Modules Jeugdzorg. Jeugdhuizen. voor jarigen

Transcriptie

1 Modules Jeugdzorg Jeugdhuizen voor jarigen

2 Kortdurende residentiële crisisopvang INHOUD Doelen de veiligheid van de jongere is gewaarborgd; de casemanager heeft tijd voor het regelen van een vervolgplek; het bieden van een time-out mogelijkheid. Functie(s) Verblijf, verzorging bieden gedurende een beperkte duur (maximaal 4 weken). Activiteiten verblijf en leeftijdsadequate verzorging. De jongeren verblijven in een leefgroep waar rust, regelmaat, aandacht en verzorging wordt geboden in een dagelijks gestructureerde leefsituatie; door middel van gesprekken de jongere de mogelijkheid bieden zich in emotionele zin te uiten; duidelijke afspraken maken over: - vervoer; - invulling verblijf; - dagbesteding; - noodscenario (crisis in de crisis). Locatie De residentiële behandelgroepen in Groningen en Veendam hebben ieder ruimte voor 1 crisisplaats. Frequentie en intensiteit 24-uurszorg en begeleiding van de jongere. De groep is een vast weekend per maand gesloten. Duur In principe opname voor maximaal 4 weken. ONTVANGERS VAN DE MODULE Betrokken cliënten Jongeren in de leeftijd van jaar. Indicaties jongeren die in een crisissituatie verkeren. Er is sprake van een ernstige opvoedingsproblematiek/leefsituatie waardoor voor de jongere een onveilige of ongezonde situatie is ontstaan (bijv. verstoorde opvoedingsrelatie, relatieproblemen van de ouders, (dreigend) geweld m.b.t. de jongere, verwaarlozing, huisvestingsproblemen (zwervend), psychiatrische problematiek van de ouder(s)). De jongere kan tijdelijk niet bij de ouder(s), pleeggezin of andere voorziening verblijven. Er is een vraag naar acute opvang voor de jongere; de jongere heeft een dagbesteding.

3 Kortdurende residentiële crisisopvang Contra-indicaties zeer ernstige gedragsproblemen; ernstige psychiatrische problematiek, die verdere hulp behoeft; ernstig grensoverschrijdend gedrag van de jongere waardoor de veiligheid van de jongere, de andere jongeren en/of pedagogische medewerkers niet gewaarborgd kan worden; lichamelijke beperkingen en/of intensieve medische behandeling/zorg en/of verstandelijke beperkingen, zodanig dat het leven van het kind temidden van de andere jongeren op de residentiële behandelgroep niet mogelijk is of de jongere niet ten goede kan komen. ORGANISATORISCHE EN FINANCIËLE ASPECTEN Betrokken disciplines Team van pedagogisch medewerkers, leidinggevende, gedragswetenschapper en ouderbegeleider. Voortgangsbewaking De casemanager meldt de jongere aan en bespreekt met de gedragswetenschapper de voorwaarden voor de plaatsing, ook komt een prognose van de verwachte duur aan de orde. Indien de gedragswetenschapper niet aanwezig is, kan er overleg plaatsvinden met de leidinggevende of achterwacht. Indien de plaatsing 4 weken heeft geduurd wordt na beëindiging van plaatsing een verslag verstuurd met bijzonderheden over het verloop van de plaatsing. Een week na de plaatsing vindt er overleg plaats met de casemanager. Wanneer er specifieke problemen rond de crisisplaatsing ontstaan zal de gedragswetenschapper overleggen met de casemanager. De pedagogisch medewerker levert een opnameformulier in bij de administratie. Registratie vindt plaats middels Clever. Kosten Voor deze module geldt in principe de ouderbijdrageregeling. De hoogte hiervan is o.a. afhankelijk van de leeftijd van het kind. Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) heeft de taak om de ouderbijdragen vast te stellen en te innen. De precieze regeling kunt u daarvoor vinden in de brochure van het LBIO, tel. (0182)

4 Residentiële observatiegroep INHOUD Visie De residentiële behandelgroepen werken met verschillende verklarings- en benaderingswijzen: competentiemodel, systeemtheorie, vraaggericht werken en contactprincipe (VIB). Elke jongere komt binnen als een uniek individu met een eigen geschiedenis en persoonlijke hulpvragen. De jongere staat voor de volgende ontwikkelingstaken: - positiebepaling ten opzichte van ouders en eventuele andere gezinsleden; - onderwijs of werk; - vrije tijd; - autoriteiten en instanties; - gezondheid en uiterlijk; - sociale contacten en vriendschappen; - intimiteit en seksualiteit (Slot en Spanjaard, 1999). Er wordt getracht de geboden hulp zo goed mogelijk af te stemmen op de hulpvraag van de jongere en zijn ouders. Er wordt van uitgegaan dat elke jongere onlosmakelijk met zijn ouders verbonden is en dat ouders in principe het beste met hun kind voor hebben. Contact tussen ouders en de jongere wordt als essentieel beschouwd. Ouders worden zoveel mogelijk betrokken bij de hulpverlening. De observatie richt zich specifiek op bepaalde vragen of onduidelijkheden van de ouders/de jongere of de casemanager. Doelen op individueel niveau de vaardigheden van de jongere zijn geïnventariseerd; er is zicht op de belevingswereld van de jongere; er kan een antwoord worden gegeven op specifieke vragen van de casemanager; de belemmerende en protectieve factoren die bij de jongere een rol spelen zijn in kaart gebracht; de jongere, de ouder(s) en de casemanager zijn op de hoogte van het verdere perspectief. Doelen op gezinsniveau er is zicht op de gezinssituatie/achtergrond van de jongere; de ouders hebben meer inzicht in het functioneren van de jongere. Functie(s) Opvang, verzorging, observatie, het bieden van een orthopedagogisch en neutraal klimaat. Activiteiten verblijf en leeftijdsadequate verzorging. De jongeren verblijven in een residentiële observatiegroep waarin een dagelijkse routine en een voorspelbare structuur geboden wordt. Het functioneren van de jongere wordt hierdoor gestabiliseerd; in kaart brengen welke vaardigheden wel of niet beheerst worden ter concretisering van het hulpverleningsplan (m.b.v. Competentieanalyse); door middel van gesprekken de jongere de mogelijkheid bieden zich in emotionele zin te uiten; er wordt met de jongere en de ouders bij voorkeur al bij de kennismakingsprocedure een bezoek- en belregeling afgesproken; pedagogisch medewerkers hebben regelmatig gesprekken met de ouders over praktische zaken en het functioneren van de jongere in de observatiegroep; bezoeken van ouders aan de jongere in de residentiële observatiegroep kunnen door de pedagogisch medewerkers begeleid worden (voor- en nabesproken); de mentor betrekt de jongere zoveel mogelijk bij het hulpverleningsproces; de mentor schrijft een observatieverslag onder leiding van de gedragswetenschapper; op teamniveau vindt in aanwezigheid van de gedragswetenschapper regelmatig overleg over de voortgang van de behandeling van de jongere plaats.

5 Residentiële observatiegroep Extra in te zetten modules Indien geïndiceerd (GGZ) kan psychodiagnostiek ingezet worden of extra ondersteuning van de jongere middels individuele begeleidingsgesprekken. Andere modules zoals ouderbegeleiding en 10 Voor Toekomst kunnen eveneens worden ingezet. Mentoraat Elke jongere heeft een eigen mentor (en een schaduwmentor) die samen met de jongere het hulpverleningsproces vormgeeft: individuele mentorgesprekken; contact met school of werk; netwerkcontacten onderhouden met de ouders; het doorspreken van behandelplannen en werkplannen met de jongere. Groepsgerichte activiteiten groepsvergadering; vrijetijdsactiviteiten. Locatie De observatie vindt plaats in de residentiële observatiegroep in ruime eengezinswoningen in Veendam of Groningen. Naast de gemeenschappelijke ruimte hebben alle jongeren een eigen slaapkamer. Frequentie en intensiteit 24-uurszorg, begeleiding en observatie van de jongere. De groep is een vast weekend per maand gesloten; de frequentie van de contacten van de ouder(s) en jongere worden zoveel mogelijk aangepast aan de wensen/mogelijkheden van ouder(s) en jongere, waarbij de casemanager, indien er sprake is van een maatregel een beslissende stem heeft. Duur Observatie van drie maanden. ONTVANGERS VAN DE MODULE Betrokken cliënten Jongeren van jaar en hun ouders. Indicaties jongeren van jaar die voortgezet onderwijs volgen; jongeren met een in aanleg normale begaafdheid; jongeren waarbij onduidelijkheid bestaat over de (gedrags)problematiek of over diens functioneren in het gezinssysteem; er is een 24-uursopvang noodzakelijk om de observatie goed uit te kunnen voeren; jongeren met een zodanige problematiek dat er geen directe mogelijkheden voor lichtere vormen van hulp zijn, zoals netwerkopvang of crisispleegzorg; ouders stemmen in met opname van de jongere; dagbesteding moet zijn geregeld voor de komst.

6 Residentiële observatiegroep Contra-indicaties jongeren die niet binnen de leeftijdsgroep vallen en/of geen dagbesteding hebben; jongeren met een psychiatrische problematiek/stoornis, welke zodanige behandeling behoeft die niet in deze behandelgroep geboden kan worden; verslavingsproblematiek (frequent gebruik van softdrugs, alcohol, gokken en/of het gebruik van harddrugs), zodanig dat begeleiding niet geboden kan worden; ernstig grensoverschrijdend gedrag waardoor de veiligheid van de jongere, de andere bewoners en/of pedagogisch medewerkers niet gewaarborgd kan worden; lichamelijke beperkingen en/of intensieve medische behandeling/zorg en/of verstandelijke beperkingen, zodanig dat het leven van de jongere temidden van 8 andere jongeren op een leefgroep niet mogelijk is of de jongere niet ten goede kan komen. ORGANISATORISCHE EN FINANCIËLE ASPECTEN Betrokken disciplines Pedagogisch medewerkers, teamleider, gedragswetenschapper en ouderbegeleider. Voortgangsbewaking na de toewijzing vindt er een plaatsingsgesprek plaats. Hierbij wordt het specifieke hulpverleningsplan op hoofdlijnen voor de eerste zes weken besproken. Uiterlijk zes weken na de plaatsing zorgt de uitvoerder dat er een tweede hulpverleningsplan ligt. Dit plan gaat naar de casemanager, die het toetst aan het indicatiebesluit; na drie maanden volgt het voortgangsgesprek aan de hand van het (concept) voortgangsplan (observatierapport). Onderwerp van gesprek vormen de resultaten met betrekking tot de gestelde doelen (inclusief de conclusie) en de doelen, middelen en afspraken voor de komende termijn, dan wel afspraken met betrekking tot de afsluiting van de zorg; 3 maanden na plaatsing is het indicatiebesluit verlopen. In een evaluatie met de cliënt besluit de casemanager tot stopzetting dan wel wijziging van de in te zetten vervolgmodule. Als door Bureau Jeugdzorg wordt besloten tot voortzetting van de zorg, wordt er een indicatiebesluit afgegeven en volgt er een voortgangsgesprek. Als de zorg wordt afgesloten volgt er in alle gevallen een afsluitingsgesprek; registratie vindt plaats middels Clever. Kosten Voor deze module geldt in principe de ouderbijdrageregeling. De hoogte hiervan is onder andere afhankelijk van de leeftijd van de jongere. Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) heeft de taak om de ouderbijdragen vast te stellen en te innen. De precieze regeling daarvoor kunt u vinden in de brochure van het LBIO, tel. (0182)

7 Residentiële behandelgroep INHOUD Visie De residentiële behandelgroepen werken met verschillende verklarings- en benaderingswijzen: competentiemodel, systeemtheorie, vraaggericht werken en contactprincipe (VIB). Elke jongere komt binnen als een uniek individu met een eigen geschiedenis en persoonlijke hulpvragen. De jongere staat voor de volgende ontwikkelingstaken: - positiebepaling ten opzichte van de ouders en eventuele andere gezinsleden; - onderwijs of werk; - vrije tijd; - autoriteiten en instanties; - gezondheid en uiterlijk; - sociale contacten en vriendschappen; - intimiteit en seksualiteit (Slot en Spanjaard, 1999). Er wordt getracht om de geboden hulp zo goed mogelijk af te stemmen op de hulpvraag van de jongere en zijn ouders. Er wordt van uitgegaan dat elke jongere onlosmakelijk met zijn ouders verbonden is en dat ouders in principe het beste met hun kind voor hebben. Contact tussen ouders en de jongere wordt als essentieel beschouwd. Ouders worden zoveel mogelijk betrokken bij de hulpverlening. Extra in te zetten modules Ouderbegeleiding, individuele gesprekken (GGZ- indicatie) en 10 Voor Toekomst. Doelen op individueel niveau het dagelijks en sociaal-emotioneel functioneren van de jongere heeft zich gestabiliseerd; het probleemgedrag is afgenomen en er is een positieve gedragsverandering bewerkstelligd; de jongere heeft eventueel traumatische ervaringen verwerkt; de competentie is vergroot, zodat de jongere over meer vaardigheden beschikt om zijn ontwikkelingstaken te vervullen; de jongere heeft de beschikking over een steunend sociaal netwerk; de jongere is op de hoogte van zijn verdere perspectief; de jongere beschikt over voldoende vaardigheden met betrekking tot de vervolgsituatie: wonen met begeleiding, wonen in het gezin van herkomst, een pleeggezin/gezinshuis of een vervolgvoorziening; het vertrouwen van de jongere in zichzelf en toekomstmogelijkheden is vergroot; de zelfstandigheid van de jongere is vergroot; de sociale vaardigheden van de jongere zijn vergroot. Doelen op gezinsniveau de communicatie en interactie tussen ouders en jongere is verbeterd en de jongere kan zich handhaven in het eerste milieu; de ouders hebben meer inzicht in het functioneren van de jongere; het gezin kan instemmen met het verdere perspectief. Functie(s) Specifieke opvoeding en vorming, verblijf en verzorging.

8 Residentiële behandelgroep Activiteiten De methodische benadering is afhankelijk van de hulpvraag, zowel groepsgericht als individueel gericht. Jongeren worden in toenemende mate aangesproken op het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de mogelijkheden en wensen van de jongere. In een zo vroeg mogelijk stadium worden jongere en opvoeders betrokken bij het stellen van doelen voor de hulpverlening. In de vorm van een uitgebreide kennismaking wordt gestart met het motiveren voor het aangaan van een hulpverleningscontact en op welke wijze de jongere, in samenwerking met opvoeders (hulpverleners en ouders), vorm en inhoud gaat geven aan dit contact. Uitgaande van het sociaal-compentiemodel worden verschillende middelen ingezet:er is sprake van 'specifiek opvoeden, vorming en verzorging en begeleiding' door middel van een dagelijkse routine. Er wordt een overzichtelijk en leefbaar klimaat geboden, waarbinnen leersituaties gecreëerd worden die zijn afgestemd op de vraag van de jongere. Middelen die hierbij worden ingezet zijn: regelhantering, modelling, takenlijsten; fasering; er zijn drie fasen te onderscheiden, zowel inhoudelijk als qua intensiteit: inhoudelijk: door een toenemende mate van eigen verantwoordelijkheid. Binnen de fasen is er een opbouw in niveaus, eerste-niveau-gewenning en leren kennen van regels/afspraken en opbouwen van een werkrelatie met de mentor. Daarna wordt gewerkt aan de individuele behandeldoelen en vervolgens aan het toewerken naar de vervolgsituatie. Dit wordt ondersteund met een feedbackregistratiesysteem; er is een gefaseerde afbouw in intensiteit van begeleiden. De houding van de begeleider is in de eerste fase directiever en structurerender dan in de daaropvolgende fasen, waar de verantwoordelijkheid groter is en dus ook meer achteraf besproken wordt. Kenmerkend voor de tweede en derde fase is een terugvalmogelijkheid op een intensievere vorm, waarbij de begeleiding geïntensiveerd kan worden; het opstellen van een competentieanalyse en probleemanalyse samen met de jongere zijn ondersteunende middelen bij het verfijnen van de hulpverleningsdoelen en de gekozen interventies; gedragsveranderingstechnieken (gespreks-, cognitieve- en rationeel emotieve technieken); ondersteunende middelen als doelkaarten, weekkaarten, levenslijn, wenslijn, netwerkschema's. Mentoraat Elke jongere heeft een eigen mentor (en een schaduwmentor) die samen met de jongere het hulpverleningsproces vormgeeft: individuele mentorgesprekken; contact met school of werk; contact onderhouden met de ouders; netwerkcontacten betrekken bij de hulpverlening; het doorspreken van behandelplannen en werkplannen met de jongere. Groepsgerichte activiteiten groepsvergadering; vrijetijdsactiviteiten.

9 Residentiële behandelgroep Locatie De residentiële behandelgroep bestaat uit ruime eengezinswoningen in Veendam of Groningen. Naast de gemeenschappelijke ruimte hebben alle jongeren een eigen slaapkamer. Frequentie en intensiteit 24-uurszorg, begeleiding en behandeling van de jongere. De groep is een vast weekend per maand gesloten; de frequentie van de contacten van ouder(s) en jongere worden zoveel mogelijk aangepast aan de wensen/mogelijkheden van ouder(s) en jongere, waarbij de casemanager, indien er sprake is van een maatregel een beslissende stem heeft. Duur 6 maanden. ONTVANGERS VAN DE MODULE Betrokken cliënten Jongeren van jaar en hun ouders. Indicaties jongeren van jaar die voortgezet onderwijs volgen; jongeren met een in aanleg normale begaafdheid; jongeren bij wie sprake is van een ernstige opvoedingsproblematiek waardoor ambulante hulpverlening ontoereikend is en tijdelijke uithuisplaatsing noodzakelijk is; jongeren met een zodanige problematiek dat netwerkopvang of pleeggezinplaatsing niet mogelijk is; jongeren met een (gedrags)problematiek waarbij orthopedagogische behandeling in een 24- uursvoorziening geïndiceerd is; ouders stemmen in met de opname van de jongere; dagbesteding moet geregeld zijn voor de komst. Contra-indicaties jongeren die niet binnen de leeftijdsgroep vallen en/of geen dagbesteding hebben; jongeren met een psychiatrische problematiek/stoornis, welke zodanige behandeling behoeft die niet in deze behandelgroep geboden kan worden; verslavingsproblematiek (frequent gebruik van softdrugs, alcohol, gokken en/of het gebruik van harddrugs), waardoor begeleiding ontvangen niet mogelijk is; ernstig grensoverschrijdend gedrag waardoor de veiligheid van de jongere, de andere bewoners en/of de pedagogisch medewerkers niet gewaarborgd kan worden; lichamelijke beperkingen en/of intensieve medische behandeling/zorg en/of verstandelijke beperkingen, zodanig dat het leven van een jongere temidden van 8 andere jongeren op de leefgroep niet mogelijk is of de jongere niet ten goede kan komen.

10 Residentiële behandelgroep ORGANISATORISCHE EN FINANCIËLE ASPECTEN Betrokken disciplines Team van pedagogisch medewerkers, teamleider, gedragswetenschapper en ouderbegeleider. Voortgangsbewaking na de toewijzing vindt er een plaatsingsgesprek plaats. Hierbij wordt het eerste hulpverleningsplan op hoofdlijnen voor de eerste zes weken besproken. Uiterlijk zes weken na de plaatsing zorgt de uitvoerder dat er een tweede hulpverleningsplan ligt. Dit plan gaat naar de casemanager, die het toetst aan het indicatiebesluit; na drie maanden na de plaatsing volgt het voortgangsgesprek. Onderwerp van gesprek vormen de resultaten met betrekking tot de gestelde doelen (inclusief de conclusie) en de doelen, middelen en afspraken voor de komende termijn, dan wel afspraken met betrekking tot afsluiting van de zorg; maximaal 6 maanden na plaatsing is het indicatiebesluit verlopen. In een evaluatie met de cliënt besluit de casemanager tot stopzetting, wijziging dan wel voortzetting van de zorg. Als door Bureau Jeugdzorg besloten wordt tot voortzetting van de zorg, wordt er opnieuw een indicatiebesluit afgegeven en volgt er een voortgangsgesprek. Als de zorg wordt afgesloten volgt er in alle gevallen een afsluitingsgesprek; registratie vindt plaats middels Clever. Kosten Voor deze module geldt in principe de ouderbijdrageregeling. De hoogte hiervan is onder andere afhankelijk van de leeftijd van de jongere. Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) heeft de taak om de ouderbijdragen vast te stellen en te innen. De precieze regeling daarvoor kunt u vinden in de brochure van het LBIO, tel. (0182)

11 Deeltijdbehandeling INHOUD Visie Bij de deeltijdbehandeling wonen de jongeren thuis en verblijven zij gedurende een aantal nader af te spreken dagdelen in de behandelgroep. De deeltijdbehandeling gaat uit van de systeemtheorie en hanteert als methodiek het competentiemodel en de ontwikkelingstheorie. Video Interactie Begeleiding (VIB) kan als methodiek worden ingezet. Deeltijdbehandeling richt zich vooral op de competentievergroting van het systeem. Dit komt o.a. neer op het vergroten van het vaardigheidsrepertoire gerelateerd aan de ontwikkelingstaken van de jongere en de opvoedingstaken van de ouders. Daarnaast betekent dit dat er gekeken wordt naar de mogelijkheden van taakverlichting, zodat de balans tussen draagkracht en draaglast meer in evenwicht kan komen. Het thuismilieu wordt bij de deeltijdbehandeling betrokken. Uitgangspunten Er wordt gewerkt met een dagelijkse structuur in de vorm van een dagprogramma. Ouders zijn en blijven verantwoordelijk voor de opvoeding van hun jongere. De hulp is gericht op het zelfoplossend vermogen, de handelingsvaardigheid en het zelfvertrouwen van ouders en jongere. Doelen de ouders hebben inzicht gekregen in de problematiek van hun kind; de jongere beschikt over voldoende vaardigheden, die nodig zijn ten behoeve van de ontwikkelingstaken passend bij zijn leeftijd of ontwikkelingsfase en mogelijkheden; het gezin is tijdelijk ontlast door het bieden van een gedeeltelijk vervangende opvoedingssituatie; de communicatie en interactie tussen ouder en jongere is verbeterd; het effect vanuit de groep is gegenereerd naar de thuissituatie, rekening houdend met de wensen en mogelijkheden van ouders. Functie(s) Verblijf, verzorging, opvoeding, het bieden van een orthopedagogisch en neutraal behandelingsklimaat. Activiteiten verblijf en leeftijdsadequate verzorging. De jongeren verblijven in een behandelgroep waarin een dagelijkse routine en een voorspelbare structuur geboden wordt. Er wordt een pedagogisch klimaat gecreëerd door pedagogisch medewerkers dat zich kenmerkt door veiligheid, structuur en regelmaat. Pedagogisch medewerkers geven feedback, stellen grenzen en structureren. Voor jongeren worden ontspanning-, voorbeeld-,leer-, en oefensituaties gecreëerd, waarin de jongeren hun vaardigheden kunnen leren en oefenen; mentoraat: Via het mentoraat wordt individueel contact met de jongere, de school en ouders onderhouden; contacten en begeleiding ouders: De pedagogisch medewerkers onderhouden contact met de ouders (wekelijks) en geven de ouders pedagogische adviezen. De gesprekken met de ouders kunnen in de groep maar ook in de thuissituatie plaatsvinden; contacten met school: er is regelmatig contact met school om te zorgen voor afstemming; huiswerkbegeleiding, ook in samenwerking met de school.

12 Deeltijdbehandeling Locatie Jeugdhuizen Jensemaheerd te Groningen en de Jeugdhuizen Sont in Veendam. Het vervoer van school/thuissituatie naar de locatie dienen ouders c.q. casemanagers vooraf geregeld te hebben. Frequentie en intensiteit Elke jongere komt voor een aantal nader af te spreken dagdelen in de week. Dit is afhankelijk van de vraagstelling en mogelijkheden. Een deeltijdplaatsing is ook mogelijk in het weekend. Duur De maximale duur is een half jaar. ONTVANGERS VAN DE MODULE Betrokken cliënten Deze module wordt aangeboden aan de jongere en zijn ouders. De behandeling van de jongere in de groep of elders is afgerond en de jongere woont thuis. Ter ondersteuning van het weer thuis wonen wordt de deeltijdbehandeling ingezet. Tevens kan de module worden aangeboden aan jongeren die niet in de groep hebben gewoond. De module kan ingezet worden om de gezinssituatie te ontlasten en/of de jongere en de ouders vaardigheden aan te leren. Indicaties de ouders vragen om een tijdelijke en gedeeltelijke ontlasting van de opvoedingssituatie; de ouders vragen om ondersteuning in het verbeteren/herstellen van de relatie met de jongere; de ouders vragen om het pedagogisch vaardiger leren omgaan met de jongere; de ouders vragen om ondersteuning bij de concrete vertaling van de aanpak in de groep naar de thuissituatie. Hulpvraag voor de jongere de jongere vraagt om begeleiding bij het verbeteren/aanleren van vaardigheden die nodig zijn voor de ontwikkelingstaken passend bij de leeftijd en de ontwikkelingsfase; de jongere vraagt om begeleiding in de omgang met zijn ontwikkelingsproblemen; de jongere vraagt om verbetering van vaardigheden gericht op het leven van alledag. Problematiek jongeren met ontwikkelingsstoornissen; jongeren met gedrags- en/of emotionele problemen; jongeren bij wie sprake is van een problematische opvoedingssituatie; pedagogische problematiek, tekortschietende opvoedingskwaliteiten, opvoedingsonzekerheid bij ouders. Leeftijd Jongeren in de leeftijd van 13 tot 18 jaar. Intelligentie Jongeren met een IQ vanaf 80.

13 Deeltijdbehandeling Woonplaats Provincie en stad Groningen. Contra-indicaties Jongeren jongeren die de wisseling en/of combinatie van drie verschillende leefmilieus op een dag niet aankunnen; jongeren met ernstig psychiatrische problemen; jongeren met ernstige lichamelijke handicaps; jongeren die niet naar school gaan. Ouders wanneer geen van beide ouders gemotiveerd is mee te werken c.q. in staat is zich in te zetten voor de hulpverlening in de vorm van gesprekken, of voor het maken en nakomen van afspraken; wanneer er sprake is van ernstige psychiatrische problematiek; wanneer er sprake is van ernstige verslavingsproblematiek. ORGANISATORISCHE EN FINANCIËLE ASPECTEN Betrokken disciplines Team van pedagogische medewerkers of ouderbegeleider, leidinggevende en gedragswetenschapper. Voortgangsbewaking na de toewijzing vindt er een plaatsingsgesprek plaats. Hierbij wordt het eerste hulpverleningsplan op hoofdlijnen voor de eerste zes weken besproken. Uiterlijk zes weken na de plaatsing zorgt de uitvoerder dat er een tweede hulpverleningsplan ligt. Dit plan gaat naar de casemanager, die het toetst aan het indicatiebesluit. Als een jongere ouder dan twaalf jaar is, moeten de ouders en jongere instemmen. Bij een maatregel is instemming gewenst maar niet vereist; na drie maanden volgt een voortgangsgesprek aan de hand van het (concept) voortgangsplan. Onderwerp van gesprek vormen de resultaten met betrekking tot de gestelde doelen (inclusief de conclusie) en de doelen, middelen en afspraken voor de komende termijn, dan wel afspraken met betrekking tot afsluiting van de zorg; maximaal een half jaar na plaatsing is het indicatiebesluit verlopen. In een evaluatie met de cliënt besluit de casemanager tot stopzetting, wijziging dan wel voortzetting van de zorg. Als door Bureau Jeugdzorg besloten wordt tot voortzetting van de zorg, wordt er opnieuw een indicatiebesluit afgegeven en volgt er een voortgangsgesprek. Als de zorg wordt afgesloten volgt er in alle gevallen een afsluitingsgesprek; registratie vindt plaats middels Clever. Kosten Voor deze module geldt in principe de ouderbijdrageregeling. De hoogte hiervan is onder andere afhankelijk van de leeftijd van de jongere. Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) heeft de taak om de ouderbijdragen vast te stellen en te innen. De precieze regeling kunt u daarvoor vinden in de brochure van het LBIO, tel. (0182) De deeltijdmodule is geïndiceerde jeugdzorg, er wordt gerekend in dagdelen. Per week zijn er dagdelen beschikbaar.

14 Nazorgbegeleiding INHOUD Visie Van de ouders die nazorgbegeleiding ontvangen woont de jongere thuis. De jongere heeft in de groep gewoond. De nazorgbegeleiding gaat uit van de systeemtheorie en hanteert als methodiek het competentiemodel en de ontwikkelingstheorie. Zij richt zich vooral op de competentievergroting van het systeem. Dit komt o.a. neer op het vergroten van het vaardigheidsrepertoire gerelateerd aan de ontwikkelingstaken van het kind en de opvoedingstaken van de ouders. Daarnaast betekent dit dat er gekeken wordt naar de mogelijkheden van taakverlichting, zodat de balans tussen draagkracht en draaglast meer in evenwicht kan komen. Uitgangspunten De nazorgbegeleiding richt zich nadrukkelijk op de ouderschapstaken. De hulp is gericht op het zelfoplossend vermogen, de handelingsvaardigheid en het zelfvertrouwen van ouders en jongere. Doelen de ouders hebben inzicht gekregen in de problematiek van hun jongere en antwoord gekregen op hun vraag; ouders zijn weer in staat om hun ouderschapstaken uit te oefenen in relatie tot de problematiek van hun jongere; ouders zijn in staat eenduidig samen te werken aan hun ouderschapstaken; het probleemoplossend gedrag van ouders is toegenomen; ouders hebben vaardigheden aangeleerd die nodig zijn om de opvoedingstaken te vervullen die passen bij dit gezin, deze jongere, deze opvoeders en bij deze problematiek; ouders hebben zicht gekregen op en kunnen weer gebruik maken van de natuurlijke hulpbronnen die in de directe omgeving aanwezig zijn; de verstoorde hiërarchie in het gezin is hersteld en ouders hebben hun ouderpositie weer ingenomen; ouders hebben kunnen werken aan acceptatieproblematiek. Functie(s) Begeleiding. Activiteiten gesprekken met ouders gericht op de begeleiding en ondersteuning van ouderschapstaken; het vergroten en versterken van vaardigheden; het gebruik maken van gedrags-,veranderings-, en motivationele technieken; psycho-educatie; gebaseerd op het werken met kennis en inzicht, waardoor ouders gaan begrijpen hoe hun jongere met deze problematiek in de wereld staat. Locatie Nazorgbegeleiding is niet gebonden aan een locatie. Frequentie en intensiteit De frequentie wordt afgesproken met de ouders. Duur De maximale duur is drie maanden.

15 Nazorgbegeleiding ONTVANGERS VAN DE MODULE Betrokken cliënten Deze module wordt aangeboden aan ouders van wie hun jongere een behandeling in een groep heeft gehad. De behandeling van de jongere in de groep is afgerond en de jongere woont thuis. Ter ondersteuning van de ouders, nu de jongere weer thuis woont, wordt de nazorgbegeleiding ingezet. Indicaties de ouders vragen om hulp bij de opvoeding van de jongere; de ouders hebben moeite of zorg met hun jongere; de ouders vragen om ondersteuning in het verbeteren/herstellen van de relatie met de jongere; de ouders vragen om het pedagogisch vaardiger leren omgaan met de jongere; de ouders vragen om ondersteuning bij de concrete vertaling van de aanpak in de groep naar de thuissituatie. Problematiek Ouders hebben vragen en problemen met betrekking tot het uitoefenen van het ouderschap, in de nieuwe situatie waarin hun jongere na een behandeling in de groep thuis woont. Leeftijd Ouders van jongeren in de leeftijd van 13 tot 18 jaar. Intelligentie Ouders van jongeren met een IQ vanaf 80. Woonplaats Provincie en stad Groningen. Contra-indicaties n.v.t. ORGANISATORISCHE EN FINANCIËLE ASPECTEN Betrokken disciplines ouderbegeleider, leidinggevende en gedragswetenschapper. Voortgangsbewaking Na afloop volgt een eindgesprek met de ouders, de jeugdige, de casemanager en de ouderbegeleider. Kosten De ouders kunnen een PGB aanvragen. De kosten van de ouderbegeleider bedragen 68,40 per uur.

16 24-uurszorg- richting zelfstandigheid voor jongeren van jaar INHOUD Visie Bij de module '24-uurszorg richting zelfstandigheid' wordt er gewerkt vanuit de competentievergrotende hulpverlening - gebaseerd op de leertheorie en de ontwikkelingspsychologie en vanuit de systeemtheorie. Competentievergroting benadrukt dat een begeleiding die gericht is op het leren van vaardigheden en het vergroten van mogelijkheden de beste uitgangspunten biedt. Daarbij is het uitgangspunt dat de biologische ouders onvervangbaar zijn en ze zoveel mogelijk worden betrokken bij de hulpverlening van hun kind. Naast de factoren van de jongere, worden daarom ook de factoren in zijn omgeving benut en zo mogelijk sterker gemaakt. Er is dan ook aandacht voor de potentiële krachten bij de ouders en belangrijke personen in het netwerk van de jongere. Doelen op individueel niveau het dagelijks en sociaal-emotioneel functioneren van de jongere heeft zich gestabiliseerd; het probleemgedrag is afgenomen en er is een positieve gedragsverandering bewerkstelligd; de competentie is vergroot, zodat de jongere over meer vaardigheden beschikt om zijn ontwikkelingstaken te vervullen; de jongere heeft de beschikking over een steunend sociaal netwerk; de jongere beschikt over voldoende vaardigheden met betrekking tot de vervolgsituatie: eventueel bij ouders, eventueel met lichtere vormen van hulp; het vertrouwen van de jongere in zichzelf en toekomstmogelijkheden is vergroot; de zelfstandigheid van de jongere is vergroot; de sociale vaardigheden van de jongere zijn vergroot; de jongere is binnen de gestelde termijn voorbereid op (een vorm van) zelfstandig wonen. Doelen op gezinsniveau de communicatie en interactie tussen ouders en jongere is verbeterd en de jongere kan zich handhaven in het eerste milieu; de ouders hebben meer inzicht in het functioneren van de jongere; het gezin kan instemmen met het verdere perspectief. Functie(s) Specifieke opvoeding en vorming, verblijf en verzorging Activiteiten De methodische benadering is afhankelijk van de hulpvraag, zowel groepsgericht als individueel gericht. Jongeren worden in toenemende mate aangesproken op het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de mogelijkheden en wensen van de jongere. In een zo vroeg mogelijk stadium worden jongere en opvoeders betrokken bij het stellen van doelen voor de hulpverlening. In de vorm van een uitgebreide kennismaking wordt gestart met het motiveren voor het aangaan van een hulpverleningscontact en op welke wijze de jongere, in samenwerking met opvoeders (hulpverleners en ouders) vorm en inhoud gaat geven aan dit contact.

17 24-uurszorg- richting zelfstandigheid voor jongeren van jaar Uitgaande van het sociaal-compentiemodel worden verschillende middelen ingezet: er is sprake van 'specifiek opvoeden, vorming en verzorging en begeleiding' door middel van een dagelijkse routine. Er wordt een overzichtelijk en leefbaar klimaat geboden, waarbinnen leersituaties gecreëerd worden die zijn afgestemd op de vraag van de jongere. Middelen die hierbij worden ingezet zijn: regelhantering, modelling, takenlijsten; fasering; er zijn drie fasen te onderscheiden, zowel inhoudelijk als qua intensiteit; inhoudelijk: door een toenemende mate van eigen verantwoordelijkheid. Binnen de fasen is er een opbouw in niveaus, eerste-niveau-gewenning en leren kennen van regels/ afspraken en opbouwen van een werkrelatie met de mentor. Daarna wordt gewerkt aan de individuele behandeldoelen en vervolgens aan het toewerken naar de vervolgsituatie. Dit wordt ondersteund met een feedbackregistratiesysteem; er is een gefaseerde afbouw in intensiteit van begeleiden. De houding van de begeleider is in de eerste fase directiever en structurerender dan in de daaropvolgende fasen, waar de verantwoordelijkheid groter is en dus ook meer achteraf besproken wordt. Kenmerkend voor de tweede en derde fase is een terugvalmogelijkheid op een intensievere vorm, waarbij de begeleiding geïntensiveerd kan worden; het opstellen van een competentieanalyse en probleemanalyse samen met de jongere zijn ondersteunende middelen bij het verfijnen van de hulpverleningsdoelen en de gekozen interventies; gedragsveranderingstechnieken (gespreks-, cognitieve- en rationeel emotieve technieken); ondersteunende middelen als doelkaarten, weekkaarten, levenslijn, wenslijn, netwerkschema's. Mentoraat Elke jongere heeft een eigen mentor (en een schaduwmentor) die samen met de jongere het hulpverleningsproces vormgeeft: individuele mentorgesprekken; contact met school of werk; contact onderhouden met de ouders; netwerkcontacten betrekken bij de hulpverlening; het doorspreken van behandelplannen en werkplannen met de jongere. Groepsgerichte activiteiten groepsvergadering; vrijetijdsactiviteiten. Locatie Sont 4, Veendam. Frequentie en intensiteit 7 x 24 uur; afhankelijk van de afspraken in het hulpverleningsplan kunnen de frequentie en intensiteit variëren. De groep is een vast weekend per maand gesloten. Duur Maximaal een jaar.

18 24-uurszorg- richting zelfstandigheid voor jongeren van jaar ONTVANGERS VAN DE MODULE Betrokken cliënten Jongeren van jaar, bij wie voor een deel de gedragsproblematiek nog actueel is, maar die met ondersteuning kunnen en willen werken aan hun zelfstandigheid en die zich daarin begeleidbaar opstellen. Het gaat om jongeren bij wie de verwachting is dat ze na deze hulp in staat zullen zijn om met behulp van tijdelijk nog een andere hulpvariant verder te werken aan hun zelfstandigheid of zelfstandig te kunnen wonen. Het einddoel zelfstandig wonen moet binnen afzienbare termijn haalbaar zijn. Bij herstel van de oorspronkelijke opvoedingssituatie kan begeleiding worden geboden in een gefaseerd traject richting thuisplaatsing. Indicaties Hulpvraag de jongere vraagt om competentievergroting ten aanzien van de ontwikkelingstaken: positiebepaling ten opzichte van ouders, onderwijs en werk, vrije tijd, autoriteit en instanties, gezondheid en uiterlijk, sociale contacten en vriendschappen, intimiteit en seksualiteit; de jongere vraagt om ondersteuning bij het contactherstel of contactverbetering met het gezin van herkomst en/of begeleiding bij het losmakingsproces; de jongere vraagt hulp bij het aanbrengen van structuur in de dag, bij het volhouden van een dagbesteding en het creëren van een toekomstperspectief; de jongere vraagt om hulp bij het invullen van vrije tijd; de jongere vraagt om hulp bij het opzetten van een steunend sociaal netwerk; de jongere vraagt om steun bij sociaal-emotionele problematiek en verder ontwikkelen van eigen identiteit; de jongere vraagt om begeleiding richting zelfstandigheid. Problematiek jongeren vanuit een problematische opvoedingssituatie; jongeren met gedragsproblematiek; jongeren die ondersteuning nodig hebben bij hun sociaal-emotionele problematiek; jongeren die een meer geïndividualiseerde vorm van specifiek opvoeden, verzorging en begeleiding nodig hebben. Leeftijd Jongeren van 15 tot 18 jaar. Intelligentie Jongeren met een IQ vanaf 80. Contra-indicaties jongeren met een psychiatrische problematiek/stoornis, welke zodanige behandeling behoeft die niet in deze behandelgroep geboden kan worden; verslavingsproblematiek (frequent gebruik van softdrugs, alcohol, gokken en/of het gebruik van harddrugs), waardoor begeleiding ontvangen niet mogelijk is; ernstig grensoverschrijdend gedrag waardoor de veiligheid van de jongere, de andere bewoners en/of de pedagogisch medewerkers niet gewaarborgd kan worden; lichamelijke beperkingen en/of intensieve medische behandeling/zorg en/of verstandelijke beperkingen, zodanig dat het leven van een jongere temidden van de andere jongeren in een groep niet mogelijk is of de jongere niet ten goede kan komen.

19 24-uurszorg- richting zelfstandigheid voor jongeren van jaar ORGANISATORISCHE EN FINANCIËLE ASPECTEN Betrokken disciplines Team van pedagogisch medewerkers, teamleider en gedragswetenschapper. Voortgangsbewaking na de toewijzing vindt er een plaatsingsgesprek plaats. Hierbij wordt het eerste hulpverleningsplan op hoofdlijnen voor de eerste zes weken besproken. Uiterlijk zes weken na de plaatsing zorgt de uitvoerder dat er een tweede hulpverleningsplan ligt. Dit plan gaat naar de casemanager, die het toetst aan het indicatiebesluit; na een half jaar volgt het voortgangsgesprek aan de hand van het (concept) voortgangsplan. Onderwerp van gesprek vormen de resultaten met betrekking tot de gestelde doelen (inclusief de conclusie) en de doelen, middelen en afspraken voor de komende termijn, dan wel afspraken met betrekking tot afsluiting van de zorg; maximaal 12 maanden na plaatsing is het indicatiebesluit verlopen. In een eindevaluatie met de cliënt en de casemanager wordt de plaatsing afgerond; registratie vindt plaats middels Clever. Kosten Voor deze module geldt in principe de ouderbijdrageregeling. De hoogte hiervan is onder andere afhankelijk van de leeftijd van de jongere. Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) heeft de taak om de ouderbijdragen vast te stellen en te innen. De precieze regeling daarvoor kunt u vinden in de brochure van het LBIO, tel. (0182)

20 Begeleid Zelfstandig Wonen voor jongeren van jaar INHOUD Visie Bij de module 'begeleid zelfstandig wonen' wordt er gewerkt vanuit de competentievergrotende hulpverlening - gebaseerd op de leertheorie en de ontwikkelingspsychologie en vanuit de systeemtheorie. Competentievergroting benadrukt dat een begeleiding die gericht is op het leren van vaardigheden en het vergroten van mogelijkheden de beste uitgangspunten biedt. Daarbij is het uitgangspunt dat de biologische ouders onvervangbaar zijn en ze zoveel mogelijk worden betrokken bij de hulpverlening van hun kind. Naast de factoren van de jongere, worden daarom ook de factoren in zijn omgeving benut en zo mogelijk sterker gemaakt. Er is dan ook aandacht voor de potentiële krachten bij de ouders en belangrijke personen in het netwerk van de jongere. Doelen op individueel niveau het dagelijks en sociaal-emotioneel functioneren van de jongere heeft zich gestabiliseerd; het probleemgedrag is afgenomen en er is een positieve gedragsverandering bewerkstelligd; de competentie is vergroot, zodat de jongere over meer vaardigheden beschikt om zijn ontwikkelingstaken te vervullen; de jongere heeft de beschikking over een steunend sociaal netwerk; de jongere beschikt over voldoende vaardigheden met betrekking tot de vervolgsituatie: zelfstandig wonen; het vertrouwen van de jongere in zichzelf en zijn toekomstmogelijkheden is vergroot; de zelfstandigheid van de jongere is vergroot; de sociale vaardigheden van de jongere zijn vergroot; de jongere is binnen de gestelde termijn voorbereid op zelfstandig wonen. Doelen op gezinsniveau de communicatie en interactie tussen ouders en jongere is verbeterd en de jongere kan zich handhaven in het eerste milieu; de ouders hebben meer inzicht in het functioneren van de jongere; het gezin kan instemmen met het verdere perspectief. Functie(s) Verblijf en begeleiding. Activiteiten De methodische benadering is individueel gericht. Jongeren worden in toenemende mate aangesproken op het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de mogelijkheden en wensen van de jongere. In een zo vroeg mogelijk stadium worden jongere en opvoeders betrokken bij het stellen van doelen voor de hulpverlening. In de vorm van een uitgebreide kennismaking wordt gestart met het motiveren voor het aangaan van een hulpverleningscontact en op welke wijze de jongere in samenwerking met opvoeders (hulpverleners en ouders) vorm en inhoud gaat geven aan dit contact.

21 Begeleid Zelfstandig Wonen voor jongeren van jaar Uitgaande van het sociaal-compentiemodel worden verschillende middelen ingezet: de mentor begeleidt de jongere in het vormgeven van een dagelijkse routine. Er wordt een overzichtelijk en leefbaar klimaat geboden, waarbinnen leersituaties gecreëerd worden die zijn afgestemd op de vraag van de jongere. Middelen die hierbij ingezet worden zijn: regelhantering, modelling en takenlijsten; fasering; er zijn drie fasen te onderscheiden, zowel inhoudelijk als qua intensiteit; inhoudelijk: door een toenemende mate van eigen verantwoordelijkheid. Binnen de fasen is er een opbouw in niveaus, eerste-niveau-gewenning en leren kennen van regels/afspraken en opbouwen van een werkrelatie met de mentor. Daarna wordt gewerkt aan de individuele behandeldoelen en vervolgens aan het toewerken naar de vervolgsituatie. Dit wordt ondersteund met een feedbackregistratiesysteem; er is een gefaseerde afbouw in intensiteit van begeleiden. De houding van de begeleider is in de eerste fase directiever en structurerender dan in de daaropvolgende fasen, waar de verantwoordelijkheid groter is en dus ook meer achteraf besproken wordt. Kenmerkend voor de tweede en derde fase is een terugvalmogelijkheid op een intensievere vorm, waarbij de begeleiding geïntensiveerd kan worden; het opstellen van een competentieanalyse en probleemanalyse samen met de jongere zijn ondersteunende middelen bij het verfijnen van de hulpverleningsdoelen en de gekozen interventies; gedragsveranderingstechnieken (gespreks-, cognitieve- en rationeel emotieve technieken); ondersteunende middelen als doelkaarten, weekkaarten, levenslijn, wenslijn, netwerkschema's. Mentoraat Elke jongere heeft een eigen mentor (en een schaduwmentor) die samen met de jongere het hulpverleningsproces vormgeeft: individuele mentorgesprekken; contact met school of werk; contact onderhouden met de ouders; netwerkcontacten betrekken bij de hulpverlening; het doorspreken van behandelplannen en werkplannen met de jongere. Groepsgerichte activiteiten Afhankelijk van de hulpvraag kunnen jongeren deelnemen aan groepsgerichte vrijetijdsactiviteiten van de module '24-uurszorg richting zelfstandigheid'. Locatie Veendam. Frequentie en intensiteit Afhankelijk van de individuele zorgvraag. Duur Maximaal een jaar. ONTVANGERS VAN DE MODULE Betrokken cliënten Het betreft jongeren van jaar die om verschillende redenen niet meer thuis kunnen of willen wonen en die in de eindfase zijn gekomen van de 24-uurshulpverlening. De jongere dient in staat te zijn om zich vaardigheden eigen te kunnen maken die noodzakelijk zijn voor een zelfstandig bestaan. Het einddoel zelfstandig wonen moet binnen afzienbare termijn haalbaar zijn. De jongere dient over voldoende basisvaardigheden te beschikken om zich een groot gedeelte van de dag alleen te kunnen redden. De jongere moet bij aanvang en gedurende de plaatsing een dagbesteding hebben van minimaal vier dagen per week.

22 Begeleid Zelfstandig Wonen voor jongeren van jaar Indicaties Hulpvraag de jongere vraagt om competentievergroting ten aanzien van de ontwikkelingstaken: positiebepaling ten opzichte van ouders, onderwijs en werk, vrije tijd, autoriteit en instanties, gezondheid en uiterlijk, sociale contacten en vriendschappen, intimiteit en seksualiteit; de jongere vraagt om ondersteuning bij het contactherstel of contactverbetering met het gezin van herkomst en/of begeleiding bij het losmakingsproces; de jongere vraagt hulp bij het aanbrengen van structuur in de dag, bij het volhouden van een dagbesteding en het creëren van een toekomstperspectief; de jongere vraagt om hulp bij het invullen van vrije tijd; de jongere vraagt om hulp bij het opzetten van een steunend sociaal netwerk; de jongere vraagt om steun bij sociaal-emotionele problematiek en verder ontwikkelen van eigen identiteit; de jongere vraagt om begeleiding richting zelfstandigheid en blijft zich gedurende de plaatsing begeleidbaar opstellen. Problematiek De jongere heeft problemen op meerdere gebieden en er is sprake van vaardigheidstekorten op praktisch en psychosociaal gebied. Leeftijd Jongeren van jaar (start plaatsing ligt voor 18 jaar). Intelligentie Jongeren met een IQ vanaf 80. Contra-indicaties jongeren met dusdanige psychiatrische problematiek dat het contact met de werkelijkheid ontbreekt; verslavingsproblematiek (frequent gebruik van softdrugs, alcohol, gokken en/of het gebruik van harddrugs), waardoor begeleiding ontvangen niet mogelijk is. ORGANISATORISCHE EN FINANCIËLE ASPECTEN Betrokken disciplines Team van pedagogisch medewerkers, teamleider en gedragswetenschapper. Voortgangsbewaking na de toewijzing vindt er een plaatsingsgesprek plaats. Hierbij wordt het eerste hulpverleningsplan op hoofdlijnen voor de eerste zes weken besproken. Uiterlijk zes weken na de plaatsing zorgt de uitvoerder dat er een tweede hulpverleningsplan ligt. Dit plan gaat naar de casemanager, die het toetst aan het indicatiebesluit; na een half jaar volgt het voortgangsgesprek aan de hand van het voortgangsplan. Onderwerp van gesprek vormen de resultaten met betrekking tot de gestelde doelen (inclusief de conclusie) en de doelen, middelen en afspraken voor de komende termijn, dan wel afspraken met betrekking tot afsluiting van de zorg; maximaal 12 maanden na plaatsing is het indicatiebesluit verlopen. In een eindevaluatie met de cliënt en de casemanager wordt de plaatsing afgerond; registratie vindt plaats middels Clever. Kosten Voor deze module geldt in principe de ouderbijdrageregeling. De hoogte hiervan is onder andere afhankelijk van de leeftijd van de jongere. Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) heeft de taak om de ouderbijdragen vast te stellen en te innen. De precieze regeling daarvoor kunt u vinden in de brochure van het LBIO, tel. (0182)

23 Ouderbegeleiding INHOUD Visie De module is gebaseerd op verschillende methoden en technieken: systeemtheorie, emancipatorische theorie, leertheorie, ontwikkelingstheorie en communicatietheorie. Video Interactie Begeleiding (VIB) kan als methodiek worden ingezet. Om een goed contact met ouders te onderhouden is het van belang dat zij betrokken worden in het hulpverleningsproces ten aanzien van hun kind en dat ze zich thuis voelen op de leefgroep. Ouderbegeleiding van de instelling waar het kind tijdelijk woont, betekent dat het gezin te maken heeft met één instelling, zodat alles goed op elkaar afgestemd kan worden. Dit vergroot de effectiviteit en efficiëntie van de hulpverlening. De begeleiding is gericht op het versterken van de ouderpositie, door te zorgen dat de ouders weer zicht krijgt op het eigen dagelijks functioneren als ouder. Met het gevolg dat het besef van invloed wordt vergroot en de ouder in staat wordt gesteld de opvoedingssituatie positief te beïnvloeden. Doelen ouders hebben antwoord gekregen op hun vraag; ouders zijn (weer) in staat om hun ouderschapstaken uit te oefenen in relatie tot de problematiek van hun kind; ouders zijn in staat eenduidig samen te werken aan hun ouderschapstaken; het probleemoplossend gedrag van ouders is toegenomen: ouders hebben vaardigheden aangeleerd die nodig zijn om de opvoedingstaken te vervullen die passen bij dit gezin, dit kind, deze opvoeders en bij deze problematiek; ouders hebben zicht gekregen op en kunnen (weer) gebruik maken van de natuurlijke hulpbronnen die in de directe omgeving aanwezig zijn; ouders hebben inzicht gekregen in hun eigen geschiedenis in relatie tot de opvoeding van hun kind; ouders hebben kunnen werken aan acceptatieproblematiek; de verstoorde hiërarchie in het gezin is hersteld en ouders hebben hun eigen ouderpositie weer ingenomen. Functie(s) Informatie, advies, voorlichting, analyse, bemiddeling, begeleiding. Activiteiten gesprekken met ouders gericht op begeleiding en ondersteuning van ouderschapstaken; informatie verzamelen (onder andere met betrekking tot de eigen geschiedenis van de ouders) bijvoorbeeld via het optekenen van een levenslijn of het maken van een genogram; door bestaande situatie analyseren, zodat de aandachtsgebieden in beeld komen waaraan gewerkt kan worden; het analyseren van projectieve factoren en risicofactoren; het vergroten en versterken van vaardigheden (volgens het sociaal competentiemodel); het gebruik maken van gedrags-, veranderings- en motivationele technieken, modelling; psycho-educatie gebaseerd op het werken met kennis en inzicht, waardoor ouders gaan begrijpen hoe hun kind met deze problematiek in de wereld staat; begeleiding bij de verwerking van en beleving ten aanzien van de opname en behandeling; begeleiding bij de ouderschapstaken wanneer het kind na een uithuisplaatsing opnieuw thuis gaat wonen.