STICHTING PENSIOENFONDS HENKEL NEDERLAND B.V. REGLEMENT

Transcriptie

1 STICHTING PENSIOENFONDS HENKEL NEDERLAND B.V. REGLEMENT Vastgesteld 22 september 2016

2 Inhoudsopgave: Art. 1 Begripsbepalingen Art. 2 Aard der pensioenrechten Art. 3 Deelnemerschap Art. 4 Grondslagen voor de berekeningen van de pensioenen Art. 5 Parttimers Art. 6 Ouderdomspensioen en vroegpensioen Art. 6a Uitstel en Vervroeging van de vroegpensioendatum en Uitstel van de pensioenrichtdatum Art. 6b Inruil tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen Art. 6c Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen Art. 7 Partnerpensioen Art. 8 Bijzonder partnerpensioen Art. 9 Wezenpensioen Art. 10 Verevening van pensioen bij scheiding Art. 11 Tijdelijke verhoging der pensioenen Art. 12 Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid Art. 12a Samenloop vroegpensioen met andere uitkeringen in verband met arbeidsongeschiktheid Art. 13 De aanspraken bij voortijdige beëindiging Art. 14 Bijdragen van de deelnemers en de onderneming Art. 15 Verplichtingen van de deelnemers, gewezen deelnemers, partners, wezen en gewezen partners Art. 16 Verstrekken van gegevens door het fonds Art. 17 Waardeoverdracht Art. 17a Individuele pensioen(premie)regeling Art. 17b Storting vrijwillige premies Art. 17c Verevening van het saldo van de beleggingsrekening bij scheiding Art. 17d Aanwenden saldo van de beleggingsrekening Art. 18 Uitbetaling der pensioenen Art. 19 Herverzekering Art. 20 Beslag op en overdracht van pensioenaanspraken Art. 21 Wijziging der pensioenen Art. 22 Bijzondere bepalingen Art. 23 Overgangsregeling Art. 24 Toeslagverlening Art. 25 Inwerkingtreding Uitvoeringsbepalingen 1

3 STICHTING PENSIOENFONDS HENKEL NEDERLAND B.V. PENSIOENREGLEMENT Artikel 1 BEGRIPSBEPALINGEN De pensioenovereenkomst zoals neergelegd in dit pensioenreglement heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. In dit pensioenreglement, opgemaakt overeenkomstig artikel 11 van de statuten, wordt voorts verstaan onder: het fonds : Stichting Pensioenfonds Henkel Nederland B.V. de onderneming : Henkel Nederland B.V. gevestigd te Nieuwegein, respectievelijk andere door het bestuur en de Raad van Bestuur gezamenlijk aangewezen gelieerde ondernemingen, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden. de Raad van Bestuur : de Raad van Bestuur van Henkel Nederland B.V. het bestuur : het bestuur van het fonds; de deelnemers : de werknemers in dienst van de onderneming, die overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van dit pensioenreglement aan het fonds deelnemen; de gepensioneerde : degene die krachtens de bepalingen van dit pensioenreglement recht heeft op een pensioenuitkering jegens het fonds; afkoop : een pensioenrecht of een pensioenaanspraak wordt vervangen door een éénmalige uitkering indien het pensioen op het tijdstip van ingang een bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat; franchise : het deel van het pensioengevend jaarsalaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd in verband met uitkeringen krachtens de AOW; FVP : Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering; gewezen deelnemer : de persoon van wie de deelname aan het fonds is geëindigd en die een premievrije aanspraak op pensioen tegenover het fonds heeft gekregen en behouden; gewezen partner : de persoon wiens partnerrelatie met de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde is beëindigd; (her)verzekeraar : een verzekeraar die op grond van de Wet financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen; 2

4 huwelijkspartner : onder huwelijkspartner wordt in dit reglement verstaan: a. de man of vrouw waarmee de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde is gehuwd; dan wel b. de ongehuwde man of vrouw, met wie de ongehuwde deelnemer, de ongehuwde gewezen deelnemer of de ongehuwde gepensioneerde een geregistreerde partnerrelatie heeft als bedoeld in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. In dit pensioenreglement wordt de geregistreerde partner voor wat betreft alle rechten en plichten uit hoofde van dit pensioenreglement gelijkgesteld met de partner zoals omschreven onder a van dit artikel en dientengevolge dient daar waar in dit reglement wordt gesproken van huwelijk, dan wel beëindiging daarvan tevens te worden gelezen het aangaan van een geregistreerd partnerschap, dan wel de beëindiging daarvan. nabestaandenpensioen : partnerpensioen en wezenpensioen; partner : onder partner wordt in dit reglement verstaan: a. de man of vrouw waarmee de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde is gehuwd; dan wel b. de ongehuwde man of vrouw, met wie de ongehuwde deelnemer, de ongehuwde gewezen deelnemer of de ongehuwde gepensioneerde samenwoont en -met het oogmerk duurzaam samen te leven- een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract, waarin enige vermogensrechtelijke aangelegenheden ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding zijn geregeld; dan wel c. de ongehuwde man of vrouw, met wie de ongehuwde deelnemer, de ongehuwde gewezen deelnemer of de ongehuwde gepensioneerde een geregistreerde partnerrelatie heeft als bedoeld in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. In dit pensioenreglement wordt de geregistreerde partner voor wat betreft alle rechten en plichten uit hoofde van dit pensioenreglement gelijkgesteld met de partner zoals omschreven onder a van dit artikel en dientengevolge dient daar waar in dit reglement wordt gesproken van huwelijk, dan wel beëindiging daarvan tevens te worden gelezen het aangaan van een geregistreerd partnerschap, dan wel de beëindiging daarvan. 3

5 pensioenaanspraak : de aanspraak op een nog niet ingegaan pensioen conform dit pensioenreglement; pensioenrecht : het recht op een ingegaan pensioen conform dit pensioenreglement; scheiding : a ontbinding van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, of b beëindiging van het geregistreerde partnerschap bij de burgerlijke stand, anders dan door overlijden of een huwelijk met dezelfde partner, of c beëindiging van een notarieel verleden samenlevingscontract anders dan door overlijden of een huwelijk dan wel een geregistreerd partnerschap met dezelfde partner; scheidingsdatum : a de datum waarop de scheiding wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, of b de datum waarop blijkens de Basisadministratie Personen geen sprake meer is van het woonachtig zijn op hetzelfde adres dan wel de datum waarop blijkens de mededeling van de deelnemer, gewezen deelnemer, gepensioneerde en/of diens partner de notarieel verleden samenlevingsovereenkomst wordt verbroken; de pensioenrichtdatum : de eerste dag van de maand samenvallende met of volgende op de 65e verjaardag; de pensioendatum : de eerste dag van de maand samenvallende met of volgende op de individuele AOW-ingangsdatum; de pensioengerechtigde : de persoon voor wie op grond van dit pensioenreglement het ouderdoms-, vroeg-, (bijzonder)partner-, of wezen pensioen is ingegaan; de pensioenovereenkomst : hetgeen tussen de onderneming en de werknemer is overeengekomen betreffende pensioenen en is verwoord in deze pensioenregeling; de uitvoeringsovereenkomst : hetgeen tussen de onderneming en het fonds is overeengekomen betreffende de uitvoering van deze pensioenregeling; de statuten : de statuten van het fonds; de vroegpensioendatum : de eerste dag van de maand samenvallende met of volgende op de 61e verjaardag; individuele pensioen(premie)regeling : de pensioen(premie)regeling als bedoeld in de artikelen 17A tot en met 17D op grond waarvan de deelnemer een individueel pensioenkapitaal opbouwt door storting van vrijwillige premies op een 4

6 beleggingsrekening van het fonds, waarbij de premies worden belegd door het fonds; toezichthouder : De Nederlandsche Bank en/of de Stichting Autoriteit Financiële Markten; toeslagverlening : Verhoging van pensioenrechten en pensioenaanspraken conform dit pensioenreglement; Wet VPS : Wet verevening pensioenrechten bij scheiding; WAO : Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering; WIA : Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. Beleidsdekkingsgraad : De gemiddelde dekkingsgraad van de 12 maanden voorafgaand aan het moment van vaststellen. Artikel 2 AARD DER PENSIOENRECHTEN 1. Het fonds verleent aan hen, die aan de in dit reglement gestelde voorwaarden voldoen: a. ouderdomspensioen; b. partnerpensioen; c. wezenpensioen; d. vroegpensioen; e. bijzonder partnerpensioen na ontbinding van het huwelijk door echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerde partnerschap, dan wel beëindiging van het erkende samenlevingsverband; f. individueel pensioenkapitaal bestemd voor de financiering van de onder a en b genoemde pensioenen. 2. Het partnerpensioen en wezenpensioen wordt slechts toegekend aan de nagelaten betrekkingen voor zover de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde deze aan het fonds heeft opgegeven. Artikel 3 DEELNEMERSCHAP 1. Als deelnemer werden in het fonds opgenomen werknemers in dienst vóór 1 januari 2004 van de onderneming, op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht die de 21-jarige leeftijd hebben bereikt. 2. De deelneming vangt aan op de eerste dag van de maand, samenvallend met, of volgend op het tijdstip, waarop de werknemer is gaan voldoen aan de in het eerste lid gestelde eisen. 3. De deelneming eindigt: a. wegens overlijden: op de datum van overlijden; b. wegens beëindiging van het dienstverband voor de vroegpensioendatum: op de datum, waarop het dienstverband wordt beëindigd, tenzij het bestuur op verzoek van de Raad van Bestuur anders beslist. c. wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd: op de vroegpensioendatum. d. op 31 juli

7 4. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt het deelnemerschap geacht voort te duren na beëindiging van het dienstverband voor de vroegpensioendatum zolang de persoon: a. recht heeft op een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid; b. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw wegens werkloosheid; c. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van een op de deelnemer toepasselijke regeling van de onderneming bij welke de deelnemer zijn dienstbetrekking vervulde. Artikel 4 GRONDSLAGEN VOOR DE BEREKENING VAN DE PENSIOENEN 1. Bij de berekening van de grootte van de pensioenen wordt uitgegaan van: a. de pensioenjaren van de deelnemer; b. de pensioengrondslag A; c. de vroegpensioengrondslag; d. de pensioengrondslag B. 2. Onder pensioenjaren van de deelnemer worden verstaan de jaren, gedurende welke hij ingevolge het bepaalde in artikel 3 aan de pensioenregeling heeft deelgenomen. Gedeelten van pensioenjaren worden afgerond op volle maanden. Hierbij worden gedeelten van maanden als volle maand gerekend. Het maximum aantal pensioenjaren bedraagt De pensioengrondslag A is ieder jaar gelijk aan het jaarsalaris, verminderd met een franchise. De franchise per 1 januari 2016 is vastgesteld op ,-. Jaarlijks volgt de franchise de ontwikkeling van de AOW-bedragen in het voorgaande jaar (zie uitvoeringsbepaling bij dit artikellid). Indien de maatschappelijke ontwikkelingen van de AOW-bedragen of de financiële positie gehoord de actuaris daartoe aanleiding geven kan het bestuur besluiten de franchise op een andere manier aan te passen. Wijzigingen in de pensioengrondslag A vinden uitsluitend plaats met ingang van de eerste januari. Bij de vaststelling van de pensioenaanspraken wordt de pensioengrondslag A voor deelnemers van 55 jaar en ouder op 1 januari van enig jaar aangepast volgens de CBS-index CAO-lonen per maand, inclusief bijzondere beloningen van de sector Particuliere Bedrijven, met als referteperiode oktober tot oktober van het voorafgaande jaar. Deze aanpassing wordt toegepast zolang dit op grond van fiscale regelgeving mogelijk is. 4. Onder jaarsalaris wordt verstaan: 12 x het vaste maandsalaris geldende per 1 januari van het desbetreffende jaar, verhoogd met het door de onderneming gehanteerde percentage ter calculatie van de vakantietoeslagen en vermeerderd met 1 maandsalaris als hiervoor bedoeld. Met ingang van 1 januari 2016 geldt voor het jaarsalaris in de zin van dit reglement een nieuw maximum van ,- (zie uitvoeringsbepaling bij dit artikellid). 5. Bij aanvang van de deelneming in de loop van een kalenderjaar wordt de pensioengrondslag A vastgesteld overeenkomstig het derde lid van dit artikel met dien verstande dat voor de bepaling van het jaarsalaris overeenkomstig het vierde lid van dit artikel in plaats van 1 januari gelezen dient te worden de datum van aanvang der deelneming. 6. De vroegpensioengrondslag is gelijk aan het jaarsalaris. Bij de vaststelling van de pensioenaanspraken wordt de vroegpensioengrondslag voor deelnemers van 55 jaar en ouder op 1 januari van enig jaar aangepast volgens de CBS-index CAO-lonen per maand, inclusief bijzondere beloningen van de sector Particuliere Bedrijven, met als referteperiode oktober tot oktober van het voorafgaande jaar. Deze aanpassing wordt 6

8 toegepast zolang dit op grond van fiscale regelgeving mogelijk is. Met ingang van 1 januari 2006 wordt de vroegpensioengrondslag alleen vastgesteld voor de deelnemers geboren voor 1 januari Vermindering van pensioenjaren en van het jaarsalaris als gevolg van het door de deelnemer opgenomen ouderschapsverlof in de zin van artikel 1638oo, boek 7A, Burgerlijk Wetboek, blijft voor de berekening van de pensioenaanspraken buiten beschouwing. 8. De volgende elementen zijn ondergebracht in pensioengrondslag B, uitsluitend vast te stellen ten behoeve van de individuele pensioen(premie)regeling als bedoeld in de artikelen 17A tot en met 17D: bonus, commissie, adv-dagen en andere door het bestuur aan te wijzen onderdelen van het loon zoals bedoeld in de Wet op de loonbelasting In geval van een verlaging van de (vroeg)pensioengrondslag worden de tot het tijdstip van deze verlaging reeds opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd. Het partner- en wezenpensioen zullen na een verlaging van de pensioengrondslag opnieuw worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 (partnerpensioen) respectievelijk artikel 9 (wezenpensioen). Artikel 5 PARTTIMERS 1. Indien tussen de onderneming en de deelnemer een arbeidstijd is of wordt overeengekomen die korter is dan de arbeidstijd die als normaal geldt voor de collectiviteit waartoe de deelnemer behoort, worden voor de toepassing van dit reglement de premie en de aanspraken vastgesteld met toepassing van een parttimebreuk. 2. De parttime-breuk wordt verkregen door de overeengekomen arbeidstijd te delen door de voor de betrokken deelnemersgroep normaal geldende arbeidstijd. 3. De parttime-breuk wordt voor de eerste maal vastgesteld op het moment dat het in het eerste lid bepaalde voor het eerst van toepassing is. Zij wordt opnieuw vastgesteld bij iedere wijziging van de overeengekomen arbeidstijd. 4. Indien dit artikel van toepassing is wordt bij de berekening van de pensioenaanspraken van een parttimer steeds uitgegaan van een salaris of pensioengrondslag (zowel A als B), welke zou hebben gegolden indien wel sprake was geweest van de normaal geldende arbeidstijd. 5. De bijdrage genoemd in artikel 14 van dit reglement, wordt gereduceerd door deze te vermenigvuldigen met de op dat moment van toepassing zijnde parttime-breuk. 6. Bij de berekening van de pensioenaanspraken van een parttimer worden de pensioenjaren vermenigvuldigd met de daarbij behorende parttime-breuken. Voor de berekening van de in de toekomst op te bouwen pensioenaanspraken wordt de laatst geldende parttime-breuk toegepast. Artikel 6 OUDERDOMSPENSIOEN EN VROEGPENSIOEN 1. Ouderdomspensioen wordt toegekend aan de (gewezen) deelnemer met ingang van de pensioenrichtdatum, tenzij de (gewezen) deelnemer gebruik heeft gemaakt van de in artikel 6A lid 3 opgenomen uitstelmogelijkheid. 7

9 2. Het ouderdomspensioen bedraagt vanaf 1 januari ,428% per opgebouwd pensioenjaar van de laatst geldende pensioengrondslag A. 3. Het vroegpensioen wordt toegekend aan de deelnemer met ingang van de vroegpensioendatum. 4. Het vroegpensioen bedraagt 2,4% per opgebouwd pensioenjaar van de laatst geldende vroegpensioengrondslag. Met ingang van 1 januari 2006 wordt het vroegpensioen alleen vastgesteld voor de deelnemers geboren voor 1 januari Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand, waarin de gepensioneerde is overleden. 6. Het vroegpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand, waarin de gepensioneerde de 65-jarige leeftijd bereikt dan wel tot de laatste dag van de maand, waarin de gepensioneerde is overleden. Artikel 6A UITSTEL EN VERVROEGING VAN DE VROEGPENSIOENDATUM EN UITSTEL VAN DE PENSIOENRICHTDATUM 1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan, in afwijking van het bepaalde in artikel 6 lid 3, het pensioen ingaan voor de vroegpensioendatum, doch niet eerder dan vanaf de eerste dag samenvallende met of volgend op de 55e verjaardag. Vervroeging vóór de 60-jarige leeftijd is evenwel alleen mogelijk na instemming van de onderneming alsmede een verklaring van de (gewezen) deelnemer tot verlating van het arbeidsproces. Het vroegpensioen zal in dat geval actuarieel neutraal worden verminderd op basis van door het bestuur vast te stellen factoren (zie uitvoeringsbepaling bij dit artikel), waarbij het bijbehorend partnerpensioen ongewijzigd blijft. De (gewezen) deelnemer dient het verzoek op schriftelijk wijze en tussen zes en drie maanden voorafgaande aan de vervroegde vroegpensioendatum aan het fonds kenbaar te maken. 2. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer en na instemming van de onderneming waarbij de deelnemer in dienst is, kan, in afwijking van het bepaalde in artikel 6, lid 3, de vroegpensioendatum worden uitgesteld doch niet later dan de pensioenrichtdatum. Het vroegpensioen zal in dat geval actuarieel kostenneutraal worden verhoogd op basis van door het bestuur vast te stellen factoren (zie uitvoeringsbepaling bij dit artikel). Zodra het actuarieel opgerente vroegpensioen de laatst geldende vroegpensioengrondslag evenaart en het ouderdomspensioen de laatst geldende pensioengrondslag evenaart, wordt de (gewezen) deelnemer geacht op dat moment de vroegpensioendatum bereikt te hebben en zal diens vroegpensioen vanaf dat moment ingaan. De (gewezen) deelnemer dient het verzoek op schriftelijke wijze en tussen zes en drie maanden voorafgaande aan de vroegpensioendatum aan het fonds kenbaar te maken. Voor zover de (gewezen) deelnemer nog in dienst is van de onderneming als bedoeld in artikel 1, dient het verzoek vergezeld te gaan van de instemming van de onderneming. 3. De (gewezen) deelnemer kan verzoeken het ouderdomspensioen, regulier ingaande op de pensioenrichtdatum, uit te stellen en te laten ingaan op een latere datum doch uiterlijk op de pensioendatum. Uitstel van ouderdomspensioen is uitsluitend toegestaan indien en zolang de (gewezen) deelnemer doorwerkt in dienstbetrekking dan wel anderszins inkomen uit arbeid geniet. Deze voorwaarde kan onder meer betekenen dat de (gewezen) deelnemer een schriftelijke verklaring aan het fonds dient te overleggen waaruit blijkt dat deze na de pensioenrichtdatum nog steeds betaalde werkzaamheden verricht en waarin hij zich verplicht een vermindering van het aantal werkzaamheden terstond te melden aan het fonds. Het ouderdomspensioen zal in dat geval actuarieel neutraal worden verhoogd op basis van door het bestuur vast te stellen factoren (zie 8

10 Artikel 6B uitvoeringsbepaling bij dit artikel), waarbij het bijbehorend partnerpensioen ongewijzigd blijft. De (gewezen) deelnemer dient het verzoek op schriftelijk wijze en tussen zes en drie maanden voorafgaande aan de pensioenrichtdatum aan het fonds kenbaar te maken. INRUIL TUSSEN OUDERSDOMSPENSIOEN EN PARTNERPENSIOEN 1. De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid zijn aanspraken op partnerpensioen in te ruilen voor extra aanspraken op ouderdomspensioen. De manier waarop deze inruil plaatsvindt staat vermeld in lid 2 a en b. De (gewezen) deelnemer heeft daarnaast de mogelijkheid om zijn aanspraken op ouderdomspensioen in te ruilen voor extra aanspraken op partnerpensioen. De manier waarop deze inruil plaatsvindt staat vermeld in lid 2 c en d. 2. De hoogte van ouderdomspensioen enerzijds en de hoogte van het partnerpensioen anderzijds kunnen gewijzigd worden in een van de hierna omschreven verhoudingen. a. Ouderdomspensioen: partnerpensioen = 100: 0 Het partnerpensioen zal nihil bedragen. b. Ouderdomspensioen: partnerpensioen = 100: 50 Het partnerpensioen zal 50% van het verhoogde ouderdomspensioen bedragen. c. Ouderdomspensioen: partnerpensioen = 100: 85 Het partnerpensioen zal 85% van het verlaagde ouderdomspensioen bedragen. d. Ouderdomspensioen: partnerpensioen = 100: 100 Het partnerpensioen zal 100% van het verlaagde ouderdomspensioen bedragen. Indien er in verband met een scheiding aanspraken jegens het fonds bestaan op een vereveningspensioen en/of partnerpensioen, zal hiermee bij omzetting rekening worden gehouden. 3. De keuze voor de inruil is onherroepelijk en kan slechts éénmalig een half jaar voor de datum waarop de (gewezen) deelnemer met pensioen gaat. Zodra het ouderdomspensioen is ingegaan, is inruil van het pensioen niet meer mogelijk. 4. Indien de (gewezen) deelnemer inruil van partnerpensioen wenst, dient de partner in de zin van artikel 1, schriftelijk te verklaren met de inruil in te stemmen. Tevens moeten (gewezen) deelnemer en partner schriftelijk verklaren van het in te ruilen pensioen afstand te doen. 5. Indien de (gewezen) deelnemer inruil van ouderdomspensioen wenst, dient de partner in de zin van artikel 1, schriftelijk te verklaren met de inruil in te stemmen. Tevens moeten (gewezen) deelnemer en partner schriftelijk verklaren van het in te ruilen pensioen afstand te doen. 6. Het fonds waarborgt dat uitruil plaatsvindt op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen (zie uitvoeringsbepaling bij dit artikellid). 7. Indien de uitruil als vermeld in lid 2 c en d ertoe zou leiden dat het ouderdomspensioen op jaarbasis lager wordt dan 465,94 (niveau 2016), wordt de verhouding tussen het ouderdomspensioen en partnerpensioen zodanig aangepast dat het ouderdomspensioen op jaarbasis meer bedraagt dan 465,94 (niveau 2016). Artikel 6 C: VARIATIE IN DE HOOGTE VAN HET OUDERDOMSPENSIOEN 1. Op de pensioenrichtdatum is de (gewezen) deelnemer eenmalig bevoegd zijn aanspraak op ouderdomspensioen om te zetten in een aanspraak op een verlaagde dan wel verhoogde uitkering tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin de 9

11 gepensioneerde de 70-jarige leeftijd bereikt en een verhoogde respectievelijk verlaagde uitkering nadien. 2. De in lid 1 bedoelde omzetting van het ouderdomspensioen vindt plaats na verlaging van het ouderdomspensioen uit hoofde van een eventuele omzetting op grond van het bepaalde in artikel 6B. en vóór vermindering van het ouderdomspensioen met ingevolge artikel 10 toegekende vereveningspensioenen. 3. De in lid 1 bedoelde omzetting van het ouderdomspensioen leidt niet tot wijziging van een eventueel op grond van het bepaalde in artikel 6B vastgesteld partnerpensioen. 4. De verhoogde uitkering van ouderdomspensioen wordt zodanig vastgesteld dat de lage uitkering naar keuze van de (gewezen) deelnemer 75% of 87,5% bedraagt van de hoge uitkering. 5. De omzetting van ouderdomspensioen vindt zodanig plaats dat de actuariële waarde van de aanspraken na omzetting gelijk is aan die ervoor (zie uitvoeringsbepaling bij dit artikellid). Artikel 7 PARTNERPENSIOEN 1. Partnerpensioen wordt toegekend aan de nagelaten partner waarmee de (gewezen) deelnemer, respectievelijk de gepensioneerde gehuwd was. Partnerpensioen wordt eveneens toegekend aan de nagelaten partner met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer, respectievelijk de ongehuwde gepensioneerde samenwoonde en wel onder de volgende voorwaarden: - de partner is geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn; - er dient een notarieel verleden samenlevingscontract te zijn waarin enige vermogensrechtelijke aangelegenheden ter zake van de samenwoning en de gemeenschappelijke huishouding worden geregeld (tenminste: verklaring dat betrokkenen beiden ongehuwd zijn, het gemeenschappelijke adres, de datum waarop het samenlevingscontract notarieel is verleden); - degene met wie het samenlevingsverband bestaat is met het oog op pensioen als partner aangewezen en de mogelijkheid is geregeld van herroeping van de aanwijzing; - het vereiste samenlevingscontract moet minimaal 1 jaar direct voorafgaand aan het overlijden van de (gewezen) deelnemer respectievelijk gepensioneerde notarieel verleden zijn; - voor toepassing van het bepaalde in dit reglement kan een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde slechts met één partner een gemeenschappelijke huishouding voeren. 2. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin de (gewezen) deelnemer, respectievelijk de gepensioneerde is overleden. 3. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen, dat de overleden gepensioneerde genoot of de overleden (gewezen) deelnemer zou hebben genoten, indien deze de deelneming aan het fonds tot de vroegpensioendatum zou hebben voortgezet op basis van de ten tijde van het overlijden geldende pensioengrondslag A. 4. Indien ingevolge het bepaalde in artikel 8 voor de gewezen partner(s) van de (gewezen) deelnemer aanspraak op bijzonder partnerpensioen bestaat, wordt het overeenkomstig het derde lid berekende partnerpensioen verminderd met het bedrag van de aan de gewezen partner(s) toegekende aanspraken op bijzonder partnerpensioen. 10

12 5. Het partnerpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand, waarin de nagelaten partner is overleden. 6. Geen recht op partnerpensioen bestaat indien de (gewezen) deelnemer dan wel de gepensioneerde overlijdt binnen één jaar na de datum van indiensttreding dan wel na de datum van huwelijksvoltrekking respectievelijk na de datum van het aangaan van een samenlevingsverband. Het bestuur kan echter toch een recht op partnerpensioen geheel of gedeeltelijk toekennen indien het aannemelijk is of wordt gemaakt, dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte, aandoening of gebrek waaraan de overledene reeds leed op het tijdstip van indiensttreding dan wel bij het sluiten van het huwelijk of bij het aangaan van het samenlevingsverband. Dit lid is van toepassing vanaf 21 september Geen recht op partnerpensioen bestaat indien het huwelijk is gesloten dan wel het samenlevingsverband is aangegaan na pensionering van de (gewezen) deelnemer. Artikel 8 BIJZONDER PARTNERPENSIOEN 1. Ingeval van echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het erkende samenlevingsverband heeft de gewezen partner van de deelnemer, gewezen deelnemer resp. gepensioneerde aanspraak op een bijzonder partnerpensioen. 2. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de deelnemer, gewezen deelnemer resp. gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gewezen partner. 3. Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan de premievrije aanspraak op partnerpensioen die zou zijn verkregen indien het deelnemerschap op de datum van echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het erkende samenlevingsverband anders dan door overlijden was geëindigd. Wanneer de echtscheiding dan wel de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het erkende samenlevingsverband plaatsvindt nadat het deelnemerschap reeds is geëindigd, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan de aanspraak op partnerpensioen die bij het einde van de deelneming is verkregen. 4. Het bepaalde in de leden 1, 2, en 3 vindt geen toepassing, indien de deelnemer, gewezen deelnemer resp. gepensioneerde en de (gewezen) partner bij huwelijkse voorwaarden of in een echtscheidingsconvenant anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. 5. Aan de betrokkene wordt schriftelijk mededeling gedaan van verleende aanspraken. 6. De gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen heeft krachtens artikel 57 lid 5 van de Pensioenwet het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere (gewezen) partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde onder de volgende voorwaarden: a. het fonds is bereid een eventueel uit de overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; b. de vervreemding is onherroepelijk; en c. de vervreemding is overeengekomen bij notariële akte. 11

13 Artikel 9 WEZENPENSIOEN 1. Bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt wezenpensioen toegekend aan: a. de kinderen beneden de 18-jarige leeftijd van de (gewezen) deelnemer of van de gepensioneerde, die tot deze (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan, met dien verstande dat voor geadopteerde kinderen geldt dat hun adoptie vóór de 55ste verjaardag van de (gewezen) deelnemer moet hebben plaatsgevonden; b. de stief- en pleegkinderen beneden de 18-jarige leeftijd van de (gewezen) deelnemer of van de gepensioneerde, die ten tijde van zijn overlijden door hem geheel of grotendeels werden onderhouden en opgevoed. c. Ook de kinderen van de nagelaten ongehuwde partner hebben recht op wezenpensioen, mits: - het kind minderjarig is op het moment van erkenning; - de ongehuwde partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat; het kind tot de gezamenlijke huishouding behoort van de (gewezen) deelnemer en partner; - de (gewezen) deelnemer het kind als eigen kind verzorgt en opvoedt. 2. Met kinderen beneden de 18-jarige leeftijd worden gelijkgesteld kinderen van 18 tot en met 26 jaar, die geheel of grotendeels door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde worden onderhouden, en wier voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep. 3. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die, waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden. 4. Het wezenpensioen bedraagt voor elke wees 14% van het ouderdomspensioen bedoeld in artikel 6 lid 2, met dien verstande dat voor deze berekening ten hoogste vijf wezen in aanmerking worden genomen. Indien en zolang meer dan vijf wezen voor wezenpensioen in aanmerking komen, wordt het gezamenlijke bedrag van het wezenpensioen gelijkelijk over alle wezen verdeeld. 5. Het bedrag van het wezenpensioen als bedoeld in het vorige lid wordt verdubbeld indien beide ouders zijn overleden. 6. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand, waarin de wees is overleden, de 18-jarige leeftijd heeft bereikt of in geval het een wees betreft als bedoeld in het tweede lid tot en met de maand waarin de 27-jarige leeftijd wordt bereikt dan wel waarin niet langer wordt voldaan aan de in genoemd lid bedoelde vereisten. Het recht op wezenpensioen kan op verzoek van het kind herleven als wederom aan de voorwaarden van dit artikel wordt voldaan. 7. Het bestuur is bevoegd het wezenpensioen aan de partner dan wel aan de meerderjarige wezen zelf, dan wel aan een instelling of de personen die door het bestuur worden aangemerkt als verzorgers van de wezen, uit te betalen. Artikel 10 VEREVENING VAN PENSIOEN BIJ SCHEIDING 1. In geval van scheiding na 30 april 1995 heeft de (gewezen) huwelijkspartner van de deelnemer, gewezen deelnemer respectievelijk recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen dan wel vroegpensioen met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 van dit pensioenreglement - verder te noemen "bijzonder 12

14 ouderdomspensioen" - op grond van de Wet VPS (Staatsblad 1994, 342) mits één van beide echtgenoten binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan het fonds. 2. Het bepaalde in lid 1 van dit artikel vindt geen toepassing indien de deelnemer, gewezen deelnemer resp. gepensioneerde en de (gewezen) huwelijkspartner de toepasselijkheid van de Wet VPS hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of in een echtscheidingsconvenant. 3. In afwijking van hetgeen in lid 1 van dit artikel is bepaald, vindt de in dat lid bedoelde pensioenverevening geen toepassing indien het bijzonder ouderdomspensioen op het tijdstip van scheiding een bedrag zoals genoemd in artikel 18 lid 2 sub a van dit reglement niet te boven gaat. 4. Het bijzonder ouderdomspensioen wordt jaarlijks op dezelfde wijze aangepast als de premievrije aanspraken op pensioen overeenkomstig artikel 23 van dit reglement. 5. Op grond van de Wet VPS kunnen, uitsluitend in geval van echtscheiding, de huwelijkspartners bij huwelijkse voorwaarden of in een echtscheidingsconvenant overeenkomen dat het in lid 1 van dit artikel bedoelde bijzonder ouderdomspensioen samen met het in artikel 8 van dit reglement bedoelde bijzonder partnerpensioen wordt omgezet in een eigen recht op pensioen van de gewezen huwelijkspartner. Bij deze conversie gelden voorwaarden en aanvullende bepalingen: - op het pensioen van de deelnemer, gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde zal in verband met de conversie een aftrekbedrag in mindering komen; de aftrek is niet afhankelijk van het in leven zijn van de gewezen huwelijkspartner; - het recht op pensioen van de gewezen huwelijkspartner en het genoemde aftrekbedrag zullen jaarlijks op dezelfde wijze overeenkomstig artikel 23 van dit reglement aangepast worden als de premievrije aanspraken op pensioen; - conversie is mogelijk voor deelnemers en gewezen deelnemers en niet mogelijk voor gepensioneerden; - het bestuur kan ten aanzien van de conversie, gehoord de actuaris, nadere voorwaarden stellen. 6. Indien op grond van de Wet VPS recht op pensioenverevening bestaat in een geval van scheiding die heeft plaatsgevonden vóór 27 november 1981, zijn de bepalingen van dit artikel daarop zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. 7. Het bestuur is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening en/of conversie bij de huwelijkspartners in rekening te brengen. 8. Aan de gewezen huwelijkspartner wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraak of het verevende recht. De andere huwelijkspartner ontvangt daarvan afschrift. De bepalingen van dit artikel treden in werking op 1 juli 1996 en werken terug tot en met mei Artikel 11 TIJDELIJKE VERHOGING DER PENSIOENEN: 1. Dit artikel is alleen van toepassing op degene, die op 31 december 1999 deelnemer is in het fonds en op die datum 50 jaar of ouder is. 2. Bij toekenning van een direct ingaand vroegpensioen wordt het ingevolge artikel 6 lid 4 uit te keren vroegpensioenbedrag gedurende de eerste zes maanden na ingang van dat pensioen aangevuld tot de hoogte van het laatstgenoten vaste maandsalaris welke 13

15 de deelnemer bij de onderneming genoot. De tijdelijke verhoging wordt opgebouwd tussen het 50e en het 60e levensjaar van de deelnemer. Deze aanvulling wordt bepaald alsof de deelnemer op de oorspronkelijke vroegpensioendatum met vroegpensioen gaat. Een eventuele vervroeging c.q. uitstel van het vroegpensioen conform artikel 6A heeft geen invloed op de hoogte van de aanvulling. 3. Overlijdt de deelnemer in dienst van de onderneming dan wordt het ingevolge artikel 7 aan de partners uit te keren partnerpensioen, dan wel indien er geen aanspraak op partnerpensioen bestaat, het ingevolge artikel 9 aan de wees (wezen) uit te keren wezenpensioen, gedurende de eerste zes maanden na ingang van dat pensioen aangevuld tot de hoogte van het laatstgenoten vaste maandsalaris, welke de deelnemer bij de onderneming genoot. 4. De gewezen deelnemer verkrijgt bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap een rechtevenredige aanspraak op de tijdelijke verhoging zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel, indien het deelnemerschap wordt beëindigd na het 50e levensjaar. De aanspraak is gelijk aan 1/10 deel van de tijdelijke verhoging per deelnemersjaar boven het 50e levensjaar, met een maximum conform hetgeen is bepaald in lid 2 van dit artikel. Artikel 12 PREMIEVRIJSTELLING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID 1. Nadat het dienstverband met een deelnemer wegens arbeidsongeschiktheid is beëindigd, worden, zonder verdere deelnemersbijdrage, de pensioenaanspraken vastgesteld alsof de deelneming wordt voortgezet zolang en naarmate de wettelijke arbeidsongeschiktheid voortduurt. De premievrijstelling geldt niet voor de individuele pensioen(premie)regeling ingevolge artikel 17A tot en met 17D. Daarbij wordt uitgegaan van de laatst geldende pensioengrondslag A, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 inzake het geldende opbouwpercentage en maximaal pensioengevend salaris voor de toekomstige premievrije voortzetting. 2. Een deelnemer aan wie na diens indiensttreding op grond van 35% of meer arbeidsongeschiktheid een uitkering is toegekend krachtens de WAO c.q. WIA, is in de zin dit reglement arbeidsongeschikt en heeft hetzelfde arbeidsongeschiktheidspercentage als waarvan is uitgegaan bij de vaststelling van de wettelijke uitkering. Artikel 12A SAMENLOOP VROEGPENSIOEN MET ANDERE UITKERINGEN IN VERBAND MET ARBEIDSONGESCHIKTHEID 1. Bij arbeidsongeschiktheid kan geen gebruik gemaakt worden van de mogelijkheid tot uitstel of vervroegen van het vroegpensioen. 2. Indien en zolang een gerechtigde op een vroegpensioen in het genot is van: a. een loondoorbetaling krachtens artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek; b. een periodieke uitkering krachtens enige arbeidsvoorwaardenregeling; c. een uitkering krachtens de WAO c.q. WIA of enige andere (wettelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering, welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met de onderneming; wordt het vroegpensioen slechts uitgekeerd voor zover het vroegpensioen uitgaat boven het bedrag van bovenbedoelde uitkeringen. 14

16 Artikel 13 DE AANSPRAKEN BIJ VOORTIJDIGE BEËINDIGING 1. Aan de deelnemer, wiens deelneming anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid vóór het bereiken van de vroegpensioendatum wordt beëindigd, worden premievrije aanspraken op ouderdoms- en partnerpensioen toegekend, tenzij na het beëindigen van de deelneming een FVP -bijdrage wordt ontvangen. 2. De premievrije aanspraken worden berekend overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 6, 7 dan wel 9 op basis van het aantal vervulde pensioenjaren. De premievrije aanspraak op het vroegpensioen - zoals bedoeld in artikel 11 van dit reglement - wordt berekend conform artikel 11 lid Indien en zolang door het fonds voor de gewezen deelnemer als bedoeld in lid 1 en 2 een bijdrage krachtens de regeling van het FVP wordt ontvangen, wordt voor de bepaling van de aanspraken gehandeld alsof de deelneming zou zijn hervat, rekening houdend met de FVP -regelgeving c.q. wachttijd op aanspraken die corresponderen met de ontvangen FVP -bijdragen. De pensioengrondslag A wordt hierbij geacht gelijk te blijven aan de pensioengrondslag A op het moment van beëindiging van het deelnemerschap. 4. Het bestuur is bevoegd met een deelnemer, die de deelneming beëindigt overeenkomstig lid 1 van dit artikel, een overeenkomst aan te gaan, waardoor de pensioenen, waarop ten tijde van de beëindiging der deelneming aanspraak bestond, geheel of gedeeltelijk verzekerd blijven op door het bestuur te stellen voorwaarden tegen betaling van een premie, die door het bestuur op advies van de actuaris wordt vastgesteld. 5. Aan de rechthebbende zal een bewijs van zijn premievrije aanspraken worden uitgereikt. 6. Het fonds kan twee jaar na einde deelneming als bedoeld in lid 1 en alsdan binnen een termijn van zes maanden, respectievelijk op of na de pensioenrichtdatum overgaan tot afkoop indien: a) de gewezen deelnemer of gepensioneerde daarmee instemt; en b) de hoogte van het ouderdomspensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag ( 465,94 in 2016). 7. De afkoopwaarde zoals bedoeld in lid 6 van dit artikel wordt vastgesteld op basis van de factoren zoals vermeld in de uitvoeringsbepaling bij dit artikellid. Artikel 14 BIJDRAGEN VAN DE DEELNEMERS EN DE ONDERNEMING 1. De deelnemers dragen gedurende hun deelneming en maximaal 35 jaar in de kosten van de pensioenregeling bij door maandelijkse inhoudingen op hun salaris ter hoogte van vooraf vastgestelde percentages van de voor hen voor dat jaar geldende pensioengrondslag A en - voor deelnemers geboren voor 1 januari de vroegpensioengrondslag. 2. De bijdragen van de onderneming, vastgesteld als percentage van de som van de pensioengrondslagen A en - voor deelnemers geboren voor 1 januari de vroegpensioengrondslagen van de deelnemers in de pensioenregeling, worden in de uitvoeringsovereenkomst geregeld. 15

17 3. De onderneming behoudt zich het recht haar bijdragen aan de pensioenregeling als geregeld in de uitvoeringsovereenkomst, te verminderen of te beëindigen in het geval van ingrijpende wijzigingen van omstandigheden, met name: a. in geval van verhoging of uitbreiding van de uitkeringen ingevolge de verplichte sociale verzekeringswetten respectievelijk de overheid maatregelen treft op pensioengebied, ten gevolge waarvan het handhaven van de in artikel 3 bedoelde bijdragen niet meer of niet meer in dezelfde mate gevergd kan worden; b. indien een ongewijzigde voortzetting van de betaling der bijdragen, gezien de financiële positie van de onderneming niet langer verantwoord is. In dat geval zal het bestuur maatregelen treffen als bedoeld in artikel 21 lid 4. c. de onderneming verplicht wordt tot aansluiting bij een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. Wanneer de onderneming voornemens is tot uitoefening van bovenvermeld recht, deelt de onderneming dit onverwijld schriftelijk mee aan het fonds, alsmede aan degenen wie pensioen of aanspraken op pensioen daardoor wordt getroffen. Artikel 15 VERPLICHTINGEN VAN DE DEELNEMERS, GEWEZEN DEELNEMERS, PENSIOENGERECHTIGDEN, PARTNERS, WEZEN EN GEWEZEN PARTNERS De deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, partners, wezen en gewezen partners zijn verplicht aan het fonds alle gegevens te verstrekken waarover deze voor een goede uitvoering van statuten en pensioenreglement dient te beschikken. Indien het fonds kosten maakt in het verband met werkzaamheden die voortvloeien uit bovengenoemde verplichtingen, kan het fonds deze kosten bij de betreffende persoon in rekening brengen, maar niet direct inhouden op de uitkering van de betreffende persoon. Artikel 16 VERSTREKKEN VAN GEGEVENS DOOR HET FONDS 1. Het fonds heeft een website waarop informatie te vinden is over de pensioenregeling en de financiële situatie van het fonds. Verder heeft het fonds op de website de wettelijk verplichte documenten voor deelnemers beschikbaar gesteld. 2. De informatie van het fonds is correct, duidelijk en evenwichtig en wordt tijdig verstrekt of beschikbaar gesteld. 3. Het fonds verstrekt de informatie elektronisch of schriftelijk. 4. Indien het fonds voornemens is de informatie elektronisch te verstrekken, wordt de (gewezen) deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde hierover schriftelijk geïnformeerd. 5. Een (gewezen) deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde die niet instemt met elektronische verstrekking ontvangt de informatie schriftelijk. 6. Bij het verstrekken van de schriftelijke informatie kan het fonds zich houden aan het laatst hem bekende adres. Blijkt dit adres onjuist te zijn, dan doet het fonds navraag bij de Basisadministratie Personen in de laatst bekende woonplaats. De hiermee gepaard gaande kosten kan het fonds in rekening brengen bij de deelnemer, de gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner. Deze kosten kunnen niet direct in mindering worden gebracht op de uitkering. 16

18 7. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner heeft ingestemd met elektronische verstrekking van informatie en het bij het fonds bekende adres voor deze elektronische verstrekking blijkt onjuist, verstrekt het fonds de informatie schriftelijk. 8. De werkgever zorgt ervoor dat het fonds de deelnemer bij het begin van het deelnemerschap informeert over de inhoud van de pensioenregeling en overige zaken die voor de deelnemer van belang zijn. Van de nadien in de pensioenregeling doorgevoerde wijzigingen wordt de deelnemer ook geïnformeerd. 9. Het fonds verstrekt de deelnemer jaarlijkse een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken en de fiscale waardeaangroei, alsmede informatie over toeslagverlening en vermindering van pensioenaanspraken. 10. Het fonds informeert de deelnemer binnen drie maanden na de wijziging in de pensioenregeling over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het fonds. 11. Het fonds verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken, alsmede informatie over toeslagverlening, vermindering van pensioenaanspraken en beëindiging van de deelneming. Indien van toepassing informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het fonds. 12. Het fonds verstrekt de deelnemer ten minste drie maanden vóór de pensioendatum een opgave van de hoogte van de pensioenaanspraken, informatie over flexibele keuzemogelijkheden conform dit pensioenreglement en informatie over toeslagverlening. 13. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer ten minste een keer in de vijf jaar een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken, alsmede informatie over toeslagverlening en vermindering van pensioenaanspraken. Verder informeert het fonds de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging. 14. Het fonds verstrekt aan degene die gewezen partner wordt een opgave van de opgebouwde aanspraak op bijzonder partnerpensioen, alsmede informatie over toeslagverlening en vermindering van aanspraken. 15. Ten minste één keer in de vijf jaar verstrekt het fonds aan de gewezen partner een opgave van het bijzonder partnerpensioen, alsmede informatie over toeslagverlening en vermindering van aanspraken. 16. Het fonds stelt de gewezen partner op de hoogte van wijzigingen in het toeslagbeleid. 17. Het fonds verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt en vervolgens jaarlijks een opgave van zijn pensioenrecht en de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen, alsmede informatie over toeslagverlening en vermindering van aanspraken en rechten. 18. Na afloop van elk kalenderjaar ontvangt de pensioengerechtigde een jaaropgave met daarin vermeld de hoogte van de in dat boekjaar uitgekeerde bedragen en de hoogte van de wettelijke inhoudingen van dat boekjaar. 19. Het fonds stelt de pensioengerechtigde op de hoogte van wijzigingen in het toeslagbeleid. 20. Het fonds verstrekt (gewezen) deelnemers en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over 17

19 de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden. De verstrekte informatie is ten minste gelijk aan de informatie die wordt verstrekt aan (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden die in Nederland blijven. 21. Het fonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek: - een opgave van zijn opgebouwde aanspraken, te bereiken aanspraken of pensioenrecht; - informatie die specifiek voor hem relevant is; en - documenten van het fonds. 22. Het fonds is bevoegd kosten in rekening te brengen voor het verstrekken van informatie. Dit geldt niet voor het opvragen van het pensioenreglement, informatie over beleggingen en uitruil van aanspraken. 23. De (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde zijn verplicht het fonds in kennis te stellen van voor het fonds van belang zijnde gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van dit pensioenreglement. Bij de van belang zijnde gegevens moet bijvoorbeeld gedacht worden aan wijzigingen in de burgerlijke staat, de gezinssamenstelling, het adres en de mate van arbeidsongeschiktheid. Bij gebreke daarvan is hij jegens het fonds aansprakelijk voor eventueel voor het fonds uit dat verzuim voortvloeiende kosten en zullen eventueel teveel uitgekeerde pensioenbedragen worden verrekend of teruggevorderd. 24. Het fonds zorgt ervoor dat deelnemers in het bezit gesteld worden van een afschrift van de mededeling die de onderneming overeenkomstig artikel 12 van de Pensioenwet aan het fonds heeft gedaan. 25. Onverminderd het voorgaande draagt het fonds er zorg voor dat steeds alle wettelijke informatieverplichtingen conform de Pensioenwet worden nagekomen. Artikel 17 WAARDEOVERDRACHT 1. Met inachtneming van de bepalingen hieromtrent in de Pensioenwet, het Besluit uitvoering Pensioenwet, de Regeling Pensioenwet en de richtlijnen van het Besluit reken- en procedureregels recht op waardeoverdracht, verkrijgt de deelnemer, die voor zijn indiensttreding bij de onderneming heeft deelgenomen aan de pensioenregeling van een vorige werkgever, een aanvullende pensioenaanspraak boven de krachtens dit pensioenreglement voor hem vastgestelde pensioenaanspraken, indien door het fonds of de verzekeraar van zijn vorige werkgever - op verzoek van de deelnemer - de waarde van zijn verworven pensioenaanspraken aan het fonds is overgedragen. 2. De waarde zal worden aangewend ter verwerving van ouderdomspensioen en partnerpensioen, met inachtneming van de vaste onderlinge verhoudingen tussen deze pensioensoorten zoals bepaald in dit reglement. 3. Op verzoek van een gewezen deelnemer die het deelnemerschap aan deze pensioenregeling heeft beëindigd en die deelnemer wordt aan de pensioenregeling van de nieuwe werkgever, kan de waarde van zijn/haar jegens het fonds verkregen premievrije aanspraken worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder van zijn nieuwe werkgever. 4. Aan overdracht als bedoeld in lid 3 zal het fonds medewerking verlenen als het fonds hiertoe op grond van de wet gehouden is. Voor zover het fonds bevoegd is aan overdracht medewerking te verlenen, zal het fonds zich hiertoe eerst beraden. 18