Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest"

Transcriptie

1 Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Jaarverslag Immissiemeetnetten 21

2

3 1. Inhoudsopgave Emissies door de industrie Inhoudsopgave3 Inleiding 9 Wettelijke normen 1 1. Meteometingen Het meetnet Klimatologisch overzicht Windrozen Zwaveldioxide De polluent Het meetnet Regelgeving Evaluatie van SO 2 in Toetsing aan regelgeving SO 2 -concentraties in Vlaanderen Trend SO 2 -concentraties in Vlaanderen Conclusies2 3. Stikstofoxiden De polluent Het meetnet Regelgeving Evaluatie van NO x in Toetsing aan regelgeving NO 2 -concentraties in Vlaanderen NO-concentraties in Vlaanderen Trend NO x -concentraties in Vlaanderen Trend NO Trend NO Trend NO x en de verhouding NO 2 /NO x Conclusies27 4. Ozon De polluent Het meetnet Regelgeving Evaluatie van O 3 in Zomer Inhoudsopgave 3

4 Toetsing aan regelgeving Ozonconcentraties in Vlaanderen Trend ozonconcentraties in Vlaanderen sinds Conclusies43 5. Fijn stof De polluent PM Het meetnet Regelgeving Evaluatie van PM1 in Trend PM1-concentraties in Vlaanderen PM2, Het meetnet Regelgeving Evaluatie van PM2,5 in Trend PM2,5-concentraties in Vlaanderen Zwarte rook Het meetnet Regelgeving Evaluatie van zwarte rook in Zwarte koolstof Het meetnet Regelgeving Evaluatie van zwarte koolstof in Trend concentraties zwarte koolstof in Vlaanderen Studie chemische karakterisering op hotspots Conclusies Koolstofmonoxide De polluent Het meetnet Regelgeving Evaluatie van CO in Toetsing aan regelgeving CO-concentraties in Vlaanderen Trend CO-concentraties in Vlaanderen Conclusies62 7. Zware metalen De polluent Zware metalen in fijn stof (PM1) Het meetnet Regelgeving Evaluatie zware metalen in fijn stof in Trend zware metalen in PM1-stof in Vlaanderen Zware metalen in neervallend stof (depositie) 72 4 Inhoudsopgave

5 Het meetnet Regelgeving Evaluatie zware metalen in neervallend stof in Trend concentraties aan zware metalen in neervallend stof Conclusies Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en nitro-pak De polluent PAK Het meetnet Regelgeving Evaluatie van PAK in Trend PAK-concentraties in Vlaanderen Nitro-PAK Het meetnet Evaluatie van nitro-pak in Trend nitro-pak concentraties in Vlaanderen Conclusies8 9. Dioxines en PCB s De polluent Het meetnet Regelgeving Evaluatie van dioxines en PCB s in Toetsing aan de drempelwaarde Vergelijking resultaten op basis van gebiedsbestemming Trend dioxines en PCB s Trend dioxinedepositie in aandachtszones Deposities van dioxines en PCB126 in de omgeving van schrootverwerkende bedrijven Conclusies89 1. Vluchtige organische componenten (VOC) De polluent Het meetnet Regelgeving Evaluatie van VOC Toetsing aan de regelgeving Benzeenconcentraties en andere aromatische koolwaterstoffen in Vlaanderen Trend VOC-concentraties in Vlaanderen Concentraties alifatische koolwaterstoffen in Vlaanderen Trend concentraties alifatische koolwaterstoffen in Vlaanderen Concentraties olefinische koolwaterstoffen in Vlaanderen Trend concentraties olefinische koolwaterstoffen in Vlaanderen Concentraties gechloreerde koolwaterstoffen in Vlaanderen Trend concentraties gechloreerde koolwaterstoffen in Vlaanderen Conclusies Verzurende depositie 97 Inhoudsopgave 5

6 11.1. De polluent Het meetnet Regelgeving Evaluatie van verzuring in Algemeen Neerslag in Vlaanderen NH x -concentraties in Vlaanderen NO y -concentraties in Vlaanderen SO x -concentraties in Vlaanderen Totale verzurende depositie in Vlaanderen Trend van verzurende concentraties Gemeten concentraties Totale verzurende depositie Conclusies Specifieke studies De polluenten Oostrozebeke Het meetnet Trend NO 2 -concentraties en concentraties fijn stof in Oostrozebeke Conclusies Beerse Het meetnet Trend SO 2 -concentraties in Beerse Conclusies Steenokkerzeel en Zaventem Het meetnet Trend NO 2 - en NO-concentraties en concentraties fijn stof, zwarte koolstof en PAK s in Zaventem Conclusies Tessenderlo Het meetnet Trend SO 2 -concentraties, gasvormig kwik, S x H-componenten en VOC in Tessenderlo Conclusies Mol (Wezel) Lommel Het meetnet Trend SO 2 -concentraties in Mol Conclusies Mechelen Het meetnet Trend NO 2 -concentraties, fijn stof en zwarte rook in Mechelen Conclusies Geel Laakdal Het meetnet Trend NO 2 -concentraties en BTEX in Geel Laakdal Conclusies Inhoudsopgave

7 12.9. Hoboken Het meetnet Trend SO 2 - en NO 2 -concentraties en fijn stof in Hoboken Conclusies Genk Het meetnet Trend SO 2 -, NO 2 -concentraties, fijn stof en BTEX in Genk Conclusies Boom Het meetnet Evaluatie van VOC in Conclusies Besluit 133 LEXICON 137 Inhoudsopgave 7

8 8 Inhoudsopgave

9 1. Inleiding Emissies door de industrie De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) heeft als decretale taak het meten van de verontreiniging van de omgevingslucht. De VMM stelt verschillende rapporten op die ingaan op de luchtkwaliteit in specifieke regio s of die handelen over bepaalde polluenten. Het voorliggend rapport is een overzichtsrapport dat de algemene luchtkwaliteit in het Vlaamse gewest beschrijft. Dit overzichtsrapport beschrijft: de concentraties van de polluenten in de omgevingslucht in 21 (immissies); de evolutie van de gemeten concentraties van de polluenten over de jaren heen; de vergelijking hiervan met normen opgelegd in de Vlaamse of Europese wetgeving. De bijlagen van dit rapport omvatten -per polluent- een adressenlijst en een overzichtskaart met de meetstations die eind 21 in werking zijn. Tevens zijn de voornaamste statistische parameters opgenomen. Verschillende factoren kunnen de concentraties van de polluenten beïnvloeden: de lokale uitstoot: verwarming, industrie, verkeer, veeteelt, de verspreiding door weerkundige omstandigheden; aanvoer door de lucht vanuit een ander gewest of het buitenland; natte en droge depositie die polluenten uit de atmosfeer verwijderen; reacties in de atmosfeer die polluenten vormen of verwijderen. (32 meetstations) voert metingen uit in gebieden met lokale, potentiële of acute problemen van luchtverontreiniging. In samenwerking met de VMM worden meetstations uitgebaat via een samenwerkingsovereenkomst met: de Belgische Petroleum Federatie (5 meetstations); de elektriciteitsproducenten (13 meetstations); de haven van Antwerpen en de gemeente Beveren (4 meetstations). Zware metalen worden gemeten in fijn stof op 17 meetstations en in neervallend stof op 12 meetstations. Vluchtige organische componenten worden gemeten op 8 meetstations. Er zijn 1 meetstations die BTEX-metingen uitvoeren. Er zijn 5 meetposten voor het meten van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK s). De depositie van dioxines en PCB126 worden gemeten op 33 meetposten. Er zijn 9 meetposten om de verzurende depositie in kaart te brengen. De VMM baat verschillende meetnetten uit. Er bestaat een telemetrisch meetnet (34 meetstations) voor de opvolging van de algemene luchtkwaliteit. Het lokaal meetnet Inleiding 9

10 Wettelijke normen De Europese Richtlijn betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (28/5/EG) vormt de belangrijkste wettelijke basis inzake luchtkwaliteitsnormen en is een samensmelting van een reeks eerdere kader- en dochterrichtlijnen. De vastgelegde beoordelingsdrempels voor de polluenten werden zonder meer overgenomen. Ze behandelen de polluenten: zwaveldioxide (SO 2 ); stikstofdioxide (NO 2 ); stikstofmonoxide (NO); fijn stof (PM1); lood (Pb); koolstofmonoxide (CO); benzeen; ozon (O 3 ). Gezondheidsonderzoeken toonden aan dat de PM2,5 fractie van fijn stof schadelijk is. Daarom zijn er in deze richtlijn bijkomend ook doelstellingen voor PM2,5 vastgelegd. Daarnaast is er een 4 de dochterrichtlijn (24/17/EG). Deze behandelt de polluenten: arseen (As) cadmium (Cd) kwik (Hg) nikkel (Ni) polycyclische aromatische koolwaterstoffen waaronder benzo(a)pyreen, B(a)P. Bij de herziening van de richtlijn 28/5/EG in 213, zal ook de 4 de dochterrichtlijn geïntegreerd worden. Voor de zware metalen en benzo(a)pyreen zijn enkel streefwaarden vastgelegd die in 212 van kracht worden. Voor kwik zijn enkel meetverplichtingen opgenomen in de 4 de dochterrichtlijn en geen grens- of streefwaarden. De detectielimieten van de verschillende meetmethoden zijn opgenomen in de bijlagen. Het lexicon omvat een verklaring voor de gebruikte woordkeuze. Vanaf 1 januari 25 dienen de grenswaarden voor SO 2, PM1, lood, CO en benzeen gerespecteerd te worden. De grenswaarden voor NO 2 dienen gerespecteerd te worden vanaf 1 januari 21. Voor PM2,5 zijn er grens- en streefwaarden gedefinieerd. De niet-bindende streefwaarde dient tegen 1 januari 21 gerespecteerd te worden. Voor de PM2,5 grenswaarden zijn er 2 fasen: fase 1 moet gerespecteerd worden tegen 1 januari 215. Sinds 28 wordt er hierbij een overschrijdingsmarge geteld die jaarlijks afneemt tot % op 1 januari 215; fase 2 (wordt herzien in 213) dient tegen 1 januari 22 gerespecteerd te worden. Het besluit van het rapport omvat: de toetsing aan de normen; de trend; de geografische spreiding; de aandachtspunten voor de luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Dit rapport, en de bijlagen, is te raadplegen op Voor ozon zijn er streefwaarden en lange termijn objectieven vastgelegd. 1 Inleiding

11 Rapportering aan de Europese Commissie De Europese richtlijn schrijft voor dat de Lidstaten de kwaliteit van de omgevingslucht moeten beoordelen over hun volledig grondgebied. De Lidstaten dienen hiervoor zones te definiëren. Hiervoor heeft de Commissie geen criteria vooropgesteld. Dit laat de Lidstaten toe zelf hun criteria voor de bepaling van de zones op te stellen. De keuze van de zones bepaalt het aantal te installeren stations (design van het monitoring netwerk), en heeft een weerslag op de rapportering aan de Commissie en op de te nemen maatregelen in de zones met overschrijdingen van grenswaarden. Er zijn 3 methodes die in Vlaanderen (en in België) gehanteerd werden voor de definiëring van de luchtkwaliteitszones. Deze zijn: het gebruik van lange datareeksen; het gebruik van emissiegegevens om industriële hotspots te definiëren; modellen. Bij het vastleggen van de zones werd rekening gehouden met volgende criteria: het aantal inwoners in combinatie met de populatiedensiteit; gebieden met een vergelijkbare luchtkwaliteit zijn in één zone gegroepeerd; bij voorkeur worden zoveel mogelijk zones gemeenschappelijk voor alle polluenten gedefinieerd. Uitzonderingen kunnen gemaakt worden voor bijvoorbeeld lokale invloeden door industriële activiteiten. Zo zijn de agglomeraties Antwerpen en Gent 2 afzonderlijke zones met een hoog inwonersaantal: ze hebben beide meer dan 25. inwoners. Daarnaast werden voor verschillende polluenten alle steden met meer dan 5. inwoners samen gegroepeerd in een aparte zone. Tevens zijn er een aantal zones met een specifiek verontreinigingsniveau. Zo werden de industriële gebieden Antwerpse haven, gelegen ten noorden van Antwerpen, en de Gentse kanaalzone, gelegen ten noorden van Gent en die zich uitstrekt tot en met Zelzate, eveneens als 2 aparte zones gedefinieerd. De overblijvende delen van Vlaanderen zijn samengebracht in een aparte zone. Alle hoger genoemde zones worden gedefinieerd voor de polluenten SO 2, NO 2 en PM. Voor benzeen, CO, O 3 en benzo(a)pyreen worden er slechts 3 zones in Vlaanderen onderscheiden. Daarnaast zijn er nog 4 industriële hotspots gedefinieerd: de zone Lommel enkel voor de polluent SO 2 ; Beerse, Genk en de wijk Moretusburg in Hoboken enkel voor de zware metalen lood, arseen, cadmium en nikkel. Onderstaande tabel geeft meer details per gedefinieerde zone. Naast de naam van de zone wordt eveneens de code weergegeven. Zones gedefinieerd voor alle polluenten eindigen op A, zones voor specifieke polluenten eindigen op S. Daarnaast werd de oppervlakte aangegeven en een schatting van het aantal inwoners. Oppervlakte (km²) ruwe schatting aantal inwoners SO 2 NO 2 PM Pb Benzeen CO O 3 As Cd Ni B(a)P 1S Antwerpse haven x x x 2A Antwerpen x x x x x x x 3S Gentse haven x x x 4A Gent x x x x x x x x x x x 5S steden>5. inwoners x x x 6S Vlaanderen x x 7S Hoboken x x x x 8S Beerse 1,4 25 x x x x 9S Lommel x 19S Vlaanderen non-agglomeratie x x x x 2S Genk-Zuid 3, x x x x 21A Antwerpen excl. Hoboken x x x x 22S Vlaanderen excl. Lommel x 23S Vlaanderen non-agglomeratie excl. Beerse en Genk-Zuid x x x x In het Jaarrapport passen we de rapportering volgens de zones niet toe. We rapporteren de concentraties van de afzonderlijke meetstations. Inleiding 11

12 12 Inleiding

13 Hoofdstuk 1 1. Meteometingen Emissies door de industrie 1.1. Het meetnet De meteometingen door de VMM gebeuren in functie van de interpretatie van de luchtkwaliteitsgegevens. De meteometingen die momenteel worden uitgevoerd op masten van minstens 3 meter hoog zijn weergegeven in tabel 1 van bijlage 1. Daarnaast voert de VMM ook nog meteometingen uit op de luchthaven van Zaventem en in het kader van projecten door middel van een lagere mast. Volgende parameters worden gemeten: windrichting en windsnelheid; temperatuur, luchtdruk; neerslag; relatieve vochtigheid. De VMM gebruikt de meteogegevens voor: het maken van pollutierozen; om de bronnen van de luchtverontreiniging te kunnen opsporen; voor het ozonvoorspellingsmodel SMOGSTOP; voor het VLOPS model, dat onder meer de verzurende depositie binnen Vlaanderen modelleert Klimatologisch overzicht Het klimatologisch overzicht voor 21 is gebaseerd op de gegevens van het KMI 1. De hieronder vermelde waarden en langdurig gemiddelden zijn deze van het KMI station van Ukkel. In tegenstelling tot de laatste jaren wordt 21 gekenmerkt door een relatief lage gemiddelde temperatuur. De gemiddelde temperatuur in Ukkel bedraagt in 21 slechts 9,7 C. Dit is een duidelijke trendbreuk met de voorgaande jaren: we moeten terugkeren naar 1996 om een nog lagere waarde te vinden. Het warmste jaar sinds de start van de waarnemingen blijft tot nu toe 27 met een gemiddelde jaartemperatuur van 11,5 C. Figuur 1.1. geeft de maandelijks gemiddelde temperatuur voor een aantal meteomasten van de VMM, samen met de temperatuur in Ukkel gemeten door het KMI. Het langdurig gemiddelde, referentieperiode 191 tot en met 2, voor Ukkel is eveneens opgenomen. Met betrekking tot de totale neerslag is 21 een normaal jaar. Figuur 1.2. geeft de maandelijks totale neerslag voor een aantal meteomasten van de VMM, samen met de neerslag in Ukkel gemeten door het KMI. Het langdurig gemiddelde, referentieperiode 191 tot en met 2, voor Ukkel is eveneens opgenomen. De winter van 29-21, december 29 tot en met februari 21, wordt gekenmerkt door een abnormaal lage gemiddelde temperatuur van 1,8 C, normaal 3,6 C. Enkel de winter van 1996 was nog kouder. De winter werd gekenmerkt door drie verschillende koudegolven. De eerste deed zich voor in december, de tweede en langste tijdens de eerste helft van januari en de laatste rond half februari. Gedurende 31 dagen bestond de neerslag geheel of gedeeltelijk uit sneeuw, waarvan 14 in januari en 1 in februari. Sinds het begin van deze waarnemingen in 191 waren er slechts 2 winters met meer sneeuwdagen. Er werd eveneens een zeer abnormaal tekort van de zonneschijnduur genoteerd tijdens dit seizoen; namelijk slechts 124 uur, normaal 18 uur. Deze waarde is het gevolg van de zonneschijnduur van slechts 29 uur in februari, de laagste waarde sinds het begin van deze metingen in Klimatologisch overzicht 21, KMI 1. Meteometingen 13

14 Figuur 1.1.: Gemiddelde temperatuur in Vlaanderen in 21 C Jan/1 Feb/1 Mrt/1 Apr/1 Mei/1 Jun/1 Jul/1 Aug/1 Sep/1 Okt/1 Nov/1 Dec/1 Antwerpen-Luchtbal Gent-Tolhuiskaai Roeselare Houtem Ukkel langdurig KMI gemiddelde De lente van 21, van maart tot en met mei 21, vertoonde niets uitzonderlijks op klimatologisch vlak, behalve het lage aantal neerslagdagen van 33, waar dit normaal 49 dagen is. Voor de laatste 3 jaren is dit de tweede laagste waarde. Tijdens de zomer van 21, van juni tot en met augustus 21, werd ons land getroffen door een hittegolf tussen 7 en 14 juli. De zomer kende een opmerkelijk natte periode op 15 en 16 augustus: een totaal van 13,6 mm neerslag werd op 48 uur tijd gemeten. Deze neerslaghoeveelheden troffen een groot deel van België. overstromingen in verschillende streken van België, vooral in het centrum. Tenslotte was december 21 zeer koud met veel sneeuw. In Ukkel waren er 21 dagen waar de neerslag geheel of gedeeltelijk uit sneeuw bestond. Dit is de hoogste waarde die men ooit heeft waargenomen voor deze parameter sinds 191. De gemiddelde temperatuur bereikte slechts,7 C. We moeten teruggaan naar 195 om een nog koudere decembermaand te vinden Windrozen De herfst van 21, van september tot en met november 21, was relatief somber: de zon scheen slechts 285 uur, tegenover normaal 322 uur. In Ukkel noteerde men 1,6 mm neerslag tussen 9 en 13 november. Deze gecumuleerde neerslaghoeveelheden lagen aan de basis van belangrijke Figuren 1.3. en 1.4. tonen de windrozen voor de stations Antwerpen-Luchtbal (T2M82) en Gent-Tolhuiskaai (T4M71) in 21, tijdens de lente, zomer en herfst en tijdens de winter Het langdurig gemiddelde voor de periode is eveneens opgenomen. Figuur 1.2.: Totale neerslag in Vlaanderen in mm Jan/1 Feb/1 Mrt/1 Apr/1 Mei/1 Jun/1 Jul/1 Aug/1 Sep/1 Okt/1 Nov/1 Dec/1 Antwerpen-Luchtbal Gent-Tolhuiskaai Roeselare Houtem Ukkel langdurig KMI gemiddelde Meteometingen

15 Uit de windrozen blijkt dat de overheersende windrichting op deze meetstations het zuidwesten is. Wind uit de noordoostelijke sectoren komt in 21 meer dan gemiddeld voor. Dit is het meest uitgesproken tijdens de lente. Windrozen over een nog kortere periode geven een idee van de overheersende windrichtingen tijdens die periode. Dit is vooral van belang bij de interpretatie van de resultaten van in de tijd beperkte meetcampagnes. Deze windrozen worden op aanvraag berekend en uitgetekend. Figuur 1.3.: Windrozen voor het station Antwerpen-Luchtbal (T2M82) tijdens de lente, zomer en herfst 21 en winter /1/21-31/12/21 langdurig gemiddelde % /3/21-31/5/ langdurig gemiddelde lente % % % /6/21-3/8/21 langdurig gemiddelde zomer /9/21-3/11/21 langdurig gemiddelde herfst % /12/21-28/2/211 langdurig gemiddelde winter Meteometingen 15

16 Figuur 1.4.: Windrozen voor het station Gent-Tolhuiskaai (T4M71) tijdens de lente, zomer en herfst 21 en winter p % /3/21-31/5/ % 1/1/21-31/12/21 langdurig gemiddelde langdurig gemiddelde lente % % /6/21-3/8/21 langdurig gemiddelde zomer /9/21-3/11/21 langdurig gemiddelde herfst % /12/21-28/2/211 langdurig gemiddelde winter Meteometingen

17 Hoofdstuk Zwaveldioxide Emissies door de industrie 2.1. De polluent Zwaveldioxide (SO 2 ) is een kleurloos gas dat vanaf 1. µg/m 3 een irriterende geur en smaak heeft. Het is zeer wateroplosbaar en heeft een zuur karakter. SO 2 ontstaat vooral door de verbranding van zwavelhoudende, fossiele brandstoffen zoals kolen en aardolie. Bij inademing is SO 2 irriterend en bij hoge concentraties kan het ademhalingsproblemen veroorzaken, vooral bij personen die lijden aan astma of chronische longziekten. SO 2 heeft ook nadelige effecten op de vegetatie door de rechtstreekse opname van SO 2 door de planten. Verder is SO 2 ook in belangrijke mate medeverantwoordelijk voor de verzuring van het milieu. een halvering vast. Als we de relatieve samenstelling bekijken dan is er ten opzichte van 199 een daling voor elektriciteitscentrales (daling met 22%) en land- en tuinbouw (daling met 5%). Het relatieve aandeel van de gebouwenverwarming neemt aan belang toe (stijging met 13%), alsook dat van de raffinaderijen (stijging met 9%). Het procentueel aandeel van verkeer en industrie blijft ongeveer gelijk Het meetnet Eind 21 beheerde de VMM 34 meetstations voor SO 2 - metingen, waarvan: 19 behorend tot het telemetrisch meetnet van de VMM; 5 behorend tot het meetnet specifieke studies van de VMM; 5 eigendom van de elektriciteitsproducenten; 5 eigendom van de Belgische Petroleum Federatie (BPF). Daarnaast zorgt SO 2 voor een versnelde verwering van historische gebouwen of steen in het algemeen en voor metaalcorrosie. In 21 leveren de industrie (35%) en de raffinaderijen (24%) de grootste bijdrage aan de SO 2 -uitstoot in Vlaanderen. De verwarming van gebouwen is de derde grootste speler (19%) gevolgd door verkeer -wegverkeer, vliegverkeer en scheepvaart- (11%). Sinds 199 daalde de totale SO 2 -uitstoot met 82%. Dit is vooral te danken aan het gebruik van brandstoffen met een lager zwavelgehalte voor wegtransport, industriële processen en energieopwekking. De sector die de grootste daling kende, is dat van de elektriciteitscentrales waar de SO 2 -uitstoot momenteel slechts 3,5% bedraagt ten opzichte van de uitstoot in 199. De industrie stoot momenteel nog een vijfde uit ten opzichte van 199, voor de raffinaderijen is dit een kwart. Op 2 jaar tijd kent ook de land- en tuinbouw een fikse verbetering: de uitstoot door deze sector is herleid tot een tiende. Voor de gebouwenverwarming stellen we De SO 2 -monitoren van de VMM werden eind 29 begin 21 vernieuwd. De vernieuwing van de SO 2 -monitoren van de elektriciteitsproducenten en van BPF wordt uitgevoerd in de loop van 21 en begin 211. Op 1 januari 21 werden de SO 2 -metingen in Bree (42N27), Ertvelde (44M72), Zeebrugge (44N2) en Mariakerke (47E716) stopgezet. De metingen in Kallo (47E84) en Mol (47E81) werden in het voorjaar van 21 gestopt. In maart 21 verplaatste de VMM haar meetstation 4TS2 in Tessenderlo-Hofstraat een 1-tal meter, waardoor de code van het meetstation werd aangepast naar 4TS Regelgeving De Europese Richtlijn 28/5/EG definieert grenswaarden en een alarmdrempel voor SO 2. In de richtlijn 28/5/EG is eveneens een kritiek niveau voor de bescherming van de vegetatie opgenomen. 2. Zwaveldioxide 17

18 Tabel 2.1.: Grenswaarden, alarmdrempel en kritiek niveau voor de bescherming van de vegetatie voor SO 2 (28/5/EG) Onderwerp Middelingstijd Doelstelling Grenswaarde voor de bescherming van de menselijke gezondheid Grenswaarde voor de bescherming van de menselijke gezondheid Alarmdrempel Kritiek niveau voor de bescherming van de vegetatie 1 uur 1 dag Gedurende 3 opeenvolgende uren Jaar en winterseizoen (1 oktober tot en met 31 maart) 35 µg/m³; max. 24 overschrijdingen per jaar 125 µg/m³; max. 3 overschrijdingen per jaar 5 µg/m³ 2 µg/m³ 2.4. Evaluatie van SO 2 in SO 2 -concentraties in Vlaanderen De statistische verwerking van de meetresultaten van 21 van alle Vlaamse meetstations is opgenomen in bijlage 2, tabel Toetsing aan regelgeving Alle Vlaamse meetstations respecteren in 21 de uurgrenswaarde en de daggrenswaarde voor de bescherming van de menselijke gezondheid. Ook de alarmdrempel wordt overal in Vlaanderen gerespecteerd. In het meetstation Wondelgem (44R721) ligt de concentratie op 26/6/21 gedurende 1 uur hoger dan 5 µg/m³. De alarmdrempel is echter pas overschreden bij 3 opeenvolgende uren. Wegens de dichte bebouwing, het uitgebreid wegennet en de verspreide industrie zijn er strikt genomen in Vlaanderen geen gebieden waarop het kritiek niveau voor de bescherming van de vegetatie van toepassing is. Er zijn immers geen zones beschikbaar die volledig voldoen aan de criteria voor de inplanting van meetstations zoals opgelegd in de richtlijn 28/5/EG. De drie landelijke meetstations van het telemetrisch meetnet benaderen het meest de gebieden waarop bovenstaand kritiek niveau van toepassing is. In 21 is er geen enkel landelijk meetstation in Vlaanderen waar het kritiek niveau voor het jaar of het winterseizoen overschreden wordt. In hoofdstuk 11 wordt nader ingegaan op de toetsing van de normen in natuurgebieden. In 21 ligt het jaargemiddelde voor SO 2 in de meetstations in Vlaanderen tussen 2 en 11 µg/m³ (zie tabel 2 in bijlage 2). Het meetstation aan de Polderdijkweg (42R822) in de Antwerpse haven geeft het hoogste jaargemiddelde. Dit meetstation ligt middenin een industriële omgeving, met onder meer petrochemische bedrijven, en is dus eerder een brongericht meetstation dan wel een meetstation voor de bewaking van de menselijke blootstelling. Figuur 2.1. toont het gemodelleerde SO 2 -jaargemiddelde in 21. Deze overzichtskaart wordt berekend met het atmosferisch transport- en dispersiemodel VLOPS (grid 1x1 km) waarbij als invoergegevens de SO 2 -uitstootgegevens van het jaar 28 en de meteo van het jaar 21 gebruikt worden. Na kalibratie met de in 21 gemeten concentraties van de meetstations, wordt een kaart bekomen met een gemiddelde onzekerheid van 3%. De berekeningsmethode kan een over- of een onderschatting geven op bepaalde plaatsen en geeft dus een benaderend beeld van de verspreiding van de verontreiniging. Het hoogst berekende jaargemiddelde voor SO 2 komt voor in de omgeving van de Antwerpse haven, de Antwerpse agglomeratie, de Gentse kanaalzone, Brussel, Beerse en de havens van Zeebrugge en Oostende Zwaveldioxide

19 Figuur 2.1.: Gemodelleerde SO 2 -jaargemiddelden in Trend SO 2 -concentraties in Vlaanderen Figuur 2.2. geeft de trend van het jaargemiddelde weer sinds 1988 per type meetstation. Bij de trendgrafieken worden enkel de meetstations behorende tot het telemetrisch meetnet en het meetnet van de Belgische Petroleum Federatie opgenomen. Deze meetstations zijn ingedeeld in 4 subgroepen: landelijk, voorstedelijk, stedelijk of industrieel. In 1988 waren er 21 meetstations waarvan 1 industrieel, 4 voorstedelijk, 2 stedelijk en 5 landelijk. In 21 zijn er 24 meetstations waarvan 14 industrieel, 4 voorstedelijk, 3 stedelijk en 3 landelijk. Een tabel met de indeling van de meetstations is terug te vinden in de inleidende bijlage. Figuur 2.2.: Trend van de SO 2 -jaargemiddelden voor de verschillende virtuele meetstations, µg/m industrieel stedelijk voorstedelijk landelijk 2. Zwaveldioxide 19

20 De SO 2 -tendens van alle virtuele meetstations is dalend tussen 1988 en 21. Het jaargemiddelde daalt in deze periode: in het virtueel industrieel meetstation van 33 naar 6 µg/m³; in het virtueel stedelijk meetstation van 33 naar 3 µg/m³; in het virtueel voorstedelijk meetstation van 24 naar 3 µg/m³; in het virtueel landelijk meetstation van 15 µg/m³ naar 2 µg/m³. De scherpe daling tussen 1998 en 1999 is een gevolg van de overschakeling naar het nieuwe datatransmissiesysteem wat een lagere detectielimiet mogelijk maakte. Ook na 1999 is er evenwel een dalende trend. De SO 2 -concentraties in het virtueel landelijk meetstation zijn het laagst. De concentraties in het virtueel stedelijk en virtueel voorstedelijk station liggen tussenin, terwijl deze in het virtueel industrieel meetstation het hoogst zijn. De gemeten SO 2 -concentraties in 21 zijn de laagste ooit sinds de aanvang van de metingen in De daling in de SO 2 -concentraties is een weerspiegeling van de daling van de SO 2 -emissies Conclusies Alle Vlaamse meetstations respecteren in 21 de uurgrenswaarde en de daggrenswaarde voor de bescherming van de menselijke gezondheid en de alarmdrempel. In 21 ligt het jaargemiddelde voor SO 2 in de Vlaamse meetstations tussen 2 en 11 µg/m³. Het hoogste jaargemiddelde wordt gemeten in de Antwerpse haven. De evolutie in de periode is dalend. Dit dalend verloop zien we zowel voor industriële, stedelijke, voorstedelijke als landelijke meetstations. De hoogste SO 2 -concentraties worden gemeten in de industriële meetstations, de laagste in de landelijke meetstations. De gemeten SO 2 - concentraties in 21 zijn de laagste sinds de aanvang van de metingen in Zwaveldioxide

21 Hoofdstuk Emissies Stikstofoxiden door de industrie 3.1. De polluent 3.2. Het meetnet Stikstofoxiden (NO x ) bestaan uit een mengsel van stikstofdioxide (NO 2 ) en stikstofmonoxide (NO). NO is een kleur-, reuk- en smaakloos gas dat op zich weinig toxisch is. Het meer toxische NO 2 is een bruinrood gekleurd gas dat slecht ruikt en irriteert. Bij verbrandingsprocessen ontstaat in eerste instantie vooral NO. NO heeft een korte levensduur in de atmosfeer. NO zet om tot NO 2 door reacties met zuurstof en ozon. NO 2 heeft een langere levensduur in de atmosfeer. Eind 21 beheerde de VMM 56 meetstations voor NO x - metingen, waarvan: 3 behorend tot het telemetrisch meetnet van de VMM; 8 behorend tot het meetnet specifieke studies van de VMM. Hiervan is het meetstation in Laakdal-Geel (4LD2) eigendom van BP-Chembel; 13 eigendom van de elektriciteitsproducenten; 5 eigendom van de Belgische Petroleum Federatie (BPF). Vooral NO 2 is schadelijk voor mens en ecosystemen. Korte episodes van hoge concentraties, maar ook langdurige blootstelling aan lage concentraties, zijn schadelijk. Verder spelen NO x een belangrijke rol in de milieuverzuring en de fotochemische smogvorming. Zoals SO 2 kunnen NO x over grote afstanden getransporteerd worden en kunnen zij dus ook effecten veroorzaken in verderaf gelegen gebieden. Stikstofoxiden worden voornamelijk uitgestoten bij verbrandingsprocessen op hoge temperaturen. De belangrijkste bron van NO x in Vlaanderen is het verkeer -wegverkeer, vliegverkeer en scheepvaart- dat voor 58% van de totale uitstoot in 21 verantwoordelijk is. Daarnaast zijn vooral de industrie en de land- en tuinbouwsector de belangrijkste emissiebronnen met respectievelijk 14% en 1% van de totale uitstoot. De totale NO x -emissie is in 21 met 38% gedaald ten opzichte van 199. Dit komt voornamelijk door een absolute emissievermindering in de sectoren elektriciteitscentrales (in 21 nog één vijfde ten opzichte van 199) en de raffinaderijen (halvering ten opzichte van 199). Alhoewel de uitstoot door het verkeer op 2 jaar tijd met 36% gezakt is, blijft het relatief aandeel ongewijzigd ten opzichte van 199. In 21 zijn de NO x -metingen in Mol (47E81) stopgezet en zijn er nieuwe metingen opgestart in Kwaadmechelen (47E813). Dit meetstation staat in functie van de elektriciteitscentrale van T-power op het terrein van Tessenderlo Chemie. Vanaf eind 21 worden de oude NO x -monitoren systematisch vervangen door nieuwe apparatuur Regelgeving De Europese richtlijn 28/5/EG legt grenswaarden en een alarmdrempel op voor NO 2. De grenswaarden dienen op 1 januari 21 gerespecteerd te worden. De alarmdrempel voor NO 2 dient reeds vanaf 19 juli 21 gerespecteerd te worden. In de richtlijn 28/5/EG is eveneens een kritiek niveau voor NO x voor de bescherming van de vegetatie opgenomen. Dit kritiek niveau dient reeds vanaf 19 juli 21 gerespecteerd te worden. 3. Stikstofoxiden 21

22 Tabel 3.2.: Grenswaarden en alarmdrempel voor NO 2 en kritiek niveau voor de bescherming van de vegetatie voor NO x (28/5/EG) Polluent Onderwerp Middelingstijd Doelstelling NO 2 Grenswaarde voor de bescherming van de menselijke gezondheid 1 uur Jaar 2 µg/m³; max. 18 overschrijdingen per jaar 4 µg/m³ Alarmdrempel Gedurende 3 opeenvolgende uren 4 µg/m³ NO x Kritiek niveau voor de bescherming van de vegetatie Jaar 3 µg/m³ Richtlijn 28/5/EG biedt de kans om voor NO 2 uitstel aan te vragen voor het behalen van de grenswaarden. Dit uitstel kan gevraagd worden tot 215. Een voorwaarde om uitstel te krijgen is dat men via bijkomende maatregelen aantoont dat de grenswaarden tegen 215 zullen worden gehaald. België is van plan om een aanvraag tot uitstel in te dienen Evaluatie van NO x in 21 De statistische verwerking van de NO 2 - en NO-meetresultaten van alle meetstations in Vlaanderen is opgenomen in bijlage 3, tabellen 2 en Toetsing aan regelgeving Met een NO 2 -jaargemiddelde van 44 µg/m³ overschrijden de meetstations Borgerhout (42R81) en Antwerpen-Luchtbal (42M82) de jaargrenswaarde van 4 µg/m³. Het meetstation in Borgerhout ligt in een stedelijke woonomgeving op 3 meter van de straatkant. Het meetstation Antwerpen- Luchtbal ligt aan de rand van de haven in verstedelijkt gebied. In de meetstations Antwerpen-Polderdijkweg (42R822) en Antwerpen-Scheurweg (42R891) bedraagt het jaargemiddelde 4 µg/m³. Deze meetstations liggen middenin een industriële omgeving en zijn dus eerder brongerichte meetstations dan wel meetstations voor de bewaking van de menselijke blootstelling. Uit de modellering (hoofdstuk , figuur 3.1.) blijken ook op andere (verkeersintensieve) locaties overschrijdingen van de grenswaarde te kunnen voorkomen. In 21 is er in Borgerhout een vergelijking gebeurd tussen NO 2 -metingen met passieve samplers aan de straatkant en op 3 meter van de straatkant. Aan de straatkant werd 8 µg/m³ meer NO 2 gemeten. In navolging van een studie in 24 heeft de VMM in 21 in dertien Vlaamse steden een meetcampagne uitgevoerd waarbij de NO 2 -concentraties gedurende een jaar gemeten werden met passieve samplers. De VMM selecteerde in elke stad drie meetlocaties van een verschillend type: een gewestweg, een binnenstedelijke weg en een stedelijke achtergrondlocatie. Uit de resultaten blijkt dat niet enkel in Antwerpen, maar ook in andere Vlaamse steden de jaargrenswaarde van 4 µg/m³ overschreden wordt op verkeersintensieve locaties. In tien van de dertien steden is er op één of meerdere locaties overschrijding van de jaargrenswaarde van 4 µg/m³, zoals te zien in tabel 3.3. Een vergelijking tussen de passieve samplers en de referentiemethode -chemiluminescentie- gebeurde op drie locaties. Hieruit blijkt dat de resultaten bekomen met de passieve samplers goed vergelijkbaar zijn met de referentiemethode, maar op jaarbasis 1 tot 3 µg/m³ lager liggen. Bij gebruik van de referentiemethode zou de jaargrenswaarde dus wellicht op nog meer plaatsen overschreden zijn. Uitgebreide informatie is terug te vinden in het desbetreffende rapport 2. 2 NO 2 -meetcampagne met passieve samplers in steden in 21, VMM, Erembodegem, Stikstofoxiden

23 Tabel 3.3.: Overzicht van het jaargemiddelde en toetsing aan de jaargrenswaarde voor de locaties van de NO 2 -stedencampagne 21 stad straat jaargemiddelde stad straat jaargemiddelde Aalst Antwerpen Brugge Genk Gent Hasselt Kortrijk Leo De Béthunelaan 38 Diestsevest 4 Dirk Martensstraat 46 Leuven Tiensestraat 43 Houtmarkt 32 Dirk Boutslaan 33 Amerikalei 52 Koningin Astridlaan 43 Lange Leemstraat 49 Mechelen Sint-Katelijnestraat 4 Park Spoor Noord 4 Kruidtuin 3 Hoefijzerlaan 44 Antwerpsestraat 59 Katelijnestraat 34 Mortsel Guido Gezellelaan 39 Kruisvest 26 Lindenlei 33 Europalaan 49 Nieuwpoortsesteenweg 39 Vennestraat 36 Oostende Oude Molenstraat 27 Molenstraat 25 Leopoldpark 25 Sint-Lievenslaan 51 Meensesteenweg 28 Nederkouter 47 Roeselare Manenstraat 4 Baudelopark 31 Zwarte-Leeuwstraat 22 Thonissenlaan 52 Guido Gezellelaan 38 Sint-Truidersteenweg 41 Sint- Niklaas Ankerstraat 4 Plankeweidelaan 24 Regentieplein 36 Minister Liebaertlaan 38 Rijselsestraat 44 Doorniksesteenweg-park 28 De straatnaam werd gekleurd naargelang het type locatie: gewestweg/ binnenstedelijke locatie/ stedelijke achtergrondlocatie De waarden van de meetlocaties met een overschrijding van de jaargrenswaarde zijn in het rood+vet gedrukt Alle meetstations in Vlaanderen respecteren de alarmdrempel en de uurgrenswaarde. Met betrekking tot het kritieke niveau voor NO x (NO x = 1,53*NO + NO 2 = 3 µg/m³) voor de bescherming van de vegetatie, kan men wegens de dichte bebouwing, het wegennet en de verspreide industrie stellen dat er strikt genomen in Vlaanderen geen gebieden zijn waarop dit kritiek niveau van toepassing is. Er zijn immers geen zones die voldoen aan de criteria voor de inplanting van meetstations zoals opgelegd in de richtlijn 28/5/EG. De landelijke meetstations van het telemetrisch meetnet benaderen het meest de gebieden waarop bovenstaand kritiek niveau van toepassing is. Twee van de acht landelijke meetstations hebben een NO x -jaargemiddelde hoger dan 3 µg/m³, namelijk 37 µg/m³ in Gellik (42N46) en 31 µg/m³ in Aarschot (42N35). In hoofdstuk 11 wordt nader ingegaan op de toetsing van de normen in natuurgebieden. 3. Stikstofoxiden 23

24 Figuur 3.1.: Gemodelleerde NO 2 -jaargemiddelden in NO 2 -concentraties in Vlaanderen In 21 ligt het NO 2 -jaargemiddelde in de meetstations in Vlaanderen tussen 16 en 44 µg/m³. Het laagste jaargemiddelde wordt gemeten in het landelijk meetstation in Houtem (44N29). Het hoogste jaargemiddelde wordt gemeten in het stedelijk meetstation in Borgerhout (42R81) en in het door verkeer beïnvloede industrieel station Antwerpen-Luchtbal (42M82). Figuur 3.1. geeft een ruimtelijke weergave van de jaargemiddelde NO 2 -concentratie in 21. Deze kaart wordt berekend met het atmosferisch transport- en dispersiemodel VLOPS (grid 1x1 km) met als invoergegevens de NO x -uitstootgegevens van 28 en de meteo van 21. De modeluitkomsten worden gekalibreerd met de gemeten NO 2 -jaargemiddelden in 21. Na kalibratie hebben de resultaten op deze kaart een gemiddelde onzekerheid van 1%. Dergelijke berekeningsmethode kan een over- of een onderschatting geven op bepaalde plaatsen en geeft dus slechts een benaderend beeld van de verspreiding van de verontreiniging. De hoogste gemodelleerde jaargemiddelde NO 2 -concentraties komen voor in de Antwerpse agglomeratie, de Antwerpse haven, de noordrand rond Brussel en de snelwegen in de driehoek Antwerpen - Gent - Brussel. De laagste concentraties worden berekend en gemeten in de meer landelijke regio s zoals de Westhoek, het zuiden van de provincie Oost-Vlaanderen en in bepaalde delen van de provincie Limburg NO-concentraties in Vlaanderen In 21 ligt het NO-jaargemiddelde tussen 3 en 27 µg/m³. Het meetstation Antwerpen-Muisbroeklaan (42R894) in de Antwerpse haven meet het hoogste jaargemiddelde. Het landelijk meetstation in Houtem (44N29) heeft het laagste jaargemiddelde Stikstofoxiden

25 Figuur 3.2.: Trend van de NO 2 -jaargemiddelden voor de verschillende virtuele meetstations t.o.v. de grenswaarde, grenswaarde µg/m industrieel stedelijk voorstedelijk landelijk GW vanaf Trend NO x -concentraties in Vlaanderen Trend NO 2 Figuur 3.2. geeft het verloop van het jaargemiddelde weer sinds De grafieken tonen enkel de trend van de meetstations behorende tot het telemetrisch meetnet en het meetnet van de Belgische Petroleum Federatie. Deze meetstations zijn naargelang hun karakter ingedeeld in 4 subgroepen: landelijk, voorstedelijk, stedelijk of industrieel. Een tabel met de indeling van de meetstations is terug te vinden in de inleidende bijlage. In 1987 waren er 11 meetstations waarvan 3 industrieel, 4 stedelijk en 4 landelijk. In 21 zijn er 35 meetstations waarvan 17 industrieel, 6 voorstedelijk, 4 stedelijk en 8 landelijk. Het jaargemiddelde van de virtuele meetstations kende een dalende tendens tot in In de periode werden alle virtuele meetstations gekenmerkt door een stijgende tendens. De sterke stijging in 1997 in het virtueel industrieel meetstation was mede te wijten aan de toevoeging van de meetstations van de Belgische Petroleum Federatie. Vanaf 1998 tot en met 21 zijn de concentraties stabiel tot licht dalend. Het gemiddelde van het virtueel industrieel meetstation ligt reeds meerdere jaren dicht bij dat van het virtueel stedelijk meetstation Trend NO Figuur 3.3. geeft de trend van het NO-jaargemiddelde weer sinds De werkwijze voor de opmaak van deze figuur is dezelfde als deze voor NO 2. Voor de periode is er globaal een dalend verloop voor de virtuele stedelijke, industriële en landelijke meetstations. Vanaf 21 is er nog wel een dalende tendens op het virtueel stedelijk meetstation en in mindere mate op het virtueel industrieel meetstation. Voor de landelijke en voorstedelijke gebieden is er eerder een stagnatie. Het NO-jaargemiddelde is het hoogst in de industriële en stedelijke meetstations. De sterke stijging in 1997 in het virtueel industrieel meetstation is vooral te wijten aan de opstart van de meetstations van de Belgische Petroleum Federatie Trend NO x en de verhouding NO 2 /NO x Figuur 3.4. geeft de trend van de NO x -jaargemiddelde concentratie weer sinds 1987 voor de verschillende virtuele meetstations. Deze figuur toont eveneens de trend van de verhouding NO 2 /NO x. 3. Stikstofoxiden 25

26 Figuur 3.3.: Trend van de NO-jaargemiddelden voor de verschillende virtuele meetstations, µg/m industrieel stedelijk voorstedelijk landelijk De daling van de NO x -emissies in Vlaanderen wordt weerspiegeld in een daling van de NO x -concentraties in stedelijk gebied. Echter de NO 2 -concentraties zijn de laatste 1 jaar vrij stabiel. Dit is een gevolg van een stijgende NO 2 /NO x - verhouding. Deze stijgende NO 2 /NO x -verhouding is het sterkst in stedelijk gebied, maar geldt ook in andere gebieden. Dit stijgend aandeel van NO 2 is te wijten aan enerzijds de verdieselijking van het wagenpark; België is koploper wat betreft het diesel-aandeel in het totaal aantal personenwagens. Naast hogere NO x -emissies van dieselwagens is ook de NO 2 /NO x -verhouding bij dieselwagens gevoelig hoger. Anderzijds zorgt de invoering van de oxidatiekatalysator bij dieselpersonenwagens vanaf de EURO 3-norm en de invoering van CDPF-roetfilters - Catalytic Diesel Particulate Filter - bij vrachtwagens en bussen voor een hogere directe uitstoot van NO Dalende NO x emissies stagnerende NO 2 concentraties in stedelijke omgeving: wat is er aan de hand?, Frans Fierens, IRCEL-VMM, april 28 Figuur 3.4.: Trend van de NO x -jaargemiddelden en van de NO 2 /NO x -verhouding voor de verschillende virtuele meetstations, ,8 21,7 NO x -concentratie (µg/m ) ,6,5,4,3,2 ratio NO 2 /NO x 3, NO x industrieel NO x stedelijk NO x voorstedelijk NO x landelijk NO 2 /NO x industrieel NO 2 /NO x stedelijk NO 2 /NO x voorstedelijk NO 2 /NO x landelijk, Stikstofoxiden

27 3.6. Conclusies NO 2 In 21 ligt het NO 2 -jaargemiddelde in de meetstations in Vlaanderen tussen 16 en 44 µg/m³. Met een jaargemiddelde van 44 µg/m³ overschrijden de meetstations Borgerhout (42R81) en Antwerpen-Luchtbal (42M82) de jaargrenswaarde van 4 µg/m³. Een recent uitgevoerde studie toont aan dat deze jaargrenswaarde niet enkel in Antwerpen, maar ook op verkeersintensieve locaties in andere Vlaamse steden overschreden wordt. Het probleem beperkt zich dus niet enkel tot de Antwerpse agglomeratie en Antwerpse haven. Ook de uitgevoerde modellering toont aan dat ook op andere verkeersintensieve plaatsen de grenswaarde nog kan overschreden worden. Alle meetstations in Vlaanderen respecteren de uurgrenswaarde en de alarmdrempel voor NO 2. De NO 2 -jaargemiddelden van alle virtuele meetstations kenden een dalende tendens tot in In de periode is er een stijgende tendens. Vanaf 1998 tot en met 21 zijn de concentraties stabiel tot licht dalend. Het gemiddelde van het virtueel industrieel meetstation ligt reeds meerdere jaren dicht bij dat van het virtueel stedelijk meetstation. NO In 21 ligt het NO-jaargemiddelde tussen 3 en 27 µg/m³. Voor de periode was er globaal een dalend verloop voor de virtueel stedelijke, industriële en landelijke meetstations. Vanaf 21 is er nog wel een dalende tendens op het stedelijk meetstation en in mindere mate op het industrieel meetstation, maar voor de landelijke en voorstedelijke gebieden zien we eerder een stagnatie. 3. Stikstofoxiden 27

28 28 3. Stikstofoxiden

29 Hoofdstuk 4 4. Ozon 4.1. De polluent Ozon (O 3 ) is een secundaire polluent die op warme dagen onder invloed van zonlicht gevormd wordt op basis van de precursoren NO x en VOC (Vluchtige Organische Componenten). Ozon wordt dus niet rechtstreeks uitgestoten, maar in de omgevingslucht gevormd door fotochemische reacties in de atmosfeer. Voor de bronnen van ozon verwijzen we naar de bronnen van NO x en VOC. Er bestaat echter geen lineair verband tussen de hoeveelheid ozon en de uitstoot van de precursoren. Voor een duurzame daling van de ozonconcentraties is een globale vermindering van de precursoremissies noodzakelijk. Door zijn sterk oxiderend vermogen kan ozon een aantal gezondheidseffecten veroorzaken, waaronder (tijdelijke) longfunctievermindering. Samen met andere stoffen uit de zomersmog cocktail zoals bijvoorbeeld peroxyacetylnitraat (PAN) kan ozon leiden tot gezondheidsklachten zoals prikkende ogen, hoesten en irritatie van de slijmvliezen. Het optreden van deze symptomen is afhankelijk van de individuele gevoeligheid: personen met aandoeningen van de luchtwegen zullen sneller een effect waarnemen dan personen met een normale longfunctie. Ook kinderen en ouderen zijn gevoeliger. Bovendien bestaat er een zogenaamde groep responders -zowat 1% van de bevolkingdie om onduidelijke redenen extra gevoelig zijn voor hoge ozonconcentraties. De effecten zijn echter voor iedereen afhankelijk van de dosis die men ondervindt. Die dosis is het product van 3 termen: Dosis (µg) = concentratie (µg/m³) x blootstellingtijd (s) x inadem debiet (m³/s) de ozonconcentratie: hoe hoger de concentratie, hoe meer mensen klachten zullen hebben en hoe ernstiger de klachten zullen zijn. Men kan echter niet precies aangeven vanaf welke concentraties welke effecten te verwachten zijn. de duur van de blootstelling: hoe langer de blootstelling, hoe groter de klachten. Gezondheidseffecten zijn gerelateerd aan een gemiddelde concentratie gedurende een 8 uur durende blootstelling. het ademdebiet: bij lichamelijke inspanningen in de buitenlucht zal de ademhaling versnellen en zal er per seconde meer lucht de longen passeren. In vergelijking met een persoon in rust betekent dit een grotere dosis aan ozon en dus meer kans op een effect. Voor de gemiddelde bevolking is de concentratie de meest van dag tot dag variërende en bijgevolg de meest bepalende factor in het product dat de dosis bepaalt. Een aantal voorzorgsmaatregelen kunnen de effecten van ozonepisodes echter beperken. Bij ozonconcentraties vanaf 18 μg/m³ kan men best tijdens de middag of de vroege avond, van 12 tot 2 uur, geen zware inspanningen buitenshuis leveren en indien mogelijk binnen blijven. Binnenshuis zijn de ozonconcentraties immers veel lager. Vooral mensen met luchtwegproblemen en kinderen dienen dit advies op te volgen. Indien er desondanks toch nog gezondheidsklachten optreden is het aangewezen de huisarts te raadplegen. Hij is het best op de hoogte van de persoonlijke gezondheidstoestand van de patiënt en is dus het best geplaatst om bijkomend advies te verstrekken. Hoge ozonconcentraties veroorzaken ook schade aan gewassen 4. Deze schade kan veel vormen aannemen gaande van zichtbare symptomen als spikkels op het blad tot onzichtbare effecten waarbij de cellen aangetast zijn maar de plant niet afsterft. De plant verbruikt in dat geval zeer veel energie om reparaties uit te voeren, wat resulteert in ver- 4 Effecten van ozonverontreiniging op de vegetatie, L. Temmerman, Studiedagen Ozon in de atmosfeer, Ozon 29

30 minderde groei en opbrengst. Chronische beschadigingen zijn dan ook nadeliger dan acute en wegen economisch meer door. Ozoninwerking brengt de planten tevens onder stress wat leidt tot een verhoogde productie van het plantenhormoon etheen. Deze verhoogde etheenproductie kan zware gevolgen hebben op fysiologisch vlak: gewassen kunnen te vroeg afsterven of afrijpen of een onnatuurlijk vroegtijdige bladval vertonen. Kortetermijndrempelwaarden voor ozon bieden weinig bescherming aan de vegetatie. Zelfs acute schade wordt nauwelijks voorkomen. Alhoewel de inwerking van ozon op planten zeer complex is en gerelateerd is aan onder meer klimatologie, bodemvochtigheid, ontwikkelingsstadium van de plant, voedingstoestand, standplaats en cultuurvariëteit werd toch een wetgeving uitgewerkt. Ozon kan ook mede de verwering van materialen, voornamelijk kunststoffen, veroorzaken. Tenslotte levert troposferisch ozon een bijdrage aan het broeikaseffect Het meetnet Eind 21 zijn er 19 meetstations op de grond in werking en 1 station op 197m hoogte in Sint-Pieters-Leeuw, 42N41. In 21 zijn er geen wijzigingen gebeurd in het meetnet Regelgeving In de Europese Richtlijn 28/5/EG zijn streefwaarden en langetermijndoelstellingen voor ozon opgenomen. Tabel 4.1.: Streefwaarden ter bescherming van de gezondheid en de vegetatie (MLTD: Middellangetermijndoelstellingen vanaf 21) Bescherming Basistijd Streefwaarde tegen 21 (1) Gezondheid Hoogste 8-uurgemiddelde van een dag 12 µg/m³, mag gemiddeld over 3 jaar niet meer dan 25 dagen per kalenderjaar overschreden worden Vegetatie (2) AOT4 ppb 18. (µg/m³).uren gemiddeld over 5 jaar Tabel 4.2.: Langetermijndoelstellingen (LTD) ter bescherming van de gezondheid en de vegetatie Bescherming Basistijd Langetermijndoelstelling Gezondheid Hoogste 8-uurgemiddelde van een dag 12 µg/m³ Vegetatie AOT4 ppb 6. (µg/m³).uren Tabel 4.3.: Informatiedrempel en alarmdrempel voor ozon Basistijd Drempel Informatiedrempel uurgemiddelde 18 µg/m³ Alarmdrempel uurgemiddelde (3) 24 µg/m³ (1) 21 is het eerste jaar waarvan de gegevens gebruikt worden bij het beoordelen van het naleven van de streefwaarde tijdens de volgende drie of vijf jaar. (2) AOT4 ppb : Accumulated exposure over a Threshold of 4 ppb, dit is de som van de overschotten van de ozonconcentratie boven 8 µg/m³ berekend op basis van uurwaarden tussen 8u en 2u (CET) van mei tot juli. (3) Indien er gedurende 3 opeenvolgende uren overschrijdingen van de alarmdrempel gemeten of gemodelleerd worden, dienen er kortetermijnacties worden ondernomen, maar alleen wanneer die maatregelen de ozonconcentraties substantieel zouden verminderen Ozon

31 Tabel 4.1. geeft een overzicht van de streefwaarden ter bescherming van de volksgezondheid en vegetatie. Tabel 4.2. geeft een overzicht van de langetermijndoelstellingen. Tabel 4.3. tenslotte geeft de informatiedrempel en de alarmdrempel weer voor ozon. De aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) is strenger: 1 µg/m³ voor het hoogste 8-uurgemiddelde van een dag. Deze concentratie zou voldoende bescherming bieden voor de volksgezondheid, alhoewel er ook nog negatieve effecten kunnen voorkomen onder deze richtwaarde Evaluatie van O3 in Zomer 21 De temperatuur en de hoeveelheid UV-licht zijn de indicatoren die de ozonvorming op basis van bestaande verontreiniging, de precursoren, karakteriseren. Een eerste indicatie voor de ozonverontreiniging kan dus gevonden worden in het aantal uren en het aantal graden waarmee de temperatuur boven een drempelwaarde uitstijgt, bijvoorbeeld AOT25 C: aantal uren x graden boven 25 C. Om de zomer 5 WHO Air Quality Guidelines for particulate matter, ozone, nitrogen dioxide and sulfur dioxide -Global update 25- Summary of risk assessment (26) van 21 te situeren in een langetermijnkader toont figuur 4.1. het aantal uurgraden -AOT25 C- gemeten door het KMI in Ukkel sinds 197. De zomer van 21 telt 496 uurgraden. Dit ligt ruim boven het gemiddelde van de laatste 4 jaar dat 332 uurgraden bedraagt. Ozonrijke jaren zoals 199, 1994, 1995, 23 en 26 tekenen zich duidelijk af. Het recordjaar blijft Jaren met een klein aantal uurgraden, <2, zoals 27 en 28, zijn sinds 199 eerder zeldzaam geworden, terwijl dat in de periode frequent voorkwam. Figuur 4.2. toont het verloop van de hoogste 8-uurgemiddelde concentratie van ozon in 21 die dagelijks in Vlaanderen werd gemeten. In vergelijking met het langjarig gemiddelde over de periode zijn er hoge ozonwaarden in het begin en de tweede helft van juni en in het begin van de maand juli. Van 7 tot 14 juli werd Vlaanderen getroffen door een hittegolf, wat zeer hoge ozonconcentraties tot gevolg had. Na 21 juli veranderde het weer en de rest van de zomer werd gekenmerkt door een lage zonneschijnduur en een uitzonderlijke hoeveelheid neerslag. Dit zorgde ervoor dat de hoogste 8-uurgemiddelde ozonconcentraties bijna heel de maand augustus onder het 2-jarig gemiddelde lagen. De hoge temperaturen en het zonnige Figuur 4.1.: Aantal uurgraden boven 25 C (AOT25 C) in Ukkel tijdens de zomermaanden (juni t.e.m. augustus) (bron: KMI) 12 1 AOT25 ( C. uren) Ozon 31

32 Figuur 4.2.: Vergelijking van de hoogste 8-uurgemiddelde ozonconcentraties die dagelijks werden gemeten in Vlaanderen in 21 met het langetermijngemiddelde over de periode en de EU-streefwaarde gemiddelde max 8-uur concentratie (µg/m 3 ) 15 1 EU-streefwaarde 5 Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec weer in juni en juli werden gecompenseerd door het sombere weer in augustus, waardoor de zomer van 21 in zijn geheel een gemiddelde ozonzomer was Toetsing aan regelgeving Tabel 4.4. geeft een overzicht van de overschrijdingen van de Europese drempel- en streefwaarden in de meetstations in Vlaanderen in 21: de overschrijdingen van de EU-informatiedrempel; de overschrijdingen van de EU-alarmdrempel; de overschrijdingen van de EU-streefwaarden voor de bescherming van de volksgezondheid; de waarden ter bescherming van de vegetatie. De Europese Richtlijn 28/5/EG legt criteria op betreffende het aantal beschikbare data nodig voor het bepalen van overschrijdingen en het berekenen van statistische parameters. Waarden die niet volledig aan deze criteria voldoen, zijn, voor wat betreft het aantal overschrijdingen en maximumwaarden, toch in tabel 4.4. opgenomen. Zo tonen we aan op welke meetstations er overschrijdingen plaatsvonden, ook al gebeurden daar onvoldoende metingen. Indien we over meer metingen zouden beschikken, kan het aantal overschrijdingen nog toenemen. Voor de berekening van de meerjarige gemiddeldes zijn de criteria van de Europese Richtlijn wel in rekening gebracht en zijn enkel die jaren meegenomen met voldoende data. De EU-informatiedrempel van 18 µg/m 3 wordt in 21 in alle meetstations overschreden met uitzondering van Houtem, 44N29. In Aarschot, 42N35, wordt de informatiedrempel 22 keer overschreden. De EU-alarmdrempel van 24 µg/m³ wordt op 3 meetplaatsen in Vlaanderen overschreden. De maximale uurwaarde wordt op 1 juli gemeten in Schoten, 42R811, en bedraagt 244 µg/m 3. De EU-streefwaarde voor de bescherming van de volksgezondheid, namelijk het 3-jaargemiddelde aantal dagen waarop het hoogste 8-uurgemiddelde 12 µg/m³ overschrijdt dat vanaf 21 niet groter mag zijn dan 25 (ook aangeduid met NET6 ppb ), wordt overal in Vlaanderen gehaald Ozon

33 Tabel 4.4.: Overschrijdingen van de EU-normen op de ozonmeetplaatsen in 21 jaar 21 EU-informatiedrempel EU-alarmdrempel EU-streefwaarde gezondheid EU-streefwaarde gewassen meetplaats station code # uren > 18 # dagen met 1u > 18 # uren > 24 # dagen met 1u > 24 max 1u # dagen met 8u > 12 max 8u # dagen (3j gem) AOT4 veg met 8u > 12 a in 21 AOT4 veg (5j gem) b Dessel 42N Bree 42N Aarschot 42N St.-Pieters-Leeuw 42N Hasselt 42N Gellik 42N Walshoutem 42N Antwerpen- Borgerhout 42R Schoten 42R Berendrecht 42R Mechelen 42R Roeselare 44M Moerkerke 44N Houtem 44N Idegem 44N Zwevegem 44N Gent - Baudelo 44R Destelbergen 44R St.-Kruiswinkel 44R a: b: Blauw cursief : Onvoldoende data beschikbaar volgens de kwaliteitsvereisten van de EU-Richtlijn 28/5/EG. Hierdoor is het aan tal overschrijdingen mogelijk een onderschatting van de werkelijkheid. Het 3-jaargemiddelde is het gemiddelde van die jaren waarvoor er voldoende data beschikbaar zijn Wanneer geen enkel jaar voldoende data heeft, wordt het 3-jaargemiddelde niet berekend (cfr 28/5/EG, annex VII) Het 5-jaargemiddelde is het gemiddelde van die jaren waarvoor er voldoende data beschikbaar zijn (cfr 28/5/EG, annex VII) Wanneer minder dan 3 jaren voldoende data hebben, wordt het 5-jaargemiddelde niet berekend # uren > 18 # dagen met 1u > 18 max 1u # uren > 24 # dagen met 1u > 24 # dagen met 8u > 12 max 8u # dagen (3j gem) met 8u > 12 AOT4 AOT4 veg veg (5j gem) aantal uren met een concentratie > 18 µg/m³ aantal dagen waarop de hoogste uurconcentratie > 18 µg/m³ de hoogste uurconcentratie (in µg/m³) aantal uren met een concentratie > 24 µg/m³ dagen waarop de hoogste uurconcentratie > 24 µg/m³ aantal dagen waarop de hoogste 8-uurgemiddelde concentratie groter is dan 12 µg/m³ de hoogste 8-uursgemiddelde concentratie (in µg/m³) aantal dagen waarop de hoogste 8-uurgemiddelde concentratie groter is dan 12 µg/m³ (gemiddeld over 28, 29 en 21) AOT4 ppb tussen 8u en 2u van mei tot en met juli (in (µg/m³) uren) AOT4 tussen 8u en 2u van mei tot en met juli, gemiddeld over 26 tot 21 (in (µg/m³) uren) ppb 4. Ozon 33

34 Dit komt omdat de voorbije jaren milde ozonjaren waren. De hoogste NET6 ppb -waarde is 21 dagen en wordt gemeten in Bree. Ook de hoogste 8-uurgemiddelde concentratie in 21 wordt gemeten in Bree, 42N27, namelijk 26 µg/m 3. Echter, de langetermijndoelstelling -geen enkele overschrijding meer van het 8-uurgemiddelde boven 12 µg/m³ in een jaar- wordt op alle meetstations overschreden. De ozonwaarden op de meetplaatsen zijn het evenwichtsresultaat van de ozonvorming en ozonafbraak, eigen aan de specifieke lokale omstandigheden rond het meetstation. Voor ozon is de afbraak vrij exhaustief gelinkt aan de lokaal aanwezige NO-concentratie, bijvoorbeeld in de binnensteden en in de buurt van wegen, die het ozon kan afbreken door titratie. De EU-streefwaarde voor de bescherming van de vegetatie (AOT4 veg ) van 18. (µg/m³).uren als 5-jaargemiddelde, wordt in Vlaanderen enkel in het meetstation van Dessel, 42N16, overschreden, met name (µg/m³).uren gemiddeld over de jaren Dit komt voornamelijk omdat 26 een ozonrijk jaar was en de waarden van dat jaar sterk doorwegen in het 5-jarig gemiddelde. De langetermijndoelstelling van 6. (µg/m 3 ).uren per jaar wordt in 21 slechts in 2 van de 19 stations gehaald Ozonconcentraties in Vlaanderen De volledige uitgebreide statistische verwerking van de meetresultaten in 21 is opgenomen in bijlage 4. De tabellen 2a en 2b uit die bijlage geven een overzicht van de cumulatieve frequentiedistributie van de ozonconcentraties respectievelijk op basis van uurwaarden en dagwaarden. Tabel 3 toont het maximale 8-uurgemiddelde per dag. Tabel 4 geeft een overzicht van de maximale uurconcentraties op ozondagen in Vlaanderen. De 19 ozonmeetplaatsen van het telemetrisch meetnet in Vlaanderen zijn een ruimtelijke steekproef van de globale ozonverontreiniging in heel Vlaanderen. Om de O 3 -verontreiniging in heel Vlaanderen te kunnen beoordelen moeten de meetwaarden uitgebreid worden naar plaatsen waar geen metingen uitgevoerd worden. Dit gebeurt door een ruimtelijke interpolatietechniek. Een rudimentaire klassieke ruimtelijke interpolatietechniek kent aan een bepaalde plaats die verontreiniging toe die in de stations in de buurt wordt gemeten. In functie van de afstand van de meetstations tot het interpolatiepunt wordt een gewogen gemiddelde waarde berekend voor dit punt, met bijvoorbeeld de IDW-techniek: Inverse Distance Weighted interpolatietechniek. Om deze lokale sturing van de ozonvorming en -afbraak in rekening te brengen tijdens de ruimtelijke interpolatie is een nieuw schema ontworpen: het RIO-model (Ruimtelijke Interpolatie voor Ozon). De belangrijkste eigenschap van dit RIO-model is dat het in elke roostercel van het interpolatiedomein rekening houdt met het plaatsspecifieke evenwicht tussen ozonopbouw en -afbraak. Deze plaatsspecifieke evenwichtstoestand wordt in een dichtbebouwde en dichtbewoonde regio als Vlaanderen voornamelijk bepaald door de afbraak van ozon via titratie door NO. Bovendien worden de concentraties op onbekende plaatsen niet langer afgeleid uit die van de naburige stations maar uit de correlatiematrix tussen de stations die op basis van historische meetreeksen werd afgeleid (Kriging interpolatie). Het eindresultaat van de methode is dat er voor elke roostercel (5x5 km) in Vlaanderen voor elk uur een ozonwaarde voorradig is omdat ontbrekende data in de meetreeksen ingevuld worden door de interpolatiemethode op basis van de wel aanwezige stations. Dit is van groot belang bij de bepaling van geaccumuleerde grootheden zoals bijvoorbeeld het aantal overschrijdingen gedurende een periode of de totale som van de ozonoverlast in een periode. Indien deze grootheden op de meetreeksen in de meetstations worden uitgerekend, zoals in tabel 4.4., moet er altijd een correctie uitgevoerd worden wegens ontbrekende data, hoe klein hun percentage ook mag zijn. Een meer gedetailleerde beschrijving van de RIO-interpolatiemethode kan men hier 6 terugvinden. 6 Hooyberghs J., Mensink C., Dumont G. and Fierens F., Spatial interpolation of ambient ozone concentrations from sparse monitoring points in Belgium, Journal of Environmental Monitoring 8, , 26 Janssen S., Dumont G., Fierens F. en Mensink C, Spatial interpolation of air pollution measurements using CORINE land cover data, Atmospheric Environment 42, , Ozon

35 Beoordeling van de gevolgen voor de gezondheid van de mens Voor het opvolgen van de bescherming van de gezondheid van de bevolking stellen we 2 indicatoren voor. Zij houden verband met de langetermijndoelstelling uit de EU-richtlijn 28/5/EG, namelijk 12 µg/m³ (= 6 p pb) als hoogste 8-uurgemiddelde concentratie van een dag. Het betreft: AOT6 ppb -max8u (Accumulated exposure Over a Threshold of 6 p pb): som van de overschotten boven 12 µg/m³ van alle hoogste 8-uurgemiddelden van elke dag gedurende een jaar. Dit is een overlastindicator die zowel rekening houdt met de duur als met de grootte van de piekconcentraties. In de voorbereiding van de eerste ozonrichtlijn (22/3/EG) en in de Richtlijn Nationale Emissieplafonds, werd 5.8 (µg/m³).uren vooropgesteld als doelstelling voor 21. Deze indicator werd niet weerhouden in de huidige Europese Luchtkwaliteitsrichtlijn, maar is toch een interessante indicator om de overlast voor de bevolking te kwantificeren. NET6 ppb -max8u (Number of Exceedances of a Threshold of 6 p pb): aantal dagen per jaar waarbij het maximale 8-uurgemiddelde van een dag hoger is dan 12 µg/m³. Dit is een overschrijdingsindicator. De EUstreefwaarde voor deze indicator bedraagt 25 dagen gemiddeld over 3 jaar. De langetermijndoelstelling is geen enkele overschrijding meer. Overlastindicator (AOT6 ppb -max8u) Toestand in 21 De AOT6 ppb -max8u sommeert de dagelijkse overschotten van de hoogste 8-uurgemiddelde boven de 12 µg/m³. Deze indicator houdt rekening met de duur en de grootte van de overschrijding en geeft bijgevolg de jaarlijkse ozonoverlast voor de gezondheid weer. Figuur 4.3. toont de geografische spreiding in Vlaanderen van de AOT6-indicator. Opgedeeld per provincie geeft dit de waarden samengevat in tabel 4.5. In 21 bedraagt de overlast voor de gezondheid gemiddeld over Vlaanderen (µg/m³).uren. Er is duidelijk een west-oost gradiënt zichtbaar. Limburg heeft de grootste ozonoverlast, gemiddeld 3.62 (µg/m³).uren. West- Vlaanderen ondervond veel minder ozonoverlast, gemiddeld (µg/m³).uren. De doelstelling voor 21 voor de AOT6 ppb van 5.8 (µg/m³).uren, is overal in Vlaanderen gerespecteerd. Figuur 4.3.: Ruimtelijke verdeling van de indicator AOT6 ppb -max8u voor de bescherming van de volksgezondheid (Vlaanderen, 21) 4. Ozon 35

36 Tabel 4.5.: Indicator AOT6 ppb -max8u per provincie in 21. Bevolking en oppervlakte blootgesteld aan waarden boven de streefwaarde ter bescherming van de gezondheid uit de EU Thematische Strategie Jaar 21 AOT6 ppb in 21 (µg/m³).uren bevolking > 5.8 (µg/m³).uren oppervlakte > 5.8 (µg/m³).uren Provincie min gem max % bevolking % opp Antwerpen % % West-Vlaanderen % % Oost-Vlaanderen % % Limburg % % Vlaams-Brabant % % Vlaanderen % % Overschrijdingsindicator NET6 ppb -max8u Toestand in 21 In de richtlijn 28/5/EG is de langetermijndoelstelling (LTD) voor de overschrijdingsindicator gelijk aan, dit wil zeggen dat de hoogste 8-uurgemiddelde ozonconcentratie in de omgevingslucht op geen enkele dag nog boven de 12 µg/m³ mag uitstijgen. Als middellangetermijndoelstelling (MLTD) wordt vanaf 21, gemiddeld over 3 jaar, nog 25 dagen per jaar toegestaan die de LTD mogen overschrijden. Figuur 4.4. geeft de NET6 ppb -max8u indicator weer voor Vlaanderen in 21, berekend met de ruimtelijke interpolatietechniek RIO. Opgedeeld per provincie geeft dit de resultaten weergegeven in tabel 4.6. Tabel 4.6. toont aan dat de ozonverontreiniging in 21 beperkt is. Niemand in Vlaanderen werd op meer dan 25 dagen blootgesteld aan 8-uurgemiddelde concentraties hoger dan 12 µg/m³. Limburg kende het hoogste aantal dagen met blootstelling, namelijk 23 dagen. De langetermijndoelstelling voor de blootstelling aan ozon werd evenwel nergens in Vlaanderen bereikt. Figuur 4.5. demonstreert de beperkte ozonoverlast in 21. Figuur 4.4.: Ruimtelijke verdeling van de indicator NET6 ppb -max8u in 21: het aantal dagen met een hoogste 8-uurgemiddelde concentratie groter dan 12 µg/m³ Ozon

37 Tabel 4.6.: NET6 ppb -max8u per provincie in 21. Bevolking en oppervlakte blootgesteld in 21 aan waarden boven de drempel van de EU-streefwaarde voor de bescherming van de gezondheid Jaar 21 NET 6 ppb in 21 aantal dagen met max 8u > 12 µg/m³ bevolking > 25 dagen oppervlakte > 25 dagen Provincie min gem max % bevolking % opp Antwerpen % % West-Vlaanderen % % Oost-Vlaanderen % % Limburg % % Vlaams-Brabant % % Vlaanderen % % In 21 is geen enkele inwoner in Vlaanderen meer dan 25 dagen blootgesteld aan 8-uurgemiddelde concentraties groter dan 12 µg/m³. Voor 73% van de bevolking was dit minder dan 15 dagen. De situatie in 21 is vergelijkbaar met 28 en is gemiddeld, voor wat betreft de schadelijke gezondheidseffecten in de laatste 21 jaar. NET6 ppb -max8u over de periode van 3 jaar (28, 29 en 21). Opgedeeld per provincie geeft dit de cijfers in tabel 4.7. Middellangetermijnbeoordeling: naleving van de EU-streefwaarde De EU-streefwaarde voor NET6 ppb -max8u is strikt genomen alleen van toepassing op een 3-jaargemiddelde, zie tabel 4.1. Om die reden toont figuur 4.6. de gemiddelde Figuur 4.5.: Percentage van de bevolking blootgesteld aan NET6 ppb (aantal dagen waarop de hoogste 8-uurgemiddelde concentratie van die dag > 12 µg/m³) 1% 8% % van de bevolking 6% 4% 2% % x 1 1< x 25 MLTD 25< x 35 x >35 dagen NET6ppb 4. Ozon 37

38 Figuur 4.6.: Ruimtelijke verdeling van de indicator NET6 ppb -max8u (aantal dagen per jaar met een hoogste 8-uurgemiddelde concentratie groter dan 12 µg/m³) uitgemiddeld over 28, 29 en 21 (EU-streefwaarde: niet meer dan 25 dagen) Uit tabel 4.7. blijkt dat in 21 de middellange termijn EUstreefwaarde (21) voor de bescherming van de gezondheid nergens in Vlaanderen is overschreden. Geografisch uitgemiddeld over heel Vlaanderen zijn er in de periode gemiddeld 11 dagen per jaar waarop de langetermijn EU-streefwaarde wordt overschreden. De evolutie van het maximum aantal dagen waarop de hoogste 8-uurgemiddelde waarde 12 µg/m³ overschreed in Vlaanderen is weergegeven in figuur 4.7. Dit is bepaald door per jaar een interpolatie te maken van het aantal overschrijdingsdagen per 5x5 km gridcel over gans Vlaanderen. De hoogste geïnterpoleerde waarde in Vlaanderen wordt dan weerhouden. In eerdere rapporten werd een overschrijdingsdag beschouwd als een dag waarop in minstens één meetstation in Vlaanderen een overschrijding gemeten werd. In de huidige benadering bekijken we het aantal overschrijdingsdagen per 5x5km gridcel in Vlaanderen. In 21 blijft het hoogste aantal overschrijdingsdagen onder de streefwaarde van 25 dagen. Ook de voorbije 2 jaar was dit het geval, wat maakt dat ook het maximale 3-jaargemiddelde van 17 dagen ruim onder de Europese streefwaarde blijft. Een ozonrijke zomer zoals die van 23 of 26 in één van de komende jaren kan dit gemiddelde echter Tabel 4.7.: 3-jaargemiddelde NET6 ppb -max8u over 28-21, per provincie. Bevolking en oppervlakte met overschrijding van de EU-streefwaarde voor de bescherming van de gezondheid EU-STREEFWAARDE NET 6 ppb 3-jaargemiddelde aantal dagen met max 8u > 12µg/m³ bevolking > 25 dagen oppervlakte > 25 dagen Provincie min gem max % bevolking % opp Antwerpen % % West-Vlaanderen % % Oost-Vlaanderen % % Limburg % % Vlaams-Brabant % % Vlaanderen % % Ozon

39 Figuur 4.7.: Evolutie van het aantal dagen in Vlaanderen waarop het hoogste 8-uurgemiddelde groter was dan 12 µg/m³ Aantal dagen glijdend 3-jaargemiddelde NET6 aantal dagen met max8u>12 µg/m 3 EU Streefwaarde (21) LTD gemakkelijk weer boven de drempel van 25 dagen brengen. Om de middellange- en langetermijndoelstelling te bereiken zijn er verdere globale, duurzame reductiemaatregelen nodig. Vlaanderen bevindt zich samen met de aangrenzende regio s in de buurlanden in een dichtbevolkte en economisch drukke hotspot zone waar de ozonproblematiek en de benodigde maatregelen vergelijkbaar zijn Beoordeling van de gevolgen voor de vegetatie Voor de bescherming van de vegetatie is volgende indicator gedefinieerd: AOT4 ppb -vegetatie: gecumuleerd overschot boven 8 µg/m³ van alle uurwaarden tussen 8 en 2u MET (Midden Europese Tijd = Universele tijd (UT)+1) in de maanden mei, juni en juli (groeiseizoen). Deze overlastindicator is er voor de bescherming van gewassen en seminatuurlijke vegetatie. Figuur 4.8.: Ruimtelijke spreiding van de indicator AOT4 ppb -vegetatie voor de bescherming van gewassen en semi-natuurlijke vegetatie (Vlaanderen, 21) 4. Ozon 39

40 Tabel 4.8.: Indicator AOT4 ppb -vegetatie voor de bescherming van de gewassen en semi-natuurlijke vegetatie per provincie in 21 Jaar 21 AOT4 ppb -vegetatie in 21 (µg/m³).uren oppervlakte > 18. (µg/m³).uren Provincie min gem max km ² % opp Antwerpen % West-Vlaanderen % Oost-Vlaanderen % Limburg % Vlaams-Brabant % Vlaanderen % Toestand in 21 Tabel 4.8. geeft de overlast voor de vegetatie in 21 opgedeeld per provincie. In 21 bedraagt de overlast voor de gewassen op Vlaamse akkergronden en gronden met semi-natuurlijke vegetatie (AOT4 ppb -vegetatie) gemiddeld (µg/m³).uren met de hoogste waarden in Limburg. Daar werd op een beperkte oppervlakte van 17 km² de EUstreefwaarde van 18. (µg/m³).uren overschreden. Net als voor de gezondheidsoverlast scoort West-Vlaanderen ook voor de vegetatieoverlast het best, zie figuur 4.8. en tabel 4.8. Op gebied van schadelijke effecten voor de gewassen en de semi-natuurlijke vegetatie is 21 een gemiddeld jaar. De langetermijndoelstelling van 6. (µg/m³).uren werd in 21 wel nog bijna overal overschreden, namelijk op 91% van de Vlaamse akkergronden. Middellange termijn beoordeling: naleving van EU-streefwaarde Voor de controle op de naleving van de middellange termijn EU-streefwaarde (21) moeten we het 5 jaargemiddelde, van 26 tot en met 21, bestuderen. Over die periode mag de AOT4 ppb -vegetatie niet boven 18. (µg/m³).uren uitstijgen. Figuur 4.9. toont de over Vlaanderen Figuur 4.9.: Ruimtelijke spreiding van de indicator AOT4 ppb -vegetatie gemiddeld over de jaren voor de bescherming van gewassen en semi-natuurlijke vegetatie 4 4. Ozon

41 Tabel 4.9.: 5-jaargemiddelde AOT4 ppb -vegetatie over 26-21, per provincie. Oppervlakte blootgesteld aan waarden boven de EU-streefwaarde voor bescherming van de gewassen EU-Streefwaarde AOT4 ppb -vegetatie 5-jaargemiddelde (µg/m³).uren oppervlakte > 18. (µg/m³).uren Provincie min gem max km ² % opp Antwerpen % West-Vlaanderen % Oost-Vlaanderen % Limburg % Vlaams-Brabant % Vlaanderen % uitgemiddelde waarden voor de 5-jaargemiddelde AOT4 ppb -vegetatie indicator. Tabel 4.9. geeft de waarden opgedeeld per provincie. Bekeken over de laatste 5 jaar bedraagt de gemiddelde AOT4 ppb -vegetatie in Vlaanderen (µg/m³).uren. Met een maximum van (µg/m³).uren blijft men overal in Vlaanderen onder de middellangetermijndoelstelling van 18. (µg/m³).uren Trend ozonconcentraties in Vlaanderen sinds 199 Om een inzicht te krijgen in hoe de ozonconcentraties de voorbije jaren evolueerden, moeten we een onderscheid maken tussen de achtergrondconcentratie en de ozonpieken. Figuren 4.1. en leveren een blik op de evolutie van respectievelijk de achtergrond- en piekconcentraties sinds 199. Figuur 4.1. toont de ruimtelijke maandgemid- Figuur 4.1.: Evolutie van de ozon achtergrondconcentratie in Vlaanderen µg/m Jan/9 Jan/91 Jan/92 Jan/93 Jan/94 Jan/95 Jan/96 Jan/97 Jan/98 Jan/99 Jan/ Jan/1 Jan/2 Jan/3 Jan/4 Jan/5 Jan/6 Jan/7 Jan/8 Jan/9 Jan/1 ruimtelijk maandgemiddelde glijdend 12-maandgemiddelde 4. Ozon 41

42 delden (RIO-interpolatie) en het glijdend jaargemiddelde in Vlaanderen als maat voor de ozonachtergrondconcentraties. De seizoensvariatie is duidelijk zichtbaar. Er valt een stijgende trend op te merken van 199 tot 2, met daarna een eerder constant verloop. Opvallend aan de trend van de achtergrondconcentraties in Vlaanderen is dat ze een gelijkaardig verloop vertonen met de metingen in het Ierse meetstation in Mace Head. Dit is een meetstation, ver van emissiebronnen, aan de Ierse westkust. De metingen in dat meetstation geven een idee van de noordelijke hemisferische achtergrondconcentraties van ozon 7. We merken hierbij wel op dat de achtergrondconcentratie -7 à 8 µg/m³- in Mace Head bijna dubbel zo hoog is als in Vlaanderen. Figuur toont de AOT6 ppb -max8u per jaar samen met de AOT25 C temperatuur in Ukkel (bron KMI). De AOT25 C temperatuur is het gecumuleerd overschot van de temperaturen hoger dan 25 C en karakteriseert de kwaliteit van de zomer. De AOT6 ppb -max8u is een maat voor de duur en de intensiteit van de piekconcentraties van ozon en hangt sterk samen met de AOT25 C. Om een trend in de piekconcentraties te evalueren, dient men de AOT6-waarden dan ook te vergelijken bij vergelijkbare meteorologische omstandigheden. Dergelijke analyse is te zien in figuur die de AOT6 per uurgraad toont. De AOT6/uurgraad vertoont een daling over de laatste 21 jaar. Dit wil zeggen dat bij vergelijkbare meteorologische omstandigheden de piekoverlast van ozon daalt. Doorgaans geeft men volgende verklaring voor de toename van de ozon achtergrondconcentraties en de daling van de ozonoverlast 8 (pieken): de algemeen stijgende uitstoot van methaan en andere ozonvoorlopers (NO x, VOC en CO) in het noordelijk halfrond door stijgende emissies (zie de exponentiële economische expansie in China). De ozonvormende verontreiniging neemt toe ondanks de afname van de uitstoot van de voornaamste ozonvoorlopers in West- Europa; de maatregelen genomen in de Europese Unie sinds het begin van de jaren 9 zorgen voor een daling van de ozonpieken. De maatregelen in het verkeer, waaronder de veralgemeende invoering van de katalysator, verminderen de uitstoot van VOC waardoor de ozonpieken in een VOC-gevoelige regio zoals Vlaanderen inderdaad dalen. Maar de bijhorende daling van de NO x -uitstoot verhoogt in eerste instantie de ozonachtergrond- 7 R.G. Derwent, P.G. Simmonds, A.J. Manning, T.G. Spain, Trends over a 2-year period from 1987 to 27 in surface ozone at the atmospheric research station, Mace Head, Ireland, Atmospheric Environment 41, , 27 8 MIRA (21) Milieurapport Vlaanderen, Achtergronddocument 21, Fotochemische luchtverontreiniging. Vanpoucke C., Fierens F., Dumont G., Vancraeynest L., Vlaamse Milieumaatschappij Figuur 4.11.: AOT6 ppb -max8u (samen met de AOT25 C), als maat voor de ozonpiekconcentraties van 199 tot 21 AOT6 ppb -max8u (µg/m ).uren AOT6 ppb-max8u doel 21 AOT25 C uurgraden uur.(graden>25 C) Rechterschaal toont voor elk jaar, als karakteristiek voor de kwaliteit van de zomer, het aantal uurgraden met temperaturen hoger dan 25 C (juni-augustus, in Ukkel - KMI) Ozon

43 Figuur 4.12.: Evolutie van de AOT6 ppb -max8u per uurgraad over de periode AOT6 ppb -max8u /uurgraad (µg/m 3. C) niveaus. Het uitgestoten NO x zorgt immers niet enkel voor de vorming van ozon, maar tegelijk ook voor de afbraak ervan via titratie met NO. Alleen een nog verdergaande daling van de emissies van NO x en VOC, niet alleen in Europa, maar op het ganse noordelijk halfrond, zal ook zorgen voor een daling van de ozonachtergrond Conclusies 21 is een gemiddeld ozonjaar zowel voor de ozonoverlast voor de gewassen als op vlak van overlast voor de volksgezondheid, ondanks het aantal uurgraden dat zich ruim boven het gemiddelde van de afgelopen 2 jaar situeert. Het natte en sombere zomerweer in augustus compenseerde het warme en zonnige weer in de maanden juni en juli, waardoor de ozonverontreiniging in de zomer van 21 binnen de perken bleef. De volgende conclusies kunnen getrokken worden op basis van de geïnterpoleerde resultaten voor Vlaanderen. Het jaar 21 In 21 is niemand in Vlaanderen meer dan 25 dagen blootgesteld aan 8-uursgemiddelde concentraties hoger dan 12 µg/m 3 (NET6 ppb -max8u). Het maximum van 23 dagen wordt bereikt in Limburg. De overlast voor de gezondheid (AOT6 ppb -max8u) bedraagt in 21 gemiddeld over Vlaanderen (µg/m³).uren, wat ruim onder de doelstelling van 5.8 (µg/m³).uren ligt. De grootste ozonoverlast wordt vastgesteld in de provincie Limburg. De provincie West-Vlaanderen tekent zowel voor het aantal overschrijdingsdagen als voor de overlast voor de gezondheid de laagste waarden op. In 21 is ook de overlast voor de gewassen (AOT4 ppb -vegetatie) gemiddeld: ze bedraagt gemiddeld (µg/m³).uren op de Vlaamse akkergronden. De streefwaarde van 18. (µg/m³).uren wordt slechts op een zeer beperkte oppervlakte overschreden. De langetermijndoelstelling van 6. (µg/m³).uren wordt wel nog praktisch overal (91%) overschreden. Naleving van de EU-streefwaarden: middellange en langetermijndoelstellingen De strikte naleving van de Richtlijn 28/5/EG vereist dat voor wat betreft de streefwaarde voor de bescherming van de volksgezondheid nagegaan wordt of het 3-jaargemiddelde (28-21) voldoet aan de norm van maximaal 25 dagen voor NET 6 ppb -max8u. In Vlaanderen wordt deze streefwaarde in 21 overal gerespecteerd. De langetermijndoelstelling daarentegen, geen enkele dag met een 8-uurswaarde groter dan 12 µg/m³, wordt in 21 wel nog overal in Vlaanderen overschreden. 4. Ozon 43

44 De naleving van de streefwaarde voor de bescherming van de gewassen en semi-natuurlijke vegetatie vereist dat het 5-jaargemiddelde, 26-21, van de AOT4 ppb -vegetatie lager is dan 18. (µg/m³).uren. Deze streefwaarde wordt in Vlaanderen, gemiddeld over die 5 jaar, op alle Vlaamse akkergronden nageleefd Ozon

45 Hoofdstuk Fijn Emissies stof door de industrie 5.1. De polluent Zwevend stof (PM = Particulate Matter) is een mengsel van vloeibare of vaste deeltjes met uiteenlopende samenstellingen en afmetingen. Zowel de natuur als menselijke activiteiten kunnen een bron zijn van deze deeltjes. Naargelang hun oorsprong maakt men onderscheid tussen primaire en secundaire deeltjes. Primaire deeltjes ontstaan door rechtstreekse uitstoot in de atmosfeer door verschillende soorten bronnen of door mechanische verkleining van grover materiaal: bijvoorbeeld zware metalen bij metaalverwerking. Secundaire deeltjes ontstaan in de atmosfeer door chemische reacties uit gasvormige componenten zoals ammoniak, zwaveldioxide, stikstofoxiden of organische verbindingen. Stofdeeltjes deelt men vaak in volgens de grootte op basis van de aërodynamische diameter (a.d.). Dit is de diameter van een bolvormig deeltje dat in de omgevingslucht hetzelfde gedrag vertoont als het stofdeeltje. PM1 en PM2,5 is de verzameling van stofdeeltjes met respectievelijk een a.d. kleiner dan 1 en 2,5 µm. Roet is afkomstig van verbrandingsprocessen en vormt een specifieke fractie van PM1. Roetdeeltjes hebben typisch een grootte van ongeveer 3 nm (,3 µm). Zowel zwarte rook als zwarte koolstof zijn een maat voor de roetconcentratie in de omgevingslucht. Studies hebben verbanden aangetoond tussen de aanwezigheid van PM in de omgevingslucht en effecten op korte en lange termijn. Voor PM is er volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) geen veilige drempelwaarde waaronder geen nadelige effecten voorkomen. Bij korte episodes -24 uur- van luchtverontreiniging verergeren bestaande gezondheidsproblemen zoals luchtweginfecties en astma. Bij chronische blootstelling maakt de WGO melding van een vermindering van longfunctie, een toename van chronische luchtwegaandoeningen en een verminderde levensverwachting. Volgens MIRA-T 27 9 gaan er in Vlaanderen gemiddeld ongeveer 1 gezonde levensmaanden, zowel vervroegde sterfte als verlies aan levenskwaliteit door ziekte, verloren bij levenslange blootstelling aan de huidige PM1- en PM2,5-concentraties. Ouderen, kinderen en zieken zullen meer gezonde levensjaren verliezen. PM1 neemt ongeveer 6% van de verloren gezonde levensjaren ten gevolge van milieufactoren voor zijn rekening. Andere effecten van stofdeeltjes zijn verminderde zichtbaarheid, bevuiling -verzanding- van blootgestelde oppervlakken en materialen. Ze hebben een mogelijke invloed op het klimaat en dragen bij tot de zure depositie. Fijn stof kan binnen het broeikaseffect zowel voor afkoeling als voor opwarming zorgen. In 21 levert de sector verkeer (27%) de grootste bijdrage aan de primaire PM1-emissies. Twee derde van deze fractie bestaat uit uitlaatemissies, één derde uit niet-uitlaatemissies. Deze laatste fractie bestaat onder meer uit deeltjes afkomstig van slijtage van de remmen, banden en wegdek. Ook land- en tuinbouw (21%), industrie (18%) en resuspensie (opwaaiend stof door verkeer en bewerken van landbouwgronden - 17%) leveren een substantiële bijdrage. De bevolking (verwarming, bakken, roken) staat in voor 12% van de PM1-uitstoot. De laatste 2 jaar is de PM1-uitstoot gehalveerd. Deze halvering is grotendeels te danken aan inspanningen vanuit de industrie (afname van 68% op 2 jaar tijd) en reducties van de uitlaatemissies door verkeer (daling met 55% ten opzichte van 199). 9 MIRA Achtergronddocument 27, Verspreiding van zwevend stof 5. Fijn stof 45

46 Voor de primaire PM2,5-uitstoot levert het verkeer een nog grotere bijdrage, namelijk 35%. Hierbij bestaat driekwart van deze fractie uit uitlaatemissies, wat meer is dan in PM1-stof. De sectoren industrie (24%), land- en tuinbouw (17%) en bevolking (19%) leveren ook grote bijdragen aan de PM2,5-emissies. Resuspensie speelt geen rol in de PM2,5- emissies omdat resuspenderende (heropwaaiende) deeltjes een a.d. groter dan 2,5 µm hebben. De PM2,5-emissie daalt in de periode met 57%. Deze daling is grotendeels te danken aan inspanningen vanuit de industrie (momenteel nog een derde van de uitstoot in 1995) en reducties van de uitlaatemissies door verkeer (daling met 6%) PM Het meetnet PM2,5- zijn gebaseerd op een 24-uur monsterneming en gravimetrische analyse. Nochtans dienen de meetnetten continue automatische monitoren te gebruiken om real-time gegevens te kunnen aanbieden aan het publiek, zoals gevraagd in de Europese richtlijn 28/5/EG. Deze automatische monitoren werken volgens andere meetprincipes dan de referentiemethode. De overheden moeten aantonen dat deze automatische toestellen resultaten geven die vergelijkbaar zijn met de referentiemethode. Dit omvat het uitvoeren van vergelijkende metingen tussen de referentiemethode en de automatische monitoren waaruit kalibratiefactoren worden berekend. Automatische monitoren van het type ESM en TEOM leveren lagere resultaten op omdat de monitoren een hogere werkingstemperatuur hebben waardoor er meer vluchtig materiaal -zoals vluchtige organische componenten en ammoniakverbindingen- verdampt. Eind 21 meet de VMM op 33 locaties PM1: op 19 plaatsen met ESM-monitoren die werken volgens het principe van absorptie van ß-straling door het bemonsterde stof; op 6 plaatsen met TEOM-monitoren die werken op basis van de frequentieverandering van een oscillerende microbalans. Deze monitoren hebben een kortere responstijd en worden ingezet voor metingen nabij industriële installaties; op 8 plaatsen met TEOM-monitoren die uitgerust zijn met een FDMS-eenheid die de vluchtige fractie meet. Begin 21 zijn de gravimetrische PM1-metingen in het landelijke Retie (9RT1) stopgezet. Bij de meest recente vergelijkende metingen 1 bleek dat de huidige kalibratiefactoren voor de ESM- en de TEOM- FDMS-monitoren konden behouden blijven. De VMM stelde echter een probleem vast bij de PM1 TEOM-monitor, waarbij voorheen de kalibratiefactor 1,35 werd toegepast. Uit de vergelijkende oefeningen bleek dat dit type toestel niet voldeed aan alle equivalentiecriteria bij gebruik van één kalibratiefactor over het hele jaar. De VMM heeft daarom beslist om vanaf 29 voor deze toestellen een meer complexe, maar kwalitatief betere kalibratie toe te passen waarbij de omrekening van dag tot dag varieert. Deze nieuwe kalibratie is analoog aan de methodes die men toepast in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk en geeft meetwaarden die ruimschoots aan de equivalentiecriteria voldoen. Kalibratiefactoren De huidige Europese referentiemethoden voor het meten van PM in buitenlucht -EN12341 voor PM1 en EN1497 voor Tabel 5.1. toont de kalibratiefactoren die in 21 gebruikt zijn. 1 VMM (211), Comparative PM1 and PM2.5 Measurements in Flanders, 21 campaign Tabel 5.1.: Kalibratiefactoren die in 21 toegepast worden op de automatische PM-monitoren Type monitor Meettechniek PM1 PM2,5 ESM ß-absorptie x 1,25 x 1,27 TEOM-FDMS TEOM Oscillerende microbalans met correctie voor afdamping Oscillerende microbalans zonder correctie voor afdamping x 1, (=geen kalibratie nodig) x 1, (=geen kalibratie nodig) Variabele kalibratie per dag Fijn stof

47 Tabel 5.2.: Grenswaarden voor PM1 Onderwerp Middelingstijd Doelstelling Grenswaarde voor de bescherming van de menselijke gezondheid 1 dag 5 µg/m³; max. 35 overschrijdingen per jaar 1 jaar 4 µg/m³ In de bespreking die volgt zijn de automatische meetresultaten met deze kalibratiefactoren vermenigvuldigd. Al deze meetresultaten zijn aangeduid met PM ref Regelgeving De Richtlijn 28/5/EG definieert grenswaarden voor PM1. Deze dienen vanaf 1 januari 25 gerespecteerd te worden. De Richtlijn 28/5/EG stelt dat de lidstaat tot uiterlijk 11 juni 211 vrijgesteld is om de grenswaarde voor PM1 toe te passen in zones of agglomeraties met locatiespecifieke verspreidingseigenschappen, ongunstige klimaatomstandigheden of grensoverschrijdende bijdragen. De lidstaat moet wel een luchtkwaliteitsplan opstellen dat aantoont dat op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau alle passende maatregelen genomen zijn om de uiterste tijdstippen na te leven. België heeft uitstel aangevraagd, maar niet bekomen. De Europese Commissie was van oordeel dat er onvoldoende aangetoond was dat de grenswaarden voor PM1 in 211 wel gehaald zouden worden. De Europese Commissie erkende wel dat Vlaanderen reeds veel maatregelen genomen heeft en dat een deel van het stof vanuit het buitenland komt. Ze wees er echter op dat een aantal maatregelen nog niet ver genoeg gevorderd waren zoals de kilometerheffing en de Low Emission Zones. Daarom werd tegen België een inbreukprocedure gestart, die uit 2 fasen bestaat. De eerste fase bestaat uit 2 stappen, een ingebrekestelling en een zogenaamd met redenen omkleed advies. Het antwoord van Vlaanderen aan de Europese Commissie bevatte volgende elementen: er werd een overzicht van bijkomende maatregelen gegeven; er werd gewezen op de moeilijke omstandigheden zoals de hoge bevolkingsdichtheid en de hiermee samenhangende activiteit; er werd gewezen op de grote grensoverschrijdende invloed. Ook de 2 de fase van de inbreukprocedure werd opgestart. Dit houdt in dat België naar het Europees Hof van Justitie werd verwezen. Het dossier is nog niet voorgekomen bij het Europees Hof Evaluatie van PM1 in 21 De statistische verwerking van de PM ref -1-meetresultaten is opgenomen in bijlage 5, tabel Toetsing aan regelgeving Tabel 5.3. geeft een overzicht van de overschrijdingen van de PM ref -1-grenswaarden in Vlaanderen in 21. Zoals hierboven reeds vermeld, volgde uit de meest recente vergelijkende metingen een aangepaste factor voor de PM1 TEOM-monitor. Daarom werden de resultaten van 29 voor de zes TEOM-meetstations herberekend. De jaargemiddelden en het nieuw aantal overschrijdingen van de daggrenswaarde voor het jaar 29 zijn eveneens weergegeven in tabel 5.3. Uit tabel 5.3. volgt dat vijf van de 33 meetstations de daggrenswaarde overschrijden in 21: namelijk Evergem (44R731), Ruisbroek (42R832), Roeselare-haven (44M75), Oostrozebeke (4OB1) en Gent (44R71). Het meetstation Ruisbroek (42R832) ligt middenin een industriële omgeving en is dus eerder een brongericht meetstation dan wel een meetstation voor de bewaking van de menselijke blootstelling. In 211 zal de VMM dit meetstation verplaatsen naar een nabijgelegen woonzone in Boom om zo de menselijke blootstelling meer representatief te kunnen meten. 5. Fijn stof 47

48 Tabel 5.3.: Toetsing aan de grenswaarden voor PM ref -1 in 29 en 21 PM ref -1 Code Gemeente Jaargemiddelde [µg/m³] Aantal dagen met daggemiddelde > 5 µg/m³ (max. 35 keer toegelaten) [aantal] Jaargemiddelde [µg/m³] Aantal dagen met daggemiddelde > 5 µg/m³ (max. 35 keer toegelaten) [aantal] 42M82 Antwerpen-Luchtbal N16 Dessel N35 Aarschot N45 Hasselt N54 Walshoutem R2 Vilvoorde R81 Borgerhout R82 Borgerhout-straatkant (1) R811 Schoten R815 Zwijndrecht-Laarstraat R832 Ruisbroek R841 Mechelen-Technologielaan M75 Roeselare-haven N12 Moerkerke N29 Houtem N52 Zwevegem R71 Gent R71 Destelbergen R731 Evergem R74 St. Kruis-Winkel R75 Zelzate RT1 Retie (2) AB1 Antwerpen-Boudewijnsluis AB2 Berendrecht AL1 Antwerpen-Linkeroever GK6 Diepenbeek-Zinniastraat GK9 Genk-Sluis Langerlo HB23 Hoboken ML1 Mechelen-Zuid MN1 Menen OB1 Oostrozebeke RL1 Roeselare-Brugsesteenweg R833 Stabroek (3) SZ2 Steenokkerzeel (1): Meetstation opgestart op 19/5/29 (2): Meetstation opgestart op 15/1/29 (3): Meetstation opgestart op 22/8/29 -: minder dan 5% gegevens De meetstations waarvan de waarden voor 29 - na aanpassing van de kalibratiefactor - veranderd zijn ten opzichte van de tabel van vorig jaar, zijn groen gearceerd. De waarden van de meetstations met een overschrijding van de daggrenswaarde zijn in het rood+vet gedrukt Fijn stof

49 Bij vergelijking van Borgerhout (42R81; ongeveer 3 meter van de straatkant) met Borgerhout-straatkant (42R82; ongeveer 5 meter van de straatkant) moet men ermee rekening houden dat de PM1-monitor in 42R82 begin december 21 tijdelijk werd stopgezet. Om het effect van de afstand tot de straat te beschouwen, worden best de perioden met gemeenschappelijke metingen vergeleken, wat het volgende resultaat geeft voor 21: een gemiddelde van 28 µg/m³ in het meetstation 42R81 en 32 µg/m³ in het meetstation 42R82. Wanneer men analoog het aantal overschrijdingen van de daggrenswaarde berekent, geeft dit 11 overschrijdingen in het meetstation 42R81 en 22 overschrijdingen in het meetstation 42R82. Aan de straatkant wordt dus een hoger gemiddelde en meer overschrijdingen gemeten. Alle Vlaamse meetstations respecteren in 21 de jaargrenswaarde van 4 µg/m³. Perioden met hoge PM1-daggemiddelden vallen, over heel Vlaanderen, samen met ongunstige weersomstandigheden. Onder meer een lage windsnelheid, temperatuursinversie en geen neerslag kunnen ervoor zorgen dat de pollutie zich opstapelt. Sinds 27 geldt er een snelheidsbeperking van 9 km/u op ringwegen en een aantal secties van autosnelwegen, indien de gemiddelde voorspelde PM1-concentratie over Vlaanderen gedurende 2 opeenvolgende dagen hoger is dan 7 µg/m³. In 21 werd deze maatregel op 2 dagen ingevoerd, namelijk tijdens de smogepisode op 8 en 9 februari PM1-concentraties in Vlaanderen In 21 ligt het PM ref -1-jaargemiddelde tussen 24 en 33 µg/m³. Het jaargemiddelde is in 21 het hoogst in Gent (44R71) en Oostrozebeke (4OB1) en het laagst in Dessel (42N16) en Hasselt (42N45). Figuur 5.1. toont de jaargemiddelde PM ref -1-concentratie in 21 in Vlaanderen. De interpolatiekaart kwam tot stand door alle stations van België in rekening te brengen. Voor de aanmaak van de interpolatiekaart gebruikt men de RIO-corine interpolatietechniek die de VITO samen met de IRCEL ontwikkelde. Deze techniek maakt gebruik van satelliet landgebruikgegevens, de CORINE data set, om de PM1-verontreiniging in te schatten op plaatsen waar geen PM1-metingen gebeuren. De interpolatietechniek werd het afgelopen jaar geoptimaliseerd, zodat de interpolatiekaart een ander beeld geeft dan eerdere jaren. De berekeningsmethode kan een over- of een onderschatting geven op bepaalde plaatsen. Figuur 5.2. toont de relatieve onzekerheid voor de gemodelleerde jaargemiddelden. Figuur 5.1.: Gemodelleerde PM ref -1-jaargemiddelden in Fijn stof 49

50 Figuur 5.2.: Relatieve onzekerheid op gemodelleerde PM ref -1-jaargemiddelden in 21 Figuur 5.3. toont de kans op overschrijding van de daggrenswaarde (=daggemiddelde mag niet meer dan 35 dagen per jaar boven 5 μg/m³ zijn). De gebruikte legende is deze van het IPCC. Hierbij noemt men een kans lager dan 33% (groene gridcellen) onwaarschijnlijk, een kans hoger dan 66% (rode gridcellen) waarschijnlijk en een kans tussen 33 en 66% (oranje gridcellen) even waarschijnlijk als onwaarschijnlijk. Het is dus bijvoorbeeld niet zeker dat de EU-norm in de rode gridcellen overschreden wordt, wel dat de kans hierop groot is. De omgeving van Gent en de Gentse kanaalzone, en de omgeving van de Antwerpse agglomeratie en de Antwerpse haven, vertoont het hoogste geïnterpoleerde jaargemiddelde en de grootste kans op overschrijding van de daggrenswaarde Trend PM1-concentraties in Vlaanderen Figuur 5.4. geeft de evolutie weer van de PM ref -1-jaargemiddelden van 1996 tot 21. Hierbij zijn enkel de meet- Figuur 5.3.: Kans op overschrijding van de daggrenswaarde (5 µg/m 3 niet meer dan 35 dagen te overschrijden) in Fijn stof

Luchtkwaliteit in Vlaanderen. Vleva-Joaquin symposium Brussel 3 juni 2013

Luchtkwaliteit in Vlaanderen. Vleva-Joaquin symposium Brussel 3 juni 2013 Luchtkwaliteit in Vlaanderen Vleva-Joaquin symposium Brussel 3 juni 2013 Overzicht Welke stoffen meet de VMM? Wetgevend kader Toetsing aan regelgeving Evolutie luchtkwaliteit Inzoomen op afzonderlijke

Nadere informatie

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Overzicht presentatie Waarom luchtmetingen in Vlaanderen? Evolutie van de laatste decennia Toetsen van de luchtkwaliteit aan de heersende

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Koen Toté - VMM Overzicht presentatie Luchtkwaliteit 2017 getoetst aan de normen Impact van deze luchtkwaliteit op onze gezondheid Bespreking van fijn stof en stikstofdioxide

Nadere informatie

Hoe gaat het met de luchtkwaliteit in Vlaanderen?

Hoe gaat het met de luchtkwaliteit in Vlaanderen? Hoe gaat het met de luchtkwaliteit in Vlaanderen? Amsterdam, 30 mei 2013 Christine Matheeussen Overzicht 1. Welke stoffen meet de VMM? 2. Toetsing aan Europese regelgeving 3. Inzoomen op NO 2 PM 4. Besluit

Nadere informatie

DOCUMENTBESCHRIJVING. Titel NO 2 -meetcampagne met passieve samplers in steden in 2010

DOCUMENTBESCHRIJVING. Titel NO 2 -meetcampagne met passieve samplers in steden in 2010 NO 2 -meetcampagne met passieve samplers in steden in 2010 DOCUMENTBESCHRIJVING Titel NO 2 -meetcampagne met passieve samplers in steden in 2010 Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie, VMM

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in (West-)Vlaanderen

Luchtkwaliteit in (West-)Vlaanderen Luchtkwaliteit in (West-)Vlaanderen Harelbeke - Jabbeke Overzicht 1. Waarom luchtmetingen? 2. Welke stoffen meet de VMM? 3. Toetsing aan regelgeving 4. Evolutie polluenten 5. Polluenten in detail (fijn

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Vlaanderen

Luchtkwaliteit in Vlaanderen Luchtkwaliteit in Vlaanderen Luchtkwaliteit in Laakdal en Geel in 2013 DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Luchtkwaliteit in Laakdal en Geel in 2013 Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie, VMM Dienst

Nadere informatie

Smog in zomer van 5

Smog in zomer van 5 Smog in zomer In dit bulletin wordt een overzicht gegeven van de smogsituatie in de periode april tot en met september. Voor ozon zijn er in deze periode 6 smogdagen geweest. De dagen vielen voornamelijk

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Overzicht presentatie Luchtkwaliteit getoetst aan de normen Impact van deze luchtkwaliteit op onze gezondheid Bespreking van stikstofdioxide en fijn stof De nieuwste

Nadere informatie

Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit

Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit IP/97/853 Brussel, 8 oktober 1997 Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit De Europese Commissie heeft vandaag een voorstel goedgekeurd voor een richtlijn met nieuwe

Nadere informatie

Samenvatting datarapporten Luchtkwaliteit (IJmond, Haarlemmermeer, Havengebied Amsterdam).

Samenvatting datarapporten Luchtkwaliteit (IJmond, Haarlemmermeer, Havengebied Amsterdam). kenmerk: 653847/687260 Memo Aan Kopie aan Datum Van Telefoon E-mail Onderwerp: College van GS 4 juni 2015 Samenvatting datarapporten Luchtkwaliteit (IJmond, Haarlemmermeer, Havengebied Amsterdam). In deze

Nadere informatie

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016 Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam Jaarrapportage 2016 Colofon Raad van Accreditatie De DCMR Milieudienst Rijnmond is door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerd voor de NEN-EN-ISO/IEC 17025:2005

Nadere informatie

Aantal dagen met goede luchtkwaliteit.

Aantal dagen met goede luchtkwaliteit. Aantal dagen met goede luchtkwaliteit Indicatorgegevens Naam Definitie Meeteenheid Situering Beleidsdomein Bekommernis Aantal dagen met goede luchtkwaliteit. Percentage dagen met goede luchtkwaliteit.

Nadere informatie

- 1 - april mei juni juli augustus september maand

- 1 - april mei juni juli augustus september maand - 1 - ER Smog in zomer In dit bulletin wordt een overzicht gegeven van de smogsituatie in de periode april tot en met september voor de stoffen O 3, PM, SO 2, en NO 2. In de zomerperiode van zijn er 7

Nadere informatie

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving. Stuurgroep Genk-Zuid 21 januari 2016

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving. Stuurgroep Genk-Zuid 21 januari 2016 Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving. Stuurgroep Genk-Zuid 21 januari 2016 1 MEETPLAATSEN De VMM meet de luchtkwaliteit in Genk-Zuid op verschillende meetplaatsen. Tabel 1 geeft

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Vlaanderen

Luchtkwaliteit in Vlaanderen Luchtkwaliteit in Vlaanderen Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven jaarrapport 2012 DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven jaarrapport 2012 Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017 Luchtkwaliteit in Menen 9 februari 2017 Meetnet in Menen Meetpost dioxines/pcb Meetpost fijn stof 2 Overzicht Deel I: dioxines en PCB s 1. Wat zijn dioxines en PCB s? 2. Wetgeving 3. Meetstrategie VMM

Nadere informatie

Resultaten meetcampagne luchtkwaliteit in Gent bekend

Resultaten meetcampagne luchtkwaliteit in Gent bekend Resultaten meetcampagne luchtkwaliteit in Gent bekend Na een oproep van de Stad Gent stelden vijftig Gentenaars hun gevel ter beschikking om de invloed van het verkeer op de Gentse luchtkwaliteit te onderzoeken.

Nadere informatie

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012 MEMO Aan/To: Van/From: Datum/Date: RAI Vereniging Chris van Dijk 18 september Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012 Ieder jaar publiceert het RIVM een jaaroverzicht van de meetresultaten

Nadere informatie

1. Algemeen klimatologisch overzicht, juli

1. Algemeen klimatologisch overzicht, juli Klimatologisch maandoverzicht juli 219 1. Algemeen klimatologisch overzicht, juli 219..... 1 2. Klimatologisch overzicht voor Ukkel, juli 219.... 4 Overzicht van de maandwaarden sinds 1981......... 4 Recordwaarden

Nadere informatie

De BIM gegevens : "Lucht - Basisgegevens voor het Plan" November 2004 INZAKE VERSCHAFFING VAN GEGEVENS

De BIM gegevens : Lucht - Basisgegevens voor het Plan November 2004 INZAKE VERSCHAFFING VAN GEGEVENS 5. DE INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN EN DE GEVOLGEN ERVAN INZAKE VERSCHAFFING VAN GEGEVENS DE POLLUENTEN OPGEVOLGD IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 1.Meting van de luchtkwaliteit.1.1.inleiding De internationale

Nadere informatie

Samenvatting resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving

Samenvatting resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving Samenvatting: resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving Stuurgroep Genk-Zuid 27 juni 213 Meetplaatsen De VMM meet de luchtkwaliteit in Genk-Zuid op verschillende meetplaatsen. Tabel 1 geeft informatie

Nadere informatie

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer NO, NO2 en NOx in de buitenlucht Michiel Roemer Inhoudsopgave Wat zijn NO, NO2 en NOx? Waar komt het vandaan? Welke bronnen dragen bij? Wat zijn de concentraties in de buitenlucht? Maatregelen Wat is NO2?

Nadere informatie

Meti ti l ngen uchtkwalit it e MINA raad 4 f ebruari februari 2011

Meti ti l ngen uchtkwalit it e MINA raad 4 f ebruari februari 2011 Metingen luchtkwaliteit lit MINA raad 4 februari 2011 Overzicht Waarom luchtmetingen? ti VMM meetnetten lucht Wetgevend kader Toetsing aan grens- en streefwaarden Evolutie verschillende parameters Focus

Nadere informatie

4.4 VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (V.O.S.)

4.4 VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (V.O.S.) 4.4 VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (V.O.S.) Het gehalte vluchtige organische stoffen in de omgevingslucht wordt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 6 verschillende plaatsen gemeten, n.l. te Molenbeek

Nadere informatie

1. Algemeen klimatologisch overzicht, mei

1. Algemeen klimatologisch overzicht, mei Klimatologisch maandoverzicht mei 219 1. Algemeen klimatologisch overzicht, mei 219..... 1 2. Klimatologisch overzicht voor Ukkel, mei 219.... 4 Overzicht van de maandwaarden sinds 1981......... 4 Recordwaarden

Nadere informatie

PM-problematiek, invloed van diffuus

PM-problematiek, invloed van diffuus PM-problematiek, invloed van diffuus Febem Infodag inerte materialen februari 2010 Mirka Van der Elst Mirka.vanderelst@lne.vlaanderen.be 02 553 11 23 Inhoud 1. Wat is beleidsmatig relevant stof? 2. Oorsprong

Nadere informatie

MIRA 2012 Verspreiding van POP s

MIRA 2012 Verspreiding van POP s MIRA 212 Verspreiding van POP s Emissie van dioxines naar lucht dioxine-emissie (g TEQ) 6 5 4 overige** energie huishoudens 3 2 1 2 21 22 23 24 25 26 27 28 29 21 211* * voorlopige cijfers ** overige: landbouw

Nadere informatie

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4 Rapport Luchtkwaliteit 2012 Doetinchem Oktober 2013 INHOUD 1. Inleiding... 4 2. Algemeen... 5 2.1 Wet luchtkwaliteit... 5 2.2 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit... 5 2.3 Bronnen van luchtverontreiniging...

Nadere informatie

1. Algemeen klimatologisch overzicht, juni

1. Algemeen klimatologisch overzicht, juni Klimatologisch maandoverzicht juni 219 1. Algemeen klimatologisch overzicht, juni 219..... 1 2. Klimatologisch overzicht voor Ukkel, juni 219.... 4 Overzicht van de maandwaarden sinds 1981......... 4 Recordwaarden

Nadere informatie

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen Vlaams beleid luchtverontreiniging en milieuvergunningsaanvragen Geert Pillu Adviesverlener LNE afdeling Milieuvergunningen Brugge Vlaams beleid luchtverontreiniging en milieuvergunningsaanvragen Kennis

Nadere informatie

De Commissie dient een voorstel in voor grenswaarden voor de luchtkwaliteit voor benzeen en koolmonoxide

De Commissie dient een voorstel in voor grenswaarden voor de luchtkwaliteit voor benzeen en koolmonoxide IP/98/1049 Brussel, 2 december 1998 De Commissie dient een voorstel in voor grenswaarden voor de luchtkwaliteit voor benzeen en koolmonoxide De Europese Commissie heeft een voorstel voor een richtlijn

Nadere informatie

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2017 en Stuurgroep Genk-Zuid 21 juni 2018

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2017 en Stuurgroep Genk-Zuid 21 juni 2018 Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2017 en 2018. Stuurgroep Genk-Zuid 21 juni 2018 1 MEETPLAATSEN De VMM meet de luchtkwaliteit in Genk-Zuid op verschillende meetplaatsen.

Nadere informatie

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2015 en Stuurgroep Genk-Zuid 19 januari 2017

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2015 en Stuurgroep Genk-Zuid 19 januari 2017 Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2015 en 2016. Stuurgroep Genk-Zuid 19 januari 2017 1 MEETPLAATSEN De VMM meet de luchtkwaliteit in Genk-Zuid op verschillende meetplaatsen.

Nadere informatie

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009 Gemeente Ridderkerk Rapportage Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Monitoring 3 1.2 Berekenen versus meten 3 1.3 NO 2 en PM 10 3 1.4 Tot slot 3 2 Berekende

Nadere informatie

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010 Gemeente Ridderkerk Rapportage Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Monitoring 3 1.2 Berekenen versus meten 3 1.3 NO 2 en PM 10 3 1.4 Tot slot 3 2 Berekende

Nadere informatie

Luchtkwaliteit meten en evalueren

Luchtkwaliteit meten en evalueren Luchtkwaliteit meten en evalueren 5 december 2014 Edward Roekens Overzicht 1. Wat meten we systematisch? 2. Trends 3. Toetsing regelgeving 4. Bronnen van luchtverontreiniging 5. Modellen, campagnes, low-cost

Nadere informatie

Oorspronkelijk werd bij de analyse de deeltjesconcentratie van 8 verschillende componenten bepaald :

Oorspronkelijk werd bij de analyse de deeltjesconcentratie van 8 verschillende componenten bepaald : 4.5 POLYAROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN (P.A.K.) In de loop van het jaar 1997 werd een procedure op punt gesteld voor de bepaling van het gehalte aan polyaromatische koolwaterstoffen in de lucht. Tussen eind

Nadere informatie

1. Algemeen klimatologisch overzicht, april

1. Algemeen klimatologisch overzicht, april Klimatologisch maandoverzicht april 219 1. Algemeen klimatologisch overzicht, april 219.... 1 2. Klimatologisch overzicht voor Ukkel, april 219... 3 Overzicht van de maandwaarden sinds 1981......... 3

Nadere informatie

1. Algemeen klimatologisch overzicht, maart

1. Algemeen klimatologisch overzicht, maart Klimatologisch maandoverzicht maart 219 1. Algemeen klimatologisch overzicht, maart 219... 1 2. Klimatologisch overzicht voor Ukkel, maart 219.. 4 Overzicht van de maandwaarden sinds 1981......... 4 Recordwaarden

Nadere informatie

1. Algemeen klimatologisch overzicht, februari

1. Algemeen klimatologisch overzicht, februari Klimatologisch maandoverzicht februari 219 1. Algemeen klimatologisch overzicht, februari 219.. 1 2. Klimatologisch overzicht voor Ukkel, februari 219. 3 Overzicht van de maandwaarden sinds 1981.........

Nadere informatie

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2016 en Stuurgroep Genk-Zuid 22 juni 2017

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2016 en Stuurgroep Genk-Zuid 22 juni 2017 Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2016 en 2017. Stuurgroep Genk-Zuid 22 juni 2017 1 MEETPLAATSEN De VMM meet de luchtkwaliteit in Genk-Zuid op verschillende meetplaatsen.

Nadere informatie

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma

Nadere informatie

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in Stuurgroep Genk-Zuid 14 februari 2019

Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in Stuurgroep Genk-Zuid 14 februari 2019 Samenvatting: Resultaten luchtkwaliteit in Genk-Zuid en omgeving in 2018. Stuurgroep Genk-Zuid 14 februari 2019 1 MEETPLAATSEN De VMM meet de luchtkwaliteit in Genk-Zuid op verschillende meetplaatsen.

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Menen. 24 mei 2016

Luchtkwaliteit in Menen. 24 mei 2016 Luchtkwaliteit in Menen 24 mei 2016 Overzicht Deel I: dioxines en PCB s 1. Wat zijn dioxines en PCB s? 2. Wetgeving 3. Meetstrategie VMM 4. Nieuwe meetresultaten 5. Trend 6. Resultaten nabij andere schrootbedrijven

Nadere informatie

De richtlijn 80/779/EG bepaalde als grenswaarde voor de dagwaarden:

De richtlijn 80/779/EG bepaalde als grenswaarde voor de dagwaarden: 4.9 ZWARTE ROOK (BSM) De meetposten voor Zwarte Rook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevinden zich in de Kroonlaan te Elsene (2FR002), te Ukkel (2FR012) en in het metrostation St.-Katelijne (2FB004).

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Laakdal en Geel

Luchtkwaliteit in Laakdal en Geel Vlaanderen is milieu Luchtkwaliteit in Laakdal en Geel 2017 VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ www.vmm.be DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Luchtkwaliteit in Laakdal en Geel in 2017 Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu

Nadere informatie

Tabel 1. Huidige concentratieschalen voor de berekening van de luchtkwaliteitsindex. NO 2. (uurgemiddelde)

Tabel 1. Huidige concentratieschalen voor de berekening van de luchtkwaliteitsindex. NO 2. (uurgemiddelde) IRCEL CELINE Berekening en implementatie van een nieuwe luchtkwaliteitsindex naar aanleiding van de nieuwe EU dochterrichtlijn betreffende grenswaarden voor SO 2, NO 2, PM10 en lood in de lucht en de toekomstige

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Steden Probleemschets, Aandachtspunten, Tendensen

Luchtkwaliteit in Steden Probleemschets, Aandachtspunten, Tendensen Luchtkwaliteit in Steden Probleemschets, Aandachtspunten, Tendensen Frans Fierens, Gerwin Dumont (*) (*)Medewerkers van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) gedetacheerd naar de Intergewestelijke Cel voor

Nadere informatie

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

///////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Resultaten dioxines en PCB s tot april 2018 /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Samenvatting van de belangrijkste wetenschappelijke inzichten

Samenvatting van de belangrijkste wetenschappelijke inzichten (/Zoeken) Samenvatting van de belangrijkste wetenschappelijke inzichten wetenschappelijk comité CurieuzeNeuzen Vlaanderen, Universiteit Antwerpen Vlaamse Milieumaatschappij VITO et citizen-scienceproject

Nadere informatie

Meetresultaten verzuring 1 HET MEETNET VERZURING

Meetresultaten verzuring 1 HET MEETNET VERZURING ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Meetresultaten verzuring //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

De NH 3 -uitstoot speelt, via de vorming van ammoniumzouten (secundair aërosol), ook een zeer belangrijke rol bij de problematiek van fijn stof.

De NH 3 -uitstoot speelt, via de vorming van ammoniumzouten (secundair aërosol), ook een zeer belangrijke rol bij de problematiek van fijn stof. 4.10 AMMONIA (NH 3 ) Gasvormig ammonia behoort niet tot de 13 prioritair te volgen stoffen, vermeld in annex I van de EG-richtlijn 96/62/EG. De NH 3 -uitstoot in de atmosfeer levert nochtans een niet te

Nadere informatie

1. Algemeen klimatologisch overzicht, zomer

1. Algemeen klimatologisch overzicht, zomer Klimatologisch seizoenoverzicht zomer 219 1. Algemeen klimatologisch overzicht, zomer 219... 1 2. Klimatologisch overzicht voor Ukkel, zomer 219.. 4 Overzicht van de seizoenswaarden sinds 1981.........

Nadere informatie

17 GEMIDDELD WEEKVERLOOP

17 GEMIDDELD WEEKVERLOOP 17 GEMIDDELD WEEKVERLOOP Geïnspireerd door het verschil in O 3 -concentratie tussen werkdagen en niet-werkdagen werd het concentratieverloop van de gemiddelde week berekend. Bij de berekening van het concentratieverloop

Nadere informatie

DOCUMENTBESCHRIJVING. Titel Luchtkwaliteit in Mechelen in de periode Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie, VMM Dienst Lucht

DOCUMENTBESCHRIJVING. Titel Luchtkwaliteit in Mechelen in de periode Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie, VMM Dienst Lucht Luchtkwaliteit in Mechelen in de periode 2001-2010 DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Luchtkwaliteit in Mechelen in de periode 2001-2010 Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie, VMM Dienst Lucht Inhoud

Nadere informatie

Aantal dagen waarop de daggemiddelde PM 10 -concentratie groter is dan 50 µg/m³

Aantal dagen waarop de daggemiddelde PM 10 -concentratie groter is dan 50 µg/m³ Aantal dagen waarop de daggemiddelde PM 1 -concentratie groter is dan 5 Indicatorgegevens Naam Aantal dagen waarop de daggemiddelde PM 1 -concentratie groter is dan 5 Definitie Het op een jaar waarop de

Nadere informatie

Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal

Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal Wat kunt u verwachten? Hoe is úw kennis van luchtverontreiniging? Inzicht in normen en techniek Wat is de invloed van sjoemelsoftware? Casestudy A13 Overschie

Nadere informatie

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

///////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Resultaten dioxines en PCB s tot april 2016 /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Tabel IV.49: DAGWAARDEN NH 3 PERCENTIEL P98. JAARPERIODE : JANUARI - DECEMBER [ Concentratie in µg/m 3 ]

Tabel IV.49: DAGWAARDEN NH 3 PERCENTIEL P98. JAARPERIODE : JANUARI - DECEMBER [ Concentratie in µg/m 3 ] 4.10 AMMONIA (NH 3 ) Gasvormig ammonia behoort niet tot de 13 prioritaire stoffen, vermeld in annex I van de EGrichtlijn 96/62/EG. De NH 3 -uitstoot in de atmosfeer levert nochtans een niet te verwaarlozen

Nadere informatie

Dalende NOx emissies - stagnerende NO2 concentraties in stedelijke omgeving : wat is er aan de hand?

Dalende NOx emissies - stagnerende NO2 concentraties in stedelijke omgeving : wat is er aan de hand? Dalende NOx emissies - stagnerende NO2 concentraties in stedelijke omgeving : wat is er aan de hand? Frans Fierens IRCEL-VMM, april 28 1. Inleiding De daling van de stikstofoxide (NOx) emissies de laatste

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven en de Antwerpse agglomeratie

Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven en de Antwerpse agglomeratie Vlaanderen is milieu Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven en de Antwerpse agglomeratie jaarrapport 2015 VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ www.vmm.be DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Luchtkwaliteit in de Antwerpse

Nadere informatie

10. TROPOSFERISCHE OZON (O3)

10. TROPOSFERISCHE OZON (O3) 1.Inleiding 10. TROPOSFERISCHE OZON (O3) Ozon is een secundaire polluent, wat betekent dat de stof niet rechtstreeks in de omgevingslucht wordt geproduceerd door de activiteiten van de mens. Ozon wordt

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven Meer weten?

Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven Meer weten? Meer weten? Mocht u nog vragen hebben, aarzel dan niet de VMM te contacteren. Meer informatie vindt u op onze website, www.vmm.be. Specifieke vragen kunt u stellen aan het Infoloket, info@vmm.be, tel 053

Nadere informatie

Humane biomonitoring GENK-ZUID Onderzoek naar de invloed van wonen nabij het industriegebied Genk-Zuid RESULTATEN

Humane biomonitoring GENK-ZUID Onderzoek naar de invloed van wonen nabij het industriegebied Genk-Zuid RESULTATEN Humane biomonitoring GENK-ZUID 2016 2018 Onderzoek naar de invloed van wonen nabij het industriegebied Genk-Zuid RESULTATEN 1 Wat is de humane biomonitoring Genk-Zuid 2016/2018? Waarom deden we dit onderzoek?

Nadere informatie

Chemkar PM 10 De samenstelling van fijn stof in Vlaanderen onder de loep

Chemkar PM 10 De samenstelling van fijn stof in Vlaanderen onder de loep Chemkar PM 10 De samenstelling van fijn stof in Vlaanderen onder de loep De Vlaamse Milieumaatschappij stelt de resultaten van het eerste grootschalige onderzoek naar de samenstelling van fijn stof in

Nadere informatie

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Derde kwartaalverslag 2014

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Derde kwartaalverslag 2014 Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam Derde kwartaalverslag 2014 Colofon Raad van Accreditatie De DCMR Milieudienst Rijnmond is door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerd voor de NEN-EN-ISO/IEC 17025

Nadere informatie

TRANSITION = Lokaal luchtkwaliteitsbeleid Stad Gent

TRANSITION = Lokaal luchtkwaliteitsbeleid Stad Gent TRANSITION = Lokaal luchtkwaliteitsbeleid Stad Gent Tine Heyse Schepen voor Milieu, Klimaat, Energie en Noord-Zuid Stad Gent 10 oktober 2016 Mobiliteitsplan Gent: Duurzame MODAL SHIFT Bijdrage (lokaal)

Nadere informatie

3. NORMEN: EG-Richtlijnen

3. NORMEN: EG-Richtlijnen 3. NORMEN: EG-Richtlijnen Historiek: In EG-verband werden in het verleden (1982-1992) luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor een aantal polluenten. Dit was o.m. het geval voor zwaveldioxide en zwevende

Nadere informatie

Omgeving en milieu. 1 Natuurlijke Kempen. Streekpact Cijferanalyse. Samenvatting

Omgeving en milieu. 1 Natuurlijke Kempen. Streekpact Cijferanalyse. Samenvatting Streekpact 2013-2018 Cijferanalyse Publicatiedatum: 10 oktober 2013 Contactpersoon: Kim Nevelsteen Omgeving en milieu Samenvatting Groene Kempen Heel wat biologisch waardevolle gebieden 4800 ha natuurreservaat

Nadere informatie

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit 73 Bijlage L Indicatieve bepaling effect alternatieven N 377 op luchtkwaliteit Inleiding De provincie Overijssel is voornemens de N 377 Lichtmis Slagharen (verder

Nadere informatie

MIRA 2011 VERSPREIDING VAN ZWARE METALEN. Emissie van zware metalen naar lucht.

MIRA 2011 VERSPREIDING VAN ZWARE METALEN. Emissie van zware metalen naar lucht. MIRA 211 VERPREIDING VAN ZWARE METALEN Emissie van zware metalen naar lucht P index emissie lucht (1995=1) 12 1 8 6 4 2 1995 2 21 22 23 24 25 26 27 28 29 21* doel 21 * voorlopige cijfers Doel (niet) gehaald

Nadere informatie

Meten en modelleren: vaststellingen en toekomstperspectief. Bo Van den Bril en David Roet

Meten en modelleren: vaststellingen en toekomstperspectief. Bo Van den Bril en David Roet Meten en modelleren: vaststellingen en toekomstperspectief Bo Van den Bril en David Roet Overschrijding kritische last 2/05/2016 2 Afname vermestende deposities 50 45 Vermestende depostie (kg N/(ha.jaar)

Nadere informatie

luchtkwaliteit in de antwerpse haven

luchtkwaliteit in de antwerpse haven Vlaanderen is milieu luchtkwaliteit in de antwerpse haven jaarrapport 2014 Vlaamse MilieuMaatschappij www.vmm.be DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Luchtkwaliteit in de Antwerpse haven jaarrapport 2014 Samenstellers

Nadere informatie

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Gent (nis 44021)

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Gent (nis 44021) Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Gent (nis 4421) 1. Luchttemperatuur en neerslag............ 2 2. Wind op 1 meter.................... 4 3. Zonnestraling en zonneschijnduur.......... 5 4.

Nadere informatie

Meetresultaten verzuring en vermesting

Meetresultaten verzuring en vermesting /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Meetresultaten verzuring en vermesting ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Frans Fierens Vlaamse Milieumaatschappij - IRCEL. GreenAir Workshop, 12 juni 2018

Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Frans Fierens Vlaamse Milieumaatschappij - IRCEL. GreenAir Workshop, 12 juni 2018 Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Frans Fierens Vlaamse Milieumaatschappij - IRCEL GreenAir Workshop, 12 juni 2018 Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Van alleen meten

Nadere informatie

Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling

Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling RIVM/DCMR, december 2013 Roet is een aanvullende maat om de gezondheidseffecten weer te geven van

Nadere informatie

Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen

Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen Bijlage III c plan-mer Om de luchtkwaliteit te evalueren, toetsen we de berekende immissieconcentratie van een

Nadere informatie

Meetcampagne in de woonwijk Noeveren in Boom van 20 juni 2013 tot 30 september 2014

Meetcampagne in de woonwijk Noeveren in Boom van 20 juni 2013 tot 30 september 2014 van 2 juni 213 tot 3 september 214 DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Meetcampagne in de woonwijk Noeveren in Boom van 2 juni 213 tot 3 september 214 Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie, VMM Dienst

Nadere informatie

Luchtverontreiniging door ozon tijdens de zomer van 2004 in België

Luchtverontreiniging door ozon tijdens de zomer van 2004 in België Luchtverontreiniging door ozon tijdens de zomer van 2004 in België Frans Fierens Gerwin Dumont IRCEL-CELINE Kunstlaan 10-11 1210 Brussel 3 september 2004 1 1. inleiding Ozon (O 3 ) in de omgevingslucht

Nadere informatie

41. INDEXEN VOOR DE LUCHTKWALITEIT IN BRUSSEL

41. INDEXEN VOOR DE LUCHTKWALITEIT IN BRUSSEL 41. INDEXEN VOOR DE LUCHTKWALITEIT IN BRUSSEL 1.Algemene luchtkwaliteitsindex Om de graad van luchtvervuiling op eenvoudige en voor het grote pubiek verstaanbare wijze voor te stellen, werd in 1996 een

Nadere informatie

Gezondheid & Voeding

Gezondheid & Voeding Luchtverontreiniging groot probleem gezondheid Elk jaar sterven wereldwijd zo n 6,5 miljoen mensen aan de gevolgen van luchtverontreiniging en in Nederland zorgt dit jaarlijks zeker voor 13.000 vroegtijdige

Nadere informatie

BESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

BESLUIT VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 6.7.2012 C(2012) 4525 final BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 6.7.2012 inzake de kennisgeving door het Koninkrijk België van een uitstel van de termijn voor het bereiken van de grenswaarden

Nadere informatie

1. Algemeen klimatologisch overzicht, winter

1. Algemeen klimatologisch overzicht, winter Klimatologisch seizoenoverzicht winter 219 1. Algemeen klimatologisch overzicht, winter 219... 1 2. Klimatologisch overzicht voor Ukkel, winter 219.. 3 Overzicht van de seizoenswaarden sinds 1981.........

Nadere informatie

1. Algemene meteorologische situatie

1. Algemene meteorologische situatie Koninklijk Meteorologisch Instituut Wetenschappelijke Dienst meteorologische en klimatologische Inlichtingen Ringlaan, 3 B-1180 Brussel Tél.: +32 (0)2 373 0520 Fax : +32 (0)2 373 0528 Vlaamse Overheid

Nadere informatie

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Antwerpen (nis 11002)

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Antwerpen (nis 11002) Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Antwerpen (nis 112) 1. Luchttemperatuur en neerslag............ 2 2. Wind op 1 meter.................... 4 3. Zonnestraling en zonneschijnduur.......... 5

Nadere informatie

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Ukkel (nis 21016)

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Ukkel (nis 21016) Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Ukkel (nis 2116) 1. Luchttemperatuur en neerslag............ 2 2. Wind op 1 meter.................... 4 3. Zonnestraling en zonneschijnduur.......... 5 4.

Nadere informatie

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Kortrijk (nis 34022)

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Kortrijk (nis 34022) Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Kortrijk (nis 3422) 1. Luchttemperatuur en neerslag............ 2 2. Wind op 1 meter.................... 4 3. Zonnestraling en zonneschijnduur.......... 5

Nadere informatie

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Leuven (nis 24062)

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Leuven (nis 24062) Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Leuven (nis 2462) 1. Luchttemperatuur en neerslag............ 2 2. Wind op 1 meter.................... 4 3. Zonnestraling en zonneschijnduur.......... 5 4.

Nadere informatie

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Oostende (nis 35013)

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Oostende (nis 35013) Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Oostende (nis 3513) 1. Luchttemperatuur en neerslag............ 2 2. Wind op 1 meter.................... 4 3. Zonnestraling en zonneschijnduur.......... 5

Nadere informatie

3. NORMEN: EG-Richtlijnen

3. NORMEN: EG-Richtlijnen 3. NORMEN: EG-Richtlijnen Historiek: In België was de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging de eerste wet die aanleiding gaf tot het systematisch meten van de

Nadere informatie

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Wachtebeke (nis 44073)

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Wachtebeke (nis 44073) Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Wachtebeke (nis 4473) 1. Luchttemperatuur en neerslag............ 2 2. Wind op 1 meter.................... 4 3. Zonnestraling en zonneschijnduur..........

Nadere informatie

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Sint-Truiden (nis 71053)

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Sint-Truiden (nis 71053) Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Sint-Truiden (nis 7153) 1. Luchttemperatuur en neerslag............ 2 2. Wind op 1 meter.................... 4 3. Zonnestraling en zonneschijnduur..........

Nadere informatie

Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht

Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht Luchtvervuiling in Nederland in kaart Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht Hoofdpunten uit de GCN/GDN-rapportage 2013 Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht Hoofdpunten uit de GCN/GDN-rapportage

Nadere informatie

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Brugge (nis 31005)

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Brugge (nis 31005) Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Brugge (nis 315) 1. Luchttemperatuur en neerslag............ 2 2. Wind op 1 meter.................... 4 3. Zonnestraling en zonneschijnduur.......... 5 4.

Nadere informatie

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Mechelen (nis 12025)

Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Mechelen (nis 12025) Klimaatstatistieken van de Belgische gemeenten Mechelen (nis 1225) 1. Luchttemperatuur en neerslag............ 2 2. Wind op 1 meter.................... 4 3. Zonnestraling en zonneschijnduur.......... 5

Nadere informatie

1. Algemeen klimatologisch overzicht, lente

1. Algemeen klimatologisch overzicht, lente Klimatologisch seizoenoverzicht lente 219 1. Algemeen klimatologisch overzicht, lente 219.... 1 2. Klimatologisch overzicht voor Ukkel, lente 219... 3 Overzicht van de seizoenswaarden sinds 1981.........

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten Joost Wesseling Inhoud: Doorsneden door de luchtkwaliteit Concentraties: de laatste decennia; EU normen; Nederland in de EU. Luchtkwaliteit en gezondheid.

Nadere informatie

Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet luchtkwaliteit stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide (NO 2 )

Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet luchtkwaliteit stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide (NO 2 ) Luchtkwaliteit 1.1. Toetsingskader Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen De Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide

Nadere informatie