantiekader milieudiscipline mens Tabel 5-6 Beoordelingscriteria en significantiekader milieudiscipline geluid Tabel 5-7 Overzicht van het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor fijn stof (bron VMM) Tabel 5-8 Beoordelingskader lucht in functie van berekende bijdrage wegverkeer Figuren Figuur 1-1 Procedure plan-mer voor PRUP via integratiespoor Figuur 2-1 Visie-schets PRUP Berkenbossen Figuur 2-2 Situering van een voorstel tot afbakening van het kleinstedelijk gebied Mol, met de betreffende plangebieden (bron: IOK) Figuur 5-1 Aard van de bedrijvigheid op de bestaande industriezone Berkenbossen (bron PRUP Berkenbossen 2004-geschorst) Figuur 5-2 situering goedgekeurde geplande infrastructuurwerken Figuur 5-3 goedgekeurde geplande ontwikkelingen cf. Studie N Figuur 5-4 meegerekende plannen in ontwikkeling cf. Studie N Figuur 5-5 acties fase 1 Streefbeeld N19-R14-N71: sectie N71 tussen N103-oost en N136 ontsluiting Berkenbossen Figuur 5-6 acties fase 2 Streefbeeld N19-R14-N71: sectie N71 tussen N103-oost en N136 ontsluiting Berkenbossen Figuur 5-7 acties fase 3 Streefbeeld N19-R14-N71: sectie N71 tussen N103-oost en N136 ontsluiting Berkenbossen Figuur 5-8 situering relevante goedgekeurde geplande infrastructuurwerken in kader van Kempense noordzuidverbinding Figuur 5-9 Infrastructurele maatregelen ontsluiting KSG Geel en Mol op basis van Mobiliteitsstudie N Kaarten in onderzoek zoeklocaties bedrijventerreinen (Bijlage 1) Kaart 0 Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Kaart4 Situering Fysisch systeem sectoraal-juridisch kader landbouwgebruikspercelen en natuurlijke elementen Bodembedekking 7

8 Kaarten gebruikt globaal in de nota (Bijlage 2) Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8 Kaart 9 Kaart 10 Ruime situering op topografische kaart Situering op topografische kaart en stratenplan Situering op orthofoto Gewestplan en contouren BPA/RUP BPA Colbournlei Situatie m.b.t. bodem Situatie m.b.t. water Situatie m.b.t. natuur Situatie m.b.t. landschap landschapsatlas en bescherming Situatie m.b.t. landschap landschapskenmerkenkaart 8

9 1. Inleiding 1.1. Woord vooraf Ten uitvoering van de bindende bepaling 42 van het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen, staat de provincie in voor de afbakening van kleinstedelijke gebieden in ruimtelijke uitvoeringsplannen. Het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan is in eerste instantie een uitwerking van bindende bepaling nr. 43, die stelt dat de provincie in uitvoeringsplannen regionale bedrijventerreinen afbakent in de economische knooppunten die tot haar bevoegdheid behoren. De selectie als structuurondersteunend kleinstedelijk gebied houdt in dat Mol tevens een economisch knooppunt is. In opdracht van de Provincie Antwerpen werd ondermeer een voorstudie opgemaakt voor het kleinstedelijk gebied Mol. Nu wenst de provincie de afbakening en actieprogramma s uit deze voorstudie vast te leggen in een aantal PRUP s binnen afbakening kleinstedelijk gebied Mol. Een overzicht van deze PRUP s met hun invulling wordt gegeven in 2.4. Voor de PRUP s binnen deze afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Mol wordt een gebundeld screeningsdocument ( screening aan de plan-merplicht ) opgemaakt, waarin de milieueffecten en de cumulatie van effecten tussen de verschillende PRUP s worden beschreven. Uitzondering hierop vormt het PRUP Berkenbossen, waarvoor volgens de geldende regelgeving een MER 1 -plicht geldt. Er wordt niet tegenstaande de opdeling in screeningsdossier en MER gewaakt over de cumulatieve effecten die de verschillende PRUP s samen teweeg kunnen brengen (lees hierover meer in 1.8.1). Het plan-mer PRUP Berkenbossen wordt opgemaakt op initiatief en in opdracht van: Provincie Antwerpen; Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit (DROM) Dienst Ruimtelijke Planning Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen Met de opmaak van ruimtelijk uitvoeringsplan wordt het eerder vastgestelde en later ingetrokken PRUP Berkenbossen hernomen. De intrekking gebeurde n.a.v. een schorsingsprocedure bij de RvS. De contouren van het onderzoeksgebied (=ruimer dan het plangebied PRUP) van dit eerste PRUP worden in dit MER opnieuw onder de loep genomen. Het PRUP moet voorzien in het huidige industrieterrein Berkenbossen en de uitbreiding ervan door: aangepaste voorschriften voor het huidige industrieterrein, in overeenstemming gebracht met de voorschriften voor de uitbreiding; een oostelijke en westelijke uitbreiding (bij maximalistische invulling) door de herbestemming van overwegend natuurgebied naar zone voor regionale bedrijvigheid; het voorzien van een zone voor de geschikte ontsluiting van het industrieterrein; 1 Een milieueffectrapport (het MER) is een openbaar document, waarin van een voorgenomen activiteit en van redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven, de te verwachten gevolgen voor het milieu in hun onderlinge samenhang op een systematische en zo objectief mogelijke wijze beschreven worden 9

10 het aspect buffering is voor zowel de westelijke als oostelijke uitbreiding een aandachtspunt en dit aan de zuidzijde, gelet op de ligging van de woonzones Berkenbos en Toemaathoek. Het is momenteel niet uitgesloten dat het PRUP Berkenbossen in latere fase wordt opgedeeld in meerdere PRUP s. Dit kan van belang zijn om te vermijden dat binnen hetzelfde PRUP, één gebied de ontwikkeling van een ander gebied hypothekeert. Ook dient een passende beoordeling te worden opgesteld, aangezien een impact mogelijk is op het nabijgelegen Habitatrichtlijngebied Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden, ten noorden van de N71. Frequent gebruikte terminologie in de : Onder de term onderzoeksgebied verstaat men het gebied dat in eerste instantie wordt bemerd en waarbinnen de uiteindelijke PRUP-contour zal worden afgebakend, mede rekening houdend met de aanbevelingen uit het plan-mer. Het onderzoeksgebied omvat het bestaande bedrijventerrein Berkenbossen (langs het Kanaal Dessel-Kwaadmechelen), de zuidelijk gelegen woon/natuurzone Colburnlei en een aansluitende westelijke en oostelijke uitbreidingszone ten noorden van het bedrijventerrein. Deze uitbreidingszones binnen het onderzoeksgebied worden in het MER in eerste instantie zo ruim mogelijk benaderd, rekening houdend met een maximalistische invulling van het industriegebied en de ontsluiting ervan. Uit het MER kan blijken of het onderzoeksgebied al dan niet kan worden ingekrompen tot wat uiteindelijk het plangebied (zie hierna) zal zijn. Het studiegebied wordt globaal gedefinieerd als het onderzoeksgebied met daarbij het invloedsgebied van de effecten. De afbakening van het studiegebied is afhankelijk van het invloedsgebied van de afzonderlijke ingrepen en milieukarakteristieken. Dit kan per milieueffect verschillen. Het plangebied is het uiteindelijk beoogde PRUP-gebied. In deze eerste fase van het m.e.r. (nl. de ) kan het plangebied dus nog niet worden vastgelegd. In het ontwerp- en definitief-mer zal o.b.v. de effectbeoordeling het plangebied mee worden afgebakend en vorm gegeven. Leeswijzer Deze omvat 10 hoofdstukken, inclusief dit inleidend hoofdstuk. Hieronder is de inhoud van deze hoofdstukken omschreven. Hoofdstuk 1 gaat verder in op de functie van milieueffectrapportage, schetst de procedure met afstemming op het PRUP en geeft aan hoe de burger opmerkingen kan formuleren op de inhoudsafbakening van het op te maken MER; Hoofdstuk 2 situeert het onderzoeksgebied geografisch; gaat in op de historiek, een beschrijving van de onderzochte randvoorwaarden en alternatieven en bovendien worden hier de doelstellingen van de invulling van het plan toegelicht; Hoofdstuk 3 schetst kort de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden in tabelvorm; Hoofdstuk 4 gaat in op algemene methodologische aspecten en omvat een algemeen ingreep-effectenschema; 10

11 Hoofdstuk 5 reikt de basisgegevens aan waarop de effectbeoordeling zich zal baseren en geeft een toelichting omtrent de methodologie voor het bepalen van de referentiesituatie en de effecten per milieudiscipline. Ook een eerste aanzet tot de ontwikkelingsscenario s wordt hier gegeven; Hoofdstuk 6 bevat een voorstel voor de inhoudstafel van het MER; In hoofdstuk 7 wordt het Team van deskundigen voorgesteld; Hoofdstuk 8 omvat een verklarende woordenlijst met vooral niet in de tekst uitgelegde technische termen; Hoofdstuk 9 tenslotte is de literatuurlijst; Hierna volgen de bijlagen en de kaartenbundel Wat is een milieueffectrapport (MER) en waarom een MER? Milieueffectrapportage (m.e.r.-proces 2 ) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Milieueffectrapportage is een juridischadminstratieve procedure waarbij vóórdat een activiteit, ingreep of plan (projecten of beleidsvoornemens en plannen) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. De achterliggende grondgedachte suggereert dat het beter is om de voor het milieu schadelijke activiteiten (plannen en projecten) vanaf een vroeg stadium in de besluitvorming te ondervangen en eventueel bij te sturen. (bron: Volgens het MER-VR-decreet verstaat men het volgende onder een plan-mer een openbaar document waarin, van een voorgenomen plan of programma en van de redelijkerwijze in beschouwing te nemen alternatieven, de te verwachten gevolgen voor mens en milieu in hun onderlinge samenhang op een systematische en wetenschappelijke verantwoorde wijze worden geanalyseerd en geëvalueerd, en aangegeven wordt op welke wijze de aanzienlijke milieueffecten vermeden, beperkt, verholpen of gecompenseerd kunnen worden. De overheid zal aan de hand van het milieueffectrapport haar uiteindelijk beslissing tot uitvoering van het plan motiveren. Het principe is eigenlijk eenvoudig: eerst denken en dan doen. Zo laat de milieueffectrapportage toe daadwerkelijk een preventief milieubeleid te voeren. Een MER is een informatief instrument en geen beslissingsinstrument. De beslissing die genomen wordt door de bevoegde overheid betreffende het al dan niet toelaten of vergunnen van een plan onderworpen aan de plan-mer plicht, houdt ook rekening met andere sectoren (sociale, economische en technische belangen) en met openbare inspraak Doelstelling en van de terinzagelegging Het voorliggende document behandelt de van de verdere ontwikkeling van bedrijventerrein Berkenbossen te Mol (PRUP Berkenbossen). De vormt de eerste procedurele stap in de opmaak van het milieueffectrapport. In de nota worden, naast een beschrijving van het voorgenomen plan, de specifieke milieuaspecten beschreven welke onderzocht zullen worden inclusief de verdere aanpak voor de beoordeling van deze aspecten. Het legt 2 Milieueffectrapportage (m.e.r.) wordt gedefinieerd als "alle handelingen die nodig zijn voor opstellen en beoordelen van een Milieueffectrapport (MER)". Milieueffectrapportage is m.a.w. een proces (bron: 11

12 m.a.w. de diepgang van het MER vast zodat men zich duidelijk kan voorstellen wat er in het MER minimaal zal beschreven worden en hoe de effecten zullen worden beoordeeld. Het doel van de terinzagelegging van de is ten eerste om de betrokken inwoners van de betrokken gemeenten op de hoogte te stellen van het voorgenomen plan en haar mogelijke gevolgen op de omgeving. Ten tweede is het de bedoeling om concrete, zinvolle reacties uit te lokken (zie verder) waarmee de Dienst Mer rekening kan houden bij de opmaak van richtlijnen. De richtlijnen bakenen de inhoud af van de te bespreken en te onderzoeken onderwerpen in het milieueffectrapport. Door nuttige inspraakreacties van inwoners kan het onderzoek voor het milieueffectrapport inhoudelijk bijgestuurd worden. Meer informatie is beschikbaar in een folder die de Dienst Mer daarover heeft opgesteld. Deze folder vindt u op de webstek of bij de milieuambtenaar van uw gemeente. De folder kan u ook aanvragen via mer@vlaanderen.be Termijn en locatie van de terinzagelegging De voorliggende is gedurende een periode van 30 dagen ter inzage op de webstek van de provincie Antwerpen ( op de webstek van de dienst Mer ( en tevens analoog op het gemeentehuis van de gemeenten Mol en Balen (grondgebied van de gemeenten die door het RUP worden bestreken). Buiten deze vernoemde gemeenten zijn er geen bijkomende gemeenten waar aanzienlijke milieueffecten worden verwacht, hetgeen verder blijkt uit voorliggende nota. De opmerkingen en aanvullingen kunnen schriftelijk (per brief of elektronisch en gespecificeerd in de publicatie op de webstek van de dienst Mer) ingediend worden bij dienst Mer 3. Er kan hierbij gebruik worden gemaakt van een formulier dat downloadbaar is vanaf Op dit formulier dient de titel van het plan-mer duidelijk ingevuld te worden. De opmerkingen moeten ingediend worden binnen de 30 dagen vanaf de datum van publicatie Wat zijn nuttige inspraakreacties? De terinzagelegging is geen openbaar onderzoek waarbij bezwaarschriften kunnen ingediend worden. Bezwaarschriften kunnen enkel ingediend worden tijdens het openbaar onderzoek dat georganiseerd zal worden naar aanleiding van de PRUPprocedure en van de latere vergunningsaanvraag. Dit is dus tijdens de latere besluitvormingsprocedure en niet gedurende de m.e.r.-procedure. Het milieueffectrapport is bij een dergelijk openbaar onderzoek overigens bruikbaar als instrument om bezwaarschriften te onderbouwen maar ook een basis om ze te weerleggen. Het is dus in ieders belang dat het milieueffectrapport van goede kwaliteit is. Zoals eerder vermeld kan de Dienst Mer enkel zinvolle reacties gebruiken voor het opstellen van richtlijnen die de initiatiefnemer en de deskundigen moeten volgen bij het opstellen van het MER. Dit kunnen opmerkingen zijn over de vorm en presentatie van het MER maar ook inhoudelijke opmerkingen zoals opmerkingen over het voorgenomen plan zelf, over de alternatieven, over de beschrijving van de bestaande toestand, milieueffecten en milderende maatregelen, over de opvolging en evaluatie van de effecten, over de leemten in de kennis,. 3 Vlaamse Overheid, departement Leefmilieu, Natuur en Energie, afd. milieu-, natuur- en energiebeleid, Dienst Milieueffectrapportage, Koning Albert II laan 20 bus 8; 1000 Brussel; mer@vlaanderen.be 12

13 1.6. Wat gebeurt er met de inspraakreacties? De inspraakreacties worden besproken bij de dienst Mer. Zij bepaalt welke opmerkingen en aanvullingen aanleiding geven tot een uitbreiding of inkrimping van het onderzoek dat dient te gebeuren in het plan-mer. De richtlijnen, die door de dienst Mer worden opgesteld, vormen samen met de het eigenlijke onderzoekskader waar de onderzoekers mee moeten werken. Deze richtlijnen zijn een openbaar document en elke burger kan ze bij de milieuambtenaar van zijn gemeente opvragen. Deze richtlijnen zijn eveneens beschikbaar op de webstek Toetsing aan de MER-plicht De wettelijke eisen van de inhoud van het MER zijn omschreven in het MER VR decreet van 18 december Dit decreet is ondertussen gedeeltelijk gewijzigd door het plan-mer-decreet van 27 april 2007 (BS d.d. 20 juni 2007) dat nu van toepassing is. De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma's goed. Het besluit geeft uitvoering aan het plan-mer-decreet van 27 april 2007 (B.S. 7/11/07). Ook is het Besluit van 18 april 2008 betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage van een ruimtelijk uitvoeringsplan van toepassing (B.S.30/05/2008). De opmaak van het plan-mer zal verlopen volgens het integratiespoor, wat inhoudt dat de milieueffectrapportage plaatsvindt tijdens het voorbereidende proces voor de opmaak en voor de vaststelling van het PRUP. Het decreet verplicht dat bepaalde plannen van administratieve overheden van gewestelijk, provinciaal of lokaal niveau worden onderworpen aan een milieueffectenstudie, vooraleer zij definitief worden goedgekeurd. Wie een plan met aanzienlijke milieueffecten wil opmaken, moet eerst de milieueffecten en de eventuele alternatieven in kaart brengen. Er is geen lijst die aangeeft welke plannen onder de plan-mer-plicht vallen. Art van het planmerdecreet van 27 april 2007 bepaalt dat er een plan-mer voor het PRUP van de Berkenbossen moet worden opgemaakt omdat het een plan betreft inzake o.a. vervoer en ruimtelijke ordening, het geen klein gebied of kleine wijziging betreft en dat het plan het kader kan vormen voor de latere vergunning voor een industrieterrein met een oppervlakte van 50ha of meer (bijlage II rubriek 10a). Noot: Deze oppervlakte voor Berkenbossen (nl. >50ha) is nog in onderzoek en dus in dit geval benaderend Overzicht van de procedure Milieueffectenonderzoek afbakening kleinstedelijk gebied Mol Op 22 december 2008 werd door de dienst MER de kennisgevingsnota Berkenbossen onvolledig verklaard, met als voornaamste reden: Gelet op o.a. de te verwachten cumulatieve effecten is het vanuit milieuoogpunt het aan te raden en efficiënter de verschillende rapportages die dienen uitgevoerd te worden voor elk deelplan/rup te integreren in één plan-mer proces voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied Mol waarbij voor de screeningsplichtige PRUP s voornamelijk de relevante disciplines en cumulatieve effecten onderzocht worden. 13

14 Er werd twee overlegmomenten georganiseerd met de dienst Mer (januari 2009 en juni 2009) en op basis van deze vergaderingen werden de volgende afspraken gemaakt: Zoals eerder staat vermeld, heeft de provincie Antwerpen IOK aangesteld tot het opstellen van een PRUP voor de afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Mol waaraan verschillende PRUP s binnen de afbakeningslijn zijn gekoppeld (waaronder een PRUP voor regionaal bedrijventerrein Berkenbossen). Alle PRUP s binnen het afbakeningsproces kleinstedelijk gebied Mol gaan tezamen in procedure (start met plenaire vergadering, zie verder ). Voor elk van de PRUP s wordt een (gebundelde) screening naar de plan-mer-plicht uitgevoerd (lopende). Voor PRUP Berkenbossen wordt door Soresma onmiddellijk overgegaan tot de opmaak van een plan-mer (voorliggend document als eerste fase). Volgens het plan-m.e.r.-decreet moet het milieueffectenonderzoek cumulatieve en synergetische effecten op korte, middellange en lange termijn van het plan of programma bevatten. Algemeen betekent dit dat binnen een afbakeningsproces voor een kleinstedelijk gebied de cumulatieve effecten van verschillende deelplannen/prup s dienen onderzocht te worden. Er wordt niet tegenstaande de opdeling in screeningsdossier en MER gewaakt over de cumulatieve effecten die de verschillende PRUP s samen teweeg kunnen brengen. Dit gebeurt als volgt: De screening aan de plan-mer-plicht van de PRUP s is volop lopende. De screeningsdossiers worden gebundeld in één document, waarbij eveneens de cumulatieve effecten van de PRUP s (uitgezonderd Berkenbossen) in beeld worden gebracht. De cumulatie van milieueffecten van het PRUP Berkenbossen en van de andere PRUP s zullen behandeld worden in de planmer procedure van het PRUP Berkenbossen. Daar de screenings gebundeld zijn en tezamen de screeningsprocedure doorlopen, zullen ook de dienst Mer en de adviesinstanties kunnen waken over het onderzoek naar mogelijke cumulatieve effecten. De goedkeuring van de screeningsdossiers en van het planmer zullen op elkaar afgestemd worden. Over het PRUP voor de afbakeningslijn wordt nog het volgende verduidelijkt: Het PRUP Berkenbossen, dat raakt aan de afbakeningslijn, zal mee een invloed hebben op de uiteindelijke ligging van de afbakeningslijn. Het onderzoeksgebied in het plan-mer Berkenbossen is vrij ruim gekozen. Binnen dit onderzoeksgebied wordt via de milieueffectbeoordeling de meest wenselijke ligging van de lijn mee bepaald. Nadat het milieueffectenonderzoek is gevoerd en het MER is goedgekeurd zal dan ook een uitspraak over de definitieve ligging van de afbakeningslijn van kleinstedelijk gebied ter hoogte van Berkenbossen worden gedaan Plan-mer-procedure De opmaak van het MER zal verlopen volgens de procedure voor het opstellen van een plan-mer volgens het Decreet van 18 december 2002, gewijzigd door het Decreet van 27 april De opmaak van een plan-mer voor een (P)RUP volgens integratiespoor 14

15 is inmiddels juridisch verankerd door het besluit van de Vlaamse regering van 18 april Door het integratiespoor is een mogelijkheid voorzien in het inbouwen van de onderdelen van de MER in het formele planningsproces over een ruimtelijk uitvoeringsplan. Dit biedt het voordeel dat gelijktijdig met het planningsproces de milieubeoordeling kan gebeuren zodat het planningsproces indien nodig kan bijgestuurd worden. Deze procedure is efficiënter, eenvoudiger en kan een substantiële tijdswinst betekenen voor alle betrokkenen. Zoals gemeld loopt de opmaak van het plan-mer parallel met de opmaak van het PRUP. De wordt ook voorgelegd aan de actoren die betrokken zijn bij de opmaak van het PRUP, zijnde de genodigden voor de plenaire vergadering. Deze actoren kunnen ook aanwezig zijn bij de startvergadering van het plan-mer. Het uiteindelijke plan-mer wordt ofwel volledig geïntegreerd in de toelichtingsnota van het PRUP, ofwel als apart document behouden. Goedkeuring van een PRUP is niet mogelijk zonder beslissing van de Dienst MER. De opmaak van een plan-mer o.b.v. het integratiespoorbesluit kan opgedeeld worden in verschillende fasen. In Figuur 1-1 en hierna in deze paragraaf wordt de procedure voorgesteld. Figuur 1-1 Procedure plan-mer voor PRUP via integratiespoor 1. opmaak Aan de hand van deze nota brengt de bevoegde overheid de Dienst Mer op de hoogte van het voorgenomen plan. Deze nota omvat tenminste: alle informatie die vereist is volgens artikel 4.2.8, 1, van het MER-decreet voor de kennisgeving en inhoudsafbakening van het plan-mer, o.m.: 15

16 - een beschrijving van het plan/de voorgenomen activiteit - relevante gegevens uit vorige rapportages, studies, - de voorgestelde inhoudelijke aanpak van het m.e.r. - een beschrijving en evaluatie van reeds onderzochte alternatieven - de voorstelling van de erkende m.e.r.-coördinator en het team van MER-deskundigen. een beschrijving, verduidelijking en gebiedsafbakening van het voorgenomen PRUP met: - in voorkomend geval: een beschrijving van de redelijke alternatieven voor dat PRUP of voor onderdelen ervan. - de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is; een toelichting van de te volgen besluitvormingsprocedure voor het PRUP en het plan-mer. Daarin wordt aangegeven welke actoren betrokken zijn bij het planningsproces; de reden voor de opmaak van deze en de mogelijkheid om tijdens de publieke consultatie opmerkingen of suggesties te doen over het voorstel van reikwijdte, detailleringniveau en inhoudelijke aanpak van het plan-mer. De Dienst Mer neemt binnen de 20 dagen (termijn van orde) een beslissing over de volledigheid van de en betekent ze binnen deze termijn aan de initiatiefnemer. De dienst Mer legt onverwijld de volledig verklaarde ter inzage voor het publiek. De dienst Mer informeert eveneens volgende actoren over de terinzagelegging: genodigden van plenaire vergadering PRUP ander instanties waarvan de Dienst Mer het advies nuttig acht eventueel instanties t.b.v. grensoverschrijdendende planconsultatie Eventuele opmerkingen en adviezen over de inhoudsafbakening van het MER moeten binnen 30 dagen aan de Dienst Mer bezorgd worden. De wordt besproken op een vergadering waarbij de Dienst Mer en de bevoegde overheid aanwezig zijn. Overheden en instanties die door de Dienst Mer geraadpleegd werden kunnen eveneens een vertegenwoordiger sturen naar deze vergadering. De Dienst Mer maakt binnen de 20 dagen na de vergadering (termijn van orde) een verslag op dat de richtlijnen voor het MER bevat. De richtlijnen hebben betrekking op: de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het plan- MER; de bijzondere richtlijnen voor het opstellen van het plan-mer; beslissing over de voorgestelde erkende MER-coördinator en het voorgestelde team van MER-deskundigen 2. Uitvoeringsfase 16

17 Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van deskundigen het plan-mer op onder leiding van een erkende MER-coördinator. Dit plan-mer wordt volledig geïntegreerd in de toelichtingsnota van het PRUP of wordt opgesteld als een apart document dat in bijlage bij de toelichtingsnota kan toegevoegd worden. 3. Beoordelingsfase Na indiening van het plan-mer bij de dienst Mer controleert deze of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de richtlijnen. Afhankelijk van de timing van de opmaak van het PRUP, gebeurt de goedkeuring van het plan-mer door de Dienst MER ofwel vóór de plenaire vergadering van het PRUP (schriftelijk), ofwel op de plenaire vergadering zelf waarbij de Dienst-MER aanwezig is ofwel achteraf, maar vóór de voorlopig vaststelling van het ontwerp-prup. Indien het plan-mer wordt ingediend voor de organisatie van de plenaire vergadering beslist de dienst Mer uiterlijk binnen een termijn van vijftig dagen (termijn van orde) na ontvangst van het plan-mer over de goed- of afkeuring ervan. Het definitief plan-mer maakt deel uit van het PRUP en volgt verdere dezelfde procedure als het PRUP Verder besluitvormingsproces PRUP-procedure Inleidend Er wordt tevens verwezen naar de beoordelingsfase plan-mer in voorgaande paragraaf. Het plan-mer dient goedgekeurd te zijn opdat het samen met het ontwerp-prup in openbaar onderzoek gaat. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming maar moet ook "doorwerken in de besluitvorming" nl. "bij de beslissing van de overheid over het voorgenomen plan en de onderdelen en bij de uitwerking ervan wordt rekening gehouden met de goedgekeurde rapporten én met de opmerkingen en commentaren die werden uitgebracht". Het goedgekeurd plan-mer, het goedkeuringsverslag en de richtlijnen dienen rekening houdende met artikel van het plan-m.e.r.-decreet samen in openbaar onderzoek te gaan met het ontwerp van plan nl. ontwerp van provinciaal RUP (kortweg PRUP). I.f.v. de doorwerking in de besluitvorming zal het MER in de mate van het mogelijke bij de milderende maatregelen aangeven wanneer en hoe deze zullen/kunnen doorwerken (bv. rechtstreekse doorwerking in stedenbouwkundige voorschriften van het PRUP of in specifieke inrichtingsstudies, of in stedenbouwkundige aanvragen, ). Het ontwerp-prup incl. plan-mer, dat naar de plenaire vergadering gaat, dient rekening gehouden te hebben met de officiële richtlijnen die zijn geformuleerd in de plan-m.e.r.-procedure. Het resultaat van de plenaire vergadering zal al dan niet een bevestiging inhouden van het voorstel van ontwerp-plan-prup eventueel met de nodige bijstelling. Algemeen RUP s worden opgemaakt ter uitvoering van ruimtelijke structuurplannen. Ze betekenen een juridische verankering van de beleidsopties uit het structuurplan, met een actiegericht karakter. RUP s scheppen de ruimtelijke mogelijkheden (o.a. inzake bestemming, inrichting en beheer) voor de realisatie van een toekomstvisie m.b.t. de ordening van woongebieden, commerciële centra, bedrijven en diensten, verkeers- en vervoersinfrastructuur, groene ruimten, recreatie enzoverder. 17

18 Inhoud en procedure in een notendop Een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) wordt opgemaakt om de bepalingen die werden vastgelegd in het provinciaal ruimtelijk structuurplan uit te voeren. Een PRUP bevat een grafische voorstelling van het gebied waarover het gaat (afbakening gebied op kaart) en bevat de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming van dat gebied, de inrichting ervan en het beheer van dat gebied. In een provinciaal RUP wordt in eerste instantie toegelicht welke randvoorwaarden en bepalingen betrekking hebben op het plangebied, zoals onder andere de bepalingen uit het gewestelijk en provinciaal structuurplan. De opmaak van een dergelijk provinciaal RUP verloopt in verschillende fasen. Hierna wordt tevens de samenhang met het plan-mer meegegeven: Er wordt een voorontwerp gemaakt van het PRUP. Dit voorontwerp wordt beoordeeld door de Planologisch ambtenaar (Vlaams gewest) en verschillende adviserende instellingen en administraties. Tijdens een plenaire vergadering worden de opmerkingen over het voorontwerp bekendgemaakt. Het ontwerp wordt opgemaakt rekening houdend met de gevraagde aanpassingen van het voorontwerp o.b.v. de adviezen en de opmerkingen van het verslag van de plenaire vergadering. Het ontwerp van het provinciaal RUP wordt goedgekeurd door de Deputatie en voorlopig vastgesteld door de provincieraad waarna het wordt verzonden aan de Vlaamse Regering. Er wordt over dit ontwerp een openbaar onderzoek georganiseerd, waarbij de opmerkingen over het ontwerp worden overgemaakt aan de Provinciale Commissie Ruimtelijke Ordening (PROCORO). Het plan-mer moet ingevolge de Europese richtlijn (art /42) samen met het plan in openbaar onderzoek. De milieubeoordeling dient herkenbaar te zijn opgenomen in de toelichtingsnota. Binnen de 180 dagen na het einde van het openbaar onderzoek wordt dan het definitief PRUP vastgesteld door de provincieraad. Dit PRUP dient dan te worden goedgekeurd door de Vlaamse Regering. De uiteindelijke goedkeuring wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Het PRUP treedt in werking 14 dagen na deze publicatie. Genodigden plenaire vergadering Hierna is een adressenlijst opgenomen van de overheden en instanties die volgens de bepalingen in het decreet Ruimtelijke Ordening geraadpleegd worden in het kader van de plenaire vergadering over een voorontwerp RUP. Provinciale Commissie voor Ruimtelijke Ordening Antwerpen (PROCORO) Tav mevrouw Ellen Van Meensel Kon. Elisabethlei Antwerpen Vlaamse Overheid Agentschap R-O Vlaanderen Onroerend Erfgoed Koning Albert II Laan 19 bus Brussel Provinciebestuur Antwerpen Dienst Waterbeleid Kon. Elisabethlei Antwerpen Agentschap R-O Vlaanderen Antwerpen Onroerend Erfgoed Gebouw Anna Bijns Lange Kievitstraat 111/113, bus Antwerpen 18

19 Agentschap voor Natuur en Bos Koning Albert II-laan Brussel Agentschap Economie Koning Albert II-laan 35 bus12 Ellipsgebouw 1030 Brussel Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus Brussel Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) A. Van de Maelestraat Erembodegem Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20 bus Brussel NMBS Koningin Astridplein Antwerpen LNE - Agentschap Natuur en Bos Lange Kievitstraat b63 Anna Bijns-gebouw 2018 Antwerpen Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus Brussel nv De Scheepvaart Havenstraat Hasselt Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) Vlaams Administratief Centrum Lange Kievitstraat b Antwerpen Agentschap Wegen en Verkeer Anna Bijnsgebouw Lange Kievitstraat bus Antwerpen Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn Grotehondstraat Antwerpen Toerisme Vlaanderen Grasmarkt Brussel Andere procedures Na het in werking treden van het PRUP dienen mogelijks voor bepaalde deelprojecten of ontwikkelingen nog ontheffingsdossiers of project-mer s te worden opgesteld naar aanleiding van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. Eens het project-mer of het ontheffingsdossier voor zover van toepassing is opgemaakt en goedgekeurd, kunnen de benodigde stedenbouwkundige, milieu- en andere vergunningen worden aangevraagd. In het kader van de vergunningsaanvraag is wettelijk eveneens een openbaar onderzoek voorzien. 19

20 2. Beschrijving van het plan 2.1. Algemene situering onderzoeksgebied Het onderzoeksgebied is in het oosten van het kleinstedelijk gebied Mol gelegen op de gemeentegrens tussen Mol en Balen en ligt, op de noordelijke tip na, ten zuiden van de N71-Zuiderring. Zoals eerder verduidelijkt omvat het onderzoeksgebied het bestaande bedrijventerrein Berkenbossen (ca. 120ha), een aansluitende westelijke (ca. 30ha) en oostelijke uitbreidingszone (ca. 49ha) ten noorden ervan en een bestaand woon/recreatiezone ten zuiden van de Colburnlei (ca. 28ha): Het volledige onderzoeksgebied (ca. 227ha) is grotendeels gelegen in de gemeente Mol (in het oosten van het kleinstedelijk gebied aansluitend op Gompel). Een beperkt deel van het bestaand bedrijventerrein Berkenbossen ligt in de gemeente Balen. De zones voor de uitbreiding van het bedrijventerrein zijn evenwel volledig binnen de gemeente Mol gelegen. De westelijke uitbreidingszone wordt begrensd door de N71 (Zuiderring) en het gehucht Toemaathoek. De oostelijke uitbreidingszone wordt verder begrensd door de N71 en de waterloop Scheppelijke Nete. Deze uitbreidingszones binnen het onderzoeksgebied worden in het MER in eerste instantie zo ruim mogelijk benaderd, rekening houdend met een maximalistische invulling van het industriegebied en de ontsluiting ervan. Uit het MER kan blijken of het onderzoeksgebied al dan niet kan worden ingekrompen tot wat uiteindelijk het plangebied (PRUP-contour) zal zijn. Het onderzoeksgebied situeert zich op het topografisch kaartblad 17-2 schaal 1/ Een voorstelling wordt gegeven op kaart ruime situering (Kaart 1), situering onderzoeksgebied en stratenplan (Kaart 2) en orthofoto (Kaart 3) Doel van het onderzoeksgebied Het is de bedoeling dat het MER de effecten bekijkt t.g.v. de aanpassingen aan de huidige stedenbouwkundige voorschriften voor het bestaande bedrijventerrein Berkenbossen en tevens randvoorwaarden aangeeft voor de afbakeningslijn van het PRUP (het plangebied dus) in de oostelijke en westelijke uitbreidingszone. Het oppervlakten voor de uitbreiding, zoals in voorgaande paragraaf beschreven, zijn dan ook de maximale gebieden waarbinnen wordt gezocht naar een meer concrete afbakening. Noot: het is momenteel niet uitgesloten dat het PRUP Berkenbossen in latere fase wordt opgedeeld in meerdere PRUP s. Dit kan van belang zijn om te vermijden dat binnen hetzelfde PRUP, één gebied de ontwikkeling van een ander gebied hypothekeert. 20

21 2.3. Gewenste invulling PRUP Berkenbossen Visie-schets Hierna volgt de visie-schets van het PRUP Berkenbossen in opmaak door IOK. Maximaal scenario In wat volgt wordt de voorgenomen activiteit beschreven. Hierbij wordt, op basis van de afbakeningslijn voor PRUP Berkenbossen (vanuit de voorstudie van het KSG Mol), uitgegaan van een maximaal scenario. Binnen deze afbakeningslijn wordt dus uitgegaan van de maximaal mogelijke oppervlakte die effectief in aanmerking komt voor bedrijvigheid. Om tot deze maximaal mogelijke oppervlakte te komen wordt enerzijds onderscheid gemaakt tussen het bestaande bedrijventerrein en de zones voor mogelijke uitbreiding, anderzijds wordt een inschatting gemaakt van een aantal randvoorwaarden die ruimtelijke grenzen stellen aan het maximaal scenario 4 (Figuur 2-1): Ten opzichte van de N71 wordt uitgegaan van een bouwvrije strook waarbinnen de toegangen tot het bedrijventerrein voorzien worden. Er wordt van uitgegaan dat de huidige aantakking(en) op de N71 vanuit mobiliteitsoverwegingen op z n minst worden verschoven binnen deze bouwvrije strook. Er wordt uitgegaan van een bouwvrije zone van 30 m vanaf de rand van de N71. Ten opzichte van het gehucht Toemaathoek wordt, in functie van de verenigbaarheid, een bufferzone voorzien (visuele buffer, geluidsbuffer). Hiervoor wordt hypothetisch uitgegaan van een bufferzone van 25 m. Ten zuiden van de spoorlijn wordt aan de randen een buffer voorzien ten opzichte van de omgeving. Bij bestaande situaties (bestaand bedrijventerrein) wordt er een minimale buffer voorzien (afhankelijke van de effectieve beschikbare ruimte) van 5m. De winterbedding van de Scheppelijk Neet wordt gevrijwaard, en een visueel scherm wordt voorzien. 4 Er dient uitdrukkelijk vermeld te worden dat de gehanteerde cijfers inschattingen zijn, d.w.z. cijfers die, vanuit ruimtelijk oogpunt, gebruikelijk gehanteerd kunnen worden 21

22 bouwvrije strook in functie van ontsluiting visuele en functionele buffer t.o.v. gehucht Toemaathoek uitbreiding uitbreiding bestaand vrijwaren winterbedding Scheppelijke Neet en visueel scherm uitbreiding uitbreiding visuele buffer Figuur 2-1 Visie-schets PRUP Berkenbossen Rekening houdend met deze randvoorwaarden blijft maximaal volgende oppervlakte over in functie van het bedrijventerrein (d.w.z. bedrijfspercelen en infrastructuur voor interne ontsluiting (wegenis, gemeenschappelijke parkings)): Bestaand bedrijventerrein: maximum 97 ha (grijze zone in bovenstaande schets) Zones voor uitbreiding: maximum 60 ha (paarse zone op bovenstaande schets). Uitgangsprincipe voor de bebouwbare oppervlakte in de zone voor uitbreiding Minimale oppervlakte van 5000m² (50mx100m) Gekoppelde bebouwing Maximaal bebouwbare oppervlakte van 70% (bedrijfsgebouwen en buitenruimte) Effectief bebouwde deel minimum 2/3 Op basis van bovenstaande uitgangsprincipes worden volgende cijferresultaten bekomen: De maximaal bebouwbare oppervlakte bedraagt dus 70 % van de zone voor bedrijvigheid, d.w.z dat de maximale bebouwbare oppervlakte (bedrijfsgebouwen en buitenruimte) van de uitbreiding 42 ha bedraagt. Het effectief bebouwde deel (deel waarop bedrijfsgebouwen staan) bedraagt minimum 2/3 (67 %, dit wordt gebruikelijk gehanteerd in de stedenbouwkundige voorschriften voor bedrijvenzones) van de bebouwbare oppervlakte, dus 28 ha. Uitgangsprincipes voor de verdichting op het bestaande bedrijventerrein Het bestaande bedrijventerrein is grotendeels ingevuld. De nog beschikbare ruimte is vaak reservegrond van de bestaande bedrijven, zodat verwacht mag worden dat een 22

23 verdere verdichting eerder geleidelijk zal gebeuren (op langere termijn), en afhangt van de intenties van het betreffende bedrijf. Omdat bovendien vertrokken wordt van een bestaande situatie met een bestaande configuratie van gebouwen, is het niet evident dat een maximale verdichting gehaald worden (d.w.z. in vergelijking met de situatie vertrekkende van een maagdelijk terrein ). Daarom wordt voor het bestaand bedrijventerrein een realistisch verdichtingsscenario ingeschat. In eerste instantie wordt hiertoe een theoretisch verdichtingscenario berekend, waarbij er van uitgegaan wordt dat het terrein gemiddeld zal ingevuld blijven met vrijstaande bebouwing (omdat de bestaande configuratie van de gebouwen een evolutie naar een aaneengesloten bebouwing bemoeilijkt). Op basis van deze aanname wordt de theoretisch bebouwbare oppervlakte (d.i. de oppervlakte die in aanmerking komt voor bedrijfsgebouwen en buitenruimte in functie van de bedrijvigheid) als volgt berekend: Minimale oppervlakte van 5000m² (50mx100m) Vrijstaande bebouwing op basis van bestaande toestand Maximaal bebouwbare oppervlakte van 63% (bedrijfsgebouwen en buitenruimte) Effectief bebouwde deel minimum 2/3 Op basis van bovenstaande uitgangsprincipes worden volgende cijferresultaten bekomen: De maximaal theoretische bebouwbare oppervlakte bedraagt dus 63 % van de zone voor bedrijvigheid, d.w.z dat de maximale bebouwbare oppervlakte (bedrijfsgebouwen en buitenruimte) van het bestaand bedrijventerrein theoretisch 61 ha bedraagt. Het theoretisch effectief bebouwde deel (deel waarop bedrijfsgebouwen staan) bedraagt minimum 2/3 (67 %, dit wordt gebruikelijk gehanteerd in de stedenbouwkundige voorschriften voor bedrijvenzones) van de bebouwbare oppervlakte, dus 40,74 ha. Zoals al gesteld, zal dergelijk theoretische verdichting niet haalbaar zijn, omdat vertrokken wordt van een bestaande situatie. Ter vergelijking: het effectief bebouwde deel (gebouwen) bedraagt in de huidige toestand 24,3 ha (berekend volgens Cadmap). Er wordt pragmatisch van uitgegaan dat het effectief bebouwde deel op langere termijn ergens halfweg de oppervlakte van het huidige bebouwde deel zal liggen en de oppervlakte van het theoretische bebouwde deel, d.w.z. tot ongeveer 32,52 ha zou kunnen evolueren (24,3 ha + (40,74 ha 24,3 ha)/2). M.a.w., er kan voorzichtig gesteld worden dat ongeveer 8,22 ha (32,52 ha 24,3 ha) van het bedrijventerrein op lange termijn geleidelijk mee benut zou kunnen worden in functie van de verdichting. In hoeverre dit effectief gebeurt, hangt af van de noodzaak die de bedrijven hebben en de mogelijkheid die de bestaande gebouwen en infrastructuur bieden voor uitbreiding. Deze benutting zal grotendeels ook aan de behoefte van de reeds bestaande bedrijven voldoen. Tot slot dient vermeld te worden dat deze theoretische-pragmatische benadering genuanceerd kan worden vanuit de onderzoeken in het kader van de Mobiliteitsstudie rond de N118, waarin onderzocht werd welke ontwikkelingsmogelijkheden er op relatief korte termijn zijn op bestaande bedrijventerreinen in de ruime omgeving van de N118. Hieruit bleek dat het voor de bestaande bedrijvenzone Berkenbossen om 1,3 ha ging. 23

24 Invulling Bestaand bedrijventerrein De bestaande bestemmingzones van het huidige bedrijventerrein blijven veelal behouden (uitgezonderd mogelijks bufferstroken). De voorschriften die gelden binnen de bestemmingszone worden deels opgeheven/verfijnd. Enkele standpunten: Seveso-bedrijven zijn momenteel toegelaten op het huidige industrieterrein Berkenbossen. Het is de bedoeling dat deze mogelijkheid voor zulke bedrijven blijft bestaan onder het op te maken PRUP. Hiervoor wordt parallel met het PRUP een Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR) opgemaakt. Het PRUP heeft niet de intentie om de aard en dynamiek van de bedrijven te wijzigen. Het optimaliseren van het ruimtegebruik, met mogelijks toelaten van verhoging van de bouwhoogte, wordt beoogd (zie hiervoor). Volgens de taakstelling regionale bedrijven van de provincie (zie verder ) -in het kader van de afbakening kleinstedelijk gebied Mol wordt een oppervlakte van 39 tot 79ha voorgesteld, waarvan 26 à 66 nog te realiseren en waarvan specifiek voor Berkenbossen nog 26 à 56ha wordt ingevuld. Huidige invulling BPA Colburnlei In het zuidoosten van het onderzoeksgebied is het BPA Colburnlei van toepassing. Dit BPA heeft de zone voor bedrijventerrein volgens het gewestplan omgezet naar een zone voor wonen en recreatie in een groene omgeving. Het toekomstig PRUP Berkenbossen heeft niet als doelstelling om deze invulling van wonen, recreatie en groen te wijzigen. De afbakening van het onderzoeksgebied voor het MER is zo ruim mogelijk benaderd en het BPA Colburnlei is opgenomen in dit onderzoeksgebied. In een latere fase zal bekeken worden of het BPA Colburnlei uitgesloten wordt uit het toekomstig PRUP of de BPA-bestemmingen worden overgenomen en/of bijgestuurd in het PRUP Berkenbossen. Uitbreiding De uitbreiding wordt ingevuld met hoofdzakelijk gemengd regionaal bedrijventerrein. Het gemengd regionaal bedrijventerrein is bestemd voor de inplanting van economische activiteiten met een regionale reikwijdte, waarbij een differentiatie aan economische activiteiten wordt vooropgesteld. De precieze inrichting gebeurt in het inrichtingsplan, rekening houdend met onderstaande aanzet tot voorschriften. Het bedrijventerrein is bestemd voor regionale bedrijven met volgende hoofdactiviteiten: productie, opslag en verwerking van goederen onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten Kleinhandel, dienstverlenende bedrijven, louter residentiele woningbouw en kantoren zijn niet toegestaan. Een beperkte oppervlakte voor gerelateerde kantoren en toonzalen is toegelaten, met een maximale oppervlakte van 20 % van de bebouwde perceelsoppervlakte op het gelijkvloers. 24

25 Een bedrijfswoning per perceel kan toegestaan worden wanneer deze geïntegreerd is, ongelijkvloers, in het bedrijfsgebouw en de bruto-vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 200 m². Seveso-bedrijven zijn niet bij voorbaat uitgesloten in de uitbreidingszone. Hiervoor wordt parallel met het PRUP een Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR) opgemaakt. Zone voor ontsluiting aansluitpunt aan de brug over het kanaal wordt verschoven ten behoeve van een goede ontsluiting Gebied voor groenbuffer Het gebied voor buffer heeft als doel een integratie van de zone voor bedrijvigheid t.o.v. aangrenzende bestemmingen te bevorderen. De omvang en inrichting van de buffer wordt afhankelijk gesteld van de aangrenzende bestemming en bodemgebruik. Gebied voor groenscherm Langsheen de N71 Reservatie- en erfdienstbaarheidsgebieden De reservatie- en erfdienstbaarheidsgebieden zijn die waar perken kunnen worden opgesteld aan de handelingen en werken, teneinde de nodige ruimten te reserveren voor de uitvoering van werken van openbaar nut, of om deze werken te beschermen of in stand te houden. Het betreft langs het kanaal Dessel-Kwaadmechelen een erfdienstbaarheidsgebied van de Dienst voor de Scheepvaart en langs de primaire weg I N71 een erfdienstbaarheidsgebied van de Administratie Wegen en Verkeer Afbakeningsproces kleinstedelijk gebied Mol Algemeen In uitvoering van In het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) is de taakstelling voor het afbakenen van structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden en kleinstedelijk gebieden op provinciaal niveau aan de Provincies gegeven. Geel en Mol zijn in de bindende bepalingen van het RSV meegenomen als structuurondersteunende Kleinstedelijke gebieden. De provincie is in toepassing van artikel 44 van het decreet houdende de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999 bevoegd voor het opmaken van provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (PRUPs) en dit ter uitvoering van het ruimtelijk structuurplan van de provincie Antwerpen (RSPA, besluit Vlaamse regering dd. 10/07/01). Volgens bindende bepaling nr. 42 van het RSPA bakent de provincie in ruimtelijke uitvoeringsplannen de kleinstedelijke gebieden af. De afbakening van de kleinstedelijke gebieden concretiseert de visie zoals uitgewerkt in het RSPA. Definitie stedelijke gebieden De afbakening van het kleinstedelijk gebied heeft tot doel aan te duiden in welke gebieden een beleid van groei, concentratie en verdichting van toepassing is. Dit gewenst te voeren beleid wordt hard gemaakt via de opmaak van één of meerdere ruimtelijke uitvoeringsplannen. Stedelijke gebieden zijn sites waar vandaag reeds een omvangrijke woonfunctie, een relatief hoge bouwdichtheid en een belangrijke concentratie aan stedelijke voorzieningen en economische activiteiten aanwezig zijn. Doel is om nieuwe 25

26 ontwikkelingen inzake wonen, voorzieningen en economische activiteiten zoveel mogelijk te bundelen in deze stedelijke gebieden. In een stedelijk gebied, wordt een stedelijkgebiedbeleid gevoerd. Dit is het beleid dat gevoerd wordt in de stedelijke gebieden, waar ontwikkeling, concentratie en verdichting uitgangspunten zijn, maar steeds met respect voor de draagkracht van het stedelijk gebied. Dit betekent een beleid gericht op het creëren van een aanbod aan bijkomende woningen in een kwalitatieve woonomgeving, het kwantitatief en kwalitatief voorzien van ruimte voor economische activiteiten, het versterken van het stedelijk functioneren (diensten, gemeenschapsvoorzieningen, stedelijke voorzieningen, ) en het stimuleren van andere vormen van mobiliteit. Het aanbodbeleid in stedelijke gebieden is essentieel om verdere uitzwerming, lintbebouwing en wildgroei van allerhande activiteiten in het buitengebied te vermijden. Vastleggen grenzen kleinstedelijke gebieden Er dient te worden benadrukt dat het leggen van een grens geenszins duidt op het begrenzen van de groei. De grens trekt wel de lijn tussen gebieden waar stedelijke ontwikkeling gestimuleerd wordt en het buitengebied waar de bebouwingsvormen, de natuur, de landbouw en het bos hun eigen groeiritme bezitten binnen de ontwikkelingsperspectieven geschetst in het RSV en het RSPA. De grens van het stedelijk gebied heeft aldus een beleidsmatige betekenis: een stedelijk gebiedbeleid versus een buitengebiedbeleid. Bij het vastleggen van de grens tussen buitengebied en stedelijk gebied wordt niet enkel rekening gehouden met bijkomende stedelijke activiteiten. De grenzen worden mede bepaald vanuit natuuroogpunt, landbouw en de waardevolle landschappelijke gebieden. Het afbakeningsproces is meer dan het afbakenen van een gebied of het trekken van een lijn. Het vormt ook de basis voor acties van provinciaal niveau die in het stedelijk gebied worden genomen. Voorbeelden zijn de realisatie van renovatieprogramma s, bijkomende woningbouwprojecten, aanleg van een bedrijventerrein, enz. Het gaat hierbij niet enkel om de thema s wonen en werken, ook randstedelijke groengebieden, gemeenschapsen nutsvoorzieningen, recreatie enz. komen aan bod. Vanuit een geïntegreerde afweging wordt getracht vanuit de afbakening van het stedelijk gebied een vernieuwing van de identiteit van de stad tot stand te brengen. De uitdaging bestaat erin door het creëren van een beleidsmatige benadering (grens stedelijk gebied) met ontwikkelingsperspectieven (acties) de ruimtelijke en functionele structuur van de stad te versterken. Bedoeling is om binnen het waardevolle natuurlijke, landschappelijke en bestaande cultuurhistorische kader van de bestaande stedelijke entiteit én haar ruime omgeving een kwalitatieve stedelijke en economische entiteit uit te bouwen met een sterke identiteit. Taakstelling Binnen de grenzen van de kleinstedelijke gebieden hebben de provincies tot taak om bijkomende woningen toe te bedelen. Om de druk op het buitengebied te verlagen moet een aanbod worden gecreëerd in de stedelijke gebieden. De te realiseren woningen binnen de verschillende kleinstedelijke gebieden worden verdeeld als taakstellingen. Voor de omvang van de behoefte aan bijkomende bedrijventerreinen is in het RSPA een taakstelling voor de gehele provincie bepaald. De Provincie Antwerpen heeft 26

27 bijkomend onderzoek uitgevoerd specifiek naar de taakstelling voor bedrijventerreinen in ondermeer kleinstedelijk gebied Mol. PRUP ifv een kleinstedelijk beleid Het PRUP voor de afbakening van de kleinstedelijkgebied Mol, vormt slechts één van de concrete maatregelen die worden ondernomen om het stedelijkgebiedbeleid voor kleinstedelijk gebied Mol te concretiseren. Naast het PRUP voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied, worden gelijktijdig nog andere PRUP s opgemaakt. Voorstudies Begin 2002 werd het afbakeningsproces van het kleinstedelijk gebied Mol opgestart en dit resulteerde april 2003 in een eindrapport met een voorstel van afbakening en een actieplan. In het kader van de afbakening werden 3 provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt, nl. een PRUP voor de afbakeningslijn, een PRUP voor het bedrijventerrein Berkenbossen te Mol en een PRUP voor het bedrijventerrein Stenehei te Dessel. De procedure van het PRUP Afbakeningslijn werd na het openbaar onderzoek stopgezet naar aanleiding van het negatief advies van de minister van ruimtelijke ordening Dirk Van Mechelen. De PRUPs voor de bedrijventerreinen werden door de minister goedgekeurd in juni In 2005 werd het PRUP Bedrijventerrein Berkenbossen door de Raad van State geschorst en daarna door de provincieraad ingetrokken. Het hoofdargument had betrekking op het feit dat een voorafname van het PRUP Berkenbossen aan het afbakeningsproces juridisch niet mogelijk is. Bijkomende argumenten betroffen het indruisen tegen het Vlaamse beleid inzake het vrijwaren van de nog onbebouwde ruimte en de schending van het natuurdecreet en de Habitatrichtlijn. In opdracht van de provincie Antwerpen werd door een studiebureau een nieuwe voorstudie voor het kleinstedelijk gebied Mol opgemaakt. De finaliteit van deze voorstudie is een voorstel van een grenslijn voor het kleinstedelijk gebied en een minstens even belangrijk actieprogramma met concrete voorstellen voor de uitvoering van de ruimtelijke aspecten van het stedelijk beleid. In samenhang met deze voorstudies werd een mobiliteitsstudie uitgewerkt in verband met de N118 (weg Retie-Geel), voor de omgeving en de ontsluiting van de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol. Een aantal infrastructurele aanpassingen (nieuwe verbinding N18-N118 ter hoogte van kanaal Dessel-Herentals voor ontsluiting Goormansdijk, Balmatt en ontlasting kernen Mol, Dessel, Witgoor en regio Kempense Meren; verbetering ring Retie; nieuwe verbinding N118-R 14; maatregelen kernen Mol, Retie, Geel, ) zijn in de eerste plaats nodig om de huidige problemen op vlak van verkeersleefbaarheid en verkeersafwikkeling in gans het gebied op te lossen. De verkeersinfrastructuur dient eerst aangepast vooraleer bijkomende ontwikkelingen kunnen worden toegestaan. Op het grondgebied van Geel en Mol is de nieuwe verbinding N18-N118 belangrijk. Ook de streefbeeldstudie N19/R14/N71 heeft invloed op de verkeersafwikkeling Overzicht van de PRUP s binnen het afbakeningsproces Op basis van de voorstudie laat de provincie Antwerpen nu door IOK ondermeer een PRUP voor de afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Mol opstellen en verschillende PRUP s (waaronder een PRUP voor regionaal bedrijventerrein Berkenbossen) dewelke zijn gesitueerd in Figuur

28 Voor elk van deze PRUP s worden screening naar de plan-mer-plicht uitgevoerd. Voor PRUP Berkenbossen wordt door Soresma onmiddellijk overgegaan tot de opmaak van een plan-mer (voorliggend document als eerste fase). Daarnaast wordt voor PRUP Berkenbossen een Ruimtelijk Veiligheidsrapport opgemaakt (door SGS Belgium NV). Figuur 2-2 Situering van een voorstel tot afbakening van het kleinstedelijk gebied Mol, met de betreffende plangebieden (bron: IOK) Opmerking: de afbakeningslijn, die tevens besproken wordt in het screeningsrapport, bevat nog enkele onzekerheden en dit ondermeer ter hoogte van de gebieden met een streepjeslijn: ter hoogte van PRUP Berkenbossen (plan-mer zal meer duidelijkheid geven over de meest wenselijke ligging van de lijn) en ter hoogte van de zone en noorden van PRUP Pastoor Wuytsstraat (PRUP 5). Indien in een latere fase in het PRUP Berkenbossen de westelijke uitbreiding anders wordt goedgekeurd zal de afbakeningslijn hieraan worden aangepast. De huidige afbakeningslijn is gelegd op de maximale uitbreiding. PRUP 1 Afbakening Kleinstedelijk gebied Mol Met het PRUP wordt tot op perceelsniveau de lijn vastgelegd die de grens vormt tussen het Kleinstedelijk Gebied Mol en het buitengebied. De doelstellingen om de lijn in een PRUP op te nemen zijn de volgende: uitvoering geven aan het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen een ruimtelijk stedelijk gebied beleid richten naar een afgebakende plek 28

29 de afbakening een juridisch statuut geven zodat ze ook doorwerkt in overheidsinitiatieven en uitvoeringsplannen van gemeenten en provincie PRUP 2 Wauwerdijk Momenteel is het grootste gedeelte van deze ruimte in agrarisch gebruik en wordt doorsneden door de Vlemincksloop. Binnen deze ruimte situeren zich enkele woonhuizen in open bebouwing in aansluiting met het bestaande woonweefsel. Dit PRUP heeft tot doel het ontwikkelen van een woonuitbreidingsgebied naar een nieuw stedelijk woongebied. De functies en activiteiten beperken zich tot wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. PRUP 3 Schoolstraat Het oostelijk gedeelte van het onderzoeksgebied is reeds ingevuld met woningen. Midden in het westelijk deel dat geschikt is voor ontwikkeling, ligt een hondenschool. Het niet ingevulde gedeelte (westelijk gedeelte) van het onderzoeksgebied wordt voornamelijk ingenomen door grasland. In het noordelijke deel van deze zone is een instelling voor gehandicapten gevestigd met een parking in de rand van het binnengebied. In het noordoosten van het onderzoeksgebied is een voetbalveld gelegen op het niet-ingevulde deel. Het niet-ingevulde gedeelte in het oosten bestaat uit diepere tuinen van bestaande woningen. Dit PRUP heeft tot doel het ontwikkelen van woonuitbreidingsgebied tot een nieuw stedelijk woongebied. Voor de ruimte die zal worden ingenomen door woningen, beperken de functies en activiteiten zich tot wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. PRUP 4 Ezaartveld Het oostelijk deel van het onderzoeksgebied is, op enkele braakliggende percelen na, reeds ontwikkeld als woongebied. De westelijke rand bestaat uit diepe tuinzones van de woningen langs de Schoolstraat. De overige zones zijn vnl. akkers waarvan een zuidelijke smalle strook is ingericht als groene speelweide. Dit PRUP heeft tot doel de gronden van het westelijk gelegen binnengebied van het woonuitbreidingsgebied te ontwikkelen als een nieuw stedelijk woongebied. De functies en activiteiten beperken zich tot wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. PRUP 5 Pastoor Wuytsstraat Het onderzoeksgebied is een overgangsgebied tussen Sluis en het stadsrandpark Galbergen. Het oostelijk deel van het onderzoeksgebied is nagenoeg volledig ontwikkeld als woongebied. Het is nagenoeg volgebouwd met residentiële open bebouwing. Het westelijk deel dat te ontwikkelen is, wordt momenteel gebruikt als weide en bosgebied. Dit PRUP heeft tot doel de gronden van het westelijk gelegen overgangsgebied van het woonuitbreidingsgebied te ontwikkelen als een nieuwe stedelijk woongebied. De functies en activiteiten beperken zich tot wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. PRUP 6 Stenehei Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van een niet ingevulde nucleaire zone naar zone voor gemengde regionale bedrijvigheid, aansluitend bij een bestaande bedrijvenzone Stenehei. De huidige bedrijvenzone Stenehei is het resultaat van een aantal uitbreidingen van de oorspronkelijke KMO-zone die op het gewestplan voorzien was. De bestaande KMO 29

30 zone Stenehei op het gewestplan werd in het verleden uitgebreid door het BPA Stenehei artikel 17 Uitbreiding AZ (MB dd. 25/09/1991). Een tweede uitbreiding gebeurde in het PRUP Stenehei (MB dd. 07/06/2004). Ondertussen werd ook BPA Uitbreiding BPA Stenehei opgemaakt (MB d.d. 20/07/2004), welke een grenscorrectie en update van de stedenbouwkundige voorschriften van het BPA artikel 17 Uitbreiding AZ doorvoerde. De vraag die nu voorligt is een uitbreiding van de bedrijvenzone met ongeveer 10,4 hectare, in oostelijke richting (in die zin kan nu gesproken worden van PRUP Stenehei fase II). Op basis van de voorstudie van de afbakening van het kleinstedelijk gebied Mol, en de taakstelling m.b.t. regionale bedrijvigheid die de provincie hiertoe heeft, werd Stenehei fase II geselecteerd om bijkomende regionale bedrijvigheid te voorzien. PRUP 7 Berkenbossen Dit PRUP moet voorzien in aangepaste voorschriften voor het het huidige bedrijventerrein Berkenbossen en de uitbreiding ervan door de herbestemming van overwegend natuurgebied naar regionale bedrijvigheid. Voor dit PRUP wordt het milieueffectenrapport opgemaakt. PRUP 8 Molderdijk Het onderzoeksgebied bestaat uit een concentratie van verschillend ruimtegebruik en dit geënt op de Molderdijk en het kruispunt ervan met de N71. De zone ten noorden van de Molderdijk wordt ingenomen door woonwijken, een meubelmagazijn, en een jeugdinstelling. Het gedeelte ten zuiden van de Molderdijk wordt ingenomen door een commerciële activiteitenzone, commerciële activiteiten, woningen, bedrijfsgebouwen en een onderwijsinstelling Aansluitend op het kruispunt van N71 en Molderdijk bevinden zich enkele onbebouwde en niet-ingevulde percelen, zowel in woonuitbreidingsgebied als in parkgebied. Het opzet van het PRUP is het ordenen, bestemmen en zo versterken van het plangebied als beperkte poort tot het kleinstedelijk gebied Mol door een gepaste inrichting en opvulling van de kleinhandelsconcentratie mogelijk te maken en dit met respect voor de nabijgelegen woonfunctie. Het PRUP zal het kader vormen voor een gepaste ordening en inrichting van het gebied en voor een gepaste opvulling van de restruimten. De bestaande gemeenschapsvoorzieningen blijven behouden en kunnen verder opgevuld worden binnen hun eigendomssituatie. De gepaste herbestemming hiervoor dient in het PRUP te gebeuren. PRUP 9 De Markt Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van een beperkte oppervlakte natuurgebied naar een bestemming voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut zodat de bestemming van de gebruikspercelen van de instelling voor bijzondere jeugdbijstand De Markt die gelegen zijn langs de Oude Nete in overeenstemming gebracht wordt met het effectieve gebruik + de mogelijkheid gecreëerd wordt om een behoefte in het voorzien van een meisjescampus op te lossen. PRUP 18 Leeuwerikstraat Centraal in het onderzoeksgebied is een jeugdlokaal gelegen. Het niet ingevulde gedeelte van het onderzoeksgebied betreft zuidelijk voornamelijk grasland en akkerland en noordelijk voornamelijk diepere achtertuinen van bestaande eengezinswoningen. Dit PRUP heeft tot doel de gronden binnen het woonuitbreidingsgebied te ontwikkelen als een nieuw stedelijk woongebied. Voor de ruimte die zal worden ingenomen door 30

31 woningen, beperken de functies en activiteiten zich tot wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Hierna volgt een overzicht van de beoogde ontwikkelingen voor de verschillende deelplannen. Belangrijke opmerking bij de tabel: De taakstelling opgesteld voor een kleinstedelijk gebied beoogt een minimum. In de opgave van mogelijke invulling wordt vanuit een maximaal scenario vertrokken. Onderstaande aantallen en oppervlaktes kunnen nog verminderd worden op basis van ondermeer de volgende elementen: het schrappen van een aantal gebieden omdat de taakstelling wordt overschreden het schrappen van een aantal gebieden omdat de cumulatieve effecten te groot zijn het niet weerhouden van een aantal diepe tuinen in de projectzones het behouden en verder uitbouwen van een aantal aanwezige functies en het bufferen hiervan de dichtheid van het aantal woningen. Deze elementen maken deel uit van beleidsbeslissingen die pas genomen zullen worden op basis van PRUP-dossiers en op basis van adviezen van andere overheidsinstanties (departement RWO, ). Meer dan waarschijnlijk zijn deze beslissingen pas mogelijk op basis van een plenaire vergadering waar alle verschillende elementen ten aanzien van elkaar worden afgewogen. De effecten in de screeningsdossiers en aldus ook de cumulatieve effecten worden maximaal benaderd, waardoor er een worst-case benadering wordt gevolgd. Tabel 2-1 Richtinggevende* oppervlakten PRUP s kleinstedelijk gebied Mol (bron: IOK) PRUP s KSG Mol onderwerp PRUP Opp. onderzoeksgebied(ha) ontwikkelbare oppervlakte Maximale bijkomende ontwikkelingen (kwantitatief) 1 Afbakeningslijn Vastleggen afbakeningslijn KSG Mol nvt nvt 2 Wauwerdijk Herbestemming woonuitbreidingsgebied naar stedelijk wonen 9,00 Tussen 4,8 en 7,0 ha 175 woningen** 3 Schoolstraat Herbestemming woonuitbreidingsgebied naar stedelijk wonen 18,10 Tussen 5,5 en 10,0 ha 250 woningen** 4 Ezaartveld Herbestemming woonuitbreidingsgebied naar stedelijk wonen 7,70 Tussen 4,0 en 5,2 ha 130 woningen** 5 Pastoor Wuytsstraat Herbestemming woonuitbreidingsgebied naar stedelijk wonen 13,70 Maximaal 6,6 ha 165 woningen** 6 Stenehei Herbestemming nucleaire zone naar regionaal bedrijventerrein 10,40 Maximaal 10 ha 10 regionale bedrijven 31

32 PRUP s KSG Mol 7 Berkenbossen 8 Molderdijk 9 De Markt 18 Leeuwerikstraat Verbinding N118-N18 Donk- Goormansdijk onderwerp PRUP Herbestemming (bestaand bedrijventerrein) en uitbreiding (in natuurgebied) naar regionaal bedrijventerrein Ontwikkeling zuidelijke poort KSG Mol door o.a. herbestemming naar grootschalige kleinhandel Herbestemming van natuurgebied naar openbaar nut i.f.v. Instelling voor Bijzondere Jeugdbijstand Herbestemming woonuitbreidingsgebied naar stedelijk wonen Voorstudie ruimtelijk onderzoek en afweging milieu-effecten nieuwe verbinding N118-N18 Donk-Goormansdijk Opp. onderzoeksgebied(ha) 227,00 33,60 7,90 5,00 nvt ontwikkelbare oppervlakte voorwerp plan-mer Maximaal 2,4 ha Maximaal 2,4 ha Tussen 4,0 en 4,2 ha Maximale bijkomende ontwikkelingen (kwantitatief) ifv kleinhandel. Het PRUP voorziet voor de rest vnl. in een regularisatie van de bestaande toestandv bijkomende uitbreiding van jeugdinstelling ten zuiden van Oude Nete met randvoorwaarden 105 woningen** Geen nieuwe ontwikkelingen *: De cijfers die in deze tabel worden gebruikt zijn enkel richtinggevend, gezien de plangebieden en de invulling van de plangebieden op dit moment nog niet afgerond is en nog niet ten gronde besproken met de verschillende partners. **: Voor de maximale bijkomende woningen in de projectgebieden van de PRUP s werd gerekend met het maximale scenario: maximale ontwikkelbare oppervlakte x maximale dichtheid (25 wo/ha) 32

33 2.5. Alternatievenonderzoek Locatiealternatieven Taakstelling provincie Antwerpen m.b.t. de afbakening van regionale bedrijventerreinen Stand van zaken provincie - juli Omgaan met provinciale taakstelling De provincie is bevoegd voor de afbakening van bijkomende regionale bedrijventerreinen in de kleinstedelijke gebieden en de specifieke economische knooppunten. In dit kader werd de provincie een taakstelling van 437 ha bijkomende bedrijventerreinen opgelegd. Dit pakket (pakket 3) omvat ook de bijkomende lokale bedrijventerreinen in de kleinstedelijke gebieden en de specifieke economische knooppunten. In het RSPA is geen cijfermatige taakstelling voor bijkomende regionale bedrijventerreinen opgenomen voor de afzonderlijke kleinstedelijke gebieden en specifieke economische knooppunten. Het aantal toe te bedelen hectare wordt telkens bepaald tijdens de voorstudies van de afbakeningsprocessen van de kleinstedelijke gebieden of van de regionale bedrijventerreinen in de specifieke economische knooppunten. In functie van de ruimtelijke draagkracht worden zoekzones voor bijkomende regionale bedrijvigheid voorgesteld. De hieruit voortvloeiende oppervlakten worden dan telkens getoetst met de globale taakstelling op provinciaal niveau die in zijn globaliteit wordt bijgehouden. Hiertoe hanteert de provincie een dynamische tabel als intern werkdocument. Deze tabel vertrekt van een taakstelling voor elk kleinstedelijk gebied en specifiek economisch knooppunt afzonderlijk. Bij het bepalen van deze initiële taakstellingen werd rekening gehouden met ruimtelijke aspecten, visies in beleidsdocumenten enz... Deze taakstellingen zijn geen eenduidige getallen, maar vertrekken van een vooropgesteld minimum en maximum. Ze geven een verhouding weer tussen de taakstellingen in de verschillende specifieke economische knooppunten en kleinstedelijke gebieden. Na elk proces wordt het herbestemde aantal hectare ingevoerd in de dynamische tabel. Hierdoor kunnen de minima en maxima van de andere specifieke economische knooppunten en kleinstedelijke gebieden wijzigen, zowel in positieve als in negatieve zin. Bovendien is er ook een ondergrens vastgesteld voor de minima, zodat naast het totale takenpakket ook de zekerheid dat in elk economisch knooppunt een bijkomend bedrijventerrein kan gerealiseerd worden, bewaakt wordt. Dit systeem laat toe om flexibel te kunnen inspelen op opportuniteiten die blijken bij het voeren van de verschillende processen zonder de provinciale taakstelling in gevaar te brengen Invulling taakstelling Onderstaande oppervlakten werden berekend in GIS. Bij de intekening van de contouren werd volgende werkwijze gehanteerd: De contouren worden bruto ingetekend. M.a.w. ze omvatten buffers, wegenis, ; Zaken die niets met het bedrijventerrein te maken hebben worden eruitgehaald (bv. woonlinten in PRUP De Kluis); 33

34 Enkel de bijkomende oppervlakte wordt meegenomen. Dus bestaande bedrijvenzones volgens het gewestplan en BPA s worden eruitgesneden (bv. PRUP Willebroek-noord); Lokale bedrijventerreinen (GemRUP s) in kleinstedelijke gebieden en economische knooppunten worden meegenomen (voor zover bekend, bv. GemRUP Hoge Mauw Arendonk); Regularisaties en uitbreidingen van zonevreemde bedrijven worden niet meegenomen (ook sectorale BPA s/rup s), dus bv. niet PRUP Rodendijk; Bestemmingswijzigingen voor (nieuwe) kantoren en (nieuwe) kleinhandel worden wel meegeteld (maar komt tot op heden niet voor). Twee gewestplanwijzigingen werden goedgekeurd na 1 januari 2000 (BVR 30 maart 2001) en dragen dus bij tot de te realiseren taakstelling van 437 ha: economisch knooppunt Duffel (Reynaers): 23 ha; kleinstedelijk gebied Lier (Hagenbroek): 17 ha. Beide gewestplanwijzigingen vullen 40 ha van de taakstelling in. Op 7 juni 2004 werd de afbakening van het kleinstedelijk gebied Mol goedgekeurd door de minister. In dit kader werden 3 PRUP s voor bijkomende regionale bedrijventerreinen goedgekeurd: PRUP Berkenbossen te Mol: 36 ha bijkomend gemengd regionaal bedrijventerrein als uitbreiding van de bestaande industriezones op het gewestplan. Dit PRUP werd echter door de provincieraad terug ingetrokken als gevolg van een schorsingsarrest door de Raad van State (arrest nr van 17 mei 2005); PRUP Holven te Balen (economisch knooppunt): herbestemming van bestaande ambachtelijke zone naar gemengd regionaal bedrijventerrein incl. uitbreiding met 19 ha; PRUP Stenehei te Dessel: 13 ha gemengd regionaal bedrijventerrein. In totaal werden in het kleinstedelijk gebied Mol en in het economisch knooppunt Balen 32 ha van de provinciale taakstelling gerealiseerd. Ook bij de afbakening van het kleinstedelijk gebied Lier werd een bijkomend regionaal bedrijventerrein aangeduid. Het PRUP Antwerpsesteenweg werd door de minister goedgekeurd op 28 juli 2006 en is goed voor 26 ha bijkomende regionale bedrijvigheid. In het afbakeningsproces van het kleinstedelijk gebied Hoogstraten werd een bijkomende zone aangeduid voor de vestiging van regionale bedrijvigheid. Het PRUP De Kluis werd op 14 mei 2007 door de minister goedgekeurd. Middels dit PRUP werd 62 ha regionaal bedrijventerrein bijgecreëerd. In Hoogstraten heeft de deputatie op 13 juli 2006 ook een GemRUP goedgekeurd (De Meiren-Heuvelstraat). In dit GemRUP wordt 4 ha bijkomend bedrijventerrein gerealiseerd. In Hoogstraten werd dus in totaal 66 ha van de taakstelling gerealiseerd. 34

35 Als uitvoering van het kaderplan voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de Brabantse poort (Niel, Boom, Puurs, Willebroek en Bornem) werden ook reeds een aantal PRUP s opgemaakt: PRUP Pullaar te Puurs (economisch knooppunt): omzetting van 31 ha agrarisch gebied naar regionaal bedrijventerrein (goedkeuring minister op 12 juli 2004); PRUP Krekelenberg II te Boom (kleinstedelijk gebied) en Niel: omzetting van lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter naar regionaal bedrijventerrein. Omdat het gaat over een bestaande bedrijvenzone op het gewestplan, draagt dit PRUP niet bij tot de provinciale taakstelling (goedkeuring minister op 7 juni 2006); PRUP Willebroek-noord bis te Willebroek en Puurs (economische knooppunten): herstructurering van een bestaande brownfield met een uitbreiding van 14 ha (goedkeuring minister op 22 december 2008). In de Brabantse poort werd dus tot op heden 45 ha gerealiseerd. In het economisch knooppunt Arendonk heeft de deputatie op 28 augustus 2008 een GemRUP goedgekeurd (Hoge Mauw). In dit GemRUP wordt 14ha bijkomend bedrijventerrein gerealiseerd. Datum goedkeuring RUP/gewestplanwijziging Gemeente(n) # ha 30 maart 2001 Gewestplanwijziging Hagenbroek Lier maart 2001 Gewestplanwijziging Reynaers Duffel 23 7 juni 2004 PRUP Holven Balen 19 7 juni 2004 PRUP Stenehei Dessel juli 2004 PRUP Pullaar Puurs 31 7 juni 2006 PRUP Krekelenberg II Boom/Niel 0 13 juli 2006 GemRUP De Meiren/Heuvelstraat Hoogstraten 4 28 juli 2006 PRUP Antwerpsesteenweg Lier mei 2007 PRUP De Kluis Hoogstraten augustus 2008 GemRUP Hoge Mauw Arendonk december 2008 PRUP Willebroek-noord bis Willebroek/Puurs 14 totaal 223 Het saldo bedraagt dus: 437 ha provinciale taakstelling pakket 3-40 ha gewestplanwijzigingen na 1 januari ha PRUP s regionale bedrijventerreinen - 14 ha GemRUP 214 ha Er resten dus nog 214 ha aan bijkomende regionale bedrijventerreinen te verdelen. Momenteel zijn een aantal processen in voorbereiding: 35

36 PRUP Berkenbossen te Mol: 16 à 56 ha; PRUP Stenehei fase 2 te Dessel: 10 ha; PRUP De Hulst te Willebroek/Mechelen: 40 ha; PRUP s in het kader van de afbakening van het kleinstedelijk gebied Geel: 30 à 70 ha; Momenteel wordt een ruimtelijk onderzoek gevoerd naar de mogelijkheden voor de inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek: 30 à 70 ha. Het vermelde aantal ha voor PRUP Berkenbossen en in Willebroek en Geel zijn vermoedelijke cijfers. Het uiteindelijke cijfer zal pas vastliggen op het moment dat de procedures voor de herbestemmingen volledig zijn afgerond. Veel hangt immers nog af van de resultaten van het overleg en het openbaar onderzoek. Om de verdere verdeling over de provincie te bekijken, kan dus voor deze processen voorlopig enkel gewerkt worden met vorken waarbinnen de te herbestemmen oppervlakte zich zal bevinden. Gemiddeld rest er dus een saldo van 28 ha (214 ha ha) voor de kleinstedelijke gebieden Heist-op-den-Berg, Boom en Herentals en het economisch knooppunt Malle. Deze planprocessen zullen vermoedelijk niet op korte termijn worden opgestart. Mogelijk kan hiervoor een nieuwe taakstelling worden gebruikt in het kader van de herziening van het RSV. Overheveling taakstelling In het RSV is de mogelijkheid voorzien om voor bepaalde economische knooppunten waar het uitvoeren van een te omvangrijke taakstelling tot ruimtelijk onverantwoorde oplossingen zou leiden (= overschrijden van ruimtelijke draagkracht), een gedeelte van de taakstelling toe te wijzen aan economische knooppunten van een lager niveau zoals de kleinstedelijke gebieden. Het grootstedelijk gebied Antwerpen wordt hierbij expliciet vermeld (RSV, p. 445). Op 27 mei 2009 werd door provincie en Vlaams gewest een protocol ondertekend waarmee een deel van de Vlaamse taakstelling voor de periode werd overgeheveld van het Vlaams gewest naar de provincie (principebeslissing deputatie dd. 23 april 2009 en goedkeuring deputatie dd. 20 mei 2009). Het gaat over een cijfer van 150 ha. De provincie werkt momenteel aan een partiële herziening van het RSPA waarin de overgehevelde taakstelling zal worden geoperationaliseerd. Hiermee wordt het saldo voor de kleinstedelijke gebieden Heist-op-den-Berg, Boom en Herentals en het economisch knooppunt Malle verhoogd tot 178 ha Zoekzones voor bedrijventerreinen binnen of nabij kleinstedelijk gebied Mol De inventaris en afweging van zoekzones voor bedrijventerreinen, is uitgebreid toegelicht in Bijlage 1 ( 10.1). wat hierna volgt is de methodiek en conclusie van de afweging ha = 36 ha + 10 ha + 40 ha + 50 ha + 50 ha 36

37 De inventaris van alle mogelijke locaties die een (potentieel) ruimtelijk functionele relatie vertonen met het KSG Mol levert een lijst van 19 te onderzoeken locaties. Tabel 2-2 geeft een schematisch overzicht van het locatieonderzoek in 2 stappen. Stap 1: inventaris van alle zones na eerste screening In eerste instantie wordt de gemeente gescreend op alle potentiële locaties die een mogelijke ruimtelijk functionele relatie vertonen met het kleinstedelijk gebied, uitgaande van de onderzochte zones in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en de voorstudie. De zoekzones betreffen potentiële locaties die effectief een verhoging van de juridische voorraad betekenen. Met ander woorden gebieden waar een opvulling of herstructurering binnen de bestaande bestemmingen mogelijk zijn worden niet meegenomen, daar zij geen antwoord kunnen bieden op de provinciale taakstelling inzake regionale bedrijvigheid. Een eerste screening gebeurt verder op basis van onderstaande parameters: Beschikbare ruimte (hoofdzakelijk onbebouwd) minimaal 10 ha Harde grenzen vanuit de open ruimte: Niet gelegen in structureel sterk agrarisch gebied van bovenlokaal belang (herbevestigd agrarisch gebied: HAG) Niet gelegen in natuurconcentratiegebied van bovenlokaal belang (Speciale beschermingszones in het kader van de Europese richtlijn NATURA gebieden; gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk: VEN-gebied) (Potenties voor) ruimtelijk functionele relatie met het kleinstedelijk gebied provinciale taakstelling Deze eerste screening (stap 1), leidt tot het schrappen van 4 locaties: Mol Donk 3 en Mol Donk 4 (< 10 ha)mol Meergoor en Mol Ginderbuiten (VEN, habitatrichtlijngebied). Ook de locatie Goormansdijk wordt niet meegnomen voor verdere analyse in stap 2. Voor deze locatie voorziet het Vlaamse gewest immers een RUP voor uitbreiding (in het kader van historisch gegroeide bedrijvigheid) waardoor de opportuniteit voor de provinciale taakstelling vervalt. Stap 2: Afweging van de zoekzones op basis van diverse criteria De resterende locaties (shortlist) worden onderzocht op basis van diverse parameters: Locatieparameters RSV (relatie stedelijk gebied/economisch knooppunt/bestaande bedrijventerreinen ontsluiting) Beschikbare ruimte Grens- en/of voorwaardenstellende elementen (fysisch systeem - natuur - bodemgebruik) Praktische realisatiemogelijkheden Inzake praktische realisatiemogelijkheden worden een aantal locaties niet weerhouden omdat ze te veel onzekerheden bevatten voor een eventuele ontwikkeling op korte of middellange termijn. Het betreft volgende locaties: Achterbosheide 1, Achterbosheide 2, VITO (ontwikkelingspespectieven nucleaire zone) 37

38 Zandwinningsgebied(zandwinning Sibelco) De Haag (deels herbevestigd agrarisch gebied, volledig omgeven door woonzone, slechte ontsluiting) De locaties Rauw1, Rauw 2 en Bankei vertonen geen ruimtelijke of functionele link met de voorlopige contour van het KSG Mol, noch met een bestaand bedrijventerrein en zijn gelegen in aaneengesloten openruimtegebieden met hoofdfunctie landbouw, natuur (in relatie met valleigebieden). Voor deze gebieden werd tevens op Vlaams niveau een duidelijke open ruimtevisie geformuleerd in het kader van regio Neteland). Deze locaties worden daarom niet weerhouden. Locatie Nieuwedijk wordt niet weerhouden omdat de zone geen potenties biedt voor ontwikkeling als regionaal bedrijventerrein. Hoofdverantwoordelijke is de problematische ontsluiting in combinatie met de beperkte omvang. Van de resterende locaties scoren de locaties Berkenbossen West en Oost het best inzake ontsluitingsmogelijkheden: beide locaties sluiten rechtstreeks aan op een primaire weg (N71) zonder bijkomend aansluitingspunt en met mogelijkheden tot optimalisatie van de bestaande knelpuntaansluiting. Verder is multimodaliteit aanwezig (waterfront kanaal 1350 ton). De locatie Rijsbergdijk scoort op dit vlak minder omdat enkel ontsloten kan worden door bijkomende belasting van het bestaande aansluitpunt op de N71 (zonder optimalisatiemogelijkheden) of via de Postelsesteenweg. Voor locatie Rijsbergdijk is er tevens een conflict met de Vlaamse visie regio Neteland (afbakening gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur). Ook in de bestaande visies op gemeentelijk en provinciaal niveau wordt (expliciet) voor een andere functionele invulling gekozen. Met name het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan van Balen voorziet enkel beperkte uitbreiding van het terrein in functie van bestaande (zonevreemde) bedrijven met behoud van voldoende buffering tussen de woonzones. De locatie grenst met noordelijke, oostelijke en zuidelijke zijde onmiddellijk aan woongebied wat de oppervlakte noodzakelijke buffering sterk doet toenemen. De noodzakelijke brede buffering reduceert de netto beschikbare oppervlakte en kan ook de kosten-batenbalans (in functie van praktische realisatie) verstoren. Van de overgebleven locaties scoort Berkenbossen Oost inzake beschikbare oppervlakte beter dan Stenehei en Berkenbossen West. De laatste 2 locaties hebben immers een beperkte beschikbare netto oppervlakte. Een ontwikkeling van Stenehei kan wel voorzien in afwerking van het bestaande regionale bedrijventerrein. Bijkomende voorwaarde voor duurzame ontwikkeling van Stenehei is een optimalisatie van de ontsluiting, i.c. een opwaardering van de N118 tot secundaire weg en invulling van de missing link in de ring rond Geel (noordelijke aansluiting op N19 of oostelijke aansluiting op N71). Voor Berkenbossen West geldt gelet op de beperkte oppervlakte en de mogelijke ruimteclaims van een het aangrenzende bestaande logistieke bedrijf- dat een ontwikkeling samen moet bekeken worden met ontwikkeling van Berkenbossen Oost. Rekening houdend met heel voorgaande afweging en de voorliggende taakstelling komen de locaties Stenehei en Berkenbossen in aanmerking om bijkomende regionaal bedrijventerrein te voorzien. Stenehei: mogelijkheid tot beperkte uitbreiding en afwerking van Stenehei, uitgaande van een optimalisatie van de N118 ontsluitingsproblematiek. 38

39 Berkenbossen Oost en West. Het terrein kan rechtstreeks aansluiten op de N71 zonder bijkomend aansluitpunt (en met potentie tot optimalisatie van het bestaande) en er is ruimte beschikbaar mits buffering. Daarnaast sluit het gebied aan op bestaand regionaal bedrijventerrein en is het terrein niet gelegen in herbevestigd agrarisch gebied. Voor deze zoeklocaties worden dan ook PRUP s opgemaakt. Dit MER betreft het onderzoek naar milieueffecten voor de zone Berkenbossen. In het onderzoek naar milieueffecten zal blijken welke effecten te verwachten zijn en hoe deze kunnen worden gemilderd. 39

40 Tabel 2-2 Schematisch overzicht van de screening in 2 stappen van de potentiële locaties voor regionale bedrijvigheid KSG Mol locatie Opp (ha) Stap 1 Relatie stedelijk gebied, bestaande bedrijventerreinen 1 Mol Donk 3 3,5 < 10 ha 2 Mol Donk 4 8 < 10 ha 3 Mol Balen 41,5 ok Buiten contour KSG, Rauw 1 niet aansluitend op bestaand bedrijventerrein 4 Mol Rauw 2 40 ok Buiten contour KSG, niet aansluitend op bestaand bedrijventerrein 5 Mol Balen Bankei 6 Mol Achterbosheide 1 7 Mol Achterbosheide 2 67 ok Buiten contour KSG, niet aansluitend op bestaand bedrijventerrein 32 ok Buiten contour KSG, niet aansluitend op bestaand bedrijventerrein 20 ok Buiten contour KSG, niet aansluitend op bestaand bedrijventerrein 8 Mol Meergoor 24 Habitatrichtlijngebied, VEN 1 e fase 9 Mol Ginderbuiten 80 Habitatrichtlijngebied, VEN 1 e fase 10 Mol - Dessel Zandwinningsgebied 11 Mol Berkenbossen west 12 Mol Berkenbossen oost 25 ok Buiten contour KSG, bestaand bedrijventerrein aan overzijde kanaal 13,5 ok Binnen contour KSG, aansluitend op bestaand regionaal bedrijventerrein 47 ok Rand contour KSG, aansluitend op bestaand regionaal bedrijventerrein 13 Mol Kiezelweg 22,5 ok Rand contour KSG, fysieke scheiding met bestaand regionaal bedrijventerrein (N71) 14 Mol VITO 100 ok Buiten contour KSG, niet aansluitend op bestaand bedrijventerrein 15 Mol Haag 95 ok Rand contour KSG, niet aansluitend op bestaand bedrijventerrein 16 Dessel Stenehei 10 ok Buiten contour KSG, aansluitend op bestaand regionaal bedrijventerrein Stap 2 ontsluiting Beschikbare ruimte Grenzen en/of voorwaarden open ruimte (incl. visies andere beleidsniveaus) Rechtstreeks op N71 (primaire weg), mits nieuw aansluitpunt Geen multimodaliteit Rechtstreeks op N71 (primaire weg), mits nieuw aansluitpunt Geen multimodaliteit Rechtstreeks op N71 (primaire weg), mits nieuw aansluitpunt Geen multimodaliteit onrechtstreekse ontsluiting via N118 (voortraject enkele km) statuut wegenis? Geen multimodaliteit onrechtstreekse ontsluiting via N118 (voortraject enkele km) statuut wegenis? Geen multimodaliteit onrechtstreekse ontsluiting via N118 mits realisatie van nieuwe verbinding waterfront aanwezig (600 T) rechtstreekse ontsluiting via N71 (primaire weg) via bestaande aansluitpunt waterfront aanwezig (1350 T) rechtstreekse ontsluiting via N71 (primaire weg) via bestaande aansluitpunt; optimalisatie aansluitpunt mogelijk waterfront aanwezig (1350 T) Rechtstreeks op N71 (primaire weg), mits nieuw aansluitpunt Geen multimodaliteit onrechtstreekse ontsluiting via N118 waterfront aanwezig (600 T) onrechtstreeks op N71 na problematisch voortraject geen multimodaliteit onrechtstreeks op N118 na kort voortraject geen multimodaliteit realisatiemogelijkheden ok Aaneengesloten natuur landbouw Vallei Scheppelijke Nete (Visie regio Neteland: vallei, natuur) Geen bijzonderheden ok Aaneengesloten natuur landbouw Geen bijzonderheden Vallei Scheppelijke Nete (visie regio Neteland: vallei, natuur) ok Aaneengesloten natuur landbouw Geen bijzonderheden Vallei Scheppelijke Nete (visie regio Neteland: vallei, natuur) ok Geen bijzonderheden Onzekerheid ivm toekomstperspectieven nucleaire zone ok Geen bijzonderheden Onzekerheid ivm toekomstperspectieven nucleaire zone ok Ruimte eerder beperkt; ontwikkeling dient samen bekeken te worden met oostelijke deel. ok gevarieerd landschap en bodemgebruik grote wateroppervlakte Vallei van de Scheppelijke Neet ten zuiden vallei van de Scheppelijk Neet ten zuiden naaldhoutaanplant met stapsteen functie Eigendom Sibelco zandwinning Dempen van de ontginningsput noodzakelijk waarbij de economische haalbaarheid in vraag kan worden gesteld. Realisatiekans onwaarschijnlijk Geen bijzonderheden Geen bijzonderheden ok Visie regio Neteland: natuurverweving Mogelijk lage netto-bruto verhouding ok Effectief beschikbare netto oppervlakte wordt sterk gereduceerd door buffering en herbestemd agrarisch gebied Ruimte eerder beperkt; ontwikkeling dient beschouwd als afwerking zone (supplementair) visie regio Neteland: vrijwaren kleinschalige open ruimtegebieden, bosfragmenten open ruimtekamer met divers bodemgebruik, waarvan deels (professioneel) agrarisch geen bijzonderheden Onzekerheid toekomstperspectieven zone ivm nucleaire Mogelijk lage netto-bruto verhouding; ingesloten ligging Geen bijzonderheden 40

41 locatie 17 Mol - Dessel Nieuwedijk 18 Dessel Goormansdijk 19 Balen Rijsbergdijk Opp (ha) Stap 1 Relatie stedelijk gebied, bestaande bedrijventerreinen 12;5 ok Buiten contour KSG, aansluitend op bestaand lokaal bedrijventerrein 29,5 opmaak gewestelijk RUP voor uitbreiding van de zone 49,5 ok Rand contour KSG, aansluitend op bestaand regionaal bedrijventerrein Stap 2 ontsluiting Beschikbare ruimte Grenzen en/of voorwaarden open ruimte (incl. visies andere beleidsniveaus) onrechtstreeks na problematisch voortraject geen multimodaliteit rechtstreekse ontsluiting via N71 (primaire weg) via bestaande aansluitpunt; optimalisatie aansluitpunt niet mogelijk waterfront aanwezig (1350 T) Ruimte is beperkt; ontwikkeling dient beschouwd als afwerking (lokaal!) bedrijventerrein ok realisatiemogelijkheden geen bijzonderheden Mogelijk lage netto-bruto verhouding naaldhoutaanplant + gedifferentieerde natuurelementen (potentie als stapsteen) enkel beperkte uitbreiding ifv bestaande (zonevreemde) bedrijven gedragen door GRS Geen bijzonderheden 41

42 Planningsalternatieven binnen het onderzoeksgebied Berkenbossen Zoals reeds aangehaald worden de oostelijke en westelijke uitbreidingszones binnen het onderzoeksgebied in het MER in eerste instantie zo ruim mogelijk benaderd. Dit rekening houdend met een maximalistische invulling van het industriegebied en de ontsluiting ervan. Uit het MER kan blijken of het onderzoeksgebied al dan niet kan worden ingekrompen tot wat uiteindelijk het plangebied (PRUP-contour) zal zijn en of er randvoorwaarden zijn naar inplanning van bestemmingszones toe. Er zijn in eerste instantie dan ook geen inrichtings alternatieven voorop te stellen. Tijdens de MER/PRUP opmaak zal blijken waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt naar afbakening en invulling van het PRUP (zie eerder). Een belangrijke vermelding hierbij is de nauwe interactie tussen de opmaak van het PRUP en de opmaak van het MER: de noodzakelijke milderende maatregelen op niveau van het PRUP dewelke voortvloeien uit het MER-onderzoek zullen aanleiding geven tot het concreet afbakenen van de bestemmingszones of invulling geven aan stedenbouwkundige voorschriften van het PRUP. Ingevolge de milieueffectbeoordeling worden m.a.w. aanbevelingen, maatregelen, randvoorwaarden of voorstellen tot afbakening en inplanting gedaan. I.f.v. de doorwerking in de besluitvorming zal het MER in de mate van het mogelijke bij de milderende maatregelen aangeven wanneer en hoe deze zullen/kunnen doorwerken (bv. rechtstreekse doorwerking in stedenbouwkundige voorschriften van het PRUP of in specifieke inrichtingsstudies, of in stedenbouwkundige aanvragen, ) Nulalternatief Bij de bespreking van mogelijke effecten vindt in het MER een toetsing plaats t.a.v. het nulalternatief. Hierin wordt het scenario geschetst van de ontwikkeling van het gebied bij het uitblijven van het planningsinitiatief. Dit komt neer op het verder invullen binnen de bestemmingsvoorschriften en komt quasi overeen met de autonome evolutie van de referentiesituatie (de toestand van het gebied zoals die zou ontstaan zonder gestuurde beïnvloeding van buitenaf). 42

43 3. Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden In het juridisch kader worden de verschillende relevante aspecten inzake het milieubeleid voor het onderzoeks- en studiegebied toegelicht. Dit gebeurt vanuit drie invalshoeken: een eerste luik omvat de (korte) beschrijving van de wetgeving in het kader van de ruimtelijke ordening. het tweede deel bevat een opsomming van de wettelijke bepalingen op het vlak van de milieuhygiëne (recht dat ertoe strekt een aantal negatieve invloeden op het leefmilieu te voorkomen/beperken). in het laatste deel komen de bepalingen van het milieubeschermingsrecht aan bod (recht dat het behoud/herstel van positieve elementen beoogt). In Tabel 3-1 worden de juridische randvoorwaarden opgesomd en in Tabel 3-2 de beleidsmatige randvoorwaarden die in het kader van gelijkaardige plannen moeten worden nagegaan, samen met hun relevantie voor dit plan, een korte bespreking en een verwijzing naar het hoofdstuk in deze of het MER waar de randvoorwaarde van toepassing is. Opmerking bij de kolom Relevant in volgende tabellen: Onder relevant wordt hier bedoeld relevant voor verdere bespreking in het MER in een speciale paragraaf of onder specifieke disciplines. Voor bepaalde randvoorwaarden zal bij relevant nee aangeduid staan: daar waar de randvoorwaarde niet van toepassing is op het voorgenomen plan of op het onderzoeks- en studiegebied. daar waar de randvoorwaarde wel van belang kan zijn bij de verdere projectontwikkeling binnen het onderzoeksgebied, in de verdere vergunningsprocedure maar echter niet relevant op planniveau (omdat dit juridisch niet afdwingbaar is of wegens het ontbreken van voldoende detailleringsgraad/planuitwerking). Dit wordt in de tabel aangeduid als nee*. Daarnaast wordt in de kolom hoofdstuk verwezen naar het hoofdstuk in deze nota of in het uiteindelijke MER waar meer informatie over de randvoorwaarde wordt/zal worden meegegeven. In bepaalde gevallen wordt er in de tabel verwezen naar de gestuurde ontwikkeling. Hiermee wordt het volgende bedoeld (zie ook verder in deze nota): Gestuurde ontwikkeling beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdend met de evolutie onder invloed van plannen (zoals RUP s, ontwikkelingsprojecten in de omgeving, ) en beleidsopties (zoals structuurplannen, ). In het MER wordt nagegaan of het plan bepaalde mogelijke wenselijke ontwikkelingsscenario s niet hypothekeert of een knelpunt vormt. 43

44 Tabel 3-1 Juridische randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het onderzoeksgebied en/of studiegebied Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Ruimtelijke planning Gewestplan Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) Ruimtelijke uitvoeringsplannen Stedenbouwkundige vergunning Bodembestemming van de gronden in Vlaanderen Plan opgesteld door een stad/gemeente voor een bepaald deel van het grondgebied van de stad/gemeente In de toekomst zullen de gewestplannen en plannen van aanleg in voorkomend geval vervangen worden door ruimtelijke uitvoeringsplannen die de link leggen met de hogere structuur van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, het Provinciaal en het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Concrete toepassing van de normen van het Decreet Ruimtelijke Ordening en het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening ja ja ja nee* ja In het Gewestplan wordt het bestaande industriegebied ingekleurd als industriegebied. De uitbreidingszones zijn gedeeltelijk ingekleurd als natuurgebied, bosgebied en gebied voor verblijfrecreatie. BPA s onderzoeksgebied: BPA industrieterrein Berkenbossen BPA uitbreiding industriezone Berkenbossen BPA Colburnlei De huidige BPA s zijn niet meer afdoende als juridisch kader voor de verdere ontwikkeling en uitbreiding van het regionaal industrieterrein. Het betreft het voorgenomen onderzoeksgebied van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Berkenbossen. Het PRUP biedt een noodzakelijk juridisch kader voor de verdere ontwikkeling en uitbreiding van Berkenbossen In het kader van deelaspecten van het plan (op projectniveau) dienen stedenbouwkundige vergunningen te worden aangevraagd (voor bijvoorbeeld het reliëf van de bodem aanmerkelijk wijzigen, bouwen, ). Voorwaarden m.b.t. infiltratie en buffering van hemelwater dienen te voldoen. Verkavelingen nee Er zijn geen verkavelingen van toepassing op het onderzoeksgebied. Besluit van Deze gewestelijke stedenbouwkundige Ja (maar Elk toekomstig gebouw in Vlaanderen met een Water Zie Kaart 4 Zie Kaart 4 en Kaart 5 Voorwerp plan- MER. Zie ook planbeschrijving / Discipline water in het MER / 44

45 Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk "houdende vaststellingen van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater" (B.S ) Milieuhygiënerecht Bodemsaneringsdecreet Vlarebo (uitvoeringsbesluit) nieuw decreet betreffende de bodemsanering en bodembescherming van 27 oktober 2006 en het Vlarebo van 14/12/2007 is van kracht verordening legt minimale voorschriften op, waarbij de gemeenten en provincies vrij zijn om strengere normen op hun grondgebied uit te vaardigen. Deze stedenbouwkundige verordening gaat dan ook uit van het principe dat hemelwater in eerste instantie hergebruikt moet worden, dan infiltreert in de bodem en als het niet anders kan, vertraagd wordt afgevoerd. Regelt de bodemsanering, potentiële verontreinigingsbronnen, historisch verontreinigde gronden en grondverzet in Vlaanderen. beperkt op dit planniveau) Ja (maar beperkt op dit planniveau) dakoppervlakte groter dan 75 vierkante meter zal in de aanleg van een hemelwaterput moeten voorzien. Dit geldt ook wanneer een dakconstructie met meer dan 50 vierkante meter wordt uitgebreid (vrijgesteld: gebouwen die op een goed <3are worden opgericht). Indien verharde grondoppervlakten groter dan 200 vierkante meter worden aangelegd, die bestaande infiltratiemogelijkheden grotendeels vernietigen, vallen ze ook onder deze regelgeving. De stedenbouwkundige verordening is niet van toepassing op het openbaar domein / openbare wegenis. Aangegeven als randvoorwaarden in het plan- MER. Vooral op projectniveau of binnen de verdere besluitvorming/ vergunningsaanvragen meer uit te detailleren. Er bevinden zich verschillende percelen in het onderzoeksgebied die een bodemonderzoek hebben ondergaan. Er zijn tevens 2 dossiers binnen de bestaande industriezone waarvoor een bodemsaneringsproject dient te worden opgesteld. Ongetwijfeld zijn er percelen binnen het onderzoeksgebied opgenomen in het register van verontreinigde gronden. De uitvoering van het plan brengt grondverzet met zich mee. Hiervoor zal er een technisch verslag en een bodembeheerrapport dienen te worden opgesteld. Uitvoeren van onderzoek naar uitgegraven grond zit niet vervat binnen het MER. Beoogd grondverzet kan in fase van het plan- Discipline Bodem 45

46 Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk MER nog niet correct ingeschat worden. Van toepassing bij de concrete realisatie van voorliggend plan, op het huidige plan-niveau weinig relevant Vlarea (Het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en beheer - uitvoeringsbesluit van het afvalstoffendecreet), Vlarem I Vlarem II Wet op de bescherming van oppervlaktewateren Wet op de onbevaarbare waterlopen regelt het beheer en voorkomen van afvalstoffen in Vlaanderen. Ook het aanwenden van afvalstoffen als secundaire grondstof wordt hierin gereglementeerd. Vlarem I is een uitvoeringsbesluit van het milieuvergunningsdecreet. Hierin worden de procedures voor de meldingen en milieuvergunningsaanvragen vastgelegd Hierin worden de algemene en sectorale voorwaarden beschreven waaraan vergunningsplichtige activiteiten moeten voldoen. Daarnaast bevat dit besluit ook milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater, grondwater, lucht, geluid en bodem. Regelt de bescherming van oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net en de territoriale zee tegen verontreiniging en legt de kwaliteitsdoelstellingen vast voor alle oppervlaktewateren. Hierin wordt vastgelegd dat buitengewone werken van wijziging van de waterlopen slechts kunnen uitgevoerd worden nadat hiervoor een machtiging bekomen is vanwege de bevoegde nee* nee* ja Ja ja 46 Bij de aanleg van de infrastructuur en gebouwen kunnen mogelijk materialen vrijkomen die bij hergebruik onder de VLAREA-reglementering vallen Van toepassing bij de concrete realisatie van voorliggend plan, op het huidige plan-niveau weinig relevant Voor de exploitatie van nieuwe activiteiten zal een milieuvergunning dienen te worden aangevraagd. Voor de bestaande activiteiten zijn overwegend milieuvergunningen toegekend. In de disciplines water, geluid en lucht zal een toetsing aan de randvoorwaarden m.b.t. omgevingskwaliteit worden opgenomen. De Vlarem-voorwaarden zijn uiteraard van toepassing op de bestaande en toekomstige bedrijven Het kanaal Dessel-Kwaadmechelen moet voldoen aan de kwaliteitsdoelstelling viswater en productie drinkwater. De waterlopen Scheppelijke Nete en zonder naam moeten voldoen aan de kwaliteitsdoelstelling basiskwaliteit Er bevinden zich twee onbevaarbare waterlopen in het onderzoeksgebied: Scheppelijke Nete (2 de categorie) en waterloop zonder naam (niet geklasseerd) in het zuiden / / verschillende disciplines in het MER Discipline Water Discipline Water

47 Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk overheid. Bevaarbare waterlopen Grondwaterdecreet Voor de bevaarbare waterlopen geldt o.a. een besluit betreffende het toekennen van vergunningen, het vaststellen en innen van retributies voor het privatieve gebruik van het openbaar domein van de waterwegen en hun aanhorigheden Regelt de bescherming van het grondwater, het gebruik ervan en het voorkomen en vergoeden van schade. De procedure voor het aanvragen van een vergunning voor de onttrekking van of infiltratie naar het grondwater, evenals voor boringen naar grondwater, is geïntegreerd in VLAREM (rubrieken 52 tot en met 55). Specifieke voorwaarden voor hoger genoemde activiteiten zijn opgenomen in de hoofdstukken 5.52 tot en met 5.55 van VLAREM II. De afbakening van waterwingebieden en beschermingszones valt onder het besluit van 27 maart ja Ja (maar beperkt op dit planniveau) nee Binnen het onderzoeksgebied bevindt zich een gedeelte van het bevaarbaar kanaal Dessel- Kwaadmechelen. In het kader van de werken nodig voor de aanleg van de infrastructuur en bouwvolumes is het mogelijk dat bemaling noodzakelijk is. In het plan-mer zal de kwetsbaarheid voor mogelijke daling van het grondwater worden ingeschat. Details bemaling en effecten: vooral op project-niveau, tijdens voorbereidend studiewerk architect of binnen de verdere besluitvorming /vergunnings-aanvragen van belang. Volgens VLAREM I Bijlage 1, rubriek 53.2, geldt voor het onderzoeksgebied meldingsplicht voor bronbemaling. Binnen een straal van 1km van het onderzoeksgebied wordt geen drinkwaterwinning geëxploiteerd. Polders en Watering nee Er is geen Polder of Watering actief in het onderzoeks- of studiegebied. Decreet Integraal Waterbeleid Dit decreet is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water in de Vlaamse wetgeving en legt de doelstellingen, principes en structuren vast voor een vernieuwd duurzaam waterbeleid. In dit decreet wordt o.m. de watertoets als instrument voor een integraal waterbeleid opgenomen. ja Voor een activiteit die of plan dat wordt onderworpen aan een milieueffectrapportage geschiedt de analyse en evaluatie van het al dan niet optreden van een schadelijk effect op de kwantitatieve toestand van het grondwater en de op te leggen voorwaarden om dat effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren in dit rapport. Dit decreet houdt Discipline Water Discipline Water in het MER / Discipline Water in het MER 47

48 Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk eveneens in dat de schade door overstromingen zo veel mogelijk worden beperkt door oplossingen die aansluiten bij de natuur van het watersysteem (o.a. aanpak aan de bron en het voorzien van buffering voor overtollig water) en dat de nodige ruimte voor water planmatig wordt vastgelegd. Uitvoeringsbesluit watertoets (B.S. 31/10/2006) Richtlijn 1999/30EG en Richtlijn 2008/05/EG Dit besluit geeft de lokale, provinciale en gewestelijke overheden, die een vergunning moeten afleveren, richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. D.m.v. de watertoets dient de overheid na te gaan hoe het watersysteem zal worden beïnvloed. Het watersysteem is het geheel van alle oppervlaktewater (gaande van water dat een helling afstroomt tot de rivieren), het grondwater en de natuur die daarbij hoort. Betreffende de luchtkwaliteitsnormen De dochterrichtlijnen (van de Kaderrichtlijn Lucht (96/62/EG) die in Vlaanderen reeds van kracht zijn, betreffen o.a.: de richtlijn 1999/30/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 april 1999 betreffen-de grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht. Werd omgezet in Vlarem II op 18 januari De nieuwe kaderrichtlijn lucht integreert drie dochterrichtlijnen en legt bijkomende immissiedoelstellingen op inzake PM2,5 ja ja 48 In het MER worden de effecten (op planniveau) op het watersysteem onderzocht en wordt aangegeven of herstel- en compensatiemaatregelen nodig zijn. De in het plan-mer te berekenen concentraties zullen worden getoetst aan de geldende grenswaarden bepaald in de Europese wetgeving. Discipline water in het MER Samenvatting van effecten t.g.v. wijziging van het watersysteem als bijdrage van het oordeelkundig uitvoeren van de watertoets in het MER Discipline lucht in het plan-mer

49 Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Besluit van de Vlaamse Regering van 22/7/2005 inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingsgeluid en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1/6/1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne Gewestgrensoverschrijdende effecten Milieubeheersrecht Natuurdecreet Dit besluit zet de Richtlijn 2002/49/EG van het Europese Parlement en de Raad van 25/6/2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai om door titel II van het VLAREM aan te passen. Verdrag van Espoo: Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (UNECE, 1991) Dit decreet regelt het beleid inzake natuurbehoud en vrijwaring van het natuurlijke milieu, inzake de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu, inzake de handhaving en het herstel van de daartoe vereiste milieukwaliteit en inzake het scheppen van een zo breed mogelijk draagvlak. Algemene maatregelen ter bescherming van de natuur dienen te worden opgevolgd. Het decreet regelt tevens de procedure van de afbakening van de Speciale Beschermingszones. Het gebiedsgericht beleid houdt ook de ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het ja Wordt rekening mee gehouden in het plan-mer Discipline geluid in het plan-mer nee ja ja 49 Het onderzoeksgebied ligt niet binnen de 5 km t.o.v. de lands- of gewestgrens. Bovendien zijn er geen effecten voor mens of milieu te verwachten met een lands- of gewestgrensoverschrijdende impact Algemene bepalingen uit het Natuurdecreet, met ondermeer het stand-still beginsel en de zorgplicht zijn uiteraard van toepassing. Ten noorden van de N71 nabij het onderzoeksgebied is een afbakening van het NATURA 2000 netwerk gelegen, meer bepaald Habitatrichtlijngebied BE Valleigebied / Discipline Fauna en flora in het MER Discipline Fauna en flora in het MER

50 Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Integraal Verwevings- en ondersteunend Netwerk (IVON) in. Het natuurdecreet legt de voorschriften en geboden in VEN en de Speciale Beschermingszones vast. Tevens regelt dit decreet het soortgericht natuurbeleid (soortenbescherming). ja nee ja van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden. Ten noorden van de N71 nabij het onderzoeksgebied is tevens een afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk(VEN)gelegen, meer bepaald De Maat-Den Diel-Buitengoor. Er zijn rekening houdend met de grote afstand tot (ca. 3km) Vogelrichtlijn geen effecten te verwachten op deze beschermingszone. Noch zijn effecten te verwachten op Ramsargebieden. Soortenbescherming: het voorkomen van beschermde soorten in het studiegebied wordt verder in het MER nader omschreven. / Reductieplan bestrijdingsmiddelen Dit decreet bepaalt dat openbare besturen vanaf 1 januari 2004 geen bestrijdingsmiddelen meer mogen gebruiken bij het beheer van het openbare domein. Bij de stapsgewijze aanpak zou ten laatste eind 2014 het gebruik aan banden worden gelegd. Ja (maar beperkt op dit planniveau) Dit is enkel geldig voor het openbaar domein. Voor privé-terreinen geldt het nulgebruik niet. Disciplines Bodem, Water in het MER Natuurreservaten Voor elk erkend natuurreservaat wordt een beheersplan opgesteld. ja Ten noorden van het onderzoeksgebied is het erkend natuurreservaat Buitengoor gelegen. Ten zuiden van het onderzoeksgebied is het erkend natuurreservaat Molse Nete gelegen. Beiden in eigendom/beheer van Natuurpunt. / Bosreservaten Nemen van beschermings- en beheersmaatregelen nee In het onderzoeks- of studiegebied bevindt zich geen bosreservaat / Bosdecreet Heeft tot doel het behoud, de bescherming, de aanleg, het beheer en het herstel van de bossen en het natuurlijk milieu van de bossen te regelen. Het regelt o.a. compensatie van ja Er liggen verschillende bosstructuren in en nabij het onderzoeksgebied. Het Bosdecreet is hier van toepassing. Daarnaast dient elders voor het plaatselijk rooien van bomen een stedenbouwkundige- of kapvergunning te Discipline fauna&flora in het MER 50

51 Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk ontbossing. worden aangevraagd. Landschapsdecreet en decreet tot bescherming van monumenten, stadsen dorpsgezichten. Decreet op het archeologisch patrimonium Regelt de bescherming van landschappen en de instandhouding, het herstel en het beheer van de in het Vlaams Gewest gelegen beschermde landschappen. Regelt de bescherming van de monumenten, stads- en dorpsgezichten. De erfgoedlandschappen vormen een onderdeel van het Decreet inzake de landschapszorg. Nieuw is het behoud van de erfgoedlandschappen via de tussen-stap van aanduiding van ankerplaatsen. Dat zijn de meest waardevolle landschappen zoals weergegeven in de landschapsatlas. Vanaf de opname in ruimtelijke uitvoeringsplannen worden deze ankerplaatsen erfgoed-landschappen genoemd. Regelt de bescherming, het behoud en de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium en organiseert en reglementeert de archeologische opgravingen. Zie verder verdrag van Malta onder de beleidsmatige randvoorwaarden. ja nee ja ja Ten noorden van het onderzoeksgebied is het beschermd landschap Buitengoor Meergoor gelegen. In het MER zal worden nagegaan of er vanuit het onderzoeksgebied mogelijks een beïnvloeding hierop te verwachten is. In en in de omgeving van het onderzoeksgebied bevinden zich geen beschermde stads/dorpsgezichten of beschermde monumenten. Net ten noorden van het onderzoeksgebied ligt ankerplaats Buitengoor en Sluismeer. De CAI (Centraal Archeologische Inventaris) wordt geraadpleegd om na te gaan of er archeologische vaststellingen gebeurd zijn binnen het onderzoeksgebied. Daarnaast wordt advies gevraagd aan de beheerarcheologen van Agentschap R-O Vlaanderen, Onroerend Erfgoed (via terinzagelegging voorliggende nota) en wordt de provinciale archeologische dienst geraadpleegd. Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie binnen het MER Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 51

52 Tabel 3-2 Beleidsmatige randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het onderzoeksgebied en/of studiegebied Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1996) Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (2001) Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos regio Neteland Geeft de richtlijnen weer van het toekomstig gebruik van de ruimte in Vlaanderen. De hoofddoelstelling is het behoud en waar mogelijk versterking en de uitbreiding van de nog resterende open ruimte. Geeft de hoofdlijnen weer van het ruimtelijk beleid dat de provincie Antwerpen wil voeren (MB 10 juli 2001). De ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos regio Neteland resulteerde in de eindnota van gewenste ruimtelijke structuur en uitvoeringsprogramma' (juni 2006).' ja ja ja Ruimtelijke visie op Vlaanderen. Onderstaande bindende bepalingen zijn van toepassing op het PRUP Berkenbossen: Stedelijk netwerk op Vlaams niveau Kempische As Structuurondersteunend kleinstedelijk gebied Mol (afbakening in PRUP) Economisch knooppunt Mol (afbakening regionaal bedrijventerrein in PRUP) Differentiatie bedrijventerreinen (gemengd, specifiek, lokaal, historisch gegroeid) Primaire weg categorie I N 71 Hoofdspoorweg voor goederenvervoer IJzeren Rijn (Duinkerken-Antwerpen-Neerpelt- Ruhrgebied) Het studiegebied van het PRUP Berkenbossen behoort tot de hoofdruimten Oostelijke netwerken (ENA en Kempische As) en Netegebied en de deelruimten Kempische As en Grote Nete. De netwerken vormen een versterking van de stedelijke en economische structuur in het oosten van de provincie met het Netegebied als kwetsbare onderlegger. Selectie kleinstedelijk gebied met een structuurondersteunend hoofddorp type I Mol Het onderzoeksgebied is niet gelegen in te herbevestigen agrarisch gebied. De afbakening is meegenomen in de afweging van zoekzones voor bedrijventerreinen in de afweging naar locatiealternatieven. Beschrijving onderzochte alternatieven en randvoorwaarden Beschrijving onderzochte alternatieven en randvoorwaarden Zie paragraaf locatiealternatieven 52

53 Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Op 21 december 2007 nam de Vlaamse regering een beslissing over de herbevestiging van de agrarische gebieden en het operationeel uitvoeringsprogramma, mits "technisch nazicht". Na technisch nazicht kwam er een mededeling met een aantal aangepaste documenten op de Regering op 22 februari Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Mol (2006) en Balen (2007) Afbakening kleinstedelijk gebied Mol Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan (GNOP) (1997) Gemeentelijk mobiliteitsplan Mol (2001) Gewestelijk Milieubeleidsplan MINA (19 sept. 2003); verlengd als MINA3+ Geeft de hoofdlijnen weer van het ruimtelijk beleid dat de gemeente Mol en Balen wil voeren. De voorstudie van de afbakening is lopende. Het PRUP voor de afbakening is in opmaak Beschrijft het natuurbeleid dat de gemeente Mol en Balen de komende jaren wil voeren. Beschrijft het mobiliteitsbeleid dat de gemeente Mol de komende jaren wil voeren Bevat de beleidskeuzen voor het milieubeleid in Vlaanderen op korte en middellange termijn. ja ja ja ja ja 53 Het MER zal nagaan of het plan de relevante bepalingen in structuurplannen al dan niet hypothekeert. De afbakening van het kleinstedelijk gebied heeft tot doel aan te duiden in welke gebieden een beleid van groei, concentratie en verdichting van toepassing is. Dit gewenst te voeren beleid wordt hard gemaakt via de opmaak van één of meerdere ruimtelijke uitvoeringsplannen. Bepaalde relevante aspecten zijn opgenomen in de structuurplannen. Met betrekking tot de ontsluiting van bedrijventerreinen voor zwaar verkeer wordt op regionaal niveau de N71 als belangrijkste verbinding tussen E313 en N74 (Hasselt- Eindhoven) aangegeven. Er wordt een herinrichtingsmaatregel van de primaire weg N71 ter hoogte van het bedrijventerrein Berkenbossen voorgesteld. Relevante thema s zijn: Hinder - Project 17: integratie hinderbeleid (doel: het hinderbeleid in de ruimtelijke ordening integreren) Verdroging, Verstoring door geluid Gestuurde ontwikkeling in het MER Hoofdstuk Beschrijving van het plan in deze nota Gestuurde ontwikkeling Gestuurde ontwikkeling Gestuurde ontwikkeling

54 Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Verstoring door licht, Verlies aan biodiversiteit Provinciaal milieubeleidsplan (ontwerpfase, openbaar onderzoek vanaf september 2008) Gemeentelijk milieubeleidsplan Mol Beschrijft het milieubeleid dat de komende jaren in de provincie Antwerpen zal gevoerd worden. Beschrijft het milieubeleid dat de gemeente Mol de komende jaren wil voeren: MBP ja De globale doelstellingen werden verdeeld over 4 grote thema s: 1. ruimte voor water 2. biodiversiteit 3. klimaatverandering 4. duurzame grondstoffen en duurzaam productgebruik Ondermeer past hierin de visie om beekvalleien te laten uitgroeien tot waardevolle groen blauwe corridors ja Speerpunten uit het beleid zijn ondermeer: - de waterkwaliteit verbeteren - grote open ruimtes behouden en verder ontwikkelen - Geluids-, geur-, lichthinder, bodemaantasting en luchtverontreining verder vermijden - De leefbaarheid van de mobiliteit verhogen Gestuurde ontwikkeling Gestuurde ontwikkeling Ruilverkaveling Landinrichting Natuurinrichting Een ruilverkaveling herschikt landbouwpercelen binnen een vooraf afgebakend gebied. Heeft tot doel de inrichting van landelijke gebieden te realiseren overeenkomstig de bestemmingen toegekend door de ruimtelijke ordening. Heeft tot doel een gebied optimaal in te richten in functie van het behoud, het herstel en het beheer van natuur. nee nee nee Het onderzoeksgebied is niet gelegen in een ruilverkavelingsproject Het onderzoeksgebied is niet gelegen in een landinrichtingsproject. Het onderzoeksgebied is niet gelegen in actueel lopend natuurinrichtingsproject (project uitgevoerd 2005: Buitengoor-Meergoor) Regionale landschappen Hier kunnen openbare besturen, nee Het onderzoeksgebied is niet gelegen in een / / / / 54

55 Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk diensten en verenigingen elkaar ontmoeten en samenwerken aan de ontwikkeling van de streek. Deelbekkens Vlaanderen is ingedeeld in 11 rivierbekkens. De organisatie van het rivierbekkenbeleid zal gebeuren door het opstellen van een deelbekkenbeheerplan. Waterbeleid Masterplan provincie Antwerpen Europese Conventie van Malta (La Valetta, 1992) Het masterplan omvat een algemeen kader, de krachtlijnen van het provinciaal waterbeleid en een gedetailleerd overzicht per bekken. De vertaling naar Vlaamse regelgeving is nog niet gebeurd. Vanuit de Vlaamse Overheid wordt er wel naar gestreefd te handelen in de geest van Malta. Er wordt hierbij in de eerste plaats gestreefd naar het behoud van de sites in situ, wat een inschakeling van archeologie in de vroegste fasen van de ruimtelijke planning vereist. Daar waar behoud in situ niet mogelijk is, is het enige mogelijke alternatief een preventief archeologisch onderzoek van de bedreigde sites. In het verdrag zijn tevens bepalingen opgenomen m.b.t. de financiering van archeologisch onderzoek. In art. 5 van het verdrag wordt verplicht te waarborgen dat milieueffectrapportage en de daaruit voortvloeiende beslissingen ten volle rekening houden met archeologische vindplaatsen en hun context. ja ja ja afgebakend regionaal landschap. Er is wel een regionaal landschap Kempen met ondermeer de gemeenten Mol en Balen in oprichting Het onderzoeksgebied is gelegen in het stroomgebied van de Schelde, in het Netebekken of meerbepaald deelbekken Molse Nete Het Masterplan wordt er op na gelezen, meer bepaald voor het deelbekken van de Molse Nete Er wordt verder verwezen naar de opmerking onder decreet archeologisch patrimonium juridische randvoorwaarden Discipline Water en Gestuurde ontwikkeling Discipline Water en Gestuurde ontwikkeling in het MER Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie in het MER 55

56 4. Het opstellen van het MER 4.1. Werkingssfeer van het MER De werkingssfeer van het MER kan zich op verschillende niveaus situeren, met name op beleidsniveau, locatieniveau en/of uitvoeringsniveau. Hoewel het een plan-mer betreft situeert de werkingssfeer van dit milieueffectrapport zich eerder op plan- en locatieniveau dan op beleidsniveau. De beslissingen op beleidsniveau werden reeds in een vroeger beslissingsstadium door de betrokken instanties genomen en zijn vastgelegd in de bepalingen van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen Selectie van de significante milieudisciplines In het MER worden de effecten van het plan op de verschillende disciplines onderzocht. Er wordt onderscheid gemaakt tussen sleuteldisciplines, optiedisciplines en niet relevante disciplines. Tabel 4-1 Identificatie van sleutel-, optie- en niet-relevante disciplines voor het plan Discipline Sleuteldiscipline Optiediscipline Niet relevante discipline Bodem Water: grondwater en oppervlaktewater Fauna en flora en biodiversiteit Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Mens ruimtelijke aspecten en hinder Mens- mobiliteit Lucht (gezondheid) Geluid Licht (onder mens) Warmte en stralingen Aanspraak op energie- en grondstofvoorraden Klimaat Voor de evaluatie van de effecten die het voorgestelde ontwikkelingsplan zal teweegbrengen, worden bepaalde disciplines als relevant beschouwd. Het feit dat de ingrepen op de betreffende milieudisciplines onomkeerbare en dus permanente effecten veroorzaken, klasseert hen onder de noemer sleuteldisciplines (zie tabel). De deeldiscipline licht wordt niet als aparte discipline in aanmerking genomen, maar zal besproken worden onder de discipline mens: Verandering in licht kan optreden tijdens de exploitatie van het industrieterrein. Bij de indeling onder mens wordt rekening gehouden met de beperkt ingeschatte kwetsbaarheid, rekening houdend met het reeds aanwezige omgevingslicht van 56

57 de bestaande infrastructuren. Ook in de discipline fauna en flora kan licht een relevant aspect zijn. De discipline klimaat wordt niet weerhouden als relevante discipline in het kader van het ontwikkelingsproject. Deze discipline dient in het MER dus niet onderzocht te worden; de omvang van de ingrepen is immers niet van die aard dat een significant effect op het klimaat kan verwacht worden Afbakening van de referentiesituatie, de ontwikkelingsscenario s en de geplande situatie Er kunnen bij de concrete invulling van een milieueffectrapport (MER) globaal vier hoofdtaken worden onderscheiden: beschrijvende fase (o.a. beschrijving project, referentiesituatie,...) ingreep-effect analyse en beoordeling (zowel globaal als in detail) voorstelling remediërende maatregelen synthese en conclusies Een milieueffectrapport kan pas tot stand komen nadat de milieueffecten vastgesteld zijn, door middel van een vergelijking van de meestal huidige toestand van het studiegebied (referentiesituatie) met de toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het plan (geplande situatie) en de toestand van het gebied zoals die zou ontstaan zonder gestuurde beïnvloeding van buitenaf (autonome ontwikkeling). De referentiesituatie geeft een beschrijving van meestal de huidige toestand van het studiegebied door gebruik te maken van bestaande documenten, veldwaarnemingen, kaartmateriaal, e.d. De bestaande toestand wordt geëvalueerd en kwetsbare gebieden worden afgebakend met het oog op de effectvoorspelling. Opmerking: de referentiesituatie wordt beschreven op basis van de meest recente rapporten, metingen, beschikbare info, kaarten, enz. Per thema binnen de verschillende disciplines zullen dit andere jaartallen betreffen. In het MER wordt indien nodig beschreven welke referentiegegevens worden gehanteerd (bijvoorbeeld voor lucht, geluid, verkeer,...). Er wordt in principe uitgegaan van de meest recent beschreven situatie. Verder worden de mogelijke ontwikkelingsscenario s beschreven. In het MER worden per discipline de effecten getoetst t.o.v. deze ontwikkelingsscenario s. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de autonome ontwikkeling (m.n. de evolutie die het studiegebied zal ondergaan zonder beïnvloeding van buitenaf) en de gestuurde ontwikkeling. Voor de gestuurde ontwikkeling zal rekening gehouden worden met de beleidsmatige en juridische randvoorwaarden zoals doelstellingen vermeld in structuurplannen,. Vervolgens wordt de geplande situatie besproken. De geplande situatie is de toestand van het onderzoeksgebied tijdens en na uitvoering van het ontwikkelingsplan. Voor elke discipline zal bepaald worden welke effectgroepen relevant zijn voor de studie. Een beoordeling van deze milieueffecten zal gegeven worden aan de hand van 57

58 de resultaten bekomen bij de beschrijving van de referentiesituatie. Bij deze beoordeling zal eveneens rekening moeten gehouden worden met de evolutie van het studiegebied m.a.w. men zal de resultaten eveneens moeten toetsen aan de ontwikkelingsscenario s Methodologie effectbeschrijving en beoordeling in het MER Algemene methodiek voor de beoordeling van de effecten De ingreep-effectanalyse omvat een globale analyse en afbakening van de te verwachten relevante milieueffecten. Hierin wordt de milieu-impact van het plan op de meestal huidige toestand beschreven. Dit kan het best gebeuren aan de hand van ingreep-effectenschema s waarop dan de selectie van significante milieueffecten kan gebeuren. Daarna worden de relevante milieueffecten beschreven per milieudiscipline en beoordeeld. Hierbij wordt speciale aandacht besteed aan de reikwijdte van de milieueffecten. Een essentieel kenmerk van het m.e.r.-proces is dat in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de interrelaties tussen de disciplines (bv. mobiliteit geluid). Om te komen tot een verantwoorde confrontatie tussen de voorgestelde ingrepen enerzijds en de effecten en hun impact anderzijds, worden de mogelijke knelpunten en positieve punten tijdens hoofdzakelijk de exploitatiefase en per relevante milieudiscipline weergegeven en beschreven. Gebruik van basiskaarten moet toelaten om de locatie, impact en beoordeling van de relevante effecten beter in te schatten. Alle effecten worden in de tekst beschreven. Kwantificeren en/of op kaart weergeven van effecten is slechts mogelijk wanneer hiervoor voldoende informatie voorhanden is en opportuun op plan-mer niveau. Volgende structuur zal in het MER consequent aangehouden worden: effectbeschrijving en beoordeling ervan per deelingreep (per discipline) samenvatting van de effectbeoordeling voorstel van milderende maatregelen en aandachtspunten eventueel kaart met lokalisatie van de effecten Deze werkmethode wordt verder in deze nota en voor de relevante disciplines meer in detail besproken, waarbij de voornaamste voorspellings- en beoordelingstechnieken beschreven worden die zullen gebruikt worden bij de ingreep-effectanalyses in het milieueffectrapport Waardeschaal van de effectbeoordeling In het MER zal de bespreking, beoordeling en evaluatie van de effecten van het plan (voor de verschillende milieudisciplines) rekening houden met globale ingreepeffectrelaties (op plan-niveau). De beoordeling zal zich baseren op: Wat is de significantie van de ingreep? Het belang van het effect van de ingreep op het desbetreffende onderdeel wordt beoordeeld met de termen 'significant' en met kwetsbaarheid (zeer, matig, weinig). De significantie is een rechtstreeks gevolg van de kwetsbaarheid van het gebied voor een bepaald onderdeel van een discipline (b.v. oppervlaktewaterhuishouding bij water, verdroging bij fauna en flora, ). Wanneer een gebied als kwetsbaar werd getypeerd voor een onderdeel, zal een ingreep die hierop een invloed heeft significant zijn. Wat is de omvang van de effecten? 58

59 De omvang van de effecten wordt vastgesteld en uitgedrukt in termen als groot, matig en gering. Het vaststellen van de omvang van de effecten gebeurt a.d.h.v. de criteria die hierboven werden beschreven, en dit naargelang de milieudiscipline waarop deze effecten invloed uitoefenen. Wat is het waardeoordeel? Het waardeoordeel van het effect wordt met de termen positief en negatief uitgedrukt. Hierin worden nog gradaties onderscheiden, aangeduid met een aantal plus- en mintekens. Deze gradatie verloopt exponentieel. Een combinatie van deze elementen geeft verschillende mogelijkheden, samengevat in volgende matrix. Tabel 4-2 Matrix van de waardeschaal van de effectbeoordeling Omvang van het effect Groot Matig Gering Neutraal significantie van de ingreep6 Waardeoordeel Positief negatief Positief negatief Positief negatief Zeer kwetsbaar /+++ --/ Matig kwetsbaar ++/+++ --/ Weinig kwetsbaar +/++ -/ /0 -/0 0 3 tekens: sterk (pos. of neg.) effect; 2 tekens: matig (pos. of neg.) effect; 1 teken: beperkt (pos. of neg.) effect Onafhankelijk van de omvang of significantie (lees kwetsbaarheid) kan een effect optreden dat neutraal wordt beoordeeld wanneer de (deel)ingreep noch een positief noch een negatief effect teweegbrengt Effecten gerelateerd aan ingrepen Per discipline worden de effecten ten gevolge van de exploitatie (op planniveau) toegelicht. Enkel effecten die onderscheidend kunnen werken op planniveau worden besproken: dit zijn de permanente effecten tijdens de aanlegfase en de permanente effecten tijdens de exploitatiefase. Volgende tijdelijke effecten kunnen globaal gesproken worden verwacht gedurende de aanlegwerkzaamheden, maar worden op plan-niveau niet verder beoordeeld: Bodem: verdichting: na de werkzaamheden kan de bodem waar relevant opnieuw worden losgewerkt om verdichting (indien relevant) te verbeteren. Ook andere maatregelen te nemen tijdens de aanlegwerkzaamheden kunnen de verdichting in eerste instantie beperken. 6 Ook de significantie kan een gradatie hebben of meer specifiek kan de graad van kwetsbaarheid (of de waarde van een gebied) als zeer kwetsbaar, matig kwetsbaar of weinig kwetsbaar ingeschat worden; zodat de combinatie van significantie van de ingreep (mate van kwetsbaarheid) en omvang van het effect een matrix oplevert die de klasse-indeling van ernst oplevert door de combinatie van zeer kwetsbaar gebied respectievelijk matig kwetsbaar gebied... met respectievelijk gering, matige of grote aantasting of omvang van effect. 59

60 Water: Landschap: bodemkwaliteitswijziging kan theoretisch een gevolg zijn van bemaling, nl. door het verspreiden van verontreiniging. Bodemzetting kan ook een gevolg zijn van bemalen. Effecten van bemaling kunnen in principe quasi volledig ondervangen worden door milderende maatregelen tijdens de aanlegfase (bijvoorbeeld door het afschermen van de bouwput, kwaliteitscontrole van het bemalingswater, controle op zettingen ). Deze effecten zijn dan ook niet bepalend op planniveau. Een eventuele kwaliteitswijziging door calamiteiten wordt volledig geregeld door het bodemsaneringsdecreet en haar uitvoeringsbesluit. tijdelijke invloed op grondwaterhuishouding en op oppervlaktewaterkwaliteit en kwantiteit in geval wordt geloosd op de waterloop tijdens bemalen. Ook hier geldt dezelfde opmerking als bij bodem (milderende maatregelen mogelijk tijdens de aanlegfase), waardoor ook deze effecten niet bepalend zijn op planniveau. tijdelijke beïnvloeding van het landschapsbeeld tijdens de aanlegwerkzaamheden, t.g.v. de aanwezigheid van machines, opslag van grond/materiaal,. Deze effecten zijn niet bepalend op plan-niveau. Verkeer, geluid en lucht: tijdelijke verkeerstoename tijdens de aanlegwerkzaamheden (aan- en afvoer van grond en materiaal), met als gevolg eveneens een tijdelijke verstoring van het geluidsklimaat door verhoging geluidsproductie en een tijdelijke toename van luchtverontreinigende componenten (door uitlaatgassen machines en werfverkeer en door op- /wegwaaiend stof). Deze effecten zijn niet bepalend op plan-niveau. Er zou immers gewerkt moeten worden met grove ramingen en inschattingen van mogelijk grondverzet en de inzet van machines over een langere uitvoeringsperiode. De effecten worden beoordeeld ten opzichte van de meestal huidige situatie als referentiesituatie. In deze paragraaf wordt een algemeen ingreep-effectschema voor de globale verkenning van de potentiële milieueffecten gegeven. Er wordt opgemerkt dat voor sommige effectgroepen op planniveau de kwetsbaarheid voor een bepaalde ingreep kan worden meegegeven, doch dat niet altijd kwantificeringen mogelijk zijn. Daarnaast wordt aangehaald dat er geen gewestgrensoverschrijdende effecten worden verwacht. 60

61 Tabel 4-3 Ingreep effectenmatrix: globale inschatting van de milieueffecten Deelingrepen Verwacht effect op Water Bodem Fauna en flora Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie mens ruimtelijke aspecten, hinder & mobiliteit Geluid en trillingen Lucht Ruimtebeslag door de aanwezigheid van bedrijven of het vrijwaren van open ruimte door de aanwezigheid van bufferzone Wijziging infiltratiemogelijkheden hemelwater Wijziging waterbergingsmogelijkheden Wijziging in afvalwaterproductie en stroom. Gewijzigd ruimtegebruik Permanente profielvernietiging Barrièrewerking Rustverstoring Wijziging Landschapsperceptie Wijziging landschapsstructuur Permanente wijziging erfgoedwaarde (archeologisch patrimonium) Wijziging visuele beleving Rustverstoring Ingebruikname industrieterrein (werken, onderhoud en transport en waarborgen ruimte voor water& natuur) Wijziging in ruimte voor water Wijziging in ruimte voor natuurontwikkeling Wijziging in tewerkstellingsmogelijkheden. Wijziging in belasting wegennet, verkeersveiligheid, Hinder t.g.v. wijziging in lichtproductie t.g.v. openbare verlichting e.d. Wijziging geluidsproductie t.g.v. de functies zelf en de gewijzigde verkeersstroom Toename luchtverontreinigende componenten t.g.v. toenemende verkeersbewegingen en een stijging in het aandeel verwarming gebouwen 61

62 Formuleren van milderende maatregelen Binnen het onderzoeksgebied zal het MER aangeven welke verschuivingen van de onderzoeksgrens en invulling gewenst zijn om tot de PRUP-perimeter te komen. Indien de contour van het uiteindelijke PRUP Berkenbossen vastligt, zal ook de uiteindelijke lijn van de afbakening van kleinstedelijk gebied Mol hierop worden afgestemd. Enerzijds zal de effectbeoordeling aanleiding geven tot het vastleggen van de PRUPgrens Berkenbossen en anderzijds zal de beoordeling en milderende maatregelen aanleiding kunnen geven tot een concrete invulling van de stedenbouwkundige voorschriften. De effectbeoordeling kan tevens aandachtspunten of milderende maatregelen naar voor brengen die zich niet meer op plan-niveau bevinden maar bijvoorbeeld wel relevant kunnen zijn op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning. Het MER zal hierin een onderscheid maken met de focus op maatregelen op het PRUP-niveau Interdisciplinaire gegevensoverdracht Eén van de taken van de coördinator van het MER is het organiseren van gegevensoverdracht tussen de disciplines onderling. Een efficiënte gegevensoverdracht heeft een positieve invloed op de gevolgde methodiek van effect- en impactvoorspelling en zal de betrouwbaarheid ervan verhogen. Als gevolg van deze gegevensuitwisseling zullen bepaalde disciplines hun deelstudie pas kunnen voltooien nadat andere disciplines hun deelstudie voltooid hebben. Overigens moeten de gevolgde methodologieën van de verschillende disciplines op elkaar afgestemd worden. Vooral op vlak van mobiliteit en geluid en lucht zijn overdrachten te verwachten en dit zowel tussen deze twee disciplines onderling, als hun relatie tot andere disciplines. Zo kan bijvoorbeeld de inschatting van de geluidsproductie de basis zijn voor de beoordeling van de hindereffecten voor mens of op fauna en flora. In Tabel 4-4 volgt een matrix betreffende de mogelijke interdisciplinaire gegevensoverdracht tussen de betrokken disciplines voor het MER, gekend in fase van nota voor publieke consultatie, voor de ontwikkeling van het PRUP Berkenbossen. 62

63 Tabel 4-4 Interdisciplinaire gegevensoverdracht binnen het plan-mer Disciplines die gegevens opvragen Disciplines die geg. leveren Bodem Water Fauna en flora Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Mens-ruimte, hinder en mobiliteit Geluid en trillingen Lucht Bodem zones waarin bodemgebruik eventueel het water kan beïnvloeden grondwaterkwetsbaarheid (functie van geologie) bodemgebruik wijziging bodemvochtregime verdrogings/vernattingsgevoeligheid kwaliteit van de bodem landgebruik geomorfologie landgebruik bodemverstoring (m.b.t. archeologie) veranderde bodemfuncties bodemvervuiling bodemprofielontwikkeling Water grondwaterstand grondwaterkwaliteit (grond)waterstand (grond)waterkwaliteit waterhuishouding veiligheid (overstromen) mogelijk waterverontreiniging structuurkenmerken voorkomen kwel Fauna en flora BWK-types gevoelig voor kwel vegetatiewijzigingen landschapsperceptie visuele beleving Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie historisch landgebruik visuele beleving Mens-ruimte, hinder en mobiliteit bodemgebruik verkeerstoename barrière hinderaspecten mobiliteitsinfrastructuur voorspellingen verkeersintensiteiten voorspellingen verkeersintensiteiten Geluid en trillingen veranderd geluidsklimaat beleving en hinder Lucht hinderaspecten 63

64 4.5. Methodologie beoordeling in het screeningsdossier voor de afbakening van kleinstedelijk gebied Mol en haar verschillende deelplannen Algemeen Zoals tevens staat vermeld onder 1.8.1, wordt tegelijkertijd aan het plan-mer Berkenbossen, een milieueffectenonderzoek gevoerd naar de verschillende deelplannen (zie 2.4.2; uitgezonderd Berkenbossen) binnen PRUP afbakening kleinstedelijk gebied Mol. De screeningsdossiers worden gebundeld in één document, waarbij eveneens de cumulatieve effecten van de PRUP s (uitgezonderd Berkenbossen) in beeld worden gebracht. Ondermeer worden hiervoor de bestaande mobiliteitsplannen en bestaande mobiliteitsgegevens extra gekaderd. Het plan-mer Berkenbossen zal de effecten van Berkenbossen samenleggen met de cumulatieve effecten van de overige deelplannen binnen de afbakeningslijn (bijvoorbeeld de cumulatie van effecten op de ontsluitingsweg N71) Methodologie plan-mer screening De methodologie voor het opstellen van een screening op milieueffecten is qua opbouw en aanpak gebaseerd op de richtlijnen voor het opstellen van een MER, maar de analyses zijn minder diepgaand: in de regel wordt gewerkt met een kwalitatieve benadering, waar relevant ook (semi)kwantitatief. Analoog aan een projectomschrijving worden onderzoeksgebied/plangebied en het plan zelf inhoudelijk weergegeven, met aandacht voor relevante elementen in relatie tot potentiële milieueffecten. Er wordt een situering gegeven van het plan: de bestaande en de gewenste toestand worden beschreven. Het studiegebied wordt afgebakend in functie van verwachte reikwijdte van mogelijke effecten. Het belangrijkste aspect bij de afbakening is het plan, de planeigenschappen en de verwachte effecten, zowel direct als indirect. De planeigenschappen geven aan welke effecten er waar onderzocht dienen te worden. De reikwijdte van potentiële effecten kan verschillen naargelang de milieudiscipline. Een essentieel elementen voor beoordeling van een plan op milieueffecten is de analyse van en vergelijking met mogelijke alternatieven. De referentiesituatie is de situatie waartegen eventuele milieueffecten van het RUP afgewogen worden. Hiervoor kan het nulalternatief gebruikt worden, maar voor planmer screenings vormt dit niet de regel 7. Bij de effectbeschrijving wordt alleszins de vergelijking gemaakt van geplande toestand versus bestaande toestand (terreinsituatie). Zeker voor eenvoudige dossiers zal de referentietoestand gelijk zijn aan bestaande toestand. Bij de beoordeling van de effecten kan de nadruk meer komen te liggen op het nulalternatief en minder op de bestaande toestand Screening mogelijke milieu effecten en vertaling in ingreep effectenschema Op basis van het plan (inrichtingsmogelijkheden en voorschriften) worden mogelijke milieueffecten gescreend en schematisch weergegeven. Uit dit ingreep 7 Veel hangt af van de situatie op het terrein, het voorwerp van het plan (of de wijziging t.o.v. het bestaande plan), de beslissing die men wenst te nemen en de perceptie die de bevolking eraan zal geven. 64

65 effectenschema komen de disciplines met mogelijk significante effecten tot uiting, die voor verdere bespreking geselecteerd worden. Significante effecten kunnen zowel positief als negatief zijn. We onderscheiden directe en indirecte effecten; tevens kan een onderscheid gemaakt worden tussen tijdelijke en permanente effecten. In deze fase van planning zonder concrete invulling hebben tijdelijke effecten uit de aanlegfase minder relevantie en worden daarom buiten beschouwing gelaten. Milieueffecten kunnen zich voordoen in verschillende milieudisciplines. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen de primaire disciplines (lucht, geluid en trillingen, licht, warmte en straling, bodem en watersysteem, mobiliteit) en de integrerende disciplines (mens, monumenten & landschappen, fauna & flora, klimaat). Deze laatste groep onderscheidt zich van de eerste doordat de effecten zich meestal voordoen op een indirecte manier, nl. via effecten inzake de primaire disciplines. Bij de beoordeling van de effecten wordt dit onderscheid meegenomen: de beoordeling van de primaire effecten gebeurt telkens t.o.v. de integrerende disciplines. Op die manier wordt een dubbele beoordeling vermeden. Grensoverschrijdende milieueffecten Bij de beoordeling wordt gescreend op eventuele grensoverschrijdende effecten. Gebruik hulpbronnen Bij de beoordeling gescreend op eventuele significante effecten als gevolg van het gebruik van hulpbronnen Analyse en beoordeling van mogelijk significante effecten per discipline Enkel de ingrepen die op basis van het ingreep - effectenschema aanleiding kunnen geven tot potentieel significante effecten worden meegenomen voor verdere analyse per discipline: per discipline worden directe en indirecte effecten geanalyseerd en beoordeeld met de referentiesituatie als beoordelingsbasis. Volgende onderdelen worden telkens besproken: Studiegebied (reikwijdte) Referentiesituatie Analyse van ingrepen en effecten Beoordeling effecten Conclusie en aanbevelingen (remediërende maatregelen) In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste geraadpleegde bronnen en de belangrijkste elementen van beoordeling. Niet alle bronnen worden steeds systematisch geanalyseerd, maar enkel waar dit relevant is vanuit de ingrepen en verwachte effecten. Effectbeoordeling gebeurt in de eerste plaats kwalitatief en in gevallen waar dit relevant is, (semi-)kwantitatief. Tabel 5 planmer screening: overzicht bronnen en beoordelingsaspecten per milieudiscipline 65

66 Beschrijving, bronnen beoordelingsaspecten Bodem/ water Bodemkaart van België (bodemtextuur, - profiel en waterhuishouding Geologische kaart van België Vlaamse hydrologische atlas Zoneringsplannen Bekkenbeheerplannen VMM kartering waterkwaliteit Watertoetskaarten Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV Grondwaterkwetsbaarheidskaart Beschermingszones waterwingebieden Geluid Inventaris en analyse van de belangrijkste bestaande geluidsbronnen (verkeerswegen, puntbronnen ) Richtwaarden Vlarem II Input uit discipline mens - mobiliteit Mens* Mobiliteitsprofiel bereikbaarheidsprofiel Actueel bodemgebruik (orthofoto, landbouwgebruikspercelen, ) Input uit disciplines lucht, geluid, landschap Fauna en flora Landschap, erfgoed Lucht Licht Warmte, straling Energie- en grondstofvoorraden klimaat * Mens: ruimtelijke aspecten en hinder, mobiliteit Watertoets Biologische waarderingskaart van België Bijzondere beschermingen zoals SBZ (Vogel- en Habitatrichtlijngebeid) natuurreservaten, VEN Input uit disciplines water, lucht, geluid Orthofoto analyse, terreinkennis Inventaris Beschermde monumenten, landschappen, dorps- of stadsgezichten Landschapsatlas (ankerplaats, relictzone) Landschapskenmerkenkaart Inventaris onroerend erfgoed Input uit discipline mens mobiliteit CAR Vlaanderen Eventuele verstoring van bodemprofiel in relatie tot kwetsbare bodems Waterkwantiteit: oppervlakte verhardingen in relatie tot infiltratie Eventuele lozingen in relatie tot waterkwaliteit en kwaliteitsdoelstellingen Eventuele ingrepen in beekstructuur Gevoeligheid voor overstromingen Infiltratiegevoeligheid Gevoeligheid voor erosie Verontreiniging grondwater in relatie tot kwetsbaarheid Verstoring grondwaterstromen Kwalitatieve beoordeling in relatie tot bestaande bronnen Functiewijziging en wijziging van bodemgebruik Hinderaspecten (geluid, lucht) Gewijzigde visuele beleving Wijziging verkeersafwikkeling en verkeersleefbaarheid Ecotoopverlies en wijziging Versnippering, verstoring ecologische infrastructuur Verdroging, vernatting Verstoring door geluid of andere hinderaspecten Abiotische verstoring Landschapsecologische verstoring Beïnvloeding erfgoedwaarde Verstoring visuele beleving Enkel mogelijk relevant in relatie tot mobiliteit (uitstoot verkeer); voor het overige worden geen significante effecten verwacht Deze milieudisciplines worden beschouwd als niet relevante disciplines gelet op de aard en de omvang van de mogelijke ontwikkeling op basis van de plannen. De planmer screenings leveren de nodige informatie om de watertoets uit te voeren. Deze informatie wordt aangeleverd vanuit de discipline water, waarbij zowel effecten op grondwater (kwaliteit, grondwaterstromen) als oppervlaktewater (waterberging en - buffering, infiltratie, waterkwaliteit, structuurkenmerken) aan bod komen. Eventuele effecten worden beoordeeld voor de mens (drinkwater, veiligheid) en voor fauna en flora (ecotoopwijziging). 66

67 Screening op passende beoordeling - voortoets Voor speciale beschermingszone(s) gelegen binnen de potentiële invloedssfeer van het RUP wordt een screening op passende beoordeling kortweg door ANB voortoets genoemd - gemaakt. De voortoets wordt verwerkt in de respectieve plan-mer screenings van het betrokken RUP. In de eerste plaats wordt de betrokken SBZ expliciet opgenomen in de beschrijving van het studiegebied en in de beschrijving van de referentiesituatie. Verder wordt onder de beoordeling van de relevante milieudisciplines een specifieke beoordeling gemaakt in functie van de voortoets. Omdat naast de directe effecten meestal ook sprake kan zijn van indirecte effecten op fauna&flora via ingrepen-effecten binnen andere milieudisciplines (geluid, licht, water, ), kan ook de beoordeling van de andere disciplines relevant zijn voor de voortoets. Dit wordt telkens expliciet aangegeven. De conclusie van de voortoets of de effecten en de remediërende maatregelen van het PRUP naar de speciale beschermingszone toe, wordt beschreven als conclusie bij de discipline fauna en flora Cumulatieve effecten Bij de beoordeling van de milieueffecten wordt tevens rekening gehouden met eventuele cumulatieve effecten van de PRUPs onderling (behoudens cumulatieve effecten van PRUP Berkenbossen). Er wordt verwacht dat de cumulatieve effecten van de verschillende PRUP s onderling enkel een mogelijke significantie kan hebben op de discipline mobiliteit. Voor de andere disciplines wordt niet verwacht dat er betekenisvolle cumulatieve effecten zullen optreden tussen de PRUP s onderling. Cumulatief effect van de screenings onderling ifv mobiliteit Voor mobiliteit wordt in de screening voor elk PRUP afzonderlijk met kengetallen gerekend om de bijkomende dynamiek door de PRUP s te simuleren. De som van de bijkomende verkeersgeneratie uit de verschillende screenings wordt gerelateerd aan de capaciteit van de N71. Er wordt van uit gegaan dat het verkeer van de verschillende deel-prup s zich volgens de wegencategorisering afwikkelt naar de weg van hoogste categorie, de N71 (ook in relatie tot het cumulatief effect met PRUP Berkenbossen is de keuze van de N71 van belang). Een onzekere factor is echter het aandeel van het verkeer van de verschillende woongebieden, van PRUP Stenehei, van PRUP Molderdijk en van PRUP De Markt dat effectief op N71 terecht komt. Er wordt gewerkt met een realistisch scenario met een inschatting op basis van de pendelgegevens van het NIS; waarbij het verkeer dat vanuit de deel-prup s richting de N71 gaat procentueel wordt toebedeeld. De afweging is dus kwalitatief met kwantitatieve gegevens die een idee geven van een grootte-orde. Cumulatief effect van de screenings en het PRUP Berkenbossen De cumulatieve effecten van het PRUP in combinatie met de effecten van de overige lopende PRUPs waar een screening voor wordt opgemaakt, zullen geanalyseerd en beoordeeld worden binnen het planmer. 67

68 5. Methodologie per milieudiscipline en ontwikkelingsscenario s 5.1. Bodem Studiegebied Het studiegebied voor de discipline bodem bestaat uit de onderzoekszone van het PRUP, met aandacht voor die zones waar grondwerken kunnen plaatsvinden of waar tijdens de exploitatie nog een invloed op de bodem te verwachten valt. Het studiegebied kan worden opengetrokken tot buiten het onderzoeksgebied wat bodemkwaliteit betreft en dan meer bepaald de mogelijke effecten van verontreinigingsbronnen in de nabije omgeving van het onderzoeksgebied. De geologische situatie wordt beschreven tot op een realistische aanname van maximale diepte van een bouwput (voor de realisatie van ondergrondse verdiepen) Bestaande situatie Methodiek beschrijving van de bestaande situatie Voor het beschrijven van de referentiesituatie in deze nota en/of het MER baseert de deskundige zich op basisinformatie die ter beschikking is of kan worden gesteld. Voor het onderzoek naar de bodemgesteldheid, bodemkwaliteit en de geologie in het studiegebied wordt in het MER gebruik gemaakt van o.a.: bodemkaart van Vlaanderen voor de beschrijving van de bodemtypes; geologische kaart van België; webstek van de Databank Ondergrond Vlaanderen ( waar informatie omtrent boringen, sonderingen, peilputten en/of grondwaterwinningen wordt geraadpleegd; OVAM-databank met locatie van uitgevoerde bodemonderzoeken; In deze nota wordt reeds bondig informatie weergegeven op een aantal van bovenvermelde bronnen. Deze informatie wordt in het MER zelf nog verder uitgedetailleerd en aangevuld. In functie van de te verwachten effecten worden in het MER de meest belangrijke bodemkenmerken beschreven en gesitueerd op een kwetsbaarheidskaart Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Geologie De ondergrond wordt vooral gevormd door formaties van het Quartair en daaronder het Tertiair. Onder het Quartair verstaat men de jongste twee miljoen jaar van de aardgeschiedenis. De landduinen ter hoogte van het onderzoeksgebied behoren eveneens tot het Quartair. De dikte van het Quartair is ca. gemiddeld ca. 5m in het onderzoeksgebied. De Quartaire afzettingen worden doorgaans als doorlatend beschouwd. Er wordt opgemerkt dat het bestaande bedrijventerrein binnen het onderzoeksgebied zich bevindt in sterk antropogeen beïnvloedde gronden. De samenstelling van de bovenste meter(s) kan sterk verschillen ten gevolge van dempingen, ophogingen, verhardingen enz. De lithostratigrafie van de Tertiaire gronden in en nabij het onderzoeksgebied ziet er als volgt uit: 68

69 Kl: Formatie van Kasterlee: bleekgroen tot bruin fijn zand, paarse klei-horizonten, licht glauconiethoudend, micahoudend, onderaan kleine zwarte silexkeitjes De formatie van Kasterlee behoort tot de HCOV-code (basiseenheid Kleiige overgang tussen de zanden van Kasterlee en Diest) behorend tot Subeenheid 0240 Pliocene kleiige laag (een geografisch heterogene semi-afsluitende laag aan de top van de Formatie van Diest) wordt geografisch verder ingedeeld in twee basiseenheden., wat dan weer een onderdeel is van de hoofdeenheid 0200 Kempens Aquifersysteem. Bodemgesteldheid Een uittreksel uit de bodemkaart is weergegeven op Kaart 6. De beschrijving van de bodem op de bodemkaart betreft de bovenste 1,25m grond vanaf het maaiveld. Het onderzoeksgebied bestaat uit verstoorde grond (inplanting huidige industrieterrein) en niet verstoorde gronden (onbebouwde zones in de uitbreidingszones en zeer beperkt in het bestaande industrieterrein): Zowel landduinen (bodemserie X) als zandgronden (bodemseries Zag, Zdg, Zcg, Sep en Zeg) komen voor. Deze zandgronden (uitgezonderd Sep) hebben een duidelijke profielontwikkeling, meer bepaald een humus- en/of ijzer-b horizont. Het betreft zowel droge gronden als vochtige tot natte zandgronden nabij de Scheppelijke Nete. De duinen zijn opgebouwd uit los, humusarm middelmatig zand op wisselende diepte rustend op een volledig min of meer onthoofde Podzol. Bodemkwaliteit Volgens de digitale versie van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen, OVAM, Afdeling Bodemsanering en Attestering bevinden er zich verschillende percelen in het huidige industrieterrein binnen het onderzoeksgebied die een bodemonderzoek hebben ondergaan. Er zijn tevens 2 dossiers binnen de bestaande industriezone waarvoor een bodemsaneringsproject dient te worden opgesteld. Het valt te verwachten dat er percelen binnen het onderzoeksgebied zijn opgenomen in het register van verontreinigde gronden Effectvoorspelling en beoordeling Het identificeren, meten en voorspellen van milieueffecten op of via de bodem gebeurt voornamelijk via de bodemkenmerken en hoedanigheden. Wijzigingen van de bodem (ruim opgevat) worden meestal negatief beoordeeld omdat ze een verlies of verslechtering van de structuur inhouden. Het optrekken van bijv. gebouwen, aanleggen van nieuwe wegen, nutsvoorzieningen e.d. gaan gepaard met vergraving. Hierdoor treden structuur- en profielwijzigingen op in de bodem. Daarnaast kan een kwaliteitswijziging in de bodem optreden t.g.v. bemaling en bestaat het risico op zettingen,. De wijziging van het bodemgebruik als wijziging van het grondgebruik wordt in het MER beschreven en beoordeeld onder de discipline mens. De wijziging in de verhardeonverharde oppervlakte wordt in het MER beschreven en beoordeeld onder de discipline water. Desktop-studie: de effecten worden beoordeeld op plan-mer niveau; er worden geen veldanalyses, detailinventarisaties en veldwerkzaamheden (op het vlak van bodemsoort/kwaliteit, e.d.) uitgevoerd. 8 HCOV: Hydrogeologische Codering van de Ondergrond van Vlaanderen. De HCOV-code deelt de ondergrond in op basis van de hydrologische eigenschappen van de geologische lagen. 69

70 Tabel 5-1 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline bodem Effecten Criterium Methodiek Significantiekader Profielvernietiging Oppervlakte waarover bodem met goed ontwikkeld bodemprofiel vernietigd wordt in het onderzoeksgebied. Wijziging stabiliteitsaspecten Risico op bodemzetting Globale inschatting (eerder een kwalitatieve kwetsbaarheidsbenadering) Er wordt voor de bestemmingszone met industriële invulling van uitgegaan dat het bestaande bodemprofiel vernietigd zal worden. Kwetsbaarheidsbenadering o.b.v. de samendrukbaarheid van de grond en de dikte van de grondlaag. Er wordt gebruik gemaakt van sonderingsresultaten en de geologische kaarten. Bij profielvernietiging wordt een onderscheid gemaakt in bodems zonder profiel, bodems met profiel en bodems met een waardevolle profielontwikkeling. Voor het onderzoeksgebied geldt: Verstoord gebied ON (bestaand industrieterrein en Sep = niet significant (geen profielontwikkeling-niet kwetsbaar) Landduinen (X) en gronden met duidelijke humusen/of ijzer-b horizont: matig tot sterk significant (zeer kwetsbaar) - Droog zand Zag, Zbg - Vochtig zand Zdg en Zcg - Nat zand Zeg De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect (zie Tabel 4-2). Uitgaande van een kwalitatieve bespreking wordt het risico op bodemzetting als sterk significant beschouwd wanneer ten gevolge van de uitvoering van het plan zettingen verwacht worden die mogelijk schade kunnen opleveren aan omliggende structuren. Significantie is dus mede afhankelijk van de kwetsbaarheid van de grondsoort, de draagkracht van de grond en de aanwezigheid van structuren. Aangezien er geen zware gronden in het onderzoeksgebied zijn gelegen, worden geen sterk significante effecten verwachten (zandgronden zijn globaal gezien weinig kwetsbaar dus weinig significant) De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect (zie Tabel 4-2). 70

71 Effecten Criterium Methodiek Significantiekader Wijziging van bodemkwaliteit Gedrag en calamiteiten Op basis van lokalisatie van mogelijks verontreinigde bodems, uitgaande van uitgevoerde bodemonderzoeken. Ligging huidige (potentieel) verontreinigde gronden toetsen aan ruimtelijke invulling deelzones. Kwalitatieve bespreking. Effecten zijn significant als verontreiniging ontstaat, verplaatst wordt of wordt gesaneerd. De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect (zie Tabel 4-2). 71

72 5.2. Water Studiegebied Het studiegebied voor de discipline water bestaat uit het onderzoeksgebied, met bijzondere aandacht voor het valleisysteem van de Scheppelijke Nete. Bijkomend zal het studiegebied worden opengetrokken buiten de begrenzing en dit afhankelijk van de afvoer van hemelwater, waterlopen, grondwaterlagen en relatie tot het deelbekken Bestaande situatie Methodiek beschrijving van de bestaande situatie Voor het beschrijven van de referentiesituatie in de en/of het MER, baseert de deskundige zich op basisinformatie die ter beschikking is of kan worden gesteld. In deze wordt reeds bondig informatie weergegeven uit een aantal van hierna vermelde bronnen. Deze informatie wordt in het MER zelf nog verder uitgedetailleerd en aangevuld. Grondwater is een niet te missen onderdeel van het integraal waterbeleid. Kwantiteitsen kwaliteitsbeheer van grond- en oppervlaktewater moeten nauw samenhangen voor een integrale beleidsvorming. Een indicatie van de grondwaterkwetsbaarheid kan bekomen worden mits raadpleging van de grondwaterkwetsbaarheidskaarten van de provincie Antwerpen (zie reeds volgende paragraaf). Vergunde grondwaterwinningen, die mogelijks een invloed kunnen ondervinden van bemaling tijdens de exploitatiefase, zullen opgevraagd worden op de webstek van de databank ondergrond Vlaanderen ( Op deze webstek kunnen eveneens de mogelijk aanwezige sonderingen worden opgevraagd, welke nuttige informatie verlenen m.b.t. grondwaterstanden. Potentiële kwelzones zullen op basis van de kartering van kwelgevoelige vegetatietypes tijdens het terreinonderzoek worden afgebakend. Ook de biologische waarderingskaart verschaft indicatieve informatie over opkwellend grondwater. Er wordt daarnaast getracht om een zicht te krijgen op de grondwaterhuishouding, meer bepaald grondwaterstanden en mogelijk aanwezige watervoerende of afsluitende lagen. De bestaande toestand van het oppervlaktewater zal beschreven en beoordeeld worden in functie van de structuurkenmerken van de waterlopen, de kwaliteit (fysicochemie en biologisch),. Kennis m.b.t. de oppervlaktekwaliteit zal verkregen worden door gebruik te maken van de gegevens van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Het onderzoek naar de verspreiding en de typologie van de waardevolle waterlopen in het Vlaamse gewest verschaft informatie over de structuurkwaliteit van het oppervlaktewater (zie reeds volgende paragraaf). Een (her)evaluatie gebeurt op het terrein. Voor de afcheck of het onderzoeksgebied zich situeert in een Risicozone voor overstromingen, wordt de watertoetskaart opgesteld door de Vlaamse overheid geconsulteerd (zie reeds volgende paragraaf). 72

73 Daarnaast zullen tevens volgende gebiedsspecifieke studies geraadpleegd worden tijdens het opstellen van het MER: - deelbekkenbeheerplan Molse Nete - Waterbeleid Masterplan ( ), provincie Antwerpen Deelbekkenbeheerplannen geven ondermeer informatie over de oppervlaktewateren binnen een deelbekken. In het MER zal het plan gescreend worden op nuttige informatie voor de beschrijving van de referentiesituatie of de beleidsvoornemens. De infiltratiemogelijkheden van het hemelwater naar het grondwater toe worden beschreven, op basis enerzijds het optekenen van verharde zones waar infiltratie in principe wordt tegengehouden en anderzijds het in kaart brengen van de onverharde zones waar infiltratie wel mogelijk is. Het al dan niet verharde grondgebruik binnen het onderzoeksgebied kan in kaart worden gebracht op basis van de topografische kaart (Kaart 2) en het orthofotoplan (Kaart 3). Zoneringsplan wordt beschreven en dit gebaseerd op informatie van de VMM. Het Vis Informatie Systeem (VIS) wordt geraadpleegd. Beschrijving van de referentietoestand water gebeurt a.h.v. bestaande gegevens (desktop informatie) Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Op Kaart 7 wordt beknopt de situatie m.b.t. water voorgesteld Grondwater Het risico van verontreiniging van grondwater hangt af van talrijke factoren, die samen de kwetsbaarheid van de ondergrond bepalen. De aard en de dikte van de deklagen, de dikte en de eigenschappen van de watervoerende lagen en de dikte van de onverzadigde zone (diepte van de grondwatertafel) bepalen de kwetsbaarheid van het grondwater. De kwetsbaarheid van (de kwaliteit van) het grondwater is voor Vlaanderen weergegeven in kwetsbaarheidskaarten (AROL; kwetsbaarheid van het grondwater in Antwerpen, 1986), met een schaal van vijf eenheden (van uiterst tot weinig kwetsbaar). Het onderzoeksgebied en studiegebied is volledig gelegen in zeer kwetsbare gronden (Ca1); d.w.z. een zandige watervoerende laag met een zandige deklaag of deklaag 5m. De onverzadigde zone is 10m. Onder de discipline water is het bodemgebruik van belang i.f.v. de verhardingsgraad. Het bodemgebruik wordt hiervoor ingedeeld in verharde en niet-verharde bodemgebruiken. Het al dan niet verharde grondgebruik binnen het onderzoeksgebied kan in kaart worden gebracht op basis van de topografische kaart (Kaart 2) en het orthofotoplan (Kaart 3). Op basis van deze kaarten kan visueel worden vastgesteld dat het huidige industrieterrein quasi volledig verhard is, uitgezonderd gebieden van de meest zuidelijke zone. De oostelijke uitbreidingszone is quasi onverhard. In de westelijke uitbreidingszone is het terrein verhard ter hoogte een garagebedrijf. In de ruime omgeving van het onderzoeksgebied (minstens 1 km) is geen openbare drinkwaterwinning gelegen. 73

74 Binnen en in de omgeving van het onderzoeksgebied komen een aantal vergunde particuliere grondwaterwinningen voor. In het MER worden deze op kaart weergegeven Oppervlaktewater Het onderzoeksgebied is gelegen in het stroomgebied van de Schelde, in het Netebekken of meerbepaald deelbekken Molse Nete. Er bevinden zich twee onbevaarbare waterlopen in het onderzoeksgebied, nl. de Scheppelijke Nete (waterloop nr , 2 de categorie 9 ) en tevens de waterloop zonder naam (niet geklasseerd) in het zuiden. Deze niet geklasseerde waterloop loopt ten zuiden van het onderzoeksgebied in de Molse Nete (2 de categorie). Het onderzoeksgebied ligt gedeeltelijk in de beekvallei. Binnen het onderzoeksgebied bevindt zich een gedeelte van het bevaarbaar kanaal Dessel-Kwaadmechelen. In het onderzoeks- en studiegebied bevinden zich een aantal meetplaatsen voor oppervlaktewaterkwaliteit (VMM). Deze zijn gesitueerd op Kaart 7. Een algemene beoordeling van de huidige chemische en biologische kwaliteit van het oppervlaktewater wordt gegeven door de PI (Prati-Index) en de BBI (Belgische Biotische Index). Een belangrijke parameter voor de bespreking van de waterkwaliteit is de opgeloste zuurstof. De aanwezigheid van een voldoende hoge concentratie aan opgeloste zuurstof is van zeer groot belang voor het leven in het water en speelt een grote rol in zelfzuiverende processen van de waterloop. De Italiaanse onderzoeker Prati ontwikkelde voor verscheidene parameters een transformatieformule om een gemeten waarde om te rekenen naar een onderling vergelijkbare kwaliteitsindex. Aan de hand van deze index kan de kwaliteitsklasse bepaald worden. De Vlaamse Milieu Maatschappij (IVA VMM) gebruikt voor de beoordeling van de waterkwaliteit de Prati-index voor zuurstofverzadiging (PIO). Deze index krijgt een slechte score bij lage zuurstofspanningen, maar ook bij oververzadiging; die treedt immers op bij eutrofiëring, een verschijnsel dat de waterkwaliteit aantast. Voor het weergeven van de biologische kwaliteit wordt gebruik gemaakt van de Belgische Biotische Index (BBI). Hier wordt een waarde toegekend, afhankelijk van het aantal macro-invertebraten. In het MER zullen de kwaliteitsgegevens van de relevante meetpunten worden opgenomen. In de studie Onderzoek naar de verspreiding en de typologie van ecologisch waardevolle waterlopen in het Vlaams Gewest, Dijlebekken (Bervoets et al, 1993) wordt de waterkwaliteit eveneens besproken, rekening houdend met (in volgorde van belangrijkheid) de biologische waterkwaliteit (Biotische Index - B.I.), de chemische index (C.I.) en het maximaal biochemisch zuurstofverbruik (B.Z.V. in mg O2/l). Volgens deze studie heeft de Scheppelijke Nete zuiver tot licht verontreinigd water. De Molse Nete ter hoogte van het onderzoeksgebied is eveneens licht verontreinigd (zie Kaart 7. Er zijn door de Vlaamse overheid verschillende kaarten opgesteld die de situatie m.b.t. overstromingen weergeven. De meest recente betreffen de watertoetskaarten. Binnen het onderzoeksgebied is geen overstromingsgevoelig gebied gelegen, uitgezonderd in 9 De bedding van een waterloop van tweede categorie behoort toe aan de provincie. 74

75 het uiterst zuidoostelijke zone van het gebied (potentieel overstromingsgevoelig). Aan de buitengrenzen van het onderzoeksgebied zijn wel mogelijks overstromingsgevoelige zones gelegen en dit in de vallei van de Scheppelijke Nete en de Molse Nete. Er is geen oppervlaktewaterwinning gesitueerd binnen of in de omgeving van het onderzoeksgebied. Het onderzoeksgebied is gelegen in zuiveringsgebied Mol (i.k.v. afvalwaterzuivering) Effectvoorspelling en beoordeling Het gewijzigde bodemgebruik, de gewijzigde infiltratie van hemelwater t.g.v. verharding e.d. beïnvloeden tijdens de exploitatiefase de grond- en oppervlaktewaterhuishouding. Op beschrijvende manier wordt de geplande situatie beoordeeld. Effecten m.b.t. water zijn voor een groot deel terug te brengen tot een gewijzigde situatie inzake infiltratie en buffering van water. Binnen dit kader is er van uitgegaan dat het onderzoeksgebied rekening houdt met de geldende regelgeving omtrent buffering&infiltratievoorzieningen. Ook kan een wijziging van de grondwaterstroming optreden t.g.v. de aanwezigheid van ondergrondse constructies. Effecten op oppervlaktewater zijn voornamelijk een gevolg van permanente wijzigingen in waterhuishouding (waterkwantiteit) t.g.v. wijzigingen in afvalwater en hemelwaterafvoer (door de aanwezigheid van gebouwen en bedrijvigheid). De waterloop Scheppelijke Nete is stroomafwaarts, ter hoogte van woningen, effectief overstromingsgevoelig. Elke toename van verharde oppervlakte zal onmiskenbaar een invloed hebben op de overstromingsgevoeligheid stroomafwaarts. Er werd zowel van het stroomgebied van Mol Neet en de Scheppelijke Neet een hydrologische en hydraulische studie opgemaakt in opdracht van de dienst Waterbeleid van de Provincie Antwerpen. De resultaten van deze studies zullen worden gebruikt bij de beoordeling in het MER. Het MER zal rekening dienen te houden met het advies van de Dienst Waterbeleid van de provincie Antwerpen. Het MER levert de informatie op plan-niveau aan die het mogelijk maakt voor de overheid om de watertoets voor het plan uit te voeren. Zie tevens

76 Tabel 5-2 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline water Effecten Criterium Methodiek Significantie Grondwater Wijziging kwantiteit en huishouding Impact permanente grondwaterwinning op grondwater Invloed op kwelgebieden Oppervlakte verstoring kwelgebied binnen studiegebied Kwalitatieve (kwetsbaarheids)benadering, Mogelijke invloed op grondwaterwinningen; GIS-analyse gebaseerd op BWK-indicatoren (IN) aangevuld met terreininventarisatie binnen het onderzoeksgebied en dit in de zones die belangrijk zijn voor natuur. Aanwezige grondwaterwinningen en kwelzones worden als kwetsbaar beschouwd. Invloed op zo een zone is altijd significant. De significantie wordt dan verder gespecifiëerd a.h.v. de omvang van het effect en dit ondermeer i.f.v. het al dan niet overschrijden van de onderzoeksgebiedssgrens. Wijziging in infiltratie: Verwachte significante daling / stijging van grondwaterstand Vergelijking met bestaande verharde oppervlakten en zones met mogelijkheid tot infiltratie. Kwalitatieve beschrijving o.b.v. wijziging verharde oppervlakte en ruimte voor voorzieningen m.b.t. hemelwateropvang. Het effect is significant als de infiltratie zodanig wijzigt dat de bodemvochttoestand beïnvloed wordt, waardoor effecten op bodemstructuur en flora ontstaan. Invloed op grondwaterstroming Verstoren ondergrondse grondwaterstroming Geologische gelaagdheid, diepte bouwputten en diepte grondwater Een significant effect treedt op wanneer grondwaterstromen worden afgesneden De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect (zie Tabel 4-2). 76

77 Oppervlaktewater Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit en - huishouding Afvalwater Wijziging in capaciteit rioleringsnet en waterzuiveringsinfrastructuur Wijziging waterkwaliteit Wijziging aanvoer waterloop ten gevolge van run-off Effect t.g.v. verhoogde afvoer van afvalwater Vgl. met huidige waterkwaliteit en te verwachte wijzigingen ten aanzien van potentiële lozingen van bedrijven (beschrijvend) Op basis van gewijzigde situatie run-off ten gevolge van gewijzigde infiltratiemogelijkheden (verharde oppervlakten en infiltratiekenmerken bodem); Kwalitatieve beschrijving Check o.b.v. zoneringsgegevens VMM of Aquafin nv of de waterzuiveringsinfrastructuur is voorzien op de gewenste ontwikkeling. Tevens wordt de afstemming van de timing van de ontwikkeling en de timing van de aanleg van collectoren nagegaan. Kwalitatieve bespreking, effecten zijn significant als de waterkwaliteit van de waterlopen verwacht wordt te wijzigen. De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect (zie Tabel 4-2). Effecten zijn significant wanneer t.g.v. de wijziging van de waterkwantiteit overstromingsgevoeligheid wijzigt dus in relatie met de capaciteit van de waterlopen en de bestaande risicowaterlopen voor overstromen De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect (zie Tabel 4-2). Een significant effect treedt op wanneer de capaciteit van rioleringen/rwzi overschreden wordt. Anderzijds is het al dan niet aanwezig zijn van collectoren tijdens de ontwikkeling eveneens significant. Ook de mogelijke afvoer op oppervlaktewater is relevant. 77

78 5.3. Fauna en flora Studiegebied Door de inplanting van nieuwe gebouwen over een aanzienlijke oppervlakte, zijn er theoretisch gezien rondom de eigenlijke inplantingszone gevolgen op fauna en flora mogelijk. Pragmatisch willen we stellen dat het studiegebied bestaat uit de eigenlijke inplantingszone en een eerder beperkte straal van een 100-tal meter eromheen. Deze straal kan uiteindelijk nog variëren, wanneer duidelijke floristische en faunistische relaties van het onderzoeksgebied met een bepaalde zone uit de omgeving kunnen worden aangetoond (bv. (dagelijkse) voedsel- en slaaptrekbewegingen van de vogels tussen het onderzoeksgebied en de groene zones rondom. Het studiegebied voor fauna en flora bevat het eigenlijke onderzoeksgebied aangevuld met de zone waarbinnen er allerlei effect(groep)en op fauna en flora mogelijk zijn ten gevolge van de realisatie van het plan. Deze zone varieert naargelang de effectgroep die men bekijkt. Ecotoopverlies en -wijziging situeren zich veelal binnen het gebied zelf. Het gaat immers om ecotopen die verdwijnen door (rechtstreeks) ruimtebeslag. Het studiegebied in verband met (rust)verstoring dient ruimer opgevat te worden. Er kan immers over grotere oppervlakte verstoring optreden door bijvoorbeeld geluidsproductie tijdens de exploitatiefase. Hier zullen voornamelijk verstoringseffecten besproken worden op fauna. Wat betreft versnippering zal het studiegebied eveneens ruimer zijn dan het onderzoeksgebied. Versnippering kan immers op grotere schaal een impact hebben op de ecologische structuur. In deze effectgroep zal vooral aandacht uitgaan naar het functioneren van het gebied als mogelijke stapsteen. Verdroging en vernatting hebben mogelijk een invloed op fauna en flora. Het studiegebied voor deze effectgroep wordt afgeleid uit de disciplines grondwater, oppervlaktewater en ook bodem. Op basis van genoemde afbakening van het studiegebied, wordt het aandachtsgebied voor deze studie afgebakend. Aandachtsgebieden worden (volgens het MERrichtlijnenboek) in principe afgebakend aan de hand van een summiere analyse van 3 afzonderlijke criteria. Deze 3 voorgestelde toetsstenen zijn: Kwetsbare gebieden (met bv. zeldzamere ecotopen, obv de oorspronkelijke BWK) Het voorkomen van rodelijstsoorten (m.a.w. zones met zeldzame planten en dieren, o.b.v. van de huidige basisdocumenten inzake flora en avifauna die ter beschikking zijn) Bijzondere beschermingen (wetgeving en beleid, o.b.v. een summiere analyse van deze 2 elementen) Voor het voorliggende onderzoeksgebied betekent dit in eerste opzicht alvast het volgende: - Kwetsbare gebieden: Volgens de BWK (biologisch waardevol): Binnen onderzoeksgebied: de oostelijke en westelijke uitbreidingszone en de meest zuidelijke zone van het bestaande industrieterrein 78

79 Buiten onderzoeksgebied: verschillende zones langs het noorden, oosten, zuiden en westen van het onderzoeksgebied zijn biologisch waardevol tot zeer waardevol. - Rodelijstsoorten:nog na te gaan - Beleid en wetgeving: VEN: aansluitend ten noorden van het onderzoeksgebied: VEN De Maat-Den Diel-Buitengoor VEN: aansluitend in het zuiden van het onderzoeksgebied: VEN De Molse Nete Habitatrichtlijngebied: Habitatrichtlijngebied BE Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden. Op basis van bovenstaande analyse kunnen we stellen dat het aandachtsgebied bestaat uit de zones met een zekere biologische waarde binnen en grenzend aan het onderzoeksgebied, en de natuurwaarden in de omgeving die vooral avifaunageografisch een zekere relatie vertonen met de natuurwaarden in het onderzoeksgebied Bestaande situatie Methodiek beschrijving van de bestaande situatie Voor het afbakenen van de referentiesituatie voor de discipline fauna en flora wordt in eerste instantie gebruik gemaakt van de Biologische WaarderingsKaart (BWK) en van de informatie van de gemeenten Mol en Balen (o.a. Gemeentelijk NatuurOntwikkelingsPlan (GNOP)). Ook andere literatuurinformatie van natuurverenigingen wordt opgevraagd. Door Soresma zal bijkomend een terreininventarisatie uitgevoerd worden teneinde de actualisatie van de BWK op het terrein te valideren en te actualiseren tot op heden. Deze terreinverkenning en inventarisatie, midden 2009 wellicht, zal (zoveel mogelijk) perceelsgewijs aanduiding geven van de biologisch waardevolle of anderszins relevante zones. De waardering van de natuurwaarden zal gebeuren aan de hand van de 4 standaardcriteria ter toekenning van een bepaald waardenoordeel; zijnde: - zeldzaamheid - natuurlijkheid - kwetsbaarheid - biologische potenties Beknopte beschrijving van de referentiesituatie De bestaande Biologische Waarderingskaart (van het INBO) is weergegeven op Kaart 8. Er wordt hierbij opgemerkt dat het de waarderingskaart van het INBO betreft, versie 2.1. In het definitieve Plan-MER zal, zoals gesteld, de vegetatie en de samenstellende soorten, en de fauna uitvoeriger worden besproken. Op basis van de BWK kan momenteel gesteld worden dat de belangrijkste natuurwaarden zich situeren zowel binnen als buiten het onderzoeksgebied. De natuurwaarden kunnen hier worden getypeerd als waardevol. Hierna een overzicht van 79

80 de bwk-types binnen het onderzoeksgebied (w=waardevol; z=zeer waardevol; wz: waardevol met zeer waardevolle elementen): Westelijke uitbreidingszone: - ppa (w): adulte gesloten dennenaanplant zonder ondergroei, - so (z): vochtig wilgenstruweel op zure, venige grond Oostelijke uitbreidingszone: - ppms (w): oude dennenaanplant met laag struikgewas, - N loofhoutaanplant (w), - hp+ (w): regelmatig begraasde permanente weide Zuidelijke zone in huidig industrieterrein: - ppms (w): oude dennenaanplant met laag struikgewas, - qb (z): zuur eikenbos - ppmb (w):oude dennenaanplant met hoge struiken en bomen - hp+ (w): regelmatig begraasde permanente weide - sz (wz): struweelopslag op antropogeen sterk verstoorde gronden - mrb (z): rietland De niet waardevolle zones betreffen veelal de industriële bebouwing (ui) en de bebouwde woonzones minder dichte bebouwing met beplanting (ua) De interessante plantensoorten die in het onderzoeksgebied worden vastgesteld zullen hoe dan ook bij de opmaak van het MER worden opgelijst en beschreven. Ook van de relevante diersoorten zal een bespreking plaatsvinden. Meestal gaat het hier om cultuurvolgers. Een uitgebreider beschrijving van deze aspecten volgt in het feitelijke plan-mer. De diverse biotische aspecten zullen worden besproken op 4 niveaus: 1. Soortniveau (flora c.q. fauna) 2. Ecotoop- en BWK-niveau 3. Ecosysteemniveau 4. structuurkenmerken waterlopen Effectvoorspelling en beoordeling De belangrijkste effecten die te verwachten zijn, zijn: - ecotoop- en biotoopwijziging - waterloop-structuurwijziging - rustverstoring (licht, geluid) Bij de afweging van de effecten zijn vijf criteria gebruikt: 1. Biologische basiskwaliteit: hiermee wordt het effect op de aanwezige natuurwaarden beoordeeld (zowel verbetering als verslechtering) bij het doorvoeren van de werken. Criteria zijn zeldzaamheid, vervangbaarheid en kwetsbaarheid. Dit betreft effecten van o.a. verhoging van dynamiek, verstoring, verdroging, vernatting op volledige ecotopen (met inbegrip van aanwezige fauna-elementen). Hierbij wordt rekening gehouden met de vegetatie die typisch 80

81 is voor het gebied, en speciale aandacht gaat uit naar de (relatief zeldzame) vegetatietypes. 2. Biologische representativiteit: beoordeeld wordt hoe het onderzoeksgebied en haar natuurlijke patronen zich verhouden tot de natuurlijke opbouw van gelijkaardige landschappen in het gebied. Bij representativiteit horen ook begrippen als zeldzaamheid, kwetsbaarheid en vervangbaarheid van plant en biotoop. 3. Biologische potenties: hiermee wordt geëvalueerd in welke mate de werken de potenties van het onderzoeksgebied benutten en in welke mate de te ondernemen acties inspelen op de aanwezige potenties. 4. Biologische infrastructuur: beoordeeld wordt welke ingrepen opbouwend of afbrekend werken op de onmisbare lijnen en punten in het landschap die mee de ecologische structuur van het landschap bepalen. Ook de mate waarin de migratiemogelijkheden van de aanwezige soorten bevorderd dan wel gehinderd worden, wordt beoordeeld. 5. Biologische ruimtebeslag: geëvalueerd wordt in welke mate de geplande ingrepen bijdragen tot de omvang van het natuurlijk milieu. Hierbij wordt een overzicht gegeven van de oppervlakten en lengte-eenheden van een bepaalde vegetatie die al dan niet rechtstreeks kan verdwijnen of (her)ontwikkelen. Het onderzoek naar de boscompensatieplicht volgens het Bosdecreet zal ook een onderdeel zijn van het MER. Daar effecten kunnen worden verwacht op NATURA gebied 2000, meer bepaald het noordelijk gelegen gebied vallei van de Molse Nete, dient een passende beoordeling te worden opgesteld. In de praktijk worden binnen de referentiesituatie met betrekking tot de Passende Beoordeling, impliciet 3 uitgangssituaties geanalyseerd: de staat van het studiegebied bij het van kracht worden van de richtlijn (of bij aanmelding indien de situatie bij het van kracht worden van de richtlijn niet zou gekend zijn) de beste uitgangssituatie die in de periode tussen de toestand van aanmelding en de huidige toestand werd bereikt (indien gekend). Overigens kan dit ook een slechtere toestand zijn dan bij inwerking treden van de richtlijn. de gunstige staat van instandhouding voor het specifieke SBZ (o.b.v. Heutz G. & Paelinckx D., 2005). Ook de beschikbare informatie/elementen voor de latere opmaak van een Natuurtoets zullen in dit MER worden aangereikt. In het onderzoeksgebied ligt weliswaar geen VENgebied, maar wel aan de noordelijke en zuidelijke grens ervan. Volgende 4 essentiële vragen worden hieromtrent op planniveau behandeld: - Zijn er veranderingen aan de natuurwaarden? - Zijn de veranderingen voor de natuur nadelig? - Zijn deze veranderingen vermijdbaar? - Zijn deze veranderingen herstelbaar? 81

82 Tabel 5-3 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline fauna en flora en biodiversiteit Effecten Criterium Methodiek Significantiekader Rechtstreekse effecten: Biotoopverlies/-winst Versnippering en barrière-effecten Verstoringsaspecten: Rustverstoring Vernatting/ verdroging Vermesting en eutrofiëring Impact op de aanwezige fauna Oppervlakte waardevol gebied (voor fauna en/of flora) dat zal verdwijnen of gecreëerd worden Lokalisatie zones die gevoelig zijn voor versnippering en barrièreeffecten. Kwetsbare soorten / Oppervlakte kwetsbaar gebied die beïnvloed kunnen worden door rustverstoring Lokalisatie zones gevoelig voor vernatting/verdroging die beïnvloed wordt Lokalisatie zones gevoelig voor vermesting en aanrijking ten gevolge van bodemverstoring Impact inkrimping/ uitbreiding migratie-, foerageer- en broedgebieden GIS-analyse, terreinbezoek oppervlakte waardevolle biotooptypes die rechtstreeks dreigen aangetast te worden tengevolge van de invulling van het plan Bespreking o.b.v kwetsbaarheidsbenadering en expert judgement mer-deskundige. Tijdens de exploitatiefase Globale inschatting (eerder een kwalitatieve kwetsbaarheidsbenadering) Exploitatiefase: Bespreking o.b.v. indicaties op kwetsbaarheidskaarten, veranderde infiltratie en expert-judgement Inschatting o.b.v. huidige natuurwaarden Kwalitatieve bespreking tijdens de exploitatiefase Effecten kunnen significant zijn wanneer biotopen verloren gaan of gecreëerd worden. Effecten kunnen significant zijn wanneer de versnippering/ ontsnippering de verspreiding van soorten beïnvloed. De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect (zie Tabel 4-2) Kwalitatieve bespreking, effecten kunnen significant zijn wanneer de rustverstoring ervoor zorgt dat de populatie achteruitgaat. Effecten kunnen significant zijn wanneer vernatting/verdroging leidt tot aantasting van de vegetatie en/of de populatie van bepaalde diersoorten beïnvloed. Effecten kunnen significant zijn wanneer eutrofiëring kwetsbare flora of fauna beïnvloed. De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect (zie Tabel 4-2). Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert judgement. Noot: De significantie zal in het MER verder worden gespecificeerd a.d.h.v. de omvang van het effect. Afhankelijk van de biologische waarde, de biologische potenties, de oppervlakte van deze waarden/potenties, en de aard van de natuurwaarden waarin de geaffecteerde waarden/potenties zich situeren zal worden beoordeeld of het effect al dan niet significant is te noemen. In de huidige fase reeds aangeven wat de precieze impact van een ingreep zal zijn, is voorbarig aangezien we nog geen volledig beeld hebben van de huidige natuurwaarden/potenties in het onderzoeksgebied 82

83 5.4. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Studiegebied Het studiegebied voor de discipline betreft het onderzoeksgebied (vnl. m.b.t. wijziging landschappelijke structuren) verruimd met de omgeving waarin de ontwikkeling waar te nemen valt in het landschap. Ook perceptieve kenmerken / visuele beleving speelt hierin een rol Bestaande situatie Methodiek beschrijving van de bestaande situatie Voor het beschrijven van de referentiesituatie in de en/of het MER baseert de deskundige zich op basisinformatie die ter beschikking is of kan worden gesteld. In deze nota wordt reeds bondig informatie weergegeven uit een aantal van hierna vermelde bronnen. Deze informatie wordt in het MER zelf nog verder uitgedetailleerd en aangevuld. Waardevolle informatie ter afbakening van de referentiesituatie voor de discipline zal geput worden uit de Landschapsatlas (atlas van de relicten van de traditionele landschappen), uit de lijst van beschermde monumenten, landschappen, stads- en dorpsgezichten en de landschapskenmerkenkaart. Zie reeds in volgende paragraaf. Voor het luik erfgoed worden beheersarcheologen van Agentschap RO-Vlaanderen, Onroerend Erfgoed en de provinciale dienst archeologie (zie reeds hierna) om informatie gevraagd. Ook de details uit de Centraal Archeologische Inventaris (CAI) worden geraadpleegd in het MER alsook de inventaris bouwkundig erfgoed. Tevens worden in het MER o.b.v. bestaande luchtfoto s, omgevingsfoto s, voorstudies, de opmerkelijke landschapsvormende factoren en de huidige positieve en negatieve beelddragers in het studiegebied geïnventariseerd (indien nodig aangevuld op het terrein). Ook wordt gebruik gemaakt van zowel historisch als actueel kaartmateriaal om de historiek van het studiegebied na te gaan.. De perceptieve kenmerken / belevingswaarde is een belangrijk aandachtspunt binnen de discipline landschap kwalitatieve bespreking huidige visuele beleving en kwaliteiten binnen het onderzoeksgebied kwalitatieve bespreking huidige visuele beleving rand onderzoeksgebied vanuit directe omgeving Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Op Kaart 9 en Kaart 10 wordt beknopt de situatie m.b.t. landschap voorgesteld. Globale ruimtelijke structuur (bron: GRUP Berkenbossen 2004) Het kanaal Dessel-Kwaadmechelen en het flankerende bedrijventerrein hebben een noordzuidoriëntatie, dwars op de fysische hoofdstructuur, bepaald door de afwisseling van valleien, depressies en hogere ruggen. De noordelijke tip van het bedrijventerrein grenst aan het gevarieerd natuurcomplex Meergoor - Buitengoor; de zuidelijke grens van het terrein valt samen met de noordelijke rand van de kleinschalige vallei van de Molse Nete. Beide zijn aaneengesloten natuurcomplexen met een hoge biologische 83

84 waarde. Meergoor - Buitengoor werd ook aangeduid als Habitatrichtlijngebied. Tussenin bevinden zich twee parallelle (oost-west gerichte) ruggen, centraal gescheiden door de smalle vallei van de Scheppelijke Nete, die westwaarts in de stedelijke uitlopers van Mol dringt. De noordelijke rug wordt gekenmerkt door stuifzanden met lokaal een sterk microreliëf en is ter hoogte van het bedrijventerrein sterk versneden door bebouwing en infrastructuur: het kanaal, enkele woonlinten en de Zuiderring, met ten noorden ervan het recreatiegebied Zilverstrand. Voor het overige is de rug grotendeels nog opgeplant met naaldhout. De zuidelijke rug wordt ten oosten van het bestaande bedrijventerrein gekenmerkt door een mozaïek van bebouwde en beboste delen en aangesloten bebouwing (uitlopers stedelijk gebied Mol) ten westen ervan. Landschap Het is belangrijk dat de algemene kenmerken van de traditionele landschappen bewaard blijven binnen een steeds veranderende en evoluerende ruimte. Het onderzoeksgebied bevindt zich deels in het traditionele landschap Land van Geel-Mol en deels in traditioneel landschap Vallei van de Grote Nete. Dat wil zeggen dat wijzigingen afbraak kunnen doen aan deze schaarse intacte landschapselementen en hun erfgoedwaarde. De intactheid van het landschap heeft ook zijn vertaling naar een gunstige bewaring van het ondergronds erfgoed, de archeologische sporen in deze unieke combinatie van landduinen en rivier. Relicten zijn landschapselementen die nog duidelijk verwijzen naar of getuige zijn van de traditionele kenmerken van het landschap. Er is een Atlas van de relicten van traditionele landschappen opgesteld voor Vlaanderen: aan de noordelijke grens met het onderzoeksgebied (noordelijke zijde N71) is de ankerplaats Buitengoor- Sluismeer afgebakend. Daarnaast overlapt het onderzoeksgebied met enkele relictzones: vallei van de Molse en Scheppelijke Nete in het zuiden en centraal bos en duingebied Millegem, Ginderbuiten, Gompel, Wezel en Gerheide in het centraal oosten en in de oostelijke uitbreidingszone zandwinningsgebied Miramar De Maat en akkergebied Stokt, Achterbos en Sluis De aangeduide lijnrelicten betreffen de waterlopen/kanaal in het studiegebied. Er zijn geen puntrelicten gelegen in of in de nabije omgeving (ca. 300m) van het onderzoeksgebied. Naast het historische aspect in de landschapszorg, zoals vermeld in de atlas van de relicten, zijn tevens de structurerende landschapselementen zonder relictwaarde van belang (bijvoorbeeld beekdalen, boscomplexen, ). De landschapskenmerkenkaart (aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van bovenlokaal en Vlaams belang, afd. Monumenten en landschappen, 2002) wordt hiervoor geraadpleegd. Er wordt in de inventaris een onderscheid gemaakt tussen het fysische systeem, het botanisch systeem en nederzettingengeografie. In het studiegebied worden volgende landschapskenmerken teruggevonden (zie Kaart 10): botanische aard: beekdalbegeleidende en alluviale bossen in de valleigebieden binnen het onderzoeksgebied en binnen het studiegebied; landduinen; naaldbossen in het Netebekken 84

85 nederzettingsgeografie: - wegen: interstedelijke hoofdweg N71 ten noorden van het onderzoeksgebied. - Wonen: nieuwe woonwijken in het studiegebied en tuinwijk in het onderzoeksgebied - industrie fysisch systeem: waterlopen Erfgoed - Archeologie Onder de stuifduinen zijn originele podsolbodems uit archeologische perioden bewaard en komen ook de bewaarde landduinen naar boven. Het waren in de steentijdperioden verheven plekken in het nattere landschap nabij de rivier als bron voor water en visvangst. De dienst Erfgoed van de provincie Antwerpen geeft alvast mee dat een terreincontrole uitgevoerd is in Deze terreincontrole wees uit dat het landschap in het noordelijk deel, gekarteerd als Zag (zeer droge zandige bodems met podsolprofiel onder een stuifduin), hier en daar getekend was door zogenaamde rabatten, (drainagekanaaltjes gegraven bij de aanplanting van het naaldbos). Anderzijds heeft de natuurlijke werking van stuifduinen mogelijk nog tot in de middeleeuwen, afwisselend gezorgd voor afstuiven van de originele grond en afdekking. In het MER wordt in de milderende maatregelen rekening gehouden met het advies van de dienst Erfgoed dat het opstellen van een vooronderzoek aangewezen is. Bouwkundig erfgoed In en in de omgeving van het onderzoeksgebied bevinden zich geen beschermde monumenten Effectvoorspelling en beoordeling De ingrepen die de landschappelijke situatie veranderen bestaan in essentie uit het toevoegen van nieuwe elementen en het wijzigen of verwijderen van bestaande elementen. Het wijzigen van elementen wordt onderverdeeld in wijzigingen met betrekking tot de toestand en functie enerzijds en het voorkomen of uitzicht anderzijds. De verschillende mogelijke effecten zijn gegroepeerd volgens de verschillende invalshoeken van de discipline (landschap, erfgoed en perceptie). Beoordelingscriteria met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie kunnen nooit volledig uit kwantitatieve grootheden bestaan door de complexiteit en het holistisch karakter van het studieobject. De beoordeling in de verschillende effectengroepen is daarom enerzijds gesteund op objectieve criteriawaarden en anderzijds gesteund op onderzoek met betrekking tot invloed op omgevingsfactoren, perceptie en gedrag. In hoofdzaak wordt hier uitgegaan van de perceptuele kenmerken omdat deze objectief kunnen beschreven worden. Belevingskwaliteiten hangen nauw samen met een waardering en interpretatie van de situatie en deze kunnen sterk verschillen afhankelijk van de invalshoek waaruit en hoe men een gebied bekijkt. Het landschapsbeeld is geïllustreerd aan de hand van fotomateriaal. De geplande gebouwen, wegen, bufferzones kunnen een invloed uitoefenen op de transparantiegraad en de kijkafstand van het omliggende landschap. 85

86 De te verwachten effecten op de intrinsieke waarde van het landschap, zowel binnen als buiten het onderzoeksgebied, als gevolg van de aanwezigheid van de ontwikkeling wordt onderzocht. Hieruit zal blijken of de voorziene aanleg al dan niet verenigbaar is met de landschappelijke waarde van het gebied. De beoordeling van de significantie gebeurt o.b.v. volgende onderverdeling: Sterk significant: Verlies van landschapselementen, beïnvloeding van de integriteit op het vlak van samenhang, structuur en functie op een dergelijke schaal dat het potentieel voor het behoud/onderhoud van de karakteristieke landschapselementen verloren gaat. Matig significant: Effecten op landschapselementen, beïnvloeding van de integriteit op het vlak van samenhang, structuur en functie op een dergelijke schaal dat het potentieel voor het behoud/onderhoud van de karakteristieke landschapselementen aangetast of ondermijnd wordt. Beperkt significant: effecten op landschapselementen, beïnvloeding van de integriteit op het vlak van samenhang, structuur en functie op een dergelijke schaal dat het potentieel voor het behoud/onderhoud van de karakteristieke landschapselementen verminderd wordt. 86

87 Tabel 5-4 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Effecten Criterium Methodiek Significantiekader Landschap (structuur- en relaties) Abiotische verstoring Landschapsecologische verstoring Erfgoedwaarde Invloed op landschap Invloed op bouwkundig erfgoed Mate van verdwijnen of verstoren van waardevolle reliëfs- en hydrografische structuren (geomorfologische structuren en antropogene) Er wordt verwezen naar de discipline fauna&flora Wijziging van de geomorfologische elementen Wijziging van historisch geografische structuren; Aantasting kleine landschapselementen, Invloed op beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten Rechtstreekse of onrechtstreekse aantasting bouwkundig erfgoed Desktop-analyse Wijzigingen of verwijderen van microreliëf. Mate van waardevolle structuren met overlay van gebiedsvreemde infrastructuur, waardevolle landschapselementen. Mate van impact op waterlopen, afgraven taluds, aanleggen of wijzigen van bermen, enz. Er wordt verwezen naar de discipline fauna&flora Vergelijking van de huidige geomorfologische en historisch-geografische elementen en eenheden met deze na uitvoering van het plan Kwalitatieve bespreking o.b.v. (historisch) kaartmateriaal en luchtfoto s, : inventarisatie KLE, o.b.v. landschapsatlas: voorkomen en directe beïnvloeding of afstand tot (bijv. indirecte effecten zettingen ifv bemalen) Beïnvloeding context: kwalitatief (inpassing erfgoed in nieuwe infrastructuur) Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert judgement. Een effect is significant wanneer een waardevolle landschapsstructuur positief of negatief wordt beïnvloedt. Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert judgement Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert judgement 87

88 Effecten Criterium Methodiek Significantiekader Invloed op archeologie Perceptieve kenmerken Potentieel verlies archeologisch erfgoed t.g.v. graven Aandeel in bodemverstoring en archeologische kwetsbaarheid Visuele impact/belevingswaarde (wijziging in landschapsbeleving) Wijziging vista s / visuele barrièrevorming GIS-analyse, Oppervlakte van de bodemverstoring rekening houdend met de potentiële aanwezigheid van archeologische vondsten o.b.v. landschapsatlas, geg. RO- Vlaanderen, provinciale dienst archeologie, Onroerend Erfgoed, Centraal Archeologische Inventaris toename/afname van de interne ruimtelijke kwaliteit. Beschrijvend, zonder diepgang in architecturale kwaliteit en omgevingsaanleg. Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert judgement Effecten kunnen significant zijn wanneer archeologisch erfgoed verloren gaat. Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert judgement Een effect is significant wanneer omwonenden, recreanten nadrukkelijke hinder kunnen ondervinden wanneer waardevolle zichten veranderen 88

89 5.5. Mens sociaalorganisatorische & ruimtelijke aspecten, hinder en mobiliteit Studiegebied Het studiegebied voor de discipline mens omvat het onderzoeksgebied en de (ruime) omgeving. Inzake ruimtelijke aspecten beperkt het studiegebied zich tot het onderzoeksgebied en de directe omgeving. Inzake mobiliteit wordt het studiegebied uitgebreid tot en met de op het onderzoeksgebied aansluitende wegen en eventueel daarbuiten tot waar effecten op verkeer te verwachten zijn (tot de dichtstbijzijnde hoofdwegen). Wat betreft hinderaspecten wordt het studiegebied uitgebreid tot de nog relevante zone waar zich effecten voor de mens kunnen voordoen (b.v. door geluidshinder, fijn-stof hinder, landschapsbeeld, ). Deze uitbreiding van het studiegebied zal dus het gevolg zijn van de resultaten van de effectbepalingen voor de andere disciplines Bestaande situatie Methodiek beschrijving van de bestaande situatie De beschrijving van de bestaande toestand wordt van meet af aan gestructureerd volgens de subdisciplines zoals deze besproken zullen worden in de effectbeschrijving. Mobiliteit Bespreking huidig mobiliteitsprofiel bespreking huidig bereikbaarheidsprofiel - ontsluitingsinfrastructuur (auto, openbaar vervoer, langzaam verkeer) - verkeersintensiteiten (auto) op basis van beschikbare informatie - fietsroutenetwerk Ruimtelijke aspecten bodemgebruik (maatschappelijke functies) bodemgeschiktheidskaart voor land- en tuinbouw Hinderaspecten input uit disciplines geluid en lucht en landschap (visuele beleving) Beknopte beschrijving van de bestaande situatie Mobiliteit Zie tevens stratenplan op Kaart 2. Via het hoofdwegennet is het onderzoeksgebied bereikbaar via de N71-Zuiderring in het noorden. Vanuit deze hoofdbaan zijn er volgende aantakkingen op het bestaande industrieterrein van belang: oostelijk gelegen van het kanaal: via de Berkenbossenlaan en via de Haagdoornstraat (oostelijke uitbreidingszone). Het zuidelijk deel is ontsloten via de Colburnlei die aantakt op de Postelweg in het oosten en op de N71 in het westen. Westelijk deel van het kanaal: aansluiting op N71 via Kanaalstraat en Toemaathoek. 89

90 Het onderzoeksgebied is via water ontsloten door het bevaarbaar kanaal Dessel- Kwaadmechelen (tonnenmaat 1350 ton). Het station van Mol ligt in vogelvlucht op een drietal km van het bedrijventerrein. Dit knooppunt van personenvervoer heeft frequente IC-verbindingen op de spoorlijn Antwerpen-Hasselt. Er zijn in het onderzoeksgebied momenteel geen mogelijkheden voor transport per spoor. De busverbinding 307 Leuven-Mol-Hamont volgt de N71 en bedient het bestaande bedrijventerrein Berkenbossen. Ruimtelijke aspecten Bestaande bedrijventerrein binnen het onderzoeksgebied Aard van de bedrijfsactiviteiten (bron: Motiveringsnota PRUP Berkenbossen 2004, situatie 2002) Figuur 5-1 toont dat ongeveer een vierde van de bedrijfsactiviteiten tot de industriële sector gecategoriseerd kunnen worden (vervaardigen van bouwmaterialen en het vervaardigen van meubelen zijn twee belangrijke subsectoren). Het accent ligt eerder op de tertiaire sector, waarbij zowel de transportsector als de groothandel een belangrijk deel voor hun rekening nemen. De meerderheid van de groothandelszaken zijn gericht op het verhandelen van bouwmaterialen. Op de industriezone Berkenbossen zijn een aantal bedrijven gevestigd die tot één van de sterke sectoren van Mol behoren. Het betreft meer bepaald de ondernemingen die gericht zijn op het vervaardigen van bouwmaterialen (glasproductie en vervaardiging van producten van beton) en op afvalverwerking. Deze bedrijven vertegenwoordigen 15 % van de bedrijfsactiviteiten op de industriezone. Figuur 5-1 Aard van de bedrijvigheid op de bestaande industriezone Berkenbossen (bron PRUP Berkenbossen 2004-geschorst) Grote ondernemingen versus middelgrote en kleine ondernemingen Op basis van het aantal werknemers, de gerealiseerde omzet en het balanstotaal kunnen de ondernemingen gecategoriseerd worden als grote, middelgrote of kleine onderneming. Voor de bedrijven die gevestigd zijn op de bedrijvenzone Berkenbossen zijn deze gegevens erg partieel. 90

91 Toch kunnen dertien grote ondernemingen worden geselecteerd binnen de contouren van deze bedrijvenzone. Het gaat in het bijzonder om zes industriële bedrijven (voedingsindustrie, glasindustrie, betonproductie en meubelproductie), een groothandelszaak, 5 transportbedrijven (afdelingen van Gheys Transport en Van Gansewinkel) en het afvalbedrijf Van Gansewinkel. Hiervan is één meubelproducent gelegen op het grondgebied van Balen. Deze grote ondernemingen staan in voor 82 % van de arbeidsplaatsen. Daarnaast zijn er nog zes middelgrote ondernemingen gevestigd op de industriezone, gespreid over de verschillende sectoren. Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat de industriezone Berkenbossen een eerder grootschalig, regionaal profiel vertoont. Nochtans zijn er eveneens bedrijven gevestigd met een lokale uitstraling. Het MER zal de informatie weergeven van de ruimtelijke spreiding van de bestaande bedrijvigheid. Oostelijke uitbreidingszone De zone heeft een hoofdzakelijk natuurfunctie, waarin de vallei van de Scheppelijke Neet een belangrijk onderdeel is. In de oostelijke tip, langs de Grove Denstraat, is een stoeterij met paardenweiden gelegen. Langs deze straat komen nabij de Postelsesteenweg eveneens twee woningen voor. Ook in het noordwesten van deze uitbreidingszone, aanpalend aan het bestaande bedrijventerrein Berkenbossen, komen drie woningen voor en één handelsruimte. Nabij het aansluitpunt van de Haagdoornstraat met de Zuiderring komt een opslagplaats (zandhoop) voor van een firma in grondwerken en transport. Westelijke uitbreidingszone De zone heeft een invulling van verblijfsrecreatie en natuur. De zone grenst in het zuiden aan woongebied Toemaathoek (buiten het onderzoeksgebied). Momenteel wordt de bestaande verblijfsrecreatiezone ontsloten via het gehucht Toemaathoek en meerbepaald langs de Lentestraat en daarop aansluitende onverharde boswegen. In de verblijfsrecreatiezone komen verspreid 6 weekendverblijven voor. Net ten noordwesten van het recreatiegebied, aanpalend aan de Zuiderring, is nog één weekendverblijf gelegen. Aanpalend aan Toemaathoek komen twee woningen voor die worden ontsloten via insteekwegen vanaf de straat Toemaathoek. Naast één ervan is een kleine boogloods opgericht. In de zuidwestelijke punt komt nog één woning voor aanpalend aan het woongebied van Ginderbuiten (overzijde N71). Qua bedrijvigheid is er momenteel een bestaand transportbedrijf (Gheys) gelegen langs het kanaal Dessel-Kwaadmechelen Effectvoorspelling en beoordeling Mens ruimtelijke aspecten De discipline mens-ruimtelijke aspecten omvat de effecten op de mens die niet rechtstreeks het gevolg zijn van de werking van polluenten op de gezondheid. Het gaat over de effecten van de aanwezigheid en de werking van het plan op het wonen, het werken en de recreatie in de omgeving. Dikwijls hebben dergelijke effecten een sociaal-economisch karakter. Beoordelingscriteria met betrekking tot de discipline mens kunnen nooit volledig uit kwantitatieve grootheden bestaan door de complexiteit en het holistisch karakter van het studieobject. De beoordeling in de verschillende effectengroepen zal daarom 91

92 enerzijds steunen op objectieve criteriawaarden en anderzijds steunen op onderzoek met betrekking tot invloed op omgevingsfactoren, perceptie en gedrag. Enerzijds worden de aspecten wonen, werken en recreatie bekeken. Ook de functionele aspecten die betrekking hebben op de invloed van de gewijzigde infrastructuur op het ruimtelijk functioneren, op de relaties tussen de verschillende functies en mate waarin ontwikkelingsmogelijkheden gecreëerd of ontnomen worden komen aan bod. Visuele beleving wordt besproken onder landschap Mens gezondheid en veiligheid Binnen de discipline mens worden ook de optiedisciplines gezondheid en veiligheid bekeken. De optiediscipline mens gezondheid omvat de effecten die rechtstreeks het gevolg zijn van de werking van polluenten op de gezondheid van de mens. Deze effecten worden besproken onder discipline geluid en lucht. Onder de optiediscipline mens veiligheid worden de effecten van eventuele calamiteiten op de omwonenden kwalitatief besproken Mens - mobiliteit Het onderdeel verkeer/mobiliteit binnen de discipline mens zal in eerste instantie betrekking hebben op het onderzoek van de te verwachten verkeerstoename die het plan met zich zal meebrengen op de N71. Hierbij zal een prognose gemaakt worden van de gegenereerde piekuurintensiteiten in de geplande situatie en de impact ervan op de wegvakcapaciteit. Daarnaast zal een semi-kwantitatieve evaluatie gemaakt worden van de impact op de verkeersleefbaarheid van de woonconcentraties op de ontsluitingsroutes naar de N71 (oversteekbaarheid, geluidshinder). Globale benadering De effectbespreking gaat uit van de meest recente bestaande telgegevens als basis, waarop vervolgens een aantal verkeerstoenames/afnames zullen worden begroot a.h.v. eigen prognoses en interpretaties van volgende mobiliteitsstudies: Mobiliteitsstudie voor de rol van de N118 (Geel - Mol Dessel Retie) voor de omgeving en de ontsluiting van de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol (eindrapport november 2007) opgemaakt door Vectris in opdracht van de Provincie Antwerpen. Minder Hinder Kempense Noord-Zuid De Strategie (versie D september 2008) opgemaakt door THV Grontmij Libost-groep in opdracht van de Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer. Streefbeeld N19 R14 N71 (conform verklaard ontwerp streefbeeld december 2008) opgemaakt door Iris Consulting Soresma in opdracht van de Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer. Er worden geen verkeerstellingen en microsimulaties uitgevoerd. Referentiesituatie MER ( bestaande situatie) Afweging van de mobiliteitseffecten ten aanzien van de huidige bestaande situatie als referentie is methodologisch niet correct vermits de huidige situatie grondig zal wijzigen tegen het ogenblik dat het PRUP effectief ontwikkeld zal worden. De afweging zal derhalve gebeuren ten aanzien van een toekomstige referentiesituatie die rekening houdt met volgende reeds goedgekeurde geplande wijzigingen. 92

93 Infrastructuurwijzigingen Voor de bespreking van de referentiesituatie wordt derhalve uitgegaan van een situatie waarin volgende infrastructuurwijzigingen zijn uitgevoerd: Nieuwe Kempense Noord-zuidverbinding: doortrekking van de N19g tussen Kasterlee (kruispunt met de N123) en Geel (R14) Dit behelst de aanleg van een nieuwe weg voor het doorgaande verkeer, parallel aan de bestaande N19 tussen Kasterlee en Geel. Deze weg zal aansluiten op de bestaande kruising van de N19g en de N123 in Kasterlee en op een nog te ontwerpen kruispunt op de R14 in Geel. Er komen ook nieuwe bruggen over de Kleine Nete en over het kanaal Herentals-Bocholt. Omdat dit tracé het waardevolle natuurgebied van De Hoge Mouw doorsnijdt, zal een deel ervan worden aangelegd in een tunnel. Ook aan de goede integratie van het nieuwe parcours in het geklasseerde landschap Gooreind zal bijzondere zorg worden besteed. De bestaande N19 kan nadien door de stad Geel en de gemeente Kasterlee omgebouwd worden tot een meer leefbare weg met expliciete verblijfsfunctie. De tracékeuze is genomen door de Vlaamse Regering op 12 juli Momenteel (mei 2009) loopt aanbestedingsprocedure. Doelstelling van de Vlaamse overheid is te kunnen starten met de werken in de eerste helft van 2010 en de werken in 2012 te kunnen afronden. Fly-over Geel: heraanleg van complex 23 Geel-West, inclusief een nieuwe brug over het Albertkanaal Dit behelst de volledige heraanleg van het complex 23 Geel-West door het bundelen van de op- en afritten en de aanliggende kruispunten in twee grote rotondes, één ten noorden en één ten zuiden van de E313. Daarbij wordt het doorgaande verkeer tussen Geel en Westerlo over de noordelijke rotonde geleid via een ongelijkvloerse kruising. Het project voorziet ook in een nieuwe brug over het Albertkanaal. Deze brug houdt rekening met de geplande verbreding van het kanaal en vergroting van de doorvaarthoogte door de nv Scheepvaart en zal aansluiten op de ongelijkvloerse kruising en de noordelijke rotonde. De aanbesteding en uitvoering van deze werken is gekoppeld aan deze van de doortrekking van de N19g. Startdatum van de werken is m.a.w. voorzien op 2010 en einde van de werken in realisatie minderhindermaatregelen n.a.v. aanleg fly-over Geel Om de doorstroming tijdens de realisatie van het project fly-over Geel zo vlot mogelijk te houden, zullen vooraf een aantal tijdelijke infrastructuuringrepen uitgevoerd worden op het omliggend weggennet. Van enkele daarvan wordt, omwille van hun ingrijpend karakter, aangenomen dat zij echter geen tijdelijke, maar permanente wijziging impliceren en dat zij na de werken aan de fly-over niet meer hersteld zullen worden in de originele staat. Concreet betreft het de uitbraak van de rotonde R14/Koning Albertstraat en de rotonde R14/N126 en de reconstructie ervan als kruispunten met verkeerslichtenregeling. 93

94 Figuur 5-2 situering goedgekeurde geplande infrastructuurwerken n i uitbr aak f l Netwerkbelasting Inzake netwerkbelasting worden de meest recente bestaande telgegevens als basis gehanteerd, waarna deze opgehoogd worden met de gemodelleerde verkeerstoename (cf. multimodaal model Antwerpen) ten gevolge van de nieuwe Noord-zuidverbinding (N19g) enerzijds en een aantal goedgekeurde verkeersgenererende ruimtelijke ontwikkelingen anderzijds. Voor de te verwachte verkeerstoename van de nieuwe Noord-zuidverbinding en de reeds goedgekeurde ruimtelijke ontwikkelingen wordt gesteund op de resultaten van de Mobiliteitsstudie voor de rol van de N118 (Geel - Mol Dessel Retie) voor de omgeving en de ontsluiting van de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol (eindrapport nov 2007) opgemaakt door Vectris in opdracht van de Provincie Antwerpen. Naast de nieuwe Noord-zuidverbinding, werden volgende goedgekeurde ruimtelijke ontwikkelingen doorgerekend in deze studie: uitbreidingsmogelijkheden op onbenutte bedrijfspercelen Incubatorgebouw renovatie industriegebied Donk uitbreiding Stenehei fase 1 Hofstede Mol Uitbreiding bedrijventerrein Bempdekens Retie 94

95 Om eventuele dubbeltellingen uit te sluiten wordt voorafgaand nog een toetsing gedaan in hoever deze ontwikkelingen reeds wel/niet gerealiseerd waren op het ogenblik van de gehanteerde telgegevens. Desgevallend wordt dit verdisconteerd voor de betrokken wegsectie. Figuur 5-3 goedgekeurde geplande ontwikkelingen cf. Studie N118 Te evalueren toekomstscenario s voorgenomen activiteit Voor de effectbespreking van de voorgenomen activiteit worden volgende twee toekomstsituaties vergeleken met de referentiesituatie: situatie zonder doorrekening van cumulatieve effecten In een eerste doorrekening wordt enkel de toekomstige verkeersgeneratie vanwege PRUP Berkenbossen geëvalueerd inzake impact op verkeersafwikkeling en - leefbaarheid op de N71. Prognose van de toekomstige verkeersgeneratie gebeurt aan de hand van kengetallen en beredeneerde aannames. Het distributiepatroon wordt afgeleid uit bestaande telgegevens op de huidige ontsluitingspunten. situatie met doorrekening van cumulatieve effecten De ontwikkeling van PRUP Berkenbossen is niet de enige ruimtelijke ontwikkeling die in de toekomst tot een verkeerstoename op de N71 zal leiden. Derhalve worden in een tweede toekomsituatie ook een aantal andere geplande ruimtelijke ontwikkeling cumulatief in rekening gebracht. De cumulatieve effecten die meegerekend worden zijn: de effecten van de ruimtelijke plannen in ontwikkeling die reeds doorgerekend zijn in de studie N118 o Revitalisering voormalig militair domein Kievermont Geel 95

96 o Uitbreiding bedrijventerrein Goormansdijk o Uitbreiding Stenehei fase 2 o Uitbouw milieutechnologievallei Figuur 5-4 meegerekende plannen in ontwikkeling cf. Studie N118 In het oorspronkelijk afbakeningsproces voor het kleinstedelijk gebied Mol dd april 2003 werd er op vraag van VITO een cluster afgebakend in de nucleaire zone ten zuiden van het kanaal Herentals-Bocholt. VITO had de intentie te voorzien in een zone voor een aantal hoogtechnologische bedrijven ook genoemd milieutechnologievallei. Deze cluster is ook overgenomen in het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan van Mol. In 2004 heeft minister Van Mechelen deze clusters negatief geadviseerd in het kader van het provinciale afbakeningsproces omdat enerzijds het idee onvoldoende was onderbouwd en anderzijds de clusters te groot waren om te functioneren op het niveau van een kleinstedelijk gebied. De taakstellingen bedrijvigheid toebedeeld aan de provincie kunnen dergelijke oppervlakten niet verantwoorden. In 2005 werd de mobiliteitsstudie N118 opgestart en werden van in het begin een aantal scenario s vastgelegd. Om een scenario te hebben rond maximale ontwikkeling werd de milieutechnologievallei (cluster van 79 hectare) met een duidelijke vermelding dat dit een niet goedgekeurd voorstel betrof meegenomen. Er zijn op dit ogenblik geen gedetailleerde plannen bekend over deze milieutechnologievallei en ook geen beleidsbeslissingen op Vlaams- of provinciaal niveau. Om de mobiliteitseffecten te berekenen in het kader van de afbakening van het kleinstedelijk gebied Geel en de effecten op kruispuntniveau voor bepaalde PRUP s zal de ontwikkeling van deze milieutechnologievallei niet worden meegenomen. Om deze aftrek van de milieutechnologievallei te kunnen doen, wordt voor de relevante wegsecties gekeken wat het aandeel is van de milieutechnologievallei in de totale verkeersgeneratie van de plannen in ontwikkeling cf. Studie N118 en wordt de verkeerstoename op de desbetreffende wegsecties en de varianten van de regionale verbinding volgens dezelfde verhouding teruggebracht. 96

97 Ondertussen zijn er nieuwe intenties voor de ontwikkelingen in de nucleaire zone ten noorden van het kanaal Herentals-Bocholt. NIRAS (Nationale Instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen) heeft reeds vergevorderde plannen voor de berging van Belgisch laag- en middelactief kortlevend afval. Op 29 mei 2009 werd een informatiesessie gegeven in het kader van het RUP/plan-MER voor de betrokken Vlaamse en provinciale administraties. NIRAS zal een afzonderlijk plan- MER maken voor deze ontwikkelingen. Er zijn voor deze ontwikkelingen nog geen beleidsbeslissingen genomen op provinciaal niveau. naast de doorgerekende cumulatieve effecten uit de studie N118 worden in de effectbespreking ook de resultaten meegenomen van de plan-mer-screeningen voor de overige deel-prup s die binnen het kader van het PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Mol worden opgemaakt: o o o o o o o o PRUP Wauwerdijk : Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied Wauwerdijk naar een stedelijk woongebied; PRUP Schoolstraat : Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied Schoolstraat naar een stedelijk woongebied; PRUP Ezaartveld: Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied Ezaartveld naar een stedelijk woongebied; PRUP Pastoor Wuytsstraat: Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied Pastoor Wuytsstraat naar een stedelijk woongebied; PRUP Stenehei: Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van nucleaire zone naar zone voor regionale bedrijvigheid; PRUP Molderdijk: Dit PRUP moet voorzien in de ontwikkeling van de zuidelijke poort van het kleinstedelijk gebied door onder meer een herbestemming naar grootschalige kleinhandel. PRUP De Markt: Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van natuurgebied naar gebied voor openbaar nut zodat de gronden van de instelling voor bijzondere jeugdbijstand De Markt gelegen langs de Nete in overeenstemming gebracht worden met het effectieve gebruik. PRUP Leeuwerikstraat: Dit PRUP heeft tot doel de gronden binnen het woonuitbreidingsgebied te ontwikkelen i.f.v.wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Toetsing van de impact op de verkeersafwikkeling gebeurt op basis van wegvakcapaciteiten en verkeerskundige vuistregels. Aanvullend wordt in het MER ook rekening gehouden met de toekomstige infrastructuuringrepen zoals vooropgesteld in het Streefbeeld N19 R14 N71. Dit gebeurt op het niveau van de milderende maatregelen; in die zin dat de ontwikkelingsfases van het PRUP Berkenbossen zullen afgestemd worden op de noodzaak tot voorafgaandelijke realisatie van een volgende fase van het Streefbeeld N19-R14-N71. Voor Berkenbossen voorziet het Streefbeeld N19-R14-N17 volgende fasering in functie van de prioriteit van uitvoering. Fase 1 herstructurering N136 Postelsesteenweg 97

98 aanleg ongelijkvloerse kruising gemotoriseerd verkeer met aansluitingen + ongelijkvloerse fiets- en voetgangerskruising met primaire weg I: N71 x N103 Ginderbuiten aanleg tunnel lokaal gemotoriseerd verkeer, fietsers en voetgangers: N71 x Toemaathoek aansluiten regionaal bedrijventerrein Berkenbossen West op kruispunt N71 x N103 Ginderbuiten aansluiten regionaal bedrijventerrein Berkenbossen Oost op kruispunt N71 x N136 Postelsesteenweg optimaliseren relaties tussen openbaar vervoer, fiets en voetganger: o onderlinge afstemming tussen de verschillende modi o duidelijke sturing van lokale en bovenlokale stromen o optimaliseren en vervolledigen fietsvoorzieningen Figuur 5-5 acties fase 1 Streefbeeld N19-R14-N71: sectie N71 tussen N103-oost en N136 ontsluiting Berkenbossen Fase 2 koppeling regionaal bedrijventerrein Berkenbossen Oost en West aanleg paralllelweg, gelegen aan de zuidzijde van de N71, tussen Haagdoornstraat en N136 Postelsesteenweg aanleg ongelijkvloerse kruising gemotoriseerd verkeer met aansluitingen + ongelijkvloerse fiets- en voetgangerskruising met primaire weg I: N71 x N136 Postelsesteenweg schrappen overige direkte lokale aansluitingen op de N71: Berkenbossenlaan Kiezelweg Haagdoornstraat optimaliseren en vervolledigen fietsvoorzieningen langs bestaande en nieuwe weginfrastructuren: aanleg dubbelrichtingsfietspad tussen N18 Molderdijk en N712 Kiezelweg: ten noorden van de N71. 98

99 Figuur 5-6 acties fase 2 Streefbeeld N19-R14-N71: sectie N71 tussen N103-oost en N136 ontsluiting Berkenbossen Fase 3 schrappen aansluiting regionaal bedrijventerrein Berkenbossen West op kruispunt N71 x N103 Ginderbuiten. Door de koppeling van Berkenbossen Oost en West wordt de aansluiting geheroriënteerd naar kruispunt N71 x N136 Postelsesteenweg. bestaand profiel hoofdweg over het gehele deeltracé naar 2x2 brengen Figuur 5-7 acties fase 3 Streefbeeld N19-R14-N71: sectie N71 tussen N103-oost en N136 ontsluiting Berkenbossen 99

100 Tabel 5-5 Beoordelingscriteria en significantiekader milieudiscipline mens Effecten Criterium Methodiek Significantiekader Functiewijzigingen en wijzigingen in bodemgebruik Effecten t.g.v. gewijzigde luchtkwaliteit Effecten t.g.v. gewijzigd geluidsklimaat Effecten t.g.v. gewijzigde visuele beleving Wijziging verkeersafwikkeling (gemotoriseerd verkeer) Verkeersleefbaarheid Ruimtelijke verdeling bodemgebruik Wijziging maatschappelijk functioneren Hiervoor wordt verwezen naar discipline Lucht Hiervoor wordt verwezen naar discipline Geluid Aantal gehinderde woningen in effectgebied Hiervoor wordt deels verwezen naar discipline Landschap Intensiteit/capaciteitverhouding wegennet Vergelijking ruimtelijke verdeling huidig bodemgebruik en ruimtelijke verdeling bodemgebruik na realisatie plan Inschatting bijkomende/afgenomen woongelegenheid, werkgelegenheid, recreatie bij exploitatie; o.b.v. woningen en buffergebieden rondom het onderzoeksgebied Algemene effecten op visuele beleving worden besproken onder landschap Lichtpollutie kan onder de esthetische kwaliteit vallen prognose van de gegenereerde piekuurintensiteiten in de geplande situatie en de impact ervan op de wegvakcapaciteit. Semi- kwantitatieve beoordeling Het effect wordt als significant beoordeeld als het bodemgebruik wijzigt en dit een invloed heeft op het ruimtelijk en maatschappelijk functioneren (r.m.f) r.m.f. verhinderd = sterk significant r.m.f. bemoeilijkt = beperkt tot matig significant Zie discipline geluid Bijkomende of verwijderde lichtbronnen en bijkomende of verwijderde bufferschermen (natuur of gebouwen bijvoorbeeld). Effectenbepaling o.b.v. expert judgement Effecten zijn significant als de verkeerstoename leidt tot een I/C-verhouding 0,8 of hoger Het effect wordt als significant beoordeeld als de verkeersleefbaarheid wijzigt voor de woonconcentraties langs de ontsluiting naar de N71: oversteekbaarheid: verhoging gemiddelde wachttijd tot meer dan 15s is significant Geluidshinder: zie discipline geluid 100

101 5.6. Geluid Studiegebied Voor de evaluatie van de geluidsimpact gedurende de exploitatiefase worden het omgevingsgeluid en de specifieke geluidsbelasting t.g.v. het plan bepaald en beoordeeld in relevante punten binnen het studiegebied. Belangrijk is dat het huidige omgevingsgeluid in en rondom het onderzoeksgebied wordt gekwantificeerd. Dit om na te gaan wat de huidige belasting is tengevolge het verkeer op de N71 (Zuiderring), de spoorlijn en de bestaande bedrijven op het bestaand bedrijventerrein Berkenbossen. Conform VLAREM II wordt het studiegebied bepaald tot op 200m rondom het onderzoeksgebied. Ten aanzien van de afstemming op de discipline mobiliteit wordt, in het geval significante verkeersveranderingen optreden buiten 200 meter van het onderzoeksgebied, een geluidsbeoordeling uitgevoerd ter hoogte van woningen aan de desbetreffende verkeerswegen Bestaande situatie Methodiek beschrijving van de bestaande situatie Het huidige omgevingsgeluid ter hoogte van de woningen, die verspreid rondom het onderzoeksgebied zijn gelegen, en de nabijgelegen natuurgebieden wordt momenteel voornamelijk door het wegverkeer van de N71, de spoorlijn en de bestaande bedrijvigheid bepaald. Om een inschatting te maken van het huidige (oorspronkelijk) omgevingsgeluid rondom het onderzoeksgebied wordt een overzicht gegeven van de activiteiten die zich er nu afspelen. De bestaande situatie zal enerzijds beschreven worden op basis van eventuele bestaande gegevens (akoestische onderzoeken, MER) en anderzijds op basis van ambulante metingen. Deze ambulante meetpunten (10 à 15) situeren zich aan de meest nabijgelegen woningen/natuurgebied. Deze metingen leveren de waarden op van de grootheden LAeq,T, LA05,T, LA10,T, LA50,T en LA95,T uitgedrukt in db(a). Op elk meetpunt zal minstens 15 minuten gemeten worden. Deze meetduur is in de omgeving van een drukke weg (N71) en het industrielawaai voldoende lang om al een kwalitatieve beschrijving van het omgevingsgeluid te geven. Voor de ambulante meetpunten in de omgeving van de spoorlijn zal minstens één uur gemeten worden. De metingen worden uitgevoerd conform de bijlage van het VLAREM II. De meetresultaten worden getoetst aan de richtwaarden uit VLAREM II in functie van de bestemming van het meetpunt volgens het gewestplan. Terminologie Lden: heeft betrekking op de jaargemiddelde waarde van de lawaaibelasting op een welbepaalde plaats Lnight: het A-gewogen gemiddelde geluidsniveau over lange termijn is, als gedefinieerd in ISO :1987, vastgesteld over alle nachtperioden van een jaar LAeq,T: het A-gewogen equivalent geluidsniveau is een maat voor het beschouwde fluctuerende geluid. De discontinue geluidsbelasting gedurende een periode T wordt omgerekend naar het niveau van een continu geluid met dezelfde geluidsbelasting. 101

102 LA05,T: het geluidsniveau dat 5 % van de meetperiode T overschreden is. Is een maat voor gemiddelde waarde van de piekniveaus in de meetperiode T LA50,T: gemiddelde geluidsniveau gedurende de meetperiode T LA95,T: het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende 95 % van de observatieperiode T wordt overschreden. Het is een maat voor het overwegend heersende achtergrondgeluidsniveau. Een voorstel van de situering van meetpunten is schetsmatig aangeduid op onderstaande figuur. De exacte locaties van de meetpunten zullen, na een grondig terreinbezoek, vastgelegd worden waarbij er bijzondere aandacht zal gaan naar het omgevingsgeluid ter hoogte van de woonstraten in Berkensingel, Berkenbos, Toemaathoek, Glaswolstraat, Zilverberkdreef. Ook ten noorden van de N71 zullen zowel in het natuurgebied als ter hoogte van de woningen in de Hulststraat en Ginderbuiten metingen worden uitgevoerd. Ook zullen er enkele meetpunten voorzien worden langs de N71. De meetresultaten van deze ambulante meetpunten langs de N71 zijn nuttig om het geluidsmodel voor het wegverkeerslawaai af te stemmen op de gemeten waarden. De meetresultaten worden tevens getoetst aan de richtwaarden uit VLAREM II in functie van de huidige en toekomstige bestemming van het meetpunt volgens het gewestplan. Aan de hand van deze toetsing wordt nagegaan in hoeverre de milieukwaliteitsnorm wordt gerespecteerd. Vermits het aspect verkeer voor de huidige toekomst maar ook voor de toekomstige situatie van belang is, wordt aan de hand van verkeersintensiteiten van de actuele 102

103 situatie een geluidskaart, die de geluidscontouren tengevolge van het wegverkeerslawaai rond de voornaamste verkeersassen weergeeft, opgesteld. Deze geluidskaart van de referentiesituatie wordt vergeleken met de toekomstige situatie. Deze berekende geluidsniveaus in LAeq,dag worden getoetst aan de gemeten geluidsniveaus. De specifieke bijdrage van de huidige weg kan hieruit duidelijk worden afgeleid. In de mate van het mogelijke (beschikbaarheid van gegevens) wordt de Lden en Lnight berekend. De input voor deze overdrachtsberekening (volgens de SRM II) zijn de geometrische kenmerken, het aantal personenwagens, % aantal vrachtwagens, snelheden, wegdek. De geluidscontouren voor Lden en Lnight van 70, 65, 60, 55,50 en 45 db(a) zullen visueel op een orthoplan worden voorgesteld. Voor de beoordeling van het aantal gehinderden zal de Lden parameter bepaald worden. De Lden en Lnight zal bepaald worden conform het besluit van de Vlaamse Regering (BS 22/7/05) inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai. Zoals aangegeven zal het wegverkeerslawaai berekend worden met SRM II. Indien voor Lden en Lnight een toetsingskader is uitgewerkt zal dit worden aangewend Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Er wordt verwacht dat het huidige omgevingslawaai vnl. wordt veroorzaakt door de activiteiten op het industrieterrein Berkenbossen, de N71 en de spoorlijn Effectvoorspelling en beoordeling De milieueffecten die optreden na de ontwikkeling van dit Plan (PRUP Berkenbossen) worden als volgt bestudeerd. Aan de hand van het ontwerp van de ontsluiting, de wijziging van de verkeersstromen ten gevolge van het plan wordt de situatie gemodelleerd in een computermodel. Voor wat de verkeersintensiteiten betreft wordt beroep gedaan op uitgevoerde studies die de te verwachten verkeersintensiteiten berekende. Het computermodel dat opgebouwd wordt steunt op de Nederlandse rekenmethode SRM II. Dit model houdt rekening met de geometrische uitbreiding van het geluid, de luchtabsorptie, bodemreflecties en bodemabsorpties, afscherming van geluidsschermen en gebouwen, reflecties tegen gebouwen, de verkeersintensiteiten en samenstelling van het verkeer, de snelheid van het verkeer, de hoogte van de weg en ontvangpunten. De overdrachtsberekening gebeurt met behulp van het Geonoise-computerprogramma. Met behulp van dit model wordt op een gelijkmatig raster het Lden berekend. Tevens wordt het LAeq over de nachtperiode berekend indien verkeersgegevens voor de nachtperiode bekend zijn. De geluidscontouren, lijnen die gelijke geluidsniveaus verbinden, worden visueel vanaf 45 db(a) tot 70 db(a) weergegeven met een topografische kaart als ondergrond. Het resultaat van de berekeningen wordt getoetst aan het voorgesteld toetsingskader. Deze resultaten worden aangereikt aan de discipline Mens en fauna en flora. Op basis van geluidsgegevens aan een gelijkaardige situatie of op basis van literatuurstudies wordt een inschatting gemaakt van de effecten ten gevolge van dit nieuw bedrijventerrein (westelijke en oostelijke uitbreiding). Ook kan eventueel op basis van de Nederlandse kengetallen een inschatting gemaakt worden van de effecten van bijvoorbeeld logistiek. Een kengetal is een geluidsvermogenniveau per m² en per activiteit. Deze kengetallen werden opgesteld in opdracht van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam ten behoeve van het Rijnmondgebied. Aan de ingevulde oppervlaktes wordt een geluidsvermogenniveau toegekend op basis van de totale oppervlaktes en de aard van de activiteiten. Hierdoor 103

104 is het mogelijk om in eerste orde benadering met behulp van ISO 9613 de specifieke bijdrage in LAeq-niveaus te berekenen. Eventuele knelpunten geven aanleiding tot remediërende maatregelen. Deze maatregelen kunnen zijn geluidsschermen of geluidsbermen, gebouwenconfiguraties,. De zones die in aanmerking komen worden aangeduid. Het milderend effect van de geluidsschermen wordt gemodelleerd en visueel voorgesteld. Ook kan voor een aantal gebieden geluidszonering toegepast worden. Effecten van spoorweglawaai, wegverkeerslawaai en industrielawaai kunnen cumulatief werken. Tabel 5-6 Beoordelingscriteria en significantiekader milieudiscipline geluid Effecten Criterium Methodiek Verandering in de verkeerssituatie Invulling activiteiten Aantal gehinderden voor en na de exploitatie van het plan Respecteren van de VLAREM grenswaarden voor hinderlijke inrichtingen overname en interpretatie resultaten verkeerstudies; Wegverkeerslawaai wordt gemodelleerd op basis van verkeersintensiteiten, snelheid, wegdek volgens standaard rekenmethode II. Grenswaarden opleggen aan eventuele hinderlijke activiteiten zoals laad en losactiviteiten, technische installaties 104

105 Evaluatie van de significantie van de wijziging in geluidsimmissies gebeurt als volgt: Effectbeschrijving Significantie Zeer significant positief +++ Significant positief ++ Matig positief + verwaarloosbaar 0 Matig negatief - Significant negatief -- Zeer significant negatief --- Effect op het omgevingsgeluid verlaging van het omgevingsgeluid met 6 db(a) of meer verlaging van het omgevingsgeluid met 3 tot 6 db(a) verlaging van het omgevingsgeluid met 1 tot 3 db(a) verlaging/verhoging van het omgevingsgeluid < 1 db(a) verhoging van het omgevingsgeluid met 1 tot 3 db(a) verhoging van het omgevingsgeluid met 3 tot 6 db(a) verhoging van het omgevingsgeluid met 6 db(a) of meer 5.7. Lucht Studiegebied Voor de discipline lucht wordt het studiegebied afgebakend tot het gebied waar de emissies een impact hebben op de concentraties van de omgevingslucht. Aangezien de kennis van de verspreiding van verontreinigende componenten aan diepgang wint naargelang de studie vordert, kan de definitieve afbakening van het studiegebied pas tijdens de studie zelf vastgelegd worden. In eerste benadering wordt het studiegebied afgebakend tot een gebied van 2 km rondom het onderzoeksgebied. Bijkomend worden de wegsegmenten van belangrijkste wegen van en naar het onderzoeksgebied waar relevante wijzigingen te verwachten zijn mee opgenomen in het studiegebied Bestaande situatie Methodiek beschrijving van de bestaande situatie In eerste instantie wordt de plaatselijke luchtkwaliteit in het studiegebied beschreven voor de relevant geachte componenten. Dit zijn enerzijds de componenten die door het wegverkeer geëmitteerd worden (vnl. de verbrandingscomponenten zoals CO 2, CO, NO x, SO 2, fijn stof, VOS ) welke in grote lijnen overeenkomen met de emissies te wijten aan gebouwverwarming, de emissies afkomstig van het bestaande bedrijven in de omgeving van het onderzoeksgebied (parameters hiervoor worden vastgelegd bij de studie van de aanwezige bedrijven tijdens de opmaak van de MER procesnota op basis van integrale milieujaarverslagen 105

106 ingediend door deze bedrijven en eventueel beschikbare MER rapporten van deze bedrijven), en anderzijds van de emissies die bij de aanleg/inrichting kunnen ontstaan. Dit laatste betreft vnl. mogelijke stofemissies (opwaaiend en neervallend stof) en uitlaatgassen van werfverkeer en machines. Voor de opmaak van de inventaris van de luchtkwaliteit wordt gebruik gemaakt van de resultaten van het Vlaamse immissie meetnet. Gezien er volgens onze huidige kennis geen meetposten gelegen zijn in of nabij het studiegebied zullen de opgenomen gegevens enkel als richtinggevende achtergrondconcentraties gebruikt worden. Aanvullende gegevens worden bekomen uit de interpolatiekaarten opgenomen in de jaarrapporten van VMM en achtergrondconcentraties opgenomen in het model CAR- Vlaanderen. Tevens wordt, voor zover beschikbaar, rekening gehouden met de resultaten van andere studies voor zover deze door administraties ter beschikking gesteld worden. Bij de bepaling van de eventuele impact van de nabij gelegen industriële bedrijven worden de te evalueren parameters gekozen in functie van de activiteiten van deze bedrijven. Hierbij worden enkel de relevante emissies beschouwd. Hiertoe worden enkel die bedrijven beschouwd welke een emissie inventaris opmaken in het kader van het integraal milieujaarverslag. In de mate van het mogelijke wordt de actuele invloed van deze industriële emissies op de huidige luchtkwaliteit vastgelegd (bvb indien MER rapporten van deze bedrijven beschikbaar zijn). Om de actuele impact van het verkeer aanwezig in het studiegebied te evalueren worden voor de relevante wegen modelberekeningen uitgevoerd m.b.v. het CAR- Vlaanderen model ten aanzien van de parameters NO 2 en PM 10, (voor zover de vervoersstromen voor deze wegen gekend zijn). De parameters die bij de modelleringen gehanteerd worden zijn : - jaargemiddelde concentratie (µg/m³) - jaargemiddelde achtergrond (µg/m³) - aantal overschrijdingen grenswaarde De toetsing wordt uitgevoerd ten opzichte van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO 2, de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 en het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor PM10 van de richtlijn 1999/30/EG. Bijzondere aandacht wordt besteed ten aanzien van de luchtkwaliteit nabij eventuele bewoning in het studiegebied. Als referentiekader worden de luchtkwaliteitsdoelstellingen, zoals opgenomen in Vlarem II en Europese luchtkwaliteitsdoelstellingen gehanteerd, indien relevant aangevuld met internationaal aanvaarde doelstellingen (WHO, Nederlandse MTR-waarden, ). De parameter PM 2,5 wordt beoordeeld op basis van literatuurgegevens en de resultaten van de CAR berekeningen ten aanzien van PM 10. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de totaliteit van de PM 10 van uitlaatgassen uit PM 2,5 bestaat Beknopte beschrijving van de referentiesituatie De meest nabijgelegen meetpost betreft de meetpost Dessel (42N016), Nieuwedijk Sluis4 (Lambert coördinaten :205542, ) waar de parameters NO, NO 2, SO 2 en fijn stof gemeten worden. 106

107 Tabel 5-7 Overzicht van het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor fijn stof (bron VMM) Stacode Gemeente * 42N016 Dessel *: obv voorlopige resultaten De daggemiddelde doelstelling voor fijn stof, welke als de meest kritische parameter kan beschouwd worden, lag de afgelopen jaren steeds lager dan de doelstelling (bvb in 2007: 29 overschrijdingen versus 35 toegelaten). Enkel in 2004 was er nog een overschrijding van deze doelstelling (maar deze is slechts op 1/1/2005 van kracht geworden. Ook aan de jaargemiddelde doelstelling voor PM10 (40 µg/m³) wordt voldaan. Voor 2007 bedroeg deze jaargemiddelde concentratie 29 µg/m³. Inzake SO 2 wordt eveneens aan alle doelstellingen voldaan.. De jaargemiddelde NO 2 concentratie bedroeg in 2006 voor dit meetstation 24 µg/m³, dus beduidend lager dan de toekomstige doelstelling (40 µg/m³ vanaf 1/1/2010). Er werden in 2005 evenmin overschrijdingen van de uurgemiddelde doelstelling van 200 µg/m³ gemeten (maximaal uurgemiddelde van 98 µg/m³). De resultaten van de door VMM uitgevoerde metingen kunnen eerder als achtergrondconcentraties aanzien worden. T.h.v. belangrijke locale bronnen kunnen uiteraard verhoogde concentraties optreden. Als belangrijke lokale bron kunnen de drukste wegen beschouwd worden. De impact van het wegverkeer neemt echter zeer snel af met de afstand tot de weg. Op een afstand van enkele honderden meters wordt nabij de te beschouwen N-wegen evenwel geen aantoonbare impact meer verwacht. In het kader van dit MER zal de impact wel kwantitatief beoordeeld worden. Bijkomend kan nog vermeld worden dat net zoals in gans Vlaanderen ook in het studiegebied overschrijdingen van de ozondoelstellingen optreden bij warm en zonnig weer Effectvoorspelling en beoordeling Na realisatie van het plan wordt de mogelijke toekomstige situatie ingeschat. Hierbij wordt in eerste instantie de situatie bij autonome ontwikkeling in kaart gebracht, inclusief de impactbepalingen zoals ook toegepast bij de beschrijving van de actuele situatie. Rekening houdend met de prognoses inzake wijziging verkeerstrafiek op de wegen, verkeersafwikkeling en de te verwachten evolutie inzake de samenstelling van de uitlaatgassen en de achtergrond luchtkwaliteit wordt de toekomstige situatie kwantitatief ingeschat. Modelberekeningen worden met CAR-Vlaanderen voor het bepalen van de impact van verkeer, zowel van de bestaande als van de toekomstige weginfrastructuur. Voor de geplande situatie wordt de situatie in 2015 beschouwd. Voorspellingen op nog langere termijn worden als te onnauwkeurig beschouwd. Ook de te verwachten impact van het uit te bouwen bedrijventerrein wordt in kaart gebracht. Gezien de concrete invulling in dit stadium van de studie nog niet gekend is, zal met de invulling van dit deelaspect een grote onzekerheid gepaard gaan. Er kunnen dan ook enkel maar zeer ruwe benaderingen geformuleerd worden ten aanzien van de toekomstige emissies in het onderzoeksgebied. 107

108 Gezien de concrete plaats en omstandigheden waar deze toekomstige emissies geloosd zullen worden evenmin gekend zijn, kunnen de beschouwde emissies evenmin naar immissies met modelberekeningen doorgerekend worden. Voor het volledige studiegebied worden de cumulatieve effecten in kaart gebracht. Indien de aard van de toekomstige bedrijven gekend is, waarbij een inschatting van de emissies kwantitatief mogelijk wordt, zal ook deze impact m.b.v. modelleringen doorgerekend worden. Indien deze gegevens niet gekend zijn wordt vnl. aandacht besteed aan een kwalitatieve inschatting van de emissies/effecten. Hierbij wordt nagegaan in hoever de te verwachten luchtkwaliteit bij autonome ontwikkeling nog ruimte biedt voor extra emissies in het onderzoeksgebied, zonder de luchtkwaliteitsdoelstellingen in het gedrang te brengen. Bij deze evaluatie worden voor de evaluatie van de verkeersemissies dezelfde impactmodellen en dezelfde te bestuderen parameters als voor de referentie situatie beschouwd. De hoger vermelde bevindingen dienen als grondslag voor het bespreken van de mogelijke impact op de luchtkwaliteit. Bijzondere aandacht wordt besteed ten aanzien van de te verwachten luchtkwaliteit nabij eventuele bewoning in het studiegebied. De bekomen gegevens worden gerelateerd t.o.v. aanvaardbare concentratie- /kwaliteitsdoelstellingen. Hierbij worden de Vlarem bepalingen en de Europese luchtkwaliteitsdoelstellingen als juridisch toetsingskader beschouwd. De wijzigingen die zich zullen voordoen t.o.v. de actuele situatie en de situatie bij autonome ontwikkeling worden mee in kaart gebracht. Op basis van de cumulatieve effecten wordt de haalbaarheid van de ontwikkelingen van het bedrijventerrein, en de mogelijke ontsluiting ervan, in kaart gebracht. Voor de bepaling van de impact van de plan-realisatie wordt het verschil met de situatie bij autonome ontwikkeling beoordeeld in functie van de luchtkwaliteitsdoelstellingen (cfr. de bepalingen opgenomen in het richtlijnenboek lucht). Er wordt hierbij een 7-delig toetsingskader gehanteerd (-3 tot +3) om de toekomstige impact te beoordelen overeenkomstig onderstaand schema. Tabel 5-8 Beoordelingskader lucht in functie van berekende bijdrage wegverkeer Berekende hoogste bijdrage Beoordeling bijdrage t.o.v. luchtkwaliteitsdoelstellingen omschrijving -7,5 % (belangrijke afname) +3 significant positief effect -5,0 à -7,4 % (relevante afname) -2,5 % à - 4,9 %(beperkte afname) -2,4 à 2,4 % (geen aantoonbare impact) +2 matig significant positief effect +1 gering significant positief effect 0 geen aantoonbaar effect 108

109 Berekende hoogste bijdrage +2,5 à + 4,9 % (beperkte bijdrage) +5 à + 7,4 % (relevante bijdrage) + 7,5 % (belangrijke bijdrage) Beoordeling bijdrage t.o.v. luchtkwaliteitsdoelstellingen omschrijving - 1 gering significant negatief effect - 2 matig significant negatief effect - 3 significant negatief effect Aan deze impactevaluatie wordt een onderzoek naar de koppeling met milderende maatregelen voorzien. Dit beoordelingskader wordt voor de afzonderlijke relevante wegen afzonderlijk toegepast. Bij dit louter kwantitatief beoordelingskader, waarbij de berekende bijdragen gerelateerd worden aan achtergrondconcentraties en/of luchtkwaliteitsdoelstellingen, kan er geen rekening gehouden worden met aanwezige bewoning, de relevantie van het gebied waarin deze hoogste bijdragen voorkomen, aanwezigheid van gevoelige bevolkingsgroepen,.. Uiteindelijk wordt de impactscore, per component en per wegsegment vertaald naar een globale impactscore. Dit wordt op basis van een experten oordeel uitgevoerd. Hierbij wordt wel rekening gehouden met bijkomende elementen zoals de relevantie van de verschillende wegsegmenten (aanwezigheid van bewoning, lengte van wegsegmenten,.). Overeenkomstig het richtlijnenkader dienen bij de impactberekening uitgevoerd met het model CAR-Vlaanderen de milderende maatregelen gekoppeld te worden aan de impactbeoordeling. Hierbij wordt rekening gehouden met volgende elementen: Bij impactscore 0 wordt onderzoek uitgevoerd naar milderende maatregelen bij 80% opvulling van de luchtkwaliteitsdoelstellingen. Bij impactscore -1 is onderzoek naar milderende maatregelen minder dwingend maar indien de onderzoekssturende randvoorwaarden aangeven dat er zich een probleem kan stellen dan worden voorstellen van milderende maatregelen uitgewerkt. Bij impactscore -2 wordt noodzakelijkerwijs gezocht naar milderende maatregelen, eventueel gekoppeld aan langere termijn. Bij impactscore -3 wordt noodzakelijkerwijs gezocht naar milderende maatregelen, waarbij aangegeven wordt hoe deze bij de uitvoering van het project zullen ingepast worden. Indien uit de dispersieberekeningen zou blijken dat de impact van het plan op de plaatselijke luchtkwaliteit onaanvaardbaar is, worden milderende maatregelen voorgesteld. Milderende maatregelen worden eveneens voorzien indien: Grenswaarden of luchtkwaliteitsdoelstellingen overschreden worden, ongeacht het feit of dit te wijten is aan te hoge achtergrondconcentraties dan wel door de impact van de realisatie van het plan. De berekende bijdragen hoger zijn dan 10 % van de luchtkwaliteitsdoelstellingen. 109

110 De milderende maatregelen kunnen hierbij zowel betrekking hebben op het plan zelf als op achtergrondinvloeden. Indien noodzakelijk geacht, wordt tevens een opvolgingsprocedure voorgesteld. Voor de beoordeling van de impact waarvoor geen kwantitatieve beoordeling mogelijk is (voor de elementen waarvoor geen kwantitatieve impactberekening/modellering beschikbaar is), wordt een experten oordeel geformuleerd. Hierbij wordt eveneens van een 7-delig kader gebruik gemaakt. Voor de globale beoordeling wordt eveneens gebruik gemaakt van een experten oordeel. Bij deze globale beoordeling kan uiteraard wel rekening gehouden worden met de relevantie van de gebieden, aanwezige bewoning, Samenvatting van effecten t.g.v. wijziging van het watersysteem als bijdrage van het oordeelkundig uitvoeren van de watertoets Het MER levert de informatie aan die het de overheid mogelijk maakt om de watertoets uit te voeren. Het decreet betreffende het Integraal Waterbeleid (IWB) voorziet via de watertoets dat waterbelangen inhoudelijk en procedureel een expliciete plaats wordt gegeven in de totstandkoming van plannen, programma s en vergunningsbesluiten. Via de watertoets wordt aldus uitvoering gegeven aan het principe van de integratie van integraal waterbeleid bij de planvorming en vergunningverlening die plaats vindt in het kader van andere beleidsdomeinen. Het decreet IWB voorziet dat alle genoodzaakte elementen en informatie ten behoeve van het uitvoeren van de watertoets in geval van MER-plichtige plannen/projecten in het MER dienen gesynthetiseerd te zijn. Het MER moet met andere woorden alle gegevens vermelden die de watertoets mogelijk maken. De watertoets op zich is een beoordeling die gebeurt door de vergunningverlenende overheid en niet door de MER-deskundige water of in het kader van de m.e.r.- procedure. In het MER zal een hoofdstuk worden gewijd die de elementen ter beoordeling van effecten op het watersysteem ten behoeve van de watertoets integreert en bestaat uit een synthese van de belangrijkste effecten die in het kader van het MER op het watersysteem naar voren komen. Ondertussen is een uitvoeringsbesluit watertoets goedgekeurd (B.S. 31/10/2006). Dit besluit geeft de lokale, provinciale en gewestelijke overheden, die een vergunning moeten afleveren, richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. De bijlagen bij het besluit bevatten inhoudelijke richtlijnen voor vergunningverleners en bijhorende 'watertoetskaarten'. In het MER worden de effecten op het watersysteem op plan-mer niveau onderzocht en worden herstel- en compensatiemaatregelen aangereikt indien het detailniveau dit toelaat. De vergunningsverlener kan dit document gebruiken om de watertoets uit te voeren. De effecten waarnaar wordt gerefereerd in het kader van de watertoets hebben betrekking op: - Grondwater (waterhuishouding, stroming, kwaliteit) - Oppervlaktewater (huishouding, kwaliteit, structuur, waterberging- en buffering) - Vegetatie en fauna waterhuishouding - Drinkwater - Mens (veiligheid) 110

111 5.9. Ontwikkelingsscenario s Autonome evolutie Onder autonome ontwikkeling wordt verstaan: de ontwikkeling die het studiegebied zou doormaken waarbij geen juridische en beleidsmatige belangrijke randvoorwaarden meespelen en waarbij het gebied dus enkel gebonden is aan het normale sociaaleconomisch gedrag van de mens en/of aan de successiefasen in de vegetatieontwikkeling. Autonome ontwikkelingen in de toekomst zijn nauw afhankelijk van de juridische toestand van het gebied, zoals weergegeven in het gewestplan en RUP s/bpa s, zie tevens op Kaart 4 en op Kaart 5 en van lopende planontwikkelingen. In het bestaande industrieterrein zijn nog een beperkt aantal percelen niet ingevuld. Hier kan de bedrijvigheid zich verder ontwikkelen. In de oostelijke en westelijke uitbreidinszones worden geen wijzigingen verwacht daar de bestaande juridische bestemmingen dit niet toelaten. De oostelijke uitbreidingszone is quasi volledig ingevuld als natuurgebied en een kleine zone als bosgebied. De westelijke uitbreidingszone is ingekleurd als gebied voor verblijfsrecreatie (8,2 ha); omgeven door natuurgebied op het gewestplan. Tevens is een BPA uitbreiding Berkenbossen geldig. Ook een reservatie en erfdienstbaarheidsgebied is afgebakend langsheen de N71. De relevantie van de autonome evolutie binnen de verschillende disciplines wordt in het MER nagegaan Gestuurde ontwikkeling Gestuurde ontwikkeling beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdend met de evolutie onder invloed van plannen (zoals RUP s, ontwikkelingsprojecten in de omgeving, ) en beleidsopties (zoals structuurplannen, ). In het MER wordt nagegaan of het plan bepaalde mogelijke wenselijke ontwikkelingsscenario s niet hypothekeert of een knelpunt vormt Ruimtelijke planning Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen RSV (MB 1996) In het RSV wordt Mol geselecteerd als structuurondersteunend kleinstedelijk gebied binnen het stedelijk netwerk op Vlaams niveau Kempische As. Het stedelijk gebied Mol is ook een economisch knooppunt, waar economische ontwikkelingen geconcentreerd en gestimuleerd kunnen worden in een bijkomend regionaal bedrijventerrein. Voor de bestemming en inrichting van een bedrijventerrein worden in het RSV een aantal algemene en specifieke principes voorgesteld, die zijn weergegeven in de planningscontext van deze en waarmee het PRUP rekening mee dient te houden. De uitbreidingszones van het regionale bedrijventerrein Berkenbossen grenzen langs weerzijden aan het bestaande bedrijventerrein. De locatie en inrichting van deze uitbreidingszones kaderen binnen de visie op het economisch knooppunt Mol en het structuurondersteunend kleinstedelijk gebied Mol De oppervlakte van de uitbreidingszones wordt op provinciaal niveau verantwoord. Het betreft een gemengd regionaal bedrijventerrein waarbij kan ingespeeld worden op de bovenlokale behoefte aan bedrijven. Kleinhandelsactiviteiten zijn enkel toegestaan 111

112 voor zover ze een onderdeel vormen van de productieactiviteit van de individuele bedrijven. Het bedrijventerrein wordt rechtstreeks ontsloten vanaf de primaire weg I N71 (Zuiderring). Er worden geen bijkomende aansluitpunten gecreëerd. Onderstaande bindende bepalingen zijn van toepassing op het PRUP Berkenbossen: Stedelijk netwerk op Vlaams niveau Kempische As Structuurondersteunend kleinstedelijk gebied Mol (afbakening in PRUP) Economisch knooppunt Mol (afbakening regionaal bedrijventerrein in PRUP) Differentiatie bedrijventerreinen (gemengd, specifiek, lokaal, historisch gegroeid) Primaire weg categorie I N 71 Hoofdspoorweg voor goederenvervoer IJzeren Rijn (Duinkerken-Antwerpen- Neerpelt-Ruhrgebied) Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen en Afbakeningsproces kleinstedelijk gebied Mol Visies, doelstellingen of actieplannen die belangrijk zijn met betrekking tot het onderzoeksgebied, zijn besproken in 2.4 en Ruimtelijke ontwikkelingen Bij de beschrijving van de projecten in de regio van het onderzoeksgebied die mogelijks een cumulatieve invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van de het gebied, wordt een onderscheid gemaakt tussen projecten die in de onmiddellijke omgeving liggen en rechtstreeks invloed kunnen ondervinden of onder invloed staan en de andere dewelke in veel gevallen verder gelegen zijn en waar de invloed mogelijk cumulatief is op het vlak van mobiliteit Ruimtelijke ontwikkelingen met rechtstreekse beïnvloeding Kaderplan Kempense Meren De provincie Antwerpen is bezig met het opmaken van een kaderplan voor de Kempense Meren. Deze regio bevat delen van de gemeenten Mol, Balen, Dessel en Retie. De doelstelling van deze opdracht is om vanuit de invalshoek toerisme en recreatie een algemene visie uit te werken maar rekening houdend met potenties en knelpunten rond natuur, bos, landschap, landbouw en ontginningen: via het opstellen van een kaderplan om de problematiek en de gewenste toekomstige ontwikkeling van het gebied Kempense Meren in kaart te brengen. via het opmaken van een actieplan met een voorstel van begeleidende maatregelen en uitvoeringsinstrumenten die noodzakelijk zijn om tot concrete uitvoering op het terrein te komen. Daarbij moet het duidelijk zijn welke actie, door wie, wanneer moet uitgevoerd worden. Specifieke aandacht moet hierbij gaan naar de noodzakelijke bestemmingswijzigingen in de vorm van RUP s. De uitvoeringstermijn voor dit studiewerk bedraagt 12 maanden. Naast de algemene visievorming wordt er reeds gedetailleerder studiemateriaal gevraagd in twee deelstudies: 112

113 De eerste deelstudie betreft de toeristisch recreatieve knooppunten waar nog geen Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan voor bestaat (Zilvermeer, Sunparks Kempense Meren en Keiheuvel). De tweede deelstudie betreft de zandwinningsputten. Het huidige gewestplan voorziet verschillende nabestemmingen waarvan een aantal niet meer actueel zijn. De deelstudie dient een samenhangende visie uit te werken over alle zandwinningsputten met betrekking tot het gewenst toekomstig functioneren. Hierbij dient rekening gehouden te worden met van de aanwezige reserves voor kwartszand binnen de regio Kempense Meren. Het opmaken van RUP's behoort niet tot deze studieopdracht Ruimtelijke ontwikkelingen met mogelijke cumulatie voor mobiliteit Binnen de afbakening van het kleinstedelijk gebied Mol worden naast PRUP Berkenbossen nog een reeks andere PRUP s opgemaakt (zie ook 2.4.2). Voor deze PRUP s worden plan-mer-screeningen uitgevoerd. De resultaten hiervan worden meegenomen als cumulatief effect in de effectbespreking voor Berkenbossen. Op basis van de huidige inschattingen zal PRUP Molderdijk hierbij het meest relevant zijn. Dit PRUP moet voorzien in de ontwikkeling van de zuidelijke poort van het kleinstedelijk gebied door onder meer een herbestemming naar grootschalige kleinhandel. Het gebied ontsluit via de N71 ten zuiden van Berkenbossen (zie ook Figuur 2-1nr. 8). De invulling kan een cumulatief effect teweegbrengen op de verkeersintensiteiten op de N71. de milieueffectbeoordeling voor Berkenbossen zal hier rekening mee houden Mobiliteitsontwikkelingen Mobiliteitsplan Mol (Langzaam Verkeer (2001), Mobiliteitsplan Mol, gemeente Mol) In het conform verklaarde beleidsplan van het mobiliteitsplan Mol worden als probleemstellingen aangeduid o.a. de N18 als doorgaande noord-zuidverbinding, de toenemende overlast van zwaar verkeer, de parkeerproblematiek van Mol-centrum, Voor het centrum wordt in het duurzaam mobiliteitsscenario een verkeerscirculatieplan uitgewerkt en een herinrichting van de stationsomgeving voorgesteld. Met betrekking tot de ontsluiting van bedrijventerreinen voor zwaar verkeer wordt op regionaal niveau de N71 als belangrijkste verbinding tussen E313 en N74 (Hasselt-Eindhoven) aangegeven. Naast het bedrijventerrein te Gompel takken eveneens Molcentrum en Balen-centrum hierop aan. De N118 verzamelt volgens het regionale wensbeeld het verkeer van Dessel-centrum en het bedrijventerrein Stenehei via de ring rond Geel naar de E313. Hiertoe wordt een doortrekken van de ring om Geel voorgesteld. De N18 wordt doorgeknipt als noord-zuidverbinding terwijl de N19 (Turnhout-Geel) exclusief deze functie krijgt toebedeeld. Als herinrichting van de primaire weg N71 ter hoogte van het bedrijventerrein Berkenbossen wordt voorgesteld om het aansluitpunt van de bedrijfssite van het transportbedrijf Gheys te behouden en het aansluitpunt Berkenbossenlaan-N71 oostwaarts te verschuiven tot ter hoogte van de aansluiting van de Haagdoornstraat met de N71. Verder wordt als strategisch project aangegeven om de mogelijkheden voor een multimodaal transfer-punt voor goederentransport (primaire weg N71 - kanaal Dessel-Kwaadmechelen - spoorlijn) te onderzoeken. De uitbreiding van de spoorwegontsluiting van het bedrijventerrein Berkenbossen (t.h.v. Glaverbel) is hierbij een te onderzoeken optie. 113

114 Kempense Noordzuidverbinding De Vlaamse overheid investeert in de realisatie van een aantal belangrijke missing links en knelpunten op het Vlaamse wegennet. Het gaat om werken die de capaciteit van het wegennet ten goede komen en het gemak van de weggebruiker verhogen. Eén van deze projecten is de Kempense noordzuidverbinding. Volgende onderdelen zijn relevant voor de effectbespreking van het PRUP Berkenbossen. Nieuwe Kempense Noord-zuidverbinding: doortrekking van de N19g tussen Kasterlee (kruispunt met de N123) en Geel (R14) Dit behelst de aanleg van een nieuwe weg voor het doorgaande verkeer, parallel aan de bestaande N19 tussen Kasterlee en Geel. Deze weg zal aansluiten op de bestaande kruising van de N19g en de N123 in Kasterlee en op een nog te ontwerpen kruispunt op de R14 in Geel. Er komen ook nieuwe bruggen over de Kleine Nete en over het kanaal Herentals-Bocholt. Omdat dit tracé het waardevolle natuurgebied van De Hoge Mouw doorsnijdt, zal een deel ervan worden aangelegd in een tunnel. Ook aan de goede integratie van het nieuwe parcours in het geklasseerde landschap Gooreind zal bijzondere zorg worden besteed. De bestaande N19 kan nadien door de stad Geel en de gemeente Kasterlee omgebouwd worden tot een meer leefbare weg met expliciete verblijfsfunctie. De tracékeuze is genomen door de Vlaamse Regering op 12 juli Momenteel (mei 2009) loopt aanbestedingsprocedure. Doelstelling van de Vlaamse overheid is te kunnen starten met de werken in de eerste helft van 2010 en de werken in 2012 te kunnen afronden. Fly-over Geel: heraanleg van complex 23 Geel-West, inclusief een nieuwe brug over het Albertkanaal Dit behelst de volledige heraanleg van het complex 23 Geel-West door het bundelen van de op- en afritten en de aanliggende kruispunten in twee grote rotondes, één ten noorden en één ten zuiden van de E313. Daarbij wordt het doorgaande verkeer tussen Geel en Westerlo over de noordelijke rotonde geleid via een ongelijkvloerse kruising. Het project voorziet ook in een nieuwe brug over het Albertkanaal. Deze brug houdt rekening met de geplande verbreding van het kanaal en vergroting van de doorvaarthoogte door de nv Scheepvaart en zal aansluiten op de ongelijkvloerse kruising en de noordelijke rotonde. De aanbesteding en uitvoering van deze werken is gekoppeld aan deze van de doortrekking van de N19g. Startdatum van de werken is m.a.w. voorzien op 2010 en einde van de werken in realisatie minderhindermaatregelen n.a.v. aanleg fly-over Geel Om de doorstroming tijdens de realisatie van het project fly-over Geel zo vlot mogelijk te houden, zullen vooraf een aantal tijdelijke infrastructuuringrepen uitgevoerd worden op het omliggend weggennet. Van enkele daarvan wordt, omwille van hun ingrijpend karakter, aangenomen dat zij echter geen tijdelijke, maar permanente wijziging impliceren en dat zij na de werken aan de fly-over niet meer hersteld zullen worden in de originele staat. Concreet betreft het de uitbraak van de rotonde R14/Koning Albertstraat en de rotonde R14/N126 en de reconstructie ervan als kruispunten met verkeerslichtenregeling. 114

115 Figuur 5-8 situering relevante goedgekeurde geplande infrastructuurwerken in kader van Kempense noordzuidverbinding nieuwe Noord-Zuid uitbraak rotondes fly-over Mobiliteitsonderzoek N118 Uit de Mobiliteitsstudie rond de N118 10, welke deel uitmaakte van de voorstudie rond de afbakening van de stedelijke gebieden Mol en Geel, werd de rol (en de categorie) van de N118 tussen Geel en Retie, in functie van de ontsluiting van de stedelijke gebieden Geel en Mol onderzocht. Hieruit bleek dat algemeen volgende infrastructurele maatregelen nodig zijn, om een goede doorstroming naar het hoofdwegennet te garanderen waarbij de woon- en dorpskernen in het stedelijk gebied Geel en Mol gevrijwaard blijven: Een wijziging van de N18 van secundaire weg type II naar secundaire weg type III Een wijziging van de N118 van lokale weg naar secundaire weg type II Een verbinding tussen de N118 en de R14/ring rond Geel (hetzij noordelijk, hetzij oostelijk) Een doortrekking van de ring rond Retie tot de N Provincie Antwerpen Dienst Mobiliteit, Mobiliteitsstudie voor de rol van de N118 (Geel-Mol-Dessel-Retie) voor de omgeving en de ontsluiting van de Kleinstedelijke Gebieden Geel en Mol eindrapport, Vectris, november

116 Een verbetering van de bestaande ring rond Retie De realisatie van de verbinding tussen de N118 en de N18 ter hoogte van Mol Donk Dessel Goormansdijk (om de N18 te ontlasten). Deze verbinding sluit aan op Kastelsedijk. In Geel, Mol, Dessel en Retie worden tonnagebeperkingen ingevoerd om doorgang van vrachtwagens in centrumgebieden te vermijden. Voor de volledigheid wordt ook hier de nieuw aan te leggen primaire weg parallel aan de N19 Kasterlee-Geel vermeld. (zie ook ). Deze weg wordt benoemd als N19g (g van gewestplantracé). Het is een kortsluiting tussen de bestaande N19 tussen Kasterlee-Turnhout en het noordelijke gedeelte van de R14 ring rond Geel met als doel de kernen van Ten Aard en Kasterlee te ontlasten van doorgaand verkeer. De bestaande N19 moet door de stad Geel en de gemeente Kasterlee omgebouwd worden tot een lokale weg type 2 (ontsluitend); meer leefbare weg waar veel conflictsituaties vermeden worden (doorgaand verkeer weren, expliciete verblijfsfunctie). Indien een noordelijke verbinding tussen de R14/N19 en de N118 gekozen wordt, dan moet deze op deze parallelweg aansluiten. 116

117 Figuur 5-9 Infrastructurele maatregelen ontsluiting KSG Geel en Mol op basis van Mobiliteitsstudie N118 Op het grondgebied Mol is de nieuwe verbinding N18-N118 belangrijk (zie verder). Op het grondgebied Geel is de nieuwe verbinding R14-N118 belangrijk. Ook de streefbeeldstudie N19/R14/N71 (zie verder) is van belang Onderzoek verbindingsweg N118-N18 te Donk - Goormansdijk Vandaag vormt de N18 voor Dessel en het noordelijk deel van Mol de belangrijkste ontsluitingsweg. Voornamelijk de ontsluiting van het zwaar verkeer vormt in deze twee gemeenten en belangrijk probleem. Door de aanleg van een verbinding tussen de N118 en de N18 ter hoogte van Mol Donk-Dessel Goormansdijk wordt een alternatieve route voor het zwaar vervoer gecreëerd. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om 117

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving WOORD VOORAF: Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving De bedoeling van dit voorwoord is om een kort overzicht te geven van de mer-procedure. Tevens

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 januari 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP De Beunt Lier voorlopige

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 februari 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakening kleinstedelijk

Nadere informatie

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakeningslijn Heist-op-den-

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen (4)

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf - Diensthoofd Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 24 september 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Marnixdreef Lier voorlopige

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 24 maart 2011 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Koen Helsen Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 4/7 Uitvoering RSPA : PRUP Kievermont Geel voorlopige

Nadere informatie

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST DEFINITIEVE VASTSTELLING SEPTEMBER 2011 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Inhoudstafel

Nadere informatie

Openluchtrecreatieve verblijven PRUP Molenzijdse Heide (Merksplas) en Hof van Eeden / t Heultje (Westerlo)

Openluchtrecreatieve verblijven PRUP Molenzijdse Heide (Merksplas) en Hof van Eeden / t Heultje (Westerlo) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER

Nadere informatie

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT?

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? 1. Wat is een milieueffectrapport? Er wordt een bepaald project of plan opgevat in uw gemeente. De uitvoering daarvan zal mogelijk effecten

Nadere informatie

ZELZATE RUP EUROHAL. Procesnota

ZELZATE RUP EUROHAL. Procesnota ZELZATE RUP EUROHAL 01.06.2018 WWW.VENECO.BE I. COLOFON Dit document is een publicatie van Gemeentebestuur Zelzate Grote Markt 1 9060 Zelzate Planid: RUP_43018_214_00006_00001 Versie Datum Omschrijving

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

ADVIEZEN OP HET VERZOEK TOT RAADPLEGING RUP KLEIN SCHRIEKEN HEIST-OP-DEN-BERG

ADVIEZEN OP HET VERZOEK TOT RAADPLEGING RUP KLEIN SCHRIEKEN HEIST-OP-DEN-BERG ADVIEZEN OP HET VERZOEK TOT RAADPLEGING RUP KLEIN SCHRIEKEN HEIST-OP-DEN-BERG 1 Aangeschreven adviesinstanties Het verzoek tot Raadpleging voor het RUP Klein Schrieken te Heist-op-den-Berg in het kader

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Wommelgemsteenweg. Procesnota Dossier WIJ1022

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Wommelgemsteenweg. Procesnota Dossier WIJ1022 lijk ruimtelijk uitvoeringsplan Wommelgemsteenweg Procesnota Dossier WIJ1022 Mei2019 Provincie: Opdrachtgever: Ontwerper: Dossiergegevens: Antwerpen bestuur van Turnhoutsebaan 422 2110 Tel. : 03/288.21.10

Nadere informatie

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN bvba Advies Ruimtelijke Kwaliteit (bvba ARK) Augustijnenlaan

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/6 Uitvoering RSPA : PRUP Langveld Heist-op-den-Berg

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1602849 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Sint-Gillis-Waas fase 1' Definitieve

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 28 mei 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Ruimtelijke ordening. Uitvoering RSPA : PRUP Oude

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout. Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke 25 APRIL 2014. - Decreet houdende het rechtsherstel van ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de planmilieueffectrapportage werd opgesteld met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18

Nadere informatie

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Somtrans. Procesnota Dossier WIJ1024

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Somtrans. Procesnota Dossier WIJ1024 Gemeente Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Somtrans Procesnota Dossier WIJ1024 Mei 2019 Provincie: Gemeente Opdrachtgever: Ontwerper: Dossiergegevens: Antwerpen Gemeentebestuur van Turnhoutsebaan

Nadere informatie

BETREFT: plan MER screening

BETREFT: plan MER screening Vlaamse overheid Adviezen en Vergunningen Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 63 2018 ANTWERPEN T 03 224 63 14 aves.ant.anb@lne.vlaanderen.be Stad Antwerpen Bedrijfseenheid Stadsontwikkeling Francis

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Averegten Heist-op-den-Berg

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Openruimtegebieden Beneden-Nete DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex

Nadere informatie

voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oostelijke Tangent - Temse Verslag plenaire vergadering

voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oostelijke Tangent - Temse Verslag plenaire vergadering voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oostelijke Tangent te Sint-Niklaas - Verslag plenaire vergadering 8 juli 2015 Ruimte Vlaanderen Afdeling Gebieden en Projecten Koning Albert II-laan

Nadere informatie

VERWERKING ADVIEZEN VERZOEK TOT RAADPLEGING. 1 Provincie Antwerpen Dienst Ruimtelijke Planning

VERWERKING ADVIEZEN VERZOEK TOT RAADPLEGING. 1 Provincie Antwerpen Dienst Ruimtelijke Planning RUP KLEINHANDELSZONE VEJA VERWERKING ADVIEZEN VERZOEK TOT RAADPLEGING Adviesinstanties en uitgebrachte adviezen Het verzoek tot Raadpleging voor het RUP in het kader van de planmer screening werd op 8

Nadere informatie

Goedkeuring plan-milieueffectrapport PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren

Goedkeuring plan-milieueffectrapport PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring plan-milieueffectrapport

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1505496 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Stekene en Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene en Sint-Gillis-Waas

Nadere informatie

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001 RUP Decof Procesnota Fase: Startnota Mei 2017 Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001 Opgemaakt door: Pieter Himpe, ruimtelijk planner Nagekeken door: Joachim D eigens, ruimtelijk planner RUP Decof : Procesnota

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 13 december 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/6 Uitvoering RSPA : PRUP Stadrandbos Greesbos

Nadere informatie

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/4 Uitvoering RSPA : PRUP Kerselaarlaan Heist-op-den-Berg

Nadere informatie

p r o c e s n o t a R U P B e e l d b e p a l e n d e B a k e n s i n h e t l a n d s c h a p

p r o c e s n o t a R U P B e e l d b e p a l e n d e B a k e n s i n h e t l a n d s c h a p p r o c e s n o t a R U P B e e l d b e p a l e n d e B a k e n s i n h e t l a n d s c h a p Initiatiefnemer CBS van Riemst Maastrichtersteenweg 1b 3770 Riemst Ontwerper Josiane Merken, ruimtelijke planner

Nadere informatie

PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN

PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN " Afbakening kleinstedelijk gebied Waregem op het grondgebied Zulte " Deel 2: Grafisch plan Stedenbouwkundige voorschriften mei 2012 Deel 2: Grafisch plan en stedenbouwkundige

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

PROCESNOTA RUP BEKINA PROVINCIE: OOST-VLAANDEREN GEMEENTE: KLUISBERGEN. Dossier nr RUP BEKINA DE ONTWERPERS:

PROCESNOTA RUP BEKINA PROVINCIE: OOST-VLAANDEREN GEMEENTE: KLUISBERGEN. Dossier nr RUP BEKINA DE ONTWERPERS: PROCESNOTA RUP BEKINA PROVINCIE: OOST-VLAANDEREN GEMEENTE: KLUISBERGEN Dossier nr 45060- RUP BEKINA OPDRACHTGEVER DATUM ONTWERPFASE OPGEMAAKT DOOR Gemeente Kluisbergen 13/08/18 26/10/18 13/12/18 Opmaak

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 23 februari 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Planologisch attest Rijmenants nv te Wuustwezel

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/3 Uitvoering RSPA : PRUP Het Spek Heist-op-den-Berg

Nadere informatie

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus 2015 Karen Polfliet Arcadis Belgium Inhoud: - MER plicht en - procedure - Inhoud van de kennisgeving - Aspecten van het MER-onderzoek - Inspraakmogelijkheden

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 28 april 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA: PRUP Het Leeg - Rietbeemden Brasschaat

Nadere informatie

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan Zonevreemd jeugdverblijf De Horizon Gemeente Bredene Procesnota 2.0 algplanid: rup_30000_213_00146_00001 maart 2018 dienst ruimtelijke planning. tel 050 40 35 33.

Nadere informatie

Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat

Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat Provincie Oost-Vlaanderen Gemeente Beveren Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat Procesnota Gemeentebestuur Beveren Stationsstraat 2 9120 Beveren Gaspar Bosteels Ruimtelijk

Nadere informatie

VR DOC.0003/2

VR DOC.0003/2 VR 2019 1101 DOC.0003/2 Besluit van de Vlaamse Regering inzake de herziening of de opheffing van stedenbouwkundige voorschriften van algemene en bijzondere plannen van aanleg en gemeentelijke ruimtelijke

Nadere informatie

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

PROCESNOTA 1.0 (26/04/2018)

PROCESNOTA 1.0 (26/04/2018) PROCESNOTA 1.0 (26/04/2018) Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan Prup Reigersburg Gemeente Ieper algplanid: RUP_30000_213_00116_00002 april 2018 Colofon dienst ruimtelijke planning Koning Leopold III

Nadere informatie

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier MER-forum 10 juni 2004 Inleiding MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgeving (project-m.e.r.) Inhoud van de

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/5 Uitvoering RSPA : PRUP Kleinhandelsconcentratie

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1502705 Provincieraadsbesluit betreft Aalst, Berlare, Haaltert, Lede, Sint-Niklaas en Stekene - PRUP 'Reconversie zones voor verblijfsrecreatie

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1505760 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Zwalm - provinciaal RUP Reconversie verblijfsrecreatie Rekegemstraat Definitieve vaststelling.

Nadere informatie

ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN

ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN SARO KONING ALBERT II-LAAN 19 BUS 24 1210 BRUSSEL INHOUD I. SITUERING... 2 II. ALGEMENE BEOORDELING... 3 III. UITGEBREID PLANNINGS-

Nadere informatie

leeswijzer bij de kenningsgevingsnota Plan-MER ontsluiting Haspengouw - E40

leeswijzer bij de kenningsgevingsnota Plan-MER ontsluiting Haspengouw - E40 leeswijzer bij de kenningsgevingsnota Plan-MER ontsluiting Haspengouw - E40 WelkoM Hallo, Deze leeswijzer begeleidt u doorheen de kennisgevingsnota van het milieueffectenrapport voor de ontsluiting Haspengouw

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 27 oktober 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Sunparks Mol voorlopige

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 13 december 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/5 Uitvoering RSPA : PRUP Stedelijk Woongebied

Nadere informatie

Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan

Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Toelichting van de inspraakprocedure voor de realisatie van de projectgebieden van het Sigmaplan. weg van water uitvoeringsplan.indd 1 15/06/2009

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen

Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Afdeling ruimtelijke planning Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen 1. Krijtlijnen

Nadere informatie

voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Historisch gegroeid bedrijf Brouwerij Lindemans te Sint-Pieters-Leeuw

voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Historisch gegroeid bedrijf Brouwerij Lindemans te Sint-Pieters-Leeuw voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Historisch gegroeid bedrijf Brouwerij Lindemans te Sint-Pieters-Leeuw Verslag plenaire vergadering 29 juni 2015 Ruimte Vlaanderen Afdeling Gebieden

Nadere informatie

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project:

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 BRUSSEL Tel. (02)553 80 79 - Fax (02)553 80 75 www.mervlaanderen.be Verzoek tot ontheffing van

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

OUD-TURNHOUT RUP De Hoogt Aanvulling screeningsnota

OUD-TURNHOUT RUP De Hoogt Aanvulling screeningsnota OUD-TURNHOUT RUP De Hoogt Aanvulling screeningsnota December 2010 COLOFON Opdrachtgever: Turnhout Project: RUP De Hoogt Opdrachthouder: Projectteam: Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen

Nadere informatie

Initiatiefnemer: Provinciebestuur Vlaams-Brabant. Dienst Ruimtelijke Ordening Provincieplein 1 3010 Leuven. 15 juli 2011 PLIR-0008-GK

Initiatiefnemer: Provinciebestuur Vlaams-Brabant. Dienst Ruimtelijke Ordening Provincieplein 1 3010 Leuven. 15 juli 2011 PLIR-0008-GK Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring van de

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 24 maart 2011 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Koen Helsen Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 4/9 Uitvoering RSPA : PRUP Regionale ontsluiting Geel

Nadere informatie

adviezen n.a.v. planmer-screening

adviezen n.a.v. planmer-screening adviezen n.a.v. planmer-screening RUP nr. 6 Kragenwiel gemeente Bornem september 2012 ADVIES ONTWERPER colofon project: RUP Kragenwiel opdrachtgever: GEMEENTE BORNEM opdrachtnemer: OMGEVING cvba uitbreidingstraat

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 juni 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakeningslijn Heist-op-den-

Nadere informatie

PITTEM RUP DE POSTERIJ

PITTEM RUP DE POSTERIJ 06008 PITTEM RUP DE POSTERIJ DECEMBER 2018 procesnota plan.id. RUP_37011_2.14_00010_00001 WVI www.wvi.be BARON RUZETTELAAN 35 8310 BRUGGE T +32 50 36 71 71 E info@wvi.be datum aanpassing fase algemeen

Nadere informatie

AANVULLENDE NOTA VERZOEK TOT ONTHEFFING VAN DE PLAN-MER PLICHT

AANVULLENDE NOTA VERZOEK TOT ONTHEFFING VAN DE PLAN-MER PLICHT Aanvullende nota screeningsnota PRUP Regionaal bedrijf Waeyaert - Vermeersch - Kortemark PROVINCIE WEST-VLAANDEREN Dienst Ruimtelijke Planning AANVULLENDE NOTA VERZOEK TOT ONTHEFFING VAN DE PLAN-MER PLICHT

Nadere informatie

Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kasteelpark de Merode Procesnota 1

Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kasteelpark de Merode Procesnota 1 Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kasteelpark de Merode Procesnota 1 Procesnota 1 van 9 2 van 9 Procesnota 1 Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kasteelpark de Merode De doelstelling van het plan

Nadere informatie

Infomoment Verapazbrug

Infomoment Verapazbrug Infomoment Verapazbrug Toelichting kennisgevingsnota project-mer 08 december 2015 P/A BOVA ENVIRO+ NV WELLINGSTRAAT 102 9070 DESTELBERGEN Tel.: + 32 9 328 11 40 - Fax: + 32 9 328 11 50 Inhoud Mer: wat

Nadere informatie

PRUP site Braem nv Handel in/van onderdelen en tweedehandsvrachtwagens te Handzame (Kortemark)

PRUP site Braem nv Handel in/van onderdelen en tweedehandsvrachtwagens te Handzame (Kortemark) Toelichting ontwerp PRUP site Braem nv Handel in/van onderdelen en tweedehandsvrachtwagens te Handzame (Kortemark) Infoavond 13 december 2016 Algemene toelichting i.k.v. voorlopige vaststelling door provincieraad

Nadere informatie

N O T A B E T R E F F E N D E D E B E H A N D E L I N G V A N D E WOONWIJKEN L U T T E R Z E L E

N O T A B E T R E F F E N D E D E B E H A N D E L I N G V A N D E WOONWIJKEN L U T T E R Z E L E N O T A B E T R E F F E N D E D E B E H A N D E L I N G V A N D E A D V I E Z E N I N K A D E R V A N H E T O N D E R Z O E K T O T M I L I E U E F F E C T R A P P O R T A G E V A N H E T R U P WOONWIJKEN

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 28 mei 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Ruimtelijke ordening. Uitvoering RSPA : PRUP Pinken

Nadere informatie

Rondzendbrief VLBR-RO/2014-01

Rondzendbrief VLBR-RO/2014-01 Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 1. Inhoud van deze rondzendbrief Naar aanleiding van het wijzigingsdecreet van 25 april 2014 werd deze rondzendbrief opgemaakt. Het specifiek goedkeuringstoezicht

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Kustpolders tussen Oudenburg, Jabbeke en Stalhille' DE VLAAMSE REGERING, Gelet

Nadere informatie

Pittem RUP Ruimtelijke kwaliteit centrum pittem

Pittem RUP Ruimtelijke kwaliteit centrum pittem 06426 Pittem RUP Ruimtelijke kwaliteit centrum pittem mei 2019 procesnota - fase startnota plan.id. RUP_37011_214_00009_00001 WVI www.wvi.be BARON RUZETTELAAN 35 8310 BRUGGE T +32 50 36 71 71 E wvi@wvi.be

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

M. e.r.-screening

M. e.r.-screening RUP Nanove gedeeltelijke herziening 1. O VERLEG EN INSPRAAK 1. 1. M. e.r.-screening Dossiernummer SCRPL15 1.1.1. Advies dienst MER De dienst MER formuleerde in zijn contact op 3/3/15 een aantal opmerkingen

Nadere informatie

Vallei van de Benedenvliet/Grote Struisbeek tussen E19 en A12

Vallei van de Benedenvliet/Grote Struisbeek tussen E19 en A12 Vallei van de Benedenvliet/Grote Struisbeek tussen E19 en A12 gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan procesnota 1 Procesnota 1 van 7 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Overlegstructuur... 4 2.1 Planteam...

Nadere informatie

In kader van het onderzoek tot milieueffectrapportage werden op basis van een lijst aangeleverd voor de dienst MER volgende instanties geraadpleegd:

In kader van het onderzoek tot milieueffectrapportage werden op basis van een lijst aangeleverd voor de dienst MER volgende instanties geraadpleegd: Dossiernummer: SCRPL15224 In kader van het onderzoek tot milieueffectrapportage werden op basis van een lijst aangeleverd voor de dienst MER volgende instanties geraadpleegd: provincie Vlaams-Brabant dienst

Nadere informatie

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES Planologisch attest Scheys beton N.V. 30/09/2015 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachtnemer Plan-MER-screening Planologisch attest

Nadere informatie

RUISELEDE RUP ZORGDORP

RUISELEDE RUP ZORGDORP 06492 RUISELEDE RUP ZORGDORP JUNI 2018 procesnota - fase startnota plan.id. RUP_37012_214_00005_00001 WVI www.wvi.be BARON RUZETTELAAN 35 8310 BRUGGE T +32 50 36 71 71 E wvi@wvi.be datum aanpassing fase

Nadere informatie

RUP Stedelijk Wonen versterkt woonbeleid Stad Gent

RUP Stedelijk Wonen versterkt woonbeleid Stad Gent RUP Stedelijk Wonen versterkt woonbeleid Stad Gent Het Gentse stadsbestuur maakt een thematisch ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) op, het RUP Stedelijk Wonen. Daarmee wil de Stad stedenbouwkundige problemen

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 6 februari 2013 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Hof Van Eeden - 't Heultje Westerlo

Nadere informatie

PROCESNOTA. Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan. PRUP Galloo - Ropswalle Gemeente Menen 1.0 (21/06/2018) algplanid: RUP_30000_213_00161_00001

PROCESNOTA. Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan. PRUP Galloo - Ropswalle Gemeente Menen 1.0 (21/06/2018) algplanid: RUP_30000_213_00161_00001 PROCESNOTA 1.0 (21/06/2018) Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan PRUP Galloo - Ropswalle Gemeente Menen algplanid: RUP_30000_213_00161_00001 juni 2018 Colofon dienst ruimtelijke planning Koning Leopold

Nadere informatie

Plan-Milieueffectrapport

Plan-Milieueffectrapport Plan-Milieueffectrapport PLAN-MER OPENLUCHTRECREATIEVE VERBLIJVEN PRUP MOLENZIJDSE HEIDE (MERKSPLAS) EN HOF VAN EEDEN / T HEULTJE (WESTERLO) Nota voor publieke consultatie Dienst Ruimtelijke Planning Colofon

Nadere informatie

Uitbreiding historisch gegroeid bedrijf Aertssen te Stabroek. geïntegreerd planproces gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Uitbreiding historisch gegroeid bedrijf Aertssen te Stabroek.   geïntegreerd planproces gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geïntegreerd planproces gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Uitbreiding historisch gegroeid bedrijf Aertssen te Stabroek Procesnota 1 Januari 2018 www.omgeving.be Leeswijzer bij de nota Inleiding: doelstelling

Nadere informatie

Het bodemdecreet, in voege sinds 1 juni 2008, voorziet niet dat er door de OVAM advies wordt verleend bij de opmaak van BPA s en/of MER-studies.

Het bodemdecreet, in voege sinds 1 juni 2008, voorziet niet dat er door de OVAM advies wordt verleend bij de opmaak van BPA s en/of MER-studies. Het bodemdecreet, in voege sinds 1 juni 2008, voorziet niet dat er door de OVAM advies wordt verleend bij de opmaak van BPA s en/of MER-studies. Concreet kan in dit dossier verwezen worden naar de bodemattesten

Nadere informatie

Ontwerp startbeslissing signaalgebied HEIKEN VORSELAAR

Ontwerp startbeslissing signaalgebied HEIKEN VORSELAAR Ontwerp startbeslissing signaalgebied HEIKEN VORSELAAR STATUS/VERSIE: Goedgekeurd door Vlaamse Regering dd 14/1/2014 LEESWIJZER Op 24 januari 2014 nam de Vlaamse Regering een beslissing over de vervolgstappen

Nadere informatie

2 planningsproces. ting van: DD-MM-JJJJ

2 planningsproces. ting van: DD-MM-JJJJ PROCESNOTA 1 inleiding 2 planningsproces geïntegreerd planningsproces maand De Vlaamse Regering bekrachtigde op 1 juli 2016 het decreet waardoor de planmilieueffectrapportage en andere effectbeoordelingen

Nadere informatie