RisicoBewust. Aansprakelijkheidsrisico s bij overheidssamenwerking EDITIE INHOUDSOPGAVE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "RisicoBewust. Aansprakelijkheidsrisico s bij overheidssamenwerking EDITIE INHOUDSOPGAVE"

Transcriptie

1 RisicoBewust EDITIE INHOUDSOPGAVE Aansprakelijkheidsrisico s bij overheidssamenwerking 1 De omgevingswet 12 Even iets anders 24 Colofon 25 Aansprakelijkheidsrisico s bij overheidssamenwerking Over aansprakelijkheid van overheden bij samenwerking op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen Samen sta je sterk! Wellicht leidt dit gezegde er toe dat veel overheden vandaag de dag samenwerkingsverbanden aangaan. Samenwerking is een van de redenen dat bestuurlijke inrichting geen vast gegeven is, maar voortdurend aan wijzigingen onderhevig is. Dit mede als reactie op onder meer maatschappelijke ontwikkelingen en daaruit voortkomende nieuwe taken. 1 Soms ingegeven vanuit een wens, maar vaker nog vanuit de noodzaak om te komen tot verbetering en verhoging van efficiency, robuustheid, kwaliteit e.d., zoeken overheden toenadering tot elkaar en worden samenwerkingsverbanden gesmeed. 1 Ministerie van Binnenlandse Zaken Koninkrijksrelaties, Visienota Bestuur en bestuurlijke inrichting: tegenstellingen met elkaar verbinden, 10 oktober 2011, p. 20. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan Veiligheidsregio s en Regionale Uitvoeringsdiensten. Een ander voorbeeld zijn diverse (inter)regionale samenwerkingsverbanden op beleidsmatig en uitvoerend niveau, in reactie op de overgang van jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen naar gemeenten. Samenwerken komt, in elk geval in theorie, de kwaliteit van het openbaar bestuur ten goede. De burger profiteert van de sterk verbeterde dienstverlening door een slagvaardige, moderne en op haar taak toegeruste overheid, zo is de gedachte. Maar wat betekent die samenwerking voor de aansprakelijkheid? Levert samenwerken nu meer mr. Jan Jacobse advocaat en partner bij Adriaanse van der Weel advocaten in Middelburg en Rotterdam mr. Ronald Pieterse advocaat bij Adriaanse van der Weel advocaten in Middelburg en Rotterdam Beiden zijn actief in de overheidspraktijk en gespecialiseerd in (overheids)aansprakelijkheid 1

2 verantwoordelijkheden en aansprakelijkheidsrisico s op, of juist minder? En voor wie? De Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, die in 2012 onder de titel Taak op taak, risico op risico 2 onderzoek deed naar de financiële risico s van samenwerking, bestempelde samenwerkingsverbanden als een uitdaging op het gebied van de verantwoordelijkheidsverdeling. En een uitdaging is het inderdaad, althans voor juristen in elk geval, gezien de weinige handvatten die er zijn in de wetgeving, de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie. Afbakening In dit artikel trachten wij enkele lijnen te schetsen en proberen wij u handvatten te bieden voor het beoordelen van de aansprakelijkheidspositie van samenwerkingsverbanden en daaraan deelnemende overheden. Hoewel decentrale overheden in de praktijk vaker kiezen voor privaatrechtelijke samenwerking 3, is het uitgangspunt voor dit artikel overheidssamenwerking op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr). 4 2 Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, Taak op taak, risico op risico, publieke managementletter voor Gemeenten, juni Kamerstukken II, , , nr. 3, p Wij gaan dus niet in op de vaak voorkomende samenwerkingsverbanden die op civiele leest zijn geschoeid, zoals deelname van overheden in N.V. s en B.V. s. De beoordeling van aansprakelijkheidsrisico s van (participatie in) dergelijke samenwerkingsverbanden vindt in beginsel langs de ( normale ) weg van het vennootschapsen rechtspersonenrecht (boek 2 BW) plaats. Dat overheden Voorts zal in dit artikel geen aandacht worden besteed aan de eisen die de wet stelt aan de (bestuurlijke) inrichting van samenwerkingsverbanden, behalve voor zover dit relevant is in het kader van de aansprakelijkheidspositie. 5 Hierna zullen wij allereerst ingaan op de diverse samenwerkingsvormen op grond van de Wgr, om daarna te bezien of de keuze voor een bepaalde samenwerkingsvorm van invloed is op de aansprakelijkheidspositie van samenwerkende overheden. Vervolgens gaan wij in op het leerstuk van de onrechtmatige overheidsdaad, en bespreken daarna aan wie een onrechtmatige daad, in vaak kiezen voor samenwerking op civielrechtelijke grondslag wordt verklaard door onbekendheid met de mogelijkheden die de Wgr biedt. Zie in dit kader R.J.M.H. de Greef, De gemeenschappelijke regeling: onbegrepen, onbekend en onbemind!, Gst. 2008, no. 7303, jrg. 158, blz. 509 e.v. De onbekendheid met en het negatieve imago van de Wgr was voor de VNG-Commissie Gemeentewet en Grondwet (commissie-van Aartsen) zelfs reden om te pleiten voor afschaffing van deze wet, zie: VNG-Commissie Gemeentewet en Grondwet, De eerste overheid, uitgave van de VNG, Den Haag, 2007, blz Zie voor een uiteenzetting over deze onderwerpen, in het kader van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid (Kamerstukken II 2012/13, , nr. 2): R.J.M.H de Greef, De Wet gemeenschappelijke regelingen en de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur, Gst 2013/110. samenwerkingsverband begaan, wordt toegerekend. Wij sluiten af met een kijkje in de praktijk om vervolgens te komen tot onze slotbeschouwingen. Verschillende samenwerkingsvormen in vogelvlucht In de Grondwet staat een (beperkt) aantal overheidslichamen genoemd. Als territoriale decentrale overheden zijn dat provincies en gemeenten (artikel Gw) en als functioneel-territoriale decentrale overheden, de waterschappen (artikel 133 Gw). Artikel 134 Gw bepaalt dat bij of krachtens de wet andere openbare lichamen kunnen worden ingesteld. Op grond van 135 Gw kunnen bestaande openbare lichamen samen een nieuw openbaar lichaam instellen. Voorts bepaalt artikel 135 Gw dat in dat geval het tweede lid van artikel 134 Gw van toepassing is, in welk artikellid is bepaald dat er een wet is die de inrichting van deze openbare lichamen regelt, alsmede de samenstelling en bevoegdheid van hun besturen en de openbaarheid van hun vergaderingen. Die wet is de Wet gemeenschappelijke regelingen. De Wgr kent al decennialang vier vormen van samenwerking. 6 Als zwaarste vorm is er het (gemeenschappelijk) openbaar lichaam, op basis van artikel 8 lid 1 Wgr. Bij deze samenwerkingsvorm wordt een openbaar lichaam met een gelede bestuursstructuur (DB/AB) in het leven geroepen. Het lichaam bezit rechtspersoonlijkheid (artikel 8 lid 1 Wgr). Dat dit 6 Zie hierover mr. R.J.M.H. de Greef, De bedrijfsvoeringsorganisatie in de Wet gemeenschappelijke regelingen: een nieuwe vorm van samenwerking? Gst. 2013, afl

3 expliciet is bepaald, is zeker niet zonder belang. Immers, behoudens de lichamen die in de Grondwet zijn genoemd, bezitten lichamen waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen slechts rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt (artikel 2:1 lid 2 BW). Rechtspersoonlijkheid betekent dat vermogensrechtelijke gevolgen van handelingen van (organen van) het openbare lichaam aan het lichaam zelf toegerekend kunnen worden. Het openbaar lichaam kan dus (voor eigen rekening en risico) rechtshandelingen verrichten, deelnemen aan het rechtsverkeer en derhalve bezittingen en schulden hebben, contracten sluiten e.d.. Voorts kunnen er aan het openbaar lichaam overheidstaken worden overgedragen door middel van delegatie of mandaat (artikel 30 lid 1 Wgr). Een willekeurig, maar inmiddels bekend voorbeeld van een openbaar lichaam is een Veiligheidsregio. 7 Een trede lager op de samenwerkingsladder staat het gemeenschappelijke orgaan (artikel 8 lid 2 Wgr). Bij deze samenwerkingsvorm wordt, net als bij het openbare lichaam, een lichaam ingesteld met een geleed bestuur. Echter, hét verschil met een openbaar lichaam is dat een gemeenschappelijk orgaan geen rechtspersoonlijkheid bezit. Het gemeenschappelijk orgaan kan worden vergeleken met een (privaatrechtelijke) maatschap. 8 De vermogensr echtelijke 7 Dat Veiligheidsregio s openbare lichamen zijn volgt uit artikel 9 van de Wet veiligheidsregio s. 8 Zie M.W. Scheltema en M. Scheltema, Gemeenschappelijk recht, tweede druk, Alphen aan den Rijn: Kluwer 2008, p gevolgen van zijn handelingen moeten (daarom) toegerekend worden aan (één van) de deelnemers (lees: de deelnemende overheden). Voorts kan aan een gemeenschappelijk orgaan niet de (regelgevende) bevoegdheid worden overgedragen tot het geven van algemeen verbindende voorschriften (artikel 30 lid 1 sub b Wgr). Andere bevoegdheden, zoals het nemen van besluiten, kunnen wel worden overgedragen. Voorbeelden van gemeenschappelijke organen zijn gemeenschappelijke rekenkamers. 9 Tot 1 januari 2015 bestond er een derde samenwerkingsvorm, te weten de centrumregeling 10. Die was gestoeld op artikel 8 lid 3 Wgr (oud). Bij een centrumregeling werd er één bestuursorgaan aangewezen dat namens de deelnemers bepaalde taken uitvoerde of bevoegdheden uitoefende. Deze constructie was lichter dan de vormen die hiervoor werden besproken, omdat bij de centrumregeling geen nieuw (openbaar) lichaam werd ingesteld. Bevoegdheden konden niet aan de centrumregeling worden overgedragen, maar door hem alleen in mandaat namens de deelnemende overheden worden uitgeoefend. 11 De regeling leende zich voor eenvoudige (uitvoerings)taken, ook wel aangeduid als 9 Zie bijvoorbeeld de Gemeenschappelijke Rekenkamer Metropool Amsterdam. 10 De centrumregeling wordt binnen de gemeentelijke overheid ook wel de centrumgemeenteconstructie genoemd. 11 ABRvS 16 juni 1994, AB 1995, 57; de wettelijke grondslag daarvoor ontbreekt (artikel 10:15 Awb). Een uitzondering hierop is opgenomen in artikel 232 lid 2 Gemeentewet, ten aanzien van belastingsamenwerking. PIOFACH-taken 12, zijnde ondersteunende processen binnen overheden 13, zoals personeelszaken, ICT en huisvesting. Omdat bij de centrumregeling geen nieuwe entiteit in het leven werd geroepen, was er, net als bij het gemeenschappelijk orgaan, geen sprake van een rechtspersoonlijkheid bezittende samenwerkingsvorm. Ook de centrumregeling kon (daarom) niet zelfstandig aan het rechtsverkeer deelnemen en dat was, zeker waar het uitvoeringstaken betrof, vaak de reden dat niet voor deze samenwerkingsvorm werd gekozen maar in plaats daarvan voor het openbaar lichaam. De bestuurlijke drukte die met de keuze voor een openbaar lichaam gepaard gaat werd dan voor lief genomen. 14 De centrumregeling bestaat sinds 1 januari jl. niet meer. Na inwerkingtreding van de wetswijziging van de Wgr 15 is artikel 8 lid 3 Wgr (oud) vervangen door de leden 3 en 4 van artikel 8 Wgr, waarmee de instelling van een zogeheten bedrijfsvoeringsorganisatie mogelijk is gemaakt. Samengevat gaat het daarbij om een lichte samenwerkingsvorm (een collegeregeling ), ter behartiging van ondersteunende processen en uitvoeringstaken. 16 Deze samen 12 R.J.H.M. de Greef, Samenwerking tussen decentrale overheden: Een naderen analyse van samenwerking op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, Utrecht: Berenschot De Greef 2010, p Kamerstukken II 2012/13, , nr. 3, p Stb. 2014, nr Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een 3

4 werkings vorm bezit, in tegenstelling tot de centrumregeling, wél rechtspersoonlijkheid. De bedrijfsvoeringsorganisatie kan dus (bijvoorbeeld) contracten sluiten en personeel in dienst nemen. 17 Een vierde samenwerkingsvorm is die van de regeling zonder meer, conform artikel 1 lid 1 jo. 8 Wgr, ook wel het bestuursakkoord genoemd. Dit is de minst vergaande vorm van samenwerking, althans qua juridische structuur. Feitelijk komt deze vorm van samenwerking erop neer dat overheden met elkaar afspraken vastleggen. Deze variant is dus geen echte organisatievorm, maar eerder een contractuele relatie. De gekozen samenwerkingsvorm op grond van de Wgr bepaalt de juridische structuur achter het samenwerken, hetgeen vanuit aansprakelijkheids oogpunt belangrijk is. De structuur bepaalt namelijk waar verantwoordlijkheden (blijven) liggen en of dientengevolge risico s zijn verschoven. Het vormt daarmee als het ware het vertrekpunt voor het beoordelen van de aansprakelijkheidspositie van samenwerkende overheden. Om wat meer gevoel te krijgen bij deze stelling kunnen we aan de hand van het bovenstaande al wel enkele (tussen)conclusies trekken. Tussenconclusie 1: structuur en aansprakelijkheid Een samenwerkingsverband kan pas zelfstandig aan het rechtsverkeer deelnemen indien daaraan bij wet bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen, Kamerstukken II , nr. 3, artikel 8 lid Kamerstukken II 2012/13, , nr. 3, p.17. rechtspersoonlijkheid is toegekend. Die rechtspersoonlijkheid is derhalve ook bepalend voor het antwoord op de vraag of een samenwerkings verband met succes aansprakelijk gesteld kan worden. Teruggrijpend op wat zojuist is besproken, kan de eerste tussenconclusie worden getrokken, namelijk dat op dit moment alleen het openbaar lichaam (artikel 8 lid 1 Wgr) in rechte aanspreekbaar is en dus vrij vertaald voor eigen rekening brokken kan maken. Na inwerkingtreding van de gewijzigde Wgr zal dit ook gelden voor de bedrijfsvoeringsorganisatie. Dit betekent echter niet dat de overheden die het openbaar lichaam, of de bedrijfsvoeringsorganisatie hebben ingesteld zonder meer buiten schot blijven, waarover later in dit artikel meer, maar dit is op zich zelf wel mogelijk. De andere samenwerkingsvormen, zijnde het gemeenschappelijke orgaan en het bestuurs akkoord (en vroeger de centrumregeling) bieden in elk geval minder bescherming voor de deelnemers. Bij die samenwerkingsvormen zal een in samenwerkingsverband begane onrechtmatige gedraging (bij een succesvolle vordering uit onrechtmatige daad sowieso) voor rekening van een individuele deelnemer of meerdere deelnemers gezamenlijk komen, immers er ontbreekt een lichaam met rechtspersoonlijkheid. Bij de bespreking van de onrechtmatige daad en de toerekening daarvan, betrekken wij enkel nog de samenwerkingsvormen die een lichaam met rechtspersoonlijkheid bezitten. Onrechtmatige daad De vraag wie er in samenwerkingsverband aansprakelijk is, is in wezen een vraag van toerekening van onrechtmatig gedrag (artikel 6:162 lid 3 BW). De vraag is immers voor wiens rekening een fout komt die in samenwerkingsverband is begaan. 18 Alvorens die toerekeningsvraag een rol gaat spelen, dient eerst vast te staan dat sprake is van een fout, ofwel een onrechtmatige gedraging door de (samenwerkende) overheid. Bij overheidsaansprakelijkheid, ook in samenwerkingsverband, gaat het immers om een normale onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW. Wel dient meteen opgemerkt te worden dat enige nuancering op zijn plaats is. Voor het beoordelen van overheidshandelen in het kader van artikel 6:162 BW, wordt een op de overheid toegespitste maatstaf aangelegd. Zo heeft de Hoge Raad reeds in het Bargerbeekarrest 19 geoordeeld dat bij de vraag of een overheid redelijk en bekwaam heeft gehandeld ook betekenis toekomt aan het bredere taakgebied van de overheid en de beschikbare financiële en andere middelen. 20 Voorts komt aan de overheid ten aanzien van de inzet van beschikbare middelen beleidsvrijheid toe Vgl. Toelichting Meijer, Parl. Gesch. Boek 6, p HR 9 oktober 1981, NJ 1982, 332 (Bargerbeek/Juurlink). 20 vgl. Parl. Gesch. Boek 6 p met betrekking tot de eveneens op art. 6:174 BW berustende aansprakelijkheid van een wegbeheerder. 21 Zie onder meer HR 8 januari 1999, NJ 1999, 319 (West- Friesland/Kaagman) en HR 19 november 1999, NJ 2000, 234 (De Haas/De Dommel). Vgl. de conclusie van A-G Spier onderdeel 4.9 onder het arrest in de kwestie Paalrot Dordrecht, HR 30 november 2012, NJ 2012, 689. Zie voor de toepassing en doorwerking van deze criteria in het geval van opstal aansprakelijkheid (6:174 BW) het arrest van de 4

5 De overheid hoeft dus niet alle dagen een tien te scoren. Het gaat om redelijk handelend en redelijk bekwaam, in het licht van de beschikbare capaciteit en (financiële) middelen. Hoewel uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever van belang acht dat de aansprakelijkheid van de overheid voor door haar verrichte onrechtmatige daden op juiste en afgewogen wijze tot stand komt, zeker in tijden van financiële tekorten 22, én de Hoge Raad in lijn daarmee zijn Bargerbeek-arresten heeft gewezen, zou uit een recent arrest van de Hoge Raad 23 kunnen worden afgeleid dat het tij lijkt te keren. Althans, uit het laatstgenoemde arrest blijkt dat overheden niet slechts kunnen volstaan met de algemene stelling dat zij over onvoldoende middelen beschikken om zich van hun (onderhouds)taak te kwijten. De overheid moet (inmiddels) concreet aannemelijk maken dat de financiële middelen niet toereikend waren. Wat in dit kader van de overheid verwacht wordt is (nog) niet uitgekristalliseerd. Immers, hoe wordt beoordeeld of een (decentrale) overheid over voldoende middelen beschikt, aangezien de omvang van een bepaalde begrotingspost afhankelijk is van (beleids)keuzes, die per overheid kunnen variëren? En speelt de mate van verwijtbaarheid dat een Hoge Raad in de kwestie over de dijkdoorbraak bij Wilnis, HR 17 december 2010, NJ 2012/155. Hofarrest na terugverwijzing door HR: Gerechtshof s-gravenhage 6 mei 2014, AB 2014/ Parl. Gesch. Boek 6 p HR 4 april 2014, NJ 2014/368 (Reaal/Deventer). (decentrale) overheid in een slechte financiële positie verkeert ook een rol? En de grootte van een gemeente? Over dit aannemelijk maken van (een gebrek aan) middelen zal het laatste woord nog niet zijn gezegd. Een ander voorbeeld van een bijzondere maatstaf voor overheidshandelen is dat de regeling van artikel 6:171 BW, op grond waarvan opdrachtgevers ook aansprakelijk zijn voor fouten gemaakt door nietondergeschikten bij het uitvoeren van een opdracht, niet van toepassing is op overheden. 24 Toerekening Mocht er in het licht van voornoemde maatstaf sprake zijn van een onrechtmatig overheidshandelen in samenwerkingsverband, dan ligt de vraag voor aan wie dat kan worden toegerekend. Is dit aan het samenwerkingsverband (het openbaar lichaam of de bedrijfsvoeringsorganisatie), de deelnemers van het samenwerkingsverband gezamenlijk of één of meer afzonderlijke deelnemers? In de wet en parlementaire geschiedenis zijn daarvoor weinig tot geen aanknopingspunten te vinden. De wetgever lijkt zich in wetten gericht op overheidssamenwerking, zoals de Wet Veiligheidsregio s, vooral te richten op kwaliteit. Dat wil zeggen, op zaken als efficiency, kwalitatief hoogwaardige organisaties, robuustheid en professionaliteit en minder op de vraag naar de aansprakelijkheidspositie van de organisatie en haar deelnemers. 24 Gerechtshof s-gravenhage 20 mei 1999, NJ 2000, 77 (Rijkswaterstaat & Staat/Kouwenhoven). De gedachte van de wetgever lijkt te zijn dat het met de aansprakelijkheid allemaal wel goed zit. Die gedachte is in elk geval meer dan een decennium geleden ook hardop uitgesproken door de toenmalige minister Peper, die werd geconfronteerd met de zorg van kredietinstellingen dat de steeds maar toenemende samenwerking binnen de overheid zou kunnen leiden tot risico s voor de kredietwaardigheid. De zorg van kredietinstellingen was gestoeld op de gedachte dat in de Wgr geen expliciete bepaling was opgenomen waarmee de aansprakelijkheid was geregeld van deelnemers aan een openbaar lichaam voor de verplichtingen aangegaan door dat lichaam. Het antwoord van de minister kwam in de vorm van de Circulaire aansprakelijkheid voor schulden van openbare lichamen op grond van de Wgr. 25 In die circulaire wordt geconcludeerd dat voor het wegnemen van de zorgen bij kredietinstellingen geen wetswijziging nodig was. De Wgr zou volgens de minister reeds voorzien in een regeling op basis waarvan deelnemers aan een samenwerkingsverband verplicht zijn om een regeling te treffen waarin wordt overeengekomen op welke wijze deelnemers het openbaar lichaam van het nodige voorzien, onder andere ter voldoening van verplichtingen jegens derden Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks relaties, Circulaire aansprakelijkheid voor schulden van openbare lichamen op grond van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, 8 juli 1999, kenmerk F 099/U Circulaire, p. 4. 5

6 De minister verwees in zijn circulaire naar een viertal (destijds geldende) artikelen: als eerste artikel 193 Gemeentewet, op basis waarvan financiële verplichtingen die voortvloeien uit gemeenschappelijke regelingen opeisbare schulden zijn 27, als tweede artikel 10a Wgr op grond waarvan deelnemers medewerking moeten verlenen aan besluiten van het openbare lichaam waarin zij deelnemen. Als derde artikel verwees de minister naar artikel 9 Wgr waarin is bepaald dat er een regeling moet zijn die de gevolgen van opheffing, uittreding en vereffening van het vermogen van het openbare lichaam regelt. Als vierde naar artikel 33 Wgr, op grond waarvan deelnemers moeten voldoen aan de algemene eisen die aan hun eigen begroting zijn gesteld, waaronder in het bijzonder het verplicht voldoen van rente en lasten. 28 Kortom, op grond van de Wgr dient de beurs van het samenwerkingsverband altijd gevuld te zijn. Deelnemers zijn daartoe jegens elkaar en jegens het samenwerkingsverband gehouden, aldus de minister. Ten aanzien van waterschappen is dit in de loop der jaren anders komen te liggen. Bij de modernisering van het waterschapsrecht is een aantal bepalingen uit de Waterschapswet geschrapt, waaronder artikel 104 Waterschapswet, op grond waarvan de uitgaven in het kader van een gemeenschappelijke regeling 27 Voor provincies en waterschappen gelden/golden soortgelijke bepalingen. 28 Welke verplichting desnoods van hogerhand kan worden afgedwongen (zie onder meer de artikelen 194 en 195 Gemeentewet). verplichte uitgaven waren. Één van de pijlers onder de overwegingen uit voornoemde circulaire is daarmee weggevallen. 29 De gedeelde smart onder de deelnemers aan een samenwerkingsverband lijkt een prettige gedachte, althans voor kredietinstellingen en voor derden die een vordering op het samenwerkingsverband (pretenderen te) hebben. Maar dat is het bepaald niet voor samenwerkende overheden. Het betekent dat áls er geen andersluidende afspraken zijn gemaakt, deelname in een openbaar lichaam op grond van de Wgr resulteert in een ongelimiteerde interne draagplicht onder de deelnemers voor de (financiële) gevolgen van onrechtmatige daden die door het openbaar lichaam zijn begaan! 30 Opdam en Galesloot 31 bestempelen gemeen schappelijke regelingen zelfs als risicovol, zeker wanneer openbare lichamen ambitieuze investerings plannen hebben. Zij noemen de financiële risico s die in de praktijk ontstaan wanneer overheden samenwerken in 29 Zie in dit kader ook De Greef, De wet Gemeenschappelijke regelingen en de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur De wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en aanverwante regelgeving onder de loep genomen deel 1, Gst. 2013/ Als de onrechtmatige daad niet aan het samenwerkingsverband als zodanig, maar (slechts) aan één of meer van de deelnemers afzonderlijk wordt toegerekend ligt dan anders. Over toerekening komen wij nog te spreken. 31 H. Opdam en F. Galesloot, Financiële risico s en kapitaalinbreng bij gemeenschappelijke regelingen, B&G 2013 november/december. een openbaar lichaam zelfs een blanco cheque in het huis van Thorbecke. In een vergelijkbare situatie in het bedrijfsleven (bij aandeelhouders van een NV) zou een dergelijke situatie volgens hen absurd genoemd worden. Bij samenwerking op grond van de Wgr ontstaat dus als het ware een overheidshuwelijk in gemeenschap van goederen, waarbij de onderlinge verplichtingen desnoods door hogere overheden bij de deelnemers kunnen worden afgedwongen. Dit betekent dat samenwerking, hoe gewenst en hoe vrijwillig soms ook bepaald niet vrijblijvend is! De liefde mag wat kosten blijkbaar. Toerekeningscriteria De wetenschap dat áls er een claim komt, die claim ook zal worden betaald, zegt alleen iets over de draagplicht van een te betalen (schade)vergoeding. In zoverre lijkt de circulaire dan ook louter gericht op het oplossen van een praktijkprobleem, zijnde de zorgen vanuit de financiële sector. Het biedt echter geen aanknopingspunten voor de vraag aan wie een in samenwerkingsverband begane onrechtmatige gedraging kan/moet worden toegerekend in het licht van artikel 6:162 BW, laat staan dat er bescherming wordt geboden. Op grond van artikel 6:162 lid 3 BW kan een onrechtmatige daad worden toegerekend aan de dader, indien hij daar schuld aan heeft, dan wel indien de daad een oorzaak heeft die op grond van de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. 6

7 Hiervoor bespraken we dat er voor toerekening op grond van de wet geen directe aanknopingspunten te vinden zijn. Uit de hierna te bespreken jurisprudentie blijkt dat deelnemers van samenwerkingsverbanden echter wel degelijk (ook) zelf aansprakelijk kunnen zijn indien zij een aandeel hebben (lees: schuld) in de fout die onder de paraplu van het samenwerkingsverband is begaan. De overwegingen van de Hoge Raad in de Srebrenicaarresten 32 van 6 september 2013 bieden inzicht in hoe onze hoogste rechter aankijkt tegen toerekening van onrechtmatig optreden in samenwerkingsverband. Het gaat in deze arresten om een uiterst gevoelig onderwerp, namelijk de aansprakelijkheid van de Staat der Nederlanden voor het optreden van Nederlandse Dutchbat militairen in Srebrenica, opererend onder de vlag van de VN. AG Vlas vat in zijn conclusie 33 van 3 mei 2013 samen waar het in deze kwestie in essentie om gaat: 4.1 In deze zaak gaat het in de kern genomen om de vraag of de handelingen van de militairen van Dutchbat ( ) kunnen worden toegerekend aan de Staat. De rechtbank heeft deze aansprakelijkheid van de Staat afgewezen, omdat de militairen van Dutchbat onder command and control van de VN waren gesteld. Daarentegen heeft het hof gemeend dat de vraag of command and control over Dutchbat aan de VN is overgedragen en wat daaronder moet worden verstaan 32 HR 6 september 2013, JB 2013/197 en HR 6 september 2013, RvdW 2013/ Parket bij de Hoge Raad 3 mei 2013, ECLI:NL:PHR:2013:BZ9228. in het midden kan blijven, omdat het beslissende criterium voor de toerekening niet is gelegen in de vraag wie command and control uitoefende maar wie effective control bezat. De Hoge Raad oordeelt in r.o hoe de onrechtmatige daad moet worden toegerekend: In dit verband is van belang dat voor het aannemen van effective control door de Staat niet is vereist dat de Staat door het geven van instructies aan Dutchbat de bevelsstructuur van de Verenigde Naties heeft doorbroken dan wel zelfstandig operationele bevelsbevoegdheid heeft uitgeoefend. Blijkens het hiervoor in aangehaalde Commentary bij art. 7 DARIO komt het bij de toerekening van een gedraging aan de zendstaat of de internationale organisatie aan op de feitelijke zeggenschap (factual control) over het specifieke gedrag, waarbij alle feitelijke omstandigheden en de bijzondere context van het geval in ogenschouw moeten worden genomen. In de bestreden rechtsoverwegingen heeft het hof, in het licht van alle omstandigheden en de bijzondere context van het geval, onderzocht of de Staat de feitelijke zeggenschap had over het verweten optreden van Dutchbat. Aldus heeft het hof geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. De (bevels)bevoegdheid speelt in dit geval dus geen rol, althans derogeert aan de toerekening langs de lijn van de effectieve controle over het onrechtmatige gedrag. Vrij vertaald is het criterium dus: wie deed het werkelijk? Om de analyse zuiver te houden, moeten wij wel opmerken dat het toerekeningscriterium ( effective control ) zijn basis vindt in internationale regelgeving. Dat neemt niet weg dat uit andere (lagere) jurisprudentie blijkt dat toerekening van onrechtmatig gedrag in samenwerkingsverband op basis van Nederlands recht ook (mede) langs de lijn van feitelijke invloed plaatsvindt, zo blijkt uit een uitspraak 34 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 17 september Hieronder gaat wij in op deze uitspraak. In de nacht van 2 op 3 september 2002 rukt de regionale brandweer Flevoland uit voor hulp aan een slachtoffer dat in de recreatieplas Weerwater te water is geraakt. Het slachtoffer is uiteindelijk verdronken, mede omdat er, zo bleek naderhand, vage bevelen waren gegeven en het materiaal, waaronder de reddingsboot, gebrekkig was. De familie van het slachtoffer vorderde een verklaring voor recht inhoudende dat o.a. de gemeente Almere en de regionale brandweer Flevoland onrechtmatig hebben gehandeld en daarom hoofdelijk de gestelde materiële en immateriële schade dienden te vergoeden. De rechtbank komt tot het oordeel dat de brandweer in de gegeven omstandigheden op essentiële onderdelen niet de hulp had verleend op het niveau zoals mocht worden verlangd en derhalve onrechtmatig heeft gehandeld. De vraag die vervolgens voorlag was wie verantwoordelijk was voor het optreden van de brandweer. 34 Rb. Zwolle-Lelystad 17 september 2009, NJ 2009/114. 7

8 Kijkend naar wat hiervoor is besproken zou de structuur van het betrokken samenwerkingsverband van groot belang moeten zijn. Dit om te bezien hoe de bevoegdheden verdeeld waren. Op grond van artikel 1 lid 2 van de destijds geldende Brandweerwet was de gemeenteraad belast met de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer. Ingevolge het zesde lid van artikel 1 bestond de taak van de brandweer in elk geval uit de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden ter zake van de in het vierde lid genoemde onderwerpen, waaronder de hulpverlening in kwestie valt. Wij merken op dat de zaak speelde in een periode waarin gemeenten nog een eigen (gemeentelijke) brandweer konden hebben. 35 Op basis van de Brandweerwet was het toegestaan dat taken van de gemeentelijke brandweer werden overgedragen aan een regionale brandweer, die volgens artikel 3 van de Brandweerwet 1985, zoals dat ten tijde van het incident gold, een (eigen) openbaar lichaam vormde. De gemeente in kwestie had de litigieuze hulpverlenings taak ook daadwerkelijk aan het openbare lichaam regionale brandweer overgedragen en personeel en materieel ter beschikking gesteld. 35 Per 1 januari 2014 zijn gemeente verplicht de (gemeentelijke) brandweer te regionaliseren, om vervolgens de gemeentelijke brandweerkorpsen per (uiterlijk) 1 januari 2015 volledig op te heffen. Zie onder meer Wijzigingswet Wet veiligheidsregio s, enz. (oprichting Instituut Fysieke Veiligheid en de volledige regionalisering van de brandweer), artikel IV. Dat de hulpverlening werd uitgevoerd onder de vlag van de regionale brandweer, liet echter onverlet dat de gemeente volgens de rechtbank (mede) verantwoordelijk was voor de gemaakte fouten. De rechtbank oordeelde: Uit een en ander vloeit voort dat de Gemeente zeggenschap van betekenis heeft behouden over de bij haar in dienst zijnde brandweerfunctionarissen en over het door haar aangeschafte en in beheer zijnde materieel. Dat de betreffende brandweerlieden en het daarbij door hen gebruikte materieel ten tijde van het incident werden ingezet door RBF als regionale brandweer althans in het kader van de aan RBF overgedragen taken, brengt dan ook niet mee dat de Gemeente is ontheven van aansprakelijkheid voor haar brandweerlieden en haar materieel. Een en ander raakt ook niet de vraag wie in de onderlinge verhouding van RBF en de Gemeente uiteindelijk de gevolgen van een dergelijke aansprakelijkheid heeft te dragen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente en de regionale brandweer samen voor 1/3 deel van de schade aansprakelijk waren. De slotsom was dus dat feitelijke invloed op en zeggenschap over, in dit geval het personeel en materieel, tot aansprakelijkheid leidt, zélfs als bevoegdheden (mede) bij een ander orgaan liggen. In een recenter arrest van het Hof Den Haag zien we een soortgelijke benadering. 36 In de casus die tot dit arrest leidde ging het mis bij het bedrijf CMI, zijnde 36 Gerechtshof s-gravenhage 22 maart 2011, JOR 2011, 316, m. nt. B.P.M. Ravels. een bedrijf in op- en overslag van o.a. chemicaliën. DCMR (Milieudienst Rijnmond) voerde bij dit bedrijf een aantal controles uit namens de gemeente. De bevindingen waren niet al te best; vele voorschriften van de milieuvergunning werden overtreden. Het ging met name om voorschriften over brandpreventie en beperking van calamiteiten. Na uitvoerig overleg werd gedreigd met dwangsommen. Nog geen maand na de laatste controle sloeg het noodlot toe. Een forse brand woedde, waarbij ook de loodsen van buurman Caldic verloren gingen. Die laatste liet het er niet bij zitten. Zij stelde naast CMI ook DCMR en de gemeente aansprakelijk. Er werd uiteindelijk geprocedeerd over de aansprakelijkheid van DCMR én de gemeente. Hoewel het bij de overheid niet alle dagen een tien hoeft te zijn, oordeelde het hof, in navolging van de rechtbank, dat de overheid het niet bij overleg en dreigementen had mogen laten, maar bij concrete signalen van gevaarlijke situaties moet doorpakken: 6.5 De Gemeente c.s. hebben niet betwist dat de op 11 mei 1995 en 24 augustus 1995 aangetroffen situatie op de percelen van CMI acute en ernstige gevaren met zich bracht. In het licht van die acute en ernstige gevaren en de aanmerkelijke kans op ernstige schade die, gelet op de aard en de hoeveelheid van de bij CMI opgeslagen gevaarlijke stoffen, zou ontstaan indien deze gevaren zich zouden verwezenlijken, mocht in beginsel een voortvarend en dwingend optreden van de Gemeente en de DCMR verwacht worden, ook in de omstandigheden van

9 Interessant is te zien dat het gebrekkige toezicht (lees: de onrechtmatige daad) zowel aan de gemeente als aan DCMR wordt toegerekend. DCMR is een openbaar lichaam in de zin van de Wgr. Het orgaan is in het leven geroepen om bepaalde (overheids)taken voor de gemeente uit te voeren. DCMR was op grond van de samenwerkingsovereenkomst belast met onder meer: advisering over door Burgemeester en Wethouders c.q. de dagelijkse besturen van de deelgemeenten te geven beschikkingen ingevolge de Wet milieubeheer, alsmede advisering over andere met deze wetgeving samenhangende en daaruit voortvloeiende taken De gemeente heeft de toezichthoudende taak dus uitbesteed aan een openbaar lichaam. Maar let wel, er waren echter geen gemeentelijke bevoegdheden gedelegeerd aan DCMR. De onderliggende (handhavings)bevoegdheden zijn bij de gemeente gebleven, terwijl (slechts) het feitelijke werk door het samenwerkingsverband werd uitgevoerd. DCMR vormde als het ware de ogen en oren van de gemeente in het veld en verrichtte uitvoerend werk onder de vlag van de gemeente. Het is uiteindelijk deze uitvoerende taak waarin DCMR volgens het hof heeft verzaakt en die maakt dat het hof niet alleen de gemeente, maar óók DCMR (hoofdelijk) aansprakelijk houdt voor de gevorderde schade. In r.o. 6.5 overweegt het hof: In het licht van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de Gemeente en de DCMR geen blijk hebben gegeven van een voldoende inzichtelijke belangenafweging en dat de belangen van degenen die door de vergunning worden beschermd, door het onvoldoende voortvarend en niet dwingend optreden van de Gemeente en de DCMR onevenredig zijn geschaad ten opzichte van het belang van CMI bij voortzetting van haar onrechtmatig handelen. ( ) Het hof komt tot de slotsom dat de Gemeente en de DCMR onrechtmatig nalatig zijn geweest. ( ) Tussenconclusie 2: de toerekening van de onrechtmatige daad Uit de hiervoor aangehaalde jurisprudentie blijkt dat er voor het toerekenen van onrechtmatige handelingen wordt gekeken naar onder wiens (wettelijke) bevoegdheid de onrechtmatige handeling is verricht ( Wie bepaalt, betaalt ). Maar, er is steeds (ook) van belang wie feitelijk de fout heeft gemaakt, althans, wie er daadwerkelijk invloed op de onrechtmatige gedraging heeft uitgeoefend of heeft kunnen uitoefenen. Naast de bevoegdheidsverdeling die gepaard gaat met de keuze voor een samenwerkingsvorm op grond van de Wgr, is voor de aansprakelijkheidsvraag dus (ook) steeds van belang wie het feitelijk heeft gedaan. Praktijk Een samenwerkingsverband is, zoals we hiervoor al aangaven, in zekere zin te vergelijken met een huwelijk, een overheidshuwelijk wel te verstaan. Overheden verbinden zich immers aan elkaar en gaan (op bepaalde terreinen) samen door het leven. Maar, net als bij een regulier huwelijk verschilt de mate waarin en de wijze waarop koppels dat doen. Wel geldt, net als bij een (goed) huwelijk, ook bij overheidshuwelijken de gouden regel: structuur schept verwachtingen. In dit geval betreft het de juridische structuur op basis van de Wgr achter de gekozen samenwerkingsvorm. Die structuur bepaalt in hoeverre bevoegdheden (kunnen) zijn overgedragen, of juist bij deelnemers (zijn blijven) liggen. De vraag die gezien het criterium van effective control voor de aansprakelijkheidspositie van deelnemers relevant is, is dan: wat moet je doen en wat mag je verwachten als je structureel met elkaar samenwerkt? Het antwoord op die vraag hangt sterk af van de gemeenschappelijke regeling die deelnemers met elkaar hebben getroffen (lees: het onderliggende contract). In dergelijke contracten staan standaard de onderwerpen die de Wgr verplicht stelt, zoals bepalingen omtrent wijziging, opheffing, toetreding en uittreding 37, een vermelding van het belang waarvoor de regeling is getroffen of gewijzigd 38 en, indien van toepassing, welke bevoegdheden uit artikel 8 Wgr de besturen van de deelnemende gemeenten aan het bestuur van het openbaar lichaam onderscheidenlijk aan het gemeenschappelijk orgaan bij het aangaan van de regeling overdragen. 39 Er is dus een aantal verplichte nummertjes die in een samenwerkingsovereenkomst opgenomen moeten worden. Maar, mede gezien het uitgangspunt van contractvrijheid is er voor deelnemers veel ruimte om zelf invulling te geven aan de samenwerking Artikel 9 Wgr. 38 Artikel 10 Wgr. 39 Artikel 11 Wgr. 40 De grens van contractsvrijheid voor zowel burger als overheid wordt beperkt door de wet, de goede zeden en de 9

10 In het kader van een vijftal workshops dat wij voor Centraal Beheer Achmea mochten verzorgen, zijn wij in gesprek gegaan met verzekerden/overheden over aansprakelijkheidsrisico s bij samenwerken op basis van de Wgr. Aan de hand van deze gesprekken hebben wij meer inzicht gekregen in de (on) bekendheid met deze risico s en de vragen die in de praktijk rijzen. Wij zullen hierna enkele highlights de revu laten passeren: Het is gebleken dat in de praktijk de intentie om tot samenwerking te komen, meestal voortkomt vanuit de wens om efficiënter te werken. Schaalvergroting, specialisatie en (veronderstelde) kostenbesparing zijn vaak het doel. Deelnemers aan de workshops kwamen vaak met voorbeelden van recent opgerichte samenwerkingsverbanden in het kader van de overgang van jeugdzorgtaken naar gemeenten. De juridische structuur achter samenwerkingsverbanden is een aspect waar wel over is/wordt nagedacht, maar doorgaans niet vanuit het besef dat dit van invloed is op de aansprakelijk heids positie van deelnemers. In de meeste gemeenschappelijke regelingen staan wel één of meerdere artikelen aangaande openbare orde (artikel 3:40 BW). De contractsvrijheid voor overheden is beperkter dan voor burgers. Zie onder meer artikel 3:14 BW, waarin is bepaald dat een burgerrechtelijke bevoegdheid niet mag worden uitgeoefend in strijd met publiekrecht en artikel 3:1 lid 2 Awb, welk artikel de bepalingen uit de afdelingen 3.2 tot en met 3.4 Awb van overeenkomstige toepassing verklaart op andere handelingen dan besluiten (waaronder overeenkomsten). verantwoordelijkheden van deelnemers, maar vaak is dit beperkt tot de meer algemene (verplichte) bepalingen over toetreding, uittreding en andere financiële verplichtingen van deelnemers, alsmede een geschillenregeling. Concrete bepalingen over aansprakelijkheid van deelnemers onderling, al dan in verband met mogelijke claims op het samenwerkingsverband, ontbreken meestal. Dat komt volgens ons door een gebrek aan besef over deze aansprakelijkheids risico s die met samenwerking gepaard kunnen gaan. En, de (politieke) gevoeligheid van samenwerken maakt dat áls de aansprakelijkheids risico s vooraf al zijn onderkend bij een of enkele (organen van) deelnemers, het benoemen van die risico s in een overeenkomst en daarmee het accentueren daarvan, vaak een stap te ver is. Het blijft dan bij het vertrouwen op het adequate bouwwerk van de Wgr. Bestuursrechtelijk georiënteerde deelnemers aan de workshops waren veelal gericht op de invloed van delegatie- en mandaatbesluiten op de aansprakelijkheids positie van deelnemende overheden, terwijl civilisten en beheerders van verzekeringsportefeuilles doorgaans redeneerden vanuit de feitelijke invloed van de deelnemers op de fouten, respectievelijk het mogelijke causale verband tussen daad en schade en daarmee de potentiele omvang van claims. Gesprekspartners die dichter op het bestuur zaten, toonden merkbare interesse voor de problematiek van (bestuurders)aansprakelijkheid ingeval bestuurders van overheden zitting nemen in besturen van externe rechtspersonen, of samenwerkings verbanden. Hoewel, zoals hiervoor aangegeven, boek 2 BW in beginsel buiten de scope van ons artikel valt, menen wij dat dergelijke risico s op voorhand niet geheel genegeerd kunnen worden. In elk geval niet waar het bestuurders betreft van samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid waarin zowel private als publieke entiteiten deelnemen. Naar onze mening blijven ook de bestuurders van rechtspersoonlijkheid bezittende samenwerkingsverbanden, louter bestaande uit overheidsdeelnemers, niet per definitie buiten schot. Voor zover wij kunnen nagaan is het in de (rechts) praktijk nog niet voorgekomen dat bestuurders van samenwerkingsverbanden persoonlijk aansprakelijk zijn gesteld. Dat maakt dat die mogelijkheid wellicht als (te) theoretisch beschouwd wordt. Dat neemt echter niet weg dat wij menen dat, hoewel artikel 2:1 lid 3 BW de toepasselijkheid van de regelgeving omtrent interne bestuurdersaansprakelijkheid (artikel 2:9 BW) uitsluit, de mogelijk op claims van buiten, dus via de band van artikel 6:162 BW, niet op voorhand uitgesloten moet worden. Wij houden ons in elk geval aanbevolen voor tegenargumenten. Verder constateerden wij dat het zowel voor verzekeraars als voor verzekerden lang niet altijd duidelijk is in hoeverre een claim op een samenwerkings verband onder de dekking van de AVG-polis valt. Met name de contractuele verplichting van deelnemers om te allen tijde (ook bij claims) te zorgen voor een goed gevulde beurs van het samenwerkingsverband, leverde in dat kader de nodige discussie op. Zeker wanneer er voor het samenwerkings verband geen eigen polis is afgesloten, maar 10

11 alle individuele deelnemers daarentegen wél verzekerd zijn, kan de situatie precair worden. Gezien het voorgaande geldt dat naar onze mening voor bestuurders van die (al dan niet via een eigen polis verzekerde) samenwerkingsverbanden temeer. Slotbeschouwingen Overheidssamenwerking lijkt vooral gericht te zijn op verbetering van de kwaliteit van het openbaar bestuur. De wet(gever) heeft weinig tot geen aandacht besteed aan de complexe aansprakelijkheidsvraagstukken die kunnen ontstaan wanneer in samenwerkingsverband een onrechtmatige daad wordt begaan. Dit wellicht vanuit de gedachte dat het huidige wettelijke bouwwerk voldoende adequaat is, zodat het met aansprakelijkheid allemaal wel goed zit. Reeds in 1999 heeft de toenmalige minister Peper in een circulaire uiteengezet dat samenwerkende overheden jegens elkaar verplicht zijn alle schulden van een openbaar lichaam te voldoen. In de praktijk betekent dit dat overheden, indien er geen nadere afspraken worden gemaakt, bij het aangaan van een samenwerkingsovereenkomst in wezen een blanco cheque tekenen voor de financiële gevolgen van fouten. Maar, die blanco cheque zegt ten langen leste alleen iets over draagplicht indien het samenwerkingsverband met succes aansprakelijk wordt gehouden voor een vermeende onrechtmatige daad. Het zegt niets over aansprakelijkheid an sich, laat staan over de mogelijkheid om een claim niet alleen op het samenwerkingsverband, maar ook op (één of meer) individuele deelnemers door te leggen. Voor de aansprakelijkheidspositie van samenwerkende overheden is allereerst van belang te kijken naar de juridische structuur achter het samenwerkings verband. De gekozen samenwerkings vorm op basis van de Wgr is daarvoor bepalend. Zo kunnen alleen het openbare lichaam en, na inwerkingtreding van de wijziging van de Wgr de bedrijfsvoeringsorganisatie, zelf aangesproken worden uit hoofde van onrechtmatige daad, eventueel naast één of meer deelnemers. Voor de overige samenwerkingsvormen geldt dat een fout die in samenwerkingsverband wordt begaan sowieso voor rekening van één of meerdere deelnemers komt. De vraag voor wiens rekening een in samenwerkingsverband begane fout komt, is een vraag naar de toerekenbaarheid daarvan. In lijn met de Srebrenicaarresten van de Hoge Raad, komt in dat kader niet alleen grote betekenis toe aan de vraag onder wiens vlag het handelen plaatsvond (bevoegdheidsverdeling), maar vooral ook wie de fout feitelijk heeft gemaakt, of deze had kunnen voorkomen (effective control). Het is dus zaak om vooraf stil te staan bij de aansprakelijkheidsrisico s van samenwerken en, beter nog, daarover concrete afspraken te maken. Daarmee wordt de bewustwording bij deelnemers vergroot en kunnen mogelijk ongewenste (financiële) gevolgen voor een of meerdere deelnemers worden verminderd. In de praktijk zien we helaas nog teveel dat het bij samenwerkende overheden slechts gaat om vragen als het politiek primaat. De vraag of dat primaat ook betekent dat als het mis gaat de rekening ook die kant op moet, wordt vaak niet onder ogen gezien. Omdat de wetgever daarbij niet behulpzaam is geweest, zullen samenwerkende overheden daar zelf mee aan de slag moeten gaan. 11

12 De omgevingswet Op 16 juni 2014 heeft minister Schultz-Van Haegen het wetsvoorstel voor de Omgevingswet aangeboden aan de Tweede Kamer. De trend die met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is ingezet wordt met dit wetsvoorstel voortgezet, door te streven naar een verdergaande integratie van wetgeving op het terrein van het omgevingsrecht. In deze bijdrage worden de meest in het oog springende wijzigingen ten opzichte van het vigerende stelsel besproken, worden daarnaast de zogenoemde kerninstrumenten van de Omgevingswet nader onder de loep genomen en wordt tot slot ingegaan op de eventuele gevolgen van een en ander voor het aansprakelijkheidsrecht. mr. Willem J. Bosma advocaat en partner bij Van der Feltz advocaten in Den Haag, specialist omgevings recht, grondbeleid en overheidsaansprakelijkheid. Inleiding Verregaande integratie (of concentratie?) Met de Omgevingswet wordt getracht om een samenhangend stelsel van planning, besluitvorming en procedures te laten ontstaan. Dit moet het gebruiksgemak en de bestuurlijke afwegingsruimte van het omgevingsrecht vergroten. De Omgevingswet voorziet in twee maatschappelijke doelen, die ook uitdrukkelijk in de wet worden opgenomen (art. 1.3). Ten eerste is de Omgevingswet, met het oog op een duurzame ontwikkeling, gericht op het in onderlinge samenhang bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Ten tweede wordt met de Omgevingswet gestreefd naar het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies. De Omgevingswet tracht in deze doelstellingen te voorzien door één volledig, integraal kader van regels te geven voor de uitoefening van (plaats- of gebiedsgebonden) activiteiten in de fysieke leefomgeving. Daarbij moet onder meer worden gedacht aan activiteiten met betrekking tot bouwwerken, infrastructuur, watersystemen, water, bodem, lucht, landschappen, natuur en cultureel erfgoed. Het zijn dan ook de wetten die op deze activiteiten betrekking hebben, die geheel of gedeeltelijk in de Omgevingswet zullen opgaan. De voor de dagelijkse praktijk belangrijkste hiervan zijn de Wet ruimtelijke ordening ( Wro ), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ( Wabo ), de Crisis- en herstelwet ( Chw ), de Waterwet en de Wet milieu beheer ( Wm ). Uiteraard zal eveneens moeten worden beoordeeld of - en zo ja, in hoeverre - de onder deze wetten vastgestelde Algemene Maatregelen van Bestuur ( AMvB s ) en ministeriële regelingen een plaats moeten krijgen in de Omgevingswet en de daaronder vallende lagere regelgeving. In de Omgevingswet worden alleen maar (publiekrechtelijke) regels opgenomen, die betrekking hebben op de relatie tussen de overheid enerzijds en burgers en bedrijven anderzijds. Regels die betrekking hebben op de onderlinge verhoudingen tussen burgers en bedrijven, zoals bijvoorbeeld het burenrecht (Boek 5, Titel 4 BW), bevat de Omgevingswet dus niet. Het is verder van belang om te onderkennen dat van daadwerkelijke integratie geen sprake is. Veel meer is er sprake van concentratie van regels op het terrein van het omgevingsrecht. Bestaande regels worden weliswaar gebundeld in één wet, maar het blijven afzonderlijke regels die betrekking hebben op verschillende onderwerpen. De bestaande regels versmelten dus niet tot nieuwe regels. Dat is ook begrijpelijk: het bouwen van een bouwwerk is nu eenmaal fundamenteel anders dan bijvoorbeeld het lozen van stoffen op een oppervlaktewater, hoewel beide activiteiten relevant zijn vanuit het oogpunt van de bescherming van de fysieke leefomgeving. Inwerkingtreding De bedoeling is dat de Omgevingswet al in 2018 in werking treedt. Voor een fundamentele stelselherziening van het omgevingsrecht is dat zeer ambitieus. De vernieuwing van het omgevingsrecht is dan ook opgenomen in de top 5 van beleidsprioriteiten van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, waarvoor de interdepartementale programma 12

Gemeenschappelijke regelingen. risico s van samenwerking

Gemeenschappelijke regelingen. risico s van samenwerking Gemeenschappelijke regelingen risico s van samenwerking Inleiding Participatiemaatschappij Samenwerken is de norm! Komt de kwaliteit van het openbaar bestuur ten goede. Maar wat betekent samenwerken voor

Nadere informatie

Archivering & Samenwerking. mr. Rob de Greef 9 maart 2015

Archivering & Samenwerking. mr. Rob de Greef 9 maart 2015 Archivering & Samenwerking mr. Rob de Greef 9 maart 2015 Archiefverplichting Artikel 3 Archiefwet 1995 De overheidsorganen zijn verplicht de onder hen berustende archiefbescheiden in goede, geordende en

Nadere informatie

Privaatrechtelijk kostenverhaal door de wegbeheerder

Privaatrechtelijk kostenverhaal door de wegbeheerder Privaatrechtelijk kostenverhaal door de wegbeheerder De Hoge Raad schept duidelijkheid over verhaal van kosten voor opruimwerkzaamheden na een ongeval Hoge Raad van 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3594

Nadere informatie

Centrumregeling ambtelijke samenwerking Enschede Losser

Centrumregeling ambtelijke samenwerking Enschede Losser CVDR Officiële uitgave van Enschede. Nr. CVDR91016_1 25 oktober 2016 Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen Nr. 350 Gemeenteblad van Enschede De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van

Nadere informatie

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Dit artikel bevat enkele algemene begripsbepalingen die gelden voor de gehele gemeenschappelijke regeling. Daarnaast worden begrippen gehanteerd zoals die in het algemeen

Nadere informatie

Aansprakelijkheid van toezichthouders wegens inadequaat handhavingstoezicht

Aansprakelijkheid van toezichthouders wegens inadequaat handhavingstoezicht Aansprakelijkheid van toezichthouders wegens inadequaat handhavingstoezicht VIDE Jaarcongres 15 juni 2012 A.J. (Lian) van Poortvliet aj.vanpoortvliet@pelsrijcken.nl June 17, 2012 Programma Juridisch kader

Nadere informatie

Toelichting op gemeenschappelijke regeling

Toelichting op gemeenschappelijke regeling Toelichting op gemeenschappelijke regeling Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Algemene bepalingen Dit artikel bevat enkele begripsbepalingen die in de gemeenschappelijke regeling gehanteerd worden.

Nadere informatie

Samenwerkingsverbanden en de AVG

Samenwerkingsverbanden en de AVG Realisatie Handreiking Samenwerkingsverbanden en de AVG Deel 1 - Verwerkingsverantwoordelijke Inhoudsopgave 1 Inleiding...3 2 Verwerkingsverantwoordelijke...4 2.1 Wat zegt de AVG?...4 2.2 Wat betekent

Nadere informatie

Wet gemeenschappelijke regelingen

Wet gemeenschappelijke regelingen Wet gemeenschappelijke regelingen Algemeen Samenwerking: - publiekrechtelijk via gemeenschappelijke regeling-> Wgr - privaatrechtelijk: NV, BV, Stichting etc.-> Burgerlijk Wetboek Verbonden partij: als

Nadere informatie

Bevoegdheden territoriale bestuurscommissies

Bevoegdheden territoriale bestuurscommissies Bevoegdheden territoriale bestuurscommissies mr. R.J.M.H. de Greef, mr. dr. S.A.J. Munneke en prof. mr. S.E. Zijlstra Vraagstelling 1. Het wetsvoorstel dat beoogt de deelgemeenten af te schaffen is inmiddels

Nadere informatie

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd Mandaat en delegatie mr. M.C. de Voogd Artikel 1:1 Awb 1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan: a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of b. een ander persoon of college,

Nadere informatie

Monisme en het waterschapsbestel. 27 oktober Mr.dr. G.S.A. Dijkstra

Monisme en het waterschapsbestel. 27 oktober Mr.dr. G.S.A. Dijkstra Monisme en het waterschapsbestel 27 oktober 2014 Mr.dr. G.S.A. Dijkstra De aanleiding tot deze notitie wordt gevormd door vragen van leden van de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Delfland

Nadere informatie

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen;

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen; Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen; Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht; BESLUITEN: vast te stellen Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging

Nadere informatie

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties > Retouradres postbus 20011 2500 EA Den Haag Gemeente Nederweert (LB) Postbus 2728 6030 AA NEDERWEERT Aan alle gemeenteraden Aan alle colleges van

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

Regionaal samenwerken

Regionaal samenwerken Regionaal samenwerken Juridische aandachtspunten 16 april 2014 Rob de Greef Verbonden partijen Een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en een financieel

Nadere informatie

Toelichting op de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Rivierenland zoals die is ingegaan op 24 oktober 2012. Hieronder worden die artikelen die (mogelijk) toelichting behoeven toegelicht. De overige

Nadere informatie

Omgevingswet: Van afstemmen, via samenwerking tot gezamenlijke besluiten

Omgevingswet: Van afstemmen, via samenwerking tot gezamenlijke besluiten @RobGreef Omgevingswet: Van afstemmen, via samenwerking tot gezamenlijke besluiten 28 januari 2017 mr. Rob de Greef 1-2-2017 PROOF Adviseurs bv 2 Wettelijk kader omgevingsdienst Artikel 5.3 Wabo 1. Gedeputeerde

Nadere informatie

RUD UTRECHT. Besluit: vast te stellen navolgend Mandaatbesluit RUD Utrecht provincie Utrecht/gemeente )

RUD UTRECHT. Besluit: vast te stellen navolgend Mandaatbesluit RUD Utrecht provincie Utrecht/gemeente ) Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente PM/het college van gedeputeerde staten van Utrecht houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van

Nadere informatie

Intergemeentelijke samenwerking

Intergemeentelijke samenwerking Intergemeentelijke samenwerking Veranderingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen mr. R.J.M.H. (Rob) de Greef drs. R.B. (Ruurd) Palstra Opzet bijeenkomst - Welkom - Achtergrond Wetswijzging Wgr per

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD. Mandaatbesluit OD NZKG 2015 provincie Utrecht en de bijlage

PROVINCIAAL BLAD. Mandaatbesluit OD NZKG 2015 provincie Utrecht en de bijlage PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van provincie Utrecht. Nr. 60 2 oktober 201 Mandaatbesluit OD NZKG 201 provincie Utrecht en de bijlage Besluit van het college van gedeputeerde staten van Utrecht van

Nadere informatie

3 Onrechtmatige overheidsdaad

3 Onrechtmatige overheidsdaad Monografieen Privaatrecht 3 Onrechtmatige overheidsdaad Rechtsbescherming door de burgerlijke rechter Prof. mr. G.E. van Maanen Prof. mr. R. de Lange Vierde druk Deventer - 2005 Inhoud VERKORT AANGEHAALDE

Nadere informatie

MEMO WGR. 1. Inleiding

MEMO WGR. 1. Inleiding MEMO WGR Aan : de heer E. Lionarons Van : Bart van Meer en Jasper Molenaar Inzake : Voorstel herziening Samenwerkingsregeling Regio Achterhoek 24e herziening Datum : 12 maart 2018 1. Inleiding 1.1. De

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente [naam deelnemer],

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente [naam deelnemer], Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Groningen 2018 Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente [naam deelnemer], of: het college van gedeputeerde staten en de commissaris

Nadere informatie

Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland

Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 9a 24 138 Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 354 Wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon

Nadere informatie

Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland

Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst,

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555 ECLI:NL:RVS:2012:BV6555 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-02-2012 Datum publicatie 22-02-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201109131/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2182

ECLI:NL:RBOVE:2017:2182 ECLI:NL:RBOVE:2017:2182 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Wetsverwijzingen Vindplaatsen

Nadere informatie

Toelichting Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noord-Veluwe. Versie april Artikelsgewijze toelichting

Toelichting Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noord-Veluwe. Versie april Artikelsgewijze toelichting Toelichting Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noord-Veluwe Versie april 2013 Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Artikel 2 Ter uitvoering van artikel 10, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke

Nadere informatie

Mandaatbesluit. Overwegende,

Mandaatbesluit. Overwegende, Mandaatbesluit Het college van gedeputeerde staten/burgemeester en wethouders en de commissaris van de Koning/ burgemeester van >naam deelnemer

Nadere informatie

Bevoegdheden territoriale bestuurscommissies

Bevoegdheden territoriale bestuurscommissies Bevoegdheden territoriale bestuurscommissies mr. R.J.M.H. de Greef, mr. dr. S.A.J. Munneke en prof. mr. S.E. Zijlstra Vraagstelling 1. Op 28 februari jl. is de Wet tot afschaffing van de bevoegdheid deelgemeenten

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Toelichting Gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht e.o.

Toelichting Gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht e.o. Toelichting Gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht e.o. Algemene toelichting In 2007 is de Gemeenschappelijke regeling Plassenschap Loosdrecht e.o. herzien vanwege onder meer een door de gemeente

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet in verband met het verbeteren van de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen alsmede de uniformering van enkele bepalingen

Nadere informatie

Verzoek om medewerking bij opheffing Stichting GMK en wijziging Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Midden- en West Brabant

Verzoek om medewerking bij opheffing Stichting GMK en wijziging Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Midden- en West Brabant Aan de Raad Made, 9 oktober 2006 Raadsvergadering: 14 december 2006 Nummer raadsnota: 13 Onderwerp: Verzoek om medewerking bij opheffing Stichting GMK en wijziging Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Utrecht hun verzoek om vergoeding van de schade als gevolg van een politieonderzoek in

Nadere informatie

Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid.

Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid. Annotatie bij HR 27-02-2009, C07/168HR, LJN BG6445 Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid. [BW art. 6:162] Een gefailleerde natuurlijke persoon heeft de eigendom

Nadere informatie

februari 2012 De volgende vormen van verbonden partijen kunnen worden onderscheiden.

februari 2012 De volgende vormen van verbonden partijen kunnen worden onderscheiden. februari 2012 Verbonden partijen en aanbesteding 1. Algemeen Het takenpakket van gemeenten en provincies is groot. Deze taken worden niet altijd door de eigen ambtelijke organisatie van de gemeenten en

Nadere informatie

MANDAAT- EN MACHTIGINGSBESLUIT HANDHAVING GEMEENTE VELSEN

MANDAAT- EN MACHTIGINGSBESLUIT HANDHAVING GEMEENTE VELSEN MANDAAT- EN MACHTIGINGSBESLUIT HANDHAVING GEMEENTE VELSEN Burgemeester en wethouders van Velsen Overwegende dat bij besluit van 28 januari 2003 het college van Burgemeester en Wethouders van Velsen en

Nadere informatie

Mandaatbesluit. B e s l u i t e n vast te stellen het navolgende mandaatbesluit:

Mandaatbesluit. B e s l u i t e n vast te stellen het navolgende mandaatbesluit: Het college van gedeputeerde staten/burgemeester en wethouders en de commissaris van de Koning/ burgemeester van >naam deelnemer

Nadere informatie

A. De opheffing en de liquidatie van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst en Kredietbank Alblasserwaard/Vijfheerenlanden.

A. De opheffing en de liquidatie van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst en Kredietbank Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. A. De opheffing en de liquidatie van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst en Kredietbank Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. Bepalingen van belang: Artikel 1 Wgr. 1. De raden, de colleges

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 48 Wet van 22 januari 2014, houdende regels omtrent de uitvoering van Europese verordeningen inzake financiële bijdragen uit het Europees Fonds

Nadere informatie

Centrumregeling samenwerking Vlieland, Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling en Leeuwarden

Centrumregeling samenwerking Vlieland, Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling en Leeuwarden Centrumregeling samenwerking Vlieland, Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling en Leeuwarden De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Vlieland, Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling

Nadere informatie

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Datum 27 januari 2016 ECLI:NL:RVS:2016:155

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Datum 27 januari 2016 ECLI:NL:RVS:2016:155 M en R 2016 afl. 5 Eventuele toekomstige gaswinning hoeft niet te worden betrokken bij de beoordeling of in verband met de exploratieboring een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Instantie Afdeling

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Mandaatbesluit samenwerking Zandvoort-Haarlem sociaal domein

Mandaatbesluit samenwerking Zandvoort-Haarlem sociaal domein Mandaatbesluit samenwerking Zandvoort-Haarlem sociaal domein Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Zandvoort, een ieder voor zover het de bevoegdheden van het betreffende

Nadere informatie

Het college van gedeputeerde staten van Utrecht;

Het college van gedeputeerde staten van Utrecht; ISSN 0920-105X Provinciaal blad 2013 / 40 Besluit van het college van gedeputeerde staten van Utrecht houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

Nadere informatie

Rapport. Datum: 20 december 2002 Rapportnummer: 2002/388

Rapport. Datum: 20 december 2002 Rapportnummer: 2002/388 Rapport Datum: 20 december 2002 Rapportnummer: 2002/388 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de secretaris van de klachtencommissie AWB van de provincie Utrecht zich in zijn brief van 15 februari 2001

Nadere informatie

Gemeente Amsterdam Gemeenteraad Gemeenteblad Raadsbesluit R

Gemeente Amsterdam Gemeenteraad Gemeenteblad Raadsbesluit R Gemeente Amsterdam Gemeenteraad Gemeenteblad aadsbesluit Jaar 2008 Vergaderdatum 2 april 2008 Afdeling 3A agendapunt 15 Nummer 59/132 Publicatiedatum 9 april 2008 Onderwerp Intrekking Archiefverordening

Nadere informatie

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Mr. Z. Kasim 1 HR 13 juli 2007, nr. C05/331, LJN BA231 Verplichte deelneming pensioenfonds, criteria arbeidsovereenkomst BW artikel 7: 610, artikel

Nadere informatie

A. De opheffing en de liquidatie van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst en Kredietbank Alblasserwaard/Vijfheerenlanden.

A. De opheffing en de liquidatie van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst en Kredietbank Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. A. De opheffing en de liquidatie van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst en Kredietbank Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. Bepalingen van belang: Artikel 1 Wgr. 1. De raden, de colleges

Nadere informatie

Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening 2010

Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening 2010 Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening 2010 Algemeen De wetgever kondigt in de Wet veiligheidsregio s en de aanpassing daarop in artikel 3, derde lid, een algemene maatregel van bestuur aan over

Nadere informatie

Gemeenschappelijke regeling Sallcon

Gemeenschappelijke regeling Sallcon Gemeenschappelijke regeling Sallcon De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Deventer en Olst-Wijhe, ieder voor zover voor de eigen gemeente bevoegd Overwegende dat De gemeenten Deventer

Nadere informatie

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Vastgoed-nieuws 21 november 2013 Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Essentie Verhuurders proberen vaak op creatieve manier onder dwingendrechtelijke huur(prijs)beschermingsbepalingen uit te

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2011-346 d.d. 2 december 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr.drs. D.J. Olthoff, secretaris)

Nadere informatie

Inhoud. Te behandelen onderwerpen: 1. Onlosmakelijke samenhang

Inhoud. Te behandelen onderwerpen: 1. Onlosmakelijke samenhang Inhoud Te behandelen onderwerpen: 1. Onlosmakelijke samenhang 2. Grondslag aanvraag omgevingsvergunning voor artikel 2.1 lid 1 onder e- activiteiten (milieu) 3. OBM en milieuneutrale verandering 4. Overig

Nadere informatie

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen;

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen; Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen; Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van De Wolden; Het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 354 Wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon

Nadere informatie

Centrumregeling samenwerking DDFK-gemeenten en Leeuwarden

Centrumregeling samenwerking DDFK-gemeenten en Leeuwarden Centrumregeling samenwerking DDFK-gemeenten en Leeuwarden Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden en het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke regeling DDFK-gemeenten,

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

64-1 GEMEENSCHAPPELIJK REGELING REGIONAAL ONDERWIJSBELEID WALCHEREN

64-1 GEMEENSCHAPPELIJK REGELING REGIONAAL ONDERWIJSBELEID WALCHEREN GEMEENSCHAPPELIJK REGELING REGIONAAL ONDERWIJSBELEID WALCHEREN De raden, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Vlissingen, Veere en Middelburg, ieder voor zover zij voor de eigen

Nadere informatie

CVDR. Nr. CVDR601483_1

CVDR. Nr. CVDR601483_1 CVDR Officiële uitgave van Groningen. Nr. CVDR601483_1 2 februari 2017 Besluit van Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning van de Provincie Groningen houdende regels omtrent mandaat Algemeen

Nadere informatie

Centrumregeling samenwerking Vlieland, Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling en Leeuwarden

Centrumregeling samenwerking Vlieland, Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling en Leeuwarden STAATSCOURANT 2 Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 43910 december 2015 Centrumregeling samenwerking Vlieland, Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling en Leeuwarden De colleges

Nadere informatie

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen;

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen; Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen; Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van De Wolden; Het bestuur onderscheidenlijk de voorzitter van de

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBROT:2017:3565 ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

CONCEPT. Centrumregeling ambtelijke samenwerking. Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft de Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Schermer

CONCEPT. Centrumregeling ambtelijke samenwerking. Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft de Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Schermer Datum: 6 maart 2014 Versie concept 1.1 CONCEPT Centrumregeling ambtelijke samenwerking Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft de Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Schermer ten behoeve van inkoop gedecentraliseerde

Nadere informatie

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam 28/07 ECLI:NL:TNOKROT:2008:YC0459 KAMER VAN TOEZICHT Beslissing in de zaak onder nummer van: 28/07 Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam Reg.nr. 28/07 Beslissing op

Nadere informatie

Aansprakelijkheid commissarissen

Aansprakelijkheid commissarissen 1 november 2012 Aansprakelijkheid commissarissen Suzan Winkels-Koerselman Turnaround Advocaten Een klein, modern en gespecialiseerd advocatenkantoor Digitaal dossier Wij bieden de inzet van ervaren onafhankelijke

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

1. Inleiding. 2. Wet gemeenschappelijke regelingen

1. Inleiding. 2. Wet gemeenschappelijke regelingen MEMO Van College van burgemeester en wehouders Telefoon 074-2459240 / Fax 074-2459233 Datum 6 februari 2015 Onderwerp Wijzigingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen Aan De raad van de gemeente Hengelo

Nadere informatie

Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau van de gemeente Groningen en de provincies Groningen en Drenthe

Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau van de gemeente Groningen en de provincies Groningen en Drenthe Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau van de gemeente Groningen en de provincies Groningen en Drenthe HOOFDSTUK I. INLEIDENDE EN ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. In deze regeling wordt verstaan

Nadere informatie

Bijlage bij Raadsvoorstel Crailo. Optional client logo (Smaller than Deloitte logo)

Bijlage bij Raadsvoorstel Crailo. Optional client logo (Smaller than Deloitte logo) Bijlage bij Raadsvoorstel Crailo Optional client logo (Smaller than Deloitte logo) Samenwerkingsvormen 1 Samenwerkingsvormen Inleiding De samenwerking tussen de gemeenten Hilversum, Gooise Meren en Laren

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 826 Wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met de gelijkstelling van stadsregio s met een provincie Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Nadere informatie

CONCEPT-WIJZIGING GR-OddV versie 20 oktober 2015

CONCEPT-WIJZIGING GR-OddV versie 20 oktober 2015 Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland en de colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen; Overwegende dat per 1

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 27534/2012010168 Betreft: Beslissing op bezwaar inzake de Stichting Publieke Media instelling Eijsden- Margraten tegen afwijzing van het handhavingsverzoek jegens Stichting

Nadere informatie

Gemeente Albrandsuudard

Gemeente Albrandsuudard RAADSBESLUIT / VERORDENING Onderwerp Verordening Maatschappelijke Adviesraad Albrandswaard 2015 Commissie Datum vergadering/ agendanummer Kenmerk 988205 De raad van de gemeente Albrandswaard gelezen het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 15-06-2009 Datum publicatie 06-07-2009 Zaaknummer AWB 08/5874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 162 d.d. 2 september 2010 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. B.F. Keulen en dr. D.F. Rijkels) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Verordening brandveilidheid en brandweerzorg en rampenbestrijding

Verordening brandveilidheid en brandweerzorg en rampenbestrijding CVDR Officiële uitgave van Leek. Nr. CVDR54284_1 1 juni 2016 Verordening brandveilidheid en brandweerzorg en rampenbestrijding De raad van de gemeente Leek; gelet op: - artikel 1, tweede lid, artikel 12

Nadere informatie

AMBTELIJK VOORONTWERP Memorie van Toelichting

AMBTELIJK VOORONTWERP Memorie van Toelichting AMBTELIJK VOORONTWERP Memorie van Toelichting 1. Inleiding Dit wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid voor coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen om te kiezen voor een monistisch bestuursmodel.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 828 Wijziging van de Wet milieubeheer (reparatie milieueffectrapportage) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Algemeen Dit wetsvoorstel bevat technische

Nadere informatie

Besluit mandaat, volmacht en machtiging van de Veiligheidsregio Twente

Besluit mandaat, volmacht en machtiging van de Veiligheidsregio Twente Besluit mandaat, volmacht en machtiging van de Veiligheidsregio Twente Het dagelijks bestuur en de voorzitter van de Veiligheidsregio Twente, ieder voor zover het de eigen bevoegdheden betreft; Overwegende

Nadere informatie

Intergemeentelijke Samenwerking. Kunst of kunde? Ruurd Palstra MSc VNG

Intergemeentelijke Samenwerking. Kunst of kunde? Ruurd Palstra MSc VNG Intergemeentelijke Samenwerking Kunst of kunde? Ruurd Palstra MSc VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten Inhoud presentatie Bijdrage Slim Samenwerken Dag Hugo Doornhof advocaat AKD Amsterdam 28 januari

Nadere informatie

Besluit mandaat, volmacht en machtiging Handhavingsdienst Zuidwest Drenthe

Besluit mandaat, volmacht en machtiging Handhavingsdienst Zuidwest Drenthe Besluit mandaat, volmacht en machtiging Handhavingsdienst Zuidwest Drenthe Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de deelnemende gemeenten in het samenwerkingsverband Handhavingsdienst

Nadere informatie

Verordening brandveiligheid en hulpverlening Coevorden 1998

Verordening brandveiligheid en hulpverlening Coevorden 1998 Verordening brandveiligheid en hulpverlening Coevorden 1998 Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie gemeente Coevorden Officiële naam regeling Verordening brandveiligheid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682 ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 09-03-2006 Datum publicatie 30-03-2006 Zaaknummer AWB 05/4258 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ambtenarenrecht Eerste

Nadere informatie

Magna Charta Newsroom

Magna Charta Newsroom Magna Charta Newsroom Conclusie van 23 juni 2014 van Staatsraad Advocaat-Generaal Mr. R.J.G.M. Widdershoven over het begrip bestuursorgaan Mr. W.J. Bosma Advocaat-Partner Van der Feltz Advocaten Aanleiding

Nadere informatie

Overdracht van raadsbevoegdheden. Rekenkamer Leeuwarden

Overdracht van raadsbevoegdheden. Rekenkamer Leeuwarden Overdracht van raadsbevoegdheden Rekenkamer Leeuwarden Juli 2014 Colofon Samenstelling Rekenkamer Leeuwarden drs. P.L. Polhuis MA (voorzitter) ir. E. Voorwinde M.A. Hoekstra mw. J.E. Rijpma (secretaris)

Nadere informatie

Bijlage A: Organogram ambtelijke organisatie

Bijlage A: Organogram ambtelijke organisatie Bijlage A: Organogram ambtelijke organisatie Algemeen directeur Afdelingshoofd Crisisbeheersing (excl. taken GHOR) Directeur/commandant Brandweer Directeur Bedrijfsvoering Directeur Publieke Gezondheid

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015-2016 33 872 Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving) A herdruk 1 GEWIJZIGD

Nadere informatie

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK in de zaak nr. [nummer] klaagster,

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK in de zaak nr. [nummer] klaagster, TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK 17-022 in de zaak nr. [nummer] inzake de klacht ingediend door: mevrouw mr. [naam 1], hierna te noemen klaagster, met betrekking tot: [naam

Nadere informatie

Aan de raad van de gemeente Wormerland

Aan de raad van de gemeente Wormerland RAADSVOORSTEL Aan de raad van de gemeente Wormerland Datum aanmaak 11-12-2013 Onderwerp Programma en portefeuillehouder Inkoopsamenwerking decentralisaties Zaanstreek-Waterland, Regeling Zonder Meer Anna

Nadere informatie

Notitie gemeenschappelijke regelingen en rechtmatigheidscontrole

Notitie gemeenschappelijke regelingen en rechtmatigheidscontrole Notitie gemeenschappelijke regelingen en rechtmatigheidscontrole Inleiding In de praktijk blijken er diverse onduidelijkheden te bestaan over de wijze waarop bij gemeenten moet worden omgegaan met de verantwoording

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.2662 (068.05) ingediend door: hierna te noemen 'klagers', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens) Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID HEIJNEN Ontvangen

Nadere informatie