Finaal rapport. Opmaak van een CO 2 -nulmeting en opmaak actieplan duurzame energie van de. Stad Oostende

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Finaal rapport. Opmaak van een CO 2 -nulmeting en opmaak actieplan duurzame energie van de. Stad Oostende"

Transcriptie

1 Pagina 1 van 86 Imagine the result Finaal rapport Opmaak van een CO 2 -nulmeting en opmaak actieplan duurzame energie van de Stad Oostende Stad Oostende dienst strategische coördinatie - Duurzaamheid Projectnummer BE Finale versie

2 Pagina 2 van 86 BE Opdrachtgever Stad Oostende Dienst strategische coördinatie Vindictivelaan Oostende De heer Kevin Goes Tel: 059/ Projectomschrijving Onderliggende studie betreft het ontwikkelen van een methodologie voor het opstellen van een CO 2-nulmeting voor het grondgebied Oostende. Op basis van deze methodologie wordt een CO 2-nulmeting uitgewerkt voor 2007, dat als referentiejaar doorheen de studie wordt aangenomen. Deze studie omvat ook een terugrekening naar 1990 en een prognose naar 2020 volgens BAU. Tenslotte omvat deze studie de opmaak van een actieplan duurzame energie. Tevens wordt een meetinstrument ontwikkeld, compatibel met de rapportage in het kader van het Covenant of Mayors, om de CO 2-emissies en het actieplan in de toekomst op te volgen. Opdrachtnemer ARCADIS Belgium nv/sa Maatschappelijke zetel Koningsstraat 80 B-1000 Brussel Postadres Kortrijksesteenweg 302 B-9000 Gent Contactpersoon Telefoon Telefax Website Annick Van Hyfte a.vanhyfte@arcadisbelgium.be

3 Pagina 3 van 86 BE

4

5 Pagina 5 van 86 BE INHOUDSOPGAVE Achtergrond en doelstelling DEEL 1 CO 2 -NULMETING ALGEMENE METHODOLOGIE Opstellen van het raamwerk Selectie van berekeningsmethodes per bron CO 2 -meting voor het referentiejaar Industrie en bedrijven Methodebeschrijving Resultaat Energieproductie Methodebeschrijving Resultaten Huishoudens Methodebeschrijving Resultaten Handel en diensten Methodebeschrijving Resultaten Transport - wegverkeer Methodebeschrijving Resultaten Transport - Scheepvaart (zee- en binnenvaart) Methodebeschrijving Resultaten Transport - Niet voor de weg bestemde mobiele bronnen Methodebeschrijving Resultaten Transport Railverkeer Transport Luchtverkeer Methodebeschrijving Resultaten Transport totaal Landbouw Methodebeschrijving Resultaat Natuur Methodebeschrijving Resultaat Gemeentelijke organisatie Energieverbruik in gebouwen Eigen wagenpark Woon-werkverkeer Openbare verlichting Globaal resultaat voor stedelijke diensten CO 2 -emissies in het basisjaar 1990 en prognose voor het jaar

6 Pagina 6 van 86 BE Methodebeschrijving Resultaten inventaris 1990 en Industrie Huishoudens Handel en diensten Transport Totale balans DEEL 2 ACTIEPLAN DUURZAME ENERGIE ALGEMENE METHODOLOGIE Het Actieplan (SEAP - Sustainable Energy Action Plan) De Multi Criteria Analyse Opmaken van een actieplan Gebouwen, uitrusting/voorzieningen en bedrijven Vervoer Elektriciteitsproductie in uw stad of gemeente Stadsverwarming / -koeling, WKK Betrokkenheid van burgers en belanghebbenden Het actieplan: een samenvatting Handleiding voor de monitoring en tweejaarlijkse rapportering CO 2 -inventarisatie Monitoring van de evolutie van de resultaten Monitoring van de status van het actieplan Status van de acties Mate waarin doelstellingen werden bereikt Referenties... 85

7 Pagina 7 van LIJST VAN FIGUREN Figuur 2.1: Aandeel van verschillende brandstoffen in de totale CO 2 -emissies door verbrandingsprocessen van de industrie op het grondgebied Oostende voor Figuur 2.2: Aandeel van verschillende brandstoffen in het totaal verbruik en de totale CO 2 -emissies door energieverbruik bij huishoudens op het grondgebied Oostende voor Figuur 2.3: Aandeel van verschillende brandstoffen in het totaal verbruik en de totale CO 2 -emissies door energieverbruik bij handel en diensten op het grondgebied Oostende voor Figuur 2.4: Het natte gedeelte van de Oostendse zeehaven waarover de emissies gelijkmatig worden gespreid (EMMOSS, 2007) Figuur 2.5: CO 2 -emissies door transport in Oostende in Figuur 2.6: Aandeel van verschillende bronnen in de totale CO 2 -emissies door de landbouwactiviteiten op het grondgebied Oostende voor Figuur 2.7: CO 2 -emissies door stedelijke diensten in Oostende in Figuur 3.1 : Evolutie van de CO 2 -emissies in industrie in de periode Figuur 3.2 : Evolutie van de CO 2 -emissies in huishoudens in de periode Figuur 3.3 : Evolutie van de CO 2 -emissies in handel en diensten in de periode Figuur 3.4 : Evolutie van de CO 2 -emissies in transport in de periode (in 1990 wordt bij wegverkeer geen onderscheid gemaakt in bussen/zwaar/licht verkeer) Figuur 3.5 : Evolutie van de CO 2 -emissies in Oostende in de periode Figuur 3.6 : Evolutie van de verhouding van Scope 1 en Scope 2 CO 2 -emissies in Oostende in de periode Figuur 5.1 : Verloop van de (afgeronde) aandelen van groen contracten in Vlaanderen (op basis van VREG, 2012) Figuur 5.2 : Aankoopprijs en maandelijkse verbruikskosten volgens aandrijftype en jaarlijks gereden km (FEBIAC, 2011a) Figuur 5.3 : Overzicht van de te behalen emissiereductie in 2020 na uitvoering van het SEAP t.o.v. de emissies in Figuur 5.4 : Overzicht van de te behalen emissiereductie in 2020 na uitvoering van het SEAP t.o.v. de emissies in Figuur 6.1 : Screenshot van het tabblad INHOUD van de rekentool... 82

8 Pagina 8 van 86 BE LIJST VAN TABELLEN Tabel 1.1: Overzicht van de bronnen die opgenomen worden in de CO 2 -meting van Oostende Tabel 1.2: Overzicht van de bronnen die opgenomen worden in de CO 2 -meting van de stadsdiensten van Oostende Tabel 1.3 : Overzicht van kentallen, gebruikt in verschillende publicaties voor CO 2 -emissies door verbranding van brandstoffen (IPCC, 2006) Tabel 2.1: Ligtijden en manoeuvreertijden (in uren) gemiddeld per scheepstype in de haven van Oostende (bron: EMMOSS, 2007) Tabel 2.2: Vermogen hoofdmotor (ME) en hulpmotor (AE) in kw per scheepstype en lengteklasse (bron: EMMOSS, 2007) Tabel 2.3: Percentage van het geïnstalleerde hoofdmotorvermogen bij varen aan gereduceerde snelheid voor de verschillende scheepstypen en lengteklassen (bron: EMMOSS, 2007) Tabel 2.4: Aantal calls per scheepstype voor de haven van Oostende (2005) (bron: EMMOSS, 2007) Tabel 2.5: Kenmerken van havengebonden machines gebruikt in de haven van Oostende verondersteld in onderliggende studie Tabel 2.6: Kenmerken van havengebonden machines gebruikt in de haven van Oostende verondersteld in onderliggende studie Tabel 2.7: CO2-emissies in Oostende in 2007 door de sector transport Tabel 2.8: CO 2 -emissies door stedelijke diensten in Oostende in Tabel 3.1 : Overzicht van de gebruikte methodes voor het inschatten van de CO 2 -emissies in Oostende in Tabel 3.2 : Overzicht van de gebruikte methodes voor het inschatten van de CO 2 -emissies in Oostende in Tabel 3.3 : Evolutie van de CO 2 -emissies in huishoudens in de periode Tabel 3.4 : Evolutie van de CO 2 -emissies in handel en diensten in de periode Tabel 3.5 : Evolutie van de CO 2 -emissies in transport in de periode Tabel 3.6 : Evolutie van de CO 2 -emissies in Oostende in de periode Tabel 5.1 : Beoordelingskader gebruikt in de MCA Tabel 5.2 : Overzicht van alle maatregelen onderworpen aan een MCA binnen de sectoren energie en industrie Tabel 5.3 : Overzicht van alle maatregelen onderworpen aan een MCA binnen de sectoren huishoudens en handel en diensten Tabel 5.4 : Overzicht van alle maatregelen onderworpen aan een MCA binnen de sectoren transport en stadsdiensten Tabel 5.5 : Overzicht van totaal verbruik, aandeel groene stroom en emissiereductie door de aankoop van groene stroom in plaats van grijze stroom in Oostende... 60

9 Pagina 9 van 86 BE Tabel 5.6 : Overzicht van de jaarlijkse productie van groene stroom in Oostende op basis van het aantal uitgereikte GroeneStroomCertificaten (bron: 74 Tabel 5.7 : Overzicht van de vooropgestelde emissiereducties volgens de verschillende acties in het actieplan (SEAP) Tabel 6.1 : Overzicht van de indicatoren opgenomen in de monitoringtool... 83

10

11 Pagina 11 van 86 BE Achtergrond en doelstelling In het kader van het Protocol van Montréal (1987), het Raamverdrag inzake klimaatverandering (1992) en daarbij aansluitende het Protocol van Kyoto (1997), werden internationale doelstellingen vastgelegd betreffende emissie van broeikasgassen. Sinds 2000 legde ook Europa de basis voor haar intern klimaatbeleid. Uit het Europees Programma inzake Klimaatverandering (EPK) vloeiden verschillende Richtlijnen voort die door de lidstaten vertaald werden. In België leidden deze Europese doelstellingen tot het Nationaal Klimaatplan , dat maatregelen bundelt die gewestelijke en federale overheden moeten nemen ter realisatie van hun respectievelijke aandeel in de Belgische Kyoto doelstelling. Voor Vlaanderen zijn de huidige klimaatdoelstellingen vervat in het tweede Vlaams Klimaatbeleidsplan (VKP), waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad van de Stad Oostende het Energieplan aanvaard. Dit plan voorziet een hele reeks van initiatieven en maatregelen om via rationeel energiegebruik en duurzame energieopwekking en mobiliteit op lokaal vlak een bijdrage te leveren aan de reductie van de CO 2 -uitstoot. De Europese Unie (EU) heeft het voortouw genomen in de wereldwijde strijd tegen klimaatverandering en heeft hieraan hoge prioriteit gegeven. De ambitieuze doelen staan nauwkeurig omschreven in het EU-pakket voor klimaatactie en hernieuwbare energie waarmee lidstaten zich verplichten hun CO 2 -emissies tegen 2020 met ten minste 20% te verlagen. De ondertekenaars van het Burgemeestersconvenant leveren een bijdrage aan deze beleidsdoelstellingen doordat ze zich formeel verplichten om verder te gaan dan deze doelstelling via de implementatie van hun actieplan voor duurzame energie. De deelnemende steden zeggen toe te rapporteren over hun implementatie van de actieplannen en gaan ermee akkoord dat ze worden gecontroleerd. De Gemeenteraad van Oostende, keurde op 23 januari 2010 de toetreding tot het Burgemeestersconvenant goed en aanvaardde de bijhorende verbintenissen. Het eerste concrete engagement is de opmaak van een Actieplan Duurzame Energie waarin uiteengezet wordt met welke initiatieven en maatregelen men de doelstellingen denkt te behalen. Om de evoluties in de uitvoering van deze maatregelen goed te kunnen opvolgen en het klimaatplan eventueel aan te passen is de opmaak van een nulmeting essentieel. Bovendien wordt binnen het Burgemeestersconvenant gevraagd om de CO 2 -uitstoot elke 2 jaar te inventariseren.

12

13 Pagina 13 van 86 BE DEEL 1 CO 2 -NULMETING 1 ALGEMENE METHODOLOGIE Het algemeen gevolgde stappenplan voor de opmaak van een CO2-meting (nulmeting, terugrekening naar 1990, simulatie naar de toekomst) wordt in de hiernavolgende figuur schematisch weergegeven. Het plan van aanpak kan opgesplitst worden in: 1. Het bijsturen van de algemeen ontwikkelde methodologie voor de berekening van CO 2 -emissies volgens de specifieke situatie in Oostende 2. De bepaling van de CO 2 -nulmeting voor het referentiejaar 3. De inschatting van de CO 2 -emissies voor het basisjaar Een prognose van de CO 2 -emissies in de toekomst 2020 De bijsturing van de methodologie omvat: Het opstellen van het raamwerk voor de inventaris van de CO2-emissies op het grondgebied van Oostende; Het selecteren van mogelijke methodes per geselecteerde bron op basis van databeschikbaarheid; Evalueren van het gebruikte cijfermateriaal. De stappen 2 en 3, namelijk de selectie van de te gebruiken methode en de evaluatie van het cijfermateriaal, zullen in dit rapport specifiek per bron bekeken en beschreven worden.

14 Pagina 14 van 86 BE Stap 1 ( 7.1) Bijsturen van de algemeen ontwikkelde methodologie voor de berekening van de CO 2 - emissies volgens de situatie in Oostende INPUT PROCES OUTPUT Bestek 2. Richtlijnen Burgemeestersconvenant 3. Internationale literatuur Opstellen van het raamwerk 1. Afbakening studiegebied 2. Selectie van relevante bronnen Beschikbare methodes 2. Beschikbare data/ statistieken Selectie van berekeningsmethode per bron 1. Selectie van algemene emissiefactoren 2. Berekeningsmethode per bron Stap 2 ( 7.2) Bepaling van de CO2-nulmeting voor het referentiejaar INPUT PROCES OUTPUT Methodologie uit stap 1 2. Dataverzameling Berekening + Ontwikkeling berekeningstool 1. Emissies per bron voor referentiejaar 2. Berekeningstool (compatibel met Burgemeestersconvenant) Methodologie uit stap 1 2. Dataverzameling Evalueren van het gebruikte cijfermateriaal Kwaliteitsbeoordeling van de beschikbare data Stap 3 ( 7.3) en Stap 4 ( 7.4) Inschatten van CO2-emissies in 1990 en 2020 INPUT PROCES OUTPUT 7.3 OF: 1. Methodologie uit stap 1 OF: Trends vastgesteld op Vlaams niveau Dataverzameling + Berekening 1. Emissies per bron voor Berekeningstool (compatibel met Burgemeestersconvenant) 7.4 OF: 1. Methodologie uit stap 1 OF: Scenario ontwikkeld op Vlaams niveau voor BAU Dataverzameling + Berekening 1. Emissies per bron voor Opstellen van het raamwerk Het opstellen van het raamwerk houdt in dat (1) het referentiejaar wordt gekozen, (2) het studiegebied wordt afgebakend, (3) vastgelegd wordt welke broeikasgassen in rekening worden gebracht en (4) dat een lijst opgemaakt wordt van de relevante bronnen op het grondgebied van Oostende. Omdat het energieplan betrekking heeft op de periode , wordt gekozen om 2007 als referentiejaar te nemen voor de CO 2 -meting. Zodoende kan het effect van de acties uit het energieplan

15 Pagina 15 van 86 BE getoetst worden aan de situatie voor de implementatie van die acties. In het bestek wordt het studiegebied reeds als volgt afgebakend: de hele stad, zowel de interne werking (de gemeentelijke organisatie) als de rest van het grondgebied. Naast CO 2 kunnen ook de andere broeikasgassen (methaan, lachgas, ) in rekening worden gebracht. Deze worden dan verrekend naar CO 2 -equivalenten (CO 2 -eq) op basis van hun broeikasgaspotentieel (global warming potential, GWP). De broeikasgassen die onder het Kyoto-protocol vallen zijn CO 2, CH 4, N 2 O, SF 6, HFC s en PFC s. Uit ervaring kan gesteld worden dat voor de meeste activiteiten de er mee gerelateerde CO 2 -emissies meestal voldoende gedocumenteerd zijn, terwijl voor sommige activiteiten zich ook nog emissies van andere broeikasgassen (zoals bvb methaan en lachgas) kunnen voordoen. Voor de overige broeikasgassen ontbreken dikwijls de noodzakelijke activiteits- en/of emissiegegevens. CO 2 telt voor 87% in de totale CO 2 -eq uitstoot in Vlaanderen (MIRA-S, 2009). CH 4 en N 2 O worden vooral geëmitteerd in de landbouwsector. Enkel voor de sectoren landbouw en afvalwaterbehandeling worden de emissies van CH4 en N2O ook ingeschat, uitgedrukt in CO2-equivalenten. Het oplijsten van de relevante bronnen is gebaseerd op volgende bronnen: De Template opgemaakt in het kader van de rapportering voor het Burgemeestersconvenant Het bestek Relevante internationale literatuur (GreenhouseGas Protocol, IPCC, ) Tabel 1.1 geeft en overzicht van de categorieën en bronnen opgenomen in de inventaris voor Oostende Tabel 1.1: Overzicht van de bronnen die opgenomen worden in de CO 2 -meting van Oostende CATEGORIE Industrie en bedrijven Energieproductie Huishoudens Tertiaire sector Transport Landbouw SUBCATEGORIE ETS bedrijven (excl. Elektriciteitsproductie) Afvalbehandeling Afvalwaterbehandeling Overige bedrijven (niet in vorige opgenomen, met onderscheid tussen grote industrieën en KMOs) Klasssieke elektriciteitscentrales Warmte/koude productie Decentrale energieproductie (zon, water, fotovoltaïsch, ) Energieverbruik Energieverbruik (handel, kantoren, scholen, ) Wegverkeer (havengerelateerd, overige) Zee-en binnenvaart Openbaar vervoer (bus, trein, tram) Luchthaven Energieverbruik

16 Pagina 16 van 86 BE Voor de stadsdiensten als bedrijf, wordt een aparte CO 2 -meting opgemaakt. De bronnen die in deze meting meegenomen worden, worden weergeven in Tabel 1.2. Tabel 1.2: Overzicht van de bronnen die opgenomen worden in de CO 2 -meting van de stadsdiensten van Oostende CATEGORIE Energieverbruik in gebouwen Eigen vloot Woon-werkverkeer Openbare verlichting 1.2 Selectie van berekeningsmethodes per bron De methode, die gebruikt wordt om emissies in te schatten is afhankelijk van twee belangrijke parameters: Beschikbare methodes Beschikbare data Algemeen kunnen CO 2eq emissies berekend worden op basis van volgende formule: Emissie CO 2 = Activiteit x EmissieFactor per eenheid activiteit 1 Bij de keuze per bron van de methode die toegepast wordt, gaat de voorkeur steeds naar een berekening op basis van energieverbruiken. Enkel wanneer geen data beschikbaar zijn omtrent het energieverbruik, wordt noodzakelijkerwijs overgeschakeld op een alternatieve methode, waarbij gereden kilometers, aantal woning van een bepaald type, als mogelijke activiteiten kunnen vermeld worden. Eerst wordt ook ingegaan op de selectie van de emissiefactoren, die zullen gekoppeld worden aan de energieverbruiken. Voor de andere emissiefactoren wordt verwezen naar de desbetreffende secties. Gezien de Stad Oostende de monitoring in het kader van het Burgemeestersconvenant naar de toekomst toe zelf wil uitvoeren, werd er over gewaakt worden dat enkel activiteitsgegevens worden gebruik die vlot publiek toegankelijk zijn of die door een eenvoudige bevraging van een bepaalde actor (bvb. distributienetbeheerder) kunnen bekomen worden. Omdat EF per eenheid energiegebruik doorheen het rapport gebruikt worden, worden in Tabel 1.3 een overzicht gegeven van de gebruikte EF. Voor wat betreft fossiele brandstoffen wordt in de meeste studies verwezen naar de EF van het IPCC (1996). Ook het Vlaamse Verificatiebureau Energiebenchmarking verwijst meestal naar deze bron voor de opmaak van een energiebalans, met als uitzondering voor cokeskolen. De reden hiertoe is onduidelijk, het verschil is echter miniem. Doorheen het rapport wordt gebruik gemaakt van de EF, zoals aangegeven door het Verificatiebureau (en dus IPCC). 1 Emissies van CH 4 en N 2O worden uitgedrukt in CO 2-eq, door rekening te houden met de GWP (global warming potential). Waarden die internationaal worden gebruikt zijn deze van het second assessment report van het IPCC van 1995.

17 Pagina 17 van 86 BE Tabel 1.3 : Overzicht van kentallen, gebruikt in verschillende publicaties voor CO 2-emissies door verbranding van brandstoffen (IPCC, 2006) Emissies in kton CO 2 /PJ Kolen 92,71 Cokes 106,00 LPG 62,44 Benzine 68,61 Diesel 73,33 Lamppetroleum 71,10 Zware stookolie 76,59 Petroleumcokes 99,80 Aard- en mijngas 55,82 Voor het gebruik van elektriciteit wordt uitgegaan van een emissiefactor op basis van de energiemix gebruikt als input van de elektriciteitscentrales in Vlaanderen. Dit brengt ons op een EF van 89,9 kton CO 2 /PJ of 323,7 kg/mwh (Op basis van de totale emissies door elektriciteitsproductie in Vlaanderen van kton CO 2 (VMM Jaarverslag lozingen in de lucht) en de netto productie Vlaanderen van GWh (Energiebalans Vlaanderen).

18 Pagina 18 van 86 BE CO 2 -meting voor het referentiejaar Industrie en bedrijven Methodebeschrijving ETS bedrijven: Jaarlijks worden door de bedrijven vallende onder het Europese emissiehandelsysteem (EU ETS), CO 2 - emissiejaarrapporten ingediend. Die worden geverifieerd en door de Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid goedgekeurd. Deze goedgekeurde CO 2 -emissies bepalen tevens de hoeveelheid emissierechten die door de bedrijven dienen ingeleverd te worden via afboeking in het nationaal register der broeikasgassen. De goedgekeurde CO 2 -emissies worden daartoe ook doorgegeven aan de nationale registerhouder (zie Een overzicht van de emissies gerapporteerd door de EU ETS bedrijven zijn vrij beschikbaar op de website van LNE en worden per installatie weergegeven. Het register van de periode bevat informatie van 201 bedrijven. Drie bedrijven hebben hun exploitatiezetel op het grondgebied van Oostende, namelijk Proviron Fine Chemicals, Electrawinds Biostoom en Electrawinds - Biomassa. Er dient opgemerkt dat de ETS-database geen procesemissies bevat. Procesemissies zijn echter erg relevant voor Proviron. Daarom werden de emissies gerapporteerd in kader van ETS aangevuld met de procesemissies van Proviron. Overige bedrijven Een andere bron van informatie in Vlaanderen is het Integrale Milieujaarverslag. De indelingslijst van bijlage I bij Titel I van het VLAREM duidt de inrichtingen aan die een integraal milieujaarverslag (IMJV) moeten opmaken. Indien de totale emissie van een voor de inrichting relevante verontreinigende stof in het beschouwde jaar groter is dan de drempelwaarde dient deze emissie gerapporteerd te worden in het deelformulier Luchtemissies (deelformulier II). Dit geldt ook voor alle inrichtingen, die vergunningsplichtig zijn als klasse 1 of 2, en die deel uitmaken van een milieutechnische eenheid evenals voor alle inrichtingen met een totaal primair energiegebruik van minstens 0,1 PJ per jaar. In het jaar 2006 werd de rapporteringverplichting uitgebreid met onder meer CO 2. Hier ligt de drempel erg hoog, en deze rapportering omvat enkel de grootste bedrijven. Bedrijven met meer dan 0,1 PJ energieverbruik per jaar dienen deel III van het IMJV in te vullen, met hun verbruiken per energiedrager. De cijfers gerapporteerd door de bedrijven via het IMJV worden verzameld en verwerkt bij VMM en LNE. De database bevat 6 bedrijven, gevestigd in Oostende (Daikin Europe, Integemeentelijke vereniging voor het afvalbeheer voor Oostende en Ommeland (IVOO), Orac, Proviron Fine Chemicals, Steenbakkerij De Keignaert en Vesuvius Belgium). Geen van deze bedrijven rapporteren CO 2 -emissies in de periode Het overgrote deel van de bedrijven komt niet in één van de inventarissen voor. Voor de inschatting van de CO 2 -emissies door deze bedrijven wordt een alternatieve methode gebruikt, die hierna wordt toegelicht. De aardgas- en elektriciteitsverbruiken werden opgevraagd bij de netbeheerders (EANDIS, ELIA en FLuxys). Verbruiken voor de overige brandstoffen (kolen, olie, ) zijn niet beschikbaar op gemeenteniveau en werden

19 Pagina 19 van 86 BE op basis van de verbruiken op Vlaams niveau per sector en de verhouding elektriciteitsverbruik Oostende/elektriciteitsverbruik Vlaanderen ingeschat. Afvalbehandeling en afvalwaterbehandeling Om de rapportage voor het Burgemeestersconvenant te kunnen invullen, moet deze sector afzonderlijk bekeken worden. Het betreft hier enkel de niet-energiegerelateerde emissies, en dus enkel CH 4 en N 2 O- emissies bij afvalwaterzuivering. CH 4 - en N 2 O-Emissies werden ingeschat voor de RWZI Oostende op basis van de hoeveelheid stikstof (N) en Chemische Zuurstof Vraag (CZV) (VROM, 2010 i ) Resultaat In de ETS-database wordt voor 2007 enkel voor Proviron Fine Chemicals een CO 2 -emissie gerapporteerd (Scope 1). De installaties van Electrawinds waren in 2007 nog niet operationeel 2. De inschatting op basis van de energieverbruiken (aangeleverd door de energieleveranciers) en een bijschatting voor procesemissies levert een totale emissie van 121 kton CO 2. Scope 2 emissies door het gebruik van elektriciteit bij de industrie worden ingeschat op 60 kton door koppeling van het verbruik met een gemiddelde EF voor de elektriciteit geleverd in Vlaanderen van 89,9 kg CO 2 /GJ. Figuur 2.1 geeft een overzicht van het aandeel van de verschillende brandstoffen in de totale CO 2 -emissies door verbrandingsprocessen in de industrie in Oostende. Uit deze figuur blijkt dat 38% van de emissies veroorzaakt worden door het gebruik van aardgas, 4% door gasolie en 6% door zware stookolie. LPG is verantwoordelijk voor een aandeel van 1%. 10% van de emissies zijn indirecte emissies door het gebruik van elektriciteit, geproduceerd buiten het studiegebied. Figuur 2.1: Aandeel van verschillende brandstoffen in de totale CO 2-emissies door verbrandingsprocessen van de industrie op het grondgebied Oostende voor In 2009 rapporteren beide installaties samen ton CO 2

20 Pagina 20 van 86 BE Energieproductie Methodebeschrijving Klassieke elektriciteitsproductie Op het grondgebied van Oostende zijn er geen klassieke elektriciteitscentrales op fossiele brandstoffen. Warmte/koude productie Voor gegevens aangaande installaties voor warmte/koude productie kunnen we terugvallen op de WKKinventaris, die jaarlijks opgemaakt wordt door VITO en vrij beschikbaar is via de website van LNE. De emissies van WKK s mogen echter niet afzonderlijk bij de inventaris opgeteld worden omdat het energieverbruik van deze installaties vervat zit in de totale verbruiken per sector. Decentrale energieproductie Voor de decentrale energieproductie in Oostende (zon, wind, ) gebruiken we de gegevens van VREG, meer specifiek lijsten van certificaatgerechtigde (groene stroom en warmtekrachtkoppeling) installaties en hoeveelheden geproduceerde groene stroom. Uit de cijfers van 28/10/2010 blijkt dat er in Oostende in 2007 nog geen biomassa centrales, windenergie op land en grote zonne-energie-installaties aanwezig zijn. Uit de rapportering van VREG aangaande het aantal uitgereikte GSC 3 per gemeente kan een schatting van de geproduceerde groene stroom per jaar overgenomen worden Resultaten De WKK-inventaris toont dat in 2007 nog geen WKK-installaties aanwezig waren in Oostende. Sinds 28/8/2009 is er 1 WKK-installatie met een elektrisch vermogen van kwe. Uit de cijfers van VREG blijkt dat er in Oostende in 2007 nog geen grote installaties voor decentrale energieproductie aanwezig waren. Bij particulieren werd in 2007 ongeveer 13 MWh elektriciteit geproduceerd met PV-installaties van kleiner dan 10 kw (inschatting op basis van het aantal uitgereikte GSC in 2007), goed voor het energieverbruik van een 4-tal gezinnen. Vandaag echter (cijfers 28/10/2010) zijn er 3 biomassa centrales en 11 zonne-energie-installaties aanwezig met een respectievelijk vermogen van kwe en kwe. Bij particulieren werd ook reeds kwe aan zonnepanelen geïnstalleerd. Op basis van de informatie van de VREG en het aantal uitgereikte groenestroomcertificaten in 2010, kunnen wij een inschatting maken van de totale jaarlijkse hoeveelheid geproduceerde groene stroom in Oostende (vanaf 2010) van 211,5 GWh of 0,76 PJ. 99% van deze stroom wordt geproduceerd door de biomassacentrales. 3 Groene Stroom Certificaten

21 Pagina 21 van 86 BE Huishoudens Methodebeschrijving Via de netbeheerder wordt het aardgas en elektriciteitsverbruik van de huishoudens in kaart gebracht. EANDIS levert verbruiken per NACE-code 4. Door combinatie van de relevante NACE-codes kunnen totale verbruiken voor huishoudens bekomen worden. Om de verbruiken van de overige brandstoffen te kunnen inschatten wordt volgende methodologie toegepast: VMM schat de verbruiken in per gemeente per brandstof op basis van aannames over gemiddelde verbruiken per huishouden (exclusief elektriciteit) en per brandstof afhankelijk van het type woning. Hieruit werden de aandelen van de verschillende brandstoffen in het totaal verbruik (exclusief elektriciteit) berekend; Op basis van het aardgasverbruik, aangeleverd door EANDIS, en de aandelen van andere brandstoffen (op basis van VMM data) worden de verbruiken van andere brandstoffen ingeschat. De verbruiksdata worden met EF gecombineerd om te komen tot een inschatting van de emissies Resultaten Emissies door gebruik van fossiele brandstoffen door huishoudens in Oostende geeft aanleiding tot 143 kton CO2 (Scope 1). Scope 2 emissies door het gebruik van elektriciteit bij de huishoudens bedragen 52 kton CO 2. Figuur 2.1 geeft een overzicht van het aandeel van de verschillende brandstoffen in de totale CO 2 -emissies door de huishoudens in Oostende. Uit deze figuur blijkt dat 39% van de emissies veroorzaakt worden door het gebruik van aardgas, 35% door stookolie en slechts 1% door het gebruik van vaste brandstoffen. 25% van de emissies zijn indirecte emissies door het gebruik van elektriciteit, geproduceerd buiten het studiegebied. 4 Elk bedrijf heeft een NACE-code. NACE is een officiële Europese lijst van activiteitsomschrijvingen. NACE wordt door de RSZ en de ondernemingsloketten gebruikt om bedrijven in te delen in sectoren. NACE bestaat uit een nummer (de NACE-code) en een omschrijving. de NACE-code is de code die bij uw hoofdactiviteit hoort.

22 Pagina 22 van 86 BE Figuur 2.2: Aandeel van verschillende brandstoffen in het totaal verbruik en de totale CO 2-emissies door energieverbruik bij huishoudens op het grondgebied Oostende voor Handel en diensten Methodebeschrijving EANDIS levert verbruiken per NACE-code. Door combinatie van de relevante NACE-codes kunnen totale elektriciteits- en aardgasverbruiken voor de sector handel en diensten bekomen worden. Om de verbruiken van de overige brandstoffen te kunnen inschatten wordt volgende methodologie toegepast: VMM schat de verbruiken in voor de sector handel en diensten per brandstof op basis van aannames over gemiddelde verbruiken en enquêtering (exclusief elektriciteit) en per brandstof. Hieruit werden de aandelen van de verschillende brandstoffen in het totaal verbruik (exclusief elektriciteit) berekend; Op basis van het aardgasverbruik, aangeleverd door EANDIS, en de aandelen van andere brandstoffen (op basis van VMM data) worden de verbruiken van andere brandstoffen ingeschat. De verbruiksdata worden met EF gecombineerd om te komen tot een inschatting van de emissies Resultaten Emissies door gebruik van fossiele brandstoffen door de sector handel en diensten in Oostende geeft aanleiding tot 65 kton CO 2 (Scope 1). Scope 2 emissies door het gebruik van elektriciteit in die sector zijn 75 kton CO 2. Figuur 2.1 geeft een overzicht van het aandeel van de verschillende brandstoffen in de totale CO 2 -emissies door de sector handel in diensten in Oostende. Uit deze figuur blijkt dat 37% van de emissies veroorzaakt worden door het gebruik van aardgas, 11% door stookolie en 1% door LPG. 51% van de emissies zijn indirecte emissies door het gebruik van elektriciteit, geproduceerd buiten het studiegebied.

23 Pagina 23 van 86 BE Figuur 2.3: Aandeel van verschillende brandstoffen in het totaal verbruik en de totale CO 2-emissies door energieverbruik bij handel en diensten op het grondgebied Oostende voor Transport - wegverkeer Methodebeschrijving Jaarlijks publiceert VMM de totale CO 2 -emissie in Vlaanderen door het wegverkeer. Voor deze schatting wordt gebruik gemaakt van MIMOSA. MIMOSA 4 is een emissiemodel dat op basis van tellingen per wegsegment verkeersemissies berekent. Het model is afgestemd op de methodologie zoals beschreven in het EMEP/EEA Air Pollutant Emission Inventory Guidebook (COPERT IV) op basis van brandstofverbruiksfuncties. Als basis worden de tellingen van het Vlaams Verkeerscentrum gebruikt. Door middel van een GIS-applicatie werd het grondgebied Oostende geknipt uit de emissie-outputfile voor Vlaanderen. De gehanteerde emissiefactoren (verbruiksfuncties uit COPERT IV) zijn berekend op het wagenpark Vlaanderen. Deze verbruiksfuncties werden specifiek op Vlaanderen afgestemd. Met deze methode kan echter geen onderscheid gemaakt worden in licht verkeer (personenwagens en bestelwagens), zwaar verkeer (vrachtwagens) en openbaar vervoer (bussen). Als alternatief werd het aandeel licht/zwaar van 70/30 overgenomen uit de totaalcijfers voor Vlaanderen. Emissies door het rijden van bussen in Oostende werden als volgt ingeschat: Op basis van een koppeling tussen het aantal trajecten, hun afstand en hun frequentie, werd een inschatting gemaakt van het aantal gereden kilometer door bussen op het grondgebied van Oostende Op basis van eerder uitgevoerde studies, werd een gemiddelde emissiefactor per km gereden afgeleid (dus op basis van de gemiddelde vloot van bussen in Vlaanderen) Resultaten Voor het grondgebied Oostende worden de emissies door wegverkeer ingeschat op 80 kton CO 2 : 54 kton door licht verkeer, 23 kton door zwaar verkeer en 3 kton door bussen.

24 Pagina 24 van 86 BE Wetende dat er in 2007 ongeveer vrachtwagens in en uit de haven reden en dat deze op het grondgebied van Oostende een afstand van ongeveer 12 km (totaal heen en terug) hebben afgelegd, kunnen we inschatten dat het aandeel van het havenverkeer ongeveer 4 kton CO2 is dus ongeveer 18% van het totaal zwaar verkeer in Oostende. 2.6 Transport - Scheepvaart (zee- en binnenvaart) Methodebeschrijving Binnen de categorie scheepvaart wordt een onderscheid gemaakt tussen: zeevaart binnenvaart recreatievaart havengebonden machines (vorkliften, kranen, RoRo tractors, ). In 2007 werd een nieuw model ontwikkeld voor VMM om de scheepvaartemissies in Vlaanderen te berekenen (EMMOSS, TML (2007)). Het resultaat van dit model wordt gebruikt in de huidige inventaris voor Oostende. Uit dit model blijken de emissies door binnenvaart in Oostende verwaarloosbaar. De hiernavolgende tekst werd nagenoeg integraal overgenomen uit de het EMMOSS-rapport (TML, 2007) om een correct inzicht te geven in de door VMM gehanteerde methode. De emissieberekening gebeurt op basis van 3 stappen: 1. Energiegebruik (kwh) = duur(h) X ingesteld vermogen(kw) X %vermogen(-) X aantal(- ) 2. Brandstofverbruik(kg) = energiegebruik(kwh) / rendement(-) / Energieinhoud (kwh/kg) X verdeling 3. Emissies(kg) = brandstofverbruik(kg) X emissiefactor(kg/kg) X reductiefactor(-) Een aantal van deze parameters werden specifiek op basis van data voor de haven van Oostende bepaald, andere zijn gemiddelden voor alle schepen per scheepstype in Vlaanderen. De duur van de verschillende vaarroutes werden aangeleverd aan EMMOSS door IVS-SRK (het informatieverwerkend systeem van het VTS-systeem de Schelde Radar Keten). Uit de havenbeheersystemen van de verschillende havens werden gegevens over ligtijden, manoeuvreerdtijden, e.d. overgenomen. Voor Oostende worden deze tijden gerapporteerd in Tabel 2.1. Tabel 2.1: Ligtijden en manoeuvreertijden (in uren) gemiddeld per scheepstype in de haven van Oostende (bron: EMMOSS, 2007) Scheepstype Gemiddelde ligtijd (u) Gemiddelde manoeuvreertijd (u) Bulk 28,7 4,1 Container 5,7 0,8 Gas Tanker General Cargo 22,7 2,3

25 Pagina 25 van 86 BE Other 22,7 2,3 Other tanker 20,6 3,3 Passenger 9,6 0,7 Reefer Roro 11,1 0,8 Tanker 26,7 0,6 Vehicle Carrier 11,1 0,8 Het geïnstalleerd vermogen werd in EMMOSS bepaald op basis van een algoritme dat de relatie tussen het vermogen en het DWT (Dead Weight Tonnage) /GRT (Gross Tonnage) van het schip beschrijft (Endresen, 1999 in EMMOSS, 2007). De gemiddelde vermogens aangenomen per scheepstype worden weergegeven in Tabel 2.2.

26 Pagina 26 van 86 BE Tabel 2.2: Vermogen hoofdmotor (ME) en hulpmotor (AE) in kw per scheepstype en lengteklasse (bron: EMMOSS, 2007) Scheepstype <100 m m m m >250m ME AU ME AU ME AU ME AU ME AU Bulk Container Gas Tanker General Cargo Other Other tanker Passenger Reefer Roro Tanker Vehicle Carrier Het percentage vermogen dat wordt gevraagd van de hoofd- en hulpmotor bij elke specifieke activiteit is afhankelijk van scheepstype en scheepsgrootte. Met uitzondering van tankschepen, werd aangenomen dat de hoofdmotor niet wordt gebruikt tijdens het stilliggen in de haven. Voor liggen in de sluis werd aangenomen dat de hoofdmotor een minimaal verbruik genereert van 5% van het geïnstalleerde vermogen gezien sommige schepen met verstelbare spoed hun hoofdmotor in de sluis laten draaien. Het percentage van het geïnstalleerde hoofdmotorvermogen bij varen aan gereduceerde snelheid voor de verschillende scheepstypen en grootteklassen wordt weergegeven in Tabel 2.3. Tabel 2.3: Percentage van het geïnstalleerde hoofdmotorvermogen bij varen aan gereduceerde snelheid voor de verschillende scheepstypen en lengteklassen (bron: EMMOSS, 2007). Scheepstype <100 m m m m >250m Bulk 50% 45% 40% 40% 40% Container 40% 35% 30% 30% 30% Gas Tanker 50% 45% 40% 40% 40% General Cargo 45% 40% 35% 35% 35% Other 50% 45% 40% 40% 40% Other tanker 50% 45% 40% 40% 40% Passenger 35% 30% 25% 25% 25% Reefer 40% 35% 30% 30% 30% Roro 35% 30% 25% 25% 25% Tanker 50% 45% 40% 40% 40% Vehicle Carrier 45% 40% 35% 35% 35% Het aantal schepen wordt afgeleid uit data van de havens, IVS-SRK en de SERV, en wordt dan per haven vastgelegd, per scheepstype en scheepsgrootte. Om te bepalen welke scheepsroutes gevolgd werden, werd data van IVS-SRK gebruikt. Met die data werd vastgesteld wat de aankomende en vertrekkende vaarroute is per scheepstype en per haven. Het aantal calls per scheepstype in de haven van Oostende in 2005 wordt weergegeven in Tabel 2.4. Er worden cijfers van 2005 getoond als indicatie omdat het EMMOSS-model ontwikkeld is met data van 2005.

27 Pagina 27 van 86 BE Tabel 2.4: Aantal calls per scheepstype voor de haven van Oostende (2005) (bron: EMMOSS, 2007) Scheepstype Aantal calls Bulk 0 Container 66 Gas Tanker 0 General Cargo 179 Other 113 Other tanker 3 Passenger 309 Reefer 0 Roro Tanker 89 Vehicle Carrier 0 NTET 175 TOTAAL Het rendement is afhankelijk van het motortype en de leeftijd van het schip. Deze cijfers werden afgeleid uit het EMS protocol (Oonk 2003). De energie-inhoud van de brandstof werd gelijkgesteld aan de onderste verbrandingswaarde, die ook in de energiebalans gebruikt wordt, namelijk de onderste verbrandingswaarde. Voor MDO is dit MJ/kg; voor HFO MJ/kg. De parameter verdeling in de formule heeft tot doel de berekening te verfijnen en heeft betrekking op drie aspecten: Brandstoftype: afhankelijk van locatie, scheepstype en scheepsgrootte worden verschillende brandstoffen gebruikt. Er wordt rekening gehouden met 2 typen: heavy fuel (HFO) en marine diesel (MDO). Grotere schepen gebruiken bijna uitsluitend HFO. Deze verdeling werd samengesteld op basis van enkele expert opinions en werd gevalideerd door de stuurgroep van de EMMOSS-studie. Motortype: Deze parameter bepaalt welk motortype gebruikt wordt in functie van scheepstype en grootte. Grotere schepen hebben veelal een tweetakt motor. Sommige grote tankers kunnen uitgerust zijn met turbinemotoren. (Endresen, 2003) Leeftijdsklasse: Uit de verschillende databronnen (havens en IVS-SRK) kon een leeftijdsdistributie opgesteld worden in functie van scheepstype en scheepsgrootte. De emissiefactoren voor CO 2 zijn g/kg MDO (Marine Diesel Oil) en g/kg HFO (Heavy Fuel Oil). De reductiefactor wordt ook toegepast op de emissiefactor om mogelijke toekomstige maatregelen in rekening te kunnen brengen en is afhankelijk van de leeftijdsklasse, motortype en brandstoftype. Door koppeling van alle parameters worden de totale emissies voor de haven van Oostende berekend. De emissies werden ook berekend per haven, de geografische resolutie is beperkt tot een emissiecijfer per haven. Geografisch gezien worden deze emissies dan ook gelijkmatig gespreid over het natte gedeelte van het havengebied (zie Figuur 2.4 voor het natte gedeelte van de Oostendse zeehaven).

28 Pagina 28 van 86 BE Figuur 2.4: Het natte gedeelte van de Oostendse zeehaven waarover de emissies gelijkmatig worden gespreid (EMMOSS, 2007) Resultaten Volgens berekeningen met EMMOSS (aangeleverd door VMM) worden de emissies door de zeevaart in Oostende in 2007 geschat op 58,5 kton CO Transport - Niet voor de weg bestemde mobiele bronnen Methodebeschrijving Havengebonden machines worden ook wel gecatalogeerd onder niet voor de weg bestemde mobiele bronnen of nog off-road machines. In deze CO 2 -nulmeting worden ze verder meegenomen onder de rubriek scheepvaart en worden dus enkel die machines, die rechtstreeks gelinkt zijn aan havenactiviteiten meegenomen. Hieronder worden bijvoorbeeld de kranen, vorkliften en allerhande machines verstaan, die in een haven gebruikt worden voor het laden en lossen van schepen en de overslag naar treinen en vrachtwagens. De directe emissies hier zullen afkomstig zijn van dergelijke machines op diesel of benzine. Meest voor de hand liggend is om emissies te berekenen op basis van het energiegebruik, gekoppeld aan emissiefactoren per type machine. Energiegebruik kan ook ingeschat worden op basis van het motorvermogen en het aantal werkingsuren per machine. CO 2 -emissies door het gebruik van havengebonden machines kunnen berekend worden op basis van het dieselverbruik door middel van volgende formule: CO 2 -Emissies = At,x x T x GV x %Load t x OR x EFt,x Met: A = Activiteit = aantal havengebonden machines van het type t

29 Pagina 29 van 86 BE T = werkingstijd = het aantal werkingsuren per jaar per machine GV = gemiddeld vermogen van de machines van type t (in kwh) % Load = gemiddelde belastingsfactor (effectief werkzame uren aan vollast) OR = OmrekeningsFactor van vermogen naar dieselverbruik in kj (= 3600 kj/kwh) EF = emissie factor voor diesel (73,3 mg CO 2 /kj) t = type machine (kranen, ) In opdracht van LNE, Afdeling lucht, Hinder, Risicobeheer, milieu & gezondheid werd in juli 2009 een Model ontwikkeld voor emissies door niet voor de weg bestemde mobiele machines (OFFREM, VITO, 2009). Deze studie brengt voor de havens de machines voor het verhandelen van droge massagoederen, vloeibare massagoederen, containers, RoRo en conventionele stukgoederen in kaart voor 4 Vlaamse (waaronder ook Oostende) 1 Brusselse en 1 Waalse haven. De emissies in de OFFREM studie werden afgeleid door de activiteit van dergelijke machines in de haven van Antwerpen (op basis van ARCADIS Belgium, 2006) om te schalen naar de activiteit van deze machines in de haven van Oostende op basis van de verhouding tussen de respectievelijke verladingactiviteiten. Het OFFREM rapport bevat enkel een indicatie (op basis van figuren) van totale emissies van off-road machines maar geen opsplitsing per haven, noch het aantal havengebonden machines, werkzaam in de verschillende havens. Als alternatief werd, op basis van de informatie verzameld door ARCADIS Belgium in het kader van een studie voor het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (2006), een inschatting gemaakt van het gemiddeld vermogen en de gemiddelde werkingsuren per type machine (aangegeven in OFFREM). De gemiddeldes zijn gewogen gemiddeldes op basis van informatie van 9 bedrijven, die werken met havengebonden machines in de Antwerpse haven. Voor de afhandeling van containers worden voornamelijk straddle carriers (=portaaltruck) en reach stackers (= heftruck buiten/verreiker) gebruikt. Er wordt verondersteld dat 1 straddle carrier/reach stacker ongeveer ton containergoederen behandelt. De haven van Oostende verhandelde ton aan containergoederen in 2006, daarom werd verondersteld dat er 1 reach stacker operationeel is in de haven van Oostende. De wijziging van de overige verhandelde goederen tussen 2006 en 2007 is niet in die mate dat er wijzigingen in het machinepark moeten verondersteld worden tussen 2006 en 2007.

30 Pagina 30 van 86 BE Tabel 2.5: Kenmerken van havengebonden machines gebruikt in de haven van Oostende verondersteld in onderliggende studie Type machine Aantal (1) Vermogen (kwh) (2) Werktijd (u) (2) Load factor (-) (2) Vorklift ,56 Reach stacker ,53 Kranen ,78 Veegmachines ,45 RoRo Tractoren ,4 Trekkers ,5 Wielladers ,5 Generatoren ,9 TOTAAL 42 (1) Overgenomen uit de OFFREM studie (VITO, 2009) (2) Ingeschat op basis van informatie, verzameld bij 9 bedrijven in het Antwerps havengebied (ARCADIS Belgium, 2006) Resultaten Door vermenigvuldiging van de aantallen, vermogens, werktijden en ladingsfactoren, kan een totaal energieverbruik berekend worden. Een koppeling van een totaal energieverbruik van GJ met een emissiefactor voor diesel van 73,36 kg CO2/GJ, levert een totale emissie door havengebonden werktuigen van 1,3 kton CO 2. De berekende verbruiken en emissies per type machine worden weergegeven in Tabel 2.6. Tabel 2.6: Kenmerken van havengebonden machines gebruikt in de haven van Oostende verondersteld in onderliggende studie Type machine Verbruik (GJ) Emissie (ton CO 2) Vorklift Reach stacker Kranen Veegmachines RoRo Tractoren Trekkers Wielladers Generatoren TOTAAL

31 Pagina 31 van 86 BE In de inventaris nemen we deze emissies mee bij zeevaart. 2.8 Transport Railverkeer Ook voor trein- en tramverkeer is het totaal energieverbruik of het aantal afgelegde kilometers op het grondgebied van de stad de bepalende factor. Emissie kan dan bepaald worden op basis van emissiefactoren per kilometer of per eenheid energieverbruik. In Oostende is er slechts 1 belangrijke lijn (50A) en deze is geëlektrificeerd. Tussen 2004 en 2008 kwamen er goederentreinen uit Italië naar de Tilbury bundel. Deze treinen zijn elektrisch tot de vorming van Zandvoorde en worden met dieseltenders in de haven gereden. Het betrof een 3 à 4 treinstellen per week, die elk een afstand (heen en terug) van m aflegden. Met gebruik van een gemiddelde EF (op basis van de nulmeting in Genk) van 27 kgco2/treinkm, kunnen we de emissies van dieseltreinen in Oostende inschatten en blijken deze verwaarloosbaar te zijn. Deze worden daarom niet meegenomen in de nulmeting. Spoorverkeer in Oostende zal bijgevolg enkel indirecte (Scope 2) emissies veroorzaken door het gebruik van elektriciteit. Er was geen specifieke informatie beschikbaar omtrent het treinverkeer in Oostende. Op basis van confidentiële informatie werden de emissies (indirect door gebruik van elektriciteit) door treinverkeer ingeschat op 4,5 kton voor Emissies door trams werden ingeschat volgens de methode beschreven voor bussen. Een combinatie van de gemiddelde lengte van de trajecten (via kusttram), de frequentie en een gemiddeld elektriciteitsverbruik per kilometer (op basis van de CO 2 -nulmeting in Gent), resulteert in een emissies van ongeveer 2 kton CO 2 (scope 2).

32 2.9 Transport Luchtverkeer Pagina 32 van 86 BE Methodebeschrijving In dit hoofdstuk worden enkel de uitlaatemissies door vliegtuigen behandeld. De emissies worden berekend voor de landings- en opstijgingscyclus (LTO-cyclus). Elke klasse van vliegtuigen heeft zijn typische LTOcyclus. Een LTO-cyclus omvat alle normale vlieg- en grondoperaties (met hun respectieve tijdsduur), namelijk naderen vanaf 3000 voet (915m) boven het grondniveau, landen, taxiën, opstijgen en klimmen tot 915m boven het grondniveau. De tijd die nodig is voor het taxiën, hangt af van de wachttijd voor het opstijgen en kan variëren naargelang de luchthaven. In het statistisch jaarboek publiceert de luchthaven het aantal bewegingen voor de verschillende vluchttypes. De verschillende types zijn: geregelde vluchten, zakenvluchten, chartervluchten, vracht/gemengd, touringvluchten, diverse, lokale en trainingsvluchten. Aan de hand van detailbestanden met vliegtuigbewegingen op de luchthaven werd in 2009 een analyse gemaakt van de vliegtuigtypes per vluchttype. Die vliegtuigtypes werden gelinkt aan referentievliegtuigen waarvoor emissiefactoren beschikbaar zijn in het EMEP/EEA Guidebook. Het detailbestand bevat ook informatie over herkomst en bestemming van de vluchten, zodat er een onderverdeling kan gemaakt worden in LTO binnenlandse vluchten en LTO internationale luchtvaart Resultaten Op basis van de hierboven beschreven methode worden de emissies door luchtvaart in Oostende ingeschat op 14,2 kton CO Transport totaal De totale transportemissies worden voor 2007 ingeschat op 154,2 kton directe en 6,5 kton indirecte emissies. Figuur 2.5 toont aan dat in de sector transport 37% van de emissies veroorzaakt worden door scheepvaart en 34% door licht verkeer op de weg. 14% is toe te schrijven aan het zwaar verkeer op de weg, 9% aan de luchtvaart, 4% aan spoorverkeer (indirecte emissies door elektriciteitsverbruik) en 2% aan busverkeer. Tabel 2.7: CO2-emissies in Oostende in 2007 door de sector transport Type transport Emissie (kton CO 2) SCOPE 1 SCOPE 2 Wegverkeer - licht verkeer 53,9 Wegverkeer - zwaar verkeer 23,1 Wegverkeer - bussen 3,1 Spoorverkeer 6,5 6,5 Zeevaart 59,8 Luchtvaart 14,2 TOTAAL 154,2 6,5

33 Pagina 33 van 86 BE Figuur 2.5: CO 2-emissies door transport in Oostende in % 37% 34% Wegverkeer - licht verkeer Wegverkeer - zwaar verkeer Wegverkeer - bussen Spoorverkeer Zeevaart Luchtvaart 4% 2% 14% 2.11 Landbouw Methodebeschrijving Zowel de sector landbouw als de sector natuur spelen een erg belangrijke rol in de koolstofcyclus. CO 2 is namelijk een belangrijke voedingsbron van planten; planten nemen de CO 2 op uit de lucht en slaan deze op in hun biomassa en in de bodem. Natuurlijke ontbindingsprocessen, het omploegen van bodems en het oogsten en verbranden van biomassa brengt de opgeslagen CO 2 terug in de atmosfeer. Omwille van dit gegeven nemen werden deze twee sectoren samengenomen in deze studie. Binnen de sector landbouw en natuur kunnen de emissies toegeschreven worden aan volgende specifieke bronnen: veeteelt, landbouwbodems en brandstofverbruik. In onderstaande paragrafen worden per bron beknopt de rekenmethode en de gebruikte data besproken. Veeteelt De methaanemissies door vertering en de methaan- en lachgasemissies door mest-management worden berekend op basis van de VMM-methodologie. Deze methodologie is op haar beurt gebaseerd op die van de IPCC. Landbouwbodems Deze bron omvat CO 2 -emissie cijfers afkomstig van verandering in bodemkoolstofvoorraad van permanente graslanden en akkerlanden, N 2 O-emissies door directe en indirecte N-verliezen uit landbouwbodems en methaanopname door gras- en akkerland. Inputdata betreffen hier oppervlakten bekomen uit de interactieve indicatorenatlas (INBO, 2010) en uit de BWK en emissiefactoren die de VMM gebruikt in zijn jaarrapportage voor Vlaanderen (VMM, 2009). Brandstofverbruik

34 Pagina 34 van 86 BE De CH 4, N 2 O en CO 2 -emissies door brandstofverbruik in de land- en tuinbouw kunnen overgenomen worden uit de VMM rapportage (bijlage 4A en 4B) Resultaat Emissies als gevolg van landbouwactiviteiten in Oostende kunnen ingeschat worden op 6,7 kton CO 2-equiv. (Scope 1) per jaar. We spreken hier van CO 2 -equivalenten omdat vooral emissies van CH 4 en N 2 O een belangrijke bijdrage hebben in de totale emissies, door hun grotere Global Warming Potential t.o.v. CO 2. Scope 2 emissies door het gebruik van elektriciteit in die sector bedragen 0,8 kton CO 2. Figuur 2.1 geeft een overzicht van het aandeel van de verschillende bronnen in de totale CO 2 -emissies door in de landbouw in Oostende. Figuur 2.6: Aandeel van verschillende bronnen in de totale CO 2-emissies door de landbouwactiviteiten op het grondgebied Oostende voor Emissies in kton CO N2O-emissies uit de landbouw CH4-opname door landbouwbodems CO2-emissies uit landbouwbodems CH4-emissies uit de veeteelt Energieverbruik 0.0 SCOPE Natuur Methodebeschrijving Deze bron omvat CO 2 -opnames afkomstig van de verandering in de bodemkoolstofvoorraad van bossen en van de verandering in de groei van de bovengrondse biomassa van de bossen. Tevens worden de emissies van het kappen van bomen in rekening gebracht. Men gaat er hierbij van uit dat de volledige koolstofinhoud van het gekapte volume in hetzelfde jaar vrijkomt. In de praktijk is dit enkel het geval voor natuurlijke rottingsprocessen en hout dat onmiddellijk verbrand wordt. Voor andere houttoepassingen (meubels, timmerhout, spaanderplaat, ) spreidt die uitstoot zich gemiddeld over een periode van enkele tientallen jaren maar het in rekening brengen daarvan gebeurt momenteel nog niet. De studie volgt daarmee de VMMrekenmethode voor Vlaamse bossen. Gegevens over de hoeveelheid boskap in Oostende zijn niet beschikbaar. Bovendien wordt in internationale literatuur aangegeven (bv. Centre for Alternative Technology

35 Pagina 35 van 86 BE (2010), VROM (2010) en Alterra (2003) dat een mogelijke onzekerheidsmarge bij de inschatting van emissies door boskap tussen 20 en 70% ligt. Emissies door boskap werden omwille van die redenen niet meegenomen in het rapport Resultaat De jaarlijkse CO 2 -opname door bossen in Oostende kan ongeveer op 1,5 kton geschat worden Gemeentelijke organisatie Energieverbruik in gebouwen Emissies kunnen berekend worden door een koppeling van verbruiksgegevens van eigen gebouwen met de relevante emissiefactoren (Tabel 1.3). Verbruiken van elektriciteit en aardgas zijn beschikbaar maar enkel in monetaire waarden. Voor de omrekening naar verbruiken werd rekening gehouden met de gemiddelde prijs in 2007 voor elektriciteit en aardgas van respectievelijk 0,1229 euro/kwh en 10,33 euro/gj (EUROSTAT, 2011) 5. Koppeling met de relevante emissiefactoren, levert een scope 1 (directe) emissie van 3,2 kton CO 2 door gebruik van aardgas en een scope 2 emissie van 2,1 kton CO 2 door gebruik van elektriciteit Eigen wagenpark Emissies kunnen berekend worden door een koppeling van het brandstofverbruik van het eigen wagenpark met de relevante emissiefactoren (Tabel 1.3). Enkel het totale brandstofverbruik ,6 liter is beschikbaar zonder onderscheid tussen diesel en benzine. Om een inschatting te kunnen maken van het aandeel diesel en benzine werd rekening gehouden met het de gemiddelde Vlaamse vloot in 2007 (MIRA-T, 2011) en gecorrigeerd voor het verschil in gemiddeld verbruik (8,9 l voor benzine en 7,3 liter voor diesel) kunnen we aannemen dat 52% van dit verbruik diesel is en 48% benzine. Deze aannames resulteren in een directe emissie van 0,7 kton CO Woon-werkverkeer Betreffende het woon-werkverkeer van de werknemers aan de stadsdiensten is er weinig informatie beschikbaar. Daarom werd hier een ruwe benadering gevolgd, gebaseerd op de resultaten van de Federale Enquête woon-werkverkeer Gebaseerd op de resultaten van de werknemers van 810 bedrijven in Oostende werd volgend profiel afgeleid: Wagen/motor: 64.3% Trein 6.0% Bus tram metro 6.2% Fiets 19.4% Stappen 4.1% 5 Prijzen bevatten de basisprijs voor elektriciteit/gas, transport en distributiekosten, huur van meter en andere diensten

36 Pagina 36 van 86 BE Dit profiel werd ook gebruikt voor de werknemers van de stadsdiensten. Uit deze enquête blijkt ook dat de gemiddelde afstand tussen woon- en werkplaats bij werknemers in Oostende 15,21 km bedraagt (56% van de werknemers in Oostende wonen in Oostende). Voor de berekening van de emissies werd nog rekening gehouden met 220 werkdagen per jaar en met volgende gemiddelde emissiefactoren: auto/moto: 162 g CO 2 /km (gemiddelde emissiefactor bij verschillende snelheden uit het COPERT-model, gebruikt door VMM voor de jaarlijkse emissie-inventaris Vlaanderen) bus: 42 g CO 2 /km.reiziger (eigen berekening op basis van gegevens De Lijn) trein: 31 g CO 2 /km.reiziger (NMBS, Milieujaarverslag 2008) Woon-werkverkeer resulteert in een emissies van 0,8 kton CO 2 en wordt beschouwd als een scope 3- emissie Openbare verlichting Emissies (scope 2) kunnen berekend worden door een koppeling van het elektriciteitsverbruik voor openbare verlichting met een emissiefactor voor elektriciteit (obv mix in Vlaanderen). Het elektriciteitsverbruik werd aangeleverd door de netbeheerder. Dit resulteert in een indirecte emissie van 1,9 kton CO Globaal resultaat voor stedelijke diensten De hiernavolgende tabel en figuur geven een overzicht van de emissies door de stadsdiensten, opgesplitst in scope1, 2 en 3. Hieruit blijkt dat elektriciteitsverbruik door eigen gebouwen en openbare verlichting de belangrijkste bronnen van CO 2 -emissies zijn. Aangezien de stad Oostende sinds % groene elektriciteit gebruikt voor zijn eigen gebouwen, ontstaat hier reeds sinds 2008 een reductie van 4,6 kton en dus 39% van de totale emissies door stadsdiensten. Ter herinnering, SCOPE1 emissies zijn de emissies door gebruik van fossiele brandstoffen voor verkeer en verwarming van gebouwen, SCOPE2 emissies zijn indirecte emissies door gebruik van elektriciteit door de stadsdiensten en SCOPE3 emissies zijn indirecte emissies, die veroorzaakt worden buiten het grondgebied van Oostende maar die wel kunnen gelinkt worden aan de activiteiten van de stadsdiensten, zoals woon-werkverkeer. Tabel 2.8: CO 2-emissies door stedelijke diensten in Oostende in 2007 in kton CO2 SCOPE 1 SCOPE 2 SCOPE 3 Woon-werkverkeer 0,849 Eigen vloot 0,643 Dienstreizen 0,000 Openbare verlichting 1,872 Energieverbruik door eigen gebouwen 3,190 2,147 TOTAAL 3,832 4,020 0,849 Natuur (emissie/opname) -0,960

37 Pagina 37 van 86 BE Figuur 2.7: CO 2-emissies door stedelijke diensten in Oostende in 2007

38

39 Pagina 39 van 86 BE CO 2 -emissies in het basisjaar 1990 en prognose voor het jaar Methodebeschrijving In dit hoofdstuk worden de CO 2 emissie van de stad Oostende in 1990 ingeschat en wordt een prognose opgesteld van hoe de emissies zouden kunnen evolueren naar 2020 toe. Voor de terugrekening naar 1990 werd de volgende algemene methode gevolgd: Als uitgangspunt werd getracht om de CO 2 -emissie voor 1990 op analoge wijze te berekenen als de nulmeting (2007) voor de verschillende sectoren, op voorwaarde dat de nodige gegevens beschikbaar zijn. Alternatief werden de emissies, zoals ze bepaald werden voor de nulmeting (2007), geëxtrapoleerd naar 1990 aan de hand van geschikte extrapolatiefactoren. Ook de emissiefactor voor elektriciteitsproductie moet aangepast worden op basis van het aandeel productie op basis van fossiele brandstoffen in In de hiernavolgende tabel wordt aangegeven welke methode werd toegepast en welke extrapolatiefactor werd gebruikt, waar relevant.

40

41 Pagina 41 van 86 BE Tabel 3.1 : Overzicht van de gebruikte methodes voor het inschatten van de CO 2-emissies in Oostende in 1990 Broncategorie Algemene methode Extrapolatieparameter Bron Industrie Extrapolatie van verbruik per industriële sector Evolutie van werkelijke verbruiken in Vlaanderen per sector Energiebalans Vlaanderen Huishoudens Extrapolatie van de emissies en het elektriciteitsverbruik Evolutie in totale emissies en elektriciteitsverbruik voor Vlaanderen Evolutie bevolking in Oostende VMM: Lozingen in de lucht Energiebalans Vlaanderen FOD Economie Handel en diensten Extrapolatie van de emissies en het elektriciteitsverbruik Evolutie in totale emissies en elektriciteitsverbruik voor Vlaanderen VMM: Lozingen in de lucht Energiebalans Vlaanderen Transport - Wegverkeer Extrapolatie van totale emissies Evolutie in emissies in Vlaanderen + wijziging verkeer door RMT - Zeevaart Extrapolatie van emissies Evolutie in activiteit in Oostende Evolutie in gemiddelde emissiefactor voor zeevaart in Vlaanderen VMM: Lozingen in de lucht SERV Havencommissie (2007) Emissies: VMM Lozingen in de lucht Activiteit: SERV havencommissie - Off-road Extrapolatie van emissies Evolutie in activiteit in Oostende SERV Havencommissie (2007) - Luchtvaart Overnemen berekende emissies door VMM VMM Lozingen in de lucht - Railverkeer Extrapolatie van emissies Evolutie in activiteit (constant verondersteld) Evolutie in type trein (ook elektrisch) Evolutie in EF voor elektriciteit Landbouw Extrapolatie van emissies Evolutie van emissies in Vlaanderen. Voor energieverbruik per deelsector in de landbouw. VMM Lozingen in de lucht Natuur Zelfde methodologie als voor referentiejaar Gegevens over aantal ha bos in Oostende Stad Oostende

42 Pagina 42 van 86 BE Voor de inschatting van de CO 2 -emissies in 2020 werd een Business as Usual scenario gebruikt. Dit levert een beeld op van de reducties, die met het bestaande beleid al worden gehaald. Hierbij wordt het effect van maatregelen op alle bevoegdheidsdomeinen op de evolutie van de CO 2 -emissies in kaart gebracht (bvb. evolutie CO 2 emissies van elektriciteitsproductie, stijgend aandeel biobrandstoffen in motor-brandstoffen, strengere EPB eisen bij nieuwbouw en grootschalige renovatie ). Voor het uitwerken van een BAU-scenario wordt getracht om voor elke bron de wijziging van de emissiebepalende variabele enerzijds en de emissiefactor anderzijds in te schatten. Dezelfde methodologieën/modellen worden gebruikt als in het referentiescenario, alleen moeten de variabelen bijgeschaald worden. Er wordt uitgegaan van het BAU-scenario, zoals het in het rapport Milieuverkenning 2030 (VMM) wordt voorgesteld, het zogenaamde referentiescenario. In deze studie worden de toekomstige ontwikkelingen voor Vlaanderen met behulp van drie beleidsscenario s met toenemend ambitieniveau in beeld gebracht: Het referentiescenario onderzoekt hoever het huidige milieubeleid reikt en kan dus als het BAUscenario worden meegenomen Het Europa-scenario onderzoekt wat nodig kan zijn om de Europese ambities op vlak van klimaatverandering, luchtkwaliteit en waterkwaliteit op middellange termijn te realiseren. Het visionaire scenario onderzoekt hoe het milieu kan veiliggesteld worden voor huidige en toekomstige generaties Zoals voor het basisjaar 1990, wordt ook hier de emissiefactor voor elektriciteitsproductie aangepast. In het Referentiescenario (Milieuverkenning) wordt geschat dat in 2020, de productie van groene stroom ongeveer 10% zal zijn van het eindverbruik aan elektriciteit in Vlaanderen. Houden we reeds rekening met de productie van groene stroom op het grondgebied van Oostende vandaag (september 2011) dan resulteert dit in een productie van ongeveer 35% van het verwachte verbruik in Oostende in In de hiernavolgende tabel wordt voor elke bron aangegeven welke parameters werden gebruikt voor het inschatten van de emissies in 2020.

43

44 Pagina 44 van 86 BE Tabel 3.2 : Overzicht van de gebruikte methodes voor het inschatten van de CO 2-emissies in Oostende in 2020 Broncategorie Algemene methode Extrapolatieparameter Bron Industrie Extrapolatie van verbruiken per industriële sector Evolutie van verwachte verbruiken per sector in Vlaanderen Huishoudens Extrapolatie van verbruiken per brandstof Evolutie van verbruiken per brandstof in Vlaanderen Handel en diensten Extrapolatie van verbruiken per brandstof Evolutie van verbruiken per brandstof in Vlaanderen Transport - Wegverkeer Extrapolatie van activiteiten en emissiefactoren - Zeevaart Extrapolatie van activiteiten en emissiefactoren Evolutie in activiteiten voor wegverkeer (personen- en vrachtverkeer) Evolutie in gemiddelde emissiefactoren voor wegverkeer Evolutie in activiteiten obv specifieke groeivoeten voor haven Oostende Evolutie (daling) in gemiddelde EF obv gemiddelde vloot in Vlaanderen - Off-road Extrapolatie van activiteiten Evolutie in activiteiten obv specifieke groeivoeten voor haven Oostende - Luchtvaart Extrapolatie van activiteiten en emissiefactoren Activiteit (verbruik) wordt constant verondersteld Geen aanwijzing voor aanpassing in EF - Railverkeer Extrapolatie van activiteiten en EF Activiteit constant verondersteld EF voor elektriciteit aangepast Landbouw Extrapolatie van emissies Evolutie van emissies in Vlaanderen. Voor energieverbruik per deelsector in de landbouw. Natuur Zelfde methodologie als voor referentiejaar Gegevens over aantal ha bos in Oostende Milieuverkenning 2030 Milieuverkenning 2030 Milieuverkenning 2030 Milieuverkenning 2030 MIMOSA-model EMMOSS EMMOSS EMMOSS Kernset Milieudata MIRA-S Kernset Milieudata MIRA-S Stad Oostende

45 Pagina 45 van 86 BE Resultaten inventaris 1990 en Industrie Figuur 3.1 toont de evolutie in de emissies tussen en de prognose naar Hieruit blijkt dat ten opzichte van 1990 vooral de directe emissies sterk zijn gedaald als gevolg van de stopzetting van de meststoffenproductie in Oostende. Niettegenstaande het elektriciteitsverbruik is gestegen is de daling in scope2 emissies te wijten aan een daling van de EF voor elektriciteit. Naar 2020 toe zien we een stijging in scope1 en scope2 emissies, deels te wijten aan het terug stijgen van de emissiefactor voor elektriciteit (oa. door sluiting van de kerncentrales). Figuur 3.1 : Evolutie van de CO 2-emissies in industrie in de periode Scope 2 Scope Huishoudens Tabel 3.3 en Figuur 3.2 tonen de evolutie in de emissies tussen en de prognose naar Emissies evolueren weinig in de sector huishoudens. Milieuverkenning 2030 geeft volgende evolutie aan (naar 2030 toe, wat betekent dat tegen 2020 deze evolutie nog niet volledig van kracht is): Er worden relatief weinig gebouwen per jaar gesloopt. Alle gebouwen uit 2006 die in 2030 nog in gebruik zijn, hebben na een grondige renovatie goed geïsoleerde daken en vensters. Luchtdichtheid en ventilatie verbeteren lichtjes. Er bestaat geen toenemende nood aan mechanische koeling (bijvoorbeeld airconditioning). Voor nieuwbouw gelden de huidige energieprestatie- en binnenklimaatnormen (epb-normen). Alle verwarmingsinstallaties hebben tegen 2030 een zeer hoog rendement, en werken in de eerste plaats op aardgas. Koken gebeurt bijna uitsluitend op gas. In 2030 is er enkel nog efficiënte verlichting (spaar- of buislampen). Alle elektrische apparaten voldoen aan de huidige normen (energielabel).

46 Pagina 46 van 86 BE Er wordt volgens Milieuverkenning op basis van bovenstaande evolutie tegen 2020 een reductie in energieverbruik verondersteld maar gezien de stijging van de emissiefactor voor elektriciteit in 2020 ten opzichte van 2007 (door verandering in de brandstofmix, vooral minder nucleair) zijn de hieraan gekoppelde CO 2 -emissies hoger dan in Tabel 3.3 : Evolutie van de CO 2-emissies in huishoudens in de periode in kton CO 2 in kton CO 2 in kton CO 2 SCOPE 1 SCOPE 2 SCOPE 1 SCOPE 2 SCOPE SCOPE 2 1 Aardgas 65,0 68,5 Stookolie 75,0 50,4 Kolen 2,1 0,9 Propaan/butaan/LPG 0,6 0,3 Hout 0,5 0,7 Elektriciteit 52 52, ,2 TOTAAL 142,8 53,5 143,1 52,2 120,7 61,2 Figuur 3.2 : Evolutie van de CO 2-emissies in huishoudens in de periode Handel en diensten Tabel 3.4 en Figuur 3.3 tonen de evolutie in de emissies tussen en de prognose naar Ook in de sector handel en diensten evolueren de emissies weinig. Gezien de stijging van de emissiefactor voor elektriciteit in 2020 betekent dit wel dat er een reductie van het energieverbruik wordt in rekening gebracht. Tabel 3.4 : Evolutie van de CO 2-emissies in handel en diensten in de periode in kton CO 2 in kton CO 2 in kton CO 2 SCOPE 1 SCOPE 2 SCOPE 1 SCOPE 2 SCOPE 1 SCOPE 2

47 Pagina 47 van 86 BE Aardgas 48,7 44,6 Stookolie 14,6 15,6 Zware stookolie 0,2 0,1 Propaan/butaan/LPG 1,1 0,5 Hout 0,1 0,6 Elektriciteit 75,1 75,1 113, ,1 TOTAAL Figuur 3.3 : Evolutie van de CO 2-emissies in handel en diensten in de periode Transport Tabel 3.5 en Figuur 3.4 tonen de evolutie in de emissies tussen en de prognose naar Tabel 3.5 : Evolutie van de CO 2-emissies in transport in de periode TRANSPORT in kton CO 2 in kton CO 2 in kton CO 2 SCOPE 1 SCOPE 2 SCOPE 1 SCOPE 2 SCOPE 1 SCOPE 2 Wegverkeer - licht verkeer Wegverkeer - zwaar verkeer Wegverkeer - bussen 3 3 Spoorverkeer 0 7, ,9 Zeevaart Luchtvaart TOTAAL In Figuur 3.4 bevatten de emissies door wegverkeer-licht verkeer in 1990 ook zwaar verkeer in bussen omdat dit voor 1990 niet kon opgesplitst worden. Emissies van wegverkeer tonen een stijgende trend van 1990 naar 2007 naar Emissies door zeevaart stijgen weinig naar de toekomst toe.

48 Pagina 48 van 86 BE Figuur 3.4 : Evolutie van de CO 2-emissies in transport in de periode (in 1990 wordt bij wegverkeer geen onderscheid gemaakt in bussen/zwaar/licht verkeer) Totale balans Tabel 3.6 en Figuur 3.5 geven een overzicht van de totale CO 2 -inventaris voor Oostende in 1990, 2007 en een prognose naar Dit is de som van de directe emissies door gebruik van fossiele brandstoffen en CH 4 - en N 2 O-emissies uit de landbouw en de indirecte emissies door gebruik van elektriciteit in de verschillende sectoren. Tabel 3.6 : Evolutie van de CO 2-emissies in Oostende in de periode TOTAAL (scope 1+ scope 2) in kton CO (BAU) Industrie 334,7 180,7 206,1 Energieproductie Huishoudens 196,3 195,4 181,9 Handel en diensten 124,2 139,8 174,5 Transport 138,5 159,2 172,8 Landbouw 9,2 7,6 6,8 TOTAAL ,7 742 Natuur -0,5-1,5-2,3

49 Pagina 49 van 86 BE Figuur 3.5 : Evolutie van de CO 2-emissies in Oostende in de periode Figuur 3.6 : Evolutie van de verhouding van Scope 1 en Scope 2 CO 2-emissies in Oostende in de periode

50 Pagina 50 van 86 BE DEEL 2 ACTIEPLAN DUURZAME ENERGIE 4 ALGEMENE METHODOLOGIE Het algemeen gevolgde stappenplan voor deel 2 wordt in de hiernavolgende figuur schematisch weergegeven. De verschillende stappen uit het stappenplan worden in de aangegeven hoofdstukken in detail toegelicht. Stap 1 ( 7.5) Opmaak van het Actieplan Duurzame Energie INPUT PROCES OUTPUT Resultaten Perceel 1 Evaluatie van deze resultaten Identificatie van belangrijke bronnen van CO2-emissies in Oostende Lijst van belangrijke bronnen 2. Literatuur/expertise rond mogelijk maatregelen Verwerken van literatuur/oplijsten van maatregelen per bron Long-list van maatregelen Long-list van maatregelen / Literatuur / praktijkstudies Multi-criteria analyse Short-list van maatregelen Short-list van maatregelen Gedetailleerde beschrijving van maatregelen volgens criteria Actiefiches VASTLEGGING VAN HET AMBITIENIVEAU Bij niet haalbaar ambitieniveau Selectie van Fiches in samenspraak met opdrachtgever Bundeling van fiches ACTIEPLAN Stap 2 ( 7.6) Inschatten van CO2-emissies in 1990 en 2020 INPUT PROCES OUTPUT SEAP GUIDEBOOK 2. Indicatoren uit Nulmeting Oplijsten van relevante indicatoren en aanvullen van berekeningstool 1. Monitoringtool geïntegreerd in berekeningstool 2. Handleiding en opleiding

51 Pagina 51 van 86 BE Het Actieplan (SEAP - Sustainable Energy Action Plan) Het actieplan moet weerspiegelen welke evolutie werd en kan doorgemaakt worden vanaf 2007 (referentiejaar van de nulmeting en gekozen basisjaar voor SEAP). Om een selectie te maken van acties, mee te nemen in het SEAP voor Oostende, werd een long-list van acties (zowel lopende als nieuwe) geëvalueerd volgens de Multi-criteria analyse (MCA). Deze MCA werd ter beoordeling voorgelegd aan de verschillende leden van de Oostende Climate Initiative Board met o.a. vertegenwoordigers van Stad Oostende, POM West-Vlaanderen, VOKA, NV Greenbridge Incubator & Innovation center, VZW Power-link en Haven Oostende. De beoordeling en van de OCI Board werd meegenomen naar de eigenlijke selectie van acties. 5.1 De Multi Criteria Analyse Bij de beoordeling van de maatregelen houden we rekening met de 4 P s people, planet, prosperity, policy. Naast de kosten en effecten van de maatregelen houden we dus in onze beoordeling ook rekening met volgende criteria, hetzij op een meer kwalitatieve manier: Sociaal-maatschappelijke effecten: het fysiek en geestelijk welzijn van de mensen (people) maar ook een gezonde economische/maatschappelijke ontwikkeling (prosperity), hierbij bekijken we ook mogelijke barrières die de inzet van een maatregel kunnen hinderen of vertragen Andere milieu-impacten (planet): hier kijken we niet alleen naar de impact op de CO2-emissies maar ook op de impact op andere milieucompartimenten zoals bijvoorbeeld luchtkwaliteit, geluidshinder. Tijdsschema: dit criterium richt zich op de (theoretische) tijdsspanne waarbinnen kan verwacht worden dat de maatregel reeds voor een belangrijk aandeel geïmplementeerd is; dit criterium geeft een indicatie van de marktrijpheid van de technologie én van de nood aan belangrijke organisatorische of infrastructuurwerken. Dit alles werd in een beoordelingsinstrument gegoten. Dit instrument bestaat uit fiches, met een beschrijving van de maatregelen volgens de bovenvermelde criteria. De verschillende criteria worden beoordeeld per maatregel volgens het beoordelingskader opgenomen in Tabel 5.1. Op basis van dit beoordelingskader kennen we aan elk criterium een score toe. Niet alle criteria die aan bod komen in de maatregelenfiche kunnen gescoord worden, zoals bijvoorbeeld, het type instrument dat kan gebruikt worden.

52 Pagina 52 van 86 BE Tabel 5.1 : Beoordelingskader gebruikt in de MCA CRITERIUM SCORE Effect <0,5% 0,5%< <1% 1%< <5% 5%< <10% >10% (reductiepotentieel) Tijdsschema na voor 2015 Kosteneffectiviteit >1.000euro/ton 100< <1.000euro/ton 20< <100euro/ton 0< <20euro/ton <0euro/ton Andere milieu-effecten overwegend matig negatief geen significante matig positief overwegend negatief effecten positief Sociaal- Maatschappelijke effecten/barrières overwegend negatief matig negatief geen significante effecten matig positief overwegend positief Er werd in de MCA gekozen om alle criteria even zwaar te laten doorwegen in de eindbeoordeling. Het doel van dergelijke beoordeling met score is om de verschillende maatregelen te kunnen rangschikken op basis van meer dan economische criteria. De scores mogen dus niet als vaste waardes worden beschouwd maar moeten steeds in relatie met de andere scores gebruikt worden. In de fiches worden naast de beoordeling van de bovenvermelde criteria ook ingegaan op: De mogelijke rol van de stad Oostende in de uitvoering van de maatregelen: o Informeren/sensibiliseren: Vanuit een gecoördineerde aanpak informeren en sensibiliseren van betrokken partijen o Faciliteren/begeleiden: De gemeente wijst partners op mogelijkheden die zich binnen dit beleidsterrein voordoen. o Regisseren: Regisseren is sterk verwant met sturen en managen, vanuit een directieve rol of gekarakteriseerd door overleg, onderhandeling en overtuiging. o Het goede voorbeeld: De Stad neemt concrete maatregelen om de burger en het bedrijfsleven te stimuleren om bij te dragen aan het verminderen van de CO2-uitstoot en vervult dus de rol van voorbeeldfunctie. Welk type instrument kan gehanteerd worden om de implementatie van maatregelen te beïnvloeden/stimuleren: o Juridisch: Het gedrag via regels stimuleren (convenanten, contracten, overeenkomsten, vergunningen) en corrigeren (wetgeving). o Economisch: Bepaald gedrag aantrekkelijk of onaantrekkelijk maken met een financiële prikkel (premies, subsidies, taksen, ). o Sociaal : Stimulerend instrument, goed gedrag bevorderen via communicatie, sensibilisatie en kennisoverdracht. In de hiernavolgende tabellen wordt het resultaat van de MCA weergegeven per sector. De uitgebreide fiches en het beoordelingsinstrument wordt als bijlage meegeleverd aan dit rapport. Naast numerieke scores per criterium wordt ook een visuele score meegegeven, gelinkt aan het beoordelingskader in Tabel 5.1.:

53 Pagina 53 van 86 BE Het vergelijken van de beoordeling per criterium 5 Score 5 - meest positieve score binnen zijn categorie 4 Score 4 - matig positieve score 3 Score 3 - meest neutrale score binnen zijn categorie 2 Score 2 - matig negatieve score 1 Score 1 - meest negatieve score binnen zijn categorie TOTAAL SCORE De totaalscores per maatregel worden bekomen door eenvoudige sommering van de scores per criterium. De best gescoorde maatregelen krijgen ook de hoogste score. Alle maatregelen worden in 3 categorieën verdeeld volgens: 3 de 33% maatregelen die best scoren 2 de 33% maatregelen die een gemiddelde score krijgen 1 de 33% maatregelen die slechts scoren

54

55 Pagina 55 van 86 BE Tabel 5.2 : Overzicht van alle maatregelen onderworpen aan een MCA binnen de sectoren energie en industrie EFFECT KOSTEN TIJD ANDERE MILIEU- EFFECTEN SOCIAAL MAATSCH TOTAAL ENERGIESECTOR 1 Onderzoeken mogelijkheden van warmteabsorberend as falt indien dit bij een project van toepas sing kan zijn Overweging aanleg van Duurzame Wegen Ruimtelijke energieplanning: Haalbaarheids studies aanleg van warmtenetten met res twarmte Bekijken potentieel windenergie Duurzaam energieplan - productie van duurzame energie in Oostende, goed voor 50% van het elektriciteitsverbruik Wave energy converter INDUSTRIE Energie-efficiëntie 1 Uitvoeren van energies can Maatregelen ikv benchmark- en auditconvenant Opmaken thermografische foto's van industrieterreinen NA NA NA Workshop pers luchtdetectie + aanbieden detectietoes tellen en parabools ens or NA NA NA Duurzame energie 3 Groepsaankoop van groene energie (gas en elektriciteit) Gezamelijke inkoop van PV panelen Productie van elektriciteit uit restwarmte Efficiënt gebruik van fos siele brands toffen Op zoek naar restwarmte binnen bedrijven (zie warmtenetten EN3) 6 Ins tallatie van bio-wkk, goed voor 50% van de warmtevraag binnen indus trie Overkoepelend 7 BIJzondere voorwaarden voor nieuwe bedrijventerreinen/duurzame bedrijventerreinen 3 NA NA NA = geen informatie beschikbaar; grijs gemarkeerd = inschatting op basis van expertise ipv kosteneffectiviteit

56 Pagina 56 van 86 BE Tabel 5.3 : Overzicht van alle maatregelen onderworpen aan een MCA binnen de sectoren huishoudens en handel en diensten TYPE ACTIES EFFECT KOSTEN TIJD ANDERE MILIEU- EFFECTEN SOCIAAL MAATSCH TOTAAL HUISHOUDENS / HANDEL EN DIENSTEN (Tertiaire sector) Energie-efficiëntie 1 Vervroegd opleggen van energieneutrale nieuwbouw gezinswoningen Renovatie van bes taande woningen ikv energie-efficiëntie gezins woningen Aans chaf energiezuinige apparaten/gedragsverandering Uitvoeren van energiescan groepsaankoop dakisolatie sluiten van winkeldeuren Vervroegd invoeren van vers trengde EPB-eis en voor gebouwen in tertiaire sector Duurzame energie 8 Investeren in hernieuwbare energie (PV, 20% van totaalverbruik) Opstarten van voorbeeldprojecten (passieve woonwijken, corporatiewoningen,...) Groepsaankoop van groene energie (gas en elektriciteit) Bijmenging van biogas in het aardgas netwerk (50%) Overkoepelend Aanbieden van warmtefoto's van de gemeente om inwoners bewust te maken van verbruik Communicatiecampagne 12 Convenanten met inwoners (beter doen dan Europa oplegt) Investeringscalculator aanbieden (online) NA = geen informatie beschikbaar; grijs gemarkeerd = inschatting op basis van expertise ipv kosteneffectiviteit

57 Pagina 57 van 86 BE Tabel 5.4 : Overzicht van alle maatregelen onderworpen aan een MCA binnen de sectoren transport en stadsdiensten EFFECT KOSTEN TIJD ANDERE MILIEU- EFFECTEN SOCIAAL MAATSCH TOTAAL TRANSPORT Algemeen 1 Duurzaam energiebeleid in Haven Oostende / Oostende Green Port Infrastructuur 2 Realisatie van 1 aardgasvulpunt Realisatie van elektrische oplaadpunten Forse impuls voor ontwikkelen van fietsvoorzieningen Walstroom voorziening Voertuigen 7 Stimuleren van bedrijven om wagenpark te vergroenen NA NA NA 6 Daling emissies havenmachines door reductie idling en elektrificering van machines Herbekijken van het verkeers- en informatiesysteem in de haven Mobiliteit in de Stad 9 Grotere verkeersvrije zones in de binnenstad Milieuzonering obv CO2-uitstoot Parkings aan rand van de stad Parkeertarieven differentiëren obv CO2-uitstoot Investeren in duurzaam openbaar vervoer (groengas) Afspraken tss gemeente en werknemers over duurzaam woon-werkverkeer STADSDIENSTEN, -GEBOUWEN EN VOORZIENINGEN 1 Milieuzorg in het onderwijs NA NA NA 2 Opzetten en uitdragen Oostende Climate Initiative NA NA NA 3 Energieneutrale overheid: het goede voorbeeld gebouwen en voorzieningen Energieneutrale overheid: het goede voorbeeld vergroening van het eigen wagenpark Energieneutrale overheid: het goede voorbeeld openbare verlichting Energieneutrale overheid: het goede voorbeeld installeren van PV-panelen (30% van verbruik) Monitoring energieverbruik, emissies Energieneutrale overheid: het goede voorbeeld aankoop groene stroom (rest van verbruik = 50%)

58 Pagina 58 van 86 BE De resultaten van de MCA moeten als volgt geïnterpreteerd worden: De beoordeling per criterium is sector overkoepelend, dit betekent per criterium een rankschikking kan gebeuren van de beste maatregelen over de sectoren heen; Het criterium effect moet met de nodige voorzichtigheid worden bekeken, omdat het effect uiteraard afhangt van de graad waarin de maatregel wordt geïmplementeerd (bijv. als we veronderstellen dat 10% van de energievraag in Oostende duurzaam wordt geproduceerd heeft dat uiteraard een groter effect dat dan er slechts 5% duurzaam wordt geproduceerd; Bij de berekening van kosteneffectiviteit en reductiepotentieel werd geen specifieke volgorde van de maatregelen voor ogen gehouden, dit betekent dat effecten en kosten niet optelbaar zijn omdat sommige maatregelen afhankelijk zijn van elkaar Bij de totaalscore zijn het dus de groen gemarkeerde maatregelen, die over de criteria heen, als beste scoren De resultaten van de MCA werden voorgelegd aan de OCI Board. Hierbij werd door elk van de leden een individuele score (1: maatregel wordt ondersteund; 2: geen mening; 3: maatregel lijkt minder geschikt) gegeven bovenop de MCA. Zodoende werd de draagvlakvorming van de verschillende maatregelen beter in kaart gebracht. Op basis hiervan werd een selectie gemaakt van maatregelen, die werden meegenomen in het actieplan. Een beschrijving van deze geselecteerde maatregelen wordt gegeven in het hiernavolgende hoofdstuk. 5.2 Opmaken van een actieplan In tegenstelling tot de berekening van effect en kosteneffectiviteit voor de MCA, waarbij de verschillende maatregelen in de long-list niet altijd cumuleerbaar waren en de volgorde van de maatregelen niet in rekening werd gebracht, werd dit wel gedaan bij de opstelling van het actieplan en de inschatting van het reductiepotentieel en de kosten. Het reductiepotentieel wordt bepaald ten opzichte van de emissies in 1990 en Het reductiepotentieel wordt ook telkens bepaald ten opzichte van de emissies in Rekening houdend met het SEAP-sjabloon, worden de acties onderverdeeld in volgende groepen: Gebouwen, uitrusting/voorzieningen en bedrijven Vervoer Elektriciteitsproductie in uw stad of gemeente Stadsverwarming / -koeling, WKK Ruimtelijke ordening Overheidsaankopen van producten of diensten Betrokkenheid van burgers en belanghebbenden Overige sectoren In de volgende paragrafen geven wij dus per groep aan welke maatregelen zullen meegenomen worden in het actieplan van Oostende, met een korte beschrijving van de maatregel. Hierbij wordt de emissiereductie door implementatie van de maatregel meegegeven. Waar mogelijk wordt ook de terugverdientijd vermeld. Deze geeft slechts een indicatie en is berekend op basis van de verhouding van de investeringskost en de

59 Pagina 59 van 86 BE jaarlijkse baten meestal door verlaging in de energiefactuur. Eventuele subsidies en belastingaftrek wordt niet in rekening gebracht wegens te grote onzekerheid hieromtrent in de toekomst Gebouwen, uitrusting/voorzieningen en bedrijven Overkoepelende maatregelen Aankoop van groene stroom door industrie, huishoudens en sector handel en diensten Beschrijving De aankoop van groene stroom is een manier om de productie van duurzame elektriciteit te stimuleren. In Figuur 5.1 wordt het verloop van het aandeel van groene contracten in Vlaanderen (waarbij de percentages zijn afgerond) weergegeven (op basis van informatie van VREG). Figuur 5.1 : Verloop van de (afgeronde) aandelen van groen contracten in Vlaanderen (op basis van VREG, 2012) Uit Figuur 5.1 blijkt dat dit aandeel tussen 2007 en 2012 gestegen is van ongeveer 2% naar ongeveer 18%. Deze figuur geeft slechts een indicatie en is opgemaakt op basis van een figuur van VREG met maandelijkse aandelen tussen 2007 en Op basis van 3 leveranciers van elektriciteit in Oostende (Electrabel, Belpower en EFD-Luminus), kunnen we het aandeel van groene stroom in de totale leveringen in 2010 inschatten op 18% voor huishoudens, 23% voor handel en diensten en 52% voor industrie (inclusief ETS). In deze maatregel berekenen we tegen 2020 een aandeel van respectievelijk 25%, 30% en 60% voor huishoudens, handel en diensten en industrie. Reductie De totale reductie door de aankoop van groene stroom van respectievelijk 25%, 30% en 60% voor huishoudens, handel en diensten en industrie resulteert in ongeveer 75 kton CO 2. Het betreft hier een reductie van indirecte emissie doordat deze elektriciteit wordt opgewekt op basis van een hernieuwbare energiebron in plaats van een gemiddelde energiemix (met een CO2-emissiefactor van 123,5 kton/pj in 2020)

60 Pagina 60 van 86 BE Tabel 5.5 : Overzicht van totaal verbruik, aandeel groene stroom en emissiereductie door de aankoop van groene stroom in plaats van grijze stroom in Oostende Sector Totaal verbruik 2020 (MWh) Aandeel groen 2020 Emissiereductie (ton CO2) Aankoop groen (MWh) Huishoudens % Handel en diensten % Industrie (niet-ets) % Kost Aan de aankoop van groene stroom in de plaats van grijze stroom worden geen kosten toegekend omdat vandaag de contracten voor groene stroom niet duurder zijn Gemeentelijke gebouwen en uitrusting/voorzieningen Energiezuinige/energieneutrale stedelijke gebouwen Beschrijving Deze maatregel situeert zich in het streven naar een energieneutrale overheid. Met deze maatregel geeft de stad zelf het goede voorbeeld en draagt dit ook uit. Het concept wordt doorgedreven op vlak van renovatie en nieuwbouw van gemeentelijke gebouwen en openbare voorzieningen (bv ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, sporthallen, stadhuizen, culturele centra, administratieve centra, bibliotheken.). Recent werd een proces opgestart, in samenwerking met EOS, teneinde te komen tot het afsluiten van EnergiePerformantieContracten (EPC) voor een pakket van stadsgebouwen. EPC s worden afgesloten voor grotere energiebesparingsprojecten met meerdere parallelle maatregelen zowel op het vlak van de installaties (HVAC, relighting) als de gebouwschil (isolatie, zonwerende folie) voor één of meerdere gebouwen. Het gaat om totaalprojecten die studie, investering, onderhoud en de financiering omvatten met een bepaalde resultaatgarantie. Een EPC maakt gebruik van derdepartijfinanciering waarbij de terugbetaling gebeurt vanuit de jaarlijkse besparing. In de maatregel hier trekken we het afsluiten van EPC s door naar alle stadsgebouwen. Een mogelijke emissiereductie en daaraan gekoppelde kost is moeilijk in te schatten daar deze sterk afhankelijk zijn van het type gebouw, het huidig verbruik, de huidige installatie, gebouwenschil, enzovoort. In een studie van Grontmij (2010) over de haalbaarheid van het verstrengen van de EPB-eisen voor kantoorgebouwen worden een 20-tal voorbeelden gegeven van hoe zowel aardgas- als elektriciteitsverbruik kunnen worden gereduceerd. Het installeren van een warmtepomp is hierbij dé maatregel om het aardgasverbruik op nul te brengen, waarvoor meerkosten variëren tussen en euro. Het installeren van een warmtepomp kan echter leiden tot een stijging van het elektriciteitsverbruik. Maatregelen, die worden aangegeven om het elektriciteitsverbruik te doen dalen zijn o.a. automatische verlichting, aanwezigheidsdetectie, installeren van lagere vermogens voor verlichting, toerentalregeling op ventilatoren, pompen. Gemiddeld kon op basis van de kosten per eenheid daling van het E-peil per m² en de oppervlakte van de gebouwen een kost van euro berekend worden voor gebouwen met een gemiddeld verbruik

61 Pagina 61 van 86 BE van ongeveer kwh aardgas en kwh elektriciteit om het E-peil met 30 te verminderen. Dit komt ongeveer overeen met een reductie van 100% van de emissies van fossiele brandstoffen en 20% van het elektriciteitsverbruik (deze is echter moeilijk in te schatten). Met deze maatregel gaan we ervan uit dat alle gemeentelijke gebouwen worden aangepakt. Reductie De reductie wordt dus berekend als 100% van het aardgasverbruik (3.190 ton) en 20% van het elektriciteitsverbruik (590 ton). Kost De kost wordt ingeschat door het totaalverbruik van de gemeentelijke gebouwen te delen door de gemiddelde verbruiken, aangegeven in de Grontmij (2010) studie. Dit komt neer op een 60-tal gebouwen waarop de prijs van euro nodig voor renovatie kan toegepast worden. Let wel dat deze berekening van het aantal gebouwen louter indicatief is om te komen tot een aantal gebouwen qua verbruik vergelijkbaar met die uit de haalbaarheidsstudie (Grontmij, 2012). Dit komt dus neer op een totale investeringskost van ongeveer 8 miljoen euro. Jaarlijks zou dit wel een energiebesparing opleveren van euro (hierbij werd geen rekening gehouden met de reductie van 20% elektriciteitsverbruik omdat dit te onzeker is) en dus een terugverdientijd van ongeveer 13,5 jaar Energieneutrale overheid: het goede voorbeeld installeren van PV-panelen (resterend verbruik) Beschrijving Om de emissies door elektriciteitsverbruik naar beneden te halen kan de elektriciteit lokaal duurzaam geproduceerd worden. Een mogelijke maatregel om hiertoe te komen is het installeren van PV-panelen. We nemen aan dat op basis van PV-panelen, in de toekomst 10% van het elektriciteitsverbruik in de eigen gebouwen kan geproduceerd worden. Reductie De reductie wordt dus berekend als 10% van het elektriciteitsverbruik (236 ton). Kost De kost wordt ingeschat door volgende berekening: Op te wekken elektriciteit : 530 MWh Gemiddelde opbrengst van zonnepanelen: 850 kwh/kwp Gemiddelde kostprijs van 2,43 euro/wp Dit komt neer op een totale investeringskost van ongeveer 1,5 miljoen euro. Deze investering brengt wel jaarlijks ongeveer euro door vermindering in de elektriciteitsfactuur. Zonder rekening te houden met de opbrengst van groenestroomcertificaten en eventuele stijging van de elektriciteitsprijzen, betekent dit een terugverdientijd van 15 jaar.

62 Pagina 62 van 86 BE Energieneutrale overheid: Aankoop van groene stroom Beschrijving De stad Oostende koopt sinds 2008 voor het eigen elektriciteitsverbruik 100% groene stroom aan. In principe worden zo de ton indirecte emissies door elektriciteitsverbruik reeds tot nul gereduceerd. Rekening houdend met de hierboven vermelde maatregelen berekenen we het reductiepotentieel op de resterende indirecte emissies. Reductie De reductie wordt dus berekend als 100% van het elektriciteitsverbruik (2.124 ton). Kost Er zijn geen extra kosten verbonden aan de aankoop van groene stroom. Er zijn reeds leveranciers die een vergelijkbare prijs aanbieden ten opzichte van grijze stroom Tertiaire (niet-gemeentelijke) gebouwen en uitrusting/voorzieningen Sluiten van openstaande winkeldeuren Beschrijving Door openstaande winkeldeuren wordt in de winter de buitenlucht letterlijk verwarmd. Door het voorzien van een luchtgordijn, of beter nog, een sas, kan op vrij eenvoudige wijze een energiebesparing doorgevoerd worden. Bij winkels en winkelketens is het uitvoeren van een tourniket of sas via twee verschillende schuifdeuren van toepassing. Het uitvoeren van een enkele schuifdeur is minder effectief maar kan reeds een reductie van 40 tot 85 % betekenen. Per openstaande winkeldeur van 3 op 2 meter gaat zo'n kwh verloren op jaarbasis. Er werd rekening gehouden met ongeveer 75 winkels in 2 straten in Oostende (Kapellestraat en Torhoutsesteenweg). Reductie De reductie wordt berekend op basis van een vermindering van het aardgasverbruik van kwh per winkel op jaarbasis en dat voor 75 winkels (1.048 ton). Kost De kosten van een handbediende viervleugelige draaideur met een inwendige diameter van twee meter bedragen ongeveer euro. De kosten van een tochtsluis met twee enkelvleugelige automatische schuifdeurmechanieken inclusief twee puidelen en twee verbindingspuien zijn ongeveer euro. Dit komt dus neer op een totale investeringskost van ongeveer euro maar een jaarlijkse besparing op de energiefactuur van ongeveer euro. Dit komt neer op een terugverdientijd van ongeveer 2 jaar.

63 Pagina 63 van 86 BE Woningen Voor het reduceren van emissies bij woningen werden in de MCA verschillende maatregelen opgenomen, die elkaar kunnen overlappen. In het actieplan wordt voorzien dat elke eigenaar kan deelnemen aan één van de acties. Voor de berekening van de reducties en kosten wordt een aanname gedaan over welk aandeel van de eigenaars zal deelnemen aan welke actie. We gaan ervan uit dat om tot een belangrijke reductie te komen er gezinnen ingrijpende maatregelen moeten nemen om hun energieverbruik te reduceren Groepsaankoop dakisolatie Beschrijving Deze maatregel is nodig om aan het referentiescenario te voldoen (deze maatregel is eigenlijk de uitvoering van geldende wetgeving). In het referentiescenario worden alle daken van woningen van voor 2006 geïsoleerd tegen Door groepsaankopen te organiseren, wordt het voor de bevolking makkelijker om actie te ondernemen. Volgens het referentiescenario moeten echter alle daken geïsoleerd zijn tegen Reductie Het aanbrengen van dakisolatie heeft een reductiepotentieel van ongeveer 30% van het energieverbruik van de woning. Dit reductiepotentieel is echter al meegenomen in de referentiesituatie en mag hier dus niet meer in rekening worden gebracht. Het isoleren van woningen zou een reductie kunnen betekenen van ongeveer 22 kton (deze daling is dus al zichtbaar in het referentiescenario (121 kton in 2020 tov 140 kton in 2007). Kost Het isoleren van daken vraagt een investering van ongeveer 29 miljoen euro. Jaarlijks kan wel ongeveer 4,5 miljoen euro bespaard worden op de energiefactuur bij deze gezinnen Uitvoeren energiescan Beschrijving Verstrekken van advies rond energiebesparing in particulieren woningen door een energiedeskundige aan de particulieren in Oostende. De maatregel houdt ook het installeren van een spaarpakket in ter waarde van 20 euro (bijv. buisisolatie, radiatorfolie, spaarlampen, spaardouchekop, schakeldozen, verwarming een graadje minder zetten, goed sluiten van deuren,...). Deze maatregel richt zich dus op kleine, laagdrempelige maatregelen. Reductie In de periode werden scans uitgevoerd. We nemen aan dat er in de periode telkens 500 scans per jaar worden uitgevoerd. Op basis van ervaring met de uitgevoerde scans wordt de CO 2 -reductie per woning waar een scan werd uitgevoerd ingeschat op 0,454 ton directe en 0,617 ton indirecte emissies. Voor een totaal van scans wordt dus een emissiereductie ingeschat van ton directe emissies en ton indirecte emissies.

64 Pagina 64 van 86 BE Kost De financiering voor de uitvoering van deze energiescans komt van EOS/EANDIS en bedraagt ongeveer 280 euro per scan. Voor een totaal van 6000 scans betekent dit dus een investering van ongeveer 1,7 miljoen euro. De bewoners/eigenaars die de tips van de energiescan opvolgen, kunnen rekenen op een jaarlijkse besparing van ongeveer 320 euro door een lager energieverbruik (totaal van 1,9 miljoen euro per jaar voor 6000 woningen). De terugverdientijd is minder dan een jaar Stimuleren van renovatie van bestaande woningen ikv energie-efficiëntie door het aanbieden van groene leningen Beschrijving De regelgeving rond E-peilen voor bestaande woningen kan verstrengd worden (vervroegd traject ten opzichte van Europese regelgeving) om het energieverbruik van bestaande woningen te reduceren. De hier in rekening gebrachte maatregel wil private huishoudens aanmoedigen om te investeren in een energiebesparende renovatie van hun woning door het aanbieden van groene leningen. Deze renovatie moet dus verder gaan dan dakisolatie (omdat dit reeds in het referentiescenario 2020 zit vervat). Reductie Een inschatting van het reductiepotentieel is gebaseerd op de reeds bestaande actie getrokken door AG EOS, waarbij goedkope leningen worden verstrekt sinds 2008 aan particulieren in Oostende. In een periode van 3 jaar werden daar ongeveer 865 contracten voor groene leningen in het kader van renovatie afgesloten, dus ongeveer 288 per jaar, waar een energiebesparing van ongeveer kwh per woning per jaar werd vastgesteld. Mogelijke renovatie-ingrepen die hierbij worden gedaan zijn isoleren van vloeren, muren, vervanging van enkele/dubbele beglazing door HR-glas, plaatsen van een condensatieketel, thermostatische radiatorkranen,... In Oostende zijn ongeveer woningen ouder dan 30 jaar. We nemen aan dat er ongeveer 200 woningen per jaar worden aangepakt en in totaal ongeveer in de periode Dit zou een reductie betekenen in 2020 van ongeveer ton CO 2. Kost De jaarlijkse investering door Stad Oostende en EOS als werkingskosten wordt op euro geschat. Over een periode van 13 jaar ( ) zou dit dan euro betekenen Convenanten met inwoners Beschrijving Met het afsluiten van convenanten met inwoners met als doel om beter te doen dan Europa, willen we streven naar een tal huurders/eigenaars die hun energieverbruik met 40% doen dalen door het nemen van maatregelen. Het betreft hier andere gezinnen dan deze die gebruik maken van een groene lening. Bovendien mikken we met deze maatregel op een gemotiveerd publiek, die naast het streven naar een lagere energiefactuur ook het belang inziet van een verlaging van de CO 2 -uitstoot en daarvoor bereid is een investering te doen. De maatregel gaat verder dan een renovatie op basis van een groene lening.

65 Pagina 65 van 86 BE Reductie Een reductie van 40% in aardgasverbruik en in elektriciteitsverbruik bij woningen levert een reductie op van ton directe en ton indirecte emissies. Kost Een kost hieraan verbonden zijn in principe voor stad Oostende enkel werkingskosten voor het opzetten van een systeem om convenanten af te sluiten met de inwoners. Deze is echter in het kader van deze studie niet gekwantificeerd Openbare verlichting Energieneutrale overheid: het goede voorbeeld openbare verlichting Beschrijving Een cultuurverandering treedt op binnen de stad naar een energieneutrale overheid, de stad geeft het goede voorbeeld en draagt dat ook uit. Het concept wordt doorgedreven op vlak van openbare verlichting. In eerste instantie is onderzoek nodig naar de mogelijkheden voor het realiseren van energiebesparing bij openbare verlichting, waar mogelijk wordt LED-verlichting toegepast, niet alle verlichting brandt overal tegelijkertijd, dimmen van lichten of de best beschikbare technieken naar energie-efficiënte verlichting worden onderzocht en toegepast. Het aspect veiligheid blijft wel primeren. De Stad stelt een lichtplan als leidraad op met energie-efficiënte verlichtingsmaatregelen en neemt het energiezuinig lichtaspect op in zijn aanbestedingen voor infrastructuurprojecten. Reductie Verscheidene steden hebben een energiebesparing op verlichting vooropgesteld van 20% (bvb Gent, Amstelveen,...). Het is niet mogelijk om op voorhand te bepalen welke lichtbron het best geschikt is voor een specifieke straat of een bepaald plein, elke situatie vraagt om een aparte benadering. Als voorbeeld werd uitgegaan van de vervangingen in Gent. Daar werden lampen vervangen door LED, dit leverde een besparing van kwh/jaar of een CO 2 -besparing van 0,05 ton per jaar en per lamp. Op basis van de verhouding van de lengte van het verharde gemeentelijk wegennet in Oostende ten opzichte van Gent, stellen we een vervanging van ongeveer lampen voor in Oostende. Dit levert een CO 2 -reductie van 408 ton indirecte emissies. Kost Rekening houdend met een investeringskost van ongeveer 145 euro/lamp, schatten we de totale investeringskosten op ongeveer euro en euro jaarlijkse werkingskosten. Jaarlijks wordt er ongeveer euro uitgespaard op de elektriciteitsfactuur. Dit resulteert in een terugverdientijd van ongeveer 7 jaar.

66 Pagina 66 van 86 BE Bedrijven (met uitzondering van bedrijven die onder de EU-regeling voor de handel in emissierechten (ETS) vallen & het mkb) Uitvoeren van energiescan Beschrijving Het uitvoeren van een energiescan geeft het bedrijf een duidelijk beeld van waar de prioriteiten dienen te liggen wanneer er beslist wordt om het energieverbruik aan te pakken (en van wat er haalbaar kan zijn). Door het uitvoeren van een energiescan kan ook restwarmte opgespoord worden binnen verschillende bedrijven. Het effect hiervan werd meegenomen in de maatregel haalbaarheidsstudie warmtenetten. Reductie De energiekoffer van bv. het bedrijf DTPlan brengt de status van de actuele energieconsumptie van industriële processen in kaart via monitoring. Op basis hiervan kan advies worden gevormd omtrent energiebeheer en energiereducerende acties in de process flow. Door het energieverbruik toe te wijzen op machineniveau kan de totale product- of process flow geoptimaliseerd worden en kan een efficiëntere energiekost per product toegewezen worden. Het reductiepotentieel is afhankelijk van bedrijf tot bedrijf, maar de literatuur geeft aan dat er minimum een jaarlijkse energie-efficiëntieverbetering van 1% mogelijk is. Om overschatting te vermijden, houden we rekening met een energie-efficiëntieverbetering van 5% tegen 2020 bij de bedrijven die een doorlichting laten doen. De energiebesparing is berekend op 5% van de helft van de totale industriële emissies in Oostende (we nemen dus dat 50% van de bedrijven een scan laten uitvoeren, een 150-tal bedrijven). Voor een totaal van 150 scans wordt dan een emissiereductie ingeschat van 790 ton directe emissies en 1120 ton indirecte emissies. Kost Het Agentschap Ondernemen ontwikkelde een energiescan', toegespitst op de typische energieverbruikers binnen KMO's, deze scan is volledig gratis. Geavanceerde monitoring kan bv via de energiekoffer van DTPlan, de aankoop varieert naargelang het aantal meetpunten maar wordt ruw geschat op tot euro. Er kan ook een eenmalige meting worden uitgevoerd, waarbij de installatie wordt gehuurd aan 700 tot 800 euro/week. We rekenen algemeen een kost van 1000 euro per scan, dus euro. Jaarlijks wordt de energiebesparing op euro geschat Installeren van bio-wkk s in bedrijven Beschrijving Warmtekrachtkoppeling (WKK) is een verzamelnaam voor vele verschillende technologieën waarbij warmte en mechanische energie gelijktijdig worden opgewekt in hetzelfde proces. Meestal wordt de mechanische energie rechtstreeks omgezet naar elektrische energie, maar het is ook mogelijk dat deze rechtstreeks gebruikt wordt in een bedrijf. In Vlaanderen zijn de meeste WKK s gebaseerd op interne verbrandingsmotoren. Voor installaties in de industrie, met veel grotere vermogens, zijn dit meestal stoom- of gasturbines.

67 Pagina 67 van 86 BE Afzonderlijk bekeken is de productie van warmte en elektriciteit in een WKK niet zo efficiënt. Pas wanneer we ze samen bekijken en vergelijken met een standaardsituatie, zien we dat er met een WKK veel energie bespaard kan worden. De volgende figuur verduidelijkt het principe. Aan de linkerkant ziet u de WKK. Als we bijvoorbeeld 100 kwh brandstof invoeren zal de WKK in het voorbeeld 35 kwh elektriciteit en 50 kwh warmte produceren. In totaal wordt dus 85 kwh aan nuttige energie geproduceerd op basis van 100 kwh brandstof. Er is een verlies van 15 kwh. Aan de rechterkant van de figuur wordt de standaardsituatie van de gescheiden opwekking getoond. We gaan er van uit dat de elektriciteit van het net wordt afgenomen en dat de warmte geproduceerd wordt in een klassieke boiler. Om dezelfde hoeveelheid energie (35 kwh elektriciteit en 50 kwh brandstof) te produceren is 126 kwh brandstof nodig. In dit voorbeeld wordt bij de gescheiden opwekking van energie 26 kwh meer verloren dan bij opwekking in de WKK. De vergelijking van deze twee situaties leert ons dat de WKK minder brandstof nodig heeft om dezelfde energie op te wekken en dus efficiënter is dan de gescheiden opwekking. Met deze maatregel gaan we ervan uit dat 50% van de energievraag in de industrie (niet-ets) in Oostende ingevuld wordt door gebruik van een bio-wkk. Reductie Aan de verbranding van biomassa wordt geen directe CO 2 -emissies toegekend omdat het hier om hernieuwbare energie gaat. Indirecte CO 2 -emissies dalen door te veronderstellen dat alle door de WKK geproduceerde elektriciteit ook kan verbruikt worden binnen de industrie. Met deze aannames schatten we een reductiepotentieel in van ton directe en ton indirecte emissies. Kost Om een inschatting te maken van de kostprijs, houden we rekening met een kostprijs van euro voor een 1MWe-installatie. Dit betekent dat er ongeveer 10 moeten worden geïnstalleerd om aan 50% van de energievraag te voldoen en dus een investering van ongeveer 9 miljoen euro. De jaarlijkse vermindering op de energiefactuur kan ingeschat worden op 5 miljoen euro bij alle bedrijven samen. De kosteneffectiviteit en terugverdientijd van een WKK is uiteraard erg bedrijfsafhankelijk. De haalbaarheid van een WKK moet daarom ook individueel per bedrijf geanalyseerd worden. Uit een studie van ARCADIS (2012) bij 11 bedrijven in de regio haven Gent werden terugverdientijden tussen 1 en 75 jaar berekend. Bij 6 van de 11

68 Pagina 68 van 86 BE bedrijven was de terugverdientijd lager dan 3 jaar. Het installeren van een WKK is dus niet voor elk bedrijf kosteneffectief Bijzondere voorwaarden voor nieuwe bedrijventerreinen Beschrijving Bij de aanleg/invulling van nieuwe bedrijventerreinen kan bedrijventerreinneutraliteit opgelegd worden. Deze maatregel gaat verder dan wat vandaag verstaan wordt onder 'CO 2 -neutrale bedrijventerreinen' maar streeft ook naar neutraliteit wat betreft gebruik van fossiele brandstoffen en niet enkel elektriciteit. Reductie De eis dat een bedrijventerrein volledig in eigen energievoorziening voorziet levert zowel een directe als indirecte emissiereductie op. Er werd uitgegaan van het wegvallen van een voorziene toename in energieverbruik door groei van de industrie in het algemeen. Wanneer we geen rekening houden met de emissies van ETS-bedrijven kunnen we de stijging van de emissies door een economische groei inschatten op ongeveer ton directe en ton indirecte emissies. Dit is dan ook de emissiereductie die we in rekening brengen door deze maatregel. Kost De kost van dergelijke maatregel is moeilijk in te schatten omdat er onvoldoende voorbeelden zijn Vervoer Wagenpark van de stad of gemeente Vergroening van het eigen wagenpark Beschrijving Een cultuurverandering treedt op binnen de stad naar een energieneutrale overheid, de stad geeft het goede voorbeeld en draagt dat ook uit. Innovatie rond efficiëntieverbeteringen van voertuigen (aankoop van elektrische wagens of wagens op aardgas/groen gas, gebruik van nieuwe brandstoffen zoals biodiesel en bio-ethanol, huisvuilwagen op aardgas/groen gas,...). Het is belangrijk deze alternatieve brandstoffen of technologieën een kans te geven in het eigen wagenpark, zodoende de techniek te ondersteunen en het goede voorbeeld te geven naar de bevolking. De Stad neemt het initiatief om efficiëntere voertuigen aan te kopen. Een wagenparkscan kan worden uitgevoerd om de impact van het wagenpark op de CO 2 -uitstoot van de Stad na te gaan en te verbeteren. Reductie CO 2 -reductie wordt bekomen door een besparing op fossiele brandstoffen en een switch naar een alternatieve brandstof/techniek. We veronderstellen: Reductiepotentieel van aardgas tav dieselwagens: 20% (bron: TR1) Reductiepotentieel van elektrische wagens tav conventionele wagens: 82% (bron: TR2)

69 Pagina 69 van 86 BE Bij deze simulatie zijn we uitgegaan van vervanging van 20 wagens, waarvan 10 naar CNG en 10 naar elektriciteit. Op die manier wordt een reductie van ongeveer 20 ton directe emissies ingeschat. Kost De levensduur van personenwagens van de Stad zijn op 6 jaar gezet en aantal afgelegde km per personenwagen per jaar: km/jaar. (bron: Rijksuniversiteit Groningen (2004)). Bij deze simulatie zijn we uitgegaan van vervanging van 20 wagens, waarvan 10 naar CNG (meerkost van 1000 euro/wagen) en 10 naar elektriciteit (meerkost van euro/wagen). De kostprijs van een aardgasvulpunt of laadpalen werd hier niet in rekening gebracht maar worden in individuele maatregelen verwerkt. Rekening houdend met de meerkost enerzijds en de lagere brandstofkost anderzijds wordt voor een wagen op aardgas, respectievelijk elektriciteit een kosteneffectiviteit van 78 euro/ton en 961 euro/ton berekend. Het verschil in aankoopprijs en maandelijkse verbruikskosten volgens aandrijftype en jaarlijks gereden km worden in Figuur 5.2 weergegeven (bron: FEBIAC, 2011a). Puur naar verbruik toe is een EV duidelijk voordeliger. Figuur 5.2 : Aankoopprijs en maandelijkse verbruikskosten volgens aandrijftype en jaarlijks gereden km (FEBIAC, 2011a) Op basis van de Total Ownership Cost (TOC), waarbij ook rekening wordt gehouden met: Aanschafprijs en restwaarde Energie- of brandstofgebruik Verzekering en pechverhelping Onderhoud en herstellingen Verkeersbelasting en belasting op inverkeersstelling Subsidies en andere overheidsincentives blijkt dat een elektrisch voertuig maandelijks 76 euro goedkoper is dan het conventioneel voertuig (vergelijkbaar qua type en grootte) (The New Drive, 2012, persoonlijke communicatie).

70 Pagina 70 van 86 BE Openbaar vervoer Investeren in bussen op groengas Beschrijving Met deze maatregel wordt ervan uitgegaan dat 10 conventionele bussen worden vervangen door bussen op groengas en dat die de volledige stadsdienst kunnen bedienen. Reductie Voor groengas wordt geen emissies verondersteld, waardoor een reductie van ongeveer ton CO 2 kan bereikt worden (cf. de ingeschatte emissies op basis van verbruik in 2007). Kost Voor een investering in bussen op groengas mag een meerprijs van euro in rekening worden gebracht. Dit betekent een totale extra investering van euro voor de vervanging van 10 bussen. Voor biogas wordt echter een hogere prijs ingeschat dan voor diesel (1,01 euro/km t.o.v. 0,92 euro/km) Particulier en commercieel vervoer Realisatie van elektrische oplaadpunten Beschrijving Met deze maatregel kan Oostende meehelpen de elektrische laadinfrastructuur uit te bouwen, zodoende voorloper te zijn in introductie van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen. Reductie Deze maatregel leidt ertoe dat het aantal gereden kilometer met conventionele brandstoffen op het grondgebied Oostende gereduceerd zal worden. We gaan ervan uit dat 1/5de van de voertuigkm van de wagens die opladen bij een van de laadpunten in Oostende op het grondgebied van Oostende worden afgelegd: - Voertuigkilometer Oostende: vkm/jaar (bron: NIS 2005) - Aantal voertuigen in Oostende: (bron: - Energiegebruik elektrische auto: 0,15kWh/km (bron: Nissan Leaf) - Emissies verkeer Oostende: kg CO2 (bron: VMM 2007) Een jaarlijkse reductie van 85 ton CO 2 bij het plaatsen van 100 laadpalen kan zodoende gerealiseerd worden. Kost Enkel de investeringskost en de operationele kost is beschouwd bij de berekening van de kosteneffectiviteit - Investeringskosten = euro/laadpunt (bron: Bluecorner euro voor laadpaal met 2 laadpunten) (levensduur: 10jaar en discontovoet 4%) - operationele kosten = 150 euro/laadpunt (bron: Claes, 2011) - brutowinstmarge= 0,02 euro/kwh

71 Pagina 71 van 86 BE brutowinstmarge per laadpaal= 170 euro/jaar (bron: ECN (2010) Groen tanken) De meerkost van een elektrische auto is gemiddeld euro Het voordeel in brandstofkost van elektriciteit ten opzicht van diesel wordt op 0,037 euro/km genomen. De voordelen voor de gebruiker zijn berekend op de volledige jaarkilometrage ( km). De investeringskost voor het installeren van 100 laadpalen schatten we op euro Forse impuls voor het ontwikkelen van fietsvoorzieningen Beschrijving In ruimtelijke planning of lokaal verkeersbeleid erop toezien dat de fiets en openbaar vervoer of bijvoorbeeld autodelen centraal wordt gesteld. Het fietsbeleid richt zich op de dagelijkse, functionele fietser. Ruimtelijke planning aan de hand van de VPL-methodiek (Verkeer,Prestatie op Locatie), het is een methodiek waarbij structureel aandacht is voor de effecten van verkeer op de kwaliteit van de leefomgeving. De Stad zorgt voor: - de aanleg van fietsbruggen en onderdoorgangen - het vervolledigen van de hoofdfietsroutes - het verbeteren van fietspaden - kleinere aanpassingen voor meer comfort en veiligheid (wegmarkeringen, aangepaste verkeerscirculatie, ) Reductie Reductiepotentieel is afhankelijk van de volgende factoren: - mate waarin het aantal kilometers gemotoriseerd verkeer wordt gereduceerd (we veronderstellen dat 10% van de autoritten tot 7,5 km met de fiets zou worden gemaakt; bron; CE Delft 2008); Reductie van het gemiddeld aantal afgelegde kilometer per persoon per dag met de auto volgens afstand (bron: mobiel vlaanderen) - CO 2 -emissies van de infrastructurele aanpassingen werden niet meegenomen. Een jaarlijkse reductie van ton CO 2 wordt ingeschat door meer mensen op de fiets te krijgen. Kost De totale investeringskost voor extra fietsvoorzieningen in de stad worden geschat op 3 miljoen euro in de periode Realisatie van een aardgasvulpunt Beschrijving Minstens 1 aardgasvulpunt realiseren, om zodoende voorloper te zijn in introductie van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen.

72 Pagina 72 van 86 BE Reductie De CO2-uitstoot aardgas bedraagt ongeveer 80% van dieselwagens (bron: TNO (2011) Brandstoffen voor het wegverkeer). Er zijn ongeveer 32 voertuigen nodig om vulpunt rendabel te houden, op voorwaarde dat additioneel benzine en diesel worden aangeboden (bron: ECN (2010) Groen tanken). De emissiereductie van 32 voertuigen wordt op 18 ton geschat. Kost De investeringskost van een aardgasvulpunt bedraagt ongeveer euro (bron: ECN (2010) Groen tanken). De brutowinstmarge van een verkooppunt = 0,217 euro/kg (bron: ECN (2010) Duurzaam energiebeleid in de haven van Oostende Beschrijving Als individuele haven is het moeilijk om initiatieven te nemen voor emissiereductie van de schepen. Daarom moet er gestreefd worden naar het mee instappen in internationale initiatieven en meefinancieren of meewerken daarin o.a: goed verkeers- en informatiemanagementsysteem belonen van schepen met verlaagde haventaksen via de ESI Reductie Welke reductie hier precies kan mee gehaald worden is onduidelijk. Hoe meer havens meewerken aan dergelijke initiatieven, hoe meer schepen hier rekening zullen mee houden en hoe groter de potentiële reductie. In de emissiereductie nemen we aan dat er via een duurzaam beleid 10% kan gereduceerd worden in emissies. Een inschatting van het reductiepotentieel is dus ton directe CO2 emissies. Kost Onmogelijk in te schatten Walstroomvoorziening Beschrijving Doordat schepen tijdens hun verblijf aan de kade zijn aangesloten op een walstroom installatie, worden de eigen generatoren niet gebruikt en vindt ook geen lokale milieubelasting plaats. De belangrijkste onderdelen van een walstroomvoorziening op de kade zijn de aansluiting op het reguliere net, de aansluitmogelijkheden voor de schepen en het betalingssysteem voor het gebruik van de walstroom voorziening. Om de mogelijke reductie en kosten van een walstroomvoorziening te kunnen inschatten is het noodzakelijk om een gedetailleerde analyse te maken van de databank van scheepsbewegingen in de haven om zodoende een inzicht te krijgen in de frequentie waarmee bepaalde schepen aan bepaalde kades aanmeren. Dit is in het kader van deze studie niet mogelijk. Uit onderzoek blijkt dat walstroomvoorzieningen vooral haalbaar blijken op kades waar een aantal schepen heel frequent aanmeren. Dit is vooral zo voor RoRo, containerschepen en cruises. In Oostende zijn die 3 types van schepen verantwoordelijk voor 88% van de totale calls in 2007 (ongeveer 4700). Om hoeveel verschillende schepen het gaat is niet gekend. We nemen in deze maatregel aan dat er 200 schepen moeten aangepast worden en dat er 6 walstoomvoorzieningen komen in Oostende.

73 Pagina 73 van 86 BE Reductie Doordat de eigen generatoren van de schepen niet dienen te werken wordt een emissiereductie veroorzaakt. Stijging van indirecte emissies kunnen vermeden worden door gebruik te maken van duurzame elektriciteit. Omdat deze maatregel enkel van toepassing is op dat deel van de emissies dat veroorzaakt wordt tijdens hotelling, werd eerst en vooral voor Oostende een inschatting gemaakt van dit aandeel. Op basis van een studie in Antwerpen, werd het aandeel hotelling op 40% geschat. Bovendien veronderstelden we met een algemeen duurzaam energiebeleid in de haven reeds een reductie van 10%. We nemen aan dat de emissies van RoRo, containerschepen en cruiseschepen in Oostende 88% uitmaken van het totaal (lineair ingeschat op basis van het aandeel van die schepen in de totale calls). Deze maatregel is dus van toepassing op een totale emissies van ongeveer ton. We nemen aan dat door het invoeren van walstroom (6 installaties en aanpassingen bij 200 schepen) deze directe emissies volledig gereduceerd worden. In de plaats zal uiteraard dan veel meer elektriciteit worden verbruikt. In het licht van de duurzaamheidsgedachte in dit actieplan gaan we ervan uitgaan dat deze elektriciteit groen zal zijn (door aankoop van groene stroom of lokale productie). Kost De kosten werden berekend op basis van een rekentool ontwikkeld door het WPCI (World Ports Climate Initiative bron: en houdt rekening met kosten voor de aanpassing aan wal en de kosten voor aanpassingen op de schepen zelf. Deze tool geeft aan dat de investeringkost voor een walstroomaansluiting voor een RoRo-schip ongeveer euro bedraagt, terwijl de kosten op het schip zelf aan te passen aan walstroom ongeveer euro bedraagt. Voorzien we 6 walstroominstallaties dan loopt de investeringskost op tot ongeveer 5,4 miljoen euro. Zoals aangegeven is dit louter indicatief rekening houdend met de aannames in dit rapport. Het verschil in brandstofkosten (elektriciteit tov. Diesel) wordt hier niet in rekening gebracht wegens te onzeker Elektriciteitsproductie in uw stad of gemeente Bekijken potentieel windenergie Beschrijving Volgens het windplan Vlaanderen komt het havengebied, alsook de rest van het stedelijk gebied van Oostende, niet in aanmerking daar de aanvliegroute van het vliegveld van Oostende teveel beperkingen oplevert voor het inplanten van (grote) windturbines (Provincie West-Vlaanderen, 2008). Daarom wordt hier enkel ingegaan op de inplanting van middelgrote of kleine windturbines. In Oostende zijn trouwens eind 2012 tien nieuwe kleine windturbines in gebruik genomen. Het betreft een veldlaboratorium dat gebouwd is in het wetenschapsveld van Power-Link en zal dienen om meer onderzoek te voeren en de turbines te optimaliseren. Kleine windmolens zijn turbines die bevestigd zijn op een as van maximum vijftien meter hoogte. Het nieuwe veldlaboratorium met tien nieuwe turbines, waarvan zes van de Associatie UGent, zal onderzoek doen en zoeken naar de optimalisering van de turbines. Het gaat onder meer om het verhogen van de opbrengst en het minimaliseren van geluid.

74 Pagina 74 van 86 BE Reductie Een mogelijke emissiereductie is uiteraard afhankelijk van het aantal windturbines die worden ingepland en het type. Vermogens kunnen variëren van 6 kw tot 15 kw bij kleine tot kw bij middelgrote windmolens. In dit actieplan zijn we uitgegaan van middelgrote windmolens met een vermogen van 100 kw met een ashoogte van 40m en een jaarlijkse netto-productie van 220 MWh (op basis van 2200 draaiuren per jaar). Dit levert een totale emissiereductie doordat minder elektriciteit (geproduceerd op basis van de gemiddelde Vlaamse energiemix in 2020) wordt aangekocht van ongeveer ton CO 2. Kost De investeringskost wordt berekend op basis van een aangegeven investeringskost per windmolen van ongeveer euro en een jaarlijkse onderhoudskost van euro (AO, 2011). Rekening houdend met 20 windmolens levert dit een totale investeringskost van ongeveer 4,5 miljoen euro. Indien de opbrengst van de windmolen kan gebruikt worden door de investeerder zelf, dan kan een jaarlijkse opbrengst van euro in rekening worden gebracht (op basis van een kostprijs van elektriciteit van 0,15euro/kWh) PV-panelen bij industrie/tertiair/huishoudens Beschrijving In verschillende sectoren is het installeren van PV-panelen meegenomen met het oog op het verhogen van lokale duurzame energieproductie. In de VREG databank wordt de jaarlijkse productie van zowel grote (>10 kw) als kleine (<10 kw) installaties per gemeente opgenomen, zoals ook het geïnstalleerd vermogen van PV-installaties >10 kw. Voor Oostende zijn volgende gegevens terug te vinden wat betreft jaarlijkse productie (zie Tabel 5.6). Tabel 5.6 : Overzicht van de jaarlijkse productie van groene stroom in Oostende op basis van het aantal uitgereikte GroeneStroomCertificaten (bron: Jaartal Productie door installaties <10 kw (MWh) Productie door installaties >10 kw (MWh) TOTAAL (MWh) (1) (1) Berekend op basis van aantal GSC in 2001 en de verhouding in geïnstalleerd vermogen in juni 2012 ten opzichte van december 2011 Op basis van Tabel 5.6 zien we dus dat er op 5 jaar tijd PV-panelen werden geïnstalleerd in Oostende, goed voor een productie van ongeveer MWh per jaar. Dit is 1,1% van de totale geschatte elektriciteitsvraag in 2020 door de sectoren industrie (exclusief ETS), huishoudens en handel en diensten samen. Sinds 2010

75 Pagina 75 van 86 BE tot nu werden installaties aangekocht goed voor ongeveer MWh productie per jaar (dus in een periode van 4 jaar tijd). De stijging is er vooral gekomen sinds 2010 met de invoering van de GSC. Vandaag blijven PV-panelen een rendabele investering, niettegenstaande de waarde van GSC sterk is gedaald en dat omwille van een sterke daling van de investeringskost. Volgens prognoses van EPIA wordt er voor België verwacht dat in 2020 het geïnstalleerd vermogen een factor 2,4 hoger is dan in Trekken we deze lijn door voor Oostende zou dit een productie betekenen van ongeveer MWh in We gaan er vanuit in onze doelstellingen dat Oostende extra inspanning doet om het installeren van PV te stimuleren en trekken deze doelstelling op naar ongeveer MWh, zijnde ongeveer 3% van de totale elektriciteitsvraag voor bovenvermelde sectoren in Reductie Voor een productie van MWh per jaar aan elektriciteit, is er ongeveer een geïnstalleerd vermogen nodig van kwpiek. Dit komt overeen met een jaarlijkse reductie (indirecte emissie) van ongeveer ton CO 2. Kost Voor de berekening van de investeringskost wordt rekening gehouden met een gemiddelde prijs van 2,3 euro/wp. Dit brengt ons op een inschatting van een totale investeringkost van 40,5 miljoen euro. Hierbij werd geen rekening gehouden met een eventuele investeringsaftrek of het ontvangen van GSC. De vermindering van de elektriciteitskost wordt ingeschat op jaarlijks 2 miljoen euro Stadsverwarming / -koeling, WKK Aanleg van een warmtenet Beschrijving Onder deze maatregel verstaan we het aanwenden van restwarmte, die vrijkomt bij de energieproductie en die toch volledig of gedeeltelijk verloren is, voor het aanleveren van warmte aan industrieën, gebouwen in de tertiaire sector, woningen. In eerste instantie moet hierbij bekeken worden of en hoe de productie en vraag van warmte op elkaar kunnen afgestemd worden. Uit een studie van Technum (2013) blijkt dat er verschillende potentiële (rest)warmtebronnen beschikbaar zijn op het bedrijventerrein Plassendale (IVOO, Proviron, Electrawinds) en dat er mogelijks nog een erg grote (rest)warmteproducent kan bijkomen (Ematco). Ook werden een aantal grote potentiële warmteklanten geïdentificeerd en in kaart gebracht. Uit een eerste ruwe kosteninschatting komt naar voren dat er voldoende indicaties zijn om vervolgstappen te zetten om in de richting van een warmtenet voor Oostende. Reductie Een CO 2 -reductie ontstaat doordat de energievraag daalt en kan vervangen worden door de geleverde restwarmte..het werkelijk restwarmtepotentiëel kan enkel bepaald worden door een gedetailleerde inventarisatie. In een recente studie van Technum (2013) werd de beschikbare restwarmte op hoge temperatuur bij 4 aanbieders geïnventariseerd op 890 GWh op jaarbasis. Hierbij geven zij aan dat in realiteit niet al deze aanbieders aansluitbaar zullen zij op een warmtenet. De vervolgstudie waarin hier uitsluitsel kan

76 Pagina 76 van 86 BE worden over gedaan is nog lopende. In diezelfde studie werd de warmtevraag bij 19 potentiële afnemers vastgesteld op 150 GWh. In de onderliggende studie nemen we aan dat die 150 GWh via een warmtenet van 15 km kan aangeleverd worden door aanbieders in Oostende. Veronderstellende dat door de aanleg van een warmtenet 173 GWh minder primaire energie (aardgas) wordt verbruikt in Oostende, kan het reductiepotentieel ingeschat worden op ongeveer ton CO 2 (Technum, Erratum oktober 2013). Kost De kost voor de aanleg van een warmtenet met Ematco als warmteleverancier, en met alle warmtevragers aangesloten werd in de studie van Technum (2013) geschat op 22 miljoen euro Betrokkenheid van burgers en belanghebbenden Onder deze categorie van acties geven we eerst en vooral deze acties aan die de bewoners en stakeholders betrekken bij het gehele proces. Voor deze maatregelen is het onmogelijk om een emissiereductie en kosteneffectiviteit te berekenen. Niettegenstaande zullen deze maatregelen meegenomen worden in het actieplan omdat deze acties een sturende/regisserende rol zullen spelen in de uiteindelijke uitwerking van het actieplan Oostende Climate Initiative Beschrijving In juni 2010 werd het Oostende Climate Initiative gelanceerd. Het is een initiatief van Stad Oostende, NV Greenbridge Incubator & Innovation center, VZW Power-link en het Autonoom Gemeentebedrijf Energiebesparing Oostende (EOS) en bundelt alle projecten, van bewoner tot bedrijf, rond het thema duurzame energie. Stad Oostende voert een gedreven energiepolitiek, kaderend binnen het streekpact. Haven Oostende groeit uit tot Energy Port, de plaats bij uitstek voor innovatie en logistiek met focus op energie. In de Oostendse regio ontwikkelt zich een cleantech bedrijvencluster met het Greenbridge wetenschapspark als R&D hub. Oostende beschikt zo over een groeiend potentieel aan groene, slimme high tech energietechnologieën, een topregio voor nieuwe energie. Deze gezamenlijke aanpak en het samen streven naar een Oostendse regio met internationale cleantech uitstraling, vindt vandaag een unieke krachtenbundeling in het Oostende Climate Initiative. Dit label biedt bijzondere toegevoegde waarde in het CO 2 -neutraliteitsplan van groot Oostende. Reductie Het platform probeert bepaalde CO 2 -reductiedoelstellingen te bekomen via het uitvoeren van een aantal acties of maatregelen binnen een bepaald thema (mobiliteit, duurzame energie, gebouwen, energieefficiënte industrie, ). Het Climate Initiative moet een ondersteuning vormen om alle bovenvermelde

77 Pagina 77 van 86 BE maatregelen geïmplementeerd te krijgen in Oostende en is eerder een doelstelling dan dat de actie op zich een emissiereductie zal veroorzaken. Kost De kosten voor de werking van dergelijk initiatief zijn moeilijk inschatbaar maar kunnen als volgt beschreven worden: de stad stelt mensen en middelen ter beschikking om het climate initiative operationeel te houden en om bepaalde acties/maatregelen uit te voeren Het is mogelijk dat het platform bepaalde acties plant die best uitgevoerd worden door private en/of publieke investeerders Ook de burger kan initiatief nemen en investeren om bepaalde acties uit te voeren (bv maatregelen duurzaam bouwen en transport) De verschillende kosten kwamen aan bod in de beschrijving van deze specifieke acties Oprichting van het Autonome Gemeentebedrijf Energiebesparing Oostende (EOS) Beschrijving De stad Oostende wil alvast haar steentje bijdragen om de klimaatsverandering tegen te gaan. Daarom richtte ze het Autonome Gemeentebedrijf Energiebesparing Oostende (EOS) op. EOS wil de Oostendenaar, stimuleren om energie te besparen en gebruik te maken van alternatieve energiebronnen. EOS lanceerde onder andere volgende initiatieven: gratis energiescans : Elk gezin in Oostende krijgt via EOS de kans om gratis een energiedeskundige in huis te halen die in uw woning een energiescan uitvoert. Een energiescan is een snelle doorlichting van de woning. Door middel van een eenvoudige rondgang in de woning krijgt de bewoner een eerste beeld van de energiesituatie en de mogelijke energiebesparing. De scan richt zich vooral op het gedrag van de bewoner, maar ook op isolatie, verwarming, verlichting, elektrische apparaten, Met de energiescan wordt een rapport met een samenvatting van de huidige energiesituatie gemaakt, de mogelijk te nemen maatregelen om energie te besparen en een eerste indicatie van het te besparen bedrag. Daarnaast wordt ook informatie over mogelijke financiële ondersteuningsmaatregelen meegegeven zeer goedkope leningen (0% of 2% 6 ): Eigenaars van een woning in Oostende die als hoofdverblijfplaats gebruikt wordt, zowel eigenaar-bewoners als verhuurders komen in aanmerking. De aanvrager moet financieel in staat zijn om een lening terug te betalen. Volgende investeringen komen in aanmerking: o Bij renovatie en nieuwbouw: alle structurele maatregelen die de energiekost naar o beneden halen (isolatie, zonneboilers, fotovoltaïsche zonnepanelen, hoogrendementsglas, geothermische warmtepomp, condensatieketels,...) Bijkomende voorwaarde nieuwbouw: De E-waarde moet tussen E60 en E80 liggen. 6 Aangezien de federale overheid niet meer voorziet in het toekennen van een intrestbonificatie voor groene leningen werd EOS genoodzaakt om de intrestvoet op te trekken tot 2% JKP. Alle kredietaanvragen die ingediend worden ná 1 januari 2012 zullen toegekend worden aan 2%.

78 Pagina 78 van 86 BE Reductie/kost Ook voor deze actie kunnen geen specifieke reducties en kosten berekend worden omdat deze actie in principe de implementatie van verschillende maatregelen omvat. Er werden aan deze actie dan ook geen individuele reducties en kosten toegekend Algemene bewustmakingscampagnes Op de website van de stad Oostende wordt een specifieke pagina voorzien om allerhande informatie mee te geven rond de verschillende initiatieven, die in de stad Oostende worden genomen. Een link naar de website is: Aan de hand van informatie-avonden worden de bewoners en andere stakeholders op de hoogte gebracht van initiatieven/resultaten van acties,

79 Pagina 79 van 86 BE Het actieplan: een samenvatting Tabel 5.7 geeft een overzicht van de vooropgestelde emissiereducties volgens de verschillende acties in het actieplan. In deze tabel wordt weergegeven wat de emissiereductie zou zijn door implementatie van de verschillende maatregelen ten opzichte van het BAU-scenario in 2020, ten opzichte van het referentiejaar 2007 en ten opzichte van het basisjaar Tabel 5.7 : Overzicht van de vooropgestelde emissiereducties volgens de verschillende acties in het actieplan (SEAP) ACTIES Emissiereductie (ton CO 2 ) Directe Indirecte Totaal Gebouwen, uitrusting/voorzieningen en bedrijven Vervoer Elektriciteitsproductie in uw stad of gemeente Stadsverwarming/-koeling, WKK Ruimtelijke ordening Overheidsaankopen van producten en diensten Betrokkenheid van burgers en belanghebbenden TOTALE REDUCTIE Totale emissies in 2020 volgens BAU (niet-ets) Reductiepercentage 2020 tov 2020 BAU 50% 43% 47% Totale emissies 2020 na implementatie van maatregelen Totale emissies in Emissiereductie 2020 t.o.v % 18% 42% Totale emissies in Emissiereductie 2020 t.o.v % 14% 51% Deze samenvatting toont aan dat er, door implementatie van de maatregelen uit het actieplan tegen 2020, een emissiereductie vooropgesteld wordt ten opzichte van 2007 van ongeveer 52% van de directe emissies (emissies als gevolg van gebruik van fossiele brandstoffen op het grondgebied) en van 18% voor indirecte emissies (emissies veroorzaakt buiten het grondgebied door verbruik van elektriciteit in Oostende). Dit wordt visueel weergegeven in Figuur 5.3. Het implementeren van alle acties uit het SEAP, houdt ook een daling in van het energieverbruik van 701 GWh. De productie van hernieuwbare energie wordt ingeschat op 231 GWh, dit betekent ongeveer 10% van het geschatte verbruik in Oostende in 2020.

80 Pagina 80 van 86 BE Figuur 5.3 : Overzicht van de te behalen emissiereductie in 2020 na uitvoering van het SEAP t.o.v. de emissies in 2007 Ten opzichte van de emissies 1990, wordt een emissiereductie vooropgesteld van 62% van de emissies als gevolg van gebruik van fossiele brandstoffen. De indirecte dalen met ongeveer 14% ten opzichte van het niveau in De daling van indirecte emissies is zowel een gevolg van lager elektriciteitsverbruik als van de aankoop van groene stroom. Figuur 5.4 stelt de emissiereductie visueel voor na 100% implementatie van het actieplan. Figuur 5.4 : Overzicht van de te behalen emissiereductie in 2020 na uitvoering van het SEAP t.o.v. de emissies in 1990 Het volledig overzicht van het actieplan zit vervat in de rekentool in bijlage.

Tool Burgemeestersconvenant Actualisatie nulmeting 2011 & inventaris 2012

Tool Burgemeestersconvenant Actualisatie nulmeting 2011 & inventaris 2012 17/11/2014 Tool Burgemeestersconvenant Actualisatie nulmeting 2011 & inventaris 2012 Kadering» VITO actualiseert jaarlijks, in opdracht van LNE, CO 2 -inventaris gemeenten» Taken voorzien in actualisatie

Nadere informatie

Nieuwe methodiek CO 2 -voetafdruk bedrijventerreinen POM West-Vlaanderen. Peter Clauwaert - Gent 29/09/11

Nieuwe methodiek CO 2 -voetafdruk bedrijventerreinen POM West-Vlaanderen. Peter Clauwaert - Gent 29/09/11 Nieuwe methodiek CO 2 -voetafdruk bedrijventerreinen POM West-Vlaanderen Peter Clauwaert - Gent 29/09/11 Inhoud presentatie 1.Afbakening 2.Inventarisatie energie 3.CO 2 -voetafdruk energieverbruik 4.CO

Nadere informatie

sessie 3: De Wereld op de stoep Jeroen Mercy De Wereld roept om klimaatneutraliteit, De Gentse CO2-uitstoot gemeten! Stad Gent Milieudienst

sessie 3: De Wereld op de stoep Jeroen Mercy De Wereld roept om klimaatneutraliteit, De Gentse CO2-uitstoot gemeten! Stad Gent Milieudienst sessie 3: De Wereld op de stoep De Wereld roept om klimaatneutraliteit, De Gentse CO2-uitstoot gemeten! Jeroen Mercy Stad Gent Milieudienst Context Klimaatopwarming is een feit Impact voor Gent: veerkracht

Nadere informatie

Emissie-inventaris broeikasgassen 2012 stadsontwikkeling EMA

Emissie-inventaris broeikasgassen 2012 stadsontwikkeling EMA Emissie-inventaris broeikasgassen 2012 EMA Principes Antwerpen ondertekende het Europese Burgemeestersconvenant. Meer dan 5.000 lokale en regionale overheden hebben ondertekend en engageren zich om op

Nadere informatie

Ondersteuning burgemeestersconvenant

Ondersteuning burgemeestersconvenant 20/01/2014 Ondersteuning burgemeestersconvenant Deel 1: Baseline emission inventory Studiedag LNE Brussel Inhoud» Situering opdracht ondersteuning burgemeestersconvenant» Bespreking van de twee Excels

Nadere informatie

38,6. CO 2 (ton/jr) 2014

38,6. CO 2 (ton/jr) 2014 Carbon footprint Op basis van de diverse soorten CO 2 -emissies is de totale CO 2 -emissie van Den Ouden Groep berekend. 9,8 38,6 51,6 Diesel personenwagens Diesel combo's en busjes Hybride personen wagens

Nadere informatie

Actieplan Burgemeestersconvenant

Actieplan Burgemeestersconvenant Actieplan Burgemeestersconvenant Wat is het burgemeestersconvenant? Engagement van 6735 steden en gemeenten Om minimum 20 % CO 2 te gaan besparen tegen 2020 20 % CO 2 over het volledige grondgebied Opmaak

Nadere informatie

Curaçao Carbon Footprint 2015

Curaçao Carbon Footprint 2015 Willemstad, March 2017 Inhoudsopgave Inleiding 2 Methode 2 Dataverzameling 3 Uitstoot CO2 in 2010 3 Uitstoot CO2 in 2015 4 Vergelijking met andere landen 5 Central Bureau of Statistics Curaçao 1 Inleiding

Nadere informatie

P. DE BOORDER & ZOON B.V.

P. DE BOORDER & ZOON B.V. Footprint 2013 Wapeningscentrale P. DE BOORDER & ZOON B.V. Dit document is opgesteld volgens ISO 14064-1 Datum Versie Opsteller Gezien 31 maart 2014 Definitief Dhr. S.G. Jonker Dhr. K. De Boorder 2 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Opmaak van een CO 2 nulmeting voor het grondgebied van stad Bilzen

Opmaak van een CO 2 nulmeting voor het grondgebied van stad Bilzen Opmaak van een CO 2 nulmeting voor het grondgebied van stad Bilzen 1 COLOFON SAMENSTELLING Dubolimburg De nulmeting is opgesteld in het kader van Limburg gaat klimaat neutraal. De ondersteuning hiervoor

Nadere informatie

Energiemanagement plan

Energiemanagement plan Energiemanagement plan Overzicht energiestromen / -verbruikers en CO2-emissie inventarisatie 2015 - halfjaarlijkse rapportage Aannemingsbedrijf B.V. 1 Inleiding Het inventariseren en analyseren van de

Nadere informatie

Emissie inventaris 2018

Emissie inventaris 2018 Emissie inventaris 2018 Versie 2018.1 Datum: 11-01-2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Bedrijfsvoering 4 2.1 Bedrijfssamenvatting 4 2.3 Verantwoordelijkheid 4 3. Scope 5 4. Energiestromen 6 4.1 Energiestromen

Nadere informatie

CO₂-nieuwsbrief. De directe emissie van CO₂ - vanuit scope 1 is gemeten en berekend als 1.226 ton CO₂ -, 95% van de totale footprint.

CO₂-nieuwsbrief. De directe emissie van CO₂ - vanuit scope 1 is gemeten en berekend als 1.226 ton CO₂ -, 95% van de totale footprint. Derde voortgangsrapportage CO₂-emissie reductie Hierbij informeren wij u over de uitkomsten van onze Carbon Footprint en de derde CO₂ -emissie inventarisatie, betreffende de periode van juni 2014 tot en

Nadere informatie

Gemeenteraadscommissie energie & klimaat. 20 januari 2015 20u Mortsel

Gemeenteraadscommissie energie & klimaat. 20 januari 2015 20u Mortsel Gemeenteraadscommissie energie & klimaat 20 januari 2015 20u Mortsel 1 Meerjarenplanning stadsbestuur Eigen organisatie stadsbestuur Klimaatneutraal tegen 2020 (actie 86) Energieverbruik eigen diensten

Nadere informatie

Carbon footprint BT Nederland NV 2014

Carbon footprint BT Nederland NV 2014 Carbon footprint BT Nederland NV 2014 1 Inleiding Ten behoeve van het behalen van niveau 3 van de CO 2 Prestatieladder heeft BT Nederland N.V. (hierna BT Nederland) haar CO 2-uitstoot (scope 1 & 2 emissies)

Nadere informatie

Energie Management Actieplan

Energie Management Actieplan Energie Management Actieplan Conform niveau 3 op de CO 2 -prestatieladder 3.0 Auteur: Mariëlle de Gans - Hekman Datum: 5 september 2017 Versie: 2.0 Status: Concept Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Reductiedoelstellingen...

Nadere informatie

Ondersteuning burgemeestersconvenant

Ondersteuning burgemeestersconvenant 20/01/2014 Ondersteuning burgemeestersconvenant Deel 2: Sustainable energy action plan (SEAP) Studiedag LNE Brussel Inhoud» Doel maatregelentool» Architectuur maatregelentool» Aan de slag 20/01/2014 2

Nadere informatie

van 11 december 2007

van 11 december 2007 Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 B - 1000 BRUSSEL e-mail : info@vreg.be tel. : +32 2 553 13 53 fax : +32 2 553 13

Nadere informatie

Opdrachtgever: Directie HKV lijn in water. 3.A.1 CO 2 -emissie inventaris eerste helft 2015. ten behoeve van de CO 2 -Prestatieladder

Opdrachtgever: Directie HKV lijn in water. 3.A.1 CO 2 -emissie inventaris eerste helft 2015. ten behoeve van de CO 2 -Prestatieladder Opdrachtgever: Directie HKV lijn in water 3.A.1 CO 2 -emissie inventaris eerste helft 2015 ten behoeve van de CO 2 -Prestatieladder Titel: CO 2 -emissie inventaris eerste helft 2015 Auteurs: R. Hurkmans

Nadere informatie

Carbon Footprint Welling Bouw Vastgoed

Carbon Footprint Welling Bouw Vastgoed Carbon Footprint Welling Bouw Vastgoed Dit document bevat de uitgewerkte actuele emissie inventaris van Welling Bouw Vastgoed Rapportage januari december 2009 (referentiejaar) Opgesteld door: Wouter van

Nadere informatie

De emissie inventaris van: Holstein BV Dit document is opgesteld volgens ISO

De emissie inventaris van: Holstein BV Dit document is opgesteld volgens ISO De emissie inventaris van: 2018 Dit document is opgesteld volgens ISO 14064-1 Datum: 23 januari 2019 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 De organisatie... 4 2.1 Energiebeleid... 4 2.2 Verantwoordelijke...

Nadere informatie

DE OPMAAK VAN EEN SEAP VOOR DE GEMEENTE KLUISBERGEN KLIMAATTEAM 1 12.10.2015

DE OPMAAK VAN EEN SEAP VOOR DE GEMEENTE KLUISBERGEN KLIMAATTEAM 1 12.10.2015 DE OPMAAK VAN EEN SEAP VOOR DE GEMEENTE KLUISBERGEN KLIMAATTEAM 1 12.10.2015 Agenda Welkom door de Schepen Lode Dekimpe Inleiding SEAP door Kim Rienckens (provincie Oost-Vlaanderen) Nulmeting en uitdagingen

Nadere informatie

CO 2 -uitstootrapportage 2011

CO 2 -uitstootrapportage 2011 Programmabureau Klimaat en Energie CO 2 -uitstootrapportage 2011 Auteurs: Frank Diependaal en Theun Koelemij Databewerking: CE Delft, Cor Leguijt en Lonneke Wielders Inhoud 1 Samenvatting 3 2 Inleiding

Nadere informatie

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2014

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2014 Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2014 CO 2 Prestatieladder - Niveau 3 Datum: 1 november 2014 Versie: 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 2. Basisgegevens... 2 2.1 Beschrijving van de organisatie...

Nadere informatie

Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013

Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013 Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013 Inhoud 1 Aanleiding 1 2 Werkwijze 2 2.1. Bronnen 2 2.2. Kentallen 2 3 CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie 3 4 Ontwikkeling 5 5

Nadere informatie

2013 Dit document is opgesteld volgens ISO 14064-1

2013 Dit document is opgesteld volgens ISO 14064-1 Emissie inventaris Netters infra De emissie inventaris van: 2013 Dit document is opgesteld volgens ISO 14064-1 Opgesteld door: AMK Inventis Stef Jonker Datum: april 2014 Concept Versie 1 Maart 2014 Pagina

Nadere informatie

CO 2 -Prestatieladder

CO 2 -Prestatieladder Adviesbureau B.V Sint Bavostraat 60C 4891 CK RIJSBERGEN Telefoon (076) 597 47 16 CO 2 -Prestatieladder 3.A.1 Emissie-inventaris met CO2-Footprint www.apconbv.com ..........................................................................................

Nadere informatie

Voortgangsrapportage Carbon Footprint eerste half jaar 2012

Voortgangsrapportage Carbon Footprint eerste half jaar 2012 Voortgangsrapportage Carbon Footprint eerste half jaar 2012 Van Vulpen B.V. Pagina 1 van 12 Verantwoording Titel jaar 2012 : Voortgangsrapportage Carbon Footprint eerste half Versie : 1.0 Datum : 14-11-2012

Nadere informatie

Rapportage CO 2 -footprint Theuma

Rapportage CO 2 -footprint Theuma Rapportage CO 2 -footprint Theuma 2012 Datum: April 2013 Status: Eindrapport Betrokkenen: Bart Van Damme Bart Wauters Anouk Walinga Barbara De Kezel Theuma Theuma Theuma Beco 2 INHOUD SAMENVATTING... 4

Nadere informatie

Burgemeestersconvenant. Gemeenteraad 23 november 2015

Burgemeestersconvenant. Gemeenteraad 23 november 2015 Gemeenteraad 23 november 2015 UITGANGSPUNT Het klimaat- en energiebeleid van de EU Uitstoot broeikasgassen moet op korte termijn fors omlaag Energiebronnen die meer zekerheid bieden Energie-onafhankelijkheid

Nadere informatie

Energie Management Actieplan

Energie Management Actieplan Energie Management Actieplan Conform niveau 3 op de CO 2 -prestatieladder 3.0 Auteur: Mariëlle de Gans - Hekman Datum: 30 september 2015 Versie: 1.0 Status: Concept Inhoudsopgave 1 Inleiding...2 2 Reductiedoelstellingen...3

Nadere informatie

Rapport 16 oktober 2014

Rapport 16 oktober 2014 CO 2 -EMISSIE INVENTARIS SCOPE 1 EN 2 OVER 2014 AANEMINGSBEDRIJF VAN DER ZANDEN BV EN VAN DER ZANDEN MILIEU BV IN HET KADER VAN DE CO 2 -PRESTATIELADDER Rapport 16 oktober 2014 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING...

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris hernieuwbare energiebronnen Vlaanderen 2005-2016, Vito, oktober 2017 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2016 bedraagt 6,4% Figuur 1 groene stroom uit bio-energie

Nadere informatie

Carbon Footprint 2e helft 2015 (referentiejaar = 2010)

Carbon Footprint 2e helft 2015 (referentiejaar = 2010) Carbon Footprint 2e helft 2015 (referentiejaar = 2010) Opgesteld door: Akkoord: I. Bangma O. Van der Ende 1. INLEIDING Binnen de Van der Ende Steel Protectors Group BV staat zowel interne als externe duurzaamheid

Nadere informatie

Voortgangsrapportage CO 2 emissies ProRail Scope 1 en 2, eigen energiegebruik

Voortgangsrapportage CO 2 emissies ProRail Scope 1 en 2, eigen energiegebruik Voortgangsrapportage CO 2 emissies ProRail Scope 1 en 2, eigen energiegebruik Rapportage 1 e half jaar 2017 en prognose CO 2 voetafdruk 2017 Autorisatie paraaf datum gecontroleerd prl Projectleider Van

Nadere informatie

Review emissiefactoren 2015

Review emissiefactoren 2015 Review emissiefactoren 2015 Samenvatting In deze notitie wordt vastgelegd welke emissiefactoren Climate Neutral Group hanteert voor de voetafdruk bepalingen in 2015 en voor de nacalculatie over dat jaar.

Nadere informatie

CARBON FOOTPRINT 2014

CARBON FOOTPRINT 2014 CARBON FOOTPRINT 2014 HOGESCHOOL UTRECHT 16 april 2015 078353524:A - Definitief C05013.000012.0500 Inhoud 1 Uitgangspunten... 3 1.1 Boundaries... 3 1.2 Scope definitie... 3 1.3 Gehanteerde uitgangspunten...

Nadere informatie

VR MED.0081/1

VR MED.0081/1 VR 2017 1702 MED.0081/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW MEDEDELING AAN DE LEDEN VAN VLAAMSE REGERING Betreft: Voortgangsrapport van Vlaams mitigatieplan 2013-2020 met Broeikasgasinventaris

Nadere informatie

3.A.1-2 Emissie inventaris rapport 2016

3.A.1-2 Emissie inventaris rapport 2016 3.A.1-2 Emissie inventaris rapport 2016 Inhoudsopgave 1 Inleiding en verantwoording 10 2 Beschrijving van de organisatie 10 3 Verantwoordelijke 11 4 Basisjaar en rapportage 11 5 Afbakening 11 6 Directe

Nadere informatie

De emissie inventaris van: Holstein BV Dit document is opgesteld volgens ISO

De emissie inventaris van: Holstein BV Dit document is opgesteld volgens ISO De emissie inventaris van: Holstein 2016 Dit document is opgesteld volgens ISO 14064-1 Holstein Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 De organisatie... 4 2.1 Energiebeleid... 4 2.2 Verantwoordelijke... 4 3

Nadere informatie

Compensatie CO 2 - emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2012

Compensatie CO 2 - emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2012 Compensatie CO 2 - emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2012 Inhoud 1 Aanleiding 1 2 Werkwijze 2 2.1. Bronnen 2 2.2. Kentallen 2 3 CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie 3 4 Ontwikkeling 5

Nadere informatie

INSTRUCTIES: Hoe stelt u een actieplan voor duurzame energie op?

INSTRUCTIES: Hoe stelt u een actieplan voor duurzame energie op? INSTRUCTIES: Hoe stelt u een actieplan voor duurzame energie op? Inleiding Steden en gemeenten die tot het convenant toetreden, moeten binnen een jaar na hun toetreding een actieplan voor duurzame energie

Nadere informatie

De emissie inventaris van: Aannemingsbedrijf Platenkamp Borne 2010

De emissie inventaris van: Aannemingsbedrijf Platenkamp Borne 2010 De emissie inventaris van: Aannemingsbedrijf Platenkamp Borne 2010 Dit document is opgesteld volgens ISO 14064-1 AMK Inventis Stef Jonker Oktober 2012 Definitief (aangepast op ) 1 2 Inhoudsopgave 1 Inleiding...

Nadere informatie

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 15 april 2008

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 15 april 2008 Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 B - 1000 BRUSSEL e-mail : info@vreg.be tel. : +32 2 553 13 53 fax : +32 2 553 13

Nadere informatie

Energiemanagement plan

Energiemanagement plan Energiemanagement plan Overzicht energiestromen / -verbruikers en CO2-emissie inventarisatie 2014 Aannemingsbedrijf B.V. 1 Inleiding Het inventariseren en analyseren van de energiestromen binnen het bedrijf,

Nadere informatie

1. INLEIDING 2. CARBON FOOTPRINT

1. INLEIDING 2. CARBON FOOTPRINT 1. INLEIDING Binnen Van der Ende Beheermaatschappij B.V. staat zowel interne als externe duurzaamheid hoog op de agenda. Interne duurzaamheid richt zich met name op het eigen huisvestingsbeleid, de bedrijfsprocessen

Nadere informatie

Impact analyse: ambitie elektrisch transport

Impact analyse: ambitie elektrisch transport Impact analyse: ambitie elektrisch transport ad-hoc verzoek EL&I 29 maart 211, ECN-L--11-27, C. Hanschke www.ecn.nl Scope en aanpak impact analyse 1.8.6.4.2 Groeiambitie Elektrische auto's [mln] 215 22

Nadere informatie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015 1 Beknopte samenvatting van de Inventaris hernieuwbare energiebronnen Vlaanderen 2005-2015, Vito, september 2016 1 Het aandeel hernieuwbare energie in 2015 bedraagt 6,0 % Figuur 1 groene stroom uit bio-energie

Nadere informatie

CO 2 - en energiereductiedoelstellingen t/m 2012. Alfen B.V. Auteur: H. van der Vlugt Versie: 2.4 Datum: 16-aug-2011 Doc.nr: 10.

CO 2 - en energiereductiedoelstellingen t/m 2012. Alfen B.V. Auteur: H. van der Vlugt Versie: 2.4 Datum: 16-aug-2011 Doc.nr: 10. CO 2 - en energiereductiedoelstellingen t/m 2012 Alfen B.V. Auteur: H. van der Vlugt Versie: 2.4 Datum: Doc.nr: 10.A0320 CO 2 -reductierapport Distributielijst Naam B.Bor (Alf) M. Roeleveld (ALF) Accorderingslijst

Nadere informatie

Jaarverslag Criteria. Conform niveau 3 op de CO2- prestatieladder 3.0 en ISO norm. Opgesteld door Paraaf. Datum Versie 2

Jaarverslag Criteria. Conform niveau 3 op de CO2- prestatieladder 3.0 en ISO norm. Opgesteld door Paraaf. Datum Versie 2 Jaarverslag 2017 Criteria Opgesteld door Paraaf Conform niveau 3 op de CO2- prestatieladder 3.0 en ISO 14064-1 norm RB Datum 12-7-2018 Versie 2 Status Definitief Inhoudsopgave 1 INLEIDING EN VERANTWOORDING...

Nadere informatie

Carbon Footprint Beheer Familie van Ooijen BV Rapportage januari december 2009 (referentiejaar)

Carbon Footprint Beheer Familie van Ooijen BV Rapportage januari december 2009 (referentiejaar) Carbon Footprint Beheer Familie van Ooijen BV Rapportage januari december 2009 (referentiejaar) Dit document bevat: - De uitgewerkte actuele emissie inventaris 2009 o de analyse van de emissie inventaris

Nadere informatie

van 13 november 2007

van 13 november 2007 Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 B - 1000 BRUSSEL e-mail : info@vreg.be tel. : +32 2 553 13 53 fax : +32 2 553 13

Nadere informatie

W & M de Kuiper Holding

W & M de Kuiper Holding 2 januari t/m juni 2018 2 Pagina 2 van 6 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Overzicht -emissie gegevens 3 Vergelijking met voorgaande jaren 4 3 -gerelateerd gunningsvoordeel 5 4 Doelstellingen 5 Reductiedoelstellingen

Nadere informatie

Emissiekentallen elektriciteit. Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies

Emissiekentallen elektriciteit. Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies Emissiekentallen elektriciteit Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies Notitie: Delft, januari 2015 Opgesteld door: M.B.J. (Matthijs) Otten M.R. (Maarten) Afman 2 Januari

Nadere informatie

Samenvatting van de studie uitgevoerd door CO 2 logic in opdracht van de MIVB

Samenvatting van de studie uitgevoerd door CO 2 logic in opdracht van de MIVB Vergelijking van de CO 2 -uitstoot per vervoermiddel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Samenvatting van de studie uitgevoerd door CO 2 logic in opdracht van de MIVB 100% Gerecycleerd papier Januari

Nadere informatie

Derde voortgangsrapportage CO2-emissiereductie.

Derde voortgangsrapportage CO2-emissiereductie. Derde voortgangsrapportage CO2-emissiereductie. Graag informeren wij u over de uitkomsten van onze Carbon Footprint en de derde CO 2 Emissie-inventarisatie, dit alles over 2014. Hierin zijn de hoeveelheden

Nadere informatie

Periodieke rapportage 2 de half jaar 2017

Periodieke rapportage 2 de half jaar 2017 Periodieke rapportage 2 de half jaar 2017 Mei 2018 Periodieke rapportage 2017 Pagina 1 Inhoudsopgave Inleiding 3 1. Basisgegevens 4 1.1 Beschrijving van de organisatie 4 1.2 Verantwoordelijkheden 4 1.3

Nadere informatie

Carbon footprint 2013

Carbon footprint 2013 PAGINA i van 13 Carbon footprint 2013 Opdrachtgever: Stuurgroep MVO Besteknummer: - Projectnummer: 511133 Documentnummer: 511133_Rapportage_Carbon_footprint_2013_2.0 Versie: 2.0 Status: Def Uitgegeven

Nadere informatie

Opdrachtgever: Directie HKV lijn in water. 3.A.1 CO 2 -emissie inventaris eerste helft 2015. ten behoeve van de CO 2 -Prestatieladder

Opdrachtgever: Directie HKV lijn in water. 3.A.1 CO 2 -emissie inventaris eerste helft 2015. ten behoeve van de CO 2 -Prestatieladder Opdrachtgever: Directie HKV lijn in water 3.A.1 CO 2 -emissie inventaris eerste helft 2015 ten behoeve van de CO 2 -Prestatieladder Titel: CO 2 -emissie inventaris eerste helft 2015 Auteurs: R. Hurkmans

Nadere informatie

Rapportage van broeikasgasemissies veroorzaakt door gekochte elektriciteit

Rapportage van broeikasgasemissies veroorzaakt door gekochte elektriciteit Rapportage van broeikasgasemissies veroorzaakt door gekochte elektriciteit Een samenvatting van de "Greenhouse Gas Protocol Scope 2 Guidance" Samengevat en vertaald door het EKOenergie-secretariaat, januari

Nadere informatie

3.C.1 Voortgangrapportage CO 2 2014 Ter Riele

3.C.1 Voortgangrapportage CO 2 2014 Ter Riele 3.C.1 Voortgangrapportage CO 2 2014 Ter Riele Datum: 11-9-2015 Versie: 3 A.J.J ter Riele Directeur 1. Inleiding Middels deze rapportage wil Ter Riele B.V. (Ter Riele) de voortgang op de CO 2 reductiedoelstellingen

Nadere informatie

1. INLEIDING 2. CARBON FOOTPRINT

1. INLEIDING 2. CARBON FOOTPRINT 1. INLEIDING Binnen Van der Ende Beheermaatschappij B.V. staat zowel interne als externe duurzaamheid hoog op de agenda. Interne duurzaamheid richt zich met name op het eigen huisvestingsbeleid, de bedrijfsprocessen

Nadere informatie

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 2013

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 2013 Voortgangsrapportage CO 2 reductie 2013 CO 2 Prestatieladder - Niveau 3 Datum: 17 maart 2014 Versie: 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 2. Basisgegevens... 2 2.1 Beschrijving van de organisatie... 2 2.2

Nadere informatie

Emissie-inventaris 2018

Emissie-inventaris 2018 Emissie-inventaris 2018 Onderdeel: CO2-Prestatieladder norm 3.A.1 Opdrachtgever: Waalpartners bv Inhoudsopgave 1 Organisatorische grens (GHG-Protocol methode 1 top down, 4.1.-7.3)... 1 1.1 Verantwoordelijken...

Nadere informatie

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2013

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2013 Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2013 CO 2 Prestatieladder - Niveau 3 Datum: 1 november 2013 Versie: 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 2. Basisgegevens... 2 2.1 Beschrijving van de organisatie...

Nadere informatie

CARBON FOOTPRINT 2015 Hogeschool Utrecht 3 MAART 2016

CARBON FOOTPRINT 2015 Hogeschool Utrecht 3 MAART 2016 Hogeschool Utrecht 3 MAART 2016 Contactpersonen IR. B. (BAȘAK) KARABULUT Adviseur T +31 (0)88 4261 322 M +31 (0)6 312 02492 E basak.karabulut@arcadis.com Arcadis Nederland B.V. Postbus 4205 3006 AE Rotterdam

Nadere informatie

De emissie inventaris van:

De emissie inventaris van: Emissie inventaris Hemmen bv De emissie inventaris van: 2014 Dit document is opgesteld volgens ISO 14064-1 Opgesteld door: S. Jonker/R. Gerdes/D. Niland Datum: maart 2015 Versie 1 Pagina 1 van 13 Emissie

Nadere informatie

Energie Management ACTIE Plan

Energie Management ACTIE Plan 1. Inleiding Het Energie Management ACTIE Plan (EMAP) geeft weer hoe binnen Schulte en Lestraden B.V. de zogenaamde stuurcyclus (Plan-Do-Check-Act) wordt ingevuld om de prestaties en doelstellingen van

Nadere informatie

HALFJAARLIJKSE VOORTGANGSRAPPORTAGE CO2-EMISSIES EN -REDUCTIEDOELSTELINGEN

HALFJAARLIJKSE VOORTGANGSRAPPORTAGE CO2-EMISSIES EN -REDUCTIEDOELSTELINGEN HALFJAARLIJKSE VOORTGANGSRAPPORTAGE CO2-EMISSIES EN -REDUCTIEDOELSTELINGEN evaluatie van periode: 2018 versiedatum: 6 februari 2019 Pagina 1 van 5 1 INLEIDING Dit document omvat de voortgangsrapportage

Nadere informatie

CARBON FOOTPRINT RAPPORTAGE 2017 CO 2 -EMISSIE INVENTARIS 3.A A B.2.

CARBON FOOTPRINT RAPPORTAGE 2017 CO 2 -EMISSIE INVENTARIS 3.A A B.2. 3.A.1. - 2.A.3. - 1.B.2. CARBON FOOTPRINT -EMISSIE INVENTARIS DOCUMENTNAAM AUTEUR: VERSIE: DATUM: STATUS: KAM B 23-02-2018 DEFINITIEF 3A1-2A3-1B2 JAARLIJKS CO2-VERSLAG 2017 HAKKERS SCOPE 1-2 (versie B)

Nadere informatie

Carbon Footprint 1e helft 2015 (referentiejaar = 2010)

Carbon Footprint 1e helft 2015 (referentiejaar = 2010) Carbon Footprint 1e helft 2015 (referentiejaar = 2010) Opgesteld door: Akkoord: I. Bangma O. Van der Ende 1. INLEIDING Binnen Van der Ende Steel Protectors Group staat zowel interne als externe duurzaamheid

Nadere informatie

Handleiding. Ondersteuning burgemeestersconvenant. Deel 1: Emission inventory (versie 2011_07 en versie 2012_01) Verspreiding: Algemeen

Handleiding. Ondersteuning burgemeestersconvenant. Deel 1: Emission inventory (versie 2011_07 en versie 2012_01) Verspreiding: Algemeen Verspreiding: Algemeen Handleiding Ondersteuning burgemeestersconvenant Deel 1: Emission inventory (versie 2011_07 en versie 2012_01) Meynaerts Erika, Aernouts Kristien, Beckx Carolien, Renders Nele Studie

Nadere informatie

L 55/74 Publicatieblad van de Europese Unie Bruto binnenlands product in constante prijzen van 1995 (bron: nationale. 1A, sectorale aanpak).

L 55/74 Publicatieblad van de Europese Unie Bruto binnenlands product in constante prijzen van 1995 (bron: nationale. 1A, sectorale aanpak). L 55/74 Publicatieblad van de Europese Unie 1.3.2005 BIJLAGE II LIJST VAN JAARLIJKSE INDICATOREN TABEL II-1 Lijst van prioriteitsindicatoren ( 1 ) Indicator Teller/noemer Richtsnoeren/definities ( 2 )(

Nadere informatie

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 24 januari 2007

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 24 januari 2007 Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 19 B - 1000 BRUSSEL e-mail : info@vreg.be tel. : +32 2 553 13 53 fax : +32 2 553 13

Nadere informatie

Periodieke rapportage 2015 H1 + H2

Periodieke rapportage 2015 H1 + H2 Periodieke rapportage 2015 H1 + H2 17-02-2016 Periodieke rapportage 2015 H2 Inhoudsopgave Inleiding 3 1. Basisgegevens 4 1.1 Beschrijving van de organisatie 4 1.2 Verantwoordelijkheden 4 1.3 Basisjaar

Nadere informatie

Commissie Benchmarking Vlaanderen

Commissie Benchmarking Vlaanderen Commissie Benchmarking Vlaanderen 023-0170 Bijlage I TOELICHTING 17 Bijlage I : WKK ALS ALTERNATIEVE MAATREGEL 1. Inleiding Het plaatsen van een WKK-installatie is een energiebesparingsoptie die zowel

Nadere informatie

Energierapport Bedrijventerrein Haven Oostende

Energierapport Bedrijventerrein Haven Oostende Energierapport Bedrijventerrein Haven Oostende 2008-2010 1. Informatie over het bedrijventerrein Ligging, oppervlakte (Oostende 8400; 151,9 ha grondoppervlakte, 69,5 wateroppervlakte en 29,5 ha dakoppervlakte)

Nadere informatie

Verbruikte diesel Verbruikte benzine. Gasverbruik (M3) Elektraverbruik (kwh)

Verbruikte diesel Verbruikte benzine. Gasverbruik (M3) Elektraverbruik (kwh) Twee maal per jaar voert Rail Partner Holland een review uit m.b.t. de stand van zaken aangaande CO2- reductiedoelstellingen. Tijdens deze halfjaarlijkse evaluatie worden alle genoemde maatregelen gecheckt.

Nadere informatie

Voortgangsrapportage Carbon Footprint eerste helft 2018 Takke Groep

Voortgangsrapportage Carbon Footprint eerste helft 2018 Takke Groep Voortgangsrapportage Carbon Footprint eerste helft 2018 Takke Groep Verantwoording Titel : Voortgangsrapportage Carbon Footprint Periode : 1-1-2018 tot en met 30-6-2018 Revisie : 1.0 Datum : 17 december

Nadere informatie

Voortgangsrapportage CO2-emissiereductie.

Voortgangsrapportage CO2-emissiereductie. Augustus 2018 Voortgangsrapportage CO2-emissiereductie. Graag informeren wij jullie weer over de voortgang van onze CO 2-emissies. Met de CO 2-Prestatieladder en de CO 2-Footprint zijn de hoeveelheden

Nadere informatie

ENERGIEBEOORDELING 2012 H1

ENERGIEBEOORDELING 2012 H1 Versie 1.0 Datum: 4 OKTOBER 2012 ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATIES - AANDRIJFSYSTEMEN - TECHNISCHE AUTOMATISERING PANELENBOUW - SERVICE EN ONDERHOUD - PLAATWERK - TECHNISCHE DIENSTVERLENING DOMOTICA - ENERGIEMANAGEMENT

Nadere informatie

Carbon footprint 2011

Carbon footprint 2011 PAGINA i van 12 Carbon footprint 2011 Opdrachtgever: Stuurgroep MVO Besteknummer: - Projectnummer: 511133 Documentnummer: 511133_Rapportage_Carbon_footprint_2011_1.2 Versie: 1.2 Status: Definitief Uitgegeven

Nadere informatie

Periodieke rapportage 2016 H1

Periodieke rapportage 2016 H1 Periodieke rapportage 2016 H1 03-10-2016 Periodieke rapportage 2016 H1 Inhoudsopgave Inleiding 3 1. Basisgegevens 4 1.1 Beschrijving van de organisatie 4 1.2 Verantwoordelijkheden 4 1.3 Basisjaar 4 1.4

Nadere informatie

Emissie-inventaris rapport Speer Infra B.V.

Emissie-inventaris rapport Speer Infra B.V. Emissie-inventaris rapport Speer Infra B.V. 1 Beschrijving van de Organisatie Hieronder volgt een korte beschrijving van de organisatie. Verdere informatie is te vinden op de website: http://www.speerinfra.nl/

Nadere informatie

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 20 juli 2004. gewijzigd op 24 januari 2007

Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 20 juli 2004. gewijzigd op 24 januari 2007 Vlaamse Reguleringsinstantie voor de lektriciteits- en Gasmarkt North Plaza B Koning Albert II- laan 7 B - 1210 BRUSSL e-mail : info@vreg.be tel. : +32 2 553 13 53 fax : +32 2 553 13 50 web : www.vreg.be

Nadere informatie

Klever Boor- en Perstechniek BV Postbus 72 3410 CB Lopik

Klever Boor- en Perstechniek BV Postbus 72 3410 CB Lopik Klever Boor- en Perstechniek BV Postbus 72 3410 CB Lopik Bezoekadres: Batuwseweg 43 3411 KX Lopikerkapel Tel: 0348-554986 Fax: 0348-550611 E-mail: info@kleverbv.nl CO₂ Footprint 2014 Inhoud 1 Inleiding...

Nadere informatie

Halfjaarlijkse CO 2 rapportage 2015

Halfjaarlijkse CO 2 rapportage 2015 Halfjaarlijkse CO 2 rapportage 2015 Status: Definitief Datum van uitgifte: 16-08-2015 Datum van ingang: 07-09-2015 Versienummer: 1.0 Inhoud 1. INLEIDING... 3 2. CO 2 EMISSIES 1E HALFJAAR 2015... 4 2.1

Nadere informatie

DE BEREKENING VAN DE GROENESTROOMCERTIFICATEN

DE BEREKENING VAN DE GROENESTROOMCERTIFICATEN 1. CONTEXT Infofiche Energie DE BEREKENING VAN DE GROENESTROOMCERTIFICATEN In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de productie van groene stroom afkomstig van hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling

Nadere informatie

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2017

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2017 Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2017 CO 2 Prestatieladder - Niveau 3 Datum: 13 september 2017 Versie: 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 2. Basisgegevens... 2 2.1 Beschrijving van de organisatie...

Nadere informatie

EMISSIE INVENTARISATIERAPPORT

EMISSIE INVENTARISATIERAPPORT Pagina: 315.2 1 / 6 Emissie inventaris rapport (3.A.1-2) Inhoudsopgave 1 Inleiding en verantwoording...2 2 Beschrijving van de organisatie...2 3 Verantwoordelijke...2 4 Basisjaar en rapportage...2 5 Afbakening...2

Nadere informatie

CO 2 en energiereductiedoelstellingen

CO 2 en energiereductiedoelstellingen CO 2 en energiereductiedoelstellingen t/m 2012 N.G. Geelkerken Site Manager International Paint (Nederland) bv Januari 2011 Inhoud 1 Introductie 3 2 Co2-reductie scope 4 2.1. Wagenpark 4 3 Co2-reductie

Nadere informatie

CO 2 Nieuwsbrief Eerste voortgangsrapportage scope 3 doelstellingen

CO 2 Nieuwsbrief Eerste voortgangsrapportage scope 3 doelstellingen Eerste voortgangsrapportage scope 3 doelstellingen September 2017 Eerste voortgangsrapportage CO 2 -emissiereductie. Graag informeren wij u over de voortgang van onze scope 3 doelstellingen. Recent hebben

Nadere informatie

CO₂ Emissie inventaris

CO₂ Emissie inventaris 3.A. CO₂ Emissie inventaris Januari Juni 2018 Datum 12-7-2018 Rappportnr. 3A.EI2018-1 Versie 1.1 Opgesteld door AW Autorisatie J.W.A. van de Wetering INHOUD 1. INLEIDING... 3 1.1. Beschrijving van de organisatie...

Nadere informatie

April 2014. Footprint

April 2014. Footprint April 2014 Footprint Emissie-inventaris 2015 Footprint Emissie-inventaris 2015 Maart 2016 Dit document is opgesteld volgens de NEN-ISO 14064-1 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 2 Bedrijfsbeschrijving... 5

Nadere informatie

Toelichting energie- en klimaatactieplan Ranst

Toelichting energie- en klimaatactieplan Ranst Toelichting energie- en klimaatactieplan Ranst Infomoment Ranst 23 september 2015 20u 1 Ranst timing 1. Voorstelling project aan schepencollege + goedkeuring: 12/2 2. werkgroep energie & klimaat: 19/3

Nadere informatie

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2016

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2016 Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2016 CO 2 Prestatieladder - Niveau 3 Datum: 18 juli 2016 Versie: 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 2. Basisgegevens... 2 2.1 Beschrijving van de organisatie...

Nadere informatie

CO₂ Emissie inventaris e helft Januari Juni 2018

CO₂ Emissie inventaris e helft Januari Juni 2018 1 van 11 CO₂ Emissie inventaris 2018 1 e helft Januari Juni 2018 Gedistribueerd aan 1x Directie 1x KAM Coördinator 1x Handboek CO₂ Prestatieladder Autorisatie directie J.W.A. van de Wetering 1 2 van 11

Nadere informatie

5.B.1_2 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2016 H1. Conform Co₂-prestatieladder B.1 met 2.A A A B.2

5.B.1_2 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2016 H1. Conform Co₂-prestatieladder B.1 met 2.A A A B.2 5.B.1_2 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2016 H1 Conform Co₂-prestatieladder 3.0 Verantwoording Titel Voortgangsrapportage CO₂-emissies Periode Januari 2016 t/m juni 2016 Revisie 1.0 Datum 14 juli

Nadere informatie

Geheel 2015 Dit document is opgesteld volgens ISO

Geheel 2015 Dit document is opgesteld volgens ISO Emissie inventaris Netters infra De emissie inventaris van: Geheel 2015 Dit document is opgesteld volgens ISO 14064-1 Opgesteld door: AMK Inventis Stef Jonker Datum: december 2015 Versie 4 Dec 2015 Pagina

Nadere informatie

Periodieke rapportage 2016 H2

Periodieke rapportage 2016 H2 Periodieke rapportage 2016 H2 14-02-2017 Periodieke rapportage 2016 H2 Inhoudsopgave Inleiding 3 1. Basisgegevens 4 1.1 Beschrijving van de organisatie 4 1.2 Verantwoordelijkheden 4 1.3 Basisjaar 4 1.4

Nadere informatie