De GT-136 is een afstandsbediend autoalarmsysteem met de volgende mogelijkheden:

Transcriptie

1 INBOUW HANDLEIDING GTK454NL/GTK888NL Hartelijk dank voor het kiezen van een GT produkt. Onze materialen zijn met uiterste zorg gefabriceerd en getest. Mocht U vragen over onze produkten hebben, dan staan onze technische dienst en verkoopstaf geheel tot Uw dienst. BELANGRIJK: Om kortsluiting te voorkomen, adviseren wij voordat met montage wordt begonnen, eerst de negatieve accu-klem wordt losgenomen.om beschadigingen of kortsluiting te voorkomen dienen bij alle kabeldoorvoeringen doorvoertules gebruikt te worden, zodat de draden voldoende beschermd zijn.verder adviseren wij om alle aansluitingen te solderen. Omschrijving: De GT-136 is een afstandsbediend autoalarmsysteem met de volgende mogelijkheden: - via de handzender uitschakelbare quartz gestuurde ultrasoondetectie, - geheugen om aan te geven in welke groep een alarm heeft plaatsgevonden, - automatisch inschakelen, - detectie van startpogingen, - aansluiting voor motorkap/kofferdekselschakelaars, - aansluiting voor portierschakelaars, - aansluiting voor optionele detectoren zoals een radar, - aansluiting voor optionele modules, - signalering via de richtingaanwijzers tijdens het in- en uitschakelen met de afstandsbediening, - aansluiting voor normale sirene en noodstroomsirene, - optische alarmsignalering via de richtingaanwijzers, - universele aansturing van centrale portier vergrendeling, - tweevoudige motorblokkering. De set bestaat uit: - 1 centrale controle en stuureenheid (CCS) met ingebouwde ultrasoondetectie GT-136, - 1 noodstroom sirene GT142UK, - 1 hellinghoekdetector GT434 (alleen bij KLASSE 3), - 1 radardetector GT432 (alleen bij cabrio sets), - 1 kabelboom, - 1 set sensoren met inbouwvoetjes GT-83, - 1 massaschakelaar, - 1 status LED GT-75, - 2 PTT goedgekeurde handzenders GT-82N, - 1 GT176M2 noodschakelaar, - 1 inbouwhandleiding, inbouwinstructies en gebruiksaanwij-zing, - 2 raamstickers. ALGEMENE TIPS EN OPMERKINGEN Indien er op de inbouw een SCM/TNO goedkeuring aangevraagd wordt mogen de raamstickers niet opgeplakt worden. Contacteer bij storingen eerst het inbouwstation en probeer de storing te verhelpen, eventueel in overleg met de technische dienst van Rho-Delta. Vermijd nodeloos en vals alarm. Sluit altijd de ramen en laat geen mascottes in de auto bungelen bij gebruik van ultrasoonsensoren. Pagina 1

2 De fabrikant behoudt zich het recht voor modificaties aan te brengen ter verbetering van het produkt. Getronic noch Rho-Delta B.V. kunnen verantwoordelijk gesteld worden voor beschadigingen aan het electrische systeem van de auto ten gevolge van incorrecte installatie. Op elk Getronic produkt geldt 12 maanden fabrieksgarantie, ingaande de datum van aankoop door de eindgebruiker. STORING ZOEKEN Indien er een functie niet werkt moet er storing gezocht worden. Hieronder volgt een overzicht van mogelijke storingen en een eventuele oplossing: Storing: De handzenders weigeren. Het alarm gaat direct af. Ultrasoon werkt niet. De ontvangst is slecht. Oplossing: Probeer de handzender opnieuw in het geheugen van de CCS Te programmeren, zie L. programmeren van extra handzenders en noodschakelaar Controleer ook de aansluiting van de gele draad (+15/54). Indien op deze draad een plus staat wordt de CCS geblokkeerd. Controleer na het uitzetten van het alarm welke knippercode de statusled aangeeft, zie J. extra meldingen bij in- en uitschakelen Controleer of de instelpotmeter aan de achterzijde van de CCS openstaat en of de draden van de sensoren niet bekneld zitten of beschadigd zijn. Voor de optimale ontvangst kan het beste de antennedraad (WIT/GROEN) onder de motorkap gelegd worden. Voor technische vragen en/of opmerkingen kunt U altijd contact opnemen met de technische dienst, telefoon PERIODIEK ONDERHOUD Het is aan te raden om elk halfjaar het ingebouwde systeem te controleren. Dit kan gebeuren door de eindgebruiker en/of door de installateur van het systeem. Controleer het aan de hand van onderstaande checklist: handeling: gecontroleerd: AAN- EN UITZETTEN VIA BEIDE HANDZENDERS [ ] Druk op de rechtertoets van de handzender om in en uit te schakelen. PORTIEREN OPENEN GEEFT ALARM [ ] Zet het alarm aan, wacht 60 seconden en open een portier, het alarm moet direct afgaan. Controleer dit voor alle portieren, MOTORKAP EN KOFFERDEKSEL GEVEN ALARM [ ] Zet het alarm aan, wacht 5 seconden en open de kofferdeksel, het alarm moet afgaan. Herhaal dit voor de motorkap. ULTRASOONSENSOREN GEVEN ALARM [ ] Open een raam half, zet het alarm aan en wacht 60 seconden. Steek met gestrekte arm door het geopende raam en beweeg ter hoogte van het stuur geleidelijk heen en weer. Het alarm moet direct afgaan. Pagina 2

3 SIRENE GEEFT GELUID TIJDENS ALARM [ ] Zet het alarm aan, wacht 60 seconden en open een portier. De sirene moet geluid maken. RICHTINGAANWIJZERS KNIPPEREN TIJDENS ALARM [ ] Zet het alarm aan, wacht 60 seconden en open een portier. De richtingaanwijzers moeten gaan knipperen. INDIEN GEMONTEERD: RADARDETECTOR GEEFT ALARM [ ] Test dit op dezelfde wijze als het testen van de ultrasoonsensoren. INDIEN GEMONTEERD: HELLINGSHOEKDETECTOR GEEFT ALARM [ ] Zet de krik stevig onder de auto, zet het alarm aan en wacht 60 seconden. Krik de auto op. Op een hoogte van 20 à 30 centimeter (afhankelijk van de auto en plaats van montage) moet het alarm afgaan. NOODSTROOMVOORZIENING GT-142 WERKTNAAR BEHOREN [ ] Zet het alarm aan en maak de negatieve accuklem los. De noodstroomsirene GT-142 moet afgaan. A. Algemene aansluitingen 207: Aan origineel massapunt van de auto, dit zijn dubbele draden en dienen op twee aparte punten te worden aangesloten. 108: Aan een constante 12 Volt aansluiting, dit zijn dubbele draden en dienen op twee aparte punten te worden aangesloten. 101: Plus onder contact (+15/54). Het is belangrijk dat ook tijdens het starten op deze draad een plus aanwezig blijft, dit zijn dubbele draden en dienen op twee aparte punten te worden : Met deze draden kan een motorblokkering worden gemaakt, onderbreek bijvoorbeeld de draad naar het brandstofpomprelais. 801(2x): Samen met draden 901 blokkering startmotorrelais. 901(2x): Samen met draden 801 blokkering startmotorrelais. Rood/wit: Aan een constante 12 Volt aansluiting, niet dezelfde als voor de draden 108! Oranje(2x): Plus uitgang t.b.v. knipperlichten. Groen/bruin: Aansluiting voor (bestaande) massaschakelaars van de portieren. Groen: Aansluiting voor massaschakelaars van motorkap en kofferdeksel. Groen/zwart: Roze: Roze/zwart: Blauw: Rood/blauw: Rood/grijs: Rood/bruin: Geel/blauw: Geel/grijs: Geel/bruin: Wit/groen: Ingang voor massaschakelende optionele detectors zoals GT432 en GT434. Op deze draad komt +12 Volt als de ingeschakeld is. Aansturing voor optionele detectors zoals GT432 en GT434. Let op: de maximale belasting van deze draad is 100mA! Op deze draad komt +12 Volt als de ingeschakeld is. Aansturing voor optionele raamsluitmodules GT466 en GT467. Let op: de maximale belasting van deze draad is 100mA! Gecodeerde aansturing voor de GT141UK en GT142UK sirenes. P-contact sluitrelais CPV. Maak-contact sluitrelais CPV. Rust-contact sluitrelais CPV. P-contact openrelais CPV. Maak-contact openrelais CPV. Rust-contact openrelais CPV. Antenne van het systeem. Pagina 3

4 B. Aansluit schema algemeen constant +12volt Groen/bruin - portiersch constant +12volt Groen - motorkap/koffersch. 207 massa Oranje - knipperlichten rechts 207 massa Oranje - knipperlichten links Rood/wit - constant +12volt Wit/groen - antenne niet aansluiten Eventueel antenne onder motorkap laten lopen. C. Aansluitschema blokkeringen contactslot benzinepomp relais draad van benzinepomprelais doorknippen 801(2x) 901(2x) contactslot startmotorrelais draad naar startmotorrelais doorknippen Pagina 4

5 D. Aansluitschema optionele detectors GT434 Roze aan Roze Groen/zwart aan Groen/zwart Bruin Massa GT432 Roze aan Roze Groen/zwart aan Groen/zwart Bruin Massa E. Aansluitschema gecodeerde sirene GT141UK/GT142UK Blauw aan Blauw GT141UK GT142UK Rood Constant +12volt Bruin F. Commandoblok Massa - Plaats het commandoblok op een goed bereikbare plaats in het dashboard. Boor hiervoor een 16mm gat, let hierbij op eventuele electronica of kabelbomen in de auto. Zorg ervoor dat de kabel vanaf het commandoblok niet wordt afgekneld. - Klik de 4-polige connector in de 4-polige contraconnector van de kabelboom van de. - Let op de led op het commandoblok werkt niet! Pagina 5

6 G. Statusled - Plaats de statusled op een goed zichtbare plaats in het dashboard. Boor hiervoor een 9mm gat, let hierbij op eventeele electronica of kabelbomen in de auto. - Steek de 2-polige connector in de 2-polige contraconnector van de kabelboom van de. H. Ultrasoon sensoren - Plaats de ultrasoon sensoren in de bovenhoeken van de A-stijlen, let hierbij op de zonnekleppen deze mogen de sensoren niet blokkeren. - Richt de sensoren naar een denkbeeldig middelpunt op de achterruit van de auto, zodat het ultrasoonveld goed wordt opgebouwd. - Steek de connectors van de sensoren in de contraconnectors van de kabelboom van de, wit op wit en rood op rood. - De gevoeligheid kan met de stelschroef op de achterzijde van de worden afgesteld, zie M. Testmode I. In- en uitschakelen van het systeem Het systeem wordt geleverd met 2 rolling code handzenders en 1 rolling code noodsleutel. De handzenders zijn voorzien van 2 toetsen: een grote toets, A-toets en een kleine toets, B-toets. De A-toets is om het alarm in- en uitteschakelen de B-toets is voor het bedienen van optionele raamsluitmodules, zie H. uitschakelen ultrasoon sensoren en optionele detectors. De noodsleutel dient alleen te worden gebruikt om het systeem uitteschakelen wanneer de handzenders niet functioneren, het systeem kan niet worden ingeschakeld met de noodsleutel. Het systeem kan op 2 manieren inschakelen, via de handzenders en automatisch. Wanneer het systeem automatisch inschakeld wordt het alarm niet mee ingeschakeld, alleen de 2 blokkeringen van het systeem zullen worden ingeschakeld. Inschakelen via de handzenders: - Druk op de A-toets. - De knipperlichten zullen 1 seconde branden en de sirene zal 1 korte pieptoon geven, de centrale vergrendeling (optioneel) zal worden gesloten. Elektrische ramen (optioneel) zullen 2 seconden later worden gesloten. De statusled zal constant gaan branden. - Na 60 seconden zal de statusled gaan knipperen ten teken dat alle detectors op geactiveerd zijn. Automatisch inschakelen van de blokkeringen: seconden na het uitschakelen van het contact en het openen van een portier minuten na het uitschakelen van het contact zonder het openen van een portier minuten na het uitschakelen van het systeem. Wanneer de blokkeringen zijn ingeschakeld zal de statusled gaan knipperen. Het systeem kan op 2 manieren worden uitgeschakeld. Uitschakelen via de handzender: - Druk op de A-toets. - De knipperlichten zullen 2 maal 1 seconde branden en de sirene zal 2 korte pieptonen geven, de centrale vergrendeling (optioneel) zal worden geopend. De statusled zal uitgaan. - Het systeem is nu uitgeschakeld. Uitschakelen via de noodsleutel: - Open het portier met de autosleutel. - Het alarm zal gaan loeien en de knipperlichten zullen knipperen. - Schakel het contact van de auto aan. - Druk de noodsleutel tegen het commandoblok. - Het alarm zal stoppen met loeien de knipperlichten zullen 4 maal 1 seconde branden en de sirene zal 4 korte pieptonen geven. De statusled zal uitgaan. - Het systeem is uitgeschakeld. Pagina 6

7 Uitschakelen van de blokkeringen wanneer deze automatisch zijn ingeschakeld. Uitschakelen via de handzender: - Schakel het contact van de auto aan. - Druk op de A-toets van de handzender. - De blokkeringen worden uitgeschakeld. - De statusled gaat uit. Uitschakelen via de noodsleutel: - Schakel het contact van de auto aan. - Druk de noodsleutel tegen het commandoblok. - De blokkeringen worden uitgeschakeld. - De statusled gaat uit. J. Extra meldingen bij in- en uitschakelen Wanneer het systeem wordt ingeschakeld via de handzender en de knipperlichten branden 2 seconden en de sirene geeft een 2 seconden pieptoon. Betekend dit dat er een portier niet goed gesloten is. Schakel het systeem weer uit sluit het betreffende portier en schakel het systeem opnieuw in. Wanneer het systeem wordt uitgeschakeld en de knipperlichten branden 4 maal 1 seconde en de sirene geeft 4 korte pieptonen. Betekend dit dat er een alarm geweest is. De statusled zal nu aangeven welke detector er alarm heeft gegeven. De statusled zal dan telkens een aantal maal achter elkaar oplichten: Aantal maal knipperen van statusled Welke detector 1 maal Ultrasoon sensoren 2 maal Optionele detector 4 maal Portieren 5 maal Motorkap/kofferdeksel 6 maal Contactslot K. Uitschakelen ultrasoon sensoren en optionele detectors Het is mogelijk om via de handzenders de ultrasoon sensoren en de optionele detectors tijdelijk uit te schakelen. Het is dan mogelijk om een hond in de auto achter te laten of om de ramen op een hete dag een stukje open te laten staan. - Schakel het alarmsysteem in met de handzender. - Druk binnen 1 seconde nogmaals op de A-toets van de handzender. - De knipperlichten branden een tweede maal 1 seconde en de sirene zal een tweede korte pieptoon geven. - De ultrasoon sensoren en eventueel aangesloten optionele detectors, bijvoorbeeld de GT434, zijn nu uit geschakeld. - Eventueel aangesloten elektrische ramen zullen nu niet worden aangestuurd! - De elektrische ramen kunnen nu worden gesloten door de B-toets van de handzender in te drukken, de ramen worden nu net zo lang aangestuurd als de B-toets wordt ingedrukt. - Wanneer het alarmsysteem wordt uitgeschakeld en weer wordt ingeschakeld met de handzender, zijn de ultrasoon sensoren en de optionele detectors weer aktief en worden de elektrische ramen weer aangestuurd. L. Programmeren exrtra handzenders of noodsleutels Het is mogelijk om extra handzenders en noodsleutels te programmeren op het systeem. In totaal kunnen er 4 handzenders en 4 noodsleutels worden geprogrammeerd. Programmeren extra handzender: - Schakel het systeem 1 maal in en 1 maal uit met de handzender. - Schakel het contact van de auto aan. - Zet dipswitch 2 achterop de centrale op "ON". Pagina 7

8 - Druk de A-toets van de nieuwe handzender in en houdt deze ingedrukt. - De statusled moet nu gaan branden en na 2 seconden weer uit gaan. - Laat de handzender los, zet dipswitch 2 op "OFF" en schakel het contact van de auto uit. - Controleer of de handzender werkt. Programmeren van extra noodslutels: - Schakel het systeem 1 maal in en 1 maal uit met de handzender. - Schakel het contact van de auto aan. - Zet dipswitch 2 achterop de centrale op "ON". - Druk de nieuwe noodsleutel tegen het commandoblok en houdt deze tegen het commandoblok gedrukt. - De statusled moet nu gaan branden en na 2 seconden weer uit gaan. - Laat de noodsleutel los, zet dipswitch 2 op "OFF" en schakel het contact van de auto uit. - Controleer of de noodsleutel werkt. M. Testmode Wanneer de negatieve accuklem na montage van het alarmsysteem weer wordt aangesloten staat het systeem in de testmode. Het is nu mogelijk om de ultrasoonsensoren af te stellen en de optionele detectors te testen. Wanneer de ultrasoonsensoren een alarm detecteren zal de statusled kort branden. Door de stelschroef achterop de centrale met de klok mee te draaien zal de ultrasoondetectie gevoeliger worden. Wanneer de optionele detectors een alarm detecteren zullen de knipperlichten kort branden. Wanneer een handzender 1 maal wordt bediend of het contact van de auto wordt aan geschakeld zal de testmode worden uitgeschakeld. N. Centrale vergrendeling Het is mogelijk om vrijwel elk type centrale vergrendeling aan te sturen met de. Hiervoor zijn de draden: rood/blauw, rood/bruin, rood/grijs, geel/blauw, geel/bruin en geel/grijs. Tevens kunnen via de dipswitches 3 en 4 achterop de centrale de pulstijden worden ingesteld. Diswitch instellingen off 1 seconde open en sluit puls 3 on + 4 off 6 seconden open en sluit puls 3 off + 4 on 1 seconde open puls en 40 seconden sluit puls 3 on + 4 on 1 seconde open puls en 40 seconden sluit puls Plus geschakelde vergrendeling en in rust massa (schema 3, amerikaanse vergrendeling) Rood/grijs en Geel/grijs, constant +12volt Rood/blauw Rood/bruin Servomotor in portier Geel/blauw Geel/bruin schakelaar van centrale vergrendeling Sluit draad Open draad Doorknippen Pagina 8

9 Plus geschakelde vergrendeling (schema 4A) rood/blauw en geel/blauw constant +12volt niet aansluiten niet aansluiten rood/bruin geel/bruin puls voor sluiten rood/grijs geel/grijs puls voor openen Massa geschakelde vergrendeling (schema 4B) rood/blauw en geel/blauw constant Massa niet aansluiten niet aansluiten rood/bruin geel/bruin puls voor sluiten rood/grijs geel/grijs puls voor openen Aansturing servo motor (schema 5) rood/grijs en geel/grijs constant +12volt constant massa constant massa servo motor GT71 rood blauw rood/bruin geel/bruin rood/blauw geel/blauw Pagina 9

10 Pneumatische vergrendeling (schema 6 mercedes/audi), dipswitch 3 ON rood/grijs constant massa rood/blauw geel/bruin geel/grijs constant +12 Volt richting portier rood/bruin geel/blauw richting pomp doorknippen blauwe draad mercedes groen/rode draad audi 80 groen/blauwe draad audi 100 Technische gegevens: Voedingspanning 9-15 Vdc Stroomverbruik ingeschakeld alarm <9 ma@ 12 Vdc Temperatuurbereik -40 o C/+85 o C Stroomverbruik uitgeschakeld alarm <25 12 Vdc Blokkeringrelais 10 15Vdc draden 501 Blokkeringrelais 20 15Vdc draden Pagina 10