Conservatieve therapie bij allergische rhinoconjunctivitis. Allergiebespreking Margreet Oele, kinderarts Medisch Centrum Haaglanden

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "Conservatieve therapie bij allergische rhinoconjunctivitis. Allergiebespreking Margreet Oele, kinderarts Medisch Centrum Haaglanden"

Juliana van de Velde
7 jaren geleden
Aantal bezoeken:

1 Conservatieve therapie bij allergische rhinoconjunctivitis Allergiebespreking Margreet Oele, kinderarts Medisch Centrum Haaglanden

2 Allergische rhinitis Prevalentie kinderen 10-40% (neemt toe) Sterke relatie met astma Maatschappelijk belang goede behandeling Diverse zorgaanbieders en richtlijnen

3 ARIA richtlijnen: Allergic rhinitis and its Impact on Asthma Nieuwe classificatie van allergische rhinitis: mild/moderate en intermittent/persistent EBM (volgens GRADE) Update 2008 Revisie 2010 Aanbevelingen op preventie AR, behandeling AR en behandeling AR en astma

4 ARIA classificatie naar ernst

5 Therapie bij allergische rhinoconjunctivitis Allergeen vermijden Farmacotherapie Immunotherapie

6 Pathofysiologie Allergeen blootstelling Persisterende blootstelling induceert Nasal Airway Hyperresponsiveness (NAHR) Alleen steroïden zijn effectief in het voorkomen van NAHR

7 Histamine Bradykinine Leukotriënen Prostaglandinen PAF

8 Farmacotherapie Intranasale glucocorticosteroïden Orale antihistaminica Nasale antihistaminica Mestcel stabilisatoren (cromoglycaten) Antileukotriënen Ipratropium (Decongestiva)

9 * Scadding G. Optimal management of nasal congestion caused by allergic rhinitis in children: safety and efficacy of medical treatments. Paediatr. Drugs 2008; 10:151-62

10 Toedienen nasale medicatie Uiteinde net in neus Naar buiten gericht Niet te hard sniffen

11 Intranasale glucocorticosteroiden Significant effect op nasale symptomen, met name neusobstructie Voor aanvang pollenseizoen (profylaxe) Dagelijks gebruik aanbevolen Effect maximaal na enkele dagen Vooraf NaCl neusdruppels voor beter effect Systemische bioavailability lager bij, fluticason propionaat (flixonase), fluticason furoaat (avamys) en mometason (nasonex)* * Scadding G. Optimal management of nasal congestion caused by allergic rhinitis in children: safety and efficacy of medical treatments. Paediatr. Drugs 2008; 10:151-62

12 Bijwerkingen intranasale glucocorticosteroiden Systemische effecten in praktijk gering Onderlinge verschillen gering Milde bijwerkingen: irritatie van neusslijmvlies, bloedneus, hoofdpijn

13 Bijwerkingen intranasale glucocorticosteroiden

14 Orale antihistaminica Effectief tegen histamine-gerelateerde symptomen, jeuk, rhinorrhoe en niezen, maar niet tegen obstructie Eerste keus bij milde symptomen of bij pollen geinduceerd AR

15 Orale antihistaminica Eerste generatie antihistaminica: lipofiel waardoor ze bloedhersenbarrière kunnen passeren voorbeelden: promethazine en hydroxycine (atarax) Tweede generatie antihistaminica: lipofoob waardoor ze de bloed-hersenbarrière niet passeren Selectiever voor de perifere H1-receptoren voorbeelden: acrivastine (semprex, korte werking), cetirizine (zyrtec; geringe cardiale bijwerking), desloratadine (aerius), ebastine, fexofenadine (telfast; cave tachycardie en palpitaties), levocetirizine (xyzal), loratadine, mizolastine

16 Orale antihistaminica H1-antagonisten antagoneren de receptoren van de gladde spieren van de vaatwand, de bronchi, de blaas en verder ook het effect van histamine op de capillairen Antihistaminerg, antiserotonerg, anticholinerge, antiemetische, en/of sederende effecten H2-antagonisten antagoneren maagzuursecretie H3-antagonisten niet als geneesmiddel in gebruik

18 Orale antihistaminica En..H4-antagonisten?

19 Orale antihistaminica 1937: Daniel Bovet: nobelprijs voor ontwikkeling eerste antihistaminicum 1972: James Black ontdekt H2 receptor 1983: H3 receptor (functie in hersenen;slaapritme) 2000: H4 receptor

20 Histamine 4-receptor H4 receptor: zitten op membraan van mestcellen en op T-lymfocyten H1-blokkade geen/weinig effect bij astma Histamineprovocatie kan aanval induceren Rol H4-receptor bij astma?

21 Histamine 4-receptor Rol bij jeuk? Rol bij kanker? Rol bij chronisch pijn?

22 Intranasale antihistaminica Bij seizoensgebonden klachten Werking binnen minuten! Even effectief als orale AH Lokale irritatie en bittere smaak! Voorbeeld: azelastine, levocabastine (livocab)

23 Mestcelstabilisatoren Cromoglicinezuur: effect na 1 3 weken Profylactische werking Dosering 3-4 dd! intranasaal Weinig bijwerkingen

24 Antileukotriënen Seizoensgebonden klachten Preschool kinderen met persisterend AR Neuropsychiatrische bijwerkingen: dromen, slecht slapen, depressie, angst

25 Antileukotriënen (montelukast) Montelukast minder effectief dan antihistaminica op neusklachten Montelukast voegt weinig toe aan behandeling met intranasale steroïden Montelukast kan effectief zijn bij behandeling met kinderen met zowel AR als astma

26 Intranasale ipratropium bromide rhinorrhea

27 Richtlijnen Allergic Rhinitis and its Impact on Asthma recommendations (ARIA) ARIA 2008 update ARIA 2010 revisie (volgens GRADE)

28 Allergy 2008:63:38-46 Quality of evidence Strong recommendation High 1A 2A Moderate 1B 2B Low 1C 2C Very low 1D 2D Conditional/Weak recommendation

29 Treatment of allergic rhinitis (ARIA) Allergic Rhinitis and its Impact on Asthma mild intermittent moderate severe intermittent intra-nasal steroid local chromone mild persistent moderate severe persistent oral or local non-sedative H1-blocker intra-nasal decongestant (<10 days) or oral decongestant allergen and irritant avoidance immunotherapy

31 Afweging voor individuele patiënt Should oral H 1 -antihistamines be used for the treatment of AR? Should new-generation oral H 1 -antihistamines versus old-generation oral antihistamines be used for the treatment of AR? Should oral H 1 -antihistamines be used in pre school children with other allergic diseases for the prevention of wheezing or asthma? Should intranasal H 1 -antihistamines be used for treatment of AR? Should newer oral H 1 -antihistamines versus intranasal antihistamines be used for treatment of AR? yes yes no Yes SAR, niet bij persisterend Yes (kind) 2c 2c 2d 2c(volw) 2d(kind) 2d

32 Conclusies Wees bedacht op AR bij patiënten met astma (en visa versa) Behandeling volgens/mbv ARIA richtlijn Individuele afweging mogelijk Toekomst voor H4-receptorblokkade?

33 Dank voor uw aandacht!

Vergelijkbare documenten

15.15 16.00 uur: allergische rhinitis: AR geluid van de KNO-arts. Allergische rhinopathie of afwijkende Rinne? Francis Burgersdijk

15.15 16.00 uur: allergische rhinitis: AR geluid van de KNO-arts Allergische rhinopathie of afwijkende Rinne? Francis Burgersdijk Kan de KNO arts meer met patienten met een allergische rhinopathie (AR)?