VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD"

Transcriptie

1 STUK 618 ( ) Nr.1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING APRIL 2016 BELEIDSOVEREENKOMST STEDENFONDS VOORTGANGSRAPPORT

2

3

4 Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr BIJLAGE Bijlage nr. 1 Voortgangsrapport in het kader van het Stedenfonds 1

5 Voortgangsrapport Stedenfonds

6 0. INLEIDING Het Stedenfonds Opbouw en vormelijke aspecten van het voortgangsrapport Kernelementen van de beleidsovereenkomst Stedenfonds Staat van de stad: een beknopte omgevingsanalyse Vertaling van de maatschappelijke evoluties naar de strategische beleidskeuzes in het kader van het Stedenfonds van de VGC DEEL I: Opvolging van de uitvoering van de beleidsovereenkomst tegen eind Strategische doelstelling 1: De VGC versterkt het beleidsinstrumentarium in functie van een meer slagkrachtige en geïntegreerde beleidsvoering Strategische doelstelling 2. De VGC verhoogt de leefkwaliteit van kinderen, jongeren en jonge gezinnen in de stad door het uitbouwen van een breed aanbod van Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen Strategische doelstelling 3. De VGC versterkt de sociale mobiliteit en emancipatie van kansengroepen Strategische doelstelling 4. De VGC investeert in stedelijke netwerk-ontwikkeling en participatie en versterkt de sociale cohesie in de stad Strategische doelstelling 5. De VGC bouwt meer en betere gemeenschaps-infrastructuur met als doel de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren DEEL II: Opvolging van de maatschappelijke effecten en indicatoren Maatschappelijk effect 1: Brussel is een aangename stad om in te wonen en te leven Maatschappelijk effect 2: Kansengroepen en personen met een migratieachtergrond nemen deel aan het maatschappelijk leven Maatschappelijk effect 3: De kennis en het gebruik van het Nederlands in Brussel worden gestimuleerd

7 0. INLEIDING 0.1. Het Stedenfonds Het Stedenfonds is een instrument van het stedenbeleid van de Vlaamse Gemeenschap. Met het Stedenfonds wil de Vlaamse Gemeenschap de Vlaamse centrumsteden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) ondersteunen om een duurzaam stedenbeleid te voeren om de volgende doelstellingen te bereiken: 1. de leefbaarheid van de steden verhogen, zowel op stadsniveau als op wijkniveau; 2. de dualisering tegengaan; 3. de kwaliteit van het democratisch besturen verhogen. Het Stedenfonds richt zich tot de grootsteden Antwerpen en Gent, tot de regionale steden Aalst, Brugge, Genk, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout en tot de VGC, die optreedt als bevoegde instelling voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In de Vlaamse centrumsteden is het Stedenfonds sinds 2014 opgenomen in het strategische meerjarenplan van de stadsbesturen. Het Stedenfonds is geïntegreerd in de meerjarige Beleidsen Beheerscyclus (BBC) van de steden, met oormerking van Stedenfondsmiddelen. De rapportering gebeurt dan ook via het beleidsinstrumentarium Beleids- en Beheerscyclus (BBC). De Vlaamse Gemeenschap en de VGC sloten voor de periode een beleidsovereenkomst Stedenfonds af. De VGC dient nu een voortgangsrapport in over de periode , zoals bepaald in het Stedenfondsdecreet Opbouw en vormelijke aspecten van het voortgangsrapport Het decreet op het Stedenfonds van 13 december 2002 bepaalt dat de VGC in het derde en in het laatste jaar van de beleidsovereenkomst een voortgangsrapport moet opmaken. Het voortgangsrapport wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Raad van de VGC en overgemaakt aan de Vlaamse minister bevoegd voor Stedenbeleid. Dit rapport beschrijft de voortgang van de beleidsovereenkomst Stedenfonds voor de periode De Vlaamse Gemeenschap bepaalt de vorm van het voortgangsrapport, in uitvoering van het Stedenfondsdecreet en van het bijhorende uitvoeringsbesluit. Het voortgangsrapport bestaat uit twee delen. Deel I: Doelstellingen en prestaties 2015 In dit deel geeft de VGC aan welke prestaties behaald zijn eind 2015, en welke niet of gedeeltelijk behaald zijn of later behaald zullen worden. Als prestaties niet of gedeeltelijk behaald zijn of later behaald zullen worden, geeft de VGC een korte stand van zaken en een motivering. Net als bij de voortgangsrapporten van de vorige beleidsovereenkomst, vraagt de Vlaamse Gemeenschap voor dit voortgangsrapport een beknopt overzicht van de operationele doelstellingen en prestaties, zonder details over concrete dossiers die onder die doelstellingen en prestaties vallen. Zo wil de Vlaamse Gemeenschap de planlast beperken en vermijden dat het debat over concrete dossiers en details gaat. In het debat moeten de grote lijnen van het gevoerde stedelijke beleid centraal staan, net als de impact van het Stedenfonds op het beleid van de VGC in het algemeen. 3

8 Het voortgangsrapport bevat ook geen financiële rapportering of verantwoording. De VGCadministratie bezorgt de Vlaamse Gemeenschap jaarlijks een financiële rapportering over het Stedenfonds, zoals ook bepaald in de omzendbrief over het Stedenfonds. Deel II: Maatschappelijke effecten en indicatoren Dit deel gaat over de maatschappelijke evoluties die de VGC met haar beleid wil stimuleren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We geven aan hoe de VGC de evolutie van de maatschappelijke effecten evalueert aan de hand van de beschikbare gegevens Kernelementen van de beleidsovereenkomst Stedenfonds De voorbereiding van de huidige beleidsovereenkomst ging van start in het najaar van De VGC organiseerde daarvoor een grootschalig inspraak- en participatietraject, Stadspiratie ( ), met honderden deelnemers uit het Brusselse Nederlandstalige werkveld, een adviseringsronde door alle adviesraden van de VGC en feedback van alle organisaties die specifiek middelen ontvingen via het Stedenfonds. Analysedocumenten en voorbereidende nota s mondden uit in de nieuwe beleidsovereenkomst Stedenfonds Deze overeenkomst werd achtereenvolgens goedgekeurd door het VGC-College, door de Raad van de VGC en door de Vlaamse Regering. Het Stedenfondsprogramma omvat alle beleidsdomeinen van de VGC. De VGC wil met het Stedenfonds een duidelijke link leggen met de reguliere beleidsdomeinen en de stedelijke aspecten van haar beleid versterken. Vier maatschappelijke effecten en vijf strategische doelstellingen vormen de pijlers van de beleidsovereenkomst Stedenfonds De maatschappelijke effecten zijn evoluties in de stedelijke omgeving die de VGC prioritair naar voren heeft geschoven en die ze wil stimuleren. Concreet wil de VGC de volgende maatschappelijke effecten bevorderen: 1. Brussel is een aangename stad om in te wonen en te leven. 2. Kansengroepen en personen met een migratieachtergrond nemen deel aan het maatschappelijk leven. 3. De kennis en het gebruik van het Nederlands in Brussel worden gestimuleerd. 4. Sociale cohesie in Brussel / samenleven in Brussel. Om die maatschappelijke effecten te realiseren bevat de beleidsovereenkomst van de VGC de volgende strategische doelstellingen: 1. De VGC versterkt het beleidsinstrumentarium in functie van een meer slagkrachtige en geïntegreerde beleidsvoering. 2. De VGC verhoogt de leefkwaliteit van kinderen, jongeren en jonge gezinnen in de stad door het uitbouwen van een breed aanbod van Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen. 3. De VGC versterkt de sociale mobiliteit en emancipatie van kansengroepen. 4. De VGC investeert in stedelijke netwerkontwikkeling en participatie en versterkt de sociale cohesie in de stad. 5. De VGC bouwt meer en betere gemeenschapsinfrastructuur met als doel de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. 4

9 De strategische doelstellingen worden geconcretiseerd in operationele doelstellingen en verder in te behalen prestaties. In de beleidsovereenkomst zijn prestaties opgenomen die behaald moeten worden tegen eind 2015 en prestaties die behaald moeten worden tegen eind Dit voortgangsrapport behandelt de prestaties te behalen tegen eind De wisselwerking tussen de maatschappelijke effecten en de strategische beleidskeuzes in de beleidsovereenkomst Stedenfonds wordt in de onderstaande tabel visueel verduidelijkt: Beoogde maatschappelijke effecten SD1 SD2 SD3 SD4 SD5 ME1 Brussel is een aangename stad om in te wonen en te leven. X X X X ME2 ME3 Kansengroepen en personen met een migratieachtergrond nemen deel aan het maatschappelijk leven. De kennis en het gebruik van het Nederlands in Brussel worden gestimuleerd. X X X X X X X X X ME4 Sociale cohesie in Brussel / samenleven in Brussel X X X X Van het totale krediet dat de Vlaamse Gemeenschap voor het Stedenfonds voorziet, is er een jaarlijkse voorafname van 10% als trekkingsrecht voor de VGC om de bovenstaande doelstellingen te realiseren. Zoals ook vastgelegd in de beleidsovereenkomst (artikel 15 1) ontvangt de VGC een jaarlijkse subsidie van euro. Dat bedrag wordt in de loop van de overeenkomst aangepast met een evolutiepercentage van 3,5% (de zogenaamde groeivoet). De aanwending van de groeivoetmiddelen wordt jaarlijks vastgelegd in een addendum dat zowel door het College en de Raad van de VGC als door de Vlaamse minister bevoegd voor Stedenbeleid wordt goedgekeurd Staat van de stad 1 : een beknopte omgevingsanalyse De globale maatschappelijke evoluties die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kenmerken, zijn al veelvuldig en uitgebreid beschreven in tal van omgevingsanalyses en rapporten. Naast de omvangrijke literatuur over Brussel 2, verwijzen we hiervoor o.a. ook naar de uitgebreide omgevingsanalyses bij het rapport van de ambtelijke werkgroep Task Force Brussel of naar de gedetailleerdere rapportering over de indicatoren van dit voortgangsrapport. Ook voor een beschrijving van (het beleid van) de VGC en van het aanbod van Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen in Brussel, kunnen we o.a. verwijzen naar het rapport van de Task Force Brussel. Bondig samengevat wordt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gekenmerkt door de volgende maatschappelijke evoluties: - er is een sterke toename van de bevolking of city boom en een toenemende etnischculturele en talige diversiteit. Bovendien kent Brussel ten opzichte van de andere gewesten in België een groter aandeel jongeren; - er is een toenemende dualisering van de stad, de (kans)armoede in de stad blijft stijgen; - er is een voortschrijdende internationalisering van de stad: Brussel is een stad met een kosmopolitische maatschappelijke realiteit en uitstraling. 1 Met de stad bedoelen we in deze tekst het tweetalige arrondissement Brussel-Hoofdstad of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 2 Brussel wordt in dit document gebruikt als synoniem voor het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 5

10 De hierboven genoemde maatschappelijke evoluties tekenen zich af op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, binnen de gekende institutioneel meerlagige Brusselse omgeving. Demografie kleurt de stad De Brusselse bevolking neemt toe en wordt meer divers. Met ruim 1,1 miljoen inwoners op 161 km² is Brussel, zeker naar Belgische maatstaven, een dichtbevolkte stedelijke regio. De Brusselse bevolking neemt sinds 1996 jaarlijks toe: op 1 januari 2015 telde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest officieel inwoners, ongeveer personen meer dan in Dit officiële bevolkingscijfer is bovendien een sterke onderschatting: kandidaat-vluchtelingen, diplomatiek personeel, studenten op kot en personen zonder wettig verblijf zijn immers niet in deze statistieken opgenomen. Vooral het internationale migratiesaldo (het verschil tussen vertrekkers en nieuwkomers) zorgt ervoor dat de Brusselse bevolking blijft groeien. Samen met de relatief hoge vruchtbaarheidsgraad van de jonge Brusselse bevolking is dat de belangrijkste factor voor de demografische groei. Volgens prognoses van het Federaal Planbureau zal de globale stijgende trend zich de komende jaren in Brussel doorzetten, maar deze stijging zal minder sterk zijn dan de aangroei in het verleden. Het Federaal Planbureau schat de Brusselse bevolking in 2020 op inwoners, wat neerkomt op een jaarlijkse gemiddelde groei van 0.5% tussen 2015 en Brussel is het enige Belgische Gewest dat een relatieve verjonging van de bevolking kent. De voorbije twee decennia is Brussel van het oudste Gewest geëvolueerd naar het jongste Gewest van België. De gemiddelde leeftijd is er 37 jaar, ongeveer 4 jaar onder het nationale gemiddelde 4. De verjonging is voornamelijk een gevolg van de (interne en internationale) migratiestromen. De groep Brusselse ouderen (65+) is relatief klein. Dat komt vooral door de sterke bevolkingsgroei in de jongste leeftijdscategorieën; het effectieve aantal ouderen neemt immers niet af. Brussel is een multiculturele en internationale stad die blijft internationaliseren en diversifiëren als gevolg van de stijgende buitenlandse migratie. Het aandeel personen met een vreemde nationaliteit in Brussel ligt gevoelig hoger dan het Belgische gemiddelde. In Brussel telt de bevolking zo n 187 nationaliteiten 5. De dualisering in de stad neemt toe Brussel is een rijke stad die tot de rijkste regio s in Europa behoort. Ongeveer een vijfde van de Belgische welvaart wordt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gecreëerd. Brussel is het belangrijkste tewerkstellingsgebied van het land. Brussel kent echter een paradoxale socio-economische context. Aan de ene kant is het gewest aantrekkelijk vanuit economisch oogpunt en is het een zeer belangrijke ontwikkelingspool voor België. Aan de andere kant wordt een groot deel van de Brusselaars uitgesloten van deze economische rijkdom en is er 3 Federaal Planbureau, Bevolking per gewest, op 1 januari - Mannen en Vrouwen, ( ). De schatting van 2020 is gebaseerd op observaties van Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse, ( ), 5 Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse, De bevolking volgens nationaliteit op wijkniveau, in Bestand ontvangen op

11 een hoge werkloosheid 6. Meer dan de helft van de arbeidsplaatsen in de stad wordt ingevuld door pendelaars. Voor veel Brusselaars daarentegen blijft de inschakeling op de arbeidsmarkt moeilijk verlopen. De Brusselse jongeren vormen de meest kwetsbare groep op de arbeidsmarkt: 30,2% van de jongvolwassenen (jonger dan 25 jaar) die zich aanbiedt op de arbeidsmarkt, is werkloos 7. Het Observatorium voor Welzijn en Gezondheid van Brussel-Hoofdstad becijferde dat het aandeel Brusselaars met een inkomen onder de armoederisicogrens tussen 26% en 35% ligt 8. Deze armoede wordt gekenmerkt door een verwevenheid van ongelijkheden en uitsluitingen op verschillende gebieden. De socio-economische ongelijkheden binnen de Brusselse bevolking vertalen zich duidelijk in een versterkte sociale segregatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Sociale status wordt bepaald door opleidingsniveau, loopbaan en inkomen en deze economische determinanten beïnvloeden aanzienlijk de toegang tot de woningmarkt: onderwijs, loopbaan en inkomen bepalen de toegang tot de betere of de minder goede segmenten van de woningmarkt en dus ook tot de armere of rijkere wijken. Bijzonder onrustwekkend is de situatie van Brusselse baby s, kinderen en jongeren. Iets meer dan een kwart van de Brusselse kinderen (25,7%) groeit op in een huishouden waarin helemaal geen bezoldigde arbeid wordt verricht 9. Deze kinderen en jongeren leven in kleine huizen of appartementen in de meest achtergestelde buurten, met weinig groene ruimtes of ontspanningsmogelijkheden. Al deze factoren en ongelijkheden hebben ook effect op de gezondheid en mortaliteit: het gezondheidskapitaal van mensen die voortdurend in grote bestaansonzekerheid leven, wordt vroegtijdig aangetast. Zo tonen de gegevens uit de meest recente nationale gezondheidsenquête dat een significant deel van de Brusselaars kampt met gezondheidsproblemen die in meerdere of mindere mate hun dagelijks leven belemmeren. Voor meer dan een derde van de bevraagde Brusselaars (38%) spelen ook psychologische gezondheidsproblemen hierbij een rol. 10 Een belangrijk gegeven is de scholingsgraad en het opleidingsniveau van de Brusselaars. De cijfers over opleidingsniveau suggereren dat er op dit vlak in Brussel eveneens dualiteit bestaat. Enerzijds kan worden vastgesteld dat er in vergelijking met de rest van België (21%) relatief veel hoogopgeleide Brusselaars zijn (25%). 11 Mogelijk is dit te verklaren door de gemiddeld jonge leeftijd 12 van de Brusselaars dan wel door de hoog opgeleide profielen die door de Brusselse arbeidsmarkt (o.m. de EU-instellingen) worden uitgezocht. Ook nam het aantal vroegtijdige schoolverlaters sinds 2012 lichtjes af. Anderzijds ligt ook het aandeel laagopgeleiden in Brussel (23%) redelijk hoog. Bovendien is het diploma van een kwart van de Brusselaars onbekend ACTIRIS, De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens Werkzoekende beroepsbevolking volgens gewest en geslacht (jaargemiddelde ), 2014 ( , Actiris, ). 7 Observatorium voor Welzijn en Gezondheid van Brussel-Hoofdstad, Welzijnsbarometer, Brussels Armoederapport 2015, Brussel, Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, p Observatorium voor Welzijn en Gezondheid van Brussel-Hoofdstad, Welzijnsbarometer, Brussels Armoederapport 2015, Brussel, Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, p Algemene Directie voor Statistiek en Economische Informatie Huishoudens waarin niemand werkt, 2014 (ADSEI, 2014, 10 Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Vijfde nationale Gezondheidsenquête, 2013 ( , HIS, 11 Census 2011 België. Bevolking naar verblijfplaats, geslacht, leeftijd en hoogste diploma met succes behaald, 2011 ( , Census 2011). en Algemene Directie voor Statistiek en Economische Informatie, Onderwijsniveau van de Belgische bevolking van jaar, 2004, 2009 en 2014, 2014 ( , ADSEI) en Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse, Onderwijsniveau in het Brussels hoofdstedelijk gewest, bestand ontvangen op Immers, de oudere bevolking is enigszins lager opgeleid dan de jongere bevolking in België, door het eerder recent optrekken van de leeftijd voor schoolplicht (naar 18 jaar in 1983) en door de sterkere democratisering van het onderwijs. 13 Het merendeel van de Brusselaars van wie het diploma onbekend is, heeft niet de Belgische nationaliteit. 7

12 Brussel wordt geconfronteerd met demografische ontwikkelingen die de uitdagingen vergroten: de Brusselse bevolking neemt sterk toe en het internationale en multiculturele karakter wordt steeds groter. De armoede in Brussel vertaalt zich ook geografisch: de beter gestelde bevolking verhuist naar de rijkere tweede kroon van Brussel of verlaat Brussel, de armere bevolking blijft geconcentreerd in het centrum en in de eerste kroon, en wordt aangevuld door een instroom van een armere bevolking uit het buitenland. De armste Brusselse buurten concentreren zich in een sikkel- of banaanvormige zone rond de Brusselse vijfhoek. Deze zone loopt van Sint-Gillis over Kuregem (Anderlecht), laag-molenbeek en Laken tot in Sint-Joost-ten-Node en west- Schaarbeek. Een Nederlandstalig gemeenschapsbeleid voeren in een kosmopolitische stad Brussel is een kleine wereldstad. Door de aantrekkingskracht van Brussel op vele generaties migranten en dankzij de aanwezigheid van Europese en andere internationale instellingen die op hun beurt talrijke bedrijven, lobbygroepen en administraties naar Brussel brengen, is Brussel een dynamische stad met een internationale uitstraling. 14 Brussel is ook de hoofdstad van België, Vlaanderen en Europa. Op een grondgebied van 161 km² bouwen verschillende beleidsniveaus een beleid uit in of ten aanzien van Brussel: de VGC, de COCOF (Franse Gemeenschapscommissie), de GGC (Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie), het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Federale overheid, de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, de 19 gemeenten en evenveel OCMW s. De VGC is een overheid tussen de vele andere bestuursniveaus die een rol spelen in Brussel. De mogelijkheden (én de bevoegdheden) van de VGC om in de Brusselse context een impact te hebben op de globale maatschappelijke evoluties van de stad, dienen steeds in het juiste perspectief te worden geplaatst. Het behoeft geen uitgebreid betoog dat de VGC omwille van de specificiteit van haar bevoegdheden en opdrachten geen stedelijk beleid kan voeren zoals andere stadsbesturen, in Vlaanderen of elders. De VGC is dan ook geen stadsbestuur maar een bestuur in de stad. Zo kan de VGC in functie van de leefbaarheid van een buurt of een wijk wel het initiatief nemen om een lokale buurt- of wijkgerichte voorziening te ondersteunen of om deze in te richten, maar beschikt zij niet over de hefbomen om de ontwikkeling van de fysieke ruimte in een wijk te sturen of om aan globale stadsontwikkeling te doen. Deze beperkingen betekenen niet dat de VGC niet vertrekt vanuit een stedelijke beleidsvisie of haar beleid niet tracht in te passen in de globale stadsontwikkelingsinitiatieven. Bij het voeren van haar beleid weegt de VGC de beleidskeuzes steeds af aan de realiteit van Brussel en tracht zij waar mogelijk aansluiting te zoeken bij het beleid van andere overheden. Samenwerkingsverbanden zijn echter geen doel op zich, maar kunnen wel de slagkracht en de efficiëntie van het gevoerde beleid versterken en finaal zo de leefbaarheid van Brussel mee vergroten. De samenwerking tussen al de verschillende stedelijke actoren en het creëren van slimme verbindingen zijn daarbij belangrijk. De VGC heeft, dankzij haar fijnmazig netwerk van Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen, anderzijds wel een invloed op de kwaliteit van het leven in Brussel. De Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen die de VGC initieert of ondersteunt (scholen, kinderdagverblijven, 14 De Europese en andere internationale instellingen dragen rechtstreeks bij tot bijna 5% van het BNP van het Brussels Gewest en 4,5% van de werkgelegenheid in Brussel. Hun indirecte impact schat men op respectievelijk 13% (BNP) en 12,5% (werkgelegenheid). C. VANDERMOTTEN, Impact socio-économique de la présence des institutions de l Union européenne et des autres institutions internationales en Région de Bruxelles-Capitale, ULB, 2007, p. 6. 8

13 gemeenschapscentra ) vormen belangrijke aanknopingspunten om de stadsvlucht tegen te gaan en de leefbaarheid van Brussel te bevorderen. De VGC (co)financiert heel wat voorzieningen die deel uitmaken van de randvoorwaarden om goed te kunnen leven in de stad. Voorbeelden van de hefbomen die de VGC (mee) in handen heeft, zijn: onderwijs, sociaal-culturele voorzieningen, kinderopvang, welzijns- en zorgvoorzieningen, sport- en jeugdwerkaanbod, enz Vertaling van de maatschappelijke evoluties naar de strategische beleidskeuzes in het kader van het Stedenfonds van de VGC Zoals hierboven beschreven, wordt Brussel gekenmerkt door volgende evoluties en uitdagingen: - de demografische groei en de jonge leeftijdsstructuur van de Brusselse bevolking; - de dualisering en de toenemende (kans)armoede, etnisch-culturele en talige diversiteit van de bevolking; - de nood aan samenwerking tussen de diverse stedelijke actoren. Bovengenoemde maatschappelijke uitdagingen werden in de beleidsovereenkomst van de VGC vertaald in volgende strategische doelstellingen: - beleidsaandacht voor de demografische groei en de jonge leeftijdsstructuur van de Brusselse bevolking: SD2 (waarin kinderen, jongeren en jonge gezinnen centraal staan) en SD5 (investeren in (bijkomende) gemeenschapsinfrastructuur); - specifieke beleidsaandacht voor de emancipatie en sociale mobiliteit van kansengroepen: SD3; - investeren in meer samenwerking tussen de verschillende stedelijke actoren: SD4 en SD1. De dimensies van de etnisch-culturele diversiteit, de (kans)armoede en het aspect van de samenwerking (tussen de diverse publieke en private partners, het middenveld, enz.) vormen een rode draad doorheen de beleidsovereenkomst Stedenfonds Deze dimensies werden geïntegreerd in het merendeel van de doelstellingen en prestaties van de beleidsovereenkomst Stedenfonds. Realisatie van de strategische doelstellingen In grote lijnen kunnen we vaststellen dat de strategische en operationele doelstellingen die werden vastgelegd in de beleidsovereenkomst Stedenfonds , werden uitgevoerd. Zowat alle doelstellingen werden (minstens deels) gerealiseerd. Uit deze voortgangsrapportage in het kader van het Stedenfonds kunnen we ook vaststellen dat het strategische beleidskader dat in de overeenkomst werd vastgelegd, nog actueel is. Op het niveau van de strategische en operationele doelstellingen dient de beleidsovereenkomst niet bijgestuurd te worden. Wel zullen, op basis van dit voortgangsrapport, de onderliggende prestaties bij de beleidsovereenkomst waar nodig geactualiseerd worden. Deze actualisatie gebeurt met het addendum dat in het najaar in de Raad van de VGC ter bespreking zal worden ingediend. Hieronder geven we de globale lijnen weer van de uitvoering van de verschillende strategische doelstellingen van de beleidsovereenkomst Stedenfonds. Daarbij leggen we de link naar de beknopte omgevingsanalyse en, waar mogelijk, naar de maatschappelijke effecten en indicatoren van dit voortgangsrapport. Dit laatste kan slechts heel gedeeltelijk, vermits een hele reeks indicatoren via een bevraging door de Vlaamse overheid ingevuld moeten worden. Een dergelijke bevraging is voorlopig nog niet gerealiseerd, maar wordt in de toekomst wel door de Vlaamse overheid voorzien, zoals ook is opgenomen in de beleidsovereenkomst Stedenfonds. 9

14 Voor twee maatschappelijke effecten zijn er om deze reden nog (bijna) geen indicatoren ingevuld. Het betreft maatschappelijk effect 1 ( Brussel is een aangename stad om in te wonen en te leven ) 15 en maatschappelijk effect 4 ( Sociale cohesie in Brussel / samenleven in Brussel ). Bijgevolg wordt hier niet naar verwezen in dit rapport. SD1: De VGC versterkt het beleidsinstrumentarium in functie van een meer slagkrachtige en geïntegreerde beleidsvoering Het Stedenfonds dient expliciet ingezet te worden om de kwaliteit van het democratisch besturen te verhogen (cf. Stedenfondsdecreet) door in te zetten op bestuurlijke vernieuwing, samenwerking en op betrokkenheid en participatie van de stedelijke actoren en gebruikers. Multi-level governance, waarbij meerdere overheden (van Europa tot het federale, regionale en gemeentelijke niveau) samen beleid maken, is intussen voor alle steden een realiteit. In Brussel, met zijn veelheid aan instellingen en bestuursniveaus, geldt de nood aan samenwerking in het kwadraat. De vernieuwing die op het gebied van het beleidsinstrumentarium in de vorige Stedenfondsperiode ( ) werd ingezet, wordt ook in het huidige Stedenfondsprogramma gecontinueerd. De voorbije twee jaar ( ) werden heel wat inspanningen geleverd om te komen tot een sterkere samenwerking, zowel intern in de VGC (transversale aanpak) als met andere overheden (de Duurzame Wijkcontracten, Stadsvernieuwing, uitbouw van een Europawerking, kennisuitwisseling met Vlaamse steden) en andere stedelijke actoren. Ook de lokale netwerkontwikkeling wordt, onder meer via een nieuw beleid- en subsidiekader voor de vier geïntegreerde wijkwerkingen, gestimuleerd. Verder werd een visietekst armoedebestrijding en een VGC-armoedetoets opgesteld. Deze evoluties worden beschreven bij de rapportage over OD 1.1 van dit rapport. De werking van de Meet- en Weetcel, verantwoordelijk voor de wetenschappelijke onderbouw van het beleid (wetenschappelijk onderzoek, statistisch databeheer, informatiebeheer, enz.), werd eveneens uitgebouwd. Realisaties van de voorbije twee jaar betreffen onder meer ondersteuning bij wetenschappelijk onderzoek, inzetten op data-uitwisseling, omgevingsanalyses, datavisualisering en de opmaak van wijkfiches (zie OD 1.2). Aan deze strategische doelstelling zijn geen maatschappelijke effecten gekoppeld, behalve voor wat het luik armoede betreft. Hiervoor worden enkele indicatoren in dit rapport weergegeven bij maatschappelijk effect 2 ( Kansengroepen en personen met een migratieachtergrond nemen deel aan het maatschappelijk leven, meer bepaald de indicatoren 12, 14 en 16). 15 De enige indicator die hiervoor momenteel beschikbaar en ingevuld is, is deze m.b.t. migratiestromen in, naar en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De overige vijf indicatoren bij dit maatschappelijk effect, dienen via een bevraging door de Vlaamse overheid ingevuld te worden. In Brussel komen meer nieuwkomers aan dan dat er Brusselaars vertrekken. Voor een groot stuk is de jaarlijkse toename van de Brusselse bevolking te verklaren door de netto effecten van migratie. Het positieve migratiesaldo kan worden toegeschreven aan een sterke internationale immigratie: meer buitenlanders vestigen zich in Brussel dan dat er Brusselaars naar het buitenland vertrekken. Voor de interne migratie is er een ander patroon merkbaar: meer Brusselaars vestigen zich elders in België, dan dat mensen uit Vlaanderen of Wallonië naar Brussel verhuizen. Daardoor is het interne migratiesaldo negatief. De VGC beschikt momenteel niet over de gegevens die peilen naar de verhuisintenties en verhuismotieven van de Brusselse bevolking of over de tevredenheid over de voorzieningen in Brussel. Evenmin beschikt de VGC over gegevens die handelen over wooncomfort, over de waardering van de stad als leefomgeving, enz. Het is bijgevolg voorbarig om hier al te grote uitspraken te formuleren over dit maatschappelijk effect. Wel kunnen we ervan uitgaan dat een uitgebreid en fijnmazig netwerk van ook Nederlandstalige voorzieningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, een positief effect heeft op de leefbaarheid ervan 10

15 SD2: De VGC verhoogt de leefkwaliteit van kinderen, jongeren en jonge gezinnen in de stad door het uitbouwen van een breed aanbod van Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen Zoals in de beknopte omgevingsanalyse werd beschreven, vormt de demografische groei een van de grootste maatschappelijke vraagstukken in Brussel. Ook in de verdere toekomst blijft de problematiek van de capaciteit en de kwaliteit van de Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen voor kinderen en jongeren (onderwijs, kinderopvang, jeugdwerk) bijzonder groot. De maatschappelijke uitdagingen komen o.a. ook aan bod in de indicatoren bij maatschappelijk effect 2, in het bijzonder bij de indicatoren 1, 2, 3, 6, 7, 8 en 16. Voorzieningen voor kinderen, jongeren en jonge gezinnen kregen een centrale plaats in de beleidsovereenkomst Stedenfonds en werden geconcretiseerd in SD 2 (en SD 5: gemeenschapsinfrastructuur, zie verder). Ook in de nabije toekomst zal de VGC blijven inzetten op (voorzieningen voor) kinderen, jongeren en jonge gezinnen. Het betreft onder meer: - De ontwikkeling van een brede leer- en leefomgeving voor de kinderen en jongeren uit het Brusselse Nederlandstalige onderwijs (zie OD 2.1). Het betreft o.a. initiatieven ter bevordering van de verdere professionalisering van de naschoolse kinderopvang, de verdere ondersteuning en professionalisering van 28 Brede Scholen, een uitbreiding en inhoudelijke vernieuwing van de speelpleinwerking in Brussel en de ondersteuning van een vernieuwde speelplaatswerking in de Nederlandstalige scholen in Brussel (zie ook SD5: via de oproep BuitenSpel); - De creatie van bijkomende capaciteit van inkomensgerelateerde Nederlandstalige kinderopvang voor baby s en peuters en buitenschoolse kinderopvang. Verder wordt binnen het beleidsdomein Gezin geïnvesteerd in preventieve gezinsondersteuning, ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie (zie OD 2.2); - Investeren in de werkingen voor maatschappelijk kwetsbare jongeren (WMKJ s) en een vernieuwend vrijetijdsaanbod voor de doelgroep van tieners en jongeren, meer bepaald de lancering van een jongerenfonds (zie OD 2.3). SD3: De VGC versterkt de sociale mobiliteit en emancipatie van kansengroepen Er is een toenemende dualisering van de stad, de (kans)armoede in de stad blijft stijgen. De toenemende dualisering in Brussel raakt vooral jonge (eenouder)gezinnen met kinderen en een niet onbelangrijke groep van ouderen. De Brusselse armoede is bovendien sterk gekleurd. De stijgende armoede bij gezinnen met kinderen en bij jongeren is bijzonder verontrustend, omdat zij een grote impact heeft op de individuele bestaansvoorwaarden en de samenleving van morgen. Maar ook de armoede bij de Brusselse ouderen stelt de organisatie van de Nederlandstalige zorg voor grote uitdagingen op het vlak van toegankelijkheid. Maatschappelijk kwetsbare groepen kampen met meervoudige achterstellingsmechanismen. Het bestrijden van (kans)armoede vergt een globale aanpak. Scholing, (toeleiding naar) werk, maatschappelijke participatie en (kans)armoede zijn sterk gerelateerd. De beknopte omgevingsanalyse en de verschillende indicatoren die in dit rapport beschreven worden bij maatschappelijk effect 2 (het betreft o.a. de indicatoren 1-10, 12, 14 en 16) maken duidelijk dat er een grote nood is en blijft om te investeren in de emancipatie en maatschappelijke participatie van kansengroepen. Om specifiek op deze uitdaging van (kans)armoede en diversiteit in te spelen, zijn er in deze overeenkomst heel wat operationele doelstellingen opgenomen die specifiek gericht zijn op de sociale mobiliteit en emancipatie van maatschappelijk kwetsbare groepen. Die worden onder deze strategische doelstelling gevat. De VGC wil in het kader van deze strategische doelstelling werk maken van de toegankelijkheid van de Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen en 11

16 investeren in de sociale mobiliteit van kansengroepen in de Brusselse samenleving. De VGC doet dit o.a. door: - OD 3.1 Het preventief werken aan schooluitval en schoolverzuim, dat vorm krijgt door een versterkte samenwerking tussen onderwijs en jeugdwelzijn. - OD 3.2 Het werken aan de afstemming tussen onderwijs en beroepsopleiding in functie van een betere doorstroom naar tewerkstelling: toeleiden naar zorgberoepen, toeleiding naar de lerarenopleiding, Tutoring en Community Service Learning, de ondersteuning van alternatieve leertrajecten, enz. Ook wordt met het Stedenfonds sterk ingezet op taalondersteuning via het Huis van het Nederlands Brussel en het Centrum voor Basiseducatie Brusselleer. - OD 3.3 Initiatieven die de brug tussen welzijn en werk maken (arbeidszorg of W²). - OD 3.4 De ontwikkeling van trajecten in werkervaring en opleiding (werkervarings- en opleidingstrajecten die worden ingericht en die tegelijkertijd de schoolinfrastructuur verbeteren of rationeel energieverbruik in scholen ondersteunen). - OD 3.5 Werken aan de toegankelijkheid van gezondheidsvoorzieningen. - OD 3.6 Een specifiek sportaanbod creëren voor kansengroepen in kansarme wijken en inzetten op een betere toeleiding en doorstroom van maatschappelijk kwetsbare groepen naar het reguliere sportaanbod. - OD 3.7 Culturele participatie en kunsteducatie in de vrije tijd, in het bijzonder voor kwetsbare doelgroepen, bevorderen. De culturele diversiteit in het sociaal-culturele en cultureel-artistieke werkveld stimuleren. SD4: De VGC investeert in stedelijke netwerkontwikkeling en participatie en versterkt de sociale cohesie in de stad Met strategische doelstelling 4 stimuleert de VGC initiatieven die de netwerkontwikkeling en het buurt- en/of omgevingsgericht werken van een reeks Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen versterken. De VGC zet met de gemeenschapscentra, lokale dienstencentra, brede scholen in op voorzieningen die ingebed zijn in de Brusselse buurten en wijken en een sterke relatie uitbouwen met hun directe omgeving. Met deze inspanningen levert de VGC een belangrijke bijdrage aan de sociale cohesie in de stad, een beleidsdoelstelling die ook in de toekomst van kracht blijft. Met strategische doelstelling 4 versterkt de VGC ook de samenhang en wisselwerking tussen diverse stedelijke actoren, waarbij de nadruk ligt op lokale dienstverlening, betrokkenheid en participatie. Samenwerking en onderlinge afstemming van lokale actoren moet uiteindelijk leiden tot een grotere complementariteit van de voorzieningen op het terrein. In dit kader zet de VGC o.a. in op: - OD 4.1 De verdere uitbouw van een fijnmazig aanbod en netwerk van woonzorgvoorzieningen, lokale dienstencentra, ondersteuningsdiensten voor woonzorg en een beleidsplan lokaal sociaal beleid. - OD 4.2 De verdere uitbouw van de gemeenschapscentra als knooppunt voor lokale netwerken, met onder meer aandacht voor de verdere interculturalisering van de centra, en voor het omgevingsgericht en participatief werken. - OD 4.3 Het ondersteunen van vernieuwende stedelijke netwerken en initiatieven die innovatief werken rond (kans)armoede en diversiteit. SD5: De VGC bouwt meer en betere gemeenschapsinfrastructuur met als doel de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren In strategische doelstelling 5 staat het investeren in gemeenschapsinfrastructuur centraal. Het Stedenfonds heeft een positieve impact op het investeringsbeleid van de VGC. Met het 12

17 Stedenfonds kan de VGC investeren in tientallen schoolgebouwen (o.a. renovatie, energiezorg, buitenspel), kinderdagverblijven, welzijns- en gezondheidsinfrastructuren, culturele, sport- en jeugdinfrastructuur. Voor een uitgebreidere motivering verwijzen we naar de operationele doelstellingen verder in dit document. Vermits er een specifiek maatschappelijk effect rond het Nederlands werd geformuleerd waarvoor indicatoren beschikbaar zijn, gaan we er hieronder dieper op in. Maatschappelijk effect 3: De kennis en het gebruik van het Nederlands in Brussel worden gestimuleerd Dit effect wordt ingevuld aan de hand van 3 indicatoren (zie deel II van het voortgangsrapport): - taalkennis - taalgebruik - taalverwerving Brussel is op taalgebied een meervoudige stad. De mensen die er wonen en werken, gebruiken in het dagelijkse leven tientallen verschillende talen in uiteenlopende combinaties en situaties: thuistaal, onderwijstaal, werktaal, vrijetijdstaal en officieel taalgebruik. Het Frans en het Nederlands hebben daarbij een bijzonder statuut: het zijn de officiële talen van Brussel als tweetalige hoofdstad van België. Dat Brussel ook de hoofdstad is van de Vlaamse Gemeenschap, en dat het grotendeels omringd wordt door officieel eentalig Nederlands gebied, maakt het Nederlands in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest extra belangrijk. Om meer te weten te komen over de plaats van het Nederlands in de stad en de evolutie ervan is de Taalbarometer de voornaamste bron. Via die Taalbarometer peilt de Vlaamse Gemeenschap zesjaarlijks naar het taalgebruik in Brussel en naar de positie van het Nederlands. Een eerste bevraging vond plaats in , in 2006 en 2012 kwam er een vervolgonderzoek. Frans, Nederlands en Engels zijn volgens de Taalbarometer 2012, in die volgorde, de drie best gekende talen in Brussel. Vooral het Frans is dominant: anno 2012 geeft bijna 90% van de respondenten aan deze taal goed tot uitstekend te spreken. Toch verminderde de kennis van deze drie talen enigszins tussen 2000 en De kennis van andere talen ging dan weer in stijgende lijn. De gegevens over de indicatoren taalkennis en taalgebruik geven aan dat het Nederlands over het algemeen eerder in beperkte mate gekend is en gebruikt wordt. Toch kunnen we vaststellen dat gezinnen en Nederlandstalige scholen een belangrijk potentieel hebben voor een sterkere Nederlandse taalverwerving door kinderen en jongeren. Enerzijds blijkt dat anno 2012 van oorsprong Nederlandstaligen sterker vasthouden aan hun moedertaal. Zij gaan die vaker gebruiken in de omgang met partner en kinderen in hun eigen gezin. Daardoor is er in het gezin een sterkere taaloverdracht. Anderzijds blijkt dat het aandeel Nederlandstalige kinderen en jongeren in het Nederlandstalig onderwijs de laatste jaren afnam ten voordele van een grotere instroom van Franstalige, meertalige en anderstalige kinderen en jongeren. Dergelijke taalmix brengt voor het onderwijs grote uitdagingen met zich mee. Maar tegelijk betekent het dat het Nederlandstalig onderwijs een sleutelrol kan spelen om kinderen en jongeren het Nederlands te laten verwerven. Verband met de strategische beleidskeuzes in het kader van de beleidsovereenkomst Stedenfonds Hoewel er geen expliciete strategische doelstelling werd geformuleerd in de beleidsovereenkomst Stedenfonds rond het gebruik, de verwerving of de kennis van 13

18 het Nederlands, vormt het Nederlands natuurlijk een rode draad doorheen de beleidsovereenkomst Stedenfonds, en vormt dit bij uitbreiding een cruciaal element in het beleid van de VGC. Dat spreekt voor zich. Nederlands leren gebeurt op verschillende manieren, in verschillende omgevingen en vanuit verschillende motivaties: op de schoolbanken, via een NT2-cursus, op een speelse manier bij de jeugd- of speelpleinwerking, in het kinderdagverblijf, tijdens een culturele activiteit, binnen een werkervaringsproject Op veel van deze leerlocaties merken we dat de vraag het aanbod aan Nederlandstalige voorzieningen overstijgt. Daaruit durven we afleiden, zonder dat dit wetenschappelijk onderzocht werd, dat heel wat Brusselaars de weg vinden naar het bestaande Nederlandstalige aanbod aan gemeenschapsvoorzieningen en dat het aanbod toch vrij gekend is. Voor de verschillende Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen, kunnen we vaststellen dat er nog steeds een stijging is van het Nederlandstalige voorzieningenaanbod en het publieksbereik ervan. Heel wat Brusselaars (en gebruikers en bezoekers van de stad) vinden hun weg naar het Nederlandstalige circuit. Op bepaalde terreinen (en in het bijzonder die voor jeugd: kinderopvang, onderwijs, vrijetijdsaanbod voor de jeugd) is het ook duidelijk dat elk nieuw Nederlandstalig aanbod of de uitbreiding ervan al snel volzet geraakt. Een van de belangrijkste illustraties die bovengenoemde stelling staven, is zonder meer de gestage groei van het leerlingenaantal in het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de voorbije jaren. Vertalen we bovengenoemde maatschappelijke tendensen naar het beleid van de VGC, dan kunnen we concluderen dat er verder moet worden ingezet op het versterken en uitbreiden van de Nederlandstalige voorzieningen. Er is immers een grote nood aan en vraag naar Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen. Ook de positie van het Nederlands kan versterkt worden door blijvend te investeren in opleidingen Nederlands, in taalstimulering, enzovoort. Het spreekt voor zich dat de Brusselse meertalige context Nederlandstalige organisaties en diensten voor talige uitdagingen plaatst. Daarbij is het belangrijk om te onderstrepen dat de VGC die rijkdom van talen en culturen als een troef beschouwt en als een positieve kracht in de grootstad. De VGC wil met een open houding vormgeven aan een open Nederlandstalig netwerk van diensten en voorzieningen (op alle terreinen van haar bevoegdheden) om de kwaliteit van het leven in de stad te verbeteren. Daarbij wil de VGC een positieve houding tegenover het Nederlands in een meertalige omgeving stimuleren. Door het aanbieden van een brede waaier van Nederlandstalige initiatieven, waarbinnen ook anderstaligen gemotiveerd worden om het Nederlands te leren en te gebruiken, wil de VGC werk maken van de stimulering van het gebruik van het Nederlands. De VGC doet dat vanuit de overtuiging dat de kennis en het gebruik van de Nederlandse taal de kansen van individuen en groepen op volwaardige participatie aan het maatschappelijk leven versterken. Het taalaspect zien we ook specifiek gelinkt aan enkele operationele doelstellingen van de beleidsovereenkomst Stedenfonds: Het Onderwijscentrum Brussel (OCB) werkt aan taalbeleid en taalvaardigheidsonderwijs op school, aan omgaan met armoede en diversiteit en aan de ouderbetrokkenheid. Ook met initiatieven zoals de Brede School, de speelpleinwerking, de Zomerschool en de Lenteschool zet het Onderwijscentrum en de VGC in op taal en taalvaardigheid van kinderen en jongeren, in het bijzonder wat het Nederlands betreft (zie ook OD 2.1). De VGC zet met haar beleid ook in op taalstimulerende initiatieven in het vrijetijdsaanbod voor de jeugd (zie ook OD 2.3) en taalstimulering in de voorschoolse en buitenschoolse kinderopvang (zie ook OD 2.2) waar verschillende taalondersteuners vanuit de entiteit Gezin actief zijn. 14

19 Ook op het gebied van voorzieningen voor volwassenen investeert de VGC sterk in het Nederlandstalige aanbod. Vaste partner hiervoor is het Huis van het Nederlands (OD 3.2), dat voor een hele reeks aan initiatieven door de VGC wordt ondersteund. Het beheersen van de Nederlandse taal is ook cruciaal bij het zoeken naar werk, waarvoor de VGC o.a. samenwerkt met Tracé Brussel. In dit verband zet de VGC ook in op taalvaardigheidstraining van deelnemers aan de opleidings- en werkervaringprojecten, cursisten binnen het tweedekansonderwijs, (OD 3.2) enz. Naast deze meer formele momenten worden ook minder formele taaloefenmomenten georganiseerd (bv. via conversatietafels). Een uitgebreid gamma aan mogelijkheden voor het oefenen van het Nederlands ligt ook in het aanbod van Nederlandstalige sociaal-culturele initiatieven, of in het gebruik van het uitgebreid netwerk van Nederlandstalige bibliotheekvoorzieningen in Brussel. 15

20 1. DEEL I: Opvolging van de uitvoering van de beleidsovereenkomst tegen eind 2015 In de beleidsovereenkomst heeft de VGC via operationele doelstellingen aangegeven hoe zij de strategische keuzes concreet gestalte geeft. Voor elke operationele doelstelling heeft de VGC prestaties geformuleerd die zij tegen eind 2015 wilde realiseren. In deel II van dit voortgangsrapport geven we een stand van zaken van de uitvoering van die prestaties. Sinds de start kwamen er al twee addenda bij de beleidsovereenkomst. Zowel in 2014 als in 2015 werden er kleine wijzigingen aangebracht aan de prestaties, bij operationele doelstellingen 3.4 en 2.1. Voor de rapportering baseren we ons op de aangepaste prestaties. Zoals vermeld in de inleiding, vraagt de Vlaamse Gemeenschap een eerder beperkte verslaggeving, die de Raad van de VGC toch een goed beeld geeft over de realisatiegraad van de beleidsovereenkomst. Per prestatie moet een stand van zaken worden aangeduid: de prestatie is behaald de prestatie zal gehaald worden op:.. /.. /.. de prestatie is deels behaald de prestatie is niet behaald Als prestaties eind december 2015 niet of gedeeltelijk behaald zijn, of als prestaties later dan 31 december 2015 behaald worden, vraagt de Vlaamse Gemeenschap om een korte stand van zaken toe te voegen. Daarnaast voegen we een kort overzicht van de realisatiegraad per operationele doelstelling toe, om de lezer (Raad VGC, Vlaamse overheid, publiek, werkveld en administratie) voldoende informatie te geven over de uitvoering van de beleidsovereenkomst. De Vlaamse Gemeenschap kan vanzelfsprekend extra informatie krijgen als dat nodig is. Voor elke operationele doelstelling en voor de bijhorende prestaties heeft de administratie ook meer uitgebreide overzichten. 16

21 1.1. Strategische doelstelling 1: De VGC versterkt het beleidsinstrumentarium in functie van een meer slagkrachtige en geïntegreerde beleidsvoering. Operationele doelstelling 1.1: De VGC beheert en coördineert de beleidsovereenkomst Stedenfonds en bouwt de interne en externe samenwerking verder uit in functie van een slagkrachtige en meer geïntegreerde beleidsvoering. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 Beheer en coördinatie van het de prestatie is behaald Stedenfondsprogramma in de administratie van de VGC (meetfactor: inhoudelijke, financiële en zakelijke monitoring van het Stedenfonds) Waarborging van de transversale beleidsaanpak en stimulering van de samenwerking met andere overheden vanuit de cel Stedelijk Beleid (meetfactor: overzicht transversale aanpak (overzicht werkgroepen en concrete acties), overzicht en evaluatie van graad van samenwerking met andere overheden) Organisatie van minstens één (intersectoraal) forum met stedelijke actoren over een stedelijk thema (meetfactor: overzicht van de door de VGC georganiseerde initiatieven) De VGC werkt aan de implementatie van een visietekst armoede en een armoedetoets. Hierbij stelt de VGC samenwerking met andere Brusselse overheden, het Nederlandstalige werkveld en vertegenwoordigers van de doelgroep voorop (meetfactor: VGC-visietekst armoede, armoedetoets, Brussels Actieplan Armoedebestrijding 2014) De VGC versterkt de inbedding van gemeenschapsvoorzieningen op wijkniveau en investeert in lokale netwerkontwikkeling (meetfactor: evaluatie lokale netwerkontwikkeling en wijkgerichtheid voorzieningen) de prestatie is behaald de prestatie is behaald de prestatie is behaald de prestatie is behaald Korte stand van zaken: Beheer en coördinatie van het Stedenfondsprogramma Het beheer van het Stedenfonds gebeurt in de VGC organisatiebreed. Dat betekent dat de drie algemene directies (Onderwijs en Vorming; Welzijn, Gezondheid en Gezin; Cultuur, Jeugd en Sport), de entiteiten (Gemeenschapscentra; Gezin; Onderwijscentrum Brussel) en de ondersteunende directies (Personeel en HRM, Gebouwen en Patrimonium, Financiën en Begroting) elk instaan voor een deel van het Stedenfondsprogramma, zoals vastgelegd in de beleidsovereenkomst Stedenfonds III. De diverse diensten nemen de dossiervorming en de opvolging van de dossiers op zich. 17

22 De cel Stedelijk Beleid staat in voor de algemene, inhoudelijke en zakelijke coördinatie en voor de monitoring van het Stedenfondsprogramma: coördinatie van het geheel, opmaak van het nieuwe Stedenfondsprogramma en inspraaktrajecten naar aanleiding daarvan (bijvoorbeeld Stadspiratie ), overleg met het Vlaamse Stedenbeleid, opvolging van de zakelijke aspecten en van de financieel-technische afspraken, opmaak van de voortgangsrapporten Stedenfonds, voorbereiding van en aanpassingen aan de beleidsovereenkomst (via addenda), financiële jaarverslagen, enzovoort. Waarborging van de transversale beleidsaanpak De transversale beleidsaanpak in de VGC garanderen, gebeurt op verschillende manieren. Zo is het een opdracht van de cel Stedelijk Beleid om de interne transversale dynamiek te ondersteunen, waar dat mogelijk en relevant is. Voor het beheer en de coördinatie van het Stedenfonds werkt de cel Stedelijk Beleid nauw samen met de verschillende beleidsdirecties en de entiteiten. Ook voor de opvolging van de gewestelijke stedelijke herwaarderingsinstrumenten (bijvoorbeeld Duurzame Wijkcontracten) of Europese fondsen en projecten, is er een transversale samenwerking, om zo goed mogelijk te kunnen inspelen op de grote diversiteit aan financiële en inhoudelijke programma s. In de VGC wordt verder transversaal samengewerkt rond diverse beleidsthema s: Brede School, taalbeleid, armoedebestrijding, integratie, diversiteit, de gemeenschapscentra, multifunctionele infrastructuurprojecten waar verschillende voorzieningen samenkomen, brede jeugdhulponderwijs, inspraak en participatie, enzovoort. De interne transversale dynamiek wordt ook aangemoedigd via transversale werkgroepen in de VGC en door een Brusselvorming voor personeelsleden van de VGC. De transversale beleidsthema s die tijdens de huidige legislatuur centraal staan, werden opgenomen in de transversale beleidsnota Stedelijk Beleid, Communicatie en Media van het College van de VGC. De cel Stedelijk Beleid vervult verder algemene transversale opdrachten voor de VGC, met thema s die de scope van één beleidsdomein overschrijden. Voorbeelden zijn de opvolging van de nieuwe transversale beleidsthema s, de coördinatie en (ondersteuning bij) de redactie van horizontale, strategische beleidsteksten zoals vraagstukken rond institutionele aspecten die één beleidsdomein overschrijden, de jaarlijkse beleidsverklaringen van de VGC, ondersteuning bij het bestuursakkoord, aanbevelingsrapport van de administratie, transversale beleidsnota s en - plannen. Verder staat de cel Stedelijk Beleid ook in voor een project rond Roma-stewards en een Europees Romaproject (via het Europees Sociaal Fonds Vlaanderen). Stimulering van de samenwerking met andere overheden vanuit de cel Stedelijk Beleid In het kader van haar diverse bevoegdheden werkt de VGC samen met verschillende overheden: de Vlaamse Gemeenschap, de 19 Brusselse gemeentebesturen, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke en de Franse Gemeenschapscommissie De cel Stedelijk Beleid volgt voor de VGC het gewestelijke stadsvernieuwingsbeleid op en heeft contact met de coördinerende diensten van het Gewest, waaronder het Agentschap voor Territoriale Ontwikkeling (ATO), de directies Stadsplanning en Stadsvernieuwing van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel (GOB), de Brusselse Bouwmeester Voor de opvolging van de Duurzame Wijkcontracten werkt de cel Stedelijk Beleid samen met het Nederlandstalige werkveld in Brussel, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Brusselse gemeenten. De cel Stedelijk Beleid (effectief) en de gemeenschapscentra (plaatsvervangend) vertegenwoordigen de VGC in de wijkcommissies van de Duurzame Wijkcontracten. Zij informeren en ondersteunen het werkveld om zo het aandeel van Nederlandstalige projecten in de programma s van de Duurzame Wijkcontracten te vergroten. Op lokaal niveau onderhoudt de cel Stedelijk Beleid contacten met de Nederlandstalige schepenen, de schepenen bevoegd voor 18

23 Duurzame Wijkcontracten en Stadsontwikkeling en de gemeentelijke diensten bevoegd voor Nederlandstalige aangelegenheden, Stadsrenovatie en Wijkontwikkeling. De ondersteuning van de cel Stedelijk Beleid in de Duurzame Wijkcontracten resulteerde de voorbije jaren in een reeks Nederlandstalige initiatieven die werden opgenomen in de programma s van de Duurzame Wijkcontracten. Deze aanpak zorgde bijgevolg ook voor bijkomende middelen voor Nederlandstalige initiatieven in de betrokken wijken. De voorbije periode bouwde de VGC expertise op rond het beleidsinstrument Vlaamse stadsvernieuwing, via een stadsvernieuwingsproject in de Kanaalzone. Dat leidde in de periode tot een voorstudie en een conceptstudie voor een stadsvernieuwingsproject op de sites van Abattoir nv en de Erasmushogeschool Brussel. De kennis die via de voorstudie en de conceptstudie werd opgebouwd, zorgt voor een interessante wisselwerking tussen de Brusselse en de Vlaamse aanpak rond stadsvernieuwing. Voor de uitwerking van het stadsvernieuwingsproject werkt de cel Stedelijk Beleid samen met het team Stedenbeleid (en het regieteam Stadsvernieuwing) van de Vlaamse Gemeenschap, de gemeente Anderlecht (waar het stadsvernieuwingsproject ligt) en verschillende instanties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De VGC volgt ook de recente evoluties in het beleid rond stadsontwikkeling en territoriale planning (Planningsbureau, Stadsvernieuwingscontracten) van nabij op. Dat is belangrijk voor een betere wisselwerking tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de VGC en het Nederlandstalige Brusselse werkveld. De cel Stedelijk Beleid vertegenwoordigt de VGC in de raad van bestuur van het ATO en werkt mee aan een wederzijdse informatie-uitwisseling, bijvoorbeeld door vertegenwoordiging in technische comités bij studies van het ATO, via workshops en studiedagen. Ook het nieuwe gewestelijke beleid over territoriale planning en stadsontwikkeling wordt opgevolgd, onder andere door een analyse van beleidsmatige kaders, relevante beleidsteksten en ordonnanties. Het is de ambitie om ook met de nieuwe strategische beleidsinstrumenten van het Gewest (de Stadsvernieuwingscontracten, het Brussels Planningsbureau) die stilaan uit de startblokken komen, goed samen te werken. Op het Vlaamse niveau onderhoudt de cel Stedelijk Beleid regelmatige contacten met het Vlaamse team Stedenbeleid van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur (ABB) (ambtelijk overleg, Thuis/Slim in de Stad-prijs, oproep innoverende stadsprojecten ). Mede dankzij de samenwerkingsovereenkomst met het Kenniscentrum Vlaamse Steden (KCVS), ontwikkelde de cel een uitgebreid netwerk met de 13 Vlaamse centrumsteden en wisselt zij vlot informatie met hen uit. De VGC is via de cel Stedelijk Beleid vertegenwoordigd in het dagelijks bestuur van het KCVS en werkt ook mee aan wederzijdse informatie-uitwisseling, bijvoorbeeld door vertegenwoordiging in diverse stuurgroepen van studies van het KCVS, door mee te werken aan of te participeren aan workshops en studiedagen, enzovoort. In het kader van haar Europawerking bouwde de cel Stedelijk Beleid een uitgebreid netwerk uit met verschillende instanties, zoals EFRO Brussel, het Vlaamse Europees Verbindingsagentschap (Vleva), ESF-Agentschap Vlaanderen, Europese Commissie, Kenniscentrum Sociaal Europa (KCSE), KCVS en tal van andere Europese steunpunten. Forum met stedelijke actoren Elk jaar organiseert de cel Stedelijk Beleid diverse fora en bijeenkomsten naar aanleiding van de Duurzame Wijkcontracten. Ook voor het stadsvernieuwingsproject Abattoir-Erasmushogeschool werden verschillende bijeenkomsten gehouden met tal van actoren (Gewest, gemeente Anderlecht, middenveldorganisaties, enzovoort). Een ambitie die in het kader van het stedelijk beleid werd vooropgesteld, was de uitbouw van een meer structurele Europawerking. Dat komt onder meer aan bod in de beleidsnota Stedelijk 19

24 Beleid, Communicatie en Media Sinds eind 2013 maakt de cel Stedelijk Beleid daar extra werk van. Zo verkende zij de mogelijkheden om Europese fondsen te verwerven, voor de VGC en voor het Nederlandstalige werkveld. Dat deed ze in de aanloop naar een nieuwe Europese planningsperiode Deze verkenningsperiode resulteerde in de uitbouw van een Europawerking binnen de VGC. Dankzij haar Europawerking houdt de VGC de vinger aan de pols via Europese contacten en netwerking, zorgt ze voor een actieve informatiedoorstroming, sensibilisering, kennisopbouw en -spreiding zowel binnen de VGC als naar het Nederlandstalige Brusselse werkveld. Dat doet ze via mailings, regelmatige updates van projectmogelijkheden op de website vgc.be, ondersteuning op maat en studiedagen of informatiemomenten. Zo organiseerde de cel Stedelijk Beleid op 15 mei 2014 een grootschalig infomoment over Europese subsidieprogramma s binnen de nieuwe Europese beleidsperiode ( ) voor de VGC-administratie en voor Nederlandstalige organisaties in Brussel. Daar kwamen ruim honderd deelnemers op af. Op dat infomoment kwam onder meer de lancering aan bod van het nieuwe EFRO programma van het Gewest. Deze actie leidde, voor het eerst in de geschiedenis van de VGC, tot een significant aandeel Nederlandstalige EFRO-projecten in Brussel. Begin 2016 vond een tweede grootschalige informatiedag plaats over een hele reeks Europese programma s. De VGC biedt organisaties ondersteuning bij de opmaak van Europese projectdossiers. Ze staat ook zelf in voor het ontwikkelen en opvolgen van Europese projecten en programma s: ESF Vlaanderen (Romawerking), EFRO Brussels Hoofdstedelijk Gewest (projecten rond de verbouwing van GC De Vaartkapoen), Erasmus+ (uitwisselingsprogramma), enzovoort. Implementatie van een visietekst armoede en een armoedetoets Visietekst Armoedebestrijding De visietekst Armoedebestrijding van de VGC werd op 23 maart 2014 goedgekeurd door het College. De VGC stelt in haar transversale armoedebestrijdingsbeleid participatie en empowerment van de doelgroep centraal. In de VGC-visietekst Armoedebestrijding werden de doelstellingen van het armoedebestrijdingsbeleid bepaald. Armoedetoets op maat van de VGC De VGC-visietekst Armoedebestrijding bepaalt dat er een armoedetoets komt (de VGCarmoedetoets werd door het College goedgekeurd op 28 januari 2016). Het Brussels Platform Armoede (BPA) werd betrokken bij de opmaak van de armoedetoets als referentie-organisatie voor ervaringsdeskundigen en kreeg de opdracht om samen met de VGC-administratie een armoedetoets uit te werken. Het BPA ondersteunt acties in de diverse beleidsdomeinen om de participatie van mensen in armoede aan het Nederlandstalige aanbod te vergroten. Daarnaast stelde de VGC ook een opgeleide ervaringsdeskundige aan in het Onderwijscentrum Brussel voor interne begeleiding, inbreng bij vormingen, materialen en concepten. Daarmee werden de fundamenten voor de armoedetoets gelegd. Samenwerking met andere Brusselse overheden Via het Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en Gewesten betreffende de bestendiging van het armoedebeleid (5 mei 1998) en de Ordonnantie betreffende het opstellen van het armoederapport van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (20 juli 2006) is de VGC een structurele partner in het Brusselse armoedebestrijdingsbeleid. In 2015 heeft de VGC haar goedkeuring gegeven aan het Protocolakkoord gesloten tussen de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de Colleges van de drie Brusselse Gemeenschapscommissies voor een gezamenlijk beleid inzake de strijd tegen armoede en sociale ongelijkheden. De VGC formuleerde zelf ook Strategische keuzes van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de opmaak van de Brusselse Beleidsnota Strijd tegen armoede en sociale ongelijkheden

25 en bezorgde die aan de Permanente IKW Armoede. Dit document is een bijdrage van de VGC aan de toekomstige Brusselse beleidsnota armoedebestrijding, Samenwerking met vertegenwoordigers van de doelgroep De VGC subsidieert sinds januari 2015 het Brussels Platform Armoede, om expertise te leveren rond armoede en om mensen in armoede meer te laten deelnemen aan het gemeenschapsbeleid. Het Platform doet dat via de 7 erkende Brusselse verenigingen waar armen het woord nemen. De VGC werkte samen met het Team voor Advies en Ondersteuning (TAO) van De Link voor de advisering en de ondersteuning van het kinderarmoedebestrijdingsplan. Lokale netwerkontwikkeling op wijkniveau De VGC investeert in een uitgebreid netwerk van Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen, ingebed in de diverse Brusselse wijken. Om onder andere de wijk- of buurtbetrokkenheid en het omgevingsgerichte werken bij deze gemeenschapsvoorzieningen te stimuleren, investeert de VGC in de lokale netwerkontwikkeling van de 22 gemeenschapscentra, 28 Brede Scholen, 19 lokale dienstencentra, enzovoort (zie ook verder). De VGC ontwikkelde in 2015 ook een nieuw beleidskader voor de subsidiëring van vier geïntegreerde wijkwerkingen. De vier geïntegreerde wijkwerkingen zijn lokaal ingebedde gemeenschapsvoorzieningen die in vier Brusselse wijken investeren in netwerkontwikkeling. De VGC subsidieert de volgende organisaties: Buurtwerk Chambéry (Laag-Etterbeek), De Buurtwinkel (Anneessenswijk Brussel), Wijkpartenariaat Brabantwijk (Schaarbeek) en Buurthuis Bonnevie (Oud-Molenbeek). De geïntegreerde wijkwerkingen zijn pluralistische Nederlandstalige ankerpunten in kansarme buurten en transitiebuurten. Zij ontwikkelen een gebiedsgerichte werking die beleidsdomeinen en bevoegdheidsniveaus verbindt, met een focus op sociale wijkontwikkeling en armoedebestrijding. De geïntegreerde wijkwerkingen realiseren hun opdrachten vanuit een samenspel tussen de eigen deelwerkingen en de lokale netwerkactoren. 21

26 Operationele doelstelling 1.2: De VGC versterkt de kwaliteit van het bestuur door te investeren in de wetenschappelijke onderbouw van het beleid en een brede ontsluiting van kennis en informatie. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 Verzameling en verwerking van beleidsrelevante informatie en gericht wetenschappelijk onderzoek (meetfactor: overzicht beleidsrapporten, presentatie rapporten aan andere partners en instellingen) de prestatie is behaald Creatie van instrumenten om het bereik van het aanbod m.b.t. de Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen statistisch correct op te volgen (meetfactor: overzicht bereik van het Nederlandstalige aanbod, overzicht nieuwe meetinstrumenten en overzicht planning tot 2018) Ontwikkelen van meetindicatoren en -instrumenten op het gebied van diversiteit en m.b.t. het effectieve bereik van maatschappelijk kwetsbare doelgroepen/(kans)armoede (meetfactor: overzicht nieuwe meetinstrumenten) Ontwikkelen en ontsluiten van gegevens m.b.t. het socio-demografische profiel en publieke voorzieningen op wijkniveau in functie van het uitwerken van een omgevingsgerichte programmatie van gemeenschapsvoorzieningen (meetfactor: wijkfiches) de prestatie is behaald de prestatie is behaald de prestatie is behaald Korte stand van zaken: Verzameling en verwerking van beleidsrelevante informatie en gericht wetenschappelijk onderzoek Op dit vlak bestond al een goed functionerende werking, en die werd voortgezet. De Meet- en Weetcel ondersteunt de verschillende beleidsdirecties bij het voeren van wetenschappelijk onderzoek. Een overzicht van opdrachten waarvoor de Meet- en Weetcel ondersteuning bood: onderzoek naar professionalisering in de sportsector, cartografie van de Brusselse Nederlandstalige kinderopvang (derde meting), onderzoek naar de collectieregistratie en het collectiebeleid bij Brusselse musea, onderzoek naar telewerken bij het VGC-personeel, onderzoek naar de impact van Brede School in Brussel, bevraging van cultuurfunctionarissen over het lokaal cultuurbeleid, een onderzoek naar de effectiviteit en de efficiëntie van het Onderwijscentrum Brussel, een bevraging over de zwembadinfrastructuur bij Brusselse scholen De resultaten van de diverse onderzoeken worden gepubliceerd op het VGC-intranet, om kennisdeling te bevorderen. De Meet- en Weetcel ondersteunt ook de meet- en analyseactiviteiten in de VGC door kwantitatieve en kwalitatieve informatie te ontsluiten binnen de VGC-administratie en door de wetenschappelijke onderbouw van het beleid mee vorm te geven. Vaak gebeurt dat met omgevingsanalyses. De cel geeft daarnaast advies bij het opstellen van meetinstrumenten en vragenlijsten, bij het formuleren van indicatoren bij doelstellingen, enzovoort. 22

27 De VGC investeerde ook in degelijke technologie om via het web of via gestructureerd data te verzamelen. Die digitale vorm van dataverzameling levert snel kwaliteitsvolle resultaten op en wordt steeds vaker ingezet in de administratie. De Meet- en Weetcel ondersteunt het gebruik en de implementatie van deze online enquêtetool. Sinds 2015 maakt de Meet- en Weetcel ook werk van datavisualisering als communicatiemiddel voor beleidsinformatie. Geostatistische rapporten, infografieken en kaarten worden gemaakt en gebruikt voor een beleidsrelevante datarapportering (zo ook de beschrijving van de maatschappelijke effecten (zie verder). Die manier om data te verwerken en te ontsluiten maakt informatie visueel bevattelijker. De beleidsdirecties vragen in hun rapporten steeds vaker datavisualiseringen, met een bijzondere voorkeur voor georapportering. De kennis en de documentatie die de Meet- en Weetcel verzamelt, bewerkt, bewaart en verspreidt, is onder meer een resultaat van structurele samenwerking met organisaties en administratieve diensten. Op die manier wordt veel expertise uitgewisseld. De participatie van de Meet- en Weetcel in structuren over data-uitwisseling en statistiek bevordert de toegang tot en de kennis van relevante statistieken. Creatie van instrumenten om het bereik van het aanbod m.b.t. de Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen statistisch correct op te volgen Op dit vlak werden verschillende inspanningen geleverd. In de eerste plaats maakte de VGC werk van een structurele data-uitwisseling met de Vlaamse overheid voor het Nederlandstalige aanbod voor kinderopvang en onderwijs. Met Kind en Gezin en het Departement Onderwijs werd er een structureel akkoord afgesloten over de uitwisseling van gegevens die het bereik en de kenmerken van de populatie beschrijven. Daarnaast werd de VGC-februaritelling (= een telling van de leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel) verfijnd via een gestructureerde manier van online dataverzameling. Die wordt nog verder op punt gesteld in de loop van Ook voor het bereik van de gemeenschapscentra kwam er een statistisch meer sluitende opvolging. Dankzij de implementatie van YesPlan in de gemeenschapscentra in 2014 konden de gegevens van de deelnemers op een uniforme manier worden geregistreerd. Bedoeling is om in 2016 een automatische rapportering op te bouwen van analyses van de gegevens uit de centrale databank van YesPlan. De Meet- en Weetcel neemt daarin een ondersteunende rol op, met het oog op een maximale bruikbaarheid van de gegevensontsluiting. Ontwikkelen van meetindicatoren en -instrumenten op het gebied van diversiteit en m.b.t. het effectieve bereik van maatschappelijk kwetsbare doelgroepen/(kans)armoede Op het vlak van het meten van diversiteit en het bereik van kwetsbare doelgroepen, worden continu activiteiten ondernomen. In de eerste plaats wordt gekozen voor goede bestaande instrumenten en indicatoren, eerder dan volledig nieuwe instrumenten te creëren. Die instrumenten en indicatoren worden beoordeeld op hun cijferkwaliteit en hun informatiewaarde. Zo worden vaste sets van betrouwbare indicatoren opgebouwd, voor herhaald gebruik door tijd en ruimte. Een van de meest kwetsbare doelgroepen, namelijk kinderen in armoede, werd bijvoorbeeld aan de hand van een omgevingsanalyse zeer uitvoerig beschreven in het beleidsplan kinderarmoedebestrijding van de VGC. Maar naast de ontwikkeling van zulke sets indicatoren voor een doelgroep, wordt ook gebruikgemaakt van indicatoren over kansarmoede in onderwijs en kinderopvang (via data-uitwisseling). Het vergt daarnaast voortdurende aandacht om in de bestaande registratiesystemen van de VGC betrouwbare metingen van kwetsbare doelgroepen in te passen. 23

28 Ontwikkelen en ontsluiten van gegevens m.b.t. het socio-demografische profiel en publieke voorzieningen op wijkniveau in functie van het uitwerken van een omgevingsgerichte programmatie van gemeenschapsvoorzieningen Het ontwikkelen en ontsluiten van omgevingsinformatie op wijkniveau, werd vervolledigd in 2014 via statistische beschrijvingen van de Brusselse wijken in wijkfiches (een samenwerking met Cosmopolis/VUB). In totaal werden meer dan 120 fiches opgemaakt die omgevingskenmerken van de Brusselse wijken beschrijven die relevant zijn voor het VGC-beleid. In het kader van Wonen in Brussel werden deze fiches gepubliceerd op de website van de VGC. De fiches zijn momenteel statische documenten, maar ze zullen vervangen worden door interactieve rapporten. Door geostatistische rapportering online verder uit te bouwen zal er vanaf 2016 meer informatie op wijkniveau beschikbaar zijn. 24

29 1.2. Strategische doelstelling 2. De VGC verhoogt de leefkwaliteit van kinderen, jongeren en jonge gezinnen in de stad door het uitbouwen van een breed aanbod van Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen. Operationele doelstelling 2.1: De VGC creëert maximale ontwikkelingskansen voor kinderen en jongeren via formeel en informeel leren en via het stimuleren van een brede leer- en leefomgeving. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 Ondersteuning van initiatieven die een de prestatie is behaald stimulerende formele en informele leeromgeving bieden aan kinderen en jongeren uit het Nederlandstalig onderwijs en die inzetten op acties ter bevordering van het gebruik van het Nederlands buiten de school(m)uren (meetfactor: overzicht initiatieven, bereikte kinderen en jongeren, betrokken derden) Ondersteuning van de erkende Brede Scholen bij het uitbouwen van een wijkgericht en geïntegreerd netwerk dat kinderen en jongeren, en in het bijzonder maatschappelijk kwetsbare doelgroepen, maximale ontwikkelingskansen biedt (meetfactor: overzicht ondersteunde en begeleide initiatieven, overzicht acties, overzicht partners in het netwerk) Begeleiding door het Onderwijscentrum Brussel van de Brede Scholen en van de speelpleinen van de Nederlandstalige scholen in Brussel bij het creëren van een brede leef- en leeromgeving voor kinderen en jongeren (meetfactor: overzicht ondersteunde en begeleide initiatieven, overzicht acties) Ondersteuning van speelplaatswerking in relatie tot brede school (meetfactor: overzicht ondersteunde en begeleide initiatieven, overzicht acties) de prestatie is behaald de prestatie is behaald de prestatie is behaald Korte stand van zaken: Ondersteuning van initiatieven die een stimulerende formele en informele leeromgeving bieden aan kinderen en jongeren uit het Nederlandstalig onderwijs en die inzetten op acties ter bevordering van het gebruik van het Nederlands buiten de school(m)uren Opleiding begeleidsters kinderopvang CVO Brussel organiseert de opleiding begeleid(st)er buitenschoolse kinderopvang om de naschoolse kinderopvang van de Brusselse scholen te professionaliseren. De inhoud van de cursus is afgestemd op de noden van de Brusselse scholen. In het schooljaar zijn 20 cursisten gestart, van wie er 12 zijn afgestudeerd. In zijn 13 cursisten gestart. 25

30 Deeltijds kunstonderwijs In het kader van Stedenfonds III sluiten de VGC en de vzw Samenwerkingsplatform Deeltijds Kunstonderwijs Brussel (SDKO) sinds 2014 jaarlijks een overeenkomst af voor een kunstinitiatieproject. Het project omvat initiatielessen muziek en woord voor min 8-jarigen, en een globale werking naar min 12-jarigen in samenwerking met reguliere basisscholen, zowel binnen als buiten de reguliere lestijden. De bedoeling van het project is om drempelverlagend te werken en om ook kansarme kinderen via deze kunstinitiatie hun talenten te laten ontwikkelen en naar het DKO toe te leiden. Bij de kunstinitiatielessen waren in in totaal 787 leerlingen betrokken die les kregen op 35 verschillende locaties gespreid over 8 gemeenten. Ondersteuning van de erkende Brede Scholen bij het uitbouwen van een wijkgericht en geïntegreerd netwerk dat kinderen en jongeren, en in het bijzonder maatschappelijk kwetsbare doelgroepen, maximale ontwikkelingskansen biedt In 2015 ondersteunde de VGC 28 Brede Scholen in Brussel. Deze Brede Scholen worden niet alleen financieel ondersteund, ze krijgen ook inhoudelijke ondersteuning van het Onderwijscentrum Brussel (OCB). Dat om de kwaliteit van hun werkingen te bewaken en te versterken. De Brede Scholen werken inhoudelijk rond vijf kernaspecten voor de maximale ontwikkeling van kinderen en jongeren: talentontwikkeling en plezier, veiligheid, gezondheid, maatschappelijke participatie en voorbereiding op de toekomst. Afhankelijk van de lokale context, ontwikkelt elke Brede School jaarlijks een actieplan, met daarin een omgevingsanalyse, de doelstellingen en de geplande acties. Deze actieplannen bevatten ook een overzicht van de lokale partners die deel uitmaken van de stuurgroep van de Brede School en met wie de Brede Scholen samenwerken. Het gaat om diverse partners uit de verschillende beleidsdomeinen van de VGC. Begeleiding door het Onderwijscentrum Brussel van de Brede Scholen en van de speelpleinen van de Nederlandstalige scholen in Brussel bij het creëren van een brede leef- en leeromgeving voor kinderen en jongeren Naast de financiële ondersteuning, werden alle Brede Scholen ook inhoudelijk ondersteund door het Onderwijscentrum Brussel, zowel via individuele coaching als via een groepsaanbod. Deelnemen aan dit ondersteuningsaanbod is een subsidievoorwaarde. De coaching op maat (minimaal 2 contactmomenten) omvat de begeleiding van de 28 bredeschool-coördinatoren bij de ontwikkeling van hun Brede School op het vlak van inhoud, praktijk en organisatie en proces. Het groepsaanbod bestaat uit een basisaanbod voor startende coördinatoren en een verdiepend aanbod voor coördinatoren die al langer aan de slag zijn. Het OCB betrekt de coördinatoren en hun netwerken bij het bovenlokaal aanbod voor externe partners, zoals introducties tot het concept Brede School, stagemogelijkheden Het OCB verzamelt deze informatie in een jaarlijkse ondersteuningsbrochure voor de Brede Scholen. In werd van bredeschoolcoördinatoren verwacht dat ze, naargelang hun ervaring, een minimum aantal dagen deelnamen aan het groepsaanbod: - startende bredeschool-coördinatoren: minimaal 5 dagen - bredeschool-coördinatoren in een Brede School die startte in 2014: minimaal 4,5 dagen - ervaren bredeschool-coördinatoren: minimaal 4 dagen In 2015 ontwikkelde de VGC een vernieuwd concept voor de speelpleinwerking in Brussel. Het uitgangspunt daarbij is een rijk en gevarieerd spel- en speelaanbod, dat bijdraagt tot de maximale ontwikkelingskansen van de kinderen en jongeren uit het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Door de speelomgeving te verbreden en te versterken creëert deze werking in het bijzonder voor kinderen met een zwakkere sociaaleconomische en/of anderstalige achtergrond de kans om niet-schoolse competenties te ontwikkelen, kennisverlies tijdens de vakantieperiodes tegen te gaan en ongelijkheid te verminderen. Het nieuwe concept werd voor het eerst gerealiseerd in de zomer van speelpleinen in 11 Brusselse gemeenten ontvingen in totaal 26

31 2.308 unieke kinderen voor minstens een week. In totaal werden plaatsen gecreëerd en werden er effectief ingevuld (94,94%). 418 gemotiveerde animatoren vingen de kinderen op en presteerden samen animatorweken. De school is lokaal de draaischijf van de nieuwe werking. Het Onderwijscentrum Brussel (OCB) staat in voor de kwaliteitsondersteuning en de deskundigheidsbevordering van initiatiefnemers en begeleiders. Concreet gaat het onder meer over het ontwikkelen van inhouden, vorming, coaching en ondersteuning van de (hoofd)animatoren, coördineren van acties en projecten, monitoren en feedback geven. Ondersteuning van de speelplaatswerking in relatie tot Brede School De opdracht van vzw Walala binnen Stedenfonds III is om schoolteams, Brede Scholen en speelpleinwerkingen te ondersteunen om, via spel, de specifieke leerkansen aan te grijpen die de Brusselse grootstedelijke context biedt. Bedoeling is om de slaagkansen en het welbevinden van kinderen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel te verhogen. De werking heeft als doel een rijke en krachtige leeromgeving rond het kind te creëren waarbij brede competenties aangesproken en ontwikkeld worden, met als middel: spel binnen en buiten de school(m)uren. In het schooljaar ondersteunde Walala 14 scholen inhoudelijk. Voor 10 scholen gebeurde dat in het kader van hun subsidiedossier BuitenSpel. De VGC kent deze investeringssubsidies toe voor de herinrichting van speelplaatsen, in het kader van SD5-OD1 van de beleidsovereenkomst Stedenfonds. In zal de vzw 22 scholen begeleiden. De ondersteuning heeft betrekking op verschillende werkdomeinen, afhankelijk van de school: visie, speelruimte/grondplan, organisatie/afspraken/samenspel en/of spelprikkels (spelvormen, spel en taal, materialen, speelhoeken en -zones, creatief en natuur). 27

32 Operationele doelstelling 2.2: De VGC zorgt voor de verdere uitbouw van een fijnmazig en behoeftedekkend aanbod van Nederlandstalige gezinsvoorzieningen gericht op kinderen (0-12 jaar) met aandacht voor een evenwichtig opnamebeleid. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 Capaciteitsuitbreiding inkomensgerelateerde de prestatie is behaald kinderopvang van baby s en peuters (meetfactor: aantal bijkomende erkende/gesubsidieerde opvangplaatsen, stand van zaken evolutie van de Nederlandstalige dekkingscoëfficiënt per gemeente, overzicht bereik (kwetsbare) gezinnen) Capaciteitsuitbreiding buitenschoolse kinderopvang (meetfactor: aantal bijkomende erkende/gesubsidieerde opvangplaatsen, stand van zaken uitbreiding, overzicht bereik (kwetsbare) gezinnen, aantal en aard van de samenwerkingsverbanden van de initiatieven buitenschoolse opvang (IBO)) Projecten en initiatieven op het vlak van toegankelijkheid, brede school en/of ontmoeting in het beleidsdomein Gezin (meetfactor: overzicht acties, overzicht bereik (kwetsbare) gezinnen, aantal en aard van de samenwerkingsverbanden van de Huizen van het Kind) Onderzoek haalbaarheid opstart pilootproject geïntegreerde kleuteropvang/kleuteronderwijs (meetfactor: resultaten onderzoek) de prestatie is behaald de prestatie is behaald de prestatie zal gehaald worden op 30/06/2016 Korte stand van zaken: Capaciteitsuitbreiding inkomensgerelateerde kinderopvang van baby s en peuters Onderstaande tabel bevat een overzicht van de met Stedenfondsmiddelen gesubsidieerde kindplaatsen eind Op 1 juni 2016 nam Kind en Gezin de financiering van al deze inkomensgerelateerde plaatsen over. Er is een nieuwe overeenkomst in de maak tussen Kind en Gezin en de VGC over de overname van kindplaatsen die initieel met middelen uit het Stedenfonds gesubsidieerd worden. Daarnaast komt er een nieuwe Cartografie III van de Nederlandstalige Gezinsvoorzieningen in Brussel, de oplevering is voorzien in april In opvolging van de uitbreiding door Kind en Gezin en de nieuwe Cartografie zal een oproep gelanceerd worden om met de middelen van het Stedenfonds ongeveer 120 kindplaatsen te realiseren in 2016 en A rato dat Kind en Gezin deze plaatsen overneemt, worden de middelen opnieuw in de kinderopvang geïnvesteerd, waardoor het totaal aantal plaatsen gerealiseerd binnen deze Stedenfondsperiode nog hoger zou kunnen zijn. 28

33 Naam Organisator Gemeente Het Molentje De Molenketjes vzw Sint-Jans-Molenbeek 9 Het Mezennestje/ Sint-Lutgardisinstituut vzw Ganshoren 8 Bammeke De Klaproos Gemeente Anderlecht Anderlecht 6 De Kollebloem Sint-Goedele Brussel vzw Etterbeek 6 Joost-e-Fien Gemeente Sint-Joost-ten-Node Sint-Joost-ten-Node 3 Robbedoes KDV Lutgardisschool Elsene vzw Schaarbeek 3 Nieuwkinderland KDV Lutgardisschool Elsene vzw Brussel 3 Kinderdroom Kinderdroom Evere vzw Evere 3 t Sloeberke Lutgardisscholen Brussel vzw Oudergem 3 Harlekijntje Sint-Goedele Brussel vzw Jette 3 Ukelele Ukelele vzw Oudergem 2 Ukkepuk-VRT Ukkepuk-VRT vzw Schaarbeek 2 Totaal 51 Aantal plaatsen Stedenfonds Capaciteitsuitbreiding buitenschoolse kinderopvang Volgende organiserende besturen krijgen sinds 2012, met middelen van het Stedenfonds, ondersteuning voor de opstart of uitbreiding van hun Initiatief Buitenschoolse Opvang (IBO), in afwachting van overname van de subsidiëring door Kind en Gezin: - Vzw De Buiteling voor de opstart van de vestigingsplaats De Buiteling Nieuwland (Brussel) met 40 equivalent volle kindplaatsen; - Vzw Felies voor de opstart van IBO Helmet (Schaarbeek) met 21 equivalent volle kindplaatsen; - Vzw Sint-Goedele Brussel voor de opstart van IBO Stroomopwaarts met een vestigingsplaats in Laken en een vestigingsplaats in Etterbeek (samen 42 equivalent volle kindplaatsen); - Vzw Vlaams Gemeenschapsbeleid Anderlecht voor de capaciteitsuitbreiding van hun vestigingsplaats KIK Odon met 9 equivalent volle kindplaatsen. Deze plaatsen werden gecontinueerd gezien geen enkele uitbreidingsplaats reeds overgenomen werd door Kind en Gezin. Bijkomend werd een initiatief voor inclusieve buitenschoolse opvang gefinancierd met middelen uit het Stedenfonds als proefproject, zijnde Toekan. Kinderen met specifieke behoeften worden naschools opgevangen in dit initiatief. Er wordt onderzocht hoe dit project duurzaam kan verankerd worden. In het kader van de subsidies voor Buurtgerichte werking van de Initiatieven Buitenschoolse Kinderopvang in Brussel worden deze initiatieven gestimuleerd om zich in te schrijven in Brede Scholen en het Huis van het Kind indien een opportuniteit zich voordoet. Daarnaast hebben alle IBO s een nest-/web-functie wat betekent dat zij sterk ingebed zijn in de wijk en tegelijk een rustpunt zijn voor kinderen na school. Uit de Cartografie van de Nederlandstalige gezinsvoorzieningen in Brussel blijkt dat de IBO s in Brussel een bezettingsgraad tussen 80% en 100% kennen en dat het bereik aan kwetsbare gezinnen die een uitzonderingstarief betalen om en bij de 55% van de totale capaciteit bedraagt. 29

34 Projecten en initiatieven op het vlak van toegankelijkheid, brede school en/of ontmoeting in het beleidsdomein Gezin De vzw Opvoeden in Brussel heeft ontmoetingsplaatsen Baboes op locaties in Schaarbeek, Sint- Gillis, Brussel en Laken. Deze worden allen gefinancierd met Stedenfondsmiddelen. Dit zijn ontmoetingsplaatsen voor ouders met jonge kinderen tot 4 jaar. In het kader van de evoluties omtrent het Huis van het Kind Brussel wordt onderzocht welke projecten omtrent toegankelijkheid, brede school en ontmoeting nodig zijn om tot een breed netwerk te komen van verschillende voorzieningen die gezinsondersteunend werken. De ontmoetingsplaatsen Baboes maken hier integraal deel van uit, maar kunnen aangevuld worden met andere opvoedingsondersteunende diensten in Brussel. Een meerjarenplan is in opmaak via het samenwerkingsverband Huis van het Kind Brussel. Aan de partners van het Huis van het Kind wordt gevraagd om de werking zo laagdrempelig mogelijk te maken voor kwetsbare gezinnen. In het kader van Kinderarmoedebestrijding worden bijkomende middelen voorzien om deze specifieke doelgroepen volgens het principe van proportioneel universalisme binnen de werking(en) te integreren (dit principe betekent dat de dienstverlening zich richt naar alle gezinnen. Waar kwetsbare doelgroepen ondersteund en bereikt dienen te worden, wordt meer energie, tijd en geld geïnvesteerd). Onderzoek haalbaarheid opstart pilootproject geïntegreerde kleuteropvang/kleuteronderwijs In september 2014 ging de eerste fase van het Educare-project (education en care) van start. Het project werd begeleid door de vzw VBJK. Een vooronderzoek werd uitgevoerd waarbij de knelpunten in de transitie thuis/kinderopvang naar de Nederlandstalige kleuterscholen in Brussel in kaart werden gebracht. Dit vooronderzoek werd eind 2015 afgerond. In november 2015 werd een verdiepend traject goedgekeurd met volgende doelstellingen: 1. Onderzoeken inspirerende praktijken: mogelijkheden en beperkingen voor Brussel? Er wordt een traject opgezet waarbij de klankbordgroep van Educare kennismaakt met inspirerende praktijken in binnen- en buitenland. 2. Ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie op doelstellingen, inhoud en aanpak van de warme overgang thuis/kinderopvang naar de Nederlandstalige kleuterschool in samenwerking met de klankbordgroep van Educare. De resultaten van de onderzoeks- en analysefase zullen beschikbaar zijn midden Op basis van een rapport dat dan gefinaliseerd wordt, zal beslist worden of de opstart van een of meerdere pilootprojecten hieromtrent opportuun en nuttig zou kunnen zijn. 30

35 Operationele doelstelling 2.3: De VGC zet zich in voor een verdere uitbouw van een gedifferentieerd en kwaliteitsvol Nederlandstalig vrijetijdsaanbod voor kinderen en jongeren met als doel hun talenten te ontwikkelen en keuzemogelijkheden en zelfredzaamheid te versterken. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 Verdere kwalitatieve uitbouw van het vrijetijds- de prestatie is behaald en vakantieaanbod van de verschillende deelwerkingen van vzw D BROEJ in kansarme wijken (meetfactor: overzicht acties m.b.t. kwalitatieve uitbouw en aantal gerealiseerde vrijetijds- en vakantie-initiatieven, overzicht bereikte kinderen en jongeren) Ondersteunen en stimuleren van experimentele initiatieven gericht op de ontwikkeling van een vrijetijdsaanbod voor jongeren (12+), vertrekkend vanuit de leefwereld en vragen van deze jongeren (meetfactor: overzicht initiatieven en ontwikkeling concept/methodiek voor bereik 12+ op basis van experimenten) de prestatie is behaald Korte stand van zaken: Verdere kwalitatieve uitbouw van het vrijetijds- en vakantieaanbod van de verschillende deelwerkingen van vzw D BROEJ in kansarme wijken De voorbije jaren is er vooral veel aandacht gegaan naar het bestuurlijk op poten zetten van de nieuwe fusie-vzw D BROEJ (De Brusselse Organisatie voor Emancipatie van Jongeren). De huidige werking van vzw D BROEJ bestaat uit een bovenlokale werking en 8 lokale werkingen verspreid over kansarme wijken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De 8 lokale werkingen voorzien een vrijetijdsaanbod na de schooluren, tijdens het weekend en in de vakantieperiodes. Ieder team realiseert haar werking met vrijwilligers, jeugdwerkers en een coördinator. De vereniging ontwikkelt deze initiatieven zowel rechtstreeks als via de uitbouw en ondersteuning van lokaal geïntegreerde jeugdwerkingen. Deze werkingen hebben als doel kinderen en jongeren sociaal weerbaar te maken en hen vaardigheden, houdingen en kennis aan te reiken die helpen bij de ontwikkeling van hun persoonlijkheid en de versterking van hun positie in de samenleving. De strategische lijnen waarop wordt gewerkt zijn: mede-eigenaarschap, coachen van vrijwilligers, integrale benadering van kinderen en jongeren, visieontwikkeling, sociale cohesie en het delen van expertise. D BROEJ is een begrip geworden met een ruim bereik dat beantwoordt aan een effectieve nood. De jeugdwerkingen van D BROEJ hanteren een registratiesysteem waarbij per activiteit het aantal kinderen en jongeren wordt geregistreerd, alsook de duur en het soort activiteit. Daarnaast wordt er ook relevante randinformatie over de kinderen en jongeren bijgehouden. In totaal werden er in activiteits-uren georganiseerd in de jeugdhuizen. Dat zijn de uren georganiseerde en geplande groepsactiviteiten. Individuele momenten horen daar niet bij. Tijdens die uren werden activiteiten georganiseerd. Het gaat voor 68% over ateliers: koken, theater, zwemmen, knutselen, enzovoort. Een atelier is een regelmatig georganiseerde activiteit. 14% bestaat uit ontmoetingsactiviteiten. Daaronder valt bijvoorbeeld een toonmoment van een filmatelier voor een groot publiek en verschillende opendeur-momenten en 31

36 instuifmomenten in de jeugdhuizen. In 2014 zijn de kinderen en jongeren van D BROEJ 177 dagen op kamp geweest en vonden er 426 activiteiten plaats tijdens vakantiedagen. 9% van de ateliers zijn gericht op ondersteuning voor school: huistaakbegeleiding, coaching, individuele hulp D BROEJ bereikt jaarlijks zo n kinderen en jongeren. Een gemiddelde activiteit heeft 23 deelnemers. De cijfers voor 2015 liggen in de lijn van deze van 2014, maar definitieve cijfers voor 2015 waren bij de redactie van dit rapport nog niet beschikbaar. Ondersteunen en stimuleren van experimentele initiatieven gericht op de ontwikkeling van een vrijetijdsaanbod voor jongeren (12+), vertrekkend vanuit de leefwereld en vragen van deze jongeren In oktober 2015 startte het jongerenfonds À Fonds, een fonds dat (Brusselse) jongeren tussen 12 en 26 jaar wil stimuleren hun culturele, artistieke, sociale, sportieve, creatieve of educatieve projecten te realiseren. Dit fonds is er niet zomaar gekomen. Een aantal voorbereidende stappen moest worden gezet: - een (beperkte) oproep naar jongeren via de sociale media tot het ontwerpen van een affiche en logo, bij wijze van test; - het aanspreken van deskundigen voor de jury; - de medewerking van de Jeugdraad en de bereidheid tot medewerking van de aanwezige partnerorganisaties. Deze voorbereidingen leverden een groeiende groep geïnteresseerde medestanders op, waardoor het initiatief voldoende draagkracht kreeg. Via een pers- en netwerkmoment voor intermediairen werd À Fonds gelanceerd. De start van de campagne gericht naar de individuele kinderen en jongeren gebeurde verder in het najaar van 2015 en loopt door in À Fonds is meer dan een subsidiereglement. Jongeren en hun projecten worden op verschillende vlakken ondersteund door de jeugddienst van de VGC. Deze ondersteuning kan materieel, logistiek, inhoudelijk of financieel zijn. De jongeren worden uitgenodigd voor een gesprek om samen op zoek te gaan naar het doel dat ze willen bereiken en wat ze daarvoor nodig hebben. De jongere kan ook een of meerdere verenigingen aanspreken voor ondersteuning. Een multidisciplinaire jongerenjury beoordeelt het projectvoorstel. Eind 2015 hebben de eerste twee experimentele initiatieven een subsidie ontvangen. Daarnaast werden in de korte looptijd verschillende individuele contacten gelegd die verder uitmonden in aanvragen die in 2016 behandeld worden. 32

37 1.3. Strategische doelstelling 3. De VGC versterkt de sociale mobiliteit en emancipatie van kansengroepen. Operationele doelstelling 3.1: De VGC werkt vanuit een integrale benadering van de leefen leercontext van de jongeren aan de preventie van schoolverzuim en schooluitval en de verhoging van de gekwalificeerde uitstroom in het Nederlandstalig onderwijs. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 Afstemming en waar mogelijk integratie de prestatie is behaald bestaande initiatieven in het kader van onderwijs en brede jeugdhulp met het oog op een verhoogde doelmatigheid (meetfactor: overzicht acties en stand van zaken) Ondersteuning van projecten en initiatieven ter preventie en bestrijding van schoolverzuim en schooluitval (meetfactor: overzicht initiatieven, overzicht acties, overzicht bereikte jongeren, resultaten) de prestatie is behaald Korte stand van zaken: Afstemming en waar mogelijk integratie bestaande initiatieven in het kader van onderwijs en brede jeugdhulp met het oog op een verhoogde doelmatigheid Ondersteuning van projecten en initiatieven ter preventie en bestrijding van schoolverzuim en schooluitval In 2007 startte de vzw Projectencentrum Don Bosco een project voor tijdelijk niet-schoolbare jongeren. In 2014 besloot de VGC om de strijd tegen vroegtijdige schooluitval verder uit te breiden door een breder en sterker draagvlak te creëren en een netoverschrijdende, pluralistische structuur uit te bouwen. De opdracht werd toevertrouwd aan de vzw Time-Out Brussel. Schooluitval voorkomen en herstellen situeert zich echter op het gedeelde terrein van Onderwijs en Welzijn en blijft dus een gedeelde verantwoordelijkheid. Sinds 1 juli 2015 is de werking van Netwerk Leerrecht Brussel, een complementair aanbod voor jongeren die (tijdelijk) geen aansluiting meer vinden in het reguliere onderwijs, in de vzw Time-Out Brussel ingebed. Vzw Time-Out Brussel voorziet een preventief en remediërend aanbod om jongeren die dreigen uit te vallen op school, terug aansluiting te doen vinden bij hun reguliere schoolloopbaan en/of doorstroom naar opleiding en arbeidsmarkt te faciliteren. Het programma biedt een antwoord op de dreigende of de voltrokken schooluitval en biedt ruimte voor een gedifferentieerde en geïndividualiseerde aanpak, op maat van de leerling en de school. Er wordt ondersteuning geboden aan de jongeren en de school, maar ook het netwerk rond de jongeren wordt aangesproken of geactiveerd. De werking richt zich prioritair tot jongeren die ingeschreven zijn in het gewoon of buitengewoon Nederlandstalig secundair onderwijs in Brussel, zowel voltijds als deeltijds. Op vraag kan ook bekeken worden wat de mogelijkheden zijn voor leerlingen uit het basisonderwijs. Voor elke leerling uit het Brussels Nederlandstalig secundair onderwijs die aangemeld wordt door het CLB (via het meldpunt), organiseert vzw Time-Out Brussel een ronde tafel waarop elke betrokkene die een mandaat heeft over de leer- en onderwijssituatie van de jongere wordt uitgenodigd. Na deze probleemverkenning wordt het vervolgtraject op maat hetzij opgenomen door de vzw zelf, hetzij doorverwezen naar andere partners én opgevolgd. Vzw Time-Out Brussel ontwikkelt daarnaast een contactpunt waar jongeren en ouders terecht kunnen met vragen 33

38 gerelateerd aan dreigende schooluitval. Vanaf januari 2016 werken deze projecten onder de naam Abrusco. Time-Out/Abrusco startte in begeleidingen op. In 2015 (periode januari-oktober) waren dit er 59. Hiervan werden 49 trajecten reeds afgerond. Het Netwerk Leerrecht (tot medio 2015 binnen de vzw Tonuso, daarna binnen de vzw Time-Out Brussel) kreeg in het schooljaar in totaal 56 aanmeldingen. 51 ronde tafels leidden tot 45 opgestarte trajecten, waarvan 3 in samenwerking met extra-time. In het schooljaar werden er 44 nieuwe aanmeldingen geregistreerd. Cursistenbegeleiding tweedekansonderwijs CVO Brussel In het tweedekansonderwijs (TKO) kunnen volwassenen die minimum achttien jaar oud zijn alsnog een volwaardig diploma van het secundair onderwijs behalen. In Brussel biedt Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO) Brussel het tweedekansonderwijs aan. Dat aanbod omvat onder andere volgende vakspecifieke richtingen: begeleider in de (buitenschoolse) kinderopvang, jeugd- en gehandicaptenzorg, verzorgende, secretariaatsmedewerker, boekhoudkundig bediende, PLC-technieker en elektriciteit. Cursisten moeten een vakspecifieke opleiding volgen in combinatie met de opleiding Algemene Vorming (die ook door CVO Brussel wordt aangeboden) in functie van het behalen van een volwaardig diploma secundair onderwijs. Het aantal cursisten in het tweedekansonderwijs groeit en verjongt jaar na jaar in zowat alle opleidingen. Vaak zijn het jongeren die vroegtijdig hebben afgehaakt in het regulier onderwijs en nood hebben aan extra psychosociale ondersteuning, advies of doorverwijzing naar externe hulpverlening. Ook een strikte opvolging en bijsturing van spijbelgedrag en orde- en tuchtproblemen blijkt nodig. CVO Brussel wil vermijden dat deze cursisten (opnieuw) afhaken in het tweedekansonderwijs en dus ongekwalificeerd uitstromen. CVO Brussel bouwde daarom zelf een cursistenbegeleiding uit, met financiële steun van de VGC. De begeleiding en ondersteuning door het CVO situeert zich onder andere op volgende terreinen: oriëntatie, studiebegeleiding, doorstroom naar de arbeidsmarkt of verdere opleidingen, aanpak problemen rond drugs en alcohol, ondersteunen van cursisten die in een situatie van kansarmoede verkeren. Verder staat de cursistenbegeleiding in voor het ontwikkelen en het opvolgen van individuele studietrajecten in samenwerking met de cursisten. Het aantal cursisten Algemene Vorming is gestegen van 285 in naar 327 in In het schooljaar deed 81% van deze cursisten beroep op de cursistenbegeleiding. 34

39 Operationele doelstelling 3.2: De VGC werkt aan een versterkte afstemming tussen onderwijs en beroepsopleiding in functie van een betere doorstroom naar tewerkstelling in het algemeen en naar knelpuntfuncties in het bijzonder. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 Ondersteuning van initiatieven en acties die jongeren toeleiden naar een opleiding in de zorgsector en zorgberoepen in Brussel (meetfactor: overzicht initiatieven, overzicht acties, overzicht bereikte instellingen, aantal bereikte jongeren, stand van zaken resultaten) de prestatie is behaald Ondersteuning van initiatieven en acties die jongeren toeleiden naar de lerarenopleiding en het leerkrachtenberoep in Brussel (meetfactor: overzicht initiatieven, overzicht acties, overzicht bereikte instellingen, aantal bereikte jongeren, stand van zaken resultaten) Ondersteuning van initiatieven die (toekomstige) leraren voorbereiden op de Brusselse context en die hen in staat stellen maatschappelijk kwetsbare leerlingen te versterken (meetfactor: overzicht initiatieven, overzicht acties, overzicht bereikte instellingen, stand van zaken resultaten) Ondersteuning van alternatieve leertrajecten en pilootprojecten voor maatschappelijk kwetsbare groepen in functie van de noden en de mogelijkheden van de arbeidsmarkt (meetfactor: overzicht initiatieven, overzicht samenwerkingsverbanden, registratie instroom, doorstroom en uitstroom, profiel deelnemers) Ondersteuning van taalondersteunende initiatieven om de arbeidsmarktkansen van anderstaligen en maatschappelijk kwetsbare doelgroepen te verhogen (meetfactor: overzicht initiatieven, overzicht acties, overzicht ondersteunde instellingen en organisaties) de prestatie is behaald de prestatie is behaald de prestatie is behaald de prestatie is behaald Korte stand van zaken: Ondersteuning van initiatieven en acties die jongeren toeleiden naar een opleiding in de zorgsector en zorgberoepen in Brussel De VGC ondersteunt het Huis voor Gezondheid voor de werking van het H-team en het V-team voor het toeleiden van jongeren naar een opleiding in de zorgsector en zorgberoepen in Brussel vanuit een globale aanpak. Het Huis voor Gezondheid Brussel promoot Brussel en haar zorgsector bij studenten en docenten in de Nederlandstalige (hoge)scholen voor zorgopleidingen in Brussel en de Rand. Het Huis voor Gezondheid besteedt hierbij aandacht aan het aantrekken van mensen met een migratieachtergrond naar zorgberoepen in Brussel. Het Huis voor Gezondheid doet dit door de campagne Ik ga ervoor uit te werken op maat van 35

40 Brussel en zet hiervoor lokale promotie-acties op. Daarnaast werkt het Huis voor Gezondheid aan de uitbreiding van het Stagementoraat Brussel tot een volwaardig platform waar overleg mogelijk is tussen directies verpleegkunde, begeleidingsverpleegkundigen en stagementoren van de Brusselse ziekenhuizen enerzijds en de scholen voor verpleegkunde anderzijds met het oog op het optimaliseren van kwalitatieve stageplaatsen en stagebegeleiding voor studenten verpleegkunde in Brussel. Het H-team werkt outreachend naar secundaire scholen in Brussel en de Rand (vnl. derde graad ASO en TSO) en zet in op de promotie van bachelor- en master-opleidingen voor gezondheidsberoepen, door het inzetten van gidsen uit ziekenhuizen en andere zorgsettings zoals de ouderenzorg in Brussel. Het H-team realiseerde in het schooljaar sessies (5 in ASO, 10 in TSO, 5 in BSO en 5 in een combinatie van ASO, TSO en BSO) voor 433 leerlingen in 13 scholen. 12 sessies vonden plaats in Brusselse scholen en 13 in de Vlaamse Rand. Er werden 9 klassikale inleefmomenten in een zorginstelling georganiseerd. Het V-team promoot zorgopleidingen voor de thuiszorg, woonzorgcentra en de kinderopvang en richt zich specifiek op scholen en leerlingen uit de eerste graad van het beroepsonderwijs. Het V- team volgt de situatie van de verzorgenden in Brussel actief op en faciliteert de expertiseuitwisseling tussen de Brusselse zorgsector en het beroepssecundair onderwijs. Het V-team realiseerde in het schooljaar sessies voor 172 leerlingen, gespreid over 5 scholen (van de 9 beoogde scholen in Brussel). Ondersteuning van initiatieven en acties die jongeren toeleiden naar de lerarenopleiding en het leerkrachtenberoep in Brussel Ketjes met Talent : educatief traject in het kader van de campagne Lesgeven in Brussel (september 2014 juni 2015) In het schooljaar is het piloottraject Ketjes met Talent twee keer uitgevoerd: eenmaal met het Maria Boodschaplyceum (november deelnemers) en eenmaal met K.A. Emanuel Hiel (maart deelnemers). Het traject had als doelstelling om laatstejaars uit het Nederlandstalig secundair onderwijs in Brussel op een educatieve, speelse manier te laten kennismaken met het leerkrachtenberoep en hen te informeren over de lerarenopleiding. Laatstejaars uit het Nederlandstalig secundair onderwijs in Brussel bereidden een activiteit voor die ze vervolgens uitvoerden met leerlingen uit het lager onderwijs, gevolgd door een evaluatie. De scholieren van het piloottraject werden begeleid door hun leerkracht en het team van Lesgeven in Brussel. Ze leerden al doende hoe een lesopbouw in elkaar zit en met welke aspecten leerkrachten rekening moeten houden tijdens een les of activiteit. Tijdens de evaluatie werd gereflecteerd over de ervaringen van de scholieren en gepeild naar hun studiekeuze en of ze de lerarenopleiding zouden overwegen. Alle deelnemers kregen na het traject meer informatie over de Brusselse lerarenopleidingen. Na een positieve evaluatie van het piloottraject, wordt het traject in 2016 geïmplementeerd. De educatieve materialen worden in het voorjaar van 2016 afgewerkt. Acht secundaire scholen schreven in met de ambitie om in 2016 het traject uit te voeren met een groep scholieren (vrijwillig of geselecteerd). Tutoring (september 2014 augustus 2015) Tutoring Brussel bood een uitgewerkt tutoring-begeleidingsproject aan waarbij jongeren uit het Brussels secundair onderwijs ondersteund werden door studenten van de lerarenopleiding om hun slaag- en doorstroomkansen te optimaliseren. De studenten boden de leerlingen individueel of in kleine groepjes begeleiding op vlak van taal, leren leren, vakinhoud Dankzij dit persoonlijk contact met de studenten die ook als rolmodel fungeerden, kregen de leerlingen een positief en realistisch beeld van de lerarenopleiding en van het leerkrachtenberoep. Deze ervaring namen zij mee in hun overweging om wel of niet voor de lerarenopleiding te kiezen. 36

41 Ondersteuning van initiatieven die (toekomstige) leraren voorbereiden op de Brusselse context en die hen in staat stellen maatschappelijk kwetsbare leerlingen te versterken Tutoring (september augustus 2015) Dankzij Tutoring Brussel (zie ook hierboven) konden toekomstige leraren het Brussels Nederlandstalig onderwijs en de grootstedelijke context met haar specifieke multiculturele en meertalige kenmerken in een veilige, kleinschalige context beter leren kennen. Dankzij deze ervaring is de stap om zelf leerkracht in Brussel te worden kleiner geworden. Deelname tutees : 1 e semester 350 tutees, 2 e semester 580 tutees Deelname tutoren : 1 e semester 135 tutoren, 2 e semester 200 tutoren Het project Tutoring wordt vanaf 2016 opgevolgd door een nieuw project: Community Service Learning. Community Service Learning (CSL) Met de ondersteuning van de VGC starten de Erasmushogeschool Brussel, Odisee en de Vrije Universiteit Brussel (VUB) begin 2016 met een CSL-project voor de studenten in de lerarenopleiding. Community Service Learning is een onderwijsvorm waarbij studenten theoretische kennis verbinden aan een concreet maatschappelijk engagement dat ze opnemen. Studenten komen hiermee tegemoet aan reële noden binnen de samenleving. Bovendien worden ze aangespoord om kritisch te reflecteren over hun maatschappelijke bijdrage en hun eigen leerproces. Tegelijk worden de leerdoelen van een opleiding gekoppeld aan de noden van een gemeenschap en ontstaat er een wisselwerking tussen beide. Het interactief leerproces op het terrein biedt onmiddellijke leer- en ontwikkelingskansen voor zowel de kinderen als de studenten. De studenten leren levensecht op het terrein en dragen daarin bij tot het creëren van een maatschappelijke meerwaarde. Door de implementatie van CSL-projecten kunnen studenten dichtbij het werkveld worden opgeleid tot professionals die voeling hebben met en inzetbaar zijn in de Brusselse context. Ondersteuning van alternatieve leertrajecten en pilootprojecten voor maatschappelijk kwetsbare groepen in functie van de noden en de mogelijkheden van de arbeidsmarkt Opleidings- en werkervaringsprojecten De VGC ondersteunt 8 opleidings- en werkervaringsprojecten met Stedenfondsmiddelen. De projecten zijn actief in drie sectoren: de bouw (vzw FIX en vzw Casablanco, zie OD 3.4), de zorg (vzw Aksent, vzw Familiehulp, vzw Solidariteit voor het Gezin, vzw Elmer) en de horeca (vzw EAT). Deze projecten bieden laaggeschoolde langdurig werkzoekenden een werkervaringstraject aan. De duur van het traject voor de doelgroepmedewerkers kan verschillen, ook naargelang het type contract: gemiddeld is dit 1 à 2 jaar voor een artikel 60-contract (via OCMW) en 2 jaar voor een DSP-contract (via Gewestelijk doorstromingsprogramma). Het traject bereidt de deelnemers voor op hun doorstroom naar een kwalificerende opleiding of naar de reguliere arbeidsmarkt. Verder bieden de projecten reële tewerkstellingskansen voor langdurig werkzoekenden en de projecten hebben een dienstverlening die gelinkt is aan het VGC-netwerk. De resultaten voor de bouwsector staan beschreven onder O.D In 2014 hadden 33 personen een DSP-contract in de zorg en de horeca (met financiering via het Stedenfonds). In 2014 beëindigden 9 DSP ers hun contract. Hiervan stroomden 6 personen door naar een kwalificerende opleiding. Bij de redactie van dit rapport waren de cijfers voor 2015 nog niet beschikbaar. Het project van vzw De Buiteling ondersteunde en versterkte de samenwerking met opleidingsverstrekkers en scholen met een onderwijs- of opleidingsaanbod in de kinderopvangen sociale sector. Zij versterkte ook de activiteiten van de lente- en zomerschool in samenwerking met het Onderwijscentrum Brussel. 37

42 Athena Brussel In 2015 startte vzw Tabora met het project Athena Brussel. Athena Brussel begeleidt en ondersteunt jongeren en jongvolwassenen bij het behalen van het diploma hoger secundair onderwijs via examens van de Examencommissie. De resultaten kunnen pas in 2016 opgevraagd en geëvalueerd worden. Intec Brussel In 2015 werden er aan Intec Brussel Stedenfondsmiddelen toegekend om het project leerondersteuning te financieren. Intec Brussel werkt een programma Leerondersteuning uit voor een ICT-omgeving met als doelgroep kort geschoolde werkzoekenden. Daarnaast wordt ook een cursus uitgewerkt voor de instructeurs als handleiding voor leerondersteuning van hun cursisten. Ondersteuning van taalondersteunende initiatieven om de arbeidsmarktkansen van anderstaligen en maatschappelijk kwetsbare doelgroepen te verhogen Huis van het Nederlands Brussel Het Huis van het Nederlands Brussel (verder het Huis) ondersteunt en optimaliseert het NT2- aanbod voor volwassenen bij het Centrum voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs. Dit doet het Huis o.a. door de CVO s te ondersteunen bij de ontwikkeling van functionele, beroepsspecifieke en beroepsgerichte trajecten en van trajecten voor lesgroepen voor ouders van scholen uit het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Door de integratie en promotie van oefenkansen Nederlands binnen de NT2-klas en door de organisatie van Taalgarage. De Taalgarage is een adviespunt dat personen die Nederlands willen leren, begeleidt bij de keuze van een zelfstudiepakket en tips geeft over hoe en waar ze Nederlands in de praktijk kunnen oefenen. Het Huis ondersteunt ook organisaties in het uitwerken van een visie op taalbeleid en in de implementatie van deze visie in de organisaties. Het gaat daarbij vooral om organisaties in het (volwassenen-)onderwijs, opleiding, werkervaring en inschakeling, en in Leren en Werken. Daarnaast zet het Huis een eigen pool van taalcoaches in voor Nederlands op de werkvloer en ondersteunt ze de taalcoaches die de organisaties zelf tewerkstellen. Voor anderstalige volwassenen met prioriteit voor ouders met kinderen in het Nederlandstalig onderwijs en personen in opleiding, werkervaringsprojecten en inschakeling creëert het Huis laagdrempelige oefenkansen Nederlands in de vorm van conversatietafels en -groepen in gemeenschapscentra, Muntpunt en scholen. Centrum voor Basiseducatie Brussel (Brusselleer) De betrokkenheid van ouders bij de schoolloopbaan van hun kind heeft een positief effect op de leerresultaten en het welbevinden van leerlingen. De VGC zet daarom sterk in op samenwerking tussen scholen en ouders om kinderen maximale ontwikkelingskansen te bieden. Brusselleer wil met zijn vernieuwde Scholenproject laaggeletterde ouders versterken zodat ze hun kinderen beter kunnen volgen en stimuleren op school. Tegelijk gaat Brusselleer in op vragen van lagere scholen aan ouders om ook thuis hun kinderen te ondersteunen. Die thema s verzamelde Brusselleer als bouwstenen in Mijn kind gaat naar school. Ik ook!. Ouders en schoolteam kiezen bij de start van het schooljaar zelf met welke bouwstenen van het lesprogramma ze willen werken. Ouders komen elke week samen op de school van hun kinderen en wisselen over deze thema s ervaringen uit, krijgen tips, leren en oefenen nieuwe vaardigheden. In het schooljaar testte Brusselleer het nieuwe concept van het Scholenproject uit in 10 scholen. In het schooljaar zijn 25 scholen gestart met het Scholenproject. 38

43 Operationele doelstelling 3.3: De VGC ondersteunt projecten en initiatieven die de brug maken tussen welzijn en werk en die zich richten op Brusselaars die moeilijk aansluiting kunnen vinden bij de reguliere of sociale arbeidsmarkt. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 Ondersteuning van initiatieven die de brug maken tussen welzijn en werk (W²) (meetfactor: overzicht initiatieven, overzicht en profiel de prestatie is behaald deelnemers en resultaten (doorverwijzing, opleiding, werk, stopzetting of verderzetting traject)) Korte stand van zaken: Ondersteuning van initiatieven die de brug maken tussen welzijn en werk (W²) Arbeidszorg (W²) De werking rond arbeidszorg van Atelier Groot Eiland werd gecontinueerd. Het initiatief voorziet in opleiding, werkervaring, sociale tewerkstelling en arbeidszorg voor laaggeschoolde langdurige werklozen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en realiseert dit via 4 atelierwerkingen: Klimop (schrijnwerkerij), Heksenketel (sociaal restaurant), Etiket (verzendatelier) en ArtiZan (artisanaal atelier/winkel). Er wordt gestreefd naar psychosociale en maatschappelijke integratie van de doelgroep in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Atelier Groot Eiland schreef zich de voorbije periode eveneens actief in, in de stedelijke herwaarderingsprogramma s, zoals de Duurzame Wijkcontracten Cinema-Bellevue en Zinneke en legt vanuit haar werking actief linken naar de ontwikkeling van de Kanaalzone (Abattoir). De stadsmoestuinen die ontwikkeld werden in dit kader worden eveneens ingeschakeld in het arbeidszorgproject. Atelier Groot Eiland begeleidde in doelgroepmedewerkers (214 in 2014), waarvan 16 in Etiket (19 in 2014), 33 in ArtiZan (30 in 2014), 46 in Klimop (42 in 2014) en 32 in De Heksenketel (33 in 2014). In 2015 had 84% (87% in 2014) van de bereikte doelgroepmedewerkers maximaal een diploma lager secundair of buitengewoon secundair onderwijs. In 2014 en 2015 had 32% van de bereikte doelgroep een arbeidszorgprofiel. De overige doelgroepmedewerkers volgen een opleidings- en arbeidstrainingstraject of zijn tewerkgesteld in een artikel 60 of een DSP-statuut (28% in 2014 en 32% in 2015). De vraag blijft groter dan het gerealiseerde aanbod. In 2014 telde de wachtlijst 62 kandidaat-deelnemers en in kandidaat-deelnemers. De organisatie realiseerde een doorstroom naar opleiding of werk van 61% in 2014 en van 60% in

44 Operationele doelstelling 3.4: De VGC ondersteunt de ontwikkeling van trajecten in werkervaring en opleiding, gebaseerd op maatschappelijk relevante dienstverlening. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 De vzw s FIX (voorheen SIT) en Casablanco voeren werken uit in functie van de verbetering van de schoolinfrastructuur in het algemeen en de leeromgeving in het bijzonder (meetfactor: overzicht scholen/opleidingscentra en werken) de prestatie is behaald De vzw FIX (voorheen SIT) versterkt het bewustzijn rond rationeel energieverbruik in de scholen en perkt het energieverbruik in via het verlenen van advies en ondersteuning (meetfactor: overzicht van scholen/opleidingscentra en werken, via meetcampagnes aantonen dat het energieverbruik daalt) De vzw FIX (voorheen SIT) richt werkervaringstrajecten in, biedt opleiding aan en zorgt voor doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt. De vzw creëert een ruim en gevarieerd werkingsgebied voor de deelnemers aan het werkervaringstraject (meetfactor: registratie van de resultaten op het vlak van in-, uit- en doorstroom, opleidingsplan en taalbeleidsplan) de prestatie is behaald de prestatie is behaald Korte stand van zaken: De vzw s FIX (voorheen SIT) en Casablanco voeren werken uit in functie van de verbetering van de schoolinfrastructuur in het algemeen en de leeromgeving in het bijzonder De vzw FIX werkt samen met de vzw Casablanco aan de dienstverlening voor scholen. De vzw FIX is daarbij het centrale aanspreekpunt voor de scholen. FIX coördineert het aanleveren van minstens 7 werven aan vzw Casablanco. Deze partners maken werkafspraken naargelang de aard en planning van de uit te voeren werken. De vzw FIX voerde in 2014 werken uit in functie van de verbetering en/of het multifunctioneel gebruik van de schoolinfrastructuur in 71 scholen. In werden al werven uitgevoerd in 55 scholen (5 scholen en 9 werven door Casablanco). Daarnaast voert FIX ook kortdurende sanitaire werken uit, in 2014 in 40 scholen en in 2015 al in 50 scholen. De vzw FIX (voorheen SIT) versterkt het bewustzijn rond rationeel energieverbruik in de scholen en perkt het energieverbruik in via het verlenen van advies en ondersteuning Voorbeelden van de concrete dienstverlening van FIX rond rationeel energiegebruik zijn het signaleren van defecten of abnormaal gebruik, een globaal energieplan opstellen, advies geven over isolatie, over luchtkwaliteit in klassen en over de wettelijke energieaudit. In 2014 deed FIX 98 interventies op het vlak van advies en ondersteuning in het kader van rationeel energieverbruik en in interventies. 16 Stand van zaken eind oktober

45 In het schooljaar ontwikkelde FIX een energiekadaster als instrument voor scholen om hun energieboekhouding bij te houden en te delen. Scholen krijgen op deze manier feedback over de evolutie van hun energieverbruik. In het schooljaar maakten 44 scholen gebruik van dit kadaster. Het resultaat is dat het brandstofgebruik in deze scholen daalt. De vzw FIX (voorheen SIT) richt werkervaringstrajecten in, biedt opleiding aan en zorgt voor doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt. De vzw creëert een ruim en gevarieerd werkingsgebied voor de deelnemers aan het werkervaringstraject FIX benutte in 2015 maximaal de beschikbare plaatsen voor het werkervarings- en opleidingstraject (20 DSP-contracten, 4 artikel 60-contracten, 3 plaatsen voor een instapstagiaire, 2 brugprojecten en 1 plaats voor deeltijds werken/deeltijds leren). Via Groep Intro en VDAB (opleiding Sanitair) volgden nog 5 stagiaires een korte stage van 2 weken bij FIX. In totaal bood FIX in arbeiders een traject aan. De DSP-plaatsen werden ingevuld met een bezettingsgraad van 98,33%. De vzw FIX koppelt de werkervaring van de deelnemers aan een kwalificerend opleidings- of leertraject.in 2014 beëindigden 11 DSP ers en 2 artikel 60 ers hun contract bij FIX. Van de 13 personen die in 2014 uit dienst gingen zijn er 6 personen doorgestroomd naar werk. De voorlopige doorstroomcijfers van 2015 liggen hoger: 79% van de arbeiders die een traject afwerkten, stroomden door naar een kwalificerende opleiding of werk. 41

46 Operationele doelstelling 3.5: De VGC ondersteunt Nederlandstalige gezondheidsvoorzieningen met het oog op de verhoogde toegankelijkheid voor zorgbehoevende en maatschappelijk kwetsbare doelgroepen. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 De VGC ondersteunt organisaties in het kader van het verminderen van de gezondheidsongelijkheden, de prestatie is behaald met bijzondere aandacht voor gezondheidspreventie voor maatschappelijk kwetsbare jongeren en volwassenen in kansarme wijken (meetfactor: overzicht initiatieven, acties en bereik (kwetsbare) doelgroepen, stand van zaken) Op vlak van gezondheidspreventie en in de meer gespecialiseerde sector, zet de VGC prioritair in op het verbeteren van de situatie van de meest precaire doelgroepen, waaronder kinderen en jongeren in kwetsbare gezinnen (meetfactor: overzicht initiatieven, acties en bereik (kwetsbare) doelgroepen, stand van zaken) de prestatie is behaald Korte stand van zaken: De VGC ondersteunt organisaties in het kader van het verminderen van de gezondheidsongelijkheden, met bijzondere aandacht voor gezondheidspreventie voor maatschappelijk kwetsbare jongeren en volwassenen in kansarme wijken Op vlak van gezondheidspreventie en in de meer gespecialiseerde sector, zet de VGC prioritair in op het verbeteren van de situatie van de meest precaire doelgroepen, waaronder kinderen en jongeren in kwetsbare gezinnen Gezondheidspreventie voor maatschappelijk kwetsbare jongeren en volwassenen in kansarme wijken Het project Beweegmaatjes, dat liep van 2012 tot juni 2014, wou Brusselse kinderen met beginnend overgewicht en hun gezin bereiken en hen kansen bieden om hun voedings- en beweeggewoonten te verbeteren. Het project was een samenwerkingsverband tussen onder andere de 3 Brusselse Centra voor Leerlingenbegeleiding, Buurtsport Brussel, het Huis der Gezinnen, Link=Brussel, Solidariteit voor het Gezin, Wijkgezondheidscentrum Medikuregem, Foyer vzw, de Sportdienst en Logo Brussel van de VGC. Het project Beweegmaatjes werd in 2014 na een grondige evaluatie geheroriënteerd naar het nieuwe reglement voor de subsidiëring van initiatieven in het kader van het gezondheidsbeleid in Nederlandstalige onderwijsinstellingen en gezinsvoorzieningen (zie hieronder). Taal- leer- en ontwikkelingsstoornissen bij kinderen en adolescenten De VGC ondersteunt het Therapeutisch Centrum voor kinderen (Lerni) en COS+ (voorheen De Leerkliniek). De initiatieven Taal-, leer- en ontwikkelingsstoornissen bij kinderen en adolescenten van Lerni en COS+ van het UZ van de Vrije Universiteit Brussel bieden een antwoord op de vraag naar gespecialiseerde en multidisciplinaire aanpak van taal-, leer- en ontwikkelingsstoornissen bij kinderen en adolescenten met verschillende sociale en culturele afkomst uit Brussel. Door de multidisciplinaire diagnose kunnen deze kinderen de juiste extra ondersteuning krijgen en eventueel doorverwezen worden naar andere professionele zorgverleners. Om de financiële drempels voor de meest kwetsbare groepen te verlagen werd vanaf 2013 een 42

47 bijkomende subsidie aan beide initiatieven toegekend. Deze bijkomende subsidie is bestemd voor het substantieel verlagen van de kostprijs per diagnosestelling voor kwetsbare gezinnen tot 9 EUR. Volgende aantallen kwetsbare gezinnen werden bereikt in 2014 en 2015: Lerni COS totaal Taxidienst van de Brusselse Huisartsenkring De VGC continueerde de ondersteuning van huisbezoeken door Nederlandstalige huisartsen. De Taxidienst voor de rijdende huisartsenwacht van de Brusselse Huisartsenkring (BHAK) zorgt ervoor dat de huisbezoeken van de huisartsen gefaciliteerd worden door gratis een taxi aan te bieden om naar hun patiënt te gaan en terug te keren. Hierdoor worden de huisartsen niet langer geconfronteerd met mobiliteits-, parkeer- en veiligheidsproblemen. De taxidienst werd in 2014 door 73 van de 81 artsen die rijdende wacht doen gebruikt voor wachtbezoeken, huisbezoeken s nachts, of bezoeken in buurten waar het moeilijk parkeren is of buiten de eigen gemeente. In 2015 werd er door 81 van 87 artsen beroep gedaan op de taxidienst. In 2014 werden ritten gerealiseerd, in 2015 werden er gerealiseerd. Structurele verankering De VGC bouwde de aandacht voor de strijd tegen gezondheidsongelijkheden structureel in via het herwerken van de subsidiekaders voor gezondheidsinitiatieven. De VGC ontwikkelde drie nieuwe subsidiereglementen die anticiperen op de prestaties in deze operationele doelstelling: - Het reglement voor de subsidiëring van gezondheidsinitiatieven (januari 2015) wil initiatieven ondersteunen op vlak van eerstelijnsgezondheidszorg, thuisgezondheidszorg, geestelijke gezondheidszorg, preventie en gezondheidspromotie, curatieve zorg en palliatieve zorg. De gesubsidieerde initiatieven dienen actief in te zetten op het bevorderen van de gezondheid van de Brusselse inwoners en het verminderen van gezondheidsongelijkheden. Daarbij dienen de initiatiefnemers expliciet een inclusieve laagdrempelige werking met aandacht voor kansengroepen te ontwikkelen en de intersectorale samenwerking te bevorderen. De VGC voorziet EUR voor de subsidiëring van gezondheidsinitiatieven in 2016 waarvan ongeveer EUR voorbehouden wordt voor de subsidiëring van initiatieven in het kader van het gezondheidsbeleid in Nederlandstalige onderwijsinstellingen en gezinsvoorzieningen (zie hieronder). - Het reglement voor de subsidiëring van initiatieven in het kader van het gezondheidsbeleid in Nederlandstalige onderwijsinstellingen en gezinsvoorzieningen (maart 2015) ondersteunt scholen en kinderopvanginitiatieven om een actief gezondheidsbeleid te voeren dat de kennis, het inzicht, de vaardigheden en de attitudes op het vlak van gezondheid van (jonge) kinderen en/of jongeren en hun leef- en leeromgeving verbetert. Dit beleid sluit aan bij de eerste prestatie van deze operationele doelstelling, maar wordt integraal gefinancierd met reguliere middelen. - Het reglement voor de subsidiëring van infrastructuur binnen het beleidsdomein Gezondheid (februari 2014) voorziet expliciet in de ondersteuning van opstartende multidisciplinaire eerstelijnspraktijken of netwerken zoals wijkgezondheidscentra (Stedenfonds OD - 5.1). 43

48 Operationele doelstelling 3.6: De VGC versterkt de uitbouw van een voldoende gedifferentieerd en kwaliteitsvol Nederlandstalig sport- en beweegaanbod in de vrije tijd met als doel de participatie van maatschappelijk kwetsbare groepen te verhogen. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 Vzw Buurtsport Brussel ontwikkelt complementair de prestatie is behaald aan het VGC-sportbeleid zowel vraag- als aanbodgerichte buurtsportinitiatieven voor kansengroepen in kansarme wijken. Voor hun kinder- en jongerenwerking richten zij zich prioritair tot kinderen en jongeren die schoollopen in het Nederlandstalig onderwijs. Er wordt gestreefd naar een actieve organisatie van doorstroom naar het reguliere sportaanbod en een verzelfstandiging van een aantal opgezette initiatieven (meetfactor: overzicht van het aanbod, overzicht van de initiatieven genomen in functie van de actieve doorstroom, overzicht bereikte deelnemers en overzicht doorstroom, overzicht initiatieven in functie van de verzelfstandiging en overzicht van de verzelfstandigde initiatieven) Inzetten op een betere toeleiding en doorstroom van (maatschappelijk kwetsbare) personen naar het reguliere sportaanbod (in het bijzonder naar sportverenigingen) door het nemen van drempelverlagende initiatieven en via investeringen in de randvoorwaarden (bv. omkadering) van dit aanbod. Maatschappelijk kwetsbare personen worden betrokken als publiek, deelnemer of vrijwilliger. (meetfactor: overzicht acties, stand van zaken doorstroom en aanpak) de prestatie is deels behaald Korte stand van zaken: Vzw Buurtsport Brussel ontwikkelt complementair aan het VGC-sportbeleid zowel vraag- als aanbodgerichte buurtsportinitiatieven voor kansengroepen in kansarme wijken Vzw Buurtsport Brussel is een belangrijke partner voor het VGC-sportbeleid voor de ontwikkeling van een sportaanbod in aandachtswijken. Daarom wordt deze organisatie ondersteund in het kader van het Stedenfonds. Het aanbod van de vzw richt zich in de eerste plaats naar diegenen die wegens culturele, sociale of economische drempels geen toegang vinden tot het reguliere sportaanbod. Het aanbod is complementair aan dat van het reguliere VGC-sportbeleid. De voorbije jaren werden er meer en andere sportactiviteiten georganiseerd om beter tegemoet te komen aan de lokale noden en werden zo ook andere doelpublieken aangesproken. Zo is er een aanbod ontwikkeld voor peuters, mama s en senioren. In 2014 namen 503 kinderen deel aan de sportkampen. Het regelmatig aanbod telde in lessenreeksen, waarvan de vrouwenzwemwerking Splash goed was voor een bereik van 539 deelneemsters. In 2015 bereikte vzw Buurtsport Brussel op wekelijkse basis 803 deelnemers die participeerden aan één van de 74 georganiseerde lessenreeksen. De 28 sportkampen telden in 44

49 totaal 572 deelnemers en de 138 éénmalige activiteiten waar vzw Buurtsport Brussel aan meewerkte of organiseerde waren goed voor participanten. Door de jaren heen is de werking van de vzw gegroeid. In de 4 wijken (Kuregem, Brusselcentrum, Oud-Molenbeek en de Noordwijk) waar vzw Buurtsport Brussel actief is, bestaat er een ruim vakantieaanbod en een regelmatig sportaanbod (naschoolse sportlessenreeksen en middagsport). Er werd ook verder geïnvesteerd in de oprichting en begeleiding van 6 sportclubs. Eind 2015 zijn volgende clubwerkingen actief: Brussels Brazilian Jiu Jitsu Academy, Brussels Young Wrestling Style, FC Molenbeek Girls, Boulderbrock, Brussels Boxing Academy (intussen naast een sportvereniging ook uitgegroeid tot een WMKJ onder de koepelorganisatie D BROEJ) en de Brussels Jump Club (opereert onder de vleugels van Circus Zonder Handen). Wat betreft de doorstroom is er voornamelijk een doorstroom merkbaar naar de clubs die vzw Buurtsport Brussel heeft opgericht. Ten opzichte van 2014 zijn de ledenaantallen in de vier resterende Buurtsportclubs met 15% gestegen. De instroom van leden is voornamelijk te danken aan georganiseerde buurtsportactiviteiten (middagsport en naschools). De uitbouw van het sportaanbod wordt gedeeltelijk gerealiseerd door inschakeling van doelgroepwerknemers. Voor elk van deze mensen wordt een individueel opleidings- en tewerkstellingstraject opgezet, aangepast aan de kwaliteiten, werkpunten en toekomstperspectieven. Binnen de wijken waar Buurtsport Brussel actief is, maakt de organisatie als partner deel uit van het lokale netwerk van Nederlandstalige vrijetijds-, welzijns- en onderwijspartners. De vzw heeft doorheen de jaren heel wat methodieken ontwikkeld en good practices verzameld. Die dienden ook als inspiratie voor Buurtsportwerkingen in Vlaanderen. Buurtsport was de voorbije jaren eveneens partner in een aantal Duurzame Wijkcontracten (Kanaal-Zuid, Bockstael, Verbinding en Passer) en ontwikkelde in het kader daarvan nieuwe laagdrempelige sportinitiatieven. De beleidsnota Cultuur, Jeugd en Sport kondigt een onderzoek aan naar de inkanteling in de VGC-sportdienst van alle functies die te maken hebben met het buitenschools beheer van sportinfrastructuur, met het oprichten en ondersteunen van sportclubs en met het organiseren en ondersteunen van het zogenaamd andersgeorganiseerd sportaanbod (het aanbod dat buiten de sportverenigingen georganiseerd wordt). In een eerste fase (oktober 2015-januari 2016) wordt de gedeeltelijke inkanteling van de vzw Buurtsport Brussel in de VGC-sportdienst onderzocht. Dit zowel met het oog op de herpositionering en afstemming van de doelstellingen van de VGC-sportdienst en de vzw Buurtsport Brussel als met het oog op efficiëntiewinsten (maximale inzet van huidige expertise en middelen). Het resultaat van dit onderzoek, verwacht in februari 2016, zal mogelijk de te behalen prestaties voor 2018 beïnvloeden. Inzetten op een betere toeleiding en doorstroom van (maatschappelijk kwetsbare) personen naar het reguliere sportaanbod De prestatie is deels behaald. Momenteel worden al tal van initiatieven genomen in functie van een betere toeleiding en doorstroom naar het reguliere sportaanbod. Dit gebeurt zowel vanuit de VGC-sportdienst zelf als via ondersteuning van en/of medewerking aan initiatieven van derden (Bis-Foyer, vzw Buurtsport Brussel, Les gazelles de Bruxelles ). Zo informeert de VGC-sportdienst op een heel laagdrempelige en specifieke manier diverse kansengroepen, al dan niet via intermediairen, ook uit de sociale sector. De VGC-sportdienst organiseert tal van laagdrempelige sportinitiatieven en neemt obstakels weg via financiële tegemoetkomingen, persoonlijke begeleiding, enzovoort. Tevens wordt al specifieke ondersteuning (in functie van een betere doorstroom van maatschappelijk kwetsbare personen) 45

50 aan sportverenigingen gegeven via organisaties die ondersteund worden door de VGC (zoals Bis Foyer en vzw Buurtsport Brussel) en via de huidige reglementering m.b.t. de subsidiëring van sportverenigingen. Niettemin vinden nog steeds tal van personen de weg niet naar het reguliere sportaanbod en zijn aangepaste structurele maatregelen nodig. Dat was tevens het uitgangspunt van de opzet van het participatief traject (Pro)clubsport Dit traject werd opgestart in 2014 om samen met het werkveld en met feedback van experts een volledig nieuw ondersteuningsbeleid uit te tekenen. Het resultaat van dit traject werd mee opgenomen in het nieuwe meerjarenplanbeleidsplan Cultuur, Jeugd en Sport en vormt het kader voor een totaal nieuw ondersteuningsbeleid van sportverenigingen dat op 1 september 2016 van kracht gaat. Naast een meer gerichte financiële ondersteuning en de extra inzet van professionele sportclubondersteuners, onder andere ook specifiek in functie van kansengroepen, zullen ook tal van extra omkaderingsinitiatieven hierin opgenomen worden. Hierbij wordt heel expliciet samengewerkt met intermediaire (ook sociale) organisaties. Ook met de resultaten van het onderzoek naar de (gedeeltelijke) inkanteling van vzw Buurtsport Brussel (zie boven) zal rekening worden gehouden. 46

51 Operationele doelstelling 3.7: De VGC ondersteunt het verenigingsleven, de culturele en sociaal-artistieke sector in functie van het vernieuwen en verdiepen van de culturele participatie en publieksontwikkeling. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 Bevorderen van de culturele participatie en kunsteducatie in de vrije tijd, met een bijzondere aandacht voor kwetsbare personen als publiek, deelnemer of vrijwilliger, via de ondersteuning van de prestatie is behaald culturele instellingen, sociaal-artistieke organisaties en sociaal-culturele verenigingen (meetfactor: overzicht ondersteunde initiatieven en bereikte doelgroepen) Bevorderen van de culturele diversiteit in het Brusselse sociaal-culturele en cultureel-artistieke werkveld door het ondersteunen van experimentele en innovatieve initiatieven en trajecten. Dit zowel op het vlak van creatie/productie als op vlak van omkadering/reflectie (meetfactor: overzicht initiatieven, acties en overzicht tussentijdse toon/reflectiemomenten, overzicht bereikte doelgroepen) de prestatie is behaald Korte stand van zaken: Door deze operationele doelstelling in het Stedenfonds op te nemen, benadrukken we opnieuw het belang van participatie aan cultuur. Participatie in de brede betekenis gaande van deelnemen tot deelhebben aan cultuur in al haar verscheidenheid, lokaal en grootstedelijk. Veel initiatieven die de VGC ondersteunt gaan tegelijk ook aan de slag met talentontwikkeling en empowerment via cultuur. Dit wordt uitgewerkt in twee prestaties. Culturele participatie en kunsteducatie in de vrije tijd bevorderen, in het bijzonder voor kwetsbare personen als publiek, deelnemer of vrijwilliger Deze prestatie omvat een aantal initiatieven die we reeds meerdere jaren ondersteunen in het Stedenfonds. Het betreft een hele reeks van verschillende door de VGC erkende organisaties die we als sociaalcultureel, sociaal-artistiek of cultureel kunnen omschrijven. Veel van deze organisaties beperken zich niet tot één doelgroep of één aanpak. Zo zijn er organisaties die activiteiten opzetten binnen de (veilige) omgeving van de organisatie, maar er vinden evengoed activiteiten plaats die het eigen gebouw of de eigen buurt overstijgen of die toewerken naar een evenement dat eerder een grootstedelijke of bovenlokale uitstraling heeft. Dit is verschillend per organisatie. Ook de wijze van participatie is divers. Bij sommige organisaties vindt een activiteitenreeks plaats waar trouw aan deelgenomen wordt, eerder als een gebruiker, een klant. Andere organisaties geven hun aanbod meer vorm in samenspraak of in een collectief proces. Een van deze initiatieven (City Mine(d) samen met het PUM Collectief) won de Thuis in de Stadprijs De initiatieven werken voor en met een divers publiek van onder andere vluchtelingen, nieuwkomers, buurtbewoners en -verenigingen, (fragiele) ouderen, kinderen, kwetsbare vrouwen In deze prestatie is ook het Brussels netwerk voor cultuurparticipatie en kunsteducatie 47

52 opgenomen (Lasso). Het netwerk wil cultuurparticipatie en kunsteducatie in en rond Brussel vergroten en versterken door een motor te zijn voor kwaliteitsvolle netwerking en samenwerking tussen professionelen uit de Brusselse kunstensector en uit andere sectoren zoals het jeugdwerk, welzijn en onderwijs. De Stedenfondsmiddelen worden prioritair ingezet voor participatie-bevorderende initiatieven gericht op kansengroepen. Culturele diversiteit bevorderen in het Brusselse sociaal-culturele en cultureel-artistieke werkveld De tweede prestatie kreeg vorm via de projectoproep Culturele diversiteit en innovatie. Met deze projectoproep wenst de VGC initiatieven en trajecten te ondersteunen die de heersende culturele canon verruimen of herdenken en die andere canons bekendmaken. Dergelijke initiatieven kunnen er voor zorgen dat de Brusselse etnisch-culturele verscheidenheid beter weerspiegeld wordt in de sociaal-culturele en cultureel-artistieke sector en dat meer mensen of groepen van mensen kunnen participeren aan cultuur en zo kunnen genieten van de individuele verrijking en de sociale meerwaarde ervan. De projectoproep werd eind 2013 gelanceerd en loopt voor de periode (effectief 2 ½ jaar). 28 initiatieven tekenden in op de oproep. Een jury beoordeelde de projecten en formuleerde een advies aan het College van de VGC. 11 projecten werden weerhouden. De ondersteunde projecten zijn bijzonder verscheiden, gaande van initiatieven van (kleinere) sociaal-culturele verenigingen tot initiatieven van (grotere) culturele/artistieke spelers. Ook de schaal waarop gewerkt wordt varieert. In deze prestatie vinden we bv. een initiatief dat het rijke sociaal-culturele verenigingsleven van mensen met een migratieachtergrond meer onder de aandacht brengt, beter zichtbaar maakt en promoot. Of initiatieven die aan de slag gaan met de artistieke talenten van jongeren en jongvolwassenen met (veelal) een migratieachtergrond. Ook initiatieven die via samen koken (en tuinieren) meer interculturele contacten tot stand willen brengen of die acties opzetten die verbindend werken in de wijk en/of aan de slag gaan met de verbeelding (en erfgoed) van/in de wijk in al haar diversiteit. Tot slot zijn er nog een aantal initiatieven van grotere culturele huizen die de etnisch culturele diversiteit beter weerspiegeld willen zien bij het publiek en in de programmatie. 48

53 1.4. Strategische doelstelling 4. De VGC investeert in stedelijke netwerkontwikkeling en participatie en versterkt de sociale cohesie in de stad. Operationele doelstelling 4.1: De VGC bevordert de ontwikkeling van woonzorgzones en verhoogt de toegankelijkheid van het welzijnsaanbod, met aandacht voor het uitbouwen van samenwerkingsverbanden en het bereiken van zorgbehoevende en maatschappelijk kwetsbare doelgroepen. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 De VGC ondersteunt de uitbouw van het de prestatie is behaald woonzorgbeleid en de ontwikkeling van woonzorginitiatieven, waarbij gestreefd wordt naar een evenwicht tussen de uitbouw van Nederlandstalige residentiële woonzorgvoorzieningen en lokale zorgnetwerken, met bijzondere aandacht voor aandachtswijken. (meetfactor: overzicht van initiatieven en acties, overzicht realisaties, overzicht samenwerking met andere woonzorg-partners) De VGC begeleidt en ondersteunt de uitbouw van de lokale dienstencentra als laagdrempelige (informatie)knooppunten voor lokale zorgnetwerken, met als doel de zelfredzaamheid en het sociale netwerk van de gebruikers te versterken. Hierbij gaat bijzondere aandacht naar het uitbouwen van (lokale) samenwerkingsverbanden en de toegankelijkheid van het zorgaanbod voor maatschappelijk kwetsbare doelgroepen in aandachtswijken (meetfactor: overzicht van initiatieven en acties, overzicht samenwerkingsverbanden van de lokale dienstencentra, overzicht bereik en profiel (kwetsbare) doelgroepen, overzicht deelname aan aanbod en doorverwijzing) de prestatie is behaald De operationele ondersteuning diensten woonzorg (klusdiensten, mobiliteits-ondersteuning) worden blijvend afgestemd en actief ingebed in (lokale) zorgnetwerken (meetfactor: overzicht van initiatieven en acties, overzicht bereik en profiel (kwetsbare) doelgroepen, overzicht samenwerking met andere woonzorg-partners) de prestatie is behaald De VGC continueert de uitbouw van een behoeftedekkend hulp- en dienstverleningsaanbod door de versterking van het netwerk van onthaalpunten op vlak van publieksbereik en kwalitatieve dienstverlening en door de lokale samenwerking tussen welzijns- en gezondheidsactoren in de 8 zones voor lokaal sociaal beleid te stimuleren, waarbij het Nederlandskundige hulp- en dienstverlenings- de prestatie is behaald 49

54 aanbod en de toegankelijkheid voor kansengroepen in evenwicht zijn (meetfactor: overzicht partnerschappen, overzicht acties backoffice, overzicht van ondersteuningsinitiatieven voor de onthaalpunten, overzicht van de bereikte doelgroepen in de onthaalpunten) Korte stand van zaken: Ontwikkeling van woonzorginitiatieven Het Masterplan Woonzorg Brussel voorziet een aantal accentverschuivingen voor de verdere woonzorgontwikkeling in Brussel. Zo ligt de klemtoon niet meer op de uitbouw van de residentiële woonzorgvoorzieningen maar op de semi-residentiële zorg en thuiszorg, en dat vanuit een buurtgerichte benadering. De werking van het Kenniscentrum Woonzorg en de ontwikkelingsstructuur van Emancipatie Via Arbeid (EVA) dragen via beleidsondersteuning en ontwikkeling van woonzorginitiatieven en de verhoging van de toegankelijkheid van het welzijnsaanbod bij aan de realisatie van de eerste prestatie. De VGC subsidieert het Kenniscentrum Woonzorg Brussel voor de concrete uitwerking van initiatieven met een specifieke Brusselse focus. Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel stimuleert en ondersteunt terreinpartners bij het haalbaarheidsonderzoek en het uitwerken van alternatieve woonprojecten. Concrete projecten in ontwikkeling: - Samenhuizen in samenwerking met de Goede Bijstand-parochie, vzw De Overmolen, vzw De Lork, Sociaal Verhuurkantoor Baita; - Lokaal dienstencentrum Cosmos en een samenwoonproject in de Jorezstraat (Anderlecht- Kuregemwijk) in samenwerking met LDC Cosmos en Maks; - Lokaal dienstencentrum Miro werd ingebed in het cohousing-initiatief Brutopia (Vorst en Sint-Gillis); - Lokaal dienstencentrum De Vaartkapoen, gekoppeld aan aanleunwoningen voor ouderen en personen met een handicap in de Begijnenstraat en een woonproject voor personen met een beperking in de Opzichtersstraat (Sint-Jans-Molenbeek) in samenwerking met De Welvaartkapoen, De Lork, Zonnelied en het sociaal verhuurkantoor; - Een solidair en intergenerationeel woonzorgproject op maat van kansarme doelgroepen en personen met een migratieachtergrond in de Muggenstraat (Anneessenswijk Brussel- Stad) in samenwerking met lokaal dienstencentrum Forum. Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel ondersteunt de ontwikkeling van vernieuwende initiatieven die een antwoord willen bieden op de behoefte van ouderen en zorgbehoevenden om zo lang mogelijk thuis in hun vertrouwde omgeving te blijven wonen. Enerzijds wordt ingezet op het tijdig aanpassen van de woning, via het Steunpunt Woningaanpassing. Anderzijds wordt ingezet op de ontwikkeling en het proefdraaien van digitale tools, zoals Cubigo een digitaal sociale media platform voor de ondersteuning van zorgnetwerken van Brusselse ouderen en het opzetten van een digitaal registratiesysteem voor het project Buurtpensioen dat deelnemers aan elkaar linkt. Het Kenniscentrum Woonzorg Brussel zet in op buurtgerichte zorgvernieuwingsinitiatieven, waarbij samenwerking met de bestaande zorgactoren voorop staat en de afstemming van mantelzorg, informele zorg, buurtzorg en professionele zorg kan worden geoptimaliseerd. 50

55 Concrete projecten: - De proeftuin Zorginnovatie AZoB in samenwerking met het Zorgbedrijf Antwerpen, werd ontwikkeld in twee Brusselse wijken (Brabantwijk in Schaarbeek en Etterbeek) waarbinnen verschillende projecten werden opgezet: OPA - ouderen wonen passend, informele buurtzorg, casemanagement. De projecten worden uitgewerkt door de lokale partners lokale dienstencentra Aksent en Chambéry, EVA Emancipatie Via Arbeid, het Bilobahuis en Thuiszorg Brabant. - De projectmatige inzet van zorgregisseurs via het project Zorgactieplan werd in de schoot van het Brussels Overleg Thuiszorg bijgestuurd tot Zorg+Project, waardoor de meest zorgbehoevende ouderen verder kunnen worden ondersteund. - In het kader van de vermaatschappelijking van de zorg werd het succesvolle project BuurtPensioen ontwikkeld, met het lokaal dienstencentrum ADO Icarus in Neder-Over- Heembeek als uitvalsbasis. Het wooncomfort en de mate waarin een woning is aangepast, is mee bepalend voor het zo lang mogelijk kwaliteitsvol thuis kunnen blijven wonen van de oudere. Daarom wordt de ondersteuning van het Steunpunt Woningaanpassing gecontinueerd. Ook hier werd een digitale test ontwikkeld die ouderen helpt hun woning tijdig te screenen ( De VGC subsidieert tevens de basiswerking van Emancipatie Via Arbeid. EVA vzw ontwikkelt innovatieve initiatieven in de woonzorgsector in de Brabantwijk (Schaarbeek): - het MaisonBilobaHuis; - de Liedtssite in samenwerking met LDC Aksent; - het project Inspirerend Wonen en Werken / Informele Zorg In De Buurt als onderdeel van zowel de proeftuin Zorginnovatie Actief Zorgzame buurt als van de Innoviris projectsubsidie Inspirerend Wonen en Werken. Ondersteuning van de lokale dienstencentra Bij de opstart van de nieuwe Stedenfonds-beleidsovereenkomst werd de ondersteuning van de lokale dienstencentra door Brusselse Ondersteuning Dienstencentra (BOD) structureel ingebed in de Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad (BWR). De BOD ondersteunt de lokale dienstencentra bij de realisatie van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden in het kader van het Woonzorgdecreet van de Vlaamse overheid en in het kader van het VGC-reglement voor de subsidiëring van de lokale dienstencentra. De VGC subsidieerde het Huis van het Nederlands voor het taalbegeleidingstraject in de lokale dienstencentra. Het traject werd opgestart in 2014, en wordt gecontinueerd in Belangrijke pijlers binnen dit traject zijn het optimaliseren van de dienstverlening naar een anderstalig publiek en het ontwikkelen en implementeren van een taalbeleid bij de gebruikers, het personeel en de vrijwilligers van de lokale dienstencentra. In 2014 werd de begeleiding opgestart in volgende lokale dienstencentra: Ado Icarus, Ellips, Aksent Evere, Aksent Schaarbeek, Cosmos en Vives. In 2015 werd de begeleiding van de 6 opgestarte dienstencentra gecontinueerd en werd het traject in zes nieuwe dienstencentra opgestart: Zoniënzorg (Noord en Zuid), Lotus, De Kaai, Randstad, Chambéry en De Harmonie. In 2016 wordt een traject opgestart in de overige lokale dienstencentra zodat alle 19 Brusselse lokale dienstencentra ondersteund worden bij hun taalbeleid. Operationele ondersteuning diensten woonzorg De VGC subsidieert vier klusdiensten en het aanbod sociaal vervoer. Deze operationele diensten worden verder ontwikkeld binnen de woonzorggedachte. Dit betekent dat deze diensten zich 51

56 verder actief inschakelen in de ontwikkeling van woonzorginitiatieven en lokale zorgnetwerken, waarbij ze blijvende aandacht zullen hebben voor aandachtswijken (eerste prestatie), en de actieve samenwerking met lokale dienstencentra zullen intensifiëren (tweede prestatie). De vzw Sociaal Vervoer Brussel bouwt een werking uit over volgende drie pijlers: - De uitbouw van een operationele dienst mobiliteitsondersteuning met een aanbod sociaal vervoer ten behoeve van Nederlandstalige Brusselaars en organisaties actief op het terrein van woonzorg of personen met een handicap; - De uitbouw van een sociale-economieproject (incl. DSP); - De uitbouw van de dienstverlening binnen het Vlaamse decreet tot openbaredienstverplichting tot compensatie van het openbaar vervoer voor personen met een ernstige mobiliteitsbeperking. Voor de algemene werking van de organisatie kwam een klaverbladfinanciering tot stand, waarbij de VGC hoofdzakelijk het eerste luik sociaal vervoer financiert. De VGC subsidieert vier klusdiensten voor hun ondersteunende opdrachten in lokale buurtzorgnetwerken: Bricoteam van EVA vzw, de Buurtconciërge van het Brussels Ouderenplatform, Klusdienst Chato van Buurtwerk Chambéry en de Klusdienst van Buurthuis Bonnevie. De VGC zet in op de verdere ontwikkeling van de klusdiensten in het woonzorgbeleid van de VGC, in nauwe samenwerking en overleg met het Kenniscentrum Woonzorg Brussel en andere Nederlandstalige welzijnsvoorzieningen. De klusdiensten werken hoofdzakelijk met (kans)arme en zorgbehoevende doelgroepen. Zij dragen bij tot het wooncomfort, doen ingrepen op vlak van woningaanpassing in functie van zorgbehoeften en levensloopbestendig wonen, preventie en veiligheid van de woning, en verlagen van energie- en waterverbruik. Lokaal sociaal beleid De VGC heeft een regierol in de uitvoering van het Vlaams decreet Lokaal Sociaal Beleid in Brussel. Het beleidsplan Lokaal Sociaal Beleid werd gerealiseerd, geëvalueerd en afgerond. Het beleidsplan Lokaal Sociaal Beleid werd voorbereid. De aanpak van de VGC werd afgestemd op de Vlaamse beleidsopties Lokaal Sociaal Beleid en vertaald naar de Brusselse context. Het CAW Brussel blijft de Brusselbrede structurele partner voor de realisatie van het lokaal sociaal beleid. De Stedenfonds-subsidiëring aan het CAW Brussel wordt gecontinueerd, mits een grondige bijsturing van de inhoudelijke opdrachten die hieraan worden gekoppeld. Met het CAW Brussel werd een nieuw meerjarenconvenant onderhandeld. De opdrachten van de VGC voor het CAW op vlak van lokaal sociaal beleid focussen op de Brusselbrede en lokale intersectorale samenwerking en afstemming, met een bijzondere focus op de preventieve gezinsondersteuning (Huizen van het Kind Brussel) en de ondersteuning van jongeren in hun brede leef- en leeromgeving. De VGC continueerde de medewerking aan de Interprovinciale Sociale Kaart als ondersteunend instrument. De VGC werkt samen met de 5 Vlaamse provincies aan het Platform Welzijn en Gezondheid, een databank met (contact)gegevens over de welzijns- en gezondheidssector in Vlaanderen en Brussel. 52

57 Operationele doelstelling 4.2: De VGC versterkt de gemeenschapsvorming door de gemeenschapscentra te ondersteunen en te begeleiden in hun rol als knooppunt voor lokale netwerken, hun dienstverlening en het omgevingsgericht en participatief werken. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 Voorbereiding interculturaliseringsprocessen in de gemeenschapscentra door de gemeenschapscentra te sensibiliseren, het draagvlak te verbreden, tools aan te reiken, en samenwerkingsverbanden aan te gaan (meetfactor: overzicht acties en activiteiten op de prestatie is behaald het vlak van sensibilisering, opleiding, samenwerkingsverbanden + evaluatie) Ontwikkeling strategie en (experimentele) initiatieven om de lokale gemeenschap optimaal te betrekken bij de werking van de gemeenschapscentra (meetfactor: overzicht methodieken, acties, samenwerking lokale partners, stand van zaken aanpak) Kennisdeling en -uitwisseling via het opzetten van methodieken en (experimentele) initiatieven (meetfactor: overzicht initiatieven, organisatie van ervaringsuitwisseling en intervisie in en met de gemeenschapscentra) de prestatie is behaald de prestatie is behaald Korte stand van zaken: Voorbereiding interculturaliseringsprocessen in de gemeenschapscentra Eind 2012 maakten het (toenmalige) Regionaal Integratiecentrum Foyer en gemeenschapscentrum (GC) De Pianofabriek een stand van zaken op over de interculturalisering van de gemeenschapscentra. Ze deden dit in opdracht van Cultuurcentrum Brussel, het netwerk van de 22 gemeenschapscentra. De eerste prestatie is gebaseerd op deze analyse. Eén van de aanbevelingen uit deze analyse is namelijk het ondersteunen van interculturaliseringsprocessen in de gemeenschapscentra. In functie van deze prestatie werd een Stuurgroep Diversiteit opgestart binnen Cultuurcentrum Brussel, die de interculturaliseringsprocessen van de gemeenschapscentra bewaakt. Op operationeel niveau wordt gewerkt met ad hoc werkgroepen bestaande uit stafmedewerkers van de gemeenschapscentra. De aanbevelingen uit de nodenanalyse leidden tot 3 concrete projecten: 1. In 2015 leidde Cultuurcentrum Brussel een Erasmus+ -project, waarbij 10 stafmedewerkers voor een week in het buitenland verbleven om ook daar bij te leren op het vlak van interculturaliseren. Uit de analyse door Foyer en De Pianofabriek werden 5 noden gedistilleerd die als rode draad doorheen de uitwisselingen liepen: meertalige communicatie; interculturele communicatie en publieksopbouw (publiekswerking); het realiseren van overbruggende contacten/ontmoeting tussen diverse gemeenschappen; een diverse vrijwilligerspopulatie; omgaan met racisme. 53

58 2. De analyse leidde ook tot het project Brussels got talent. Dat 2-jarig project had als doelstellingen het coachen van jong Brussels talent met het oog op een toonmoment (podium) en het begeleiden van gemeenschapscentra om te evolueren naar interculturele organisaties. Uit de evaluatie bleek enerzijds dat we voor de (artistieke) coaching en toonkansen moeten focussen op jong Brussels talent dat de weg naar het reguliere kunstcircuit (nog) niet heeft gevonden en anderzijds dat we op het vlak van kunstvormen moeten verbreden van theater naar alle mogelijke vormen, waaronder ook film, beeldende kunst en cross-over. Op basis hiervan is de optie genomen om dit project te verankeren in de werking van Cultuurcentrum Brussel. Het project wordt ook verbreed (meer gemeenschapscentra, overdraagbare projecten) en verdiept (het draagvlak voor het project en de expertise vergroten). 3. Samen met Foyer vzw en het Minderhedenforum vzw organiseerde Cultuurcentrum Brussel een ontmoeting tussen de gemeenschapscentra en de Brusselse zelforganisaties van mensen met een migratieachtergrond. Op 22 september 2014 vonden er 7 dialoogtafels plaats met 70 deelnemers vanuit de gemeenschapscentra en de zelforganisaties. De gemeenschapscentra kregen tijdens deze dialoog nuttige feedback op hun werking en samenwerking met zelforganisaties. Deze feedback werd geïmplementeerd in de strategische doelstellingen van Cultuurcentrum Brussel voor de periode , met name in de doelstelling rond onthaal in de gemeenschapscentra. Een werkgroep zal in de toekomst verder inzetten op de samenwerking tussen gemeenschapscentra en zelforganisaties, via een lokaal vervolg op de hoofdstedelijke ontmoeting. Ontwikkeling strategie en (experimentele) initiatieven om de lokale gemeenschap optimaal te betrekken bij de werking van de gemeenschapscentra De tweede prestatie sluit aan bij het concept gemeenschapsforum dat in de VGC-verordening betreffende de gemeenschapscentra van 2012 werd verankerd. Het concept gemeenschapsforum staat voor alles wat de gemeenschapscentra ondernemen om 1. Het draagvlak voor het gemeenschapscentrum te vergroten, 2. De betrokkenheid van de lokale (potentiële) gebruikers bij de werking van het gemeenschapscentrum te stimuleren en 3. Een ruim vrijwilligersbeleid te voeren. Naar aanleiding van de opmaak van een meerjarenbeleidsplan Cultuur, Jeugd en Sport (CJS) werd een leertraject dialoogtafels opgezet, bedoeld voor stafmedewerkers van de centra en van de algemene directie CJS. Bedoeling van dit traject was om participatie als grondhouding te ontwikkelen: actief luisteren naar gebruikers en niet-gebruikers van het aanbod, de vinger aan de pols houden van Brusselaars, ontmoeting (gemeenschapsvorming) stimuleren. De methodiek dialoogtafels werd ervaren als heel laagdrempelig en toepasbaar in uiteenlopende contexten. De ervaringen en leefwereld van de deelnemers, veelal gewone mensen, staan centraal in deze methodiek. Aan het leertraject werd deelgenomen door 25 collega s. Een 15-tal dialoogtafels vond plaats, bijvoorbeeld rond het thema tradities in samenwerking met de Erfgoedcel of met de doelgroep tieners als potentiële gebruikers van een gemeentelijke bibliotheek. Kennisdeling en -uitwisseling via het opzetten van methodieken en (experimentele) initiatieven De derde prestatie schept de (rand)voorwaarden voor de eerste twee prestaties. Naast het reeds bestaande overleg, enerzijds onder centrumverantwoordelijken en onder stafmedewerkers, anderzijds onder bestuurders, organiseert Cultuurcentrum Brussel sinds het najaar van keer per jaar stafdagen, ook meerdaagse, waarop alle centrumverantwoordelijken en stafmedewerkers bijeenkomen voor opleiding, kennis- en informatiedeling en het ontwikkelen van gedeelde kennis en gezamenlijke acties, trajecten en projecten. Daarnaast worden de gemeenschapscentra systematisch en proactief geïnformeerd over 54

59 opleidingen georganiseerd door derden via een interne nieuwsbrief. Deze opleidingen betreffen o.a. relevante studiedagen georganiseerd door Brusselse en Vlaamse organisaties, koepels en steunpunten. Verder zijn de gemeenschapscentra onder andere dankzij het lokaal cultuurbeleid in hun rol als knooppunt voor lokale netwerken versterkt. Sinds 2014 voeren ze op een intensiever geïntegreerde manier met de gemeentelijke bibliotheek en de gemeentelijke dienst cultuur een lokaal cultuurbeleidsplan uit, waarin in sommige gemeenten ook andere actoren participeren, bijvoorbeeld Brede Scholen. Wat de dienstverlening door de gemeenschapscentra betreft, valt op dat samenwerking aan belang wint. Bij aanvragen van activiteiten of zaalhuur vinden meer tweerichtingsgesprekken plaats, waarin wordt gepeild naar het potentieel voor de omgeving en naar een zinvolle ruil tussen de aanvrager en het gemeenschapscentrum. Centra experimenteren met modellen als curatorschap voor projecten, verbinden wat in huis leeft, scouten actief wat ze in huis willen hebben en vertrekken daarbij vanuit hun missie als gemeenschapscentrum. Vertrouwen en ruimte voor trial & error zijn voor dit soort invulling van dienstverlening sleutelwoorden. 55

60 Operationele doelstelling 4.3: De VGC zet in op vernieuwende vormen van participatie en op stedelijke netwerkinitiatieven van verenigingen en organisaties met het oog op het bevorderen van de sociale cohesie en de innovatieve kracht van de stad. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 Kennisdeling van goede praktijken en opzetten van vernieuwende participatiemethodieken, met bijzondere aandacht voor het bereik van personen met een migratieachtergrond en kansengroepen (meetfactor: overzicht acties en initiatieven) de prestatie is behaald Ondersteunen van stedelijke netwerken en initiatieven die innovatief werken rond (kans)armoede en diversiteit en inzetten op coproductie en cocreatie (meetfactor: overzicht innovatieve initiatieven die inzetten op coproductie en cocreatie) de prestatie is behaald Korte stand van zaken: Kennisdeling van goede praktijken en opzetten van vernieuwende participatiemethodieken Het huidige Stedenfondsprogramma van de VGC werd mede uitgewerkt op basis van de aanbevelingen uit het grootste transversale inspraak- en participatietraject (Stadspiratie ) uit de recente geschiedenis van de VGC. Aan dit traject namen honderden mensen van alle mogelijke Nederlandstalige organisaties in Brussel deel. De voorbije periode werd voor het meerjarenbeleidsplan Cultuur, Jeugd en Sport eveneens een uitgebreid en divers inspraak- en participatietraject opgezet. Ook in het kader van andere beleidsinitiatieven werd inspraak georganiseerd, zoals bijvoorbeeld in het kader van het beleidsplan lokaal sociaal beleid, in het kader van de werking van de gemeenschapscentra (bv. de dialoogtafels, de gemeenschapsfora), enz. In 2015 startte binnen de VGC een transversale werkgroep Inspraak en Participatie. De werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de verschillende algemene directies, entiteiten en de cel Stedelijk Beleid. Doelstelling is de uitwerking van een gedeelde visie en een beleidskader over inspraak en participatie binnen de VGC, het aanboren en/of ontwikkelen van nieuwe praktijken en het delen en ontsluiten van de kennis hierover. Daarbij worden (vernieuwende) vormen van inspraak en participatie geïnventariseerd, met zowel goede praktijken in Brussel als in andere Vlaamse (centrum)steden. In 2015 werd achtergrondliteratuur over inspraak en participatie bijeengebracht en werden good practices geïdentificeerd via terreinbezoeken aan andere steden en de deelname aan studiedagen en vormingen rond het thema. Ondersteunen van stedelijke netwerken en initiatieven die innovatief werken rond (kans)armoede en diversiteit Voor de realisatie van de tweede prestatie lanceerde de VGC in november 2013 de projectoproep innoverende stedelijke netwerken. Het doel van de oproep was om innovatieve initiatieven te ondersteunen die werken rond (kans)armoede en diversiteit en die de sociale cohesie in de stad vergroten. Innovatieve oplossingen komen immers voort uit samenwerking tussen verschillende stedelijke actoren en sectoren. De projectoproep was het rechtstreekse resultaat van het inspraak- en participatietraject Stadspiratie. Centraal in deze projectoproep stonden de begrippen stedelijke netwerkontwikkeling, innovatie en kennisdeling, coproductie en cocreatie. De projectoproep werd zeer ruim bekend gemaakt 56

61 zodat diverse organisaties en instellingen op de oproep konden intekenen. Eind 2013 werd de projectoproep gelanceerd voor de periode De oproep kende een zeer grote respons: er werden 68 dossiers ingediend. De dossiers werden beoordeeld door een multidisciplinaire jury, die een advies formuleerde aan het College van de VGC. In totaal werden 9 projecten weerhouden voor de duur van 1 tot 3 jaar. De weerhouden projecten zijn zeer verschillend, maar allen geven ze op hun manier een innovatief antwoord op belangrijke grootstedelijke uitdagingen. Zo is er een project dat aan de hand van een participatief traject met de doelgroep zelf op zoek gaat naar woonzorgmodellen voor ouderen in kansarme buurten, een project dat zoekt naar methodieken voor mantelzorg in een grootstedelijke context, een project dat werkt rond de activering van de semipublieke ruimte in de Kanaalzone, een project dat werkt rond de bevordering van het lokaal netwerk en de informatie-uitwisseling over lopende projecten in een bepaalde wijk, een project rond intergenerationeel werken, een project dat welzijn-armoede-werktrajecten aanbiedt voor de meest kwetsbare doelgroepen, een project waarbij aan de hand van een visueel artistiek parcours doorheen de wijk gezocht wordt naar mogelijke verbindingen in de wijk, een project dat tot doel heeft om de campus van een hoger onderwijsinstelling meer te betrekken bij de buurt waarin ze gelegen is en een intergemeentelijk project dat kan omschreven worden als een nomadisch stadsfestival dat lokaal talent wil ontdekken en stimuleren. 57

62 1.5. Strategische doelstelling 5. De VGC bouwt meer en betere gemeenschapsinfrastructuur met als doel de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Operationele doelstelling 5.1: Het investeringsbeleid van de VGC wordt versterkt voor de realisatie van een betere, duurzame en toegankelijke gemeenschapsinfrastructuur. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 Realisatie van investeringen in het kader van het geactualiseerde investeringsplan van de VGC, gekoppeld aan de strategische en operationele de prestatie is behaald doelstellingen van de beleidsovereenkomst (meetfactor: inventaris gerealiseerde (ver)bouwprojecten/ingrepen aan infrastructuur en situering link met de doelstellingen van de beleidsovereenkomst) Realisatie van infrastructuurprojecten/initiatieven door de VGC die ingebed zijn in de bredere stedelijke ontwikkelingsinitiatieven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (meetfactor: overzicht initiatieven) de prestatie is behaald Korte stand van zaken: Realisatie van investeringen in het kader van het geactualiseerde investeringsplan De VGC wil onder meer via een adequaat investeringsbeleid een antwoord bieden op de grote maatschappelijke uitdagingen in Brussel, waaronder de demografische groei van de bevolking. Het VGC-investeringsbeleid is ook belangrijk omdat de aanwezigheid van de VGC in Brussel voor een groot stuk zichtbaar wordt gemaakt door de fysieke ruimte die haar instellingen en organisaties innemen. De kwaliteit van het Nederlandstalige gemeenschapsbeleid in Brussel wordt daarnaast mee bepaald door de kwaliteit van de gemeenschapsinfrastructuur. Een grote uitdaging daarbij is om doordacht om te gaan met de fysieke ruimte in de stad. De middelen van het Stedenfonds werden in de voorbije periode ingezet voor de realisatie van het investeringsplan In 2014 en 2015 werd voor respectievelijk 2,47 miljoen euro en 3,58 miljoen euro aan Stedenfondsmiddelen vastgelegd voor infrastructuurprojecten die gelinkt zijn aan de verschillende beleidsdoelstellingen van de beleidsovereenkomst Stedenfonds. Gedetailleerde overzichtslijsten van alle vastleggingen zijn beschikbaar bij de administratie. Realisatie van infrastructuurprojecten/initiatieven ingebed in bredere stedelijke ontwikkelingsinitiatieven De VGC heeft geen rechtstreekse impact op de aanleg van publieke ruimte in de stad. Toch kunnen de vele infrastructuurprojecten van de VGC niet los gezien worden van de ruimte waarin ze zijn ingebed. Waar mogelijk sluiten investeringsprojecten aan bij de stedelijke ontwikkelingsprogramma s van de andere Brusselse overheden (zoals de Duurzame Wijkcontracten), bijvoorbeeld door cofinanciering te voorzien van projecten die bijdragen aan de realisatie van gemeenschapsinfrastructuur. Daarnaast zijn er een reeks grotere (multifunctionele) bouwprojecten in ontwikkeling (Brede School Nieuwland, multifunctionele bouwprojecten in Koekelberg en in Schaarbeek ) die door hun omvang een impact hebben op de stedelijke omgeving. Ook GC De Vaartkapoen zal (deels met Brusselse EFRO-middelen) grondig worden verbouwd, met bijzondere aandacht voor de integratie van de site in de buurt en de participatie 58

63 van de buurtbewoners aan het project (via het deels met EFRO-middelen gefinancierde project Actie zoekt Burger ). Verder zijn er ook enkele multifunctionele nieuwbouw- of verbouwingsprojecten zoals GC Candelaershuys en LDC Lotus, Pieter en Pauwel (GC, LDC en bibliotheek) en De Zeyp (met een GC, LDC en bibliotheek). (zie ook verder). De VGC neemt ook een rol op bij de realisatie van geïntegreerde en brede stadsvernieuwingsprojecten door in te spelen op de mogelijkheden van de oproep stadsvernieuwing van de Vlaamse overheid. Zo is er de ontwikkeling van een stadsvernieuwingsproject in de Kanaalzone (Abattoir-Erasmushogeschool Brussel), waarvoor in de voorbije periode een voorstudie en een conceptstudie werden opgemaakt. In het kader van de conceptstudie kwam er een masterplan voor de verdere ontwikkeling van de sites, om zo de mogelijkheden voor een stadsvernieuwingsproject te onderzoeken. Het masterplan onderzoekt in welke zones nieuwe gebouwen of open ruimtes ontwikkeld kunnen worden, en waar de inplanting van gemeenschapsvoorzieningen mogelijk is. 59

64 Operationele doelstelling 5.2: De VGC stimuleert het openstellen en multifunctioneel gebruik van gemeenschapsinfrastructuur en integreert de principes van multiinzetbaarheid, combineerbaarheid en aanpasbaarheid in het investeringsplan van de VGC. Prestatie 2015 Stand van zaken op 31/12/2015 Inventarisatie van de concrete mogelijkheden en de prestatie is deels behaald instrumenten voor het openstellen en multifunctioneel gebruik van gemeenschapsinfrastructuur en realisatie van concrete pilootprojecten in dit verband (meetfactor: resultaten van eerste pilootprojecten) De VGC werkt een methodiek uit om de principes van multi-inzetbaarheid, combineerbaarheid en aanpasbaarheid waar mogelijk te integreren in het te ontwikkelen investeringsplan na 2015 (meetfactor: methodiek/plan van aanpak) de prestatie is deels behaald Korte stand van zaken: Concrete mogelijkheden en instrumenten voor het openstellen en multifunctioneel gebruik van gemeenschapsinfrastructuur inventariseren en concrete pilootprojecten realiseren De voorbije periode maakte de VGC onder meer werk van de uitvoering van het multifunctionele infrastructuurproject Brede School Nieuwland, waar onderwijs, kinderopvang en vrije tijd samengaan. Daarnaast werd de voorbije periode ( ) de ontwikkeling van twee multifunctionele investeringsprojecten voorbereid (de KUB-site, met onder andere een nieuwe basis- en secundaire school, kinderopvang en ruimte voor ontmoeting en recreatie en een nieuwe multifunctionele onderwijscampus in Schaarbeek). We vermelden ook volgende nieuwbouw- of renovatieprojecten: de nieuwbouw van GC Candelaershuys en het lokaal dienstencentrum Lotus. De nieuwbouw Pieter en Pauwel dat de combinatie van een gemeenschapscentrum, een bibliotheek en een lokaal dienstencentrum omvat. En tot slot de renovatie van GC De Zeyp met plaats voor een lokaal dienstencentrum en een bibliotheek. Omdat multifunctionele en aanpasbare ruimtes voor de VGC een nieuw thema zijn, werd in de voorbije periode tijd genomen om het onderwerp te verkennen. De VGC bracht een reeks knelpunten en praktijkvoorbeelden in kaart. Dat deed ze op basis van de onderzoeken Slim Verdichten (uitgevoerd door AG Stadsplanning Antwerpen in opdracht van het KCVS) en van het onderzoek Aanpasbare, combineerbare en multi-inzetbare infrastructuur in centrumsteden: uitdagingen en knelpunten voor het beleid (uitgevoerd door IDEA Consult in samenwerking met Publius, in opdracht van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Team Stedenbeleid). De VGC maakte bij beide onderzoeken deel uit van de stuurgroep. Daarnaast werden een aantal good practices in Brussel en andere steden bestudeerd, zoals het project Zaalzoeker van de Stad Antwerpen en het subsidiereglement van het Fonds Tijdelijke Invullingen (Gent). In deze verkenningsfase kwamen een aantal interessante methodieken naar voren die vertaald kunnen worden naar de Brusselse context, rekening houdend met de bevoegdheden van de VGC. Er werd ook gekeken naar bestaande voorbeelden in het VGCpatrimonium en de erkende werkingen. Zo is er de site van Abattoir waar de door de VGC gesubsidieerde organisatie Cultureghem experimenteert met het multifunctioneel gebruik van de 60

65 site (speelplein voor jongeren, educatieve projecten rond koken/voeding, ontmoetingsplaats, enz.). Verder stelt VGC-Jeugdcentrum Aximax haar ruimtes maximaal open door te werken met een 8-tal vrijwilligers (sleuteldragers) die het jeugdcentrum s avonds en in het weekend openen voor de organisatie van ateliers en activiteiten. Vanuit bovengenoemde verkennende fase werden een aantal proefprojecten voorbereid. 1. Openstelling van gemeenschapsinfrastructuur De vraag naar infrastructuur voor de organisatie van activiteiten in Brussel blijft stijgen in alle sectoren: vrije tijd, onderwijs, welzijnsinitiatieven Het gebruik van gemeenschapsinfrastructuur optimaliseren is alleen mogelijk met een performant systeem om infrastructuur open te stellen, met of zonder toezicht van personeel. In dat verband werden verschillende mogelijkheden voor een toegangscontrolesysteem onderzocht, met als cases de huidige VGC-sportzaal op de KUB-site en jeugdcentrum Aximax. Het systeem moet de gebruikers toegang geven tot de ruimtes zonder toezicht door zaalwachters of personeel. Dat systeem kan ingezet worden voor de openstelling van sport- of andere ruimtes en kan bij uitbreiding ook voor andere gemeenschapsinfrastructuren nuttig zijn. Bij Aximax moet de installatie van een toegangscontrolesysteem het mogelijk maken om vanaf het najaar 2016 het project van sleuteldragers te faciliteren en uit te breiden. De installatie van dit systeem wordt gepland in het najaar In het kader van de verdere ontwikkeling van het multifunctionele bouwproject op de voormalige KUB-site, zal een beheermodel worden ontwikkeld dat het multifunctioneel gebruik op efficiënte wijze mogelijk maakt. De principes van openstelling en meervoudig ruimtegebruik vormen de basis. 2. Proefproject Jeugdcentrum Aximax Voor het VGC-jeugdcentrum Aximax worden verschillende projecten opgestart. Voor het eerste project werkt Aximax samen met twee scholen die met hun speelplaats aan weerszijden van de buitenruimte van het jeugdcentrum liggen. Doelstelling is om één grote multifunctionele buitenruimte te maken. De inrichting van deze buitenruimte krijgt vorm via een participatief traject met de scholen, de gebruikers van het jeugdcentrum en de buurt. Daarnaast komt er een tuinproject, een samenwerking van de scholen, het buurtcomité en Aximax. Met het tweede project wil het centrum het gebruik van zijn eigen infrastructuur optimaliseren en een winwinsituatie creëren in samenwerking met andere buurtorganisaties en verenigingen. Het doel is om te komen tot een co-creatieplek met buurtorganisaties. De VGC werkt een methodiek uit om de principes van multi-inzetbaarheid, combineerbaarheid en aanpasbaarheid waar mogelijk te integreren in het te ontwikkelen investeringsplan na 2015 De opmaak van het nieuwe investeringsplan , waaraan de tweede prestatie gekoppeld is, is bij de eindredactie van dit rapport (maart 2016) nog in voorbereiding. De VGC zet in op multi-inzetbaarheid, combineerbaarheid en aanpasbaarheid waar mogelijk. 61

66 2. DEEL II: Opvolging van de maatschappelijke effecten en indicatoren Hoe evalueert de VGC de maatschappelijke evoluties en effecten die werden opgenomen in de beleidsovereenkomst Stedenfonds? En welke gevolgen koppelt de VGC daar eventueel aan voor de strategische en operationele keuzes in het kader van het Stedenfonds? Het antwoord op deze vragen kwam reeds, voor zover mogelijk, aan bod in het inleidende gedeelte van dit voortgangsrapport. Hieronder wordt meer in detail gekeken naar de indicatoren bij de maatschappelijke effecten van deze overeenkomst. De beleidsovereenkomst bevat vier beoogde maatschappelijke effecten. Die maatschappelijke effecten volgt de VGC op via indicatoren die ook in de beleidsovereenkomst zijn vastgelegd. De Vlaamse Gemeenschap en de VGC hebben de maatschappelijke effecten en de indicatoren in overleg bepaald, waarbij de Vlaamse Gemeenschap (via het Stedenbeleid en de Studiedienst van de Vlaamse Regering (SVR)) grotendeels instaat voor de opvolging van deze indicatoren. In artikel 17 van de beleidsovereenkomst heeft de Vlaamse Gemeenschap zich ertoe verbonden om voor de invulling van een aantal indicatoren een bevraging bij de Brusselse bevolking op te zetten. De Vlaamse Gemeenschap financiert en organiseert deze bevraging, in overleg met de VGC, in het kader van het samenwerkingsprotocol tussen het Agentschap voor Binnenlands Bestuur (ABB) en de Studiedienst van de Vlaamse Regering. De Vlaamse overheid zou een dergelijke bevraging een eerste keer organiseren in Voor dit voortgangsrapport heeft de Vlaamse overheid met andere woorden nog geen bevraging kunnen organiseren. De opvolging van de indicatoren van de bevraging maakt daarom geen deel uit van dit voortgangsrapport. Omdat het vierde maatschappelijke effect, Sociale cohesie in Brussel/samenleven in Brussel, alleen via bevraging wordt opgevolgd, is dat maatschappelijke effect niet opgenomen in dit voortgangsrapport. De volgende maatschappelijke effecten en indicatoren zijn wel opgenomen: Maatschappelijk effect 1: Brussel is een aangename stad om in te wonen en te leven. o Indicator 1: Migratiestromen in, naar en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met differentiatie tussen de gemeenten en wijken Maatschappelijk effect 2: Kansengroepen en personen met een migratieachtergrond nemen deel aan het maatschappelijk leven. Indicatoren participatiekloven Inzake opvang, onderwijs en vorming o Indicator 1: Gebruik kinderopvang naar herkomst van gezin o Indicator 2: Kwetsbare gezinnen o Indicator 3: Schoolse vertraging o Indicator 4: Starters in het hoger onderwijs o Indicator 5: Afgestudeerden in hoger onderwijs o Indicator 6: Ongekwalificeerde uitstroom o Indicator 7: Kortgeschoolden o Indicator 8: Hoogopgeleiden Inzake de arbeidsmarkt o Indicator 9: Werkzaamheidsgraad o Indicator 10: Werkloosheidsgraad Indicatoren armoede en ongelijkheid o Indicator 12: Personen in armoede of sociale uitsluiting 62

67 o o Indicator 14: Personen die leven van een vervangingsinkomen Indicator 16: Kinderen en jongeren in een huishouden zonder betaald werk Maatschappelijk effect 3: De kennis en het gebruik van het Nederlands in Brussel worden gestimuleerd. o Indicator 1: Taalkennis o Indicator 2: Taalgebruik o Indicator 3: Taalverwerving De onderstaande indicatoren worden via de bevraging door de Vlaamse overheid opgevolgd en maken geen deel uit van dit voortgangsrapport: Maatschappelijk effect 1: Brussel is een aangename stad om in te wonen en te leven. o Indicator 2: Verhuisintenties en verhuismotieven van de Brusselse bevolking o Indicator 3: Wooncomfort o Indicator 4: Waardering van de stad en van de wijk als leefomgeving o Indicator 5: Tevredenheid over de voorzieningen in de wijk en in de stad o Indicator 6: Betaalbaarheid van het wonen Maatschappelijk effect 2: Kansengroepen en personen met een migratieachtergrond nemen deel aan het maatschappelijk leven. Indicatoren participatiekloven Inzake cultuur en vrije tijd o Indicator 11: participatie en gebruik cultuur-, jeugd- en sportvoorzieningen Indicatoren armoede en ongelijkheid o Indicator 13: Subjectieve armoede-indicatoren o Indicator 15: Personen met betalingsachterstand Maatschappelijk effect 4: Sociale cohesie in Brussel / samenleven in Brussel o Indicator 1: Buurtbetrokkenheid o Indicator 2: (Actief) lidmaatschap van verenigingen o Indicator 3: Sociale contacten met buren en wijkbewoners o Indicator 4: Vertrouwen in de medemens o Indicator 5: Openheid naar andere culturen Het formuleren van prioritair gewenste maatschappelijke effecten of evoluties en het opvolgen ervan via indicatoren, heeft niet tot doel om het gevoerde beleid van de VGC te evalueren. Dat wordt zo ook vermeld in de beleidsovereenkomst. De VGC wordt met andere woorden niet afgerekend of geëvalueerd op de maatschappelijke effecten en evoluties uit de beleidsovereenkomst. Daarnaast is het zo dat de VGC met haar beleid en dienstverlening nooit de volledige Brusselse bevolking kan bereiken, maar slechts een deel ervan. De VGC richt zich tot de Vlaamse gemeenschap in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot elke Brusselaar die in het Nederlandstalige voorzieningenaanbod geïnteresseerd is, en ze biedt ook diensten aan voor pendelaars, studenten en andere bezoekers. In een meertalige stad met verschillende bestuursniveaus en een veelheid aan instellingen, is de maatschappelijke impact van de VGC dan ook niet zomaar vergelijkbaar met die van de stadsbesturen van de Vlaamse centrumsteden. 63

68 Maatschappelijke effecten formuleren heeft tot doel om het debat over maatschappelijke verschuivingen en tendensen te stimuleren die zichtbaar worden in de stad. Dat debat moet in eerste instantie binnen de VGC zelf gevoerd worden. De maatschappelijke effecten dienen ook om de gemaakte strategische beleidskeuzes te onderbouwen. Want het is onder andere via een aantal indicatoren dat de VGC zicht krijgt op haar omgeving, dat zij deze maatschappelijke effecten kan interpreteren en dat zij kan nagaan of de gemaakte beleidskeuzes in het kader van het Stedenfonds gehandhaafd dan wel versterkt of bijgestuurd moeten worden. Werken met maatschappelijke effecten en indicatoren versterkt in elk geval ook de wetenschappelijke onderbouw van het beleid. De VGC rapporteert over de indicatoren uit de beleidsovereenkomst Stedenfonds via de best geschikte data. In de eerste plaats hanteert de VGC de definitie van de indicator op zich en de interpretatie die gangbaar is. Daarbij werd systematisch gekeken naar de vorige voortgangsrapporten, naar het voorbereidende werk dat werd uitgevoerd om de indicatoren op te stellen, naar de interpretatie van indicatoren in de Stadsmonitor en naar andere documenten, zoals de omgevingsanalyses bij diverse beleidsplannen van de VGC. Voor elke indicator geldt dat: (1) gezocht werd naar de meest recente cijfers; (2) waar mogelijk evoluties door de tijd heen werden gerapporteerd; (3) waar mogelijk verschillen op gemeenteniveau in kaart werden gebracht. 64

69 2.1. Maatschappelijk effect 1: Brussel is een aangename stad om in te wonen en te leven. Indicator 1. Migratiestromen in, naar en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met differentiatie tussen de gemeenten en wijken Voor in- en uitwijking op wijkniveau zijn geen gegevens beschikbaar. 17 Daarom gaat de rapportering over het gewestelijke en het gemeentelijke niveau. Zowel het internationale migratiesaldo (de inwijking vanuit het buitenland min de uitwijking naar het buitenland), als het interne migratiesaldo (de inwijking vanuit de rest van België min de uitwijking naar de rest van België) worden in kaart gebracht. Migratiestromen binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zelf mensen die van de ene naar de andere Brusselse gemeente verhuizen worden hier niet meegerekend. Figuur 1 geeft een detailbeeld weer van de internationale migratie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (de ondergrens van de grafiek ligt hoger dan 0 zodat tendensen visueel worden uitvergroot). De figuur toont dat het internationale migratiesaldo in het Gewest positief is. Vanuit het buitenland komen meer mensen naar Brussel dan dat er Brusselaars naar het buitenland emigreren. Hoewel het migratiesaldo door de jaren heen positief blijft, neemt het tussen 2010 en 2013 af. Deze daling wordt veroorzaakt door zowel een afname van de internationale immigratie als door een toename van de internationale emigratie. De dalende trend stopt in 2014, in dat jaar ligt het migratiesaldo opnieuw hoger dan in Het internationale migratiesaldo bedraagt in 2014 exact personen. 17 Communicatie met databeheerder van BISA op 10 november

70 Figuur 1. Detailbeeld internationale migratie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de tijd De in- en uitwijkingspatronen tussen Brussel en de rest van België verschillen sterk van de internationale migratietendensen, zo toont Figuur 2, die een detailbeeld geeft (de ondergrens van de grafiek ligt boven 0). Het interne migratiesaldo is negatief: meer Brusselaars verlaten het Gewest om elders in België te gaan wonen, dan dat er mensen uit de rest van België naar Brussel verhuizen. Sinds 2010 bleef het interne migratiesaldo min of meer stabiel: het schommelt rond de , om in 2014 te eindigen op Ten slotte stellen we vast dat het aantal nieuwkomers in Brussel algemeen genomen groter is dan het aantal vertrekkers : in 2014 ligt het algemene migratiesaldo (het internationale en het interne migratiesaldo samen) op

71 Figuur 2. Detailbeeld interne migratie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de tijd Het internationale en het interne migratiesaldo per gemeente worden in kaart gebracht met de meest recente cijfers, namelijk de gegevens uit 2014 (Figuur 3). Het internationale migratiesaldo per gemeente, toont dat Brussel-Stad en Sint-Joost-ten-Node de gemeenten zijn met het hoogste migratiesaldo, gevolgd door Anderlecht, Sint-Jans-Molenbeek en Elsene. Deze gemeenten kenden in 2014 een netto migratie-effect tussen 800 en nieuwkomers uit het buitenland. De gemeenten in de zuidrand én de gemeenten Jette, Sint-Agatha-Berchem en Koekelberg ontvangen in verhouding het kleinste aantal internationale nieuwkomers. De Studiedienst van de Vlaamse Regering (SVR) berekende dat de interne uitwijking (van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest naar de rest van België) het grootst is onder jonge gezinnen. Ook het aandeel personen zonder Belgische nationaliteit dat uitwijkt van Brussel naar een Vlaamse of Waalse gemeente, nam sinds 2000 toe (Pelfrene, 2015). 67

72 Figuur 3. Internationale migratiesaldi per gemeente (2014) Het valt op dat een aantal gemeenten met de hoogste aantallen internationale nieuwkomers, het minst aantrekkelijk zijn voor mensen die vanuit elders in België naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verhuizen. Brussel-Stad, Anderlecht en Sint-Jans-Molenbeek hebben de hoogste internationale migratiesaldi, maar ook de laagste interne migratiesaldi. In verhouding zijn uit deze gemeenten veel meer Brusselaars verhuisd naar elders in België dan omgekeerd. Ganshoren, Sint-Agatha-Berchem, Koekelberg, Watermaal-Bosvoorde en Oudergem, gemeenten met de laagste internationale migratiesaldi, kennen dan weer de hoogste interne migratiesaldi. Hoewel ook in deze gemeenten het aantal vertrekkers naar de rest van België hoger ligt dan het aantal nieuwkomers uit België de interne migratiesaldi zijn immers in alle Brusselse gemeenten negatief is het verschil kleiner dan in de andere gemeenten. In deze algemene tendens zijn er ook uitzonderingen. Schaarbeek kent bijvoorbeeld een gemiddeld internationaal migratiesaldo en een zeer laag intern migratiesaldo, terwijl Elsene zowel bij de gemeenten met de hoogste internationale als bij de gemeenten met de hoogste interne migratiesaldi hoort. 68

73 Figuur 4. Interne migratiesaldi per gemeente (2014) De SVR becijferde dat, naast de grote steden en de centrumsteden, de gemeenten in de Vlaamse Rand de belangrijkste bestemming zijn voor Brusselaars die uitwijken naar de rest van België. Daarom nemen we tot slot ook het migratiesaldo met de Vlaamse Rand onder de loep (Pelfrene, 2015). Meer specifiek gaat het om de uitwisseling met de gemeenten Asse, Beersel, Dilbeek, Drogenbos, Grimbergen, Hoeilaart, Kraainem, Linkebeek, Machelen, Meise, Merchtem, Overijse, Sint-Genesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw, Tervuren, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem en Zaventem. Het negatieve migratiesaldo voor het volledige Brusselse Gewest bedraagt personen: het geeft weer dat meer mensen van de Brusselse gemeenten naar de Vlaamse Rand verhuizen dan omgekeerd. Vooral vanuit Brussel-Stad en Schaarbeek trekken in verhouding veel meer Brusselaars naar de Vlaamse Rand (Figuur 5), gevolgd door Anderlecht en Sint-Jans-Molenbeek. In Ganshoren, Sint-Agatha-Berchem, Koekelberg, Sint-Gillis, Watermaal-Bosvoorde, Elsene en Oudergem is het verschil tussen het aantal Brusselaars dat naar de Rand trekt en het aantal Randbewoners dat naar Brussel verhuist, het kleinst, hoewel ook vanuit deze gemeenten nog steeds meer mensen naar de Rand verhuizen dan omgekeerd. 69

74 Figuur 5. Migratiesaldi met de Vlaamse gemeenten uit de Rand (2014) Migratiestromen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest In Brussel komen meer nieuwkomers aan dan dat er Brusselaars vertrekken. Voor een stuk is de jaarlijkse toename van de Brusselse bevolking dus te verklaren door de netto effecten van migratie. Het positieve migratiesaldo kan worden toegeschreven aan een sterke internationale immigratie: meer buitenlanders vestigen zich in Brussel dan dat er Brusselaars naar het buitenland vertrekken (in 2014: een verschil van personen). Wel stellen we vast dat het internationale migratiesaldo tot 2013 een eerder sterke daling kende. Voor de interne migratie is er een ander patroon merkbaar: meer Brusselaars vestigen zich elders in België, dan dat mensen uit Vlaanderen of Wallonië naar Brussel verhuizen. Daardoor is het interne migratiesaldo negatief ( in 2014). De hoogste internationale migratiesaldi zijn te vinden in Brussel-Stad, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Jans-Molenbeek en Elsene. De laagste internationale migratiesaldi zien we in de gemeenten in de zuidrand van het Gewest en in Jette, Sint-Agatha-Berchem en Koekelberg. Die laatste gemeenten zijn ook de gemeenten met de hoogste interne migratiesaldi. Vooral jonge gezinnen, en steeds meer mensen die niet de Belgische nationaliteit hebben, verhuizen vanuit Brussel naar een andere Belgische gemeente. De Vlaamse Rand is daarbij een populaire bestemming. Vooral vanuit Brussel-Stad en Schaarbeek trekken in verhouding de meeste Brusselaars naar de Vlaamse Rand, gevolgd door Anderlecht en Sint-Jans-Molenbeek. 70

75 2.2. Maatschappelijk effect 2: Kansengroepen en personen met een migratieachtergrond nemen deel aan het maatschappelijk leven. Participatiekloven Indicator 1. Gebruik kinderopvang naar herkomst van gezin Voor de indicator gebruik van kinderopvang naar herkomst van gezin is er geen vergelijkbare indicator terug te vinden in de vorige voortgangsrapporten of in de Stadsmonitor. De publicatie Het Kind in Vlaanderen 2014 (Kind en Gezin) bevat wel gegevens over het gebruik van de formele kinderopvang. Die gegevens zijn gebaseerd op de registratie van aanwezige kinderen in opvangvoorzieningen in de eerste week van februari Er wordt een onderscheid gemaakt tussen kinderen jonger dan 3 jaar en kinderen tussen 3 en 12 jaar. Deze registratiegegevens zijn beschikbaar sinds 2006, dus het is mogelijk om de evolutie in het gebruik van formele kinderopvang in kaart te brengen. Er worden geen cijfers vrijgegeven over de herkomst van het kind of van het gezin. Kind en Gezin heeft wel cliëntgegevens met informatie over de nationaliteit van het kind en de nationaliteit van de moeder voor kinderen die geboren zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Kind en Gezin heeft die gegevens ook voor elk van de 19 gemeenten. De gegevens worden gepubliceerd in de gemeentelijke kindrapporten en zijn beschikbaar voor de periode 2004 tot en met Het is dus mogelijk om de evolutie in kaart te brengen. De meeste cijfers worden jaarlijks gepubliceerd. Meer bepaald gaat het over de kenmerken van het jonge kind geboren in een bepaald jaar en over de kenmerken van de moeder. Kind en Gezin gebruikt daarvoor de databank Mirage. Regioteamleden van Kind en Gezin registreren de gegevens tijdens contacten met gezinnen met jonge kinderen in het kader van de preventieve gezinsondersteuning (bezoeken in de kraamkliniek, huisbezoeken, aanmeldingen op een consultatiebureau en zelfmeldingen). Mirage is een alternatieve kinderdatabank (naast het Rijksregister) die ook (kandidaat-)vluchtelingen, illegalen en doodgeboren kinderen bevat (voor zover de informatie beschikbaar is). 18 Deze cijfers gaan over het gebruik van de preventieve gezinsondersteuning en dus niet over het gebruik van de kinderopvang. Omdat dit momenteel de enige beschikbare gegevens zijn, baseren we ons daarop voor de rapportage. Ongeveer één derde van de kinderen geboren in 2014 die klant zijn bij Kind en Gezin in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hadden bij de geboorte niet de Belgische nationaliteit (Figuur 6). Dat is een daling ten opzichte van Toen hadden vier op de tien kinderen niet de Belgische nationaliteit. Tussen 2007 en 2014 bleef het cijfer stabiel, namelijk tussen 28,9% en 33,3%. 18 Voor meer informatie, zie: 71

76 Figuur 6. Nationaliteit van het kind naar geboortejaar ( ) voor klanten van Kind en Gezin in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (in %) Ongeveer twee derde (65%) van de moeders met een kind geboren in 2014 die klant zijn bij Kind en Gezin, hadden niet de Belgische nationaliteit. Dat is een lichte daling ten opzichte van 2010 (73%). Voor 2010 was er eerst een lichte stijging en daarna een stabilisering rond 70%. Het cijfer in 2014 (65%) is nagenoeg hetzelfde als tien jaar eerder, in 2004 (64,9%) (zie Figuur 7). Deze cijfers kunnen van jaar tot jaar sterk verschillen in een bepaalde gemeente, soms tot 20% of meer. Deze cijfers op gemeentelijk niveau weergeven in één welbepaald jaar zou dan ook een vertekend statisch beeld opleveren. Daarom gebruiken we voor de rapportering de cijfers voor het grondgebied van het hele Gewest. 72

77 Figuur 7. Nationaliteit van de moeder bij geboorte naar geboortejaar van het kind ( ) voor klanten van Kind en Gezin in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Gebruik kinderopvang naar herkomst gezin Omdat er voorlopig nog geen cijfers beschikbaar zijn over het gebruik van de kinderopvang naar de herkomst van het gezin, kijken we voor deze indicator naar de nationaliteit van de kinderen en de moeders die gebruikmaken van de preventieve gezinsondersteuning. Deze cijfers tonen dat anno 2014 ongeveer één derde van de kinderen en twee derde van de moeders niet de Belgische nationaliteit hebben. In deze gegevens zijn geen noemenswaardige tendensen door de tijd heen terug te vinden: sinds 2007 bleven de cijfers min of meer stabiel. Indicator 2. Kwetsbare gezinnen Deze indicator wordt ingevuld aan de hand van cijfers over het aantal en het aandeel kinderen met SES- en GOK-statuut in het Brussels onderwijs. Daarover is gerapporteerd in het voortgangsrapport en in het voortgangsrapport GOK staat voor Gelijke Onderwijskansen. Een van de doelstellingen van het Decreet Gelijke Onderwijskansen is het tegengaan van uitsluiting, sociale scheiding en discriminatie ( Sinds het vorige voortgangsrapport is er een nieuwe basisomkadering ingevoerd in het gewoon basisonderwijs. De GOK-lestijden werden vervangen door lestijden op basis van socioeconomische leerlingenkenmerken. Het nieuwe beleid wordt ook het SES-beleid genoemd, waarbij SES staat voor Socio-Economische-Status. Het belangrijkste verschil tussen de twee systemen is dat een leerling aan een van vijf kenmerken (vier in Brussel) moest voldoen om een 73

78 GOK-leerling te zijn, terwijl de verdeling van de SES-lestijden gebeurt op basis van drie indicatoren in het gewoon basisonderwijs en vijf in het gewoon secundair onderwijs 19. Voor 1 september 2012 Sinds 1 september 2012 Een ouder is binnenschipper, foorreiziger, circusuitbater, circusartiest of woonwagenbewoner. De moeder heeft geen diploma of studiegetuigschrift van het secundair onderwijs (of daarmee gelijkgesteld). De leerling verblijft tijdelijk of permanent buiten het eigen gezin. Het gezin leeft van een vervangingsinkomen. de taal die de leerling thuis spreekt, is niet het Nederlands. (niet van toepassing in Brussel) Gewoon basisonderwijs Gewoon secundair onderwijs (niet van toepassing) het hoogst behaalde opleidingsniveau van de moeder (niet van toepassing) het ontvangen van een schooltoelage thuistaal van de leerling De ouders behoren tot de trekkende bevolking. het hoogst behaalde opleidingsniveau van de moeder De leerling wordt tijdelijk of permanent buiten het eigen gezinsverband opgenomen. het ontvangen van een schooltoelage thuistaal van de leerling De definities van de leerlingenkenmerken 20 : - Taal: een leerling scoort op de indicator taal als de taal die de leerling in het gezin spreekt, niet de onderwijstaal is. - Opleidingsniveau van de moeder: een leerling scoort op de indicator opleidingsniveau van de moeder als de moeder niet in het bezit is van een diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs. - Schooltoelage: een leerling scoort op de indicator schooltoelage als hij een schooltoelage gekregen heeft. - Buurt: de leerlingen worden onderverdeeld volgens de buurt waarin ze wonen op basis van de schoolse vertraging in de buurt (zie ook indicator 3 Schoolse vertraging ). Leerlingen die behoren tot de trekkende bevolking en thuislozen scoren altijd op deze indicator. De gegevens over taal en opleidingsniveau van de moeder worden verzameld via een korte vragenlijst die wordt voorgelegd aan de ouders van de leerling 21. Het Agentschap voor Hoger Meer informatie over leerlingenkenmerken vindt u op de website van het Agentschap voor Onderwijsdiensten: 74

79 Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen onderzoekt de voorwaarden voor de schooltoelage. De indicator buurt ten slotte wordt berekend door het Agentschap voor Onderwijsdiensten. Het Departement Onderwijs en Vorming heeft cijfers over drie van de vier leerlingenkenmerken (gezinstaal, opleidingsniveau moeder en schooltoelage) in het gewoon kleuteronderwijs, het gewoon lager onderwijs en het secundair onderwijs voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Departement publiceert die cijfers in het Statistisch jaarboek van het Vlaams Onderwijs. De meest recente cijfers zijn van 1 februari 2014 en gaan over het schooljaar Deze cijfers zijn beschikbaar sinds het schooljaar In de gemeenterapporten zijn er verder cijfers opgenomen over het percentage leerlingen dat aantikt op een leerlingenkenmerk in het kleuteronderwijs, het lager onderwijs en het secundair onderwijs naar de woonplaats van de leerling 22. De meest recente cijfers zijn die van het schooljaar ; deze cijfers gaan terug tot Het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODI) publiceert cijfers over de leerlingenkenmerken per school in het Nederlandstalig basis- en secundair onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, per gemeente. De laatste cijfers dateren van 1 februari 2014 en gaan over het schooljaar Een belangrijk verschil tussen de cijfers van het Departement Onderwijs en Vorming en die van het AgODI is dat de cijfers van het Departement Onderwijs en Vorming betrekking hebben op leerlingen met woonplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De cijfers van het AgODI daarentegen gaan over leerlingen in een Nederlandstalige school in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze leerlingen kunnen zowel binnen als buiten het Gewest wonen. Voor het kleuteronderwijs maken we hier gebruik van de cijfers van het Departement Onderwijs en Vorming. Voor het lager en het secundair onderwijs gebruiken we de cijfers van AgODI. Het aantal en aandeel leerlingen dat aantikt op de vier leerlingenkenmerken ligt in het schooljaar hoger dan in het schooljaar Dat geldt zowel in het gewoon kleuteronderwijs, in het lager onderwijs en in het secundair onderwijs. Deze stijgingen waren het sterkst in het secundair onderwijs: het aandeel leerlingen met een moeder met een laag opleidingsniveau is gestegen met 5,86%, het aandeel leerlingen met een schooltoelage met 6,86% en het aandeel leerlingen met een thuistaal niet-nederlands met 11,48%. Er was alleen een daling van het aandeel leerlingen met schooltoelage in het kleuteronderwijs en van het aandeel leerlingen dat aantikt op de buurtindicator in het lager onderwijs. Er zijn vrij grote gelijkenissen tussen leerlingen in het gewoon kleuteronderwijs, het lager onderwijs en het secundair onderwijs: ongeveer een derde heeft een moeder met een laag opleidingsniveau of ontvangt een schooltoelage en ongeveer twee derde heeft niet het Nederlands als thuistaal (zie ook indicator 3.3 Taalverwerving ). De helft van de leerlingen in het basisonderwijs woont in een buurt met veel schoolse vertraging. In het secundair onderwijs is dat aantal nog groter: meer dan twee derde woont in een dergelijke buurt. 21 Zie 22 In de gemeentetabellen worden alleen de gemeenten getoond in het Vlaams Gewest en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 75

80 Figuur 8. Aantal en aandeel leerlingen in het gewoon kleuteronderwijs dat aantikt op de leerlingenkenmerken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest schooljaar en schooljaar Figuur 9. Aantal en aandeel leerlingen in het lager onderwijs dat aantikt op de leerlingenkenmerken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, schooljaar en schooljaar

81 Figuur 10. Aantal en aandeel leerlingen in het secundair onderwijs dat aantikt op de leerlingenkenmerken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, schooljaar en schooljaar Het aandeel leerlingen in het kleuter- en lager onderwijs met een moeder met een laag opleidingsniveau en dat een schooltoelage krijgt, is het hoogst in de gemeenten in het noordoosten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in de gemeenten in de Kanaalzone. Op het vlak van de thuistaal van de leerlingen in het kleuter- en lager onderwijs zijn de verschillen tussen de Brusselse gemeenten kleiner. Het aandeel leerlingen met niet het Nederlands als thuistaal in het kleuteronderwijs varieert van 51,4% in Elsene tot 75,2% in Sint-Jans-Molenbeek en 76,3% in Watermaal-Bosvoorde. In het basisonderwijs variëren deze percentages van 50-55% in Etterbeek, Elsene, Sint-Gillis en Vorst tot rond de 75% in Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Lambrechts- Woluwe en Sint-Joost-ten-Node (zie ook indicator 3.3 Taalverwerving ). Er zijn ook sterke verschillen tussen de gemeenten in het secundair onderwijs, al kunnen die eerder verklaard worden door het specifieke aanbod aan onderwijsvormen in een bepaalde gemeente (voor meer uitleg daarover, zie indicator 3. Schoolse vertraging). 77

82 Figuur 11. Aandeel leerlingen in het gewoon kleuteronderwijs dat aantikt op de leerlingenkenmerken, schooljaar , per gemeente 78

83 79

84 Figuur 12. Aandeel leerlingen in het lager onderwijs dat aantikt op de leerlingenkenmerken, schooljaar , per gemeente 80

85 81

86 Indicator 3. Schoolse vertraging De indicator Schoolse vertraging wordt ingevuld via cijfers over het aantal en het aandeel leerlingen met schoolvertraging in het Brussels onderwijs. De VGC rapporteerde daarover ook in de vorige voortgangsrapporten: in het voortgangsrapport (schoolse achterstand in het kleuteronderwijs en in het basisonderwijs), in het voortgangsrapport en in het voortgangsrapport (aantal en aandeel leerlingen met schoolse vertraging in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs in Brussel per onderwijsvorm). Op de website van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming zijn rapporten te raadplegen over de schoolbevolking in het Nederlandstalig lager en secundair onderwijs (per onderwijsvorm), op gemeenteniveau en naar hoofdzetel of vestigingsplaats van de school. In deze rapporten zijn cijfers opgenomen over de schoolse vordering naar leerjaar en geslacht voor de schooljaren tot en met , zowel in absolute aantallen als procentueel. De gegevens worden geregistreerd op 1 februari van het schooljaar. Schoolse vertraging of schoolse achterstand: - is het aantal leerjaren vertraging van een leerling ten aanzien van het leerjaar waarin hij/zij zich zou bevinden als hij/zij normaal zou vorderen; - is niet noodzakelijk een gevolg van zittenblijven, maar kan ook veroorzaakt worden door ziekte, verlate instap in het lager en/of het secundair onderwijs, atypische studieovergangen (bijvoorbeeld van 1ste leerjaar B naar 1ste leerjaar A) enzovoort; - geeft een beeld van hoeveel achterstand een leerling in zijn/haar totale schoolloopbaan heeft opgelopen. De onderwijsniveaus waarvoor we hier schoolse achterstand beschrijven: - het gewoon lager onderwijs: aantal en aandeel leerlingen met schoolachterstand over de zes leerjaren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de 19 Brusselse gemeenten in de schooljaren en Voor het Gewest is het ook mogelijk om een onderscheid te maken per leerjaar. Dat is niet mogelijk voor de gemeenten omdat de aantallen in bepaalde gemeenten vrij klein zijn. - het gewoon secundair onderwijs: aantal en aandeel leerlingen met schoolachterstand over de drie graden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de schooljaren en Het is ook mogelijk om een onderscheid te maken naar graad of naar onderwijsvorm. Dat is wel alleen mogelijk voor het Gewest, en niet voor de twee aspecten (graad en onderwijsvorm) samen. Dat komt doordat niet alle Brusselse gemeenten een school gewoon secundair onderwijs hebben, en doordat in gemeenten met een school secundair onderwijs niet alle graden en/of onderwijsvormen worden aangeboden. Het aantal leerlingen met een schoolse achterstand bedroeg in het schooljaar exact in het gewoon lager onderwijs en in het gewoon secundair onderwijs. In vergelijking met het schooljaar is er een lichte daling merkbaar: 106 leerlingen minder in het lager onderwijs en 340 leerlingen minder in het secundair onderwijs. Ook het aandeel leerlingen met schoolse achterstand is gedaald in het lager onderwijs: van 22,75% in het schooljaar naar 18,87% in het schooljaar In het secundair onderwijs is dat aandeel dan weer lichtjes gestegen: van 40,80% in het schooljaar naar 41,76% in het schooljaar (Figuur 13) en (Figuur 14). 82

87 Figuur 13. Aantal leerlingen met schoolse achterstand in het Nederlandstalig gewoon lager en secundair onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, schooljaren en Figuur 14. Aandeel leerlingen met schoolse achterstand in het Nederlandstalig gewoon lager en secundair onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, schooljaren en (in %) 83

88 Figuur 15. Aandeel leerlingen met schoolse achterstand in het Nederlandstalig gewoon lager onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, per leerjaar, schooljaren en (in %) Het aandeel leerlingen met schoolse achterstand in het gewoon secundair onderwijs stijgt naargelang de graad: in het schooljaar had één derde van de leerlingen (32,86%) in de eerste graad een schoolse achterstand, terwijl dat in de derde graad gestegen was tot de helft van de leerlingen (50,42%). In de derde graad nam het aandeel leerlingen met schoolse achterstand het sterkst toe: van 44,64% in het schooljaar tot 50,42% in het schooljaar De stijging in de eerste en tweede graad was minder sterk (Figuur 16). 84

89 Figuur 16. Aandeel leerlingen met schoolse achterstand in het Nederlandstalig gewoon secundair onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, per graad, schooljaren en (in %) Uit Figuur 17 blijkt dat er sterke verschillen merkbaar zijn qua aandeel leerlingen met schoolse achterstand naargelang de onderwijsvorm. Vier op vijf leerlingen in het beroepssecundair onderwijs (BSO) en drie op vier in het technisch secundair onderwijs (TSO) hebben schoolse achterstand. In het algemeen secundair onderwijs (ASO) is dat één op vier. Met iets meer dan de helft van de leerlingen met schoolse achterstand neemt het kunstsecundair onderwijs (KSO) een middenpositie in. Als we de schooljaren en met elkaar vergelijken, zien we dat het aandeel leerlingen met schoolse achterstand in het ASO en in het KSO steeg, en dat het in het BSO en in het TSO licht daalde. 85

90 Figuur 17. Aandeel leerlingen met schoolse achterstand in het Nederlandstalig gewoon secundair onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, per onderwijsvorm, schooljaren en (in %) Er zijn niet alleen verschillen in schoolse achterstand per schooljaar, per leerjaar of graad en per onderwijsvorm, maar ook tussen de Brusselse gemeenten. In het gewoon lager onderwijs varieert het aandeel leerlingen met schoolse achterstand van minder dan één op tien in de gemeenten Sint-Pieters-Woluwe (1,52%), Watermaal-Bosvoorde (6,00%), Elsene (8,33%), Ukkel (8,75%) en Sint- Lambrechts-Woluwe (9,90%) tot één op vier en meer in de gemeenten Sint-Joost-ten-Node (28,77%), Evere (27,81%), Anderlecht (23,18%) en Schaarbeek (23,03%) (Figuur 18). Het is wel belangrijk om op te merken dat niet in alle gemeenten met een school secundair onderwijs ook alle onderwijsvormen worden aangeboden. Omdat het aandeel leerlingen met schoolse achterstand sterk varieert al naargelang de onderwijsvorm (zie Figuur 17), kunnen verschillen tussen gemeenten grotendeels verklaard worden door de aangeboden onderwijsvormen in de gemeenten. Het is dus niet zo zinvol om een vergelijking te maken tussen de verschillende Brusselse gemeenten voor het aandeel leerlingen met schoolse achterstand in het gewoon secundair onderwijs. 86

91 Figuur 18. Aandeel leerlingen met schoolse achterstand in het Nederlandstalig gewoon lager onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, per gemeente, schooljaar (in %) Schoolse vertraging Anno 2014 heeft ongeveer 20% van de leerlingen in het Nederlandstalig basisonderwijs in Brussel schoolse vertraging. In het Nederlandstalig secundair onderwijs in Brussel gaat het om zo n 40%. Het aantal leerlingen met schoolse vertraging nam in absolute aantallen af ten opzichte van het schooljaar Het aandeel leerlingen met schoolachterstand in het secundair onderwijs nam licht toe. Hoe hoger de graad, des te groter het aandeel leerlingen met schoolse vertraging. Schoolse vertraging is het duidelijkst afgetekend in BSO- en TSO-richtingen en komt het minst vaak voor in ASO-richtingen. Indicator 4. Starters in het hoger onderwijs De indicator starters in het hoger onderwijs wordt ingevuld met cijfers over het aantal en het aandeel generatiestudenten in Brussel. Een generatiestudent is een student die zich voor het eerst inschrijft met een diplomacontract voor een professioneel of academisch gerichte bachelor in het Vlaams hoger onderwijs en op 1 februari van het lopende academiejaar nog is ingeschreven ( Het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming publiceert jaarlijks cijfers over het aantal inschrijvingen op 31 oktober in het hoger onderwijs. De cijfers over het aantal generatiestudenten per instelling zijn beschikbaar vanaf het academiejaar De meest recente cijfers zijn die van het academiejaar Alleen voor die periode kan de evolutie beschreven worden. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn er anno 2015 drie Nederlandstalige hogescholen (Odisee, LUCA School of Arts, Erasmushogeschool Brussel) en één Nederlandstalige universiteit 87

92 (Vrije Universiteit Brussel). Tot en met 2013 bestonden er ook de HUB-EHSAL en de HUB- KUBrussel. De HUB-EHSAL is in 2013 gefuseerd met KAHO Sint-Lieven en werd de HUB-KAHO. Die laatste veranderde in 2014 haar naam naar Odisee. De HUB-KUBrussel op haar beurt is in 2013 opgegaan in de KULeuven. De hoofdzetel van Odisee is in Brussel, maar de hogeschool heeft ook campussen in Gent, Aalst en Sint-Niklaas. Ook de LUCA School of Arts heeft naast haar hoofdzetel en twee vestigingen in Brussel, ook vestigingen in Genk (sinds 2014), Gent en Leuven. De LUCA School of Arts was voor 2012 de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst. Die fuseerde in het academiejaar met de Hogeschool Sint-Lucas Brussel. Op basis van de beschikbare cijfers van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming is het voor Odisee en de LUCA School of Arts niet mogelijk om een onderscheid te maken tussen studenten die les volgen op de campussen binnen en buiten Brussel. Figuur 19 toont het aantal generatiestudenten per instelling en per academiejaar. Deze cijfers gaan over de telling van het aantal generatiestudenten op 31 oktober van het academiejaar. Er is ook een telling op het einde van het academiejaar, op 30 september. Over het algemeen vallen de cijfers van de telling op het einde van het academiejaar lager uit dan die aan het begin van het academiejaar. In het academiejaar waren er in totaal generatiestudenten in het Nederlandstalig hoger onderwijs in Brussel. Dat is een stijging van 955 of 19,91% ten opzichte van het academiejaar Deze stijging is vooral te verklaren door de fusie tussen de HUB-EHSAL en KAHO Sint-Lieven tot de hogeschool Odisee, die ook campussen heeft buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Figuur 19. Aantal generatiestudenten per instelling en per academiejaar ( tot en met ) (telling van 31 oktober) Voor de LUCA School of Arts vinden we in twee verschillende publicaties verschillende cijfers terug voor het aantal inschrijvingen van generatiestudenten voor het academiejaar (telling 31/10/2013), namelijk 624 versus 711. In de grafiek zijn de meest recente cijfers opgenomen. 88

93 Starters in het hoger onderwijs In het academiejaar startten in totaal generatiestudenten in het Nederlandstalig hoger onderwijs in Brussel. Door een aantal recente fusies van hogescholen, die ook campussen hebben buiten Brussel, is het moeilijk om uitspraken te doen over de evolutie van het aantal starters door de tijd heen. Indicator 5. Afgestudeerden in het hoger onderwijs Deze indicator wordt ingevuld met cijfers over het aantal uitgereikte diploma s in Brussel. Er is geen vergelijkbare indicator in de vorige voortgangsrapporten of in de Stadsmonitor. Het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming publiceert cijfers over het aantal diploma s per instelling, per geslacht en nationaliteit voor basisopleidingen (Professioneel gerichte bachelor, Academisch gerichte bachelor en master) en andere opleidingen (Bachelor na bachelor, Master na master en Academische graad van doctor). De data zijn afkomstig uit het Statistisch Jaarboek Onderwijs dat cijfers bevat over het aantal diploma s voor het vorige academiejaar. Het meest recente jaarboek gaat over het academiejaar ; de meest recente cijfers over het aantal diploma s hebben dus betrekking op het academiejaar De cijfers gaan terug tot het academiejaar (diploma s uitgereikt op het einde van het academiejaar ), maar voor het academiejaar (diploma s uitgereikt op het einde van het academiejaar ) is er een wijziging in de categorieën basisopleidingen, waarschijnlijk als gevolg van de Bologna-hervorming. We beschrijven hier de evolutie vanaf het academiejaar (diploma s uitgereikt op het einde van het academiejaar ). Figuur 20 toont het totale aantal uitgereikte diploma s per instelling op het einde van de academiejaren tot en met Het totale aantal uitgereikte diploma s op het einde van academiejaar bedroeg Dat is een stijging van 806 of 17,57% in vergelijking met het academiejaar Een groot deel van deze stijging is te verklaren door de fusie tussen de HUB-EHSAL en KAHO Sint-Lieven. 89

94 Figuur 20. Aantal uitgereikte diploma s per instelling, academiejaren tot en met Aantal afgestudeerden hoger onderwijs In het academiejaar werden er diploma s uitgereikt aan Brusselse instellingen voor hoger onderwijs. Dat is een goede 17% meer dan in het academiejaar De stijging kan vooral worden verklaard door de fusie tussen de HUB-EHSAL en KAHO Sint-Lieven. Indicator 6. Ongekwalificeerde uitstroom Om ongekwalificeerde uitstroom in kaart te brengen gebruiken we de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK). Deze enquête is de Belgische versie van de Labour Force Survey (LFS), die Eurostat coördineert voor alle lidstaten van de Europese Unie. In België voert de FOD Economie (ADSEI) de enquête uit. Ongekwalificeerde uitstroom wordt in deze databron gedefinieerd als het aandeel jongvolwassenen (van 18 tot 24 jaar) dat ten hoogste een diploma lager secundair onderwijs behaalde en gedurende een referentieperiode van vier weken (voorafgaand aan het invullen van de enquête) niet deelnam aan een opleiding. Daarnaast wordt gekeken naar het aandeel NEET -jongeren ( Not in Employment, Education, or Training ). Het gaat hier meer specifiek om het aandeel jongeren in de leeftijdsgroep 15- tot 24-jarigen dat noch een opleiding volgt, noch aan het werk is. 24 De academisch gerichte bachelors zijn niet opgenomen in het totale aantal uitgereikte diploma s omdat die als doel hebben om door te stromen naar een masteropleiding. 90

95 Figuur 21. Aandeel Brusselse jongvolwassenen met hoogstens een diploma lager onderwijs (en die geen opleiding meer volgen) en aandeel Brusselse NEET-jongeren Figuur 21 toont dat het aandeel Brusselse NEET-jongeren en het aandeel Brusselse jongvolwassenen met hoogstens een diploma lager onderwijs en die geen opleiding meer volgen, ongeveer dezelfde tendens volgen. Voor de twee groepen zien we een sterke daling tussen 2007 en 2009, met daarna een stijging tot Sinds 2012 is er opnieuw een daling aan de gang; het aandeel ongekwalificeerde uitstroom ligt in 2014 zelfs op het laagste punt in tien jaar (14,4%). Ook het aandeel NEET-jongeren neemt vanaf 2012 weer af en eindigt in 2014 op 15,8% van het totale aantal 15- tot 24-jarigen. Ongekwalificeerde uitstroom De EAK-cijfers over ongekwalificeerde uitstroom tonen een eerder grillig verloop. Het aandeel 18- tot 24-jarigen met ten hoogste een diploma lager onderwijs en die geen opleiding meer volgen, was het hoogst in 2007, 2009 en 2012: in deze jaren ging het om een vijfde van de 18- tot 24- jarigen. Sinds 2012 nam de ongekwalificeerde uitstroom echter weer af, om in 2014 op iets meer dan 14% te eindigen. Het aandeel NEET- jongeren, dat wil zeggen de 15- tot 24-jarigen die niet werken noch een opleiding volgen, kent over de jaren heen een gelijkaardige evolutie. Indicatoren 7 en 8. Kortgeschoolden en hoogopgeleiden De aantallen kortgeschoolden en hoogopgeleiden brengen we in kaart op basis van de gegevens van de EAK. In de EAK wordt een onderscheid gemaakt tussen kortgeschoolden, middengeschoolden en hooggeschoolden. Kortgeschoolden hebben geen diploma, een diploma 91

96 lager onderwijs of een diploma lager secundair onderwijs. Middengeschoolden hebben een diploma secundair onderwijs of een diploma post-secundair niet hoger onderwijs. De hooggeschoolden hebben een diploma hoger onderwijs (van het korte of van het lange type) of universitair onderwijs (inclusief voortgezette universitaire opleiding en een doctoraat met proefschrift). De indeling komt overeen met de internationaal geldende ISCED-indeling die het het onderwijsniveau in de Europese landen bepaalt. Figuur 22. Opleidingsniveau in 2014 Figuur 22 toont dat er in Brussel een min of meer gelijke verdeling is tussen laag-, midden- en hoogopgeleiden. Een kleine meerderheid van de Brusselaars is hooggeschoold: Brusselaars hebben minstens een diploma hoger onderwijs. De groep laaggeschoolden, met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs, is echter bijna even groot ( Brusselaars). De groep middengeschoolden is het kleinst ( personen). Een detailbeeld door de tijd heen van het aandeel 30- tot 34-jarigen dat een diploma hoger onderwijs behaalde (Figuur 23) toont weinig uitgesproken tijdsgebonden tendensen. Door de jaren heen lijkt zich een licht positieve tendens voor te doen, maar de gegevens variëren te sterk om hier echt gefundeerde uitspraken over te doen. In 2009 was er een daling in het aandeel hoogopgeleide 30- tot 34-jarigen. Dat is opvallend, omdat ook het aandeel jongvolwassenen met ten hoogste een diploma secundair onderwijs die geen opleiding meer volgen en tegelijk het aandeel NEET- jongeren in dat jaar een dieptepunt kennen (zie indicator 6). Toch is er voor het jaar 2009 in de EAK-cijfers geen trendbreuk. 92

97 Figuur 23. Detailbeeld: evolutie aandeel 30- tot 34-jarigen met een diploma hoger onderwijs Kort- en hooggeschoolden Anno 2014 zijn er in Brussel ongeveer even veel laag- als hooggeschoolden, hoewel de hooggeschoolden nog lichtjes in de meerderheid zijn. De middengeschoolden vormen de kleinste groep. Hoewel er indicaties zijn dat de scholingsgraad door de jaren heen enigszins zou toenemen, gaat het niet om een uitgesproken of duidelijk waarneembare tendens. Arbeidsmarkt Indicator 9. Werkzaamheidsgraad De werkzaamheidsgraad drukt het aandeel werkenden uit ten opzichte van de totale beroepsactieve bevolking. Om deze indicator in te vullen gebruiken we de gegevens uit de EAK. De EAK-statistieken zijn gebaseerd op zelfrapportage (het gaat om enquêtes waarin mensen over hun eigen gedrag, ideeën of ervaringen rapporteren) en worden door uiteenlopende instanties gebruikt bij Europese arbeidsmarktvergelijkingen (VDAB Studiedienst, 2011). Ook Actiris, de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, rapporteert over werkzaamheid en werkloosheid op basis van de EAK. 25 Daarom gebruiken we deze data ook in dit voortgangsrapport. Om het aantal werkenden te tellen, baseert de EAK zich op de definitie van 25 Voor meer informatie: zie 93

98 het Internationaal Arbeidsbureau (ILO). Het ILO definieert werkenden als personen die in de referentieweek minstens één uur betaalde arbeid verrichtten. 26 De Stadsmonitor gebruikt andere gegevens om de werkzaamheidsgraad te rapporteren. Daarin wordt geen gebruikgemaakt van de EAK, maar van de Vlaamse Arbeidsrekening (VAR). Daarom tonen we hier, naast de cijfers van de EAK, ook de cijfers van de VAR. Een werkende wordt in de gegevens van de VAR gedefinieerd als een loontrekkende, zelfstandige of helper op basis van de cijfers uit RSZ, RVA, RSZPPO (vanaf 2015: DIBISS) en RSVZ. 27 Als men het heeft over de beroepsactieve bevolking, wordt internationaal doorgaans de leeftijdsgroep 15- tot 64-jarigen als uitgangspunt genomen. Maar omdat in België een leerplicht tot 18 jaar geldt en omdat jongeren daarna vaak verder studeren, hanteren wij in dit rapport de leeftijdsgroep 20 tot 64 jaar om de beroepsactieve bevolking te beschrijven. Ook de Stadsmonitor doet dat op die manier. Figuur 24. Werkzaamheidsgraad in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door de tijd heen Figuur 24 toont dat de werkzaamheidsgraad op basis van de zelfrapportagecijfers (EAK) hoger ligt dan de werkzaamheidsgraad op basis van de officiële cijfers (VAR): het gaat om een verschil 26 We moeten ook rekening houden met het feit dat gegevens uit grootschalige enquêtes zoals EAK, schattingen zijn die tussen een statistische ondergrens en bovengrens liggen. Een percentage afkomstig van EAK ligt dus in het midden van een schattingsbereik. Voor de leesbaarheid rapporteren we hier alleen de percentages, zonder de bijhorende schattingsintervallen. Meer informatie over de methodologie van de EAK-bevraging vindt u op: en via 27 Meer informatie over de methodologie van de VAR vindt u op: gie_ pdf 94

99 van om en bij de 5%. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat in de zelfrapportagecijfers ook niet-officiële arbeid werd meegerekend en/of dat het gaat om prestaties die niet bij het RSZ moeten worden aangegeven, bijvoorbeeld studenten die minder dan 50 dagen per jaar werken. 28 Over het algemeen tonen deze statistieken dat de werkzaamheidsgraad van de Brusselaars over de jaren heen eerder laag ligt. Het aandeel werkenden kwam in de afgelopen 10 jaar slechts één jaar boven de 60% uit, namelijk in Een meer gedetailleerd beeld van de cijfers (Figuur 25) toont dat de twee statistieken door de jaren heen een min of meer gelijke trend volgen, hoewel de cijfers van de EAK sterker fluctueren dan die van de VAR (de ondergrens van de grafiek ligt hier boven 0%, zodat trends door de tijd heen enigszins visueel worden uitvergroot). De werkzaamheidsgraad kende een kleine piek in 2008, waarna hij de volgende vijf jaar gestaag afnam. De EAK toont dat de werkzaamheidsgraad in 2014 opnieuw steeg. We kunnen niet controleren of er zich in de cijfers van de VAR een gelijkaardige trend voordoet, want de gegevens voor 2014 zijn momenteel nog niet beschikbaar. 29 Algemeen tonen Figuur 24 en Figuur 25 dat er de afgelopen tien jaar geen echt uitgesproken stijgende of dalende trends in de werkzaamheidsgraad te zien zijn. De cijfers blijven eerder stabiel door de tijd heen. Figuur 25. Detailbeeld: werkzaamheidsgraad in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door de tijd heen De Vlaamse Arbeidsrekening wordt opgemaakt per gemeente. Figuur 26 toont dat de laagste werkzaamheidsgraad zich in het hart van Brussel bevindt, terwijl de hoogste 28 Een overzicht van vrijgestelde prestaties vindt u op: 29 De gegevens voor 2014 zullen begin 2016 door het SWE worden gepubliceerd (cf. communicatie met de verantwoordelijke van de VAR-cijfers bij SWE op 13 november 2015). 95

100 werkzaamheidsgraad eerder in de rand ligt. Sint-Joost-ten-Node is de gemeente met de laagste werkzaamheidsgraad. Ook in Sint-Jans-Molenbeek, Brussel, Schaarbeek, Sint-Gillis en Elsene ligt de werkzaamheidsgraad laag: in deze gemeenten is minder dan de helft van de inwoners op beroepsactieve leeftijd aan het werk. Sint-Agatha-Berchem, Ganshoren, Jette en Watermaal- Bosvoorde zijn de gemeenten met de hoogste werkzaamheidsgraad. Figuur 26. Werkzaamheidsgraad per gemeente, op basis van de Vlaamse Arbeidsrekening (VAR) (2013) Werkzaamheidsgraad De werkzaamheidsgraad in Brussel kan met verschillende cijfers worden uitgedrukt. Wij kozen hier voor een set zelfrapportage-cijfers (EAK) en voor een set administratieve cijfers (VAR). De resultaten tonen dat zelfs in de zelfrapportage-cijfers, die nog een vijftal procent hoger liggen dan de administratieve cijfers, het aandeel werkenden in Brussel ten opzichte van de beroepsactieve bevolking nauwelijks boven de 60% uitstijgt. In de afgelopen tien jaar is er geen sprake van een echt uitgesproken stijgende of dalende trend in de werkzaamheid. Hoewel de zelfrapportage-cijfers in 2014 een verhoging van de werkzaamheid lijken te suggereren, kunnen we deze trend nog niet bevestigen via de VAR-cijfers, omdat die voor 2014 nog niet beschikbaar zijn. De werkzaamheidsgraad ligt anno 2013 het laagst in het hart van Brussel, terwijl de gemeenten in de rand, en dan vooral de gemeenten Sint-Agatha-Berchem, Ganshoren, Jette en Watermaal-Bosvoorde, de hoogste werkzaamheidsgraad kennen. 96

101 Indicator 10. Werkloosheidsgraad De werkloosheidsgraad drukt het aandeel niet-werkende werkzoekenden uit ten opzichte van de beroepsactieve bevolking. Net zoals voor de invulling van de indicator werkzaamheidsgraad gebruiken we ook om te rapporteren over de werkloosheidsgraad de data van de EAK en de VAR. In 2011 veranderde de vraagstelling over werkloosheid in de EAK. Tot 2010 werd de vraag of de respondent op zoek is naar werk niet expliciet gelinkt aan een specifieke periode. Sinds 2011 heeft die vraag betrekking op de referentiemaand (de maand voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst). Omdat deze vraag mee bepaalt of iemand als inactief dan wel als werkloos wordt gekwalificeerd, kunnen we de cijfers van voor 2011 en die van erna niet met elkaar vergelijken. 30 Daarom tonen we in Figuur 27 alleen de cijfers van Voor de VAR, waar de vraagstelling niet veranderde, geven we de cijfers weer van 2004 tot De cijfers van 2014 zijn op het moment van de opmaak van dit voortgangsrapport nog niet beschikbaar. Figuur 27. Werkloosheidsgraad in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door de tijd heen Figuur 27 toont dat de werkloosheidsgraad op basis van de officiële cijfers (VAR) hoger ligt dan de werkloosheidsgraad op basis van de zelfrapportage (EAK). In de EAK worden werklozen 30 Meer informatie op 97

102 gedefinieerd als niet-werkenden die de afgelopen vier weken actief naar werk hebben gezocht en die onmiddellijk beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, dat wil zeggen: die binnen de twee weken een nieuwe job kunnen starten. Het verschil tussen de administratieve cijfers en de zelf gerapporteerde cijfers zou kunnen verklaard worden door het feit dat een aantal van de EAKrespondenten officieel wel geregistreerd staan als werkzoekenden, maar in de realiteit niet actief op zoek zijn naar werk. Behalve een zichtbare daling in de werkloosheidsgraad in de jaren , wat overeenkomt met de eerder geobserveerde piek in werkzaamheid in Figuur 25, toont Figuur 27 geen noemenswaardige tendensen in de werkloosheid bij de Brusselaars. De werkloosheidsgraad schommelt volgens de VAR rond 22%. Figuur 28. Detailbeeld: werkloosheidsgraad in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door de tijd heen Een detailbeeld van de grafiek (Figuur 28, de ondergrens ligt hoger dan 0% om tendensen door de tijd heen uit te vergroten), toont dat de trends in de VAR en de EAK niet erg overeenstemmen, dat in tegenstelling tot de bevindingen over de werkzaamheidsgraad. Op basis van de EAK-cijfers zien we tussen 2011 en 2013 een stijging in werkloosheidsgraad van zo n 2%, terwijl de VAR-cijfers gedurende deze jaren eerder stabiel blijven. Wel in overeenstemming met de werkzaamheidsresultaten is de daling in de werkloosheidsgraad in 2014 in de cijfers van de EAK. Die tendens kunnen we nog niet controleren voor de cijfers van de VAR, omdat de cijfers voor 2014 op het moment van de opmaak van dit voortgangsrapport nog niet beschikbaar zijn. Tot slot wordt in Figuur 29 de werkloosheidsgraad per gemeente bekeken op basis van de VARcijfers. Het beeld dat Figuur 29 toont, is niet zomaar een omgekeerd spiegelbeeld van Figuur 26. Sint-Lambrechts-Woluwe en Sint-Pieters-Woluwe bijvoorbeeld horen bij de gemeenten met de 98

103 laagste werkloosheidsgraad, terwijl de werkzaamheidsgraad in deze gemeenten volgens Figuur 26 toch niet bijzonder hoog is, maar eerder gemiddeld. Dat betekent wellicht dat in deze gemeenten meer beroepsinactieven wonen, die niet werken maar die ook niet op zoek zijn naar een job. Jette en Ganshoren lijken in verhouding dan weer een eerder gemiddelde werkloosheid te hebben, terwijl ze volgens Figuur 26 bij de gemeenten met de hoogste werkzaamheidsgraad horen. Dat betekent wellicht dat in deze gemeenten weinig inactieven wonen: de meerderheid is ofwel aan het werk, ofwel op zoek naar een job. De werkloosheidsgraad in de gemeenten rond de Kanaalzone is het hoogst en piekt in de gemeenten Sint-Jans-Molenbeek en Sint-Joost-ten-Node, waar de percentages ruim boven 25% liggen. In de rand van Brussel is de werkloosheid het laagst. Vooral de lage werkloosheidsgraad in de zuidoostelijke gemeenten valt op. Figuur 29. Werkloosheidsgraad per gemeente, op basis van de Vlaamse Arbeidsrekening (VAR) (2013) Werkloosheidsgraad Door een gewijzigde vraagstelling in de EAK, zijn we voor een analyse van de werkloosheidsgraad door de tijd heen vooral aangewezen op de officiële cijfers van de VAR. Die tonen geen uitgesproken tendensen in de werkloosheidsgraad door de tijd heen, op een korte daling tussen 2007 en 2009 na. Over het algemeen blijft de werkloosheidsgraad in Brussel volgens de officiële cijfers schommelen rond de 22%. De zelfrapportagecijfers geven een positiever beeld: volgens deze cijfers ligt de Brusselse werkloosheidsgraad tussen 17% en 19%. Anno 2013 is de werkloosheidsgraad het hoogst in de gemeenten van en rond de Kanaalzone en het laagst in de randgemeenten. 99

104 Armoede en ongelijkheid Indicator 11. Personen in armoede of sociale uitsluiting Armoede wordt gedefinieerd als [ ] een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen. (Vranken, 2009:40). Om deze indicator in te vullen baseren we ons op twee bronnen. In de eerste plaats is er de Welzijnsbarometer die jaarlijks wordt uitgegeven door het Observatorium voor Welzijn en Gezondheid Brussel-Hoofdstad, en die ook een armoederapport bevat. Dat armoederapport bevat cijfers die afkomstig zijn uit de enquête naar de inkomens en levensomstandigheden (SILC). De tweede bron die we hier gebruiken, is de kansarmoede-index van Kind en Gezin. Die heeft wel alleen maar betrekking op het aantal kinderen dat geboren wordt in een kansarm gezin, en niet op de hele Brusselse bevolking. Figuur 30. Enkele opvallende gegevens over armoede en sociale uitsluiting in Brussel (2014) Uit de Welzijnsbarometer 2015, gebaseerd op cijfers van 2014, blijkt dat een kleine 31% van de Brusselaars moet rondkomen met een inkomen onder de armoederisicogrens. Die grens ligt op euro voor een alleenstaande, euro voor een alleenstaande met twee kinderen en euro voor een koppel met twee kinderen. Om het risico op armoede of sociale uitsluiting te meten wordt een bredere definitie gehanteerd. Personen die voldoen aan minstens één van de volgende criteria, worden beschouwd als personen die risico lopen op armoede of sociale uitsluiting: 100

105 (1) Hij/zij leeft in een gezin met een beschikbaar inkomen onder de nationale armoederisicogrens. (2) Hij/zij is tussen 0 en 59 jaar en leeft in een gezin met een zeer lage werkintensiteit. (3) Hij/zij kent ernstige materiële deprivatie. Volgens de SILC zou 38,4% van de Brusselaars tot een dergelijke risicocategorie behoren (Welzijnsbarometer, 2015). Tot slot wordt 23,3% van de Brusselse kinderen die gebruik maken van het aanbod bij Kind en Gezin anno 2014 geboren in een kansarm gezin. Dat blijkt uit de kansarmoede-index van Kind en Gezin. Die index is gebaseerd op de volgende criteria: (1) maandinkomen (leefloon, werkloosheidsuitkering of een inkomen lager dan het leefloon) (2) opleidingsniveau ouders (geen, lager, beroepsonderwijs, buitengewoon onderwijs of nietafgemaakt secundair onderwijs) (3) precaire arbeidssituatie ouders (tijdelijke contracten, beschutte werkplaats, de twee ouders zijn werkloos of alleenstaande ouder is werkloos) (4) laag stimulatieniveau (beperkte opvolging van kinderen, problemen met verzorging van kinderen) (5) huisvesting (ongezonde of onveilige woning, gebrek aan nutsvoorzieningen) (6) gezondheid (zwakke gezondheid of handicap gezinsleden, gebrek aan kennis van en deelname aan de gezondheidszorg) Als een gezin slecht scoort op drie of meer van deze criteria, wordt het als kansarm beschouwd. Als we de evolutie van de kansarmoede-index van Kind en Gezin door de tijd heen bekijken (Figuur 31), zien we dat het aandeel kinderen dat opgroeit in een kansarm gezin door de jaren heen traag maar gestaag toenam: van iets meer dan 15% in 2001, tot de eerder vermelde 23% in

106 Figuur 31. Aandeel Brusselse kinderen dat geboren wordt in een kansarm gezin door de tijd heen Figuur 32 toont dat vooral de noordoostelijke gemeenten eerder hoge kansarmoede-percentages kennen, met uitzondering van de gemeenten Jette, Ganshoren en Sint-Agatha-Berchem. De kansarmoede-percentages zijn het hoogst in Brussel-Stad en Sint-Jans-Molenbeek: tussen 22% en 27% van de kinderen groeit op in een kansarm gezin. De laagste kansarmoede-percentages zijn te vinden in de zuidwestelijke gemeenten van Brussel. 102

107 Figuur 32. Kansarmoede per gemeente op basis van de kansarmoede-index van Kind en Gezin (2014) Armoede en sociale uitsluiting Volgens de definitie die wordt gehanteerd in het Europese SILC-onderzoek, loopt meer dan een derde van de Brusselse inwoners het risico op armoede of sociale uitsluiting. Iets minder dan een derde moet zien rond te komen met een inkomen dat onder de armoederisicogrens ligt. Het aandeel kinderen dat wordt geboren in een kansarm gezin, nam de laatste jaren gestaag toe, tot bijna een vierde van de pasgeborenen in Het gaat hier om de kinderen die klant zijn bij Kind en Gezin. De kansarmoede is het grootst in het noordoosten van het Gewest en ligt het laagst in het zuidwesten. Vooral Brussel-Stad en Sint-Jans-Molenbeek kampen met hoge kansarmoede-percentages. Indicator 12. Personen die leven van een vervangingsinkomen De indicator Personen die leven van een vervangingsinkomen wordt hier in kaart gebracht door het aantal personen weer te geven die een vervangingsinkomen ontvangen. In realiteit zal het aantal personen die van een vervangingsinkomen leven, wellicht hoger liggen. Het gaat dan bijvoorbeeld over kinderen die opgroeien in een gezin waarin de gezinshoofden een vervangingsinkomen hebben. Om meer te weten te komen over het aantal kinderen dat opgroeit in baanloze gezinnen, verwijzen we naar indicator 13. De cijfers die we hier weergeven, komen initieel van de RVA, de POD Maatschappelijke Integratie en de FOD Sociale Zekerheid, maar ze werden verworven via het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA) en via het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad. 103

108 Op basis van deze cijfers geeft Figuur 33 drie types van vervangingsinkomens weer, namelijk de werkloosheidsuitkering, het leefloon en de tegemoetkoming voor personen met een handicap. Figuur 33. Aantal begunstigden van een vervangingsinkomen door de tijd heen Hoewel het aantal personen dat een werkloosheidsuitkering ontving sinds 2010 afnam, steeg het aantal begunstigden van een leefloon en het aantal personen dat een tegemoetkoming voor personen met een handicap ontvangt. Ook het aantal 65+ ers dat een inkomensgarantie voor ouderen krijgt (IGO), nam de laatste jaren toe (niet in Figuur 33). Daardoor ligt het totale aantal personen met een vervangingsinkomen in 2013 hoger dan in 2011: het gaat om een stijging van een kleine mensen. In 2014 ontvingen Brusselaars een werkloosheidsuitkering van de RVA, Brusselaars kregen een leefloon. In Figuur 34 wordt het aandeel begunstigden van een leefloon per gemeente weergegeven. De figuur toont dat in de gemeenten van en rond de Kanaalzone in verhouding de meeste mensen een leefloon ontvangen. Het aandeel personen dat een leefloon krijgt, is het kleinst in de zuidwestelijke rand en in de gemeenten Jette, Ganshoren en Sint-Agatha-Berchem. 104

109 Figuur 34. Begunstigden leefloon in de beroepsactieve bevolking (2014) Vervangingsinkomen Hoewel het aantal personen met een werkloosheidsuitkering sinds 2010 daalde, nam het aantal begunstigden van een leefloon, van een tegemoetkoming voor personen met een handicap en van een inkomensgarantie voor ouderen toe. Daardoor ligt het aantal personen dat een vervangingsinkomen ontvangt, anno 2014 hoger dan vijf jaar geleden. In 2014 ontvingen in totaal Brusselaars een werkloosheidsuitkering van de RVA, Brusselaars kregen een leefloon. Het aandeel Brusselaars dat een leefloon ontvangt, is het grootst in de gemeenten die grenzen aan de Kanaalzone. Indicator 13. Kinderen en jongeren in een huishouden zonder betaald werk Deze indicator wordt ingevuld aan de hand van cijfers over het aandeel kinderen en jongeren (van 0 tot 17 jaar) in een huishouden zonder betaald werk. De Vlaamse Stadsmonitor bevat een gelijkaardige indicator. De Algemene Directie Statistiek publiceert cijfers, per gewest, over het aandeel kinderen dat leeft in een huishouden waar niemand betaald werk verricht. Momenteel zijn er cijfers beschikbaar voor de periode Een kwart (25,7%) van de kinderen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest leefde in 2014 in een huishouden waar niemand betaald werk verrichtte (Figuur 35). Dat is een stijging ten opzichte van 2001, toen 23,1% van de kinderen in een baanloos gezin leefde. Tussen 2001 en 2014 fluctueerde het aandeel kinderen dat leefde in een huishouden zonder werk, tussen 22,7% en 27,9%. 105

110 Figuur 35. Aandeel kinderen (0-17 jaar) dat leeft in een huishouden waar niemand betaald werk verricht in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, (in %) Het aandeel kinderen dat leeft in een huishouden waar niemand betaald werk verricht, was in 2012 het hoogst in Sint-Joost-ten-Node (40,6%), Sint-Jans-Molenbeek (39,6%), Brussel (37,6%), Schaarbeek (36,9%), Etterbeek (36,1%) en Sint-Gillis (35,3%) en was het laagst in Watermaal- Bosvoorde (23,4%), Ganshoren (24,8%), Sint-Agatha-Berchem (25,6%), Jette (26,4%) en Ukkel (26,8%) (Figuur 36). 106

111 Figuur 36. Aandeel kinderen (0-17 jaar) dat leeft in een huishouden waar niemand betaald werk verricht in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (2012) (%) Bron: Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel-Hoofdstad (2015) Kaart: VGC Meet- en Weetcel Kinderen en jongeren in een huishouden zonder betaald werk Ongeveer een kwart van de Brusselse minderjarigen groeit op in een gezin waar niemand betaald werk verricht. Dit percentage bleef eerder stabiel door de jaren heen. Het aandeel kinderen dat opgroeit in een baanloos gezin, is het grootst in het hart van het Gewest, met Sint- Jans-Molenbeek en Sint-Joost-ten-Node op kop, waar de percentages oplopen tot 40%. Het aandeel ligt het laagst in de rand van het Gewest. 107

112 2.3. Maatschappelijk effect 3: De kennis en het gebruik van het Nederlands in Brussel worden gestimuleerd Indicator 1. Taalkennis De indicator taalkennis werd noch in de voortgangsrapporten noch in de Stadsmonitor 2014 opgenomen. Voor de invulling van deze indicator gebruiken we de BRIOtaalbarometer (Janssens, 2013). Taalkennis wordt in de taalbarometer gedefinieerd als een taal goed tot uitstekend spreken, waarbij niet alleen het Nederlands, maar ook het Frans, het Engels, het Arabisch, het Duits, het Spaans, het Italiaans en het Turks aan bod komen. Hoewel de cijfers van de meest recente barometer al dateren van 2012, is het vandaag de meest actuele bron die de taalkennis van Brusselaars in kaart brengt. Deze cijfers zijn gebaseerd op een face-tofacebevraging van een representatieve 31 steekproef (n=2.500) van meerderjarige Brusselaars die werd getrokken uit het Rijksregister op basis van leeftijd, geslacht, gemeente en nationaliteit. De bevraging werd ook al eens uitgevoerd in 2000 en in 2006, waardoor we een vergelijking door de tijd heen kunnen maken. Figuur 37. Talen die Brusselaars naar eigen inschatting goed tot uitstekend spreken door de tijd heen Deze barometer toont dat het aantal respondenten dat aangeeft het Nederlands, het Frans of het Engels goed tot uitstekend te spreken, tussen 2000 en 2012 verminderde (zie Figuur 37). 31 De taalbarometer is een bevolkingsenquête, de gerapporteerde percentages zijn dus schattingen die in het midden van een statistische ondergrens en bovengrens liggen (betrouwbaarheidsinterval). Deze schattingsgrenzen worden voor de leesbaarheid niet gerapporteerd. 108

113 Ondanks deze daling blijven Frans, Nederlands en Engels in die volgorde de drie best gekende talen in Brussel. De mate waarin men Duits, Spaans, Italiaans of Turks kent, is min of meer status quo gebleven. Over de drie meetpunten heen kunnen we hierin geen uitgesproken trends waarnemen. Het Arabisch daarentegen maakte een sterke opmars. Tussen 2000 en 2012 steeg het percentage respondenten dat aangeeft deze taal goed tot uitstekend te spreken, met meer dan 7%. Taalkennis Frans, Nederlands en Engels zijn, in die volgorde, de drie best gekende talen in Brussel. Vooral het Frans is dominant: anno 2012 geeft bijna 90% van de respondenten aan deze taal goed tot uitstekend te spreken. Toch verminderde de kennis van deze drie talen enigszins tussen 2000 en De kennis van andere talen ging dan weer in stijgende lijn. Volgens de schattingen van de derde taalbarometer kent vooral het Arabisch een opmars. Indicator 3.2 Taalgebruik Ook voor de invulling van de indicator taalgebruik baseren we ons op de BRIO-taalbarometer (Janssens, 2013). In deze barometer wordt een onderscheid gemaakt tussen thuistaal, taalgebruik in informele settings en taalgebruik in formele settings. Thuistaal In overeenstemming met de tendensen die we vaststelden voor de taalkennis, blijken het Frans en het Nederlands ook als (exclusieve) thuistaal aan belang in te boeten. Het percentage respondenten dat uitsluitend het Frans als thuistaal heeft, kende volgens de schatting van de taalbarometers een spectaculaire daling (Figuur 38). Het aandeel daalt van 52% in 2000 naar 34% in Nederlands evolueert naar de taal die het minst als (enige) thuistaal fungeert. Het aantal meertalige gezinnen daarentegen stijgt. Zowel het percentage respondenten dat aangeeft in een gemengd Nederlandstalig-Franstalig gezin te wonen, als het aantal respondenten dat thuis Frans spreekt samen met een andere taal, ligt in 2012 zo n 5% hoger dan in

114 Figuur 38. Thuistaal van de respondenten door de tijd heen De meest opvallende stijging zien we bij het aantal respondenten dat alleen een andere taal of meerdere andere talen als thuistaal heeft, zo toont Figuur 38. De stijging is zo groot dat anno 2012 de groep die een andere taal als thuistaal heeft, bijna even groot is als de groep die thuis uitsluitend Frans spreekt. Taalgebruik in informele settings Met taalgebruik in informele settings bedoelen we: taalgebruik onder vrienden, in de buurt en in het verenigingsleven. Het taalgebruik met vrienden wordt door Janssens (2013) in kaart gebracht via een intensiteitsschaal : score 0 op de schaal betekent dat men de taal nooit spreekt, en score 100 dat men de taal altijd spreekt met vrienden. Figuur 39 toont dat het Frans onder vrienden de meest gesproken taal is. Niet alleen het merendeel van de Franstaligen spreekt vooral Frans met vrienden, ook voor de tweetaligen en de anderstaligen is dat het geval. 110

115 Figuur 39. Intensiteit van het gebruik van Nederlands, Frans, Engels en andere taal onder vrienden Na het Frans is het Nederlands de meest gesproken taal met vrienden. Dat is vooral te verklaren door het intensieve gebruik van het Nederlands onder Nederlandstaligen. Andere talen worden vooral door anderstaligen onder vrienden gesproken. Nederlandstaligen en Franstaligen schakelen, als ze geen Nederlands of Frans met hun vrienden kunnen spreken, eerder over naar Engels, zo blijkt uit Figuur 39. Deze cijfers kunnen niet worden vergeleken met de vorige twee meetmomenten, omdat de werkwijze om taalgebruik met vrienden in kaart te brengen voor het meest recente meetmoment gewijzigd werd (voor meer informatie, zie Janssens, 2013:65). Taalgebruik in de buurt wordt op twee manieren gemeten: Welke taal spreken de respondenten met hun buren? En welke taal spreken ze in de lokale winkel? Frans blijkt in de twee gevallen alomtegenwoordig te zijn, zo toont Figuur 40. Bijna alle respondenten spreken wel eens Frans met buren of in de winkel. Dat geldt zowel voor de schattingen van 2000 als voor die van

116 Figuur 40. Percentage respondenten dat aangeeft wel eens Nederlands, Frans of Engels te spreken in de buurt door de tijd heen Voor het Nederlands en het Engels stellen we daarentegen opvallende verschillen vast tussen de eerste taalbarometer in 2000 en de meest recente in Zowel in de buurtwinkel als met buren worden deze talen in 2012 vaker gesproken. Voor de verklaring van deze tendens verwijst Janssens (2013) onder meer naar een switch van tweetalige naar drietalige communicatie die zich vooral doorzet in taalgemengde huwelijken: de twee partners blijven de eigen taal gebruiken, maar door hun open houding ten aanzien van taalgebruik zetten ze gemakkelijker de stap naar het gebruik van een derde taal zoals het Engels. Tot slot behoort ook taalgebruik in het verenigingsleven tot de informele setting. Figuur 41 toont voor welke verenigingen de respondenten kiezen, per thuistaal. Deze figuur brengt alleen respondenten in kaart die lid zijn van een vereniging; wie geen lid is van een vereniging, wordt hier niet bijgerekend. De figuur toont in de eerste plaats dat Franstalige verenigingen in verhouding het grootste aantal Franstaligen, tweetaligen en anderstaligen aantrekken. 112

117 Figuur 41. Lidmaatschap van een Nederlandstalige, een Franstalige en een tweetalige vereniging onder respondenten die lid zijn van een vereniging De Nederlandstalige respondenten die lid zijn van een vereniging, zijn vooral terug te vinden in Nederlandstalige verenigingen, maar ook tweetalige verenigingen zijn populair bij Nederlandstaligen. Bij Franstaligen, tweetaligen en anderstaligen zijn de Nederlandstalige verenigingen het minst in trek. Een vereniging wordt als Franstalig of als Nederlandstalig beschouwd als de officiële communicatie vrijwel uitsluitend in deze taal gebeurt. Dat betekent echter niet dat binnen deze verenigingen alleen Frans of Nederlands wordt gesproken: in de Brusselse context worden in de verenigingen ook andere talen gesproken (Janssens, 2013). Taalgebruik in formele settings Als formele settings voor taalgebruik, beschrijft Janssens (2013) de bedrijfs- of arbeidscontext, de gezondheidszorg en de administratie. Figuur 42 geeft het formele taalgebruik weer voor mondelinge communicatie onder collega s, met de arts en met gemeentelijke ambtenaren. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen het eerste meetmoment van de taalbarometer (2000) en het meest recente meetmoment (2012). 113

118 Figuur 42. Mondeling taalgebruik met collega s, arts en gemeentelijke ambtenaar door de tijd heen ( Engels en Andere taal worden niet weergegeven omdat die percentages zeer laag liggen.) Hoewel het Frans de dominante taal blijft waarin zowel met collega s, met artsen als met gemeentelijke ambtenaren wordt gecommuniceerd, neemt het belang daarvan in 2012 af ten voordele van het gebruik van meerdere talen, zo toont Figuur 42. Met collega s wordt in 2012 zelfs even vaak in verschillende talen als uitsluitend in het Frans gecommuniceerd. Het (uitsluitende) gebruik van het Nederlands komt in de formele context maar zeer beperkt voor: in de drie situaties (collega s, arts en gemeentelijke ambtenaar) blijft dat ver onder de 10%. Taalgebruik Zowel in informele als in formele settings blijft Frans de dominant gebruikte taal. Dat omdat niet alleen Franstaligen, maar ook tweetaligen en anderstaligen in grote mate in het Frans communiceren met vrienden of in het verenigingsleven. Het gebruik van het Nederlands lijkt beperkt te blijven tot Nederlandstaligen zelf. Wel wordt anno 2012 meer Nederlands gesproken in de buurt in vergelijking met het jaar In formele omstandigheden neemt het gebruik van het Frans voornamelijk af ten voordele van een sterkere meertaligheid. Uitsluitend Nederlands spreken gebeurt in de formele context zelden. Ook de thuistaal van de Brusselse gezinnen is meertalig: het exclusieve gebruik van Frans of Nederlands neemt af, ten voordele van een sterkere meertaligheid en van het gebruik van andere talen. 114

119 Indicator 3.3 Taalverwerving Taalverwerving gaat over de manier waarop men een taal leert gebruiken, in dit geval gaat het vooral over het verwerven van het Nederlands. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen primaire taalverwerving (men heeft het Nederlands van thuis uit geleerd) en secundaire taalverwerving (men heeft het Nederlands via de school of op een andere manier verworven). Figuur 43. Taalgebruik met partner en kinderen van respondenten uit een oorspronkelijk Nederlandstalig en Franstalig gezin door de tijd heen In 2012 geven Nederlandstaligen het Nederlands sterker aan hun kinderen door dan in 2000, zo blijkt uit Figuur 43. Het aantal van oorsprong Nederlandstalige respondenten die later in hun eigen gezin Nederlands spreken met partner en kinderen, steeg van 32,5% naar 56,8%. Deze sterkere taaloverdracht gaat samen met een afname van het (exclusieve) gebruik van het Frans en van meertaligheid in de gezinnen van respondenten die van oorsprong Nederlandstalig zijn. Het aantal van oorsprong Nederlandstalige respondenten dat later in het eigen gezin exclusief Frans spreekt met partner en kinderen, ligt in % lager dan in Omgekeerd stellen we vast dat geen enkele van oorsprong Franstalige respondent later in het eigen gezin exclusief Nederlands spreekt met partner en kinderen. Het exclusieve gebruik van het Frans bij van oorsprong Franstaligen neemt in 2012 af ten opzichte van 2000, ten voordele van een sterkere meertaligheid. De schoolomgeving is een belangrijke bron voor secundaire taalverwerving (Janssens, 2013). Figuur 44 geeft de gezinstaal weer van de leerlingen uit het Nederlandstalig secundair onderwijs in Brussel door de tijd heen. Deze grafiek is gebaseerd op de VGC-leerlingentellingen. De laatste 115

120 registratie dateert van , omdat er wordt gewerkt aan een meer betrouwbare dataverzamelingsmethode. 32 Toch kunnen we in Figuur 44 op basis van deze gegevens enkele duidelijke tendensen vaststellen. Figuur 44. Gezinstaal leerlingen uit het Nederlandstalig secundair onderwijs in Brussel, zoals gepercipieerd door de Nederlandstalige Brusselse scholen, door de tijd heen Door de jaren heen blijkt het aandeel leerlingen uit een homogeen Nederlandstalig gezin sterk af te nemen. Het aandeel leerlingen uit homogeen Frans- en anderstalige gezinnen én het aandeel leerlingen uit taalgemengde gezinnen nam wel toe. Vóór 2000 lag het aandeel leerlingen uit homogeen Nederlandstalige gezinnen nog tussen 60% en 80%, waarmee deze leerlingen een absolute meerderheid vormden. Anno 2014 zijn ze, samen met leerlingen uit homogeen anderstalige gezinnen, in de minderheid. Meer leerlingen komen uit een taalgemengd of uit een homogeen Franstalig gezin dan uit een homogeen Nederlandstalig gezin. In absolute aantallen (niet in Figuur 44) 33 worden deze tendensen verklaard door een afname van het aantal Nederlandstalige leerlingen én door een verhoogde instroom van Franstalige, meertalige en anderstalige leerlingen. Deze bevindingen wijzen enerzijds op mogelijke uitdagingen waarmee het onderwijs door deze meertalige context geconfronteerd wordt. Anderzijds tonen ze ook het belangrijke potentieel voor Nederlandse taalverwerving via onderwijs in Nederlandstalige scholen. 32 De taalachtergrond wordt ingeschat door de contactpersoon die per school het formulier voor de leerlingentelling invult. De manier waarop men tot deze inschatting komt, kan echter sterk verschillen van school tot school. Door deze onduidelijkheid wordt momenteel gezocht naar een meer aangepaste methodologie. 33 U vindt deze cijfers via 116

121 Tot slot kunnen we ook nog per gemeente in kaart brengen welke leerlingen in Brussel gedomicilieerd zijn, in het Nederlandstalig basis- of secundair onderwijs les volgen en niet het Nederlands als gezinstaal hebben. 34 Daarvoor baseren we ons op cijfers van het departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse overheid. Het departement Onderwijs en Vorming (2014:1) definieert dat als volgt: De taal die de leerling in het gezin spreekt is niet de onderwijstaal indien de leerling in het gezin met niemand of in een gezin met drie gezinsleden (de leerling niet meegerekend) met maximaal één gezinslid de onderwijstaal spreekt. Broers en zussen worden als één gezinslid beschouwd. Figuur 45. Aandeel leerlingen dat in Brussel woont en in het Nederlandstalig basis- of secundair onderwijs les volgt, van wie de thuistaal niet het Nederlands is, in schooljaar In overeenstemming met de VGC-gegevens in Figuur 44, laat Figuur 45 zien dat in het schooljaar leerlingen met het Nederlands als thuis- of gezinstaal in de minderheid zijn. Zelfs in de gemeenten met de minste leerlingen zonder Nederlands als thuistaal, Jette en Elsene, ligt dat aandeel toch ruim boven de helft. De gemeenten waar het grootste aandeel leerlingen zonder Nederlands als thuistaal woont, zijn Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Node en Schaarbeek: in deze gemeenten ligt het aandeel leerlingen zonder Nederlands als thuistaal tussen 74% en 78%. Over het algemeen toont de kaart in Figuur 45 geen specifieke patronen. Ook zijn de verschillen tussen de gemeenten klein: ze schommelen tussen 60% en 78%. 34 U vindt deze cijfers op 117

BIJLAGE. Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr Bijlage nr. 1

BIJLAGE. Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr Bijlage nr. 1 Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr. 20152016-0361 25-03-2016 BIJLAGE Bijlage nr. 1 Voortgangsrapport 2014-2015 in het kader van het Stedenfonds 1 Voortgangsrapport Stedenfonds 2014-2015 2

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 735 (2018-2019) Nr.1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2018-2019 19 MAART 2019 BELEIDSOVEREENKOMST STEDENFONDS 2014-2019 VOORTGANGSRAPPORT 2016-2018 1587 Vlaamse Gemeenschapscommissie

Nadere informatie

Voortgangsrapport Stedenfonds

Voortgangsrapport Stedenfonds Voortgangsrapport Stedenfonds 2016-2018 1 0. Inleiding... 3 0.1 Het Stedenfonds... 3 0.2 Beknopt overzicht en realisaties in 2016 2018... 3 0.3 De beleidsovereenkomst Stedenfonds 2014 2019... 4 0.4 Beknopte

Nadere informatie

BIJLAGE. Voortgangsrapport Stedenfonds Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr Bijlage nr.

BIJLAGE. Voortgangsrapport Stedenfonds Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr Bijlage nr. Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr. 20182019-0544 19-03-2019 BIJLAGE Bijlage nr. 1 Voortgangsrapport Stedenfonds 2016-2018 Voortgangsrapport Stedenfonds 2016-2018 1 0. Inleiding...3 0.1 Het

Nadere informatie

13 DECEMBER Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds

13 DECEMBER Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds 13 DECEMBER 2002 - Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds (Gecoördineerde versie, aangepast aan het programmadecreet van 19 december 2003 houdende

Nadere informatie

Addendum 1 horende bij de beleidsovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de periode 2008-2013

Addendum 1 horende bij de beleidsovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de periode 2008-2013 Addendum 1 horende bij de beleidsovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de periode 2008-2013 1. Inleiding Tussen de Vlaamse Regering en de Vlaamse Gemeenschapscommissie

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 598 (2015-2016) Nr.1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2015-2016 16 NOVEMBER 2015 BELEIDSOVEREENKOMST Beleidsovereenkomst Stedenfonds tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie

Nadere informatie

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES «WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES Brussel wordt gekenmerkt door een grote concentratie van armoede in de dichtbevolkte buurten van de arme sikkel in het centrum van de stad, met name

Nadere informatie

Kinderarmoede in het Brussels Gewest

Kinderarmoede in het Brussels Gewest OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL Senaat hoorzitting 11 mei 2015 Kinderarmoede in het Brussels Gewest www.observatbru.be DIMENSIES VAN ARMOEDE

Nadere informatie

Stedenfonds.

Stedenfonds. 1 Stedenfonds Welke lokale besturen komen in aanmerking De 13 centrumsteden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). Het stedenfonds richt zich ook tot de VGC, maar de VGC valt niet onder het toepassingsgebied

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 543 (2014-2015) Nr.1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2014-2015 21 NOVEMBER 2014 BELEIDSOVEREENKOMST Beleidsovereenkomst Stedenfonds tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie

Nadere informatie

Stadsmonitor 2014 Een samenwerking tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering

Stadsmonitor 2014 Een samenwerking tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering Stadsmonitor 2014 Een samenwerking tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering Situering Opdracht: minister, bevoegd voor het Stedenbeleid De stadsmonitor is een

Nadere informatie

Duurzaam samenwerken in een buurtgericht netwerk voor kinderen en gezinnen

Duurzaam samenwerken in een buurtgericht netwerk voor kinderen en gezinnen Duurzaam samenwerken in een buurtgericht netwerk voor kinderen en gezinnen Welke uitdagingen liggen er? Het lokaal geïntegreerd gezinsbeleid neemt een belangrijke plaats in binnen het lokaal sociaal beleid,

Nadere informatie

Algemeen verslag denkdag 15 juni 2015 de Kriekelaar Schaarbeek

Algemeen verslag denkdag 15 juni 2015 de Kriekelaar Schaarbeek Algemeen verslag denkdag 15 juni 2015 de Kriekelaar Schaarbeek 1 Inleiding 2 Op 15 juni 2015 verzamelden de leden van de advieswerkgroep Sociaal-Cultureel Werk en vertegenwoordigers van regionale koepelverenigingen

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 520 (2013-2014) - Nr.1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2013-2014 25 OKTOBER 2013 BELEIDSOVEREENKOMST Beleidsovereenkomst Stedenfonds tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie

Nadere informatie

Opleiding en werkervaring aanvullende thuiszorg vzw Aksent

Opleiding en werkervaring aanvullende thuiszorg vzw Aksent BIJLAGE Bijlage nr. 1 Fiches Titel initiatief: Initiatiefnemer: Opleiding en werkervaring aanvullende thuiszorg vzw Aksent Projectomschrijving Het project wordt opgenomen binnen volgende strategische en

Nadere informatie

BIJLAGE. Voortgangsrapport in het kader van het Stedenfonds

BIJLAGE. Voortgangsrapport in het kader van het Stedenfonds BIJLAGE Voortgangsrapport 2010-2012 in het kader van het Stedenfonds 1 0. INLEIDING 3 0.1. Doelstellingen en korte historiek van het Stedenfonds 3 0.2. Kernelementen van de beleidsovereenkosmt Stedenfonds

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 503 (2012-2013) - Nr. 1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2012-2013 17 APRIL 2013 BELEIDSOVEREENKOMST STEDENFONDS 2008-2013 VOORTGANGSRAPPORT 2010-2012 1219 Inhoudstafel 2 0. Inleiding

Nadere informatie

Welzijnsbarometer 2015

Welzijnsbarometer 2015 OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL "Cultuur aan de macht" de sociale rol van cultuur en kunst 26 november 2015 Welzijnsbarometer 2015 Marion

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 september 2016;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 september 2016; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 6 juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid

Nadere informatie

BIJLAGE. Bijlage nr. 1. Fiches SD 3 OD 5. Titel initiatief : Opleiding en tewerkstelling schoolinterventieteam

BIJLAGE. Bijlage nr. 1. Fiches SD 3 OD 5. Titel initiatief : Opleiding en tewerkstelling schoolinterventieteam BIJLAGE Bijlage nr. 1 Fiches SD 3 OD 5 Titel initiatief : Opleiding en tewerkstelling schoolinterventieteam Initiatiefnemer: vzw Schoolinterventieteam Projectomschrijving De specifieke bijdrage van de

Nadere informatie

Uitgangspunt van deze omzendbrief is het subsidiëren van projecten van bepaalde duur.

Uitgangspunt van deze omzendbrief is het subsidiëren van projecten van bepaalde duur. Omzendbrief voor de subsidiëring van projecten in het kader van Samenlevingsinitiatieven 1. Wat zijn de Samenlevingsinitiatieven? De erkenning en subsidiëring van Samenlevingsinitiatieven gebeurt op basis

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 459 (2011-2012) Nr. 1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZIT TING 2011-2012 17 NOVEMBER 2011 VOORSTEL VAN RESOLUTIE van mevrouw Elke ROEX betreffende het waarborgen van het recht op kinderopvang

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 686 (2017-2018) Nr.1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2017-2018 26 OKTOBER 2017 BELEIDSOVEREENKOMST Beleidsovereenkomst Stedenfonds tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994;

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994; Collegebesluit nr. 07/263 12 juli 2007 Besluit houdende de uitvoering van het Operationeel Projectenplan 2007 in het kader van het Stedenfonds deel 7 Het College, Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136,

Nadere informatie

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie DEEL ARMOEDEBESTRIJDING Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie Actie 1 : Het OCMW zorgt er, zelfstandig of

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 719 (2018-2019) Nr.1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2018-2019 13 NOVEMBER 2018 BELEIDSOVEREENKOMST Beleidsovereenkomst Stedenfonds tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie

Nadere informatie

11/10/2010. Observatorium voor Gezondheid en Welzijn OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES

11/10/2010. Observatorium voor Gezondheid en Welzijn  OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES 11/10/2010 OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL Armoede in Brussel Armoederapport 2010 Welzijnsbarometer Observatorium voor Gezondheid en Welzijn

Nadere informatie

De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 kunnen als volgt worden omschreven:

De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 kunnen als volgt worden omschreven: BIJLAGE Bijlage nr. 1 Fiches Titel initiatief: Brusselwerking Initiatiefnemer: vzw Forum van Etnisch-Culturele Minderheden (0478.953.435), Vooruitgangsstraat 323/4, 1030 Brussel (Schaarbeek) Omschrijving

Nadere informatie

Inputnota Vlaamse Jeugdraad: lokaal jeugdbeleid in de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus

Inputnota Vlaamse Jeugdraad: lokaal jeugdbeleid in de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus VJR-20100511 Inputnota Vlaamse Jeugdraad: lokaal jeugdbeleid in de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus Inleiding De Vlaamse regering wil de lokale sectorale en thematische beleidsplannen, waaronder

Nadere informatie

PROJECTOPROEP STEDENFONDS: INNOVERENDE STEDELIJKE NETWERKEN

PROJECTOPROEP STEDENFONDS: INNOVERENDE STEDELIJKE NETWERKEN PROJECTOPROEP STEDENFONDS: INNOVERENDE STEDELIJKE NETWERKEN 1. SITUERING Brussel: stadslabo Brussel is een knooppunt van talen en culturen: boeiend, levendig en inspirerend. In Brussel komt alles en iedereen

Nadere informatie

algemene werking taalstimulering voor anderstalige volwassenen

algemene werking taalstimulering voor anderstalige volwassenen BIJLAGE Bijlage nr. 1 Fiche algemene werking vzw Bru-taal Titel initiatief: Initiatiefnemer: algemene werking taalstimulering voor anderstalige volwassenen vzw Bru-taal Projectomschrijving De begunstigde

Nadere informatie

Maatschappelijke uitdagingen voor brede scholen

Maatschappelijke uitdagingen voor brede scholen Maatschappelijke uitdagingen voor brede scholen Inspiratiedag Brede School - 29 april 2014 - BRONKS Programma armoedebestrijding cijfers Armoede in Kortrijk In Kortrijk leven in 2011 11.227 inwoners in

Nadere informatie

Inhoud. Woord vooraf 5 Inleiding 7 Inhoud 11 Lijst van afkortingen 17

Inhoud. Woord vooraf 5 Inleiding 7 Inhoud 11 Lijst van afkortingen 17 Woord vooraf 5 Inleiding 7 Inhoud 11 Lijst van afkortingen 17 A. DEMOGRAFIE 19 Trefwoorden 19 Vaststellingen 19 De stand van zaken 19 1 De grenzen van Brussel 19 2 Bevolkingsverloop 22 3 Leeftijden en

Nadere informatie

Vlaamse Regering rssjj^f ^^

Vlaamse Regering rssjj^f ^^ Vlaamse Regering rssjj^f ^^ Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van ISjuli 2007 houdende de organisatie van opvoedingsondersteuning DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de decreten

Nadere informatie

BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 2015 Welzijnsbarometer: samenvatting

BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 2015 Welzijnsbarometer: samenvatting BRUSSELS ARMOEDERAPPORT 2015 Welzijnsbarometer: samenvatting De Welzijnsbarometer verzamelt jaarlijks een reeks indicatoren die verschillende aspecten van armoede in het Brussels Gewest belichten. De sociaaleconomische

Nadere informatie

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : het grootste tewerkstellingsgebied in België.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : het grootste tewerkstellingsgebied in België. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : het grootste tewerkstellingsgebied in België. Het Brussels hoofdstedelijk gewest en zijn hinterland. 700.000 jobs in het BHG, waarvan 400.000 ingenomen door Brusselaars

Nadere informatie

Centrumsteden en vergrijzing vergeleken per provincie. Socio-demografisch profiel (SDP) Anne-Leen Erauw Belfius Research. 21 maart 2017 Berchem

Centrumsteden en vergrijzing vergeleken per provincie. Socio-demografisch profiel (SDP) Anne-Leen Erauw Belfius Research. 21 maart 2017 Berchem Centrumsteden en vergrijzing vergeleken per provincie Socio-demografisch profiel (SDP) Anne-Leen Erauw Belfius Research 21 maart 2017 Berchem 1 Belfius studies Expertise van Belfius in de lokale sector

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Resultaten De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 kunnen als volgt worden omschreven:

Resultaten De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 kunnen als volgt worden omschreven: BIJLAGE Bijlage nr. 1 Fiches Titel initiatief: Brusselwerking Initiatiefnemer: vzw Forum van Etnisch-Culturele Minderheden (0478.953.435), Vooruitgangsstraat 323/4, 1030 Brussel (Schaarbeek) Omschrijving

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 487 (2012-2013) - Nr. 1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2012-2013 13 NOVEMBER 2012 BELEIDSOVEREENKOMST Beleidsovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie

Nadere informatie

STRATEGIE EN JEUGD STAD ANTWERPEN

STRATEGIE EN JEUGD STAD ANTWERPEN STRATEGIE EN JEUGD STAD ANTWERPEN De stad Antwerpen Antwerpen = stad + 9 districten Stad : bovenlokale bevoegdheden: ruimtelijk structuurplan, Districten: lokale bevoegdheden: cultuur, sport, jeugd, senioren,

Nadere informatie

Eén gezin één plan. Meer capaciteit en samenwerking in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp

Eén gezin één plan. Meer capaciteit en samenwerking in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp Eén gezin één plan Meer capaciteit en samenwerking in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp Inhoud De oproep Context en beleidskeuzes Finaliteit van de oproep: één gezin, één plan Samenstelling en uitbouw

Nadere informatie

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Feiten en cijfers Hebben laaggeschoolden een hoger risico om in armoede te belanden? Ja. Laagopgeleiden hebben het vaak

Nadere informatie

Belangrijkste conclusies

Belangrijkste conclusies Gezinnen in de Stad Belangrijkste conclusies 1 Demografische cijfers Vergroening van de grootsteden en sommige centrumsteden: - Periode 2009-2014: De grootsteden Antwerpen en Gent kregen in deze periode

Nadere informatie

DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, JEUGD, SPORT, BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING,

DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, JEUGD, SPORT, BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING, Ministerieel besluit van 29 mei 2002 houdende vastlegging van de structuur van een gemeentelijk cultuurbeleidsplan, een beleidsplan van een bibliotheek en een beleidsplan van een cultuurcentrum DE VLAAMSE

Nadere informatie

UITBREIDING VOORSCHOOLSE KINDEROPVANG 2008 ADVIES LOKAAL BESTUUR VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. Versie 23 april 2008

UITBREIDING VOORSCHOOLSE KINDEROPVANG 2008 ADVIES LOKAAL BESTUUR VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. Versie 23 april 2008 BIJLAGE Bijlage nr. 1 Advies Vlaamse Gemeenschapscommissie inzake het toekennen van nieuwe plaatsen gesubsidieerde voorschoolse kinderopvang in het Brussels hoofdstedelijk gewest Hallepoortlaan 27 B-1060

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 433 (2010-2011) Nr. 1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZIT TING 2010-2011 28 OKTOBER 2010 BELEIDSOVEREENKOMST STEDENFONDS 2008-2013 VOORTGANGSRAPPORT 2008-2009 1069 2 Stuk 433 (2010-2011) Nr.

Nadere informatie

Een sterke jeugdhulp, snel en dichtbij

Een sterke jeugdhulp, snel en dichtbij Een sterke jeugdhulp, snel en dichtbij Welke uitdagingen liggen er? Een samenleving neemt zorg op voor en biedt bescherming aan haar kinderen. Ze biedt ondersteuning aan de diversiteit van gezinnen die

Nadere informatie

Over thuis, buurt, kinderopvang, kleuteronderwijs en transitie

Over thuis, buurt, kinderopvang, kleuteronderwijs en transitie Over thuis, buurt, kinderopvang, kleuteronderwijs en transitie Welke uitdagingen liggen er? De kwaliteit van de overgang tussen thuis, kinderopvang en kleuterschool is cruciaal voor jonge kinderen. Onderzoek

Nadere informatie

PROJECTOPROEP STEDENFONDS: CULTURELE DIVERSITEIT EN INNOVATIE

PROJECTOPROEP STEDENFONDS: CULTURELE DIVERSITEIT EN INNOVATIE PROJECTOPROEP STEDENFONDS: CULTURELE DIVERSITEIT EN INNOVATIE 1. SITUERING Brussel is met haar ongeveer 200 nationaliteiten een uitgesproken multiculturele wereldstad. Ze blijft bovendien verder internationaliseren

Nadere informatie

Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar. Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin

Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar. Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin Visienota EDUCARE / Transities 0-6 jaar Onderwijscentrum Brussel Entiteit Gezin a. Situering Jonge kinderen (0-6 jaar) groeien op in diverse contexten: thuis, eventueel in de kinderopvang, en in de kleuterschool.

Nadere informatie

De bruisende stad. Beleidskader

De bruisende stad. Beleidskader De bruisende stad Vlaams Regeerakkoord: Beleidskader» Werk maken van duurzame, creatieve steden» Stedelijke kernen uitbouwen tot aantrekkelijke woonkernen met een interessant cultureel, onderwijs-, verzorgings-,

Nadere informatie

1. Is er al onderzoek gebeurd naar het percentage jongeren van vreemde origine in de Vlaamse jeugdbewegingen?

1. Is er al onderzoek gebeurd naar het percentage jongeren van vreemde origine in de Vlaamse jeugdbewegingen? SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 39 van BART SOMERS datum: 13 november 2014 aan SVEN GATZ VLAAMS MINISTER VAN CULTUUR, MEDIA, JEUGD EN BRUSSEL Jeugdbewegingen - Jongeren van vreemde origine Het aantal jongeren

Nadere informatie

BIJLAGE. Bijlage nr. 1. Voortgangsrapport in het kader van het Stedenfonds

BIJLAGE. Bijlage nr. 1. Voortgangsrapport in het kader van het Stedenfonds BIJLAGE Bijlage nr. 1 Voortgangsrapport 2008-2009 in het kader van het Stedenfonds VOORTGANGSRAPPORT Inhoudstafel stafel... p.1 0. Inleiding 0.1. Doelstelling en korte historiek van het Stedenfonds...

Nadere informatie

De werking van het gemeentebestuur vanaf 01/01/2013

De werking van het gemeentebestuur vanaf 01/01/2013 De werking van het gemeentebestuur vanaf 01/01/2013 1 Waarom veranderen? Wellicht ken je het lokaal jeugdbeleidsplan wel, het is het plan van een gemeente over hoe ze werk willen maken van jeugdwerk- en

Nadere informatie

BELEIDSNOTA 2009-2014 IN[SAMEN]SPRAAK. Stedelijk Beleid

BELEIDSNOTA 2009-2014 IN[SAMEN]SPRAAK. Stedelijk Beleid BELEIDSNOTA 2009-2014 Stedelijk Beleid Ingediend door heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor de coördinatie van het Stedelijk Beleid en de collegeleden mevrouw Brigitte Grouwels en de heer

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 (BS 19 juni 2007) houdende het lokaal beleid kinderopvang. Titel I. Algemene bepalingen

Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 (BS 19 juni 2007) houdende het lokaal beleid kinderopvang. Titel I. Algemene bepalingen 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 (BS 19 juni 2007) houdende het lokaal beleid kinderopvang Titel I. Algemene bepalingen Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

Nadere informatie

SOCIAAL PERSPECTIEF. sociale structuurvisie Zaanstad 2009-2020

SOCIAAL PERSPECTIEF. sociale structuurvisie Zaanstad 2009-2020 SOCIAAL PERSPECTIEF sociale structuurvisie Zaanstad 2009-2020 SOCIAAL PERSPECTIEF sociale structuurvisie Zaanstad 2009-2020 De sociale ambitie: Zaanstad manifesteert zich binnen de metropoolregio Amsterdam

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid VR 2017 2402 DOC.0170/2BIS Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging,

Nadere informatie

Gent in cijfers reeks

Gent in cijfers reeks Gent in cijfers reeks Jaarlijkse publicatiereeks Data-Analyse & GIS 2007: omgevingsanalyse 2008: verhuisbewegingen naar, uit en binnen Gent 2009: wijkmonitor Indicatorenrapport Armoede 2009: 'Met meer

Nadere informatie

Onderwijs in een meertalige Brusselse omgeving Inhoud Stad en onderwijs: topdown bottom up

Onderwijs in een meertalige Brusselse omgeving Inhoud Stad en onderwijs: topdown bottom up Onderwijs in een meertalige Brusselse omgeving BEO-studiedag 16 maart 212 - Rudi Janssens Inhoud Stad en onderwijs Politiek-institutionele context Pedagogische context Demografisch-geografische context

Nadere informatie

Opnemen van een coördinerende functie voor het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Opnemen van een coördinerende functie voor het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest BIJLAGE Bijlage nr. 1 Fiches Titel initiatief: Initiatiefnemer: Opnemen van een coördinerende functie voor het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw KOCB Projectomschrijving

Nadere informatie

Onderwijs en OCMW: pleidooi voor meer samenwerking! Lege brooddozen op school symposium 14 oktober 2014

Onderwijs en OCMW: pleidooi voor meer samenwerking! Lege brooddozen op school symposium 14 oktober 2014 Onderwijs en OCMW: pleidooi voor meer samenwerking! Lege brooddozen op school symposium 14 oktober 2014 Programma armoedebestrijding cijfers Armoede in Kortrijk In Kortrijk leven in 2011 11.227 inwoners

Nadere informatie

nr. 357 van LYDIA PEETERS datum: 15 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Jeugdwerkloosheid - Stand van zaken trajecten

nr. 357 van LYDIA PEETERS datum: 15 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Jeugdwerkloosheid - Stand van zaken trajecten SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 357 van LYDIA PEETERS datum: 15 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT Jeugdwerkloosheid - Stand van zaken trajecten Op pagina

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, BESLUIT: De Vlaamse minister

Nadere informatie

Toelichting bij de powerpoint-presentatie door Stef Steyaert (Levuur) en Pieter Van Camp (cel Stedelijk Beleid).

Toelichting bij de powerpoint-presentatie door Stef Steyaert (Levuur) en Pieter Van Camp (cel Stedelijk Beleid). Stadspiratie. Voorstelling van de resultaten Toelichting bij de powerpoint-presentatie door Stef Steyaert (Levuur) en Pieter Van Camp (cel Stedelijk Beleid). Overzicht traject (door Stef Steyaert) Stef

Nadere informatie

Ontwerp van decreet betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden DE VLAAMSE REGERING,

Ontwerp van decreet betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden DE VLAAMSE REGERING, Ontwerp van decreet betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging,

Nadere informatie

Resultaten De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 kunnen als volgt worden omschreven:

Resultaten De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 kunnen als volgt worden omschreven: BIJLAGE Bijlage nr. 1 Fiches Titel initiatief: Brusselwerking Initiatiefnemer: vzw Forum van Etnisch-Culturele Minderheden (0478.953.435), Vooruitgangsstraat 323/4, 1030 Brussel (Schaarbeek) Omschrijving

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 24 oktober 2012

PERSBERICHT Brussel, 24 oktober 2012 PERSBERICHT Brussel, 24 oktober 2012 De regionale inkomensverschillen onder de loep Hoe verhoudt de inkomensevolutie zich ten opzichte van de inflatie? In welke regio liggen de gemiddelde inkomens het

Nadere informatie

Hoe beïnvloedt het Europese beleid de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid in Vlaanderen?

Hoe beïnvloedt het Europese beleid de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid in Vlaanderen? Hoe beïnvloedt het Europese beleid de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid in Vlaanderen? Cascade van beleidsniveaus en beleidsteksten Beleid EU Strategie Europa 2020 Europees werkgelegenheidsbeleid Richtsnoeren

Nadere informatie

Samenwerkingsovereenkomst tussen het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Interlokale Vereniging Kenniscentrum Vlaamse Steden

Samenwerkingsovereenkomst tussen het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Interlokale Vereniging Kenniscentrum Vlaamse Steden Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr. 20162017-0802 23-05-2017 BIJLAGE Bijlage nr. 1 Samenwerkingsovereenkomst tussen het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Interlokale Vereniging

Nadere informatie

Welzijnsbarometer 2014 Samenvatting en besluit

Welzijnsbarometer 2014 Samenvatting en besluit Welzijnsbarometer 2014 Samenvatting en besluit De Welzijnsbarometer verzamelt jaarlijks een reeks indicatoren die verschillende aspecten van armoede in het Brussels Gewest belichten. De sociaaleconomische

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994;

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994; Collegebesluit nr. 20142015-0504 20-04-2015 Collegebesluit houdende de wijziging van collegebesluit nr. 20132014-0459 van 22 mei 2014 houdende de goedkeuring van het Kinderarmoedebestrijdingsplan 2014-2015

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en verdeling van het Stedenfonds,

Gelet op het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en verdeling van het Stedenfonds, BIJLAGE Bijlage nr. 8 Overeenkomst met vzw De Buiteling ter uitvoering van collegebesluit nr. 20092010-0280 van 22 februari 2009 houdende de subsidiëring van opleidingsprojecten voor risicowerkzoekenden

Nadere informatie

WELKOM. Jeugdwerk in de Stad

WELKOM. Jeugdwerk in de Stad WELKOM op het startmoment van het traject Jeugdwerk in de Stad Stedelijkheid? Heel breed! Stedelijkheid beperkt zich niet tot de kern van steden, maar lekt naar randgebieden Het Brussels Hoofdstedelijk

Nadere informatie

BIJLAGE. Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr Bijlage nr. 1. Fiche. Projectomschrijving

BIJLAGE. Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr Bijlage nr. 1. Fiche. Projectomschrijving Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr. 20162017-0805 22-06-2017 BIJLAGE Bijlage nr. 1 Fiche Titel initiatief: Initiatiefnemer: Opleiding en werkervaring thuiszorg vzw Familiehulp Projectomschrijving

Nadere informatie

Integrale aanpak in de Vlaamse Rand

Integrale aanpak in de Vlaamse Rand Integrale aanpak in de Vlaamse Rand Specifieke realiteit Vlaamse Rand: Een grote instroom van nieuwe inwoners met een migratieachtergrond, vooral vanuit Brussel Zeer snelle evoluties inzake bevolkingssamenstelling

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, MEDIA, JEUGD EN BRUSSEL NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 6 juli 2012 houdende

Nadere informatie

Jeugd in het lokaal meerjarenplan

Jeugd in het lokaal meerjarenplan Jeugd in het lokaal meerjarenplan 2014-2019 De Vlaamse beleidsprioriteiten voor het lokaal Jeugdbeleid Regelgevend kader Decreet van 6 juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal

Nadere informatie

Vlaamse Regering ~~. =

Vlaamse Regering ~~. = VR 2012 0911 DOC.1119/2 Vlaamse Regering ~~. = >>J - n= Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende bepaling van de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het gemeentelijk jeugdbeleid DE VLAAMSE REGERING,

Nadere informatie

Management en Operationeel Plan (MOP) Stedelijk Beleid

Management en Operationeel Plan (MOP) Stedelijk Beleid Management en Operationeel Plan (MOP) Stedelijk Beleid Pieter Van Camp periode 2016-2022 1 Woord vooraf In tijden van planlastvermindering nog een management- en operationeel plan schrijven: heeft dat

Nadere informatie

EEN ANALYSE VAN DE TAALSITUATIE IN DE RAND ROND BRUSSEL OP BASIS VAN DE BRIO-TAALBAROMETER. Rudi Janssens

EEN ANALYSE VAN DE TAALSITUATIE IN DE RAND ROND BRUSSEL OP BASIS VAN DE BRIO-TAALBAROMETER. Rudi Janssens EEN ANALYSE VAN DE TAALSITUATIE IN DE RAND ROND BRUSSEL OP BASIS VAN DE BRIO-TAALBAROMETER Rudi Janssens 1.1. BRIO-onderzoek en de Vlaamse Rand 1993 Frans/Nederlandse codewisseling 2002 Taalgebruik in

Nadere informatie

Ontwerp van decreet. houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen

Ontwerp van decreet. houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen stuk ingediend op 1716 (2011-2012) Nr. 6 28 november 2012 (2012-2013) Ontwerp van decreet houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen Tekst aangenomen

Nadere informatie

Tewerkstellingssteun in het Brussels Gewest: 255 miljoen euro voor de Brusselaars

Tewerkstellingssteun in het Brussels Gewest: 255 miljoen euro voor de Brusselaars Persdossier 7 juni 2017 : 255 miljoen euro voor de Brusselaars Didier Gosuin Brussels Minister van Economie, Tewerkstelling en Beroepsopleiding 1 Het Brussels Gewest vereenvoudigt de tewerkstellingssteun

Nadere informatie

Observatorium voor Gezondheid en Welzijn OPERATIONEEL PLAN 2011-2014

Observatorium voor Gezondheid en Welzijn OPERATIONEEL PLAN 2011-2014 Observatorium voor Gezondheid en Welzijn OPERATIONEEL PLAN 2011-2014 1. OPDRACHTEN VAN HET OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN 1.1 Wettelijke basis De opdrachten van het Observatorium staan opgesomd

Nadere informatie

1. Op welke manier wordt deze samenwerking tussen steden/gemeenten, de VDAB en de bouwsector concreet ingevuld?

1. Op welke manier wordt deze samenwerking tussen steden/gemeenten, de VDAB en de bouwsector concreet ingevuld? SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 420 van JAN HOFKENS datum: 6 maart 2015 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT VDAB - Samenwerkingsverband BouwKan met bouwsector De bestaande

Nadere informatie

Ontwerp van verordening houdende vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2013

Ontwerp van verordening houdende vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2013 ONTWERP Verordening nr. 13-04 Ontwerp van verordening houdende vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2013 I. MEMORIE VAN TOELICHTING 1. Algemene toelichting. De begroting voor

Nadere informatie

Visie Taalstimulering en meertaligheid Kind en Gezin

Visie Taalstimulering en meertaligheid Kind en Gezin Visie Taalstimulering en meertaligheid Kind en Gezin VLOR studiedag 3 februari 2012 Taal = hot item Arme peuters ook taalarm (16/03/2009) Steeds minder baby s met Nederlands als thuistaal geboren (4/12/2010)

Nadere informatie

Titel. Stadsmonitor voor leefbare en duurzame steden. UGent CDO en CLP - HoGent Trui Maes, UGent.CDO Brussel, transitiearena DuWoBo, 4juni 2009

Titel. Stadsmonitor voor leefbare en duurzame steden. UGent CDO en CLP - HoGent Trui Maes, UGent.CDO Brussel, transitiearena DuWoBo, 4juni 2009 Titel Stadsmonitor voor leefbare en duurzame steden UGent CDO en CLP - HoGent Trui Maes, UGent.CDO Brussel, transitiearena DuWoBo, 4juni 2009 Situering van de Vlaamse Stadsmonitor Aard: leer-, meet- en

Nadere informatie

Tabel 3 bevat de verdeling volgens de beleidsprioriteit en de besteding van de middelen in 2016.

Tabel 3 bevat de verdeling volgens de beleidsprioriteit en de besteding van de middelen in 2016. Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr. 2016-0706 03-05- BIJLAGE Bijlage nr. 3 Verantwoordingsnota in het kader van het lokaal jeugdbeleid 2016 Het voortgangsrapport Cultuur, Jeugd en Sport 2016

Nadere informatie

1. Hoeveel van de projecten die werden goedgekeurd werden inmiddels uitgevoerd?

1. Hoeveel van de projecten die werden goedgekeurd werden inmiddels uitgevoerd? SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 67 van JORIS POSCHET datum: 23 oktober 2015 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT Bovenlokale sportinfrastructuur - Evaluatie Het wegwerken

Nadere informatie

Hoe kan de stadsmonitor bijdragen aan een efficiënte en effectieve overheid?

Hoe kan de stadsmonitor bijdragen aan een efficiënte en effectieve overheid? Hoe kan de stadsmonitor bijdragen aan een efficiënte en effectieve overheid? VVBB, 5 juni 2009 Guido Decoster Agentschap voor Binnenlands Bestuur Inhoud Positionering lokale besturen Rankings? Stadsmonitor

Nadere informatie

Decreet van 19 maart 2004 betreffende het lokaal sociaal beleid (met uitvoeringsbesluit) HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen en definities

Decreet van 19 maart 2004 betreffende het lokaal sociaal beleid (met uitvoeringsbesluit) HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen en definities BIJLAGE 3 Decreet van 19 maart 2004 betreffende het lokaal sociaal beleid (met uitvoeringsbesluit) Het Lokaal Sociaal Beleid heeft als doel de sociale grondrechten voor iedereen te realiseren. Via de opmaak

Nadere informatie

VR DOC.1214/1BIS

VR DOC.1214/1BIS VR 2018 2610 DOC.1214/1BIS DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, MEDIA, JEUGD EN BRUSSEL NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van het besluit

Nadere informatie

VR DOC.1268/2

VR DOC.1268/2 VR 2016 2511 DOC.1268/2 Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de subsidiëring van een vernieuwend en verbreed laagdrempelig initiatief inzake gezinsondersteuning voor aanstaande gezinnen en gezinnen

Nadere informatie

Decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen

Decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen BIJLAGE 2 Decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen Dit decreet wil onder meer de ontwikkeling van een lokaal ouderenbeleid

Nadere informatie

Kinderopvang = instrument in strijd tegen kinderarmoede

Kinderopvang = instrument in strijd tegen kinderarmoede Kinderopvang = instrument in strijd tegen kinderarmoede Kinderopvang heeft verschillende functies: een economische functie, een pedagogische en een sociale functie. Kwalitatieve kinderopvang weet deze

Nadere informatie

SWOT ANALYSE BREDE SCHOOL SPW

SWOT ANALYSE BREDE SCHOOL SPW SWOT ANALYSE BREDE SCHOOL SPW 2014-2015 Netwerk: Sterktes Zwaktes Activiteiten en projecten en participatie: Het wij-gevoel onder de partners Positieve en spontane samenwerkingen die voortvloeien uit het

Nadere informatie