FUIVLb. Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving. Oenema Zand BV Postbus AA OOSTERWOLDE. Grou, 28 april APR.

Transcriptie

1 FUIVLb Oenema Zand BV Postbus AA OOSTERWOLDE Grou, 28 april APR Ons kenmerk : FUMO Afdeling : Toetsing en Vergunningverlening Behandeld door : Mevrouw J. Lodewijk / Uw kenmerk Betreft Beschikking verzoek om verlenging zandwinning aan de Weperpolder te Oosterwolde BESCHIKKING Weergave van de feiten: Op 28 oktober 2014 hebben wij uw aanvraag om verlenging van de ontgrondingsvergunning met kenmerk , d.d. 2 maart 2005, voor de zandwinning aan de Weperpolder te Oosterwolde, ontvangen. Het betreft de kadastrale percelen gemeente Donkerbroek, sectie H, nummers 372, 383 (deels), 384, 385 (deels), 602 en 664. U verzoekt om een verlenging van de geldigheidstermijn met 12 jaar, tot De percelen met de nummers 383, 384 en 385 zijn tegenwoordig samengevoegd tot het kadastrale perceel met nummer 779. Bij brieven van 18november2014, hebben wij - Burgemeester en Wethouders van de gemeente Ooststellingwerf en - het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân op de hoogte gebracht van de aanvraag. Van de aangeschreven instanties ontvingen wij geen bericht. Bij brief van 18 februari 2015, kenmerk FUMO , zonden wij u en de betrokken bestuursorganen en adviesinstanties de ontwerpbeschikking. De ontwerpbeschikking heeft met ingang van 23 februari tot en met 7 april 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tegen het ontwerpbesluit zijn schriftelijke zienswijzen naar voren gebracht door Stichting Achmea Rechtsbijstand, namens de heer J. van Rozen en de heer M.J.J. Menken. Deze zienswijzen zijn per fax op 7 april 2015 verstuurd en de schriftelijke zienswijzen zijn op 9 april 2015 per post door ons ontvangen. Bovengenoemde zienswijzen zijn op 9 april 2015 toegezonden aan aanvrager. Postbus 3347, 8901 OH Leeuwarden J.W. de Visserwel 10, 9001 ZE Grou info@fumo.nl NL93 RABO BTW nr NL B.01 KvK nr

2 Inhoudelijke beoordeling. Bij besluit van 2 maart 2005, kenmerk , verleenden wij u vergunning voor een uitbreiding van de zandwinput in de Weperpolder. Ingevolge het bepaalde in voorschrift 21 mag tot uiterlijk 13 april 2015 zand worden gewonnen, deze beschikking is geldig tot 13 april Per 6 oktober 2014 was nog m3 zand in de put aanwezig. Omdat deze hoeveelheid niet op 13 april 2015 gewonnen zal zijn, verzoekt u om wijziging van de in voorschrift 21 van ons besluit van 2 maart 2005 opgenomen voltooiingstermijn en de geldigheidstermijn van deze beschikking. U verzoekt ons om de geldigheidstermijn met 12 jaar te verlengen tot 2029 en de voltooiingstermijn met 10 jaar te verlengen tot In de afgelopen jaren zijn er minder extra projecten geweest dan verwacht, daarom is er meer zand over. De verwachting is dat het aantal projecten in de komende jaren weer toe zal nemen. In ons hiervoor genoemde besluit van 2 maart 2005 hebben wij gemotiveerd waarom naar onze mening de ontgrondingsvergunning verleend kan worden. Deze motieven zijn nog onverkort van kracht. De afgezette hoeveelheid zand in de afgelopen jaren geeft aan dat de zandwinput nog steeds als zandwinkel voor de regio fungeert. Wij zullen daarom de voltooiingstermijn met 10 jaar en de geldigheidstermijn met 12 jaar verlengen. In het verzoek heeft u het kadastrale perceel met nummer 399 genoemd. Dit perceel maakt geen onderdeel uit van ons hiervoor genoemde besluit van 2 maart 2005, daarom wordt dit perceel buiten uw verzoek tot verlenging gelaten. Het kadastrale perceel met nummer 665 maakt onderdeel uit van ons hiervoor genoemde besluit van 2 maart Dit perceel, in eigendom van een derde, wordt niet genoemd in uw verzoek om verlenging, daarom wordt dit perceel buiten de beschikking gelaten. U geeft in het verzoek aan dat de zandwinput pas nadat de zandwinput ten volle is benut, kan worden afgewerkt. Wij wijzen u er op dat de afwerking van de zandwinput nu al moet plaatsvinden conform de voorschriften uit ons hiervoor genoemde besluit van 2 maart Ten aanzien van de ingediende zienswijzen merken wij het volgende op. De door Stichting Achmea Rechtsbijstand ingebrachte zienswijzen houden het volgende in: 1. Overlast door zandverstuiving over het gehele gebied; 2. Overlast doordat het waterpeil van het grondwater te laag is; 3. Overlast door het storten van grond en aanverwante zaken; 4. Overlast door de opslag van goederen waar geen toestemming voor is; 5. Overlast door een toename van het vrachtverkeer door de onder 1 t/m 4 hierboven genoemde werkzaamheden; 6. Overlast doordat er geen onderhoud van het depot uitgevoerd wordt, zoals maaien en het niet onderhouden van de weg; 7. De stelling dat de zandwinput de komende jaren als zandwinkel kan fungeren is niet onderbouwd; 8. Cliënten hebben het vermoeden dat meer zand is gewonnen dan de ontwerpbeschikking aangeeft. - 2 / 7 - Ons kenmerk: FUMO

3 De ingebrachte zienswijzen geven ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen. Ad 1, 3, 4, 5 en 6. Bij de behandeling van de aanvraag om een ontgrondingsvergunning moeten alle bij de ontgronding betrokken belangen worden afgewogen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient de wet echter terug te treden voor zover in de bescherming van de bij de ontgronding betrokken belangen door specifieke wettelijke regelingen wordt voorzien. Op basis van het Besluit omgevingsrecht is de zandwinning een inrichting als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Tevens is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. De gemeente Ooststellingwer is het bevoegde gezag en heeft voor de zandwininrichting een omgevingsvergunning verleend. Daarnaast is voor het toepassen van grond het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. De door u hierboven onder de punten 1, 3, 4, 5 en 6 genoemde aspecten hebben derhalve betrekking op belangen waarin de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit bodemkwaliteit voorzien. Deze aspecten kunnen wij dus niet meewegen bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag. Ad 2. U geeft aan dat het waterpeil van het grondwater te laag is. Wij hebben geen gegevens waaruit dit blijkt. In het hydrologisch onderzoek dat behoort bij de onderliggende vergunning, is de verwachting dat de uitbreiding van de zandwinning bij een waterpeil in de zandwinput van + 5,35 m NAP, het grondwater zal stijgen. Op dit moment kunnen wij niet aangeven of de zandwinning invloed heeft op de grondwaterstand, of er inderdaad een grondwaterstandsdaling rondom de zandwinning is en indien dit het geval is, of dit veroorzaakt wordt door de zandwinning. In de onderliggende vergunning zijn geen voorschriften opgenomen voor monitoring van de grondwaterstand. Wij zullen de monitoring van het waterpeil in de zandwinput en van de grondwaterstanden in de omgeving van de zandwinput opnemen in de voorschriften. Als uit deze monitoring blijkt dat er een grondwaterstandsdaling (of stijging) aanwezig is en in zo n mate dat maatregelen nodig zijn, dan zal hiervoor onderzocht moeten worden of deze verandering door de zandwinning veroorzaakt worden. Als aannemelijk is dat de zandwinning de veroorzaker is, dan zal een plan voor maatregelen opgesteld moeten worden. Dit zullen wij opnemen in de voorschriften. Als blijkt dat aanpassing van de vergunning nodig is, dan zullen wij dit ambtshalve aanpassen. Desgewenst zullen wij de heren Van Rozen en Menken informeren over de gegevens die wij ter uitvoering van de voorschriften 29 tot en met 45 ontvangen. Ad 7 en 8. Het klopt dat de berekening in de aanvraag niet correct is. In de aanvraag uit 2002, welke behoort bij de beschikking met kenmerk , d.d. 2 maart 2005 (onderliggende vergunning) is het winnen van m3 zand aangevraagd voor een periode van 10 jaar. Verder is aangegeven dat er een zandbehoefte is van circa m3 zand per jaar. Dit zou betekenen dat er na afloop van de onderliggende vergunning nog m3 zand aanwezig moet zijn. In het verleden was het gebruikelijk om een ontgrondingsvergunning niet voor een langere periode dan 10 jaar af te geven. Tegenwoordig wordt er gekeken naar het aantal jaren dat naar verwachting nodig is voor de zandafzet van de aangevraagde hoeveelheid te winnen zand. In dit geval zou dat een periode van 15 jaar zijn geweest. Omdat er de afgelopen jaren in plaats van maar m3 zand jaarlijks is afgezet komt er bij de resterende hoeveelheid die in theorie over zou moeten zijn m3 zand bij. Het totaal komt daarmee op m3 zand dat nog aanwezig moet zijn, in plaats van de hoeveelheid van m3 zand die Oenema Zand BV in hun aanvraag vermelden. Gezien het gedeelte onder en naast het zanddepot dat nog gewonnen kan worden binnen de vergunde grenzen, is de door ons berekende hoeveelheid zand nog ongeveer aanwezig. Vermoedelijk heeft Oenema Zand BV met 6 jaar gerekend in plaats van 10 jaar. Op zich maakt de hoeveelheid resterend zand dat wel of niet aanwezig is in de zandwinning niet uit voor de hoeveelheid die nog gewonnen mag worden. Er mag niet buiten de vergunde begrenzing en talud gewonnen worden. - 3 / 7 - Ons kenmerk: 2014-FUMO

4 Er van uitgaande dat er nog m3 zand aanwezig is, in plaats van m3, betekent dit dat er bij een gemiddelde jaarafzet van m3 nog voor 10 jaar zand aanwezig is. In de onderliggende vergunning is al aangegeven dat er gemiddeld jaarlijks ruim m3 zand afgezet wordt. Dit betekent dat de zandwinning tot 2005 als zandwinkel voor de omgeving fungeerde. In de looptijd van de onderliggende vergunning is gebleken dat er jaarlijks nog steeds ongeveer m3 zand afgezet wordt en de afzet van de afgelopen jaren bevestigt dit. Ten tijde van de aanvraa voor de onderliggende vergunning was de verwachting dat de jaarlijkse afzet m hoger zou uitvallen vanwege verwachte extra projecten. Deze extra projecten zijn uitgebleven. De verwachting is dat in de komende jaren er wel extra projecten bij zullen komen. In dat geval zal de te winnen hoeveelheid zand eerder gewonnen zijn dan de nu gevraagde voltooiingstermijn. Omdat er in het verleden jaarlijks circa m3 zand afgezet is, toont dit aan dat de zandwinning nog steeds als zandwinkel functioneert en in de komende 10 jaar zal kunnen functioneren. Dit komt overeen met ons beleid om nieuwe zandwinputten te voorkomen. Het vorenstaande overwegende zijn wij van mening, dat de naar voren gebrachte zienswijzen geen reden zijn de ontgrondingsvergunning te weigeren. Naar aanleiding van de zienswijzen met betrekking tot het grondwaterpeil hebben wij besloten de voorschriften aan te passen. Gelet op de bepalingen in de Ontgrondingenwet, de Ontgrondingenverordening Friesland, en het Mandaatstatuut FUMO besluiten wij: ons besluit van 2 maart 2005, kenmerk , als volgt te wijzigen: 1. de genoemde geldigheidstermijn in het besluit wordt gewijzigd in 13 april voorschrift 21 wordt gewijzigd in: Er mag zand worden geworden tot en met 13 april het kadastrale perceel gemeente Donkerbroek, sectie H, nummer 665 maakt geen onderdeel meer uit van de beschikking. 4. De onderstaande voorschriften toe te voegen voor (het meten en vastleggen van) de freatische grondwaterstand: 29.De vergunninghouder stelt binnen één maand na het inwerking treden van dit besluit een waarnemingsnet en monitoringplan op en legt dit ter goedkeuring voor aan de provincie Fryslân, t.a.v. FUMO, postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden of per aan bodem@fumo.nl. De vergunninghouder handhaaft of richt het waarnemingsnet in en begint met de monitoring, of past het plan aan, binnen een maand na de schriftelijke reactie van Gedeputeerde Staten van Fryslân. 30.Bij nieuwe of vervanende waarnemingsputten moeten de filters worden geplaatst volgens de geldende NEN-norm, zodat er een goede boorbeschrijving gemaakt kan worden. De boorbeschrijvingen moeten worden gemaakt volgens de geldende NEN-norm 2, zodat er een juist beeld wordt verkregen van de doorboorde grondlagen. 1 Momenteel: NEN-EN-ISO :2006/011:2010 ni : Geotechnisch onderzoek en beproeving - Methoden voor monsterneming en grondwatermeting - Deel 1: Technische grondslagen voor de uitvoering. 2 Momenteel: NEN :2003 Identificatie en classificatie van grond - Deel 1: Identificatie en beschrijving en NEN :2004 Identificatie en classificatie van grond - Deel 2: Grondslagen voor een classificatie. - 4 / 7 - Ons kenmerk: FUMO

5 31.De doorboorde scheidende lagen dienen rondom de buizen afgedicht te worden met een materiaal dat een waterscheidende functie heeft en niet milieubelastend is. 32.Na het inrichten van het onder 29 genoemde waarnemingsnet overlegt de vergunninghouder binnen 14 dagen de volgende gegevens van de nieuw geplaatste peilfilters aan de provincie Fryslân, t.a.v. FUMO, Postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden of per aan Het betreft een aanvulling van de gegevens/informatie, zoals genoemd in paragraaf 6.2 van het Protocol Mechanisch Boren. de filterstelling (diepte bovenkant- en onderkant filter) in cm ten opzichte van NAP en maaiveld; de diameter van filter en van stijgbuis; het materiaal van filter en van stijgbuis; de gemeten stijghoogte; een boorstaat of profielbeschrijving; de hoogte van het maaiveld ter plaatse in cm ten opzichte van NAP; de hoogte van het meetpunt (= referentiepunt; veelal bovenkant buis) in cm ten opzichte van NAP; een detailschets van de meetpunten en de directe omgeving met de bijbehorende maten; de afwerking van de meetlocatie; de toegankelijkheid van de meetlocatie; de coördinaten van de meetpunten volgens het rijksdriehoekstelsel; de beherende en waarnemende instantie; de contactpersoon inzake het waarnemingsnet. 33. Bij nieuwe of vervangende waarnemingsputten moet gewerkt worden volgens de vigerende versie van het protocol Mechanisch Boren SIKB 2100 en 2101 (momenteel versie 3.1, d.d. 12 december 2013). 34. De vergunninghouder zorgt ervoor dat de stijghoogte van het grondwater en/of grondwaterstand dagelijks met automatische drukopnemers wordt waargenomen in de peilbuizen conform het in bijlage 1 opgenomen waarnemingsnet. Het waterpeil van de zandwinput dient dagelijks te worden gemeten met behulp van de hiertoe geplaatste peilschaal, handmatig of automatisch met een drukopnemer (DIVER). 35. De waarnemingen dienen voor opname in DINO (Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond) te worden gezonden aan TNO 3 binnen de daarbij onderling overeengekomen termijn en nader overeen te komen vorm. Indien TNO niet meer optreedt als landelijke databeheerder, dienen de gegevens naar zijn rechtsopvolger gestuurd te worden. 36. De vergunninghouder dient binnen twee maanden na elke jaarlijkse periode van zandwinning de meetgegevens aan te leveren. Deze gegevens moeten ook weergegeven worden in een grafiek per put. 37. De vergunninghouder dient rapporten op te (laten) stellen over de gevolgen van de ontgronding voor de bij het grondwater betrokken belangen, zoals de landbouw en natuur. Deze rapporten dienen te worden opgesteld binnen twaalf maanden na het handhaven of oprichten van het waarnemingsnet zoals aangegeven is in voorschrift 29. Drie jaar na de eerste rapportage moet deze rapportage herhaald worden. Het opstellen van de rapporten dient te gebeuren in overleg met de FUMO (namens Gedeputeerde Staten van Fryslân) en Wetterskip Fryslân. In ieder rapport dienen tevens de metingen van alle peilbuizen van het grondwatermeetnet en de peilschaal zijn opgenomen, weergegeven in een grafiek per put. 38. Het onder 37 genoemde rapport dient binnen een maand na het opstellen ervan in vijfvoud ter goedkeuring te worden gestuurd naar: Gedeputeerde Staten van Fryslân, t.a.v. FUMO. Zie (momenteel) voor nadere informatie over de opname van de gegevens in DINO. -5 / 7- Ons kenmerk: 2014-FUMO

6 39. Indien uit het rapport onder 37 blijkt dat er een verandering van de grondwaterstand optreedt en aannemelijk is dat dit veroorzaakt wordt door de zandwinning, dan moet binnen drie maanden na goedkeuring van het rapport onder voorschrift 37, een plan opgesteld worden met maatregelen om de wijziging in de grondwaterstand te voorkomen. 40. Het onder 39 genoemde plan dient binnen een maand na het opstellen ervan in vijfvoud ter goedkeuring te worden gestuurd naar: Gedeputeerde Staten van Fryslân, t.a.v. FUMO. 41. De maatregelen genoemd in het plan onder 39 moeten binnen drie maanden na goedkeuring van het plan uitgevoerd te zijn. 42. De vergunninghouder zorgt voor de instandhouding van de onder voorschrift 29 genoemde meetpunten, zodat de betrouwbaarheid en continuïteit van de waarnemingen gewaarborgd blijft. Dit houdt onder andere in dat: incidentele schades dienen te worden hersteld; ten minste 1 keer per 5 jaar de filters worden afgepompt en schoongemaakt; ten minste 1 keer per 10 jaar de meetpunten worden gewaterpast. 43. Als een peilbuis van het voor deze vergunning aanwezige waarnemingsnet niet meer door de vergunninghouder of een derde wordt bemeten, dient deze peilbuis binnen een maand na de laatste meting te worden ontmanteld volgens de vigerende versie van het protocol Mechanisch Boren SIKB 2101 (momenteel versie 3.1.) 44. Ieder onderhoud en elke waterpassing dienen te worden gemeld bij TNO binnen de daarbij onderling overeengekomen termijn en nader overeen te komen vorm. Indien TNO niet meer optreedt als landelijke databeheerder, dienen de gegevens bij zijn rechtsopvolger gemeld te worden. 45. Op een goed gemotiveerd schriftelijk voorstel van de vergunninghouder kan door of namens Gedeputeerde Staten van Fryslân goedkeuring gegeven worden voor wijziging van het waarnemingsnet. De goedkeuring kan alleen plaatsvinden als deze wijziging geen gevolgen heeft voor de monitoring van de effecten van de ontgronding en belangen van derden dus niet worden geschaad. me het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân,.G. Kistemaker Hoofd afdeling toetsing en vergunningverlening - 6 / 7 - Ons kenmerk: 2014-FUMO

7 FUIVLb I.a.a.: Burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwert Postbus AA OOSTERWOLDE Het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân T.a.v. Cluster Plannen Postbus AA LEEUWARDEN L.T.O.-Noord, Grondgebruik en Milieu t.a.v. de heer J. Galema Postbus AD DRACHTEN Stichting Friese Milieufederatie Agora CJ LEEUWARDEN Stichting Achmea Rechtsbijstand T.a.v. de heer R. Scholten Postbus AC APELDOORN - 7 / 7 - Ons kenmerk: FUMO