Inzicht in de cannabisteelt: van kamerplant tot grootschalige teelt. Masterproef van de opleiding Master in de rechten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Inzicht in de cannabisteelt: van kamerplant tot grootschalige teelt. Masterproef van de opleiding Master in de rechten"

Transcriptie

1 Inzicht in de cannabisteelt: van kamerplant tot grootschalige teelt. Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend door Tommy Lambrecht Studentennr Promotor: Prof. Dr. Brice De Ruyver Commissaris: Valérie Smet

2 Woord vooraf Ik dien deze masterproef in om het diploma van master in de rechten te behalen. Tijdens het schrijven van een scriptie kom je soms voor problemen te staan, maar gelukkig kon ik dan terugvallen op een aantal personen. Daarvoor zou ik graag in eerste instantie professor De Ruyver bedanken voor zijn advies en begeleiding. Vervolgens zou ik graag bibliotheekbediende Jutta Fischer in de bloemetjes zetten voor de uitleg die ze mij gaf voor het vinden van sommige relevante rechtsbronnen. Tenslotte zou ik ook graag mijn ouders bedanken voor het nalezen van mijn thesis. I

3 Inhoudstafel WOORD VOORAF INHOUDSTAFEL I II INLEIDING 1 HOOFDSTUK 1: WAT IS ER STRAFBAAR? 2 1) Het internationale luik Het Enkelvoudig Verdrag van New York Het Sluikhandelsverdrag 4 2) Het Europees Hof van Justitie: kan men twee keer gestraft worden voor dezelfde feiten? Het arrest Van Esbroeck De feiten Rechtspraak uit het verleden Zal dit arrest een invloed hebben op toekomstige rechtspraak? Besluit Het arrest Van Straaten De feiten Procedure voor het Europees Hof van Justitie Besluit 10 3) België Inleiding Wat is strafbaar? De verboden producten Het kweken van cannabis voor derden. 12 HOOFDSTUK 2: DE STRAFFEN TOEPASSELIJK OP CANNABISTEELT EN DE FACTOREN DIE DE STRAF BEÏNVLOEDEN. 28 1) Inleiding 28 2) De hoofdstraffen 29 3) De verzwarende omstandigheden Categorie 1: drugsmisdrijf ten aanzien van een minderjarige Het begrip de minderjarige Het begrip ten aanzien van Categorie 2: de gevolgen van het misdrijf voor de gezondheid Categorie 3: de drugsmisdrijven gebeuren in het kader van een vereniging Inleiding Het begrip vereniging Deelnemen aan een vereniging Top van de vereniging 39 II

4 Hoe probeert men een vereniging op te doeken? 39 4) Bijkomende straffen De ontzetting De bijzondere verbeurdverklaring 41 5) De bijzondere herhaling Inleiding Herhaling als feitelijke verzwarende omstandigheid Herhaling als persoonlijke verzwarende omstandigheid 46 6) De spijtoptantenregeling Doelstelling van de wetgever Wettelijke vereisten om van verschoningsgrond te kunnen genieten De aangifte moet onthullend zijn De aangifte moet aan de overheid worden gedaan De aangifte moet oprecht en volledig zijn Toepassing van verschoningsgronden in materieel strafrecht en strafprocesrecht Materieel strafrecht Strafprocesrecht Besluit 55 7) Opschorting, uitstel en probatie Inleiding Algemene regel vervat in de probatiewet Artikel 9 van de Drugwet 57 HOOFDSTUK 3: DE ONTDEKKING VAN CANNABISPLANTAGES 59 1) De huiszoeking Inleiding Huiszoeking Huiszoeking bij betrapping op heterdaad Huiszoeking met toestemming Huiszoeking op grond van artikel 6 bis van de Drugwet Algemeen Voorafgaande ernstige aanwijzingen Zal artikel 6 bis van de Drugwet standhouden? Huiszoeking op grond van artikel 7 van de Drugwet. 69 2) De zoeking in voertuigen 71 3) Het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal Antigoonrechtspraak Is Antigoon verzoenbaar met Salduz? 76 ALGEMEEN BESLUIT 78 BIBLIOGRAFIE 83 III

5 Inleiding Mijn interesse voor het onderwerp drugs, meer specifiek cannabis, nam toe tijdens mijn studie criminologische wetenschappen. De cursus drugsfenomenen was voor iedere student een verplicht opleidingsonderdeel. Bovendien volgde ik het keuzevak drugsbeleid. Toen ik daarna begon aan mijn opleiding rechten waren er geen andere opleidingsonderdelen meer voorzien i.v.m. drugs. Ik moest dus wachten tot het schrijven van de masterproef vooraleer ik mij verder in deze materie kon verdiepen. Het onderwerp van mijn thesis is zeer actueel want in de media zie je bijna dagelijks berichtgeving over het ontdekken van illegale cannabisplantages. In ons land duiken steeds meer van die plantages op omdat Nederland nu veel strenger optreedt tegen het kweken van cannabis. Het gevolg is dat de teelt verschuift naar België, en er vooral geconcentreerd is in de grensregio s. Deze activiteiten gaan gepaard met een stijging van de criminaliteit in de grensstreek. De titel van mijn masterproef is Inzicht in de cannabisteelt: van kamerplant tot grootschalige teelt. In het eerste hoofdstuk formuleer ik een antwoord op de vraag wat specifiek strafbaar is gesteld. Eerst analyseer ik de relevante bepalingen over de cannabisteelt van de VN- Verdragen. Daarnaast vraag ik mij af of het Europees Hof van Justitie de voorkeur geeft aan ofwel het Enkelvoudig Verdrag van New York dat stelt dat men de strafbare feiten als afzonderlijke feiten moet beschouwen indien ze in verschillende landen zijn begaan en dat men dus twee keer voor hetzelfde feit kan bestraft worden, ofwel aan het non bis in idembeginsel van de Schengenuitvoeringsovereenkomst. Ik onderzoek ook de discussie die men in de rechtspraak en rechtsleer had over de al dan niet strafbaarheid van het kweken van cannabis voor derden vooraleer die planten in oogstbare toestand kwamen, en wat het verschil is tussen cannabisteelt voor andermans gebruik en cannabisteelt voor persoonlijk gebruik. In het tweede hoofdstuk maak ik een analyse van de straffen die men stelt op het telen van cannabis en welke factoren die strafmaat kunnen beïnvloeden. In het derde hoofdstuk onderzoek ik over welke onderzoeksmethoden de opsporingsinstanties beschikken om cannabisplantages te ontdekken. 1

6 Hoofdstuk 1: Wat is er strafbaar? 1) Het internationale luik Het drugsfenomeen is meer dan ooit een internationaal probleem geworden, daarom doen we er goed aan de regulering over de cannabisteelt in de internationale context te analyseren 1. Op VN-niveau zijn er drie belangrijke verdragen tot stand gekomen. Met betrekking tot de cannabisteelt zijn er voor België twee verdragen van belang, namelijk 2 : - Het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen, tot stand gekomen te New York op 30 maart 1961, goedgekeurd door de wet van 20 augustus ( Enkelvoudig Verdrag van New York) - Het Verdrag tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, tot stand gekomen te Wenen op 20 december 1988, goedgekeurd door de wet van 6 augustus ( Sluikhandelsverdrag) Naast deze twee verdragen is het Verdrag inzake psychotrope stoffen 3 een ander belangrijk VN-Verdrag, maar omdat cannabisplanten niet onder dit verdrag vallen aangezien cannabis geen psychotrope stof is, geef ik verder geen aandacht aan dat verdrag Het Enkelvoudig Verdrag van New York Wegens het grote aantal verdragen die reeds bestonden over het drugsfenomeen was de materie voor praktijkmensen erg onoverzichtelijk geworden. Daarom besloot de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties op 28 juli 1958 een conferentie bijeen te roepen om een Enkelvoudig Verdrag op te stellen, dat alle bestaande verdragen moest vervangen 4, behalve het Verdrag van Genève van 26 juni 1936 dat omwille van de strengere strafbepalingen niet werd opgeheven. Het resultaat van deze bijeenkomst was het tot stand komen van het Enkelvoudig Verdrag van New York, gewijzigd door het Protocol van Genève van 25 maart De doelstelling van het Enkelvoudig Verdrag van New York is de vervaardiging, de productie, de uit- en invoer, de handel in, het bezit of het gebruik van verdovende middelen uitsluitend te beperken tot geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden 6. Volgens het Enkelvoudig Verdrag van New York mag men dus alleen maar cannabis telen wanneer men het eindproduct gebruikt voor geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden. Om te vermijden dat deze doelstellingen dode letter bleven werden er twee internationale organen van toezicht opgericht.ten eerste heb je het International Narcotics Control Board. Landen die zich hebben aangesloten bij het Enkelvoudig Verdrag van New York verschaffen de International Narcotics Control Board ramingen van de hoeveelheid cannabis, die zij 1 B. DE RUYVER, G. VERMEULEN, T. VANDER BEKEN, F. VANDER LAENEN en K. GEENENS, Multidisciplinary Drug Policiesand the UN Drug Treaties, Antwerpen, Maklu, 2003, 156 p. 2 A. DE NAUW, Drugs, in APR, Brussel, E. Story-Scientia, 1998, 4, nr Verdrag inzake psychotrope stoffen, tot stand gekomen te Wenen op 21 februari 1971, goedgekeurd door de wet van 25 juni T. BLOM, Opiumwetgeving en Drugbeleid, Antwerpen, Kluwer, 2008, W. MAHIEU, Drugs: wetgeving, Comm. Straf. 2005, Art. 4 Enkelvoudig Verdrag van New York. 2

7 jaarlijks nodig hebben voor wetenschappelijke en geneeskundige doeleinden. Verder verstrekken de aangesloten landen jaarlijks of op kwartaalbasis gegevens over de hoeveelheid cannabis er in beslag wordt genomen, alsook over het aantal geproduceerde cannabis. Aan de hand van deze gegevens kon de Board statistieken maken die in een jaarverslag gepubliceerd worden. Ten tweede heb je de Commissie voor Verdovende Middelen van de Economische en Sociale Raad der Verenigde Naties. Het Enkelvoudig Verdrag van New York regelt niets over de blaadjes van een cannabisplant 7. Het enige wat het Enkelvoudig Verdrag van New York bepaalt is dat partijen actie moeten ondernemen om te verhinderen dat er misbruik wordt gemaakt van de sluikhandel in cannabisbladeren. Deze blaadjes zijn echter niet in één van de vier lijsten van het Enkelvoudig Verdrag van New York opgenomen. Men moet die blaadjes dus niet aanzien als drugs in de formele betekenis van het woord. Worden deze blaadjes echter vergezeld van de toppen, dan heeft men wel met drugs te maken 8. Het Enkelvoudig Verdrag van New York bracht de verboden middelen onder in vier lijsten. Deze lijsten baseerden zich op de mate van afhankelijkheidcreërende substanties. Cannabis kwam zowel voor op lijst één, als op lijst vier. Het bestaande systeem van vergunning en toezicht werd verder uitgebouwd. Als men niet over een vergunning beschikte was het bezit van cannabis strafbaar. In het Enkelvoudig Verdrag van New York kwamen de ondertekenende landen overeen handelingen die niet in overeenstemming waren met het verdrag te sanctioneren en maatregelen uit te vaardigen tegen de sluikhandel in cannabis. Hierbij werd er een onderscheid gemaakt tussen ernstige strafbare feiten en strafbare feiten. Uitsluitend de eerste categorie moest bestraft worden door een gevangenisstraf. Voor België zijn drie bepalingen uit het Enkelvoudig Verdrag van New York van belang: - Het EnkelvoudigVerdrag van New York stelt dat de verdragsluitende partijen er zich toe verbinden om elke inbreuk op de bepalingen van het verdrag in hun wetgeving als strafbaar te omschrijven en erover te waken dat het begaan van ernstige feiten op passende wijze wordt bestraft. Als strafbare feiten worden vermeld: het verbouwen, de productie, de vervaardiging, de extractie, de bereiding, het bezit, het aanbod, het aanbod tot verkoop, de distributie, de aankoop, de verkoop, de levering op welke voorwaarde ook, de makelaardij, de verzending, de doorvoer, het vervoer en de in- en uitvoer van verdovende middelen indien zij opzettelijk worden begaan 9. Wat direct opvalt, is dat niet het gebruik van cannabis strafbaar is, maar wel het bezit van cannabis en cannabisplanten 10. Wat de terminologie betreft kunnen we het best enkele termen verduidelijken. Met productie bedoelt men de afscheiding van cannabis en cannabishars van de cannabisplanten. Cannabis verbouwen betekent de verbouw van een cannabisplant. Met vervaardiging bedoelt men alle bewerkingen met uitzondering van productie waarbij verdovende middelen kunnen worden verkregen, met inbegrip 7 J. VAN GAVER, De teelt van cannabisplanten: een gordiaanse knoop doorgehakt?, T.Strafr. 2007, Art. 28 Enkelvoudig Verdrag van New York. 9 Art Enkelvoudig Verdrag van New York. 10 B. DE RUYVER, De drugswetgeving in historisch en rechtsvergelijkend perspectief, in De witte cirkel, Het drugsbeleid in Vlaanderen, IX+262p. 3

8 van zuivering als omzetting van verdovende middelen in andere verdovende middelen De opgesomde strafbare feiten worden als afzonderlijke feiten beschouwd, indien zij in verschillende landen zijn begaan 12. Dat artikel kan belangrijke consequenties hebben wanneer de feiten in verschillende lidstaten gebeurd zijn of wanneer in één van de betrokken landen reeds over een deel uitspraak werd gedaan. ( zie infra) - Men houdt rekening met buitenlandse veroordelingen van dergelijke feiten om te beoordelen als er sprake is van recidive 13. Dat artikel is alleen maar van toepassing wanneer de verdragsluitende partijen de beperkingen van hun nationaal rechtsstelsel in acht nemen. Dat betekent dat nationale rechtsregels voorrang hebben op de verdragsverplichting Het Sluikhandelsverdrag In het Sluikhandelsverdrag ligt de klemtoon op de ontneming van de winsten die men behaald heeft uit de internationale drugshandel 14. De verdragsluitende staten hebben in wezen twee verplichtingen: 1) Men moet het nationale recht aanpassen en het witwassen van illegale vermogensvoordelen die men uit de drugshandel heeft gehaald strafbaar stellen 15. 2) Men moet de illegale vermogensvoordelen die men uit de drugshandel heeft verworven confisqueren 16. In tegenstelling tot het Enkelvoudig Verdrag van New York waar de klemtoon ligt op de aanbodzijde, besteedt men in het Sluikhandelsverdrag aandacht voor de vraagzijde. Als men cannabisplanten teelt met als doelstelling er verdovende middelen van te maken, dan moeten de verdragsluitende staten daar tegen optreden. Lidstaten moeten voorzien in ofwel een strafrechtelijke reactie, ofwel een bestuurlijke reactie, maar de lidstaten mogen zelf hun voorkeur uitdrukken. Als men opteert voor de strafrechtelijke weg kan men gebruik maken van het opportuniteitsbeginsel. Het gevolg daarvan is dat dit in de praktijk kan leiden tot depenalisering van cannabisteelt wanneer men een bepaalde hoeveelheid niet overschrijdt. Als het parket beslist om de zaak te seponeren, zal de zaak nooit voor de rechtbank ten gronde behandeld worden en zal men dus nooit gestraft worden voor het telen van een bepaalde hoeveelheid cannabisplanten ( zie infra). Bovendien beschikt men over meerdere keuzemogelijkheden. Men kan tevens kiezen voor de administratieve afhandeling. Hierbij beschikt men ook over een keuzepakket. In tegenstelling tot de administratieve weg beschikt 11 J. VAN GAEVER, De teelt van cannabisplanten: een gordiaanse knoop doorgehakt?, T.Strafr. 2007, Art a.i. Enkelvoudig Verdrag van New York. 13 Art a.iii Enkelvoudig Verdrag van New York. 14 G. STESSENS, De nationale en internationale bestrijding van het witwassen. Onderzoek naar een meer effectieve bestrijding van de profijtgerichte criminaliteit, nr Art.3 van het Sluikhandelsverdrag. 16 Art. 5 van het Sluikhandelsverdrag. 4

9 men bij de strafrechtelijke afhandeling niet over het opportuniteitsbeginsel 17. In België heeft men voor de strafrechtelijke weg gekozen. In België heeft men deze verplichtingen uitgevoerd, enerzijds door de wet van 17 juli 1990 die het toepassingsgebied van de verbeurdverklaring heeft uitgebreid, en anderzijds door de wet van 20 mei 1997 betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van verbeurdverklaringen en inbeslagnemingen 18. Door het Sluikhandelsverdrag werden nieuwe strafbare handelingen ingevoerd. 17 K. KRZYSZTOF, How flexible are the United Nations Drug Conventions., International Journal of Drug Policy, 1999, A. DE NAUW, Drugs, in APR, Brussel, E. Story-Scientia, 1998, 6, nr. 9. 5

10 2) Het Europees Hof van Justitie: kan men twee keer gestraft worden voor dezelfde feiten? In de rechtsleer en rechtspraak ontstond veel discussie over het toepassingsgebied van artikel a van het Enkelvoudig Verdrag van New York. Het uitgangspunt van het Enkelvoudig Verdrag van New York is dat een persoon die door één lidstaat wordt veroordeeld voor het plegen van een misdrijf dat zich in verschillende lidstaten heeft afgespeeld, ook nog kan veroordeeld worden in de andere lidstaten waar de gebeurtenis zich heeft voorgedaan, ook al heeft het betrekking op hetzelfde misdrijf. De vraag is echter of deze verdragsbepaling moet wijken voor de Schengenuitvoeringsovereenkomst ( SUO). Art. 54 SUO bepaalt dat een persoon die bij onherroepelijk vonnis door een overeenkomstsluitende partij is berecht, kan door een andere overeenkomstsluitende partij niet worden vervolgd ter zake van dezelfde feiten, op voorwaarde dat ingeval een straf of een maatregel is opgelegd, deze reeds is ondergaan of daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd, dan wel op grond van de wetten van de veroordelende overeenkomstsluitende partij niet meer ten uitvoer kan gelegd worden 19 Met betrekking tot dat artikel waren er twee onduidelijkheden, namelijk: a) Wat bedoelt men met dezelfde feiten? ( Als men bijvoorbeeld in België een cannabisplantage heeft en de stekken van cannabisplanten die men voor zijn plantage nodig heeft vanuit Nederland invoert, beschouwt men dan enerzijds de import in België en anderzijds de export vanuit Nederland van diezelfde hoeveelheid stekken als dezelfde feiten? ) b) Is het non bis in idem-beginsel dat omschreven wordt in artikel 54 SUO van toepassing wanneer de justitiële autoriteiten van een overeenkomst sluitende staat beslissen dat de verdachte wordt vrijgesproken omdat het feit niet is bewezen? ( Als de cannabisteler door de Belgische rechter wordt vrijgesproken voor de import van die stekken van cannabisplanten in België omdat de feiten niet bewezen zijn, kan de Nederlandse rechter de cannabisteler dan nog veroordelen wegens de export van dezelfde hoeveelheid stekken vanuit Nederland?) In de rechtspraak vindt men geen toepassingsgevallen die specifiek betrekking hebben op de cannabisteelt. Wel vindt men gelijkaardige gevallen die betrekking hebben op andere verdovende middelen. De conclusie die men dus uit deze arresten kan afleiden kan men ook toepassen op de hoger vermelde vragen. 19 Art. 54 SUO. 6

11 2.1. Het arrest Van Esbroeck De feiten Omdat Van Esbroeck op 1 juli op een illegale manier verdovende middelen had ingevoerd in Noorwegen werd hij daarvoor veroordeeld door een Noorse rechtbank tot vijf jaar gevangenisstraf. Hij wordt voorwaardelijk in vrijheid gesteld op 8 februari 2002 en naar België overgebracht. Maar eenmaal aangekomen in België veroordeelt de correctionele rechtbank te Antwerpen hem op 19 maart 2003 voor de uitvoer van dezelfde middelen uit België. Naderhand bevestigt het hof van beroep te Antwerpen dat vonnis. Van Esbroeck is het daar niet mee eens en stapt naar het Hof van Cassatie. Zijn raadsman gebruikt als argumenten dat Van Esbroeck twee keer veroordeeld is voor dezelfde feiten, dat dit strijdig is met het non bis in idem-beginsel en dat artikel 54 SUO daardoor geschonden is. Het Hof van Cassatie beslist om de verdere behandeling van de zaak te schorsen en twee prejudiciële vragen te stellen aan het Europees Hof van Justitie: 1) Wat is het temporeel toepassingsgebied van artikel 54 SUO? ( deze vraag is voor de behandeling van mijn masterproef irrelevant) 2) Wat bedoelt men met het non bis in idem-beginsel van artikel 54 SUO: moet het om dezelfde materiële feiten gaan of is de juridische kwalificatie determinerend 21? Rechtspraak uit het verleden 22 Om de concrete draagwijdte van het arrest Van Esbroeck te kunnen vatten doen we er goed aan een korte historische schets te maken van eerdere rechtspraak over deze materie van het Hof van Cassatie en het Europees Hof van Justitie. Het Hof van Cassatie had in het verleden een zeer ruime opvatting over artikel 54 SUO gestipuleerd. Volgens het Hof van Cassatie was niet de juridische kwalificatie doorslaggevend, maar wel de materiële feiten. Dat had echter geen betrekking op druggerelateerde misdrijven. Toen er echter drugs in het geding waren, bleek het Hof van Cassatie een veel engere visie te hebben. Het Hof van Cassatie besloot dat bij druggerelateerde misdrijven het non bis in idem-beginsel van artikel 54 SUO geen belang had, en dat deze misdrijven in verschillende landen bestraft kunnen worden. Het Hof van Cassatie baseerde zich daarvoor op artikel 71 SUO dat bepaalt dat partijen alle maatregelen moeten nemen die nodig zijn met het oog op de bestrijding van de sluikhandel. Deze rechtspraak was dus in overeenstemming met artikel 36.2.a.i. van het Enkelvoudig Verdrag van New York, dat bepaalt dat de Verdragspartijen, met inachtneming van de beperkingen opgelegd door hun grondwet, rechtsstelsel en nationale wetgeving, een aantal druggerelateerde handelingen, waaronder 20 X, NC 2006, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, HvJ 9 maart X, NC 2006, Antwerpen-Cambridge, Intersentia,

12 het vervoer, de in- en uitvoer, als afzonderlijke strafbare feiten beschouwen indien deze in verschillende landen begaan werden 23 De vraag was echter of deze rechtspraak van het Hof van Cassatie kon overeind bleven omdat deze haaks stond op de rechtspraak van het Duitse Bundesgerichtshof 24. Ook het Europees Hof van Justitie ging lijnrecht tegen deze rechtspraak in 25. Men ging er dus van uit dat het Europees Hof van Justitie ook in de zaak Van Esbroeck een ruime interpretatie zou geven aan dezelfde feiten. Ook vanuit de rechtsleer werd kritiek geleverd op de rechtspraak van het Hof van Cassatie. Er werd geopperd dat deze rechtspraak niet te verzoenen valt met de hedendaagse ontwikkelingen in de Europese Unie. Volgens Mahieu maakte het Hof van Cassatie een verkeerde interpretatie van de drugsverdragen door zich te beroepen op artikel 71 SUO Zal dit arrest een invloed hebben op toekomstige rechtspraak? Het arrest Van Esbroeck van het Europees Hof van Justitie stond haaks op de vroegere rechtspraak van het Belgische Hof van Cassatie. Volgens het Europees Hof van Justitie is het zonneklaar dat de termen dezelfde feiten enkel betrekking hebben op de feiten zelf, ongeacht de juridische kwalificatie die de partijen er aan hebben gegeven. Het Europees Hof van Justitie benadrukt dat artikel 54 SUO niet afhankelijk is gesteld van harmonisering door de lidstaten. Ook al leidt de toepassing van de rechtsregels die in verschillende lidstaten worden gehanteerd tot een ander resultaat, toch moeten deze staten elkaar wederzijds vertrouwen. Het Europees Hof van Justitie meent dat het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal niet kan worden gehandhaafd wanneer de dader die in een lidstaat is veroordeeld door een vonnis of een arrest dat in kracht van gewijsde is getreden, weet dat hij in een andere lidstaat opnieuw voor het gerecht kan worden gedagvaard omdat men daar een andere juridische kwalificatie aan dezelfde feiten geeft. Zowel het Enkelvoudig Verdrag van New York, het Verdrag inzake psychotrope stoffen als het Sluikhandelsverdrag hebben als doelstelling straffeloosheid te voorkomen van druggerelateerde feiten wanneer het rechtssysteem in bepaalde staten tekort schiet. Maar ieder land dat deel uitmaakt van het Schengengebied beschikt over een geavanceerd rechtssysteem en dan hebben de verdragen van de VN in deze context geen betekenis Besluit Met dezelfde feiten bedoelt het Europees Hof van Justitie dus dat het om dezelfde materiële feiten moet gaan, ongeacht de juridische kwalificatie die de partijen aan deze feiten geven. Toegepast op hogervermelde vraag betekent dat dus dat men de import van die stekken van cannabisplanten in België als dezelfde feiten beschouwt als de export van diezelfde hoeveelheid stekken vanuit Nederland. 23 X, NC 2006, Intersentia, Antwerpen-Cambridge, Bundesgerichtshof 2 StR 458/00, 28 februari 2001, 25 S. DE WULF, Miraglia, Pupino en Commissie tegen Raad: drie pijlen in dezelfde roos: het Hof van Justitie vergroot de greep van Europa op het strafrecht., T.Strafr.2005, W. MAHIEU, De Schengen-overeenkomst en het beginsel non bis in idem in drugzaken, RW ,

13 2.2. Het arrest Van Straaten De feiten De Nederlander Van Straaten werd in Nederland vervolgd voor het invoeren van een hoeveelheid van ongeveer 5500 gram heroïne vanuit Italië in Nederland op of omstreeks 26 maart 1983, het aanwezig hebben van een hoeveelheid van ongeveer 1000 gram heroïne in Nederland in of omstreeks het tijdvlak van 27 tot en met 30 maart 1983, en het voorhanden hebben van vuurwapens met munitie in Nederland gedurende de maand maart Bij vonnis van 23 juni 1983 heeft de arrondissementsrechtbank te s Hertogenbosch Van Straaten vrijgesproken van de hem ten laste gelegde invoer van heroïne omdat dit feit volgens het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen was. Voor de twee andere feiten werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden. Vervolgens werd Van Straaten ook in Italië vervolgd voor het op of omstreeks 27 maart 1983 in bezit hebben en meerdere keren naar Nederland exporteren van vijf kilogram heroïne. Bij verstekvonnis van het Tribunaleordinario di Milano werd hij op 22 november 1999 hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, een geldboete van 50 miljoen Italiaanse lire en de betaling van de proceskosten 28. Van Straaten vond dat onrechtvaardig en daarom stelde de rechtbank van s Hertogenbosch een prejudiciële vraag aan het Europees Hof van Justitie. Volgens Van Straaten zou hij op grond van artikel 54 SUO, dat het non bis in idem beginsel huldigt, nooit mogen vervolgd worden door de Italiaanse staat. Bijgevolg zou men alle handelingen die met die vervolging verband houden als onrechtmatig moeten beschouwen. Het argument van de Italiaanse staat was dat artikel 54 SUO niet van toepassing was omdat Van Straaten door de Nederlandse rechter was vrijgesproken, en de Nederlandse rechter dus geen uitspraak had gedaan over de schuld van Van Straaten. Ondertussen had hij de straf die de Nederlandse rechtbank hem had opgelegd al ondergaan. In 2002 hadden de Italiaanse justitiële autoriteiten een signalering opgenomen in het SIS met de bedoeling dat Van Straaten door Nederland zou uitgeleverd worden aan Italië. Nederland weigerde de uitlevering op basis van art. 95 lid 3 SUO, maar die signalering bleef wel in het SIS staan Procedure voor het Europees Hof van Justitie Toen Van Straaten in 2003 kennis had gekregen van deze signalering en zijn veroordeling in Italië verzocht hij tevergeefs de Italiaanse autoriteiten om deze gegevens uit het SIS te verwijderen. Van Straaten maakte de zaak aan de Nederlandse rechtbank aanhangig en die rechtbank stelde vervolgens twee prejudiciële vragen aan het Europees Hof van Justitie 29 : 1) Wat bedoelt artikel 54 SUO met dezelfde feiten? Is de export van heroïne van Italië naar Nederland hetzelfde als de import van dezelfde hoeveelheid heroïne vanuit Italië in Nederland? 27 X, NC 2007, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, X, NC 2007, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, X, NC 2007, Antwerpen-Cambridge, Intersentia,

14 2) Is er sprake van een berechting van een persoon als bedoeld in artikel 54 SUO indien het aan die persoon ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is verklaard en die persoon daarvan bij vonnis is vrijgesproken? Het Europees Hof van Justitie verklaarde de prejudiciële vragen ontvankelijk. Met betrekking tot de eerste vraag antwoordde het Hof dat de termen dezelfde feiten betrekking hebben op de feiten zelf en niet op de juridische kwalificatie ervan. Verdragsluitende landen moeten vertrouwen hebben in elkaars rechtssysteem en het is niet omdat lidstaten aan dezelfde feiten een andere juridische kwalificatie geven dat dit een belemmering is om artikel 54 SUO toe te passen. Deze rechtspraak van het Europees Hof van Justitie ligt dus in het verlengde van het arrest Van Esbroeck ( zie supra) Met betrekking tot de tweede prejudiciële vraag antwoordde het Europees Hof van Justitie dat het non bis in idem-beginsel dat vastgelegd is in artikel 54 SUO, toepassing moet vinden op een beslissing van de justitiële autoriteiten van een overeenkomst sluitende staat waardoor een verdachte bij onherroepelijk vonnis is vrijgesproken omdat het feit niet bewezen is Besluit Zowel in het arrest Van Esbroeck en het arrest Van Straaten geeft het Europees Hof van Justitie aan dat men met dezelfde feiten dezelfde materiële feiten bedoelt, ongeacht de juridische kwalificatie die de partijen aan deze feiten geven. Artikel 54 SUO heeft dus voorrang op artikel 36, 2.a. van het Enkelvoudig Verdrag van New York. De vraag of men de import van een bepaalde hoeveelheid stekken van cannabisplanten in België en de export van diezelfde hoeveelheid stekken vanuit Nederland als hetzelfde feit moet beschouwen kan men dus bevestigend beantwoorden. In het arrest Van Straaten geeft het Europees Hof van Justitie aan dat het non bis in idembeginsel dat in artikel 54 SUO wordt gehuldigd toepasselijk is wanneer een persoon in een lidstaat voor een bepaald feit wordt vrijgesproken. Als een onherroepelijk vonnis of arrest van een bepaalde lidstaat vermeldt dat een bepaalde persoon van een feit is vrijgesproken, dan kan in een ander lidstaat niet de vervolging worden ingesteld voor hetzelfde feit. Wanneer de Belgische rechter die cannabisteler veroordeelt voor de import van de stekken van cannabisplanten in België, kan de Nederlandse rechter die cannabisteler dus niet meer veroordelen voor de export van dezelfde hoeveelheid stekken vanuit Nederland. Uiteraard geldt deze regeling enkel tussen lidstaten. Tussen niet- lidstaten kan men dezelfde feiten wel twee keer bestraffen. 30 X, NC 2007, Antwerpen-Cambridge, Intersentia,

15 3) België 3.1. Inleiding De basiswet is nog steeds de wet van 24 februari 1921betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebuikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen ( de Drugwet) 31. De Drugwet is een kaderwet waarbij men aan de Koning een grote bevoegdheid toekent om bepaalde deelgebieden verder uit te werken. Een kaderwet is een wet die de algemene verantwoordelijkheden, principes en procedures regelt, maar geen gedetailleerde regels bevat. Een kaderwet bevat een raamwerk waarbinnen men meer gedetailleerde voorschriften kan uitvaardigen. Dat gebeurt normaliter door koninklijke besluiten en ministeriële besluiten. Het voordeel van zo n kaderwet is dat men een wettelijke basis geeft aan belangrijke voorschriften en dat men de voorschriften snel kan wijzigen wanneer de omstandigheden veranderen 32. De Drugwet werd grondig veranderd bij de wet van 9 juli De wijzigingen die de wet van 1975 heeft aangebracht zijn zo fundamenteel dat alleen artikel 1 van de Drugwet ongewijzigd is gebleven 33. De laatste wijziging van de Drugwet gebeurde door de wetten van 4 april 2003 en 3 mei Daarnaast moet men ook aandacht hebben voor de uitvoeringsbesluiten bij deze wet, namelijk het koninklijk besluit van 31 december en het koninklijk besluit van 22 januari zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 16 mei Tenslotte is er nog de ministeriële omzendbrief van 16 mei en de richtlijn van 1 februari 2005 inzake bezit van cannabis voor persoonlijk gebruik 38. Bepaalde artikelen van de Drugwet hebben rechtstreeks of onrechtstreeks te maken met cannabisteelt. Daarom ga ik over tot een analyse van de artikelen van de Drugwet die relevant zijn voor de cannabisteelt. Daarnaast bespreek ik ook de belangrijkste rechtspraak en rechtsleer die handelen over de cannabisteelt. 31 Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, BS 6 maart 1921, zoals laatst gewijzigd bij Wet van 27 december 2006, BS 28 december 2006 ( Drugwet) 32 J. DANGREAU, L. DEBEN, K. DE GREVE, L. DELBROUCK, H. DE WAELE, M.C. LAMBRECHTS, J. MEESE, I. PLETS, I. ROGIERS, A. SERLIPPENS, L. VAN BESIEN, F. VANDER LAENEN, W. VANDERPLASSCHEN, F. VAN HENDE, E. VAN LISHOUT, S. VAN MALDEREN en W. VAN STEENBRUGGE, Wet & duiding Drugwetgeving, Brussel, Larcier, 2012, A. DE NAUW, Drugs., in APR, Brussel, E. Story-Scientia, 1998, 2, nr KB 31 december 1930 houdende regeling van de slaapmiddelen en de verdovende middelen en betreffende risicobeperking en therapeutisch advies, BS 10 januari KB 22 januari 1998 houdende regeling van sommige psychotrope stoffen en betreffende risicobeperking en therapeutisch advies, BS 14 januari KB 16 mei 2003, besluit tot wijziging van het KB van 31 december 1930 omtrent de handel in slaap-en verdovende middelen alsmede van het KB van 22 januari 1998 tot reglementering van sommige psychotrope stoffen, teneinde daarin bepalingen in te voegen met betrekking tot risicobeperking en therapeutisch advies, en tot wijziging van het KB van 26 oktober 1993 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, BS 6 juni Ministeriële omzendbrief van 16 mei 2003 betreffende het vervolgingsbeleid inzake het bezit van en de detailhandel in illegale verdovende middelen, BS 2 juni Gemeenschappelijke richtlijn van de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal omtrent de vaststelling, registratie en vervolging van inbreuken inzake het bezit van cannabis, BS 31 januari

16 3.2. Wat is strafbaar? De verboden producten In artikel 1 van de Drugwet geeft men aan de Koning een ruime bevoegdheid voor het regelen en het toezicht houden op de verschillende strafbare gedragingen ( de invoer, de uitvoer, de doorvoer, de vervaardiging, de bewaring, het bezit, de verkoop en de teelt van planten) met betrekking tot 1) de slaapmiddelen, de verdovende middelen, de gifstoffen, de ontsmettingsmiddelen en de antiseptica 2) de psychotrope stoffen 3) de precursoren ( dat zijn de stoffen die gebruikt worden voor de productie van verdovende middelen en de psychotrope stoffen) Artikel 2 bis van de Drugwet geeft de Koning de bevoegdheid om een lijst op te stellen van de slaapmiddelen, de verdovende middelen en de psychotrope stoffen. In het kader van mijn masterproef zal ik uitsluitend aandacht besteden aan de verdovende middelen, omdat cannabis daaronder valt Het kweken van cannabis voor derden Probleemstelling: is het kweken van cannabis voor derden strafbaar zonder dat die planten in oogstbare toestand komen? Een probleem waarmee men voor de wetswijziging van 2 juni 2003 geconfronteerd werd was de vraag of de loutere kweek van marihuanaplanten voor derden, zonder dat die planten in oogstbare toestand kwamen, strafbaar was. Zoals supra besproken verplichtten de VN- Verdragen België het telen van cannabisplanten strafbaar te stellen 40. Tot voor de wetswijziging van 2 juni 2003 was er echter geen uitvoeringsbesluit dat de teelt van marihuanaplanten regelde of verbood. Alhoewel men in de praktijk dikwijls met dat probleem geconfronteerd werd, zag de regering daar geen graten in. Deze lacune werd veroorzaakt doordat artikel 2 bis van de Drugwet enkel de overtredingen van de bepalingen van de koninklijke besluiten die zijn uitgevaardigd op grond van deze wet bestrafte. Aangezien er geen uitvoeringsbesluiten waren genomen betreffende het verbouwen van marihuanaplanten, was het louter verbouwen ervan dus straffeloos 41. De rechtspraak was echter vrij inventief. De correctionele rechtbank te Dendermonde sprak in een vonnis van 20 april 2004 een verdachte vrij die op een zolder in een woning te Stekene op grote schaal cannabis verbouwde. In de ene woning vond men op de zolder 1149 cannabisplanten en op de zolder van een tweede verblijf vond men 303 cannabisplanten. De argumentatie van de correctionele rechtbank was dat wegens gebrek van uitvoeringsbesluit over het verbouwen van planten waaruit cannabis kon worden getrokken de verdachte moet worden vrijgesproken. Vervolgens werd deze zaak behandeld door het hof van beroep te Gent. Het hof van beroep te Gent oordeelde vervolgens dat het voorwerp van de tenlastelegging niet was het verbouwen van planten waaruit cannabis kan worden getrokken, maar wel het vervaardigen van het product cannabis. Dat is strafbaar gesteld door artikel 2 bis 39 J. DANGREAU en A. SERLIPPENS, Drugwetgeving., NJW 2007, Art. 1,c,i en art. 22, 28 en 36 Enkelvoudig Verdrag van New York; art. 1,b, art en art en 14.2 Sluikhandelsverdrag. 41 L. ARNOU, Cannabis oogsten mag niet kweken evenmin., NC 2006,

17 van de Drugwet en artikel 1, nr. 15, 1 bis, 2, 11 en 28 van het koninklijk besluit van 31 december Artikel 11, 1 van het koninklijk besluit van 31 december 1930 houdende regeling van de slaapmiddelen en de verdovende middelen en betreffende de risicobeperking en therapeutisch advies ( verder: koninklijk besluit van 31 december 1930) bepaalt dat men een misdrijf begaat wanneer men zonder vergunning, onder bezwarende titel of om niet, cannabis invoert, uitvoert, vervaardigt, in bezit heeft, verkoopt of te koop stelt, aflevert of aanschaft. Wat onmiddellijk opvalt, is dat dit koninklijk besluit nergens vermeldt dat cannabis telen strafbaar is.wat ook in het oog springt, is dat het gebruiken van cannabis geen misdrijf is. Deze stelling moeten we onmiddellijk nuanceren omdat de marihuanagebruiker vooraleer hij zal overgaan tot de consumptie van cannabis, hij het product in zijn bezit heeft gehad. Dus op basis van dat bezit zal men de gebruiker vervolgen en veroordelen 43. Het gevolg daarvan is dat het oogsten van cannabis ook strafbaar is, want als men oogst heeft men onmiddellijk cannabis in bezit. Men is al strafbaar wanneer de plant rijp is, zelfs al hangen de bladeren nog aan de plant 44. In 2002 veroordeelde het hof van beroep te Antwerpen de beklaagde die bekende dat hij één oogst had gehad van zijn marihuanaplantage omdat men tegelijkertijd vaststelde dat het elektriciteitsverbruik in die periode zeer hoog was en omdat men wortels van geoogste planten had teruggevonden 45. In de rechtspraak was het onduidelijk of de teelt van marihuana strafbaar was. De rechtspraak leverde meestal geen sluitend antwoord op deze problematiek. Ofwel verklaarde de rechter de feiten als bewezen, ofwel werd de cannabiskweker vervolgd voor de verkoop of het bezit van marihuana en sprak de rechter één straf uit zonder dat dat in het vonnis verwezen werd naar de al dan niet strafbaarheid van de teelt 46. De onduidelijkheid die in de rechtspraak heerste over de vraag of het kweken van cannabisplanten voor derden zonder dat die planten in oogstbare toestand komen nu al dan niet strafbaar is, werd opgelost door een arrest van het Hof van Cassatie van 10 januari Arrest van het Hof van Cassatie van 10 januari 2006: de feiten 47 In Ronse werd door een aantal personen een afgelegen woning gehuurd die door de huurders op een professionele manier als marihuanaplantage werd ingericht. Vooraleer de huurders echter konden overgaan tot oogsten werd de plantage ontdekt door de politie. Vervolgens werden de betrokkenen door het parket vervolgd wegens het verbouwen en het onderhouden van een hennepplantage van ongeveer 1000 planten. De advocaten van de kwekers hanteerden voor de rechtbank het argument dat het louter hebben van een cannabisplantage, waarbij marihuanaplanten werden verbouwd, maar nog niet geoogst waren, niet strafbaar was wegens gebrek aan strafbepaling daaromtrent. Vanaf 2 juni 2003 onderging de drugswetgeving grote veranderingen. Artikel 2 bis werd gewijzigd door de wet van 3 mei De overtredingen van de uitvoeringsbesluiten waarvan in dat artikel sprake is werden nu bestraft naargelang onder welke categorie men 42 Gent 29 april 2003, onuitgegeven in J. VAN GAEVER, De teelt van cannabisplanten: een gordiaanse knoop doorgehakt?, T.Strafr. 2001, J. DANGREAU et al (eds.), Wet & Duiding Drugwetgeving, Brussel, Larcier, 2012, J. DANGREAU et al ( eds.), Wet & Duiding Drugwetgeving, Brussel, Larcier, 2012, Antwerpen 31mei 2002, NJW 2002, J. VAN GAEVER, De teelt van cannabisplanten: een gordiaanse knoop doorgehakt?, T.Strafr. 2007, L. ARNOU, Cannabis oogsten mag niet kweken evenmin., NC 2006, BS 2 juni

18 viel. Opmerkelijk is dat men vanaf dat ogenblik de teelt van marihuanaplanten expliciet strafbaar stelde. In het koninklijk besluit van 31 december 1930 werden door het koninklijk besluit van 16 mei drie categorieën van misdrijven ingevoerd, die in artikel 26 bis van dat koninklijk besluit werden beschreven: 1) eerste categorie: de misdrijven van invoer, vervaardiging, vervoer, aanschaf en bezit van slaap- en verdovende middelen, alsmede van teelt van cannabisplanten voor persoonlijk gebruik, en de misdrijven van invoer, vervaardiging, vervoer, aanschaf en bezit van psychotrope stoffen 50 2) tweede categorie: de misdrijven van de eerste categorie die gepaard gaan met verzwarende omstandigheden bedoeld in artikel 2 bis van de Wet van 24 februari ) derde categorie: de inbreuken op de Wet van 24 februari 1921 andere dan bedoeld in categorie 1 en 2 52 Het was onmiddellijk duidelijk dat we niet te maken hadden met een inbreuk op de eerste categorie, want de teelt van ongeveer 1000 planten kon men moeilijk als teelt van cannabisplanten voor persoonlijk gebruik beschouwen. Vervolgens moesten we ons hier de vraag stellen of we hier te maken hadden met een inbreuk op de tweede categorie of de derde categorie. Het was toen nog niet duidelijk wat precies onder de derde categorie van inbreuken viel Procedure voor de rechtbank, het hof van beroep en het Hof van Cassatie 53 De verdediging stelde dat de teelt van marihuanaplanten voor derden niet strafbaar was omdat volgens hen de Drugwet amper eigen inbreuken had. Bovendien was er volgens de verdediging geen enkel uitvoeringsbesluit dat cannabisteelt voor derden verbood. Het enige wat strafbaar was, was datgene dat bepaald was in artikel 26 bis, 2 van het koninklijk besluit van 31 december 1930, namelijk de cannabisteelt voor persoonlijk gebruik 54. Het parket ging echter niet akkoord met deze visie van de verdediging. Volgens het parket viel de cannabisteelt voor derden onder de derde categorie. Het openbaar ministerie baseerde zich daarvoor op het verslag aan de Koning, waarin betreffende deze derde categorie expliciet werd gesteld : De derde categorie van gedragingen beoogt de misdrijven van categorie I die voor een ander oogmerk dan eigen gebruik zijn gepleegd, alsmede de uitvoer, de doorvoer, de makelarij, de verkoop, het te koop stellen, het afleveren, de opslag van slaapmiddelen en verdovende middelen, met of zonder verzwarende omstandigheden BS 2 juni Art. 26 bis, 2 en art. 40 bis, 2 KB 31 december Art. 26 bis, 3 en art. 40 bis, 3 KB 31 december Art. 26 bis, 4 en art. 40 bis, 4 KB 31 december L. ARNOU Cannabis: oogsten mag niet kweken evenmin., NC 2006, J. VAN GAEVER, De teelt van cannabisplanten: een gordiaanse knoop doorgehakt., T.Strafr. 2007, BS 2 juni

19 De rechtbank van eerste aanleg gaf de verdediging gelijk omdat men van oordeel was dat een verslag niet boven of naast de wet staat, maar dat alleen de tekst zelf van belang is 56. De rechtbank wist heel goed dat het de bedoeling van de wetgever was cannabisteelt voor derden te bestraffen, maar omdat de wet onduidelijk was opgesteld oordeelde de rechter dat beklaagden daar niet het slachtoffer van mochten worden 57. In beroep werd de zaak behandeld door het hof van beroep te Gent en daar werd het vonnis volledig hervormd 58. Het hof van beroep te Gent oordeelde dat onder de derde categorie niet alleen de misdrijven vielen die in concreto waren beschreven in de Drugwet, maar ook de overtredingen van de bepalingen van krachtens de wet uitgevaardigde koninklijke besluiten, die niet onder het toepassingsgebied van de twee eerste categorieën vielen. Aangezien in de eerste categorie was bepaald dat de cannabisteelt voor persoonlijk gebruik een strafbare handeling uitmaakte, kon volgens het hof niet anders besloten worden dat de teelt met het oog op de handel een misdrijf was, dat onder de derde categorie viel. Tegen dat arrest werd door de verdediging beroep aangetekend. Vervolgens werd de zaak behandeld voor het Hof van Cassatie, waar men tenslotte oordeelde dat het hof van beroep te Gent het bij het rechte einde had. Het Hof van Cassatie vermeldde in zijn arrest het principe dat marihuana een stof is die valt onder het toepassingsgebied van 31 december Vervolgens stelde het Hof dat er geen verwarring mocht zijn tussen de bestraffingsschaal van een handeling enerzijds en de bestraffing anderzijds. Volgens het Hof van Cassatie is het zonneklaar dat we hier niet te maken hadden met een inbreuk op de eerste twee categorieën. We hadden dus met andere woorden te maken met een inbreuk op de derde categorie. Het Hof van Cassatie stelde dat de wetsbepalingen zo uitdrukkelijk, nauwkeurig en duidelijk waren en dat er daarover niet de minste twijfel kon bestaan 59. Het Hof van Cassatie heeft dus een einde gebracht aan de onduidelijkheden die bestond over de vraag of de loutere kweek van cannabisplanten voor derden, zonder dat deze in oogstbare toestand komen strafbaar was. Het Hof van Cassatie heeft bepaald dat dit strafbaar is, ondanks het feit dat de wetgeving daaromtrent niets uitdrukkelijk bepaalt Kritiek op dat arrest 60 Arnou had grote twijfels bij de motivering van het Hof van Cassatie waarbij het Hof stelde dat de wetteksten zo uitdrukkelijk, nauwkeurig en duidelijk waren dat zelfs niet de minste twijfel kon bestaan over de draagwijdte van de derde categorie. De wetswijziging had er voor gezorgd dat de bestraffing gebeurde naar gelang het onderscheid in artikel 2 bis, lid 2 van de Drugwet en van de categorieën die zijn bepaald door de uitvoerende macht. Maar de vraag of een welbepaalde handeling onder een welbepaalde categorie viel bleef onbeantwoord. Arnou sloot zich aan bij de visie van de rechtbank van eerste aanleg waar men oordeelde dat de inbreuken op de Drugwet van de derde categorie bijzonder ongelukkig waren geformuleerd. Arnou vond het ook merkwaardig dat het Hof van Cassatie nergens verwees naar de wil van de wetgever of het verslag aan de Koning. Volgens Arnou oordeelde de rechtbank van eerste aanleg terecht dat een verslag aan de Koning niet boven of naast de wettekst staat. Men moest alleen maar aandacht besteden aan de wettekst zelf. Men mocht dus volgens deze auteur een 56 W. MAHIEU, Drugs: de strafbare feiten., Comm. Straf. 2005, L. ARNOU, Cannabis oogsten mag niet kweken evenmin., NC 2006, Gent 3 mei 2005, TGR-TWVR 2005, J. VAN GAEVER, De teelt van cannabisplanten: een gordiaanse knoop doorgehakt?, T.Strafr. 2007, L. ARNOU, Cannabis: oogsten mag niet kweken evenmin., NC 2006,

20 wettekst niet te breed interpreteren om op deze manier een tekortkoming in de wetgeving op te vullen. In het strafrecht geldt immers het adagium nullum crimen sine lege, nulla poena sine lege. In het strafrecht houdt men zich dus strikt aan het legaliteitsbeginsel. Als een bepaald persoon een handeling stelt die men niet expliciet in de strafwet stelt, moet de rechtsonderhorige ervan uitgaan dat deze gedraging niet strafbaar is Een ander gelijkaardig arrest Tijdens het uitvoeren van een huiszoeking ontdekte de politie een cannabisplantage waarbij men 429 marihuanaplanten en 3815 stekken aantrof. De eigenaar van deze illegale cannabisplantage werd door het hof van beroep te Antwerpen, correctionele kamer, op 25 juli 2010 veroordeeld tot een hoofdgevangenisstraf van drie jaar en tot een geldboete van euro of drie maanden vervangende gevangenisstraf en tot de verbeurdverklaring van de illegale vermogensvoordelen, namelijk de voertuigen waarmee men de materialen vervoerde die men voor de teelt gebruikte en het geld dat men reeds verworven had door gekweekte marihuana te verkopen. De raadsman van de eigenaar van de illegale cannabisplantage ( de eiser) tekende tegen dit arrest van het hof van beroep te Antwerpen beroep aan bij het Hof van Cassatie. De eiser stelde dat de artikelen 26 bis en 28 van het koninklijk besluit van 31 december 1930 geschonden waren omdat het arrest van het hof van beroep te Antwerpen ten onrechte besliste dat de teelt van marihuanaplanten strafbaar was wanneer men voor andermans gebruik kweekte 61. Volgens de eiser was de teelt van planten waaruit men de in de Drugwet voorziene stoffen kon halen alleen maar strafbaar indien het ging om cannabisplanten en indien deze teelt diende voor persoonlijk gebruik. Een ander argument dat de eiser hanteerde was dat het hof van beroep te Antwerpen onterecht besliste dat de eigenaar van de illegale cannabisplantage schuldig was aan de teelt van marihuanaplanten voor andermans gebruik. Volgens de eiser gaven noch de Drugwet, noch het koninklijk besluit van 31 december 1930 een criterium om een onderscheid te maken tussen cannabisteelt die bestemd was voor eigen gebruik en marihuanateelt die bestemd was voor andermans gebruik. Volgens de eiser was dat nochtans een noodzakelijke voorwaarde omdat men op deze manier de strafmaat rechtsgeldig zou kunnen verantwoorden 62. De eiser verzocht het Hof van Cassatie vervolgens een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof omtrent de verenigbaarheid tussen de artikelen 1 en 2 bis van de Drugwet ( deze artikelen bepalen dat de wetgever de uitvoerende macht de bevoegdheid kan geven om te bepalen vanaf wanneer men marihuanateelt beschouwt als voor andermans gebruik, zonder dat men hierbij de verplichting heeft om een bepaalde hoeveelheid te definiëren) met de artikel 7 EVRM, artikel 15 IVBPR en de artikelen 12 en 14 van de Grondwet. Een ander argument dat de eiser hanteerde was dat de term cannabis die in artikel van het koninklijk besluit van 31 december 1930 werd vermeld een Latijnse benaming was. Een gemiddeld persoon kon volgens de eiser de inhoud van deze term niet begrijpen. Op deze manier kon de rechtsonderhorige niet weten wat precies strafbaar was gesteld. Alle argumenten van de eiser faalden en het Hof van Cassatie bevestigde in een arrest van 23 november 2010 het arrest van het hof van beroep te Antwerpen 63. De argumentatie van het Hof van Cassatie was gelijkaardig aan het arrest van het Hof van Cassatie van 10 januari 2006 waarbij het Hof van Cassatie zich moest uitspreken over de vraag of het telen van cannabis 61 X, Salduz en Antigoon: een geslaagd huwelijk?, NC 2011, 64-74, noot C. VAN DEUREN. 62 X, Salduz en Antigoon: een geslaagd huwelijk?, NC 2011, 64-74, noot C. VAN DEUREN. 63 X, Salduz en Antigoon: een geslaagd huwelijk?, NC 2011, 64-74, noot C. VAN DEUREN. 16

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 FEBRUARI 2009 P.08.1742.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.08.1742.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE GENT, eiser, I tegen M J V, beklaagde, gedetineerd, verweerder. II J L C, beklaagde,

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. III. Drugwet: 24 februari 1921 A. Inleiding 28 1. Algemeen... 28 2. Afbakening... 30 B. Wat is strafbaar?... 30 1. Algemeen...

INHOUDSOPGAVE. III. Drugwet: 24 februari 1921 A. Inleiding 28 1. Algemeen... 28 2. Afbakening... 30 B. Wat is strafbaar?... 30 1. Algemeen... INHOUDSOPGAVE I. Beleid A. Situering van het drugbeleid...1 B. De parlementaire werkgroep Drugs...2 C. De Federale Beleidsnota Drugs...4 D. Invloed van de wetswijziging in 2003...5 E. De richtlijn van

Nadere informatie

Inhoudsopgave INLEIDING: SOORTEN DRUGS EN HUN EFFECTEN 1 I. DRUGWET: 24 FEBRUARI II. DRUGS IN HET VERKEER 86. C. Verzwarende omstandigheden 43

Inhoudsopgave INLEIDING: SOORTEN DRUGS EN HUN EFFECTEN 1 I. DRUGWET: 24 FEBRUARI II. DRUGS IN HET VERKEER 86. C. Verzwarende omstandigheden 43 Inhoudsopgave INLEIDING: SOORTEN DRUGS EN HUN EFFECTEN 1 A. Drugs: vriend of vijand van alle tijden? 1 1. Inleiding 1 2. De psychoactieve stoffen van alle tijden: de klassieke drugs 4 3. De nieuwe psychoactieve

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 APRIL 2019 P.18.1208.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.1208.N W A V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom De Clercq, advocaat bij de balie Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het

Nadere informatie

INHOUDSOVERZICHT TEN GELEIDE 11

INHOUDSOVERZICHT TEN GELEIDE 11 SOVERZICHT TEN GELEIDE 11 DEEL 1 BESPREKING VAN DE NIEUWE EN BESTAANDE WETGEVING 15 1. De drugwetgeving 15 1.1. Overzicht van de drugwetgeving 15 1.1.1. Wet 24 februari 1921 15 1.1.2. De uitvoeringsbesluiten

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 SEPTEMBER 2016 P.16.0556.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0556.N P J G V, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Laurens Van Puyenbroeck, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 FEBRUARI 2019 P.18.0793.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.0793.N B A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Sven De Baere, advocaat bij de balie Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Rolnummer 3681. Arrest nr. 197/2005 van 21 december 2005 A R R E S T

Rolnummer 3681. Arrest nr. 197/2005 van 21 december 2005 A R R E S T Rolnummer 3681 Arrest nr. 197/2005 van 21 december 2005 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 9 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 NOVEMBER 2010 P.10.1428.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1428.N I. G. P., beklaagde, eiser. II. G. A. P. V. L., beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Dirk Grootjans, advocaat bij de

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS ------- A.R. M11-3-0876 B.R. 8389 Beslissing van 20 november 2012 De derde kamer van de Commissie,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 JUNI 2014 P.13.1747.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1747.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE ANTWER- PEN, eiser, tegen G J M B, beklaagde, verweerder. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 juli 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 juli 2007 * ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 juli 2007 * In zaak C-367/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 35 EU, ingediend door het Hof van Cassatie (België) bij arrest

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 januari 2002 (22.01) (OR. fr) 5297/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (CNS) LIMITE DROIPEN 1 CORDROGUE 9

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 januari 2002 (22.01) (OR. fr) 5297/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (CNS) LIMITE DROIPEN 1 CORDROGUE 9 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 17 januari 2002 (22.01) (OR. fr) 5297/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (CNS) LIMITE DROIPEN 1 CORDROGUE 9 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Groep materieel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MAART 2015 P.14.0392.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0392.N 1. M L E V U, beklaagde, 2. H R G V B, beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Jaak Haentjens, advocaat bij de balie te Dendermonde.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 FEBRUARI 2011 P.10.1335.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1335.N 1. D. L. M. D., beklaagde, 2. D. A., civielrechtelijk aansprakelijke partij, 3. T. D., civielrechtelijk aansprakelijke partij,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 APRIL 2015 F.14.0045.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.14.0045.N G. D. G., eiser, met als raadsman mr. Michel Maus, advocaat bij de balie te Gent, met kantoor te 9052 Zwijnaarde, Bollebergen

Nadere informatie

Rolnummer Arrest nr. 62/2012 van 3 mei 2012 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 62/2012 van 3 mei 2012 A R R E S T Rolnummer 5297 Arrest nr. 62/2012 van 3 mei 2012 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 38, 5, van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit

Nadere informatie

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken Vonnisnummer/ Griffienummer / \.\bi. /2015 Repertoriumnummer/ Europees 2015 / 461. Datum van uitspraak 18 maart 2015 Rolnummer niet in strafzaken Notitienummer parket 66.RW.500300/2013 Rechtbank van eerste

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 5578 Arrest nr. 181/2013 van 19 december 2013 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Grondwettelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

PUBLIC. Brussel, 30 april 2002 (08.05) (OR. fr,en) RAAD VA DE EUROPESE U IE. 8434/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (C S) LIMITE

PUBLIC. Brussel, 30 april 2002 (08.05) (OR. fr,en) RAAD VA DE EUROPESE U IE. 8434/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (C S) LIMITE eil UE PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 30 april 2002 (08.05) (OR. fr,en) 8434/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (C S) LIMITE DROIPE 28 CORDROGUE 38 RESULTAAT BESPREKI GE van: de Groep

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 JUNI 2014 P.13.0127.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.0127.N W H M K, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Lut Wille, advocaat bij de balie te Brugge. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2], ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JUNI 2012 P.12.0873.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0873.F I. P. D. V., II. III. IV. P. D. V., P. D. V., P. D. V., V. P. D. V., Mrs. Cédric Vergauwen en Olivia Venet, advocaten bij de

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015 INZAKE HET OPENBAAR MINISTERIE BURGERLIJKE PARTIJEN Vlaamse Vervoersmaatschappij ( ) openbare instelling onder de vorm van een NV, met ondernemingsnummer

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 MAART 2015 P.14.1677.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1677.F E. B., Mr. Patrick Thevissen, advocaat bij de balie te Eupen en mr. Melissa Sayeh, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Gelet op Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016

Gelet op Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 1/6 Geschillenkamer Beslissing ten gronde 04/2019 van 28 mei 2019 Dossiernummer: DOS-2018-05808 en DOS-2018-05815 De Geschillenkamer van de Gegevensbeschermingsautoriteit, samengesteld uit de heer H. Hijmans,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 9 maart 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 9 maart 2006 * VAN ESBROECK ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 9 maart 2006 * In zaak C-436/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 35 EU, ingediend door het Hof van Cassatie (België)

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 SEPTEMBER 2007 S.07.0003.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.07.0003.F A. T., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN VAN LUIK.

Nadere informatie

Rolnummer Arrest nr. 93/98 van 15 juli 1998 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 93/98 van 15 juli 1998 A R R E S T Rolnummer 1144 Arrest nr. 93/98 van 15 juli 1998 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over de gecoördineerde wetten van 12 juli 1978 betreffende het accijnsregime van alcohol, gesteld door de Correctionele

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 OKTOBER 2008 P.08.0706.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.08.0706.N I H T V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, ter rechtszitting bijgestaan

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

Het advies van de accountant of belastingconsulent en de rechtsdwaling in strafzaken

Het advies van de accountant of belastingconsulent en de rechtsdwaling in strafzaken Het advies van de accountant of belastingconsulent en de rechtsdwaling in strafzaken J. VAN DROOGBROECK De accountant en de belastingconsulent verstrekken adviezen aan de onderneming die hem tewerkstelt

Nadere informatie

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties REGLEMENT Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties Hoofdstuk 1: Toepassingsgebied, vaststellingsmodaliteiten en aangewezen ambtenaar Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 FEBRUARI 2011 P.10.1344.F /1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1344.F H. K., beklaagde, eiser, vertegenwoordigd door mr. Jacqueline Oosterbosch, advocaat bij het Hof van Cassatie. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Suggesties voor een volgende editie, zijn welkom bij de auteur op Alle constructieve opmerkingen worden in dank aanvaard.

Suggesties voor een volgende editie, zijn welkom bij de auteur op Alle constructieve opmerkingen worden in dank aanvaard. Voorwoord Dit leerboek vormt een goede basis voor het opleidingsonderdeel strafrecht binnen een professionele bacheloropleiding. We denken hierbij in het bijzonder aan de afstudeerrichting Rechtspraktijk

Nadere informatie

WETGEVING DRUGS CDO KORTRIJK. Pedagogische studiedag. Vrijdag 28 januari 2011 31-01-11 POLITIEZONE VLAS

WETGEVING DRUGS CDO KORTRIJK. Pedagogische studiedag. Vrijdag 28 januari 2011 31-01-11 POLITIEZONE VLAS WETGEVING DRUGS CDO KORTRIJK Pedagogische studiedag Vrijdag 28 januari 2011 SPREKER : BART COUSSEMENT Commissaris van Politie Politiezone Vlas (Kortrijk-Kuurne-Lendelede) Directie Risicomanagement Voetbalcel

Nadere informatie

Kwaliteitsvol (proces-verbaal) van verhoor

Kwaliteitsvol (proces-verbaal) van verhoor Kwaliteitsvol (proces-verbaal) van verhoor Een reflectie vanuit de praktijk op een kwaliteitsvol verhoor Herman Dams Studiedag CPS-dinsdag 13 september 2011 Wat is voor het het belang van een goed verhoor?

Nadere informatie

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2006 (01.12) (OR. en) 15445/1/06 REV 1 COPEN 119 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 15115/06 COPEN 114 nr. Comv.: COM(2005) 91 def.

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

Rolnummer 5698. Arrest nr. 65/2014 van 3 april 2014 A R R E S T

Rolnummer 5698. Arrest nr. 65/2014 van 3 april 2014 A R R E S T Rolnummer 5698 Arrest nr. 65/2014 van 3 april 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 43bis van het Strafwetboek en over de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 DECEMBER 2016 P.16.1103.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.1103.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN CASSATIE, verzoeker tot vernietiging van een vonnis, eiser, inzake van M V, beklaagde.

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/12/2017

Datum van inontvangstneming : 28/12/2017 Datum van inontvangstneming : 28/12/2017 Samenvatting C-646/17-1 Zaak C-646/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

De in document 6249/02 DROIPEN 9 CORDROGUE 19 vermelde algemene of parlementaire voorbehouden van de delegaties worden gehandhaafd.

De in document 6249/02 DROIPEN 9 CORDROGUE 19 vermelde algemene of parlementaire voorbehouden van de delegaties worden gehandhaafd. eil UE PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 4 april 2002 (10.04) (OR. en,fr) 7564/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (C S) LIMITE DROIPE 20 CORDROGUE 32 RESULTAAT BESPREKI GE van: de Groep materieel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek ARRESTANTENVERZORGING Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek januari 2013 Doel van het strafproces / strafvordering = het nemen van strafvorderlijke beslissingen Bestaat uit =

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Verkorte inhoudsopgave

Verkorte inhoudsopgave Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 JUNI 2015 P.15.0599.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0599.N 1. M M P V D V, beklaagde, 2. D H N H, beklaagde, aangehouden om andere redenen, eisers, beiden met als raadsman mr. Thierry

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462 ECLI:NL:RBAMS:2017:5462 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 01-08-2017 Datum publicatie 01-08-2017 Zaaknummer 13/751411-17 RK-nummer: 17/4077 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie

Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie (B.S., 25 april 1995) HOOFDSTUK I Mensenhandel Artikel 1 In de wet van 15 december 1980 betreffende

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 FEBRUARI 2015 P.14.1739.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1739.F I. E. V. D., II. A. A. Mr. Patricia Vanlersberghe, advocaat bij het Hof van Cassatie. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF De

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 JUNI 2006 P.06.0527.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.06.0527.N 1. M. L. J. M., verdachte, met als raadsman mr. Johan Speecke, advocaat bij de balie te Kortrijk, 2. V. N. C. C., verdachte,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 APRIL 2017 P.17.0105.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.17.0105.N H M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Kim Keersmaekers, advocaat bij de balie te Dendermonde. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 APRIL 2013 F.11.0142.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.11.0142.F N. D., Mr. Marc Levaux, advocaat bij de balie te Luik, tegen BELGISCHE STAAT, minister van Financiën, Mr. François T Kint,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 685 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten

Nadere informatie

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel,

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, p. 1 Griffienummer 1) ') fi ü 0. _,. J iv to.3 / 2017 Repertorium nummer 2011 / 1-A 1 Datum van uitspraak 9 mei 2017 Notitienummer parket Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 JUNI 2015 P.15.0641.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0641.N S. B., beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Fouad Marchouh, advocaat bij de balie te Tongeren. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996 Relevante feiten Als kaderlid van M heeft eerste eiser in 1993 aandelenopties verkregen op aandelen

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 februari 2004 P.03.1430.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.03.1430.F.- P. B., beklaagde, Mr. Olivier Louppe, advocaat bij de balie te Brussel. I. Bestreden beslissing Het cassatieberoep is

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 OKTOBER 2006 P.06.0751.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.06.0751.F V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. V. G. C. 2. B. F. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s. WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.) TOELICHTING De wet van 28 maart 2000 tot invoeging van een procedure

Nadere informatie

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren Dit document beoogt de strafrechtelijke consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 MEI 2014 P.12.2065.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.2065.N HORECA TECHNOLOGIES SOLUTIONS bvba, met zetel te 2900 Schoten, Gazellendreef 22, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Jozef

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 JUNI 2013 P.13.0780.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest **101 **7819 Nr. P.13.0780.N B L, persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, eiser, met als raadsman mr. Freddy Mols,

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015 Not.nr. : GE45.FJ.4277/14-Sw4 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: Stéphane Michel Christian W., zonder beroep, geboren te Boussu op (

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN AFDELING TURNHOUT VAN 9 OKTOBER 2017

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN AFDELING TURNHOUT VAN 9 OKTOBER 2017 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN AFDELING TURNHOUT VAN 9 OKTOBER 2017 In de zaak van het Openbaar Ministerie tegen: A. A., geboren te Beringen op ( ), van Belgische nationaliteit, wonende te (

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 SEPTEMBER 2007 P.07.0894.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.07.0894.N I. P. M. M. H., verdachte, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Pol Vandemeulebroucke, advocaat bij de balie te Antwerpen.

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord / V. Voorwoord bij de tweede druk / VII

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord / V. Voorwoord bij de tweede druk / VII INHOUDSOPGAVE Voorwoord / V Voorwoord bij de tweede druk / VII HOOFDSTUK 1 Historische kaders / 1 1.1 Strafrechtelijke handhaving tot de zestiger jaren: van legaal tot semilegaal tot illegaal handelen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 OKTOBER 2010 P.09.1627.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.09.1627.N W. L. F. C., beklaagde, eiser, met als raadslieden mr. Frank Verbruggen en mr. Dirk De Maeseneer, advocaten bij de balie

Nadere informatie

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank Vonnisnummer/ Griffienummer / 2019 Repertoriumnummer/ Europees 2019 / Datum van uitspraak 13 MEI 2019 -VERSTEK- Systeemnummer parket Rolnummer griffie 19I000096 Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 NOVEMBER 2013 P.12.1784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1784.N R A C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Henry Van Burm, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

PUBLIC. Brussel, 30 januari 2002 (06.02) (OR. fr) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 5733/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (CNS) LIMITE

PUBLIC. Brussel, 30 januari 2002 (06.02) (OR. fr) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 5733/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (CNS) LIMITE Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 30 januari 2002 (06.02) (OR. fr) 5733/02 Interinstitutioneel dossier: 200/04 (CNS) LIMITE PUBLIC DROIPEN 3 CORDROGUE 6 NOTA van: het voorzitterschap aan: de

Nadere informatie

Bibliotheek Strafrecht Larcier... Voorwoord...

Bibliotheek Strafrecht Larcier... Voorwoord... vii INHOUDSTAFEL Bibliotheek Strafrecht Larcier....................................... Voorwoord..................................................... i iii Hoofdstuk 1. Inleiding historisch overzicht.........................

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 JUNI 2013 P.12.1362.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1362.N 1. W F V, beklaagde, 2. HORECA TECHNOLOGIES SOLUTIONS bvba, met zetel te 2900 Schoten, Gazellendreef 22, beklaagde en burgerrechtelijk

Nadere informatie

Inhoudstafel - Memorie van toelichting

Inhoudstafel - Memorie van toelichting - Memorie van toelichting Hoofdstuk 1 Voorafgaande bepaling 31 Hoofdstuk 2 Het Strafwetboek 31 Inleiding 31 1. Algemeen 31 2. De bouwstenen voor een optimale strafwetgeving ( accuraat, coherent, eenvoudig

Nadere informatie

HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER e kamer

HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER e kamer Nr. 811 P 2007 HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER 2008 13e kamer Inzake van het O. M. en: L. Kouri wonende te 3600 Genk, ( ) burgerlijke partij vertegenwoordigd door Meester Jean-Paul Lavigne,

Nadere informatie

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees 2019/1647 Datum van uitspraak 20 juni 2019 Naam van de beklaagde Systeemnummer parket Dossiernummer 19L000237 Notitienummer parket rechtbank

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 NOVEMBER 2010 F.09.0146.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.09.0146.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kantoor te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 APRIL 2016 P.16.0207.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0207.N PROCUREUR DES KONINGS bij de rechtbank van eerste aanleg West- Vlaanderen, afdeling Veurne, eiser, tegen J Y, beklaagde, verweerder.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9598

ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9598 ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9598 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 03-06-2003 Datum publicatie 09-07-2003 Zaaknummer 06/080083-03 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

NOTA AAN HET OVERLEGCOMITÉ. Gegevensuitwisseling in het kader van lage emissiezones

NOTA AAN HET OVERLEGCOMITÉ. Gegevensuitwisseling in het kader van lage emissiezones DE MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN NOTA AAN HET OVERLEGCOMITÉ Betreft: Gegevensuitwisseling in het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 SEPTEMBER 2015 P.15.0512.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0512.N 1. M M J V, beklaagde, 2. IMMO LEDUC DE HAMONT nv, met zetel te 3724 Kortessem, Leopold III-straat 113, beklaagde, eisers,

Nadere informatie

Rolnummers 4408 en Arrest nr. 187/2008 van 18 december 2008 A R R E S T

Rolnummers 4408 en Arrest nr. 187/2008 van 18 december 2008 A R R E S T Rolnummers 4408 en 4409 Arrest nr. 187/2008 van 18 december 2008 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 21, 2, 2, 43, 3, en 44 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap

Nadere informatie

Rolnummer Arrest nr. 100/2014 van 10 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 100/2014 van 10 juli 2014 A R R E S T Rolnummer 5622 Arrest nr. 100/2014 van 10 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 162, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de Correctionele Rechtbank

Nadere informatie

Oost-Vlaanderen, strafzaken. Vonnis

Oost-Vlaanderen, strafzaken. Vonnis nt.:stuurlijke INLICHTING 1 blad Vonnisnummer 2o1s1 J.16o Rolnummer 146038600 Systeemnummer 14RG38600 Repertoriumnummer Notitienummer parket GE63.l2. 714/14 Datum van uitspraak 4 september 2018 Naam beklaagden.

Nadere informatie

_j. Hof van beroep Gent. Arrest C I _)J{;? I jsi1. 29 september 2017

_j. Hof van beroep Gent. Arrest C I _)J{;? I jsi1. 29 september 2017 / Arrestnummer C I _)J{;? 12011 Repertoriumnummer 2011 I jsi1 Datum van uitspraak 29 september 2017 Notitienummer griffie 2017/NT/576 Notitienummer parket-generaal 2017 IPGGI1418 2017IVJ11I576. Hypothecaire

Nadere informatie