Beoordeling. De commissie beoordeelt het onderwerp doelstellingen positief.

Transcriptie

1 Advies van de beoordelingscommissie onderzoeksmasteropleidingen Gedragswetenschappen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen ten behoeve van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie inzake de aanvraag om accreditatie van de onderzoeksgerichte masteropleiding Brain and Cognitive Sciences van de Universiteit van Amsterdam Opleiding De onderzoeksmaster Brain and Cognitive Sciences (MBCS) is een initiatief van het CSCA (Cognitive Science Center Amsterdam), waarin de Faculteit Natuurwetenschappen, de Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen, de Faculteit Geneeskunde, de Faculteit Economie en Bedrijfskunde en het Amsterdams Medisch Centrum (AMC) samenwerken. De opleiding wordt georganiseerd door het Institute for Interdisciplinary Studies (IIS), een onderwijsinstituut van de Faculteit Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica van de Universiteit van Amsterdam (UvA). De oorspronkelijke master Cognitive Science werd in 2005 geaccrediteerd en kende twee specialisaties, n.l. "Cognition, Brain, and Behaviour" and "Cognition, Language, and Communication". Naast de master Cognitive Science biedt de UvA ook de master Biomedical Sciences (eveneens in 2005 geaccrediteerd) aan. Binnen deze laatste master bestonden twee specialisaties, Neuroscience en Cognitive Neuroscience, die een grote mate van overlap vertoonden met de specialisatie Cognition, Brain, and Behaviour van de master Cognitive Science. Het naast elkaar bestaan van twee specialisaties, die zich thematisch op hetzelfde terrein richten, dezelfde eindtermen hebben en beide op onderzoek gericht zijn, achtte men niet wenselijk. Dit is ook voor studenten niet transparant. Besloten is derhalve om de specialisaties Neuroscience en Cognitive Neuroscience binnen de master Biomedical Sciences op te heffen en per 1 september 2008 op te laten gaan in de master Cognitive Science. Om de grotere aantallen studenten toch op een adequate manier te kunnen bedienen, is de bestaande opleiding Cognition, Brain, and Behaviour (die anders te groot zou worden) gesplitst in twee specialisaties waarbij de reeds bestaande en vertrouwde opdeling in Neuroscience en Cognitive Neuroscience werd gehandhaafd. De geherstructureerde en van een nieuwe naam voorziene master Brain and Cognitive Sciences biedt daarom drie tracks, te weten Cognitive Science, Cognitive Neuroscience en Neuroscience. De NVAO heeft ingestemd met deze herschikking; er is geen sprake van een nieuwe opleiding. Bij de opleiding zijn de volgende onderzoeksgroepen betrokken: Amsterdam Center for Language and Communication (ACLC); Institute for Logic, Language and Computation (ILLC); Psychology Department (PSY); Swammerdam Institute for Life Sciences (SILS); Center for Research in Experimental Economics and Political Decision-making (CREED); Amsterdam Medical Center (AMC) en Child Development and Education (CDE). Procedure De beoordelingscommissie onderzoeksmasteropleidingen Gedragswetenschappen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen heeft haar beoordeling van de aanvraag om accreditatie van de onderzoeksmasteropleiding Brain and Cognitive Sciences uitgevoerd en haar advies opgesteld aan de hand van de criteria die zijn vastgelegd in het Accreditatiekader bestaande opleidingen: domeinspecifieke uitwerking voor onderzoeksmaster dat op 12 oktober 2007 door het bestuur van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie is vastgesteld. De KNAW-commissie bestaat uit prof. dr. M. Boekaerts (voorzitter), prof. dr. J. Bensing, F. Kroese MSc (studentlid), prof. dr. H. Merckelbach en prof. dr. G. van Outryve d Ydewalle. Vanwege de biomedische component heeft, desgevraagd, aan de beoordeling ook deelgenomen prof. dr. J. van Gijn, lid van de beoordelingscommissie onderzoeksmasteropleidingen Biomedische Wetenschappen. De Commissie Gedragswetenschappen heeft het aanvraagdossier bestudeerd en in haar vergadering van 16 maart 2010 besproken. Het dossier gaf de commissie aanleiding tot het stellen van een aantal inhoudelijke en feitelijke/ organisatorische vragen aan de opleiding. Tevens heeft zij zes scripties bestudeerd en geëvalueerd. De antwoorden op de schriftelijke vragen zijn ontvangen op 11 mei Ze zijn besproken op 1 juni 2009 ten kantore van de KNAW, voorafgaand aan de hoorzitting, waarin de commissie heeft gesproken met respectievelijk het management van de opleiding, een delegatie van de docenten en een delegatie van studenten en alumni. De secretaris heeft studenten en alumni at random geselecteerd. De commissie heeft haar advies vastgesteld op basis van het aanvraagdossier, de schriftelijke antwoorden op haar vragen, en de hoorzitting. 1

2 Voor de goede orde wil de commissie nog de volgende toelichting geven bij de bijlage waarin haar oordeel per onderwerp en per facet is vermeld. Bij de zes onderwerpen is conform de NVAO-spelregels alleen het oordeel voldoende of onvoldoende mogelijk. Bij de 21 facetten hanteert de NVAO een vierpuntsschaal: onvoldoende, voldoende, goed of excellent. Het facet duur leent zich slechts tot het oordeel voldoende of onvoldoende. De score voldoende wordt bovendien als basisnorm gehanteerd. Dit houdt volgens de NVAO-spelregels in dat aan de hoge eisen van een onderzoeksmaster wordt voldaan; voldoende moet dus niet als een diskwalificatie gelezen worden. De oordelen goed en excellent zijn dan ook eerder uitzonderingen dan regel. Beoordeling Doelstellingen Doelstelling van het tweejarige masterprogramma Brain and Cognitive Sciences (120 ECTS) is het geven van hoogwaardig onderwijs, aan een nieuwe generatie cognitieve wetenschappers, in neuroscience, cognitive neuroscience en cognitive science en het aanbieden van hoog gekwalificeerde scholing in onderzoek op het zich snel ontwikkelende interdisciplinaire veld van de neurowetenschappen en de cognitiewetenschappen. Studenten wordt geleerd om attent te zijn op afzonderlijke ontwikkelingen binnen de verschillende disciplines die bijdragen aan het veld van (neuro)cognitie en om een interdisciplinaire blik op het gehele veld te verwerven. De studenten zijn in staat om kritisch de ontwikkelingen van alle aspecten van de neurowetenschappen en de cognitiewetenschappen te volgen en om zelfstandig bijdragen te leveren aan ontwikkelingen in het veld. De opleiding richt zich op het optimaal voorbereiden van studenten op een aansluitend promotietraject en maakt het afgestudeerden ook mogelijk om hun carrière voort te zetten in een baan buiten academia die onderzoekscapaciteiten vereist, bijvoorbeeld in toegepast onderzoek, consultancy, journalistiek of management. MBCS kent verschillende (gedeeltelijk) concurrerende opleidingen bij Nederlandse universiteiten, maar onderscheidt zich door de nadruk op het interdisciplinaire karakter van onderzoek op dit terrein. Aan sommige buitenlandse instellingen, zo vermeldt het aanvraagdossier, (bijvoorbeeld Oxford en Cambridge) wordt een vergelijkbare opzet gehanteerd. De buitenlandse studenten met wie de commissie gesproken heeft, hebben juist voor de Amsterdamse opleiding gekozen vanwege haar interdisciplinaire uitstraling. Hierboven werd al vermeld dat de opleiding sinds 2005 ingrijpende veranderingen heeft ondergaan. Het aandeel van het onderzoek door studenten is toegenomen, zodat studenten nu twee onderzoeksprojecten in plaats van één project moeten uitvoeren. Daarnaast is het curriculum minder sturend in de methodische vakken. In het oude curriculum moesten studenten Advanced Continuous Multivariable Analysis en een Programming vak volgen. Die zijn uit het curriculum gehaald en in plaats daarvan kunnen studenten meer zelf bepalen welke methodische vakken van belang zijn om te volgen, in het licht van hun stage en interesse. Ze volgen nu alleen in het eerste jaar de Current Issues cursus; in de oude opzet was die zowel in het eerste als in het tweede jaar opgenomen. Ook hoeven studenten nog maar één CSCA summer school te volgen. Reden is dat studenten in de oude opzet daardoor werden belemmerd om naar het buitenland te gaan voor hun stage. De commissie heeft met waardering kennis genomen van de opzet van de opleiding. De eindkwalificaties sluiten goed aan bij de eisen die (buitenlandse) vakgenoten stellen aan een opleiding in dit vakgebied. De toelichting bij en de uitwerking van de Dublin-descriptoren acht de commissie helder. De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen die vanuit de wetenschappelijke discipline worden gesteld en de afgestudeerde verwerft in dit programma de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten. De commissie beoordeelt het onderwerp doelstellingen positief. Programma Het programma is ingebed in een onderzoeksomgeving van hoog niveau. De onderzoekers van de UVA opereren internationaal, publiceren in internationale tijdschriften en staan goed aangeschreven. Het opleidingsprogramma is een goede concretisering van de eindkwalificaties en biedt studenten de condities die nodig zijn om de geformuleerde eindtermen te bereiken. De opleiding spitst zich met haar aanbod zoveel mogelijk toe op de interesse van de student.. Studenten komen onder andere bij de onderzoeksprojecten, die zijn ingebed in één van de onderzoeksprogramma s, intensief in contact met onderzoek en onderzoekers. Het programma biedt een gestructureerde en systematische scholing aan in hoogstaand onderzoek op het gebied van 2

3 cognitiewetenschappen. De commissie heeft vastgesteld dat er sprake is van goede interactie tussen onderwijs en onderzoek. De tracks Cognitive neuroscience en Cognitive science hebben twee zogenaamde track specific courses; de track Neuroscience heeft er één, van 10 ECTS, wat evenveel is als de twee track specific courses van de andere tracks tezamen. De commissie heeft zich verbaasd over dit verschil, maar heeft ook begrepen dat qua inhoud de cursus Advanced neuroscience de studenten goed voorbereidt op onderzoek binnen hun specialisatie (neuroscience) en dat de cursus een duidelijk beeld geeft van de breedte van de neurowetenschappen. Daarnaast hebben de studenten in de neuroscience track de mogelijkheid om voor 10 ECTS inhoudelijk verdiepende cursussen te volgen. De specialised courses zijn vooral gericht op methodische verdieping. Voorbeelden zijn neuroimaging, MATLAB programmeren en experimentele neurobiologie. De samenhang van de opleiding acht de commissie goed. Dit geldt zowel voor de opleiding als geheel, als voor de drie tracks daarbinnen. De studenten volgen allemaal gedurende het eerste jaar de cursus Current Issues in Brain and Cognitive Sciences. Deze cursus bevordert integratie tussen de verschillende perspectieven van de drie tracks. Ook de Summer School draagt bij aan de integratie. De integratie van de M&T-vakken met de inhoudelijke vakken verschilt al naargelang de gekozen track en is ook gerelateerd aan de heersende cultuur binnen de discipline. Binnen de neuroscience worden de noodzakelijke analysetechnieken geleerd tijdens de stages, in het lab zelf dus. Binnen cognitive science gaan docenten ervan uit dat de standaard analysetechnieken zoals variantie-analyse al tijdens de bachelor aan de orde zijn geweest. De studenten kiezen uit verschillende cursussen waarin ook de technische aspecten van het onderzoek aan de orde komen, bijvoorbeeld in de cursussen Psychoneurolinguistics en Brain Development Plasticity and Repair. De werkvormen sluiten goed aan bij het didactisch concept. In het begin hebben de studenten wellicht moeite met de interdisciplinaire aanpak, maar in het tweede jaar wordt het voordeel van interdisciplinariteit voor hen duidelijker.de door de commissie bevraagde studenten waren zeer tevreden over de begeleiding en de steun van docenten. Er is veel interactie tussen de opleiding en de studenten. De studeerbaarheid is adequaat. Studenten krijgen voldoende contacturen. Buitenlandse onderzoeksprojecten leiden soms tot vertraging en Nederlandse studenten klagen over de grote studielast. De opleiding verklaart dit mede uit de overgang van de reproducerende bachelor naar de master waar studenten actief en zelfstandig moeten participeren. Studenten verklaren de vaak voorkomende vertraging door de grote en diverse belangstelling die het curriculum bij hen opwekt, niet door falende studeerbaarheid van het programma. De opleiding kent een groeiende instroom, van 23 in tot 56 in Er is een helder beleid wat betreft de instroomeisen, zowel voor Nederlandse studenten als buitenlandse. Studenten van Nederlandse universiteiten moeten minstens 7,5 voor hun bachelorexamen hebben behaald. Bij buitenlanders ligt de grens bij 3.5 GPA. Indien er onoverkoombare lacunes zijn in de vooropleiding van de student, dan wordt hij/zij afgewezen voor MBCS. De meest voorkomende deficiënties doen zich voor op het gebied van neuroscience, statistiek en cognitieve psychologie. Voor neuroscience biedt de opleiding een door de opleiding zelf ontwikkelde internetbased cursus (zogenaamde webstart neuroscience); voor statistiek wordt de student verwezen naar de online statistiek cursus dr. Stat, en voor cognitieve psychologie wordt de student gerichte leerstof aangereikt (literatuur incl. zelftoetsing) die zich gemakkelijk voor zelfstudie leent. Er worden veel verschillende toetsvormen gehanteerd; schriftelijke tentamens worden gecombineerd met andere toetsvormen. De opleiding verkiest papers, praktische testen en presentaties boven het reproduceren van feitenkennis. De eindthese dient bij voorkeur geschreven te zijn in de vorm van een publiceerbaar artikel. De student geeft over zijn onderzoeksproject een presentatie die deel uitmaakt van de finale beoordeling. De commissie heeft haar verbazing uitgesproken over het feit dat zo n 10% van de scripties gaat over gestoorde hersenfuncties, terwijl het aandeel pathologie in het curriculum gering is. De opleiding heeft daarop naar voren gebracht dat onderzoek naar afwijkende hersenfuncties bij de UvA een minder grote rol speelt dan bij de VU. Onder de docenten zijn bijvoorbeeld geen neuroradiologen; de opleiding is vooral vanuit de psychologie opgezet. Maar het aandeel zal wel gaan toenemen omdat een van de onderzoekszwaartepunten hier ligt. CREED (The Center for Research in Experimental Economics and Political Decision-making) was nog niet bij het programma betrokken, maar in is CREED een van de organiserende instituten van de Summer School Neuroeconomics en het zal een rol krijgen bij het onderwijs. Ook het onderzoeksinstituut CDE (Child 3

4 Development and Education) van de Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen zal een rol gaan spelen binnen de opleiding. De commissie acht beoordeling en toetsing in orde. Dat geldt ook voor de cijfers die voor de scripties gegeven zijn. De commissie beoordeelt het onderwerp programma positief. Personeel De kwaliteit van de onderzoeksgroepen die bij de onderzoeksmaster betrokken zijn, is van hoog niveau. Sinds eind 2009 heeft het Cognitive Science Center Amsterdam (CSCA) een eigen onderzoeksprogramma dat zich richt op vraagstukken die disciplineoverstijgend zijn. De commissie heeft hier waardering voor. De positieve evaluatie van de onderzoeksprogramma s die aan de opleiding ten grondslag liggen, toont aan dat de relatie onderwijs - onderzoek gegarandeerd is door de docenten die beeldbepalend zijn voor de onderzoeksprogramma s en in deze onderzoeksmaster met het onderwijs belast worden. Uit de informatie en gesprekken met studenten is gebleken dat docenten als rolmodel fungeren voor beginnende onderzoekers. De studenten worden gestimuleerd in het doen van zelfstandig onderzoek en toonden zich in de hoorzitting enthousiast daarover. De inzet van de staf is veel groter dan op grond van het aantal 1,6 fte zou worden verwacht. Er zijn 49 docenten bij de opleiding betrokken; elk vak heeft een coördinerend docent. Ook buitenlandse gastdocenten worden uitgenodigd, bij voorkeur als ze toch al in Nederland vertoeven. Nieuwe medewerkers dienen te voldoen aan de eisen van het Basiskwalificatietraject Onderwijs (BKO). Zittende docenten hoeven alleen die onderdelen bij te spijkeren die, gezien de studenten-evaluaties, daarvoor in aanmerking komen. Er is voldoende personeel ingezet om het programma inhoudelijk, onderwijskundig en organisatorisch te realiseren. Als staf-student-ratio houdt de opleiding maximaal 1: 22 aan. De docenten zijn uitstekend gekwalificeerd en enthousiast. De opleiding heeft tijdens de hoorzitting erkend dat het bereiken van cohesie tussen de docenten lastig is; dit heeft onder andere te maken met het grote aantal betrokken docenten en de verschillende werkplekken waar zij zijn gehuisvest. Er wordt een algemene docentendag georganiseerd en er worden ook per track bijeenkomsten gehouden. De laatste worden nu geformaliseerd en gestructureerd. Het management probeert om de verschillende docenten zo veel mogelijk bij elkaar te brengen. De commissie heeft niettemin kunnen vaststellen dat de docenten als team opereren, mede gestimuleerd door hun onderzoeksprogramma, en dat zij vanuit een visie werken die voortdurend wordt bijgesteld. De commissie heeft vastgesteld dat er sprake is van een community of scholars; teambuilding is zichtbaar aanwezig. De commissie beoordeelt het onderwerp Personeel positief. Voorzieningen De voorzieningen zijn in orde, zij het dat er bij sommige specialisaties bij het gebruik van speciale software voor onderwijsdoeleinden wel een probleem bestaat. Studenten krijgen geen licence voor het gebruik van benodigde software bij Cognitive Science, zo heeft de commissie vernomen. Dat acht zij een aandachtspunt. Het niveau van de faciliteiten verschilt per track. De studieadviseurs spelen een centrale rol in de begeleiding en verwijzing van studenten. Op de introductiedag krijgen de studenten al een uitgewerkt studieplan, met hun gekozen studiepad. De commissie vroeg zich af of dit de studenten niet te veel stuurt in één bepaalde richting. De opleiding heeft toegelicht dat studenten hierdoor gestimuleerd worden na te denken over hoe ze hun opleiding willen vormgeven. Het is geen rigide contract waarin niets meer gewijzigd kan worden. Het kan gewijzigd worden en moet dan besproken worden met de studieadviseur om na te gaan of dat gewijzigde programma binnen twee jaar te voltooien is. Studenten zijn tevreden over de begeleiding, maar een kwart van de studenten had meer bijstand verwacht bij het onderzoekproject. Bij de begeleiding zijn verschillende stafleden ingeschakeld, ook als mentor, tot wie studenten zich kunnen richten. In het begin van het eerste jaar worden studenten ingedeeld in een mentor groep, die geleid wordt door een tweedejaarsstudent. Jaarlijkse organiseert de opleiding een studiereis naar het buitenland, met docenten als begeleider. Er is sprake van een hechte studentengemeenschap. De studenten met wie de commissie heeft gesproken waren enthousiast hierover; er is een actieve studievereniging. De commissie beoordeelt het onderwerp voorzieningen positief. 4

5 Interne Kwaliteitszorg De interne kwaliteitszorg van het Institute for Interdisciplinary Studies kent een evaluatiecirkel. De verantwoordelijkheid voor het programma ligt bij de programmadirecteur. Twee gremia spelen hierbij een grote rol: de Examencommissie en de Opleidingscommissie; in de laatstgenoemde hebben ook studenten zitting. Alle cursussen worden aan het einde van de cursus geëvalueerd. In het studiejaar is een nieuw standaardformulier ingevoerd dat vergelijking van de cursussen, ook door de jaren heen, mogelijk moet maken. Tweejaarlijks zijn er panelgesprekken met de studenten over de cursussen en het programma. Ook is er sinds een rapport waarin docenten worden geëvalueerd. Als de score voor een cursus lager is dan 3 (op de schaal 1-5) dan wordt actie ondernomen. Ook scores van 3.5 worden besproken met de docent. Op basis van de evaluaties zijn verbeteringen aangebracht in de cursus Advanced Cognitive Neuroscience en in de cursus Current Issues in Brain and Cognitive Sciences. De commissie heeft tot haar genoegen geconstateerd dat de opleiding een lerende organisatie is. Bij de interne kwaliteitszorg zijn docenten en studenten naar behoren betrokken. In 2009 is onder de alumni een enquête gehouden. De respons was 40%. Alumni bleken zeer positief over het gevolgde programma en hebben ook verbeterpunten genoemd. Het afnemende veld bestaat voornamelijk uit onderzoekers en met hen onderhoudt de opleiding goede contacten. Aan een alumni-netwerk wordt gewerkt. De commissie beoordeelt het onderwerp Interne Kwaliteitszorg positief. Resultaten Er zijn streefcijfers opgesteld voor het rendement: 75% van een cohort dient binnen twee jaar afgestudeerd te zijn en 90% binnen drie jaar. De opleiding haalt de eigen streefcijfers niet; er is relatief veel studievertraging en uitval. De opleiding heeft de toelatingseisen sedert 2005 aangescherpt. Van het cohort 2007 slaagde 82% binnen 2,5 jaar. Dat is hoopgevend, maar daarmee wordt nog niet aan de streefcijfers voldaan. De commissie constateert dat veel studenten vertraging oplopen en heeft gevraagd of een onderzoeksproject in het buitenland daar vooral debet aan kan zijn. De opleiding heeft erkend dat het aantal vertraagden relatief groot is. Soms koppelen studenten nog een reis vast aan het buitenlandse onderzoeksproject. Sommige studenten besluiten om hun onderzoeksproject uit te breiden om de kans op publicatie van hun onderzoek te vergroten. Ook volgen ze soms meer vakken dan strikt noodzakelijk is; het gemiddelde aantal studiepunten per student is 130 ECTS, in plaats van de vereiste 120 ECTS. Hier keert hun gedrevenheid zich tegen hen. Een stage in het buitenland blijkt over het algemeen echter niet tot overmatig veel vertraging te leiden. Ook geldt de overweging dat als de scriptie een bijdrage levert aan het promotie-onderzoek, vertraging minder onwenselijk is dan zij op het eerste gezicht lijkt. De commissie beoordeelt tenslotte het gerealiseerde eindniveau als excellent. De commissie heeft zes scripties bestudeerd. Ze waren van zeer goed niveau. In de toegekende cijfers kon de commissie zich vinden. Van de eerste vier cohorten is gemiddeld 36,8 % cum laude afgestudeerd, een percentage dat de commissie nogal hoog lijkt. De afstudeerwerkstukken zijn volgens de commissie van hoge kwaliteit en ze weerspiegelen de goede interactie tussen studenten en docenten. De scriptie dient bij voorkeur geschreven te zijn in de vorm van een wetenschappelijk artikel. Het aanvraagdossier bevat een lijst van publicaties waarbij studenten betrokken zijn. De hoge waardering van de commissie voor het eindniveau heeft te maken met de studenten, die zich zeer ambitieus betonen; de scripties geven blijk van een zeer hoog niveau; docenten en management stralen excellentie uit. De commissie heeft tot haar tevredenheid gezien dat een groot aantal afgestudeerden doorstroomt naar een promotietraject, te weten 65% (van de cohorten 2004 t/m 2007). De commissie beoordeelt het onderwerp Resultaten positief. Advies De commissie komt op basis van de informatie in het aanvraagdossier, de antwoorden op de schriftelijke vragen en de hoorzitting tot een positief eindoordeel over de aanvraag. Concluderend is de commissie van oordeel dat de onderzoeksmaster Brain and Cognitive Sciences voldoet aan de door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie gestelde eisen aan onderzoeksmasters, zoals 5

6 neergelegd in het Accreditatiekader bestaande opleidingen: domeinspecifieke uitwerking voor onderzoeksmaster van 12 oktober Amsterdam, 8 juli 2010 Namens de Commissie Beoordeling onderzoeksmasteropleidingen Gedragswetenschappen Prof. dr. M. Boekaerts Voorzitter J.W. Meijer, secretaris 6

7 Bijlage: Overzicht van beoordelingen door de KNAW-commissie Gedragswetenschappen Onderwerp Facet Beoordeling van MBCS UvA 1. Doelstellingen 1.1 domeinspecifieke eisen G 1.2 niveau onderzoeksmaster V 1.3 oriëntatie wo V 2. Programma 2.1 eisen wo G 2.2 relatie doelstellingen programma V 2.3 samenhang programma V 2.4 studielast V 2.5 instroom V 2.6 duur V 2.7 afstemming vormgeving en inhoud G 2.8 beoordeling en toetsing V 3. Inzet personeel 3.1 eisen wo V 3.2 kwantiteit personeel V 3.3 kwaliteit personeel G 4. Voorzieningen 4.1 materiële voorzieningen V 4.2 studiebegeleiding V 5. Interne kwaliteitszorg 5.1 evaluatie resultaten V 5.2 maatregelen tot verbetering V 5.3 betrokkenheid medewerkers, studenten, V alumni en beroepenveld 6. Resultaten 6.1 gerealiseerd niveau E 6.2 onderwijsrendement V Bij onderwerpen is conform de NVAO-spelregels alleen het oordeel positief of negatief mogelijk. Bij de facetten wordt gewerkt met een vierpuntsschaal: onvoldoende, voldoende, goed of excellent (E=excellent; G=goed; V=voldoende =O=onvoldoende). Het facet 2.6 duur (van de opleiding) leent zich slechts tot het oordeel voldaan of niet voldaan (mbt de wettelijke eis van de duur). 7