ONTWERP VAN DECREET. betreffende de kwalificatiestructuur

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ONTWERP VAN DECREET. betreffende de kwalificatiestructuur"

Transcriptie

1 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Zitting maart 2009 ONTWERP VAN DECREET betreffende de kwalificatiestructuur 5452 OND

2 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 2 INHOUD Blz. Memorie van toelichting... 3 Voorontwerp van decreet van 18 juli Advies van de Vlaamse Onderwijsraad Gezamenlijk advies van de Vlaamse Hogescholenraad en de Vlaamse Interuniversitaire Raad Advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Advies van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Advies van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie Overleg conform artikel 5 van de Schoolpactwet Voorontwerp van decreet van 9 januari Advies van de Raad van State Ontwerp van decreet Bijlage bij de memorie van toelichting: Reguleringsimpactanalyse

3 3 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 MEMORIE VAN TOELICHTING DAMES EN HEREN, DEEL I: ALGEMENE INLEIDING 1. Probleemstelling De snelle technologische, economische en sociale veranderingen maken een leven lang leren noodzakelijk. De complexe samenleving en flexibele arbeidsmarkt scheppen kansen, maar bevatten ook valkuilen. Heel wat mensen voelen zich door de ontwikkelingen voorbijgestreefd, voelen zich bedreigd en onzeker. Daarom is het belangrijk om meer mensen te stimuleren tot levenslang leren. Mensen moeten de competenties worden aangereikt waarmee ze werkzaam kunnen blijven en de kwaliteit van hun leven en van het samenleven met anderen kunnen verbeteren. Onderwijs en vorming moeten op een samenhangende manier mensen vormen met brede persoonlijkheden en met competenties die ook op de arbeidsmarkt worden gevaloriseerd. Competenties zijn een geheel van kennis, vaardigheden en houdingen die nodig zijn om in functie van de context bekwaam te handelen. Vlaanderen heeft, mede dankzij het onderwijs, een ongelooflijke hoeveelheid competenties in huis. Maar een pak daarvan blijft onbenut of onderbenut. Allerlei hindernissen op dit ogenblik verhinderen niet alleen een vlotte toegang tot leertrajecten, maar ook een efficiënt gebruik en een erkenning van de kennis en vaardigheden die reeds verworven zijn: er is een gebrek aan inzicht in de kwalificaties, men heeft weinig ervaring met het erkennen van vreemde kwalificaties, de mogelijkheden ontbreken om kwalificaties over te dragen van de ene (leer)omgeving naar een andere. Daarenboven wordt wat in niet-formele of informele omgevingen is geleerd als minderwaardig beschouwd ten opzichte van de formele kwalificaties of niet als kwalificatie herkend. Met de combinatie van de bevoegdheden onderwijs, werk en vorming wordt de uitdaging aangegaan om een lerend en werkend Vlaanderen uit te bouwen, waarin niemand uitgesloten wordt. Eén van de speerpunten van het onderwijs- en vormingsbeleid is het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Zo wordt bijgedragen tot gelijke kansen. Tegelijk worden ook de doelstellingen gerealiseerd, die de Europese regeringsleiders in hun Verklaring van Lissabon (2000) vastlegden. Europa heeft de ambitie om tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden, die in staat is tot duurzame economische groei, met meer en betere banen en hechtere sociale samenhang. Daarom moeten de lidstaten tegen 2010 uitgroeien tot een lerende samenleving. Dit betekent dat ze maximaal moeten investeren in het ontdekken, ontwikkelen en inzetten van competenties van mensen. Een lerende samenleving draagt bij tot een duurzame tewerkstelling, innovatie en economische groei en verhoogt de levenskwaliteit van mensen. Als Vlaanderen wil uitgroeien tot een duurzame kenniseconomie en een inclusieve en lerende samenleving, dan zullen onderwijs en vorming hierin een expliciete opdracht moeten erkennen. De onderwijs- en vormingsinstellingen zullen dan ook de instrumenten en de ruimte krijgen om te innoveren en de talent- en competentieontwikkeling van alle leerlingen, studenten en cursisten centraal te stellen. Competentieontwikkeling is ook een taak van de beroepswereld. Bedrijven en organisaties moeten een beleid voeren dat de competenties van hun werknemers maximaal ontwikkeld. De competentieagenda 2010 die werd gesloten met de sociale partners en het protocol met de onderwijsverstrekkers dat in dat kader tot stand kwam, bevatten een aantal concrete engagementen van overheid, sociale partners en onderwijsverstrekkers om de competenties van mensen maximaal te ontwikkelen en in te zetten. De competentieagenda bevat tien actiepakketten die letterlijk iedereen mobiliseren om competenties te ontdekken, te ontwikkelen en in te zetten. Eén van die actiepakketten is het uitbouwen van een gecoördineerd en coherent beleid voor het erkennen van competenties (EVC). Inzetten op levenslang leren en competentieontwikkeling van mensen veronderstelt immers dat de talenten en de competenties die mensen bezitten, worden gewaardeerd zowel in de toegang tot en het doorlopen van onderwijstrajecten als in de beroepsuitoefening en het veranderen van beroep. Een gecoördineerd en coherent EVC-beleid moet de erkenning van verworven competenties stimuleren en garanderen dat de mogelijkheden die daarvoor bestaan van een gemeenschappelijk referentiekader vertrekken. De Vlaamse kwalificatiestructuur wil zo een referentiekader bieden. Mensen moeten hun competenties kunnen valoriseren op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en andere maatschappelijke organisaties door middel van een-

4 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 4 duidige kwalificaties. In de kwalificatiestructuur worden kwalificaties en de competenties die ze vervatten op een eenduidige manier beschreven en geordend. De kwalificaties die in de kwalificatiestructuur worden opgenomen, zijn een formeel erkend geheel van competenties. Ze tonen welke competenties vereist zijn voor de toegang tot beroepen en/of opleidingen, en/of het opnemen van een specifieke maatschappelijke rol of functie. Kwalificaties krijgen een plaats in een eenduidige kwalificatiestructuur en kunnen onderling vergeleken worden. De kwalificatiestructuur speelt dan ook een belangrijke rol in de kwaliteitsborging van EVC-processen. De kwalificatiestructuur is een instrument dat in uiteenlopende toepassingen zal worden gebruikt, meer bepaald voor: het coördineren en onderling afstemmen van EVC-procedures; het uittekenen van opleidingen; het begeleiden van (leer)loopbanen; de vergelijkbaarheid van kwalificatiebewijzen; het stimuleren van levenslang leren en het verwerven van kwalificaties. Verder in de tekst wordt op die toepassingen dieper ingegaan. 2. Relevante ontwikkelingen 2.1. Vanuit Europa Leerresultaten zichtbaar maken voor een betere vergelijkbaarheid Het laatste decennium verschoof het accent van het Europese beleid rond onderwijs en beroepsopleiding van de leerdoelen en het proces om ze te realiseren naar de leerresultaten ( learning outcomes ). Daar zijn verschillende redenen voor. Er is de toegenomen aandacht voor de output van het leren in kwaliteitsborgingsprocedures. Het komt er niet meer alleen op aan om een aantal doelen na te streven maar het is ook belangrijk dat de gestelde doelen worden gerealiseerd. Ook de lerenden eisen meer duidelijkheid over de resultaten die ze via leerprocessen kunnen bereiken ( value for money ). Daarnaast is er de groeiende mobiliteit van werkenden en lerenden en de migratieprocessen die vragen om de verworven competenties meer zichtbaar te maken om hun inzetbaarheid te vergroten. Tengevolge van technologische vernieuwingen en de internationalisering van de arbeidsmarkt wordt de noodzaak aan internationaal geldende kwalificaties groter en wordt meer aandacht besteed aan beschrijvingen van de vereiste competenties. Een aantal sectoren heeft hier al werk van gemaakt zoals de ICT-sector. Deze ontwikkelingen zullen belangrijke gevolgen hebben op de bestaande en nieuw te ontwikkelen kwalificatiestructuren. Met de vergrijzing van de bevolking en de knelpunten op de arbeidsmarkt, ten slotte, groeit de aandacht voor de valorisatie van competenties verworven buiten het formele onderwijs- en opleidingsgebeuren. Al die ontwikkelingen doen een nood ontstaan aan een duidelijk systeem om leerresultaten te beschrijven en te vergelijken. De bestaande classificatiesystemen die gebaseerd zijn op de traditionele benadering van leerinput en -proces (duur van de leerervaring of opleidingsduur, soort instelling e.d. komen daardoor onder druk te staan. Vroegere pogingen om Europese diploma s en certificaten vergelijkbaar te maken via classificatiesystemen zijn mislukt door de enorme diversiteit van leertrajecten. Door te focussen op de leerresultaten hoopt de Europese Unie de kwalificaties meer vergelijkbaar te maken en de leerresultaten van niet-formeel en informeel leren zichtbaar te kunnen maken. Diploma- en certificaatsupplementen In die context passen ook de ontwikkelingen in Europass rond de certificaat- en diplomasupplementen. Europass is een verzamelmap waarin men in functie van de internationale mobiliteit van werkenden en lerenden vijf documenten (Europass-CV, Europasstaalpaspoort, Europass-Mobiliteit, Europass-Diplomasupplement en Europass-Certificaatsupplement) kan bewaren. De vijf Europassdocumenten tonen duidelijk wie je bent, waar en wat je hebt geleerd, wat je kan en ook in welk Europees land je al hebt gewerkt of gestudeerd. De certificaat- en diplomasupplementen zijn een heel concrete manier om competenties zichtbaar en vergelijkbaar te maken over de lidstaten heen. Vandaar dat elke lidstaat wordt gevraagd om dergelijke supplementen aan te maken. De supplementen kunnen ook gebruikt worden bij een sollicitatie, het aanvatten van een nieuwe opleiding of het uitbouwen van de loopbaan. Ze zijn dus

5 5 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 bruikbaar binnen onderwijs en opleiding en op de arbeidsmarkt, in binnen- en buitenland. Diplomasupplementen voegen informatie toe aan de diploma s van het hoger onderwijs. Ze geven een opsomming van de opleidingsonderdelen die werden gevolgd en duiden het kwalificatieniveau van het uitgereikte bewijs (bachelor, master) aan. In de toekomst zullen diplomasupplementen niet langer de gevolgde opleidingsonderdelen opsommen, maar een overzicht van de verworven competenties geven. De instelling voor hoger onderwijs die het diploma uitreikt, moet ook het diplomasupplement afleveren. Certificaatsupplementen worden uitgereikt aan mensen die een certificaat van beroepsonderwijs of -opleiding hebben. Ze vermelden naast een kwalificatieniveau ook een overzicht van de verworven competenties. Hierdoor kunnen werkgevers in binnen- en buitenland en binnen- en buitenlandse onderwijs- en opleidingsinstellingen snel zien welke competenties de gecertificeerde bezit. De instanties die het certificaat leveren zijn ook verantwoordelijk voor het certificaatsupplement. De Dublindescriptoren voor het hoger onderwijs Met het Bolognaproces ging het hoger onderwijs alvast de weg op om opleidingen in termen van leerresultaten te beschrijven. In mei 2005 hebben de onderwijsministers in Bergen (Noorwegen) een Kwalificatieraamwerk voor de Europese Hoger Onderwijs Ruimte (QF-EHEA) aanvaard. Aan de hand van de Dublindescriptoren worden de leerresultaten van opleidingen bepaald voor respectievelijk het niveau van subdegree ( short cycle ), bachelor, master en doctor. Per cyclus van het hoger onderwijs wordt het niveau (op het vlak van complexiteit, expertise, innovatie e.d.) beschreven van de leerresultaten die op het einde van de cyclus moeten verworven zijn. De ministers engageerden zich in Bergen om een nationaal kwalificatieraamwerk voor het hoger onderwijs in hun respectieve landen tegen uiterlijk 2010 tot stand te brengen. Het European Qualifications Framework (EQF) voor levenslang leren De Europese Commissie, hierin gesteund door de Europese Raad en de onderwijsministers, heeft de methodiek van gestandaardiseerde niveaubeschrijvingen van leerresultaten (ook wel descriptoren genoemd) verder aangewend voor de resultaten van leertrajecten en/of ervaring die zich onder het bachelor s niveau situeren. Zo is eind 2005 een eerste voorstel van Europees Kwalificatieraamwerk het European Qualifications Framework (EQF) tot stand gekomen, dat betrekking heeft op alle vormen van onderwijs (algemeen vormend, beroeps- en hoger onderwijs), vorming en opleiding. Het EQF bestaat uit acht referentieniveaus die de competenties beschrijven, ongeacht het systeem of het leertraject waarlangs ze verworven zijn. De niveaus 5, 6, 7 en 8 van het EQF zijn afgestemd op het Kwalificatieraamwerk voor de Europese Hoger Onderwijs Ruimte (QF-EHEA). Het EQF werd in februari 2008 in een Europese Aanbeveling gegoten. Voor de lidstaten zijn naast het EQF de gemeenschappelijke principes voor kwaliteitsborging die in de EQF-aanbeveling zijn opgenomen van belang. Het zijn principes die bij het implementeren van EQF gehanteerd moeten worden zoals een regelmatige evaluatie van instellingen, hun programma s of hun kwaliteitsborgingssystemen door externe controleinstanties en de te controleren dimensies van de kwaliteitsborging nl. context, input, proces en output, met nadruk op output en leerresultaten. Het Europees Kwalificatieraamwerk is niet alleen bedoeld voor de lidstaten, maar ook voor de Europese economische sectoren die eveneens belang hebben bij het tot stand komen van een transparante kwalificatiestructuur en een grotere mobiliteit van werknemers. Heel wat economische sectoren zijn voor hun beroepen kwalificatieniveaus en -raamwerken aan het uitwerken. De meeste lidstaten willen deze sectorale raamwerken integreren in hun nationale kwalificatiesystemen of -raamwerken. Het Europees kwalificatieraamwerk is dus eigenlijk een meta-raamwerk, een vertaalinstrument om kwalificaties uitgeschreven als leerresultaten op Europees niveau inzichtelijk te maken. Op die manier zou het gemakkelijker moeten zijn om deze leerresultaten aan te wenden voor tewerkstelling of vervolgopleidingen in het buitenland (geografische mobiliteit). Het ontwikkelen van een nationale kwalificatiestructuur kan daarenboven de transparantie van leerresultaten verhogen zodat men op een meer flexibele manier vervolgopleidingen of -onderwijs kan aanvatten in het eigen land. In dit laatste geval kan het, volgens de Europese Commissie, een instrument zijn voor het bevorderen van het leven lang leren (verticale mobiliteit).

6 Stuk 2158 ( ) Nr In het Vlaams onderwijs Competentiegericht onderwijs Nieuwe onderwijskundige benaderingen leggen het accent meer en meer op leerresultaten. Ze vinden dat het leerproces moet uitmonden in en geëvalueerd worden op het kunnen functioneren in levensechte contexten. Die visie op leren verschilt fundamenteel met de visie die vertrekt van het leerproces. Het competentiegericht onderwijs maakt de leerresultaten en de verworven competenties maximaal zichtbaar. Op grond van deze vaststellingen zette de Vlor een probleemverkenning op over de invulling, de meerwaarde en de valkuilen van competentieontwikkelend onderwijs. Die probleemverkenning is momenteel afgewerkt. In haar conclusies 1 merkt de Vlor op dat competentieontwikkelend onderwijs: gericht op de ontwikkeling van geïntegreerde basisclusters van kennis, vaardigheden en attitudes, kansen biedt om te komen tot een betere integratie van de leerinhouden en tot een betere afstemming van onderwijsleerprocessen op het toekomstige functioneren van lerenden in het maatschappelijke leven, in vervolgopleidingen en levenslang leren en op de arbeidsmarkt; de leerprocessen kan intensifiëren en de relatie tussen het leren en functioneren van mensen in allerlei situaties ten goede komt; door de sterkere band met de reële contexten en door de grotere betrokkenheid, kan leiden tot meer aantrekkelijke en motiverende leeromgevingen; een aantrekkelijk leerconcept is vanuit een benadering van levenslang leren, vanuit de bevordering van transfer en van de validering van verworven competenties. Competenties in leren en werken Het huidige Vlaamse en Europese beleid zoekt oplossingen om de ongekwalificeerde uitstroom tegen 2010 tot minder dan 10% terug te dringen. Zoveel mogelijk jongeren dienen een diploma en/of een kwalificatie te halen waarmee ze op de arbeidsmarkt, in de samenleving en in hun privé-situatie kunnen functioneren. In leren en werken vertrekken we van het voltijds 1 Vlaamse Onderwijsraad (2007). Competentie-ontwikkelend onderwijs. Perspectieven voor een discussie. Versie Algemene Raad. Brussel: Vlaamse Onderwijsraad. engagement om leerlingen te kwalificeren en ze op basis van die kwalificatie te certificeren. We maken daarbij een onderscheid tussen de certificering van de beroepskwalificatie en de certificering van de beroepskwalificatie samen met de met succes afgesloten algemene vorming. De eerste certificering mondt uit in een certificaat, de tweede in een getuigschrift of een diploma. Een beroepskwalificatie kan via verschillende leerwegen worden verworven (bv. 100% leren, een combinatie van leren en werken, 100% werken). Competenties verworven op de werkplek moeten tot dezelfde kwalificatie leiden als competenties verworven via een voltijdse schoolse opleiding. Daarom is het noodzakelijk die competenties die bij een kwalificatie horen duidelijk te beschrijven. Zo een beschrijving is ook noodzakelijk omdat we binnen systemen van leren en werken in de toekomst niet alleen de volledige kwalificatie, maar ook verworven competenties willen attesteren. Attesten van verworven competenties vormen de basis voor een vervolg van het opleidingstraject in het voltijds secundair onderwijs, in het volwassenenonderwijs, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), de eigen vormingsinitiatieven van sectoren en dergelijke. De attesten kunnen in een latere fase ook worden gebruikt als opstap naar een ervaringsbewijs. Dit concept van werkplekleren en kwalificatie heeft gevolgen voor de invulling van de begrippen ongekwalificeerd en gekwalificeerd. Gekwalificeerd is niet enkel diegene die een bepaalde opleiding heeft gevolgd, maar ook diegene die de competenties bezit die bij een kwalificatie horen. Zo komen we tot een volwaardige erkenning van de kwalificaties die deeltijds lerenden/werkenden behalen. Nieuwe beschrijving en ordening van kwalificaties in het hoger onderwijs De ondertekening van de Bolognaverklaring in 1999 leidde tot een nieuwe kwalificatie-indeling voor het hoger onderwijs in Vlaanderen. Belangrijk daarbij is dat die indeling niet steunt op leerdoelen of studieduur, maar op een beschrijving van de leerresultaten van de onderscheiden opleidingen. Hiervoor zagen we dat de ministers van de Europese hoger onderwijsruimte (EHEA) afspraken om de Dublindescriptoren te gebruiken als referentie om de leerresultaten van opleidingen te beschrijven, die leiden tot respectievelijk de gaden van bachelor, master en doctor. In Vlaanderen werden de Dublindescriptoren met uitzondering van deze voor de short cycle (niveau 5) 2 ingeschreven in het Structuurdecreet voor het hoger 2 In de discussienota over het hoger beroepsonderwijs stellen we voor onder meer niveau 5 te gebruiken om het hoger beroepsonderwijs te positioneren.

7 7 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 onderwijs. Sindsdien gebruiken de hoger onderwijsinstellingen die descriptoren als referentiekader om de leerresultaten van de opleidingen te beschrijven en te situeren op één van de kwalificatieniveaus. De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) gebruikt die descriptoren als referentie voor de accreditatie. Daarmee kan worden vastgesteld of opleidingen de vooropgestelde leerresultaten bij hun studenten kunnen realiseren. Zo vormen de Dublindescriptoren één van de criteria voor basiskwaliteit van het hoger onderwijs. In Nederland en Vlaanderen is accreditatie een voorwaarde voor de financiering van een bachelor- of masteropleiding door de overheid, voor het recht om erkende diploma s af te geven. Nederland en Vlaanderen kozen voor een accreditatie op het niveau van opleidingen, onder meer om de internationale herkenbaarheid van het hoger onderwijs te vergroten. Dat heeft immers een gunstig effect op de uitwisseling van studenten en de voorbereiding op de internationale arbeidsmarkt. Meer algemeen laat de invoering van de nieuwe structuur van het hoger onderwijs en de daarbij horende Dublindescriptoren toe de opleidingen en de kwalificaties waarnaar ze leiden op het Europese niveau met elkaar te vergelijken. De kwalificatiestructuur voor het hoger onderwijs voorziet in drie niveaus (bachelor, master en doctor) waarin alle kwalificaties van het hoger onderwijs een plaats krijgen In de beroepswereld Werken met standaarden in het ervaringsbewijs Het ervaringsbewijs wil competenties die mensen via hun job, vrijwilligerswerk of andere soorten ervaringen verworven hebben zichtbaar maken en valoriseren op de arbeidsmarkt. Voor verschillende beroepen worden de competenties die noodzakelijk zijn om het beroep uit te oefenen beschreven in beroepscompetentieprofielen. Die profielen worden vertaald naar standaarden die in een testsituatie gebruikt worden om te beoordelen of mensen de vereiste competenties bezitten. In een gesprek of in een praktische proef kunnen mensen dus tonen of ze de competenties bezitten. Indien ze daarin slagen krijgen ze een ervaringsbewijs. Het ervaringsbewijs is een formeel bewijs van vakbekwaamheid. Het vertrekt niet langer van de gevolgde opleiding om mensen te kwalificeren, maar van de competenties die ze bezitten. Competentiebeleid en competentiemanagementsysteem Met de competentieagenda werd de focus op competenties doorheen het arbeidsmarktbeleid getrokken. In het kader van de sluitende aanpak bijvoorbeeld, moet een competentiegerichte aanpak van opleiding, begeleiding en bemiddeling de kansen van werkzoekenden op de arbeidsmarkt versterken en de vacaturematching versoepelen. Ook werknemers komen in het vizier. Voor hen bouwen we een basisdienstverlening uit, die hen onder andere wegwijs maakt in het brede landschap van opleiding en begeleiding, want ook op de arbeidsmarkt is er de uitdaging om bij te blijven in de snelle ontwikkelingen. We nemen dus heel wat initiatieven om de weerbaarheid van mensen te versterken. Die kunnen enkel vruchten afwerpen als ook achter de muren van bedrijven en organisaties eenzelfde omslag wordt gemaakt en competentieontwikkeling van alle werknemers integraal deel uitmaakt van het bedrijfsbeleid. Naast innovatie en internationaal ondernemen, is talentontwikkeling één van de belangrijkste hefbomen om de economische groei te waarborgen en duurzame tewerkstelling te realiseren. Bedrijven en organisaties staan voor de uitdaging werk te maken van een strategisch competentiebeleid. Dit biedt een antwoord op uitdagingen zoals het inzetten van de juiste mens op de juiste plaats, het voorbereiden van een onderneming op veranderingen, het mee laten evolueren van oudere werknemers en het behouden van waardevolle werknemers, aanwervingsproblematiek, de wil om werk te maken van diversiteit enzovoort. Een kwaliteitsvol competentiebeleid behelst het op een strategische manier ontwikkelen van competenties, maar ook het herkennen en inzetten van competenties. Om de realisatie van een dergelijke omslag op de arbeidsmarkt te ondersteunen werkt de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen (SERV) met de VDAB als technische partner onder de naam COM- PETENT een competentiemanagementsysteem uit. Dat moet gezien worden als een vernieuwd en ICTondersteund systeem voor het ontwikkelen van beroepenstructuren, beroepscompetentie- profielen en standaarden. Het systeem biedt aldus een kaart van economische activiteiten met de daaraan verbonden competenties. Het werkproces achter het ontwikkelen van beroepscompetentieprofielen en standaarden wordt daarbij geïnformatiseerd en geprofessionaliseerd. Er kan op een veel bredere inbreng van experts (namelijk sectorale sociale partners, het directe werk-

8 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 8 veld en eventueel andere experts) beroep gedaan worden en er zal zo veel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaand, binnenlands en buitenlands materiaal. Dubbel werk wordt vermeden en de werkzaamheden zullen beter sporen met Europese en andere internationale ontwikkelingen Maatschappelijke ontwikkelingen Meer en meer groeit de overtuiging dat een toekomstgericht beleid niet alleen de deelname aan het marktgebonden arbeidsproces, maar evenzeer de participatie van personen aan andere maatschappelijk nuttige, maar niet-marktgebonden activiteiten moet stimuleren en ondersteunen. 3 Een aantal maatschappelijke uitdagingen die de verhouding tussen arbeid en niet-arbeid in de toekomst wellicht mede zullen bepalen (de globalisering, de technologische en de socio-demografische ontwikkelingen) nopen hiertoe. Door arbeid strikt economisch te benaderen als het geheel van maatschappelijk nuttige en betaalde activiteiten op de arbeidsmarkt gaat men immers voorbij aan het gegeven dat ook buiten of in de marge van de arbeidsmarkt heel wat inzet met een onmiskenbare maatschappelijke waarde bestaat, zoals inzet voor sociale en culturele doeleinden, de opvoeding van kinderen, huishoudelijk werk, vrijwilligerswerk en mantelzorg. 4 Zo heeft er zich vooral sinds eind jaren tachtig een grijze zone ontwikkeld tussen arbeid en vrijwilligerswerk: de vergoede vrijwillige inzet. 5 Dit fenomeen maakt deel uit van een bredere maatschappelijke ontwikkeling, waarbij een zekere sociaal-economische erkenning en ondersteuning wordt geboden aan vormen van voorheen onbezoldigde arbeid (o.a. de opvoeding van kinderen, huishoudelijke arbeid, mantelzorg). Als verklaring hiervoor kan verwezen worden naar de discrepantie tussen enerzijds een stijgende vraag naar dit soort dienstverlening en anderzijds een dalend aanbod. Daaraan liggen dan weer verschillende factoren ten grondslag, o.m. de toegenomen participatie van vrouwen op de reguliere arbeidsmarkt, de toenemende vergrijzing van de bevolking (die onze samenleving voor een aantal nieuwe behoeften en uitdagingen 3 Cf. Bouckaert S. Van Buggenhout B., Een juridische verkenning van de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en professionele arbeid, Brussel, 2002, p. 8. Deze tendens kadert in het bredere maatschappelijke debat over mogelijke beleids(her)oriëntaties inzake menselijke arbeid en een pleidooi voor een grotere participatie van alle burgers aan het maatschappelijk leven, ongeacht de concrete vorm (al dan niet betaald) die deze inzet aanneemt. Zie ook: Koning Boudewijnstichting, Arbeid en Niet-arbeid. Naar een volwaardige participatie. Aanbevelingen van de Commissie Arbeid en Niet-Arbeid aan de Koning Boudewijnstichting, Brussel-Leuven-Apeldoorn, Cf. Bouckaert S. Van Buggenhout B., o.c., p. 8. plaatst op het vlak van zorg en hulpverlening) en het ontstaan van een nieuw type vrijwilliger bij wie de voorkeur uitgaat naar eerder kortdurende engagementen. 6 Men kan dan ook verwachten dat de nood aan een zekere sociaal-economische en maatschappelijke ondersteuning of erkenning van bepaalde vormen van (al dan niet reeds vergoed) vrijwilligerswerk en mantelzorg in de toekomst zeker niet zal verminderen, wel integendeel. 7 Het multiculturele karakter van de hedendaagse samenleving geeft eveneens aanleiding tot het formuleren van specifieke kwalificatie-eisen, die primair gericht zijn op maatschappelijke integratie en pas in tweede instantie op intrede of doorstroming op de arbeidsmarkt. Ook de vorming van jongeren tot jeugdwerkers in grootstedelijke context sluit hier bij aan. Deze vorming, die gericht is op maatschappelijke dienstverlening én functioneren, biedt enerzijds mogelijkheden tot sociale inclusie (inzonderheid voor specifieke doelgroepen) en verhoogt anderzijds ook de kansen op de arbeidsmarkt. 3. Doelstellingen van de kwalificatiestructuur De kwalificatiestructuur is een instrument dat moet bijdragen tot het ontwikkelen en inzetten van de competenties van mensen. Meer concreet beogen we met de Vlaamse kwalificatiestructuur: een overkoepelende classificatie van kwalificaties; helderheid in de kwalificaties en hun onderlinge verhoudingen; 5 Het betreft de tendens waarbij voor initieel onbezoldigde vrijwilligerstaken thans systematisch een beperkte prestatievergoeding wordt uitbetaald, d.i. een vergoeding die de reële onkosten, gemaakt tijdens de uitoefening van de activiteit, overstijgt en die evenmin, omwille van het systematische karakter ervan, als een vrijgevigheid kan worden gekwalificeerd. Deze evolutie laat zich opmerken in de meeste West-Europese landen en komt voor in de meest uiteenlopende maatschappelijke domeinen: het meest uitgesproken weliswaar in de welzijns- en gezondheidssector, maar ook bij de combinatie gezinsleven-beroepsarbeid en in de socio-culturele, de religieuze en de civiele sector. Cf. Bouckaert S. Van Buggenhout B., o.c., p Cf. Bouckaert S. Van Buggenhout B., o.c., p Onbetaalde arbeid heeft weliswaar steeds een zekere erkenning genoten. Naast de brede maatschappelijke waardering, kan in dat verband worden verwezen naar een al dan niet rechtstreekse valorisatie van vrijwillige inzet via bv. loopbaanonderbreking of -vermindering, of een beperkte geldelijke vergoeding. Op juridisch vlak is er echter nog werk voor de boeg. Een ondersteuning zou hier bv. kunnen bestaan uit het creëren van voldoende rechtszekerheid omtrent het statuut van deze activiteiten en van diegene die ze verricht.

9 9 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 een betere communicatie over kwalificaties tussen verschillende actoren, meer bepaald tussen de beroepswereld en de onderwijswereld Een overkoepelende classificatie van kwalificaties Vandaag worden kwalificaties die mensen bereikt hebben, vereist zijn voor verdere opleidingen of het uitoefenen van een job meestal uitgedrukt in onderwijsniveaus (basisonderwijs, eerste, tweede, derde en vierde graad van het secundair onderwijs en hoger onderwijs) en de daarbij horende diploma s en getuigschriften. Het bereikte kwalificatieniveau is impliciet verbonden met de duur en de belasting van de opleiding. Tot nog toe vormen de indeling in onderwijsniveaus ook de norm om het kwalificatieniveau van opleidingen buiten onderwijs te bepalen. Equivalentie van diploma s gebeurt op basis van de bestaande indeling in onderwijsniveaus. Internationale vergelijkingen steunen doorgaans op de International Standard Classification of Education of ISCED 97. ISCED 97 is een internationaal classificatiesysteem waarmee de onderwijssystemen van verschillende landen kunnen worden vergeleken door ze op basis van een aantal variabelen toe te wijzen aan een bepaald niveau. Om alle nationale onderwijssystemen te kunnen vatten, is het aantal en de complexiteit van de variabelen binnen ISCED groot. Naast een opdeling volgens opleidingsniveau gebruiken sectoren en arbeidsbemiddelende instanties ook eigen systemen om beroepen te classificeren. De VDAB maakt haar beroepenfiches (CoBra-fiches) op basis van het systeem van de in Frankrijk ontwikkelde Répertoire Opérationnel des Métiers et des Emplois (ROME). Op Europees vlak gebruikt men het systeem van de European employment services (EURES) om het vrij verkeer aan te moedigen en werknemers te helpen bij het zoeken naar een baan in een andere lidstaat. Hiervoor werd het vroegere Système européen de diffusion des offres et demandes d emploi enregistrées en compensation international (SEDOC) 8 in 1992 aangepast en omgedoopt tot EURES 9. Eures bestaat onder meer uit een 8 SEDOC: Europees systeem voor de mededeling van de voor internationale arbeidsbemiddeling geregistreerde aanbiedingen van en aanvragen om werk. 9 EURES heeft als kernpunten een gecentraliseerde vacaturebank en speciaal opgeleide Eures-adviseurs die werkzaam zijn bij de nationale diensten voor arbeidsbemiddeling. vacaturedatabank. Een ander veel gebruikt systeem is het ISCO-systeem (ISCO: International Standard Classification of Occupations). Een aantal beroepssectoren maken in Europese verband een sectorale beroepenindeling. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de kappers, de landbouwsector, de ICT-sector en de logistiek. Beroepen worden in de vermelde classificaties ingedeeld op basis van een aantal kenmerken. Het nadeel van deze classificaties is dat ze zich steeds beperken tot de beroepen in een bepaalde sector. Voor het hoger onderwijs leidden de Europese ontwikkelingen in het kader van de Bolognaverklaring tot weer een ander classificatiesysteem. Momenteel bestaan er dus diverse classificatiesystemen om kwalificaties in het onderwijs en de beroepswereld in te delen en te rangschikken. Met de kwalificatiestructuur beogen we een eenduidig en overkoepelende classificatie uit te bouwen die bruikbaar is zowel in onderwijs- en vormingscontexten als in beroepscontexten. Een eenduidige Vlaamse kwalificatiestructuur die afgestemd is op het Europese kwalificatieraamwerk zal ook bijdragen tot een betere vergelijkbaarheid van kwalificaties. De vraag naar meer mobiliteit tussen de EU-lidstaten vergroot eveneens de nood aan kwalificatiestructuren die vergelijkbaar zijn over de lidstaten heen Helderheid in de kwalificaties Met de Vlaamse kwalificatiestructuur worden kwalificaties en hun onderlinge verhoudingen helder maken. Dit kan door kwalificaties in competenties eenduidig te beschrijven. Daardoor wordt immers duidelijk welke competenties men kan verwachten van een persoon die een bepaalde kwalificatie heeft verworven. Het maakt ook duidelijk welke competenties een persoon moet bezitten om te starten in een beroep of maatschappelijke functie of om een bepaalde opleiding aan te vatten. Kwalificaties kunnen met elkaar vergeleken worden in termen van de competenties die erin vervat zijn, maar ook op basis van het niveau waarop ze zich situeren. De niveaubepaling van kwalificaties verheldert hoe kwalificaties zich tot elkaar verhouden in termen van complexiteit, autonomie en dergelijke. De kwalificatiestructuur maakt duidelijk wat een bepaalde kwalificatie inhoudt en wat ze waard is. Zo kunnen mensen beoordelen welke kwalificaties binnen hun bereik liggen door de competenties die ze al bezitten te vergelijken met de competenties die bij een kwalificatie horen. Mensen kunnen inschatten welke

10 Stuk 2158 ( ) Nr competenties ze eventueel ontbreken om van de ene naar de andere kwalificatie te gaan, welke competenties ze kunnen bijschaven of bijkomend verwerven om een andere kwalificatie te bereiken. In dat opzicht zal de kwalificatiestructuur de processen van studie- en beroepskeuze en loopbaanontwikkeling ondersteunen. De kwalificatiestructuur toont de verschillende bestemmingen die mensen via competentieontwikkeling kunnen bereiken. Van daaruit moet worden nagegaan hoe ze die bestemmingen op de meest efficiënte wijze kunnen bereiken. Kwalificatiestructuren maken op een expliciete wijze duidelijk wat een kwalificatieniveau inhoudt aan de hand van de beschrijving van de erin vervatte competenties. Door kwalificaties eenduidig in competenties te beschrijven en er een niveau aan toe te kennen, zal de kwalificatiestructuur als referentiekader dienen voor de beoordeling van kwalificaties die in andere landen werden verworven. Voor de Europese kwalificatiebewijzen wordt dit in de toekomst verzekerd via het European Qualifications Framework. Ook voor bewijzen uit andere landen zal de kwalificatiestructuur maximaal als referentiekader dienen. Procedures voor het beoordelen van de gelijkwaardigheid van kwalificatiebewijzen zullen in de toekomst een beroep doen op de kwalificatiestructuur Een betere communicatie over kwalificaties tussen verschillende actoren Met de kwalificatiestructuur worden de werelden van leren en werken beter op elkaar afgestemd. De kwalificatiestructuur reikt een gemeenschappelijke taal, ordeningsprincipe en referentiekader aan, dat de gesprekken tussen actoren met een verschillende achtergrond en verschillende doelstellingen kan vergemakkelijken. De kwalificatiestructuur is een catalogus van kwalificaties die expliciteren welke competenties noodzakelijk zijn om verschillende functies en rollen op de arbeidsmarkt en in de bredere samenleving op te nemen of welke competenties nodig zijn voor verdere studies. De beroepswereld zal de kwalificatiestructuur hanteren om duidelijk te maken welke kwalificaties relevant zijn voor de arbeidsmarkt. In plaats van de arbeidsmarktbehoeften uit te drukken in diplomavereisten of gevolgde opleidingen, wordt duidelijk gemaakt welke kwalificaties en daarbij horende competenties vereist zijn om een beroep uit te oefenen en op welk niveau die zich situeren. De onderwijs- en opleidingsverstrekkers zullen uitgaande van dezelfde kwalificatiestructuur vorm geven aan de opleidingen die naar de gevraagde kwalificaties leiden. Bijgevolg kan hetzelfde kader worden gebruikt om de behoeften van de arbeidsmarkt en de doelstellingen van een opleiding te formuleren. Studiekeuze- en loopbaanbegeleiding worden meer coherent als ze vertrekken van dezelfde beschrijving en ordening van kwalificaties. Vormingswerkers en vrijwilligersorganisaties reiken we met de kwalificatiestructuur een kader aan waarbinnen ze de leerresultaten of de ervaring die vrijwilligers opdoen kunnen zichtbaar maken en valoriseren. Aldus worden mogelijkheden gecreëerd voor een bredere maatschappelijke inzetbaarheid en sociale mobiliteit, zowel binnen de eigen sector(en) als naar het onderwijs en de arbeidsmarkt. 4. Bevoegdheid voor de ontwikkeling van de Vlaamse kwalificatiestructuur 4.1. Afstemming binnen de Vlaamse bevoegdheidsverdeling De kwalificaties die in de Vlaamse kwalificatiestructuur een plaats krijgen, zijn relevant voor verschillende beleidsdomeinen zoals onderwijs en vorming, cultuur, jeugd en sport, land- en tuinbouw, welzijn, werk, bestuurzaken, toerisme. Quasi al de leden van de Vlaamse Regering zijn betrokken bij het zichtbaar maken van kwalificaties als erkende gehelen van competenties. Het behoort tot de bevoegdheid van iedere minister te bepalen waarom en hoe kwalificaties binnen hun bevoegdheidsdomein worden gebruikt. Dat kan zijn om bijvoorbeeld leerwegen te bepalen, competenties zichtbaar te maken, evaluaties te organiseren, er een certificering aan te koppelen, organisaties te financieren, de beroepstoegang en -uitoefening te regelen, competentie-ontwikkeling te stimuleren. Daarvoor zullen de betrokken ministers zelf de nodige maatregelen moeten nemen. Omdat de kwalificatiestructuur een instrument is dat in meerdere beleidsdomeinen zal worden gebruikt, is het nodig de bevoegdheid aan te duiden die daarin kan coördineren. De Vlaamse minister bevoegd voor Vorming kan die coördinerende rol opnemen Afstemming binnen België De Vlaamse Gemeenschap zal een eigen kwalificatiestructuur ontwikkelen, zoals deelstaten in andere landen doen. In het UK bijvoorbeeld, ontwikkelen Wales, Engeland, Noord-Ierland en Schotland hun eigen raamwerk en kwalificaties. Vervolgens worden de verschillende raamwerken geconcordeerd. Op die manier zorgt men ervoor dat kwalificaties verworven in de ene regio ook kunnen worden ingezet in de andere regio. In België kan op een vergelijkbare manier de afstemming met de andere gemeenschap-

11 11 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 pen worden gegarandeerd. Die afstemming is echter a priori verzekerd omdat de Vlaamse kwalificatiestructuur nauw aansluit bij het Europese raamwerk (EQF) dat zorgt voor de vertaling tussen de kwalificatiestructuren van de onderscheiden lidstaten. De federale overheid beschikt over een voorbehouden bevoegdheid inzake vestigingsvoorwaarden. Deze bevoegdheid houdt in dat de federale overheid de regels bepaalt voor toegang tot beroepen, de algemene regels of bekwaamheidseisen vastlegt in verband met de uitoefening van sommige beroepen en instaat voor de bescherming van de beroepstitels. Daarnaast is ook Europa op dit vlak regelgevend actief. Om vrij personen- en dienstenverkeer te vrijwaren, reglementeert Europa de erkenning van diploma s en beroepskwalificaties die toegang geven tot een gereglementeerd beroep. De Vlaamse Gemeenschap erkent de federale bevoegdheid en de Europese regelgeving inzake vestigingsvoorwaarden en houdt hier rekening mee. Dit gebeurde in het verleden maar zal evenzeer met de invoering van een Vlaamse kwalificatiestructuur worden gerespecteerd. 5. Beschrijven, inschalen en erkennen van kwalificaties Gehelen van competenties worden erkend als kwalificaties volgens een specifieke procedure. Die bestaat globaal gezien uit drie fasen: beschrijven van de competenties die erin vervat zijn; inschalen; erkennen en registreren van de kwalificatie. We verhelderen eerst een aantal begrippen, vervolgens presenteren we het raamwerk dat zal gebruikt worden om kwalificaties te beschrijven en in te schalen. Hierbij gaan we dieper in op hoe het raamwerk tot stand is gekomen, hoe het is opgebouwd en hoe men het zal gebruiken bij het beschrijven en inschalen van kwalificaties. Ten slotte beschrijven we de erkenningsprocedure voor de verschillende soorten kwalificaties die we onderscheiden Conceptueel kader Om goed te begrijpen hoe kwalificaties tot stand komen en uiteindelijk een plaats krijgen in de kwalificatiestructuur is het nodig vooraf een aantal begrippen te verduidelijken. Competentie en kwalificatie Er bestaan veel definities voor het begrip competentie. Welke definitie we ook gebruiken steeds komen er een aantal essentiële elementen in terug. De OESO 10 legt dit in een recente publicatie op een heel eenvoudige manier uit: een competentie is meer dan louter kennis en is meer dan louter vaardigheden. Het bevat beide en het bevat ook attitudes. Als we bijvoorbeeld veilig op straat willen fietsen dan moeten we het verkeersreglement kennen, vaardig zijn met de fiets en rekening houden met andere weggebruikers. Wanneer we de drie elementen kennis, vaardigheid en attitude samennemen, krijgen we een competentie waardoor we veilig op straat kunnen fietsen. De definities die in Vlaanderen worden gebruikt, sluiten hierbij aan. De definities van de Vlor en de SERV vermelden naast de drie reeds genoemde elementen dat competenties mensen toelaten effectief te handelen in verschillende situaties. Volgens de Vlor is een competentie een geïntegreerde basiscluster van kennis, vaardigheden en attitudes die aan een individu de capaciteiten biedt om effectief te kunnen handelen, problemen te onderkennen en op te lossen en verantwoordelijkheid op te nemen in de context van een bepaalde complexe taak, beroep, functie, rol, netwerk en organisatie 11. De SERV geeft aan dat het vertrekpunt voor het beschrijven van competenties het functioneren van mensen in verschillende situaties is 12. Competenties beschrijven verwacht gedrag in een bepaalde context. Over een bepaalde competentie beschikken, betekent dan dat iemand in staat is dat verwachte gedrag te stellen in een bepaalde context. Dat kan alleen maar als de persoon in kwestie over de nodige vaardigheden, onderliggende kennis en onderliggende attitudes beschikt. Door de competenties te beschrijven als verwacht gedrag worden kennis, vaardigheden en attitudes hierin automatisch met elkaar verweven en geïntegreerd voorgesteld. Kennis, vaardigheden en attitudes zijn de bouwstenen van een competentie. Competenties verwerven veronderstelt een leerproces. Competenties en de samenstellende delen zijn dan niets anders dan de leerresultaten die een persoon bereikt heeft. De wijze waarop dit gebeurde of het leerproces zelf is in het begrip competentie van ondergeschikt belang. Mensen kunnen competenties 10 OECD (2007), Human Capital, How what you know shapes your life. 11 Vlor (2007), Competentieontwikkelend onderwijs, Perspectieven voor het debat. 12 SERV (2007), Informatiefiche, Nieuw format beroepscompetentieprofielen.

12 Stuk 2158 ( ) Nr immers zowel op de werkplek, in de schoolse context als thuis verwerven. Leerresultaten en competenties zijn als begrip inwisselbaar. In het kielzog van het Bolognaproces gebruikt het hoger onderwijs leerresultaten ( learning outcomes ) in plaats van competenties. Leerresultaten bepalen wat een lerende verwacht wordt te kennen, te begrijpen, te doen bij het afronden van een leertraject en de wijze waarop het geleerde kan worden getoond 13. Het hoger onderwijs onderstreept de band tussen de leerresultaten en het leertraject, maar het is duidelijk dat het begrip leerresultaten sterk aanleunt bij het competentiebegrip. Leerresultaten behelzen de toepassing van het geleerde in concrete situaties. Niet alleen kennen moet hierbij geëvalueerd worden, maar ook kunnen en doen. Een belangrijk kenmerk van leerresultaten is dat ze evalueerbaar moeten zijn en dus van die aard moeten zijn dat ze aantonen wat een lerende geleerd heeft. Maar ook competenties resulteren in observeerbaar en bijgevolg evalueerbaar gedrag. Een kwalificatie is een afgerond en ingeschaald geheel van competenties/leerresultaten 14. Met afgerond bedoelen we dat het geheel van competenties relevant is voor bijvoorbeeld het uitoefenen van een beroep of om verdere opleidingen aan te vatten. Ingeschaald betekent dat de kwalificatie verbonden is aan een bepaald kwalificatieniveau van de Vlaamse kwalificatiestructuur. Het aantal competenties dat in een kwalificatie wordt opgenomen staat niet vast, maar het geheel moet wel alle relevante aspecten omvatten. Het bepalen van de relevantie en de erkenning gebeuren op basis van een specifieke procedure. Kwalificaties zijn afgeronde gehelen van competenties waarvoor mensen na een evaluatie een kwalificatiebewijs kunnen krijgen. 13 Gonzalez, J. & Wagenaar, R. (eds) (2005). Tuning Educational Structures in Europe II, Final Report, Pilot project - Phase 2, Universities Contribution to the Bologna Process. Bilbao: University of Deusto. 14 In de context van de deze nota zien we competenties en leerresultaten als inwisselbare begrippen. In de verdere tekst spreken we omwille van de leesbaarheid meestal alleen nog over competenties, alleen bij de kwalificaties voor het hoger onderwijs spreken we over leerresultaten omdat dit begrip er meer ingeburgerd is en internationaal wordt gebruikt. Het is mogelijk (maar niet noodzakelijk) dat een kwalificatie bestaat uit onderdelen die eveneens een relevant geheel van competenties vormen voor een bepaalde context. Dergelijke onderdelen noemen we competentieclusters. De Europese commissie en verschillende Europese landen spreken dan van units. Zo kan bijvoorbeeld naast de polyvalent metselaar (gevelmetselaar) ook de kwalificatie metselaar (binnenmuren) als onderdeel van de polyvalente metselaar worden beschreven. Om kwalificaties in competentieclusters op te delen zijn er technische en maatschappelijke redenen. Technisch gezien kunnen bepaalde competentieclusters in verschillende kwalificaties voorkomen. Competentieclusters zijn dan belangrijke fundamenten die herbruikbaar zijn in de beschrijving van meerdere kwalificaties. Competentieclusters maken meer overzichtelijke beschrijvingen van kwalificaties mogelijk en verhelderen de samenhang tussen kwalificaties. Maatschappelijk bekeken maken competentieclusters de verworven competenties meer zichtbaar en creëren ze een opstap naar de kwalificatie. Sommige gehelen aan competenties leiden momenteel naar een afzonderlijk certificaat of attest (attest bedrijfsbeheer, veiligheidsattesten, lascertificaten). Die bewijzen krijgen maatschappelijke relevantie als ze gekoppeld worden aan een beroepskwalificatie. Ze kunnen er dan ook best in opgenomen worden als een afzonderlijke competentiecluster. De kwalificatiestructuur laat toe om bepaalde competentiegehelen die noodzakelijk zijn om een beroep uit te oefenen maar nu door afzonderlijke instanties worden gecertificeerd mee op te nemen in die kwalificaties waar dat belangrijk is. Wie een opleiding volgt hoeft dan geen bijkomende test of examen meer af te leggen voor dat onderdeel van de kwalificatie omdat het deel zal uitmaken van de opleiding. Wie een ervaringsbewijs wenst te halen zal tijdens de test ook beoordeeld worden voor die competentiecluster. De Vlaamse overheid zal met de federale overheid gesprekken aangaan om monopolies te doorbreken en zo te vermijden dat bepaalde certificaten of attesten enkel uitgereikt kunnen worden door bepaalde instanties. Als dergelijke competentiegehelen toch als een afzonderlijke kwalificatie erkend willen worden, dan zullen zij de procedure voor de erkenning als beroepskwalificatie moeten doorlopen. Kwalificatiestructuur en kwalificatieraamwerk Een kwalificatiestructuur is een systematische ordening van kwalificaties op basis van een eenduidige beschrijving en inschaling van competenties die er deel van uitmaken. De kwalificatiestructuur geeft een overzicht van de kwalificaties die op basis van een specifieke procedure tot stand kwamen (zie verder). Kwalificaties die nu nog in verschillende indelingen zijn opgenomen kunnen zo in één gemeenschappelijk ordeningskader terecht komen.

13 13 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Het kwalificatieraamwerk bevat de ordeningsprincipes van de kwalificatiestructuur. Het raamwerk legt het aantal niveaus vast en geeft per niveau een beschrijving om kwalificaties en de competenties waaruit ze zijn samengesteld op de respectieve niveaus in te schalen. Verder in de nota gaan we daar uitgebreid op in. Kwalificatiebewijs Een kwalificatiebewijs is een door de Vlaamse Gemeenschap erkend document zoals een diploma, getuigschrift, certificaat, deelcertificaat dat certificeert dat een persoon gekwalificeerd is en het relevant geheel van competenties bezit. Het bewijs geeft aan om welke kwalificatie(s) het gaat en bevat een verwijzing naar een niveau van het Vlaamse kwalificatieraamwerk of van het EQF. Kwalificatiebewijzen worden vergezeld van een overzicht van de bijhorende competenties in de vorm van bijvoorbeeld een diplomasupplement of certificaatsupplement Kwalificatieraamwerk Hoe kwam het tot stand? Het Vlaamse kwalificatieraamwerk is het resultaat van intens studiewerk, deelname aan discussies met buitenlandse experts en aan internationale seminaries, overleg met talrijke stakeholders, en proefprojecten. Aangestuurd door de internationale ontwikkelingen zetten tal van landen kwalificatiekaders op. Bij de ontwikkeling van het Vlaams kwalificatieraamwerk kon er dan ook expertise worden uitgewisseld met experts onder andere werkzaam rond het National Qualifications Framework van Engeland, Wales en Noord-Ierland en het Scottish Credit and Qualifications Framework, het Nieuwzeelandse en Australische Credit and Qualifications Framework, de Ierse en Zuidafrikaanse raamwerken, het Franse Répertoire Nationale de Certification. In samenwerking met de Europese Commissie en Cedefop werd in januari 2006 een discussie over de descriptoren georganiseerd met Engelse, Noorse en Tsjechische collega s Schotland: & Engeland: org.uk/ & Wales: elwaweb/elwa.aspx?pageid=1612; Frankrijk: cncp.gouv.fr/ en Ierland: Nederland: Nieuw-Zeeland: kiwiquals.govt.nz/index.do & Spanje: Australië: au/; Zuid-Afrika: De ontwikkeling van het Vlaamse kwalificatieraamwerk liep parallel aan het ontwikkelingsproces van het European Qualifications Framework (EQF). Van juli tot december 2005 organiseerde de Europese Commissie een grootschalige consultatie rond het Europese kwalificatieraamwerk. In Vlaanderen namen een honderdtal organisaties waaronder adviesen overlegorganen, publieke onderwijs-, vormingsen opleidingsverstrekkers, onderwijsvakbonden, intersectorale en sectorale sociale partners daaraan deel. Daaruit bleek niet alleen dat de bevraagde stakeholders positief op het EQF reageren, maar dat ze ook de noodzaak ervan inzien om de kwalificaties en kwalificatiestructuren van de EU-lidstaten op elkaar af te stemmen. De descriptoren van bestaande classificatiesystemen werden bestudeerd en onderzocht op hun bruikbaarheid voor de ontwikkeling van het kwalificatieraamwerk. Het gaat om de indelingen van Bloom- Krathwohl, Romiszowski en Lundvall-Johnson, de competentie-indelingen zoals de Vlaamse overheid ze gebruikt bij het beschrijven van competentieprofielen, de indelingen bij functieclassificatiesystemen en internationaal gehanteerde classificatiesystemen. De gelijkenis tussen het EQF en het Vlaams kwalificatieraamwerk is duidelijk. De kern van beide raamwerken is een ordening in acht niveaus die bestaat uit een reeks gemeenschappelijke referenties, die verwijzen naar leerresultaten en die verder worden onderverdeeld. Maar er zijn ook enkele verschillen. De niveaudescriptoren van het Vlaamse raamwerk zijn systematischer en consistenter uitgewerkt dan in EQF. Zo wordt in het Vlaamse raamwerk ook het aspect context duidelijk omschreven en voor elk niveau uitgewerkt. In EQF zijn de contextaspecten in de andere elementen verwerkt. Het EQF raamwerk is door de discussies met de verschillende lidstaten pragmatischer en zorgt ervoor dat elk lidstaat zijn kwalificatiesysteem en kwalificaties er aan kan koppelen. De pragmatische aanpak komt het meest tot uiting in het gebruik van het begrip competentie. Een competentie wordt binnen EQF gezien als een koepelbegrip voor verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Dat heeft te maken met het gebruik van het begrip in een aantal lidstaten (bv. Nederland), die hier niet wensten van af te wijken. Andere landen (bv. Frankrijk) zien competenties dan weer als het geheel van kennis, vaardigheden, autonomie, zelfstandigheid. Voor het Vlaamse raamwerk werd gekozen voor een invulling van het begrip competentie zoals het binnen de Vlor en de SERV wordt gebruikt (zie hiervoor). Dat wijkt af van de EQF invulling maar kan er toch zonder veel problemen aan worden gekoppeld. Dat is juist wat EQF voor elk land wil mogelijk maken.

14 Stuk 2158 ( ) Nr De niveaus 5, 6, 7 en 8 van het EQF zijn afgestemd op het Framework for Qualifications of The European Higher Education Area (EHEA) dat naar aanleiding van de Bolognaverklaring tot stand kwam. Bij de uitwerking van de hoogste niveaus van het EQF werd rekening gehouden met de Dublindescriptoren. Het EQF is immers algemeen opgevat en moet levenslang leren onderbouwen. Daarom moeten naast de kwalificaties van het hoger onderwijs ook beroepskwalificaties ontwikkeld door de beroepswereld een plaats kunnen krijgen op deze niveaus. In de discussienota rond de Vlaamse kwalificatiestructuur van oktober 2006 werd een versie van het raamwerk gepresenteerd die het resultaat was van het geleverde studiewerk. Verschillende advies- en overlegorganen (SERV, Vlor, VLHORA, VLIR) verstrekten daarop een advies. Ondertussen werden proefprojecten opgezet om het raamwerk uit te testen. Dit gebeurde voor de bouw, de mondzorg, het bedrijfsbeheer, het jeugdwerk, de textiel en het kappersbedrijf. De proefprojecten beschreven en schaalden zo 21 proefkwalificaties in. Uit alle proefprojecten bleek dat het raamwerk bruikbaar was voor inschaling. Toch legden de proefprojecten ook een aantal pijnpunten bloot. Zo bleken de niveaubeschrijvingen op verschillende punten te vaag en bleek het onderscheid tussen de niveaus niet altijd even duidelijk. Op basis van suggesties uit de proefprojecten en uit de geleverde adviezen werd het raamwerk aangepast. Die bijsturingen werden in een tweede testronde positief beoordeeld. Hoe ziet het eruit? Niveaus en niveaudescriptoren Het kwalificatieraamwerk bestaat uit acht niveaus. Daarmee kunnen alle kwalificaties op één van deze acht niveaus een plaats krijgen. Dit gebeurt door de inschaling. Het kwalificatieraamwerk biedt ook ondersteuning om kwalificaties te beschrijven. Acht niveaudescriptoren beschrijven respectievelijk de acht niveaus. Ze geven een algemene omschrijving van de karakteristieken van competenties die eigen zijn aan een niveau. De karakteristieken van de competenties die vervat zijn in de niveaudescriptoren om het respectieve niveau te duiden, noemen we descriptorelementen. Het gaat om kennis, vaardigheden, context, autonomie en verantwoordelijkheid. Kennis verwijst naar verklarende kennis (gebeurtenissen, feiten, begrippen, begrippenkaders, principes en theorieën) en procedurele kennis (heuristieken/denkregels, technieken, methodes, procedures en strategieën) uit (een deel van) een kennisgebied en het beheersingsniveau van de kennis. Vaardigheid is de bekwaamheid om op een effectieve en efficiënte wijze iets te doen met de verworven kennis. Vaardigheid is dus kennen en vooral kunnen. Er zijn verschillende soorten vaardigheden met een verschillende moeilijkheidsgraad. Kennis en vaardigheden worden steeds gebruikt in een context. Deze laatste bestaat uit de omgevingscontext en de handelingscontext. De omgevingscontext zegt iets over de omstandigheden waarin kennis en vaardigheden moeten worden gebruikt. Het kan bijvoorbeeld zijn dat men in steeds wisselende omgevingen terecht komt of dat men onder tijdsdruk moet werken of dat er weinig structuur is in de opdrachten. De handelingscontext verwijst naar aspecten zoals werken met mensen of machines, werken met breekbare of kostbare producten. Autonomie is de mogelijkheid om zelf beslissingen te nemen. Verantwoordelijkheid is de plicht om te zorgen dat iets goed functioneert en de bereidheid om daar rekenschap van te geven. We gebruiken de competenties van industrieel schilder als voorbeeld om de descriptorelementen te illustreren. Hij of zij moet over een kennis van milieuvoorschriften beschikken. Hij of zij moet vaardig zijn in het oordelen over de staat van de ondergrond. De industrieel schilder werkt in verschillende omgevingen, bv. een besloten ruimte, een atelier of een straalcabine. Hij/zij voert de taken dus uit in wisselende contexten. De industriële schilder is verantwoordelijk voor de laagdikte van het schilderwerk e.a. die vastliggen volgens de ondergrond. Dat heeft te maken met organisatorische verantwoordelijkheid. Ten slotte is het werk van de industrieel schilder afhankelijk van weersomstandigheden en droogtijden van het product. Hij of zij moet dus zelf het werk regelen en beslissingen nemen in functie hiervan. De descriptoren en hun samenstellende elementen karakteriseren dus de onderscheiden niveaus van het raamwerk. Hieronder volgt een overzicht van de acht niveaudescriptoren die samen het kwalificatieraamwerk uitmaken. Voor de wijze waarop de niveaudescriptoren werden opgebouwd, verwijzen we naar de bijlage bij deze memorie.

15 15 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 VKS Niveau 1 VKS Niveau 2 VKS Niveau 3 VKS Niveau 4 VKS Niveau 5 Een kwalificatie van niveau 1 omvat herkenbare handelingen die herhaald worden uitgevoerd bij routinetaken en in een goed gestructureerde, stabiele, enkelvoudige en vertrouwde context, waarin de tijdsdruk weinig meespeelt. De kennis is elementair en beperkt tot het herkennen van materialen, van beknopte en eenduidige informatie, van eenvoudige en concrete basisbegrippen en basisregels uit een deel van een domein. Het arsenaal aan vaardigheden is gelimiteerd: informatie wordt uit het geheugen opgeroepen en toegepast en er worden automatismen gebruikt. Aangeleerde praktische handelingen worden nagebootst en richten zich op niet-delicate objecten. Onder rechtstreekse leiding kan het eigen, strikt afgelijnde takenpakket naar behoren worden afgehandeld. Een kwalificatie op niveau 2 omvat competenties die het mogelijk maken te handelen met delicate, maar passieve objecten. Dat gebeurt met een beperkte autonomie en een beperkte uitvoerende verantwoordelijkheid voor eigen werk. Een geselecteerd aantal standaardprocedures wordt toegepast. Voorgeschreven strategieën worden aangewend om concrete problemen op te lossen, die weliswaar gelimiteerd en herkenbaar zijn. Typisch voor deze kwalificatie is het aanwenden van één of meer van de volgende vaardigheden: analyseren van gegeven informatie door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen, zintuiglijke ervaringen in motorische handelingen om te zetten en aangeleerde praktischtechnische handelingen onder begeleiding ui te voeren Dat gebeurt in een beperkt aantal vergelijkbare, enkelvoudige en vertrouwde contexten. De kennis omvat het begrijpen van informatie, van standaardprocedures, en concrete begrippen uit een specifiek domein. Een kwalificatie van niveau 3 omvat het vermogen om hoofd- en bijzaken in informatie te onderscheiden en een aantal abstracte begrippen, wetten, formules en methoden te begrijpen. Handelen met delicate en actieve objecten is mogelijk. De contexten zijn weliswaar vergelijkbaar, maar sommige factoren veranderen. Keuzevaardigheid is een karakteristiek gegeven van dit niveau. Standaardprocedures en methoden worden zelf gekozen om taken uit te voeren en verscheidene concrete en welomschreven problemen op te lossen. Tot de cognitieve vaardigheden behoren: analyseren via inductie en deductie, en synthetiseren. Motorische vaardigheden worden aangewend om handelingen te verrichten van artistiekcreatieve aard of die tactisch en strategisch inzicht vereisen, of om constructies te maken op basis van een plan. Die kwalificaties verwijzen altijd naar een zekere graad van autonomie binnen een afgebakend takenpakket en een beperkte organisatorische verantwoordelijkheid voor eigen werk. Een kwalificatie van niveau 4 omvatten competenties die gericht zijn op het oplossen van diverse niet-vertrouwde, maar concrete en domeinspecifieke problemen en taken. Dat gebeurt door het ontwikkelen van een strategische aanpak op basis van het afwegen en integreren van informatie. Concrete én abstracte gegevens uit een specifiek domein worden geïnterpreteerd. De taken zijn divers en hebben betrekking op een combinatie van wisselende contexten. De vaardigheden zijn van reflectieve (cognitieve) en van productieve motorische aard. Die kwalificaties verwijzen naar autonoom handelen met enig initiatief en volledige verantwoordelijkheid ten opzichte van het eigen functioneren. Het eigen handelen wordt geëvalueerd en bijgestuurd met het oog op het bereiken van collectieve resultaten. Een kwalificatie van niveau 5 omvat het vermogen om de informatie uit een specifiek domein met concrete en abstracte gegevens uit te breiden (extrapolatie) of met ontbrekende gegevens aan te vullen (interpolatie) en om begrippenkaders te hanteren. Anderzijds is men zich bewust van de reikwijdte van de domeinspecifieke kennis. Geïntegreerde cognitieve en/ of motorische vaardigheden worden toegepast. Theoretische en praktische kennis worden getransfereerd. Procedures en strategisch denken worden flexibel en inventief ingezet bij de uitvoering van taken en bij de oplossing van problemen. Verworven kennis en vaardigheden worden gebruikt in een reeks van nieuwe, complexe contexten. De autonomie, het initiatief en de verantwoordelijkheid reiken verder dan het eigen werk en het eigen handelen; ook groepsresultaten worden gestimuleerd.

16 Stuk 2158 ( ) Nr VKS Niveau 6 VKS Niveau 7 VKS Niveau 8 Een kwalificatie van niveau 6 omvat het vermogen om niet-vertrouwde, complexe problemen op te lossen op basis van de interpretatie van een relevante gegevensverzameling en de innovatieve aanwending van geselecteerde methoden en hulpmiddelen. De daartoe noodzakelijke kennis en inzichten uit een specifiek domein worden kritisch geëvalueerd en gecombineerd. Dergelijke kwalificaties doen een beroep op een behoorlijk abstractievermogen en op het toepassen van complexe gespecialiseerde vaardigheden, gelieerd aan onderzoeksuitkomsten. Dit kwalificatieniveau veronderstelt onafhankelijk en initiatiefrijk handelen in complexe en gespecialiseerde contexten. Er wordt medeverantwoordelijkheid opgenomen voor het bepalen van collectieve resultaten. Een kwalificatie van niveau 7 omvat het vermogen tot integratie en herformulering van kennis en inzichten uit een bepaald domein of op het raakvlak tussen verschillende domeinen. Complexe nieuwe vaardigheden, gelieerd aan zelfstandig, gestandaardiseerd onderzoek, worden aangewend om volledig autonoom en met beslissingsrecht te handelen in onvoorspelbare, complexe en gespecialiseerde contexten. Dat betekent een aanzet tot origineel en creatief denken. Typisch voor dit niveau is dat complexe, geavanceerde en/of innovatieve probleemoplossende technieken en methoden aan een kritisch oordeel worden onderworpen en toegepast. Dat laat toe de eindverantwoordelijkheid op te nemen voor het bepalen van collectieve resultaten. Een kwalificatie van niveau 8 omvat kennis van een substantieel deel van een specifiek domein of kennis op het raakvlak tussen verschillende domeinen. Bestaande kennis wordt uitgebreid of geherdefinieerd. Daarenboven wordt nieuwe kennis geïnterpreteerd en gecreëerd via origineel onderzoek of geavanceerde wetenschappelijke studie. De context is bijzonder complex en heeft brede, innoverende implicaties. Kwalificaties van niveau 8 veronderstellen het ontwerpen en uitvoeren van projecten die de bestaande procedurele kennis uitbreiden en herdefiniëren, gericht op de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden, technieken, toepassingen, praktijken en/of materialen. Met een hoge mate van kritische zin en sturend vermogen wordt de verantwoordelijkheid opgenomen voor de ontwikkeling van de professionele praktijk of van wetenschappelijk onderzoek. Het kwalificatieraamwerk en de principes die eraan ten grondslag liggen, worden vastgelegd in dit decreet. Omwille van de overzichtelijkheid en de bruikbaarheid bij het beschrijven en inschalen van kwalificaties nemen we de niveaudescriptoren in hun analytische vorm in het decreet op. Voor elke niveaudescriptor wordt duidelijk aangegeven wat de invulling is van de descriptorelementen kennis, vaardigheden, context, autonomie en verantwoordelijkheid.

17 17 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 VKSniveau Kennis Vaardigheden Niveaudescriptorelementen VKS 1 materialen, beknopte, eenduidige informatie, eenvoudige, concrete basisbegrippen en -regels uit een deel van een specifiek domein herkennen één of meer van de volgende vaardigheden aanwenden: cognitieve: informatie uit het geheugen oproepen, herinneren en toepassen motorische: automatismen gebruiken en praktische handelingen nabootsen repetitieve en herkenbare handelingen uitvoeren in routinetaken VKS 2 informatie, concrete begrippen en standaardprocedures uit een specifiek domein begrijpen één of meer van de volgende vaardigheden aanwenden: cognitieve: informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen motorische: zintuiglijke ervaringen in motorische handelingen omzetten aangeleerde praktisch-technische handelingen uitvoeren een geselecteerd aantal standaardprocedures bij het uitvoeren van taken toepassen; voorgeschreven strategieën aanwenden voor het oplossen van een beperkt aantal herkenbare concrete problemen Context Autonomie Verantwoordelijkheid handelen in een stabiele, vertrouwde, enkelvoudige en goed gestructureerde context, waarin de tijdsdruk van gering belang is handelen met niet-delicate objecten onder rechtstreekse leiding functioneren blijk geven van persoonlijke doeltreffendheid handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, enkelvoudige, vertrouwde contexten handelen met delicate, passieve objecten onder begeleiding functioneren met beperkte autonomie beperkte uitvoerende verantwoordelijkheid opnemen voor eigen werk

18 Stuk 2158 ( ) Nr VKS 3 een aantal abstracte begrippen, wetten, formules en methodes uit een specifiek domein begrijpen; hoofd- en bijzaken in informatie onderscheiden één of meer van de volgende vaardigheden aanwenden: cognitieve: informatie analyseren via deductie en inductie informatie synthetiseren motorische: constructies maken op basis van een plan handelingen verrichten die tactisch en strategisch inzicht vereisen artistiek-creatieve vaardigheden toepassen standaardprocedures en methodes kiezen, combineren en gebruiken bij het uitvoeren van taken en bij het oplossen van een verscheidenheid van welomschreven concrete problemen VKS 4 concrete en abstracte gegevens (informatie en begrippen) uit een specifiek domein interpreteren reflectieve cognitieve en productieve motorische vaardigheden toepassen gegevens evalueren en integreren en strategieën ontwikkelen voor het uitvoeren van diverse taken en voor het oplossen van diverse, concrete, niet-vertrouwde (maar weliswaar domeinspecifieke) problemen VKS 5 de informatie uit een specifiek domein met concrete en abstracte gegevens uitbreiden of met ontbrekende gegevens aanvullen; begrippenkaders hanteren; zich bewust zijn van de reikwijdte van de domeinspecifieke kennis geïntegreerde cognitieve en motorische vaardigheden toepassen kennis transfereren en procedures flexibel en inventief aanwenden voor het uitvoeren van taken en voor het strategisch oplossen van concrete en abstracte problemen handelen in vergelijkbare contexten waarin een aantal factoren veranderen handelen met delicate, actieve objecten binnen een afgebakend takenpakket functioneren met enige autonomie beperkte organisatorische verantwoordelijkheid opnemen voor eigen werk handelen in een combinatie van wisselende contexten autonoom functioneren met enig initiatief volledige verantwoordelijkheid voor eigen werk opnemen; het eigen functioneren evalueren en bijsturen met het oog op het bereiken van collectieve resultaten handelen in een reeks van nieuwe, complexe contexten autonoom functioneren met initiatief verantwoordelijkheid opnemen voor het bereiken van persoonlijke resultaten en voor het stimuleren van collectieve resultaten

19 19 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 VKS 6 kennis en inzichten uit een specifiek domein kritisch evalueren en combineren complexe gespecialiseerde vaardigheden toepassen, gelieerd aan onderzoeksuitkomsten relevante gegevens verzamelen en interpreteren en geselecteerde methodes en hulpmiddelen innovatief aanwenden om niet-vertrouwde complexe problemen op te lossen VKS 7 kennis en inzichten uit een specifiek domein of op het raakvlak tussen verschillende domeinen integreren en herformuleren complexe nieuwe vaardigheden toepassen, gelieerd aan zelfstandig, gestandaardiseerd onderzoek complexe, geavanceerde en/of innovatieve probleemoplossende technieken en methodes kritisch beoordelen en toepassen VKS 8 bestaande kennis uit een substantieel deel van een specifiek domein of op het raakvlak tussen verschillende domeinen uitbreiden en/of herdefiniëren nieuwe kennis via origineel onderzoek of geavanceerde wetenschappelijke studie interpreteren en creëren projecten ontwerpen en uitvoeren die de bestaande procedurele kennis uitbreiden en herdefiniëren, gericht op het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden, technieken, toepassingen, praktijken en/of materialen handelen in complexe en gespecialiseerde contexten functioneren met volledige autonomie en een ruime mate van initiatief medeverantwoordelijkheid opnemen voor het bepalen van collectieve resultaten handelen in onvoorspelbare, complexe en gespecialiseerde contexten volledig autonoom functioneren met beslissingsrecht eindverantwoordelijkheid opnemen voor het bepalen van collectieve resultaten handelen in bijzonder complexe contexten met brede, innoverende implicaties met een hoge mate van kritische zin en sturend vermogen de verantwoordelijkheid opnemen voor de ontwikkeling van de professionele praktijk of van wetenschappelijk onderzoek Credits toekennen aan kwalificaties Aanvankelijk was de Europese Commissie van plan om in het EQF naast niveaus ook credits voor het karakteriseren van kwalificaties op te nemen. Een credit is een eenheid waarmee de omvang van een kwalificatie wordt uitgedrukt. In de Europese context wordt ook onderzocht of het mogelijk is credits te gebruiken om de relatieve omvang van een competentiecluster binnen een kwalificatie uit te drukken. Zo kan het gewicht of het relatieve aandeel van bepaalde competentieclusters in het geheel van de kwalificatie in rekening worden gebracht. Dit kan helpen bij het vergelijken van kwalificaties of competentieclusters die in verschillende contexten worden verworven.

20 Stuk 2158 ( ) Nr Eind 2006 werkte de Europese Commissie een voorstel uit voor een creditsysteem voor beroepsonderwijs en -opleidingen, het European Credit System for Vocational Education and Training (ECVET). Rond dit voorstel vond een brede consultatie in alle EUlidstaten plaats. Het voorstel volgt zoveel mogelijk de EQF-benadering met focus op leerresultaten, waarbij men abstractie maakt van specifieke leertrajecten om ook de uitkomsten van het niet-formeel en informeel leren te valideren. Voor het ogenblik is het nog niet helemaal duidelijk in welke richting het ECVETvoorstel evolueert. Iedereen ziet de toegevoegde waarde van het voorstel voor internationale en nationale mobiliteit en het erkennen van non-formeel en informeel leren. Toch ziet men ook een aantal problemen. De opmerkingen gaan zowel over het gebruik van begrippen, de motivatie van de gemaakte keuzes, het draagvlak, het gebruik van de credits, de technische uitwerking. De ECVET-consultatie binnen de Vlaamse Gemeenschap leverde dezelfde opmerkingen en vragen op. Het lijkt dus beter eerst de evoluties op Europees vlak af te wachten alvorens bepaalde toepassingen in de Vlaamse kwalificatiestructuur op te nemen. Omdat de opmerkingen van de verschillende lidstaten vrij gelijklopend waren, heeft de Europese Commissie beslist om samen met een technische werkgroep, haar voorstel te verfijnen. De technische werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, waaronder de Vlaamse overheid. De Europese Commissie heeft vóór de zomer van 2008 een bijgewerkt ECVET-voorstel naar buiten gebracht, opgenomen in een ontwerp van aanbeveling van Europees Parlement en de Raad. Het ontwerp van aanbeveling over ECVET ( European Credit Transfer System for VET ) wordt door het Europees Parlement behandeld voor goedkeuring in eerste lezing eind december Na de goedkeuring van het Europees Parlement zou het dossiers begin 2009 officieel aangenomen kunnen worden. Het hoger onderwijs gebruikt reeds geruime tijd het European Credit Transfer System (ECTS). ECTS is een systeem voor credit accumulatie en transfer dat vertrekt vanuit heldere leerresultaten. Het wil zowel de planning, het aanbod, de evaluatie, de erkenning en de validering van kwalificaties en onderdelen van kwalificaties vereenvoudigen als de mobiliteit van de studenten aanmoedigen. Credits in het hoger onderwijs zeggen iets over de inspanning of de hoeveelheid werk (studieomvang) die een student moet leveren om de leerresultaten te verwerven. De studieomvang is de tijd die een student gemiddeld genomen nodig heeft om te voldoen aan alle leeractiviteiten, zoals lessen, seminaries, practica, projecten, zelfstudie en examens, die nodig zijn om de leerresultaten te verwerven. De studieomvang van één academiejaar en de daaraan verbonden leerresultaten wordt berekend op 60 ECTS-credits. Eén credit komt overeen met 25 tot 30 uren studieomvang. In het hoger onderwijs worden credits toegekend aan kwalificaties of opleidingen en aan onderdelen ervan. Credits worden toegekend aan individuele studenten na het afwerken van de leeractiviteiten van een opleiding of een opleidingsonderdeel en na evaluatie van de verworven leerresultaten. Credits kunnen geaccumuleerd worden met het oog op het verwerven van een kwalificatie (zoals voorzien in de instelling). Wanneer studenten leerresultaten hebben verworven in andere leercontexten of op een ander moment (formeel, non formeel of informeel) dan kunnen de overeenstemmende credits verworven worden na een succesvol assessment of na validering van de leerresultaten. Credits kunnen ook getransfereerd worden van het ene naar het andere studieprogramma, in dezelfde of in een andere instelling. Dat kan echter alleen als de instelling de leerresultaten en de ermee verbonden credits aanvaardt. Instellingen die met elkaar een partnerschap aangaan, moeten op voorhand afspraken maken over de erkenning van de credits. In Vlaanderen worden de ECTS-credits studiepunten genoemd. Hoe wordt het gebruikt? Beschrijven van kwalificaties Het kwalificatieraamwerk zorgt aan de hand van de descriptorelementen voor een eenduidige beschrijving van kwalificaties. Dat betekent dat kwalificaties beschreven worden in competenties/leerresultaten met aanduiding van kennis, vaardigheden en attitudes. Omdat de descriptorelementen ook gebruikt worden om kwalificaties in te schalen, zal men bij de beschrijving van kwalificaties ook moeten zorgen dat de elementen context en autonomie/verantwoordelijkheid uit de beschrijving af te leiden zijn.

21 21 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Inschalen van kwalificaties Een kwalificatie wordt ingeschaald door de beschrijving van de competenties te vergelijken met de niveaudescriptorelementen voor de verschillende kwalificatieniveaus. Om het inschalingsproces te objectiveren, willen we voorzien in een inschalingsmethode. Zo willen we ook vermijden dat er daarvoor impliciet verschillende methodieken worden gehanteerd waardoor de vergelijkbaarheid van de kwalificaties in het gedrang komt. De inschalingsmethode zal voor het toekennen van een niveau aan de competentie(cluster)s naast de descriptorelementen ook rekening houden met het relatieve belang van een competentie(cluster) binnen de kwalificatie. Het niveau van een kwalificatie wordt in consensus bepaald op basis van de inschaling van de competentie(cluster)s (zie bijlage) Procedure voor het erkennen van kwalificaties De kwalificatiestructuur is een instrument voor levenslang leren. Het is daarom belangrijk dat de kwalificatiestructuur de kwalificaties zichtbaar maakt die mensen in de loop van hun leven kunnen verwerven. Dat kunnen grote en kleine kwalificaties zijn, meer op algemene vorming gerichte en beroepsgerichte kwalificaties, kwalificaties met een grote moeilijkheidsgraad en minder moeilijk te verwerven kwalificaties. Kwalificaties die toelaten om verdere opleiding of onderwijs aan te vatten als kwalificaties die zich onmiddellijk op de arbeidsmarkt richten. We maken procedureel een onderscheid tussen beroepskwalificaties en onderwijskwalificaties. Een beroepskwalificatie is een afgerond en ingeschaald geheel van competenties waarmee mensen de handelingen stellen die men van hen in een specifieke beroepscontext verwacht. Een beroepskwalificatie is met andere woorden een verzameling van competenties die mensen in het kader van een beroep in staat stellen effectieve, kwaliteitsvolle prestaties te leveren. In het bepalen van beroepskwalificaties krijgen de sociale partners een belangrijke rol. Beroepskwalificaties komen tot stand op basis van de beroepscompetentieprofielen die binnen de SERV worden aangemaakt. Onder dezelfde noemer zijn ook kwalificaties vervat die mensen in staat stellen om effectieve, kwaliteitsvolle prestaties te leveren gericht op een specifieke maatschappelijke functie of rol, in het kader van vrijwilligerswerk of binnen semi-agorale context. Ook hier gaat het om afgeronde gehelen van competenties die vereist zijn om de handelingen te stellen die binnen de gegeven maatschappelijke context van hen verwacht wordt. Net als bij de beroepscompetentieprofielen worden de competentieprofielen die aan de basis liggen van deze kwalificaties binnen de schoot van de SERV ontwikkeld. Een onderwijskwalificatie is een afgerond en ingeschaald geheel van competenties die mensen bezitten als ze een bepaalde opleiding (of een relevant deel van een opleiding) in het onderwijs voltooid hebben. Het gaat om een afgerond geheel van competenties waarmee mensen in staat zijn verdere studies in het secundair onderwijs of het hoger onderwijs aan te vatten, die hen toelaat om maatschappelijk te functioneren en te participeren of waarmee ze beroepsactiviteiten kunnen uitoefenen.. De verantwoordelijkheid voor het beschrijven van de onderwijskwalificaties ligt bij de overheid voor het leerplicht- en volwassenenonderwijs en de instellingen voor het hoger onderwijs. Onderwijskwalificaties zijn kwalificaties die alleen binnen onderwijs kunnen worden verworven en waarvoor alleen een door de overheid erkende instelling een bewijs kan afleveren. Dat betekent niet dat de bijhorende competenties alleen via onderwijsopleidingen kunnen worden verworven maar ze leiden enkel via een door de onderwijsoverheid erkende instelling naar een onderwijskwalificatie en bijhorende certificering. De kwalificaties zijn als volgt over de kwalificatieniveaus verdeeld:

22 Stuk 2158 ( ) Nr Kwalificatieniveau Beroepskwalificaties* Onderwijskwalificaties 8 X Doctor 7 X Master 6 X Bachelor 5 X Gegradueerde 4 X X 3 X X 2 X X 1 X X *Beroepskwalificaties van niveau 5, 6,7 en 8 leiden niet naar de graad van gegradueerde, bachelor, master en doctor; We onderscheiden verschillende procedures voor het erkennen van kwalificaties: een procedure voor beroepskwalificaties, een procedure voor onderwijskwalificaties waarbij een verder onderscheid wordt gemaakt tussen onderwijskwalificaties van niveau 6, 7 en 8 en onderwijskwalificaties van niveau 1 tot en met 5. Procedure beroepskwalificaties SERV-beroepscompetentieprofielen Beschrijven Sinds kort werkt de SERV aan beroepscompetentieprofielen die de vroegere beroepsprofielen vervangen. Terwijl de beroepsprofielen de taken beschreven die bij het uitoefenen van een beroep moeten worden opgenomen, beschrijven de beroepscompetentieprofielen de competenties die iemand nodig heeft om resultaatgericht op de werkvloer te kunnen handelen. Een beroepscompetentieprofiel is een afgerond geheel van competenties die een beroepsbeoefenaar in een bepaalde arbeidscontext hanteert om verwachte resultaten op de werkvloer te realiseren. De beroepscompententieprofielen worden gebruikt om de beroepskwalificaties in competenties te beschrijven. De reikwijdte en de gedetailleerdheid van een beroepskwalificatie hangen af van de reikwijdte en de gedetailleerdheid van het beroepscompetentieprofiel. In kwalificaties wordt geen onderscheid gemaakt tussen beginnende en ervaren beroepsbeoefenaars. Een ervaren beroepsbeoefenaar zal dezelfde taken sneller en efficiënter uitvoeren dan de beginnende beroepsbeoefenaar. Een beginnende beroepsbeoefenaar is iemand die start in het beroep, maar over de competenties beschikt om succesvol het proces naar de ervaren beroepsbeoefenaar te doorlopen.

23 23 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Eventueel kan een beroepscompetentieprofiel worden onderverdeeld in competentieclusters. We laten het over aan de ontwikkelaars om daarover te beslissen en te bepalen of binnen een beroepscompetentieprofiel voor de arbeidsmarkt relevante onderdelen kunnen worden onderscheiden. Voor het uitwerken van de beroepscompetentieprofielen zorgt de SERV voor een actieve betrokkenheid van de actoren uit de professionele sectoren. Indien het gereglementeerde beroepen betreft, dan worden de federale en internationale bepalingen voor de beroepsuitoefening meegenomen in de uitwerking van de beroepscompetentieprofielen. Met zijn competentiemanagementsysteem (COMPE- TENT) wil de SERV zoals we hiervoor aanhaalden versneld beroepscompetentieprofielen uitwerken. We zullen de technische uitwerking van de kwalificatiedatabank voor de beroepskwalificaties dan ook afstemmen op het systeem van COMPETENT en beide in dezelfde lijn ontwikkelen. Inschalen Het verschil tussen een beroepscompetentieprofiel en een beroepskwalificatie is de inschaling in de kwalificatiestructuur op basis van het kwalificatieraamwerk. Om het beroepscompetentieprofiel in te schalen, wordt een agentschap bij het beleidsdomein onderwijs en vorming ingeschakeld. Dat agentschap zal ook verantwoordelijk zijn voor de databank van de kwalificatiestructuur en het toezicht op de kwaliteit van de onderwijs-, opleidings- en vormingstrajecten en van de trajecten voor de erkenning van verworven competenties (EVC) (zie verder). Van zodra het beroepscompetentieprofiel is afgerond, kan de SERV, het indienen bij het agentschap. Hiervoor zullen we structurele afspraken maken. Voor de inschaling van de beroepscompetentieprofielen in een niveau van de kwalificatiestructuur werkt het agentschap met sectorspecifieke commissies. De inschalingscommissies bestaan uit vertegenwoordigers van de betrokken sector aangeduid door de SERV, onderwijsverstrekkers aangeduid door de Vlor, publieke opleidingsverstrekkers (VDAB en SYNTRA Vlaanderen) en onafhankelijke inschalingsexperts aangeduid door het agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming. Voor het inschalen wordt een duidelijk afgesproken procedure gevolgd. Een element daarvan is dat tijdens de inschaling niets aan de inhoud van het beroepscompetentieprofiel wordt veranderd. Verder wordt het relatieve belang van iedere competentie binnen de kwalificatie bekeken. Competenties verschillen immers in relevantie voor het geheel van de kwalificatie. Dat houdt in dat eenzelfde competentie in twee verschillende kwalificaties meer of minder kan doorwegen in het geheel. De sociale partners zijn als ontwikkelaar van de beroepscompetentieprofielen onmisbaar bij het bepalen van het relatieve belang van competenties. Op basis van het kwalificatieraamwerk en een afgesproken inschalingsmethode zal de commissie de beroepscompetentieprofielen op een bepaald niveau inschalen. Het is de bedoeling dat de commissie een consensus over de tot stand gekomen kwalificatie bereikt. De inschaling zorgt ervoor dat de beroepskwalificaties een plaats krijgen in de kwalificatiestructuur. De inschalingscommissie levert een voorstel tot inschaling aan het agentschap. Dat agentschap formuleert op basis hiervan een advies over de erkenning van de kwalificatie aan de bevoegde ministers. Erkennen Na advies van het agentschap kunnen de bevoegde ministers de kwalificatie voor erkenning voorleggen aan de Vlaamse Regering. Beroepskwalificaties krijgen geen geldigheidsdatum. Door maatschappelijke en technologische ontwikkelingen kunnen beroepscompetentieprofielen echter een bijsturing behoeven. De SERV kan een vraag tot erkenning van de bijsturing te allen tijde indienen. Bijgestuurde beroepscompetentieprofielen leiden ertoe dat de erkende beroepskwalificatie moet aangepast worden. Registreren Na de beslissing van de Vlaamse Regering om de beroepskwalificaties te erkennen, worden ze geregistreerd in de kwalificatiedatabank. De kwalificatiedatabank is een databank waardoor de kwalificatiestructuur gemakkelijk publiek consulteerbaar is. De kwalificatiedatabank zal eveneens het proces dat leidt tot het erkennen van kwalificaties ondersteunen. Het is de bedoeling dat de personen die bij het inschalen van de kwalificaties betrokken zijn in de databank gegevens kunnen invoeren, informatie vinden om hun inschalingswerkzaamheden te ondersteunen en de verschillende stappen van de erkenningsprocedure kunnen volgen.

24 Stuk 2158 ( ) Nr Andere competentieprofielen Ook in het kader van vrijwilligerswerk en binnen semi-agorale context kunnen afgeronde gehelen van competenties of competentieprofielen worden onderscheiden, bijvoorbeeld in het sociaal-cultureel volwassenenwerk (natuurgids, EHBO-helper enzovoort), in het jeugdwerk (animator, instructeur enzovoort en in de sportsector (initiator, trainer A en B enzovoort). Sommige van deze competentieprofielen zijn vergelijkbaar met beroepen uit andere sectoren. Hoewel het soort inzet en engagement bij een vrijwilliger van een andere orde is dan bij een beroepsbeoefenaar wordt voor het overige eenzelfde competent functioneren vereist. Daarom willen we de maatschappelijke rollen en functies van deze vrijwilligers, daar waar nodig en mogelijk, beschrijven en erkennen en van deze competentieprofielen volwaardige kwalificaties maken. Naar opzet en vorm leunen deze competentieprofielen sterk aan bij de beroepscompetentieprofielen zoals ze binnen de SERV voor andere sectoren worden ontwikkeld. Omwille van pragmatische redenen, niet in het minste de parallelle procedure (cf. infra), plaatsen we hen onder de noemer van beroepskwalificaties. Beschrijven De beschrijving van kwalificaties gericht op specifieke maatschappelijke rollen of functies in competentieprofielen behoort toe aan de respectieve sectoren waarbinnen deze rollen worden opgenomen. Voor het uitwerken van de beroepscompetentieprofielen zorgt de SERV voor een actieve betrokkenheid van de actoren uit de professionele sectoren. In het geval van de brede sociaal-culturele sector (sociaalcultureel volwassenenwerk, jeugdwerk enzovoort) ontbreekt momenteel echter een dergelijk gestructureerd orgaan dat deze taak op zich kan nemen en de voortgang binnen de deelsector in kwestie kan garanderen. Vanuit deze context kan voor die sectoren binnen de SERV een platform worden gecreëerd waarin alle relevante actoren worden samengebracht om vervolgens gezamenlijk te bepalen welke competentieprofielen als kwalificaties in de kwalificatiestructuur worden opgenomen. Specifiek binnen de sportsector verzorgt op dit ogenblik de Vlaamse Trainersschool (VTS) voor verschillende soorten vormingen. De VTS is een samenwerkingsverband tussen het Bloso, de topsportmanager, de universitaire Opleidingsinstituten Lichamelijke Opvoeding, de Vlaamse hogescholen Lichamelijke Opvoeding en de erkende Vlaamse sportfederaties en verenigt de belangrijkste opleidingsverstrekkers binnen de sportsector in Vlaanderen. De decretale opdracht van het Bloso inzake sportkaderopleidingen wordt via de VTS gerealiseerd. Voor de sportsector zal de SERV dan ook gebruik maken van de expertise van de VTS voor het bepalen van de competentieprofielen. Sommige van die profielen kunnen worden gezien als zuivere beroepscompetentieprofielen. Andere competentieprofielen situeren zich in de vrijwilligersfeer. Voor het overige gelden hier dezelfde principes als bij de beroepscompetentieprofielen. Zo zal een ervaren iemand dezelfde taken sneller en efficiënter uitvoeren dan een beginnende kracht. Eventueel kan een competentieprofiel worden onderverdeeld in competentieclusters. We laten het over aan de ontwikkelaars om daarover te beslissen en te bepalen of binnen een competentieprofiel voor het opnemen van een maatschappelijke rol of functie relevante onderdelen kunnen worden onderscheiden. Inschalen, erkennen, registreren De procedure voor het inschalen van de competentieprofielen is vergelijkbaar met de hoger beschreven procedure voor de inschaling van de beroepscompetentieprofielen van de SERV. De competentieprofielen worden door sectorspecifieke commissies binnen het agentschap ingeschaald in de kwalificatiestructuur. De inschalingscommissie is evenredig samengesteld uit vertegenwoordigers van enerzijds de betrokken maatschappelijke sector en anderzijds onderwijsverstrekkers aangeduid door de Vlor, publieke opleidingsverstrekkers (VDAB en SYNTRA-Vlaanderen) en onafhankelijke inschalingsexperts, aangeduid door het agentschap Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming. Die zorgen gezamenlijk voor de inschaling. Voor het inschalen wordt een duidelijk afgesproken procedure gevolgd die voor alle kwalificaties hetzelfde is en waarbij tijdens de inschaling niets aan de inhoud van het competentieprofiel wordt veranderd. De erkenning en registratie van de kwalificaties gebeuren op dezelfde manier als bij de SERV procedure, en waarborgt de toepassing van Vlaamse, federale en internationale regelgeving ter zake. Procedure onderwijskwalificaties De Europese aanbeveling over EQF roept de EU-lidstaten op om tegen 2010 elk van hun kwalificaties te koppelen aan één van de acht niveaus van het Europees Kwalificatieraamwerk (EQF). Op die manier kunnen nationale kwalificaties met elkaar vergeleken worden. Vanuit de aanbeveling moeten we de bestaande en toekomstige onderwijskwalificaties een plaats geven in de Vlaamse kwalificatiestructuur om zo de koppeling te maken met het EQF. Dit betekent dat de opleidingenstructuur op termijn geënt moet worden op de kwalificatiestructuur. In het ontwerp van decreet op het secundair-na secundair en het hoger beroepsonderwijs vertrekken we reso-

25 25 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 luut van de kwalificatiestructuur om het hoger beroepsonderwijs (hbo) binnen de opleidingenstructuur een plaats te geven. Het hbo leidt naar kwalificaties van niveau 5. Het krijgt een plaats in respectievelijk het volwassenenonderwijs en het hoger onderwijs. Voor de bestaande opleidingen die tot het hbo horen zal onderzocht worden of ze voldoen aan het vooropgestelde niveau. Nieuwe hbo 5 -opleidingen zullen vorm krijgen vanuit de kwalificatiestructuur en zullen van bij de aanvang rekening houden met het beoogde kwalificatieniveau. Door de band met de kwalificatiestructuur wordt meteen ook het onderscheid met het hoger beroepsonderwijs in Nederland duidelijk. Dat onderwijs leidt immers tot kwalificaties van niveau 6. In het hoger onderwijs gaf het Structuurdecreet al een aanzet tot de koppeling van de opleidingenstructuur en de kwalificatiestructuur. Vanuit het Bolognaproces werd een Europees raamwerk voor het hoger onderwijs ontwikkeld. Dat resulteerde in de Dublindescriptoren. Die descriptoren beschrijven in algemene termen de leerresultaten van de opleidingen die leiden tot de graden van bachelor, master en doctor. Het Structuurdecreet nam de Dublindescriptoren voor bachelor en master mee op als doelstellingen voor hogeronderwijsopleidingen, als referentiepunt om het niveau van de opleidingen van het hoger onderwijs te bepalen. Zo werden de leerresultaten van de opleidingen in het hoger onderwijs direct gekoppeld aan een kwalificatieniveau. Bij een herziening van de accreditatie van de bestaande opleidingen wordt nagegaan of de leerresultaten van de opleiding voldoen aan het vereiste kwalificatieniveau. Voor nieuwe opleidingen worden de descriptoren gebruikt om de leerresultaten te beschrijven waardoor ze meteen een kwalificatieniveau krijgen. In het ontwerp van decreet op de kwalificatiestructuur zal de procedure voor het erkennen van kwalificaties worden verfijnd rekening houdend met de ontwikkelingen binnen zowel de hogeronderwijsruimte als het EQF en de Vlaamse kwalificatiestructuur. Ook de bestaande kwalificaties van de andere onderwijsniveaus zullen aan de kwalificatieniveaus moeten gekoppeld worden. In het decreet op de kwalificatiestructuur zullen we de niveaudescriptoren van de Vlaamse kwalificatiestructuur als referentiepunt gebruiken om het niveau van de onderwijskwalificaties te bepalen. In de opleidingenstructuur zal vervolgens moeten uitgemaakt worden via welk soort onderwijs de onderwijskwalificaties kunnen verworven worden. De kwalificatiestructuur en de opleidingenstructuur zullen dus verder aan elkaar worden gekoppeld. Onderwijskwalificaties van niveau 6, 7 en 8 (hoger onderwijs) Voor kwalificaties van niveau 6, 7 en 8 die mensen enkel via het hoger onderwijs kunnen verwerven, voorzien we in een afzonderlijke procedure. Het gaat om kwalificaties die verworven worden door hetzij het volgen van respectievelijk een bachelor-, master- of een doctoraatsopleiding, hetzij een EVCprocedure in hogescholen en/of universiteiten. Een kwalificatie in het hoger onderwijs verwijst naar de leerresultaten van de voltooide opleiding voor de graden bachelor en master of voor de graad van doctor naar een vakgebied. We leggen hier een rechtstreekse band tussen de Vlaamse kwalificatiestructuur en de opleidingenstructuur van het hoger onderwijs. We doen dat door de niveaus en bijhorende descriptoren van de kwalificatiestructuur te koppelen aan de cycli en descriptoren van het hoger onderwijs. Dit heeft tot gevolg dat er voor het hoger onderwijs een rechtstreekse koppeling is tussen kwalificaties en opleidingen en de graden waartoe ze leiden. We sluiten ons hiermee aan bij het Europese voorstel om de Dublindescriptoren uit het raamwerk voor het hoger onderwijs gelijk te stellen aan de descriptoren voor de niveaus 6, 7 en 8 van het EQF. Enkel geaccrediteerde opleidingen ingericht door de instellingen van het hoger onderwijs leiden naar een kwalificatie van het hoger onderwijs. Uiteraard kan de beroepswereld kwalificaties op niveau 6, 7 en 8 vragen, die via andere trajecten dan het hoger onderwijs worden verworven. Een voorbeeld hiervan is de kwalificatie piloot die via de sector wordt behaald. Deze kwalificatie is bedoeld voor pas afgestudeerde leerlingen uit het secundair onderwijs (Belgisch of buitenlands) die een loopbaan als lijnpiloot ambiëren. De pilotenopleiding leidt naar een kwalificatie van niveau 6 erkend door de sector. In het hoger onderwijs kan eveneens een opleiding tot piloot worden gevolgd, die leidt naar de kwalificatie van bachelor aspirant-lijnpiloot. Een ander voorbeeld is de Ciscokwalificatie in netwerkbeheerder, een kwalificatie die vergelijkbaar is qua leerresultaten met de leerresultaten van een kwalificatie van het hoger onderwijs en die dan ook in niveau 6 of 7 kan ingeschaald worden maar diegenen die deze kwalificatie verworven hebben kunnen geen academische titel voeren van bachelor of master. Het beschrijven, inschalen en erkennen van deze kwalificaties zal gebeuren conform de procedure voor de beroepskwalificaties die we hiervoor uiteenzetten. Beschrijven en inschalen Voor elke opleiding worden de leerresultaten (al dan niet gebundeld in competentieclusters) beschreven

26 Stuk 2158 ( ) Nr waarover elke afgestudeerde student beschikt als hij/zij een opleiding met succes heeft afgerond en de kwalificatie dus verworven heeft. De leerresultaten die vervat zijn in een kwalificatie van het hoger onderwijs moeten algemeen geldend zijn. Die leerresultaten moeten bijgevolg minimaal gerealiseerd worden in de opleidingen die naar de kwalificatie leiden en dit in alle instellingen hoger onderwijs waar de betrokken opleiding wordt aangeboden. De beschrijving gebeurt gezamenlijk door alle instellingen die de opleiding (willen) inrichten op basis van de generieke beschrijving van het betrokken niveau in het Structuurdecreet voor het hoger onderwijs. Het beschrijven en inschalen van de leerresultaten gebeurt onder de coördinatie van de VLIR en de VLHORA. In de Bolognapilootstudie voor De Vlaamse Opleiding tot Arts beschrijven de Vlaamse universiteiten gezamenlijk op basis van de generieke kenmerken uit het Structuurdecreet, de leerresultaten voor een arts. Het beschrijven van de leerresultaten van de kwalificaties van het hoger onderwijs gebeurt dus meteen rekening houdend met de descriptoren. Die procedure impliceert dat de beschrijving en de inschaling van HO-kwalificaties in één beweging gebeuren. Omdat kwalificaties hoger onderwijs ook relevant moeten zijn voor de respectieve arbeidsmarkt is het noodzakelijk dat instellingen van het hoger onderwijs samen met vertegenwoordigers van de beroepswereld nagaan hoe kwalificaties aansluiten bij reële tewerkstellingsmogelijkheden van de afgestudeerden. Voor sommige, zeer specifieke kwalificaties kan de samenwerking verder gaan. Instellingen en beroepssectoren kunnen de relevante leerresultaten dan samen beschrijven. Bij de beschrijving van leerresultaten moeten de instellingen ook rekening houden met hun relevantie in de internationale context. Zo wordt in de Bolognapilootstudie voor de artsen onder meer verwezen naar de verwachtingen van de Wereldgezondheidsorganisatie en wordt gebruik gemaakt van buitenlandse referentiekaders. Het eerste is het Canadese CanMeds programma opgesteld door het Royal College of Physicians and Surgeons of Canada waarin verwezen wordt naar de verschillende maatschappelijke rollen die artsen opnemen. Het tweede is het Nederlandse Raamplan voor de artsopleiding waarin de gemeenschappelijke eindtermen van de Nederlandse artsopleiding zijn geformuleerd en waaraan iedere arts moet voldoen, ongeacht de faculteit waar hij/zij heeft gestudeerd. Het Nederlandse raamwerk kwam tot stand in een commissie samengesteld uit vertegenwoordigers van alle faculteiten en van de landelijke organisatie van co-assistenten en met deelname van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) en het ministerie van Welzijn Volksgezondheid en Sport. Erkennen en registreren De door de VLIR en VLHORA beschreven kwalificaties worden aan het accreditatieorgaan (NVAO) bezorgd. In het hoger onderwijs staat het accreditatieorgaan in voor de erkenning van kwalificaties en van opleidingen. Alleen geaccrediteerde opleidingen en opleidingen die een toets nieuwe opleiding hebben ondergaan kunnen met een kwalificatie van het hoger onderwijs, bekroond worden. Geaccrediteerde opleidingen en nieuwe opleidingen met een positieve toets worden opgenomen in het Hogeronderwijsregister. Het Hogeronderwijsregister is een opleidingendatabank waarin per instelling de opleidingen zijn opgenomen met verwijzing naar de opleidingsdoelen en opleidingsonderdelen. Die verschillen van opleiding tot opleiding. De gemeenschappelijke leerresultaten van elke opleiding die in het Hogeronderwijsregister is opgenomen, worden door het accreditatieorgaan erkend als kwalificatie van respectievelijk niveau 6, 7 of 8. De bacheloropleidingen met de bijbehorende kwalificatie worden ingeschaald in niveau 6 van de kwalificatiestructuur. De masteropleidingen met de bijbehorende kwalificatie worden ingeschaald in niveau 7 van de kwalificatiestructuur. De graden van doctor met bijbehorende kwalificatie die de universiteiten verlenen worden ingeschaald in niveau 8 van de kwalificatiestructuur. Bachelor-na-bacheloropleidingen worden met hun bijhorende kwalificatie ingeschaald in niveau 6 en master-na-masteropleidingen in niveau 7. De geïntegreerde lerarenopleidingen leiden naar de titel bachelor en worden met de bijhorende kwalificatie in niveau 6 ingeschaald. Het accreditatieorgaan bezorgt de erkende kwalificatie aan het agentschap voor registratie in de kwalificatiedatabank. Op termijn zullen het Hogeronderwijsregister en de kwalificatiedatabank met elkaar worden gekoppeld. De procedure zoals hierboven beschreven schetst de wijze van werken voor de toekomst. De opleidingen die nu al in het onderwijsregister zijn opgenomen,

27 27 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 worden automatisch in de kwalificatiedatabank Omdat de leerresultaten van de opleidingen verschillen zullen we de leerresultaten die in de referentiekaders van de visitatierapporten zijn opgenomen voorlopig als kwalificaties in de kwalificatiedatabank opnemen. De referentiekaders bevatten een overzicht van de leerresultaten die men van studenten verwacht die een bepaalde opleiding volgen en worden bij de visitatie van alle instellingen die de opleiding aanbieden gebruikt. De referentiekaders worden opgesteld door de leden van de visitatiecommissie op basis van de Dublindescriptoren, de descriptoren in het Structuurdecreet hoger onderwijs, de doelstellingen van de verschillende instellingen en internationale verwachtingen. Voor de nieuwe opleidingen waarvoor nog geen kwalificatie bestaat zal de hiervoor beschreven procedure worden gebruikt. Een positieve beoordeling van de nieuwe opleiding door het accreditatieorgaan leidt ook tot een erkenning van de kwalificatie. Een instelling die een nieuwe opleiding bij het accreditatieorgaan aanbiedt waarvoor al wel een kwalificatie bestaat, zal eveneens moeten aantonen dat de kwalificatie in de opleiding is opgenomen. Procedure onderwijskwalificaties van niveau 1 tot en met 5 Onderwijskwalificaties van niveau 1 tot en met 5 kan men verwerven via het lager onderwijs, het secundair onderwijs, het volwassenenonderwijs of het hoger onderwijs. Voor het beschrijven, inschalen en erkennen van deze kwalificaties maken we gebruik van bestaande referentiekaders en procedures. Maar we willen die procedures waar mogelijk vereenvoudigen. De bestaande onderwijskwalificaties worden automatisch gekoppeld aan een niveau van de Vlaamse kwalificatiestructuur. Op termijn zal de opleidingenstructuur op de kwalificatiestructuur worden afgestemd. Beschrijven en inschalen Voor het beschrijven en inschalen van de onderwijskwalificaties van niveau 1 tot en met 5 maken we gebruik van enerzijds de respectieve niveaudescriptoren uit de Vlaamse kwalificatiestructuur en anderzijds de eindtermen, specifieke eindtermen en beroepskwalificaties. Het decreet legt geen onderwijskwalificaties vast. Het bepaalt de wijze waarop onderwijskwalificaties worden ontwikkeld op basis van eindtermen, specifieke eindtermen en beroepskwalificaties. Soms wordt hierbij alleen gebruik gemaakt van eindtermen, soms alleen van beroepskwalificaties en soms van eindtermen gekoppeld aan specifieke eindtermen of van eindtermen gekoppeld aan beroepskwalificatie(s). Het decreet beschrijft m.a.w. types of vormen van onderwijskwalificaties, vaste samenstellingen waaraan onderwijskwalificaties moeten voldoen. Elke samenstelling is verbonden aan een bepaald kwalificatieniveau. De samenstellingen en de daaraan verbonden niveaus worden decretaal vastgelegd. Indien een beroepskwalificatie deel uitmaakt van een onderwijskwalificatie, dan behoudt die haar niveau. Bij de koppeling van de combinaties aan een kwalificatieniveau werd rekening gehouden met de bestaande onderwijsniveaus en met de bewijzen waarnaar ze leiden. Zo leiden alle onderwijskwalificaties van niveau 4 op dit moment naar een diploma secundair onderwijs. Op dezelfde manier worden de andere onderwijsniveaus eveneens gekoppeld aan een kwalificatieniveau. De bestaande eindtermen hebben eveneens geholpen bij het bepalen van het kwalificatieniveau. In de toekomst wanneer de eindtermen worden herzien, gebruik makend van de niveaudescriptoren en systematisch gebruik wordt gemaakt van beroepskwalificaties zal ook de koppeling van de samenstellingen aan de kwalificatieniveaus opnieuw worden bekeken. Op niveau 1 voorzien we één onderwijskwalificatie. Die omvat de eindtermen van het lager onderwijs. Die sluiten aan bij de descriptor van niveau 1 van de kwalificatiestructuur Op niveau 2 van de kwalificatiestructuur onderscheiden we twee vormen van onderwijskwalificaties. De eerste onderwijskwalificatie van niveau 2 bestaat uit de volledige verzameling eindtermen voor de basiseducatie. De tweede onderwijskwalificatie van niveau 2 bestaat uit de eindtermen voor de basisvorming voor de 2de graad bso en één of meer beroepskwalificatie(s). Op niveau 3 van de kwalificatiestructuur situeert zich één vorm van onderwijskwalificatie. Die kwalificatie bestaat uit de eindtermen voor de basisvorming voor het 2de leerjaar 3de graad bso en één of meer beroepskwalificatie(s). Op niveau 4 onderscheiden we vijf vormen van onderwijskwalificaties die respectievelijk bestaan uit:

28 Stuk 2158 ( ) Nr de eindtermen voor de basisvorming en de specifieke eindtermen voor de 3de graad aso; de eindtermen voor de basisvorming voor de 3de graad tso en één of meer beroepskwalificaties of specifieke eindtermen voor de 3de graad tso die op een wetenschapdomein gebaseerd zijn; de eindtermen voor de basisvorming voor de 3de graad kso en één of meer beroepskwalificaties of specifieke eindtermen voor de 3de graad kso die op een wetenschapsdomein gebaseerd zijn; de eindtermen voor de basisvorming voor het 3de leerjaar derde graad bso (7de leerjaar bso) en één of meer beroepskwalificaties; de eindtermen voor de aanvullende algemene vorming voor het volwassenenonderwijs en één of meer beroepskwalificaties; een beroepskwalificatie van niveau 4. Op niveau 5 situeert zich een onderwijskwalificatie die bestaat uit een beroepskwalificatie van niveau 5. Het decreet voorziet in twee gevallen waarbij onderwijskwalificatie alleen bestaan uit een beroepskwalificatie(s). Dat zijn onderwijskwalificaties die in het zevende jaar tso/kso of in het hbo 5 worden aangeboden. De algemene vorming binnen deze opleidingen, wordt niet vastgelegd in eindtermen maar wordt door de instellingen zelf bepaald. Onderwijskwalificatie Kwalificatieniveau Eindtermen lager onderwijs 1 Eindtermen voor de basiseducatie 2 Eindtermen tweede graad bso + 2 beroepskwalificatie(s) Eindtermen 2 de leerjaar derde graad bso + 3 beroepskwalificatie(s) Eindtermen + specifieke eindtermen derde graad 4 aso Eindtermen derde graad tso + beroepskwalificatie(s) 4 of specifieke eindtermen derde graad tso Eindtermen derde graad kso + beroepskwalificatie(s) 4 of specifieke eindtermen derde graad kso Eindtermen derde graad bso (zevende jaar) + 4 beroepskwalificatie(s) Eindtermen Aanvullende algemene vorming voor het 4 volwassenenonderwijs 16 + beroepskwalificatie(s) Beroepskwalificatie(s) 4 en 5 16 Aanvullende algemene vorming: is voorzien in het decreet volwassenenonderwijs, hiervoor zijn nog geen eindtermen bepaald.

29 29 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 De onderwijskwalificaties worden ontwikkeld op basis van de decretaal vastgelegde combinaties. Ze worden bij besluit van de Vlaamse Regering vastgelegd. Het agentschap doet voorstellen voor onderwijskwalificaties. Het bepaalt bijvoorbeeld welke beroepskwalificatie(s) met de eindtermen voor de derde graad tso een onderwijskwalificatie van niveau 4 vormen. De voorstellen van onderwijskwalificaties worden voor advies aan de Vlor voorgelegd vóór ze in een erkenningsbesluit worden gegoten. De onderwijsverstrekkers worden hierdoor betrokken bij de totstandkoming van de onderwijskwalificaties. Op het moment dat de beroepskwalificaties in onderwijs worden gebruikt, is er advies van de onderwijsverstrekkers. Onderwijsverstrekkers behouden tevens hun bevoegdheid om het opleidingenaanbod te adviseren, om opleidingsprofielen te ontwikkelen en om lessenroosters en leerplannen te maken. Erkennen en registreren De onderwijskwalificaties erkend door de regering op voorstel van de bevoegde ministers worden voor registratie opgenomen in de kwalificatiedatabank Een kwalificatieagentschap In de landen die al met een kwalificatiestructuur werken, worden specifieke instanties belast met de realisatie van de verschillende stappen in de totstandkoming van kwalificaties. In Finland bepaalt het Ministerie van Onderwijs uiteindelijk welke kwalificaties worden opgenomen in de kwalificatiestructuur. Het Finse ministerie wordt hierbij geholpen door de National Board of Education (NBE). Dit is een overheidsinstantie die de criteria opstelt waaraan de kwalificaties moeten voldoen. De Qualifications and Curriculum Authority (QCA) van Engeland, de Scottish Qualification Authority (SQA) en de de New Zealand Qualifications Authority (NZQA) zijn instanties die gefinancierd worden door en verantwoording moeten afleggen aan de minister bevoegd voor onderwijs. Het Franse Commission Nationale de la Certification Professionnelle (CNCP) ressorteert onder de minister bevoegd voor de beroepsvorming. Ze zijn verantwoordelijk voor een deel of voor het hele proces van beschrijven, inschalen en erkennen van kwalificaties. Voor Vlaanderen voorzien we een agentschap waarbij verschillende facetten van het erkennen van verworven competenties bij elkaar worden gebracht. Dat agentschap zal gesitueerd worden binnen het beleidsdomein Onderwijs en Vorming. Er wordt tevens een structurele betrokkenheid vanuit het beleidsdomein Werk en Sociale Economie voorzien, de modaliteiten volgens welke dit zal gebeuren worden in een afzonderlijk besluit van de Vlaamse Regering gepreciseerd. Met uitzondering van de kwalificaties van het hoger onderwijs, waarvoor de NVAO bevoegd is, zal het agentschap instaan voor de kwaliteitsborging van de Vlaamse kwalificatiestructuur. Via de organisatie van domeinspecifieke (inschalings)commissies zorgt het agentschap ervoor dat de beschreven gehelen van competenties worden ingeschaald conform de principes van het kwalificatieraamwerk. De niveaudescriptoren en -descriptorelementen zijn daarbij richtinggevend. Om kwalificaties te kunnen inzetten op de arbeidsmarkt of bij opleidingen is het heel belangrijk dat de instanties die instaan voor de certificering van kwalificaties regelmatig aan een kwaliteitscontrole worden onderworpen. Ook die controle behoort tot de taken van het agentschap. Bij de controle komen verwijzend naar de EQF-aanbeveling de dimensies van kwaliteitsborging context, input, proces en output met nadruk op de output aan bod. 6. Toepassingen van de kwalificatiestructuur Met de kwalificatiestructuur willen we een overkoepelende, eenduidige en heldere classificatie van kwalificaties realiseren en de EVC-procedures helder en coherent maken. Indien we de beleidsdoelstellingen willen realiseren die we in de inleiding formuleerden, dan volstaat de kwalificatiestructuur niet. Het verwezenlijken van die doelstellingen veronderstelt verdere toepassingen van de kwalificatiestructuur die eventueel bijkomende regelgeving behoeven Kwalificatiewegen uit te tekenen Opleidingen Indien we onderwijs en vorming willen afstemmen op de kwalificaties dan moeten we de kwalificatiestructuur gebruiken om het onderwijs- en vormingsaanbod vorm te geven. De uitwerking van het hoger beroepsonderwijs vertrekt alvast van die optie Vandenbroucke F., Treden naar succes, werk en leren. Het hoger beroepsonderwijs in het Vlaamse onderwijs. Discussienota, Oktober 2007.

30 Stuk 2158 ( ) Nr Elke onderwijs- en opleidingsverstrekker zal met de kwalificaties aan de slag gaan om zijn aanbod te organiseren. Opleidingen kunnen leiden tot één of meer kwalificaties. Ze kunnen leiden tot beroepskwalificaties of onderwijskwalificaties. In een opleiding kunnen ook bepaalde onderdelen (competentieclusters) van een kwalificatie vervat zitten. Zo zal een onderwijsopleiding georganiseerd binnen het technisch secundair (tso) en beroeps secundair onderwijs (bso) leiden naar een onderwijskwalificatie waarin één of meer beroepskwalificatie(s) gecombineerd worden met eindtermen basisvorming. In een tso of bso opleiding kan naast een volledige beroepskwalificatie ook een competentiecluster uit een andere beroepskwalificatie worden opgenomen. Op die manier verruimt men binnen de mogelijkheden van een opleiding de instroommogelijkheden van de leerlingen op de arbeidsmarkt. Een onderwijsopleiding binnen het aso leidt uitsluitend naar een onderwijskwalificatie bestaande uit eindtermen en specifieke eindtermen. De voorbereidingen voor het decreet op het hoger beroepsonderwijs (hbo 5 ) laten goed zien op welke manier met kwalificaties in onderwijsopleidingen kan worden omgesprongen. In dit geval gaat het om beroepskwalificaties. De sectorale ondernemerstrajecten van SYNTRA Vlaanderen zijn ruim en diepgaand van opzet. Ze leiden op naar ondernemerschap door een geïntegreerd geheel van één of meerdere erkende beroepskwalificaties (cf. SERV-beroepsprofielen) met ondernemerscompetenties aan te bieden. Wie een SYNTRA-opleiding gevolgd heeft en zijn kwalificatie behaald heeft, kan onmiddellijk aan de slag én heeft uitzicht op verdere kwalificering. Verdere kwalificering kan door het volgen van vervolgleertrajecten, hetzij intern of bij andere erkende onderwijs- en opleidingsverstrekkers. Daarnaast kan het ook door gebruik te maken van de procedures voor het erkennen van verworven competenties (EVC). Hierbij zijn twee procedures mogelijk ofwel gebeurt de erkenning op basis van de erkenning van het kwalificatiebewijs ofwel door het afleggen van een test of bekwaamheidsonderzoek. Bij SYNTRA Vlaanderen kan je ook terecht als je al een kwalificatie hebt en een vervolgtraject met het accent op ondernemersschap wil volgen. Ook hier kan gebruik worden gemaakt van de procedures voor het erkennen van competenties. In het ontwerpdecreet Leren en Werken wordt voor leerplichtigen in de mogelijkheid voorzien dat SYNTRA-opleidingen waarin ook een pakket eindtermen voor basisvorming wordt opgenomen naar onderwijskwalificaties kunnen leiden. De opleidingen die georganiseerd worden door de VDAB-competentiecentra leiden eveneens naar beroepskwalificaties die ingeschaald zijn binnen de kwalificatiestructuur in zoverre zij de beroepscompetentieprofielen van de SERV volgen. De VDABopleidingen houden voeling met de onmiddellijke vereisten van de arbeidsmarkt en bereiden om de kortste weg naar werk te kunnen garanderen ook voor op competentieclusters die leiden naar relevante onderdelen van kwalificaties. Die bieden voor wie na die korte opleiding gaat werken, uitzicht op verdere kwalificering via EVC-procedures in het kader van het loopbaanpad en doordat ze aansluiting vinden op vervolgleertrajecten, hetzij intern, hetzij bij andere publieke of erkende opleidingsverstrekkers of onderwijsinstellingen. Ook hier zijn twee procedures mogelijk: hetzij via een erkenning van het kwalificatiebewijs, hetzij door het afleggen van een test of een bekwaamheidsonderzoek. Ook het competentierepertorium dat de VDAB als arbeidsmarktregisseur hanteert, wordt op de SERV-systematiek afgestemd. In de toekomst zal de screening van studierichtingen en opleidingen vertrekken van de kwalificatiestructuur. Bestaande opleidingen van onderwijs- en publieke opleidingsverstrekkers zullen worden gescreend om na te gaan in welke mate ze opleiden naar een (of meer) kwalificaties. Zo zullen bijvoorbeeld binnen onderwijs de handelsopleidingen worden herbekeken in het licht van de vragen naar kwalificaties in de distributiesector en de logistieke sector. Nieuwe opleidingen vinden hun oorsprong in nieuwe kwalificaties. De opleiding moet ervoor zorgen dat de competenties die bij een kwalificatie horen, worden verworven. De evaluatie van leerlingen en cursisten binnen de instellingen moet hier dan ook op afgestemd zijn. De controle van de kwaliteit van de opleidingen zal daar eveneens mee rekening houden. Daarnaast blijft het mogelijk dat publieke opleidingsverstrekkers opleidingen aanbieden die niet naar een erkende kwalificatie leiden of dat in een opleiding andere competenties worden aangeboden dan de competenties die bij kwalificaties horen. Wanneer er geen beroepskwalificatie bestaat, moet het volgens de Vlor mogelijk zijn om andere aanvaarde referentiekaders te gebruiken bij het construeren van opleidingen. De Vlor stelt in haar advies van 22 januari 2008 over het gebruik van mogelijke referentiekaders voor het volwassenenonderwijs een trapsgewijze aanpak voor. Wanneer er geen beroeps-

31 31 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 competentieprofielen van de SERV bestaan, stelt de Vlor voor om eerst te kijken naar Europese of federale referentiekaders zoals de Europese richtlijnen in de transportsector en de omzetting daarvan naar Belgisch recht of de Europese lasnormen en het Europees lascertificaat cf. European Welding Foundation (EWF). Als volgende trap wordt gedacht aan andere competentieprofielen, functiebeschrijvingen enzovoort die sectoren, sociale partners, bedrijven enzovoort opstellen. Ook de profielen die tussen1995 en 2004 in samenwerking met de sociale partners in de schoot van de Vlor zijn ontwikkeld of buitenlandse voorbeelden zouden kunnen worden gebruikt. De VDAB en SYNTRA stellen voor om dan eventueel zelfgemaakte profielen te gebruiken. De Vlaamse kwalificatiestructuur zal altijd in de eerste plaats gebruikt worden bij het vormgeven van opleidingen. Samen met de sociale partners zal alles in het werk worden gesteld om zoveel mogelijk beroepskwalificaties in de kwalificatiestructuur op te nemen. Dat zal ook op een relatief snelle termijn worden gerealiseerd. Het COMPETENT-systeem van de SERV zal daar een belangrijke hulp bij zijn. Slechts wanneer een beroepskwalificatie uitblijft, kan gedacht worden aan een getrapt systeem van andere referentiekaders in afwachting dat er een beroepskwalificatie wordt ontwikkeld. De Vlaamse Regering bepaalt de competenties op basis van door sectoren of door overheidsinstanties erkende referentiekaders, gebruikmakend van de descriptorelementen. EVC-procedures Op dit ogenblik bestaan er in Vlaanderen verschillende mogelijkheden voor het erkennen van competenties van mensen. Uit de OESO-doorlichting van de bestaande EVC-initiatieven en -procedures blijkt dat die versnipperd en niet zeer helder zijn. Zo is er het ervaringsbewijs. Mensen die een bepaald beroep willen uitoefenen, maar niet over de nodige kwalificatiebewijzen beschikken, kunnen hun competenties laten evalueren. Indien blijkt dat die overeenkomen met de standaarden van een bepaald beroep dan krijgen ze een ervaringsbewijs. Door het Flexibiliseringsdecreet krijgen mensen zonder diploma secundair onderwijs toegang tot het hoger onderwijs, op voorwaarde dat ze slagen in het bekwaamheidsonderzoek. Datzelfde bekwaamheidsonderzoek wordt ook ingezet om mensen op basis van verworven competenties verkorte leertrajecten in het hoger onderwijs aan te bieden of na te gaan of ze op basis van hun competenties de graad van bachelor of master kunnen verwerven. Het decreet op het volwassenenonderwijs voorziet eveneens in mogelijkheden tot verkorte trajecten op basis van EVC. Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs en de pedagogische begeleidingsdiensten moeten de ontwikkeling van instrumenten en procedures voor de erkenning van verworven competenties coördineren en ondersteunen. De opleidingen die de Vlaamse Trainerschool (VTS) organiseert, bieden mogelijkheden voor wie zich in diverse sporttakken als initiator/jeugdsportbegeleider of trainer verder wil bekwamen. De VTS erkent verworven competenties en kwalificaties. Hiervoor werkt men met assimilaties (gelijkstelling met een van de bestaande VTS-opleidingen) en vrijstellingen. Zo kunnen individuen die op sportgebied iets bewezen hebben aanspraak maken op studieduurverkorting voor opleidingen die binnen het beleidsveld sport worden georganiseerd. Ook houders van een diploma van sport of lichamelijke opvoeding uit het hoger onderwijs kunnen aanspraak maken op studieduurverkorting. De kwalificatiestructuur kan bestaande en nieuwe EVC-procedures helder en coherent maken. Ze biedt immers een gemeenschappelijk referentiekader voor het uittekenen van de verschillende procedures. Dit betekent dat de competenties van personen in EVCprocedures worden beoordeeld op basis van hetzelfde referentiekader ongeacht de organisatie waar zij zich aandienen of de finaliteit van de procedure (ervaringsbewijs, verkort leertraject enzovoort). De kwalificatiestructuur garandeert dat kwalificaties die erin zijn opgenomen aan een aantal kwaliteitseisen voldoen. Ze bevat enkel erkende gehelen van competenties. Niet alle verzamelingen van competenties die mensen kunnen verwerven zijn kwalificaties. In dat opzicht zal de kwalificatiestructuur ook bijdragen tot de kwaliteit van de EVC-procedures. Ze zorgt zo voor een groter vertrouwen in de EVC-procedures die erop geënt zijn, waardoor deze verder gestimuleerd worden. Voor wie niet in het bezit is van een kwalificatie of dit niet kan aantonen met een bewijs moet de kwalificatiestructuur een referentiekader zijn om competenties te herkennen. Op basis hiervan kan dan worden overgegaan tot de erkenning van reeds verworven competentieclusters of zelfs tot erkenning van een verworven kwalificatie.

32 Stuk 2158 ( ) Nr (Leer)loopbaanbegeleiding ondersteunen De kwalificatiestructuur zal de processen van studie- en beroepskeuze ondersteunen. De kwalificatiestructuur biedt immers informatie voor een bewuste studie- en beroepskeuze. In een context van flexibiliteit en levenslang leren, is het belangrijk dat jongeren hun talenten en competenties kunnen herkennen en in functie daarvan en een eventuele beroepskeuze hun leertrajecten kunnen plannen en opvolgen. De kwalificatiestructuur toont leerlingen welke competenties deel uitmaken van onderwijs- en beroepskwalificaties en biedt hen zo een referentiekader waaraan ze hun talenten en competenties kunnen toetsen. Hetzelfde geldt voor werknemers en werkzoekenden. De kwalificatiestructuur biedt ondersteuning bij de keuze van een passend traject naar een gewenste kwalificatie en/of bij de keuze van een job. Indien duidelijk wordt welke opleidingen tot welke kwalificaties leiden, zullen mensen gemakkelijker een passend traject kunnen kiezen. Een belangrijk ondersteunend instrument bij (leer)loopbaanbegeleiding is het portfolio Zorgen voor transparantie in kwalificatiebewijzen Totnogtoe bestaat een grote variatie aan kwalificatiebewijzen. Hierdoor is het niet altijd duidelijk waarvoor een bewijs wordt uitgereikt, waarvoor het staat en wat men ermee kan doen. De kwalificatiestructuur maakt het mogelijk om daarin meer duidelijkheid te brengen. Een eenduidige kwalificatiestructuur zal leiden tot een eenduidige certificering en verduidelijken wat men van de uitgereikte kwalificatiebewijzen kan verwachten. Zo zal een bewijs dat gekoppeld is aan een beroepskwalificatie kunnen ingezet worden op de arbeidsmarkt en zal een bewijs verbonden met een onderwijskwalificatie naast eventuele arbeidsmarktmogelijkheden ook de mogelijkheid geven om verder te studeren. Er zal door de Vlaamse Regering moeten bepaald worden welke soort bewijzen aan welke kwalificaties of combinatie van kwalificaties worden gekoppeld. Hierbij kan in eerste instantie vertrokken worden van de bestaande bewijzen. Op termijn kan overwogen worden te streven naar een vereenvoudiging in de uitgereikte bewijzen. Bewijzen worden uitgereikt wanneer iemand een opleiding met succes beëindigt of wanneer een persoon een assessment succesvol doorloopt. Wie bijvoorbeeld via een assessment voldoet aan de beroepsstandaard voor de kwalificatie kapper krijgt hiervoor een ervaringsbewijs. Wie een VDAB opleiding of een SYNTRA opleiding voor kapper succesvol beëindigt verwerft hiermee een beroepskwalificatie met bijhorend bewijs van de betrokken opleidingsinstantie. Wie in het voltijds secundair onderwijs of het secundair volwassenenonderwijs een opleiding kapper succesvol beëindigt, verwerft hiermee een onderwijskwalificatie, waarin ook de beroepskwalificatie vervat zit. De beroepskwalificatie binnen een dergelijke onderwijsopleiding wordt ook afzonderlijk gecertificeerd. De bewijzen die louter naar beroepskwalificaties verwijzen noemt men in onderwijs certificaten. Wie slaagt voor de volledige onderwijsopleiding krijgt bovenop het certificaat een afzonderlijk bewijs. Dat noemt men een diploma of getuigschrift. Voor relevante competentieclusters van een kwalificatie krijgt men een deelcertificaat en wie slechts bepaalde competenties heeft verworven krijgt een attest van verworven competenties. Een dergelijk indeling wordt al gehanteerd in het ontwerpdecreet Leren en Werken en het hbo 5. Wie een bewijs heeft gehaald van een kwalificatie of van een relevante competentiecluster als onderdeel van een kwalificatie kan via EVC-procedures die bewijzen gebruiken om een verkort opleidingstraject te verkrijgen. Zo zal bijvoorbeeld een volwassene die buiten het onderwijs al een beroepskwalificatie heeft verworven binnen een onderwijs een verkort traject kunnen volgen. Dit is belangrijk voor wie vanuit een systeem van leren en werken, met een ervaringsbewijs of met een bewijs uitgereikt door een opleidingsverstrekker aansluiting wil vinden bij onderwijsopleidingen. Maar ook voor wie al een onderwijskwalificatie bezit, kan dit belangrijk zijn. Om verkorte trajecten mogelijk te maken en te garanderen dat personen geen opleidingsonderdelen moeten volgen, die leiden tot competenties die ze al verworven hebben, zullen in de opleidingenstructuur(en) daartoe de nodige schikkingen worden getroffen. Aanzetten daartoe vinden we in de overgang tussen het hoger beroepsonderwijs aangeboden door de Centra voor Volwassenenonderwijs (het vroegere HOSP) en het hoger onderwijs en in de verdere uitwerking van het hbo 5 waarbij de mogelijkheid wordt geboden tot samenwerking met andere opleidingenverstrekkers. Overgang HOSP naar het HO De Vlaamse Onderwijsraad voerde tijdens de schooljaren/academiejaren en in opdracht van de minister van Onderwijs en Vorming een project uit over de aansluiting tussen de opleidingen in het hoger onderwijs voor sociale promotie

33 33 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 (nu hbo) en de professionele bachelor. Tijdens het EVK HOSP-project heeft de Vlor een transparante methodiek ontwikkeld voor de toekenning van studieduurverkorting en de ontwikkeling van aanvullingstrajecten in het hogescholenonderwijs op basis van EVK (erkenning van verworven kwalificaties) voor afgestudeerden uit het HOSP die een bachelordiploma willen verwerven. HOSP-cursisten krijgen op die manier van bij de aanvang van hun opleiding in het HOSP een zicht op het hele traject dat voor hen kan leiden tot een bachelordiploma. De methodiek bestond uit een vergelijking van beoogde en bereikte competenties tussen inhoudelijk verwante hogeschoolopleidingen en HOSP-opleidingen. Op die manier kunnen dan aanvullingstrajecten worden ontwikkeld om in inhoudelijk verwante opleidingen een bachelor te behalen. Samenwerking tussen hbo 5 -instellingen en andere publieke opleidingenverstrekkers Om redenen van flexibiliteit, diversiteit, transparantie en rationaliteit van het aanbod zal het binnen het hbo 5 mogelijk zijn om een verregaande samenwerking aan te gaan met de publieke opleidingsverstrekkers SYNTRA-Vlaanderen en VDAB, waarbij SYNTRA en VDAB de mogelijkheid krijgen om onderdelen van een hbo 5 opleiding te verzorgen en voor deze onderdelen bewijzen uit te reiken. Voor de samenwerking met SYNTRA en VDAB zal een samenwerkingsovereenkomst opgesteld worden. In deze overeenkomst zullen afspraken worden gemaakt met SYNTRA of VDAB over de te bereiken competenties in het onderdeel dat aangeboden wordt, over de equivalentie van deze bewijzen met de studiebewijzen uit onderwijs en over het bewaken van de kwaliteitszorg van het betreffende onderdeel. In de toekomst zullen alle kwalificatiebewijzen van de Europese lidstaten verwijzen naar een bepaald niveau van het kwalificatieraamwerk. De Europese Aanbeveling die in februari 2008 door het Europese Parlement is aangenomen, vermeldt expliciet dat de lidstaten worden uitgenodigd om tegen 2012 de koppeling te maken tussen de kwalificatiebewijzen en de niveaus van het EQF. Dat betekent dat we ook in de Vlaamse Gemeenschap de koppeling moeten maken met de Vlaamse kwalificatiestructuur. Het ervaringsbewijs en de certificaten uit het volwassenenonderwijs krijgen het niveau toegewezen van de ingeschaalde kwalificatie waarmee ze verbonden zijn. Een diploma secundair onderwijs komt overeen met een onderwijsopleiding die leidt naar een kwalificatie van niveau 4. In de discussienota over het hoger beroepsonderwijs (hbo 5 ) passen we die koppeling reeds toe. Het kwalificatiebewijs graduaat met een hbo 5 -opleiding leidend naar een kwalificatie van niveau 5. De kwalificatiestructuur verduidelijkt niet alleen het niveau van de kwalificatiebewijzen, maar schept ook duidelijkheid in de inhoud van de bewijzen en kan dan ook hun vergelijkbaarheid verbeteren. Door de diploma- en certificaatsupplementen, mee afgeleverd bij de kwalificatiebewijzen, af te stemmen op de kwalificatiestructuur kunnen we ook daarin eenduidigheid brengen. Mensen die bijvoorbeeld geen diploma gehaald hebben, maar wel een kwalificatiebewijs hebben van een beroepsopleiding kunnen duidelijk zien of ze over dezelfde beroepscompetenties beschikken als iemand met een diploma. Wie bijvoorbeeld bij SYNTRA-Vlaanderen een getuigschrift heeft gehaald van installateur centrale verwarming kan de competenties die bij het getuigschrift horen vergelijken met de competenties in het diploma installateur centrale verwarming verworven in het secundair volwassenenonderwijs. Meer duidelijkheid over de bewijzen en hun inhoud is belangrijk voor wie het bewijs bezit. Hiermee kan iemand aantonen wat is verworven. Het leidt echter ook tot meer vertrouwen in de uitgereikte bewijzen op de arbeidsmarkt en bij opleidingsverstrekkers. Op die manier moeten mensen automatisch toegang krijgen tot een opleiding, een selectieprocedure bij aanwerving of tot het uitoefenen van een beroep zonder verdere voorwaarden of bijkomende testen Verwerven van kwalificaties stimuleren Kwalificatiestructuren worden gezien als belangrijke mechanismen om levenslang leren en de ontwikkeling van competenties voor het verwerven van kwalificaties te stimuleren. Het OESO-rapport Qualifications Systems. Bridges to Lifelong Learning stelt dat individuen dankzij de formulering van kwalificaties meer gemotiveerd zijn om te leren. Door kwalificaties te verduidelijken en de wegen waarlangs men die kan bereiken, beseffen mensen dat investeren in leren iets opbrengt. De zichtbaarheid van kwalificaties en hun onderlinge samenhang zal bovendien de aantrekkingskracht van naastliggende of bovenliggende kwalificaties verhogen en mensen stimuleren om een andere kwalificatie te halen. Niet alle bevolkingsgroepen participeren in dezelfde mate aan levenslang leren. Jongeren volgen meer

34 Stuk 2158 ( ) Nr opleiding dan ouderen en hoogopgeleiden nemen vaker deel aan opleiding en vorming dan laagopgeleiden. Om kansengroepen tot het verwerven van een kwalificatie te stimuleren, is het belangrijk dat de kwalificatiestructuur laagdrempelige kwalificaties zichtbaar maakt en toont hoe die een opstap bieden naar verdere kwalificaties. Voor die kansengroepen is het ook belangrijk dat op basis van de kwalificatiestructuur EVC-wegen worden uitgetekend. Volgens de eerder vermelde OESO-studie naar kwalificatiesystemen werkt leren in een formele context dikwijls ontmoedigend voor laaggeschoolde mensen. Zij hebben vaak negatieve ervaringen met formeel leren. Erkennen van niet formeel en informeel leren via EVC kan hierbij een hulp bieden. Voor jongeren uit kansengroepen vaak binnen een grootstedelijke context kan de opname van kwalificaties gericht op het opnemen van een specifieke maatschappelijke rol of functie, bv. als animator in het jeugdwerk, reële opstapmogelijkheden bieden. Doordat zij hun competenties maatschappelijk zichtbaar gemaakt en erkend zien, verleent de kwalificatiestructuur niet alleen symbolische waardering of valorisering, maar werkt hij tegelijk drempelverlagend voor het verwerven van andere kwalificaties, die door een eventuele overlap of transfer van bepaalde competentie(cluster)s plots makkelijker binnen handbereik liggen. Zo mogen we er bijvoorbeeld van uitgaan dat hoe hoger de functie binnen het jeugdwerk is, hoe groter ook de samenhang met arbeidsmarktgerichte profielen zoals opvoeder/begeleider. DEEL II: STRUCTUUR VAN HET DECREET Het decreet op de kwalificatiestructuur regelt een aantal autonome bepalingen die specifiek te maken hebben met de kwalificatiestructuur. Het gaat hierbij om het toepassingsgebied van de kwalificatiestructuur, de algemene kenmerken van het kwalificatieraamwerk, de soorten kwalificaties die men kan onderscheiden en de procedures voor het erkennen van kwalificaties. Daarnaast zijn er bepalingen die verwijzen naar een aantal wijzigingen in de regelgeving van het secundair en het volwassenenonderwijs. Ten slotte worden ook een aantal overgangsbepalingen voorzien om te vermijden dat tijdens de periode dat de kwalificatiestructuur in ontwikkeling is een lacune in de regelgeving ontstaat. DEEL III: COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN HOOFDSTUK I Inleidende bepaling, definities en doelstelling Vlaamse bevoegdheid Artikel 1 Dit artikel stelt dat de Vlaamse Gemeenschap een kwalificatiestructuur decretaal verankert vanuit zijn gemeenschapsbevoegdheden. De bevoegdheidsverdeling tussen de federale staat en de gemeenschappen berust op een stelsel van exclusieve materiële bevoegdheden. Dit betekent dat iedere rechtssituatie in beginsel slechts door één wetgever kan worden geregeld. Indien een regeling aanleunt bij meerdere bevoegdheidstoewijzingen, moet uitgemaakt worden waar het zwaartepunt van de geregelde rechtsverhouding ligt 18. Rekening houdend met de doelstellingen van deze regeling, de opbouw van het raamwerk, de gehanteerde terminologie, de procedures tot erkenning van kwalificaties en de instellingen die hierbij een rol krijgen, wordt voor dit regelgevend initiatief de bevoegdheidsgrond Vorming ingeroepen. Het behoort tot de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Vorming om een systematiek uit te werken om kwalificaties te ordenen en te beschrijven door middel van een voor Vlaanderen gemeenschap- 18 Constante rechtspraak van het Grondwettelijk Hof, zie bijvoorbeeld: arrest nr. 11/86 van 25 februari 1986, nr. 76/2000 van 21 juni 2000 en nr. 184/2002 van 11 december 2002.

35 35 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 pelijke taal of referentiekader en om de procedure tot erkenning van kwalificaties vast te leggen 19. Het behoort tot de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Onderwijs om de wijze waarop onderwijskwalificaties worden ontwikkeld, de verhouding met de eindtermen en het gebruik van erkende beroepskwalificaties bij het bepalen van einddoelen van onderwijs te bepalen. Het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 verdeelt de bevoegdheden in Vlaanderen onder de leden van de Vlaamse Regering. Minister Vandenbroucke is in deze regering bevoegd voor onderwijs. Maar ook de vormingsbevoegdheden zoals bepaald in artikel 4, 12, 15 en 16, van de bijzondere wet op de hervorming der instellingen worden in dit besluit aan dezelfde minister toegekend 20. De kwalificaties die in de Vlaamse kwalificatiestructuur een plaats krijgen zijn relevant voor verschillende beleidsdomeinen zoals onderwijs en vorming, cultuur, jeugd en sport, land- en tuinbouw, welzijn, werk, bestuurszaken, toerisme. Quasi al de leden van de Vlaamse Regering zijn betrokken bij het zichtbaar maken van kwalificaties als erkende gehelen van competenties. Het behoort tot de bevoegdheid van iedere minister te bepalen waarom en hoe kwalificaties binnen hun bevoegdheidsdomein worden gebruikt, dus om er m.a.w. rechtgevolgen aan te koppelen. Dat kan zijn om bijvoorbeeld leerwegen te bepalen, competenties zichtbaar te maken, evaluaties te organiseren, er 19 De Raad Van State interpreteert de term vorming uit de BWHI in de brede zin van het woord, zonder zich vast te klampen aan de betekenis die de term had ten tijde van de staatshervorming van 1980, zodat nieuwe evoluties en inzichten onder dit begrip te vatten zijn. Zie advies nr /1 van de afdeling wetgeving van de Raad van State, Parl.St. Vl.Parl , nr. 2214/1, uitgebracht bij het decreet betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid. Dit decreet geeft dezelfde doelstellingen aan als het voorliggende decreet: verworven competenties zichtbaar maken, aansluiting vorming en arbeidsmarkt, levenslang leren stimuleren. 20 De post- en parascolaire vorming, de sociale promotie, de beroepsomscholing en bijscholing met uitzondering van de regeling van de tegemoetkoming in de uitgaven inherent aan de selectie, de beroepsopleiding en de nieuwe installatie van het personeel door een werkgever in dienst genomen met het oog op de oprichting van een onderneming, de uitbreiding of de overschakeling van zijn onderneming. Land en tuinbouwvorming in het kader van beroepsomscholing en bijscholing behoren tot de bevoegdheid van de minister-president. De minister bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel is verantwoordelijk voor de artistieke vorming, de intellectuele, morele en sociale vorming. een certificering aan te koppelen, de beroepstoegang en -uitoefening te regelen en competentieontwikkeling te stimuleren. Daarvoor zullen de betrokken ministers zelf de nodige maatregelen moeten nemen. De Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs zal ervoor zorgen dat de kwalificaties uit de kwalificatiestructuur als uitgangspunt dienen voor het organiseren en financieren van onderwijsopleidingen en het uitreiken van certificaten binnen onderwijs. De erkenning van de onderwijskwalificaties is een gedeelde bevoegdheid van vorming en onderwijs (zie ook verder bij de procedure tot erkenning). De Vlaamse minister bevoegd voor Werk zal de kwalificatiestructuur hanteren om de ervaringsbewijzen te ordenen. De erkenning van de beroepskwalificaties is een gedeelde bevoegdheid van vorming en werk. De ministers bevoegd voor andere beleidsdomeinen kunnen elk op hun beurt voor hun bevoegdheid bepalen hoe ze de kwalificaties zullen gebruiken. Samen met de minister bevoegd voor vorming zullen zij instaan voor de erkenning van de kwalificaties die tot hun bevoegdheid behoren. Afbakening tegenover federale bevoegdheden en Europese richtlijnen Het is bekend dat gemeenschappen de volheid van bevoegdheid hebben tot het regelen van onderwijs in de ruimste zin van het woord en dat uitzonderingen op de principiële bevoegdheid van de gemeenschappen inzake onderwijs beperkend moeten worden uitgelegd. 21 Op grond van artikel 127, 1, 2, b, GW, is de federale overheid bevoegd voor de minimale voorwaarden voor het uitreiken van de diploma s. De verklarende nota bij de grondwetsherziening van 1988 omschreef de minimale voorwaarden als de grote indelingen van het onderwijs in niveaus, leidend tot de uitreiking van diploma s en eindgetuigschriften, alsook de minimale globale duur die aan elk van deze niveaus moeten worden besteed. Met onderwijsniveaus worden bedoeld: kleuter- en lager onderwijs; 21 Zie advies Raad van State bij het Structuurdecreet met verwijzingen naar de parlementaire voorbereiding bij de grondwetsherziening 1988, Parl. St. Vl. Parl , nr. 1571/1, 252; arrest Arbitragehof nr. 44/2005 van 23 februari 2005, overweging B.7.1.

36 Stuk 2158 ( ) Nr secundair onderwijs; hoger onderwijs van het korte type; hoger onderwijs van het lange type; universitair onderwijs. De kwalificatiestructuur doet geen uitspraken over de globale minimale duur van opleidingen binnen een onderwijsniveau en laat deze onderwijsbevoegdheid op het federale niveau ongemoeid. De Vlaamse kwalificatiestructuur leidt niet rechtstreeks tot het certificeren van kwalificaties verworven door individuen. Opleidingenverstrekkers, en anderen die als dusdanig door de Vlaamse overheid zijn erkend, blijven als voorheen bevoegd om bewijzen, attesten, certificaten, getuigschriften, titels en diploma s af te leveren. Het kwalificatiedecreet vertrekt van een inhoudelijke benadering, waarbij afgeronde gehelen van competenties in acht niveaus worden ingedeeld. Dat staat los van de manier waarop die kwalificaties verworven werden en geeft geen aanwijzingen over een structurele indeling met opgave van minimaal te besteden duur in een bepaald onderwijsniveau. De indeling zelf van het onderwijs wordt niet aangetast of gewijzigd. Met de kwalificatiestructuur zijn op zich geen uitspraken gemoeid over de globale minimumduur van een onderwijsniveau. De kwalificatiestructuur laat de bestaande onderwijsstructuur onaangetast en pleegt dus geen inbreuk op de federale onderwijsbevoegdheid. De federale overheid beschikt over een voorbehouden bevoegdheid inzake vestigingsvoorwaarden. Deze bevoegdheid houdt in dat de federale overheid de regels bepaalt voor toegang tot beroepen, de algemene regels of bekwaamheidseisen vastlegt in verband met de uitoefening van sommige beroepen en instaat voor de bescherming van de beroepstitels. Zo is er bijvoorbeeld de kmo-programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap die een basiskennis van het bedrijfsbeheer en een bewijs van beroepsbekwaamheid verplicht voor degenen die één van de gereglementeerde zelfstandige beroepen wil uitoefenen. Voor sommige intellectuele beroepen bestaan specifieke reglementeringen die bijzondere uitoefeningsvoorwaarden vastleggen. Het betreft de zogenaamde beschermde beroepen. Alleen de personen die voldoen aan de diplomavereiste en de stage hebben toegang tot de beroepstitel. Voor deze beroepen werden specifieke instellingen opgericht. Deze dienstverlenende intellectuele beroepen zijn de volgende: erkende boekhouders-fiscalisten ( loontrekkende bedrijfsjuristen ( be), expertboekhouders en fiscale adviseurs ( vastgoedmakelaars ( be), landmeters-experten ( psychologen ( advocaten ( notarissen ( be), gerechtsdeurwaarders ( bedrijfsrevisoren ( be), wisselagenten en vermogensbeheerders ( architecten ( medische en paramedische beroepen: geneesheren, kinesisten, tandartsen, verpleegsters enzovoort ( Daarnaast is ook Europa op dit vlak regelgevend actief. Om vrij personen- en dienstenverkeer te vrijwaren, reglementeert Europa de erkenning van diploma s en beroepskwalificaties die toegang geven tot een gereglementeerd beroep. Voor een klein aantal beroepen architect, verloskundige, apotheker, arts, verpleegkundige, tandarts en dierenarts zijn sectorale richtlijnen goedgekeurd. Samen vormen ze een stelsel voor de automatische erkenning van diploma s. Voor heel wat andere gereglementeerde beroepen werkt de erkenning van beroepskwalificaties volgens een algemeen erkenningsstelsel dat is neergelegd in twee algemene richtlijnen (89/48/EEG en 92/51/EEG, gewijzigd door 2001/19/EG). Een derde richtlijn (99/42/EG) bevat soortgelijke beginselen voor bepaalde gereglementeerde beroepen, waarvoor, als men ze in een andere lidstaat wil uitoefenen, beroepservaring vereist is. Bovenstaande richtlijnen zijn onlangs opgenomen in één gecoördineerde richtlijn (2005/36/EG) die 15 eerdere richtlijnen m.b.t de erkenning van de professionele kwalificaties voor gereglementeerde beroepen vervangt. Door het stellen van toegangsvoorwaarden kan de federale overheid, op eigen initiatief of hiertoe verplicht door Europese richtlijnen, een invloed uitoefenen op de vormgeving van het onderwijsstelsel. Het Grondwettelijk Hof heeft hierbij volgende scheidslijn getrokken: het vaststellen van het concrete

37 37 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 leerprogramma op basis waarvan een diploma kan worden verworven, is een aangelegenheid van onderwijs. De toegang tot een beroep afhankelijk maken van het bezit van een diploma of van andere vereisten (zoals inhoudelijke bekwaamheidsvereisten), komt neer op het regelen van vestigingsvoorwaarden 22. De Vlaamse Gemeenschap erkent de federale bevoegdheid en de Europese regelgeving inzake vestigingsvoorwaarden en houdt hier rekening mee. Dit gebeurde in het verleden maar zal evenzeer met de invoering van een Vlaamse kwalificatiestructuur worden gerespecteerd. Het kwalificatieraamwerk zal de competenties beschrijven voor alle beroepsbeoefenaars in Vlaanderen. Ook voor de gereglementeerde beroepen zal er een beschrijving, weging en inschaling doorgevoerd worden, leidend tot een plaats in het kwalificatieraamwerk voor deze beroepen. In beginsel grijpt een kwalificatiestructuur niet in op de toegang tot de beroepen. De kwalificatiestructuur vormt een geheel van verwachtingen ten opzichte van beroepsbeoefenaars, verwachtingen door de sectoren zelf geformuleerd en omschreven in een voor Vlaanderen gestandaardiseerde taal. Het is geen stelsel van wettelijke voorwaarden om een beroep te mogen uitoefenen. Integendeel de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de Vlaamse Gemeenschap verplicht ertoe dat beroepskwalificaties de federale of Europese voorwaarden betreffende competenties nodig voor toegang tot beroepen onverkort opnemen. Wijzigingen aan de voorwaarden voor de toegang tot een beroep die betrekking hebben op competenties zullen de aanleiding vormen om beroepskwalificaties te actualiseren. Samenwerking met de andere gemeenschappen Vlaanderen ontwikkelt een eigen kwalificatiestructuur en heeft hierover met de andere gemeenschappen gesprekken 23 over drie thema s: a) het kwalificatieraamwerk dat de respectieve gemeenschappen/gewesten ontwikkelen, b) de decretale initiatieven die de gemeenschappen/gewesten nemen met betrekking tot hun kwalificatieraamwerk en kwalificatiestructuur, 22 Arrest nr. 19/2005 van 26 januari 2005, ov. B.3.4. en B.3.5. Zie ook arrest nr. 78/92 van 17 december 1992, ov. B De grondwet noch de bijzondere wet op de hervorming der instellingen bevat volgens de decreetgever een verplichting tot samenwerking die teruggebracht kan worden tot de kwalificatiestructuur. c) de door de gemeenschappen/gewesten erkende en geregistreerde kwalificaties. In andere landen, zoals het UK, ontwikkelen deelstaten (Wales, Engeland, Noord-Ierland, Schotland) ook hun eigen raamwerk en kwalificaties en wordt er dan een concordantie gemaakt tussen de verschillende raamwerken. Op die manier zorgen deelstaten ervoor dat kwalificaties verworven in de ene deelstaat ook kunnen worden ingezet in de andere deelstaat. Die concordantie kan nu gebeuren via het Europese raamwerk (EQF). In België kan op een vergelijkbare manier de afstemming met de andere gemeenschappen worden gegarandeerd. Die afstemming wordt door dit Vlaams decretaal initiatief gefaciliteerd doordat de Vlaamse kwalificatiestructuur nauw aansluit bij het Europese raamwerk. Aangezien zowel op federaal niveau (in het kader van toegangsvereisten voor een beroep) als op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap (in het kader van het opstellen van de beroepscompetentieprofielen) de betrokken beroepssectoren een belangrijke rol vervullen in het formuleren van de vereiste beroepscompetenties, wordt via de Vlaamse procedure voor beroepsgerichte kwalificaties een betere afstemming nagestreefd tussen beide beleidsniveaus en bevoegdheden dan vandaag het geval is. Artikel 2 Dit artikel omschrijft de begrippen en de afkortingen die in dit decreet gebruikt worden. We beperken ons hierbij tot de begrippen die in dit decreet van essentieel belang zijn. De afkortingen slaan op actoren die een belangrijke rol spelen in de procedures voor het erkennen van kwalificaties. Ze worden vanwege hun rol expliciet vermeld ook al zijn ze in andere decreten reeds gedefinieerd. 1, 5, 10 en 20 geven de volledige naam van de afkortingen die in onderwijs gebruikt wordt om het algemeen secundair onderwijs, het beroepssecundair onderwijs, het kunstsecundair onderwijs en het technisch secundair onderwijs aan te duiden. 2 en 3 : de definitie van het begrip beroep en beroepscompetentieprofiel wordt overgenomen uit het begrippenkader van de SERV. 4 en 17 : de begrippen beroeps- en onderwijskwalificatie worden toegelicht bij de artikelsgewijze bespreking van artikelen 8 en 9.

38 Stuk 2158 ( ) Nr : er bestaan veel definities voor het begrip competentie. We hebben gekozen voor een definitie die aansluit bij internationale beschrijvingen (OESO, Cedefop) en bij de definities die door de Vlor en de SERV worden gebruikt. In elk van deze definities komen steeds een aantal essentiële elementen terug. De OESO 24 legt dit in een recente publicatie op een heel eenvoudige manier uit: een competentie is meer dan louter kennis en is meer dan louter vaardigheden. Het bevat beide en het bevat ook attitudes. Als we bijvoorbeeld veilig op straat willen fietsen dan moeten we het verkeersreglement kennen, vaardig zijn met de fiets en rekening houden met andere weggebruikers. Wanneer we de drie elementen kennis, vaardigheid en attitude samennemen, krijgen we een competentie waardoor we veilig op straat kunnen fietsen. De definities die in Vlaanderen worden gebruikt, sluiten hierbij aan. De definities van de Vlor en de SERV vermelden naast de drie reeds genoemde elementen dat competenties mensen toelaten effectief te handelen in verschillende situaties. Volgens de Vlor is een competentie een geïntegreerde basiscluster van kennis, vaardigheden en attitudes die aan een individu de capaciteiten biedt om effectief te kunnen handelen, problemen te onderkennen en op te lossen en verantwoordelijkheid op te nemen in de context van een bepaalde complexe taak, beroep, functie, rol, netwerk en organisatie 25. De SERV geeft aan dat het vertrekpunt voor het beschrijven van competenties het functioneren van mensen in verschillende situaties is 26. Competenties beschrijven verwacht gedrag in een bepaalde context. Over een bepaalde competentie beschikken, betekent dan dat iemand in staat is dat verwachte gedrag te stellen in een bepaalde context. Dat kan alleen maar als de persoon in kwestie over de nodige vaardigheden, onderliggende kennis en onderliggende attitudes beschikt. Door de competenties te beschrijven als verwacht gedrag worden kennis, vaardigheden en attitudes hierin automatisch met elkaar verweven en geïntegreerd voorgesteld. Kennis, vaardigheden en attitudes zijn de bouwstenen van een competentie. 24 OECD (2007), Human Capital, How what you know shapes your life. 25 Vlor (2007), Competentieontwikkelend onderwijs, Perspectieven voor het debat. 26 SERV (2007), Informatiefiche, Nieuw format beroepscompetentieprofielen. Competenties verwerven veronderstelt een leerproces. Competenties en de samenstellende delen zijn dan niets anders dan de leerresultaten die een persoon bereikt heeft. De wijze waarop dit gebeurde of het leerproces zelf is in het begrip competentie van ondergeschikt belang. Mensen kunnen competenties immers zowel op de werkplek, in de schoolse context als thuis verwerven. In de context van dit decreet werd daarom ervoor gekozen om leerresultaten en competenties te gebruiken als inwisselbare begrippen. In het kielzog van het Bolognaproces gebruikt het hoger onderwijs leerresultaten ( learning outcomes ) in plaats van competenties. Dit begrip is ook opgenomen in de decreten voor het hoger onderwijs. Leerresultaten bepalen wat een lerende verwacht wordt te kennen, te begrijpen, te doen bij het afronden van een leertraject en de wijze waarop het geleerde kan worden getoond 27. Het hoger onderwijs onderstreept de band tussen de leerresultaten en het leertraject, maar het is duidelijk dat het begrip leerresultaten sterk aanleunt bij het competentiebegrip. Leerresultaten behelzen de toepassing van het geleerde in concrete situaties. Niet alleen kennen moet geëvalueerd worden, maar ook kunnen en doen. Een belangrijk kenmerk van leerresultaten is dat ze evalueerbaar moeten zijn en dus van die aard moeten zijn dat ze aantonen wat een lerende geleerd heeft. Maar ook competenties resulteren in observeerbaar en bijgevolg evalueerbaar gedrag. In het decreet wordt meestal het begrip competentie(s) gebruikt behalve bij het hoger onderwijs waar het begrip leerresultaten wordt gebruikt. Alleen bij de kwalificaties hoger onderwijs spreken we over leerresultaten omdat dit begrip er ingeburgerd is en internationaal wordt gebruikt. Omdat we beide begrippen door hun grote verwantschap als inwisselbaar beschouwen definiëren we alleen het begrip competenties en geven we aan dat in het hoger onderwijs competenties domeinspecifieke leerresultaten worden genoemd. 7 : het begrip competentieprofiel is naar analogie met het begrip beroepscompetentieprofiel gedefinieerd; nadere toelichting bij het gebruik van het begrip competentieprofiel is in dit decreet terug te vinden in de memorie onder de rubriek Andere competentieprofielen. Een beroepscompetentieprofiel en een competentieprofiel zijn verwante maar toch afzonderlijk te definiëren begrippen. Het begrip competentieprofiel is verwant met het begrip beroepscom- 27 Gonzalez, J. & Wagenaar, R. (eds) (2005). Tuning Educational Structures in Europe II, Final Report, Pilot project - Phase 2, Universities Contribution to the Bologna Process. Bilbao: University of Deusto.

39 39 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 petentieprofiel naar opzet en vorm en komt via een analoge procedure tot stand. De toepassing van een competentieprofiel en een beroepscompetentieprofiel is echter verschillend. Een competentieprofiel wordt gebruikt voor het invullen van andere maatschappelijke rollen dan het uitoefenen van een beroep. Een competentieprofiel wordt bijvoorbeeld voorzien voor het vatten van de competenties die verwacht worden voor het competent functioneren in bepaalde vrijwilligersfuncties. Een competentieprofiel zal echter niet worden voorzien voor die functies waarvoor er al een vergelijkbaar beroepscompetentieprofiel bestaat. 8 en 11 : een kwalificatie is een afgerond en ingeschaald geheel van competenties/leerresultaten. Met afgerond bedoelen we dat het geheel van competenties relevant is voor bijvoorbeeld het uitoefenen van een beroep of om verdere opleidingen aan te vatten. Het aantal competenties dat in een kwalificatie wordt opgenomen staat niet vast, maar het geheel moet wel alle relevante aspecten omvatten. Het bepalen van de relevantie en de erkenning ervan door de Vlaamse overheid verloopt via een specifieke procedure die verder in dit decreet wordt vastgelegd. Kwalificaties zijn afgeronde gehelen van competenties waarvoor mensen na een evaluatie een kwalificatiebewijs kunnen krijgen. Het is mogelijk (maar niet noodzakelijk) dat een kwalificatie bestaat uit onderdelen die eveneens een relevant geheel van competenties vormen voor een bepaalde context. Dergelijke onderdelen noemen we competentieclusters. De Europese Commissie en verschillende Europese landen spreken dan van units. Zo kan bijvoorbeeld naast de polyvalent metselaar (gevelmetselaar) ook de kwalificatie metselaar (binnenmuren) als onderdeel van de polyvalente metselaar worden beschreven. Om kwalificaties in competentieclusters op te delen zijn er technische en maatschappelijke redenen. Technisch gezien kunnen bepaalde competentieclusters in verschillende kwalificaties voorkomen. Competentieclusters zijn dan belangrijke fundamenten die herbruikbaar zijn in de beschrijving van meerdere kwalificaties. Competentieclusters maken meer overzichtelijke beschrijvingen van kwalificaties mogelijk en verhelderen de samenhang tussen kwalificaties. Maatschappelijk bekeken maken competentieclusters de verworven competenties meer zichtbaar en creëren ze een opstap naar de kwalificatie. Een kwalificatie is ook een ingeschaald geheel van competenties waarmee we aangeven dat een kwalificatie verbonden is aan een kwalificatieniveau uit de kwalificatiestructuur. Een erkende kwalificatie is een kwalificatie die door de Vlaamse Regering erkend is. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat de kwalificatie voldoet aan de door de Vlaamse Regering bepaalde inhoudelijke en vormelijke eisen. Het gaat hierbij zowel om onderwijskwalificaties als beroepskwalificaties. 9 : deze definitie omschrijft het begrip instelling hoger onderwijs als een instelling die als hoger onderwijs is geregistreerd door de huidige onderwijsregelgeving in de artikelen 7 en 8 van het decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs. 12 : zie de algemene toelichting bij het kwalificatiebewijs op pagina 13 van de memorie. 13 : het kwalificatieraamwerk bevat de ordeningsprincipes van de kwalificatiestructuur. Het raamwerk legt het aantal niveaus vast en geeft per niveau een beschrijving om kwalificaties en de competenties waaruit ze zijn samengesteld op de respectieve niveaus in te schalen. De totstandkoming, de opbouw en het gebruik van het raamwerk wordt toegelicht bij de artikelen 5, 6, 7 en bij de artikelen 10 tot en met : zie de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3 van dit decreet. 15 : zie de toelichting over de niveaudescriptor in artikel 5 en artikel : afkorting voor Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie. 18 : voor de definitie van de term sector wordt zo dicht mogelijk aangesloten bij de definitie gebruikt in het European Qualifications Framework (EQF) en in de documenten voor het European Credit System for Vocational Education and Training (ECVET). Deze ruime begripsomschrijving maakt het mogelijk om alle sectoren hieronder te vatten, zowel de sectoren waarvoor beroepscompetentieprofielen worden gemaakt als de sectoren waarvoor competentieprofielen uitgewerkt worden. 21 bepaalt dat de Vlaamse kwalificatiestructuur afgekort wordt als VKS. 19, 22, 23 en 24 geven de namen voluit weer van de raden die verder in dit decreet met hun afkorting worden vermeld.

40 Stuk 2158 ( ) Nr Artikel 3 Dit artikel omschrijft wat de kwalificatiestructuur in essentie is: een systematische ordening van kwalificaties op basis van een eenduidige beschrijving en inschaling van competenties die er deel van uitmaken. De kwalificatiestructuur geeft een overzicht van de kwalificaties die op basis van een specifieke procedure tot stand komen (zie verder hoofdstuk IV erkennen van kwalificaties). Kwalificaties die nu nog in verschillende indelingen zijn opgenomen kunnen zo in één gemeenschappelijk ordeningskader terecht komen. Dit artikel omschrijft eveneens welke maatschappelijke doelstellingen het decreet beoogt te realiseren. Elk van de drie doelstellingen wordt uitgebreid toegelicht in de algemene toelichting van deze memorie van toelichting. HOOFDSTUK II Toepassingsgebied en gebruik Artikel 4 Een kwalificatiestructuur is een systematische ordening van kwalificaties op basis van een eenduidige beschrijving en inschaling van competenties die er deel van uitmaken. De kwalificatiestructuur geeft een overzicht van de kwalificaties die op basis van een specifieke procedure tot stand komen (zie verder hoofdstuk IV erkennen van kwalificaties). Kwalificaties die nu nog in verschillende indelingen zijn opgenomen kunnen zo in één gemeenschappelijk ordeningskader terecht komen. Enkel die kwalificaties die men door de regering wenst erkend en geregistreerd te zien zullen onderworpen worden aan deze systematiek. De toepassingen van de kwalificatiestructuur worden in het algemene deel van deze memorie toegelicht. Daaruit blijkt dat het niet de bedoeling is de kwalificatiestructuur als een vrijblijvend referentiekader te behandelen. Daarom worden naast de doelstellingen van de kwalificatiestructuur in het decreet ook de mogelijke toepassingen in dit artikel opgenomen. De EQF-aanbeveling geeft aan dat bij een nationaal kader voor kwalificaties ook een systeem van kwaliteitsbewaking hoort waarmee elk lidstaat kan aantonen dat de instellingen die trajecten aanbieden waarmee kwalificaties kunnen worden verworven aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen. Voor de lidstaten van de Europese Commissie zijn de gemeenschappelijke principes voor kwaliteitsborging die in de EQFaanbeveling zijn opgenomen van belang. Het zijn principes die bij het implementeren van EQF gehanteerd moeten worden. Ze bestaan onder meer uit een regelmatige evaluatie van instellingen, hun programma s of hun kwaliteitborgingssystemen door externe controle-instanties en een controle op dimensies van de kwaliteitsborging nl. context, input, proces en output, met nadruk op output en leerresultaten. Daarom voorzien we in dit artikel dat het agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming, als bevoegde dienst van de Vlaamse Regering zal instaan voor het toezicht op de kwaliteit van de onderwijs, opleidings- en vormingstrajecten en van de trajecten voor de erkenning van verworven competenties (EVC- trajecten) die leiden naar erkende kwalificaties. Het agentschap zal hiervoor een samenhangend geheel van taken opnemen. Sommige van die taken zijn van toepassing op andere beleidsdomeinen, meer bepaald Werk en Sociale Economie en Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Daarom zal er met elk van die beleidsdomeinen een samenwerkingsprotocol worden gesloten. Het managementcomité Onderwijs, Vorming & Werk heeft bovendien de opdracht om de minister(s) bevoegd voor Onderwijs en Vorming en voor Werk te adviseren over de invulling van deze beleidsdomeinoverschrijdende taken door het agentschap. Opleidingsinitiatieven vanuit beroepssectoren en bedrijven of vanuit de jeugd-, cultuur- en sportsector die bewijzen van erkende kwalificaties willen uitreiken, zullen zich moeten onderwerpen aan het toezicht op de kwaliteit van hun opleidingen door het agentschap. Zowel binnen als buiten onderwijs zal één kader worden gehanteerd om kwaliteitstoezicht te houden. Daartoe zal worden onderzocht hoe de kwaliteitsborging vandaag wordt georganiseerd buiten het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en rekening gehouden worden met de specifieke criteria die eigen zijn aan de arbeidsmarkt en aan de andere betrokken beleidsdomeinen. Dit zal opgenomen worden in de samenwerkingsprotocollen. Toezicht op naleving van specifieke regelgeving eigen aan andere beleidsdomeinen dan Onderwijs & Vorming valt buiten de opdracht van het agentschap. Binnen het agentschap wordt een cel opgericht die toeziet op de kwaliteit van de instellingen die buiten het beleidsdomein Onderwijs & Vorming erkende kwalificatiebewijzen uitreiken:

41 41 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 de publieke opleiders buiten het beleidsdomein Onderwijs & Vorming; testcentra die EVC-procedures organiseren; eventuele initiatieven van sectoren/bedrijven/private opleiders; initiatieven vanuit de jeugd-, cultuur- en sportsector. Deze afzonderlijke cel werkt volgens een gelijkaardig charter 28 en een gelijkaardige werkingscode 29 als de onderwijsinspectie, waardoor deze cel met dezelfde onafhankelijkheid kan werken. Deze afzonderlijke cel rapporteert over het toezicht op de kwaliteit aan de bevoegde ministers, namelijk de minister bevoegd voor Werk en de minister(s) bevoegd voor Cultuur, Jeugd en Sport. Die zullen op basis daarvan de nodige maatregelen treffen om de kwaliteit van onderwijs-, beroepsopleidings-, vormings- en EVC-trajecten van de instellingen buiten Onderwijs die leiden naar bewijzen van erkende kwalificaties, te garanderen. Om de samenwerking tussen enerzijds de beleidsdomeinen WSE en CJSM en anderzijds het agentschap optimaal te laten verlopen, zal met elk van die beleidsdomeinen een samenwerkingsprotocol worden opgesteld. Die protocollen zullen ondertekend worden door de bevoegde ministers en de leidende ambtenaar van het agentschap. Het protocol met het beleidsdomein WSE zal ook door de leden van het managementcomité OV&W worden ondertekend. In de samenwerkingsprotocollen wordt specifiek aangegeven op welke vlakken samenwerking vereist is: het tot stand komen van één kader voor het toezicht op de kwaliteit van instellingen die bewijzen van erkende kwalificaties wensen uit te reiken, waarbij rekening gehouden zal worden met de specifieke arbeidsmarktcriteria (kansengroepen enzovoort); 28 Actueel omzendbrief Charter van de onderwijsinspectie van 15 december Actueel het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 1999 betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd, BS 1 april het tot stand komen van een charter en een werkingscode gelijkaardig aan die van de onderwijsinspectie waardoor het toezicht op de kwaliteit van de instellingen die buiten het beleidsdomein Onderwijs & Vorming erkende kwalificatiebewijzen uitreiken op dezelfde onafhankelijke manier als de onderwijsinspectie kan gebeuren; het profiel van het personeel in de afzonderlijke cel; hoe en met welke frequentie de risico-analyses zullen worden uitgevoerd. Daarnaast wordt ook een beheersovereenkomst opgesteld. Die beheersovereenkomst wordt opgesteld door de minister bevoegd voor onderwijs en vorming. De samenwerkingsprotocollen worden als bijlage bij die beheersovereenkomst gevoegd. Met de oprichting van het agentschap sluiten we aan bij gelijkaardige ontwikkelingen in andere Europese lidstaten. Zo worden binnen de Europese context netwerken opgericht van Europese kwalificatieagentschappen. Dergelijke netwerken bespreken nieuwe ontwikkelingen m.b.t. beroepsgerichte kwalificatiesystemen en mogelijke partnerschappen tussen de agentschappen. Er komen inhoudelijke onderwerpen aan bod die van belang zijn voor de goede werking van de agentschappen. Er worden ervaringen uitgewisseld. Men kan er van elkaar leren in de uitwerking van onderwerpen of overwegen om gezamenlijke projecten op te zetten. Naast inhoudelijke onderwerpen worden ook organisatorische aspecten van kwalificatieagentschappen besproken. Naast de vraag wie instaat voor het toezicht op de kwaliteit van de instellingen die bewijzen van erkende kwalificaties uitreiken stelt zich ook de vraag over de wijze waarop het toezicht zal plaatsvinden. Dit laatste wordt voor onderwijs geregeld door het decreet van 17 juli 1991 betreffende de inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en pedagogische begeleidingsdiensten en voor wat de inspectie van de levensbeschouwelijke vakken betreft, het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken. In de toekomst zal het toezicht in onderwijs decretaal verankerd zijn in het ontwerp van decreet betreffende kwaliteit in onderwijs.

42 Stuk 2158 ( ) Nr HOOFDSTUK III Algemene kenmerken van het kwalificatieraamwerk Dit hoofdstuk beschrijft hoe het raamwerk tot stand kwam dat wordt gebruikt voor het beschrijven en inschalen van kwalificaties in de kwalificatiestructuur. Het hoofdstuk gaat eerst dieper in op de algemene kenmerken van het kwalificatieraamwerk. Vervolgens wordt ingegaan op de kenmerken van de kwalificaties die in de kwalificatiestructuur een plaats krijgen. Hierbij wordt de koppeling gemaakt tussen de soorten kwalificaties en het kwalificatieraamwerk. Een groot deel van de toelichting bij de artikelen in dit hoofdstuk is opgenomen in het algemene deel van de memorie. We beperken ons daarom hier tot de grote lijnen van de gemaakte keuzes. AFDELING I Niveaubeschrijvingen Artikelen 5 en 6 Artikelen 5 en 6 geven toelichting bij de niveaus en de niveaubeschrijvingen uit het raamwerk. Zoals al eerder aangegeven in de algemene toelichting van de memorie is de gelijkenis tussen het EQF en het Vlaams kwalificatieraamwerk duidelijk. We hebben ervoor gekozen om voor Vlaanderen een raamwerk te ontwikkelen dat zoveel mogelijk bij het EQF aanleunt. Dat is onder meer ingegeven door het feit dat aan de lidstaten van de Europese Unie wordt gevraagd om tegen 2010 de nationale kwalificaties te koppelen aan een niveau van het EQF en omdat tegen 2012 ook de kwalificatiebewijzen een verwijzing moeten bevatten naar het overeenstemmende EQF-niveau. Door het eigen raamwerk te laten aansluiten bij het EQF wordt de koppeling van de Vlaamse kwalificaties en kwalificatiebewijzen aan EQF, via het eigen raamwerk, een stuk eenvoudiger. De kern van beide raamwerken is een ordening in acht niveaus dat bestaat uit een reeks gemeenschappelijke referenties, die verwijzen naar leerresultaten/ competenties. Acht niveaus is ruim voldoende om alle kwalificaties te vatten. Er is geen reden om in het Vlaamse raamwerk meer niveaus te voorzien, zoals sommige landen zoals Ierland en Schotland doen. Alleen raamwerken waarin uitsluitend beroepskwalificaties zijn opgenomen voorzien een kleiner aantal niveaus dan in EQF. Omdat we in Vlaanderen ook onderwijskwalificaties een plaats willen geven in de kwalificatiestructuur is het niet aangewezen om minder dan acht niveaus in het raamwerk op te nemen. Acht niveaudescriptoren beschrijven respectievelijk de acht niveaus. Ze geven een algemene omschrijving van de karakteristieken van competenties die eigen zijn aan een niveau. De niveaudescriptoren: zijn inclusief en dus noodzakelijk algemeen geformuleerd. De niveaudescriptoren zijn generiek om kwalificaties te vatten in zeer uiteenlopende contexten. Competenties kunnen in zeer verschillende contexten verworven (op de werkplek, in een schoolse context, thuis) en ingezet worden; focussen op competenties en verduidelijken de kennis en vaardigheden die daarbij horen, de mate van specificiteit van de context waarin die kennis en vaardigheden worden gebruikt en de mate van verantwoordelijkheid en autonomie die daarbij verwacht wordt. Omdat competenties leerresultaten zijn, drukken de niveaus in het raamwerk geen studieduur uit; zijn cumulatief. De karakteristieken van de competenties van één niveau gelden ook voor de daarboven liggende niveaus en worden daarin dus niet meer herhaald. Het spreekt voor zich dat iemand die beschikt over het vermogen om complexe gespecialiseerde vaardigheden toe te passen (niveau zes) ook informatie uit het geheugen kan oproepen (niveau één); zijn onderscheidend en geven duidelijk de verschillen tussen de niveaus aan. Op niveau één beperken de cognitieve vaardigheden zich tot het oproepen van informatie uit het geheugen en de toepassing ervan. Op niveau twee moet men een beroep doen op het vermogen om gegeven informatie te analyseren, door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen; beschrijven alleen die karakteristieken van competenties die essentieel zijn om het verschil tussen kwalificaties van verschillende niveaus aan te duiden. Attitudes zijn bijvoorbeeld niet opgenomen omdat ze van even groot belang zijn bij kwalificaties van verschillende niveaus. Zo is het niet werkbaar om bijvoorbeeld geduldig zijn en eerlijk zijn volgens toenemende complexiteit in acht niveaus in te delen. Dat betekent helemaal niet dat attitudes niet van belang zijn. Het is immers perfect mogelijk om attitudes op te nemen in de

43 43 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 beschrijving van kwalificaties. Ze spelen alleen geen rol bij het aanduiden van verschillen tussen de niveaus. De karakteristieken van de competenties die vervat zijn in de niveaudescriptoren om het respectieve niveau te duiden, noemen we descriptorelementen. Het gaat om kennis, vaardigheden, context, autonomie en verantwoordelijkheid. Zoals reeds uiteengezet in de algemene toelichting karakteriseren de descriptorelementen de onderscheiden niveaus van het raamwerk. De acht niveaudescriptoren die samen het kwalificatieraamwerk uitmaken worden integraal in artikel 8 van dit decreet opgenomen. Voor de wijze waarop de niveaudescriptoren werden opgebouwd, kan verwezen worden naar de bijlage bij deze memorie. Bij de ontwikkeling van het Vlaamse raamwerk is erover gewaakt een raamwerk te ontwikkelen dat bruikbaar is voor werk, onderwijs en voor andere actoren zoals jeugd, sport enzovoort. In het Vlaamse kwalificatieraamwerk worden daarom op geen enkel niveau werkcontexten of studiecontexten expliciet vermeld. Alle descriptoren zijn op beide soorten contexten van toepassing. In de descriptoren van niveau 6 tot en met 8 zijn de vaardigheden gekoppeld aan onderzoeksuitkomsten (niveau 6) of onderzoek (niveau 7) of origineel onderzoek (niveau 8). De descriptoren geven daarmee aan dat er vanaf niveau 6 niet zomaar kan gehandeld worden, maar dat er gefundeerde, nagekeken, systematisch overdachte en bestudeerde uitgangspunten aan de basis liggen van het handelen. Onderzoek moet hier zeker niet als louter wetenschappelijk onderzoek gezien worden of enkel behorend tot de onderwijssfeer. Het is ruim bedoeld en dus ook van toepassing voor werkomgevingen. Op niveau 6 is wetenschappelijk onderzoek niet aan de orde. De term onderzoeksresultaten heeft betrekking op uitkomsten van allerhande soorten en vormen van onderzoeken relevant voor de betrokken kwalificatie. Binnen onderwijs kan dat (semi-) wetenschappelijk literatuuronderzoek zijn, voor een (chef-)kok kunnen dat de resultaten zijn van (experimenteel) onderzoek rond gerechten. In de kunst- en artistieke wereld kan dat nog iets anders betekenen. Beroepskwalificaties worden hierdoor dus niet uitgesloten. In de descriptor op niveau 6 wordt ook nergens verondersteld dat men zelf die onderzoeken kan/moet uitvoeren. Niveau 7 heeft het over onderzoek tout court. Zelf onderzoeksvaardig zijn is zeker een belangrijk kenmerk van dit niveau. Ook voor beroepskwalificaties op dit niveau wordt het kunnen opzetten van (gestandaardiseerde) onderzoeken en studies, in welke vorm dan ook en niet noodzakelijk strikt academische een essentiële competentie geacht. Op niveau 8 gaat het om vaardigheden rond het kunnen opzetten en organiseren van origineel onderzoek. Dergelijk onderzoek is van een academisch niveau, wat nog niet wil zeggen dat het enkel universiteiten of hogescholen zou betreffen. Het is wel duidelijk dat beroepskwalificaties van niveau 8 enkel kunnen met een ernstige onderzoekscomponent. Maar dat kan ook in andere dan strikt academische vormen, al zullen die er op dit niveau zeer dicht bij aanleunen. Om het omvattende karakter van de niveaudescriptoren te benadrukken wordt in artikel 7 van het decreet expliciet vermeld dat ze kunnen en zullen gebruikt worden zowel in een opleidingscontext, als in een werkcontext. In de discussienota rond de Vlaamse kwalificatiestructuur van oktober 2006 werd een versie van het raamwerk gepresenteerd dat het resultaat was van het geleverde studiewerk. Verschillende advies- en overlegorganen (SERV, Vlor, VLHORA, VLIR) verstrekten daarop een advies. Ondertussen werden proefprojecten opgezet om het raamwerk uit te testen. Dit gebeurde voor de bouw, de mondzorg, het bedrijfsbeheer, het jeugdwerk, de textiel en het kappersbedrijf. De proefprojecten beschreven en schaalden zo 21 proefkwalificaties in. Uit alle proefprojecten bleek dat het raamwerk bruikbaar was voor inschaling. Toch legden de proefprojecten ook een aantal pijnpunten bloot. Zo bleken de niveaubeschrijvingen op verschillende punten te vaag en bleek het onderscheid tussen de niveaus niet altijd even duidelijk. Op basis van suggesties uit de proefprojecten en uit de geleverde adviezen werd het raamwerk aangepast. Die bijsturingen werden in een tweede testronde positief beoordeeld. De niveaudescriptoren worden gebruikt om onderwijskwalificaties en beroepskwalificaties te beschrijven en in te schalen. Omwille van de bruikbaarheid worden de niveaudescriptoren in het decreet opgenomen met hun samenstellende elementen: kennis, vaardigheden, context, autonomie en verantwoordelijkheid. Deze voorstellingswijze sluit ook aan bij de wijze waarop de EQF descriptoren zijn gepubliceerd. Zoals bij EQF ontstaat de niveaudescriptor door het samenlezen van de beschrijvingen van de verschillende descriptorelementen per niveau.

44 Stuk 2158 ( ) Nr Artikel 6, 2 De niveaus vijf, zes, zeven en acht van het EQF zijn afgestemd op het Framework for Qualifications of The European Higher Education Area (EHEA) dat naar aanleiding van de Bolognaverklaring tot stand kwam. Bij de uitwerking van de hoogste niveaus van het EQF werd rekening gehouden met de Dublindescriptoren. Het Vlaamse raamwerk houdt eveneens rekening met de Dublindescriptoren en met de generieke kwaliteitswaarborgen voor het hoger onderwijs zoals ze zijn beschreven in het decreet betreffende de herstructurering in het hoger onderwijs (hierna Structuurdecreet genoemd). Ook hier sluiten we aan bij het EQF. Op die manier zorgen we ervoor dat gelijkaardige ontwikkelingen die op verschillende tijdstippen zijn ontstaan, maar dezelfde doelstellingen op het oog hebben, aan elkaar worden gekoppeld en volgens een eigen dynamiek kunnen evolueren. Het kwalificatieraamwerk van de Europese ruimte voor hoger onderwijs (EHEA) onderscheidt drie cycli en bijhorende cyclusdescriptoren, beter gekend als de Dublindescriptoren. De descriptor wordt gebruikt om de specifieke leerresultaten van een opleiding binnen die cyclus af te toetsen met het oog op het uitwerken van programma s of het toekennen van credits. Het Europese raamwerk voor LLL (EQF) onderscheidt acht kwalificatieniveaus. Elk niveau wordt beschreven aan de hand van een algemene beschrijving of niveaudescriptor. De twee raamwerken gebruiken dus hun eigen niveaudescriptoren. Toch geeft het EQF, dat het Europese parlement recent goedkeurde, aan op welke manier de Dublindescriptoren met de beschrijvingen uit EQF-descriptoren overeenstemmen 30 : de descriptor voor het hoger onderwijs korte cyclus (binnen of gekoppeld aan de eerste cyclus), stemt overeen met de leerresultaten voor EQF niveau vijf; de descriptor voor de eerste cyclus in het kwalificatieraamwerk van de Europese ruimte voor hoger onderwijs stemt overeen met de leerresultaten voor EQF niveau zes; de descriptor voor de tweede cyclus in het kwalificatieraamwerk van de Europese ruimte voor hoger onderwijs stemt overeen met de leerresultaten voor EQF niveau zeven; 30 Ter illustratie: de Dublindescriptoren gebruiken nagenoeg dezelfde descriptorelementen als het EQF namelijk complexiteit van de kennis en cognitieve vaardigheden, praktische vaardigheden, sleutelcompetenties, verantwoordelijkheid, autonomie. de descriptor voor de derde cyclus in het kwalificatieraamwerk van de Europese ruimte voor hoger onderwijs stemt overeen met de leerresultaten voor EQF niveau acht. Conform het Europese voorstel zullen we de descriptoren uit het Structuurdecreet hoger onderwijs gebaseerd op de Dublindescriptoren gelijkstellen aan de niveaudescriptoren voor niveau zes, zeven van het Vlaamse kwalificatieraamwerk. Voor niveau acht is in het decreet op de herstructurering van het hoger onderwijs momenteel geen descriptor opgenomen. We voorzien via een wijziging van het Structuurdecreet een descriptor voor de derde cyclus. We maken hiervoor gebruik van de Dublindescriptor voor niveau 8 voor het verwerven van de graad van doctor. Het Structuurdecreet voorziet ook niet in een descriptor voor niveau vijf. Voor niveau vijf gebruiken we de niveaudescriptor van het Vlaamse kwalificatieraamwerk. Kwalificaties van niveau 5 leunen sterk aan bij de verwachtingen van de arbeidsmarkt. Ze worden ook door de sociale partners in competenties beschreven. Hiermee volgen ze dezelfde procedure als de kwalificaties van niveau 1 tot en met 4. Voor de kwalificaties van niveau 1-4 gebruiken we de niveaudescriptoren van de Vlaamse kwalificatiestructuur. Om de voortgang in competenties en de samenhang met kwalificaties van de onderliggende niveaus te verduidelijken, maken we voor het beschrijven en inschalen van de kwalificaties van niveau 5 ook gebruik van de niveaudescriptor uit de Vlaamse kwalificatiestructuur. Deze niveaudescriptor heeft echter veel gelijkenis met de Dublindescriptor voor de short cycle. Hiermee is de samenhang met het raamwerk van het hoger onderwijs eveneens verzekerd. In het Structuurdecreet wordt onder voor de graad van gegradueerde de niveaudescriptor voor niveau 5 van de VKS opgenomen. In hoofdstuk 6 van het decreet kwalificatiestructuur wordt bij de wijzigingsbepalingen een artikel opgenomen waarbij artikel 58, 2, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering in het hoger onderwijs wordt gewijzigd en aangevuld met de twee bijkomende descriptoren. In 1 van artikel 58 van het Structuurdecreet wordt voorzien dat alle omschrijvingen van leerresultaten opgenomen in 2 de benaming krijgen van niveaudescriptor. Hiermee worden alle generieke omschrijvingen van leerresultaten voor de acht kwalificatieniveaus gevat onder dezelfde koepelterm, zowel in de Vlaamse kwalificatiestructuur als in het raamwerk voor het hoger onderwijs.

45 45 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Kredietpunten toekennen aan kwalificaties Aanvankelijk was de Europese Commissie van plan om in het EQF naast niveaus ook kredietpunten (credit points ) voor het karakteriseren van kwalificaties op te nemen. Een kredietpunt is een eenheid van omvang waarmee men de omvang van een kwalificatie uitdrukt los van de context waarin de kwalificatie is verworven. Het lijkt de decreetgever aangewezen eerst de evoluties op Europees vlak af te wachten alvorens bepaalde toepassingen in de Vlaamse kwalificatiestructuur op te nemen. De Vlaamse Gemeenschap maakt deel uit van de technische werkgroep die in opdracht van de Europese Commissie dit verder heeft uitgewerkt. Artikel 7 Dit artikel waarborgt via een besluit van de Vlaamse Regering dat het kwalificatieraamwerk bij beschrijving en inschaling correct gehanteerd wordt. De delegatie aan de Vlaamse Regering in dit artikel wordt in artikel 7 verder verduidelijkt door aan te geven wat moet begrepen worden onder de procedure voor beschrijving en inschaling van kwalificaties. In het besluit zal minstens het volgende worden vastgelegd: het gebruik van de descriptorelementen bij de beschrijving van kwalificaties, zowel onderwijs- als beroepskwalificaties, de verschillende stappen in de methodiek voor inschaling bestaande uit 1) de niveautoekenning aan competentie(cluster)s, 2) het toekennen van een relatief belang aan de competenties binnen een kwalificatie en 3) de niveaubepaling van een kwalificatie en het besluitvormingsproces om te komen tot een inschaling bij consensus. Daarnaast wordt ook geregeld dat het agentschap voor kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming een marginale toetsing zal doen van de beschrijving en de inschaling van kwalificaties aan de descriptorelementen. We willen de verschillende actoren vooraf zicht geven op de wijze waarop de niveaudescriptoreementen zoals ze in het decreet zijn opgenomen bij het beschrijven en inschalen van kwalificaties zullen worden gebruikt. Het uitvoeringsbesluit waarin dit wordt geregeld zal daarom voor advies aan Vlor en SERV worden voorgelegd. Door een reglementaire verankering van het gebruik van het raamwerk wordt een kwaliteitsvolle beschrijving en een objectieve inschaling verzekerd. Hiermee zorgen we voor kwaliteitswaarborging van kwalificaties die tevens garantie biedt op uitwisselbaarheid met andere Europese lidstaten. Beschrijven van kwalificaties Ontwikkelaars zullen de niveaudescriptorelementen gebruiken bij het beschrijven van competenties van kwalificaties. Het besluit zal dit verder operationaliseren door onder meer het model voor het beschrijven van de competentieprofielen en beroepscompetentieprofielen op te nemen. Het model is gebaseerd op de descriptorelementen. Het kwalificatieraamwerk zorgt aan de hand van de descriptorelementen voor een eenduidige beschrijving van kwalificaties. Dat betekent dat kwalificaties beschreven worden in competenties/leerresultaten met aanduiding van kennis, vaardigheden en attitudes. Omdat de descriptorelementen ook gebruikt worden om kwalificaties in te schalen, zal men bij de beschrijving van kwalificaties ook moeten zorgen dat de elementen context en autonomie/verantwoordelijkheid uit de beschrijving af te leiden zijn. Inschalen van kwalificaties De competentieprofielen en beroepscompetentieprofielen zullen voorafgaand aan de inschaling getoetst worden aan het vastgelegde model. De sectorspecifieke commissies ad hoc zullen in het besluit verder richtlijnen vinden om kwalificaties in te schalen. Een kwalificatie wordt ingeschaald door de beschrijving van competenties te vergelijken met de niveaudescriptoren en -descriptorelementen. Om het inschalingsproces te objectiveren, willen we voorzien in een inschalingsmethode. Zo willen we ook vermijden dat er daarvoor impliciet verschillende methodieken worden gehanteerd. Waardoor de vergelijkbaarheid van de kwalificaties in het gedrang komt. De inschalingsmethode zal voor het toekennen van een niveau aan de competentie(clusters) naast de descriptorelementen ook rekening houden met het relatieve belang van iedere competentie(cluster) binnen de kwalificatie. Het niveau van een kwalificatie wordt in consensus bepaald op basis van de inschaling van de competentie(clusters). De werkzaamheden van de sectorspecifieke commissies worden op hun beurt getoetst aan de inschalingsprocedure en aan het gebruik van de descriptorelementen. Het agentschap zal toezien op de wijze waarop de sectorspecifieke commissies tot een besluit zijn gekomen. Hierbij zal worden nagegaan of de commissie zich gehouden heeft aan de inschalingsprocedure en bij het inschalen gebruik heeft gemaakt van descriptorelementen. Het agentschap houdt dus de kwaliteit van het

46 Stuk 2158 ( ) Nr inschalingsproces in het oog. Toezicht op de interne kwaliteit van het inschalingsproces is nodig om een gelijkvormige werking van de verschillende commissies te garanderen en ook om de koppeling met het Europese kwalificatieraamwerk te kunnen maken. Binnen de Europese samenwerking is het belangrijk de kwaliteitsbewaking van het inschalingsproces zichtbaar te maken.ten slotte regelt het besluit ook de wijze waarop het agentschap een voorstel tot inschaling formuleert wanneer een inschalingscommissie niet tot een niveaubepaling van een beroepscompetentieprofiel is gekomen. Uiteraard maakt het agentschap hierbij gebruik van dezelfde criteria voor inschaling als de sectorspecifieke commissies. De koppeling van beroepskwalificaties aan de niveaus van de kwalificatiestructuur ontstaat gaandeweg in het ontwikkelproces. De eerste keer bij het beschrijven van de competenties voor een kwalificatie, de tweede keer op het moment van de inschaling. Kwalificaties worden m.a.w. niet op het moment van erkenning door de Vlaamse Regering gekoppeld aan een kwalificatieniveau. Dat gebeurt ervoor. We spreken in artikel 7 zowel bij de toetsing van de (beroeps)competentieprofielen als bij de toetsing van de werkzaamheden van de inschalingscommissies over een marginale toetsing. Een marginale toetsing is een techniek van controle waardoor het beoordeelde proces en resultaat getoetst wordt aan de vormvoorwaarden en aan de redelijkheid. Deze marginale toetsing houdt in dat het agentschap niet in de plaats treedt van de indieners/makers van de (beroeps)competentieprofielen en evenmin de inschaling van de commissie over doet. Het betekent wel dat het agentschap nagaat of alle vormvoorwaarden zijn vervuld, of het proces in alle redelijkheid is verlopen en of het resultaat niet manifest en kennelijk onredelijk is. AFDELING II Soorten kwalificaties Artikelen 8 en 9 De kwalificatiestructuur is een instrument voor levenslang leren. Het is daarom belangrijk dat de kwalificatiestructuur zoveel mogelijk kwalificaties bevat die mensen in de loop van hun leven kunnen verwerven. Dat kunnen grote en kleine kwalificaties zijn, meer op algemene vorming gerichte als beroepsgerichte kwalificaties, kwalificaties met een grote moeilijkheidsgraad en minder moeilijk te verwerven kwalificaties. Kwalificaties die toelaten om verdere opleiding of onderwijs aan te vatten als kwalificaties die zich onmiddellijk op de arbeidsmarkt richten. Artikelen 8 en 9 verduidelijken welke kwalificaties in de kwalificatiestructuur worden opgenomen. Ze geven een definitie waarmee duidelijk wordt wat mensen met die kwalificaties kunnen doen. Vervolgens wordt ook de koppeling gemaakt van de kwalificaties met de kwalificatieniveaus uit het raamwerk. We maken een onderscheid in beroepskwalificaties en onderwijskwalificaties. Een beroepskwalificatie is een afgerond en ingeschaald geheel van competenties waarmee mensen de handelingen stellen die men van hen in een specifieke beroepscontext verwacht. Een beroepskwalificatie is met andere woorden een verzameling van competenties die bij een bepaald beroep horen en mensen in staat stellen effectieve, kwaliteitsvolle prestaties te leveren. Een beroepskwalificatie is gekoppeld aan één van de acht niveaus uit de kwalificatiestructuur. In het bepalen van beroepskwalificaties krijgen de sociale partners een belangrijke rol. Beroepskwalificaties komen immers tot stand op basis van beroepscompetentieprofielen die de SERV aanmaakt. Onder dezelfde noemer zijn ook kwalificaties vervat die mensen in staat stellen om effectieve, kwaliteitsvolle prestaties te leveren gericht op een specifieke maatschappelijke functie of rol, in het kader van vrijwilligerswerk of binnen semi-agorale context. Ook hier gaat het om afgeronde gehelen van competenties die vereist zijn om de handelingen te stellen die binnen de gegeven maatschappelijke context van hen verwacht wordt. Net als bij de beroepscompetentieprofielen worden de competentieprofielen die aan de basis liggen van deze kwalificaties binnen de schoot van de SERV ontwikkeld (zie verder andere competentieprofielen bij de bespreking van artikelen 12, 13, 14 en 15). Een onderwijskwalificatie is een afgerond en ingeschaald geheel van competenties die mensen bezitten als ze een bepaalde opleiding (of deel van een opleiding) in het onderwijs voltooid hebben. Het gaat om een afgerond geheel van competenties dat mensen toelaat om maatschappelijk te functioneren, hen in staat stelt verdere studies in het secundair onderwijs of het hoger onderwijs aan te vatten of waarmee ze beroepsactiviteiten kunnen uitoefenen. Een onderwijskwalificatie is gekoppeld aan één van de acht niveaus van de kwalificatiestructuur. De verantwoordelijkheid voor het beschrijven van de onderwijskwalificaties ligt bij de overheid voor het leerplicht- en volwassenenonderwijs en bij de instellingen voor het hoger onderwijs. Onderwijskwalificaties zijn kwali-

47 47 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 ficaties die alleen binnen onderwijs kunnen worden verworven en waarvoor alleen een door de Vlaamse overheid erkende instelling een bewijs kan afleveren. Dat betekent niet dat de bijhorende competenties alleen via onderwijsopleidingen kunnen worden verworven maar ze leiden enkel via een door de overheid erkende instelling naar een onderwijskwalificatie en bijhorende certificering. De kwalificaties zijn als volgt over de kwalificatieniveaus verdeeld: Kwalificatieniveau Beroepskwalificaties Onderwijskwalificaties 8 X Doctor 7 X Master 6 X Bachelor 5 X Gegradueerde 4 X X 3 X X 2 X X 1 X X Beroepskwalificaties van niveau vijf, zes, zeven en acht leiden niet naar de titel gegradueerde, bachelor, master en doctor. Niet alle opleidingen in onderwijs zullen naar een onderwijskwalificatie leiden. De decreetgever heeft ervoor geopteerd op basis van de eindtermen die als referentiekader gelden in onderwijs, types van onderwijskwalificaties en het daarbij horende niveau vast te leggen. Zie ook verder bij artikel 14. HOOFDSTUK IV Erkenning van kwalificaties In dit hoofdstuk worden de verschillende stappen beschreven in de procedure tot erkenning van kwalificaties. We onderscheiden verschillende procedures voor het erkennen van kwalificaties: een procedure voor beroepskwalificaties, een procedure voor onderwijskwalificaties waarbij een verder onderscheid wordt gemaakt tussen onderwijskwalificaties van niveau zes, zeven en acht en een procedure voor onderwijskwalificaties van niveau één tot en met vijf. Dat onderscheid in verschillende procedures is nodig omdat er andere actoren bij betrokken zijn en omdat met ander materiaal wordt gewerkt voor het beschrijven van de competenties van kwalificaties. De procedures voor het erkennen van kwalificaties vormen een belangrijk onderdeel van het decreet.

48 Stuk 2158 ( ) Nr Daarom gaan we er hier bij de artikelsgewijze bespreking opnieuw uitgebreid op in. In de landen die al met een kwalificatiestructuur werken, worden specifieke instanties belast met de realisatie van de verschillende stappen in de totstandkoming van kwalificaties. De uitvoering van het decreet betreffende de kwalificatiestructuur zal worden toevertrouwd aan een nog op te richten agentschap. Met uitzondering van de kwalificaties van het hoger onderwijs, waarvoor de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie bevoegd is, zal het agentschap instaan voor de kwaliteitsborging van de Vlaamse kwalificatiestructuur. Via de organisatie van sectorspecifieke (inschalings)commissies zorgt het agentschap ervoor dat de beschreven gehelen van beroepscompetenties worden ingeschaald conform de principes van het kwalificatieraamwerk. Verder zorgt het agentschap voor het advies aan de regering bij de procedure tot erkenning en voor de registratie van de erkende kwalificaties in de kwalificatiedatabank. De reikwijdte en de modaliteiten van het agentschap zijn in een ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering verder uitgeklaard. Het gaat om een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid dat ook zal instaan voor de uitvoering van het decreet betreffende kwaliteit in onderwijs. Om kwalificaties te kunnen inzetten op de arbeidsmarkt of bij opleidingen is het belangrijk dat de alle instanties die instaan voor de certificering van kwalificaties regelmatig aan een kwaliteitscontrole worden onderworpen. Ook die controle zal tot de taken van het agentschap behoren. Bij de controle komen verwijzend naar de EQF-aanbeveling de dimensies van kwaliteitsborging context, input, proces en output met nadruk op de output aan bod. AFDELING I Procedure voor de erkenning van beroepskwalificaties Gehelen van competenties worden erkend als kwalificaties volgens een specifieke procedure. Die bestaat globaal gezien uit drie fasen: beschrijven van de competenties die erin vervat zijn; inschalen; erkennen en registreren van de kwalificatie. Artikelen 10, 11, 12 en 13 SERV (beroeps)competentieprofielen Artikelen 10, 11, 12 en 13 beschrijven de procedure tot erkenning van beroepskwalificaties via de SERV. Beschrijven (artikel 10) Sinds kort werkt de SERV aan beroepscompetentieprofielen die de vroegere beroepsprofielen vervangen. Een beroepscompetentieprofiel is een afgerond geheel van competenties die een beroepsbeoefenaar in een bepaalde arbeidscontext hanteert om verwachte resultaten op de werkvloer te realiseren. De beroepscompetentieprofielen worden gebruikt om de beroepskwalificaties in competenties te beschrijven. Beroepscompetentieprofielen worden beschreven gebruik makend van de descriptorelementen. De reikwijdte en de gedetailleerdheid van een beroepskwalificatie hangen af van de reikwijdte en de gedetailleerdheid van het beroepscompetentieprofiel. Eventueel kan een beroepscompetentieprofiel worden onderverdeeld in competentieclusters. We laten het over aan de ontwikkelaars om daarover te beslissen en te bepalen of binnen een beroepscompetentieprofiel voor de arbeidsmarkt relevante onderdelen kunnen worden onderscheiden. Voor het uitwerken van de beroepscompetentieprofielen zorgt de SERV voor een actieve betrokkenheid van de actoren uit de betrokken sectoren. Indien het gereglementeerde beroepen betreft, dan worden de federale en internationale bepalingen voor de beroepsuitoefening meegenomen in de uitwerking van de beroepscompetentieprofielen. Met zijn competentiemanagementsysteem (COMPE- TENT) wil de SERV zoals we hiervoor aanhaalden versneld beroepscompetentieprofielen uitwerken. We zullen de technische uitwerking van de kwalificatiedatabank voor de beroepskwalificaties dan ook afstemmen op het systeem van COMPETENT en beide in dezelfde lijn ontwikkelen. Inschalen (artikel 11) Het verschil tussen een beroepscompetentieprofiel en een beroepskwalificatie is de inschaling in de kwalificatiestructuur op basis van het kwalificatieraamwerk. Om het beroepscompetentieprofiel in te schalen, wordt het agentschap ingeschakeld.

49 49 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Van zodra het beroepscompetentieprofiel is afgerond, kan de SERV het indienen bij het agentschap. Hiervoor zullen structurele afspraken gemaakt worden. Voor de inschaling van de beroepscompetentieprofielen in een niveau van de kwalificatiestructuur werkt het agentschap met sectorspecifieke commissies ad hoc. Deze inschalingscommissies bestaan uit vertegenwoordigers van de betrokken sector aangeduid via de SERV, onderwijs en publieke opleidingsverstrekkers aangeduid door de Vlor en onafhankelijke inschalingsexperts. Voor het inschalen wordt een duidelijk afgesproken procedure gevolgd. Een element daarvan is dat tijdens de inschaling niets aan de inhoud van het beroepscompetentieprofiel wordt veranderd. Verder wordt er ook gekeken naar het relatieve belang van iedere competentie binnen de kwalificatie. Competenties verschillen immers in relevantie voor het geheel van de kwalificatie. Dat houdt ook in dat eenzelfde competentie in twee verschillende kwalificaties meer of minder kan doorwegen in het geheel. De sociale partners zijn als ontwikkelaar van de beroepscompetentieprofielen onmisbaar bij het bepalen van het relatieve belang van competenties. Op basis van het kwalificatieraamwerk en een afgesproken inschalingsmethode zal de commissie de beroepscompetentieprofielen op een bepaald niveau inschalen. Het is de bedoeling dat de commissie een consensus over de tot stand gekomen kwalificatie bereikt. De inschaling zorgt ervoor dat de beroepskwalificaties een plaats krijgen in de kwalificatiestructuur. De inschalingscommissie levert een gemotiveerd advies over de inschaling aan het agentschap. Het agentschap voert een marginale toetsing uit van de voorgestelde inschaling aan de inschalingsprocedure en het gebruik van de niveaudescriptorelementen bij het inschalen. Het agentschap formuleert een inschalingsadvies en legt de kwalificatie voor aan de minister bevoegd voor Vorming en aan de minister bevoegd voor Werk of aan de functioneel bevoegde minister, wanneer die er is. Wanneer onregelmatigheden worden vastgesteld dan zal dit ook deel uitmaken van het inschalingsadvies aan de ministers en zal het agentschap op basis van de eigen bevindingen een niveaubepaling voorstellen. Op gezamenlijk voorstel van beide ministers kan de Vlaamse Regering tot erkenning overgaan. De samenstelling van de inschalingscommissie is in dit artikel opgenomen. VDAB en SYNTRA Vlaanderen worden als afzonderlijke actoren vermeld. Ze staan zelf in voor het aanduiden van een vertegenwoordiging in de inschalingscommissies. De onderwijspartners worden aangeduid door de Vlor. De SERV duidt de vertegenwoordigers van de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties aan. Er is pariteit voorzien tussen de vertegenwoordiging van de werkgevers- en werknemersorganisaties enerzijds en de onderwijs- en opleidingsverstrekkers anderzijds. Tot slot worden twee onafhankelijke inschalingsexperts aangeduid door het agentschap. Erkennen (artikel 12) Na advies van het agentschap kunnen de bevoegde ministers de kwalificatie voor erkenning voorleggen aan de Vlaamse Regering. Een kwalificatie zal pas in de kwalificatiestructuur kunnen opgenomen worden als zij door de regering als kwalificatie wordt erkend. De regering gaat over tot erkenning van een kwalificatie nadat deze de procedure van totstandkoming die in dit decreet is vastgelegd heeft doorlopen. Een door de Vlaamse Regering erkende beroepskwalificatie zal bij besluit worden vastgelegd. Het voorstel van erkenning wordt ingediend door de minister bevoegd voor Vorming omdat die vanuit zijn coördinerende vormingsbevoegdheid garant staat voor de (inschalings)procedure. De minister bevoegd voor Werk zal het voorstel mee indienen omdat hij bevoegd is voor de organisatie van de arbeidsmarkt en voor de opmaak van de (beroeps)competentiepro fielen. Desgevallend zal het voorstel voor erkenning ook door een functioneel bevoegde minister worden ingediend als het beroepscompetentieprofiel betrekking heeft op een Vlaams beleidsdomein. Beroepskwalificaties die ontstaan uit competentieprofielen die niet via de SERV worden ontwikkeld, worden bij de Vlaamse Regering ingediend door de minister van Vorming en de functioneel bevoegde minister wanneer die er is. De Vlaamse Regering kan ook niet akkoord gaan met de voorgestelde niveaubepaling van een beroepscompetentieprofiel. In dat geval zal de Vlaamse Regering een gemotiveerde aanvraag tot bijsturing van de inschaling aan het agentschap vragen. De inschalingsprocedure voor het betrokken beroepscompetentieprofiel wordt dan overgedaan. Een nieuw samengestelde commissie voert een nieuwe inschaling uit waarbij de argumenten die door de Vlaamse Regering zijn aangebracht, worden meegenomen.

50 Stuk 2158 ( ) Nr In dit artikel wordt ook aangegeven wat de looptijd is voor de erkenning van een beroepskwalificatie. Er zijn drie termijnen voorzien: 1 tussen de datum van de aanvraag tot erkenning en de beslissing van de Vlaamse Regering tot erkenning zijn tien weken voorzien; 2 tussen de datum van aanvraag tot erkenning en de vraag tot bijsturing zijn eveneens tien weken voorzien; 3 tussen de datum van de vraag tot bijsturing en de definitieve beslissing mag niet meer dan acht weken verlopen. De looptijd voor de erkenning van een beroepskwalificatie is dus minimaal tien weken en maximaal achttien weken. Deze termijnen worden geschorst tijdens de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie en tijdens de periode van het zomerreces van de Vlaamse Regering in juli en augustus. Registreren (artikel 13) Na erkenning door de regering worden de beroepskwalificaties door het agentschap geregistreerd in de kwalificatiedatabank. De kwalificatiedatabank is een databank waardoor de kwalificatiestructuur gemakkelijk publiek consulteerbaar is. De kwalificatiedatabank zal eveneens het proces dat leidt tot het erkennen van kwalificaties ondersteunen. Daarvoor zal er worden samengewerkt met COMPETENT. Het is de bedoeling dat de personen die bij het inschalen van de kwalificaties betrokken zijn in de databank gegevens kunnen invoeren, informatie vinden om hun inschalingswerkzaamheden te ondersteunen en de verschillende stappen van de procedure (beschrijven, inschalen en erkennen) kunnen volgen. Beroepskwalificaties krijgen geen geldigheidsdatum. Door maatschappelijke en technologische ontwikkelingen kunnen beroepscompetentieprofielen bijsturing behoeven. De SERV kan een vraag tot erkenning van de bijsturing te allen tijde indienen. Bijgestuurde beroepscompetentieprofielen leiden ertoe dat de erkende beroepskwalificatie moet aangepast worden. Andere competentieprofielen die kunnen leiden tot beroepskwalificaties Binnen het vrijwilligerswerk, waaronder het sociaalcultureel volwassenenwerk, het jeugdwerk, de sportsector, worden afgeronde gehelen van competenties of competentieprofielen onderscheiden voor animator in het jeugdwerk, bestuursvrijwilliger, natuurgids, initiator, trainer, instructeur enzovoort. Ze verschillen van de beroepscompetentieprofielen die we hiervoor beschreven omdat ze vaak met vrijwilligerswerk worden verbonden. Hoewel het soort inzet en engagement bij een vrijwilliger van een andere orde is dan bij een beroepsbeoefenaar wordt voor het overige eenzelfde competent functioneren vereist. Daarom willen we de maatschappelijke rollen en functies van deze vrijwilligers, daar waar nodig en mogelijk, beschrijven en erkennen en van deze competentieprofielen volwaardige kwalificaties maken. Naar opzet en vorm leunen deze competentieprofielen sterk aan bij de beroepscompetentieprofielen zoals ze binnen de SERV voor andere sectoren worden ontwikkeld. Omwille van pragmatische redenen zullen ze in de kwalificatiestructuur onder de noemer van beroepskwalificaties worden opgenomen volgens de hierboven beschreven SERV-procedure. De keuze voor beroepskwalificaties wordt ook mee ingegeven door het feit dat het onderscheid tussen betaalde en onbetaalde arbeid vervaagt. Hieronder gaan we hier dieper op in. Bij het bepalen van beroepskwalificaties vertrekken we meestal vanuit een economische invulling van het begrip arbeid als het geheel van maatschappelijk nuttige en betaalde activiteiten op de arbeidsmarkt. Toch zijn er ook heel wat activiteiten buiten de arbeidsmarkt die een onmiskenbare maatschappelijke waarde hebben. Zo kan verwezen worden naar het vrijwilligerswerk in diverse sectoren: inzet voor sociale en culturele doeleinden, opvoeding van kinderen, huishoudelijk werk, mantelzorg. Meer en meer groeit de overtuiging dat het beleid zowel de deelname aan het marktgebonden arbeidsproces maar evenzeer de participatie van personen aan andere maatschappelijk nuttige, maar niet-marktgebonden activiteiten moet stimuleren en ondersteunen. Het vrijwilligerswerk onderscheidt zich juridisch gezien van professionele arbeid enkel doordat er geen loon voor wordt betaald. Daarnaast is er sinds de eind jaren tachtig een evolutie waarbij voor sommige vrijwilligerstaken een beperkte prestatievergoeding wordt uitbetaald. Dit verschijnsel vindt men niet alleen terug in de welzijns- en gezondheidsector (informele zorg in hat kader van thuiszorg, de pleegzorg of gezinsplaatsing, de persoonlijke

51 51 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 assistentie ten behoeve van personen met een handicap). Het manifesteert zich eveneens op andere maatschappelijke terreinen zoals in de combinatie gezinsleven-beroepsarbeid (het werk van sommige opvanggezinnen, babysitten, au-pairwerk), in de socio-culturele sector (occasionele lesgevers, stads en natuurgidsen), in de religieuze sector (parochie-assistent) en in de civiele sector (vrijwillige brandweerlui). Men vat deze activiteiten onder het koepelbegrip semi-agorale arbeid. Het gaat om activiteiten die in meer of mindere mate in georganiseerd verband worden verricht ten behoeve van anderen of van de samenleving in haar geheel en die een maatschappelijke meerwaarde opleveren, zonder dat ze deel uitmaken van een geheel van activiteiten met een louter economische finaliteit. Hoe en of al deze hoger vermelde activiteiten al dan niet tot een geëigend juridisch statuut (inzake sociale zekerheid, aansprakelijkheidsregeling enzovoort) leiden, valt buiten de scope van de kwalificatiestructuur. In het verleden werd met het statuut van de mantelzorger en meer recent nog voor het statuut van de vrijwilliger en het vrijwilligerswerk de rechten en het statuut van personen die deze activiteiten uitvoeren verduidelijkt. Wat wel relevant is voor de kwalificatiestructuur is in welke mate de hoger vermelde activiteiten gekoppeld kunnen worden aan kwalificaties en in welke mate deze kwalificaties verschillen van beroepskwalificaties. De kwalificaties die aan vrijwilligerswerk en aan semiagorale arbeid kunnen verbonden kunnen worden, hebben in de eerste plaats als finaliteit maatschappelijke dienstverlening. In tegenstelling tot de zuivere beroepskwalificaties die in de eerste plaats gericht zijn op intrede of doorstroming op de arbeidsmarkt. Naar inhoud toe, kunnen geen fundamentele verschillen vastgesteld worden tussen beide soorten kwalificaties. Ook de juridische analyse geeft aan dat het onderscheid tussen beroepsactiviteiten en activiteiten in de vrijwilligerssfeer of in de daaraan grenzende zones van semi-agorale arbeid wordt bepaald door de aan of afwezigheid van het arbeidsrechtelijk begrip loon. Vastgesteld kan worden dat men binnen diverse domeinen van vrijwilligerswerk eveneens streeft naar goed opgeleide en kwaliteitsvolle vrijwilligers. Dit doet men bijvoorbeeld door afspraken te maken met opleidingsverstrekkers omtrent het opleidings- en bijscholingsaanbod. In de sportsector kan dit geïllustreerd worden met de VTS-opleidingen. Op basis van bovenstaande argumentatie hebben we er daarom voor gekozen om ook competentieprofielen voor de vrijwilligersector onder beroepskwalificaties op te nemen. Voor de sportsector verzorgt op dit ogenblik de Vlaamse Trainersschool (VTS) voor verschillende soorten vormingen. De Vlaamse Trainersschool is een samenwerkingsverband tussen het Bloso, de topsportmanager, de universitaire Opleidingsinstituten Lichamelijke Opvoeding, de Vlaamse hogescholen Lichamelijke Opvoeding en de erkende Vlaamse sportfederaties en verenigt de belangrijkste opleidingsverstrekkers binnen de sportsector in Vlaanderen. De decretale opdracht van het Bloso inzake sportkaderopleidingen wordt via de VTS gerealiseerd. Voor de sportsector zal de SERV gebruik maken van de expertise van de VTS voor het bepalen van de competentieprofielen. Sommige van die profielen kunnen worden gezien als zuivere beroepscompetentieprofielen. Andere competentieprofielen situeren zich in de vrijwilligersfeer. Voor de andere sectoren binnen het beleidsdomein CJSM ontbreekt momenteel een gestructureerd orgaan zoals de Vlaamse Trainersschool die voor de hele sector kan optreden. Vanuit deze context kan voor die sectoren kan binnen de SERV een platform worden gecreëerd waarin alle relevante actoren worden samengebracht en om gezamenlijk te bepalen welke competentieprofielen als beroepskwalificaties in de kwalificatiestructuur worden opgenomen. De procedure voor het inschalen van de competentieprofielen is vergelijkbaar met de hoger beschreven procedure voor de inschaling van de andere beroepscompetentieprofielen van de SERV. De competentieprofielen worden door sectorspecifieke commissies binnen het agentschap ingeschaald in de kwalificatiestructuur. De inschalingscommissie is evenredig samengesteld uit vertegenwoordigers van enerzijds de betrokken maatschappelijke sector, aangeduid via de SERV wanneer het competentieprofiel binnen de SERV werd ontwikkeld en anderzijds onderwijsverstrekkers aangeduid door de Vlor, vertegenwoordigers voor de publieke opleidingsverstrekkers aangeduid door de VDAB en SYNTRA Vlaanderen en twee onafhankelijke inschalingsexperts aangeduid door het agentschap. Die zorgen gezamenlijk voor de inschaling. Wanneer gebruik wordt gemaakt

52 Stuk 2158 ( ) Nr van de afwijking zoals voorzien is in artikel 10 van dit decreet en het competentieprofiel niet langs de SERV wordt ingediend, zullen de vertegenwoordigers van de sector door de betrokken sector zelf worden aangeduid. Voor het inschalen wordt een duidelijk afgesproken procedure gevolgd die voor alle kwalificaties hetzelfde is en waarbij tijdens de inschaling niets aan de inhoud van het competentieprofiel wordt veranderd. De erkenning en registratie van de kwalificaties gebeuren op dezelfde manier als bij de SERVprocedure, en waarborgt de toepassing van Vlaamse, federale en internationale regelgeving ter zake. De erkenning en registratie van de kwalificaties gebeurt op dezelfde manier als bij de SERV procedure, met dien verstande dat de regering een kwalificatie zal erkennen op gezamenlijk voorstel van de minister van Vorming én de minister bevoegd voor de betrokken maatschappelijke sector. Het agentschap registreert de erkende kwalificaties. Procedure tot erkenning van onderwijskwalificaties Vanuit de EQF-aanbeveling moeten we de bestaande en toekomstige onderwijskwalificaties een plaats geven in de Vlaamse kwalificatiestructuur om zo de koppeling te maken met het EQF. Dit betekent dat de opleidingenstructuur op termijn geënt moet worden op de kwalificatiestructuur. In het ontwerp van decreet op het hoger beroepsonderwijs vertrekken we resoluut van de kwalificatiestructuur om het hbo 5 binnen de opleidingenstructuur een plaats te geven. In het hoger onderwijs gaf het Structuurdecreet al een aanzet tot de koppeling van de opleidingenstructuur en de kwalificatiestructuur. Zo werden de leerresultaten van de opleidingen leidend tot bachelor en master in het hoger onderwijs direct gekoppeld aan een kwalificatieniveau. Bij de accreditatie van de bestaande opleidingen wordt nagegaan of de leerresultaten van de opleiding voldoen aan het vereiste kwalificatieniveau. Voor nieuwe opleidingen worden de Dublindescriptoren gebruikt om de leerresultaten te beschrijven waardoor ze meteen een kwalificatieniveau krijgen. In dit decreet wordt de procedure voor het erkennen van kwalificaties opgezet rekening houdend met de ontwikkelingen in zowel de hoger onderwijsruimte als in EQF. Ook de bestaande kwalificaties van de andere onderwijsniveaus zullen aan de kwalificatieniveaus moeten gekoppeld worden. In dit decreet nemen we de niveaudescriptoren van de Vlaamse kwalificatiestructuur als referentiepunt om het niveau van de onderwijskwalificaties te bepalen. In de opleidingenstructuur zal vervolgens moeten uitgemaakt worden via welk soort onderwijs de onderwijskwalificaties kunnen verworven worden. De kwalificatiestructuur en de opleidingenstructuur zullen dus verder aan elkaar worden gekoppeld. AFDELING II Procedure voor de erkenning van onderwijskwalificaties van niveau één tot en met vijf Artikelen 14 en 15 Onderwijskwalificaties van niveau één tot en met vijf kan men verwerven via het basisonderwijs, het secundair onderwijs, het volwassenenonderwijs of het hoger onderwijs. Voor het beschrijven, inschalen en erkennen van deze kwalificaties maken we gebruik van bestaande referentiekaders en procedures. Maar we willen die procedures waar mogelijk vereenvoudigen. Artikel 14 bepaalt de samenstelling van onderwijskwalificaties van niveau 1 tot en met vijf op basis van eindtermen, specifieke eindtermen en beroepskwalificaties. Het zijn de voorwaarden waaraan die onderwijskwalificaties moeten voldoen. Artikel 15 beschrijft de procedure voor het vastleggen van onderwijskwalificaties van niveau één tot en vijf. De procedure bestaat achtereenvolgens uit het formuleren van voorstellen van onderwijskwalificaties, geven van advies voor erkenning, erkenning van de onderwijskwalificaties en de registratie van de onderwijskwalificaties. De bestaande onderwijskwalificaties worden automatisch gekoppeld aan een niveau van de Vlaamse kwalificatiestructuur. Op termijn zal de opleidingenstructuur op de kwalificatiestructuur worden afgestemd. Beschrijven van de mogelijkheden en het inschalen (artikel 14) Het decreet legt geen onderwijskwalificaties vast. Het bepaalt de wijze waarop onderwijskwalificaties

53 53 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 worden ontwikkeld op basis van eindtermen, specifieke eindtermen en beroepskwalificaties. Soms wordt hierbij alleen gebruik gemaakt van eindtermen, soms alleen van beroepskwalificaties en soms van eindtermen gekoppeld aan specifieke eindtermen of van eindtermen gekoppeld aan beroepskwalificatie(s). Het decreet beschrijft m.a.w. types of vormen van onderwijskwalificaties, vaste samenstellingen waaraan onderwijskwalificaties moeten voldoen. Elke samenstelling is verbonden aan een bepaald kwalificatieniveau. De samenstelling en de daaraan verbonden niveaus worden decretaal vastgelegd. Indien een beroepskwalificatie deel uitmaakt van een onderwijskwalificatie, dan behoudt die haar niveau. Bij de koppeling van verschillende vormen van onderwijskwalificaties aan een kwalificatieniveau werd rekening gehouden met de bestaande onderwijsniveaus en met de bewijzen waarnaar ze leiden. Zo leiden alle onderwijskwalificaties van niveau 4 op dit moment naar een diploma secundair onderwijs. Op dezelfde manier worden de andere onderwijsniveaus eveneens gekoppeld aan een kwalificatieniveau. De bestaande eindtermen hebben eveneens geholpen bij het bepalen van het kwalificatieniveau. In de toekomst wanneer de eindtermen worden herzien en systematisch gebruik wordt gemaakt van beroepskwalificaties zal ook de koppeling van de types van onderwijskwalificaties aan de kwalificatieniveaus opnieuw worden bekeken. Op niveau 1 onderscheiden we slechts één vorm van onderwijskwalificatie. Die bestaat uit de eindtermen van het lager onderwijs. Een onderwijskwalificatie van niveau 1 leidt naar het getuigschrift lager onderwijs. Het getuigschrift lager onderwijs is niet alleen een toelatingsvoorwaarde voor het secundair onderwijs. Het geldt op de arbeidsmarkt en bij bepaalde overheidsdiensten als aanwervingsvoorwaarde. Een onderwijskwalificatie op niveau 1 is een noodzakelijke voorwaarde voor de zichtbaarheid van oudere laaggeschoolden op de arbeidsmarkt. Op niveau twee van de kwalificatiestructuur onderscheiden we twee vormen van onderwijskwalificaties. De eerste onderwijskwalificatie van niveau twee bestaat uit de volledige verzameling eindtermen voor de basiseducatie. De tweede onderwijskwalificatie van niveau twee bestaat uit de eindtermen voor de basisvorming voor de 2de graad bso en één of meer erkende beroepskwalificatie(s). Op niveau drie van de kwalificatiestructuur situeert zich één vorm van onderwijskwalificatie. Die kwalificatie bestaat uit de eindtermen voor de basisvorming voor het 2de leerjaar 3de graad bso en één of meer erkende beroepskwalificatie(s). Op niveau vier onderscheiden we de volgende vormen van onderwijskwalificaties die respectievelijk bestaan uit: de eindtermen voor de basisvorming en de specifieke eindtermen voor de 3de graad aso; de eindtermen voor de basisvorming voor de 3de graad tso en één of meer erkende beroepskwalificaties of specifieke eindtermen voor de 3de graad tso die op een wetenschapdomein gebaseerd zijn; de eindtermen voor de basisvorming voor de 3de graad kso en één of meer erkende beroepskwalificaties of specifieke eindtermen voor de 3de graad kso die op een wetenschapsdomein gebaseerd zijn; de eindtermen voor de basisvorming voor het 3de leerjaar derde graad bso (7de leerjaar bso) en één of meer erkende beroepskwalificaties; de eindtermen voor de aanvullende algemene vorming voor het volwassenenonderwijs en één of meer erkende beroepskwalificaties;

54 Stuk 2158 ( ) Nr een erkende beroepskwalificatie van niveau vier. Op niveau vijf situeren zich onderwijskwalificaties die bestaan uit één of meer erkende beroepskwalificaties van niveau vijf. Onderwijskwalificatie Kwalificatieniveau Eindtermen lager onderwijs 1 Eindtermen voor de basiseducatie 2 Eindtermen tweede graad bso + 2 beroepskwalificatie(s) Eindtermen 2de leerjaar derde graad bso + 3 beroepskwalificatie(s) Eindtermen + specifieke eindtermen derde graad 4 aso Eindtermen derde graad tso + beroepskwalificatie(s) 4 of specifieke eindtermen derde graad tso Eindtermen derde graad kso + 4 beroepskwalificatie(s) of specifieke eindtermen derde graad kso Eindtermen derde graad bso (zevende jaar) + 4 beroepskwalificatie(s) Eindtermen aanvullende algemene vorming 4 voor het volwassenenonderwijs 31 + beroepskwalificatie(s) Beroepskwalificatie(s) 4 en 5 De eindtermen voor het lager onderwijs, voor de basiseducatie en de eindtermen voor de basisvorming 2de en 3de graad secundair onderwijs worden ontwikkeld door de entiteit curriculum van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en geadviseerd door de Vlor. Ze worden vervolgens goedgekeurd door het Vlaams Parlement. De specifieke eindtermen voor de derde graad aso/ tso/kso worden op basis van studieprofielen (de kenmerkende onderdelen van een bepaald wetenschapsdomein) ontwikkeld door de entiteit curriculum van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming. De specifieke eindtermen worden eveneens door het parlement goedgekeurd, na advies van de Vlor. De eindtermen Aanvullende algemene vorming worden ontwikkeld door de entiteit curriculum van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en geadviseerd 31 Aanvullende algemene vorming: is voorzien in het decreet volwassenenonderwijs, hiervoor zijn nog geen eindtermen bepaald.

55 55 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 door de Vlor. Ze worden vervolgens ook goedgekeurd door het Vlaams Parlement. De beroepskwalificaties komen inhoudelijk overeen met de beroepscompetentieprofielen die worden ontwikkeld door de sectorale sociale partners binnen de SERV en ingeschaald volgens de hiervoor beschreven procedure. Wanneer de eindtermen en/of specifieke eindtermen worden herzien of wanneer nieuwe eindtermen of specifieke eindtermen worden geformuleerd, zullen we bij het beschrijven ervan onmiddellijk rekening houden met de descriptoren van het vereiste kwalificatieniveau. De eindtermen/specifieke eindtermen worden beschreven gebruikmakend van de descriptorelementen. Voor de beschrijving wordt de descriptor gebruikt van het kwalificatieniveau waartoe de opleidingen moeten leiden. Dit zal op termijn tot verschuivingen leiden in de competenties of leerresultaten verbonden met bepaalde opleidingen. Dat is onder meer het geval voor de eindtermen voor het 3de leerjaar van de 3de graad (zevende jaar) bso. Indien de zevende jaren van het bso moeten leiden tot een onderwijskwalificatie van niveau vier dan zullen de eindtermen voor de basisvorming grondig moeten herzien worden in overeenstemming met de descriptor van kwalificatieniveau vier van de Vlaamse kwalificatiestructuur. Op niveau 4 en 5 worden onderwijskwalificaties voorzien die enkel uit één of meer beroepskwalificaties bestaan. Dat zijn onderwijskwalificaties die in het derde leerjaar van de derde graad tso/kso en in het hbo 5 worden aangeboden. De algemene vorming die binnen deze opleidingen wordt aangeboden, wordt niet vastgelegd in eindtermen maar wordt door de instellingen zelf bepaald. Het dko, de onderwijsvormen OV1, OV2 en OV3 in het buitengewoon onderwijs en het niet analoge aanbod in het secundair volwassenenonderwijs leiden niet naar onderwijskwalificaties. Om aan dko-opleidingen met een arbeidsmarktgerichte finaliteit een civiel effect toe te kennen, moeten de einddoelen samenvallen met erkende beroepskwalificaties. Wie de opleiding met succes voltooit krijgt een getuigschrift waarvan duidelijk is waarvoor het staat en wat men ermee kan doen. Het wordt dan ook mogelijk om de vergelijkbaarheid te beoordelen van het getuigschrift dko met de kwalificatiebewijzen die door andere instellingen worden uitgereikt. Voor de meeste opleidingen waarvoor de sector een civiel effect vraagt (bv. Architectuurtekenen, Fotokunst, Kunstambachten, Toegepaste Grafiek, Dirigentenopleidingen) zullen er echter eerst erkende beroepskwalificaties moeten komen, opgesteld volgens de procedure die hiervoor decretaal voorzien zal worden. Als we het dko-aanbod vergelijken met de reeds ontwikkelde beroepscompetentieprofielen van de SERV merken we dat slechts twee beroepscompetentieprofielen in grote mate inhoudelijk overeen stemmen met de doelstellingen van huidige dko-opleidingen: art director reclamekunst; stylist mode en theaterkostuums. De doelstellingen van de andere beroepsgerichte dko-opleidingen hebben wel een inhoudelijke link met een beroepscompetentieprofiel, maar verschillen toch wezenlijk in de benadering. Zo focust het beroepscompetentieprofiel podiumtechnicus-toneelmeester hoofdzakelijk op het technische en organisatorische aspect van de inrichting van de scène, terwijl in de opleiding scenografie/theatervormgeving (nu nog als tijdelijk project) het creatieve ontwerp een prominente plaats krijgt. Hetzelfde merken we ook in de verhouding van de opleiding architectuurtekenen tot het profiel bouwkundig tekenaar studiebureaus. De bouwkundig tekenaar staat in voor de praktische uitvoering van een architecturaal ontwerp (o.a. technische haalbaarheid, stabiliteit), terwijl de opleiding architectuurtekenen naast een technische component een uitgesproken artistieke en creatieve inslag heeft. Alle beroepsgerichte dko-opleidingen hebben in feite twee polen: een artistieke en een technische. Het is het onderzoeken waard in hoeverre die technische competenties overeenstemmen met wat het beroepscompetentieprofiel verwacht, waardoor de opleidingen tot een erkende beroepskwalificatie kunnen leiden. Het verwerven van erkende beroepskwalificaties zal ook gevolgen hebben voor de opleidingen en de manier waarop ze inhoudelijk vorm krijgen. Omdat de beroepskwalificaties het uitgangspunt vormen voor de arbeidsmarktgerichte dko-opleidingen, krijgen ze een meer dwingende resultaatsgerichtheid: elke academie die de opleiding aanbiedt, zal de competenties uit de beroepskwalificatie moeten aanbieden, de evaluatie wordt competentiegericht en moet nagaan in hoeverre de leerling de vooropgestelde normen bereikt. Meer concreet is er een mogelijkheid in de arbeidsmarktgerichte verdiepingscomponent. Via de basis- en vervolgopleiding zal de leerling al een aantal competenties verworven hebben die de beroepskwalificatie vooropstelt. Via de verdiepingscomponent verwerft de leerling al de nodige competenties om een erkende beroepskwalificatie te

56 Stuk 2158 ( ) Nr behalen. Voor de andere dko-opleidingen, zonder arbeidsmarktgerichte finaliteit, is het niet haalbaar en ook niet wenselijk om de doelstellingen ervan te baseren op erkende kwalificaties. Het is niet nodig om voor die dko-opleidingen met doelstellingen te werken die gekoppeld worden aan een kwalificatieniveau. Daarmee wordt niet uitgesloten dat competenties die leerlingen in het dko verwerven, zowel in een beroeps- als onderwijscontext relevant kunnen zijn. Indien leerlingen deze competenties willen laten verzilveren, zou het mogelijk moeten zijn dat ze via een EVC-procedure vrijstellingen verwerven voor een andere opleiding, maar dit impliceert geen automatische gelijkstelling van dko-getuigschriften met de bewijzen van een bepaalde onderwijskwalificatie. Enkel m.b.t. de verhouding tussen het dko en het kso lijkt een afstemming tussen de dko-doelen en de (nog te ontwikkelen) specifieke eindtermen van de onderwijskwalificatie kso nuttig. Net als in het kso kunnen leerlingen zich in het dko voorbereiden op hoger (kunst)onderwijs. Daarvoor willen we in dko een verdiepingscomponent creëren. Leerlingen van het dko die naar het kso doorstromen, wat volgens de werkgroepleden geregeld voorkomt, zouden daardoor competenties kunnen meenemen. In de arbeidsmarktgerichte OV1, OV2 en OV3- opleidingen van het buitengewoon onderwijs wordt gewerkt met handelingsplannen. Het buitengewoon onderwijs laat leerlingen geen gemeenschappelijk leerprogramma doorlopen, maar zorgt voor een geïndividualiseerd curriculum dat aangepast is aan de noden en de mogelijkheden van elke leerling. Bovendien is het ook niet zeker dat het op maat gemaakte curriculum door de leerling in kwestie zal worden bereikt. Omwille van het sterke ontwikkelingskarakter van het buitengewoon onderwijs werden door de overheid voor de algemene vorming ontwikkelingsdoelen i.p.v. eindtermen ontwikkeld. Voor het beroepsgerichte deel werd voor de drie onderwijsvormen van het buitengewoon onderwijs gebruik gemaakt van beroepscompetentieprofielen van de SERV. In de nabije toekomst zal gewerkt worden met de beroepskwalificaties. Een beroepsopleiding binnen het buitengewoon secundair onderwijs bestaat uit een vast en een variabel deel. Het vaste deel is hetzelfde voor elke leerling die de beroepsopleiding volgt en leidt naar een beroepskwalificatie van een bepaald niveau. Het variabele deel bestaat uit ontwikkelingsdoelen. Het schoolteam selecteert voor de leerlingen de ontwikkelingsdoelen die het wil nastreven. Wanneer de leerlingen de competenties van de beroepskwalificatie verwerven dan krijgen ze hiervoor een certificaat van de beroepskwalificatie. Indien bovendien blijkt dat de geselecteerde ontwikkelingsdoelen in het handelingsplan overeenkomen met eindtermen voor het gewoon onderwijs en de leerling heeft in een evaluatie getoond dat deze doelen zijn bereikt dan verwerft de leerling in kwestie de onderwijskwalificatie waarmee de eindtermen verbonden zijn. Op die manier kunnen individuele leerlingen van het buitengewoon onderwijs toch een onderwijskwalificatie halen. OV4 is een onderwijsvorm binnen het buitengewoon onderwijs dat volledig overeenkomt met het gewoon secundair onderwijs en dus naar dezelfde onderwijskwalificaties leidt. Leren en werken is een opleidingsvorm dat zich in de eerste plaats richt op het verwerven van een beroepskwalificatie(s). Daarnaast kunnen sommige leerlingen hun opleidingstraject vervolledigen met algemene vorming zoals voorzien in de eindtermen voor het voltijds secundair onderwijs. Die leerlingen verwerven dan een onderwijskwalificatie. Het niet analoge aanbod in het volwassenenonderwijs leidt naar een beroepskwalificatie. Het zijn louter beroepsgerichte opleidingen, waar algemene vorming niet tot de inhoud van de opleiding hoort. Soms kan dit worden vervolledigd met een opleiding Aanvullende algemene vorming waardoor een onderwijskwalificatie van niveau 4 kan worden verworven. Momenteel is dat mogelijk voor de opleiding ervaringsdeskundige in de armoede en voor de opleiding boekbinden. De voorwaarden voor een koppeling van een beroepsopleiding uit het niet analoge aanbod met Aanvullende algemene vorming is bij decreet vastgelegd (decreet Volwassenenonderwijs 2007) Artikel 14 geeft ook aan dat als een inrichtende macht in het basis, secundair of volwassenenonderwijs oordeelt dat eindtermen of specifieke eindtermen onvoldoende ruimte laten voor eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen of ermee onverzoenbaar zijn, dat de inrichtende macht vervangende eindtermen of specifieke eindtermen kan voorstellen die na het doorlopen van de wettelijk vastgelegde procedure al dan niet als gelijkwaardig wordt beschouwd. Onderwijskwalificaties worden bijgevolg niet alleen uitgewerkt op basis van de decretaal vastgelegde samenstellingen van eindtermen, specifieke eindtermen en beroepskwalificaties maar kunnen ook ontstaan op basis van de vervangende gelijkwaardig verklaarde sets.

57 57 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Competenties en basiscompetenties die de regering vastlegt uit alternatieve referentiekaders kunnen eveneens gebruikt worden om voorstellen van onderwijskwalificaties te maken. Dat kan maar zolang er geen beroepskwalificaties voorhanden zijn. De sets van competenties en basiscompetenties worden niet afzonderlijk ingeschaald. Ze zijn uitsluitend bedoeld om onderwijskwalificaties van een bepaald kwalificatieniveau te maken in afwachting dat er beroepskwalificaties beschikbaar zijn. Onderwijskwalificaties ontwikkelen, adviseren, erkennen en registreren (artikel 15) Voorstellen van onderwijskwalificaties worden ontwikkeld binnen het agentschap op basis van de decretaal vastgelegde samenstellingen van eindtermen, specifieke eindtermen en beroepskwalificaties. De criteria voor het ontwerpen van voorstellen van onderwijskwalificaties worden door de Vlaamse Regering vastgelegd. Mogelijke criteria zijn: de maatschappelijke, economische of culturele behoefte; de onderwijskundige en opvoedkundige context: aansluitend bij de doelgroep, bij het profiel van onderwijsvorm en graad, stimuleren van de leermotivatie; de verwachte instroom en uitstroom; de beschikbare middelen (materieel en financieel) en expertise; de mogelijkheid tot samenwerking met andere instellingen of met arbeidsmarkt/bedrijfsleven, indien vereist; de continuïteit in de (studie)loopbaan: inpassing in het bestaande studieaanbod, aansluiting op vervolgopleidingen en/of tewerkstellingsmogelijkheden. Voorstellen van onderwijskwalificaties worden ontwikkeld op eigen initiatief van het agentschap of op vraag van de Vlaamse Regering, een sector, de federale regering, onderwijsverstrekkers of derden. Ieder voorstel of vraag voor een onderwijskwalificatie wordt door het agentschap getoetst aan de vastgelegde criteria. Vooraleer de onderwijskwalificaties voor erkenning aan de Vlaamse Regering worden bezorgd en in een erkenningsbesluit worden gegoten, worden ze voor advies aan de Vlor voorgelegd. Vragen van belanghebbenden die door het agentschap niet werden omgezet in een voorstel van onderwijskwalificatie worden eveneens aan de Vlor bezorgd met de motivering waarom geen voorstel van onderwijskwalificatie werd voorzien. Onderwijskwalificaties van niveau 2, 3 en 4 die opgebouwd zijn uit een combinatie van eindtermen met specifieke eindtermen of een combinatie van eindtermen met beroepskwalificatie(s) of onderwijskwalificaties van niveau 4 die uitsluitend uit een beroepskwalificatie van niveau 4 bestaan komen overeen met studierichtingen/opleidingen in het secundair onderwijs. Voor onderwijskwalificaties op niveau vijf die opgebouwd zijn uit erkende beroepskwalificaties van niveau vijf wordt door het agentschap zestig dagen na de erkenning van de beroepskwalificatie(s) een voorstel van onderwijskwalificatie(s) uitgewerkt. Deze voorstellen worden gebruikt om vorm te geven aan het hoger beroepsonderwijs. De onderwijskwalificaties worden op voorstel van de minister van Onderwijs en de minister van Vorming door de regering erkend en aan het agentschap bezorgd voor registratie in de kwalificatiedatabank. De vastgelegde kwalificaties raken niet aan de pedagogische vrijheid, omdat de inrichtende machten vrij blijven om zelf de lessenroosters, de leerplannen en de pedagogische methodes te bepalen die zij het meest geschikt achten om de leerlingen de betrokken competenties bij te brengen. AFDELING III Procedure voor de erkenning van onderwijskwalificaties van niveau zes tot en met acht Artikelen 16, 17 en 18 Voor kwalificaties van niveau zes, zeven en acht die mensen enkel via het hoger onderwijs kunnen verwerven, voorzien we in een afzonderlijke procedure. Het gaat om kwalificaties die verworven worden door hetzij het volgen van respectievelijk een bachelor-, master- of een doctoraatsopleiding, hetzij een EVCprocedure in hogescholen en/of universiteiten. Een kwalificatie in het hoger onderwijs verwijst naar de leerresultaten van de voltooide opleiding voor de graden bachelor en master of voor de graad van doctor

58 Stuk 2158 ( ) Nr naar een vakgebied. We leggen hier een rechtstreekse band tussen de Vlaamse kwalificatiestructuur en de opleidingenstructuur van het hoger onderwijs. We doen dat door de niveaus en bijhorende descriptoren van de kwalificatiestructuur te koppelen aan de cycli en descriptoren van het hoger onderwijs. Dit heeft tot gevolg dat er voor het hoger onderwijs een rechtstreekse koppeling is tussen kwalificaties en opleidingen en de graden waartoe ze leiden. We sluiten ons hiermee aan bij het Europese voorstel om de Dublindescriptoren uit het raamwerk voor het hoger onderwijs gelijk te stellen aan de descriptoren voor de niveaus zes, zeven en acht van het EQF. Het kwalificatieraamwerk van de Europese ruimte voor hoger onderwijs (EHEA) onderscheidt drie cycli en bijhorende cyclusdescriptoren, beter gekend als de Dublindescriptoren. Cyclusdescriptoren geven een generieke beschrijving van de kenmerken en de context van de leerresultaten die moeten bereikt zijn op het einde van de betrokken cyclus. De descriptoren worden gebruikt om de specifieke leerresultaten van een opleiding binnen die cyclus af te toetsen met het oog op het uitwerken van programma s of het toekennen van credits. Het Europese raamwerk voor LLL (EQF) onderscheidt acht kwalificatieniveaus. Elk niveau wordt beschreven aan de hand van een algemene beschrijving of niveaudescriptor. De twee raamwerken gebruiken dus hun eigen niveaudescriptoren. Toch geeft het EQF, dat het Europees Parlement recent goedkeurde, aan op welke manier de Dublindescriptoren met de beschrijvingen uit EQFdescriptoren overeenstemmen 32 : de descriptor voor het hoger onderwijs korte cyclus (binnen of gekoppeld aan de eerste cyclus), stemt overeen met de leerresultaten voor EQF niveau vijf; de descriptor voor de eerste cyclus in het kwalificatieraamwerk van de Europese ruimte voor hoger onderwijs stemt overeen met de leerresultaten voor EQF niveau zes; de descriptor voor de tweede cyclus in het kwalificatieraamwerk van de Europese ruimte voor hoger onderwijs stemt overeen met de leerresultaten voor EQF niveau zeven; 32 Ter illustratie: de Dublindescriptoren gebruiken nagenoeg dezelfde descriptorelementen als het EQF namelijk complexiteit van de kennis en cognitieve vaardigheden, praktische vaardigheden, sleutelcompetenties, verantwoordelijkheid, autonomie. de descriptor voor de derde cyclus in het kwalificatieraamwerk van de Europese ruimte voor hoger onderwijs stemt overeen met de leerresultaten voor EQF niveau acht. Conform het Europese voorstel zullen we de descriptoren uit het Structuurdecreet hoger onderwijs gebaseerd op de Dublindescriptoren gelijkstellen aan de descriptoren voor niveau zes en zeven van het Vlaamse kwalificatieraamwerk. Het Structuurdecreet voorziet niet in een descriptor voor niveau vijf en acht. Voor niveau vijf gebruiken we van de descriptor van het Vlaamse kwalificatieraamwerk en voor niveau acht wordt de Dublindescriptor voor de derde cyclus in het Structuurdecreet opgenomen. Volgens de afspraken die in januari 2007 in Londen werden gemaakt, moeten we in de eerste helft van 2008 zorgen voor zelfcertificatie. Dit betekent dat we moeten verduidelijken hoe het Vlaamse kwalificatieraamwerk voor het hoger onderwijs overeenstemt met het Europese. Die overeenstemming wordt beoordeeld door een internationale commissie. Voor de Vlaamse Gemeenschap zullen we de leerresultaten die de hoger onderwijsinstellingen voor de specifieke opleidingen bepalen, koppelen aan de descriptoren van het Vlaamse raamwerk voor het hoger onderwijs zoals die zijn vastgelegd in het Structuurdecreet. Die descriptoren zullen we op hun beurt koppelen aan de Dublindescriptoren van het EHEA. Door die koppeling wordt dan automatisch een band gemaakt met het Vlaamse kwalificatieraamwerk en het Europese (EQF). Enkel geaccrediteerde opleidingen ingericht door de instellingen van het hoger onderwijs leiden naar een kwalificatie van het hoger onderwijs. Uiteraard kan de beroepswereld kwalificaties op niveau zes, zeven en acht vragen, die via andere trajecten dan het hoger onderwijs worden verworven. Een voorbeeld hiervan is de kwalificatie piloot die via de sector wordt behaald. Deze kwalificatie is bedoeld voor pas afgestudeerde leerlingen uit het secundair onderwijs (Belgisch of buitenlands) die een loopbaan als lijnpiloot ambiëren. De pilotenopleiding leidt naar een kwalificatie van niveau zes erkend door de sector. In het hoger onderwijs kan eveneens een opleiding tot piloot worden gevolgd, die leidt naar de kwalificatie van bachelor aspirant lijnpiloot. Een ander voorbeeld is de Cisco-kwalificatie in netwerkbeheerder, een kwalificatie die vergelijkbaar is qua leerresultaten met de leerresultaten van een kwalificatie van het hoger onderwijs en die dan ook in niveau

59 59 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 zes of zeven kan ingeschaald worden maar diegenen die deze kwalificatie verworven hebben kunnen geen academische titel voeren van bachelor of master. Het beschrijven, inschalen en erkennen van deze kwalificaties zal gebeuren conform de procedure voor de beroepskwalificaties die we hiervoor uiteenzetten. Bachelor-na-bacheloropleidingen worden met hun bijhorende kwalificatie ingeschaald in niveau 6 en leiden naar een titel van bachelor en master-na-masteropleidingen in niveau 7 leidend naar een titel van master. De geïntegreerde lerarenopleidingen leiden naar de titel bachelor en worden met de bijhorende kwalificatie in niveau 6 ingeschaald. Beschrijven en inschalen (artikel 16) Voor elke opleiding worden de domeinspecifieke leerresultaten (al dan niet gebundeld in competentieclusters) beschreven waarover elke afgestudeerde student beschikt als hij/zij een opleiding met succes heeft afgerond en de kwalificatie dus verworven heeft. De leerresultaten die vervat zijn in een kwalificatie van het hoger onderwijs moeten algemeen geldend zijn. Die leerresultaten moeten bijgevolg minimaal gerealiseerd worden in de opleidingen die naar de kwalificatie leiden en dit in alle instellingen hoger onderwijs waar de betrokken opleiding wordt aangeboden. De beschrijving gebeurt gezamenlijk door alle instellingen die de opleiding (willen) inrichten op basis van de generieke beschrijving van het betrokken niveau in het Structuurdecreet voor het hoger onderwijs. Het beschrijven en inschalen van de leerresultaten gebeurt onder de coördinatie van de VLIR en de VLHORA. Deze regeling wordt voorzien in artikel 5bis van het flexibiliseringsdecreet voor het hoger onderwijs. In de Bolognapilootstudie voor De Vlaamse Opleiding tot Arts beschrijven de Vlaamse universiteiten gezamenlijk op basis van de generieke kenmerken uit het Structuurdecreet, de leerresultaten voor een arts. Het beschrijven van de leerresultaten van de kwalificaties van het hoger onderwijs gebeurt dus meteen rekening houdend met de descriptoren. Die procedure impliceert dat de beschrijving en de inschaling van HO-kwalificaties in één beweging gebeuren. Omdat kwalificaties hoger onderwijs ook relevant moeten zijn voor de respectieve arbeidsmarkt is het noodzakelijk dat instellingen van het hoger onderwijs samen met vertegenwoordigers van de beroepswereld nagaan hoe kwalificaties aansluiten bij reële tewerkstellingsmogelijkheden van de afgestudeerden. Voor sommige, zeer specifieke kwalificaties kan de samenwerking verder gaan. Instellingen en beroepssectoren kunnen de relevante leerresultaten dan samen beschrijven. Bij de beschrijving van leerresultaten moeten de instellingen ook rekening houden met hun relevantie in de internationale context. De leerresultaten houden eveneens rekening met internationale, federale en Vlaamse regelgeving. Zo wordt in de Bolognapilootstudie voor de artsen onder meer verwezen naar de verwachtingen van de Wereldgezondheidsorganisatie en wordt gebruik gemaakt van buitenlandse referentiekaders. Het eerste is het Canadese CanMeds programma opgesteld door het Royal College of Physicians and Surgeons of Canada waarin verwezen wordt naar de verschillende maatschappelijke rollen die artsen opnemen. Het tweede is het Nederlandse Raamplan voor de artsopleiding waarin de gemeenschappelijke eindtermen van de Nederlandse artsopleiding zijn geformuleerd en waaraan iedere arts moet voldoen, ongeacht de faculteit waar hij/zij heeft gestudeerd. Het Nederlandse raamwerk kwam tot stand in een commissie samengesteld uit vertegenwoordigers van alle faculteiten en van de landelijke organisatie van co-assistenten en met deelname van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) en het ministerie van Welzijn Volksgezondheid en Sport. Erkennen (artikel 17) De door de VLIR en Vlhora beschreven kwalificaties worden aan het accreditatieorgaan (NVAO) bezorgd. In het hoger onderwijs staat het accreditatieorgaan in voor de erkenning van kwalificaties en van opleidingen. Alleen geaccrediteerde opleidingen en opleidingen die een toets nieuwe opleiding hebben ondergaan kunnen met een kwalificatie van het hoger onderwijs, bekroond worden. Geaccrediteerde opleidingen en nieuwe opleidingen met een positieve toets worden opgenomen in het Hogeronderwijsregister. Het Hogeronderwijsregister is een opleidingendatabank waarin per instelling de opleidingen zijn opgenomen met verwijzing naar de opleidingsdoelen en opleidingsonderdelen. Die verschillen van opleiding tot opleiding. De domeinspecifieke leerresultaten van elke opleiding die in het Hogeronderwijsregister is opgenomen, worden door het accreditatieorgaan erkend als kwalificatie van respectievelijk niveau zes, zeven of acht: de bacheloropleidingen met de bijbehorende kwalificatie worden ingeschaald in niveau zes van de kwalificatiestructuur;

60 Stuk 2158 ( ) Nr de masteropleidingen met de bijbehorende kwalificatie worden ingeschaald in niveau zeven van de kwalificatiestructuur; de graden van doctor met bijbehorende kwalificatie die de universiteiten verlenen worden ingeschaald in niveau acht van de kwalificatiestructuur. Registreren (Artikel 18) Het accreditatieorgaan bezorgt de erkende kwalificatie aan het agentschap voor registratie in de kwalificatiedatabank. Op termijn zullen het Hogeronderwijsregister en de kwalificatiedatabank met elkaar worden gekoppeld. De procedure zoals hierboven beschreven schetst de wijze van werken voor de toekomst. De opleidingen die nu al in het onderwijsregister zijn opgenomen, worden automatisch in de kwalificatiedatabank geregistreerd met het niveau dat ze op dit moment hebben. Er gebeurt m.a.w. geen nieuwe accreditatie. Omdat de leerresultaten van de opleidingen verschillen zullen we de leerresultaten die in de referentiekaders van de visitatierapporten zijn opgenomen voorlopig als kwalificaties in de kwalificatiedatabank opnemen. De referentiekaders bevatten een overzicht van de leerresultaten die men van studenten verwacht die een bepaalde opleiding volgen en worden bij de visitatie van alle instellingen die de opleiding aanbieden gebruikt. De referentiekaders worden opgesteld door de leden van de visitatiecommissie op basis van de Dublindescriptoren, de descriptoren in het Structuurdecreet hoger onderwijs, de doelstellingen van de verschillende instellingen en internationale verwachtingen. Voor de nieuwe opleidingen waarvoor nog geen kwalificatie bestaat zal de hiervoor beschreven procedure worden gebruikt. Een positieve beoordeling van de nieuwe opleiding door het accreditatieorgaan leidt ook tot een erkenning van de kwalificatie. Een instelling die een nieuwe opleiding bij het accreditatieorgaan aanbiedt waarvoor al wel een kwalificatie bestaat, zal eveneens moeten aantonen dat de kwalificatie in de opleiding is opgenomen. HOOFDSTUK V Kwalificatiedatabank en leer- en ervaringsdatabank Artikel 19 De kwalificatiedatabank is een geautomatiseerd en aanpasbaar informatiesysteem om kwalificaties in te voeren, te beheren, te visualiseren en te doorlopen (browsen). Het laat ook toe om gegevens over kwalificaties te genereren ter ondersteuning van het beleid. De kwalificatiedatabank moet toelaten om een Vlaamse kwalificatiestructuur op te zetten en te onderhouden door kwalificaties, competentieclusters en competenties te definiëren, te classificeren en onderling aan elkaar te verbinden. Ze moet aan individuen, instellingen en overheden de mogelijkheid bieden om informatie over kwalificaties op te zoeken volgens verschillende criteria, de kwalificaties te doorlopen (browsen) en verwante kwalificaties met elkaar te vergelijken. De kwalificatiedatabank zal ook het ontwikkelproces van kwalificaties ondersteunen en documenten (bv. adviesdocument voor de Vlaamse Regering, besluit van de Vlaamse Regering) kunnen produceren, publiceren, distribueren (bv. via mail) en archiveren. Vanuit de kwalificatiedatabank moet het mogelijk zijn om eenvoudig door te linken naar informatie op andere websites, zoals informatie over opleidingen. De kwalificatiedatabank zal ten slotte de mogelijkheid bieden aan de beheerder om bv. op vraag van een beleidsdomein, specifieke beleidsondersteunende rapporten te creëren. Artikel 20 In dit artikel wordt een decretale basis gelegd voor een Vlaamse leer- en ervaringsbewijzendatabank. In de Vlaamse leer- en ervaringsbewijzendatabank wordt voor ieder individu bijgehouden welke erkende

61 61 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 leer- en ervaringsbewijzen zijn behaald. Enkel leer- en ervaringsbewijzen die erkend zijn door de Vlaamse Gemeenschap of gelijkwaardig zijn verklaard komen in aanmerking om te worden opgenomen in de Vlaamse leer- en ervaringsbewijzendatabank Zowel het bewijs als de persoon worden uniek geïdentificeerd. Voor de identificatie van de personen zullen we gebruik maken van het rijksregisternummer. De bevoegde diensten die instaan voor het beheer van de leer- en ervaringsbewijzendatabank winnen daartoe de nodige machtiging van het sectoraal comité van het Rijksregister binnen de federale Privacycommissie in. De registratie van de bewijzen, al dan niet elektronisch, gebeurt door de instantie die de leer- en ervaringsbewijzen in kwestie heeft uitgereikt of door een instantie die de gegevens inzake de leer- en ervaringsbewijzen in kwestie heeft ingezameld bij instanties die leer- en ervaringsbewijzen uitreiken of op basis van een verklaring op eer. De bevoegde diensten van de Vlaamse Regering beheren de databank. Hiermee wordt bedoeld dat deze diensten verantwoordelijk zijn voor de inzameling, de instandhouding, de terbeschikkingstelling, de veiligheid, de toegang en het gebruik van de databank en van de gegevens van die databank in kwestie. Het beheer van de databank gebeurt overeenkomstig het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer. Gegevens opgeslagen in de Vlaamse leer- en ervaringsbewijzendatabank zullen, mits het respecteren van de privacyreglementering, aangewend kunnen worden om: aan te tonen dat men in het bezit is van een bepaald leer- of ervaringsbewijs; internationale verplichtingen rond gegevensaanlevering na te komen; op geaggregeerd niveau uitspraken te doen over scholingsgraad en aanwezige kwalificaties. Gegevensuitwisseling over door individuen behaalde leer- en ervaringsbewijzen tussen overheidsdiensten op federaal, gemeenschaps-, gewestelijk en gemeentelijk niveau wordt mogelijk voor zover de Vlaamse Toezichtcommissie de nodige machtiging heeft verleend om bepaalde persoonsgegevens inzake de leer- en ervaringsbewijzen voor welbepaalde doeleinden aan een andere overheidsdienst te bezorgen. De Coördinatiecel Vlaams e-government is de entiteit binnen de Dienst met Afzonderlijk Beheer ICT, vermeld in artikel 79 van het decreet van 22 december 2006 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2008, die in het bijzonder belast is met e- government. HOOFDSTUK VI Wijzigingsbepalingen Het decreet betreffende de kwalificatiestructuur wijzigt bepalingen uit de schoolpactwet van 29 mei 1959, het decreet van 18 januari 2002 betreffende de eindtermen, ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs (verder het decreet betreffende eindtermen in het secundair onderwijs genoemd), het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering in het hoger onderwijs, het decreet van 30 april 2004 over de flexibilisering in het hoger onderwijs, het decreet betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid van 30 april 2004, het decreet van 7 mei 2004 inzake de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs en bepalingen uit het decreet Leren en Werken van 10 juli De eindtermen (kennis, vaardigheden en attitudes) waarover leerlingen na het succesvol doorlopen van het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs beschikken, blijven onveranderd. De huidige regelgeving wat betreft definiëring, procedure, controle van de naleving en finaliteit van deze eindtermen en ontwikkelingsdoelen in het basisonderwijs en de eerste graad secundair onderwijs blijven onverkort gelden. In het buitengewoon onderwijs opleidingsvorm 3 zullen de vaardigheden, kennis, inzichten en attitudes waarover een OV 3-leerling beschikt om als beroepsbeoefenaar te kunnen starten door beroepskwalificaties of competentieclusters, die relevant zijn voor de arbeidsmarkt, worden vervangen. Dat gebeurt bij een volgende herziening of bij de formulering van nieuwe beroepsgerichte vaardigheden. Dit zal in het besluit van de Vlaamse Regering worden aangepast. Wanneer we de kwaliteitsstandaarden voor het dbso en dko vastleggen zullen we ook bepalen hoe ze zich verhouden tot kwalificaties.

62 Stuk 2158 ( ) Nr De specifieke eindtermen voor de beroepsgerichte onderdelen van opleidingen in het secundair onderwijs (ingericht hetzij in het leerplichtonderwijs hetzij in het volwassenenonderwijs) worden vervangen door erkende beroepskwalificaties. Het zijn de sociale partners die de inzetbaarheidsvereisten voor een beroep formuleren onder de vorm van beroepscompetentieprofielen. Vanuit hun deskundigheid zijn zij het best geplaatst om het kader aan te bieden om beroepsopleidingen up-to-date te houden. De overheid is van oordeel dat het overnemen van de verwachtingen van de sociale partners in opleidingen en EVC-procedures de beste manier is om een betere aansluiting met de arbeidsmarkt te realiseren en om civiel effect te garanderen. Om dezelfde reden worden deze beroepskwalificaties de te bereiken einddoelen voor de beroepsvorming in onderwijs. Ze worden opgenomen in de onderwijskwalificaties. De beroepscompetentieprofielen houden in hun formulering en uitwerking rekening met een gebruik ervan in opleidingen en maken daarvoor een onderscheid tussen competenties van de ervaren en de beginnende beroepsbeoefenaar. Op het moment dat beroepskwalificaties in onderwijs worden gebruikt, wordt voorzien in overleg en advies met de onderwijsverstrekkers (zie hierboven bij artikelen 16 en 17). Onderwijskwalificaties zullen het uitgangspunt vormen bij het ontwikkelen van de opleidingenstructuur. Structuuronderdelen zullen voor erkenning en subsidiëring moeten voldoen aan de decretale en reglementaire bepalingen in verband met erkende onderwijskwalificaties. Onderwijsverstrekkers behouden de bevoegdheid waarover zij ook nu reeds beschikken om het opleidingenaanbod te adviseren, om opleidingsprofielen te ontwikkelen en om lessenroosters en leerplannen te maken. Artikel 21 De wijzigingen aan het decreet van 18 januari 2002 betreffende de eindtermen, ontwikkelingsdoelen die met dit decreet worden doorgevoerd maken dat het begrip specifieke eindtermen enkel behouden blijft voor die einddoelen die gekoppeld zijn aan een wetenschapsdomein. In het secundair onderwijs worden de specifieke eindtermen voor het beroepsgerichte gedeelte van de studierichtingen vervangen door erkende beroepskwalificaties. De invoering van het nieuwe begrip kwalificatie moet ook in andere regelgeving worden doorgevoerd. In punt 8 van artikel 24bis van de schoolpactwet staat als subsidieringsvoorwaarde voor het secundair onderwijs dat men moet beantwoorden aan de decretale en reglementaire bepalingen inzake eindtermen, ontwikkelingsdoelen, specifieke eindtermen, leerplannen en handelingsplannen. In deze opsomming worden door dit artikel de specifieke eindtermen vervangen door erkende onderwijskwalificaties. De inspectie zal m.a.w nagaan of de instellingen opleiden naar de vooropgestelde onderwijskwalificaties. Dit artikel treedt pas in werking op een door de Vlaamse Regering bepaalde datum. Wanneer er onderwijskwalificaties door de Vlaamse Regering erkend zijn (zie artikel 15 van dit decreet) zal de inspectie de onderwijskwalificaties gebruiken bij de kwaliteitstoetsing. Artikelen 22, 23, 24, 25 en 26 De eindtermen en specifieke eindtermen moeten voortaan beschreven worden gebruik makend van de niveaudescriptorelementen uit de kwalificatiestructuur. Dit laatste wordt toegevoegd aan artikel 3 van het decreet betreffende de eindtermen in het secundair onderwijs door middel van artikel 22 van dit decreet. Het gebruik van de niveaudescriptoren en descriptorelementen als referentiekader voor de ontwikkeling van eindtermen of specifieke eindtermen gebeurt bij de eerstvolgende herziening van of bij de formulering van nieuwe eindtermen of specifieke eindtermen na de inwerkingtreding van dit decreet. Omdat de specifieke eindtermen voor de beroepsgerichte onderdelen van het secundair onderwijs vervangen worden door erkende beroepskwalificaties, zullen er geen afgeleide specifieke eindtermen meer worden vastgelegd en bestaat er ook geen onderscheid meer tussen decretale en afgeleide specifieke eindtermen. Dit heeft tot gevolg dat 2 van artikel 3 uit het decreet betreffende de eindtermen in het secundair onderwijs kan geschrapt wordt. Deze wijzigingen worden doorgevoerd door middel van artikel 22 van het decreet. In opleidingsvorm vier van het buitengewoon secundair onderwijs gelden de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen van het overeenstemmende niveau van het gewoon secundair onderwijs. Als de eindtermen voor het gewoon secundair onderwijs worden herzien of wanneer nieuwe eindtermen of specifieke eindtermen worden

63 63 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 geformuleerd op basis van de respectieve niveaudescriptoren dan zijn die ook van toepassing voor opleidingsvorm vier. De doelen met betrekking tot de vaardigheden, kennis, inzichten en attitudes waarover een OV vier leerling beschikt om als beroepsbeoefenaar te kunnen starten, zullen zoals in het gewoon secundair onderwijs voortaan geen specifieke eindtermen meer heten maar gelijk zijn aan de competenties vervat in de beroepskwalificaties. Dit wordt eveneens in het decreet dat de eindtermen in het secundair onderwijs regelt gewijzigd door middel van artikel 23 van het decreet. Voor het secundair onderwijs tweede en derde graad blijft de huidige regeling inzake definiëring, procedure, controle van de naleving en finaliteit van eindtermen voor de tweede en derde graad van het algemeen, technisch, kunst en beroeps secundair onderwijs en de specifieke eindtermen voor aso, tso en kso die op de kenmerkende onderdelen van een bepaald wetenschapsdomein gebaseerd zijn, onverkort gelden. De eindtermen voor het aso, tso, kso en bso voor de tweede en de derde graad en de specifieke eindtermen voor het tweede leerjaar van de derde graad het aso, tso en kso worden gebruikt voor het beschrijven van de betrokken onderwijskwalificaties en hun relevante competentiegehelen. De doelen met betrekking tot de vaardigheden, kennis, inzichten en attitudes waarover een leerling van het secundair onderwijs beschikt om als beroepsbeoefenaar te kunnen starten zullen voortaan geen specifieke eindtermen meer heten maar zijn gelijk aan de competenties vervat in de beroepskwalificaties. In onderwijs zullen de beroepskwalificaties gebruikt worden voor het beschrijven van de betrokken onderwijskwalificaties en van hun relevante competentiegehelen. Dit wordt in een nieuwe afdeling 3 van het decreet betreffende de eindtermen in het secundair onderwijs aangepast door middel van artikel 24 van dit decreet. De finaliteit en de controle van de naleving blijft hetzelfde als wat wordt bepaald voor de specifieke eindtermen. De procedure en het raamwerk om te komen tot erkende beroepskwalificaties wordt geregeld in het decreet kwalificatiestructuur. Het legaliteitsbeginsel in de Grondwet opgenomen stelt dat de inrichting, erkenning of subsidiëring van het onderwijs door de gemeenschap wordt geregeld door de wet of het decreet. Dit betekent dat wat betrekking heeft op de essentiële aspecten van de inrichting, de subsidiëring of de erkenning van het onderwijs door de decreetgever zelf moet geregeld worden. Het vaststellen van wat essentieel is moet telkens opnieuw afgewogen worden 33 en het is aan de decreetgever om te bepalen wat in het decreet moet opgenomen worden onverminderd het toetsingsrecht van de rechter 34. Rechtspraak het Grondwettelijk Hof stelt dat de regeling van de gewone en specifieke eindtermen en ontwikkelingsdoelen maar ook van de basiscompetenties in het volwassenenonderwijs onder het toepassingsgebied van artikel 24, 5, van de Grondwet valt 35. De decreetgever erkent dat einddoelen vastleggen voor het onderwijs zo nauw verbonden is met de realisatie van grondwettelijk gegarandeerd onderwijsrechten dat het een essentiële regeling uitmaakt. Dit decreet raakt niet aan de regeling betreffende de eindtermen, ontwikkelingsdoelen en basiscompetenties zoals die momenteel in onderwijs is geregeld. Het decreet raakt evenmin aan de regeling betreffende specifieke eindtermen die verbonden zijn met een wetenschapsdomein. Het bouwt op deze einddoelen in onderwijs verder om onderwijskwalificaties op te bouwen. Het decreet vervangt de specifieke eindtermen voor de beroepsgerichte opleidingen in het secundair en het volwassenenonderwijs door erkende beroepskwalificaties. Deze erkende beroepskwalificaties worden verankerd door: decretaal vast te leggen dat de beroepscompentieprofielen van de SERV het uitgangspunt vormen; de niveaudescriptoren en de descriptorelementen volledig conform aan en compatibel met de EQF-aanbeveling te bepalen en in het decreet op te nemen; bij decreet te bepalen dat deze niveaudescriptoren bij de beschrijving én inschaling van alle kwalificaties moeten gebruikt worden. 33 Zie B. STEEN, Het legaliteitsbeginsel van art. 24, 5, GW, een onderzoek in functie van streven naar regelduidelijkheid en vermindering van het aantal decretale bepalingen in het onderwijs. 34 Adv. R.v. St. (afdeling Wetgeving) /1 van 14 juni Zie bv. arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 76/96, 18 december 1996 maar ook het advies van de afdeling Wetgeving van Raad van State /1 van 29 maart 2007 bij het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs betreffende de basiscompetenties in het volwassenenonderwijs.

64 Stuk 2158 ( ) Nr De decreetgever is van oordeel dat de delegatie aan de Vlaamse Regering om de beroepskwalificaties te erkennen nadat zij de toets van de inhoudelijke en vormelijke kwaliteitseisen hebben doorstaan, strookt met het legaliteitsbeginsel. De beleidskeuzes, de basisregels en de verplichte criteria zijn in het decreet zelf opgenomen. Artikel 24 werkt verder in een nieuw artikel 7bis uit dat leerlingen van het voltijds secundair onderwijs op het einde van hun opleiding beschikken over een erkende beroepskwalificatie die hen toelaat om als beginnend beroepsbeoefenaar te starten. De competenties van een beginnend beroepsbeoefenaar zijn opgenomen in de beschrijving van de erkende beroepskwalificaties. Het nieuw artikel 7ter in het decreet betreffende de eindtermen in het secundair onderwijs voorziet in een terugvalspositie indien beroepsgerichte opleidingen worden georganiseerd waarvoor geen beroepskwalificaties zijn erkend. In dat geval kan de regering zelf competenties vastleggen die als einddoelen zullen gelden voor deze beroepsgerichte opleidingen op basis van door sectoren of door overheidsinstanties erkende referentiekaders. De competenties vastgelegd op basis van deze referentiekaders zullen gebruikt worden om onderwijskwalificaties uit te werken zolang er geen erkende beroepskwalificaties beschikbaar zijn. Daardoor bieden we leerders de garanties dat ook bij het ontbreken van erkende beroepskwalificaties ze wel een erkende onderwijskwalificatie kunnen verwerven. Een belangrijke voorwaarde om de competenties uit alternatieve referentiekaders te kunnen gebruiken in de plaats van beroepskwalificaties is dat de competenties beschreven worden op basis van de descriptorelementen. Artikel 25 wijzigt artikel 8 van het decreet betreffende de eindtermen in het secundair onderwijs. Het bepaalt dat: de inrichtende macht naast de ontwikkelingsdoelen ook rekening moet houden met de erkende onderwijskwalificaties bij het vastleggen van lessenroosters en leerplannen en bij het kiezen van de pedagogische methodes; ook erkende beroepskwalificaties in een handelingsplan in het buitengewoon onderwijs kunnen opgenomen worden; ook de erkende beroepskwalificaties op herkenbare wijze in de leerplannen moeten opgenomen worden. Zoals de Raad van State terecht opmerkt is er geen reden om de regelgeving te wijzigen die bepaalt dat bij het vaststellen van onder meer de leerplannen de eindtermen en specifieke eindtermen in acht moeten worden genomen. Doordat de eindtermen en de specifieke eindtermen in het secundair onderwijs in de toekomst vervat zullen zitten in onderwijskwalificaties, volstaat het dat in dit artikel enkel het begrip onderwijskwalificatie wordt gebruikt. De redactie van het artikel blijft dan ook ongewijzigd. Dit artikel treedt pas in werking op een door de Vlaamse Regering bepaalde datum. Deze wijziging zal dus niet onmiddellijk in werking treedt, maar pas wanneer er effectief onderwijskwalificaties zullen erkend zijn. Artikel 26 schrapt die passages in artikel 9 van het decreet betreffende de eindtermen in het secundair onderwijs waarin melding wordt gemaakt van de beroepsgerichte specifieke eindtermen en de beroepsprofielen waarop zij gebaseerd moesten worden, omdat zij door het decreet betreffende de kwalificatiestructuur vervangen worden door erkende beroepskwalificaties. Voor beroepskwalificaties wordt niet in een afwijkingsprocedure voorzien omdat de competenties in een beroepskwalificatie beschreven onontbeerlijk zijn voor alle beginnende beroepsbeoefenaars, ongeacht de onderwijsinstelling waar ze werden verworven. De beroepskwalificaties kunnen echter op geen enkele wijze ingrijpen op het opleidingstraject noch op de pedagogische aanpak. De Raad van State stelt dat de afwezigheid van een afwijkingsprocedure voor beroepskwalificaties niet in strijd is met de actieve onderwijsvrijheid en het gelijkheidsbeginsel; ten minste voor zover de vastgestelde kwalificaties niet zo omvangrijk en gedetailleerd zijn dat in redelijkheid niet kan worden aangehouden dat het om minimale doelstellingen gaat, derwijze dat zij onvoldoende ruimte laten om de doelstellingen van het eigen pedagogisch project te kunnen verwezenlijken. De vastgelegde kwalificaties raken niet aan de pedagogische vrijheid, onder meer omdat de inrichtende machten vrij blijven om zelf de lessenroosters, de leerplannen en de pedagogische methodes te bepalen die zij het meest geschikt achten om de leerlingen de betrokken competenties bij te brengen. We willen er ook op wijzen dat voor de eindtermen, ontwikkelingsdoelen en specifieke eindtermen niet geraakt wordt aan de afwijkingsprocedure. Wanneer een inrichtende macht oordeelt dat de eindtermen of de ontwikkelingsdoelen en/of de specifieke eindter-

65 65 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 men onvoldoende ruimte laten voor haar eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen of ermee onverzoenbaar zijn, dient zij bij de Vlaamse Regering een aanvraag tot afwijking in. Deze aanvraag is slechts ontvankelijk indien precies wordt aangegeven waarom ontwikkelingsdoelen, eindtermen en/of specifieke eindtermen voor haar eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen onvoldoende ruimte laten, en/of waarom ze ermee onverzoenbaar zijn. De inrichtende macht stelt in dezelfde aanvraag vervangende ontwikkelingsdoelen, eindtermen en/of specifieke eindtermen voor. Artikel 27 Artikel 27 vervangt het begrip kwalificatie zoals het omschreven is in artikel 3 van het Structuurdecreet door de invulling van het begrip kwalificatie zoals voorzien in het decreet kwalificatiestructuur. Artikel 28 Artikel 58 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering in het hoger onderwijs legt de generieke kwaliteitswaarborgen vast waaraan opleidingen in het hoger onderwijs moeten voldoen om geaccrediteerd te worden. In paragraaf twee van dat artikel worden in generieke bewoordingen de leerresultaten of competenties beschreven waartoe een opleiding een student brengt bij het voltooien van een opleiding. De leerresultaten of competenties worden afzonderlijk omschreven voor respectievelijk de opleidingen leidend tot de graad van bachelor in het hoger professioneel onderwijs, de opleidingen leidend tot de graad van bachelor in het academisch onderwijs en de opleidingen leidend tot de graad van master. Aan dit artikel worden gebaseerd op de niveaudescriptoren 5 van de Vlaamse kwalificatiestructuur en de Dublindescriptor voor de derde cyclus (niveau 8) de leerresultaten of competenties toegevoegd voor de opleidingen leidend tot de graad van gegradueerde in het hoger beroepsonderwijs, voor de doctoraatsopleidingen en doctoraatsvoorbereidingen leidend tot de graad van doctor. In paragraaf 1 van artikel 58 worden de leerresultaten voor de verschillende cycli van het hoger onderwijs niveaudescriptoren genoemd. Artikel 29 Artikel 31 voegt in artikel 61 van het Structuurdecreet toe dat de instellingen voor het onderwijs gezamenlijk de domeinspecifieke leerresultaten bepalen voor de kwalificaties hoger onderwijs. Artikel 30 In artikel 62 van het Structuurdecreet hoger onderwijs wordt in 3 van artikel 62 bij de beoordeling van de macrodoelmatigheid van opleidingen door de erkenningcommissie een criterium toegevoegd nl de domeinspecifieke leerresultaten. Artikel 31 In dit artikel wordt in het flexibiliseringsdecreet voor het hoger onderwijs in een artikel 5bis toegevoegd dat de instellingen gezamenlijk onder de coördinatie van de VLIR en de VLHORA de domeinspecifieke leerresultaten voor de kwalificaties van het hoger onderwijs uitschrijven en dat deze domeinspecifieke leerresultaten door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) zullen worden gevalideerd. De Vlaamse Regering kan verder bepalen aan welke criteria de domeinspecifieke leerresultaten moeten voldoen zoals rekening houden met internationale ontwikkelingen, met federale, internationale en Vlaamse wetgeving, met internationale kaders enzovoort. Artikel 32 In het decreet betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid wordt het begrip beroepsprofiel vervangen door het begrip beroepscompetentieprofiel, en wordt de definitie overgenomen uit het begrippenkader van de SERV. Het begrip competentieprofiel wordt toegevoegd. Hier wordt de definitie uit het begrippenkader van het decreet kwalificatiestructuur overgenomen. In hetzelfde decreet wordt het begrip specifieke eindtermen gedefinieerd door te verwijzen naar het decreet van 18 januari 2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen in het voltijds gewoon, en buitengewoon secundair onderwijs. Het begrip specifieke eindtermen krijgt in het decreet betreffende de kwalificatiestructuur een andere invulling. De specifieke eindtermen voor aso, tso en kso die op de kenmerkende onderdelen van een bepaald wetenschapsdomein gebaseerd zijn, blijven specifieke eindtermen heten. De einddoelen met betrekking tot de vaardigheden, kennis, inzichten en attitudes waarover een

66 Stuk 2158 ( ) Nr leerling na het voltooien van de studies in het secundair onderwijs beschikt om een bepaald beroep uit te oefenen, zullen voortaan geen specifieke eindtermen meer heten, maar erkende beroepskwalificaties en bestaan uit de competenties die in de kwalificatie vervat zijn. Om die reden wordt in artikel 2 van het decreet betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid het begrip specifieke eindtermen geschrapt en het begrip erkende beroepskwalificatie ingevoegd. Artikel 33 In artikel 4 van het decreet betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid wordt de titel van beroepsbekwaamheid omschreven als het bewijs uitgereikt aan een persoon. In de communicatie naar het grote publiek wordt als synoniem voor de titel van beroepsbekwaamheid het ervaringsbewijs gebruikt. Het ervaringsbewijs maakt beter duidelijk waarover het eigenlijk gaat namelijk het erkennen van competenties die mensen door ervaring hebben verworven. Door in dit artikel een verwijzing naar de erkende beroepskwalificatie toe te voegen, maken we duidelijk dat die persoon door het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid kan aantonen dat hij of zij over een erkende beroepskwalificatie beschikt overeenkomstig het beroepscompetentieprofiel, op basis waarvan de standaard voor de titel van beroepsbekwaamheid ontwikkeld wordt. Door de band tussen het beroepscompetentieprofiel en de erkende beroepskwalificaties krijgen de titels van beroepsbekwaamheid een plaats in de kwalificatiestructuur. De titel van beroepsbekwaamheid (ervaringsbewijs) is dus een bewijs waarmee duidelijk is dat een erkende beroepskwalificatie is verworven. Elke erkende beroepskwalificatie is gekoppeld aan een kwalificatieniveau dat ook op het ervaringsbewijs wordt vermeld. Diploma s of getuigschriften waarin een erkende beroepskwalificatie vervat zit, zijn net als de titel van beroepsbekwaamheid het bewijs dat men beschikt over de competenties voor het uitoefenen van het beroep. Artikel 34 In artikel 6, 3, van het decreet betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid wordt het begrip beroepsprofiel vervangen door het begrip (beroeps)competentieprofiel om aan te geven dat deze profielen competentiegericht worden ontwikkeld. In hetzelfde artikel in punt 4 wordt bepaald dat de Vlaamse Regering op advies van de SERV standaarden vastlegt op basis van beroepsprofielen. In dit artikel wordt het begrip beroepsprofiel eveneens vervangen door het begrip (beroeps)competentieprofiel: Artikel 35 Artikel 8 van het decreet betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid bepaalt dat de nadere invulling van de kwaliteitsvoorwaarden en de inhoud van de gedragscode na advies van de SERV vastgelegd wordt door de Vlaamse Regering. In dit artikel wordt toegevoegd dat het agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming, bij het Ministerie van Onderwijs en Vorming zal instaan voor de organisatie van het toezicht op de kwaliteit van de trajecten tot het bekomen van een titel van beroepsbekwaamheid. Aangezien de titel van beroepsbekwaamheid een bewijs is dat de betrokken persoon de beroepskwalificatie heeft behaald overeenkomstig het desbetreffende (beroeps)competentie profiel, dient de nadere invulling van de kwaliteitsvoorwaarden van de titel van beroepsbekwaamheid afgestemd te zijn op de kwaliteitskaders die door dit agentschap beleidsoverschrijdend zullen worden ontwikkeld. Artikel 36 De opdracht van de SERV inzake beroepscompetentieprofielen vindt zijn decretale grondslag in het decreet van 7 mei 2004 inzake de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen. Er zijn echter twee ontwikkelingen die een aanpassing van het decreet van 7 mei 2004 vereisen. Ten eerste bevat het decreet op de kwalificatiestructuur een procedure voor het tot stand komen van erkende beroepskwalificaties ontstaan uit beroepscompetentieprofielen. Hierbij wordt het beroepscompetentieprofiel gekoppeld aan één van de acht niveaus van de kwalificatiestructuur. Erkende beroepskwalificaties vervangen in het decreet van 18 januari 2002 de (beroepsgerichte) specifieke eindtermen. Hierdoor wordt de verwijzing naar het decreet van 18 januari 2002 overbodig. Ten tweede wordt volgens het decreet op de kwalificatiestructuur bij het bepalen van beroepskwalifica-

67 67 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 ties ook gebruik gemaakt van competentieprofielen die binnen het vrijwilligerswerk, de sportsector, het jeugdwerk en de sociaalculturele sector worden onderscheiden (bv. voor initiator, trainer, instructeur, jeugdbegeleider, animator in de jeugdzorg, bestuursvrijwilliger, natuurgids enzovoort) Ze verschillen van de beroepscompetentieprofielen omdat ze vaak met vrijwilligerswerk worden verbonden. Hoewel het soort inzet en engagement bij een vrijwilliger van een andere orde is dan bij een beroepsbeoefenaar wordt voor het overige eenzelfde competent functioneren vereist. De kwalificaties die aan vrijwilligerswerk en aan semi-agorale arbeid kunnen verbonden worden, hebben in de eerste plaats als finaliteit maatschappelijke dienstverlening. In tegenstelling tot de zuivere beroepskwalificaties die in de eerste plaats gericht zijn op intrede of doorstroming op de arbeidsmarkt. Naar inhoud toe, kunnen geen fundamentele verschillen vastgesteld worden tussen beide soorten kwalificaties. Ook een juridische analyse geeft aan dat het onderscheid tussen beroepsactiviteiten en activiteiten in de vrijwilligerssfeer of in de daaraan grenzende zones van semi-agorale arbeid wordt bepaald door de aan of afwezigheid van het arbeidsrechtelijk begrip loon. Vastgesteld kan worden dat men binnen diverse domeinen van vrijwilligerswerk eveneens streeft naar goed opgeleide, kwaliteitsvolle en competente vrijwilligers. Dit doet men bijvoorbeeld door afspraken te maken met opleidingsverstrekkers omtrent het opleidings- en bijscholingsaanbod. In de sportsector kan dit geïllustreerd worden met de VTS-opleidingen. Op basis van bovenstaande argumentatie opteren we in het decreet kwalificatiestructuur voor de mogelijkheid om competentieprofielen uit maatschappelijke sectoren zoals het vrijwilligerswerk, de sportsector, het jeugdwerk en de sociaalculturele sector, als beroepskwalificatie op te nemen. Dat kan enkel in het geval er nog geen beroepscompetentieprofiel is of zal worden ontwikkeld. Door de wijziging aan artikel 15bis van het SERVdecreet wordt de SERV het platform waar deze competentieprofielen ontwikkeld worden. Voor de sportsector zal de SERV gebruik maken van de expertise van de Vlaamse trainerschool voor het bepalen van de competentieprofielen. Sommige van die profielen kunnen worden gezien als zuivere beroepsprofielen. Andere competentieprofielen situeren zich in de vrijwilligersfeer. Voor de andere sectoren binnen het beleidsdomein CJSM (Cultuur, Jeugd, Sport en Media) ontbreekt een gestructureerd orgaan zoals de Vlaamse Trainersschool die voor de hele sector kan optreden. Voor die sectoren wordt binnen de SERV een platform gecreëerd waarin alle relevante actoren worden samengebracht en gezamenlijk bepalen welke competentieprofielen als beroepskwalificaties de weg naar de kwalificatiestructuur vinden. De SERV garandeert bij het ontwikkelen van profielen voldoende draagvlak door een paritaire vertegenwoordiging van de actoren uit de betrokken bedrijfstak, bedrijfstakken of maatschappelijke sectoren en waarborgt de toepassing van Vlaamse, federale en internationale regelgeving inzake beroepsuitoefening bij deze ontwikkelingsactiviteiten. Dat hier ook verwezen wordt naar de Vlaamse regelgeving voor beroepsuitoefening heeft onder meer te maken met het feit dat ministers die functioneel bevoegd zijn voor de toegang tot een deel van de arbeidsmarkt hiervoor hun eigen reglementering rond die toegang kunnen formuleren. Artikelen 37, 38, 39, 40 Ook in het volwassenenonderwijs worden de specifieke eindtermen voor het beroepsgericht secundair onderwijs vervangen door erkende beroepskwalificaties. In het decreet betreffende het volwassenenonderwijs moet bijgevolg niet alleen verwezen naar de eindtermen en specifieke eindtermen uit het secundair onderwijs die gelden in het volwassenenonderwijs maar moet ook worden verwezen naar de erkende beroepskwalificaties die in de plaats komen van de beroepsgerichte specifieke eindtermen. Artikel 39 van dit decreet wijzigt de definitie van twee begrippen: een opleidingsprofiel kan naast eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties ook erkende beroepskwalificatie(s) omvatten en het begrip specifieke eindtermen heeft niet langer betrekking op de kennis, vaardigheden en attitudes van een beginnend beroepsbeoefenaar maar enkel op de kennis, vaardigheden en attitudes om vervolgonderwijs aan te vatten. De verwijzing naar het begrip erkende beroepskwalificatie als einddoel voor de opleidingen van het analoge aanbod van de studiegebieden in het secundair volwassenenonderwijs wordt doorgevoerd in het opschrift van hoofdstuk IV van het decreet volwassenenonderwijs door middel van artikel 38, in artikel

68 Stuk 2158 ( ) Nr en in artikel 12 van hetzelfde decreet volwassenenonderwijs door middel van artikelen 39 en 40 van dit decreet. Het gebruik van de niveaudescriptorelementen voor de ontwikkeling van eindtermen of specifieke eindtermen gebeurt bij de eerstvolgende herziening van of bij de formulering van nieuwe eindtermen of specifieke eindtermen na de inwerkingtreding van dit decreet. Deze aanpassing wordt door middel van artikel 39 van dit decreet aan artikel 11 van het decreet betreffende het volwassenenonderwijs toegevoegd. De eindtermen voor de basiseducatie zoals omschreven in 4 van dit artikel 11 zullen gebruikt worden voor het beschrijven van onderwijskwalificatie van niveau 2. Voor het aanbod van het volwassenenonderwijs dat niet wordt geconcordeerd met het secundair onderwijs blijven de basiscompetenties zoals ze nu in het decreet voor het volwassenenonderwijs zijn voorzien van toepassing. Bij een volgende herziening of formulering van nieuwe basiscompetenties zullen ze beschreven worden op basis van de niveaudescriptorelementen van de kwalificatiestructuur en zullen de basiscompetenties de erkende beroepskwalificaties herkenbaar opnemen. Het artikel 12 van het decreet betreffende het volwassenenonderwijs wordt in die zin gewijzigd door artikel 40 van dit decreet. Het talenaanbod binnen het volwassenenonderwijs wordt beschreven in basiscompetenties. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een eigen referentiekader, het Europese Referentiekader voor Talen, opgesteld door de Raad van Europa. In artikel 40 van dit decreet wordt een punt 4 toegevoegd waarbij in 3 van het decreet betreffende het volwassenenonderwijs wordt verduidelijkt dat voor de basiscompetenties van opleidingen waarvoor nog geen erkende beroepskwalificaties bestaan andere referentiekaders kunnen gebruikt worden om competenties te beschrijven zolang er geen beroepskwalificaties beschikbaar zijn. De Vlaamse Regering bepaalt de competenties op basis van door de sectoren of door overheidsinstanties erkende referentiekaders en gebruikmakend van de descriptorelementen. Artikel 41 In dit artikel worden naast de eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties ook de erkende beroepskwalificaties toegevoegd aan de maatschappelijke opdracht van het centrum om deze met de cursisten te bereiken. Dit artikel treedt pas in werking op een door de Vlaamse Regering bepaalde datum. Wanneer er beroepskwalificaties door de Vlaamse Regering erkend zijn kunnen de centra rekening houden met de erkende beroepskwalificaties. Artikel 42 Dit artikel bepaalt dat de leerplannen ook de erkende beroepskwalificaties op een herkenbare wijze moeten opnemen. Dit artikel treedt pas in werking op een door de Vlaamse Regering bepaalde datum. Wanneer er beroepskwalificaties door de Vlaamse Regering erkend zijn kunnen de leerplannen rekening houden met de erkende beroepskwalificaties. Artikel 43 Dit artikel schrapt die passages in artikel 15 van het decreet betreffende het volwassenenonderwijs waarin melding wordt gemaakt van de beroepsgerichte specifieke eindtermen en de beroepsprofielen waarop zij gebaseerd moest worden, omdat zij door het decreet betreffende de kwalificatiestructuur vervangen worden door erkende beroepskwalificaties. Artikel 44 In het artikel 24 van het decreet volwassenenonderwijs wordt gedefinieerd wat een opleidingsprofiel ten minste moet omvatten. Zo moet het opleidingsprofiel onder andere de verdeling over de modules van de van toepassing zijnde einddoelen beschrijven. Aan de opsomming van de benamingen van deze einddoelen (eindtermen, specifieke eindtermen of basiscompetenties) wordt het begrip erkende beroepskwalificaties toegevoegd. Artikel 45 In het artikel 45 van het decreet volwassenenonderwijs worden de opdrachten van het Vlaams Ondersteuningscentrum (VOC) voor het Volwassenenonderwijs opgesomd. Zo moet het VOC de Cen-

69 69 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 tra voor Volwassenenonderwijs ondersteunen bij het realiseren van de eindtermen, specifieke eindtermen en basiscompetenties bij de cursisten. Aan de opsomming van de benamingen van deze einddoelen wordt het begrip erkende beroepskwalificaties toegevoegd. Artikel 46 In het artikel 56 van het decreet volwassenenonderwijs worden de erkenningsvoorwaarden voor de centra opgesomd. Eén van deze voorwaarden is het beantwoorden aan de decretale en reglementaire bepalingen over eindtermen, specifieke eindtermen, basiscompetenties, opleidingsprofielen en leerplannen. Aan de opsomming van de benamingen van deze einddoelen wordt het begrip erkende beroepskwalificaties toegevoegd. Dit artikel treedt pas in werking op een door de Vlaamse Regering bepaalde datum. Wanneer er beroepskwalificaties door de Vlaamse Regering erkend zijn kunnen de centra rekening houden met de erkende beroepskwalificaties. Artikel 47 Artikel 30 van het decreet leren en werken bepaalt de procedure en de referentiekaders voor het bepalen van de einddoelen van de beroepsgerichte vorming van de opleidingen binnen het deeltijds beroepssecundair onderwijs. Het begrip beroepscompetentieprofielen wordt in dit artikel vervangen door het begrip erkende beroepskwalificatie. HOOFDSTUK VII Slotbepalingen Artikel 48 Het Kwalificatiestructuurdecreet bepaalt hoe de eindtermen (eindtermen, specifieke eindtermen, de basiscompetenties) en in de toekomst ook de erkende beroepskwalificaties uit het secundair onderwijs en uit het volwassenenonderwijs zich verhouden tot onderwijskwalificaties. In artikel 16 wordt vastgelegd welke combinatievormen van eindtermen maatschappelijk relevante gehelen zijn en als onderwijskwalificaties beschouwd kunnen worden. Om zich in de toekomst in onderwijs gekwalificeerd te kunnen noemen op niveau 2, 3, 4 of 5 zal men één van de combinaties van de eindtermen zoals vastgelegd in artikel 16 van dit decreet moeten bereiken. De certificaten, getuigschriften en diploma s die nu in onderwijs worden uitgereikt zullen ook na de invoering van de kwalificatiestructuur in de nieuwe kwalificatiestructuur moeten kunnen gesitueerd worden. Het moet dan ook duidelijk zijn hoe de huidige certificaten (bv. een diploma SO in het leerplicht én in het volwassenenonderwijs én bijvoorbeeld het diploma van gegradueerde in het hbo 5 ) zich verhouden tot de onderwijskwalificaties in dit decreet vastgelegd. In het secundair onderwijs zowel als in het volwassenenonderwijs krijgt een leerling/cursist die op het einde van zijn opleiding SO de doelstellingen uit het leerplan heeft bereikt zijn of haar diploma. Wie een diploma SO behaalt, heeft dus de doelstellingen van de leerplannen gehaald en meteen ook de eindtermen en erkende beroepskwalificaties heeft bereikt vermits deze op herkenbare wijze in de leerplannen moeten opgenomen zijn. Op die wijze behaalt men automatisch een onderwijskwalificatie op niveau 4. In bepaalde opleidingen in het SO wordt niet altijd een volledige onderwijskwalificatie verworven zoals omschreven in het Kwalificatiestructuurdecreet, maar onderdelen van verschillende onderwijskwalificaties. Deze opleidingen leiden nu wel tot een diploma SO. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen in de volgende opleidingen: Industriële wetenschappen, Techniek wetenschappen, Informaticabeheer, Chemie, Biotechnische wetenschappen, Handel, Grafische technieken, Grafische wetenschappen. Aan die leerlingen of cursisten die bij de inwerkingtreding van dit decreet deze opleidingen starten, moet gegarandeerd worden dat zij net zoals vóór het vastleggen van de onderwijskwalificaties, op het einde van de opleiding een kwalificatie kunnen behalen. Daarom wordt bij wijze overgangsmaatregel gesteld dat deze opleidingen geacht worden te leiden tot een onderwijskwalificatie van niveau vier. Ook voor het bestaande aanbod hbo in het volwassenenonderwijs mag de invoering van de kwalifica-

70 Stuk 2158 ( ) Nr tiestructuur niet tot gevolg hebben dat cursisten die instappen in de huidige opleidingen op het eind van de rit geen kwalificatie meer zouden behalen. Het huidige hbo-aanbod in het volwassenenonderwijs leidt tot een diploma van gegradueerde, indien de opleiding meer dan 900 lestijden omvat. Voor de rechtszekerheid van de cursist moet ook deze certificering in de kwalificatiestructuur gesitueerd kunnen worden. Dit gebeurt door decretaal te voorzien dat in de basiscompetenties dit zijn de einddoelen voor deze opleidingen de erkende beroepskwalificaties herkenbaar opgenomen worden. Wie bijgevolg de doelstellingen van de opleiding heeft bereikt en een diploma behaalt, zal meteen ook een erkende kwalificatie hebben verworven. Het voorontwerp van decreet dat een vernieuwd hbo 5 invoert, voorziet in een overgangsperiode tot 2012 dat voor die opleidingen waarvoor geen erkende beroepskwalificaties bestaan, de Vlaamse Regering de competenties of einddoelen kan vastleggen. Het bereiken van deze competenties die in de leerplannen vervat zitten leidt dus net zoals nu het geval is tot het behalen van een diploma van gegradueerde. Leerlingen of cursisten die bij de inwerkingtreding van dit decreet deze opleidingen starten, moet gegarandeerd worden dat zij bij normale doorlooptijd een onderwijskwalificatie kunnen behalen. Daarom wordt bij wijze overgangsmaatregel gesteld dat deze opleidingen leiden tot een onderwijskwalificatie van niveau vier. Artikel 49 De procedure voor erkenning van kwalificaties zes, zeven en acht beschreven in de artikelen 18, 19 en 20 van dit decreet is van toepassing op nieuwe kwalificaties in het hoger onderwijs. De opleidingen die nu al in het onderwijsregister zijn opgenomen, worden automatisch in de kwalificatiedatabank geregistreerd. Er gebeurt m.a.w. geen nieuwe accreditatie. Omdat de leerresultaten van de opleidingen verschillen, zullen de leerresultaten die in de referentiekaders van de visitatierapporten zijn opgenomen als kwalificaties in de kwalificatiedatabank opgenomen worden. De referentiekaders bevatten een overzicht van de leerresultaten die men van studenten verwacht die een bepaalde opleiding volgen en worden bij de visitatie van alle instellingen die de opleiding aanbieden gebruikt. De referentiekaders worden opgesteld door de leden van de visitatiecommissie op basis van de Dublindescriptoren, de descriptoren in het Structuurdecreet hoger onderwijs, de doelstellingen van de verschillende instellingen en internationale verwachtingen. Artikel 50 Een aantal artikelen treden in werking op een door de Vlaamse Regering bepaalde datum. Het gaat om artikelen waarbij geregeld wordt dat gebruik moet worden gemaakt van erkende onderwijskwalificaties of erkende beroepskwalificaties. Deze artikelen kunnen pas in werking treden vanaf het moment dat er erkende beroeps- of onderwijskwalificaties beschikbaar zijn. Het gaat om de artikelen 21, 25, 41, 42, 46. Inwerkingtreding Er wordt geen afzonderlijke bepaling opgenomen in het decreet om de inwerkingtreding te regelen, met uitzondering van de artikelen opgenomen in artikel 53. Het decreet treedt integraal in werking tien dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad. De oprichting en operationalisering van het agentschap dat in dit decreet een aantal taken vervult in de erkenningsprocedures en dat de registratie van alle erkende kwalificaties moet verzorgen, zal op hetzelfde ogenblik als de inwerkingtreding van dit decreet of zo snel mogelijk daarna gerealiseerd moeten worden teneinde de uitvoering van dit decreet te waarborgen. Het gebruik van erkende beroepskwalificaties in onderwijs als onderdeel van een onderwijskwalificatie, als vervanging van de specifieke eindtermen voor de beroepsgerichte gedeelten treedt eveneens onmiddellijk in werking. Dit zal pas operationeel zijn op het moment en naarmate dat beroepscompetentieprofielen de procedure voor erkenning hebben doorlopen. De bepaling dat niveaudescriptorelementen bij de ontwikkeling van eindtermen, specifieke eindtermen in het onderwijs gebruikt moeten worden, wordt eveneens onmiddellijk van kracht. Deze bepaling wijzigt niets aan de periodiciteit van de herziening van de eindtermen. Het heeft enkel tot gevolg dat bij de eerstvolgende herziening van de eindtermen na de inwerking van dit decreet, deze niveaudescriptorelementen zullen toegepast worden. Voor de opleidingen van de basiseducatie en het secundair volwassenenonderwijs zullen de erkende beroepskwalificaties of de herziene (specifieke) eindtermen opgenomen worden bij de driejaarlijkse evaluatie van de goedgekeurde opleidingsprofielen,

71 71 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 zoals bepaald in de desbetreffende besluiten van de Vlaamse Regering. Wanneer op het ogenblik van die evaluatie de erkende beroepskwalificaties of herziene eindtermen beschikbaar zijn, zullen ze onverkort opgenomen worden bij de aanpassing van de overeenkomstige opleidingsprofielen. De minister-president van de Vlaamse Regering, Kris PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, Frank VANDENBROUCKE

72 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 72

73 73 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Bijlage bij de memorie van toelichting bij het voorontwerp van decreet betreffende de Kwalificatiestructuur

74 Stuk 2158 ( ) Nr Opbouw van de Vlaamse kwalificatiestructuur 1.1 Kenmerken van de kwalificatiestructuur De kwalificatiestructuur is een classificatiesysteem waarmee we kwalificaties op een bepaalde manier samenzetten in (hiërarchische) groepen. Hiermee zijn kwalificaties op een eenvoudige manier te identificeren, te bestuderen en terug te vinden. Op die manier proberen we overzicht te houden en inzicht te krijgen in kwalificaties. Bijgevolg moet de kwalificatiestructuur voldoende elementen bevatten waarmee het mogelijk is kwalificaties van elkaar te onderscheiden en in te delen. Het is ook belangrijk dat we in de kwalificatiestructuur relaties tussen kwalificaties kunnen verduidelijken zoals de relatie tussen bovenliggende en onderliggende kwalificaties (verticale relaties) en de relaties tussen kwalificaties van eenzelfde niveau (horizontale relaties). Omdat kwalificaties snel evolueren is het nodig een flexibele structuur te ontwerpen, waarin op een eenvoudige manier kwalificaties kunnen worden bijgevoegd of weggelaten zonder dat de transparantie van de structuur verloren gaat. Bij het ontwerpen van de kwalificatiestructuur is gebruik gemaakt van bestaande classificatiesystemen voor kwalificaties, is gezocht naar criteria om kwalificaties van elkaar te onderscheiden en hiërarchisch te ordenen in een beperkt aantal niveaus. Een te groot aantal niveaus zou de kwalificatiestructuur immers onoverzichtelijk en weinig gebruiksvriendelijk maken. Het uiteindelijke resultaat leverde een raamwerk op met acht kwalificatieniveaus. Alle kwalificaties in de kwalificatiestructuur zullen op één van deze acht niveaus gepositioneerd worden. Acht niveaudescriptoren beschrijven respectievelijk de acht niveaus. Ze geven een algemene omschrijving van de karakteristieken van competenties die eigen zijn aan een niveau. De niveaudescriptoren: - zijn inclusief en dus noodzakelijk algemeen geformuleerd. De niveaudescriptoren zijn generiek om kwalificaties te vatten in zeer uiteenlopende contexten. Competenties kunnen in zeer verschillende contexten verworven (op de werkplek, in een schoolse context, thuis) en ingezet worden. - focussen op competenties en verduidelijken de kennis en vaardigheden die daarbij horen, de mate van specificiteit van de context waarin die kennis en vaardigheden worden gebruikt en de mate van verantwoordelijkheid en autonomie die daarbij verwacht wordt. Omdat competenties leerresultaten zijn, drukken de niveaus in het raamwerk geen studieduur uit. - zijn cumulatief. De karakteristieken van de competenties van één niveau gelden ook voor de daarboven liggende niveaus en worden daarin dus niet meer herhaald. Het spreekt voor zich dat iemand die beschikt over het vermogen om complexe gespecialiseerde vaardigheden toe te passen (niveau 6) ook informatie uit het geheugen kan oproepen (niveau 1). - zijn onderscheidend en geven duidelijk de verschillen tussen de niveaus aan. Op niveau 1 beperken de cognitieve vaardigheden zich tot het oproepen van informatie uit het geheugen en de toepassing ervan. Op niveau 2 moet men een beroep doen op het vermogen om gegeven informatie te analyseren, door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen.

75 75 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 - beschrijven alleen die karakteristieken van competenties die essentieel zijn om het verschil tussen kwalificaties van verschillende niveaus aan te duiden. Attitudes zijn bijvoorbeeld niet opgenomen omdat ze van even groot belang zijn bij kwalificaties van verschillende niveaus. Zo is het niet werkbaar om bijvoorbeeld geduldig zijn en eerlijk zijn volgens toenemende complexiteit in acht niveaus in te delen. Dat betekent helemaal niet dat attitudes niet van belang zijn. Het is immers perfect mogelijk om attitudes op te nemen in de beschrijving van kwalificaties. Ze spelen alleen geen rol bij het aanduiden van verschillen tussen de niveaus. Iedere niveaudescriptor bestaat uit descriptorelementen. Het gaat om kennis, vaardigheden, context, autonomie en verantwoordelijkheid. Kennis omvat verklarende kennis (gebeurtenissen, feiten, begrippen, begrippenkaders, principes en theorieën) en procedurele kennis (heuristieken/denkregels, technieken, methodes, procedures en strategieën) uit (een deel van) een kennisgebied, en het beheersingsniveau waarop de kennis is verworven. Vaardigheid is de bekwaamheid om op een effectieve en efficiënte wijze iets te doen met de verworven kennis. Vaardigheid is dus kennen en vooral kunnen. Er zijn verschillende soorten vaardigheden die allemaal met een verschillende moeilijkheidsgraad kunnen worden toegepast. Kennis en vaardigheden worden steeds gebruikt in een context. Deze laatste bestaat uit de omgevingscontext en de handelingscontext. De omgevingscontext zegt iets over de omstandigheden waarin kennis en vaardigheden moeten worden gebruikt. Het kan bijvoorbeeld zijn dat men in steeds wisselende omgevingen terecht komt of dat men onder tijdsdruk moet werken of dat er weinig structuur is in de opdrachten, enz. Handelingscontext verwijst naar aspecten zoals werken met mensen of met machines, werken met breekbare of kostbare producten. Autonomie is de mogelijkheid om zelf beslissingen te nemen en toont de mate van onafhankelijkheid. Verantwoordelijkheid is de verplichting om te zorgen dat iets goed functioneert en de bereidheid om daar rekenschap van te geven. De descriptorelementen vormen de basis voor het bepalen van niveaus in het raamwerk. Van elk descriptorelement worden een aantal oriëntatiepunten of meetpunten hiërarchisch uitgezet. Het aantal meetpunten verschilt van descriptorelement tot descriptorelement. Soms zijn dat er vijf, soms zes, soms acht. Kennis bijvoorbeeld wordt in acht verschillende meetpunten beschreven. Het eerste meetpunt is daarbij het minste complex, het laatste het meest. Op niveau 1 is de kennis elementair en beperkt tot het herkennen van materialen, van beknopte en eenduidige informatie, van eenvoudige en concrete basisbegrippen en basisregels uit een deel van een domein. Een kwalificatie van niveau 8 omvat een systematische en uitermate gespecialiseerde kennis van een substantieel deel van een specifiek domein of op het raakvlak tussen verschillende domeinen. Bestaande kennis wordt uitgebreid of geherdefinieerd. Daarenboven wordt nieuwe kennis geïnterpreteerd en gecreëerd via origineel onderzoek of geavanceerde wetenschappelijke studie. Autonomie wordt daarentegen met zes meetpunten beschreven. Door combinaties te maken van de meetpunten voor de verschillende descriptorelementen komen we tot acht beschrijvingen voor elk van de onderscheiden niveaus van het raamwerk, oplopend van 1 tot 8. Hieronder geven we verder uitleg bij de gevolgde werkwijze voor het afbakenen van de niveaus en het bepalen van de niveaudescriptoren. 1.2 Gehanteerde begrippen We geven vooraf een korte toelichting bij een aantal begrippen die we verder in de tekst gebruiken bij het afbakenen van de niveaus.

76 Stuk 2158 ( ) Nr Deductie denkprocédé waarbij men vanuit een algemene stelling het bijzondere, specifieke afleidt. (tegengestelde: inductie). Domein een afgebakend kennisgebied, dat een onderdeel is van een maatschappelijk veld en eventueel onderverdeeld is in subdomeinen. Extrapoleren gekende en aanvaarde gegevens op basis van veronderstelde continuïteit of verwachte overeenkomst uitbreiden met niet onderzochte gegevens. De bestaande reeks gegevens wordt verlengd. Bijvoorbeeld het naar de toekomst doortrekken van huidige situaties of trends. Inductie denkprocédé waarbij men vanuit minder algemene gegevens, vooral ervaringsgegevens, besluit tot algemene hypothesen, en bij uitbreiding vanuit gegevens over bepaalde gevallen tot een bewering over een analoog geval. (tegengestelde: deductie). Interpoleren ontbrekende gegevens tussenvoegen op basis van afleiding uit gekende (maar onvoldoende) gegevens binnen eenzelfde reeks. Bij een serie waarnemingen of vaststellingen een tussenliggende waarde schatten. Declaratieve kennis omvat min of meer precieze beweringen over gebeurtenissen, feiten, maar ook over begrippen en begrippenkaders, principes en theorieën. Ze is descriptief (beschrijvend), propositioneel (mededelend) of conceptueel (abstract, theoretisch). Procedurele kennis omvat middelen om een doel te bereiken: heuristieken (denkregels), technieken, methodes, procedures en strategieën. Ze is prescriptief (schrijft bepaalde acties voor). Procedure voorgeschreven volgorde waarin bepaalde handelingen moeten worden uitgevoerd (=algoritme); de uitvoeder heeft weinig of geen keuzes. Standaardprocedure gangbare, als normaal aangenomen procedure. Taxonomie classificatiesysteem; in deze context een classificatie van kwalificaties, met het doel ze te ordenen.

77 77 Stuk 2158 ( ) Nr Niveau-afbakening door descriptorelementen In dit hoofdstuk proberen we te verduidelijken hoe de niveaus van de kwalificatiestructuur tot stand zijn gekomen en hoe we tot de niveaudescriptor zijn gekomen. Voor beide hebben we gebruik gemaakt van de descriptorelementen. Dat gebeurt door voor elk descriptorelement een aantal oriëntatiepunten hiërarchisch uit te zetten. We spreken van meetpunten. Voor het vastleggen van de meetpunten wordt dan weer gebruik gemaakt van bestaande taxonomieën en classificatiesystemen. De indeling van de kennis- en vaardigheidselementen is hoofdzakelijk gebaseerd op de taxonomieën van Bloom-Krathwohl, Romiszowski en Lundvall-Johnson. De beschrijving van context, autonomie en verantwoordelijkheid is onder meer gebaseerd op de studie van descriptoren van internationaal gehanteerde classificatiesystemen en buitenlandse kwalificatiestructuren. Door combinaties te maken van de meetpunten voor de verschillende descriptorelementen komen we uiteindelijk tot acht beschrijvingen voor elk van de onderscheiden niveaus van het raamwerk, oplopend van 1 tot Kennis Het descriptorelement kennis omvat de aard van de kennis (declaratieve of procedurele) uit een deel van een kennisgebied, uit een volledig kennisgebied of uit verschillende kennisgebieden en het beheersingsniveau waarop de kennis is verworven (1) weten, herkennen; (2) begrijpen (inzichtelijke kennis); (3) toepassen (know how reproductief of productief). Het laatste beheersingsniveau hebben we uiteindelijk niet opgenomen bij kennis, maar bij de cognitieve vaardigheden (zie verder). Soorten kennis feiten, informatie begrippen concrete abstracte begrippenkaders (taxonomieën, classificaties) declaratieve (knowwhat)* procedurele(knowwhy)* systeem en structuren regels wetten, formules processen procedures methodes Beheersingsniveau weten, herkennen

78 Stuk 2158 ( ) Nr begrijpen (inzicht) gegevens omschrijven en illustreren gegevens interpreteren hoofd- en bijzaken onderscheiden informatie samenvatten informatie structureren gegevens extrapoleren en interpoleren *Deze indelingselementen komen uit de kennistaxonomie van Lundvall en Johnson (context: kenniseconomie, The learning economy, 1994) Op basis van de bovenstaande indeling van kennis kunnen we volgende meetpunten onderscheiden. Meetpunten: Materialen, beknopte, eenduidige informatie, eenvoudige, concrete basisbegrippen en basisregels uit een deel van een specifiek domein herkennen. Informatie, concrete begrippen en standaardprocedures uit een specifiek domein begrijpen (omschrijven en illustreren). Een aantal abstracte begrippen, wetten, formules en methodes uit een specifiek domein begrijpen; hoofd- en bijzaken uit informatie onderscheiden en de informatie samenvatten. Concrete en abstracte gegevens (informatie en begrippen) uit een specifiek domein interpreteren. De informatie uit een specifiek domein met aanvullende concrete en abstracte gegevens uitbreiden (extrapoleren) of met ontbrekende gegevens aanvullen (interpoleren); begrippenkaders hanteren; zich bewustzijn van de reikwijdte van de domeinspecifieke kennis. Kennis en inzichten uit een specifiek domein kritisch evalueren en combineren. Kennis en inzichten uit een specifiek domein of op het raakvlak tussen verschillende domeinen integreren en herformuleren. Bestaande kennis uit een substantieel deel van een specifiek domein of op het raakvlak tussen verschillende domeinen uitbreiden en/of herdefiniëren Vaardigheden Een vaardigheid is de bekwaamheid om op effectieve en efficiënte wijze iets te doen met de verworven kennis. Het descriptorelement vaardigheid heeft betrekking op kennen en vooral op kunnen. We onderscheiden verschillende soorten vaardigheden: affectieve vaardigheden, zoals sociale, emotionele, ethische, motivationele, empathische vaardigheden;

79 79 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 cognitieve vaardigheden, zoals communicatieve, omgaan met informatie, reken- vaardigheden; motorische vaardigheden, zoals groot-motorische, klein-motorische, constructieve vaardigheden, accuraat handelen. Vaardigheden kunnen van een verschillende complexiteit zijn. Breedte en diepgang kunnen van vaardigheid tot vaardigheid verschillen. Alle soorten vaardigheden kunnen met een verschillende moeilijkheidsgraad worden uitgevoerd op een reproductieve manier en op een productieve manier. Dat levert de volgende indeling op voor het descriptorelement vaardigheden. Affectieve vaardigheden Cognitieve vaardigheden Motorische vaardigheden 1 Reproductieve vaardigheden Rolgedrag: handelen op grond van normen uit gehoorzaamheid of sociale verantwoordelijkheid door conformiteit, persoonlijke gewoontevorming, etiquette Geautomatiseerde toepassingen van kennis Eenvoudige adaptieve vaardigheden: typen, hout zagen, schaatsen, Praktisch-technische vaardigheden: bedienen van machines, racketsporten Sensomotorische vaardigheden: klanken, geluiden nabootsen met stem, naspelen met instrument, dansbewegingen, Productieve vaardigheden Waardegedrag: handelen op grond van een eigen waardesysteem door integratie van waarden, kunnen kiezen tussen rollen, een situatie willen veranderen Analyseren: onderscheiden van elementen, analyse van relaties en verbanden, analyse via deductie of inductie Synthetiseren: creatief denken, op een persoonlijke en originele manier elementen tot een geheel combineren Constructievaardigheden: industriële design, metselwerk, Strategievaardigheden: strategiesporten en spelen, goochelen. Artistiek-creatieve vaardigheden: artistiek dansen, mime, musiceren, Evalueren: kritisch denken, waardeoordelen vormen door gegevens te toetsen aan normen en criteria, keuzes maken 1 De classificatie is deels gebaseerd op de psychomotorische taxonomie van A.Harrow

80 Stuk 2158 ( ) Nr Bepaalde affectieve vaardigheden en ook attitudes zijn belangrijk voor het behalen van kwalificaties en zullen dus ongetwijfeld als competenties opgenomen worden in de beschrijving van die kwalificaties. Maar affectieve vaardigheden geven geen indicatie i.v.m. het niveau van een kwalificatie. Het is dus niet zo dat bijvoorbeeld rolgedrag enkel voorkomt in kwalificaties van niveau 1 en 2 en waardegedrag enkel in kwalificaties van niveau 6 en 7. De affectieve vaardigheden zijn daarom niet opgenomen als bepalende factor bij het onderscheiden van niveaus en worden bijgevolg buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van de meetpunten voor vaardigheden. We bepalen enkel meetpunten voor de cognitieve vaardigheden, voor de motorische vaardigheden en voor de combinatie van cognitieve met motorische vaardigheden. Meetpunten voor cognitieve vaardigheden Kennis geautomatiseerd kunnen toepassen. Teksten en situaties kunnen analyseren door samenstellende elementen te onderscheiden en verbanden te zien (analyseren) Teksten en situaties kunnen analyseren via deductie of inductie (analyseren). Gegevens op een persoonlijke en creatieve wijze tot een origineel geheel combineren (synthetiseren). Gegevens kritisch toetsen aan normen en criteria (evalueren). Meetpunten voor motorische vaardigheden Eenvoudige praktische handelingen of lichaamsbewegingen door nabootsing uitvoeren (adaptieve vaardigheid). Aangeleerde praktische handelingen of technische lichaamsactiviteiten zelfstandig uitvoeren, al dan niet met behulp van toestellen of instrumenten (praktische vaardigheid). Zintuiglijke waarnemingen nabootsen via lichamelijke activiteit of met behulp van instrumenten (sensomotorische vaardigheid). Voorwerpen, producten, bouwwerken construeren op basis van een plan (constructievaardigheid). Handelingen verrichten die tactisch en strategisch inzicht vereisen (strategievaardigheid). Op een hoogst persoonlijke wijze artistieke creaties gestalte geven (artistiek -creatieve vaardigheid). Meetpunten voor de combinatie cognitief - motorisch Een speciale vorm van meetpunten ontstaat door het combineren van cognitieve en motorische vaardigheden. Dit is het geval bij aanpakwijzen. Die vormen een belangrijk element voor een kwalificatie. De complexiteit van de aanpak wordt getypeerd naar de mate waarin sprake is van repetitieve en herkenbare handelingen of van niet-routinematige handelingen, het al dan niet vertrouwd zijn met de aard (concreet of abstract) van de problemen en het al dan niet kunnen bedenken en aanwenden van nieuwe oplossingsstrategieën en procedures.

81 81 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Geautomatiseerde routines: Ze worden aangewend om bekende en routinematige opdrachten aan te vatten. Het betreft het uitvoeren van repetitieve handelingen die gekoppeld zijn aan automatisch uitgevoerde algoritmen. Standaardprocedures: Ze worden aangewend om een beperkt aantal herkenbare problemen op te lossen. Het betreft het uitvoeren van voorgeschreven strategieën die gekoppeld zijn aan het niet-automatisch toepassen van algoritmen. Een combinatie van standaardprocedures: Ze wordt aangewend bij het oplossen van diverse niet-vertrouwde problemen. Beschikbare informatie wordt geëvalueerd, geïntegreerd en strategieën worden ontwikkeld om problemen (met bestaande procedures) op te lossen. Een combinatie van complexe, geavanceerde en/of innovatieve procedures: Relevante technieken, methodes en hulpmiddelen worden opgezocht en kritisch beoordeeld, gecombineerd en innovatief aangewend om ze toe te passen bij het oplossen van niet-vertrouwde complexe problemen Ontwikkeling van nieuwe procedures: Is gekoppeld aan vaardigheden om problemen langs nieuwe wegen op te lossen en daarmee eventueel nieuwe aspecten toe te voegen Context Er kunnen twee soorten context onderscheiden worden: de omgevingscontext, waarin de volgende elementen in een continuüm aanwezig zijn: o o o o o stabiliteit: constant wisselend vertrouwdheid: vertrouwd nieuw complexiteit: enkelvoudig complex ordening: gestructureerd niet-gestructureerd tijd: tijdsdruk onbelangrijk tijdsdruk belangrijk de handelingscontext, waarin de objecten van de handeling o o delicaat (kostbaar en/of kwetsbaar) of niet-delicaat zijn actief ( het object is een mens die een bewust actieve rol speelt in het bepalen van de focus van de handeling) of passief (het object speelt geen bewust actieve rol: bv. een voorwerp of een dier) zijn Meetpunten voor de omgevingscontext: Handelen in een constante, vertrouwde, enkelvoudige en goed gestructureerde context, waarin de tijdsdruk van gering belang is.

82 Stuk 2158 ( ) Nr Handelen in een beperkt aantal enkelvoudige, vertrouwde of gelijkaardige contexten. Handelen in gelijkaardige contexten waarin een aantal factoren veranderen. Handelen in een combinatie van wisselende contexten. Handelen in een reeks van nieuwe, complexe contexten. Handelen in complexe en gespecialiseerde contexten. Meetpunten voor de handelingscontext: Handelen met niet-delicate objecten. Handelen met delicate, passieve objecten. Handelen met delicate, actieve objecten Autonomie Autonomie is de mogelijkheid om zelf beslissingen te nemen. Het toont de mate waarin het werk onafhankelijk kan worden aangepakt en uitgevoerd en de mate waarin initiatieven worden genomen. Autonomie is een instrumentele waarde, net zoals verantwoordelijkheid (zie verder). (cf. Rokeach). Het is met andere woorden een gewenste manier van gedragen of een gewenste bestaanstoestand die richtinggevend is voor gedragingen, attitudes en oordelen ten overstaan van specifieke dingen en situaties. We onderscheiden hiervoor de volgende meetpunten. Meetpunten: Onder rechtstreekse leiding functioneren. Functioneren met beperkte autonomie, met aanwijzingen of advies van derden. Binnen een afgebakend takenpakket functioneren met enige autonomie. Autonoom functioneren met (enig) initiatief. Autonoom functioneren met een ruime mate van initiatief. Autonoom functioneren met beslissingsrecht Verantwoordelijkheid Verantwoordelijkheid is de verplichting om te zorgen dat iets goed functioneert en de bereidheid om daar rekenschap van te geven. Binnen het raamwerk wordt onder verantwoordelijkheid verstaan: de verplichting die men heeft om voor iets te zorgen, zodat men zijn eigen denken en willen moet richten op beslissingen die moeten genomen worden en waarvoor men ook rekenschap moet afleggen. Verantwoordelijkheid situeert zich in deze betekenis altijd binnen een taakstelling. De verantwoordelijkheid beperkt zich tot het bereiken van taakdoelen, en slaat niet op het effectief (bege-)leiden van mensen, want daarin spelen vooral sociale en communicatieve vaardigheden mee, die niet verbonden zijn met een bepaald

83 83 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 kwalificatieniveau. Verantwoordelijkheid slaat wél op het inschatten van de rol van mensen en van het belang van persoonskenmerken voor het bereiken van gemeenschappelijke doelen. Verantwoordelijkheid nemen zal afhangen van het begrijpen van de onderdelen, de aspecten van de taak of de opdracht die men krijgt; het begrijpen van de doelstellingen van de taak (de persoonlijke taakdoelen en/of de gemeenschappelijke taakdoelen); het inzicht in het ruimte- en tijdsperspectief van de taak (bv. de brede implicaties van opdrachten binnen een taak, de perspectieven die opdrachten binnen een taak bieden, voor zichzelf en/of voor anderen binnen de werkcontext); de capaciteit om visie te ontwikkelen over de manier waarop doelen kunnen bereikt worden. De hier voorgestelde inhoudelijke invulling van verantwoordelijkheid en de bepalende elementen voor de mate van verantwoordelijkheid leveren de volgende meetpunten op. Meetpunten: Onder leiding de eigen taak tot een goed einde brengen, met aandacht voor persoonlijke doeltreffendheid. Beperkte uitvoerende verantwoordelijkheid opnemen voor eigen werk. Beperkte organisatorische verantwoordelijkheid opnemen voor eigen werk. Volledige (uitvoerende en organisatorische) verantwoordelijkheid opnemen voor eigen werk (en het bereiken van eigen taakdoelen) en in staat zijn het eigen functioneren te evalueren en bij te sturen in het licht van de te bereiken collectieve doelen. Verantwoordelijkheid opnemen voor het bereiken van persoonlijke resultaten en voor het stimuleren van collectieve resultaten (inzicht hebben in de stimulerende en remmende factoren en spontaan initiatief nemen om daaraan iets te doen). Medeverantwoordelijkheid opnemen voor het bepalen van collectieve resultaten. Eindverantwoordelijkheid opnemen voor het bepalen van collectieve resultaten. Verantwoordelijkheid opnemen voor de ontwikkeling van de professionele praktijk (de werkcontext overstijgend) of van wetenschappelijk onderzoek.

84 Stuk 2158 ( ) Nr Overzicht descriptorelementen per niveau Combinatie van meetpunten voor de verschillende descriptorelementen levert een indeling in acht niveaus op en de basiselementen voor een algemene beschrijving per niveau. Hieronder laten we per niveau zien welke meetpunten voor kennis, vaardigheden, context, autonomie en verantwoordelijkheid met elkaar worden gecombineerd. VKSniveau Kennis Niveadescriptorelementen Context Vaardigheden Autonomie Verantwoordelijkheid VKS 1 materialen, beknopte, eenduidige informatie, eenvoudige, concrete basisbegrippen en -regels uit een deel van een specifiek domein herkennen één of meer van de volgende vaardigheden aanwenden: - cognitieve: informatie uit het geheugen oproepen, herinneren en toepassen - motorische: automatismen gebruiken en praktische handelingen nabootsen repetitieve en herkenbare handelingen uitvoeren in routinetaken handelen in een stabiele, vertrouwde, enkelvoudige en goed gestructureerde context, waarin de tijdsdruk van gering belang is handelen met niet-delicate objecten onder rechtstreekse leiding functioneren blijk geven van persoonlijke doeltreffendheid

85 85 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 VKS 2 informatie, concrete begrippen en standaardprocedures uit een specifiek domein begrijpen één of meer van de volgende vaardigheden aanwenden: - cognitieve: informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen - motorische: zintuiglijke ervaringen in motorische handelingen omzetten aangeleerde praktisch-technische handelingen uitvoeren een geselecteerd aantal standaardprocedures bij het uitvoeren van taken toepassen; voorgeschreven strategieën aanwenden voor het oplossen van een beperkt aantal herkenbare concrete problemen VKS 3 een aantal abstracte begrippen, wetten, formules en methodes uit een specifiek domein begrijpen; hoofd- en bijzaken in informatie onderscheiden één of meer van de volgende vaardigheden aanwenden: - cognitieve: informatie analyseren via deductie en inductie informatie synthetiseren - motorische: constructies maken op basis van een plan handelingen verrichten die tactisch en strategisch inzicht vereisen artistiek-creatieve vaardigheden toepassen standaardprocedures en methodes kiezen, combineren en gebruiken bij het uitvoeren van taken en bij het oplossen van een verscheidenheid van welomschreven concrete problemen VKS 4 concrete en abstracte gegevens (informatie en begrippen) uit een specifiek domein interpreteren reflectieve cognitieve en productieve motorische vaardigheden toepassen gegevens evalueren en integreren en strategieën ontwikkelen voor het uitvoeren van diverse taken en voor het oplossen van diverse concrete, niet-vertrouwde (maar weliswaar domeinspecifieke) problemen handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, enkelvoudige, vertrouwde contexten handelen met delicate, passieve objecten onder begeleiding functioneren met beperkte autonomie beperkte uitvoerende verantwoordelijkheid opnemen voor eigen werk handelen in vergelijkbare contexten waarin een aantal factoren veranderen handelen met delicate, actieve objecten binnen een afgebakend takenpakket functioneren met enige autonomie beperkte organisatorische verantwoordelijkheid opnemen voor eigen werk handelen in een combinatie van wisselende contexten autonoom functioneren met enig initiatief volledige verantwoordelijkheid voor eigen werk opnemen; het eigen functioneren evalueren en bijsturen met het oog op het bereiken van collectieve resultaten

86 Stuk 2158 ( ) Nr VKS 5 de informatie uit een specifiek domein met concrete en abstracte gegevens uitbreiden of met ontbrekende gegevens aanvullen; begrippenkaders hanteren; zich bewust zijn van de reikwijdte van de domeinspecifieke kennis geïntegreerde cognitieve en motorische vaardigheden toepassen kennis transfereren en procedures flexibel en inventief aanwenden voor het uitvoeren van taken en voor het strategisch oplossen van concrete en abstracte problemen VKS 6 kennis en inzichten uit een specifiek domein kritisch evalueren en combineren complexe gespecialiseerde vaardigheden toepassen, gelieerd aan onderzoeksuitkomsten relevante gegevens verzamelen en interpreteren en geselecteerde methodes en hulpmiddelen innovatief aanwenden om niet-vertrouwde complexe problemen op te lossen VKS 7 kennis en inzichten uit een specifiek domein of op het raakvlak tussen verschillende domeinen integreren en herformuleren complexe nieuwe vaardigheden toepassen, gelieerd aan zelfstandig, gestandaardiseerd onderzoek complexe, geavanceerde en/of innovatieve probleemoplossende technieken en methodes kritisch beoordelen en toepassen VKS 8 bestaande kennis uit een substantieel deel van een specifiek domein of op het raakvlak tussen verschillende domeinen uitbreiden en/of herdefiniëren nieuwe kennis via origineel onderzoek of geavanceerde wetenschappelijke studie interpreteren en creëren projecten ontwerpen en uitvoeren die de bestaande procedurele kennis uitbreiden en herdefiniëren, gericht op het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden, technieken, toepassingen, praktijken en/of materialen handelen in een reeks van nieuwe, complexe contexten autonoom functioneren met initiatief verantwoordelijkheid opnemen voor het bereiken van persoonlijke resultaten en voor het stimuleren van collectieve resultaten handelen in complexe en gespecialiseerde contexten functioneren met volledige autonomie en een ruime mate van initiatief medeverantwoordelijkheid opnemen voor het bepalen van collectieve resultaten handelen in onvoorspelbare, complexe en gespecialiseerde contexten volledig autonoom functioneren met beslissingsrecht eindverantwoordelijkheid opnemen voor het bepalen van collectieve resultaten handelen in bijzonder complexe contexten met brede, innoverende implicaties met een hoge mate van kritische zin en sturend vermogen de verantwoordelijkheid opnemen voor de ontwikkeling van de professionele praktijk of van wetenschappelijk onderzoek

87 87 Stuk 2158 ( ) Nr Overzicht niveaudescriptoren Vervolgens hebben we de descriptorelementen per kwalificatieniveau in een samenhangende beschrijving gegoten. VKS Niveau 1 VKS Niveau 2 VKS Niveau 3 VKS Niveau 4 Een kwalificatie van niveau 1 omvat herkenbare handelingen die herhaald worden uitgevoerd bij routinetaken en in een goed gestructureerde, stabiele, enkelvoudige en vertrouwde context, waarin de tijdsdruk weinig meespeelt. De kennis is elementair en beperkt tot het herkennen van materialen, van beknopte en eenduidige informatie, van eenvoudige en concrete basisbegrippen en basisregels uit een deel van een domein. Het arsenaal aan vaardigheden is gelimiteerd: informatie wordt uit het geheugen opgeroepen en toegepast en er worden automatismen gebruikt. Aangeleerde praktische handelingen worden nagebootst en richten zich op niet-delicate objecten. Onder rechtstreekse leiding kan het eigen, strikt afgelijnde takenpakket naar behoren worden afgehandeld. Een kwalificatie op niveau 2 omvat competenties die het mogelijk maken te handelen met delicate, maar passieve objecten. Dat gebeurt met een beperkte autonomie en een beperkte uitvoerende verantwoordelijkheid voor eigen werk. Een geselecteerd aantal standaardprocedures wordt toegepast. Voorgeschreven strategieën worden aangewend om concrete problemen op te lossen, die weliswaar gelimiteerd en herkenbaar zijn. Typisch voor deze kwalificatie is het aanwenden van één of meer van de volgende vaardigheden: analyseren van gegeven informatie door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen, zintuiglijke ervaringen in motorische handelingen om te zetten of aangeleerde praktisch-technische handelingen onder begeleiding uit te voeren Dat gebeurt in een beperkt aantal vergelijkbare, enkelvoudige en vertrouwde contexten. De kennis omvat het begrijpen van informatie, van standaardprocedures, en concrete begrippen uit een specifiek domein. Een kwalificatie van niveau 3 omvat het vermogen om hoofd- en bijzaken in informatie te onderscheiden en een aantal abstracte begrippen, wetten, formules en methoden te begrijpen. Handelen met delicate en actieve objecten is mogelijk. De contexten zijn weliswaar vergelijkbaar, maar sommige factoren veranderen. Keuzevaardigheid is een karakteristiek gegeven van dit niveau. Standaardprocedures en methoden worden zelf gekozen om taken uit te voeren en verscheidene concrete en welomschreven problemen op te lossen. Tot de cognitieve vaardigheden behoren: analyseren via inductie en deductie, en synthetiseren. Motorische vaardigheden worden aangewend om handelingen te verrichten van artistiek-creatieve aard of die tactisch en strategisch inzicht vereisen, of om constructies te maken op basis van een plan. Die kwalificaties verwijzen altijd naar een zekere graad van autonomie binnen een afgebakend takenpakket en een beperkte organisatorische verantwoordelijkheid voor eigen werk. Kwalificaties van niveau 4 omvatten competenties die gericht zijn op het oplossen van diverse niet-vertrouwde, maar concrete en domeinspecifieke problemen. Dat gebeurt door het ontwikkelen van een strategische aanpak op basis van het afwegen en integreren van informatie. Concrete én abstracte gegevens uit een specifiek domein worden geïnterpreteerd. De taken zijn divers en hebben betrekking op een combinatie van wisselende contexten. De vaardigheden zijn van reflectieve (cognitieve) en van productieve motorische aard. De kwalificaties verwijzen naar autonoom handelen met enig initiatief en volledige autonomie en verantwoordelijkheid ten opzichte van het eigen functioneren. Het eigen handelen wordt geëvalueerd en bijgestuurd met het oog op het bereiken van collectieve resultaten.

88 Stuk 2158 ( ) Nr VKS Niveau 5 VKS Niveau 6 VKS Niveau 7 VKS Niveau 8 Een kwalificatie van niveau 5 omvat het vermogen om de informatie uit een specifiek domein met concrete en abstracte gegevens uit te breiden (extrapolatie) of met ontbrekende gegevens aan te vullen (interpolatie) en om begrippenkaders te hanteren. Anderzijds is men zich bewust van de reikwijdte van de domeinspecifieke kennis. Geïntegreerde cognitieve en/of motorische vaardigheden worden toegepast. Theoretische en praktische kennis worden getransfereerd. Procedures en strategisch denken worden flexibel en inventief ingezet bij de uitvoering van concrete en abstracte problemen. Verworven kennis en vaardigheden worden gebruikt in een reeks van nieuwe, complexe contexten. De autonomie, het initiatief en de verantwoordelijkheid reiken verder dan het eigen werk en het eigen handelen; ook groepsresultaten worden gestimuleerd. Een kwalificatie van niveau 6 omvat het vermogen om niet-vertrouwde, complexe problemen op te lossen op basis van de interpretatie van een relevante gegevensverzameling en de innovatieve aanwending van geselecteerde methoden en hulpmiddelen. De daartoe noodzakelijke kennis en inzichten uit een specifiek domein worden kritisch geëvalueerd en gecombineerd. Dergelijke kwalificaties doen een beroep op een behoorlijk abstractievermogen en op het toepassen van complexe gespecialiseerde vaardigheden, gelieerd aan onderzoeksuitkomsten. Dit kwalificatieniveau veronderstelt onafhankelijk en initiatiefrijk handelen in complexe en gespecialiseerde contexten. Er wordt medeverantwoordelijkheid opgenomen voor het bepalen van collectieve resultaten. Een kwalificatie van niveau 7 omvat het vermogen tot integratie en herformulering van kennis en inzichten uit een bepaald domein of op het raakvlak tussen verschillende domeinen. Complexe nieuwe vaardigheden, gelieerd aan zelfstandig, gestandaardiseerd onderzoek, worden aangewend om volledig autonoom en met beslissingsrecht te handelen in onvoorspelbare, complexe en gespecialiseerde contexten. Dat betekent een aanzet tot origineel en creatief denken. Typisch voor dit niveau is dat complexe geavanceerde en/of innovatieve probleemoplossende technieken en methoden aan een kritisch oordeel worden onderworpen en toegepast. Dat laat toe de eindverantwoordelijkheid op te nemen voor het bepalen van collectieve resultaten. Een kwalificatie van niveau 8 omvat kennis van een substantieel deel uit een specifiek domein of kennis op het raakvlak tussen verschillende domeinen. Bestaande kennis wordt uitgebreid of geherdefinieerd. Daarenboven wordt nieuwe kennis geïnterpreteerd en gecreëerd via origineel onderzoek of geavanceerde wetenschappelijke studie. De context is bijzonder complex en heeft brede, innoverende implicaties. Kwalificaties van niveau 8 veronderstellen het ontwerpen en uitvoeren van projecten die de bestaande procedurele kennis uitbreiden en herdefiniëren, gericht op de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden, technieken, toepassingen, praktijken en/of materialen. Met een hoge mate van kritische zin en sturend vermogen wordt de verantwoordelijkheid opgenomen voor de ontwikkeling van de professionele praktijk of van wetenschappelijk onderzoek.

89 89 Stuk 2158 ( ) Nr Niveaufiches We hebben ten slotte voor elk niveau een niveaufiche ontworpen. Een niveaufiche bestaat uit de algemene omschrijving (niveaudescriptor) van de kenmerken van kwalificaties die tot dat niveau behoren. Daarnaast worden in de niveaufiche de kennis, vaardigheden, context, autonomie en verantwoording (descriptorelementen) opgenomen waaruit de niveaudescriptor is opgebouwd. De niveaudescriptor en de descriptorelementen kunnen gebruikt worden bij het beschrijven en inschalen van kwalificaties in de kwalificatiestructuur. Hierbij willen we er ook nog eens op wijzen dat kwalificaties meer elementen kunnen bevatten dan wat opgenomen is in de niveaudecriptor zoals o.a. attitudes. VKS- niveau 1 Niveaudescriptor Een kwalificatie van niveau 1 omvat herkenbare handelingen die herhaald worden uitgevoerd bij routinetaken en in een goed gestructureerde, stabiele, enkelvoudige en vertrouwde context, waarin de tijdsdruk weinig meespeelt. De kennis is elementair en beperkt tot het herkennen van materialen, van beknopte en eenduidige informatie, van eenvoudige en concrete basisbegrippen en basisregels uit een deel van een domein. Het arsenaal aan vaardigheden is gelimiteerd: informatie wordt uit het geheugen opgeroepen en toegepast en er worden automatismen gebruikt. Aangeleerde praktische handelingen worden nagebootst en richten zich op niet-delicate objecten. Onder rechtstreekse leiding kan het eigen, strikt afgelijnde takenpakket naar behoren worden afgehandeld. Descriptorelementen Kennis Vaardigheden materialen, beknopte, eenduidige informatie, eenvoudige, concrete basisbegrippen en - regels uit een deel van een specifiek domein herkennen één of meer van de volgende vaardigheden aanwenden: o cognitieve: informatie uit het geheugen oproepen, herinneren en toepassen Context Autonomie en verantwoording handelen in een stabiele, vertrouwde, enkelvoudige en goed gestructureerde context, waarin de tijdsdruk van gering belang is handelen met niet-delicate objecten onder rechtstreekse leiding functioneren blijk geven van persoonlijke doeltreffendheid o motorische: automatismen gebruiken en praktische handelingen nabootsen repetitieve en herkenbare handelingen uitvoeren in routinetaken

90 Stuk 2158 ( ) Nr VKS- niveau 2 Niveaudescriptor Een kwalificatie op niveau 2 omvat competenties die het mogelijk maken te handelen met delicate, maar passieve objecten. Dat gebeurt met een beperkte autonomie en een beperkte uitvoerende verantwoordelijkheid voor eigen werk. Een geselecteerd aantal standaardprocedures wordt toegepast. Voorgeschreven strategieën worden aangewend om concrete problemen op te lossen, die weliswaar gelimiteerd en herkenbaar zijn. Typisch voor deze kwalificatie is het aanwenden van één of meer van de volgende vaardigheden: analyseren van gegeven informatie door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen, zintuiglijke ervaringen in motorische handelingen om te zetten en aangeleerde praktisch-technische handelingen onder begeleiding uit te voeren. Dat gebeurt in een beperkt aantal vergelijkbare, enkelvoudige en vertrouwde contexten. De kennis omvat het begrijpen van informatie, van standaardprocedures, en concrete begrippen uit een specifiek domein. Descriptorelementen Kennis Vaardigheden informatie, concrete begrippen en standaardprocedures uit een specifiek domein begrijpen één of meer van de volgende vaardigheden aanwenden: o cognitieve: informatie analyseren door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen Context Autonomie en verantwoording handelen in een beperkt aantal vergelijkbare, enkelvoudige, vertrouwde contexten handelen met delicate, passieve objecten onder begeleiding functioneren met beperkte autonomie beperkte uitvoerende verantwoordelijkheid opnemen voor eigen werk o motorische: zintuiglijke ervaringen in motorische handelingen omzetten aangeleerde praktischtechnische handelingen uitvoeren een geselecteerd aantal standaardprocedures bij het uitvoeren van taken toepassen; voorgeschreven strategieën aanwenden voor het oplossen van een beperkt aantal herkenbare concrete problemen

91 91 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 VKS- niveau 3 Niveaudescriptor Een kwalificatie van niveau 3 omvat het vermogen om hoofd- en bijzaken in informatie te onderscheiden en een aantal abstracte begrippen, wetten, formules en methoden te begrijpen. Handelen met delicate en actieve objecten is mogelijk. De contexten zijn weliswaar vergelijkbaar, maar sommige factoren veranderen. Keuzevaardigheid is een karakteristiek gegeven van dit niveau. Standaardprocedures en methoden worden zelf gekozen om taken uit te voeren en verscheidene concrete en welomschreven problemen op te lossen. Tot de cognitieve vaardigheden behoren: analyseren via inductie en deductie, en synthetiseren. Motorische vaardigheden worden aangewend om handelingen te verrichten van artistiek-creatieve aard of die tactisch en strategisch inzicht vereisen, of om constructies te maken op basis van een plan. Die kwalificaties verwijzen altijd naar een zekere graad van autonomie binnen een afgebakend takenpakket en een beperkte organisatorische verantwoordelijkheid voor eigen werk. Descriptorelementen Kennis Vaardigheden een aantal abstracte begrippen, wetten, formules en methodes uit een specifiek domein begrijpen; hoofd- en bijzaken in informatie onderscheiden één of meer van de volgende vaardigheden aanwenden: Context Autonomie en verantwoording handelen in vergelijkbare contexten waarin een aantal factoren veranderen handelen met delicate, actieve objecten binnen een afgebakend takenpakket functioneren met enige autonomie o cognitieve: informatie analyseren via deductie en inductie beperkte organisatorische verantwoordelijkheid opnemen voor eigen werk informatie synthetiseren o motorische: constructies maken op basis van een plan handelingen verrichten die tactisch en strategisch inzicht vereisen artistiek-creatieve vaardigheden toepassen standaardprocedures en methodes kiezen, combineren en gebruiken bij het uitvoeren van taken en bij het oplossen van een

92 Stuk 2158 ( ) Nr verscheidenheid van welomschreven concrete problemen

93 93 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 VKS- niveau 4 Niveaudescriptor Kwalificaties van niveau 4 omvatten competenties die gericht zijn op het oplossen van diverse nietvertrouwde, maar concrete en domeinspecifieke problemen en taken. Dat gebeurt door het ontwikkelen van een strategische aanpak op basis van het afwegen en integreren van informatie. Concrete én abstracte gegevens uit een specifiek domein worden geïnterpreteerd. De taken zijn divers en hebben betrekking op een combinatie van wisselende contexten. De vaardigheden zijn van reflectieve (cognitieve) en van productieve motorische aard. De kwalificaties verwijzen naar autonoom handelen met enig initiatief en volledige verantwoordelijkheid ten opzichte van het eigen functioneren. Het eigen handelen wordt geëvalueerd en bijgestuurd met het oog op het bereiken van collectieve resultaten. Descriptorelementen Kennis Vaardigheden concrete en abstracte gegevens (informatie en begrippen) uit een specifiek domein interpreteren reflectieve cognitieve en productieve motorische vaardigheden toepassen gegevens evalueren en integreren en strategieën ontwikkelen voor het uitvoeren van diverse taken en voor het oplossen van diverse concrete, niet-vertrouwde (maar weliswaar domeinspecifieke) problemen Context Autonomie en verantwoording handelen in een combinatie van wisselende contexten autonoom functioneren met enig initiatief volledige verantwoordelijkheid voor eigen werk opnemen; het eigen functioneren evalueren en bijsturen met het oog op het bereiken van collectieve resultaten

94 Stuk 2158 ( ) Nr VKS- niveau 5 Niveaudescriptor Een kwalificatie van niveau 5 omvat het vermogen om de informatie uit een specifiek domein met concrete en abstracte gegevens uit te breiden (extrapolatie) of met ontbrekende gegevens aan te vullen (interpolatie) en om begrippenkaders te hanteren. Anderzijds is men zich bewust van de reikwijdte van de domeinspecifieke kennis. Geïntegreerde cognitieve en/of motorische vaardigheden worden toegepast. Theoretische en praktische kennis worden getransfereerd. Procedures en strategisch denken worden flexibel en inventief ingezet bij de uitvoering van taken en bij de oplossing van problemen. Verworven kennis en vaardigheden worden gebruikt in een reeks van nieuwe, complexe contexten. De autonomie, het initiatief en de verantwoordelijkheid reiken verder dan het eigen werk en het eigen handelen; ook groepsresultaten worden gestimuleerd Descriptorelementen Kennis Vaardigheden de informatie uit een specifiek domein met concrete en abstracte gegevens uitbreiden of met ontbrekende gegevens aanvullen; begrippenkaders hanteren; zich bewust zijn van de reikwijdte van de domeinspecifieke kennis geïntegreerde cognitieve en motorische vaardigheden toepassen Context Autonomie en verantwoording handelen in een reeks van nieuwe, complexe contexten autonoom functioneren met initiatief verantwoordelijkheid opnemen voor het bereiken van persoonlijke resultaten en voor het stimuleren van collectieve resultaten kennis transfereren en procedures flexibel en inventief aanwenden voor het uitvoeren van taken en voor het strategisch oplossen van concrete en abstracte problemen

95 95 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 VKS- niveau 6 Niveaudescriptor Een kwalificatie van niveau 6 omvat het vermogen om niet-vertrouwde, complexe problemen op te lossen op basis van de interpretatie van een relevante gegevensverzameling en de innovatieve aanwending van geselecteerde methoden en hulpmiddelen. De daartoe noodzakelijke kennis en inzichten uit een specifiek domein worden kritisch geëvalueerd en gecombineerd. Dergelijke kwalificaties doen een beroep op een behoorlijk abstractievermogen en op het toepassen van complexe gespecialiseerde vaardigheden, gelieerd aan onderzoeks uitkomsten. Dit kwalificatieniveau veronderstelt onafhankelijk en initiatiefrijk handelen in complexe en gespecialiseerde contexten. Er wordt medeverantwoordelijkheid opgenomen voor het bepalen van collectieve resultaten. Descriptorelementen Kennis Vaardigheden kennis en inzichten uit een specifiek domein kritisch evalueren en combineren complexe gespecialiseerde vaardigheden toepassen, gelieerd aan onderzoeksuitkomsten relevante gegevens verzamelen en interpreteren en geselecteerde methodes en hulpmiddelen innovatief aanwenden om nietvertrouwde complexe problemen op te lossen Context Autonomie en verantwoording handelen in complexe en gespecialiseerde contexten functioneren met volledige autonomie en een ruime mate van initiatief medeverantwoordelijkheid opnemen voor het bepalen van collectieve resultaten

96 Stuk 2158 ( ) Nr VKS- niveau 7 Niveaudescriptor Een kwalificatie van niveau 7 omvat het vermogen tot integratie en herformulering van kennis en inzichten uit een bepaald domein of op het raakvlak tussen verschillende domeinen. Complexe nieuwe vaardigheden, gelieerd aan zelfstandig, gestandaardiseerd onderzoek, worden aangewend om volledig autonoom en met beslissingsrecht te handelen in onvoorspelbare, complexe en gespecialiseerde contexten. Dat betekent een aanzet tot origineel en creatief denken. Typisch voor dit niveau is dat complexe, geavanceerde en/of innovatieve probleemoplossende technieken en methoden aan een kritisch oordeel worden onderworpen en toegepast. Dat laat toe de eindverantwoordelijkheid op te nemen voor het bepalen van collectieve resultaten Descriptorelementen Kennis Vaardigheden kennis en inzichten uit een specifiek domein of op het raakvlak tussen verschillende domeinen integreren en herformuleren complexe nieuwe vaardigheden toepassen, gelieerd aan zelfstandig, gestandaardiseerd onderzoek complexe, geavanceerde en/of innovatieve probleemoplossende technieken en methodes kritisch beoordelen en toepassen Context Autonomie en verantwoording handelen in onvoorspelbare, complexe en gespecialiseerde contexten volledig autonoom functioneren met beslissingsrecht eindverantwoordelijkheid opnemen voor het bepalen van collectieve resultaten

97 97 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 VKS- niveau 8 Niveaudescriptor Een kwalificatie van niveau 8 omvat kennis van een substantieel deel uit een specifiek domein of kennis op het raakvlak tussen verschillende domeinen. Bestaande kennis wordt uitgebreid of geherdefinieerd. Daarenboven wordt nieuwe kennis geïnterpreteerd en gecreëerd via origineel onderzoek of geavanceerde wetenschappelijke studie. De context is bijzonder complex en heeft brede, innoverende implicaties. Kwalificaties van niveau 8 veronderstellen het ontwerpen en uitvoeren van projecten die de bestaande procedurele kennis uitbreiden en herdefiniëren, gericht op de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden, technieken, toepassingen, praktijken en/of materialen. Met een hoge mate van kritische zin en sturend vermogen wordt de verantwoordelijkheid opgenomen voor de ontwikkeling van de professionele praktijk of van wetenschappelijk onderzoek. Descriptorelementen Kennis Vaardigheden bestaande kennis uit een substantieel deel van een specifiek domein of op het raakvlak tussen verschillende domeinen uitbreiden en/of herdefiniëren nieuwe kennis via origineel onderzoek of geavanceerde wetenschappelijke studie interpreteren en creëren Context Autonomie en verantwoording handelen in bijzonder complexe contexten met brede, innoverende implicaties met een hoge mate van kritische zin en sturend vermogen de verantwoordelijkheid opnemen voor de ontwikkeling van de professionele praktijk of van wetenschappelijk onderzoek projecten ontwerpen en uitvoeren die de bestaande procedurele kennis uitbreiden en herdefiniëren, gericht op het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden, technieken, toepassingen, praktijken en/of materialen

98 Stuk 2158 ( ) Nr Europees kwalificatieraamwerk en de relatie tot de Vlaamse kwalificatiestructuur De ontwerpaanbeveling over het Europees kwalificatieraamwerk voor levenslang leren (European Qualifications Framework, EQF) is op 24 oktober 2007 door het Europees Parlement en op februari 2008 door de Raad Onderwijs goedgekeurd. De Aanbeveling over het Europees kwalificatieraamwerk voor levenslang leren (European Qualifications Framework, EQF) is op 23 april 2008 ondertekend door de voorzitters van het Europees Parlement en de Raad. Hiermee werd de laatste stap gezet naar de definitieve goedkeuring en publicatie van het Europees kwalificatieraamwerk. 2.1 Achtergrond, doelstelling en korte inhoud van de aanbeveling Het initiatief om een Europees Kwalificatieraamwerk (EQF) te ontwikkelen, is oorspronkelijk genomen in het kader van het Kopenhagenproces waarmee een grotere Europese samenwerking wordt nagestreefd voor beroepsonderwijs en opleidingen. Tweejaarlijks leggen de onderwijsministers de prioriteiten vast voor dit proces en maken zij die bekend via een Communiqué. Zo voorzag het Communiqué van Maastricht van 14 december 2004 dat prioriteit werd gegeven aan the development of an open and flexible European qualifications framework, founded on transparency and mutual trust. Het raamwerk moest betrekking hebben op zowel beroepsonderwijs als algemeen vormend en hoger onderwijs en in hoofdzaak gebaseerd zijn op leeruitkomsten ( learning outcomes ) in plaats van op informatie over het onderwijsleerproces. Het raamwerk diende te worden gedragen door een set van gemeenschappelijke referentieniveaus. Daarnaast moest ook werk worden gemaakt van ondersteunende mechanismen voor kwaliteitsborging. Die moeten op hun beurt bijdragen aan het wederzijds vertrouwen; noodzakelijk bij de vrijwillige implementatie van het EQF door de lidstaten. Tijdens de Europese voorjaarsraden van 2005 en 2006 werd telkens specifiek op dit voorstel uit het Communiqué aangedrongen. Het Europees kwalificatieraamwerk reikt een gemeenschappelijke terminologie aan om kwalificaties te beschrijven en aan elke kwalificatie een niveau toe te kennen, waardoor het voor lidstaten, werkgevers en personen gemakkelijker zal worden kwalificaties uit de verschillende onderwijs- en opleidingssystemen in de EU met elkaar te vergelijken. In de ontwerpaanbeveling is voorzien dat de lidstaten hun nationale kwalificatiestructuren (tegen 2010) aan het Europees kwalificatieraamwerk relateren. Personen en werkgevers zullen het Europees kwalificatiekader bijgevolg als referentie-instrument (meta-kader) kunnen gebruiken voor de onderlinge vergelijking van kwalificatieniveaus in verschillende landen en tussen verschillende onderwijs- en opleidingssystemen. Het Europees kwalificatiekader zal als een soort vertaalinstrument (convector) werken dat het verband tussen kwalificaties en verschillende systemen duidelijker maakt. Het EQF is dus geen instrument om individuele vooruitgang te meten of in kaart te brengen. In Maastricht (2004) is afgesproken dit raamwerk af te stemmen met het kwalificatieraamwerk voor het hoger onderwijs, dat toegepast wordt in het kader van het Bolognaproces. De descriptoren voor de niveaus 5, 6, 7 en 8 van het EQF zijn bijgevolg afgestemd op de descriptoren van het Kwalificatieraamwerk voor de Europese Hoger Onderwijs Ruimte (QF-EHEA), echter zonder ze letterlijk over te nemen. Het EQF is immers algemeen opgevat en moet dienstig zijn voor levenslang leren. Dit wil zeggen dat ook kwalificaties die via een leertraject (of via ervaring) verworven zijn buiten het hoger onderwijs een plaats moeten kunnen krijgen op deze hoogste niveaus

99 99 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Voor de implementatie van het EQF dragen de lidstaten zorg. De aanbeveling bepaalt wel dat er nationale coördinatiepunten aangeduid moeten worden die de koppeling tussen nationale kwalificatieniveaus en de niveaus van het EQF moeten begeleiden en openbaar maken. Voor de Lidstaten zijn ook de gemeenschappelijke principes voor kwaliteitsborging die in de aanbeveling zijn opgenomen van belang. Deze principes moeten bij het implementeren van EQF gehanteerd worden voor alle kwalificatieniveaus. Twee principes springen hier in het oog: (1) de externe organisaties en agentschappen die instaan voor de kwaliteitsborging dienen zelf onderworpen te zijn aan regelmatige doorlichting; (2) de kwaliteitsborging dient de dimensies context, input, proces en output te omvatten, met nadruk op output en leerresultaten. 2.2 Kort overzicht van de totstandkoming van de aanbeveling Vooraleer een aanbeveling wordt goedgekeurd en gepubliceerd, wordt een lange weg van discussie, overleg en consultatie afgelegd. Het eerste voorstel van Europees kwalificatieraamwerk vanwege de Europese Commissie dateert van juli Dit voorstel is in onderwerp geweest van een brede consultatie in de EU-lidstaten (inclusief Vlaanderen). Op basis van de reacties heeft de Europese Commissie in 2006 het raamwerk herwerkt. Dat gebeurde in overleg met experts uit de Lidstaten. Op 7 september 2006 bracht de Europese Commissie het tweede voorstel van Europees kwalificatieraamwerk naar buiten als bijlage bij een voorstel van aanbeveling. De Raad Onderwijs keurde de globale lijnen van dit voorstel op 15 november 2006 goed. Het voorstel werd daarna behandeld in de Commissie Werkgelegenheid en Sociale Zaken van het Europees Parlement, waarbij het standpunt werd ingewonnen van de Commissie Cultuur en Onderwijs, de Commissie Industrie, Onderzoek en Energie en de Commissie Rechten van de Vrouw en Gendergelijkheid. De Commissie Werkgelegenheid bracht haar rapport uit op 19 juni Hierin werden alle amendementen van de vier bovenvermelde Parlementaire Commissies verwerkt. Daarnaast gaven het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio s hun advies. Het overleg resulteerde uiteindelijk in een ontwerpaanbeveling die op 24 oktober 2007 door het Europees Parlement en op februari 2008 door de Raad Onderwijs werd goedgekeurd. Het Europees kwalificatieraamwerk voor levenslang leren is dus het resultaat van bespreking en discussie in uiteenlopende commissies, raden en comités. Het kwam tot stand na uitgebreid overleg met de lidstaten, sociale partners en andere belanghebbenden. Het is daarom een raamwerk voor onderwijs en vorming, voor werk en ook voor andere beleidsdomeinen. 2.3 Verdere opvolging en gebruik van EQF in Vlaanderen De aanbeveling roept de EU-lidstaten op om tegen 2010 elk van hun kwalificaties te koppelen aan één van de 8 niveaus van het Europees Kwalificatieraamwerk (EQF). Op die manier kunnen nationale kwalificaties met elkaar vergeleken worden. Daarenboven zouden in 2012 alle nationale certificaten en diploma s een verwijzing moeten bevatten naar het overeenstemmende EQF-niveau. Deze doelstellingen kunnen gemakkelijker gehaald worden als de Lidstaten nationale kwalificatieraamwerken ontwikkelen waarvan elk niveau gekoppeld wordt aan een overeenstemmend EQF-niveau. Vlaanderen heeft de Europese ontwikkelingen met betrekking tot dit Europees kwalificatieraamwerk steeds van nabij opgevolgd. Het ontwerp van Vlaams kwalificatieraamwerk sluit bijgevolg nauw aan bij het Europese raamwerk, integreert de Vlaamse ontwikkelingen in het kader van het Bologna proces

100 Stuk 2158 ( ) Nr door het raamwerk voor het hoger onderwijs mee te nemen en geeft vorm aan de procedures voor het ontwikkelen van kwalificaties. Op die manier wordt geleidelijk aan werk gemaakt van een kwalificatiestructuur voor Vlaanderen waarin alle kwalificaties een plaats krijgen en dat op een eenvoudige manier aan EQF kan worden gekoppeld.

101 101 Stuk 2158 ( ) Nr Overzicht EQF descriptoren Elk van de 8 niveaus wordt gedefinieerd door een set descriptoren die de leerresultaten aangeven die in alle kwalificatiesystemen relevant zijn voor kwalificaties op dat niveau. Kennis Vaardigheden Competentie In de context van EQF wordt kennis als theoretische kennis en/of feitenkennis beschreven. In de context van EQF worden vaardigheden als cognitief (betreffende logisch, intuïtief en creatief denken) en praktisch (betreffende handigheid en toepassing van methodes, materialen, hulpmiddelen en instrumenten) beschreven. In de context van EQF wordt competentie in termen van verantwoordelijkheid en zelfstandigheid beschreven.

102 Stuk 2158 ( ) Nr Niveau 1 De voor niveau 1 relevante leerresultaten Niveau 2 De voor niveau 2 relevante leerresultaten Niveau 3 De voor niveau 3 relevante leerresultaten Niveau 4 De voor niveau 4 relevante leerresultaten algemene basiskennis vereiste basisvaardigheden om eenvoudige taken uit te voeren basiskennis van feiten van een werkof studiegebied vereiste cognitieve en praktische basisvaardigheden om relevante informatie te gebruiken om taken uit te voeren en routineproblemen met behulp van eenvoudige regels en hulpmiddelen op te lossen kennis van feiten, beginselen, een waaier van vereiste cognitieve processen en algemene begrippen van een werk- of studiegebied en praktische vaardigheden om taken uit te voeren en problemen op te lossen door de keuze en toepassing van basismethodes, hulpmiddelen, materialen en informatie feitenkennis en theoretische kennis in brede contexten van een werk- of studiegebied een waaier van vereiste cognitieve en praktische vaardigheden om in een werk- of studiegebied specifieke problemen op te lossen werken of studeren onder rechtstreeks toezicht in een gestructureerde context werken of studeren onder toezicht met enige zelfstandigheid verantwoordelijkheid op zich nemen door de voltooiing van taken op werk- of studiegebied bij de oplossing van problemen het eigen gedrag aanpassen aan de omstandigheden zichzelf managen binnen de richtsnoeren van werk- of studiecontexten die gewoonlijk voorspelbaar zijn, maar kunnen

103 103 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Niveau 5* De voor niveau 5 relevante leerresultaten Niveau 6** De voor niveau 6 relevante leerresultaten ruime, gespecialiseerde feiten- en theoretische kennis binnen een werkof studiegebied en bewustzijn van de grenzen van die kennis gevorderde kennis van een werk- of studiegebied, die een kritisch inzicht in theorieën en beginselen impliceert een brede waaier van vereiste cognitieve en praktische vaardigheden om creatieve oplossingen voor abstracte problemen uit te werken gevorderde vaardigheden, waarbij blijk wordt gegeven van absoluut vakmanschap en innovatief vermogen om complexe en onvoorspelbare problemen in een gespecialiseerd werk- of studiegebied op te lossen veranderen toezicht uitoefenen op routinewerk van anderen en een zekere mate van verantwoordelijkheid op zich nemen voor de evaluatie en verbetering van werk of studieactiviteiten management en toezicht uitoefenen in contexten van werk- of studieactiviteiten waarin zich onvoorspelbare veranderingen voordoen prestaties van zichzelf en anderen kritisch bekijken en verbeteren managen van complexe technische of beroepsactiviteiten of -projecten; de verantwoordelijkheid op zich nemen om in onvoorspelbare werkof studiecontexten beslissingen te nemen de verantwoordelijkheid op zich

104 Stuk 2158 ( ) Nr Niveau 7*** De voor niveau 7 relevante leerresultaten Niveau 8**** De voor niveau 8 relevante leerresultaten bijzonder gespecialiseerde kennis, die ten dele zeer geavanceerd is op een werk- of studiegebied, als basis voor originele ideeën en/of onderzoek kritisch bewustzijn van kennisproblemen op een vakgebied en op het raakvlak tussen verschillende vakgebieden de meest geavanceerde kennis op een werk- of studiegebied en op het raakvlak tussen verschillende vakgebieden gespecialiseerde vaardigheden in probleemoplossing, die op het gebied van onderzoek en/of innovatie vereist om nieuwe kennis en procedures te ontwikkelen en kennis uit verschillende vakgebieden te integreren de meest geavanceerde en gespecialiseerde vaardigheden en technieken, met inbegrip van synthese- en evaluatievaardigheden/- technieken, vereist om kritische problemen in onderzoek en/of innovatie op te lossen en bestaande kennis of professionele manieren nemen om de professionele ontwikkeling van personen en groepen te managen managen en transformeren van complexe en onvoorspelbare werkof studiecontexten die nieuwe strategische benaderingen vereisen de verantwoordelijkheid op zich nemen om bij te dragen tot professionele kennis en manieren van werken en/of om strategische prestaties van teams kritisch te bekijken blijk geven van een grote mate van autoriteit, innovatie, autonomie, wetenschappelijke en professionele integriteit en aanhoudende betrokkenheid bij de ontwikkeling van baanbrekende ideeën of processen voor werk- of studiecontexten, met inbegrip van

105 105 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 van werken uit te breiden en opnieuw te definiëren onderzoek. Het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs voorziet in cyclusdescriptoren. Elke cyclusdescriptor geeft een algemene beschrijving van typische verwachtingen omtrent resultaten en vermogens aan het einde van die cyclus. * De descriptor voor het hoger onderwijs korte cyclus (binnen of gekoppeld aan de eerste cyclus), door het "Joint Quality Initiative" ontwikkeld als onderdeel van het Bolognaproces, stemt overeen met de leerresultaten voor EQF niveau 5 ** De descriptor voor de eerste cyclus in het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs, zoals overeengekomen door de ministers bevoegd voor hoger onderwijs tijdens hun vergadering in Bergen in mei 2005 in het kader van het Bolognaproces, stemt overeen met de leerresultaten voor EQF niveau 6. *** De descriptor voor de tweede cyclus in het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs, zoals overeengekomen door de ministers bevoegd voor hoger onderwijs tijdens hun vergadering in Bergen in mei 2005 in het kader van het Bolognaproces, stemt overeen met de leerresultaten voor EQF niveau 7. **** De descriptor voor de derde cyclus van het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs, zoals overeengekomen door de ministers bevoegd voor hoger onderwijs tijdens hun vergadering in Bergen in mei 2005 in het kader van het Bolognaproces, stemt overeen met de leerresultaten voor EQF niveau 8.

106 Stuk 2158 ( ) Nr Samenhang tussen Structuurdecreet hoger onderwijs, Vlaamse kwalificatiestructuur (6, 7 en 8) en EQF (6, 7 en 8) Bij het beschrijven van de kwalificatieniveaus voor de Vlaamse kwalificatiestructuur werd rekening gehouden met de niveaudescriptoren zoals ze nu voorzien zijn binnen het structuurdecreet en met de EQF descriptoren. Op die manier werd gezorgd voor samenhang tussen de descriptoren van het Vlaamse en het Europese raamwerk voor het hoger onderwijs en de descriptoren van het Vlaamse en Europese raamwerk voor levenslang leren. Die samenhang zorgt er in feite voor dat de formulering van de niveaudescriptoren uit de verschillende raamwerken inwisselbaar zijn. Vlaamse kwalificatiestructuur Structuurdecreet (art. 58 accreditatie) EQF Niveau 6 Bachelor Niveau 6 Professionele bachelor Een kwalificatie van niveau 6 omvat het vermogen nietvertrouwde, complexe problemen op te lossen op basis van de interpretatie van een relevante gegevensverzameling en de innovatieve aanwending van zorgvuldig geselecteerde methoden en hulpmiddelen. De daartoe noodzakelijke kennis en inzichten uit een specifiek domein worden kritisch geëvalueerd en gecombineerd. Dergelijke kwalificaties doen een beroep op een behoorlijk abstractievermogen en op het toepassen van complexe gespecialiseerde vaardigheden, gelieerd aan onderzoeks - uitkomsten. Dit kwalificatieniveau veronderstelt onafhankelijk en initiatiefrijk handelen in complexe en gespecialiseerde contexten. Er wordt medeverantwoordelijkheid opgenomen voor het bepalen van collectieve resultaten. Professionele bachelor In de opleidingen leidend tot de graad van bachelor in het hoger professioneel onderwijs: 1)het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren 2)het beheersen van de algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van Professionele bachelor Gevorderde kennis van een werk- of studiegebied, die een kritisch inzicht in theorieën en beginselen impliceert Gevorderde vaardigheden, waarbij blijk wordt gegeven van absoluut vakmanschap en innovatief vermogen om complexe en onvoorspelbare problemen in een gespecialiseerd werk of studiegebied op te lossen Managen van complexe technische of beroepsactiviteiten of -projecten De verantwoordelijkheid op zich nemen om in onvoorspelbare werk- of studiecontexten beslissingen te nemen De verantwoordelijkheid op zich nemen om de professionele ontwikkeling van personen en groepen te managen

107 107 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk; 3)het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar Academische bachelor (De VKS maakt geen onderscheid tussen beide soorten bachelors, de formulering is voor beide bruikbaar) Een kwalificatie van niveau 6 omvat het vermogen om nietvertrouwde, complexe problemen op te lossen op basis van de interpretatie van een relevante gegevensverzameling en de innovatieve aanwending van geselecteerde methoden en hulpmiddelen. De daartoe noodzakelijke kennis en inzichten uit een specifiek domein worden kritisch geëvalueerd en gecombineerd. Dergelijke kwalificaties doen een beroep op een behoorlijk abstractievermogen en op het toepassen van complexe gespecialiseerde vaardigheden, gelieerd aan onderzoeksuitkomsten. Dit kwalificatieniveau veronderstelt onafhankelijk en initiatiefrijk handelen in complexe en gespecialiseerde contexten. Er wordt medeverantwoordelijkheid opgenomen voor het bepalen van collectieve resultaten. Academische bachelor In de opleidingen leidend tot de graad van bachelor in het academisch onderwijs: 1) het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige managementtaken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren ; 2) het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties als een onderzoekende houding, kennis hebben van onderzoeksmethoden en - technieken en deze adequaat kunnen toepassen, het vermogen om de relevante data te verzamelen die de oordeels- vorming over maatschappelijke, wetenschappelijke en Academische bachelor (EQF maakt geen onderscheid tussen beide soorten bachelors, de formulering is voor beide bruikbaar) Gevorderde kennis van een werk- of studiegebied, die een kritisch inzicht in theorieën en beginselen impliceert Gevorderde vaardigheden, waarbij blijk wordt gegeven van absoluut vakmanschap en innovatief vermogen om complexe en onvoorspelbare problemen in een gespecialiseerd werk of studiegebied op te lossen Managen van complexe technische of beroepsactiviteiten of -projecten De verantwoordelijkheid op zich nemen om in onvoorspelbare werk- of studiecontexten beslissingen te nemen De verantwoordelijkheid op zich nemen om de professionele ontwikkeling van personen en groepen te managen.

108 Stuk 2158 ( ) Nr ethische vraagstukken kunnen sturen, een appreciatie van de onzekerheid, de ambiguïteit en de grenzen van de kennis en de vaardigheid tot het probleemgestuurd initiëren van onderzoek ; 3) het begrip van de wetenschappelijkdisciplinaire basiskennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, een systematische kennis van de kernelementen van een discipline met inbegrip van het verwerven van coherente en gedetailleerde kennis deels geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen van de discipline en een begrip van de structuur van het vakgebied en de samenhang met andere vakgebieden

109 109 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Vlaamse kwalificatiestructuur Structuurdecreet (art. 58 accreditatie) EQF Niveau 7 Master Niveau 7 Een kwalificatie van niveau 7 omvat het vermogen tot integratie en herformulering van kennis en inzichten uit een bepaald domein of op het raakvlak tussen verschillende domeinen. Complexe nieuwe vaardigheden, gelieerd aan zelfstandig, gestandaardiseerd onderzoek, worden aangewend om volledig autonoom en met beslissingsrecht te handelen in onvoorspelbare, complexe en gespecialiseerde contexten. Dat betekent een aanzet tot origineel en creatief denken. Typisch voor dit niveau is dat complexe, geavanceerde en/of innovatieve probleemoplossende technieken en methoden aan een kritisch oordeel worden onderworpen en toegepast. Dat laat toe de eindverantwoordelijkheid op te nemen voor het bepalen van collectieve resultaten In de opleidingen leidend tot de graad van master: 1) het beheersen van algemene competenties op een gevorderd niveau als het vermogen om op een wetenschappelijke wijze te denken en handelen, het om kunnen gaan met complexe problemen, het kunnen reflecteren op het eigen denken en werken en het kunnen vertalen van die reflectie naar de ontwikkeling van meer adequate oplossingen, het vermogen tot communiceren van het eigen onderzoek en probleemoplossingen met vakgenoten en leken en het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context; 2) het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau als het kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek, het kunnen ontwerpen van onderzoek, het kunnen toepassen van paradigma s in het domein van de wetenschappen of kunsten en het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma s, het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het oog op het continu uitbreiden van de kennis en inzichten en het samen kunnen werken in een multidisciplinaire omgeving; Bijzonder gespecialiseerde kennis, die ten dele zeer geavanceerd is op een werkof studiegebied, als basis voor originele ideeën en/of onderzoek Kritisch bewustzijn van kennisproblemen op een vakgebied en op het raakvlak tussen verschillende vakgebieden Gespecialiseerde vaardigheden in probleemoplossing, die op het gebied van onderzoek en/of innovatie vereist zijn om nieuwe kennis en procedures te ontwikkelen en kennis uit verschillende vakgebieden te integreren Managen en transformeren van complexe en onvoorspelbare werk- of studiecontexten die nieuwe strategische benaderingen vereisen De verantwoordelijkheid op zich nemen om bij te dragen tot professionele kennis en manieren van werken en/of om strategische prestaties van teams kritisch te bekijken

110 Stuk 2158 ( ) Nr ) een gevorderd begrip van en inzicht in de wetenschappelijkdisciplinaire kennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, inzicht hebben in de nieuwste kennis van het vakgebied of delen ervan, in staat zijn om de wijze waarop de theorievorming beweegt te volgen en te interpreteren, in staat zijn om in een of enkele delen van het vakgebied een originele bijdrage aan de kennis te leveren en het bezitten van specifieke bij het vakgebied horende vaardigheden als ontwerpen, onderzoeken, analyseren, diagnosticeren; hetzij het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek of de zelfstandige beoefening van de kunsten op het niveau van een beginnend onderzoeker of kunstenaar, hetzij het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke of artistieke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.

111 111 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Vlaamse kwalificatiestructuur Structuurdecreet (art. 58 accreditatie) EQF Niveau 8 Doctoraat Niveau 8 Een kwalificatie van niveau 8 omvat kennis van een substantieel deel uit een specifiek domein of kennis op het raakvlak tussen verschillende domeinen. Bestaande kennis wordt uitgebreid of geherdefinieerd. Daarenboven wordt nieuwe kennis geïnterpreteerd en gecreëerd via origineel onderzoek of geavanceerde wetenschappelijke studie. De context is bijzonder complex en heeft brede, innoverende implicaties. Kwalificaties van niveau 8 veronderstellen het ontwerpen en uitvoeren van projecten die de bestaande procedurele kennis uitbreiden en herdefiniëren, gericht op de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden, technieken, toepassingen, praktijken en/of materialen. Met een hoge mate van kritische zin en sturend vermogen wordt de verantwoordelijkheid opgenomen voor de ontwikkeling van de professionele praktijk of van wetenschappelijk onderzoek. Geen descriptor voorzien De meest geavanceerde kennis op een werk- of studiegebied en op het raakvlak tussen verschillende vakgebieden De meest geavanceerde en gespecialiseerde vaardigheden en technieken, met inbegrip van synthese en evaluatievaardigheden/- technieken, vereist om kritische problemen in onderzoek en/of innovatie op te lossen en bestaande kennis of professionele manieren van werken uit te breiden en opnieuw te definiëren Blijk geven van een grote mate van autoriteit, innovatie, autonomie, wetenschappelijke en professionele integriteit en aanhoudende betrokkenheid bij de ontwikkeling van baanbrekende ideeën of processen voor werk- of studiecontexten, met inbegrip van onderzoek

112 Stuk 2158 ( ) Nr Inschalen van kwalificaties in de kwalificatiestructuur Aan de hand van het hiervoor beschreven Vlaams kwalificatieraamwerk zullen alle kwalificaties op een bepaald niveau ingeschaald worden. De toewijzing van een kwalificatie aan een niveau zal gebeuren door een inschalingscommissie. De inschalingsmethode bestaat erin dat de inschalingscommissies kwalificaties als geheel inschalen in één van de niveaus van de kwalificatiestructuur. De vraag is op welke manier aan kwalificaties een niveau kan toegekend worden. Hiervoor doen we een voorstel van methode waarbij een niveau wordt toegekend aan een kwalificatie door de kennis en vaardigheden, in relatie tot de verwachte autonomie en verantwoordelijkheid die in de competenties vervat zitten, te vergelijken met de beschrijvingen van de descriptorelementen in het kwalificatieraamwerk. De inspiratie voor deze inschalingsmethode is tot stand gekomen op basis van de proefprojecten die in het kader van de kwalificatiestructuur zijn uitgevoerd en op basis van buitenlandse voorbeelden naar aanleiding van de EQF aanbeveling. De inschalingsmethode en de afspraken in verband met inschalen zullen door de instantie die zal instaan voor de erkenning van kwalificaties verder worden uitgewerkt. In wat volgt illustreren we de inschalingsmethode aan de hand van het voorbeeld van de kwalificatie stellingbouwer. Dit voorbeeld komt uit het proefproject Bouw. De kwalificatie stellingbouwer bestaat uit zes competenties Competentie 1 - Werkplanning: voor de aanvang van het eigenlijke werk moet de stellingbouwer eerst en vooral de opdracht goed begrijpen. Vervolgens moet hij/zij de mogelijkheden, beperkingen en risico s van de opdracht op het terrein kunnen schatten en gepaste voorzorgmaatregelen kunnen nemen. Competentie 2 - Veilig werken: opdat de hele opdracht veilig uitgevoerd zou worden, moet de stellingbouwer de veiligheidsvoorschriften kennen en die kunnen toepassen, valbeveiliging kunnen gebruiken wanneer er geen leuning is en ergonomische tiltechnieken kunnen toepassen. Competentie 3 - Stabiliseren: de stellingbouwer kan zelf beoordelen of de stelling waterpas staat en kent de verschillende mogelijkheden om de stellingstructuur aan te passen indien dit niet zo zou zijn. De voornaamste taken die men onder de knie moet hebben zijn het aanbrengen van onderleghout zodat de stelling niet meer kan verschuiven, de centrale positionering van de spindel op het onderleghout en de vastzetting van de voetstukken. De stellingbouwer kent de reglementaire bepalingen, methodes en patronen van de verankering en kan dit toepassen. Hij/zij kan ook beoordelen of de constructie stevig genoeg is om als verankeringspunt te kunnen dienen Competentie 4 - Monteren: de stellingbouwer heeft de nodige kennis van het constructieproces en het materiaal om (niet-beschadigd) stellingmateriaal te kunnen kiezen in functie van de opdracht. Voorts beschikt hij/zij over de kennis van maatvoering om standaardmaten te combineren tot de gewenste afmetingen en de stellingelementen zelf aan te maken. Hij/zij kan beoordelen waar en volgens welk patroon de dwarsliggers, (dubbele) diagonalen, versterkte liggers en/of schuifkoppelingen gemonteerd worden en moet dit dan ook zelf kunnen uitvoeren. Hij/zij kan verstevigen met pennen, bouten en diagonalen in functie van de constructie van de stellingen. Tenslotte kent de stellingbouwer de verschillende mogelijkheden om een uitbouw te plaatsen. Competentie 5 - Demonteren: vooraleer met de demontage aan te vangen, moet de werkwijze overlopen worden en speciale moeilijkheden of risico s nagegaan worden. Vervolgens kan de stellingbouwer in omgekeerde volgorde van de montage de volgende elementen op een veilige wijze verwijderen: speciale voorzieningen, toegangsmogelijkheden, leuningen, en de kantplanken, de vloer

113 113 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 en de stellingelementen. Het is belangrijk om na te kijken dat liggers en dwarsliggers vastzitten met één spie. Vervolgens moet de onderste, dan de bovenste spie van een diagonaal losgeslagen worden, uitgezonderd bij de grondslag. Voor het verwijderen van de verankeringen heeft de stellingbouwer voldoende inzicht in de bouwstructuur en het krachtenspel in de stelling. De gedemonteerde stellingonderdelen kan hij/zij op een correcte wijze naar beneden transporteren, indien nodig, met mechanische hulpmiddelen. Competentie 6 Ladder plaatsen: de stellingbouwer kan een ladder plaatsen en hij/zij weet dat dit gebeurt onder een hoek van 65 tot 85 en tot 1 m boven de toegangsplaats. De bouten van de haakse koppelingen van de ladder kan hij/zij bevestigen aan de buitenkant van de ladderboom. Hij/zij kent en kan de ladder nakijken op valse treden. We beschrijven nu verder het proces dat de inschalingscommissie doorloopt bij het inschalen van de competenties en het bepalen van het niveau van een kwalificatie. Stap 1: Niveau toekennen aan competenties Iedere competentie wordt overlopen op de bijhorende kennis en vaardigheden en op context en autonomie/verantwoordelijkheid. Het gaat hierbij om een denkoefening waarbij men zich een eerste idee probeert te vormen van het niveau van de kwalificatie op basis van een beoordeling van het niveau van de competenties. De competentie monteren bijvoorbeeld bestaat uit: Kennis en Vaardigheden Vaardigheid de standaardmaten combineren tot de gewenste afmetingen en de stellingelementen zelf aanmaken; kunnen beoordelen waar en volgens welk patroon de dwarsliggers, (dubbele)diagonalen, versterkte liggers en/of schuifkoppelingen gemonteerd moeten worden en dit ook kunnen uitvoeren; verstevigen met pennen, bouten en diagonalen in functie van de constructie van de stelling; liggers kunnen verlengen met een laspen en een laskoppeling (B); uitbouw kunnen plaatsen een leuning rondom de werkvloer kunnen plaatsen (B). Kennis kennis van het constructieproces hebben om (niet-beschadigd) stellingmateriaal te kunnen kiezen; het materiaal en de maatvoering kennen om de standaardmaten te combineren tot de gewenste afmetingen en de stellingelementen zelf aan te maken; mogelijkheden kennen om een uitbouw te plaatsen; kennis van het begrip sterkte. Weten welk belang dit heeft voor de constructie en waar hiervoor een steigerslag moet gebouwd worden; begrip stijfheid en het belang van diagonalen hiervoor;

114 Stuk 2158 ( ) Nr Context, autonomie en verantwoordelijkheid We moeten hier opmerken dat in het proefproject van de stellingbouwer context, autonomie en verantwoordelijkheid niet afzonderlijk werden beschreven voor elke competentie. Ze werden beschreven voor de volledige kwalificatie. Dat heeft tot gevolg dat de invulling ervan hetzelfde is voor alle competenties uit de kwalificatie. Context voldoende flexibel zijn om regelmatig van werkplek te veranderen Autonomie en verantwoordelijkheid voldoende zelfstandig en zelfredzaam te zijn om op basis van de tekeningen en de ontvangen instructies de stelling zoals het hoort op te bouwen; een grote mate van autonomie om het werk aan te pakken, maar de gemaakte afspraken moeten opgevolgd worden; het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om ervoor te zorgen dat veiligheidsmaatregelen of preventiemaatregelen getroffen worden en de nodige voorzieningen ter beschikking te stellen. Het is echter de verantwoordelijkheid van de werknemer om effectief gebruik te maken van de aanwezige voorzieningen. Ieder commissielid bepaalt het niveau van het geheel aan verwachte kennis en van het geheel aan verwachte vaardigheden in relatie tot de context en tot autonomie/verantwoordelijkheid. Dat gebeurt op basis van het principe van best fit met de descriptorelementen uit één van de niveaudescriptoren van de kwalificatiestructuur. Zo krijgt men vier cijfers die helpen om het niveau van de competentie te bepalen. Commissielid 1: Competentie 4: MONTEREN Context Autonomie/Verantwoordelijkheid Kennis Niv 4 Niv 3 Vaardigheden Niv 3 Niv 3 Elk commissielid bepaalt dan volgens eigen inzicht het niveau van de competentie. In het voorbeeld van de stellingbouwer kan het zijn dat voor een bepaald commissielid het eindresultaat hiervan is dat competentie 4 op niveau 3 wordt ingeschaald. Dit proces herhaalt zich voor competenties 1, 2, 3, 5 & 6. Vervolgens worden de 6 competenties met hun niveau-aanduiding opgelijst.

115 115 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Commissielid 1: Competentie 1: Werkplanning Niv 3 Competentie 2: Veilig werken Niv 2 Competentie 3: Stabiliseren Niv 4 Competentie 4: Monteren Niv 3 Competentie 5: Demonteren Niv 3 Competentie 6: Ladder plaatsen Niv 1 Stap 2: Een relatief belang toekennen aan een competentie Eenmaal het niveau van de afzonderlijke competentie vastgesteld is, bepaalt ieder lid van de inschalingscommissie ook het relatieve belang van de competentie binnen de ontwerpkwalificatie. Niet alle competenties binnen de ontwerpkwalificatie zijn immers van evenveel belang. Voor de stellingbouwer weegt de competentie stabiliseren van stellingen bijvoorbeeld meer door dan werkplanning. Door het relatieve belang van de competentie in aanmerking te nemen, vermijden we het risico dat het belang van zwaar doorwegende competenties (zoals monteren ) binnen de kwalificaties geminimaliseerd wordt. De competenties met een groot relatief belang binnen de ontwerpkwalificatie gaan volgens deze methode het sterkst het niveau van de globale kwalificatie bepalen, in het geval van de stellingbouwer de competenties stabiliseren en monteren. Elk lid van de inschalingscommissie kent aan de zes competenties een relatief belang toe aan de hand van volgende vierpuntenschaal gaande van heel belangrijk (4) naar minder belangrijk (1). Het relatieve belang van een competentie voor een beroep kan men afleiden uit drie aspecten m.n. (1) de frequentie waarmee de competentie voorkomt bij het uitoefenen van het beroep; (2) de mate waarin de competentie centraal staat in het beroep en (3) de onmisbaarheid van de competentie voor het uitoefenen van het beroep (afbreukrisico). Uit de proefprojecten zal moeten blijken of de vierpuntenschaal een bruikbare schaal is of dat eventueel het relatieve belang van competenties op een andere manier met een andere schaal moet worden bepaald Competentie 1: Werkplanning X Competentie 2: Veilig werken X Competentie 3: Stabiliseren Competentie 4: Monteren X X Competentie 5: Demonteren X Competentie 6: Ladder plaatsen X

116 Stuk 2158 ( ) Nr Ieder commissielid stelt dan een lijst op van de competenties met niveaubepaling in de kwalificatiestructuur en met het relatieve belang van de competenties in de volledige kwalificatie. Voor de stellingbouwer levert dat het volgende resultaat op. Commissielid 1: Competentie 1: werkplanning Niv 3 RB 2 Competentie 2: veilig werken Niv 2 RB 3 Competentie 3: stabiliseren Niv 4 RB 4 Competentie 4: monteren Niv 3 RB 4 Competentie 5: demonteren Niv 3 RB 3 Competentie 6: ladder plaatsen Niv 1 RB 2 Stap 3: Niveaubepaling van de kwalificatie De commissieleden nemen voor de niveaubepaling van de kwalificatie enkel de competenties op met een relatief belang 4 & 3 om het kwalificatieniveau te bepalen. In dit geval gaat het om de competenties 2, 3, 4 & 5. Vervolgens gaat elk commissielid op zoek naar het gewogen gemiddeld niveau. Dit gebeurt door het kwalificatieniveau van de competenties te vermenigvuldigen met het relatieve belang ervan. De resultaten van deze vermenigvuldiging worden vervolgens opgeteld. Deze som wordt gedeeld door de som van de toegekende cijfers voor het relatieve belang van de competenties. Het resultaat is het niveau van de kwalificatie in de kwalificatiestructuur. Commissielid 1: Niveau Relatief belang Niveau X Relatief belang Competentie x3=6 Competentie x4=16 Competentie x4=12 Competentie x3=9 Totaal = =43 Niveau kwalificatie 43:14 = 3

117 117 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Stap 4: Consensus over inschaling Het kwalificatieniveau door elk commissielid afzonderlijk bepaald vormt dan de basis om het uiteindelijke niveau vast te leggen via verder overleg. Dit proces ziet er als volgt uit. De verschillende inschalers bepalen elk een niveau voor de kwalificatie op basis van bovenstaande methode. Indien de resultaten van de verschillende inschalers (grotendeels) gelijklopend zijn, vormt zich geen probleem. Dan ligt het kwalificatieniveau van de kwalificatie vast. Het niveau dat door de inschalers tijdens het inschalingsproces aan de afzonderlijke competenties werd gegeven is van geen belang meer, zelfs als bij nader toezien de toegekende niveaus voor de competenties uiteenlopend zouden zijn. Bij grote verschillen qua inschalingsniveau van de kwalificatie kan bovenstaande methode helpen om te bepalen waar het probleem ligt. Zo laat de inschalingsmethode toe om bij de competenties te gaan kijken waar de verschillen liggen. Zo kan de discussie zich gericht toespitsen op die verschillen die er binnen de kwalificatie voor zorgen dat geen consensus bestaat. Ook hier wordt de discussie niet gevoerd over het toegekende niveau van de competentie in de zin of wel het juiste niveau werd gegeven maar moet de discussie gaan over de redenen waarom een bepaald niveau werd gegeven. Op die manier kunnen de verschillen worden gebruikt om de zaken verder uit te klaren en op basis hiervan tot een consensus te komen over het niveau van de kwalificatie. Brussel, De minister-president van de Vlaamse Regering, Kris PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, Frank VANDENBROUCKE

118 Stuk 2158 ( ) Nr

119 119 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 VOORONTWERP VAN DECREET van 18 juli 2008

120 Stuk 2158 ( ) Nr

121 121 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Voorontwerp van decreet betreffende de kwalificatiestructuur DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming; Na beraadslaging, BESLUIT : De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming is ermee belast, in naam van de Vlaamse Regering, bij het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt: Hoofdstuk I. Inleidende bepaling en doelstelling Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. Art. 2. De kwalificatiestructuur is een systematische ordening van erkende kwalificaties op basis van een algemeen geldend raamwerk. Art. 3. Door de ordening, vermeld in artikel 2, worden kwalificaties en hun onderlinge verhoudingen transparant en kunnen onderwijs-, opleidingsverstrekkers en andere maatschappelijke actoren eenduidig over kwalificaties en de daarin vervatte competenties communiceren. Hoofdstuk II. Toepassingsgebied, gebruik en definities Art. 4. Dit decreet is van toepassing op kwalificaties die de Vlaamse Regering erkent en registreert. Art. 5. In dit decreet wordt verstaan onder: 1 accreditatieorgaan: het orgaan dat bij internati onaal verdrag is aangewezen om in het hoger onderwijs de accreditaties te verlenen en de toets nieuwe opleiding uit te voeren;. /.

122 Stuk 2158 ( ) Nr agentschap: de instantie die bevoegd is voor de inschaling, voor de advisering bij de erkenning en voor de registratie van erkende kwalificaties; 3 beroep: een samenhangend geheel van taken met bi jbehorende competenties waarover een maatschappelijke consensus bestaat, en waarbij abstractie wordt gemaakt van organisatie- of bedrijfsspecifieke kenmerken; 4 beroepscompetentieprofiel: een afgerond geheel v an competenties die een beroepsbeoefenaar in een bepaalde arbeidscontext hanteert om (de) te verwachten resultaten op de werkvloer te realiseren; 5 beroepskwalificatie: een afgerond en ingeschaald geheel van competenties waarmee een beroep kan worden uitgeoefend. 6 competentie: de bekwaamheid om kennis, vaardighe den en attitudes in het handelen geïntegreerd aan te wenden voor maatschappelijke activiteiten; 7 competentieprofiel: een afgerond geheel van comp etenties die een persoon in een bepaalde maatschappelijke context hanteert om (de) te verwachten resultaten in die maatschappelijke rol te realiseren en waarvoor geen beroepscompetentieprofiel bestaat of ontwikkeld zal worden; 8 erkende kwalificatie: een afgerond geheel van co mpetenties met maatschappelijke relevantie waarvan de Vlaamse Regering beslist dat ze aan inhoudelijke en vormelijke kwaliteitseisen voldoet en waarvoor een bewijs kan worden uitgereikt; 9 instellingen hoger onderwijs: de geregistreerde instellingen hoger onderwijs vermeld in het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen; 10 kwalificatie: een afgerond geheel van competent ies; 11 kwalificatieraamwerk: het door dit decreet vast gelegd instrument voor het systematisch beschrijven en inschalen van kwalificaties, opgebouwd uit niveaus en niveaudescriptoren; 12 kwalificatiestructuur: de systematische ordenin g van erkende kwalificaties op basis van een algemeen geldend kwalificatieraamwerk; 13 onderwijskwalificatie: een afgerond en ingescha ald geheel van competenties die noodzakelijk zijn om maatschappelijk te functioneren en te participeren, waarmee verdere studies in het secundair of in het hoger onderwijs kunnen worden aangevat of waarmee beroepsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend. 14 SERV: de Sociaal-Economische Raad van Vlaandere n; 15 VLHORA: de Vlaamse Hogescholenraad; 16 VLIR: de Vlaamse Interuniversitaire Raad; 17 VLOR: de Vlaamse Onderwijsraad. Hoofdstuk III. Algemene kenmerken van het kwalificatieraamwerk Afdeling I. Niveaubeschrijvingen Art. 6. In de kwalificatiestructuur worden alle kwalificaties die de Vlaamse Regering erkent, systematisch geordend. Die systematische ordening gebeurt op basis van het kwalificatieraamwerk en volgens de procedure vermeld in dit decreet. Art. 7. Het kwalificatieraamwerk onderscheidt 8 niveaus, die oplopen van niveau één naar niveau acht. Elk niveau in het raamwerk wordt beschreven aan de hand van een niveaudescriptor. Een niveaudescriptor geeft een generieke omschrijving van de karakteristieken van de competenties die eigen zijn aan de kwalificaties op dat niveau en bestaat uit vijf descriptorelementen: kennis, vaardigheden, context, autonomie en verantwoordelijkheid. Ze bepalen het niveau van de kwalificatie. De niveaudescriptoren worden gebruikt om kwalificaties te beschrijven en in te schalen. Art De niveaudescriptoren voor de acht niveaus zijn de volgende:. /.

123 123 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 1 een kwalificatie van niveau één omvat herkenbare handelingen die herhaald worden uitgevoerd bij routinetaken en in een goed gestructureerde, stabiele, enkelvoudige en vertrouwde context, waarin de tijdsdruk weinig meespeelt. De kennis is elementair en beperkt tot het herkennen van materialen, van beknopte en eenduidige informatie, van eenvoudige en concrete basisbegrippen en basisregels uit een deel van een domein. Het arsenaal aan vaardigheden is gelimiteerd: informatie wordt uit het geheugen opgeroepen en toegepast en er worden automatismen gebruikt. Aangeleerde praktische handelingen of technische activiteiten worden nagebootst en richten zich op niet-delicate objecten. Onder rechtstreekse leiding kan het eigen, strikt afgelijnde takenpakket naar behoren worden afgehandeld. 2 een kwalificatie op niveau twee omvat competenti es die het mogelijk maken te handelen met delicate, maar passieve objecten. Dat gebeurt met een beperkte autonomie en een beperkte uitvoerende verantwoordelijkheid voor eigen werk. Een geselecteerd aantal standaardprocedures wordt toegepast. Voorgeschreven strategieën worden aangewend om concrete problemen op te lossen, die weliswaar gelimiteerd en herkenbaar zijn. Typisch voor deze kwalificatie is het aanwenden van één of meer van de volgende vaardigheden: analyseren van gegeven informatie door elementen te onderscheiden en verbanden te leggen, zintuiglijke ervaringen in motorische handelingen omzetten en aangeleerde praktisch-technische handelingen onder begeleiding uitvoeren. Dat gebeurt in een beperkt aantal vergelijkbare, enkelvoudige en vertrouwde contexten. De kennis omvat het begrijpen van informatie, van standaardprocedures, en concrete begrippen uit een specifiek domein. 3 een kwalificatie van niveau drie omvat het vermo gen om hoofd- en bijzaken in informatie te onderscheiden en een aantal abstracte begrippen, wetten, formules en methodes te begrijpen. Handelen met delicate en actieve objecten is mogelijk. De contexten zijn weliswaar vergelijkbaar, maar sommige factoren veranderen. Keuzevaardigheid is een karakteristiek gegeven van dit niveau. Standaardprocedures en methodes worden zelf gekozen om taken uit te voeren en verscheidene concrete en welomschreven problemen op te lossen. Tot de cognitieve vaardigheden behoren: analyseren via inductie en deductie, en synthetiseren. Motorische vaardigheden worden aangewend om handelingen te verrichten van artistiek-creatieve aard of die tactisch en strategisch inzicht vereisen, of om constructies te maken op basis van een plan. Die kwalificaties verwijzen altijd naar een zekere graad van autonomie binnen een afgebakend takenpakket en een beperkte organisatorische verantwoordelijkheid voor eigen werk. 4 een kwalificatie van niveau vier omvat competent ies die gericht zijn op het oordeelkundig oplossen van diverse niet-vertrouwde, maar concrete en domeinspecifieke problemen en op het efficiënt uitvoeren van taken. Dat gebeurt door het ontwikkelen van een strategische aanpak op basis van afgewogen en geïntegreerde informatie. Concrete én abstracte gegevens uit een specifiek domein worden geïnterpreteerd. De taken zijn divers en hebben betrekking op een combinatie van wisselende contexten. De vaardigheden zijn van reflectieve (cognitieve) en van productieve motorische aard. De persoonlijke inbreng is substantieel, met volledige autonomie en verantwoordelijkheid ten opzichte van het eigen functioneren en zelfs met enig initiatief. Het eigen handelen wordt geëvalueerd en bijgestuurd met het oog op het bereiken van collectieve resultaten. 5 een kwalificatie van niveau vijf omvat het vermo gen om de informatie uit een specifiek domein met concrete en abstracte gegevens uit te breiden (extrapolatie) of met ontbrekende gegevens aan te vullen (interpolatie), en om begrippenkaders te hanteren. Anderzijds is men zich bewust van de reikwijdte of de beperktheid van de domeinspecifieke kennis. Geïntegreerde cognitieve en/of motorische vaardigheden worden toegepast. Theoretische en praktische kennis worden getransfereerd. Procedures en strategisch denken worden flexibel en inventief ingezet bij de uitvoering van taken en bij de oplossing van problemen. Verworven kennis en vaardigheden worden gebruikt in een reeks van nieuwe, complexe contexten. De autonomie, het initiatief en de verantwoordelijkheid reiken verder dan het eigen werk en het eigen handelen; ook groepsresultaten worden gestimuleerd. 6 een kwalificatie van niveau zes omvat het vermog en om niet-vertrouwde, complexe problemen op te lossen op basis van de interpretatie van een relevante. /.

124 Stuk 2158 ( ) Nr gegevensverzameling en de innovatieve aanwending van zorgvuldig geselecteerde methodes en hulpmiddelen. De daartoe noodzakelijke kennis en inzichten uit een specifiek domein worden kritisch geëvalueerd en gecombineerd. Dergelijke kwalificaties doen een beroep op een behoorlijk abstractievermogen en op het toepassen van complexe gespecialiseerde vaardigheden, gelieerd aan onderzoeksuitkomsten. Dit kwalificatieniveau veronderstelt onafhankelijk en initiatiefrijk handelen in complexe en gespecialiseerde contexten. Er wordt medeverantwoordelijkheid opgenomen voor het bepalen van collectieve resultaten. 7 een kwalificatie van niveau zeven omvat het verm ogen tot integratie en herformulering van kennis en inzichten uit een bepaald domein of op het raakvlak tussen verschillende domeinen. Complexe nieuwe vaardigheden, gelieerd aan zelfstandig, gestandaardiseerd onderzoek, worden aangewend om volledig autonoom en met beslissingsrecht te handelen in onvoorspelbare, ingewikkelde en gespecialiseerde contexten. Dat betekent een aanzet tot origineel en creatief denken. Typisch voor dit niveau is dat geavanceerde en/of innovatieve probleemoplossende technieken en methodes aan een kritisch oordeel worden onderworpen en toegepast. Dat laat toe de eindverantwoordelijkheid op te nemen voor het bepalen van collectieve resultaten. 8 een kwalificatie van niveau acht omvat een syste matische en uitermate gespecialiseerde kennis van een substantieel deel van een specifiek domein of kennis op het raakvlak tussen verschillende domeinen. Bestaande kennis wordt uitgebreid of geherdefinieerd. Daarenboven wordt nieuwe kennis geïnterpreteerd en gecreëerd via origineel onderzoek of geavanceerde wetenschappelijke studie. De onderzoekscontext is uitdagend en heeft brede, innoverende implicaties. Kwalificaties van niveau 8 veronderstellen het ontwerpen en uitvoeren van projecten die de bestaande procedurele kennis uitbreiden en herdefiniëren, gericht op de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden, technieken, toepassingen, praktijken en/of materialen. Met een hoge mate van kritische zin en sturend vermogen wordt de verantwoordelijkheid opgenomen voor de ontwikkeling van de professionele praktijk of van wetenschappelijk onderzoek. 2 De generieke kwaliteitswaarborgen van respectievelijk bachelor, master en doctor, vermeld in artikel 58, 2, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering in het hoger onderwijs, zijn equivalent aan de niveaudescriptoren van respectievelijk niveau zes, niveau zeven en niveau acht. Art. 9. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van dit decreet werkt de Vlaamse Regering de methodieken voor beschrijving en inschaling van kwalificaties uit. Afdeling II. Soorten kwalificaties Art. 10. Beroepskwalificaties zijn afgeronde gehelen van competenties waarmee een beroep kan worden uitgeoefend. Beroepskwalificaties kunnen ingeschaald worden op elk van de acht niveaus van de kwalificatiestructuur. Art. 11. Onderwijskwalificaties zijn afgeronde gehelen van competenties die noodzakelijk zijn om maatschappelijk te functioneren en te participeren, waarmee verdere studies in het secundair of in het hoger onderwijs kunnen worden aangevat of waarmee beroepsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend. De onderwijskwalificatie die gericht is op maatschappelijk functioneren of participeren situeert zich op niveau twee. Onderwijskwalificaties waarmee verdere studies kunnen worden aangevat in het secundair onderwijs, situeren zich op niveau 2 of 3. Onderwijskwalificaties waarmee hoger onderwijs kan worden aangevat situeren zich op niveau vier. Onderwijskwalificaties waarmee een beroep kan worden uitgeoefend, situeren zich op niveau twee, drie, vier, vijf, zes, zeven of acht.. /.

125 125 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Hoofdstuk IV. Erkenning van kwalificaties Afdeling I. Procedure voor de erkenning van beroepskwalificaties Art. 12. De SERV legt beroepscompetentieprofielen of competentieprofielen voor erkenning als beroepskwalificatie voor aan het agentschap. De Vlaamse Regering bepaalt onder welke voorwaarden en voor welke sectoren kan worden afgeweken van het indienen van de aanvraag van competentieprofielen via de SERV. De afwijking kan geen afbreuk doen aan de verplichting om voor de aanvraag tot erkenning sociaal, paritair overleg te organiseren. Vragen tot erkenning kunnen permanent worden ingediend bij het agentschap. Art. 13. Het agentschap formuleert een erkenningsadvies met een voorstel tot inschaling aan de minister, bevoegd voor Vorming en aan de voor de kwalificatie functioneel bevoegde minister. Voor een beroepscompetentieprofiel wordt dat advies binnen het agentschap voorbereid door een sectorspecifieke commissie ad hoc. Die commissie is als volgt samengesteld: 1 vertegenwoordigers van de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties, die zijn aangewezen door de SERV; 2 vertegenwoordigers van de onderwijs- en publieke opleidingenverstrekkers, die zijn aangewezen door de VLOR; 3 minstens twee onafhankelijke inschalingsexperts, die zijn aangewezen door het agentschap. In de ad-hoccommissie zit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties en van de onderwijs- en publieke opleidingenverstrekkers. Voor een competentieprofiel wordt dat advies binnen het agentschap voorbereid door een sectorspecifieke commissie ad hoc. die commissie is als volgt samengesteld: 1 vertegenwoordigers van de betrokken sector; 2 vertegenwoordigers van de onderwijs- en publieke opleidingenverstrekkers die zijn aangewezen door de VLOR; 3 minstens twee onafhankelijke inschalingsexperts, die zijn aangewezen door het agentschap. In de ad-hoccommissie zit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de sector en van de onderwijs- en publieke opleidingenverstrekkers. Art. 14. De Vlaamse Regering erkent de kwalificatie of vraagt om de inschaling bij te sturen. Een beroepscompetentieprofiel, wordt erkend als beroepskwalificatie op gezamenlijk voorstel van de minister, bevoegd voor Vorming, de minister, bevoegd voor Werk en de functioneel bevoegde minister. Een competentieprofiel, wordt erkend als beroepskwalificatie op gezamenlijk voorstel van de minister, bevoegd voor Vorming en de functioneel bevoegde minister. Tussen de datum van de aanvraag tot erkenning en de beslissing van de Vlaamse Regering tot erkenning of tot bijsturing mag niet meer dan twee maanden verlopen zijn. Art. 15. Het agentschap registreert de erkende beroepskwalificatie in de kwalificatiestructuur.. /.

126 Stuk 2158 ( ) Nr Het voert aanpassingen door aan erkende beroepskwalificaties tengevolge van bijsturingen van beroepscompetentieprofielen of competentieprofielen in de erkende beroepskwalificatie door als het na onderzoek oordeelt dat de bijsturing geen impact heeft op het kwalificatieniveau. Bijsturingen met impact op het kwalificatieniveau doorlopen de erkenningsprocedure. Afdeling II. Procedure voor de erkenning van onderwijskwalificaties van niveau één tot en met vijf Art. 16. Het agentschap ontwikkelt de onderwijskwalificaties die zich situeren op de niveaus twee tot en met vijf en neemt daarvoor de eindtermen, of de eindtermen en de specifieke eindtermen of erkende beroepskwalificaties onverkort over op de volgende wijze: 1 voor de onderwijskwalificatie geletterdheid op niveau twee : a) de eindtermen basiseducatie; 2 voor de onderwijskwalificaties secundair beroep sonderwijs op niveau twee : a) de eindtermen tweede graad BSO én één of meer beroepskwalificaties; 3 voor de onderwijskwalificaties secundair beroep sonderwijs op niveau drie : a) de eindtermen voor het tweede leerjaar derde graad BSO én één of meer beroepskwalificaties; 4 voor de onderwijskwalificaties secundair onderw ijs op niveau vier : a) de eindtermen derde graad ASO, én de specifieke eindtermen voor de derde graad ASO die verbonden zijn aan één of meer wetenschapsdomeinen; b) de eindtermen derde graad TSO, én de specifieke eindtermen voor de derde graad TSO die verbonden zijn aan één of meer wetenschapsdomeinen; c) de eindtermen derde graad KSO, én de specifieke eindtermen voor de derde graad KSO die verbonden zijn aan één of meer wetenschapsdomeinen; d) de eindtermen derde graad TSO of KSO en één of meer beroepskwalificaties; e) de eindtermen derde leerjaar derde graad BSO en één of meer beroepskwalificaties; f) de eindtermen voor de aanvullende algemene vorming voor het volwassenenonderwijs én één of meer beroepskwalificaties; g) één of meer beroepskwalificaties van niveau vier. 5 voor de onderwijskwalificaties hoger onderwijs op niveau vijf : a) één of meer beroepskwalificaties op niveau vijf; Het Vlaams Parlement kan bijkomende onderwijskwalificaties bepalen op niveau één tot en met vijf. Art. 17. De Vlaamse Regering erkent de onderwijskwalificaties van niveau één tot en met vijf op gezamenlijk voorstel van de minister, bevoegd voor Vorming en de minister, bevoegd voor Onderwijs. Het agentschap registreert de erkende onderwijskwalificaties in de kwalificatiestructuur. Afdeling III. Procedure voor de erkenning van onderwijskwalificaties van niveau zes tot en met acht Art. 18. Instellingen in het hoger onderwijs beschrijven gezamenlijk de domeinspecifieke leerresultaten van de opleidingen in het hoger onderwijs conform de generieke kwaliteitswaarborgen, vermeld in artikel 58, 2, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen onder de coördinatie van de VLHORA en de VLIR.. /.

127 127 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Die generieke beschrijving van de domeinspecifieke leerresultaten wordt gevalideerd door het accreditatieorgaan. De Vlaamse Regering kan daarvoor verdere regels uitwerken. Art. 19. De gevalideerde beschrijvingen van de domeinspecifieke leerresultaten worden automatisch als kwalificatie erkend. De gevalideerde beschrijvingen van de opleidingen voor de graad van bachelor in het hoger professioneel onderwijs en in het academisch onderwijs worden opgenomen als kwalificaties van niveau zes, die voor de graad van master worden opgenomen als kwalificaties van niveau zeven en die voor de graad van doctor worden opgenomen als kwalificaties van niveau acht. Art. 20. Het accreditatieorgaan bezorgt het agentschap de erkende kwalificaties voor registratie in de kwalificatiestructuur. Hoofdstuk V. Wijzigingsbepalingen Art. 21. In artikel 24bis, 1, punt 8 van de wet van 29 me i 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt tussen de woorden specifieke eindtermen, en het woord leerplannen de woorden erkende beroepskwalificaties, ingevoegd. Art. 22. Artikel 3 van het decreet van 18 januari 2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs wordt vervangen door wat volgt: Art. 3. De eindtermen, de specifieke eindtermen, de ontwikkelingsdoelen voor het gewoon voltijds secundair onderwijs en de ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon secundair onderwijs worden vastgelegd door het Vlaams Parlement bij wijze van bekrachtiging van een besluit van de Vlaamse Regering, genomen op advies van de VLOR. Voor het onderwijs in een erkende godsdienst, een op godsdienst berustende zedenleer, de niet-confessionele zedenleer, de eigen cultuur en religie en de cultuurbeschouwing worden geen eindtermen of ontwikkelingsdoelen bepaald. De Vlaamse Regering legt het besluit ten laatste één maand na de goedkeuring ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. De eindtermen, de specifieke eindtermen en de ontwikkelingsdoelen hebben uitwerking vanaf de datum die het decreet aangeeft. De eindtermen en specifieke eindtermen worden ontwikkeld conform de niveaudescriptoren vermeld in artikel 8 van het decreet betreffende de kwalificatiestructuur van (datum). Art. 23. In artikel 5, 3, van hetzelfde decreet wordt het derde lid vervangen door wat volgt: In de opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs gelden de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen, de specifieke eindtermen en erkende beroepskwalificaties van het overeenstemmende niveau van het gewoon secundair onderwijs respectievelijk als eindtermen, ontwikkelingsdoelen, specifieke eindtermen en erkende beroepskwalificaties. Voor bepaalde andere opleidingsvormen of types kan de klassenraad de eindtermen en/of ontwikkelingsdoelen en/of specifieke eindtermen en/of erkende beroepskwalificaties van het. /.

128 Stuk 2158 ( ) Nr overeenstemmende niveau van het gewoon secundair onderwijs, van andere types van het buitengewoon secundair onderwijs, of van het gewoon of buitengewoon basisonderwijs overnemen als ontwikkelingsdoelen. In beide gevallen kan de klassenraad, rekening houdend met de kenmerken eigen aan de leerling, de gelijkwaardigheid beoordelen van prestaties in het betrokken type of de betrokken opleidingsvorm met de prestaties die door de eindtermen en/of ontwikkelingsdoelen en/of specifieke eindtermen en/of erkende beroepskwalificaties van het overeenstemmende niveau van het buitengewoon secundair onderwijs worden vereist. Art. 24. In hoofdstuk II van hetzelfde decreet wordt afdeling 3, bestaande uit artikel 6 en 7, vervangen door wat volgt: AFDELING 3 SPECIFIEKE EINDTERMEN EN ERKENDE BEROEPSKWALIFICATIES Art. 6. Specifieke eindtermen zijn doelen met betrekking tot de vaardigheden, de specifieke kennis, inzichten en attitudes waarover een leerling van het voltijds secundair onderwijs beschikt om vervolgonderwijs aan te vatten. Specifieke eindtermen worden vastgelegd voor het tweede leerjaar van de derde graad van het ASO, KSO en TSO en worden ontwikkeld uit de kenmerkende onderdelen van een bepaald wetenschapsdomein. Art. 7. Beroepskwalificaties zijn afgeronde gehelen van competenties waarmee men een beroep kan uitoefenen. Ze worden erkend volgens de procedure bepaald in het decreet betreffende de kwalificatiestructuur van (datum). Art. 7bis. De specifieke eindtermen en de erkende beroepskwalificaties worden verworven door middel van het specifieke gedeelte van een opleiding. Het specifieke gedeelte van de opleiding wordt gedefinieerd als het gedeelte dat niet behoort tot de basisvorming of tot het complementaire gedeelte, zoals gedefinieerd in titel IV van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II, zoals gewijzigd. Art. 7ter. Voor die specifieke gedeelten van opleidingen die gericht zijn op beroepsuitoefening waarvoor geen erkende beroepskwalificatie bestaat, kan de Vlaamse Regering de competenties vastleggen. De Vlaamse Regering bepaalt de referentiekaders die hiervoor gebruikt worden. Art. 25. In artikel 8 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 1 wordt vervangen door wat volgt: 1. Met de inachtneming van het door of krachtens het decreet bepaalde minimumlessenrooster en met inachtneming van de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen, de specifieke eindtermen en de erkende beroepskwalificaties, beschikt elke inrichtende macht voor elk van haar instellingen over de vrijheid de lessenroosters en de leerplannen vast te stellen en kiest zij vrij haar pedagogische methodes. ; 2 In 2 wordt het derde lid vervangen door wat vol gt: In voorkomend geval kunnen bepaalde eindtermen, ontwikkelingsdoelen, specifieke eindtermen of erkende beroepskwalificaties van het gewoon secundair onderwijs, van andere types van het buitengewoon secundair onderwijs of van het gewoon of buitengewoon. /.

129 129 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 basisonderwijs door een beslissing van de klassenraad in een handelingsplan worden opgenomen. ; 3 aan 3, eerste lid, wordt een derde gedachtestre epje toegevoegd, dat luidt als volgt : - de erkende beroepskwalificaties of de in de plaats daarvan vastgelegde competenties. Art. 26. In artikel 9, 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 in het tweede lid, 5, wordt de zinsnede en/of als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen fungeren geschrapt; 2 in het vierde lid wordt de zin Indien de afwijk ingsaanvraag betrekking heeft op specifieke eindtermen waarvoor de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen profielen heeft ingediend, zal de Vlaamse Regering de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vragen een lid aan te duiden om deel uit te maken van de in het vorige lid bedoelde commissie van deskundigen. geschrapt. Art. 27. In artikel 2 van het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 punt 5 wordt vervangen door wat volgt: 5 ber oepscompetentieprofiel: een afgerond geheel van competenties die een beroepsbeoefenaar in een bepaalde arbeidscontext hanteert om (de) te verwachte resultaten op de werkvloer te realiseren; ; 2 punt 12 wordt vervangen door wat volgt: 12 erk ende beroepskwalificatie: de beroepskwalificatie als vermeld in het decreet van (datum) betreffende de kwalificatiestructuur Art. 28. In artikel 4 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 er wordt een paragraaf 1bis toegevoegd die luid t als volgt: 1bis. De titel van beroepsbekwaamheid geldt eveneens als het bewijs dat de betrokken persoon een erkende beroepskwalificatie heeft behaald. 2 in 2 wordt het tweede lid vervangen door wat vo lgt: Diploma s en getuigschriften mede afgeleverd op grond van het voldoen aan de competenties vastgelegd in een erkende beroepskwalificatie, worden te allen tijde geacht de ten aanzien van het betrokken beroep of deelberoep vastgelegde competenties te omvatten. Art. 29. In artikel 6 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt: 1 in punt 3 wordt het woord beroepsprofielen ve rvangen door het woord beroepscompetentieprofielen ; 2 In punt 4 wordt de woorden beroepsprofielen, b edoeld in 3 vervangen door beroepscompetentieprofielen. Art. 30. In artikel 8, derde lid, van hetzelfde decreet wordt tussen de woorden na advies van de SERV en de woorden, vastgelegd door de Vlaamse Regering de woorden en het agentschap, vermeld in artikel 5, 2 van het decree t van (datum) betreffende de kwalificatiestructuur ingevoegd. Art. 31. In artikel X van het decreet van 7 mei 2004 inzake de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen worden 1 en 2 vervangen door wat volgt:. /.

130 Stuk 2158 ( ) Nr De Raad bepaalt beroepscompetentieprofielen of competentieprofielen hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Vlaamse Regering, hetzij op verzoek van de sociale partners van een bedrijfstak of een samenhangend geheel van bedrijfstakken zoals door de Vlaamse Regering omschreven, hetzij op verzoek van een maatschappelijke sector zoals omschreven door de Vlaamse Regering. Een competentieprofiel kan alleen bepaald worden voor maatschappelijke rollen waarvoor geen beroepscompetentieprofiel bestaat of ontwikkeld zal worden. 2. De SERV garandeert bij de ontwikkeling van beroepscompetentieprofielen en competentieprofielen een paritaire vertegenwoordiging van de actoren uit de betrokken bedrijfstak, bedrijfstakken of maatschappelijke sectoren, en waarborgt de toepassing van Vlaamse, federale en internationale regelgeving over beroepsuitoefening. Art. 32. In artikel 2 van decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 in punt 32 worden tussen de woorden specifieke eindtermen en het woord en de woorden, erkende beroepskwalificatie(s) ingevoegd; 2 in punt 39 wordt de zinsnede of om als beginne nde beroepsbeoefenaar te kunnen fungeren geschrapt. Art. 33. In titel III van hetzelfde decreet wordt het opschrift van hoofdstuk IV vervangen door wat volgt: De eindtermen, specifieke eindtermen, erkende beroepskwalificaties en basiscompetenties Art. 34. In artikel 11 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 in 3 wordt tussen de woorden de specifieke ein dtermen en de woorden als voor de woorden en erkende beroepskwalificaties ingevoegd; 2 er wordt een 6 toegevoegd dat luidt als volgt: 6. De eindtermen en specifieke eindtermen worden ontwikkeld conform de niveaudescriptoren uit artikel 8 van het decreet van (datum) betreffende de kwalificatiestructuur. Art. 35. In artikel 12 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 in 2 wordt tussen de woorden specifieke eindte rmen en zijn van de woorden en erkende beroepskwalificaties ingevoegd; 2 aan 3, 1, wordt de volgende zin toegevoegd: D e basiscompetenties die worden vastgelegd voor opleidingen die leiden naar een beroep nemen erkende beroepskwalificaties onverkort op. ; 3 aan 3, 2, wordt tussen de woorden specifieke eindtermen en het woord bepaald de woorden of erkende beroepskwalificaties ingevoegd. Art. 36. In artikel 13 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 in 1 wordt tussen het woord vaardigheden en het woord met de woorden en erkende beroepskwalificaties ingevoegd;. /.

131 131 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 2 in 2 wordt tussen de woorden specifieke eindte rmen en het woord of de woorden,erkende beroepskwalificaties ingevoegd. Art. 37. In artikel 14, 2, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zin In de leerplannen worden de eindtermen, de specifieke eindtermen of de basiscompetenties op herkenbare wijze opgenomen vervangen door de zin, In de leerplannen worden de eindtermen, de specifieke eindtermen, de basiscompetenties of de erkende beroepskwalificaties op herkenbare wijze opgenomen. Art. 38. In artikel 15, 2, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 in het tweede lid, 5, wordt de zinsnede of als beginnende beroepsbeoefenaar te kunnen fungeren geschrapt; 2 in het derde lid wordt de zin Indien de afwijki ngsaanvraag betrekking heeft op specifieke eindtermen of basiscompetenties waarvoor de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen beroep(competentie)profielen heeft gepubliceerd, zal de Vlaamse Regering de Sociaal- Economische Raad van Vlaanderen vragen een gemotiveerd advies uit te brengen. geschrapt. Art. 39. In artikel 24, 1, tweede lid, 4, van hetzelfde de creet wordt tussen de woorden specifieke eindtermen en het woord of de woorden, erkende beroepskwalificaties ingevoegd. Art. 40. In artikel 45, 4, van hetzelfde decreet wordt tuss en de woorden specifieke eindtermen en het woord en de woorden, erkende beroepskwalificaties ingevoegd. Art. 41. In artikel 56, 8, van hetzelfde decreet wordt tuss en de woorden specifieke eindtermen, en het woord basiscompetenties de woorden erkende beroepskwalificaties, ingevoegd. Hoofdstuk VI. Slotbepalingen Art. 42. De opleidingen die leiden tot een diploma secundair onderwijs en geen onderwijskwalificatie bevatten zoals omschreven in artikel 16, 4, van dit decreet, worden tot en met het schooljaar geacht tot een onderwijskwalificatie van niveau vier te leiden. Art. 43. Tot en met het academiejaar , worden de leerresultaten, opgenomen in de referentiekaders van de visitatierapporten van de opleidingen uit het hoger onderwijsregister, automatisch als kwalificatie erkend en geregistreerd. Brussel, De minister-president van de Vlaamse Regering, Kris PEETERS. /.

132 Stuk 2158 ( ) Nr De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, Frank VANDENBROUCKE. /.

133 ADVIES VAN DE VLAAMSE ONDERWIJSRAAD 133 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

134 Stuk 2158 ( ) Nr

135 135 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

136 Stuk 2158 ( ) Nr

137 137 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

138 Stuk 2158 ( ) Nr

139 139 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

140 Stuk 2158 ( ) Nr

141 141 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

142 Stuk 2158 ( ) Nr

143 143 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

144 Stuk 2158 ( ) Nr

145 145 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

146 Stuk 2158 ( ) Nr

147 147 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

148 Stuk 2158 ( ) Nr

149 149 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

150 Stuk 2158 ( ) Nr

151 151 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

152 Stuk 2158 ( ) Nr

153 153 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

154 Stuk 2158 ( ) Nr

155 155 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

156 Stuk 2158 ( ) Nr

157 157 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 GEZAMENLIJK ADVIES VAN DE VLAAMSE HOGESCHOLENRAAD EN DE VLAAMSE INTERUNIVERSITAIRE RAAD

158 Stuk 2158 ( ) Nr

159 159 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

160 Stuk 2158 ( ) Nr

161 161 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

162 Stuk 2158 ( ) Nr

163 163 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

164 Stuk 2158 ( ) Nr

165 165 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

166 Stuk 2158 ( ) Nr

167 167 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 ADVIES VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD VAN VLAANDEREN

168 Stuk 2158 ( ) Nr

169 169 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

170 Stuk 2158 ( ) Nr

171 171 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

172 Stuk 2158 ( ) Nr

173 173 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

174 Stuk 2158 ( ) Nr

175 175 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

176 Stuk 2158 ( ) Nr

177 177 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

178 Stuk 2158 ( ) Nr

179 179 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

180 Stuk 2158 ( ) Nr

181 181 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

182 Stuk 2158 ( ) Nr

183 183 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

184 Stuk 2158 ( ) Nr

185 185 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

186 Stuk 2158 ( ) Nr

187 187 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

188 Stuk 2158 ( ) Nr

189 189 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 ADVIES VAN DE RAAD VOOR CULTUUR, JEUGD, SPORT EN MEDIA

190 Stuk 2158 ( ) Nr

191 191 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

192 Stuk 2158 ( ) Nr

193 193 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

194 Stuk 2158 ( ) Nr

195 195 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 ADVIES VAN DE NEDERLANDS-VLAAMSE ACCREDITATIEORGANISATIE

196 Stuk 2158 ( ) Nr

197 197 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

198 Stuk 2158 ( ) Nr

199 199 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

200 Stuk 2158 ( ) Nr

201 201 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

202 Stuk 2158 ( ) Nr

203 203 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

204 Stuk 2158 ( ) Nr

205 205 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

206 Stuk 2158 ( ) Nr Artikels

207 207 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

208 Stuk 2158 ( ) Nr

209 209 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 OVERLEG CONFORM ARTIKEL 5 VAN DE SCHOOLPACTWET

210 Stuk 2158 ( ) Nr

211 211 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

212 Stuk 2158 ( ) Nr

213 213 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

214 Stuk 2158 ( ) Nr

215 215 Stuk 2158 ( ) Nr. 1

216 Stuk 2158 ( ) Nr

217 217 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 VOORONTWERP VAN DECREET van 9 januari 2009

218 Stuk 2158 ( ) Nr

219 219 Stuk 2158 ( ) Nr. 1 Voorontwerp van decreet betreffende de kwalificatiestructuur DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming; Na beraadslaging, BESLUIT : De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming is ermee belast, in naam van de Vlaamse Regering, bij het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt: Hoofdstuk I. Inleidende bepaling en doelstelling Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. Art. 2. De kwalificatiestructuur is een systematische ordening van erkende kwalificaties op basis van een algemeen geldend raamwerk. Art. 3. Door de ordening, vermeld in artikel 2, worden kwalificaties en hun onderlinge verhoudingen transparant en kunnen onderwijs-, opleidingsverstrekkers en andere maatschappelijke actoren eenduidig over kwalificaties en de daarin vervatte competenties communiceren. Hoofdstuk II. Toepassingsgebied, gebruik en definities Art. 4. Dit decreet is van toepassing op kwalificaties die de Vlaamse Regering erkent en registreert. De kwalificatiestructuur vormt het kader om opleidingen tot stand te brengen die leiden naar erkende kwalificaties en om kwalificatiebewijzen te vergelijken. De kwalificatiestructuur kan ook als referentiekader worden gebruikt om :. /.

!" # $$! #% "! " "# #& # ' $ #! "! # & # )! * " + "!,-!./ " # 1 0 #2 #3! 4./# " $! " # "! #) "! " $ # 0 " 5!! $ 1 8. (/# " "!

! # $$! #% !  # #& # ' $ #! ! # & # )! *  + !,-!./  # 1 0 #2 #3! 4./#  $!  # ! #) !  $ # 0  5!! $ 1 8. (/#  ! $$ % & ' ( $ & ) * +,-./ 0 & 1 0 2 3 4./,56-5 $ ) $ 0 0 ( 7 $ 5 $ 1 8. (/ 8 (0 1 & 2 9 9 : ( + - 8 (0; - ; -./; - ; - ; - 4

Nadere informatie

Memorie van toelichting bij het ontwerp van decreet betreffende de kwalificatiestructuur

Memorie van toelichting bij het ontwerp van decreet betreffende de kwalificatiestructuur Memorie van toelichting bij het ontwerp van decreet betreffende de kwalificatiestructuur Deel I: Algemene inleiding 1. Probleemstelling De snelle technologische, economische en sociale veranderingen maken

Nadere informatie

Een gemeenschappelijk instrument voor onderwijs, vorming en werk

Een gemeenschappelijk instrument voor onderwijs, vorming en werk De Vlaamse kwalificatiestructuur Een gemeenschappelijk instrument voor onderwijs, vorming en werk 1. Probleemstelling De snelle technologische, economische en sociale veranderingen maken een leven lang

Nadere informatie

De Vlaamse kwalificatiestructuur

De Vlaamse kwalificatiestructuur De Vlaamse kwalificatiestructuur 3 november 2008 Rita Dunon Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid Wat is een kwalificatie? Afgerond geheel van competenties Competenties: geheel van kennis, vaardigheden

Nadere informatie

De Vlaamse kwalificatiestructuur

De Vlaamse kwalificatiestructuur De Vlaamse kwalificatiestructuur 3 februari 2009 Rita Dunon Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid Wat is een kwalificatie? Afgerond en ingeschaald geheel van competenties Competenties: geheel van kennis,

Nadere informatie

De Vlaamse kwalificatiestructuur. Een eenduidige ordening van kwalificaties voor levenslang leren en competentieontwikkeling

De Vlaamse kwalificatiestructuur. Een eenduidige ordening van kwalificaties voor levenslang leren en competentieontwikkeling De Vlaamse kwalificatiestructuur Een eenduidige ordening van kwalificaties voor levenslang leren en competentieontwikkeling Herwerkte discussienota mei 2008 Frank Vandenbroucke Vlaams minister van werk,

Nadere informatie

Het Vlaamse kwalificatieraamwerk. Internationaal seminarie 30 november 2009 Rita Dunon

Het Vlaamse kwalificatieraamwerk. Internationaal seminarie 30 november 2009 Rita Dunon Het Vlaamse kwalificatieraamwerk Internationaal seminarie 30 november 2009 Rita Dunon Inhoud Doelstellingen Raamwerk Niveaudescriptoren Kwalificaties Ontwikkelproces Ervaringen Uitdagingen Doelstellingen

Nadere informatie

De Vlaamse kwalificatiestructuur

De Vlaamse kwalificatiestructuur De Vlaamse kwalificatiestructuur Naar een coherent EVC-beleid Debby Peeters Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid Beleidskader: Competentieagenda Situatie: vele bestaande EVC-initiatieven Fiche 4 Competentieagenda:

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet betreffende de kwalificatiestructuur

Voorontwerp van decreet betreffende de kwalificatiestructuur Voorontwerp van decreet betreffende de kwalificatiestructuur DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming; Na beraadslaging, BESLUIT : De Vlaamse minister van

Nadere informatie

Advies ten gronde over certificaatsupplementen

Advies ten gronde over certificaatsupplementen ADVIES Algemene Raad 27 november 2008 AR/KST/ADV/012 Advies ten gronde over certificaatsupplementen VLAAMSE ONDERWIJSRAAD, KUNSTLAAN 6 BUS 6, 1210 BRUSSEL www.vlor.be Advies ten gronde over certificaatsupplementen

Nadere informatie

De Vlaamse kwalificatiestructuur. Wegwijs in kwalificaties

De Vlaamse kwalificatiestructuur. Wegwijs in kwalificaties De Vlaamse kwalificatiestructuur Wegwijs in kwalificaties Inleiding De snelle technologische, economische en sociale veranderingen maken een leven lang leren noodzakelijk. Mensen kunnen daartoe op verschillende

Nadere informatie

Recente ontwikkelingen binnen de EU betreffende het Europees kwalificatiekader (EQF) Wilfried Boomgaert

Recente ontwikkelingen binnen de EU betreffende het Europees kwalificatiekader (EQF) Wilfried Boomgaert Recente ontwikkelingen binnen de EU betreffende het Europees kwalificatiekader (EQF) Wilfried Boomgaert Project Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid Infonamiddag VKS 3 november 2008 OVERZICHT 1. De

Nadere informatie

De Vlaamse kwalificatiestructuur

De Vlaamse kwalificatiestructuur De Vlaamse kwalificatiestructuur Beroepskwalificaties: procedure en toepassingen 11 mei 2009 Inleiding Thema workshop Beroepskwalificaties Procedure Toepassingen Structuur uiteenzetting: Wat is een beroepskwalificatie

Nadere informatie

De Vlaamse kwalificatiestructuur

De Vlaamse kwalificatiestructuur De Vlaamse kwalificatiestructuur Beroepskwalificaties 03 november 2008 Jan Fransen Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid (1) Wat is een beroepskwalificatie? Een beroepskwalificatie is: een afgerond

Nadere informatie

Erkenning sportkwalificaties in het kader van EQF in Vlaanderen

Erkenning sportkwalificaties in het kader van EQF in Vlaanderen Erkenning sportkwalificaties in het kader van EQF in Vlaanderen Evolutie EQF (Europees Kwalificatiekader) 2008 NQF (Nationaal Kwalificatiekader) 2010 VKF (Vlaamse Kwalificaties frame) 2010 VLAAMS KWALIFICATIEAGENTSCHAP

Nadere informatie

Praktijksessie efficiënt opleiden en ontwikkelen voor volwassenen. Tijs Pijls 18 november 2014

Praktijksessie efficiënt opleiden en ontwikkelen voor volwassenen. Tijs Pijls 18 november 2014 Praktijksessie efficiënt opleiden en ontwikkelen voor volwassenen Tijs Pijls 18 november 2014 Programma 14.00 uur Opening en presentatie Valideren, ECVET en het NLQF door Tijs Pijls, Partnerschap Leven

Nadere informatie

Leeswijzer bij de matrix van het Nederlands nationaal kwalificatiekader voor levenlang leren, het NLQF

Leeswijzer bij de matrix van het Nederlands nationaal kwalificatiekader voor levenlang leren, het NLQF Leeswijzer bij de matrix van het Nederlands nationaal kwalificatiekader voor levenlang leren, het NLQF Inhoud Toelichting... 2 Het European Qualification Framework for Lifelong learning EQF.. 2 Het Nederlands

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING EN VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de

Nadere informatie

De Vlaamse kwalificatiestructuur

De Vlaamse kwalificatiestructuur De Vlaamse kwalificatiestructuur Onderwijskwalificaties 3 februari 2008 Rita Dunon en Kaat Huylebroeck Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid Hoe worden kwalificaties gemaakt? Drie aspecten: Beschrijven

Nadere informatie

De Vlaamse kwalificatiestructuur

De Vlaamse kwalificatiestructuur De Vlaamse kwalificatiestructuur Beroepskwalificaties 03 februari 2009 (1) Wat is een beroepskwalificatie? Een beroepskwalificatie is: een afgerond geheel van competenties waarmee mensen de handelingen

Nadere informatie

De Vlaamse kwalificatiestructuur

De Vlaamse kwalificatiestructuur De Vlaamse kwalificatiestructuur Onderwijskwalificaties niveau 1-5 11 mei 2009 Rita Dunon en Kaat Huylebroeck Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid Onderwijskwalificaties Een onderwijskwalificatie is:

Nadere informatie

Advies over het voorstel van onderwijskwalificatie graduaat in het winkelmanagement

Advies over het voorstel van onderwijskwalificatie graduaat in het winkelmanagement Algemene Raad 20 december 2012 AR-AR-ADV-010 Advies over het voorstel van onderwijskwalificatie graduaat in het winkelmanagement Vlaamse Onderwijsraad Kunstlaan 6 bus 6 BE-1210 Brussel T +32 2 219 42 99

Nadere informatie

GEÏNTEGREERD EVC-BELEID. Lieselotte Bommerez

GEÏNTEGREERD EVC-BELEID. Lieselotte Bommerez GEÏNTEGREERD EVC-BELEID Lieselotte Bommerez Wat levert EVC op? Individuen Laten zien wat ze waard zijn: - Aan huidige of toekomstige werkgever - Zelfvertrouwen/zelfbewuster - Tweede kans/extra kwalificatie

Nadere informatie

ONTWERP VAN DECREET. betreffende de kwalificatiestructuur AMENDEMENTEN

ONTWERP VAN DECREET. betreffende de kwalificatiestructuur AMENDEMENTEN Zitting 2008-2009 25 maart 2009 ONTWERP VAN DECREET betreffende de kwalificatiestructuur AMENDEMENTEN Zie: 2158 (2008-2009) Nr. 1: Ontwerp van decreet 5571 OND 2 AMENDEMENT Nr. 1 Artikel 7 In a), tweede

Nadere informatie

Internationale beleidskaders voor onderwijs. Vlaams onderwijsbeleid

Internationale beleidskaders voor onderwijs. Vlaams onderwijsbeleid Internationale beleidskaders voor onderwijs Vlaams onderwijsbeleid Vlor 26 februari 2019 Hoe gaat Vlaams onderwijsbeleid om met internationale kaders? European Qualifications Framework Europese sleutelcompetenties

Nadere informatie

AFKORTINGEN EN BEGRIPPENKADER Ervaringsbewijs begeleider buitenschoolse kinderopvang

AFKORTINGEN EN BEGRIPPENKADER Ervaringsbewijs begeleider buitenschoolse kinderopvang AFKORTINGEN EN BEGRIPPENKADER Ervaringsbewijs begeleider buitenschoolse kinderopvang BKO BSO CVO CVS ERSV ESF EVC EVK IBO K&G PLOT POP RESOC SERR SERV VBJK VCOK VDAB VDKO VLOR VSPW VZW Buitenschoolse Kinderopvang

Nadere informatie

Het decreet betreffende de Vlaamse kwalificatiestructuur: aandachtspunten

Het decreet betreffende de Vlaamse kwalificatiestructuur: aandachtspunten VVKSO STAF/DOC/15/42 CODIS/DOC/15/05 2015-02-25 Het decreet betreffende de Vlaamse kwalificatiestructuur: aandachtspunten en voorstellen 1 Bedenkingen 1.1 Finaliteit VKS finaliteit onderwijs Het eenzijdig

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING EN VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de

Nadere informatie

Reglement EVC-EVK Associatie K.U.Leuven

Reglement EVC-EVK Associatie K.U.Leuven vzw Associatie K.U.Leuven Schapenstraat 34, B-3000 Leuven Reglement EVC-EVK Associatie K.U.Leuven Goedgekeurd op de Raad van bestuur van 16.06.2006 met ingang van het academiejaar 2006-2007 1. Definities

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING EN VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Definitieve goedkeuring van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van

Nadere informatie

Rapport over de screening van ontwerpcertificaatsupplementen

Rapport over de screening van ontwerpcertificaatsupplementen EINDDOCUMENT Algemene Raad 23 april 2009 AR/VB/KST/END/001 Rapport over de screening van ontwerpcertificaatsupplementen VLAAMSE ONDERWIJSRAAD, KUNSTLAAN 6 BUS 6, 1210 BRUSSEL www.vlor.be Rapport over de

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, inzonderheid op artikel 15/1, 15/2 en 15/3;

Gelet op het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, inzonderheid op artikel 15/1, 15/2 en 15/3; Nota van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie betreffende de validatie van de gezamenlijke domeinspecifieke leerresultaten van de HBO5-opleidingen in de Vlaamse Gemeenschap Gelet op het decreet

Nadere informatie

Recente ontwikkelingen binnen de EU rond het Europees kwalificatiekader (EQF) Wilfried Boomgaert. Project Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid

Recente ontwikkelingen binnen de EU rond het Europees kwalificatiekader (EQF) Wilfried Boomgaert. Project Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid Recente ontwikkelingen binnen de EU rond het Europees kwalificatiekader (EQF) Wilfried Boomgaert Project Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid Infonamiddag 11 mei 2009 OVERZICHT 1. De EQF aanbeveling

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van (datum) betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van (datum) betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties; Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het decreet van (datum) betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het

Nadere informatie

Reflectiegesprek: toekomstbeelden

Reflectiegesprek: toekomstbeelden 1 Reflectiegesprek: toekomstbeelden 1. Mastercampussen: nog sterkere excellente partnerschappen in gezamenlijke opleidingscentra (VDAB West-Vlaanderen) 2. Leertijd+: duaal leren van de toekomst (Syntra

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen

Nadere informatie

De Vlaamse kwalificatiestructuur

De Vlaamse kwalificatiestructuur De Vlaamse kwalificatiestructuur Onderwijskwalificaties 3 november 2008 Rita Dunon en Kaat Huylebroeck Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid Hoe worden erkende kwalificaties gemaakt? Drie aspecten:

Nadere informatie

Advies over de herwerkte tekst van EQF

Advies over de herwerkte tekst van EQF ADVIES Algemene Raad 9 november 2006 AR/RHE-WVA/ADV/002 Advies over de herwerkte tekst van EQF VLAAMSE ONDERWIJSRAAD, LEUVENSEPLEIN 4, 1000 BRUSSEL WWW. VLOR.BE Advies over de herwerkte tekst van EQF 1

Nadere informatie

Advies over de decreetwijziging betreffende de Regionale Technologische Centra (RTC)

Advies over de decreetwijziging betreffende de Regionale Technologische Centra (RTC) ALGEMENE RAAD 25 november 2010 AR-AR-KST-ADV-005 Advies over de decreetwijziging betreffende de Regionale Technologische Centra (RTC) Vlaamse Onderwijsraad Kunstlaan 6 bus 6 BE-1210 Brussel T +32 2 219

Nadere informatie

Naar transparanter hoger onderwijs. Het Nederlandse Nationale Kwalificatieraamwerk

Naar transparanter hoger onderwijs. Het Nederlandse Nationale Kwalificatieraamwerk Naar transparanter hoger onderwijs Het Nederlandse Nationale Kwalificatieraamwerk Samenvatting van het Nederlandse Nationale Kwalificatieraamwerk hoger onderwijs Toegang vanuit [1] Eerste cyclus Tweede

Nadere informatie

Hoorzitting Commissie Onderwijs Conceptnota lerarenopleiding

Hoorzitting Commissie Onderwijs Conceptnota lerarenopleiding Hoorzitting Commissie Onderwijs Conceptnota lerarenopleiding Lerarenopleidingen versterken Visie hogescholen bij de conceptnota Johan Veeckman, voorzitter VLHORA 1 Algemene aandachtspunten Nood aan promotie

Nadere informatie

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap STEM Visietekst van het GO! 28 november 2016 onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap 2 Samenvatting In de beleidsnota 2014-2019 stelt Vlaams minister van Onderwijs de ambitie om leerlingen warmer te maken

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING EN VLAAMSE MINISTER VAN ONDERWIJS EN DE VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Voorontwerp van

Nadere informatie

Recente ontwikkelingen binnen de EU betreffende het Europees kwalificatiekader (EQF) Wilfried Boomgaert

Recente ontwikkelingen binnen de EU betreffende het Europees kwalificatiekader (EQF) Wilfried Boomgaert Recente ontwikkelingen binnen de EU betreffende het Europees kwalificatiekader (EQF) Wilfried Boomgaert Project Strategisch Onderwijs- en Vormingsbeleid Infonamiddag VKS 3 februari 2009 OVERZICHT 1. De

Nadere informatie

8653/19 voo/mak/hh 1 TREE.1.B

8653/19 voo/mak/hh 1 TREE.1.B Raad van de Europese Unie Brussel, 6 mei 2019 (OR. en) 8653/19 EDUC 214 SOC 321 NOTA van: aan: Betreft: het secretariaat-generaal van de Raad het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad Voorbereiding

Nadere informatie

Brussel, 18 februari _Advies_studiefinanciering_HO. Advies. Studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs

Brussel, 18 februari _Advies_studiefinanciering_HO. Advies. Studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs Brussel, 18 februari 2004 180204_Advies_studiefinanciering_HO Advies Studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs 1. Inleiding De Vlaamse Minister van onderwijs en vorming heeft

Nadere informatie

Sport en tewerkstelling van jongeren. Marc Theeboom / Joris Philips

Sport en tewerkstelling van jongeren. Marc Theeboom / Joris Philips Sport en tewerkstelling van jongeren Marc Theeboom / Joris Philips studie Kan sport bijdragen tot competentie-ontwikkeling voor kortgeschoolde jongeren, waardoor hun tewerkstellingskansen toenemen? initiatieven

Nadere informatie

Communicatierichtlijnen NLQF

Communicatierichtlijnen NLQF Communicatierichtlijnen NLQF Aan de door u aangeboden kwalificatie is een NLQF-niveau toegekend. Dit betekent dat u nu, voor deze kwalificatie, gebruik kunt gaan maken van een NLQF niveau-aanduiding. Het

Nadere informatie

1.4. Studentennummer: de persoonlijke studentencode vermeld in de databank van de instelling.

1.4. Studentennummer: de persoonlijke studentencode vermeld in de databank van de instelling. Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van.../.../... tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2014 tot vaststelling van de vorm van het hogeronderwijsdiploma en

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties; Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties DE VLAAMSE REGERING, Gelet op

Nadere informatie

Position paper voor de Europese consultatie over een European Area of Skills and Qualifications

Position paper voor de Europese consultatie over een European Area of Skills and Qualifications Vast Bureau 10 april 2014 AR-VB-END-002 Position paper voor de Europese consultatie over een European Area of Skills and Qualifications Vlaamse Onderwijsraad Kunstlaan 6 bus 6 BE-1210 Brussel T +32 2 219

Nadere informatie

1. Graag had ik volgende gegevens ontvangen betreffende de arbeidsmigratie in de social profit:

1. Graag had ik volgende gegevens ontvangen betreffende de arbeidsmigratie in de social profit: SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 242 van GRIET COPPÉ datum: 20 januari 2016 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT Buitenlandse werkkrachten - Zorgsector Op mijn schriftelijke

Nadere informatie

Advies over de implementatie van ISCED 2011 in Vlaanderen

Advies over de implementatie van ISCED 2011 in Vlaanderen Algemene Raad PCA / 26 januari 2012 AR-AR-ADV-007 Advies over de implementatie van ISCED 2011 in Vlaanderen Vlaamse Onderwijsraad Kunstlaan 6 bus 6 BE-1210 Brussel T +32 2 219 42 99 F +32 2 219 81 18 www.vlor.be

Nadere informatie

Advies over externe certificering in onderwijs

Advies over externe certificering in onderwijs ADVIES Algemene Raad 25 juni 2009 AR/KST/ADV/028 Advies over externe certificering in onderwijs VLAAMSE ONDERWIJSRAAD, KUNSTLAAN 6 BUS 6, 1210 BRUSSEL www.vlor.be Advies over externe certificering in onderwijs

Nadere informatie

Het Nederlands Kwalificatieraamwerk

Het Nederlands Kwalificatieraamwerk Het Nederlands Kwalificatieraamwerk MAAKT LEREN ZICHTBAAR De betekenis van NLQF voor werkgevers, werknemers, studenten en onderwijsaanbieders NLQF maakt leren zichtbaar NLQF maakt opleidingsniveaus vergelijkbaar

Nadere informatie

Van onderwijskwalificatie niveau 5 naar opleidingsprofiel hoger beroepsonderwijs

Van onderwijskwalificatie niveau 5 naar opleidingsprofiel hoger beroepsonderwijs Handleiding Van onderwijskwalificatie niveau 5 naar opleidingsprofiel hoger beroepsonderwijs September 2014 Pagina 0 Inleiding De handleiding Van onderwijskwalificatie niveau 5 naar opleidingsprofiel hoger

Nadere informatie

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen Brussel, 10 september 2003 091003_AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen Advies Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding...3 2. Krachtlijnen van het advies... 3 3. Advies...4 3.1.

Nadere informatie

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie Opleiding Maatschappijoriëntatie - Cultuur 027 Versie 1.0 BVR Pagina 1 van 17 Inhoud 1 Opleiding... 3 1.1 Relatie opleiding referentiekader... 3 1.2 Inhoud...

Nadere informatie

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012) Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012) De Hoge Raad voor Vrijwilligers (HRV) kijkt relatief tevreden terug op 2011, het Europees Jaar voor het Vrijwilligerswerk.

Nadere informatie

HBO5 in Vlaanderen. Toelichting Noël Vercruysse 23 november 2011 Noel.vercruysse@ond.vlaanderen.be

HBO5 in Vlaanderen. Toelichting Noël Vercruysse 23 november 2011 Noel.vercruysse@ond.vlaanderen.be HBO5 in Vlaanderen Toelichting Noël Vercruysse 23 Noel.vercruysse@ond.vlaanderen.be De Feiten Decreet betreffende het secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs van 30 april 2009 In

Nadere informatie

Advies over het uitvoeringsbesluit over de erkenning van beroepskwalificaties en van onderwijskwalificaties voor se-n-se en hbo5

Advies over het uitvoeringsbesluit over de erkenning van beroepskwalificaties en van onderwijskwalificaties voor se-n-se en hbo5 Algemene Raad 27 september 2012 AR-AR-ADV-002 Advies over het uitvoeringsbesluit over de erkenning van beroepskwalificaties en van onderwijskwalificaties voor se-n-se en hbo5 Vlaamse Onderwijsraad Kunstlaan

Nadere informatie

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking Brussel, 5 juli 2006 050706_Advies_kaderdecreet_Vlaamse_ontwikkelingssamenwerking Advies over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking 1. Inleiding Op 24 mei 2006 heeft Vlaams minister

Nadere informatie

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie (MO)

Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie (MO) RLLL-RLLL-EXT-ADV-007bijl11 Basiseducatie LEERGEBIED Maatschappijoriëntatie (MO) Opleiding Rechten AO BE 028 (Ontwerp) Versie {1.0} (Ontwerp) Pagina 1 van 11 Inhoud Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Nadere informatie

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie:

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie: BIJGESTELDE VISIE OP HET LEERGEBIED DIGITALE GELETTERDHEID Digitale geletterdheid is van belang voor leerlingen om toegang te krijgen tot informatie en om actief te kunnen deelnemen aan de hedendaagse

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 april 2018;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 april 2018; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, wat betreft de erkenning van beroepskwalificaties voor maatschappelijke rollen

Nadere informatie

Reglement EVC-EVK Associatie K.U.Leuven en reglement algemene voorschriften inzake vrijstellingen

Reglement EVC-EVK Associatie K.U.Leuven en reglement algemene voorschriften inzake vrijstellingen vzw Associatie K.U.Leuven Schapenstraat 34, B-3000 Leuven Reglement EVC-EVK Associatie K.U.Leuven en reglement algemene voorschriften inzake vrijstellingen Goedgekeurd op de Raad van bestuur van 15.02.2008

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de VDABopleiding tot verzorgende en zorgkundige

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de VDABopleiding tot verzorgende en zorgkundige Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de VDABopleiding tot verzorgende en zorgkundige DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven

Nadere informatie

Brussel, 21 januari 2004 210104_Advies_deontologische_code. Advies. deontologische code voor loopbaandienstverlening

Brussel, 21 januari 2004 210104_Advies_deontologische_code. Advies. deontologische code voor loopbaandienstverlening Brussel, 21 januari 2004 210104_Advies_deontologische_code Advies deontologische code voor loopbaandienstverlening Inhoud Op 2 december 2003 vroeg de Vlaamse Minister van Werkgelegenheid en Toerisme R.

Nadere informatie

Congres VELOV Elementen voor de toespraak van Pascal Smet Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel Mechelen, 26 maart 2014

Congres VELOV Elementen voor de toespraak van Pascal Smet Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel Mechelen, 26 maart 2014 Congres VELOV Elementen voor de toespraak van Pascal Smet Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel Mechelen, 26 maart 2014 Nieuwe ontwikkelingen en impulsen op sociaal, cultureel,

Nadere informatie

2 De organisatie geeft aan welke actuele maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn in relatie tot haar missie en visie.

2 De organisatie geeft aan welke actuele maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn in relatie tot haar missie en visie. BEOORDELINGSELEMENTEN, BEOORDELINGSCRITERIA EN EVALUATIECRITERIA VAN DE SOCIAAL- CULTURELE ORGANISATIES MET EEN WERKING BINNEN SPECIFIEKE REGIO DECREET EN MEMORIE VAN TOELICHTING ARTIKEL 35, UITVOERINGSBESLUIT

Nadere informatie

2 De organisatie geeft aan welke actuele maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn in relatie tot haar missie en visie.

2 De organisatie geeft aan welke actuele maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn in relatie tot haar missie en visie. BEOORDELINGSELEMENTEN, BEOORDELINGSCRITERIA EN EVALUATIECRITERIA VAN DE SOCIAAL- CULTURELE ORGANISATIES MET EEN WERKING BINNEN SPECIFIEKE REGIO DECREET EN MEMORIE VAN TOELICHTING ARTIKEL 35, UITVOERINGSBESLUIT

Nadere informatie

Visie Deskundigheidsontwikkeling 2010

Visie Deskundigheidsontwikkeling 2010 Visie Deskundigheidsontwikkeling 2010 Vastgesteld tijdens landelijke raad van 8 december 2007 B. Voorstel Uitgangspunten deskundigheidsbevordering Inleiding De positionering Modern en zichtbaar Scouting

Nadere informatie

Kwaliteitscode - Vlaanderen 2015-2017

Kwaliteitscode - Vlaanderen 2015-2017 Kwaliteitscode - Vlaanderen 2015-2017 Situering van de Kwaliteitscode Afstemming op Europese referentiekaders De regie-pilots De uitgebreide instellingsreview In de periode 2015-2017 krijgen de universiteiten

Nadere informatie

Ondernemerschap. Algemene opleiding Studiegebied Bedrijfsbeheer AO BB Opleidingsprofiel secundair volwassenenonderwijs

Ondernemerschap. Algemene opleiding Studiegebied Bedrijfsbeheer AO BB Opleidingsprofiel secundair volwassenenonderwijs Bijlage 13 bij het besluit van de Vlaamse Regering van.../.../... tot wijziging van de indeling van studiegebieden in opleidingen van het secundair volwassenenonderwijs en van de regelgeving betreffende

Nadere informatie

Kan de minister voor de studierichting Bachelor in de Verpleegkunde volgende vragen beantwoorden.

Kan de minister voor de studierichting Bachelor in de Verpleegkunde volgende vragen beantwoorden. SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 168 van GRIET COPPÉ datum: 23 december 2014 aan HILDE CREVITS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS Bachelor in de Verpleegkunde - In- en

Nadere informatie

Intern kwaliteitscharter

Intern kwaliteitscharter Intern kwaliteitscharter Ons intern kwaliteitscharter is samen met het kwaliteitscharter van Federgon (zie volgende pagina) een instrument om de kwaliteit van onze dienstverlening te waarborgen. Al onze

Nadere informatie

Brussel, 10 december _Advies_accreditatieverdrag. Advies. Accreditatieverdrag met Nederland

Brussel, 10 december _Advies_accreditatieverdrag. Advies. Accreditatieverdrag met Nederland Brussel, 10 december 2003 111903_Advies_accreditatieverdrag Advies Accreditatieverdrag met Nederland Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding en situering adviesvraag... 3 2. Samenvatting... 4 3. Advies...5 2 1.

Nadere informatie

Werken met leeruitkomsten. 7 november 2016

Werken met leeruitkomsten. 7 november 2016 Werken met leeruitkomsten 7 november 2016 Wat zijn leeruitkomsten? Een leeruitkomst is een meetbaar resultaat van een leerervaring op basis waarvan vastgesteld kan worden in welke mate, tot op welk niveau

Nadere informatie

Advies over de voorstellen van opleidingsprofielen volwassenenonderwijs voordrachten januari, februari en maart 2016

Advies over de voorstellen van opleidingsprofielen volwassenenonderwijs voordrachten januari, februari en maart 2016 Raad Levenslang en Levensbreed Leren 19 april 2016 RLLL-RLLL-ADV-1516-006 Advies over de voorstellen van opleidingsprofielen volwassenenonderwijs voordrachten januari, februari en maart 2016 Vlaamse Onderwijsraad

Nadere informatie

Advies. Uitbouw hoger beroepsonderwijs. Brussel, 23 mei 2016

Advies. Uitbouw hoger beroepsonderwijs. Brussel, 23 mei 2016 Advies Uitbouw hoger beroepsonderwijs Brussel, 23 mei 2016 SERV_20160523_CNhogerberoepsonderwijs_ADV.docx Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 info@serv.be

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 23 mei

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 23 mei A D V I E S Nr. 2.034 ------------------------------ Zitting van dinsdag 23 mei 2017 ------------------------------------------ Wetsvoorstel betreffende de samenlevingsdienst x x x 2.856-1 Blijde Inkomstlaan,

Nadere informatie

Advies over externe certificering: een actualisering

Advies over externe certificering: een actualisering Algemene Raad 27 juni 2013 AR-AR-ADV-018 Advies over externe certificering: een actualisering Vlaamse Onderwijsraad Kunstlaan 6 bus 6 BE-1210 Brussel T +32 2 219 42 99 F +32 2 219 81 18 www.vlor.be info@vlor.be

Nadere informatie

AANBEVELING OVER DE FLEXIBILISERING VAN HET HOGER ONDERWIJS

AANBEVELING OVER DE FLEXIBILISERING VAN HET HOGER ONDERWIJS AANBEVELING OVER DE FLEXIBILISERING VAN HET HOGER ONDERWIJS Brussel, 12 februari 2003 Aanbeveling_flexibilisering_onderwijs INLEIDING De SERV werd op 27 mei 2002 om advies gevraagd over het voorontwerp

Nadere informatie

Actielijst arbeidsbeperking Een focus op redelijke aanpassingen tijdens werkplekleren

Actielijst arbeidsbeperking Een focus op redelijke aanpassingen tijdens werkplekleren Actielijst arbeidsbeperking 2020 Een focus op redelijke aanpassingen tijdens werkplekleren Evenredige arbeidsdeelname kansengroepen Diversiteit Gelijke behandeling Actielijst arbeidsbeperking 2020-2 december

Nadere informatie

Mobiliteit. Onderwijs Normen

Mobiliteit. Onderwijs Normen Kwaliteit Erkenning Mobiliteit Onderwijs Normen Werkgelegenheid Kwalificaties en opleidingsprogramma s gericht op de arbeidsmarkt ontwikkelen Het VSPORT + Project Het VSPORT + Project heeft als hoofddoel

Nadere informatie

EQF Level 5 in Vlaanderen. dr. ir. Toon Martens, algemeen directeur University College Leuven-Limburg Voorzitter HBO5-platform Vlaanderen

EQF Level 5 in Vlaanderen. dr. ir. Toon Martens, algemeen directeur University College Leuven-Limburg Voorzitter HBO5-platform Vlaanderen EQF Level 5 in Vlaanderen dr. ir. Toon Martens, algemeen directeur University College Leuven-Limburg Voorzitter HBO5-platform Vlaanderen Wettelijk kader EQF level 5=HBO5 2009: Besluit Vlaamse kwalificatiestructuur

Nadere informatie

Kwaliteitsvol. jeugdwerk. In vogelvlucht. Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad Brussel, 27 september 2016

Kwaliteitsvol. jeugdwerk. In vogelvlucht. Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad Brussel, 27 september 2016 Kwaliteitsvol jeugdwerk Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad Brussel, 27 september 2016 In vogelvlucht Kwaliteitsvol jeugdwerk Toelichting bij de politieke discussie in de EU en het traject van de

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN ONDERWIJS NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de indeling van studiegebieden in opleidingen van het secundair volwassenenonderwijs

Nadere informatie

Nieuw loopbaanakkoord zet de stap naar maatwerk

Nieuw loopbaanakkoord zet de stap naar maatwerk PERSBERICHT VLAAMS MINISTER-PRESIDENT KRIS PEETERS VLAAMS VICE-MINISTER-PRESIDENT INGRID LIETEN VLAAMS MINISTER VAN WERK PHILIPPE MUYTERS SERV-voorzitter KAREL VAN EETVELT SERV-ondervoorzitter ANN VERMORGEN

Nadere informatie

Advies over het werkdocument "Naar een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren"

Advies over het werkdocument Naar een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren ADVIES Algemene Raad 24 november 2005 AR/GCO/ADV/005 Advies over het werkdocument "Naar een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren" VLAAMSE ONDERWIJSRAAD, LEUVENSEPLEIN 4, 1000 BRUSSEL www.vlor.be

Nadere informatie

Visietekst rond de samenwerking tussen het basisonderwijs en het secundair onderwijs

Visietekst rond de samenwerking tussen het basisonderwijs en het secundair onderwijs Visietekst rond de samenwerking tussen het basisonderwijs en het secundair onderwijs Inleiding: De pedagogische begeleiding heeft voor volgende jaren de samenwerking tussen BaO en SO als prioriteit gekozen.

Nadere informatie

V L A A M S P A R L E M E N T

V L A A M S P A R L E M E N T V L A A M S P A R L E M E N T Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie C020-OND02 Zitting 2008-2009 9 oktober 2008 Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Helsen tot de heer Frank Vandenbroucke,

Nadere informatie

Advies over de voorstellen van opleidingsprofielen voor het secundair volwassenenonderwijs

Advies over de voorstellen van opleidingsprofielen voor het secundair volwassenenonderwijs Raad Levenslang en Levensbreed Leren 28 april 2015 RLLL-RLLL-ADV-14-15-005 Advies over de voorstellen van opleidingsprofielen voor het secundair volwassenenonderwijs Vlaamse Onderwijsraad Kunstlaan 6 bus

Nadere informatie

Ondernemerschap. Algemene opleiding Studiegebied Bedrijfsbeheer AO BB Opleidingsprofiel secundair volwassenenonderwijs

Ondernemerschap. Algemene opleiding Studiegebied Bedrijfsbeheer AO BB Opleidingsprofiel secundair volwassenenonderwijs Algemene opleiding Studiegebied Bedrijfsbeheer AO BB 001 01.02.2019 Ondernemerschap Opleidingsprofiel secundair volwassenenonderwijs REFERENTIEKADER: ERKENDE BBROEPSKWALIFICATIE: KAPPER- SALONVERANTWOORDELIJKE

Nadere informatie

Vraag nr. 788 van 20 augustus 2013 van JOS DE MEYER

Vraag nr. 788 van 20 augustus 2013 van JOS DE MEYER VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 788 van 20 augustus 2013 van JOS DE MEYER Erasmusprogramma Evaluatie Het Erasmusprogramma

Nadere informatie

organisatie kan hier bepalen en toelichten of en in welke mate ze een werking ontplooit in een internationale context.

organisatie kan hier bepalen en toelichten of en in welke mate ze een werking ontplooit in een internationale context. BEOORDELINGSELEMENTEN, BEOORDELINGSCRITERIA EN EVALUATIECRITERIA VAN DE SOCIAAL-CULTURELE VOLWASSENENORGANISATIES MET EEN WERKING VOOR HET NEDERLANDSE TAALGEBIED EN HET TWEETALIGE GEBIED BRUSSEL-HOOFDSTAD

Nadere informatie

Conferentie Met Recht Geletterd 29 november 2010. De g-factor in uw bedrijf of organisatie

Conferentie Met Recht Geletterd 29 november 2010. De g-factor in uw bedrijf of organisatie Conferentie Met Recht Geletterd 29 november 2010 De g-factor in uw bedrijf of organisatie Achtergrond G-factor Kadert in toenemende aandacht voor laaggeletterdheid op de werkvloer: Pact van Vilvoorde (2001)

Nadere informatie

Ontwerp van decreet. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering. 1720 (2011-2012) Nr. 3 14 november 2012 (2012-2013) stuk ingediend op

Ontwerp van decreet. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering. 1720 (2011-2012) Nr. 3 14 november 2012 (2012-2013) stuk ingediend op stuk ingediend op 1720 (2011-2012) Nr. 3 14 november 2012 (2012-2013) Ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd

Nadere informatie

UITVOERINGSBESLUIT (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

UITVOERINGSBESLUIT (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.7.2018 C(2018) 4543 final UITVOERINGSBESLUIT (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 18.7.2018 betreffende het vaststellen en bijwerken van de lijst van vaardigheden, competenties

Nadere informatie

1. Algemene situering van de cursus NCZ leraar secundair onderwijs-groep 1 2. Doel van de cursus NCZ

1. Algemene situering van de cursus NCZ leraar secundair onderwijs-groep 1 2. Doel van de cursus NCZ 1. Algemene situering van de cursus NCZ leraar secundair onderwijs-groep 1 De cursus niet-confessionele zedenleer (NCZ) in de opleiding leraar secundair onderwijsgroep 1 (LSO-1) sluit aan bij de algemene

Nadere informatie