Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest"

Transcriptie

1 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Effecten op weidevogels A&W-rapport 1979 in opdracht van

2 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Effecten op weidevogels A&W-rapport 1979 R.M.G. van der Hut Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Overname van gegevens uit dit rapport is toegestaan met bronvermelding.

3 Foto Voorplaat Visualisatie opstelterrein Uitgeest, variant 1E, foto Prorail R.M.G. van der Hut 2014 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest, Effecten op weidevogels. A&W-rapport Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden. Opdrachtgever Prorail Postbus GA Utrecht Telefoon Uitvoerder Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Postbus ZR Feanwâlden Telefoon Fax Projectnummer Projectleider Status 2186 R.M.G. van der Hut Definitief Autorisatie Paraaf Datum Goedgekeurd L.W. Bruinzeel 21 oktober 2014 Kwaliteitscontrole E. Klop

4 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Inhoud 1 Inleiding Aanleiding Doelstelling Aanpak 2 2 Huidige situatie en weidevogelbeleid 5 3 Initiatief Locatiealternatieven Activiteiten op het opstelterrein 12 4 Effecten Inleiding: mogelijke effecten Geluid Verlichting Uitzichtbeperking Visuele verstoring Potentie voor weidevogels Vergelijking van de varianten 30 5 Mitigatie en compensatie 44 6 Samenvattende conclusies 45 7 Literatuur 47

5 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 1 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Het reizigers- en goederenvervoer in Nederland groeit. Deze groei is aanleiding om het spoorwegennet voor te bereiden op de toekomst. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft hiervoor het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) opgezet. Dit programma wordt in opdracht van het ministerie uitgevoerd door ProRail. Hierbij wordt samengewerkt met NS en KNV Spoorgoederenvervoer. Doel van het programma is dat uiterlijk in 2028 de ruimte op het spoor is uitgebreid. Het kabinet heeft in juni 2010 de voorkeursbeslissing PHS genomen. Met dat besluit is vastgesteld op welke routes er veranderingen voor reizigers- en/of goederenvervoer komen. Onderdeel van dit programma is een intensivering van het treinverkeer op het baanvak Alkmaar Amsterdam. Voor dit baanvak geldt een intensivering van 4 naar 6 IC s op het deel tussen Alkmaar en Amsterdam en een intensivering van 4 naar 6 sprinters op het deel tussen Uitgeest en Amsterdam. In de Voorkeursbeslissing PHS zijn maatregelen opgenomen die gerealiseerd moeten worden om de frequentieverhoging op dit baanvak mogelijk te maken. Een van die maatregelen betreft Uitgeest uitbreiding capaciteit emplacement en perrons. Doel van de maatregel is te zorgen dat treinen elkaar op het emplacement Uitgeest minder hoeven kruisen en ontvlechting van baanvakken Alkmaar-Amsterdam en Haarlem-Uitgeest. Dit vergroot de perronspoor- en opstelcapaciteit. Het wijzigen van de inrichting van het emplacement Uitgeest zorgt er ook voor dat reizigers allemaal gebruik moeten maken van de bestaande tunnel om op het perron te komen. Dat vraagt aanpassing van de transfercapaciteit van deze verbinding. Naast de realisatie van PHS speelt een opgave op korte termijn om opstelcapaciteit voor treinen bij Uitgeest te vergroten. Bij Uitgeest is nu geen ruimte voor het opstellen van materieel. Op korte termijn, al voordat er hoogfrequent wordt gereden, is er behoefte aan opstel- en servicecapaciteit voor 51 bakeenheden (treinstellen) voor elektrisch reizigersmaterieel. Voor PHS is er een aanvullende vraag van 24 bakeenheden, waarmee de totale capaciteitsvraag voor opstellen op 75 bakeenheden komt. Uit onderzoek is gebleken dat er zes verschillende varianten zijn om dit opstelterrein te realiseren. Het ministerie van I&M wil een voorkeursvariant vaststellen, welke vervolgens zal worden vastgelegd in een tracébesluit. Het baanvak vanaf station Koog-Zaandijk tot de kruising van het spoor met de N242 nabij Heerhugowaard raakt diverse natuurgebieden (weidevogel- en EHS gebieden), die op grond van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (21 juni 2010) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (februari 2014) zijn beschermd. Ter hoogte van de beoogde locatie is een weidevogelgebied gelegen. Verstoring door onder meer geluidsbelasting kan leiden tot kwaliteitsverlies van weidevogelgebieden direct naast het spoor. Door extra geluid kan het gebied direct naast het spoor minder aantrekkelijk worden voor broedvogels. Het opstelterrein zal planologisch worden gerealiseerd door het vaststellen van een tracébesluit. In een tracébesluit dienen belangen tegen elkaar te worden afgewogen. Hierbij is het belang van de weidevogels één van de af te wegen aspecten. Deze afweging kan ertoe leiden dat het verlies aan weidevogelgebied slechts aanvaardbaar is wanneer dat verlies op een bepaalde wijze wordt gecompenseerd. Bij deze belangenafweging wordt het provinciale kader dan ook als toetsingskader gehanteerd. ProRail wil daarom inzicht in de mogelijke effecten van het realiseren van een opstelterrein op weidevogels in de directe omgeving. Het onderzoek

6 2 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest heeft uitsluitend betrekking op het beoogde opstelterrein bij Uitgeest dient als input voor het bepalen van de voorkeursvariant. 1.2 Doelstelling Het doel van het onderzoek is het in beeld brengen van mogelijke effecten op aanwezige weidevogels. Dit onderzoek dient voor de zes verschillende locatievarianten uitgevoerd te worden en dient als input voor de vaststelling van de voorkeursvariant. In het onderzoek dienen de varianten tegen elkaar te worden afgewogen en met elkaar te worden vergeleken. Wegens de ligging van het plangebied in de nabijheid van Ecologische Hoofdstructuur dient ook toetsing in het kader van de regelgeving rond de Ecologische hoofdstructuur opgenomen te worden. Input van gegevens voor het onderzoek zijn de volgende gegevensbronnen en documenten: spoorontwerpen van de zes varianten; akoestisch onderzoek Realisatie PHS rond Uitgeest en aanvullende geluidscontouren ter bepaling van de hinder op weidevogels (Bureau M+P 2013); lichtontwerp van het opstelterrein (Movares 2013); onderzoek verstoring van weidevogels door treinverkeer (Tulp et al. 2002; verspreidingsgegevens van weidevogels (territoria) in de omgeving van het baanvak Uitgeest-Castricum en ten zuiden van Uitgeest in de periode (Landschap Noord- Holland); verspreidingsgegeven van weidevogels (nestvondsten) op percelen met agrarisch beheer ten zuiden van het baanvak Uitgeest-Castricum in 2013 (Weidevogelbeschermingsgroep VWG Uitgeest); verspreidingsgegeven van weidevogels (nestvondsten per perceel) in de Castricummer Polder in 2013 (Stichting De Hooge Weide). 1.3 Aanpak Inhoud Het onderzoek is uitgevoerd op basis van informatie over het initiatief en de huidige situatie en relevante documenten met betrekking tot de te volgen methodiek, natuurwetgeving en natuurbeleid, waaronder het weidevogelbeleid Noord-Holland. De effectenanalyse richt zich op de directe effecten die broedende weidevogels kunnen ondervinden van grondbeslag en indirecte effecten als gevolg van verstoringsbronnen: geluidsbelasting, verlichting, beperking van uitzicht en zichtbare menselijke activiteiten. De kernvraag is of de aanleg en het gebruik van het opstelterrein leidt tot een grotere verstoringsdruk dan in de huidige situatie, in hoeverre effecten van de verschillende varianten op de weidevogelstand van elkaar verschillen. Effecten van geluidsbelasting worden bepaald op basis van geluidscontouren in de huidige en toekomstige situatie. Op basis van geluidskaarten van de huidige en toekomstige situatie wordt de verschuiving in geluidsbelasting in beeld gebracht: het gebied waar de geluidsbelasting verhoogd wordt. Het onderzoek Verstoring van weidevogels door treinverkeer wordt gebruikt om het effect te bepalen. Op basis van deze informatie kan verhoging van de geluidsbelasting vertaald worden in een afname van de weidevogeldichtheid. Effecten van verlichting worden bepaald op basis van effectafstanden uit onderzoek naar effecten van verlichting op de Grutto (Molenaar et al. 2000), het type verlichting dat op het opstelter-

7 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 3 rein en kennisregels voor de reikwijdte van lichtemissie, afhankelijk van de lichtbronsterkte. Effecten van zichthinder (beperking van openheid) en visuele verstoring door zichtbare menselijke activiteiten worden bepaald op basis van relevante aspecten zoals de hoogte van bouwwerken en treinstellen op het opstelterrein, en kennisregels voor verstoringsafstanden. In de effectbeoordeling is niet alleen rekening gehouden met de huidige situatie voor weidevogels, maar ook met de potentie. Hier speelt in mee dat de beschikbare verspreidingsgegevens voor een aantal deelgebieden is verouderd en dat de weidevogelstand recentelijk is verbeterd als gevolg van beheermaatregelen in de Castricummerpolder. Effecten op de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (pehs) in termen van vogelaantallen worden grotendeels bepaald door bovenvermelde analyse. Daarnaast maakt een kaart, waarop de pehs is aangegeven met de functie van de relevante delen (natuurgebied, beheersgebied, ecologische verbindingszone) en de locatie van het opstelterrein duidelijk in hoeverre de wezenlijke waarden van de pehs in termen van openheid, rust en duisternis negatief beïnvloed kan worden. De mogelijke effecten worden getoetst aan provinciaal beleid met betrekking tot weidevogelgebieden en EHS: de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (Provincie Noord-Holland 2010) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (Provincie Noord-Holland 2014). Hierbij is rekening gehouden actueel provinciaal beleid voor vernieuwing van het agrarisch natuurbeheer met betrekking tot de kerngebiedenbenadering voor weidevogels. Dit beleid steunt op de uitwerking van kerngebieden in Noord-Holland (Schotman et al. 2014).

8 4 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Figuur 2.1 Ligging van het onderzoeksgebied en omgeving, met zes locatie-alternatieven en gebieden met een natuurbeschermingsstatus.

9 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 5 2 Huidige situatie en weidevogelbeleid Op het baanvak Alkmaar Amsterdam raakt het spoor diverse natuurgebieden (weidevogelen EHS gebieden), die op grond van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie zijn beschermd. Hier is een weidevogelkerngebied gelegen ten noorden van de spoorlijn (figuur 2.1). Weidevogelgegevens zijn beschikbaar uit de jaren 2001, 2006, 2009 en 2013 (figuur ). In de jaren 2001, 2006 en 2009 zijn delen van de polders in de omgeving van de optionele locaties voor het opstelterrein geïnventariseerd volgens de richtlijnen van het broedvogel monitoring project (BMP) in Nederland, opgesteld door SOVON. Volgens deze methode worden weidevogels op basis van waarnemingen van baltsende, broedende en anderszins aanwezige soorten (inclusief eenden en zangvogels) in kaart gebracht. Om rekening te houden met eventuele recente ontwikkelingen in de weidevogelstand zijn ook gegevens uit 2013 benut. Deze dataset betreft nestvondsten op een aantal percelen ten zuiden en ten noorden van het baanvak Uitgeest-Castricum. In dit geval gaat het de zogenoemde primaire weidevogels (Grutto, Kievit, Scholekster, Tureluur) en in enkele gevallen ook om Kluut en Kleine plevier. Uit de inventarisaties blijkt dat de dichtheid van de primaire weidevogelsoorten in 2013 aanzienlijk hoger lag dan in de periode ; gemiddeld genomen is de stand verdubbeld. Deze ontwikkeling staat in contrast met de provinciale en landelijke gestage afname van de weidevogelstand. Deze toename is waarschijnlijk een effect van inrichtings- en beheermaatregelen die in de Castricummer polder ten gunste van weidevogels zijn uitgevoerd. Het gaat o.m. om de aanleg van ondiepe waterpartijen ten westen van de provinciale weg, ten oosten van het baanvak Uitgeest-Castricum. Deze maatregelen hebben niet alleen een locaal gunstig effect, maar ook op de omgeving. Gemiddeld genomen is de stand van de steltlopers onder de weidevogels (Scholekster, Kievit, Grutto, Tureluur) ten westen van het vernatte gebied zowel ten noorden als ten zuiden van de spoorlijn min of meer verdubbeld (figuur 2.5). Om de achteruitgang van weidevogels te stoppen heeft de provincie Noord-Holland gekozen voor het aanwijzen van kerngebieden waarbinnen de beheerinspanning voor weidevogels geconcentreerd wordt met het doel vitale populaties te handhaven. De Castricummer polder is als één van de kerngebieden voor weidevogels in Noord-Holland opgenomen in de uitwerking van Schotman et al. (2014). In deze gebieden wordt gestreefd naar een optimale drooglegging en agrarisch natuurbeheer dan wel reservaatsbeheer. In de Castricummer polder, met een totale oppervlakte van 209 ha, is 90 ha aangemerkt als A-gebied, 82 ha als B-gebied en 38 ha niet gespecificeerd. A-gebieden zijn het meest geschikt om te ontwikkelen als kerngebied op basis van de aanwezige weidevogelpopulaties en heersende omstandigheden. In B-gebieden zijn potenties aanwezig, maar is het aantal weidevogels geringer en/of de uitgangssituatie is minder gunstig, doorgaans wegens de aanwezigheid van intensieve landbouwbedrijven. De provincie werkt aan het formeren van regionale collectieven, waarin agrarisch natuurbeheer plaatsvindt. De begrenzing van de kerngebieden is in september 2014 gepubliceerd, maar nog niet definitief vastgesteld (figuur 2.2). De provincie is voornemens met ingang van 1 januari 2016 deze weidevogelleefgebieden in de structuurvisie op te nemen.

10 6 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Figuur 2.2. Ligging van het onderzoeksgebied en omgeving, met zes locatiealternatieven en gebieden die als weidevogelkerngebied zijn geselecteerd door Provincie Noord-Holland (bron:

11 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 7 Figuur 2.3. Weidevogels in de omgeving van het baanvak Uitgeest-Castricum in 2001 en Bron: Landschap Noord-Holland.

12 8 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Figuur 2.4. Weidevogels in de omgeving van het baanvak Uitgeest-Castricum in Bron: Landschap Noord- Holland.

13 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 9 Figuur 2.5. Weidevogels in de omgeving van het baanvak Uitgeest-Castricum in 2006 en Binnen blauwe contouren is met blauwe cijfers het aantal territoria van Scholekster, Kievit, Grutto en Tureluur in 2006 en het aantal nestvondsten in 2013 weergegeven. Bron: Landschap Noord-Holland (2006), VWG Uitgeest, Stichting De Hoogeweide (2013). In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (Provincie Noord-Holland 2014) is o.m. opgenomen dat in bestemmingsplannen geen ruimte wordt geboden voor verstorende activiteiten in weidevogelleefgebieden buiten de huidige agrarische activiteiten, tenzij het een ingreep betreft waarvoor geen aanvaardbaar alternatief aanwezig is en waarmee bovendien een groot openbaar belang wordt gediend, of de ingreep netto geen verstoring van het weidevogelleefgebied geeft. Bovendien dient schade aan een weidevogelleefgebied voorkomen c.q. gecompenseerd te worden. In de verordening is wat dit betreft de voorwaarde opgenomen dat duidelijk gemaakt wordt op welke wijze schade aan het weidevogelleefgebied zoveel mogelijk wordt voorkomen en resterende schade wordt gecompenseerd. De omvang van de compensatie wordt bepaald door de oppervlakte vernietigd, verstoord of versnipperd leefgebied. Hiervoor dient een nieuw geschikt leefgebied te worden gerealiseerd.

14 10 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 3 Initiatief 3.1 Locatiealternatieven Het initiatief betreft uitbreiding van de opstelgelegenheid voor reizigerstreinen die eindigen in Uitgeest, namelijk een bestaande capaciteitsvraag voor 51 bakeenheden en een aanvullende vraag i.v.m. introductie van het hoogfrequent spoorboekje voor 24 bakeenheden. Er zijn zes varianten voor de locatie van het opstelterrein geselecteerd (figuur 3.1). Castricum Noord Volgens de locatievariant Castricum Noord ligt het opstelterrein dicht bij de bebouwingsrand van Castricum, aan de noordzijde van het spoor. Het terrein ligt tussen een scholengemeenschap en een bedrijventerrein. De locatie ligt buiten de Ecologische Hoofdstructuur en binnen weidevogelgebied. Ter hoogte van de overweg ligt een optie voor het realiseren van een ecologische verbindingszone en/of recreatieve ontwikkeling. Castricum Zuid Volgens de locatievariant Castricum Zuid ligt het opstelterrein dicht bij de bebouwingsrand van Castricum, aan de zuidzijde van het spoor. Het terrein ligt naast een bedrijventerrein. De locatie ligt buiten de Ecologische Hoofdstructuur en buiten weidevogelgebied. Ter hoogte van de overweg ligt een optie voor het realiseren van een ecologische verbindingszone en/of recreatieve ontwikkeling. 1C Het opstelterrein volgens variant 1C is gelegen in de oksel van de provinciale weg en de spoorlijn richting Uitgeest, ten noordoosten van de spoorlijn. De locatie ligt buiten de Ecologische Hoofdstructuur en binnen weidevogelgebied. Het beschikbare terrein wordt begrensd door de bestaande spoorbaan, de landweg ter hoogte van km 57.1 en de bestaande boerderij aan de oostzijde van de baan. In dit alternatief lopen de opstelsporen tot voor de ondergronds gelegen hoge druk gasleidingen (km ). 1E Variant 1E ligt in open weidegebied ten noorden van Uitgeest en ten zuidwesten van het spoor richting Castricum. De opstelsporen zijn parallel aan het hoofdspoor ontworpen. De locatie ligt buiten de Ecologische Hoofdstructuur en buiten weidevogelgebied. Tot het boerenoverpad loopt aan deze zijde van het spoor de bundel van 6 ondergrondse hoge druk gasleidingen parallel aan het spoor (ter plaatse van het pad kruisen 5 van de 6 leidingen het spoor en lopen in noordwestelijke richting verder). Het is niet toegestaan om deze leidingen (in lengterichting) te overbouwen met opstelsporen. Daarom is ervoor gekozen om het nieuwe opstelterrein voorbij de kruising met het boerenpad te leggen. Uitgeest Driehoek De variant Driehoek grenst aan de zuidoostzijde van Uitgeest en ligt parallel aan het hoofdspoor, ten westen van de A9. De locatie ligt in de Ecologische Hoofdstructuur; het weidegebied ten noorden van de N203 is bovendien weidevogelleefgebied. Het terrein wordt gekenmerkt door verriet grasland.

15 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 11 N203 In de variant N203 ligt het opstelterrein in open weidegebied ten zuidoosten van Uitgeest en de A9 in de Uitgeester Broekpolder Zuid. De locatie ligt in de Ecologische Hoofdstructuur en binnen weidevogelgebied. Foto 3.1.Locatie 1C, vanuit oostelijk richting (vanuit Uitgeest gezien; foto Prorail). Foto 3.2. Locatie 1E (vanuit zuidoostelijke richting gezien; foto Prorail).

16 12 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 3.2 Activiteiten op het opstelterrein Op het opstelterrein vinden verschillende activiteiten plaats, die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van verstoringseffecten. De activiteiten op het opstelterrein zijn als volgt (Hectors 2013): 1) Lichtmasten: de lichtmasten gaan gelijk met de straatverlichting aan. 2) Dienstgebouw: afmeting 7,5x35 mtr, max. 6-7 mtr hoog 3) Hekken: standaard ProRail hekken rondom het terrein. 4) Processen, materieel en tijdstip: a. Processen - technische controles - inwendige reiniging - waterreservoir vullen b. Materieel - elektrisch karretje 1,50 mtr breed (geen treintjes) rijden alleen over servicepad (van asfalt), het inspectiepad is van porfier. - Verrijdbare bordessen op servicepad, bewegen tussen 2 servicekasten in (ca 120 mtr). 1 Bordes per 50 meter spoorlengte. c. Tijdstip - Na eerste uitlopers na de spits (20.00) tot start ochtendspit (6.00) vindt de technische controle en reiniging plaats - De verlichting in de trein is alleen aan tijdens het schoonmaken (+/- 1,5 uur per 4 bakken) 5) Objecten op servicepad: a. Servicekasten (100x50x35cm hxbxd) t.b.v. o.a. warm/koud water en 220/380V om de 60 mtr om en om (links/rechts) op het servicepad. 6) Generatoren staan in de winter continu aan i.v.m. verwarming, zomers alleen als het warmer wordt dan 25 gr. om te koelen. Het rangeren vindt plaats voor de ochtendspits (6.00 u) en na de avondspits (20.00 u). Dit betekent dat de treinstellen op het opstelterrein aanwezig zijn tussen 6.00 u en u. De verlichting van de lichtmasten gaat gelijk aan met de straatverlichting. Voorbeelden van soortgelijke opstellocaties zijn aanwezig te Lelystad en Hoofddorp (foto 3.5). Een visualisatie is weergegeven in foto 3.6.

17 Figuur 3.1. Alternatieve locaties voor het opstelterrein Uitgeest. A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 13

18 14 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Foto 3.3. Referentiefoto opstelterrein: emplacement Hoofddorp (bron: Hectors 2013). Foto 3.4. Visualisatie toekomstige situatie variant 1E, gezien vanuit zuidelijke richting.

19 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 15 4 Effecten 4.1 Inleiding: mogelijke effecten De effectenanalyse richt zich op de effecten die bij broedende weidevogels op kunnen treden als gevolg van direct areaalverlies als gevolg van grondbeslag en op verstoringsbronnen: geluidsbelasting, verlichting, beperking van uitzicht en zichtbare menselijke activiteiten. De kernvraag is of de aanleg en het gebruik van het opstelterrein leidt tot een grotere verstoringsdruk dan in de huidige situatie, in hoeverre effecten op de weidevogelstand op kunnen treden en in welke mate de varianten van elkaar verschillen. Effecten van geluidsbelasting worden bepaald op basis van geluidscontouren in de huidige en toekomstige situatie. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de geluidsbelasting van het opstelterrein (rangeerbewegingen) en doorgaande treinen. In de toekomstige situatie wordt rekening gehouden met een hoger aantal doorgaande treinen (introductie van het hoogfrequente spoorboekje). In de geluidscontourenkaart worden enkele geluidsklassen (boven 45 db(a)) onderscheiden. Op basis van beide geluidskaarten (huidige en toekomstige situatie) wordt de verschuiving in geluidsbelasting in beeld gebracht: het gebied waar de geluidsbelasting verhoogd wordt. Het onderzoek Verstoring van weidevogels door treinverkeer (Tulp et al. 2002) wordt gebruikt om het effect te bepalen. Dit onderzoek presenteert relatieve dichtheden in afhankelijkheid van de geluidsbelasting. Op basis van deze informatie kan verhoging van de geluidsbelasting vertaald worden in een afname van de weidevogeldichtheid. In de beoordeling van effecten worden ook de resultaten en de beoordelingsystematiek betrokken van recenter Duits onderzoek aan weg- en spoorverkeer (Garniel et al 2007: Vögel und Verkehrslärm). Effecten van verlichting worden bepaald op basis van effectafstanden uit onderzoek naar effecten van verlichting op de Grutto (Molenaar et al. 2000), het type verlichting dat voorzien is op het opstelterrein en kennisregels voor de reikwijdte van lichtemissie, afhankelijk van de lichtbronsterkte. Ook zullen drempelwaarden voor lichteffecten op natuurwaarden, die in effectstudies zijn toegepast, gebruikt worden. Deze aanpak resulteert in de toe te passen effectafstand. Op basis van een verspreidingskaart van weidevogels wordt in beeld gebracht welke soorten en aantallen effect kunnen ondervinden. Effecten van zichthinder (beperking van openheid) worden bepaald op basis van een visualisatie van het ontwerp en relevante aspecten zoals de hoogte van bouwwerken en treinstellen op het opstelterrein. Kennisregels uit de literatuur voor effectafstanden voor zichthinder van opgaande structuren worden toegepast. Een kwantificering van effecten is mogelijk door verstoringscontouren voor de huidige en toekomstige situatie op de verspreidingskaart van weidevogels te projecteren. Effecten van visuele verstoring (beperking van rust) door zichtbare menselijke activiteiten worden bepaald op basis van een visualisatie van het ontwerp en relevante aspecten zoals de hoogte van bouwwerken en treinstellen op het opstelterrein. Kennisregels uit de literatuur voor effectafstanden voor zichthinder van opgaande structuren worden toegepast. Een kwantificering van effecten is mogelijk door verstoringscontouren voor de huidige en toekomstige situatie op de verspreidingskaart van weidevogels te projecteren.

20 16 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 4.2 Geluid Het effect van geluidsbelasting langs spoorlijnen in Nederland is steekproefsgewijs onderzocht (Tulp et al 2002). Een negatief effect op de weidevogeldichtheid treedt volgens dit onderzoek op bij een geluidsniveau van meer dan 45 db(a) (figuur 4.1). Figuur 4.1. Verband tussen geluidsbelasting langs spoorlijnen en de weidevogeldichtheid op basis van steekproefsgewijs onderzoek in Nederland (Tulp et al. 2002). In dit onderzoek is uitgegaan van een gemiddelde geluidsbelasting, het zogenoemde equivalente geluidsniveau (figuur 4.2). Figuur 4.2. Toename van het equivalente geluidsniveau van een verdubbeling van het aantal treinpassages (uit Tulp et al. 2002). Geluidscontouren in de situatie van 2010 en 2020 laten zien dat in 2020 een groter gebied aan weerszijden van het baanvak Uitgeest-Castricum geluidsbelasting ondervindt (figuur 4.6) als

21 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 17 gevolg van een toename van het aantal treinpassages op het baanvak Uitgeest-Castricum, van 10 per uur naar 14 per uur. De locatie van het opstelterrein - in dit geval de varianten 1C en 1E - speelt hierin nauwelijks een rol; de verschuivingen worden nagenoeg volledig bepaald door een hogere frequentie van doorgaande treinen (figuur 4.3). In de vergelijking van verschillende locatiealternatieven is daarom de geluidsbelasting van de opstelterreinen, die alle direct langs de spoorbaan gelegen zijn, niet in de effectanalyse meegenomen. De analyse baseert zich op etmaalgemiddelden. Doorgaande treinen en rangeerbewegingen op een opstelterrein produceren kortdurend een geluidsbelasting (impulsgeluid). De vraag is of de piekbelasting bij een opstelterrein hoger ligt dan bij doorgaande treinen, en zo ja of daarvan een effect op weidevogels ter verwachten is. Om deze vraag te beantwoorden is een door Bureau M+P een globale berekening gemaakt op een afstand van 50 meter. Voor doorgaand treinverkeer worden al heel lang geen maximale geluidsniveaus (LAmax) berekend. Daarom zijn eigen metingen gebruikt met een foutmarge van mogelijk 1-2 db. De LAmax van doorgaand treinverkeer hangt af van het treintype, de lengte van de trein en de afstand van de waarnemer. Als gevolg van de geluidscontour van rijdend treinverkeer (meer naar de zijkanten dan naar voren) en de lengte van de trein, is de mate waarin de LAmax afneemt anders dan bij geluiden van emplacementen. Bij doorgaand treinverkeer neemt de LAmax minder af als de afstand toeneemt dan de LAmax veroorzaakt door een geluidsbron op het emplacement. Voor doorgaand treinverkeer is uitgegaan van een VIRM-6 (Verlengd Inter Regio Materieel met 6 treinbakken; het betreft dubbeldeks treinstellen), voor het opstelterrein van wisselbooggeluid. Deze geluidsbron geeft het hoogste LAmax op een emplacement, waar geen lange blokgeremde goederentreinen komen. Dit is een worst-case scenario. Het resultaat is een LAmax van ca 72 db(a) voor doorgaande treinen en van 75 db(a) voor wisselbooggeluid bij een opstelterreinen. De piekbelasting op 50 m afstand van een opstelterrein is 3 db(a) hoger dan die van een doorgaande trein. Op grotere afstanden zal de LAmax van het doorgaande treinverkeer echter hoger zijn dan dat van het emplacement, omdat de LAmax minder snel afneemt. Deze berekening wijst erop dat op grotere afstanden (in de effectanalyse is gewerkt met een invloedzone van 200 m) geen geluidseffecten te verwachten zijn als gevolg van het niveau van de piekbelasting. Het areaal dat aan weerszijden van het baanvak Uitgeest-Castricum een verhoging ondervindt van de geluidsbelasting boven 45 db(a) neemt toe van 179 naar 207 ha, een toename van 28 ha (tabel 4.1). Binnen het weidevogelleefgebied in de Castricummer polder gaat het om ca 14 ha. Hierbij is een bovengrens van 63 db(a) gehanteerd. Een hogere belasting komt alleen voor op zeer korte afstand van de spoorlijn. In deze zone zijn geen weidevogels aangetroffen. Tabel 4.1. Geluidszones en de oppervlakte van deze zones aan weerszijden van de spoorlijn tussen Uitgeest en Castricum in 2010 en Het betreft agrarisch gebied ten westen van de provinciale weg met een geluidsniveau > 45 db(a), waar weidevogels een negatief effect van geluid kunnen ondervinden. Bebouwde kom en boerderijen met erven zijn uitgesloten. geluidszone db(a) verschil opp (ha) Totaal

22 18 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Het effect van de verhoging in geluidsbelasting kan berekend worden op basis van het landelijke onderzoek naar effecten van spoorgeluid op weidevogels. De berekening gaat uit van een relatieve dichtheid per geluidszone. Op basis van het model neemt de geschiktheid voor de Grutto binnen het gebied met een geluidsbelasting van meer dan 45 d(b)a, met een oppervlakte van 207 ha af met 2,5%. De geschiktheid voor alle weidevogels samen neemt af met 2,8% (tabel 4.2). Dit verschil berust op een modelresultaat voor alle soorten samen en een model voor de Grutto afzonderlijk. De totale weidevogeldichtheid in een nabijgelegen weidevogelkerngebied, de Groot Limmerpolder, was in de jaren paar per 100 ha (Visbeen et al. 2009). Op basis van deze weidevogeldichtheden zou het effect een verlies van ca 5 broedparen kunnen zijn (oppervlakte 207/100 * dichtheid 90 * afname 0,028). Effecten in het gebied zelf kunnen het beste geschat worden op basis van verspreidingskaarten van weidevogels, geïnventariseerd in 2001, 2006 en 2009, en op nestvondsten in een deel van het gebied in Ten noorden van de spoorlijn broeden weidevogels voor het overgrote deel buiten de invloedzone van spoorgeluid. Ten zuiden van de spoorlijn zijn echter wel concentraties aanwezig op korte afstand. Binnen het deelgebied van 207 ha broedden in maximaal 62 paar weidevogels, voornamelijk Kievit (36 paar), Scholekster (9 paar) en Grutto (7 paar; figuur , tabel 4.3). In het weidevogelgebied in de Castricummer polder gaat het om 15 paar. Per geluidszone kan het aantal weidevogels bepaald worden en de verwachte afname als gevolg van een hogere geluidsbelasting. Deze analyse wijst op een afname van ongeveer 3 paar weidevogels in totaal, waarvan bijna 1 paar in het weidevogelleefgebied (tabel 4.3). In 2013 bleek echter dat de weidevogelstand aanzienlijk is toegenomen als gevolg van inrichtings- en beheermaatregelen in de Castricummer polder. Daarom moet rekening gehouden worden met een verlies van 6-7 paar weidevogels, waarvan 1-2 in weidevogelleefgebied. Tabel 4.2. Berekening van de afname van de geschiktheid voor weidevogels op basis van veranderingen in geluidsbelasting langs het baanvak Uitgeest-Castricum. Vermeld zijn de oppervlakten van verschillende geluidszones, de relatieve dichtheid in deze zones (op een schaal van 0 tot 1) en de som van deze dichtheden (op basis van Tulp et al. 2002). Er is geen onderscheid tussen de varianten. oppervlakte relatieve dichtheid som rel.d. grutto som rel.d. weidev geluidszone grutto weidev < ,0 0,0 28,0 0, ,98 0,97 44,1 49,0 43,7 48, ,95 0,93 35,2 39,9 34,4 39, ,93 0,88 27,0 31,6 25,5 29, ,82 0,81 17,2 20,5 17,0 20, ,72 0,72 10,8 14,4 10,8 14, ,62 0,64 6,8 8,1 7,0 8, ,52 0,55 4,2 5,2 4,4 5, ,43 0,46 3,4 3,4 3,7 3, ,34 0,39 1,7 1,7 2,0 2,0 Totaal %afname grutto 2,5 %afname weidev 2,8

23 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 19 Tabel 4.3. Aantal weidevogels binnen verschillende geluidszones langs de spoorlijn Uitgeest-Castricum. Vermeld is het aantal weidevogels in zones die een hogere geluidsbelasting ondervinden in 2020 na introductie van het hoogfrequente spoorboekje."45>47" betekent: verhoging van 45 naar 47 db(a) binnen de invloedszone van de spoorlijn. De relatieve afname is conform het landelijke onderzoek naar effecten van spoorgeluid (0,03 betekent: afname van 3%). De aantallen hebben betrekking op inventarisaties in 2006 en 2009; per zone is het maximale aantal weidevogels van beide jaren opgenomen. Er is geen onderscheid tussen de varianten. Tussen haakjes het aantal binnen weidevogelleefgebied. NB: in 2013 bleek de weidevogeldichtheid globaal twee maal zo hoog. Daarom moet in de actuele situatie rekening gehouden met een twee maal zo groot effect. zone kievit tureluur scholekster aantal weidevogels grutto graspieper krakeend gele kwik staart slobeend totaal relatieve afname absolute afname <45 >45 8(2) (2) - 1(1) 15(5) 0,03 0,45 45>47 8(1) 1(1) 3(3) (5) 0,04 0,68 47>49 6(1) - 1(1) (2) 0,05 0,45 49>51 4(1) (1) 0,07 0,42 51>53 3(1) (1) 0,09 0,27 53>55 5(1) (1) 0,08 0,48 55> ,09 0,45 57> ,09 0,09 59> , > totaal 36(7) 3(1) 9(4) 7 2 3(2) 1 1(1) 62(15) 3,29(0,7)

24 20 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Figuur 4.3. Geluidscontouren in 2020 langs het baanvak tussen Uitgeest en Castricum, met in detail contouren langs de locaties 1C en 1E. Bron: Bureau M+P 2013.

25 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 21 Figuur 4.4. Weidevogels en geluidscontouren in de huidige situatie tussen Uitgeest en Castricum. Bronnen: Landschap Noord-Holland (broedvogels) en Bureau M+P 2013 (geluidscontouren).

26 22 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Figuur 4.5. Weidevogels en geluidscontouren in de toekomstige situatie tussen Uitgeest en Castricum. Bronnen: Landschap Noord-Holland (broedvogels) en Bureau M+P 2013 (geluidscontouren).

27 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 23 Figuur 4.6. Weidevogels en geluidscontouren tussen Uitgeest en Castricum in de huidige en toekomstige situatie. Bronnen: Landschap Noord-Holland (broedvogels) en Bureau M+P 2013 (geluidscontouren). De varianten zijn niet onderscheidend in geluidscontouren tussen 45 en 63 db(a) in het gebied waarbinnen weidevogels voorkomen..

28 24 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 4.3 Verlichting Onderzoek naar de invloed van wegverlichting op het broedgedrag en broedsucces van Grutto s is uitgevoerd in het open weidegebied aan weerszijden van de A9 tussen Limmen en Akersloot (Limmerpolder; Mulder et al. 2000). Het betreft experimenteel onderzoek waarbij wegverlichting langs de A9 aan resp. uit is gezet en lichtmasten zijn geplaatst. Wegverlichting blijkt de habitatkwaliteit voor de grutto te verlagen tot een afstand van m (tabel 4.4). Tabel 4.4. Verspreiding Gruttonesten in het experiment van Mulder et al Een nadere uitwerking van de onderzoeksgegevens, waarbij gekeken is naar de reikwijdte van lichtimmissie (invallend licht) van de lichtmasten, wijst erop dat tot ca 100 m afstand een verlichtingseffect op kan treden (figuur 4.7, Van Dooren 2007). Beneden een verlichtingssterkte van 0,1 lux is namelijk geen effect op natuurwaarden te verwachten. Figuur 4.7. Gereconstrueerd effect van verlichting van lichtmasten (Van Dooren 2007) uit het Grutto-onderzoek van Mulder et al. (2000).

29 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 25 In 2014 is door Movares een lichtontwerp opgesteld voor alle locaties, waarbij lichthinder in beeld is gebracht. Uitgangspunt in dit ontwerp voor alle locaties zijn led-armaturen met een hoogte van 5,5 m en een verlichtingssterkte van gemiddeld ca. 25 lux op de servicepaden met een gelijkmatigheid van ca Dit is conform de eis van Prorail van gemiddeld minimaal 20 lux en een gelijkmatigheid van 0.4. De vijf lux extra die geïnstalleerd is kan door middel van dimmen worden teruggeregeld. Onder lichthinder wordt in dit verband overlast verstaan in de vorm van verblinding of verstoring door kunstlicht en over lichtvervuiling bij overmatig verhoogde helderheid van de nachtelijke omgeving door kunstlicht. Uit dit ontwerp blijkt dat de lichtimmissie (lichtuitstraling op de omgeving) zo beperkt is, dat in het aangrenzende agrarische gebied voor weidevogels nauwelijks of geen effect te verwachten is (figuur 4.8). De effectafstand is zo gering dat effectafstanden voor uitzichtbeperking en visuele verstoring van groter gewicht zijn (zie paragraaf 4.4,en 4.5). 4.4 Uitzichtbeperking Vogels reageren op verstoringsbronnen en er zijn verschillende manieren om dit te kwantificeren. Dit kan met behulp van: de minimale, de maximale of de gemiddelde verstoringsafstand. Onder de minimale verstoringsafstand wordt verstaan de kleinste afstand waarbij (vrijwel) alle individuen van een soort of soortengroep verstoord raken. Op de minimale afstand zullen vrijwel alle vogels verstoord raken. Onder de maximale verstoringsafstand wordt verstaan de grootste afstand waarbij op individuen van een soort of soortengroep nog een effect merkbaar is van de verstoring. Op de maximale verstoringsafstand zal incidenteel nog een vogel verstoord raken. Tussen de minimale en de maximale verstoringsafstand bevindt zich een gemiddelde verstoringafstand. De gemiddelde verstoringsafstand is die afstand waarbij ruwweg de helft van de individuen van een soort of soortengroep zijn verstoord. Deze gemiddelde verstoringsafstand wordt gebruikt als effectafstand in effectbepalingen (Bruinzeel & Schotman 2001). Als vuistregel voor de verstorende werking van gebouwen op broedende weidevogels (de gemiddelde verstoringsafstand) wordt in Friesland 200 m gehanteerd voor vrijstaande boerderijen en huizen en 300 m voor woonwijken en de bebouwde kom (Bruinzeel & Schotman 2011). In het veenweidegebied van Noord-Holland is op basis van een analyse van verspreidinggegevens van weidevogels vastgesteld dat het aantal broedvogels (zonder rekening te houden met de dichtheid) tot een afstand van 175 m van gebouwen lager is dan daarbuiten; hoe korter de afstand des te lager het aantal (Van t Veer & Scharringa 2006). Opgaande elementen in het landschap als bomen en bosjes hebben een negatieve invloed op de openheid en de weidevogelstand. In het veenweidegebied Noord-Holland is op basis van een analyse van verspreidinggegevens van weidevogels vastgesteld dat het aantal broedvogels binnen een afstand van 250 m, wellicht m, van boomgroepen lager lag dan daarbuiten (Van t Veer & Scharringa 2006). In deze studie is echter geen rekening gehouden met het beschikbare areaal en de dichtheid van weidevogels binnen en buiten de genoemde afstanden. In één van deze gebieden (het Wormer- en Jisperveld) is een analyse uitgevoerd op basis van dichtheden. Hier werd een effectafstand van ca 300 m vastgesteld voor de steltlopers onder de weidevogels (Kleijn et al. 2009). In dit gebied varieerde de afstand per soort van 43 m (Scholekster), m (Kievit, Tureluur, Graspieper en Slobeend) tot meer dan 260 m voor de Grutto. Schotman et al. (2007) vonden een afstand voor Grutto s van m tot bomen/bos. Een relatie van de verspreiding met uitsluitend zichthinder is op grond van deze gegevens echter niet eenvoudig te leggen.

30 26 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Castricum Noord Castricum Zuid 1C 1E Driehoek N203 Figuur 4.8. Visualisaties van het berekeningsresultaat van verlichting opstelterreinen (Movares 2014)

31 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 27 Dit wordt veroorzaakt doordat verschillende factoren, die de dichtheid bepalen, parallel lopen. In de onderzochte veenweidegebieden zijn boerderijen, gebouwen en erfsingels langs de dijk aan de rand van de polders aanwezig. Van de rand naar het centrum van het gebied neemt de afstand tot gebouwen en bosschages af, maar ook neemt de veedichtheid af, evenals de afstand tot in bomen broedende predatoren (Havik, Buizerd, Zwarte kraai) en de afstand tot zichtbare menselijke activiteiten. Bovendien is het aanbod aan hooiland op afstand van dijk hoger en de grondwaterstand ten opzichte van het maaiveld lager. Al deze factoren werken uit in een hogere dichtheid van weidevogels, en in het bijzonder de Grutto, op grotere afstand van de rand van de polder. Treinen op een opstelterrein beperken het uitzicht voor weidevogels. Effectafstanden specifiek voor treinstellen zijn niet bekend. Wij gaan daarom uit van vuistregels voor effectafstanden van gebouwen buiten de bebouwde kom: 200 m. Deze afstand is gelijk aan de verstoringsafstand die de provincie Friesland als norm hanteert (Bruinzeel & Schotman 2011). In de beoordeling speelt ook de aanwezigheid van treinstellen op het opstelterrein een rol. De treinstellen zijn aanwezig in de periode na de avondspits (20.00 u) en voor de ochtendspits (6.00 u); het rangeren vindt plaats in de vroege ochtend en late avond. Gedurende het broedseizoen (maart-juni) vindt dit naarmate het seizoen vordert in toenemende mate plaats in de daglichtperiode (van ca u op 1 maart tot u op 1 juli). Het is niet eenvoudig om vast te stellen of als gevolg van de tijdelijke aanwezigheid van treinstellen overdag effecten van uitzichtbeperking geringer zijn. Daarom is hier als worst case scenario rekening gehouden met een maximale effectafstand van 200 m. 4.5 Visuele verstoring De verstoringsgevoeligheid van vogels voor zichtbare menselijke activiteiten verschilt sterk per vogelsoort. Deze gevoeligheid hangt ook samen met het landschapstype: hoe opener het landschap, hoe groter de verstoringsafstand. Deze varieert van slechts enkele meters voor zangvogels in bos tot enkele honderden meters in open grasland en op open water. Daarnaast hangt de verstorende werking samen met de aard van de activiteit en de frequentie waarmee de activiteit plaatsvindt. Naarmate bijvoorbeeld het aantal via wandelpaden passerende groepjes mensen hoger ligt kan de verstoring over een grotere afstand werkzaam zijn. Daarnaast is de verdeling van activiteiten over de week en het seizoen relevant. Indien de activiteiten beperkt zijn tot de mooie zondagen is sprake van zogenoemde piekverstoring. Deze treedt incidenteel op en kan een rigoureus effect hebben, maar op andere dagen blijft het terrein benut. Breiden de activiteiten zich uit over doordeweekse dagen, dan is sprake van duurverstoring. Deze kan ertoe leiden dat de vogels het gebied verlaten. Het terrein verliest dan zijn ecologische functie voor de desbetreffende soorten. Het verband tussen bezoekersfrequentie en verstoringsafstand is beschreven en modelmatig toegepast door Henkens (1998). Naarmate het aantal passerende groepjes mensen via een wandelpad toeneemt, neemt ook de effectafstand van verstoring toe. Voor broedende weidevogels wordt als vuistregel een verstoringsafstand van 50 m voor fietspaden en van 100 m voor provinciale wegen gehanteerd (Wymenga et al. 2010). Wij nemen hier de verstoringsafstand samen met die van uitzichtbeperking, omdat in de praktijk beide factoren moeilijk van elkaar te scheiden te zijn.

32 28 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 4.6 Potentie voor weidevogels In de effectbeoordeling is het van belang rekening te houden met niet alleen de huidige situatie voor weidevogels, maar ook met de potentie. Hier speelt in mee dat de verspreidingsgegevens van 2009 de huidige situatie in een aantal deelgebieden niet goed weergeven. De weidevogelstand is sindsdien verbeterd als gevolg van beheermaatregelen in de Castricummerpolder. Dit blijkt uit nestentellingen op een aantal percelen in Dit beeld is echter onvolledig. Recentelijk is een uitbreiding van Grutto's en andere weidevogels te zien vanuit de kern in de Castricummerpolder naar de omgeving, waaronder de Heemskerker Noordbroekpolder. Bij voortzetting en uitbreiding van inrichting- en beheermaatregelen kan de diversiteit en dichtheid van weidevogels verder toenemen. Openheid van het agrarisch landschap De potentie voor weidevogels van de deelgebieden ter hoogte van locaties voor een opstelterrein is afhankelijk van een groot aantal terreinkenmerken, zoals grondwaterstand, variatie in het maaiveldniveau, graslandtype, maairegime, beweiding en openheid van het landschap. Aangezien beheer en inrichting aangepast kan worden is een eenvoudige kwaliteitsmaat die in de huidige situatie gekwantificeerd kan worden de openheid van het landschap. In een grootschaliger en opener landschap is meer ruimte voor levensvatbare weidevogelpopulaties en wordt de verstoringsdruk beperkt, vooral voor verstoringsgevoelige soorten. Als kwantificeerbare maat voor openheid is hier de maximale diameter van een cirkel genomen binnen het agrarische gebied, waarin de locatie van het opstelterrein ligt. Met 'open' wordt bedoeld dat geen doorgaande wegen, bosschages, bebouwing of boerderijen (met erfbeplanting) aanwezig zijn. Een doodlopende landbouwweg is wel mogelijk (tabel 4.5). Deze benadering maakt duidelijk dat de locaties Driehoek en Castricum Noord in besloten gebied liggen; Castricum Zuid en A9 liggen in meer open landschap en variant 1C en 1E maken deel uit van de meest open deelgebieden (Castricummer polder en Heemskerker Noordbroekpolder). Tabel 4.5. Openheid van agrarisch gebied, waarin de locatievarianten gelegen zijn. Als kengetal voor openheid is maximale diameter van een cirkel genomen, waarbinnen doorgaande wegen, bosschages, bebouwing of boerderijen (met erfbeplanting) ontbreken. variant openheid (diameter in m) Castricum Noord 250 Castricum Zuid 500 1C 800 1E 600 Driehoek 100 N Gevoeligheid voor verstoring In de beschreven 'huidige' situatie, op basis van weidevogelgegevens uit de jaren 2001, 2006 en 2009, komen binnen een zone van 200 m rond de locatievarianten zes soorten weidevogels voor: Scholekster, Kievit, Grutto, Tureluur, Krakeend en Gele kwikstaart. In de Castricummerpolder is de diversiteit hoger. Hier komen recentelijk ook Watersnip (bijna jaarlijks), Veldleeuwerik (enkele paren), Graspieper, Gele kwikstaart, Krakeend, Slobeend, Kuifeend en Zomertaling als broedvogel voor. De Kemphaan broedde voor het laatst in 2006 (verspreidingsgegevens en actuele informatie van R. Slings). Het is mogelijk de huidige ontwikkeling van de weidevogelstand zich voortzet en dat ook andere weidevogels dan het genoemde zestal zich vestigen binnen verstoringsafstand van een of meer van de locatievarianten. Daarom is ook de verstoringsgevoeligheid van potentiële soorten onder de loep genomen. Op basis van literatuuronderzoek is een overzicht gegeven van de gevoeligheid voor geluid en visuele verstoring door recreatie. De gevoeligheid voor treinverkeer is uitgedrukt in een effectafstand voor

33 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 29 verkeer en een drempelwaarde voor geluidsbelasting, gebaseerd op onderzoek naar weg- en treinverkeer (Garmiel et al. 2010, Tulp et al 2002). De gevoeligheid voor visuele verstoring is uitgedrukt in een opvliegafstand, gebaseerd op onderzoek naar opvlieggedrag van vogels bij nadering van mensen of natuurlijke vijanden (Krijsveld et al. 2008, Garniel et al. 2010). Ook is een meer kwalitatieve indeling opgenomen op basis van expert judgement en literatuurbronnen (Henkens 2003). Uit het overzicht (tabel 4.6) blijkt dat de gekozen verstoringafstand van 200 m rond opstelterreinen passend is voor vrijwel alle weidevogelsoorten. Er zijn drie aandachtsoorten: Kemphaan, Watersnip en Veldleeuwerik. De Kemphaan wordt ingeschat als zeer gevoelig voor verstoring door recreatie, anderzijds wordt een beperkte opvliegafstand vermeld (40-80 m, Flade 1994). Ervaringen van de auteur van dit rapport met Kemphanen in het broedseizoen in de Zaanstreek wijzen eveneens op een opvliegafstand in de ordegrootte m. Verder neemt de broedpopulatie van deze soort in Nederland sterk af. De kans op vestiging in nieuwe gebieden is daarom zeer gering. De Watersnip wordt gezien als gevoelig voor geluidsbelasting en recreatie. De opvliegafstand is echter gering (10-40 m, Flade 1994) omdat zij vaak vertrouwen op hun schutkleur en in de dekking van vegetatie blijven, en de drempelwaarden voor geluidsbelasting is vergelijkbaar met die van andere weidevogels. Garniel et al. noemen een effectafstand voor verkeerswegen van 500 m. Dat is een grote afstand, terwijl de drempelwaarde voor geluidsbelasting niet hoger is dan die voor andere steltlopers. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de Veldleeuwerik hoge eisen stelt aan de openheid van het landschap; deze soort toont een grote verstoringsafstand tot bebouwing, bos en wegen, in de ordegrootte van 500 m. De drempelwaarde voor geluidsbelasting is lager dan die van ander weidevogelsoorten (42 db(a)). Rekening houdend met het gehele soortenspectrum kan daarom de invloedzone maximaal 500 m zijn. Voor de beoordeling van de geluidsbelasting van het opstelterrein speelt dit niet, omdat de verschuiving in geluidscontouren van de opstelterreinen ondergeschikt is aan het frequenter rijden van treinen op het baanvak zelf. Voor de vergelijking van de locatiealternatieven wijst de Veldleeuwerik op het belang om de openheid van het landschap binnen een afstand van 500 m als criterium mee te nemen. Tabel 4.6. Gevoeligheid van weidevogels voor verkeerslawaai en visuele storingsbronnen. Opgenomen is een beoordeling van gevoeligheid voor recreatie (Henkes et al. 2003) en weg- en treinverkeer (Garniel et al. 2010, de opvliegafstand voor mensen (Flade 2004, Krijgsveld et al 2008, Garniel et al. 2010) en de drempelwaarde voor verkeerslawaai (treinverkeer etmaalgemiddelden Tulp et al 2002, weg- en treinverkeer gemiddelden overdag Garniel et al o niet gevoelig, + vrij gevoelig, ++ gevoelig, +++ zeer gevoelig,? geen gegevens bronnen Tulp et al 2002, Henkens et al 2003, Krijgsveld et al 2008, Garniel et al soort / storingsmaat gevoeligheid voor recreatie Henkens opvliegafstand Flade / Krijgsveld (gemiddelden) / Garniel gevoeligheid voor verkeer Garniel effectafstand weg / spoor Garniel drempelwaarde verkeerslawaai overdag - Garniel / etmaal -Tulp Scholekster / /? / (44) Kievit /? / / (44) Grutto /? / / 45 Tureluur >100 / /? / (44) Watersnip /? /? / (44) Kemphaan /? /???? /? Veldleeuwerik ++? /? /? / 42 Graspieper ? /? / (+) Gele kwikstaart /? /? / - Krakeend /? / 200 o 0 - /? Slobeend ++ >100 /? / 150 o 0 - / (+) Kuifeend ++ >50 m /? /? o / - Zomertaling ++ >100 /? / 120 o 0 - / 49

34 30 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 4.7 Vergelijking van de varianten Weidevogels De varianten verschillen nauwelijks in het 'geluidlandschap' dat in 2020 verwacht wordt, omdat zij parallel aan de spoorlijn gelegen zijn en de geluidsbelasting in open weidegebied niet of nauwelijks wordt beïnvloed door een opstelterrein op de desbetreffende locaties. Er zijn daarom wat betreft geluidsverstoring geen verschillen in effecten op weidevogels tussen de varianten. Effecten van uitzichtbeperking en visuele verstoring in de directe omgeving van het opstelterrein laten wel verschillen zien als gevolg van de ligging van de varianten. De verstoringszones en de verspreiding van weidevogels binnen het beïnvloedingsgebied rond het opstelterrein is voor de zes varianten weergegeven in figuur De oppervlakte binnen de verstoringscontour van 50 m varieert van 8 tot 11 ha (tabel 4.7). De oppervlakte grasland geeft meer inzicht in mogelijke effecten op weidevogels; deze varieert van nagenoeg nihil (Driehoek) tot 8,5 ha (1E). Weidevogels zijn alleen vastgesteld ter plekke van de varianten Castricum Noord, 1E en Uitgeest-A9. Het areaal weidevogelleefgebied conform de provinciale structuurvisie geeft deels een ander beeld. In veel gevallen liggen binnen de begrenzing 'weidevogelleefgebied' andere terreintypen dan grasland of akker (spoordijk, wegen, bebouwing). In een aantal gevallen is ook grasland met weidevogels aanwezig buiten de begrenzing van weidevogelleefgebied. Gelet op het areaal grasland en het aantal weidevogels is de mate van lichtverstoring het grootst in variant 1E en het kleinst in de Driehoek. Gemeten naar het areaal weidevogelleefgebied dat lichtverstoring ondervindt is het effect het grootst in de varianten Castricum Noord, 1C en N203, en nihil in de Driehoek. Tabel 4.7. Oppervlakte en weidevogels (maximum ) binnen de verstoringszone zone van 50 m rond het beoogde opstelterrein bij Castricum c.q. Uitgeest, volgens zes varianten. Daarnaast is de oppervlakte weiland en weidevogelleefgebied vermeld.* In de huidige situatie mogelijk globaal twee maal zo veel; onduidelijk is of dit ook voor andere varianten geldt. variant oppervlakte totaal (ha) oppervlakte weiland/akker aantal weidevogels opp. weidevogelleefgebied Castricum Noord 10,6 5,5 3 7,2 Castricum Zuid 10,7 4,6 0 2,4 1C 9,1 6,5 0* 5,9 1E 10,9 8,5 4* 1,6 Driehoek 8,8 0,2 0 0 N203 7,7 4,4 2 6,3 De oppervlakte binnen de verstoringscontour van 200 m varieert van 46 ha tot 80 ha (tabel 4.8). De oppervlakte grasland geeft deels een ander beeld; deze varieert van 3,5 ha (Driehoek) tot 66 ha (1E). Weidevogels zijn het talrijkst ter hoogte van de varianten bij Castricum (11-15 paar); het verstoringseffect is hier het grootst. Gemeten naar het areaal weidevogelleefgebied dat verstoring ondervindt is het effect het echter grootst in variant N203. Locatie 1C ligt deels binnen door de provincie geselecteerde weidevogelkerngebied, locatie 1E ligt geheel binnen weidevogelkerngebied. Rekening houdend met een aanzienlijke verbetering van de weidevogelstand na 2009 moet rekening gehouden worden met globaal twee maal zo hoge aantallen in de huidige situatie voor de varianten 1C en 1E. In hoeverre dit ook voor de andere varianten (met name die bij Castricum) geldt is niet bekend. In beide gevallen scoort de variant Driehoek het gunstigst (aantal weidevogels en areaal weidevogelleefgebied zeer gering).

35 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 31 Tabel 4.8. Oppervlakte en weidevogels (maximum ) binnen de verstoringszone zone van 200 m rond het beoogde opstelterrein bij Castricum c.q. Uitgeest, volgens zes varianten. Daarnaast is de oppervlakte weiland en weidevogelleefgebied (Structuurvisie Noord-Holland 2040; Provincie Noord-Holland 2010) en het aantal weidevogels binnen weidevogelleefgebied en binnen de recentelijk gekozen begrenzing van weidevogelkerngebieden ( vermeld. * In de huidige situatie mogelijk globaal twee maal zo veel; onduidelijk is of dit ook voor andere varianten geldt. variant opp. totaal (ha) opp. weide/akker aantal weidevogels opp. weidevogelleefgebied aantal weidevogels binnen weidevogelleefgebied Castricum Noord 45,7 25, ,0 4 - Castricum Zuid 46,0 22, ,5 3-1C 66,8 49,5 4* 31, E 80,4 65,6 8* 25,4 1 8 Driehoek 66,4 3,5 2 3,8 0 - N203 59,0 38,1 8 52,5 8 - aantal weidevogels binnen weidevogelkerngebied Het is niet zo dat het areaal binnen de verstoringszones geheel ongeschikt wordt voor weidevogels. Dit geldt wel voor het grondbeslag (ca 2 ha). Binnen de zone van 200 m neemt de kwaliteit als leefgebied af naarmate de afstand tot het opstelterrein kleiner is. Daarbij is relevant in hoeverre extra verstoring optreedt binnen voor weidevogels geschikt gebied ten opzichte van de huidige situatie en de kwaliteit van deze extra verstoorde gebieden. Daarom worden de afzonderlijke deelgebieden besproken. De aantallen weidevogels zijn vermeld in tabel 4.9 en In hoeverre extra verstoring optreedt is ingeschat door gebruik te maken van vuistregels voor verstoringsafstanden op weidevogels (zie o.m. Bruinzeel & Schotman 2011) en deze toe te passen op het onderzoeksgebied: 50 m voor landbouwwegen en gemeentelijke wegen; 100 m voor spoorlijn, provinciale weg (N203) en boerderijen/huizen met/zonder erfbeplanting; 200 m voor gesloten bosschages (langs de A9). De door Bruinzeel & Schotman 2011 opgenomen gemiddelde verstoringsafstanden, die toegepast kunnen worden als effectafstand (zie box) sluiten goed aan bij de huidige verspreiding in het onderzoeksgebied met uitzondering van huizen en andere gebouwen. Weidevogels blijken hier tot een afstand van ca 100 m voor te komen (Bruinzeel & Schotman vermelden een afstand van 200 m). Hier is rekening gehouden met een effectafstand van 200m.

36 Dichtheid-> 32 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest BOX: verstoringsafstanden (uit Bruinzeel & Schotman 2011) De vuistregels waarmee door de provincie Fryslân gerekend wordt om de afname van openheid en rust te bepalen, zijn niet gebaseerd op de minimale- (A in figuur) of de maximale verstoringsafstanden (C), maar op de afstand waarbinnen de dichtheid aan weidevogels sterk is verminderd; vergelijkbaar met de gemiddelde verstoringsafstand (B). A B Afstand-> C Dichtheid aan weidevogels (y-as) als functie van de afstand tot een verstoringsbron (x-as) voor de situatie zonder verstoring (groene lijn, dichtheid overal constant), de werkelijke situatie met verstoring (rode lijn, gradueel verloop) en de gemodelleerde verstoorde situatie (ononderbroken blauwe lijn, alles-of-niets situatie). De twee grijze driehoeken geven het verschil weer tussen de werkelijke situatie en de gemodelleerde situatie. Tussen A en B wordt het effect van verstoring overschat, tussen B en C wordt het effect onderschat, maar netto wordt het effect tussen B en C goed ingeschat. Range (in meters) voor de minimale, gemiddelde en maximale verstoringsafstand gerubriceerd naar verstoringsbron op basis van literatuuronderzoek. Verstorend object: range aan minimale verstoringsafstanden (m) range aan gemiddelde verstoringsafstanden (m). Tussen haakjes is de midpoint* over deze range aangegeven. range aan maximale verstoringsafstanden (m) Gemeentelijke wegen (138) 800 Provinciale wegen (113) 800 Auto (snel)wegen (225) 800 Spoorlijn (intercity) Spoorlijnen (lokaal) (125) 800 Fietspad (75) 100 Hoogspanningsleiding Landschapsbeplantingen (175) Lijnvormige beplantingen (175) Bos (> 0,5 ha) (250) Huizen (onbebouwde kom) (268) Huizen (bebouwde kom) (238) 400 Rietland (150) 800 Gaswinstation (325) - Windturbines (175) - *onder de midpoint wordt verstaan het midden van een range aan getallen. Voor de getallen 10, 20, 50 en 100, wordt dit het getal (55) dat zich precies tussen 10 en 100 bevindt. Het gemiddelde voldoet hier niet omdat de schattingen niet onafhankelijk zijn.

37 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 33 Tabel 4.9. Weidevogels binnen verstoringsafstand van 200 m rond het beoogde opstelterrein bij Uitgeest, volgens zes varianten. Vermeld is het maximale aantal broedparen ( ). NB: in 2013 bleek de weidevogeldichtheid globaal twee maal zo hoog. Daarom moet in de actuele situatie rekening gehouden met een twee maal zo groot effect. soort/variant Castricum Noord Castricum Zuid 1C 1E Driehoek N203 Scholekster Grutto Kievit Tureluur Gele kwikstaart Krakeend Totaal Tabel Weidevogels binnen verstoringsafstand van 200 m rond het beoogde opstelterrein bij Uitgeest, volgens zes varianten, in weidevogelleefgebied en weidevogelkerngebied. Vermeld is het maximale aantal broedparen ( ). * NB: in 2013 bleek de weidevogeldichtheid in de Castricummer polder globaal twee maal zo hoog. Daarom moet in de actuele situatie rekening gehouden met een twee maal zo groot effect voor de varianten 1C en 1E. Niet bekend is of dit ook geldt voor de andere varianten. soort/variant Castricum Noord Castricum Zuid 1C* 1E* Driehoek N203 Scholekster /1-1 Grutto /3-1 Kievit 2 2 3/1 1/4-3 Tureluur Gele kwikstaart Krakeend Totaal 4 3 3/1 1/8 0 8 Castricum Noord en Zuid Binnen een aanzienlijk deel van de verstoringscontouren van de varianten Castricum Noord en Zuid (oppervlakte ca 46 ha) is in de huidige situatie sprake van verstoring als gevolg van de spoorlijn en bebouwd gebied in de directe omgeving. In beide gevallen is de extra verstoorde oppervlakte agrarisch gebied naar schatting ca 12 ha, met paar weidevogels (Kievit, Scholekster, Grutto). De varianten zijn nauwelijks onderscheidend. Wel is het zo dat het opstelterrein in variant Castricum Noord binnen weidevogelleefgebied is gesitueerd. Dit geldt niet voor variant Castricum Zuid, omdat ten zuiden van de spoorlijn geen weidevogelleefgebied is aangewezen. Beide deelgebieden zijn door de provincie Noord-Holland niet als weidevogelkerngebied aangewezen. 1C en 1E Ook binnen de verstoringscontouren van variant 1C en 1E (oppervlakte 67 ha resp. 80 ha) is in de huidige situatie sprake van verstoring als gevolg van de spoorlijn en bebouwd gebied in de directe omgeving. De extra verstoorde oppervlakte agrarische gebied is naar schatting ca 22 ha resp. 30 ha, met 4 resp. 8 paar weidevogels (Kievit, Scholekster, Grutto in ; waarschijnlijk in de huidige situatie globaal twee maal zo veel). De relevante oppervlakte en het aantal weidevogels is in de variant 1E groter, omdat de locatie meer in open gebied ligt. Aangezien weidevogelleefgebied alleen aan de noordzijde van de spoorlijn is aangewezen, is het effect binnen deze zone echter groter in variant Noord. Het deelgebied binnen een zone van

38 34 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 200 m rond locatie 1C ligt deels binnen door provincie Noord-Holland aangewezen weidevogelkerngebied; de zone rond locatie 1E ligt geheel binnen weidevogelkerngebied. N203 Binnen een groot deel van de verstoringscontouren van variant N203 (oppervlakte 59 ha) is in de huidige situatie sprake van verstoring als gevolg van de A9 met aangrenzende bosschages, de spoorlijn en de N203. De extra verstoorde oppervlakte agrarisch gebied is naar schatting ca 15 ha, met 8 paar weidevogels binnen weidevogelleefgebied. Het deelgebied ten zuiden van de N203 is door provincie Noord-Holland niet aangewezen als weidevogelkerngebied. De soortenrijkdom is hier groter dan op de locaties nabij Castricum en ten westen van Uitgeest (Kievit, Grutto, Tureluur, Scholekster, Gele kwikstaart, Krakeend). Driehoek Binnen de verstoringszone van 200 m op locatie Driehoek zijn in paar Scholekster en 1 paar Krakeend vastgesteld op het weideperceel tussen de spoorlijn en de N203 (gegevens Landschapsbeheer Noord-Holland). Het deelgebied binnen een zone van 200 m rond de locatie van het opstelterrein is door provincie Noord-Holland niet aangewezen als weidevogelkerngebied. Het gebied binnen de verstoringszones is nauwelijks geschikt voor weidevogels, omdat het ingesloten ligt tussen de A9 (met aangrenzende bosschages), de spoorlijnen en een woonwijk. Het deelgebied bestaat uit ruig grasland, sloten, struweel en opslag, en wordt bovendien doorsneden door een voetpad. In de huidige situatie ondervindt dit gehele gebied geluidsverstoring van de A9, N203 en spoorlijn, zichthinder van de A9 met aangrenzende houtwal en spoordijk, en/of verstoring door aanwezige mensen via het voetpad. Na realisatie van het opstelterrein wordt daardoor geen areaal voor weidevogels extra verstoord. Ten noorden van de spoorlijn, aan weerszijden van N203 is wel open weidegebied aanwezig. Ten noorden van de N203 betreft het binnen de 200 m zone een smalle strook weidegebied langs een boomsingel, die als gevolg van de singel en de weg niet geschikt is als weidevogelbroedgebied. Tussen de N203 en de spoorlijn ligt een kleinschalig weideperceel dat veel verstoring ondervindt. Samengevat is het verwachte effect op weidevogels in deze variant nihil. Samenvattende vergelijking Samengevat is het verstoringseffect gemeten naar de oppervlakte agrarisch gebied, de openheid van het landschap als potentiemaat voor weidevogels en de beleidsmatige aanwijzing als weidevogelkerngebied het grootst in de varianten 1C en 1E (tabel 4.11). Op basis van het aantal weidevogels in de huidige situatie lijken de verschillen tussen de varianten nabij Uitgeest en Castricum gering, maar nabij Castricum is de openheid geringer dan bij variant Noord en voor beide varianten geldt dat de oppervlakte extra verstoord weiland/bouwland kleiner is. In de Driehoek - met zeer besloten ligging en nauwelijks weidevogels - zijn de effecten op weidevogels nihil. De variant N203 neemt een middenpositie in; het betreft een vrij open gebied en het areaal weidevogelgebied is relatief groot.

39 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 35 Tabel Samenvattende vergelijking van effecten van het beoogde opstelterrein. Opgenomen is de oppervlakte weidevogelgebied (met inbegrip van open water, wegen en boerderijen), extra verstoord oppervlak weiland/akker, het aantal weidevogels binnen 200 m zone ( ) en het aantal weidevogels binnen weidevogelleefgebied. De oppervlakte extra verstoord kan groter zijn dan de oppervlakte weidevogelleefgebied, omdat ook buiten weidevogelleefgebied weiland en akkers aanwezig kunnen zijn. * In deze deelgebieden moet rekening gehouden met een hogere weidevogelstand in de huidige situatie. variant totaalscore effect weidevogelkerngebied oppervlakte weidevogelgebied (ha) oppervlakte verstoord weide/akker (ha) aantal weidevogels binnen 200 m aantal weidevogels binnen leefgebied openheid landschap (open cirkel in m) Cast. Noord , Cast. Zuid , C ,2 22 >4* E ,4 30 >8* Driehoek o - 3, N , EHS-kwaliteit Op relatief korte afstand van de spoorlijn is in de Castricummer polder EHS-gebied gelegen. Binnen een deel van dit gebied wordt de geluidsbelasting verhoogd door een toename van het aantal doorgaande treinen (introductie van het hoogfrequent spoorboekje, figuur 4.13). Dit kan beschouwd worden als een kwaliteitsvermindering, omdat 'duisternis' en 'rust' wezenlijke kenmerken zijn van EHS-gebieden. Figuur 4.9. EHS Laag Holland, uitsnede rond Uitgeest (Provincie Noord-Holland 2010). De verlichtingseffecten, uitzichtbeperking en visuele verstoring van de varianten Castricum Noord, Castricum Zuid, 1C en 1E reiken niet tot in het EHS-gebied. De kwaliteit van het EHSgebied wordt daarom bij deze varianten in deze opzichten niet aangetast. Het opstelterrein volgens variant N203 en Uitgeest Driehoek liggen echter wel binnen EHS-gebied. Hier is sprake van kwaliteitsverlies als gevolg van grondbeslag. Daarnaast is sprake van een kwaliteits-

40 36 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest vermindering in aangrenzend gebied als gevolg van verlichting en geluid. In het geval van de variant N203 heeft deze kwaliteitsvermindering voor natuurwaarden met name betrekking op weidevogels (omdat het open weidegebied betreft), in de Driehoek met name betrekking op moerasfauna (omdat het moeras, ruig grasland en open water betreft). De Uitgeester Driehoek is gedefinieerd als 'nieuwe natuur concreet begrensd' en valt binnen het 'zoekgebied robuuste verbinding Van Kust tot Kust' (Provincie Noord-Holland 2010). De "Groene Driehoek", zoals het gebied wordt genoemd tussen spoorlijnen, A9 en woonwijk Waldijk, is door de gemeente en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier aangelegd als waterberging voor de aanleg van de woonwijk. Het gebied wordt beheerd door Landschap Noord-Holland. Het Ontwerp Natuurbeheerplan 2014 van Noord-Holland (Provincie Noord- Holland 2013) benoemt het gebied als 'Driehoek van Assum', met beheertype "N05.01 Moeras" en omschrijft het als "natuurontwikkelingsproject en waterberging met bloemrijk grasland, ruigte en bos. Plaatselijk groeien brakwatersoorten. Stapsteen in de ecologische verbindingszone". De verhoging van geluidsbelasting en verlichting kan negatieve effecten hebben op de aanwezig natuurwaarden. Geluidsbelasting kan vogelsoorten verstoren, omdat zang, contactroep en nadere vormen van akoestische communicatie verstoord wordt (dit wordt 'maskering' genoemd, zie o.m. Kleijn 2008). Van effecten op landzoogdieren en amfibieën is weinig bekend, maar er zijn aanwijzingen dat gedragingen verstoord kunnen worden (hoorbaarheid van roepende kikkers, winterslaap bij amfibieën). Negatieve effecten op sommige vissoorten die bekend staan als gehoorspecialisten zoals de Bittervoorn zijn eveneens mogelijk. Indien voor de variant N203 of Driehoek gekozen wordt is overleg met de provincie nodig om te bepalen in hoeverre compensatie van verlies van oppervlakte en kwaliteit in de EHS vereist is.

41 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 37 Figuur Verstoringscontouren voor uitzichtbeperking en visuele verstoring (50, 100 en 200 m) in de huidige en toekomstige situatie en voor variant Castricum Noord.

42 38 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Figuur Verstoringscontouren voor uitzichtbeperking en visuele verstoring (50, 100 en 200 m) in de huidige en toekomstige situatie en voor variant Castricum Zuid.

43 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 39 Figuur Verstoringscontouren voor uitzichtbeperking en visuele verstoring (50, 100 en 200 m) in de huidige en toekomstige situatie en voor variant 1C.

44 40 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Figuur Verstoringscontouren voor uitzichtbeperking en visuele verstoring (50, 100 en 200 m) in de huidige en toekomstige situatie en voor variant 1E.

45 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 41 Figuur Verstoringscontouren voor en uitzichtbeperking en visuele verstoring (50, 100 en 200 m) in de huidige en toekomstige situatie en voor de variant Driehoek.

46 42 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Figuur Verstoringscontouren voor uitzichtbeperking en visuele verstoring (50, 100 en 200 m) in de huidige en toekomstige situatie en voor variant N203.

47 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 43 Figuur Vergelijking van effectcontouren langs het baanvak Uitgeest-Castricum. Weergegeven is de geluidscontour van 45 db(a, in de huidige situatie, de toekomstige situatie, en de ligging van de Ecologische Hoofdstructuur.

48 44 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 5 Mitigatie en compensatie Verstoringseffecten als gevolg van zichtbare menselijke activiteiten kunnen verminderd worden door middel van beplanting. De effectiviteit van beplanting als mitigerende maatregel hangt af van de hoogte en aard van de beplanting. Bladverliezend loofhout bijvoorbeeld biedt geen afschermende werking in het winterhalfjaar. Dit geldt ook voor mate waarin verlichtingseffecten worden afgeschermd. Een nadeel van beplanting is dat het uitzicht voor weidevogels beperkt kan worden, zodat het risico bestaat dat verstoringseffecten vergroot worden. Beplanting brengt ook het risico met zich mee dat op korte afstand predatoren zich vestigen (Zwarte kraai, Buizerd). Compensatie van negatieve effecten is mogelijk door in andere delen van het weidegebied in de omgeving de omstandigheden voor weidevogels te verbeteren. In de delen van de Castricummer polder, waar al maatregelen zijn getroffen, is waarschijnlijk niet veel winst te behalen. In het deel van deze polder dat intensiever gebruikt wordt en waar de weidevogeldichtheden lager zijn, liggen waarschijnlijk wel mogelijkheden. Deze kunnen nader verkend worden. In dit geval is het nodig om de compensatie-opgave te kwantificeren. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (Provincie Noord-Holland 2014) is gesteld dat de omvang van de compensatie wordt bepaald door de oppervlakte vernietigd, verstoord of versnipperd leefgebied. Hiervoor dient een nieuw geschikt leefgebied te worden gerealiseerd. In de effectbepaling is de oppervlakte weidevogelleefgebied binnen de verstoringszone van 200 m gekwantificeerd (tabel 4.9). Op basis van deze bepaling kan voor de voorkeursvariant de oppervlakte die een negatief effect ondervindt bepaald worden. Hierbij moet bedacht worden dat binnen de zones van 200 m rond de opstelterreinen geen sprake is van volledige verstoring, maar van extra verstoring. De opgave zou zich daarom kunnen richten op kwaliteitsverbetering van leefgebied in de desbetreffende oppervlakte, zodat het verlies aan weidevogels wordt gecompenseerd.

49 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 45 6 Samenvattende conclusies Prorail onderzoekt de mogelijkheden voor realisatie van een opstelterrein nabij het baanvak Uitgeest-Castricum, in samenhang met de introductie van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). Het baanvak tussen Castricum en Uitgeest ligt nabij weidevogel- en EHS gebieden, die op grond van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie zijn beschermd. Het opstelterrein zal planologisch worden gerealiseerd door het vaststellen van een tracébesluit, waarbij provinciaal beleid als toetsingskader wordt gehanteerd. De mogelijke effecten van realisatie van het opstelterrein op weidevogels is voor zes verschillende locatievarianten onderzocht. Effecten van geluidsbelasting Effecten van geluidsbelasting zijn bepaald op basis van geluidsonderzoek in de huidige (2010) en toekomstige situatie (2020), verspreidingsgegevens van weidevogels en richtlijnen voor dosis-effectonderzoek aan spoorgeluid en weidevogels in Nederland. Binnen het deelgebied dat extra geluidsbelasting ondervindt van extra treinverkeer, met een oppervlakte van 207 ha, broedden in maximaal 62 paar weidevogels, voornamelijk Kievit (36 paar), Scholekster (9 paar) en Grutto (7 paar). In het weidevogelgebied in de Castricummer polder gaat het om 15 paar. In 2013 bleek de weidevogeldichtheid globaal twee maal zo hoog. De analyse wijst op een afname van ongeveer 6-7 paar weidevogels in totaal, waarvan 1-2 paar in het weidevogelleefgebied. De locatievarianten verschillen nauwelijks in het 'geluidlandschap' dat in 2020 verwacht wordt, omdat zij parallel aan de spoorlijn gelegen zijn. Er zijn daarom wat betreft geluidsverstoring als gevolg van het gebruik van het opstelterrein geen verschillen in effecten op weidevogels tussen de varianten. Effecten van verlichting, uitzichtbeperking en visuele verstoring Effecten van verlichting, uitzichtbeperking en visuele verstoring in de directe omgeving van het opstelterrein laten verschillen zien als gevolg van de ligging van de varianten. De oppervlakte die als broedgebied voor weidevogels verloren kan gaan als gevolg van grondbeslag is ca 2 ha. Daarnaast neemt binnen een zone van 200 m de kwaliteit als leefgebied af als gevolg van uitzichtbeperking en/of visuele verstoring. De effecten zijn afhankelijk van het areaal weiland en akkers binnen deze zone, de kwaliteit als weidevogelgebied, de mate waarin extra verstoring optreedt ten opzichte van de huidige situatie en de oppervlakte die door de provincie als weidevogelleefgebied is aangewezen. Het effect op de actuele en potentiële waarde voor weidevogels is, gemeten naar de oppervlakte agrarisch gebied, de openheid van het landschap en de ligging van weidevogelkerngebied, het grootst in de varianten 1C en 1E. Op basis van het aantal weidevogels in de huidige situatie lijken de verschillen tussen de varianten nabij Uitgeest en Castricum gering, maar bij Castricum Noord is de openheid geringer en voor beide Castricum-varianten geldt dat de oppervlakte extra verstoord weiland/bouwland kleiner is dan bij Uitgeest. In de Driehoek - met zeer besloten ligging en nauwelijks weidevogels - zijn de effecten op weidevogels nihil. De variant N203 neemt een middenpositie in; het betreft een vrij open gebied en het areaal weidevogelgebied is relatief groot.

50 46 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Effecten op de EHS Op relatief korte afstand van de spoorlijn is in de Castricummer polder EHS-gebied gelegen. Binnen een deel van dit gebied wordt de geluidsbelasting verhoogd door een toename van het aantal doorgaande treinen (introductie van het hoogfrequent spoorboekje). Dit kan beschouwd worden als een kwaliteitsvermindering, omdat 'duisternis' en 'rust' wezenlijke kenmerken zijn van EHS-gebieden. Dit effect hangt echter niet samen met de ligging van het opstelterrein. Verlichtingseffecten, uitzichtbeperking en visuele verstoring van de varianten Castricum Noord, Castricum Zuid, 1C en 1E reiken niet tot in het EHS-gebied. De kwaliteit van het EHS-gebied wordt daarom bij deze varianten in deze opzichten niet aangetast. Het opstelterrein volgens de varianten Driehoek en N203 liggen echter wel binnen EHS-gebied. Hier is sprake van kwaliteitsverlies als gevolg van grondbeslag. Daarnaast is sprake van een kwaliteitsvermindering in open gebied als gevolg van verlichting en een hogere geluidsbelasting en trillingen op korte afstand van het opstelterrein, die effect kunnen hebben op andere broedvogels dan weidevogels, vissen, zoogdieren en amfibieën. Indien voor één van deze varianten gekozen wordt is overleg met de provincie nodig om te bepalen in hoeverre compensatie van verlies van oppervlakte en kwaliteit in de EHS vereist is.

51 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest 47 7 Literatuur Bruinzeel, L.W., A.G.M. Schotman Onderbouwing verstoringsafstanden werkplan weidevogels in Fryslân. A&W-rapport 1624/Alterra rapport Altenburg & Wymenga bv. Feanwâlden. Dooren N.J.A. van MER Bestemming Maasvlakte 2. Bijlage Licht. Royal Haskoning ruimtelijke ontwikkeling, Nijmegen. Flade M Die Brutvogelgemeinschaften Mittel- und Norddeutschlands. Grundlagen für den Gebrauch vogelkundlicher Daten in der Landschaftsplanung. IHW-Verlag. Garniel, A., U. Mierwald & U. Ojowski Arbeitshilfe Vögel und Strassenverkehr Ausgabe Bundesministerium für Verkehr, Bau und Stadtentwicklung Abvteilung Strassenbau, Bonn. Hectors, A Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) Uitgeest (en omgeving). Presentatie, Prorail. Henkens, R.J.H.G., R. Jochem, D.A. Jonkers, J.G. Molenaar, R. Pouwels, M.J.S.M. Reijnen, P.A.M. Visschedijk & S. de Vries Verkenning van het effect van recreatie op broedvogels. Literatuurstudie en koppeling modellen FORVISITS en LARCH. Werkdocument 2003/29, Alterra, Wageningen. Hijkoop, A-P., S. van Olmen & K. van de Bunt Lichtontwerp. Een ontwerp met minimale lichthinder. een lichtontwerp dat rekening houdt met de landelijke omgeving. Movares adviseurs & ingenieurs. Kleijn, D., L. Lamers, R. van Kats, J. Roelofs & R. van t Veer Ecologische randvoorwaarden voor weidevogelsoorten in het broedseizoen. Resultaten van een pilotstudie in het Wormer- en Jisperveld. Directie Kennis, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Kleijn, D Effect van geluid op wilde soorten - implicaties voor soorten betrokken bij de aanwijzing van Natura 2000-gebieden. Alterra-rapport Alterra, Wageningen. Krijgsveld, K.L., R.R. Smits & J. van der Winden Verstoringsgevoeligheid van vogels. Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. BuWa-rapport Bureau Waardenburg, Culemborg. Molenaar J.G. de, D.A. Jonkers &M.E. Sanders Wegverlichting en natuur III Lokale invloed van wegverlichting op een gruttopopulatie. DWW-Ontsnipperingsreeks deel 38. DWW-rapport nr. P-DWW , Alterra-rapport nr Alterra, Wageningen. Movares Lichtontwerp. Voor zeven opstellocaties in Noord-Holland. Een lichtontwerp dat rekening houdt met de lichthinder. Movares Nederland B.V., Utrecht. Provincie Noord-Holland Structuurvisie Noord-Holland Kwaliteit door veelzijdigheid. Vastgesteld door PS - 21 juni Provincie Noord-Holland, Haarlem. Provincie Noord-Holland Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 3 februari 2014, tot vaststelling van de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Provincie Noord-Holland, Haarlem. Schotman, A.G.M., M.A. Kiers & Th.C.P. Melman Onderbouwing Gruttogeschiktheidskaart. Alterra-rapport Alterra, Wageningen. Schotman A.G.M., H. Sierdsema & Th. C. P. Melman Kerngebieden voor weidevogels in de praktijk. Methodiek gebruikt voor maken voorstel kerngebieden Noord-Holland. Alterrarapport 2509, Alterra Wageningen UR, Wageningen. Tulp, I., M.J.S.M. Reijnen, C.J.F. ter Braak, E. Waterman, P.J.M. Bergers, S. Dirksen, R.P.H. Snep & W. Nieuwenhuizen Verstoring van weidevogels door treinverkeer. Rapport nr , Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Veer R. van t & C.J.G. Scharringa Weidevogelonderzoek Laag Holland Analyse en interpretatie van de aangetroffen soorten, aantallen en dichtheden in hectare weidevogelgebied. Landschap Noord-Holland, Castricum.

52 48 A&W-rapport 1979 Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest Visbeen F., N. Raes & C.J.G. Scharringa Opkrikplannen voor weidevogelgebieden in Laag Holland. Landschap Noord-Holland, Castricum. Wymenga, E., L.W. Bruinzeel & F. Hoekema 2010.Compensatie voor weidevogels in het kader van ontwikkelingen rond Leeuwarden. A&W-rapport Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Veenwouden.

53 Bezoekadres Suderwei TZ Feanwâlden Postadres Postbus ZR Feanwâlden Telefoon Fax info@altwym.nl

PHS corridor Alkmaar Amsterdam Opstellen Sprinter materieel

PHS corridor Alkmaar Amsterdam Opstellen Sprinter materieel PHS corridor Alkmaar Amsterdam Opstellen Sprinter materieel 19:00 19:15 Presentatie IenM 19:15 20:00 Presentatie ProRail 20:00 21:00 Informatie markt 21:00 Gelegenheid tot plenair aandragen zorgen en belangen

Nadere informatie

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) Corridor Amsterdam - Alkmaar

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) Corridor Amsterdam - Alkmaar Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) Corridor Amsterdam - Alkmaar 25 november 2014 Robert de Jong (IenM) Inhoud presentatie Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) Besluitvorming corridor Alkmaar

Nadere informatie

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND 1. INLEIDING Aanleiding De gemeente Schagen is voornemens om het bedrijventerrein Kolksluis langs de Koning Willem II-weg in t Zand

Nadere informatie

Provinciaal weidevogelonderzoek in de regio Amstel-, Gooi- en Vechtstreek Uit het Jaarboek Weidevogels 2007

Provinciaal weidevogelonderzoek in de regio Amstel-, Gooi- en Vechtstreek Uit het Jaarboek Weidevogels 2007 Provinciaal weidevogelonderzoek in de regio Amstel-, Gooi- en Vechtstreek Uit het Jaarboek Weidevogels 2007 Inleiding In 2005 verschenen alarmerende berichten over een snelle teruggang van weidevogels

Nadere informatie

ffi SrnTEN '?",iffhorrand ETf,E Lid Gedeputeerde Staten 2,0 MEI 1016 Nulmeting Aan Provinciale Staten

ffi SrnTEN '?,iffhorrand ETf,E Lid Gedeputeerde Staten 2,0 MEI 1016 Nulmeting Aan Provinciale Staten Lid Gedeputeerde Staten SrnTEN Mr. J.F. (Han) Weber Contact 070 441 61 96 jf.weber@pzh.nl '?",iffhorrand Postadres Provinciehuis Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441 66 11 www.zuid-holland.nl Aan Provinciale

Nadere informatie

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) Corridor Amsterdam - Alkmaar

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) Corridor Amsterdam - Alkmaar Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) Corridor Amsterdam - Alkmaar Raadscie Stadsontwikkeling Heerhugowaard 3 juni 2014 Robert de Jong (IenM) Inhoud presentatie Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Nadere informatie

Sessie invulling afweegmatrix voor effecten weidevogels locatie Van der Valk Akersloot

Sessie invulling afweegmatrix voor effecten weidevogels locatie Van der Valk Akersloot Notulen Onderwerp Sessie invulling afweegmatrix voor effecten weidevogels locatie Van der Valk Akersloot Datum 2 oktober 2014 Eigenaar Radboud van Casteren Status Concept Kenmerk P919042 Aanwezig Eric

Nadere informatie

Natuurcompensatieplan aanleg gasontvangststation nabij Halfweg (gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude)

Natuurcompensatieplan aanleg gasontvangststation nabij Halfweg (gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude) 1 Natuurcompensatieplan aanleg gasontvangststation nabij Halfweg (gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude) Opdrachtgever Stedin, Rotterdam Referentie Heijden, E. van der 2015. Natuurcompensatieplan aanleg

Nadere informatie

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) Corridor Amsterdam - Alkmaar

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) Corridor Amsterdam - Alkmaar Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) Corridor Amsterdam - Alkmaar Gemeenteraad Castricum 25 juni 2014 Robert de Jong (IenM) Inhoud presentatie Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) Maatregelen

Nadere informatie

Fig. 4.3a. Dichtheden weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen 1987-2010 (229 ha)

Fig. 4.3a. Dichtheden weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen 1987-2010 (229 ha) Lichte groei weidevogelstand Giethoorn-Wanneperveen in 2010 Obe Brandsma De belangrijkste resultaten samengevat: Het onderzoeksgebied Giethoorn-Wanneperveen (229 ha) is één van de weinige gebieden in Nederland

Nadere informatie

Eindrapport TOETSING NATUURONTWIKKELING TEN NOORDEN VAN DE N201 AAN HET PROVINCIAAL NATUURBELEID

Eindrapport TOETSING NATUURONTWIKKELING TEN NOORDEN VAN DE N201 AAN HET PROVINCIAAL NATUURBELEID Eindrapport TOETSING NATUURONTWIKKELING TEN NOORDEN VAN DE N201 AAN HET PROVINCIAAL NATUURBELEID Eindrapport TOETSING NATUURONTWIKKELING TEN NOORDEN VAN DE N201 AAN HET PROVINCIAAL NATUURBELEID rapport

Nadere informatie

Woningbouw Schagerbrug en weidevogelleefgebied. Mogelijke verstoring. Natuurbeleven bv Dr. M. Kuiper Oostermeerkade TV Amstelveen

Woningbouw Schagerbrug en weidevogelleefgebied. Mogelijke verstoring. Natuurbeleven bv Dr. M. Kuiper Oostermeerkade TV Amstelveen Woningbouw Schagerbrug en weidevogelleefgebied Mogelijke verstoring Natuurbeleven bv Dr. M. Kuiper Oostermeerkade 6 1184 TV Amstelveen 062952320 Woningbouw Schagerbrug en weidevogelleefgebied Mogelijke

Nadere informatie

Effectbeoordeling voorgenomen uitbreiding van golfbaan De Haar op de nesten van Buizerd en Havik

Effectbeoordeling voorgenomen uitbreiding van golfbaan De Haar op de nesten van Buizerd en Havik NOTA Bestemd voor: Afkomstig van: Golfclub De Haar Sovon Vogelonderzoek Nederland Datum: november 2016 Betreft: Effectbeoordeling voorgenomen uitbreiding van golfbaan De Haar op de nesten van Buizerd en

Nadere informatie

Notitie. 1 Aanleiding

Notitie. 1 Aanleiding Aan Bart van Eck Onderwerp Advies over natuurwetgeving bij de inrichtingsplannen voor de waterberging de Ronde Hoep 1 Aanleiding De polder de Ronde Hoep is aangewezen voor calamiteitenberging in de deelstroomgebiedsvisie

Nadere informatie

Vogels van weide/boerenland en plas-dras

Vogels van weide/boerenland en plas-dras Vogels van weide/boerenland en plas-dras Vogelherkenningscursus 2017 Bert Geelmuijden Waarnemen en kennis Kun je iets waarnemen dat je niet kent? (5 e symfonie van Beethoven als ezelsbrug voor zang van

Nadere informatie

Voortoets opstelterrein Rouaanstraat A&W-rapport 2070

Voortoets opstelterrein Rouaanstraat A&W-rapport 2070 Voortoets opstelterrein Rouaanstraat A&W-rapport 2070 in opdracht van Voortoets opstelterrein Rouaanstraat A&W-rapport 2070 E. Klop Foto Voorplaat Plangebied aan de spoorlijn Groningen-Nieuweschans. Foto

Nadere informatie

Voortoets opstelterrein Rouaanstraat te Haren (Groningen)

Voortoets opstelterrein Rouaanstraat te Haren (Groningen) Voortoets opstelterrein Rouaanstraat te Haren (Groningen) A&W-rapport 1806 in opdracht van PRORAIL Voortoets opstelterrein Rouaanstraat te Haren (Groningen) A&W-rapport 1806 M.S.E. Greve L.W. Bruinzeel

Nadere informatie

Memo. Variant 1C Deze variant ligt aan de noordzijde van de spoorbaan, in aansluiting op het station en de bebouwingsrand van Uitgeest.

Memo. Variant 1C Deze variant ligt aan de noordzijde van de spoorbaan, in aansluiting op het station en de bebouwingsrand van Uitgeest. Aan G. Murtas Van M. Wassens Telefoon 030-265 4807 Projectnummer RA001714 Onderwerp Toelichting inpassing mogelijke opstellocatie omgeving Uitgeest Datum 4 september 2014 ProRail onderzoekt verschillende

Nadere informatie

TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN

TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN Foto: Onno Steendam Landschap Noord-Holland Toelichting Weidevogelleefgebieden Over wie gaat het? Weidevogels zijn vogels die in uitgestrekte en kruidige graslanden

Nadere informatie

Het provinciaal weidevogelmeetnet in 2007 Uit het Jaarboek Weidevogels 2007

Het provinciaal weidevogelmeetnet in 2007 Uit het Jaarboek Weidevogels 2007 Het provinciaal weidevogelmeetnet in 7 Uit het Jaarboek Weidevogels 7 Al 21 jaar meetnetwerk Het weidevogelmeetnet Noord-Holland is één van de oudste in ons land. Vanaf 1987 zijn in 51 proefvlakken elk

Nadere informatie

Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven

Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven Opdrachtgever Referentie Waterschap Rivierenland Meijer, K. 2014. Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek

Nadere informatie

Notitie Weidevogels Noord-Holland, 20 mei 2010

Notitie Weidevogels Noord-Holland, 20 mei 2010 Notitie Weidevogels Noord-Holland, 20 mei 2010 Kees (C.) J.G. Scharringa, 19 mei 2010 Inleiding De notitie geeft beknopte informatie over de verspreiding, aantallen en trends van weidevogels in Noord-Holland

Nadere informatie

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Quick scan ecologie Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Samenvatting Inhoud H 01 Aanleiding Voor de Mientweg 5 en Mientweg 29 te Lutjewinkel wordt een ruimtelijke ontwikkeling voorbereidt. Het gaat om de ontwikkeling

Nadere informatie

Effectbepaling ganzengebied Oosteinde en Westeinde 76 te Nieuwleusen

Effectbepaling ganzengebied Oosteinde en Westeinde 76 te Nieuwleusen Notitie Contactpersoon Benjamin Flierman Datum 29 oktober 2010 Effectbepaling ganzengebied Oosteinde 56-58 en Westeinde 76 te Nieuwleusen 1.1 Inleiding In het kader van de Rood voor Rood-regeling worden

Nadere informatie

Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2015 A&W-rapport 2156

Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2015 A&W-rapport 2156 Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2015 A&W-rapport 2156 in opdracht van Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2015 A&W-rapport 2156 N. Beemster Foto Voorplaat Het optimale

Nadere informatie

Broedvogelonderzoek De Liede. De gemeente Haarlemmermeer

Broedvogelonderzoek De Liede. De gemeente Haarlemmermeer Broedvogelonderzoek De Liede De gemeente Haarlemmermeer Broedvogelonderzoek De Liede Opdrachtgever: Uitvoering: Samenstelling: Veldwerk: Status Gemeente Haarlemmermeer Adviesbureau E.C.O. Logisch ing.

Nadere informatie

Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug

Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden N. Hemmers Bureau Buitenweg 13.143

Nadere informatie

WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD

WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD 214 Er is goed nieuws en er is slecht nieuws WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD 214: ER IS GOED NIEUWS EN ER IS SLECHT NIEUWS Sinds 211 telt DNatuur voor ANV Lopikerwaard hoeveel Grutto

Nadere informatie

De kern ligt bij plasdras

De kern ligt bij plasdras 7-3-2014 Inleiding presentatie Weidevogelbeheer Vereniging Noardlike Fryske Wâlden Weidevogelaantallen 2009-2012 Plasdras voor meer weidevogels Netwerken voor vitale populaties De kern ligt bij plasdras

Nadere informatie

PHS corridor Alkmaar Amsterdam Opstellen Sprinter materieel

PHS corridor Alkmaar Amsterdam Opstellen Sprinter materieel PHS corridor Alkmaar Amsterdam Opstellen Sprinter materieel 18:30 19:10 Presentatie ProRail 19:10 19:30 Geluidssimulatie bureau M+P 19:30 20:30 Workshops PAUZE 21:00 Terugkoppeling plenair 21:30 Einde

Nadere informatie

Weidevogelcompensatie in Fryslân: achtergronden en uitwerking A&W rapport 1651 / Alterra-rapport 2246

Weidevogelcompensatie in Fryslân: achtergronden en uitwerking A&W rapport 1651 / Alterra-rapport 2246 Weidevogelcompensatie in Fryslân: achtergronden en uitwerking A&W rapport 1651 / Alterra-rapport 2246 E. Wymenga D. Melman Foto Voorplaat Scholekster, foto A&W E. Wymenga, D. Melman 2011 Weidevogelcompensatie

Nadere informatie

Weidevogelinventarisatie ANV De Amstel 2009

Weidevogelinventarisatie ANV De Amstel 2009 Weidevogelinventarisatie ANV De Amstel 2009 CONCEPT juli Opdrachtgevers: ANV De Amstel Landschap Noord-Holland Uitvoering: NatuurBeleven bv René Reekers Ton Rewijk Mark Kuiper e.a. Van der Goes en Groot

Nadere informatie

Gelet op artikel 19, zesde lid, aanhef en onderdeel b van de Provinciale Ruimtelijke Verordening;

Gelet op artikel 19, zesde lid, aanhef en onderdeel b van de Provinciale Ruimtelijke Verordening; Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 15 november 2016, nr. 578143/876421, tot wijziging van de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur op grond van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 21 Mei 2014 Rapportnummer 031 Projectnummer 012 opdrachtgever Fam. Ten Dam Kolenbranderweg

Nadere informatie

VERKENNING ONTWIKKELINGSRUIMTE IN RELATIE TOT NATURA 2000-DOELEN EN PRO- VINCIAAL BELEID VOOR GANZEN, PURPERREIGER EN WEIDEVOGELS.

VERKENNING ONTWIKKELINGSRUIMTE IN RELATIE TOT NATURA 2000-DOELEN EN PRO- VINCIAAL BELEID VOOR GANZEN, PURPERREIGER EN WEIDEVOGELS. OMGEVINGSVISIE BUITENGEBIED STEENWIJKERLAND VERKENNING ONTWIKKELINGSRUIMTE IN RELATIE TOT NATURA 2000-DOELEN EN PRO- VINCIAAL BELEID VOOR GANZEN, PURPERREIGER EN WEIDEVOGELS. Notitie A&W Ron van der Hut,

Nadere informatie

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda Natuurtoets Permanente openstelling A12 Woerden Gouda 1. Wet- en regelgeving Flora- en faunawet (Ffw) De Ffw is gericht op de bescherming van inheemse dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied.

Nadere informatie

NOTITIE. Quickscan perceel Veldstraat 4 te Nijmegen. Methodiek. Plangebied en ingreep

NOTITIE. Quickscan perceel Veldstraat 4 te Nijmegen. Methodiek. Plangebied en ingreep NOTITIE Mevr. T. Martens Gemeente Nijmegen Postbus 9105 6500 HG Nijmegen DATUM: 15-04-2016 ONS KENMERK: 16-109/16.01207/DirKr UW KENMERK: VPL 235792 AUTEUR: PROJECTLEIDER: D.B. Kruijt D.B. Kruijt STATUS:

Nadere informatie

Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg

Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag T. ursinus Van Riezen en Partners 12.004 april 2012 De brandweerkazerne

Nadere informatie

Ecologische effecten van de Hanzelijn op Vogelrichtlijngebieden. Aanvullende rapportage Drontermeer. Alterra-rapport 176b 1

Ecologische effecten van de Hanzelijn op Vogelrichtlijngebieden. Aanvullende rapportage Drontermeer. Alterra-rapport 176b 1 Ecologische effecten van de Hanzelijn op Vogelrichtlijngebieden Aanvullende rapportage Drontermeer Alterra-rapport 176b 1 In opdracht van Railinfrabeheer Ecologische effecten van de Hanzelijn op Vogelrichtlijngebieden

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Rijnstraat 8 2515 XP Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456 0000

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011 Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch

Nadere informatie

Ambtelijk advies. 1. Baardwijkse overlaat

Ambtelijk advies. 1. Baardwijkse overlaat Ambtelijk advies 1. Baardwijkse overlaat Voor de Baardwijkse overlaat is het ambtelijk advies aan de Stuurgroep GOL om variant A (voorkeursvariant NRD) en variant C (nr. 369) beide mee te nemen in de MER.

Nadere informatie

Weidevogels in midden Noord-Holland

Weidevogels in midden Noord-Holland Weidevogels in midden Noord-Holland Analyse van veldresultaten uit 2013 in relatie tot het provinciale weidevogelbeleid Foto: Joke Huijser-Spekken 2 Colofon Status uitgave: Rapport nr.: Datum uitgave:

Nadere informatie

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland Peilbeheer en weidevogels Aanleiding De Algemene Waterschapspartij

Nadere informatie

Weidevogelinventarisatie Stinswei 2011 A&W-rapport 1669

Weidevogelinventarisatie Stinswei 2011 A&W-rapport 1669 Weidevogelinventarisatie Stinswei 2011 A&W-rapport 1669 in opdracht van Weidevogelinventarisatie Stinswei 2011 A&W- rapport 1669 M. Koopmans Foto Voorplaat Noordelijk deel van het onderzoeksgebied, A&W

Nadere informatie

Weidevogelvisie Provincie Utrecht

Weidevogelvisie Provincie Utrecht Weidevogelvisie Provincie Utrecht Weidevogelvisie Provincie Utrecht 1 Colofon Uitgave Provincie Utrecht, januari 2012 Vormgeving/DTP Del Puerto Design Grafische begeleiding MultiMediaCentrum provincie

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Betreft Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden 1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied

Nadere informatie

memo Recreatiepark Mulligen, bureauonderzoek gebiedsbescherming

memo Recreatiepark Mulligen, bureauonderzoek gebiedsbescherming memo aan: van: Ons kenmerk: Gemeente Oldebroek SAB STOO/HOMV/150463 datum: 17 december 2015 betreft: Recreatiepark Mulligen, bureauonderzoek gebiedsbescherming AANLEIDING EN METHODE Aan de Mulligenweg

Nadere informatie

opstelterrein "Uitgeest e.o." - analyse water

opstelterrein Uitgeest e.o. - analyse water Memo Aan Jan Bosman Van Eric Westerhuis Datum 4 december 2014 Bijlage(n) - Onderwerp opstelterrein "Uitgeest e.o." - analyse water Telefoonnummer E-mail Inleiding Voor de benodigde opstelcapaciteit voor

Nadere informatie

Notitie Quickscan flora en fauna

Notitie Quickscan flora en fauna Notitie Quickscan flora en fauna De Uithof/ Kromhout te Utrecht Projectnummer: 5755.9 Datum: 5-5-2017 Projectleider: Opgesteld: Opdrachtgever: Universiteit Utrecht Universiteit Utrecht laat jaarlijks bomen

Nadere informatie

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 254564 13 november 2014 254564 Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk 1 Aanleiding en doel De ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor

Nadere informatie

Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede

Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede Auteur P.J.H. van der Linden Opdrachtgever Projectnummer Ingen Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude 10.036 juni 2010 foto

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk 318407.ehv.341.N001 3 februari 2012 RVS

Referentienummer Datum Kenmerk 318407.ehv.341.N001 3 februari 2012 RVS Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 318407.ehv.341.N001 3 februari 2012 RVS Betreft Actualisatie natuurcompensatieplan Waalre-Noord Fase 1 1 Algemeen De gemeente Waalre is voornemens woningbouw te realiseren

Nadere informatie

NOTITIE. Methodiek. Plangebied en ingreep

NOTITIE. Methodiek. Plangebied en ingreep NOTITIE Mevr. T. Martens Gemeente Nijmegen Postbus 9105 6500 HG Nijmegen DATUM: 08-04-2016 ONS KENMERK: 16-188/16.02404/DirKr UW KENMERK: VPL nr. 236970 AUTEUR: PROJECTLEIDER: D.B. Kruijt D.B. Kruijt STATUS:

Nadere informatie

Weidevogels in West-Friesland in 2014

Weidevogels in West-Friesland in 2014 Weidevogels in West-Friesland in 2014 Analyse van weidevogelinventarisaties in relatie tot het provinciale weidevogelbeleid FOTO: JOKE HUIJSER-SPEKKEN 2 Colofon Status uitgave: Rapport nr.: Datum uitgave:

Nadere informatie

PROJECTNUMMER D ONZE REFERENTIE D

PROJECTNUMMER D ONZE REFERENTIE D ONDERWERP Samenvatting Akoestisch onderzoek Zevenaar-Didam-Wehl DATUM 25-8-2016 PROJECTNUMMER D02131.000095 ONZE REFERENTIE 078983752 D VAN Johan Christen AAN ProRail Het spoortraject Arnhem-Winterswijk

Nadere informatie

Akoestisch onderzoek. Blauwe Steen, Beers. Gemeente Cuijk. Plannaam 1

Akoestisch onderzoek. Blauwe Steen, Beers. Gemeente Cuijk. Plannaam 1 Akoestisch onderzoek Blauwe Steen, Beers Gemeente Cuijk 1 Gegevens over het plan: : Blauwe Steen, Beers Datum: 23 augustus 2017 Projectnummer Buro SRO: 06.90.05 Gegevens projectbetrokkenen: Opdrachtgever:

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verantwoording Titel : Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Subtitel : Projectnummer : Referentienummer : Revisie : C1 Datum : 30-10-2012 Auteur(s) :

Nadere informatie

Quick scan ecologie Frankemaheerd te Amsterdam ZO

Quick scan ecologie Frankemaheerd te Amsterdam ZO Quick scan ecologie Frankemaheerd te Amsterdam ZO Quick scan ecologie Frankemaheerd te Amsterdam ZO Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden Rochdale 12.060 september

Nadere informatie

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen Rijksuniversiteit Groningen Wetenschapswinkel Biologie Rapport 67 Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Een literatuuronderzoek naar de rol van kraaiachtigen als predator en de invloed daarvan

Nadere informatie

Quick scan ecologie Schagerbrug - woningbouw

Quick scan ecologie Schagerbrug - woningbouw Quick scan ecologie Schagerbrug - woningbouw Quick scan ecologie Schagerbrug - woningbouw Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag T. Ursinus 12.010 januari 2012 Grasland behorende bij het

Nadere informatie

Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst

Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Project: 16M8038 Onderwerp: Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Datum: 15 maart 2018 Auteur: Ing. D. van der Veen (ecoloog LievenseCSO) Bestemd

Nadere informatie

1 INLEIDING. 1.1 Het begrip EHS

1 INLEIDING. 1.1 Het begrip EHS Memo Aan: Memo Nr.: 10016541-ECM 16-0359 Ron Hoogsteen - Essent Power B.V. Van: R&S/ECM Datum: 2 maart 2016 Kopie: Birgitta van der Sande Essent Power B.V. Opgesteld. door: Jan Rienk Bloembergen Beïnvloeding

Nadere informatie

NATUURONDERZOEK A9 BADHOEVEDORP

NATUURONDERZOEK A9 BADHOEVEDORP NATUURONDERZOEK A9 BADHOEVEDORP Vleermuizen vliegroutes en foerageergebied Eindrapport Adviesbureau E.C.O. Logisch Nieuwerkerk a/d IJssel, 16-11-2016 VERANTWOORDING Opdrachtgever: Aveco de Bondt Contactpersoon:

Nadere informatie

Figuur 1: Links: Luchtfoto plangebied (bron: Google Maps, maart 2016). Rechts: foto plangebied (juni 2014).

Figuur 1: Links: Luchtfoto plangebied (bron: Google Maps, maart 2016). Rechts: foto plangebied (juni 2014). Notitie Referentienummer Kenmerk 349218 Betreft Natuuronderzoek in het kader van Goede Ruimtelijke Onderbouwing voor het realiseren van een hotel-woningen complex aan de Croeselaan 1-3 in Utrecht. 1 Inleiding

Nadere informatie

Utrecht brengt geluid in kaart

Utrecht brengt geluid in kaart Utrecht brengt geluid in kaart Geluidskaarten en tabellen over het jaar 2016 Ontwikkelorganisatie Ruimte Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid datum: 12 december 2017 Europese Richtlijn Omgevingslawaai

Nadere informatie

Onderzoek flora en fauna

Onderzoek flora en fauna Onderzoek flora en fauna 1. Conclusie Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde functieveranderingen geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden

Nadere informatie

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven 15 november 2012 ZOON ECOLOGIE Colofon Titel Opdrachtgever Uitvoerder Auteur Datum Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven m RO Zoon Ecologie C.P.M. Zoon ZOON ECOLOGIE

Nadere informatie

Verstoring van weidevogels

Verstoring van weidevogels Effect van treinverkeer onderzocht Verstoring van weidevogels Gepubliceerd in Geluid, jaargang 25, nummer 5, december 2002 Bij spoor- of wegprojecten worden de effecten daarvan op de natuur steeds vaker

Nadere informatie

Een toekomstbestendige goederenroute door Oost-Nederland Wat betekent dat voor u?

Een toekomstbestendige goederenroute door Oost-Nederland Wat betekent dat voor u? Een toekomstbestendige goederenroute door Oost-Nederland Wat betekent dat voor u? Uitvoering van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Het reizigers- en goederenvervoer in Nederland groeit. Deze groei

Nadere informatie

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse memo aan: van: OG ZAND/ZON/130372 c.c.: datum: 22 augustus 2013 betreft: Achterweg 48, Lisse INLEIDING Bij alle ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om

Nadere informatie

Windenergie Lage Weide.

Windenergie Lage Weide. Windenergie Lage Weide. Het project/plan De Gemeente Utrecht wil op het industriepark Lage Weide de realisatie van een windpark door energie-u ruimtelijk mogelijk maken. Het park krijgt een capaciteit

Nadere informatie

Onderzoek steltlopers op slaapplaatsen in Noord-Holland Eerste resultaten

Onderzoek steltlopers op slaapplaatsen in Noord-Holland Eerste resultaten Onderzoek steltlopers op slaapplaatsen in Noord-Holland Eerste resultaten Het Kenniscentrum Weidevogels 1 heeft in 2008 het initiatief genomen in Noord-Holland het gehele weidevogelseizoen onderzoek te

Nadere informatie

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt CONCEPT Omgevingsdienst Regio Utrecht juli 2012 kenmerk/ opgesteld door beoordeeld door Ronald Jansen Dagmar Storm INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding...

Nadere informatie

Tegast in een vervreemd landschap? Eddy Wymenga, A&W

Tegast in een vervreemd landschap? Eddy Wymenga, A&W Tegast in een vervreemd landschap? Eddy Wymenga, A&W planologisch Hoog dynamische gebieden Stedelijk gebied, infrastructuur, economische zones, ontwikkelzones voor bedrijventerreinen, transportzones Laag

Nadere informatie

Visie op Zuid-Holland. Verordening Ruimte. Wijzigingsbesluit behorende bij ontwerpherziening Herijking EHS

Visie op Zuid-Holland. Verordening Ruimte. Wijzigingsbesluit behorende bij ontwerpherziening Herijking EHS Visie op Zuid-Holland Verordening Ruimte Wijzigingsbesluit behorende bij ontwerpherziening Herijking EHS GS 21 mei 2013 ONTWERP VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING RUIMTE Provinciale Staten van

Nadere informatie

Partij voor de Dieren Mevrouw dr. B.E.J.M. Verstappen Bolakker EH HILVARENBEEK

Partij voor de Dieren Mevrouw dr. B.E.J.M. Verstappen Bolakker EH HILVARENBEEK Partij voor de Dieren Mevrouw dr. B.E.J.M. Verstappen Bolakker 24 5081 EH HILVARENBEEK Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 info@brabant.nl www.brabant.nl

Nadere informatie

Informatiedocument. Locatiekeuze Opstelterrein Sprinters met eindstation Uitgeest

Informatiedocument. Locatiekeuze Opstelterrein Sprinters met eindstation Uitgeest Informatiedocument Locatiekeuze Opstelterrein Sprinters met eindstation Uitgeest Corridor Amsterdam Alkmaar Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Informatiedocument voor Locatiekeuze Opstelterrein Sprinters

Nadere informatie

1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H.

1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H. BIBLIOTHEEK IJS~tl Mi: :l,.;(:,loehs...... W E R K D O C U M E N T INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR 1980 door H. van Elburg 198127 Abw

Nadere informatie

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug Notitie Contactpersoon Gosewien van Eck Datum 14 november 2013 Kenmerk N001-1220333GGV-evp-V01-NL Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug 1 Inleiding De gemeente

Nadere informatie

April Effecten van salderen tussen handhavingspunten

April Effecten van salderen tussen handhavingspunten April 2006 Effecten van salderen tussen handhavingspunten Effecten van salderen tussen handhavingspunten Opdrachtgever Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat Generaal Transport en Luchtvaart

Nadere informatie

Aanvullend onderzoek Kempkensberg te Groningen. A&W-notitie 2588kev

Aanvullend onderzoek Kempkensberg te Groningen. A&W-notitie 2588kev Aanvullend onderzoek Kempkensberg te Groningen A&W-notitie 2588kev Opdrachtgever Gemeente Groningen Referentie Heijden, E. van der. Aanvullend onderzoek Kempkensberg te Groningen. A&W-notitie 2624. Altenburg

Nadere informatie

Soortenonderzoek Julianahof Zeist

Soortenonderzoek Julianahof Zeist Soortenonderzoek Julianahof Zeist 21 sept 2013 ZOON ECOLOGIE Colofon Titel Soortenonderzoek Julianahof Zeist Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 21 sept 2013 ZOON ECOLOGIE

Nadere informatie

Gebiedsbeschrijving. Werkwijze BROEDVOGELS VAN WOONWIJK `HET LAAKSE VELD` IN door Henk Jan Hof

Gebiedsbeschrijving. Werkwijze BROEDVOGELS VAN WOONWIJK `HET LAAKSE VELD` IN door Henk Jan Hof BROEDVOGELS VAN WOONWIJK `HET LAAKSE VELD` IN 2006. door Henk Jan Hof In het voorjaar van 2006 heb ik woonwijk Het Laakse Veld op broedvogels geïnventariseerd. Deze kartering is uitgevoerd om aantallen

Nadere informatie

Algemene beschrijving

Algemene beschrijving Algemene beschrijving Lokalisatie Het gebied van het zwarte punt betreft een stuk spoorlijn 5OA, gelegen langs de tuinwijk «Het Rad», op het grondgebied van de gemeente Anderlecht, ter hoogte van de Bergensesteenweg.

Nadere informatie

Bijlage. Bodemonderzoek

Bijlage. Bodemonderzoek Bijlagen Bijlage Bodemonderzoek Bijlage Archeologisch onderzoek Bijlage Ecologische beoordeling Geactualiseerde ecologische beoordeling van de inrichting van een parkeerplaats

Nadere informatie

Informatieavond Programma Hoogfrequent Spoorvervoer. s-hertogenbosch. 27 november 2017

Informatieavond Programma Hoogfrequent Spoorvervoer. s-hertogenbosch. 27 november 2017 Informatieavond Programma Hoogfrequent Spoorvervoer s-hertogenbosch 27 november 2017 Via deze link kunt u de animatie van het project bekijken: https://www.youtube.com/watch?v=g7kyzfy6m6w meer reizigerstreinen:

Nadere informatie

Quick scan ecologie Stroet te Sint Maarten

Quick scan ecologie Stroet te Sint Maarten Quick scan ecologie Stroet te Sint Maarten Quick scan ecologie Stroet te Sint Maarten Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden N. Hemmers Bureau Buitenweg 13.128 - definitief

Nadere informatie

Memo. Inleiding. Werkzaamheden. Aan. Hilke de Vries Van. Carola van den Tempel CC Datum 9 september 2016 Betreft

Memo. Inleiding. Werkzaamheden. Aan. Hilke de Vries Van. Carola van den Tempel CC Datum 9 september 2016 Betreft Aan Hilke de Vries Van Carola van den Tempel CC Datum 9 september 2016 Betreft Memo Kap en Werkzaamheden Groene Lint Project Activiteiten Quatrebras Inleiding De gemeente Haarlemmermeer, Rijkswaterstaat

Nadere informatie

Ecologische beoordeling (gebiedsbescherming) Fietsroute Plus Groningen-Winsum A&W-rapport 2277

Ecologische beoordeling (gebiedsbescherming) Fietsroute Plus Groningen-Winsum A&W-rapport 2277 Ecologische beoordeling (gebiedsbescherming) Fietsroute Plus Groningen-Winsum A&W-rapport 2277 in opdracht van Ecologische beoordeling (gebiedsbescherming) Fietsroute Plus Groningen-Winsum A&W-rapport

Nadere informatie

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum Quick scan flora en fauna Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum Gemeente Castricum 0 INHOUD 1. Aanleiding... 2 2. Gebiedsomschrijving en beoogde ingrepen... 3 3. Wettelijk kader... 4 4. Voorkomen van beschermde

Nadere informatie

Reizen zonder spoorboekje. Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Reizen zonder spoorboekje. Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Reizen zonder spoorboekje Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Reizen zonder spoorboekje Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Reizen zonder spoorboekje Zes intercity s en zes sprinters per uur in de drukste

Nadere informatie

Algemene beschrijving

Algemene beschrijving Algemene beschrijving Lokalisatie De perimeter van het betreffende zwarte punt heeft betrekking op een stuk van spoorlijn 50 ter hoogte van het station Sint-Agatha-Berchem, gelegen op het grondgebied van

Nadere informatie

Planning Milieu-effectstudie Windenergie Eemshaven-West

Planning Milieu-effectstudie Windenergie Eemshaven-West Planning Milieu-effectstudie Windenergie Eemshaven-West April 2016 Start Besluit overheden uitvoeren Milieu-effectstudie (MES) Onderzoeksopzet Milieu-effectstudie door bureau Witteveen + Bos September

Nadere informatie

Laagraven Investment t.a.v. dhr. W. Toet Datum 27 juli 2017 Projectnummer Flora & fauna Liesbosch Nieuwegein

Laagraven Investment t.a.v. dhr. W. Toet Datum 27 juli 2017 Projectnummer Flora & fauna Liesbosch Nieuwegein Memo Ter attentie van Laagraven Investment t.a.v. dhr. W. Toet Datum 27 juli 2017 Projectnummer 160712 Auteur Ir. T.F. Kroon Onderwerp Flora & fauna Liesbosch Nieuwegein SAMENVATTING ONDERZOEKEN FLORA

Nadere informatie

PHS Meteren-Boxtel tracédeel Boog Meteren

PHS Meteren-Boxtel tracédeel Boog Meteren Project Meteren-Boxtel Goederentreinen tussen Rotterdam en Venlo gaan via de tot Meteren rijden. Vanaf Meteren rijden de goederentreinen verder via s-hertogenbosch en Boxtel. Zij zullen dus niet meer over

Nadere informatie

Akoestisch onderzoek Schutboom 1, Boekel

Akoestisch onderzoek Schutboom 1, Boekel Akoestisch onderzoek Schutboom 1, Boekel Opdrachtgever: Dhr. P. Bongers Contactpersoon opdrachtgever: Dhr. P. Bongers Datum: 23-07-2015 Projectleider Buro SRO: Dhr. M. Geerts Projectnummer Buro SRO 41.40.02

Nadere informatie

Akoestisch onderzoek Burgemeester Sloblaan 15a. Gemeente Zederik

Akoestisch onderzoek Burgemeester Sloblaan 15a. Gemeente Zederik Akoestisch onderzoek Burgemeester Sloblaan 15a Gemeente Zederik Opdrachtgever: Aannemersbedrijf P. van Leeuwen Contactpersoon opdrachtgever: P. van Leeuwen Projectleider Buro SRO: M. Geerts Projectnummer

Nadere informatie

Quickscan natuur terrein aan de Bosruiter in Zeewolde

Quickscan natuur terrein aan de Bosruiter in Zeewolde Quickscan natuur terrein aan de Bosruiter in Zeewolde 22 december 2011 Zoon buro voor ecologie Colofon Project: Quickscan natuur terrein aan de Bosruiter in Zeewolde Opdrachtgever: mro Uitvoerder Zoon

Nadere informatie