SAMENVATTING VOEDSELCONSUMPTIEPEILING RAPPORT 1: VOEDINGSGEWOONTEN, ANTROPOMETRIE EN VOEDINGSBELEID

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "SAMENVATTING VOEDSELCONSUMPTIEPEILING RAPPORT 1: VOEDINGSGEWOONTEN, ANTROPOMETRIE EN VOEDINGSBELEID"

Transcriptie

1 VOEDSELCONSUMPTIEPEILING i RAPPORT 1: VOEDINGSGEWOONTEN, ANTROPOMETRIE EN VOEDINGSBELEID

2

3 Voedselconsumptiepeiling RAPPORT 1: VOEDINGSGEWOONTEN, ANTROPOMETRIE EN VOEDINGSBELEID

4 De opdrachtgevers voor de Voedselconsumptiepeiling : Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid (Federale overheid) Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Onderzoeksteam WIV-ISP (in alfabetische volgorde): Sarah Bel Loes Brocatus Koenraad Cuypers Thérésa Lebacq Cloë Ost Charlotte Stiévenart Jean Tafforeau Eveline Teppers Sofie Van den Abeele Administratieve ondersteuning: Ledia Jani Tadek Krzywania Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en Surveillance Juliette Wytsmanstraat 14 B-1050 Brussel Gelieve bij het verwijzen naar deze samenvatting de volgende referentie te gebruiken: Bel S, Lebacq T, Ost C, Teppers E. Rapport 1: Voedingsgewoonten, antropometrie en voedingsbeleid. Samenvatting van de onderzoeksresultaten. In: Ost C., Tafforeau J. (ed.). Voedselconsumptiepeiling WIV-ISP, Brussel, 2015.

5 INHOUDSTAFEL Inleiding Methodologie Maaltijdpatroon Bereidings- en consumptietijd van maaltijden Plaats van de maaltijdconsumptie Familiemaaltijden en betrokkenheid bereiding Voeding en familiale leefomgeving Exclusieve borstvoeding Antropometrie (BMI, buikomtrek en buikomtrek/lengte verhouding).. 25 Houding van de Belg tegenover zijn/haar gewicht Eetstoornissen Specifieke diëten Biologische voeding Gebruik van (gejodeerd) zout Publieke opinie over voedingsbeleid en GGO s

6

7 INLEIDING Voeding en eetgewoonten zijn van groot belang voor de volksgezondheid. Ze zijn namelijk belangrijke factoren voor de ontwikkeling van niet-overdraagbare aandoeningen, zoals diabetes, hart- en vaatziekten en kanker. Om een voedingsbeleid te kunnen opstellen aangepast aan de behoeften van de Belgische bevolking is het dus noodzakelijk om een correct en recent beeld te hebben van de voedingsconsumptie en eetgewoonten in België. De laatste Voedselconsumptiepeiling uitgevoerd in België dateert van Aangezien eetgewoonten evolueren doorheen de jaren, was het nodig om deze gegevens te actualiseren. Daarom werd er op initiatief van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een tweede Voedselconsumptiepeiling opgestart in Deze studie werd georganiseerd en uitgevoerd door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP). De Voedselconsumptiepeiling (VCP ) had als algemene doelstelling om de voedselconsumptie, de eetgewoonten en de fysieke activiteit van de Belgische bevolking tussen de 3 en 64 jaar te beschrijven. Dit onderzoek heeft als voordeel dat, voor het eerst in België, er gegevens werden verzameld bij kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar). Deze gegevens zijn cruciaal voor het uitwerken van preventieve maatregelen aangepast aan deze kwetsbare leeftijdsgroepen. METHODOLOGIE Steekproef De Voedselconsumptiepeiling includeerde iedereen met een leeftijd tussen de 3 en 64 jaar en woonachtig te België ongeacht hun nationaliteit. De respondenten werden willekeurig geselecteerd uit alle personen die zijn opgenomen in het Rijksregister. Personen die in een instelling verbleven (zoals een gevangenis, een verzorgingstehuis of een religieuze gemeenschap), werden uitgesloten vanwege een verminderde vrijheid in voedselkeuze. Mensen die onvoldoende Frans of Nederlands spraken, werden eveneens uitgesloten. Het oorspronkelijke doel was om 3200 personen te interviewen. De steekproef werd gemaakt op basis van een provinciale stratificatie om zodoende een uitgebalanceerde geografische spreiding te garanderen. Om dit te bereiken, werd er eerst een opdeling gemaakt van het aantal geïnterviewden in functie van de populatiegrootte van de drie Belgische gewesten (Vlaamse Gewest, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Waalse Gewest). Het aantal personen geselecteerd uit elke provincie was afhankelijk van de populatiegrootte van de provincie. De selectie van steden of gemeenten in elke provincie werd 3

8 uitgevoerd met het oog op het selecteren van zowel de grote steden als de kleinere gemeenten. Binnen elke stad of gemeente werd willekeurig een groep van 50 mensen (opgenomen in het Rijksregister) gekozen; elke groep van 50 personen bestond uit personen komende uit verschillende strata van geslacht en leeftijd. De finale steekproef bestond uit 64 groepen van 50 personen, verdeeld over de elf provincies (inclusief Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Deelname aan de Voedselconsumptiepeiling was niet verplicht. Om die reden heeft slechts 37% van de gecontacteerden deelname aan het onderzoek geaccepteerd. Om de personen die weigeren deel te nemen aan het onderzoek te vervangen, werden er drie reserve-individuen aangeduid voor elke geselecteerde persoon. Op die manier werden er clusters van vier personen gevormd. De reserve-personen werden gekozen op basis van gemeenschappelijk kenmerken met de geselecteerde persoon (gemeente, geslacht en leeftijd). Wanneer een persoon weigerde deel te nemen of niet kon worden bereikt, werd hij/zij vervangen door de volgende persoon in de cluster. 4 Veldwerk en vragenlijsten In totaal werden 3461 personen thuis ondervraagd. Het veldwerk begon op 1 februari 2014 en eindigde op 21 mei De gebruikte vragenlijsten in de Voedselconsumptiepeiling kunnen ingedeeld worden in zeven delen. De vragen werden aan de respondent (of proxy) gesteld tijdens twee interviews die uitgevoerd werden door enquêteurs die een specifieke opleiding gevolgd hadden. Het eerste deel betreft de sociodemografische gegevens, levensstijl en eetgewoonten van de deelnemer. De sociodemografische gegevens omvatten de leeftijd van de deelnemer, zijn geslacht, zijn opleidingsniveau, zijn huidige tewerkstelling en de samenstelling van zijn huishouden. Er werd ook informatie over de levensstijl (bijvoorbeeld rookgedrag) en de eetgewoonten verzameld zoals de duur van de bereiding en consumptie van maaltijden, de maaltijdfrequentie in familieverband, het gebruik van (gejodeerd) zout en de consumptie van biologische producten. Deze gegevens werden verzameld door middel van een face-to-face interview met ondersteuning van een computer (Computer Assisted Personal Interview, CAPI). De voedselconsumptiegegevens werden verzameld aan de hand van twee 24-uursvoedingsnavragen met behulp van de GloboDiet software. Tijdens een 24-uursvoedingsnavraag wordt bevraagd wat en hoeveel men gegeten en gedronken heeft gedurende de laatste 24 uur voor het interview. Om de gebruikelijke voedingsinname (de gemiddelde voedingsinname over een langere periode) van de Belgische bevolking te bepalen met behulp van een statistische model zijn min-

9 stens twee 24-uursvoedingsnavragen op niet-opeenvolgende dagen nodig. Deze dienen willekeurig gespreid over alle dagen van de week en over alle seizoenen afgenomen te worden. Het GloboDiet programma werd aangepast aan Belgische normen. Hoewel GloboDiet op een gestandaardiseerde wijze gegevens verzameld, zijn interviewers nodig met een uitgebreide nutritionele kennis. Daarom werden enkel diëtisten gerekruteerd die vervolgens een specifieke opleiding kregen. Hiernaast werd de gebruikelijke consumptiefrequentie van 79 specifieke voedingsmiddelen tijdens de laatste 12 maanden bij alle deelnemers bevraagd aan de hand van een voedselfrequentievragenlijst ( Food Frequency Questionnaire, FFQ). De belangrijkste doelstelling van de FFQ was om de nooit-gebruikers van bepaalde voedingsmiddelen te identificeren en zodoende een betere schatting van de gebruikelijke inname te kunnen berekenen. Deze gegevens werden verzameld aan de hand van een zelf-rapportage schriftelijke vragenlijst. Het vierde deel gaat over de gezondheid van de deelnemers. Deze gegevens werden verzameld aan de hand van een schriftelijke vragenlijst die deelnemers op vertrouwelijke wijze konden invullen. Deze vragenlijst behandelt onderwerpen zoals de subjectieve gezondheid, gedrag in verband met gewichtscontrole, eetstoornissen, puberale ontwikkeling (voor adolescenten) en de aanwezigheid van voedingsgerelateerde aandoeningen (zoals diabetes). De fysieke activiteit en sedentair gedrag van de deelnemers werden onderzocht door middel van zelf-rapportage vragenlijsten. Deze vragen werden gesteld tijdens het mondelinge interview met ondersteuning van de computer (CAPI). Afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer werden verschillende vragenlijsten gebruikt: IPAQ voor de volwassenen, FPAQ voor de adolescenten en ToyBox voor de kinderen. Aanvullend werden kinderen en adolescenten gevraagd om gedurende zeven opeenvolgende dagen een accelerometer te dragen en een logboek bij te houden om de activiteiten te noteren wanneer de accelerometer niet gedragen werd. Deze toestellen geven een objectieve meting van de fysieke activiteit. Gegevens betreffende de attitudes, gedrag en kennis inzake voedselveiligheid werden ook verzameld. Deze vragen werden tijdens een face-to-face interview met ondersteuning van de computer (CAPI) gesteld aan het lid van het huishouden die gewoonlijk betrokken is bij de bereiding van de maaltijden. Ten slotte werden antropometrische metingen genomen: het gewicht, de lengte en de buikomtrek van de deelnemer werden gemeten door de enquêteur volgens gestandaardiseerde procedures. 5

10 Analyse en interpretatie resultaten De analyse van de verzamelde gegevens en de berekening van de indicatoren werden voor elke module afzonderlijk uitgevoerd, met andere woorden volgens verschillende onderzoeksthema s (bijvoorbeeld de plaats van de maaltijdconsumptie of de consumptie van biologische producten). De resultaten werden gecorrigeerd om representatief te zijn voor de doelpopulatie, dit is de populatie van 3 tot 64 jaar in België. Voor elke module werden de resultaten gepresenteerd voor de volledige Belgische bevolking. Vervolgens werden ze geanalyseerd en vergeleken volgens geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, verblijfplaats en, indien mogelijk, het jaar van het onderzoek. Mogelijke verschillen tussen de verschillende subgroepen werden statistisch getest na correctie van de gegevens volgens leeftijd en geslacht. MAALTIJDPATROON 6 Bijna vier op de vijf Belgen hebben de gewoonte om regelmatig (minstens vijf dagen per week) te ontbijten. Kinderen (3-9 jaar) en oudere volwassenen (51-64 jaar) ontbijten het meest regelmatig. Adolescenten (10-17 jaar) en jongvolwassenen (18-34 jaar) het minst. Drie vierde van de bevolking heeft een regelmatig eetpatroon. Het tienuurtje en het vieruurtje zijn de tussendoortjes die het meest regelmatig genomen worden. Meer dan twee derde van de bevolking geeft aan zijn maaltijden op vaste tijdstippen te nemen. Regelmaat in de voeding is belangrijk. Algemeen wordt aanbevolen om drie hoofdmaaltijden en twee tot maximaal drie gezonde tussendoortjes per dag te nemen. Daarom werd in de VCP de Belg (3-64 jaar) gevraagd naar zijn maaltijdpatroon en de regelmaat hiervan. Ontbijt In België heeft 78% de gezonde gewoonte om regelmatig (dit wil zeggen minstens vijf dagen per week) te ontbijten. Vrouwen (82%) ontbijten regelmatiger dan mannen (74%). Het percentage regelmatige ontbijters ligt het hoogst bij kinderen (3-9 jaar) (90%) neemt sterk af in de leeftijdsgroepen jaar (67%) en jaar (69%) en neemt daarna terug toe om 83% te bereiken in de oudste leeftijdsgroep (51-64 jaar). Het percentage regelmatige ontbijters stijgt met het opleidingsniveau. In Wallonië wordt minder vaak (73%) regelmatig ontbeten dan in Vlaanderen (81%). Mensen met een

11 normaal gewicht 1 (81%) ontbijten regelmatiger dan mensen met overgewicht (75%). Het percentage 15 tot 64-jarigen dat in 2014 aangeeft regelmatig te ontbijten is ten opzichte van 2004 onveranderd gebleven. Figuur 1 Percentage van de bevolking (3-64 jaar) dat minstens vijf dagen per week een ontbijt neemt, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014 Middagmaal-avondmaal Zowel het middagmaal (87%) als het avondmaal (94%) wordt bijna door elke Belg dagelijks gegeten. 7 1 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht, obesitas) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de IOTF (volgens leeftijd en geslacht) en voor volwassenen (18-64 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de WHO.

12 Regelmaat van het eetpatroon In België heeft 74% van de bevolking een regelmatig eetpatroon, dit wil zeggen dat zij minstens vijf dagen per week zowel een ontbijt, middagmaal als avondmaal nemen. Dit percentage ligt hoger bij vrouwen (78%) dan bij mannen (69%). Het percentage met een regelmatig eetpatroon ligt het hoogst bij de jongste leeftijdsgroepen (3-13 jaar) (hoger dan 80%), maar neemt af bij de jongvolwassen leeftijdsgroepen (14-34 jaar) (65%). Daarna neemt het percentage terug toe in de oudere leeftijdsgroepen van jaar (hoger dan 70%). Het percentage van de bevolking dat een regelmatig eetpatroon heeft neemt toe met het opleidingsniveau. De bevolking in Vlaanderen (78%) heeft een regelmatiger eetpatroon dan in Wallonië (68%). Mensen met overgewicht (68%) hebben een minder regelmatig eetpatroon dan mensen met een normaal gewicht (78%). Het percentage 15 tot 64-jarigen dat in 2014 een regelmatig eetpatroon heeft is ten opzichte van 2004 onveranderd gebleven. 8 Tienuurtje Bijna twee op de vijf Belgen eten regelmatig (dit wil zeggen minstens vijf dagen per week) een tienuurtje. Eén op de vier Belgen geeft aan nooit een tienuurtje te nemen. Vrouwen (43%) eten regelmatiger een tienuurtje dan mannen (34%). Kinderen (3-9 jaar) (hoger dan 80%) nemen het meest regelmatig een tienuurtje. Dit percentage neemt af bij de adolescenten (10-17 jaar) en is het laagst bij de jongvolwassenen (18-34 jaar) (27%). Het percentage neemt weer iets toe bij de oudere volwassenen (35-64 jaar) (hoger dan 29%). Personen met obesitas (27%) eten minder regelmatig een tienuurtje dan personen met een normaal gewicht (45%). Vieruurtje Meer dan twee op de vijf Belgen nemen regelmatig een vieruurtje. Bijna één op de vijf Belgen geeft aan nooit een vieruurtje te eten. Vrouwen (48%) nemen regelmatiger een vieruurtje dan mannen (37%). De jongste kinderen (3-5 jaar) nemen het meest regelmatig een vieruurtje en de oudste leeftijdsgroep (51-64 jaar) het minst.

13 Figuur 2 Percentage van de bevolking (3-64 jaar) dat minstens vijf dagen per week een tussendoortje rond vier uur neemt, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014 Tussendoortje s avonds In België geeft 30% aan regelmatig een tussendoortje s avonds te nemen. Meer dan één op vijf Belgen geeft aan nooit een laatavondsnack te eten. Jonge kinderen (3-5 jaar) (21%) nemen het minst vaak een tussendoortje s avonds en de oudere volwassenen (51-64 jaar) (34%) het vaakst. De lageropgeleiden (38%) eten vaker een tussendoortje s avonds dan de hogeropgeleiden (22%-26%). In Vlaanderen (35%) wordt vaker een laatavondsnack gegeten dan in Wallonië (26%). Tabel 1 Verdeling van de bevolking (3-64 jaar) volgens de consumptiefrequentie van een tussendoortje rond tien uur, vier uur en s avonds, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014 Nooit Minder dan 1 dag per week 1 dag per week 2-4 dagen per week 5-6 dagen per week 1 maal per dag 9 Tienuurtje 27% 7% 5% 22% 16% 23% Vieruurtje 19% 8% 7% 24% 14% 29% Tussendoortje s avonds 24% 10% 9% 27% 9% 21%

14 Maaltijden op vaste tijdstippen In België geeft 69% van de bevolking (10-64 jaar) aan zijn maaltijden op vaste tijdstippen te nemen: vrouwen (73%) vaker dan mannen (66%). Jonge adolescenten (10-13 jaar) (76%) nemen het vaakst hun maaltijden op vaste tijdstippen. Dit percentage neemt af bij de oudere adolescenten (14-17 jaar) (65%) en jongvolwassenen (18-34 jaar) (62%) en neemt daarna weer toe om 75% te bereiken in de oudste leeftijdsgroep (51-64 jaar). Mensen met een diploma hoger onderwijs van het lange type (75%) nemen vaker maaltijden op vaste tijdstippen dan personen met een lager opleidingsniveau (67%-68%). BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN 10 De Belg spendeert gemiddeld 7 minuten aan de bereiding van het ontbijt, 15 minuten aan de bereiding van het middagmaal en 33 minuten aan de bereiding van het avondmaal. Vrouwen en oudere volwassenen besteden meer tijd aan de bereiding van de hoofdmaaltijden. De Belg (3-64 jaar) besteedt gemiddeld 14 minuten aan de consumptie van het ontbijt, 21 minuten aan de consumptie van het middagmaal en 26 minuten aan de consumptie van het avondmaal. Kinderen (vooral de jongste) spenderen het meeste tijd aan de consumptie van het ontbijt en het middagmaal, adolescenten spenderen er het minste tijd aan. Studies suggereren dat een langere bereidingstijd van een maaltijd geassocieerd is met een betere voedingskwaliteit en, bij vrouwen, ook een lagere Body Mass Index (BMI) 2. Een langere bereidingstijd zou namelijk samenhangen met het gebruik van meer onbewerkte voedingsmiddelen en minder bewerkte voedingsmiddelen. Deze laatste zijn vaak rijk aan calorieën, vet en zout. Studies tonen ook aan dat een langere consumptietijd geassocieerd wordt met een lagere energie-inname en BMI. Vandaar dat in de VCP zowel de bereidingstijd (18-64 jaar) als de consumptieduur (3-64 jaar) van de drie hoofdmaaltijden werd bestudeerd. 2 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht, obesitas) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de IOTF (volgens leeftijd en geslacht) en voor volwassenen (18-64 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de WHO.

15 Ontbijt In België in 2014, bedraagt de bereidingstijd van het ontbijt gemiddeld 7 minuten. Vrouwen spenderen er meer tijd aan (8 minuten) dan mannen (6 minuten). Jongvolwassen (18-34 jaar) besteden er minder tijd aan (6 minuten) dan volwassenen van jaar (7 minuten) en jaar (8 minuten). De hogeropgeleiden trekken minder tijd (6 minuten) uit voor het bereiden van het ontbijt dan de lageropgeleiden (7-8 minuten). De gemiddelde consumptietijd van het ontbijt bedraagt in 2014 in België 14 minuten. Vrouwen besteden er iets meer tijd (14 minuten) aan dan mannen (13 minuten). De leeftijdsverdeling vertoont een U-curve: kinderen (3-9 jaar) spenderen het meeste tijd (15-16 minuten) aan het ontbijt, daarna neemt de gemiddelde consumptietijd van het ontbijt af bij de adolescenten van jaar (12-13 minuten) en neemt de gemiddelde consumptietijd terug toe bij de volwassenen van jaar (13-15 minuten). Figuur 3 Gemiddelde consumptietijd van het ontbijt bij de bevolking (3-64 jaar), volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, Middagmaal In België in 2014, bedraagt de gemiddelde bereidingstijd voor het middagmaal 15 minuten. Vrouwen spenderen er meer tijd aan (17 minuten) dan mannen (14 minuten). De volwassenen van jaar besteden er minder tijd aan (12-14 minuten) dan de volwassenen van jaar (21 minuten). De hogeropgeleiden spenderen er minder tijd aan (12 minuten) dan lageropgeleiden (16-17 minuten).

16 De Belg besteedt in 2014 gemiddeld 21 minuten aan de consumptie van het middagmaal. De jongste kinderen (3-5 jaar) spenderen het meest tijd (22 minuten) aan de consumptie van het middagmaal. Jonge adolescenten (10-13 jaar) besteden er gemiddeld het minste tijd (20 minuten) aan. Avondmaal In België in 2014, bedraagt de gemiddelde bereidingstijd voor het avondmaal 33 minuten. Vrouwen (35 minuten) spenderen er meer tijd aan dan mannen (30 minuten). Volwassenen van jaar (34 minuten) trekken er ook meer tijd voor uit dan volwassenen van jaar (30 minuten). De gemiddelde bereidingstijd van het avondmaal ligt in Wallonië (35 minuten) hoger dan in Vlaanderen (32 minuten). De Belg besteed in 2014 gemiddeld 26 minuten aan de consumptie van het avondmaal. De hogeropgeleiden (27 minuten) spenderen meer tijd aan de consumptie van het avondmaal dan de lageropgeleiden (25 minuten). Inwoners van Wallonië (27 minuten) besteden er ook meer tijd aan dan inwoners van Vlaanderen (25 minuten). Tabel 2 Percentage van de bevolking (18-64 jaar) dat meer dan 5 minuten spendeert aan de voorbereiding van het ontbijt, meer dan 10 minuten aan het middagmaal en meer dan 30 minuten aan het avondmaal, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014 >5 minuten ontbijt >10 minuten middagmaal >30 minuten avondmaal Geslacht Mannen 30% 34% 35% Vrouwen 43% 39% 42% Leeftijd jaar 26% 27% 31% jaar 39% 35% 45% jaar 44% 50% 39% Verblijfplaats Vlaanderen 37% 33% 36% Wallonië 31% 42% 44% TOTAAL 36% 37% 38%

17 Tabel 3 Percentage van de bevolking (3-64 jaar) dat meer dan 10 minuten spendeert aan de consumptie van het ontbijt, meer dan 15 minuten aan het middagmaal en meer dan 25 minuten aan het avondmaal, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014 >10 minuten ontbijt >15 minuten middagmaal >25 minuten avondmaal Geslacht Mannen 48% 55% 47% Vrouwen 54% 59% 51% Leeftijd 3-5 jaar 71% 70% 49% 6-9 jaar 60% 61% 47% jaar 49% 53% 48% jaar 42% 59% 47% jaar 46% 57% 49% jaar 49% 54% 52% jaar 56% 57% 47% Verblijfplaats Vlaanderen 51% 54% 41% Wallonië 52% 57% 58% TOTAAL 51% 57% 49% 13

18 PLAATS VAN DE MAALTIJDCONSUMPTIE Het ontbijt wordt in negen op de tien keer thuis geconsumeerd. Het middagmaal wordt in iets meer dan de helft van de gevallen thuis genuttigd en in ongeveer drie op de tien gevallen op school of op het werk. Het avondmaal wordt net als het ontbijt in ongeveer negen op de tien keer thuis geconsumeerd. Mannen en jongvolwassenen (18-34 jaar) eten de maaltijden frequenter buitenshuis. In de VCP werd op twee verschillende dagen aan de Belgen (3-64 jaar) gevraagd naar de plaats waar ze de drie hoofdmaaltijden (ontbijt, middagmaal en avondmaal) hadden geconsumeerd. De literatuur geeft namelijk aan dat buitenshuis eten een risicofactor is voor een hogere energie- en een lagere vitaminen- en mineralen inname. Vandaar dat in deze studie de plaats van de maaltijdconsumptie werd nagegaan. De meerderheid van de maaltijden wordt thuis gegeten. Het ontbijt, het middagmaal en het avondmaal worden namelijk in respectievelijk 89%, 55% en 86% van de gevallen thuis geconsumeerd. De proportie van de maaltijden die thuis worden gegeten is niet sterk veranderd sinds Van de jarigen eet in % het ontbijt, 56% het middagmaal en 85% het avondmaal thuis. In 2004 was dit respectievelijk 91%, 59% en 86%. Tabel 4 Percentage van de Belgen (3-64 jaar) en de plaats waar de drie hoofdmaaltijden worden geconsumeerd, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014 Ontbijt Middagmaal Avondmaal 14 Thuis 89% 55% 86% School/werk/ kinderopvang 6% 29% 2% Restaurant 1% 6% 4% Familie/vrienden 2% 1% 7% Straat/onderweg 2% 4% 1% Andere 1% 1% 1%

19 Het ontbijt wordt in ongeveer 89% van de gevallen thuis gegeten. De jarigen en jarigen ontbijten het minst frequent thuis, respectievelijk 81% en 85%. Beide leeftijdsgroepen consumeren het ontbijt vaker op het werk of op school, respectievelijk 8% en 11%. De jarigen geven ook aan frequenter al pendelend te ontbijten (6%). Het middagmaal wordt in iets meer dan de helft van de gevallen thuis geconsumeerd (55%), daarnaast wordt het middagmaal ook frequent op school of op het werk genuttigd (29%). De jarigen eten het middagmaal vaker thuis (71%) in vergelijking met alle jongere leeftijdsgroepen waar dit percentage lager is dan 55%. Hoogopgeleiden van het lange type (49%) en van het korte type (52%) consumeren het middagmaal minder frequent thuis in vergelijking met personen zonder een diploma hoger onderwijs (60%). Tot slot consumeren mensen met obesitas 3 het middagmaal vaker thuis tegenover personen met een normaal gewicht (65% versus 51%). Het avondmaal wordt in 86% van de gevallen thuis geconsumeerd. Vrouwen eten het avondmaal frequenter thuis (89%), minder vaak op restaurant (2%) en minder frequent bij familie en vrienden (5%), bij mannen bedragen deze percentages respectievelijk 83%, 6% en 8%. De jarigen consumeren het avondmaal het minst frequent thuis (79%), in vergelijking met alle andere leeftijdsgroepen waar dit percentage boven de 85% ligt. Deze leeftijdsgroep lijkt s avonds vaker te gaan eten bij familie of vrienden (11%). Net zoals jarigen eten de jarigen het avondmaal frequenter op school of op het werk (beide 3%) in vergelijking met de andere leeftijdsgroepen waar dit percentage onder de 1% ligt Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht, obesitas) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de IOTF (volgens leeftijd en geslacht) en voor volwassenen (18-64 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de WHO.

20 Tabel 5 Percentage van de Belgen (3-64 jaar) die de hieronder genoemde maaltijd thuis consumeert, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014 Ontbijt Middagmaal Avondmaal Geslacht Man 87% 51% 83% Vrouw 91% 58% 89% Leeftijdsgroep 3-5 jaar 96% 53% 90% 6-9 jaar 95% 47% 88% jaar 92% 46% 88% jaar 93% 52% 88% jaar 81% 48% 79% jaar 85% 51% 86% jaar 97% 71% 93% FAMILIEMAALTIJDEN EN BETROKKENHEID BEREIDING 16 Bijna vier op de vijf Belgen hebben de gewoonte om minstens één maaltijd per dag samen aan tafel te eten. Ongeveer drie op de tien Belgen geven aan twee of meer maaltijden per dag samen aan tafel te eten. Dit percentage ligt hoger bij vrouwen, hoogopgeleiden, mensen die wonen in Vlaanderen, jonge adolescenten (10-13 jaar) en oudere volwassenen (51-64 jaar). Een minderheid van de bevolking eet enkel in het weekend, enkel op feesten of nooit samen aan tafel. De helft van de adolescenten (10 tot 17 jaar) geeft aan mee te helpen met de bereiding van maaltijden, waaronder meer meisjes dan jongens. De invloed van omgevingsfactoren op de voedingsinname wordt meer en meer aangetoond in wetenschappelijk onderzoek. Vooral bij kinderen en adolescenten werd vastgesteld dat het consumeren van maaltijden in familieverband en de betrokkenheid in de bereiding van maaltijden een positieve invloed kunnen hebben op de voedingsinname en gezondheid van kinderen en adolescenten. Om deze redenen werd in de VCP de

21 maaltijdfrequentie in familieverband door de Belg (10-64 jaar) en het helpen bij de bereiding van maaltijden door adolescenten 4 nagegaan. In 2014 geeft 50% van de bevolking (10-64 jaar) aan één maaltijd per dag samen aan tafel te eten. 28% van de Belgen geeft aan twee of meer maaltijden per dag samen aan tafel te eten. 15% van de bevolking geeft aan enkel in het weekend samen aan tafel te eten. Een kleine minderheid van de bevolking eet nooit (6%) of enkel op feesten (2%) samen aan tafel. Vrouwen (33%) eten vaker twee of meer maaltijden per dag samen aan tafel dan mannen (23%). Adolescenten (10-17 jaar) eten vaker minstens één maaltijd per dag in familieverband in vergelijking met volwassenen (18-64 jaar). Jonge adolescenten (10-13 jaar) en oudere volwassenen (51-64 jaar) eten frequenter twee of meer maaltijden per dag samen aan tafel dan personen uit de andere leeftijdsgroepen. Jongvolwassenen (18-34 jaar) (19%) eten vaker enkel in het weekend samen aan tafel dan jonge adolescenten (10-13 jaar) (11%). Nagenoeg geen enkele adolescent eet nooit een maaltijd in familieverband. Personen met een diploma hoger onderwijs van het lange type eten vaker twee of meer maaltijden per dag samen aan tafel dan personen zonder een diploma hoger onderwijs. In Wallonië worden minder vaak twee of meer maaltijden in familieverband gegeten dan in Vlaanderen. Personen met obesitas 5 eten vaker twee of meer maaltijden per dag samen aan tafel dan personen met overgewicht. Personen met overgewicht consumeren frequenter één maaltijd per dag samen aan tafel dan personen met een normaal gewicht. Personen met een normaal gewicht consumeren vaker (17%) enkel in het weekend een maaltijd samen aan tafel dan personen met obesitas (10%) De maaltijdfrequentie in familieverband en de hulp bij de bereiding van maaltijden door kinderen wordt besproken in het hoofdstuk Voeding & familiale omgeving. 5 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht, obesitas) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de IOTF (volgens leeftijd en geslacht) en voor volwassenen (18-64 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de WHO.

22 Tabel 6 Verdeling van de bevolking (10-64 jaar) volgens maaltijdfrequentie in familieverband (samen aan tafel), Voedselconsumptiepeiling, België, of meer maaltijden per dag 1 maaltijd per dag Leeftijdsgroep % 54% % 60% % 53% % 53% % 39% Opleidingsniveau Geen diploma, lager of secundair 26% 52% Hoger van het korte type 28% 47% Hoger van het lange type 31% 50% Verblijfplaats Vlaanderen 32% 47% Wallonië 22% 55% BMI Ondergewicht 30% 52% Normaal 28% 47% Overgewicht 24% 56% Obesitas 35% 45% 18 De helft van de adolescenten van 10 tot 17 jaar geeft aan mee te helpen met de bereiding van maaltijden. Meisjes (58%) helpen vaker mee met de bereiding van maaltijden dan jongens (42%).

23 Figuur 4 Percentage van de adolescenten (10-17 jaar) dat meehelpt met de bereiding van maaltijden, volgens leeftijd en geslacht, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014 VOEDING EN FAMILIALE LEEFOMGEVING De meerderheid van de kinderen heeft vrije toegang tot fruit; andere tussendoortjes daarentegen kunnen maar door één derde van de kinderen vrij worden genomen. De helft van de kinderen kan vrij kiezen wat voor soort voeding ze willen consumeren en drie vierde van de kinderen kunnen de hoeveelheid voeding die ze consumeren vrij kiezen. De meerderheid van de kinderen eten hun maaltijd in familieverband. In 30 tot 50% van de gezinnen wordt er televisie gekeken tijdens de maaltijd. Een beperkt gedeelte van de kinderen neemt systematisch deel aan het bereiden van de maaltijden. 19 De familiale leefomgeving speelt een belangrijke rol in het gedrag van kinderen tegenover voeding. In dit domein kan het gezag uitgeoefend door de ouders de kinderen hun honger en-/of verzadigingsgevoel ondermijnen en zo leiden tot een gewichtstoename. Aan de andere kant kan ook de omgeving waarin de maaltijden gegeten worden meer bepaald, het

24 eten in familieverband en televisie kijken tijdens de maaltijd een belangrijke invloed hebben op hun houding tegenover voeding. Ten slotte kan het betrekken van kinderen bij de bereiding van de maaltijden en het inkopen van de boodschappen, hun mogelijks stimuleren om meer groenten en fruit te consumeren. 20 Controle van de voeding door de ouders In België in 2014, beperken de ouders het vrij nemen van tussendoortjes (behalve fruit) door hun kinderen: slechts 35% van de kinderen (3-9 jaar) heeft de volledige keuzevrijheid. De ouders beperken voornamelijk de vrije toegang tot de volgende tussendoortjes: gesuikerde koekjes (47%), zuivelproducten (16%) en snoepjes (11%). De situatie is helemaal anders voor wat betreft de vrije toegang tot fruit, bijna 85% van de kinderen kan vrij fruit nemen. De oudere kinderen (6-9 jaar) kunnen vaker vrij tussendoortjes, zoals fruit, kiezen dan de jongere kinderen (3-5 jaar). De vrije toegang tot tussendoortjes en fruit is frequenter bij kinderen wiens ouders minder hoog opgeleid zijn. De helft van de kinderen (3-9 jaar) kan vrij kiezen wat voor soort voeding ze willen consumeren en 68% van de kinderen mag zelf de hoeveelheid die ze wensen te eten kiezen. Men observeert op dit punt een belangrijk verschil volgens verblijfplaats: de kinderen worden vrijer gelaten in Vlaanderen, in vergelijking met Wallonië. Verder wordt 42% van de kinderen verplicht hun bord leeg te eten in België. Omgeving waarin de maaltijden worden gegeten Bijna alle kinderen (99%) tussen de 3 en 9 jaar eten in familieverband. Daarnaast is de televisie sterk aanwezig tijdens de maaltijd in de Belgische gezinnen. Zo kijkt slechts 53% van de kinderen nooit televisie tijdens het ontbijt, 74% tijdens het middagmaal en 59% tijdens het avondmaal. Voor het ontbijt en het avondmaal zijn deze percentages hoger bij de jongere kinderen tussen 3 en 5 jaar, in vergelijking met oudere kinderen tussen 6 en 9 jaar. De kinderen waarvan de ouders minder hoog opgeleid zijn kijken minder vaak nooit naar televisie tijdens de drie hoofdmaaltijden. 67% van de kinderen kijkt nooit televisie tijdens het tienuurtje, 50% tijdens het vieruurtje en 26% bij het eten van de tussendoortjes na het avondmaal. Kinderen waarvan de ouders een lager opleidingsniveau hebben, kijken minder frequent nooit naar televisie tijdens het eten van het tussendoortje.

25 Figuur 5 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit televisie kijken tijdens de maaltijd of tussendoortje, volgens het opleidingsniveau van de ouders, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014 Betrekken van de kinderen bij het bereiden van de maaltijd In België in 2014, neemt slechts 6% van de kinderen tussen 3 en 9 jaar systematisch deel aan de bereiding van de maaltijden en 69% geeft aan mee te helpen op minder regelmatige basis. Daarnaast vergezelt 22% van de kinderen de ouders bij het inkopen van de boodschappen. Deze proportie is hoger bij de kinderen met minder hoog opgeleide ouders en bij kinderen die in Wallonië wonen. Deze resultaten onderlijnen verschillende mogelijke acties in het domein volksgezondheid, om een gezond eetpatroon bij de kinderen te bevorderen. Zo kunnen de ouders geïnformeerd worden over de sleutelrol die ze kunnen spelen in het voedingspatroon van hun kind: Door de kinderen soms zelf te laten kiezen, met andere woorden de kinderen zelf te laten waarnemen wanneer ze honger hebben en wanneer ze verzadigd zijn; Door de tijd die voor de televisie wordt doorgebracht, zeker tijdens de maaltijden, te beperken; Door geregeld samen te eten in familieverband; Door kinderen te betrekken bij de maaltijdbereiding en het inkopen van de boodschappen. 21

26 Tabel 7 De werkwijze van de ouders en de familiale leefomgeving spelen een rol in de voeding van de kinderen (3-9 jaar): de belangrijkste cijfers, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014 België, 2014 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die... een vrije toegang hebben tot fruit 85% een vrije toegang hebben tot tussendoortjes 35% kunnen kiezen welk soort voeding ze consumeren 50% de hoeveeheid kunnen kiezen die ze eten 68% verplicht zijn om hun bord leeg te eten 42% eten in familieverband 99% Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit televisie kijken tijdens het ontbijt 53% het middagmaal 74% het avondmaal 59% het tussendoortje in de voormiddag 67% het tussendoortje in de namiddag 50% het tussendoortje s avonds 26% 22 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die altijd betrokken zijn bij de bereiding van de maaltijd 6% het inkopen van de boodschappen 22%

27 EXCLUSIEVE BORSTVOEDING Gemiddeld hebben kinderen exclusieve borstvoeding gekregen gedurende 11 weken. 22% van de kinderen hebben nooit exclusieve borstvoeding gekregen. Het percentage van exclusieve borstvoeding bedroeg 78% bij de geboorte, 52% op 12 weken en 19% op 24 weken. Kinderen van wie de ouders een hoger opleidingsniveau hebben, kregen gedurende een langere periode exclusieve borstvoeding. Borstvoeding heeft vele voordelen voor de gezondheid van de kinderen en die van de moeders. Om die reden beveelt de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aan om exclusieve borstvoeding te geven aan kinderen tot de leeftijd van zes maanden. Om exclusieve borstvoeding in België te onderzoeken, werd in de VCP op een retrospectieve manier aan de ouders van kinderen tussen de 3 en 9 jaar gevraagd hoelang hun kind exclusieve borstvoeding (enkel moedermelk zonder andere voeding of drank, met uitzondering van medicamenten of vitaminen) heeft gekregen. In België is 11 weken de gemiddelde duur van exclusieve borstvoeding voor kinderen geboren tussen 2005 en 2011, deze kinderen zijn in 2014 tussen de 3 en de 9 jaar oud. 22% van deze kinderen heeft nooit exclusieve borstvoeding gekregen, 38% heeft exclusieve borstvoeding gekregen tussen 1 en 12 weken, 39% tussen 13 en 24 weken en 1% langer dan 24 weken. De gemiddelde duur van exclusieve borstvoeding lijkt toe te nemen met het opleidingsniveau van de ouders. In België heeft 78% van de kinderen tussen de 3 en 9 jaar (in 2014) exclusieve borstvoeding gekregen bij de geboorte. 52% van de kinderen heeft exclusieve borstvoeding gekregen tot ten minste 12 weken en 19% tot 24 weken na de geboorte. Er is een samenhang tussen het opleidingsniveau van de ouders en het percentage kinderen dat exclusieve borstvoeding heeft gekregen bij de geboorte en op 12 weken: deze prevalenties zijn namelijk lager voor kinderen van wie de ouders relatief laag geschoold zijn. Voor het percentage kinderen dat exclusieve borstvoeding heeft gekregen tot 24 weken (of langer) wordt er echter geen verschil gevonden voor opleidingsniveau. Dit kan worden verklaard doordat andere factoren (zoals de arbeidssituatie van de moeder) die niet zijn opgenomen in deze studie, een grotere invloed hebben op de keuze van het langdurig (meer dan drie maanden) geven van exclusieve borstvoeding. 23

28 Figuur 6 Percentage kinderen (3-9 jaar) dat exclusieve borstvoeding heeft gekregen bij de geboorte, tot 12 weken en tot 24 weken, volgens het opleidingsniveau van de ouders, Voedselconsumptiepeiling, België, De resultaten tonen aan dat de aanbevelingen van de WHO, namelijk exclusieve borstvoeding tot de leeftijd van zes maanden, onvoldoende worden opgevolgd in België. Namelijk slechts 19% van de kinderen hebben exclusieve borstvoeding gekregen tot 24 weken. In vergelijking met andere Europese landen, zoals Zweden en Noorwegen, hinkt België achterop. Het is daarom van essentieel belang dat het gezondheidsbeleid meer investeert in het ondersteunen en promoten van borstvoeding. Vooral moeders uit kansarme milieus en met een lage scholingsgraad zijn belangrijke doelgroepen. Op politiek niveau omvat het ondersteunen van langdurige borstvoeding (meer dan drie maanden) ook het informeren van de moeders en de werkgevers over de rechten van moeders. De verbetering van de verschillende soorten verlof (zwangerschaps- en ouderschapsverlof) zou kunnen bijdragen aan de bevordering van langdurige borstvoeding. Ten slotte zijn een betere acceptatie en ondersteuning van borstvoeding in het openbaar evenals het controleren van reclamecampagnes rond zuigelingenvoeding belangrijke factoren die borstvoeding kunnen promoten en ondersteunen.

29 Tabel 8 Eigenschappen exclusieve borstvoeding bij kinderen (3-9 jaar), Voedselconsumptiepeiling, België, 2014 België, 2014 Gemiddelde duur Percentage exclusieve borstvoeding bij de geboorte 11 weken 78% Percentage exclusieve borstvoeding op 12 weken 52% Percentage exclusieve borstvoeding op 24 weken 19% ANTROPOMETRIE (BMI, BUIKOMTREK EN BUIKOMTREK/LENGTE VERHOUDING) 45% van de bevolking (3-64 jaar) heeft een te hoge BMI: 29% heeft overgewicht en 16% is obees. Deze percentages stijgen met de leeftijd en vanaf 35 jaar lijdt zelfs meer dan één derde van de bevolking aan overgewicht en meer dan één vijfde aan obesitas. 21% van de bevolking heeft een buikomtrek met een verhoogd gezondheidsrisico en 29% een buikomtrek met een substantieel verhoogd gezondheidsrisico. Het percentage personen (15-64 jaar) die een veel te grote buikomtrek hebben is gestegen van 25% in 2004 naar 34% in % van de bevolking (15-64 jaar) heeft een te grote buikomtrek/ lengte verhouding en heeft bijgevolg een hoger risico op het ontwikkelen van aandoeningen geassocieerd met abdominale obesitas. Overgewicht en obesitas zijn twee zeer belangrijke thema s op het gebied van volksgezondheid. Zowel op Europees als mondiaal niveau, stijgt het aantal personen die lijden aan overgewicht of obesitas en bereikt het alarmerende proporties. Overgewicht en obesitas zijn de oorzaak van veel gezondheidsproblemen, zoals de ontwikkeling van chronische aandoeningen, spierziekten en bepaalde kankers. Om deze problematiek aan te pakken, is het noodzakelijk om te beschikken over betrouwbare gegevens over de prevalentie en evolutie van overgewicht en obesitas bij de Belgische bevolking. Met het oog hierop heeft de VCP de voedingstoestand van de bevolking beoordeeld op basis van metingen (gewicht, lengte en buikomtrek) die gemeten werden door deskundigen. 25

30 26 Body Mass Index (BMI) De Body Mass Index (BMI) is de verhouding van het gewicht van een individu en zijn lengte (kg/m²). In België, in 2014, bedraagt de gemiddelde BMI bij volwassenen met een leeftijd van 18 tot 64 jaar 26,3. De gemiddelde volwassen Belg lijdt dus aan overgewicht, aangezien de grenswaarde vastgelegd wordt op 25 door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Mannen hebben gemiddeld een hogere BMI dan vrouwen. De gemiddelde BMI stijgt bovendien met de leeftijd. Vanuit socio-economisch oogpunt, hebben personen met een hoger diploma van het lange type gemiddeld een lagere BMI dan personen met een lager opleidingsniveau. Er werd ook een regionaal verschil waargenomen: het gemiddelde BMI ligt hoger in Wallonië dan in Vlaanderen. In België, in 2014 heeft 45% van de bevolking (3-64 jaar) een te hoge BMI 6 : 29% heeft overgewicht en 16% obesitas. Mannen (33%) hebben vaker overgewicht dan vrouwen (25%). Het percentage personen met obesitas daarentegen is gelijkaardig voor beide geslachten. Overgewicht en obesitas hebben een verband met de leeftijd: het percentage personen die lijdt aan overgewicht of obesitas ligt veel lager bij kinderen en adolescenten (van 3 tot 17 jaar) dan bij volwassenen (van 18 tot 64 jaar). In de volwassen bevolking wordt een toename van de prevalentie waargenomen naarmate de leeftijd toeneemt (18-34 jaar, jaar en jaar). Vanaf 35 jaar heeft meer dan één derde van de bevolking overgewicht en lijdt meer dan één vijfde aan obesitas. Het percentage obese personen op basis van de BMI stijgt naarmate het opleidingsniveau van het gezin daalt. Dit is echter niet het geval voor het percentage personen met overgewicht. Vanuit regionaal oogpunt, is de prevalentie van overgewicht en obesitas vergelijkbaar in Wallonië en Vlaanderen. Buikomtrek De buikomtrek is een tweede antropometrische indicator die van belang is om de voedingstoestand van individuen te beoordelen. Het voordeel van deze indicator is dat de abdominale opstapeling van lichaamsvet beoordeeld kan worden, een parameter die nauw samenhangt met de ontwikkeling van metabole complicaties ten gevolge van obesitas. In België, in 2014, bedraagt de gemiddelde gemeten buikomtrek 91 cm bij volwassenen met een leeftijd van 18 tot 64 jaar. Dit gemiddelde ligt hoger bij mannen dan bij vrouwen en stijgt bovendien met de leeftijd. 6 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht, obesitas) volgens grenswaarden gedefinieerd door de IOTF (in functie van leeftijd en geslacht) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) en volgens grenswaarden gedefinieerd door de WHO voor volwassenen (18-64 jaar).

31 Er werd eveneens een verband met het opleidingsniveau vastgesteld: de gemiddelde buikomtrek heeft de neiging om te stijgen naarmate het opleidingsniveau van individuen daalt. Op regionaal vlak ligt de gemiddelde buikomtrek lager in Vlaanderen dan in Wallonië. In België, in 2014, heeft de helft van de bevolking met een leeftijd van 3 tot 64 jaar een te grote buikomtrek 7 : 21% van de bevolking heeft een buikomtrek die geassocieerd wordt met een verhoogd risico op metabole aandoeningen (bijvoorbeeld diabetes), ten gevolge van abdominale obesitas terwijl 29% een buikomtrek heeft die geassocieerd wordt met een substantieel verhoogd risico op metabole aandoeningen ten gevolge van abdominale obesitas. Meer vrouwen (34%) dan mannen (25%) hebben een te grote buikomtrek. Dit percentage houdt ook verband met de leeftijd: terwijl deze onder de 10% blijft bij kinderen en adolescenten (van 3 tot 17 jaar), stijgt het van 19% bij personen van jaar naar 54% bij personen van jaar. Anderzijds neemt de prevalentie van personen met een te hoge buikomtrek toe naarmate het opleidingsniveau daalt. Op regionaal vlak ligt de prevalentie hoger in Wallonië dan in Vlaanderen. Figuur 7 Verdeling van de bevolking (15-64 jaar) volgens categorie van de buikomtrek, in 2004 en 2014, Voedselconsumptiepeiling, België 27 Ten slotte wordt er tussen 2004 en 2014 een toename in de prevalentie van een te grote buikomtrek van personen met een leeftijd van 15 tot 64 jaar waargenomen (25% in 2004 en 34% in 2014). 7 Categorisatie (normaal, verhoogd risico, substantieel verhoogd risico) volgens de grenswaarden opgesteld door Fredriks et al. (2005) (in functie van leeftijd en geslacht) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) en volgens grenswaarden gedefinieerd door de WHO voor volwassenen (18-64 jaar).

32 28 Verhouding van buikomtrek/lengte De buikomtrek/lengte verhouding heeft als voordeel om naast de buikomtrek ook rekening te houden met de lengte van individuen en om daarbij eveneens de verschillen in geslacht en leeftijd tussen individuen mee in rekening te brengen. In België, in 2014, bedraagt de gemiddelde buikomtrek/lengte verhouding gemeten bij personen met een leeftijd van 10 tot 64 jaar 0,52. Deze waarde ligt net boven de drempelwaarde van 0,5 die een eerste risiconiveau geassocieerd met abdominale obesitas (metabole aandoeningen) aangeeft. Mannen hebben een grotere gemiddelde buikomtrek/lengte verhouding dan vrouwen. De verhouding buikomtrek/lengte stijgt daarentegen met de leeftijd: deze is lager bij jongeren van 10 tot 17 jaar en stijgt vervolgens geleidelijk in de oudere leeftijdsgroepen. De gemiddelde waarde van deze verhouding stijgt ook naarmate het opleidingsniveau daalt. Tot slot, op regionaal vlak, ligt deze verhouding hoger in Wallonië dan in Vlaanderen. In 2014 heeft 55% van de bevolking met een leeftijd van 10 tot 64 jaar een buikomtrek/lengte verhouding die een eerste risiconiveau aangeeft op vlak van metabole en cardiovasculaire aandoeningen geassocieerd met abdominale obesitas (zoals diabetes en hypertensie). Deze prevalentie ligt hoger bij mannen (60%) dan bij vrouwen (49%). Ze varieert ook met de leeftijd: de prevalentie is 20% bij adolescenten van 10 tot 13 jaar en stijgt vervolgens tot 80% bij personen met een leeftijd van 51 tot 64 jaar. Deze prevalentie stijgt naarmate het opleidingsniveau afneemt. Tot slot, op regionaal vlak, ligt het percentage van de bevolking die een buikomtrek/lengte verhouding heeft die een eerste risiconiveau aangeeft hoger in Wallonië dan in Vlaanderen. Er kan geconcludeerd worden dat in België, in 2014, een belangrijk percentage van de bevolking te zwaar is en/of een te grote buikomtrek heeft. Om dit probleem aan te pakken is het van groot belang om acties uit te voeren die niet alleen gezonde eetgewoonten promoten en de nutritionele kwaliteit van voedingsmiddelen verbeteren, maar ook fysieke activiteit en een minder sedentaire levensstijl promoten. Gezien het waargenomen verband met het opleidingsniveau, moeten personen met een lager opleidingsniveau de doelgroep vormen voor dergelijke acties. Vanuit economisch standpunt moeten ook maatregelen genomen worden om ervoor te zorgen dat financiële middelen geen obstakel vormen voor de toegang tot gezonde voeding.

33 Tabel 9 Antropometrische indicatoren die de voedingstoestand van de bevolking beoordelen in functie van de leeftijd, Voedselconsumptiepeiling, België, jaar 6-9 jaar jaar jaar jaar jaar jaar Body Mass Index Ondergewicht (%) Normaal (%) Overgewicht (%) Obesitas (%) Buikomtrek Normaal (%) Verhoogd risico (%) Substantieel verhoogd risico (%) Verhouding buikomtrek/lengte Eerste risiconiveau (%) HOUDING VAN DE BELG TEGENOVER ZIJN/HAAR GEWICHT De helft van de bevolking wenst hun gewicht stabiel te houden, één vierde wil vermageren, vrijwel niemand wenst bij te komen en één vierde maakt zich geen zorgen over zijn/haar gewicht. De personen die gewichtsverlies of behoud wensen geven nagenoeg allemaal aan dat ze hiertoe het type voeding dat ze consumeren aanpassen. Ook geeft ongeveer de helft te kennen dat ze extra bewegen om dit doel te bereiken. Het eigen initiatief is de voornaamste drijfveer om te vermageren of het gewicht stabiel te houden. 29

34 Een gezond gewicht is essentieel voor een goede gezondheid. Daarom werd de houding van de Belg (10-64 jaar) tegenover zijn gewicht, alsook de gebruikte afslankmethoden bestudeerd. Ongezonde dieetmethoden kunnen op lange termijn namelijk leiden tot een grotere gewichtstoename. Tot slot werd ook de drijfveer bestudeerd omdat deze mede de slaagkans bepaald. Het dieet gedreven vanuit het eigen initiatief is vaker succesvol. Tabel 10 Percentage van de Belgische bevolking (10-64 jaar), volgens hun houding ten opzichte van hun lichaansgewicht, Voedselconsumptiepeiling, België Geslacht Jaar* Man Vrouw Vermageren 22% 35% 18% 29% Gewicht stabiel houden 44% 46% 27% 46% Bijkomen 5% 2% 3% 3% Geen zorgen 30% 18% 52% 22% *De vergelijking tussen 2004 en 2014 bevat enkel personen tussen 15 en 64 jaar. Vrouwen wensen vaker te vermageren (35%), wensen minder frequent een gewichtstoename (2%) en ze verklaren minder vaak zich geen zorgen te maken over hun gewicht (18%) in vergelijking met mannen (22%, 5% en 30% respectievelijk). In 2014 gaven meer personen tussen 15 en 64 jaar aan te willen vermageren (29%) of hun gewicht stabiel te willen houden (46%) dan in 2004 (18% en 27% respectievelijk). Bijgevolg was ook het aantal personen tussen 15 en 64 jaar dat te kennen gaf zich geen zorgen te maken over hun gewicht lager in 2014 (22%) in vergelijking met 2004 (52%). 30

35 Tabel 11 Percentage van de Belgische bevolking (15-64 jaar) die de aangegeven methode of drijfveer gebruiken om te vermageren of het gewicht stabiel te houden, Voedselconsumptiepeiling, België Methoden Drijfveer Wijziging soort gegeten voeding Wijziging voedingspatroon 96% 95% Advies arts/diëtist 19% 21% 10% 20% Media/pers 4% 6% Meer beweging 40% 54% Familie/vrienden/ kennissen 13% 23% Afslankproducten 1% 5% Eigen initiatief 89% 81% Ongezonde dieetmethoden Professionele begeleiding 20% 31% 7% 6% Nagenoeg iedereen met als doel gewichtsverlies of -behoud past het soort geconsumeerde voeding aan (hieronder wordt verstaan het eten van: minder caloriën, minder zoete- en vetrijke voedingsmiddelen, dieetproducten, meer fruit en groenten, en meer water drinken). Ook meer bewegen zien heel wat mannen (60%) en vrouwen (49%) als een methode om hun gewicht te controleren. In tegenstelling tot 2004 waar slechts 40% van de 15 tot 64 jarigen aangeeft meer te bewegen is dit in 2014 opgelopen tot 54%. Dit lijkt een positieve evolutie, aangezien voldoende beweging een belangrijke factor is voor het behouden of verliezen van gewicht. 31

36 Figuur 8 Percentage van de bevolking (10-64 jaar) die de aangegeven dieetmethode gebruikt om te vermageren of het gewicht stabiel te houden, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014 Figuur 9 Percentage van de bevolking (15-64 jaar) die de aangegeven drijfveer als een reden beschouwt om te vermageren of het gewicht stabiel te houden, Voedselconsumptiepeiling, België,

37 Tot slot werden ook de drijfveren om te vermageren of het gewicht stabiel te houden bestudeerd. Ongeveer 84% van de vrouwen en 74% van de mannen geven aan dat op eigen initiatief te doen. De proportie mensen tussen 15 en 64 jaar die eigen initiatief aanduiden was hoger in 2004 (89%) in vergelijking met 2014 (81%). De invloed van familie, vrienden en kenissen lijkt dan weer sterk toegenomen bij de jarigen: 13% in 2004 versus 23% in EETSTOORNISSEN 4% van de bevolking zou aan een eetstoornis kunnen lijden. Deze stoornissen komen frequenter voor bij adolescenten. Personen met ondergewicht worden hier vaker door getroffen. Om de prevalentie van eetstoornissen in België te kunnen beoordelen werd de screeningstest Eating Attitude Test (EAT) gebruikt. Deze richt zich op de identificatie van zeven specifieke symptomen. Dankzij dit instrument is het mogelijk om de eventuele aanwezigheid van deze symptomen bij deelnemers te controleren, maar niet om een medische diagnose te stellen van het bestaan van een specifieke eetstoornis. In België, in 2014, vertoont bijna 4% van de bevolking (10-64 jaar) tekenen van een eetstoornis zoals anorexia nervosa of boulimia nervosa. Deze proportie is hetzelfde bij mannen als vrouwen. Adolescenten met een leeftijd tussen 14 tot 17 jaar vertonen vaker deze symptomen. Een daling wordt daarna waargenomen in functie van de leeftijd. Bij mannen wordt het hoogste percentage waargenomen bij jonge adolescenten met een leeftijd tussen 10 tot 13 jaar (7%). 33

38 Figuur 10 Percentage van de bevolking (10-64 jaar) met een verhoogde kans om te lijden aan een eetstoornis, volgens geslacht en leeftijd, Voedselconsumptiepeiling, België, In de bevolking lijden personen met ondergewicht vaker aan een eetstoornis (16%) dan personen uit een andere BMI categorie 8. Op socio-economisch vlak, blijkt het percentage van stoornissen bij personen met een hoger diploma van het lange type duidelijk lager te zijn dan het percentage bij personen met een lager opleidingsniveau. Op basis van deze resultaten blijkt dat de leeftijd, het opleidingsniveau en de BMI kenmerken zijn die gerelateerd zijn aan de prevalentie van eetstoornissen. De implementatie van maatregelen op vlak van preventie en ondersteuning moet daarom rekening houden met deze kenmerken en zich richten op personen met verhoogd risico op deze problemen. 8 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht en obesitas) volgens grenswaarden gedefinieerd door de IOTF (in functie van leeftijd en geslacht) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) en volgens de grenswaarden gedefinieerd door de WHO voor volwassenen (18-64 jaar).

39 Tabel 12 Percentage van de bevolking (10-64 jaar) met een verhoogde kans om te lijden aan een eetstoornis, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014 Prevalentie Leeftijdscategorie jaar 5% jaar 6% jaar 4% jaar 4% jaar 2% Opleidingsniveau Geen diploma, lager of secundair 4% Hoger van het korte type 4% Hoger van het lange type 2% BMI Ondergewicht 16% Normaal 3% Overgewicht 3% SPECIFIEKE DIËTEN Obesitas 4% In 2014 volgt ongeveer één vijfde van de bevolking een dieet, dit is een stijging tegenover 2004 waar dit één op zes was. Ongeveer één op twintig Belgen volgt een energiebeperkt dieet. Personen met overgewicht en obesitas volgen vaker een energiebeperkt dieet in vergelijking met personen met een normaal gewicht. De Belg lijkt zelden een aangepast dieet te volgen als onderdeel van de behandeling van een aantal aandoeningen, zoals diabetes, hypertensie en hypercholesterolemie. 35 In de VCP werd aan de Belgen (3-64 jaar) gevraagd of ze een specifiek dieet of voedingsgewoonte hebben. Voor een aantal aandoeningen, zoals diabetes, hypertensie en hypercholesterolemie kan het volgen van een aangepast dieet een doeltreffend onderdeel zijn van de behandeling. Daarom

40 werd ook de relatie tussen een aantal specifieke diëten en deze aandoeningen bestudeerd. In België geeft 19% van de bevolking aan één of meerdere specifieke diëten te volgen. In 2014 wordt door de 15 tot 64 jarigen frequenter een dieet gevolgd dan in 2004 (21% versus 15%). Een energiebeperkt dieet wordt gevolgd door 5% van de Belgen. Een gewichtsverlies, bijvoorbeeld via een energiebeperkt dieet, kan mensen met overgewicht 9 of obesitas hun gezondheid ten goede komen. Personen met overgewicht (7%) of obesitas (14%) volgen vaker een energiebeperkt dieet in vergelijking met mensen met een normaal gewicht (2%). Tabel 13 Percentage van de bevolking (3-64 jaar) die het hieronder genoemde dieet volgt, Voedselconsumptiepeiling, België, 2014 Totaal Totaal Energiebeperkt dieet 5% Licht verteerbaar dieet 1% Vet- of cholesterol beperkt dieet Voedingsintolerantie of -allergie specifiek dieet 2% Zoutarm dieet 2% 3% Diabetes specifiek dieet 2% Dieet met beperkt aandeel aan dierlijke producten Dieet ten gevolge van religie of levensbeschouwing 2% 3% 36 Een specifiek dieet kan deel uit maken van de behandeling voor een aantal aandoeningen. Diabetespatiënten zijn gebaat bij een aangepast dieet, onder hen geeft 36% aan een diabetes specifiek dieet te volgen. In absolute cijfers is dit percentage niet zo groot. Desondanks ligt dit percentage wel veel hoger dan in de algemene bevolking, waar 2% een diabetes specifiek dieet volgt. Personen die lijden aan hypertensie kunnen voordelen hebben bij het volgen van een zoutarm dieet. Van diegenen die aangeven last te hebben van hypertensie volgt slechts 3% een zoutarm dieet. Dit percentage ligt niet veel hoger dan in de algemene bevolking, waar een kleine 2% een dergelijk dieet volgt. Tot slot kunnen mensen met een te hoge cholesterolspiegel baat hebben bij het beperken van de vet- of cholesterolinname. Van de mensen die lijden aan hypercholesterolemie geeft 9% aan een vet- en cholesterolarm dieet te 9 Categorisatie (ondergewicht, normaal, overgewicht, obesitas) voor kinderen (3-9 jaar) en adolescenten (10-17 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de IOTF (volgens leeftijd en geslacht) en voor volwassenen (18-64 jaar) volgens de grenswaarden gedefinieerd door de WHO.

41 volgen. Dit percentage is hoger dan in de algemene bevolking, waar 2% een vet- en cholesterolbeperkt dieet volgt. Algemeen kan men besluiten dat slechts een beperkt gedeelte van de Belgische bevolking zich bewust is van het belang van een aangepast dieet als onderdeel van de behandeling van een aantal aandoeningen, zoals diabetes, hypertensie en hypercholesterolemie. BIOLOGISCHE VOEDING Twee op de drie Belgen geeft aan biologische producten te eten. Biologische producten worden vooral gekocht omdat mensen deze producten gezonder vinden en denken dat de smaak en de kwaliteit beter is. Groenten, fruit en zuivelproducten zijn de biologische producten die het vaakst gekocht worden. Vrouwen, hoogopgeleiden en mensen die wonen in Wallonië kiezen vaker voor biologische producten. Het percentage personen dat biologische producten eet, is gestegen ten opzichte van De totale besteding aan biologische voedingsproducten door de Belgische gezinnen stijgt jaarlijks, daarom werd in de VCP het gebruik van biologische producten door de Belg (3-64 jaar) nagegaan. De voordelen van biologische voeding zijn enerzijds een verminderde blootstelling aan pesticiden en antibioticaresistente bacteriën, en anderzijds het feit dat biologische teelt minder impact heeft op het milieu dan de conventionele teelt. Er werden echter nog geen betekenisvolle nutritionele voordelen of directe gezondheidsvoordelen van biologische voeding aangetoond. In 2014 geeft 66% van de bevolking in België aan biologische producten te eten, waarvan 20% zelden, 30% soms, 14% vaak en 2% altijd biologische producten eet. Vrouwen (69%) consumeren vaker biologische producten dan mannen (63%). Het percentage personen dat biologische producten eet, neemt toe met het opleidingsniveau. In Wallonië (69%) worden vaker biologische producten gegeten dan in Vlaanderen (62%). Het percentage 15 tot 64-jarigen dat in 2014 (67%) aangeeft biologische producten te eten, is gestegen ten opzichte van 2004 (52%). 37

42 Figuur 11 Percentage van de bevolking (15-64 jaar) dat aangeeft biologische producten te eten, volgens regio en jaar, Voedselconsumptiepeiling, België Biologische producten worden in België vooral gekocht omdat mensen deze producten gezonder vinden, de voorkeur geven aan de smaak en de kwaliteit van deze producten en deze producten beschouwen als beter voor het milieu. De biologische producten die de bevolking in België in 2014 het vaakst aangeeft te kopen zijn: groenten, fruit, zuivelproducten, vlees(producten) en brood. 38

BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN. AUTEUR Sarah BEL

BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN. AUTEUR Sarah BEL BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN AUTEUR Sarah BEL Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers

Nadere informatie

MAALTIJDPATROON. AUTEUR Sarah BEL

MAALTIJDPATROON. AUTEUR Sarah BEL MAALTIJDPATROON AUTEUR Sarah BEL Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs voor hun

Nadere informatie

HOUDING VAN DE BELG TEGENOVER HAAR/ZIJN GEWICHT. AUTEUR Cloë OST

HOUDING VAN DE BELG TEGENOVER HAAR/ZIJN GEWICHT. AUTEUR Cloë OST HOUDING VAN DE BELG TEGENOVER HAAR/ZIJN GEWICHT AUTEUR Cloë OST Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers

Nadere informatie

VOEDING EN FAMILIALE LEEFOMGEVING. AUTEUR Thérésa LEBACQ

VOEDING EN FAMILIALE LEEFOMGEVING. AUTEUR Thérésa LEBACQ VOEDING EN FAMILIALE LEEFOMGEVING AUTEUR Thérésa LEBACQ Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers

Nadere informatie

ANTROPOMETRIE (BMI, BUIKOMTREK EN BUIKOMTREK/LENGTE VERHOUDING) AUTEUR Thérésa LEBACQ

ANTROPOMETRIE (BMI, BUIKOMTREK EN BUIKOMTREK/LENGTE VERHOUDING) AUTEUR Thérésa LEBACQ ANTROPOMETRIE (BMI, BUIKOMTREK EN BUIKOMTREK/LENGTE VERHOUDING) AUTEUR Thérésa LEBACQ Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank

Nadere informatie

FAMILIEMAALTIJDEN EN BETROKKENHEID BEREIDING. AUTEUR Sarah BEL

FAMILIEMAALTIJDEN EN BETROKKENHEID BEREIDING. AUTEUR Sarah BEL FAMILIEMAALTIJDEN EN BETROKKENHEID BEREIDING AUTEUR Sarah BEL Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers

Nadere informatie

2.1 WATER EN NIET-GESUIKERDE DRANKEN. AUTEUR Thérésa LEBACQ

2.1 WATER EN NIET-GESUIKERDE DRANKEN. AUTEUR Thérésa LEBACQ 2.1 WATER EN NIET-GESUIKERDE DRANKEN AUTEUR Thérésa LEBACQ Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers

Nadere informatie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Overgewicht is een snel groeiend wereldwijd probleem en is geassocieerd

Nadere informatie

PLAATS VAN DE MAALTIJDCONSUMPTIE. AUTEUR Cloë OST

PLAATS VAN DE MAALTIJDCONSUMPTIE. AUTEUR Cloë OST PLAATS VAN DE MAALTIJDCONSUMPTIE AUTEUR Cloë OST Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs

Nadere informatie

Leefstijl en preventie

Leefstijl en preventie Leefstijl en preventie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 59 Bestudeerde indicatoren... 61 1. Voedingsgewoonten.... 61 3. Gebruik

Nadere informatie

VOEDSELCONSUMPTIEPEILING

VOEDSELCONSUMPTIEPEILING VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 RAPPORT 4: DE CONSUMPTIE VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DE INNAME VAN VOEDINGSTOFFEN Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest Analyse indicatoren Gezond leven Analyse van de gezondheidsenquête in opdracht van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Door Sabine

Nadere informatie

VOEDSELCONSUMPTIEPEILING

VOEDSELCONSUMPTIEPEILING VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 1 RAPPORT 3: LICHAAMSBEWEGING EN SEDENTAIR GEDRAG Voedselconsumptiepeilling 2014-2015 Rapport 3: Lichaamsbeweging en sedentair gedrag De opdrachtgevers voor de Voedselconsumptiepeiling

Nadere informatie

Vaccinatie. Jean Tafforeau

Vaccinatie. Jean Tafforeau Vaccinatie Jean Tafforeau Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71 E-mail : jean.tafforeau@iph.fgov.be

Nadere informatie

Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.)

Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) GEZONDHEIDSENQUETE 2013 Rapport 2: Gezondheidsgedrag en leefstijl Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Voedingsprofiel. Hoofdstuk IV. Inleiding en methoden. Studiepopulatie. Voedings- en gezondheidsstatus. Maaltijdpatroon

Voedingsprofiel. Hoofdstuk IV. Inleiding en methoden. Studiepopulatie. Voedings- en gezondheidsstatus. Maaltijdpatroon Hoofdstuk IV Voedingsprofiel Inleiding en methoden Studiepopulatie Voedings- en gezondheidsstatus Voedingsprofiel Maaltijdpatroon Plaats waar maaltijd genomen wordt Specifieke diëten Voedingsmiddelen Voedingssupplementen

Nadere informatie

Overgewicht en Obesitas op Curaçao

Overgewicht en Obesitas op Curaçao MINISTERIE VAN Gezondheid, Milieu & Natuur Volksgezondheid Instituut Curaçao Persbericht Overgewicht en Obesitas op Curaçao In totaal zijn 62,6% van de mannen en 67,3% van de vrouwen op Curaçao te zwaar,

Nadere informatie

SPECIFIEKE DIËTEN. AUTEUR Cloë OST

SPECIFIEKE DIËTEN. AUTEUR Cloë OST SPECIFIEKE DIËTEN AUTEUR Cloë OST Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs voor

Nadere informatie

Preventie van wiegendood bij zuigelingen

Preventie van wiegendood bij zuigelingen Preventie van wiegendood bij zuigelingen Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71

Nadere informatie

SAMENVATTING VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 RAPPORT 2: VOEDSELVEILIGHEID

SAMENVATTING VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 RAPPORT 2: VOEDSELVEILIGHEID SAMENVATTING VOEDSELCONSUMPTIEPEILING 2014-2015 1 RAPPORT 2: VOEDSELVEILIGHEID Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 RAPPORT 2: VOEDSELVEILIGHEID De opdrachtgevers voor de Voedselconsumptiepeiling 2014-2015:

Nadere informatie

2.2 GRAANPRODUCTEN EN AARDAPPELEN. AUTEUR Cloë OST

2.2 GRAANPRODUCTEN EN AARDAPPELEN. AUTEUR Cloë OST 2.2 GRAANPRODUCTEN EN AARDAPPELEN AUTEUR Cloë OST Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal sonen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs

Nadere informatie

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Jongerenmonitor In 2011 is in de regio IJsselland

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding 1. Context De vergrijzing van de bevolking in onze samenleving is een heuse uitdaging op het gebied van

Nadere informatie

Belgische Voedselconsumptiepeiling 2014

Belgische Voedselconsumptiepeiling 2014 Belgische Voedselconsumptiepeiling 2014 VRAGENLIJST OVER DE GEZONDHEID VOLWASSENEN Geselecteerde persoon Nummer van de persoon : Voornaam... Enquêteur Nummer van de enquêteur : Datum van de enquête / /

Nadere informatie

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Jongerenmonitor In 2011 is in de regio IJsselland

Nadere informatie

5.3 VITAMINE B6 AUTEUR

5.3 VITAMINE B6 AUTEUR 5.3 VITAMINE B6 AUTEUR Eveline TEPPERS Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs

Nadere informatie

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren tot 24 jaar Jongerenmonitor In 2011 is in de regio IJsselland

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Voedingsgewoonten. Sabine Drieskens

Voedingsgewoonten. Sabine Drieskens Voedingsgewoonten Sabine Drieskens Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 50 25 E-mail : sabine.drieskens@iph.fgov.be

Nadere informatie

2.7 SMEER- EN BEREIDINGSVET. AUTEUR Thérésa LEBACQ

2.7 SMEER- EN BEREIDINGSVET. AUTEUR Thérésa LEBACQ 2.7 SMEER- EN BEREIDINGSVET AUTEUR Thérésa LEBACQ Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal sonen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs

Nadere informatie

VOEDINGSAANBEVELINGEN. AUTEURS Thérésa LEBACQ Cloë OST

VOEDINGSAANBEVELINGEN. AUTEURS Thérésa LEBACQ Cloë OST VOEDINGSAANBEVELINGEN AUTEURS Thérésa LEBACQ Cloë OST Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en

Nadere informatie

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 6.2.1. Inleiding Binnen de verschillen factoren van risico gedrag heeft alcoholverbruik altijd al de aandacht getrokken van de verantwoordelijken voor Volksgezondheid. De WGO gebruikt de term "Ongeschiktheid

Nadere informatie

5.2 VITAMINE B2 AUTEUR

5.2 VITAMINE B2 AUTEUR 5.2 VITAMINE B2 AUTEUR Eveline TEPPERS Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Gezondheidstoestand Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 13 Gezondheidsindicatoren...15 1. Subjectieve gezondheid... 15 2. Chronische

Nadere informatie

Belgische Voedselconsumptiepeiling 2014

Belgische Voedselconsumptiepeiling 2014 Belgische Voedselconsumptiepeiling 2014 VRAGENLIJST OVER DE GEZONDHEID Adolescent Geselecteerde persoon Nummer van de persoon : Voornaam... Enquêteur Nummer van de enquêteur : Datum van de enquête / /

Nadere informatie

Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten

Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten Edith Hesse Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997. In deze paragraaf worden een aantal kenmerken van de steekproef besproken. Het gaat om de volgende socio-demografische karakteristieken : verblijfplaats : per regio en per provincie; geslacht en leeftijd;

Nadere informatie

5.1 VITAMINE B1 AUTEUR

5.1 VITAMINE B1 AUTEUR 5.1 VITAMINE B1 AUTEUR Eveline TEPPERS Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs

Nadere informatie

2.3 GROENTEN. AUTEUR Cloë OST

2.3 GROENTEN. AUTEUR Cloë OST 2.3 GROENTEN AUTEUR Cloë OST Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal sonen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs voor hun deelname

Nadere informatie

Voedselconsumptiepeiling : De consumptie van voedingsmiddelen

Voedselconsumptiepeiling : De consumptie van voedingsmiddelen Presentatie VIVES, 26 oktober 2016 Voedselconsumptiepeiling 2014-2015: De consumptie van voedingsmiddelen en de inname van voedingsstoffen Karin De Ridder Coordinator Team Nutrition, Activities & Health

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Medische consumptie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 79 Bestudeerde indicatoren... 81 1. Contacten met zorgverstrekkers... 81

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

VOEDING, BEWEGEN EN GEWICHT

VOEDING, BEWEGEN EN GEWICHT IJsselland VOEDING, BEWEGEN EN GEWICHT Jongerenmonitor 2015 77% ontbijt dagelijks 10.3 jongeren School 13-14 jaar 15- jaar 76% een gezond gewicht 15% beweegt voldoende Genotmiddelen Psychosociale gezondheid

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 2: GEZONDHEIDSGEDRAG EN LEEFSTIJL Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

INLEIDING EN METHODOLOGIE AUTEUR

INLEIDING EN METHODOLOGIE AUTEUR INLEIDING EN METHODOLOGIE AUTEUR Koenraad CUYPERS, Thérésa LEBACQ Sarah BEL Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit

Nadere informatie

Resultaten voor België Risicofactoren voor wiegendood Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Risicofactoren voor wiegendood Gezondheidsenquête, België, 1997 6.7.4.1. Inleiding Er werd reeds vroeger bewezen dat een prematuur respiratoir systeem een oorzaak was voor wiegendood. Het gevaar bestond vooral tijdens de slaap. Met de huidige kennis van zaken zijn

Nadere informatie

OVERGEWICHT EN OBESITAS

OVERGEWICHT EN OBESITAS Volksgezondheid Instituut Curaçao De Nationale Gezondheidsenquête CURAÇAO Themarapport OVERGEWICHT EN OBESITAS 2013 I. Jansen en S. Verstraeten De Nationale Gezondheidsenquête Curaçao 2013 Themarapport

Nadere informatie

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.4.1. Inleiding. Het belang van vaccinatie programma s is ruimschoots aangetoond geweest. De vragen werden slechts gesteld aan personen van 15 jaar en ouder, aangezien de vaccinale dekking bij kinderen

Nadere informatie

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden 4.2. Participatiegraad Om de vooropgestelde steekproef van 10.000 personen te realiseren, werden 35.023 huishoudens geselecteerd op basis van het Nationaal Register. Met 11.568 huishoudens werd gepoogd

Nadere informatie

Samenvatting Dankwoord About the author

Samenvatting Dankwoord About the author Samenvatting Dankwoord About the author Samenvatting 177 Samenvatting Overgewicht en obesitas worden gedefinieerd op basis van de body mass index (BMI) (hoofdstuk 1). Deze index wordt berekend door het

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

PUBLIEKE OPINIE OMTRENT VOEDINGSBELEID EN GGO S. AUTEUR Eveline TEPPERS

PUBLIEKE OPINIE OMTRENT VOEDINGSBELEID EN GGO S. AUTEUR Eveline TEPPERS PUBLIEKE OPINIE OMTRENT VOEDINGSBELEID EN GGO S AUTEUR Eveline TEPPERS Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar:

Nadere informatie

Gemiddelde consumptie van groente

Gemiddelde consumptie van groente gram/dag A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683 T 030 274 91 11 F 030 274 29 71 info@rivm.nl Belangrijkste bevindingen Groenteconsumptie

Nadere informatie

5.4 FOLIUMZUUR AUTEUR

5.4 FOLIUMZUUR AUTEUR 5.4 FOLIUMZUUR AUTEUR Cloë OST Eveline TEPPERS Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs

Nadere informatie

Fruitconsumptie van 4-12-jarigen Resultaten van VCP

Fruitconsumptie van 4-12-jarigen Resultaten van VCP gram/dag A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683 T 030 274 91 11 F 030 274 29 71 info@rivm.nl Belangrijkste bevindingen Fruitconsumptie van

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 5: PREVENTIE Stefaan Demarest, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Risicofactoren voor wiegendood Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Risicofactoren voor wiegendood Gezondheidsenquête, België, 1997 6.7.4.1. Inleiding Er werd reeds vroeger bewezen dat een prematuur respiratoir systeem een oorzaak was voor wiegendood. Het gevaar bestond vooral tijdens de slaap. Met de huidige kennis van zaken zijn

Nadere informatie

3.2 KOOLHYDRATEN. AUTEUR Cloë OST

3.2 KOOLHYDRATEN. AUTEUR Cloë OST 3.2 KOOLHYDRATEN AUTEUR Cloë OST Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs voor hun

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 2 Gezondheidstoestand IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail :

Nadere informatie

5.6 VITAMINE C AUTEUR

5.6 VITAMINE C AUTEUR 5.6 VITAMINE C AUTEUR Eveline TEPPERS Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs voor

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Voedselconsumptie Vergelijking met de Richtlijnen goede voeding Belangrijkste bevindingen

Voedselconsumptie Vergelijking met de Richtlijnen goede voeding Belangrijkste bevindingen Voedselconsumptie 12-16 Vergelijking met de Richtlijnen goede voeding 15 Het RIVM onderzoekt de voedselconsumptie in Nederland. Van ruim mensen in de leeftijd van 1 tot en met 79 jaar is van 12 tot en

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Introductie IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde 7.6.1. Inleiding In dit hoofdstuk hebben we het over contacten met de kinesitherapeut, thuisverpleegkunde, voorzieningen voor bejaarden, de diëtist en arbeidsgeneeskundige diensten tijdens het afgelopen

Nadere informatie

Gezondheid en samenleving

Gezondheid en samenleving Gezondheid en samenleving Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 115 Bestudeerde indicatoren... 117 1. Sociale gezondheid..... 117 2.

Nadere informatie

Het gebruik van tabak

Het gebruik van tabak Het gebruik van tabak Lydia Gisle Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 53 E-mail : lydia.gisle@iph.fgov.be

Nadere informatie

Kent u de cijfers van uw hart?

Kent u de cijfers van uw hart? Kent u de cijfers van uw hart? CHOLESTEROL? GEWICHT/ BUIKOMTREK? UW? BLOEDDRUK? SUIKERGEHALTE? V.U.: Dr Freddy Van de Casseye - Elyzeese-Veldenstraat 63-1050 Brussel Belgische Cardiologische Liga www.cardiologischeliga.be

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie

GEBRUIK VAN (GEJODEERD) ZOUT. AUTEUR Sarah BEL

GEBRUIK VAN (GEJODEERD) ZOUT. AUTEUR Sarah BEL GEBRUIK VAN (GEJODEERD) ZOUT AUTEUR Sarah BEL Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

3.4 EIWITTEN. AUTEUR Karin DE RIDDER

3.4 EIWITTEN. AUTEUR Karin DE RIDDER 3.4 EIWITTEN AUTEUR Karin DE RIDDER Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs voor

Nadere informatie

oinleiding 1 c oovergewicht en ernstig overgewicht (obesitas) in Nederlandd

oinleiding 1 c oovergewicht en ernstig overgewicht (obesitas) in Nederlandd oinleiding 1 c Gewichtsstijging ontstaat wanneer de energie-inneming (via de voeding) hoger is dan het energieverbruik (door lichamelijke activiteit). De laatste decennia zijn er veranderingen opgetreden

Nadere informatie

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R VOEDING, BEWEGING EN GEWICHT K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R Jeugd 2010 6 Kinderenonderzoek 2010 Om inzicht te krijgen in de gezondheid van de inwoners in haar werkgebied, heeft de GGD

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Kankerscreening. Jean Tafforeau

Kankerscreening. Jean Tafforeau Kankerscreening Jean Tafforeau Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71 E-mail : jean.tafforeau@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Methodologie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Methodologie Inleiding Om sociale ongelijkheden in gezondheid in kaart te brengen en om mogelijke trends in de

Nadere informatie

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Vaccinatie bij Volwassenen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Vaccinatie bij Volwassenen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.4.1. Inleiding. Het belang van vaccinatie programma s is ruimschoots aangetoond geweest. De vragen werden slechts gesteld aan personen van 15 jaar en ouder, aangezien de vaccinale dekking bij kinderen

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.8.1. Inleiding De WHO heeft in haar omschrijving het begrip gezondheid uitgebreid met de dimensie sociale gezondheid en deze op één lijn gesteld met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zowel de

Nadere informatie

Bespreking 5.2.2.2. page 1

Bespreking 5.2.2.2. page 1 Ziekten en langdurige aandoeningen (verder kortweg aandoeningen genoemd) brengen specifieke gevolgen met zich mee voor de gezondheidsbeleving, het dagelijks functioneren en het gebruik van de gezondheidszorg.

Nadere informatie

LEVENSSTIJL EN CHRONISCHE ZIEKTEN LICHAAMSBEWEGING. Gezondheidsenquête 2018 SABINE DRIESKENS

LEVENSSTIJL EN CHRONISCHE ZIEKTEN LICHAAMSBEWEGING. Gezondheidsenquête 2018 SABINE DRIESKENS LEVENSSTIJL EN CHRONISCHE ZIEKTEN LICHAAMSBEWEGING Gezondheidsenquête 2018 _ SABINE DRIESKENS Sciensano Epidemiologie en volksgezondheid - Levensstijl en chronische ziekten HIS 2018 Oktober 2019 Brussel

Nadere informatie

Voedselconsumptie Vergeleken met de Richtlijnen goede voeding Belangrijkste bevindingen

Voedselconsumptie Vergeleken met de Richtlijnen goede voeding Belangrijkste bevindingen Voedselconsumptie 212-214 Vergeleken met de Richtlijnen goede voeding 215 Het RIVM onderzoekt de voedselconsumptie in Nederland. Deze factsheet geeft in het kort weer hoe volwassenen (19-79 jaar) in de

Nadere informatie

Ambulante contacten met de specialist

Ambulante contacten met de specialist Ambulante contacten met de specialist Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642

Nadere informatie

Evaluatie JOGG Roosendaal Basisschool de Vlindertuin. Resultaten evaluatie JOGG December 2017

Evaluatie JOGG Roosendaal Basisschool de Vlindertuin. Resultaten evaluatie JOGG December 2017 Evaluatie JOGG Roosendaal Basisschool de Vlindertuin Resultaten evaluatie JOGG December 2017 Inleiding Achtergrond In het kader van de JOGG aanpak in de gemeente Roosendaal heeft op basisschool de Vlindertuin

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Tandhygiëne Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Tandhygiëne Gezondheidsenquête, België, 1997 5.6.1. Inleiding Tandcariës is een ziekte waarbij de gemineraliseerde tandweefsels vernietigd worden als gevolg van zuurvorming die ontstaat bij de fermentatie van koolhydraten door bacteriën in de mond.

Nadere informatie

Klassiek wordt de mate van cariës voorgesteld door een cariës-index (DMFT-index = gemiddeld aantal gecarieerde, afwezige of gevulde tanden).

Klassiek wordt de mate van cariës voorgesteld door een cariës-index (DMFT-index = gemiddeld aantal gecarieerde, afwezige of gevulde tanden). 5.6.1. Inleiding Tandcariës is een ziekte waarbij de gemineraliseerde tandweefsels vernietigd worden als gevolg van zuurvorming die ontstaat bij de fermentatie van koolhydraten door bacteriën in de mond.

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contacten met de Huisarts Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contacten met de Huisarts Gezondheidsenquête, België, 1997 7.1.1. Inleiding De huisarts vervult een essentiële rol binnen het geheel van de gezondheidszorg. Deze rol is bovendien in volle evolutie. Thema s zoals het globaal medisch dossier en de echelonnering

Nadere informatie

Doelstelling 1

Doelstelling 1 6.2. De Vlaamse Gezondheidsdoelstellingen 1998-2002 Om het preventief gezondheidsbeleid en acties hieromtrent in de Vlaamse Gemeenschap te oriënteren, werden door de Vlaamse overheid vijf gezondheidsdoelstellingen

Nadere informatie

PERSBERICHT CIM 22/04/2015

PERSBERICHT CIM 22/04/2015 PERSBERICHT CIM 22/04/2015 Nieuwe CIM studie over kijkgedrag op nieuwe schermen Belgen keken nooit eerder zoveel naar TV-content Het CIM, verantwoordelijk voor kijkcijferstudies in België, volgt sinds

Nadere informatie

SAMENVATTING. MVW_proefschrift_170x240_17042013.indd 172

SAMENVATTING. MVW_proefschrift_170x240_17042013.indd 172 SAMENVATTING MVW_proefschrift_170x240_17042013.indd 172 ALIFE@WORK DE EFFECTEN VAN EEN LEEFSTIJLPROGRAMMA MET BEGELEIDING OP AFSTAND VOOR GEWICHTSCONTROLE BIJ WERKNEMERS ACHTERGROND Overgewicht, waarvan

Nadere informatie

VOOR ANTROPOMETRISCHE VETMASSA BIJ KINDEREN

VOOR ANTROPOMETRISCHE VETMASSA BIJ KINDEREN VLAAMSE REFERENTIECURVEN VOOR ANTROPOMETRISCHE PARAMETERS VAN DE ABDOMINALE VETMASSA BIJ KINDEREN Dr. Sarah Begyn Promotor: Prof. Jean De Schepper Co-promotor: Prof. Mathieu Roelants Kadering BMI-curven

Nadere informatie

Dagelijks ontbijten en elke dag groente en fruit eten zijn gedragingen die bijdragen aan een gezonde leefstijl.

Dagelijks ontbijten en elke dag groente en fruit eten zijn gedragingen die bijdragen aan een gezonde leefstijl. De Vlieger 3 CHECKID ChecKid is een grootschalig leefstijlonderzoek onder basisschoolleerlingen in Zwolle. Het brengt (on)gezond gedrag, leefstijl en de leefomgeving van kinderen in Zwolle in kaart. ChecKid

Nadere informatie

BMI BIJ SCHOOLKINDEREN

BMI BIJ SCHOOLKINDEREN / Rapport cijfers BMI BIJ SCHOOLKINDEREN Vlaams Gewest 2012-2013 / 1.02.2016 1.02.2016 BMI bij schoolkinderen 1/10 Gepubliceerd op: http://www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers op juli 2015 door: Lien Braeckevelt,

Nadere informatie

De Belgische Voedselconsumptiepeiling 1-2004

De Belgische Voedselconsumptiepeiling 1-2004 Afdeling Epidemiologie De Belgische Voedselconsumptiepeiling 1-2004 De Belgische Voedselconsumptiepeiling 1-2004: IPH/EPI REPORTS N 2006 016 Stephanie Devriese, Inge Huybrechts, Michel Moreau, Herman

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Voedingsgewoonten Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Voedingsgewoonten Gezondheidsenquête, België, 1997 6.6.1. Inleiding De voedingsgewoonte is een van de aspecten van levensstijl met een belangrijke impact op de algemene gezondheid, hetzij via het probleem van obesitas of via de verhoging van de prevalentie

Nadere informatie

2.5 MELK- EN CALCIUMVERRIJKTE SOJAPRODUCTEN. AUTEUR Thérésa LEBACQ

2.5 MELK- EN CALCIUMVERRIJKTE SOJAPRODUCTEN. AUTEUR Thérésa LEBACQ 2.5 MELK- EN CALCIUMVERRIJKTE SOJAPRODUCTEN AUTEUR Thérésa LEBACQ Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal sonen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Alcoholverbruik Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Alcoholverbruik Gezondheidsenquête, België, 1997 6.2.1. Inleiding Binnen de verschillen factoren van risico gedrag heeft alcoholverbruik altijd al de aandacht getrokken van de verantwoordelijken voor Volksgezondheid. De WGO gebruikt de term "Ongeschiktheid

Nadere informatie