Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Tijdelijke regels inzake het raadgevend correctief referendum (Tijdelijke referendumwet) Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld 25 mei 2000 De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer van haar voorlopige bevindingen als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging voldoende voorbereid. Inhoudsopgave blz. 1 Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van de Camp (CDA), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Hoekema (D66), Dankers (CDA), Cornielje (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Wagenaar (PvdA), Luchtenveld (VVD), De Boer (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Duijkers (PvdA) en Balemans (VVD). Plv. leden: Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Van Wijmen (CDA), Ravestein (D66), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Rabbae (GL), Cherribi (VVD), Gortzak (PvdA), Dittrich (D66), Wijn (CDA), Nicolaï (VVD), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Apostolou (PvdA), Vacature VVD, Kuijper (PvdA), Mosterd (CDA), Eurlings (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Belinfante (PvdA) en Essers (VVD). Inleiding en hoofdlijnen van het wetsvoorstel 1 Getalsmatige vereisten voor geldigheid van een referendumverzoek en van de uitslag van een referendum 11 Reikwijdte referendum en autonome decentrale referendumverordeningen 15 Gevolgen van het referendum voor bekendmaking en inwerkingtreding 24 Vaststelling van de refendabiliteit van wetten en besluiten 24 Voor het verloop van de referendumprocedure verantwoordelijke organen 24 De voorfasen van het referendum 25 Stemmingen en vaststelling van de uitslag 30 Voorlichting van de kiezers 31 Straf- en overgangsbepalingen 33 Financiële gevolgen 33 Overige 34 Artikelsgewijze opmerkingen 35 Inleiding en hoofdlijnen van het wetsvoorstel (1 & 2) De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling en waardering kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Dit voorstel tot een tijdelijke voorziening voor een raadgevend referendum vult het gat dat is ontstaan door het vooralsnog uitblijven van een definitieve voorziening voor een correctief wetgevingsreferendum. Deze leden betreuren het vooralsnog niet bestaan van een wettelijke regeling voor een correctief KST46259 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 2000 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 1

2 wetgevingsreferendum en hopen dat de regering vaart maakt met de behandeling van het opnieuw ingediende wetsvoorstel daartoe. De Tijdelijke referendumwet (Trw) is volgens het voorstel van toepassing tot 1 januari 2005 (tenzij per wet een andere datum wordt vastgesteld). Wat bedoelt de regering met «tenzij per wet een andere datum wordt vastgesteld», zoals in de memorie van toelichting op pagina 5 staat? Bedoelt zij «tenzij bij invoering van deze wet een andere datum wordt vastgesteld», of bedoelt zij «tenzij in de toekomst (i.c. kort voor 1 januari 2005) een andere datum wordt vastgesteld»? Is de regering van mening dat, bij gebrek aan een grondwettelijke mogelijkheid voor een decisief correctief referendum, een raadgevend correctief referendum het beste alternatief is? Wat zal door de regering worden voorgesteld, indien onverhoopt op 1 januari 2005 nog geen sprake is van een grondwetswijziging waarmee een decisief referendum mogelijk wordt? In het voorstel wordt niet gesproken over een tijdstip waarop kan worden bezien op welke punten de wettelijke referendumvoorziening verbeterd kan worden. Heeft de regering dit overwogen? Kan de minister deze leden uitleggen waarom dit niet in het wetsvoorstel is opgenomen? Wat is het oordeel van de minister over het vooraf bepalen van een moment waarop aan de hand van opgedane ervaringen zal worden bekeken op welke punten de wet verbetering behoeft en of de wet voldoet aan de verwachtingen ten aanzien van de participatie van de burger bij het openbaar bestuur? Is de minister met deze leden van mening dat in ieder geval vóór de invoering van een decisief referendum, waarvoor de Grondwet dient te worden gewijzigd, moet worden beoordeeld op welke punten de wet verbetering behoeft en of de wet voldoet aan de verwachtingen? Is de minister met deze leden van mening dat het waardevol zou zijn indien «best practices» op het gebied van centrale en decentrale referenda zouden worden verzameld door een daartoe in staat geachte instantie, en algemeen beschikbaar zouden worden gesteld? De leden van de VVD-fractie herhalen volledigheidshalve wat zij ook al eerder hebben verwoord bij de behandeling in de eerste en tweede lezing van het voorstel tot wijziging van de Grondwet strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum. Namelijk: dat zij op zichzelf weinig tot geen enthousiasme kunnen opbrengen voor het wettelijk introduceren van het instituut referendum in het Nederlandse staatsrecht. Sterker nog: zij achten de argumenten contra eigenlijk zelfs sterker dan de argumenten pro. Alleen vanwege de afspraken in de regeerakkoorden tussen PvdA, VVD en D66 van 1994 en 1998 waren en zijn zij bereid om de introductie van het referendum als zodanig te aanvaarden. Dat laat echter onverlet dat op onderdelen van de nu aan de orde zijnde voorstellen nog verschillende opmerkingen, aanmerkingen en wensen bij deze leden (zijn) blijven bestaan. Deze komen hierna aan de orde. De inbrengen van de VVD-leden bij de vorige lezingen van de Grondwetswijzigingen moeten worden geacht qua principiële benadering nog onverkort te gelden. Volledigheidshalve schetsen deze leden ook in dit verslag nog kort hun benadering. De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van een representatieve democratie. Dit systeem is beter in staat om complexe vraagstukken op basis van een meer integrale belangenbehartiging tegemoet te treden. Zij past ook beter in een moderne samenleving waarin sprake is van arbeidsverdeling op basis van beschikbare tijd en deskundigheid. Vooral de tijd die nodig is om zich een verantwoord beeld te vormen van de integrale betekenis van een politieke beslissing is een reden de vertegenwoordigende democratie te verkiezen boven de directe. Daarom kunnen zij geen enthousiasme opbrengen voor een referendum als ultiem kenmerk van een directe democratie. Bijkomend bezwaar is dat een directe democratie minder bescherming biedt aan de belangen van de minderheid en de individuele waardigheid van de mens. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 2

3 Met prof. mr. A. Koekkoek in NRC-Handelsblad van 8 april 2000 plaatsen de leden van de VVD-fractie kanttekeningen bij de grondwettigheid van de Tijdelijke referendumwet. De Grondwet regelt uitvoerig wie de wetten vaststelt, hoe wetten tot stand komen en wie daarvoor advies moet uitbrengen. Mag de «gewone» wetgever in formele zin in aanvulling daarop een algemene regeling (zoals de Trw) voor een wetgevingsprocedure geven zonder dat de Grondwet daartoe opdracht of bevoegdheid geeft? Wat vindt de regering van de opvatting van prof. Koekkoek (die daarbij ook verwijst naar de staatscommissie-biesheuvel en de Raad van State) dat het grondwettelijk wel mogelijk is dat de wetgever van geval tot geval bepaalt of over een wet een raadgevend referendum kan plaatsvinden, maar dat het niet mogelijk is dat (in plaats van de wetgever) burgers via een Trw kunnen beslissen of een referendum zal plaatsvinden (behoudens enkele wettelijke uitzonderingen)? De leden van de CDA-fractie hebben zonder instemming kennis genomen van het wetsvoorstel. Zoals al eerder in twee lezingen uitvoerig is betoogd, zijn de leden van de CDA-fractie geen voorstander van het invoeren van een referendum. Het wetsvoorstel om te komen tot de benodigde grondwetsherziening om een correctief referendum in te voeren is opnieuw ingediend. Daarvoor zijn opnieuw twee lezingen nodig. De Trw voert in feite een correctief referendum in, zij het dan dat het een raadgevend en geen beslissend referendum is. Maar daarin zit dan ook in feite het enige verschil. Wat is er eigenlijk op tegen om het bij een raadgevend referendum te laten, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Met veel belangstelling hebben de leden van de D66-fractie kennis genomen van het voorstel van wet houdende tijdelijke regels inzake het raadgevend correctief referendum. De tijdelijkheid van de wet is ook voor deze leden een gegeven. De bedoeling is immers om binnen het bestaande grondwettelijke systeem reeds enige vorm van referendum mogelijk te maken in afwachting van een definitieve regeling waarvoor wijziging van de grondwet noodzakelijk is. De leden van de D66-fractie stellen zich loyaal op ten aanzien van de na de kabinetscrisis over het referendum in mei 1999 gemaakte afspraken over de ten aanzien van het referendum te volgen weg. Te weten een ongewijzigde herindiening van het grondwetsherzieningvoorstel inzake het beslissend correctief referendum met gelijktijdige publicatie van een proeve die inzicht geeft in de uitvoeringswetgeving. Over de inhoud van dat voorstel tot grondwetsherziening is tijdens de vorige kabinetsperiode bij de behandeling in eerste lezing uitvoerig gedebatteerd en is over de op te nemen getalsmatige drempels een compromis gesloten waaraan de leden van de D66-fractie zich gebonden achten, ook al hadden zij zoals genoegzaam bekend een voorkeur voor minder hoge drempels. Belangrijk was voor deze leden dat tevens werd afgesproken dat het de burgers gemakkelijker zou worden gemaakt van hun rechten gebruik te maken zonder dat afbreuk zou worden gedaan aan vereisten van toezicht en betrouwbaarheid. Over de wijze waarop aan deze afspraken uitvoering wordt gegeven zijn bij de leden van de D66-fractie nog wel vragen gerezen. Echt gemakkelijk wordt het de burgers bepaald nog niet gemaakt. En de gemeenten en provincies die de referenda zullen moet organiseren evenmin. Naar het oordeel van de leden van de D66-fractie zou het nu reeds mogelijk en wenselijk moeten zijn dat het de burgers mogelijk wordt gemaakt ruimhartiger van hun recht gebruik te maken. De leden van de D66-fractie onderschrijven de mede op grond van het advies van de Raad van State gemaakte keuze voor het houden van een raadplegend referendum na de bekrachtiging maar voor de inwerkingtreding van de wet. Daarmee wordt ook naar hun oordeel voldaan aan alle grondwettelijke vereisten. Maar zij zien het toch goed dat bij de regeling van het beslissende correctieve referendum toch een eerder tijdstip zal Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 3

4 worden gekozen? Dan ligt toch een tijdstip voor de bekrachtiging meer voor de hand? Bij de behandeling van de Grondwetswijziging heeft de woordvoerder van de GroenLinksfractie de vrees uitgesproken dat het voorgestelde een niet levensvatbaar instrument zou kunnen opleveren. Daarbij kreeg het kabinet in de finale afweging in beide lezingen uiteindelijk het voordeel van de twijfel van de leden van de GroenLinksfractie omdat de wet het toch een verbetering zou inhouden ten opzichte van de bestaande situatie waarin helemaal geen referendum mogelijk is. Het kabinet beloofde in het lijmakkoord na de nacht van Wiegel het de burger gemakkelijker te maken om toegang te krijgen tot het referenduminstrument, maar daarvan is in de huidige voorstellen niets meer terug te vinden. De hoge toegangsdrempels, het voorstel voor een verplichte legitimatie bij steunverklaring ter secretarie van het gemeentehuis en de gekwalificeerde meerderheidsvereiste ontlenen hun legitimatie uitsluitend aan de voorgenomen Grondwetswijziging, waarvan het thans nog maar zeer de vraag is of die ooit gerealiseerd zal kunnen worden. Daarmee is de huidige Trw een voorstel in de ogen van de GroenLinksfractieleden verworden tot een raadgevend referendum, zonder dat de opgenomen toegangseisen en meerderheidsvereisten aan die figuur zijn aangepast. Met de voorstellen zoals ze nu in de Trw zijn opgenomen zal er in de praktijk waarschijnlijk geen referendum meer worden gehouden. De leden van de GroenLinksfractie vermoeden dat de mate van controle over het referendum zoals wordt voorgesteld zal leiden tot de situatie dat referenda wel formeel mogelijk worden, maar dat het instrument in de praktijk ongebruikt zal blijven liggen. Met de opeenstapeling van alle mogelijke obstakels toont deze regering zich bovendien een angsthaas in internationaal vergelijkend perspectief, zo is het voorlopige oordeel na lezing van het wetsvoorstel. Tenslotte worden al dan niet bestaande en afwijkende decentrale verordeningen uitgesloten, waardoor de lokale en provinciale autonomie om referenda te organiseren ernstig wordt ingeperkt. Tijdens het lijmen van het tweede paarse kabinet nu exact een jaar geleden is afgesproken dat het in tweede lezing in de Eerste Kamer gesneuvelde wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet strekkende tot opneming van bepalingen inzake het beslissende correctieve referendum opnieuw en ongewijzigd zou worden ingediend, onder gelijktijdige indiening van een proeve van een uitvoeringswet. Aanvullend spraken de coalitiepartners af een tijdelijke referendumwet in te dienen voor een raadgevend correctief referendum over dezelfde onderwerpen, met dezelfde uitzonderingen en onder dezelfde voorwaarden als de in te dienen grondwetswijziging inclusief de proeve van een uitvoeringswet, zij het met een horizonbepaling tot Tevens zou de Raad van State nog de vraag worden voorgelegd over de meest wenselijke fase van de wetgevingsprocedure waarin de mogelijkheid tot het raadgevende referendum zonder strijdigheid met de Grondwet kon worden geboden. Tenslotte werd in de Trw en de uitvoeringswet een zodanige regeling aangekondigd dat het burgers gemakkelijker zou worden gemaakt om van hun rechten (handtekening inleidend verzoek, verzoek in tweede fase, stemming) gebruik te maken zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid. De eerste vraag die de leden van de GroenLinksfractie op de lippen brandt, het voorgaande tot zich nemende, is hoe deze regering er toe komt een wetsvoorstel over het correctieve referendum ongewijzigd in te dienen, dat door het parlement in laatste instantie naar de prullenbak is verwezen? Het moge zo zijn dat de coalitiepartijen dit onderling hebben afgesproken, het is tevens het geval dat sedert de Provinciale Statenverkiezingen van 1999 de Eerste Kamer in een nieuwe samenstelling bijeen is, waarbij de coalitie nog slechts beschikt over de kleinst mogelijke meerderheid van 38 zetels. Welke garantie denkt de regering te hebben Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 4

5 dat het onderhavige wetsvoorstel ter wijziging van de Grondwet niet opnieuw zal sneuvelen in de Eerste Kamer? Volgens de leden van deze fractie is het uiterst onzeker of de Grondwetswijziging die de regering voorstaat het ooit zal halen, mede gezien de ongewisheid over de opstelling van de Eerste Kamerfracties. Onder verwijzing naar het gezegde tijdens de behandeling in de Kamer van de stukken met betrekking tot de kabinetscrisis op 8 juni 1999, is het in de ogen van de leden van deze fractie zaak het huidige voorstel voor een Trw op haar eigen merites te beoordelen. Dit temeer daar de bovenstaande koppeling aan de Grondwetswijziging en de daarmee samenhangende uitvoeringswet niet gerechtvaardigd kan worden uit grond van zekerheid over het doorgaan van die Grondwetswijziging. Daarmee komen de leden van de GroenLinksfractie op het materiële verschil tussen het in de Grondwetswijziging voorgestelde decisieve, en het in de Trw voorgestelde raadgevende karakter van het referendum. Reeds bij de herinstallatie van dit kabinet was het duidelijk waarom het ene wel en het andere niet aanvaardbaar was voor een deel van de VVD-fractie in de Eerste Kamer. Een beslissend referendum gaat een deel van de VVD een stap te ver, terwijl het raadgevend referendum er gerust mag komen omdat het ten principale minder om het lijf heeft: de volksvertegenwoordigers behouden immers zoals de huidige Grondwet het ook voorschrijft het laatste woord. Het verbaast de leden van de GroenLinksfractie dan ook te lezen dat de regering in eerste instantie in de memorie van toelichting bij deze wet verklaarde dat «van een dergelijke uitslag van een raadplegend referendum een werking uitgaat die vrijwel even bindend zal zijn als de formele binding bij een correctief referendum». De gebondenheid van de Kamer aan de uitslag van een raadgevend (evenmin als dat van een raadplegend) referendum bestaat naar het oordeel van deze leden simpelweg niet. De kamerleden beslissen immers zonder last of ruggespraak. Na het advies van de Raad van State waarin stond dat de regering geen suggesties moest proberen te wekken maar daarentegen juist de verschillen met een bindend referendum duidelijk aan moest geven, heeft de regering de bewuste passage dan ook aangepast. Na het advies van de Raad van State zal het materiële verschil ook de regering dus zeker helder zijn. Wel roept het bij deze leden de vraag op waarom er aan dit verschil in het wetsvoorstel verder geen enkele invulling is gegeven. Had het niet meer in lijn van het advies van de Raad van State gelegen het raadgevende referendum in de Trw dan ook echt raadgevend te laten zijn, zonder zoals nu nog steeds gebeurt toch nog het idee hoog te houden dat de uitspraak in zo n raadgevend referendum door regering en parlement wel eens als beslissend zou kunnen worden opgevat? Uit de materiële gevolgen voor die keuze zou vervolgens helder het verschil tussen beide in essentie verschillende instrumenten aangegeven dienen te worden, om wellicht uiteindelijk zelfs het in de toekomst naast elkaar bestaan van die beide instrumenten mogelijk te maken. Wordt door de keuze die de regering hier gemaakt heeft, zo vragen deze leden, niet ook de mogelijkheid ontnomen met het raadgevend referendum de ervaring op te doen die nodig is voor de beoordeling van het referenduminstrument als zodanig? De voordelen van het nadrukkelijker onderscheiden van beide instrumenten, de materiële gevolgen incluis, schijnen deze leden legio. Het volksinitiatief zou tot de mogelijkheden gaan behoren, zonder dat het parlement het laatste woord bij wetgeving verliest. Ook thans uitgesloten onderwerpen zouden in het licht van een raadgevende referendum kunnen worden opgenomen. Belangrijker is evenwel dat ook de toegangsdrempels en de gekwalificeerde meerderheidsvereiste kunnen worden aangepast aan het instrument. Juist de hoge drempels in het huidige voorstel maken immers dat de politici een uitspraak misschien maar moeilijk naast zich neerleggen. En dat heeft er vervolgens toe geleidt de drempels dan nog maar verder te verhogen zodat de kans op het naast Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 5

6 zich neer moeten leggen van de uitslag maar zo klein mogelijk wordt. Daartegenover staat dat hoe lager de drempels en de vereiste meerderheden zijn, hoe minder verplichtend een uitspraak ook wordt voor de volksvertegenwoordiger. De hoogte van de drempels zijn in die zin maatgevend voor de mate waarin het instrument op de volksvertegenwoordiging drukt bij het nemen van een besluit. De leden van de GroenLinksfractie pleiten niet voor het afschaffen van drempels en meerderheidsvereisten, maar wel voor het bezien van dit vraagstuk in verhouding tot het middel, namelijk een raadgevend referendum. De volksvertegenwoordiging behoudt alle vrijheid zich niet bij zo n uitslag aan te sluiten, maar heeft ook wat uit te leggen. Raadplegende referenda zijn dan weliswaar niet veel meer dan een gecodificeerde nationale opiniepeiling over een bepaald onderwerp, de uitspraken van meerderheden van kiezers zetten wel de gekozen volksvertegenwoordigers onder druk om hetzij mee te gaan met de mening van die meerderheden, hetzij het verzet daartegen aan de kiezers uit te leggen. En diezelfde kiezer kan daarover vervolgens bij de eerstvolgende verkiezingen weer zijn oordeel vellen. Zo n systematiek van het raadplegend referendum heeft naar het oordeel van de leden van de fractie van GroenLinks meer om het lijf dan het huidige voorstel, waarin zowel de kiezers die een referendum wensen en daarvoor onoverbrugbare drempels moeten zien te overwinnen, als voor de volksvertegenwoordigers die zich geconfronteerd zien met een niet door hen gewenste uitslag waaraan zij zich vervolgens niet willen of kunnen onttrekken, voor enorme problemen zal stellen. Deze leden zien graag een reactie van de minister tegemoet. Internationale vergelijking in de Europese Unie laat niet alleen zien dat Nederland achteraan loopt voor wat betreft invoering van het referendum, maar ook dat Nederland zich met deze wet van de zwaarste begrenzing en de hoogste drempels bedient. Nederland vormt als land waar tot nu toe geen nationaal referendum mogelijk is, tezamen met Portugal een absolute uitzondering. In de overige landen van de Unie zijn tussen 1969 en 1993 in totaal zo n 75 nationale referenda gehouden, dat wil zeggen gemiddeld elke 2,5 jaar wel een referendum in elke lidstaat. De systematiek van het referendum blijkt daarbij van doorslaggevende invloed op de uitslag: controle over vraagstelling, drempels, timing, informatievoorziening en gekwalificeerde meerderheidsvereisten werken daarbij in het voordeel van de regering. Een grote mate van controle over het instrumentarium, uitmondend in wat ook wel pre-hegemoniale bias wordt genoemd, beperkt in feite de controlerende werking die uitgaat van het referenduminstrument. Met het huidige voorstel van wet behoudt Nederland naar de mening van de leden van de GroenLinksfractie haar internationale uitzonderingspositie. Deze leden denken dit met name om de volgende redenen: De drempelwaarden voor indiening (1%) en ondersteuning (5% van de kiesgerechtigden) zijn in geen enkele EU-lidstaat zo hoog als in de voorstellen van de regering. In de Unie kennen alleen Denemarken, Italië en Zweden gekwalificeerde meerderheidsvereisten, maar dan wel in een decisief en niet in een raadgevend referendum. Alleen Oostenrijk kent adviserende referenda (het Volksbegehren), en enkele andere landen kennen het adviserend referendum uitsluitend bij het aangaan van internationale verdragen. De figuur van een gekwalificeerde meerderheidsvereiste met een grote controle over de inhoud van het referendum (uitsluitend door de kamer aanvaarde wetten; hoge drempels voor indiening en ondersteuning van de referendumaanvraag) komt nergens anders voor en is ook onlogisch: of het is makkelijk een initiatief te nemen, maar een meerderheidsvereiste voorkomt al te gemakkelijke verplichtingen, of het initiatief wordt met drempels begrensd maar de uitslag wordt bepaald bij gewone meerderheid. Met de opeenstapeling van alle mogelijke obstakels toont deze regering zich een angsthaas in internationaal vergelijkend perspectief, zo is het Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 6

7 voorlopige oordeel na lezing van het wetsvoorstel. De GroenLinksfractieleden vrezen dat de mate van controle over het referendum zoals wordt voorgesteld in deze wet zal leiden tot de situatie dat referenda wel formeel mogelijk worden, maar dat het instrument in de praktijk ongebruikt zal blijven liggen. Indien de opkomst bij niet-beslissende referenda gehouden op lokaal niveau en in het buitenland als uitgangspunt wordt genomen voor de verwachte opkomst bij referenda gehouden onder de Trw, schommelend tussen de 22 en 40%, dan is het referendum vrijwel alleen te winnen bij een zogenaamde «Russische uitslag», een situatie dus waarin 90% of meer van de kiezers zich tegen een bepaalde wet keert. Dit op zijn beurt zou weer betekenen dat uitsluitend in het geval het parlement een wet goedkeurt waarmee de legitimiteit van het regime zelf ter discussie komt te staan, de bevolking bij machte zou zijn middels dit instrument de regering te corrigeren. Aanvullend zijn de leden van de GroenLinksfractie bevreesd dat nationale referenda onder de werking van deze wet het effect van een plebisciet over het regeringsbeleid zullen krijgen. Doordat voor de systematiek van grote controle over de inhoud, de drempels voor aanvraag en ondersteuning is gekozen, alsmede een gekwalificeerde meerderheidseis is opgenomen, is het tevens zeer aannemelijk dat elke referendumaanvraag die de initieerfase heeft doorstaan door de regering zal gaan worden opgevat of uitgelegd als een motie van wantrouwen. Daarbij gaat de vraag dan dus niet meer over het beleidsinhoudelijke onderwerp, maar komt de zgn. performance van de regering centraal te staan, en dreigt een plebisciet over het regeringsbeleid. Het probleem dat de GroenLinksfractieleden hiermee hebben, is dat het instrument van het referendum zodoende wordt versmald tot een noodrem instrumentarium, waarna bovendien een voor het kabinet teleurstellende uitslag in feite een kabinetscrisis zou gaan betekenen. Dat is niet wat met een adviserend referendum wordt beoogd, en daarom hebben de leden van de GroenLinksfractie grote bedenkingen tegen het huidige voorstel. Aangezien de leden van de GroenLinksfractie er niet vanuit kunnen gaan dat de Grondwetswijziging het ooit zal halen, menen zij dat het zaak is de Trw op haar eigen merites te beoordelen. De leden van de GroenLinksfractie willen een wet die ook op lange termijn voldoet, bijvoorbeeld in geval de Grondwet op dit punt nooit zou worden aangepast. Wat deze leden daarbij als eerste opvalt is de naamgeving van de wet, die ook blijkt uit de opgenomen horizonbepaling. Kan de minister uitleggen waarom het hier een tijdelijke wet betreft, terwijl niet zeker kan worden gesteld dat het ooit zal komen tot een definitieve Grondwettelijke regeling? In ogenschouw dient te worden genomen, naar het oordeel van deze leden, dat een buitengrondwettelijke regeling door een volgende Kamer of regering weer zou kunnen worden afgeschaft, indien het voorgestelde in de praktijk niet goed zou blijken te functioneren of naar haar oordeel politiek onwenselijk zou blijken te functioneren. Meent de regering dat indien de Grondwetswijziging het niet zou halen per 1 januari 2005, de Trw terstond dient te komen vervallen, automatisch dient te worden verlengd, of wil men het aan de toekomstige regeringen overlaten daarover een evaluatie te organiseren om daarna opnieuw het debat over mogelijke wijzigingen aan te gaan? Mede gezien de onzekerheid over de haalbaarheid van de definitieve grondwettelijke regeling, zouden deze leden graag zien dat de regering een wetsvoorstel voorlegt zonder horizonbepaling. Nog afgezien van het antwoord op de vraag of de termijn van 2005 een juiste is indien een horizonbepaling toch noodzakelijk zou zijn, menen deze leden dat er een intern consistente en heldere referendumwet moet komen, die ook in de praktijk levensvatbaar is en het uit die reden verdient te blijven bestaan. Een niet levensvatbaar instrumentarium zou de Kamer er toe kunnen verleiden het referendum weer in haar geheel af te schaffen, terwijl dit met een goede regeling en een naar behoren functionerend instrument Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 7

8 niet al te lichtvaardig kan geschieden. Deze leden vragen de regering daarom met klem de levensvatbaarheid van de onderhavige voorstellen in de praktijk nader te bezien. In de memorie van toelichting verwijst de minister verscheidene malen naar de Grondwetswijziging per 1 januari 2005, terwijl volgens de leden van de GroenLinksfractie geenszins vaststaat dat die ooit zal kunnen worden geëffectueerd. Wil de minister al deze verwijzingen met een onterechte aanname schrappen, of vervangen door inhoudelijke argumenten? Hoogleraar A. Koekkoek van de KUB heeft zich in een brief aan de vaste commissie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties afgevraagd of de voorstellen van de regering wel de grondwettelijke grondslag hebben die nodig is, aangezien de huidige variant zou toelaten dat kiezers beslissen of er een referendum zal plaatsvinden, en niet de wetgever. Volgens die brief was de conclusie van de Commissie Biesheuvel dat een raadplegend referendum zonder Grondwetswijziging kon worden gehouden zolang de beslissing of een bepaalde vraag aan de kiezer wordt voorgelegd bij de wetgever blijft. Volgens het huidige voorstel, zo de heer Koekkoek, beslist evenwel niet de wetgever maar kiezers of een referendum plaatsvindt. De Grondwet zou dit niet toelaten. Wat is de reactie van de minister? In aanvulling vragen deze leden de minister of de variant waarvoor na advies van de Raad van State gekozen is, de zogenoemde intrekkingvariant inderdaad niet in strijd is met de hierboven gestelde grondwettelijke regels? De leden van de GroenLinksfractie hebben grote bezwaren tegen het voorstel om andere dan raadgevende referenda, zoals het raadplegende, het verplichte of het wetgevingsreferendum en het raadgevende initiatief op voorhand bij wet uit te sluiten. In de memorie van toelichting wordt terecht een onderscheidt aangebracht tussen een raadplegend en een raadgevend referendum. Ervaringen met beide vormen van referenda wijzen erop, dat raadplegende referenda vaak verplicht zijn en derhalve meestal niet veel interesse wekken. Toch lijkt het zaak om bijvoorbeeld bij het tekenen van internationale verplichtende verdragen of het aangaan van andere verplichtingen de bevolking om advies te vragen. De leden van de GroenLinksfractie vragen wat de status wordt van het raadplegende referendum, aangezien daarover in de memorie van toelichting en de wet zelf niets is opgenomen. Zij zijn voor een onderzoek naar de mogelijkheid om een parlementaire gekwalificeerde minderheid (bijvoorbeeld 40% van de volksvertegenwoordiging) te kunnen laten verzoeken om een volksraadpleging, terwijl de verplichte vorm bij internationale verdragen en andere verplichtingen overweging verdient. Wil de minister in zijn reactie de mogelijkheden van een raadplegend referendum bespreken en deze inpassen in deze wet c.q. het besluit om deze vorm niet in deze wet te regelen nader onderbouwen? Een speciale vorm van raadgevende referenda vormen de initiatieven. Volksinitiatieven worden met de Trw, zowel centraal als decentraal definitief onmogelijk gemaakt, zo begrijpen deze leden, omdat raadgevende referenda buiten de Trw-regeling worden uitgesloten. In het buitenland zijn echter prima ervaringen met volksinitiatieven aanwezig, waarbij de wetgever bijvoorbeeld wordt verplicht een bepaald onderwerp middels wetgeving te regelen of waarbij het initiatief zelf bestaat uit een wet; in het algemeen onderwerpen dus waar politiek Den Haag, de provinciale of de gemeentebesturen zich niet aan willen branden of gewoon te weinig oog voor hebben. De leden van de GroenLinksfractie zijn voorstander van de mogelijkheid om volksinitiatieven in een raadgevende vorm te gieten, en constateren dat deze wet dit uitsluit. Deze leden verzoeken de minister derhalve te komen met een wijziging van wet of een uitgebreide motivering om dit specifieke punt niet bij wet te regelen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 8

9 De leden van de fracties van GPV en RPF kunnen weinig waardering opbrengen voor het onderhavige wetsvoorstel. Zij staan open voor een discussie over de verschillende aspecten die aan het referendum als aanvulling of correctie op het vertegenwoordigend stelsel verbonden zijn. Het dient dan echter wel te gaan om een open discussie, waarbij zowel de principiële als de praktische aspecten kunnen worden afgewogen. Het belang van het onderwerp vraagt om zo n discussie. De voorgeschiedenis van dit wetsvoorstel maakt zo n discussie echter al bij voorbaat weinig zinvol. De afspraken die na de intrekking van de ontslagaanvraag van het kabinet tussen de coalitiepartners zijn gemaakt zijn kennelijk bepalend voor de inhoud van het wetsvoorstel. De genoemde leden vragen de regering of zij open staat voor argumenten om op onderdelen tot andere conclusies te komen dan die in de coalitieafspraken zijn vervat. Of anders geformuleerd: of er mogelijkheden zijn om op basis van inhoudelijke argumenten de gemaakte afspraken ter discussie te stellen. Deze leden menen dat zij deze vraag te meer mogen stellen nu de huidige eerst verantwoordelijke minister zich in het verleden meermalen zeer kritisch heeft uitgelaten over het referendum als instrument in een representatieve democratie. Zij nodigen de minister uit zich in algemene zin uit te spreken over zijn opvattingen ter zake, mede in relatie tot hetgeen hij daarover eerder publiceerde. Het onderhavige wetsvoorstel wordt door de regering geplaatst in het perspectief van het voorstel tot grondwetsherziening inzake het correctief referendum. De leden van de fracties van GPV en RPF menen echter, dat het wetsvoorstel in de eerste plaats op zijn eigen merites moet worden beoordeeld. Coalitieafspraken alsmede de inhoud van een hoofdlijnennotitie die eerder aan de Eerste Kamer is aangeboden kunnen niet in de plaats komen van een inhoudelijke onderbouwing. Deze leden begrijpen niet wat de inhoudelijke argumenten zijn om vooruitlopend op een mogelijke grondwetsherziening een Tijdelijke referendumwet tot stand te brengen. Als het gaat om ingrijpende wijzigingen in ons staatkundig bestel, die niet zonder grondwetsherziening doorgevoerd kunnen worden, is de koninklijke weg toch eerst de grondwetsherziening tot stand te brengen en vervolgens de uitvoerings- en invoeringswetgeving. Dit is in dit geval te meer van belang, omdat de tijdelijke wet een andersoortige plaats aan het referendum moet toekennen dan na de grondwetsherziening mogelijk zal zijn. Wat is de dringende reden om deze weg niet te bewandelen? Op deze manier wordt de indruk gewekt, dat de regering een staatkundige vernieuwing wil doorvoeren met het omzeilen van de grondwettelijke waarborgen, wellicht in de verwachting dat inmiddels zoveel gewenning zal zijn opgetreden dat de steun voor een grondwettelijke inkadering zal zijn toegenomen. Kan de regering deze indruk wegnemen? De leden van de fracties van GPV en RPF vragen op welke veronderstellingen de werkingsperiode tot 1 januari 2005 is gebaseerd. Volgens welk tijdschema zullen de grondwetsherziening en de uitvoeringswetgeving tot stand moeten komen om de genoemde datum te halen? En wat zal het gevolg zijn als op enig moment zou blijken dat het voorstel tot grondwetsherziening opnieuw de vereiste meerderheid niet zal halen? Als zodoende het perspectief van de grondwetsherziening niet meer bestaat, wordt de tijdelijke wet dan weer ingetrokken? De leden van de fracties van GPV en RPF menen dat in de praktijk het verschil tussen het voorgestelde raadgevend referendum en het correctief referendum dat via grondwetsherziening mogelijk zal worden gemaakt minimaal zal zijn. Immers, het is nauwelijks voor te stellen dat de wetgever voorbij zal gaan aan een expliciete uitspraak van de kiezers, zeker als die kiezers de hoge drempels welke worden voorgesteld genomen heeft. Dit vormt voor deze leden een reden te meer om niet zonder grondwetsherziening een referendum in te voeren. Ook een raad- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 9

10 gevend referendum zal in de praktijk neerkomen op een wezenlijke verandering in het wetgevingsproces dat gebaseerd is op grondwettelijke regels. Dit argument geldt naar de mening van deze leden te meer nu het gaat om een algemene referendumwet, die in handen van de kiezers legt te bepalen wanneer een referendum zal worden gehouden. Daarmee wordt de verantwoordelijkheid voor het wetgevingsproces in handen gelegd van niet tot de wetgevende macht behorende personen, zonder dat de Grondwet daarvoor een basis biedt. De leden van de SGP-fractie hebben met ernstige twijfels kennis genomen van het voorstel inzake de Tijdelijke referendumwet. Bij vorige voorstellen betreffende het correctief referendum (25 153, en ) hebben zij gesteld dat zij om principiële en praktische redenen geen enkele behoefte hebben aan de invoering van een raadplegend correctief referendum. Vanuit hun afwijzing van de idee van de volkssoevereiniteit hebben de leden van de SGP-fractie nu het voorliggende wetsvoorstel bestudeerd. Zij hebben bezwaren tegen deze Tijdelijke referendumwet omdat deze wet een stap in de richting van het beslissend correctief referendum betekent. Naast deze principiële bezwaren, die zij verwoord hebben in de inbreng bij wetsvoorstel , hebben zij ook een aantal meer praktische kanttekeningen. De Tijdelijke referendumwet kent de mogelijkheid om de uitslag van een referendum niet te honoreren en het referendabele besluit toch uit te voeren. Deze leden zien dat als een groot verschil met het voorstel tot herziening van de Grondwet (27 033). Toch zien deze leden bij onderhavig wetsvoorstel enkele problemen. De burgers kunnen bij een referendum denken dat de overheid zich aan de uitspraak van de bevolking zal houden. Het kan vervolgens vreemd overkomen wanneer dan een bestuursorgaan de uitspraak van de bevolking naast zich neerlegt en haar besluit handhaaft. De burgers kunnen dit opvatten als een niet serieus nemen van hun mening. Een niet nakomen van de uitspraak van de bevolking betekent een vergroting van de kloof tussen kiezers en gekozenen. Kortom, hoewel dit voorstel de overheid formeel de vrijheid geeft om van een uitspraak af te wijken kan zij dit in praktijk moeilijk uitleggen. Wanneer bestuurders te vaak een uitspraak van de burgers naast zich neerleggen dan verwordt het referendum tot een soort «fopspeen». Om het vertrouwen van de burgers niet te beschadigen moet er volgens deze leden vooraf duidelijkheid bestaan over het feit dat het te houden referendum niet bindend is. Deze leden vragen hoe deze duidelijkheid in een concreet geval kan worden gegeven en hoe deze helderheid bij iedere burger postvat. De leden van de SGP-fractie willen van de regering weten of een vertegenwoordigend orgaan van tevoren kan afspreken zich aan de uitslag van het referendum te conformeren. In dat geval vragen deze leden zich af wat de positie is van een minderheid in dit vertegenwoordigend orgaan. Is deze minderheid dan gebonden aan de uitspraak van de meerderheid? Is het daarnaast mogelijk een orgaan in meerderheid besloten heeft de referendumuitspraak te honoreren om vervolgens alsnog een besluit te nemen waarmee de uitspraak van de bevolking wordt genegeerd? De leden van de SGP-fractie hebben bij dit wetsvoorstel vrijwel dezelfde bezwaren als bij het voorstel tot wijziging van de Grondwet. Onderhavig wetsvoorstel gaat minder ver omdat de uitspraak van de burgers niet bindend is. Maar bij beiden voorstellen geldt dat wetgeving of een besluit referendabel is, tenzij het bij de wet uitgezonderd is. Op dit punt hebben deze leden een groot bezwaar. Zij hadden de voorkeur gegeven aan een bepaling waarbij referendabiliteit als de uitzonderingssituatie als uitgangspunt in de wet was opgenomen. Daarnaast vinden deze leden het aantal kiesgerechtigden dat een inleidend en definitief verzoek moeten kenbaar maken aan de lage kant. Vanwege het uitgangspunt dat iets Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 10

11 referendabel is en het lage aantal kiesgerechtigden dat een inleidend en definitief verzoek kunnen indienen kunnen niet alleen veel onderwerpen aan een referendum worden onderworpen maar kan eveneens te makkelijk worden overgegaan tot het instellen van een referendum. Deze leden merken op dat in de memorie van toelichting (pagina 4) terecht wordt gewezen op het verschil tussen een correctief referendum met een beslissend karakter en het raadgevend correctief referendum dat een dergelijk karakter niet heeft. Ook de leden van de SGP-fractie vragen de regering of zij kennis genomen heeft van het artikel van prof. mr. A. Koekkoek in Trouw («Paars lapt de Grondwet aan zijn laars», 3 juni 1999). Hij stelt daar dat invoering van een tijdelijk raadgevend correctief referendum een wijziging van artikel 81 Grondwet behoeft. Een raadgevend correctief referendum is namelijk bijna gelijk aan een beslissend correctief referendum. Professor Koekkoek verwijst in zijn artikel naar de Grondwet waarin artikel 81 staat dat vaststelling van wetgeving geschiedt door regering en Staten-Generaal gezamenlijk. Als er een raadplegend referendum komt dan moet volgens Koekkoek dit Grondwetsartikel aangevuld worden met «na raadpleging van de kiezers op verzoek van kiesgerechtigden». Een raadgevend referendum zonder grondwettelijke basis is volgens deze professor te meer twijfelachtig daar wel advisering door de Raad van State is terug te vinden in hoofdstuk vier van de Grondwet. Een ander argument is dat niet de regering of de Staten-Generaal om een referendum verzoeken maar of meer kiesgerechtigde burgers. Deze leden vragen de regering of zij deze mening dat artikel 81 Grondwet moet worden gewijzigd deelt. Wanneer dat niet het geval is, waarom niet? Getalsmatige vereisten voor geldigheid van een referendumverzoek en van de uitslag van een referendum (3) De leden van de VVD-fractie onderschreven de stelling van de regering in de laatste zin van 3.1. op pagina 11 van de memorie van toelichting, dat het primaat van het vertegenwoordigend stelsel voorop staat en dat daarom hoge drempels nodig zijn voor een raadgevend referendum. Diezelfde instemming bestaat ten aanzien van het hanteren van vergelijkbare hoge drempels voor provinciale en gemeentelijke referenda (3.2.) en ten aanzien van de stelling dat moet worden voorkomen dat een kleine minderheid te eenvoudig en te lichtvaardig tot heroverweging kan verplichten van voorstellen die zijn aanvaard door de volksvertegenwoordiging (3.3.). In de memorie wordt uitvoerig aangegeven welke de getalsmatige vereisten zijn voor geldigheid van een referendumverzoek en van de uitslag van een referendum. De leden van de CDA-fractie kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat de vereiste aantallen voor een referendum toch wel zeer laag zijn, zeker op decentraal niveau. Dat leidt ertoe dat een minderheid van uiteindelijk 30% voldoende is om een democratisch genomen besluit te blokkeren. Kan de regering nader onderbouwen waarom hiervoor is gekozen? De leden van de GroenLinksfractie maken zich grote zorgen over de levensvatbaarheid van de voorgestelde Trw, en daarmee over de levensvatbaarheid van het referendum als zodanig. De door de regering voorgestelde drempel van initiële verzoeken en ondertekenaars, op decentraal niveau vertaald naar 1% en 5% binnen resp. 3 en 6 weken is niet redelijk. Ter vergelijking: de vroegere staatscommissies o.l.v. Biesheuvel en De Koning zaten op de helft van deze aantallen: met en waren naar de mening van deze leden de door deze commissies voorgestelde drempels hoog genoeg om niet serieuze onderwerpen uit te schiften, maar tegelijkertijd realistisch genoeg om het referendum als instrument wel een eerlijke kans te geven. Dit kabinet is daar bij het voor- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 11

12 stel tot Grondwetswijziging al vanaf geweken, maar deze leden vragen de minister om deze aantallen bij de Trw toch te herbezien uit oogpunt van die eerlijke kans voor het referendum. De GroenLinksfractieleden zijn van mening dat bij een decisief referendum nog valt te discussiëren over deze drempels daar het gaat om het laatste woord in de besluitvorming zij het dan misschien in een langere termijn van bijvoorbeeld 10 weken, zeker voor het niet-beslissend referendum is deze eis, nog afgezien van de te stellen termijnen, onaanvaardbaar hoog. Geen maatschappelijke organisatie zal die sprong durven wagen, laat staan de vraag of men er financieel en organisatorisch ook toe in staat is. Daarbij moet worden bedacht, dat het vastleggen van dergelijke aantallen ondersteuningsverklaringen mogelijk realistischer is als de uitslag ook bindend is voor de wetgever. Voor een advies is het dat zeker niet, zo menen deze leden. De hoogte van de drempels die in de Trw worden opgeworpen zijn, zo denken deze leden, in internationaal vergelijkend perspectief zeer ongebruikelijk. Zij zijn zich althans niet bewust van het bestaan van zulke drempels in andere landen waar het raadgevend referendum kan worden georganiseerd. Kan de minister een overzicht geven van de regelingen voor aanvragen en ondersteuningsverklaringen van niet-beslissende (en eventueel ook van decisieve) nationale referenda, zoals die in de andere EU-lidstaten gelden? Hoe staat Nederland er dan voor, in internationaal vergelijkend perspectief, gezien de voorstellen van het kabinet? Welke redenen meent de minister te hebben om Nederland wat betreft het punt van de toegankelijkheid tot het aanvragen en ondersteunen in een uitzonderingspositie te plaatsen? Het gekwalificeerde meerderheidsvereiste in de door de regering voorgestelde Trw (tenminste 34% van alle kiesgerechtigden moet tegenstemmen) is niet redelijk te noemen. Bij een opkomst die bij referenda gewoonlijk niet hoger dan 40% komt (en meestal een stuk lager) leidt dit tot een vereiste van «Russische verkiezingsuitslagen». Indien de opkomst bij niet-beslissende referenda (zoals gehouden op lokaal niveau en in het buitenland) als uitgangspunt wordt genomen voor de verwachte opkomst bij referenda te houden onder de Trw in de praktijk tussen de 22 en 40% dan is het referendum alleen te winnen bij een zogenaamde «Russische uitslag», een situatie dus waarin 90% of meer van de kiezers zich tegen een bepaalde wet moet keren om een vetoadvies te genereren. Bij een uitzonderlijk hoge opkomst van 50% moet immers al 60% tegenstemmen, bij 40% opkomst moet echter al 75% tegenstemmen, bij 35% opkomst moet 87,5% tegenstemmen, en bij 30% opkomst moet zelfs 100% tegenstemmen. Bij landelijke verkiezingen staat de opkomst nimmer vast, maar er is wel een langjarige neerwaartse trend te bespeuren. De verwachting is dat de daling van het aantal kiezers bij verkiezingen zich ook de komende jaren zal doorzetten. Gezien de redelijkerwijze in te schatten opkomst bij referenda menen de leden van de GroenLinksfractie dat het meerderheidsverseiste het instrument al vooraf dood zal maken. Meent de minister, zo vragen deze leden, in het licht van deze ontwikkeling onverhoopt te moeten vasthouden aan de voorgestelde eenderde gekwalificeerde meerderheidsvereiste? Ook dit onderdeel van het voorstel is in internationaal vergelijkend perspectief zeer ongebruikelijk, zo denken deze leden. Zij zijn zich althans niet bewust van het bestaan van gekwalificeerde meerderheidsvereisten in andere landen waar het raadgevende referendum bestaat, en al helemaal niet in combinatie met de hoge drempels voor de aanvraag en de ondersteuningsverklaringen. Kan de minister een overzicht geven van de meerderheidsvereisten van raadgevende en eventueel ook van decisieve nationale referenda waarbij ook toelatingsdrempels zijn opgenomen, zoals die in de andere EU-lidstaten gelden? Hoe staat Nederland er dan voor, in internationaal vergelijkend perspectief, gezien de voorstellen van Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 12

13 het kabinet? Welke redenen meent de minister te hebben om Nederland wat betreft het punt van de toegankelijkheid tot het aanvragen en ondersteunen in een uitzonderingspositie te plaatsen? De voorwaarden die de regering hier schept zullen in de praktijk betekenen, zo vrezen deze leden, dat uitsluitend in het geval dat het parlement een wet zou goedkeuren waarmee de legitimiteit van het regime zelf ter discussie komt te staan, de bevolking bij machte zal blijken middels dit instrument de regering te corrigeren. Het gaat hier dan in feite, zo menen deze leden, om een noodrem-instrument en niet om een advies over een wetgevingsvoorstel zoals naar zij aannemen wel wordt beoogd door het kabinet. De leden van de GroenLinksfractie dringen er bij de regering op aan de Trw te gaan bezien als een raadgevend instrument in zuiverste vorm, waarvoor dus ook geen enkele meerderheidsvereiste nodig is. Wat is de reactie van de minister op de uitspraak van deze leden dat het voorgestelde meerderheidsvereiste in geval van een raadgevend referendum overbodig of op zijn minst overtrokken is? Wat vindt hij van de opmerking dat bij de afweging over het meerderheidsvereiste ook de keuze voor eventuele drempels bij de toegang tot het instrument moet worden betrokken? De leden willen ook de mogelijkheid aangrijpen te wijzen op het bestaan van alternatieve gekwalificeerde meerderheden zoals thans op decentraal niveau onder meer in Amsterdam, Rotterdam en Zwolle van toepassing, die in het geval besloten mocht worden om bij het raadgevend referendum wel van dergelijke meerderheidsvereisten gebruik te maken naar het oordeel van deze leden in aanmerking genomen zouden moeten worden. Heeft de minister in het kader van de Trw de consequenties van alternatieven laten onderzoeken? Tenslotte hebben de leden van de GroenLinksfractie bedenkingen bij het plan om dit meerderheidsvereiste voor wat betreft het voorstel voor een grondwettelijk referendum in de Grondwet vast te leggen, aangezien wijziging bij gewone wet onmogelijk wordt en eventuele correctie een nieuwe Grondwetsherzieningprocedure zou vereisen. Al met al leeft bij deze leden, in het licht van de eerder genoemde argumenten over levensvatbaarheid van het referenduminstrumentarium, het idee dat de regering ofwel veel te lichtvoetig over dit onderdeel is heengestapt ofwel bij volle bewustzijn het referendum als instrument geen serieuze kans gunt. Graag zien deze leden de reactie van de minister tegemoet. Tenslotte heeft de gekwalificeerde meerderheidvereiste ook een doorwerking in de regeling ten aanzien van het tijdstip van de stemming en het al dan niet samenvalt met verkiezingen, aldus de leden van de GroenLinksfractie. Uit oogpunt van de opkomst is de gedachte om verschillende referenda met elkaar dan wel met reguliere verkiezingen te combineren een zinvolle. Het leidt evenwel tot de situatie dat sommige referenda wel en andere referenda niet samen zullen vallen met verkiezingen. Juist vanwege de meerderheidsvereiste heeft dit gevolgen voor de potentiële geldigheid van referendumuitslagen. Immers, in het geval van gelijktijdigheid zullen de benodigde aantallen tegenstemmers eerder gehaald kunnen worden dan in het geval van ongelijktijdigheid. De meerderheidsvereisten introduceren dus een ongelijkheid van kansen op het behalen van een overwinning afhankelijk van de periode waarin referenda worden aangevraagd en van de datum waarop zij vervolgens kunnen worden gehouden. Zij menen dat tevens de mogelijkheid wordt geschapen hier politiek gebruik van te maken, bijvoorbeeld doordat wetgeving of de ondertekening ervan kan worden opgehouden om een referendum minder kans van slagen te geven. Ook kan rond de Tweede Kamerverkiezingen, waar een hoge opkomst te verwachten valt en dus ook een grotere kans op een bepaalde referendumuitslag, een opeenhoping van referendumaanvragen plaatsvinden. Deze leden verzoeken de minister nader op dit punt in te gaan. Daarnaast denken deze leden dat het samenvallen met verkiezingen ook een effect zal hebben op de inhoud van de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 13

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 957 Wijziging kiesstelsel 26 976 Positie van de Eerste Kamer Nr. 3 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 6 maart 2000 De vaste commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 854 Intrekking van de Wet raadgevend referendum Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 174 Voorstel van wet van de leden Duyvendak, Dubbelboer en Van der Ham houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te

Nadere informatie

D66 INITIATIEFVOORSTEL HAAGSE REFERENDUMVERORDENING

D66 INITIATIEFVOORSTEL HAAGSE REFERENDUMVERORDENING rv 307 RIS 91131_011108 D66 INITIATIEFVOORSTEL HAAGSE REFERENDUMVERORDENING 8 november 2001 Robert van Lente Albert van der Zalm Arthur van Buitenen 1 Inleiding Op vrijdag 28 september 2001 heeft de commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 016 Regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees Parlement Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 681 Verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke

Nadere informatie

Referendum. Het voorleggen van een vraag met betrekking tot wetgeving aan de kiesgerechtigden in een land of gebied. Gert Beijer 09/11/2016

Referendum. Het voorleggen van een vraag met betrekking tot wetgeving aan de kiesgerechtigden in een land of gebied. Gert Beijer 09/11/2016 Referendum Het voorleggen van een vraag met betrekking tot wetgeving aan de kiesgerechtigden in een land of gebied. Gert Beijer 09/11/2016 Bronnen: Van der Steur, De keuze om te kiezen Montesquieu reeks

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 449 Voorstel van wet de leden Wilders en Bosma tot intrekking van de goedkeuringswet inzake de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 131 Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele

Nadere informatie

Bij het beantwoorden van de vragen is de volgorde van het verslag aangehouden.

Bij het beantwoorden van de vragen is de volgorde van het verslag aangehouden. 34 341 Wijziging van de wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de

Nadere informatie

Consultatieversie. Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding

Consultatieversie. Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding Wijziging van de wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare

Nadere informatie

Verdieping: welke staat past bij jou?

Verdieping: welke staat past bij jou? Verdieping: welke staat past bij jou? Korte omschrijving werkvorm Op 6 april houdt Nederland een raadgevend niet-bindend referendum over het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne. Nederland

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 887 Samenvoeging van de gemeenten Heerjansdam en Zwijndrecht Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld 13 november 2001 De vaste commissie voor Binnenlandse

Nadere informatie

Een Lokaal Referendum of niet?

Een Lokaal Referendum of niet? Een Lokaal Referendum of niet? Een eerste discussie over een lokaal in Krimpen aan den IJssel als onderdeel van burgerparticipatie. Inleiding In ons land zijn de afgelopen periode op het gebied van de

Nadere informatie

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet. Hieronder het antwoord van de staatssecretaris van BZK op vragen uit de Kamer over de voorgestelde verlenging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand. Van deze tekst zijn twee versies in omloop geweest

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Den Haag, 15 maart 2000 Aan de leden en de plv. leden van de vaste commissie voor Justitie OVERZICHT van stemmingen in de Tweede Kamer betreffende

Nadere informatie

Quiz: welke staat past bij jou?

Quiz: welke staat past bij jou? Quiz: welke staat past bij jou? Korte omschrijving werkvorm Op 21 maart 2018 houdt Nederland een raadgevend, niet-bindend referendum over de Wiv. Als het aan het kabinet ligt wordt dit het laatste nationale

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 033 Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 000 VII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 423 Voorstel van wet van het lid Van Klaveren betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 000 Wijziging van de Wet inburgering nieuwkomers houdende regels tot aanwijzing van bijzondere categorieën vreemdelingen ten behoeve van inburgering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 255 Samenvoeging van de gemeenten s-graveland, Nederhorst den Berg en Loosdrecht, tevens wijziging van de grens tussen de provincies Noord-Holland

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 341 Wijziging van de wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende

Nadere informatie

No.W /I/Vo 's-gravenhage, 20 februari 2018

No.W /I/Vo 's-gravenhage, 20 februari 2018 ... No.W04.18.0031/I/Vo 's-gravenhage, 20 februari 2018 Bij brief van 16 februari 2018 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de voet van artikel 21a, eerste lid, van de Wet

Nadere informatie

Nederland is helemaal geen representatieve democratie

Nederland is helemaal geen representatieve democratie 8 sept 2013 Nederland is helemaal geen representatieve democratie Politici in Nederland zeggen dat Nederland een representatieve democratie is. Dat roept een paar vragen op. Allereerst wat een representatieve

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 618 Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband

Nadere informatie

Nederlands Juristenblad, 9 november De dubbele agenda van de Raad van State. Philip van Praag (bestuurslid Referendum Platform)

Nederlands Juristenblad, 9 november De dubbele agenda van de Raad van State. Philip van Praag (bestuurslid Referendum Platform) Nederlands Juristenblad, 9 november 2007 De dubbele agenda van de Raad van State Philip van Praag (bestuurslid Referendum Platform) Het advies dat de Raad van State in september heeft uitgebracht over

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postbus 20061 Nederland www.rijksoverheid.nl Uw Referentie 2015Z19463 Datum 26 oktober

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 191 Wijziging van de Kieswet houdende verhoging van de voorkeurdrempel, beperking van de mogelijkheid tot het aangaan van lijstencombinaties

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 220 Wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en de Algemene pensioenwet politieke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 637 Kabinetscrisis en -formatie Nr. 17 HERDRUK 1 BRIEF VAN DE INFORMATEURS Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

Het referendum: nieuwe ronde, nieuwe kansen

Het referendum: nieuwe ronde, nieuwe kansen 344 WETGEVING OKTOBER 2013 TVCR Het referendum: nieuwe ronde, nieuwe kansen H.M.B. BREUNESE* 1 Inleiding * Mr. H.M.B. Breunese is werkzaam bij de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 174 Voorstel van wet van de leden Duyvendak, Kalma en Van der Ham houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 422 Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van de rechtstreekse

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 9a 24 138 Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 209 Regeling van de tijdelijke vervanging van wethouders en gedeputeerden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 209 Regeling van de tijdelijke vervanging van wethouders en gedeputeerden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte B MEMORIE VAN ANTWOORD

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 469 Uitvoering van de Richtlijn 98/50/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1998 tot wijziging van de Richtlijn 77/187/EEG inzake

Nadere informatie

Referendumverordening provincie Limburg 2018

Referendumverordening provincie Limburg 2018 Referendumverordening provincie Limburg 2018 Hoofdstuk 1 Onderwerp van een referendum Artikel 1 Begripsbepaling In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. referendum:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 417 Kabinetsformatie 2010 Nr. 2 BRIEF VAN DE INFORMATEUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Hierbij zend ik u, daartoe

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD JAARGANG: 2012 NR.: 19

PROVINCIAAL BLAD JAARGANG: 2012 NR.: 19 PROVINCIAAL BLAD JAARGANG: 2012 NR.: 19 Officiële naam regeling: Referendumverordening Provincie Limburg 2012 Citeertitel: Referendumverordening Provincie Limburg 2012 Naam ingetrokken regeling: Verordening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 509 Verandering in de Grondwet, strekkende tot wijziging van de bepaling inzake de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester

Nadere informatie

14 ACTUALITEIT Het gebrek aan naleving van parlementaire regels ondergraaft kwaliteit politiek-staatkundig systeem door Rein Jan Hoekstra De auteur is oud-lid van de Raad van State. Het is verbazingwekkend

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 882 Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 977 (R 1644) Wijziging van de Paspoortwet, onder andere in verband met het daarin opnemen van enige bepalingen ter voorkoming van misbruik van

Nadere informatie

der Staten-Generaal Postbus Plein EA Den Haag 2511 CR DEN HAAG

der Staten-Generaal Postbus Plein EA Den Haag 2511 CR DEN HAAG Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postadres der Staten-Generaal Postbus 20001 Plein 2 2500 EA Den Haag 2511 CR DEN HAAG Bezoekadres Binnenhof 20, Den Haag Datum Kenmerk Onderwerp 26 maart 2005 05M473585

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 064 Invoering van titel 4 van Boek 7 (Huur) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek en van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Invoeringswet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 344 Voorstel van wet van de leden Dijkstra en Schouw tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 277 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met de herziening van de definities van gezin en middelen (Wet afschaffing huishoudinkomenstoets)

Nadere informatie

Verkiezingen Tweede Kamer 2012

Verkiezingen Tweede Kamer 2012 Verkiezingen Tweede Kamer 2012 Nederlandse politieke partijen langs de Europese meetlat Europese Unie dr. Edwin van Rooyen 10-9-2012 PvdA, VVD en SP zijn voorstander van het vergroten van de controle op

Nadere informatie

DEBAT 23 MAART HET ONGEMAKKELIJKE REFERENDUM

DEBAT 23 MAART HET ONGEMAKKELIJKE REFERENDUM DEBAT 23 MAART HET ONGEMAKKELIJKE REFERENDUM AGENDA BLOK 1 Dít referendum. De argumenten voor en tegen het associatieverdrag BLOK 2 Hét referendum. Belang van het referendum als instrument voor democratie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2012 2013 30 174 Voorstel van wet van de leden Voortman, Heijnen en Schouw, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 034 Tijdelijke regels inzake het raadgevend correctief referendum (Tijdelijke referendumwet) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Inhoud I ALGEMEEN

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar B/ Nr. 2 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT 1

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar B/ Nr. 2 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT 1 Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2017 2018 34 922 (R2103) Akte van Genève bij de Overeenkomst van s-gravenhage betreffende de internationale inschrijving van tekeningen of modellen van nijverheid; Genève,

Nadere informatie

Advies inzake wetsvoorstel raadplegend referendum Europees Hervormingsverdrag

Advies inzake wetsvoorstel raadplegend referendum Europees Hervormingsverdrag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Inlichtingen mw. mr. L. Loeber T (070) 4268219 F Uw kenmerk Onderwerp Advies inzake wetsvoorstel raadplegend referendum

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 768 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 174 Voorstel van wet van de leden Duyvendak en Dubbelboer houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 716 Voorstel van wet van het lid Jetten houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot de deconstitutionalisering van de benoeming van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 31 142 Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet Nr. 47 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 073 Voorstel van wet van het lid Heijnen tot opneming van bepalingen in de Gemeentewet en de Provinciewet ten einde te kunnen korten op de vergoeding

Nadere informatie

Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)

Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de

Nadere informatie

Referendumverordening gemeente Winterswijk 2008

Referendumverordening gemeente Winterswijk 2008 CVDR Officiële uitgave van Winterswijk. Nr. CVDR29319_2 19 oktober 2017 Referendumverordening gemeente Winterswijk 2008 2008, nr. I-5. De raad van de gemeente Winterswijk; overwegende dat: de burgers de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 415 (R 1915) Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) Nr. 6 VERSLAG VAN DE

Nadere informatie

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.12.2016 COM(2016) 798 final 2016/0399 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot aanpassing van een aantal rechtshandelingen op het gebied

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 861 Regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 023 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met de samenvoeging van de afdelingen 3.4 en 3.5

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 469 Herziening van een aantal strafbepalingen betreffende ambtsmisdrijven in het Wetboek van Strafrecht alsmede aanpassing van enkele bepalingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 494 Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 924 Regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap) B ADVIES

Nadere informatie

Bijlage I - Conceptbrief aan de Europese Commissie

Bijlage I - Conceptbrief aan de Europese Commissie Bijlage I - Conceptbrief aan de Europese Commissie CONCEPT Aan de Voorzitter van de Europese Commissie B-1049 Brussel België Onderwerp: Gemotiveerd advies (subsidiariteit) over het EU-voorstel voor een

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 34 272 Wijziging van onder meer de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties in verband met de implementatie van Richtlijn 2013/55/EU van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 129 Voorstel van wet van het lid Van Raak houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 854 Intrekking van de Wet raadgevend referendum G NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 29 juni 2018 1. Inleiding De leden van de fracties

Nadere informatie

Advies inzake wijziging van het Tijdelijk experimentenbesluit Kiezen op Afstand

Advies inzake wijziging van het Tijdelijk experimentenbesluit Kiezen op Afstand Aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Postbus 20011 2500 EA s-gravenhage Inlichtingen mw. mr. R. Hoorweg T (070) 426 6266 F (070) 426 6000 Uw kenmerk 1 van 5 Onderwerp Advies

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 25 880 Wetgeving voor de elektronische snelweg Nr. 11 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 28 juni 2000 De vaste commissie voor Binnenlandse

Nadere informatie

Nieuw Haags Peil van 14 oktober 2007

Nieuw Haags Peil van 14 oktober 2007 Nieuw Haags Peil van 14 oktober 2007 Er is een groot aantal kiezers, dat op een partij van Rita Verdonk zal gaan stemmen, als die opgericht wordt. Omdat dit echter nog niet het geval is en Verdonk wel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 702 Verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor Caribische openbare lichamen en het regelen van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 21 april 2011

No.W /III 's-gravenhage, 21 april 2011 ... No.W06.11.0108/III 's-gravenhage, 21 april 2011 Bij Kabinetsmissive van 8 april 2011, no.11.000859, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 877 Staat van de Europese Unie 2014 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie H 1 VERSLAG VAN

Nadere informatie

Tekst van de artikelen 33 tot en met 37 met toelichting

Tekst van de artikelen 33 tot en met 37 met toelichting EUROPESE CONVENTIE SECRETARIAAT Brussel, 2 april 2003 (03.04) (OR. fr) CONV 650/03 NOTA van: aan: Betreft: het Praesidium de Conventie Het democratisch leven van de Unie Deel I van de Grondwet, Titel VI:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 902 Wijziging van de Gemeente- en Provinciewet in verband met de evaluatie van de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur Nr. 6 NOTA

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 822 Wijziging van het wetsvoorstel in verband met de instelling van het implantatenregister houdende aanpassing van het verbod op de toepassing

Nadere informatie

5.4. Boekverslag door B woorden 2 juni keer beoordeeld. Maatschappijleer. Inhoudsopgave

5.4. Boekverslag door B woorden 2 juni keer beoordeeld. Maatschappijleer. Inhoudsopgave Boekverslag door B. 1102 woorden 2 juni 2003 5.4 32 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Inhoudsopgave - Inleiding - Samenvatting verkiezingsstrijd - Artikelen - Bronvermelding Inleiding Verkiezingen We

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 003 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het nader regelen van het gebruik van het burgerservicenummer bij de uitvoering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 31 066 Belastingdienst Nr. 423 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 24 augustus 2018 De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 423 Voorstel van wet van het lid Van Klaveren betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de

Nadere informatie

Voorstel van bijzonder decreet. houdende de organisatie van volksraadplegingen in het Vlaamse Gewest

Voorstel van bijzonder decreet. houdende de organisatie van volksraadplegingen in het Vlaamse Gewest ingediend op 471 (2014-2015) Nr. 1 16 september 2015 (2014-2015) Voorstel van bijzonder decreet van Wouter Vanbesien houdende de organisatie van volksraadplegingen in het Vlaamse Gewest Dit voorstel van

Nadere informatie

De Stemming van 8 april 2018

De Stemming van 8 april 2018 De Stemming van 8 april 2018 Om de reactie van de kiezers te meten op de besluitvorming van het kabinet inzake de WIV, hebben we gisteren een apart onderzoek uitgevoerd. De resultaten van vandaag zijn

Nadere informatie

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake ADVIES inzake Voorstel van wet van het Tweede-Kamerlid Halsema, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van

Nadere informatie

Advies gemeentelijke herindelingen

Advies gemeentelijke herindelingen Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Postbus 20011 2500 EA DEN HAAG Inleiding Onderwerp Advies gemeentelijke herindelingen In uw brief van 3 december 2009 hebt u de Kiesraad en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 011 01 45 Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de inrichting en samenstelling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23440 Aanpassing van de vergoeding van verblijfkosten van leden van de Tweede Kamer en enige andere wijzigingen van de Wet schadeloosstelling leden

Nadere informatie

~dviesaanvraag i.v.m. wijziging Kiesbesluit

~dviesaanvraag i.v.m. wijziging Kiesbesluit Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Datum 27 oktober 2000 Ons kenmerk CWOO/U91698 De Kiesraad Postbus 2001 1 2500 EA Den Haag Onderdeel directie Constitutionele Zaken en Wetgeving

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 782 Wijziging van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Kieswet in verband met de introductie van kiescolleges voor

Nadere informatie

Schriftelijk overleg over het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van de Mededingingswet ter versterking van de positie van leveranciers uit het mkb

Schriftelijk overleg over het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van de Mededingingswet ter versterking van de positie van leveranciers uit het mkb > Retouradres Postbus 20101 2500 EC Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage Directoraat-generaal voor Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 30 2594 AV Den

Nadere informatie

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie De heer mr. dr. K.H.D.M. Dijkhoff Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Betreft: consultatieverzoek naar aanleiding

Nadere informatie

Werkstuk Geschiedenis Het referendum, versterking van de democratie?

Werkstuk Geschiedenis Het referendum, versterking van de democratie? Werkstuk Geschiedenis Het referendum, versterking van de democratie? Werkstuk door S. 2244 woorden 13 juni 2002 6,6 53 keer beoordeeld Vak Geschiedenis "Het referendum: versterking van de democratie?"

Nadere informatie

Advies. Gemeenteraad. Westland. Prof. mr. D.J. Elzinga. Mr. dr. F. de Vries

Advies. Gemeenteraad. Westland. Prof. mr. D.J. Elzinga. Mr. dr. F. de Vries Advies Gemeenteraad Westland Prof. mr. D.J. Elzinga Mr. dr. F. de Vries Inhoud Casus... 2 Vragen... 2 Benoeming van publieke bestuurders... 3 Onduidelijkheid in wet- en regelgeving... 4 Dubbele geheimhouding?...

Nadere informatie