DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL"

Transcriptie

1 DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL DEEL I: DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: WAT EN HOE? 1. Doelstelling en Geschiedenis a. Doelstelling I. Wat? 1. Beschrijven van verschillen Interindividuele verschillen Intergroepsverschillen Intraindividuele verschillen (profielen) Interindividuele verschillen in profielen 2. Beschrijven van verbanden tussen verschillen II. Doel? 1. Structuur en samenhang van verschillen achterhalen 2. Verschillen verklaren Proximale verklaringen Distale verklaringen III. Door wie? 1. Leken (impliciet) 2. Wetenschapper (expliciet) b. Geschiedenis I. De benaming differentiële psychologie 1. Henri & Binet: La psychologie Individuelle Verklaren van inter- en intra-individuele verschillen 2. William Stern Aard en grootte van verschillen in psychisch leven tussen individuen en groepen? Welke factoren bepalen verschillen? Hoe manifesteren deze verschillen zich? 3. Robert Yerkes Comparatieve psychologie 4. Nu: DP = psychologie van verschillen tussen mensen II. Meten en beschrijven van individuele verschillen 1. Oude China Testafnames van ambtenaren 2. Pythaghoras 3. Plato Toelatingstest voor broederschap op basis van fysionomie (uiterlijke kenmerken persoonlijkheid) Militaire geschiktheidstests om soldaten van ideale Staat te selecteren 4. Theophrastus Collectie van persoonlijkheidsschetsen (karakters) 5. Navarro Individuele verschillen in intelligentie en vaardigheden jongeren verplichten te studeren waar ze goed in zijn

2 6. Galton 7. Cattell 8. Binet Ontwerpen van meetinstrumenten om verschillen te meten Aanleggen databestanden Statistische analyse Discussies over nature-nurture + eugenetica mental tests (metingen van individuele vaardigheidsverschillen) Voorkeur voor elementaire sensori-motorische taken Focus op hogere processen (>< specifieke sensori-motorische taken) Stanford-Binet test (eerste IQtest ter detectie van zwakbegaafde studenten) 9. Rest vorige eeuw WO I en 1 e helft 20 e eeuw o Recrutering, detectie van combat stress Jaren 60: crisis o Meest gebruikte individuele verschildimensies hebben vrij sterke waardenconnotatie Overstap naar evaluatief neutraler onderzoek naar cognitieve stijlen o Problemen met treklabels Filosofisch-ideologisch: mensen niet in hokjes steken en vatten met treklabels Empirisch: verschillen zijn niet consistent over tijd en situaties III. Proximale verklaringen van individuele verschillen 1. Psychologische verklaringen Individuele verschillen = verschillen op basisvaardigheden/-dimensies van PH 2. Humorale theorie Hippocrates: 4 oerelementen = 4 sappen/humores: bloed, zwarte gal, gele gal, flegma Galenus: verhouding tussen 4 humores = temperament o Flegmatisch type o Sanguinisch type o Cholerisch type o Melancholisch type Geen empirische evidentie! 3. Frenologie (Gall en Spurzheim) Mentale functies ~ specifieke processen in bepaalde hersengebieden Intensiteit van functies ~omtrek en externe topografie van schedel IV. Distale verklaringen van individuele verschillen 1. Horoscopale astrologie Relatieve positie van planeten bij geboorte ~ PH en gebeurtenissen in levensloop

3 2. Relatieve belang van constellatie die mens bij geboorte meekrijgt VS leren/ervaring Plato: reminiscentietheorie o Kennis = kennis van Vormen (obj. werk.) o Ziel = eeuwig en onafh. van lichaam + kende Vormen al van voor ze in lichaam was o Kennis en leren = naar boven halen wat we al weten Augustinus o Ziel = immateriaal en onverwoestbaar o Vermogens van ziel zijn aangeboren Descartes o Eerst: iedereen heeft bij geboorte zelfde vermogen om waar van vals te onderscheiden o Later: verschillen bij geboorte, maar kan getraind worden Locke o Tabula rasa: onbeschreven blad bij geboorte o Eenvoudige ideeën worden ontvangen in geest o Reflectie eenvoudige ideeën complexe ideeën 3. Watson (behaviorisme) PH = conditionering van S-R associaties Individuele verschillen = verschillen in leergeschiedenis 4. Darwin 5. Galton Schepping = dynamisch (steeds in evolutie) Natuurlijke en seksuele selectie o Er is altijd verlies o Natuurlijke variatie o Sommige eigenschappen stellen individuen v/d soort beter in staat te overleven en zich voort te planten Studie van overerving van mentale eigenschappen Idee: genialiteit is erfelijk Stamboommethode i. Meer genieën in families van genieën dan men obv toeval kan verwachten ii. Mate van verwantschap ~ kans op genie iii. Rol van milieu wordt over hoofd gezien! Verregaande eugenetische conclusies (selectieve voortplanting) 6. Rest vorige eeuw Eugenetische beweging o Wereld van perfecte mensen o Geen individuele verschillen Nature-nurture discussie 2. Methoden in de differentiële psychologie a. Verzamelen van gegevens I. Soorten gegevens 1. S-data: zelfrapportering 2. O-data: observeerdersrapportering 3. T-data: testgegevens Meten van gedrag, zelfrapportering, fysiologie

4 IAT (Implicit Association Test) o meting van attitude om zelfrepresentatiebias te ontwijken o Meten van snelheid van associaties ~ attitude 4. L-data: levensgegevens II. Variabelen 1. Kwantitatieve variabelen 2. Kwalitatieve variabelen b. Verbanden tussen verschillen I. Kwalitatief-kwalitatief Implicationeel verband (ALS DAN ) Meten van inter- en intraindividuele verschillen II. Kwalitatief-kwantitatief Meten van groepsverschillen In kaart brengen adhv verschillen tussen gemiddelden III. Kwantitatief-kwantitatief 1. De correlatie Pearson produkt-moment correlatiecoëfficiënt: 2. Richting van verband Als verschillen tussen mensen veranderen, verandert de correlatie ook: i. Als dit de samenhang tussen verschillen beïnvloedt ii. 2 uitzonderingen: correlatie is niet afh. van: 1. Gemiddelde v/d variabelen 2. Standaarddeviatie v/d variabelen DUS: correlatie is invariant onder lineaire transformatie 3. Sterkte van verband Vuistregels Cohen: o r <.10 = triviaal o.10 < r <.30 = klein verband o.30 < r <.50 = medium verband o.50 < r = sterk verband Verklaarde variantie: o r² x 100 = % verklaarde variantie ( causaal verband!) o % van variantie in ene variabele is te verklaren door variantie in andere variabele 4. Soorten correlaties (Cattell) r( X, Y) n i1 ( x X )( y Y) i x y i Correlaties tussen gegevens bekomen bij 1 persoon o O-correlatie Tussen 2 momenten, over variabelen Mate waarin 2 situaties gelijkaardig patroon van reacties uitlokken in persoon

5 o P-correlatie Tussen 2 variabelen, over momenten Mate waarin 2 variabelen gelijklopen doorheen verschillende situaties in persoon Correlaties tussen gegevens bekomen op zelfde moment/situatie o Q-correlatie Tussen 2 personen, over variabelen Mate waarin 2 personen gelijkaardig patroon van reacties vertonen in deze situatie o R-correlatie Tussen 2 variabelen, over personen Mate waarin individuele verschillen in 1 variabele samenhangen met individuele verschillen in andere variabele Meest typische correlaties! Correlaties tussen gegevens bekomen voor 1 variabele o S-correlatie Tussen 2 personen, over momenten Mate waarin 2 personen gelijk patroon van variabele vertonen over situaties o T-correlatie Tussen 2 momenten, over personen Mate waarin 2 situaties gelijkaardige individuele verschillen uitlokken Opmerkingen o T en R correlaties: correlatie over personen In welke mate hangen individuele verschillen samen? o Q en S correlaties: correlatie tussen personen In welke mate hangt profiel van 1 persoon samen met profiel van andere persoon? c. Evaluatie van informatie over verschillen tussen mensen I. Betrouwbaarheid 1. Test-hertestbetrouwbaarheid correlatie tussen afname van test op 1 moment en afnamen van zelfde test op ander moment, over personen Als laag: indicatie dat verschillen niet consistent zijn doorheen de tijd 2. Interne consistentie Mate waarin items van zelfde test onderling correleren over personen Als items zelfde meten, zouden correlaties hoog moeten zijn 3. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid Correlatie tussen trekscores van verschillende observatoren over personen II. Validiteit 1. Gezichtsvaliditeit (face validity) Meet de test op het eerste zicht wat het bedoelt te meten? 2. Predictieve validiteit (criteriumvaliditeit) Kan de test een extern criterium voorspellen? 3. Convergente validiteit Correleert de test met andere tests van zelfde eigenschap?

6 4. Discriminante validiteit Meet de test niet wat het niet zou moeten meten? 5. Construct validiteit Meet de test het theoretische construct dat het bedoelt te meten? III. Links tussen data en triangulatie d. Factoranalyse I. Inleiding 1. Doelstelling Triangulatie = zelfde bevindingen obv informatie uit verschillende bronnen bekomen Als geen overeenkomst: wijst niet noodzakelijk op falen van meting! Achterhalen welke onderliggende dimensies zijn waarop mensen kunnen verschillen 2. Methode 3. Nut II. Factoranalyse met 1 factor 1. Model Cogn. vaardigheden / persoonlijkheid -tests afnemen Correlaties tussen tests berekenen Nagaan hoeveel en welke niet geobserveerde cognitieve vaardigheden/persoonlijkheidstrekken nodig zijn om de correlaties te verklaren Theoretisch: structuur van ind. verschillen in cognitieve vaardigheden/persoonlijkheid kennen Praktisch: gebruiken voor optimaal voorspellen van schoolsucces, jobsucces, geluk, relatietevredenheid, n tests = n*(n-1)/2 correlaties tussen deze tests Factoranalytisch model = model om correlaties te verklaren op basis van onderliggende, latente dimensies Alle scores zijn uitgedrukt in Z-scores model voor n tests T,, T,, T 2. Assumpties r(e j,e j ) = 0, j j r(e j,f) = 0 δ² F = 1, μ F = 0 Z T 1 ppi 1F( ppi ) E1 ( ppi ) Z Tj pp i jf( ppi ) E j ( ppi ) Z T n ppi nf( ppi ) En( ppi ) 1 j 3. Implicatie 1 Factorladingen verklaren correlaties tussen tests: r(z[t j ],Z[T j ]) = α j α j Dus: als je factorladingen kent, kan je correlaties tussen tests herberekenen n

7 4. Implicatie 3 Factorladingen geven aan in welke mate de variantie van de resp. tests wordt verklaard door de factor F δ² Z[Tj] = α² j + α² Ej α² j = communaliteit van test (h j ²) α² Ej = specificiteit van test Dus: als je factorladingen kent, kan je berekenen hoeveel v/d test bepaald wordt door de factor 5. Interpretatie van factor III. Factoranalyse met 2 factoren 1. Model 2. Assumpties Factor = onderliggende wiskundige dimensie die scores op tests bepaalt Betekenis: geïnduceerd vanuit gemeenschappelijke kenmerken van tests die hoog laden op F Score op een test wordt bepaald door meer dan 1 factor die meespeelt in alle tests model voor n tests T,, T,, T 1 Z T 1 ppi 11F1 ( ppi ) 12F2 ( ppi ) E1 ( ppi ) Z T j pp i j1f1 ( ppi ) j 2F2 ( ppi ) E j ( ppi ) Z T n ppi n 1F1 ( ppi ) n2f2 ( ppi ) En ( ppi ) model Z Tj pp i j1f1 ( ppi ) j2f2 ( ppi ) E j ( ppi ) j n assumpties r( E, E ) 0, j j ' j j' r( E, F ) r( E, F ) 0 j 1 j 2 =1, =0, =1, =0 2 2 F1 F1 F2 F2 r( F, F ) Implicatie 1 factorladingen verklaren correlaties tussen tests r( Z T, Z T ) j j ' j1 j '1 j2 j '2 populatiecorrelatie tussen 2 tests is som van producten v. overeenkomstige factorladingen 4. Implicatie 3 factorladingen geven aan in welke mate de variantie van de resp. tests wordt verklaard door de factoren F en F Z Tj j1 j2 E j 1 2

8 5. Interpretatie van factor Factoren = onderliggende dimensies die scores op tests bepalen 6. Grafische representatie Zie slides! 7. Uniciteit van schattingen Schattingen van factormodellen met meerdere factoren zijn niet uniek Grafisch: verschillende oplpssingen ~ verschillende rotaties van assenstelsel Orthogonale rotaties: o Zelfde communaliteiten o Zelfde geschatte correlaties 8. Oblieke rotaties Assumptie r(f 1,F 2 ) = 0 laten vallen Gevolgen: o Ladingen zijn niet langer te interpreteren als correlaties tussen test en gemeenschappelijke factor r(t j,f 1 ) = a j1 + a j2 cov(f 2,F 1 ) o Geschatte correlaties zijn niet langer de som v/d producten v/d overeenkomstige factorladingen o Bij oblieke gemeenschappelijke factoren is correlatiematrix niet langer gelijk aan identiteitsmatrix: op de correlatiematrix kan je opnieuw factoranalyse toepassen (= hogere orde factoranalyse) IV. Factoranalyse met meerdere factoren: Aantal factoren? Geschatte correlaties tussen tests zijn slechts benadering van geobserveerde correlaties Hoe meer gemeenschappelijke factoren, hoe beter de benadering o Maar: niet spaarzaam Factoren moeten inzichtelijk zijn DUS: compromis zoeken tussen kwaliteit van benadering en inzichtelijkheid/spaarzaamheid V. Factoranalyse: opmerkingen Output van FA wordt volledig bepaald door input (proefpersonen, variabelen) Feit dat je factor vindt (wiskundige zekerheid) betekent nog niet dat er dan ook echt een onderliggende factor bestaat FA vergt verschillende subjectieve beslissingen (aantal factoren, rotatie) die uitkomst mee beïnvloeden

9 DEEL II: DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE van de PERSOONLIJKHEID 1. Inleiding en vraag a. Definitie van persoonlijkheid Belangrijke elementen: o Structuren en processen o In een persoon (intern aanwezig, refereren naar bepaalde onderliggende kenmerken) o Die interacties met omgeving bepalen o En die relatief consistent zijn over de tijd Tweestrijd binnen PH-psychologie o Nomothetische trekbenadering o Interactionisme b. Een fundamentele vraag Vergelijking van Lewin: B = f(p,s) Var (B) = var(p) + var(s) + var(pxs) Fundamenteel debat: wat is belangrijkste in bepalen van gedrag? o HE persoon nomothetische trekkenpsychologie o HE situatie situationisme (sociale psychologie) o Interactie tussen beiden interactionisme 2. Trekpsychologie a. Nomothetische trekpsychologie I. Wat is een persoonlijkheidstrek? Hypothetische constructen Beschrijven consistent patroon 3 cruciale eigenschappen: 1. Interne, stabiele eigenschappen 2. Causaal 3. Nemen de vorm aan van dimensies II. Gevolgen en implicaties Gedrag trek o Trekken zijn ook aanwezig als overeenkomstig gedrag niet aanwezig is Trek = interne oorzaak van gedrag HE persoon is belangrijkste manier om individuele verschillen op te vatten Gevolgen voor opvattingen mbt consistentie van gedrag III. Consistentie van menselijk gedrag 4 soorten consistentie 1. Type A consistentie Cross-temporele consistentie 2. Type B consistentie Cross-situationele consistentie 3. Type C consistentie Cross-uitingsconsistentie 4. Type D consistentie Personality coefficient

10 Implicaties van trekpsychologie: 1. Cross-temporele stabiliteit van gedrag 2. Cross-situationele stabiliteit van gedrag 3. Cross-uitingsstabiliteit van gedrag 4. Predictie van concreet gedrag obv trekscores IV. Identificeren van de belangrijkste trekken Lexicale benadering o Alle belangrijke individuele verschillen zijn doorheen de tijd vastgelegd in de taal (adjectieven) o 2 criteria: Synoniem frequentie Cross-culturele universaliteit o Problemen: Vele woorden zijn ambigu, metaforisch, obscuur of moeilijk Persoonlijkheid komt ook tot uiting in andere woorden en nonverbaal gedrag Statistische benadering o Vertrekt van grote en diverse verzameling PH-beschrijvende vragen o Doel: Achterhalen v/d belangrijke dimensies (trekken) van PH adhv FA Welke PH-beschrijvende woorden komen samen voor en hebben dus gemeenschappelijke basis? o Zeer bruikbaar om grote verzameling PH-beschrijvende termen te reduceren tot kleiner aantal onderliggende kenmerken o Nadeel: gevonden dimensies ~ vooraf gekozen termen Theoretische benadering o Vertrekt van theorie die vooropstelt welke variabelen/trekken belangrijk of centraal zijn voor beschrijven van verschillen tussen mensen b. Nomothetische trektaxonomieën van persoonlijkheid I. Freud: psychoanalyse Structuur van persoonlijkheid o PH = verhouding tussen Id, Ego en Superego Psychoseksuele ontwikkeling o Orale fase (behoeftebevrediging) o Anale fase (controle) o Fallische fase (andere sekse) o Genitale fase (volwassen seksualiteit) Verschillen tussen mensen: o Verschillen in sterkte van Id, Ego, Superego o Verschillen in gebruik van defensiemechanismen o Verschillen in oplossen van conflicten tijdens psychoseksuele ontw. II. Eysenck: Hierarchical Model of Personality 3 grote trekken die erfelijk zijn en psychofysiologische basis hebben: 1) Psychoticisme (P) 2) Extraversie - Introversie (E) 3) Neuroticisme Emotionele stabiliteit (N)

11 Hiërarchische structuur: 1) Supertrekken (P, E, N) 2) Minder brede trekken die voldoende samen voorkomen om gemeenschappelijke onderliggende basis te hebben 3) Habituele gedragingen 4) Specifieke acts Overerfbaarheid: o P, E, N hebben matige overerfbaarheid (maar andere trekken hebben dit ook!) Identificeerbaar fysiologisch substraat: o P: meer testosteron, minder MAO (inhibitor) o E: gebaseerd op Yerkes-Doson law van optimale arousal o N: meer veranderlijk CZS III. Cattell: 16 Personality Factor System Ware PH-trekken moeten worden gezocht in verschillende soorten data Gebruik van FA: 16 factoren gevonden Kritiek: o 16 factoren konden niet gerepliceerd worden o Kleiner aantal factoren is voldoende IV. Wiggins: Circumplex Lexicale assumptie: trektermen specifiëren verschillende wijzen waarop mensen van elkaar kunnen verschillen Interpersoonlijke trekken o Interacties tussen mensen waarbij mensen dingen uitwisselen o 2 factoren die sociale uitwisseling bepalen: status en liefde Verschillende soorten relaties tussen trekken o Adjacency: positieve r o Bipolarity: 180, negatieve r o Independence: 90, r = 0 Voordelen: o Expliciete definitie van interpersoonlijk gedrag o Specificatie van relatie tussen verschillende trekken o Geeft gaten aan in onderzoek Nadeel: niet alle trekken vallen onder deze 2 dimensies V. 5-factormodel 5 factoren: o N: Neuroticisme/Emotionele stabiliteit o E: Extraversie/Introversie o O: Openheid/Intellect o V: Vriendelijkheid/Vijandigheid o C: Gewetensvolheid (conscientieusheid) Elk van factoren nog onderverdeeld in facetten (deelaspecten v/d trek) Empirische evidentie: o Gerepliceerd in vele studies met adjectieven/trekwoorden o Gerepliceerd in verschillende formats van items o Gerepliceerd in verschillende talen en culturen

12 o Gerepliceerd in elk decennium (structuur stabiel over de tijd) o Voorspelt verschillende belangrijke outcomes o Relaties met hersenstructuur Beperkingen: o Onduidelijk over 5 e factor (openheid VS intelligentie) o Is Five-Factor Model volledig? o Geen procesverklaring o Exclusieve steun op FA VI. Nuanceringen Allport: ideografische trekken o Niet alle trekken zijn even relevant voor iedereen o DUS: niet iedereen is op zelfde dimensie te plaatsen Act frequentie visie c. Act frequentie visie op persoonlijkheid 3. Interactionisme a. Inleiding Trek = samenvattende beschrijvingen v/h gedrag v/e persoon Geen assumptie over causale, interne karakter Trekken verwijzen naar verzamelingen van gedragingen Geen assumptie of noodzaak voor: o Relatieve cross-uitingsstabiliteit o Relatieve cross-situationele stabiliteit o Personality coefficient Enkel cross-temporele stabiliteit Werkwijze: o Act nominatie (welk gedrag hoort bij welke trek?) o Prototypicaliteitsbeoordelingen (hoe prototypisch is het gedrag voor de trek?) o Vaststellen van gedrag/acts bij mensen Kritiek: o Act kan wijzen op veschillende trekken o Wat met niet-stellen van gedragingen of coverte gedragingen? o Sommige trekken zijn niet zomaar te vatten in enkelvoudige gedragingen o Atheoretisch: geen antwoord op welke trekken belangrijkste zijn en waarom mensen verschillen in act frequenties Verwezenlijkingen en sterktes: o Expliciet benoemen van welke gedragingen naar welke trekken verwijzen o Vaststellen van gedragsfenomenen o Geholpen in betekenis te achterhalen van moeilijk te bestuderen trekken o Neemt aan dat mensen kunnen verschillen in gemiddelde gedragstendensen, zonder daarvoor ook onderliggende trekken aan te nemen Interactie tussen persoon en situatie is belangrijkste (GEDRAG = PERSOON x SITUATIE) Verschillen tussen mensen zijn niet hetzelfde in verschillende situaties b. Implicatie van interactie Eventueel relatief hoge cross-temporele stabiliteit (type A) Relatief lage: o Cross-situationele stabiliteit (type B)

13 o Cross-uitingsstabiliteit (type C) o Predictie van concreet gedrag op basis van trekscores (type D) Grote within-person variability c. Oorzaken van interactie 1. Verschillen in sterkte van situaties Psychologisch sterke situaties o Leggen in sterke mate een bepaald gedrag op aan mensen o Cfr. Normen en regels Psychologisch open situaties o Individuele verschillen kunnen maximaal tot uiting komen 2. Verschillen in gedragsflexibiliteit van mensen Sommige mensen zijn meer consistent dan anderen over verschillende situaties heen Hangt o.a. samen met: o Self-monitoring o Pathologische rigiditeit o Discriminatieve faciliteit Opm: lijkt samen te hangen met zelfrapportering 3. Individuele verschillen in mediërende variabelen die tussenkomen tussen situatie en gedrag Situatie lokt verschillende cognities/gevoelens/evaluaties uit bij verschillende mensen, die op zich aanleiding geven tot verschillende gedragingen Individuen zijn differentieel gevoelig voor verschillende soorten situaties d. Visies op interactionisme I. Fleeson Vertrekpunt: o Enerzijds: stabiliteit in gedrag o Anderzijds: variabiliteit over situaties (within-person variability) Rekening houden met situatie: interactionisme Kijken naar distributies van trekrelevant gedrag over situaties/tijd o Grote within-person variability voor trekgerelateerd gedrag (korte termijn) o Grote within-person stability inzake algemene gedragstendensen (lange termijn) II. Mischel 1. Inleiding (via omweg) grondlegger van interactionisme 2 bevindingen uit onderzoek: o Lage cross-situationele consistentie o Lage personality coefficient Conclusies: o Eerst: oproep tot verlaten trekconcept situationisme o Later: oog hebben voor interactie tussen P en S o Ontwikkeling sociaal-cognitieve benadering

14 2. Sociaal-cognitieve benadering van persoonlijkheid (Bandura, Mischel) Persoon als actieve medespeler die vaardigheden bezit om tot op grote hoogte lot in eigen handen te nemen ( onveranderbare trekken) Mensen interageren continu op actieve manier met hun omgeving PH wordt gereflecteerd in hoe persoon situaties selecteert, verwerkt en betekenis geeft a. Structuur van persoonlijkheid 1) Competenties en vaardigheden o Om met situaties/mensen om te gaan o Sommige zijn situatie-specifiek o Kunnen veranderen 2) Overtuigingen en verwachtingen o Hoe de wereld is of zou moeten zijn o Verwachtingen over de toekomst o Self-efficacy beliefs (speelt grote rol in succes en prestaties, onafhankelijk van echte vaardigheid) 3) Doelen o Mentale representatie van gewenste eindresultaat van acties o Dikwijls hiërarchisch georganiseerd o Gerelateerd aan verwachtingen 4) Evaluatieve standaarden o Persoonlijke standaarden o Geeft aanleiding tot zelf-evaluatieve reacties o Ligt aan basis van persoonlijke moraliteit b. Processen van persoonlijkheid PH als cognitief-affectief processing systeem CAPS systeem = complex systeem bestaande uit informatieverwerkende processen die reactie op concrete situatie bepalen Cognitief-affectieve units (CAU s) 1. Encoderingen en evaluaties Hoe we situaties interpreteren en betekenis geven Zelfde situatie verschillende interpretaties 2. Verwachtingen en overtuigingen Self-efficacy verwachtingen Behavior-outcome relaties 3. Affect en emoties Gevoelens en emoties die situatie uitlokken Bepalen op hun beurt weer gedrag en cognities 4. Doelen en waarden Wat wil ik bereiken? Wat is het waard voor mij? 5. Competenties en zelfregulatie Scripts van gedragsopties Beschikbaarheid van plannen en strategieën om met situaties om te gaan

15 Kenmerken CAPS-systeem: o CAU s worden geactiveerd in reactie op de psychologische betekenis v/d situatie o PH vormt systeem waarin verschillende CAU s aan elkaar gelinkt zijn en excitatorische en inhibitorische invloeden uitoefenen o Mensen verschillen inzake chronische beschikbaarheid en interrelaties tussen CAU s PH = specifieke verzameling van CAU s en specifieke relaties tussen CAU s c. Implicaties Verschillende psychologische eigenschappen zullen verschillende CAU s ontlokken in verschillende personen, en deze zullen aanleiding geven tot verschillende gedragspatronen in deze situaties Lage cross-situationele consistentie Within-personality variabiliteit van reageren op verschillende situaties Gedrag kan beschreven worden in termen van behavioral signatures (gedragshandtekeningen) = patroon van reacties op verschillende situaties door een individu (ALS DAN patronen) d. Consistentie in persoonlijkheid Persoonlijkheidsparadox: ons gedrag is sterk variabel over situaties, maar toch hebben we het gevoel dat er een consistente persoon aan de grondslag van ligt Consistentie op 2 vlakken: 1. Consistentie in ALS DAN patronen 2. Consistentie in gemiddelde niveaus van gedrag (cfr. Act freqentie visie) 4. Krachtmeting a. Procentuele bijdrage van situationele en individuele verschilsvariantie tot gedrag I. In labstudies Sociale psychologie: effect van situationele manipulatie op gedrag meten Effect size = % verklaarde variantie door experimentele manipulatie Gemiddeld resultaat: 11% (laag!) II. In S-R vragenlijsten = Situatie-Respons vragenlijsten Cruciale vraag: hoeveel variantie in gegevens is toe te schrijven aan: o P%: HE persoon (trekvisie) o S%: HE situatie (situationisme) o G%: HE gedrag (biologisch universele gedragspatronen) o PxS%: IA persoon en situatie (interactionisme: cross-situationele variabiliteit) o PxG%: IA persoon en gedrag (interactionisme: cross-uitingsstabiliteit) o SxG%: IA situatie en gedrag (situationisme) o PxSxG + error%: IA persoon, situatie en gedrag + error

16 Resultaten: lijken vooral aan te sluiten bij interactionisme Kritiek op studies: o Is verzameling situaties representatief? o Is verzameling personen representatief? o Houdt geen rekening met feit dat in echte leven mensen hun situaties actief selecteren/vermijden en vorm geven Opmerkingen: o Is vraag naar grootste invloed wel zinvol? o Gedrag is ALTIJD bepaald door zowel persoon, situatie en interactie b. Onderzoek naar stabiliteit van gedrag I. Methode 1. Dataverzameling Vertrekt van bepaalde trek Stelt verzameling trekrelevante gedragingen op Identificeert relevante context en situatie Gedrag van groep wordt geobserveerd in verschillende soorten situaties op verschillende momenten, voor de verschillende gedragingen 2. Dataverwerking Berekenen van stabiliteitscoëfficiënten o Cross-temporele stabiliteit o Cross-situationele stabiliteit o Cross-uitingsstabiliteit II. Relatieve cross-temporele stabliteit Algemeen: relatief laag, zeker als geen aggregatie Als wel aggregatie: forse stijging o Steun voor act-frequentievisie Opm: verschillen naargelang groep personen III. Relatieve cross-situationele stabiliteit van gedrag Relatief laag o Wat is dan rol van trekken? Opm: wel individuele verschillen IV. Relatieve cross-uitingsstabiliteit van gedrag Relatief laag o Stelt in vraag wat een trek eigenlijk is? c. Onderzoek naar de personality coefficient I. Resultaten Type D consistentie: mate waarin ind. verschillen in 1 soort gedrag in 1 situatie overeenkomen met ind. verschillen in ander gedrag in andere situatie Speciaal geval: personality coefficient o Mate waarin de score op een PH-vragenlijst correleert met concreet trekrelevant gedrag in een concrete situatie o ~ validiteit van trekvragenlijsten Typisch relatief laag

17 Sterkte van verband kan wel beïnvloed (gemodereerd) worden door verschillende factoren II. Moderatoren a. Ego-gerichte aandacht tijdens invullen van trekvragenlijst o Mate waarin persoon aandacht heeft voor zelf en eigen interne wereld o Bvb: plaatsen voor spiegel, eigen stem laten horen, o Verhoogt correlatie tussen trekvragenlijst en concreet gedrag b. Ego-gerichte aandacht tijdens stellen van gedrag o Meer aandacht voor interne processen ipv externe invloeden o Meer bewust van vorige gedragingen en men probeert consistent te zijn c. Situationele druk o Sterke situationele druk: verschillen worden kleiner, en minder bepaald door trek o Verschillen tussen mensen groter als minder situationele druk d. Vrijheid in keuze van criteriumsituatie o Labo: situaties worden voorgelegd o Dagelijkse leven: mensen kiezen/vermijden sterk hun eigen omstandigheden ifv hun eigen trekken Gevolg: krijgen kans om trekrelevant te stellen o Om echt zicht te krijgen op validiteit van trekken: kijken naar relaties met gedrag in dagelijks leven III. Recent onderzoek Onderzochten relatie tussen scores op trekvragenlijsten en manifestatie van trekgerelateerd gedrag in dagelijks leven Adhv dagboekstudies of ESM-studies (Experience Sampling Method) Wu & Clark (2003) o r tussen trekmetingen en frequentie van relevant gedrag: o Voor individuele items: Church et al. (2009 o Individualistische landen: sterke nadruk op zelf, sterkere invloed van trekken, individuele verschillen o Collectivistische landen: sterke nadruk op hoe je omgaat met sociale omgeving, minder invloed van trekken o Cultuur modereert dus personality coefficient en cross-situationele stabiliteit o Personality coefficient: geen culturele verschillen o Cross-situationele consistentie: , afh. van gedrag en situatie (gemiddeld.24) Geen culturele verschillen Wel verschil in intra-individuele variabiliteit: coll. > ind. Fleeson (2009) o Resultaten in lijn met vorige studies d. Conclusies In termen van algemene gedragstendensen: act frequentievisie is houdbaar en zinvol In termen van concreet gedrag: trekvisie levert weinig op, context moet mee in rekening gebracht worden voor begrijpen van gedrag

18 Mensen worden gekenmerkt door (individuele verschillen in) algemene gedragstendensen Deze gedragstendensen zijn relatief stabiel, en hebben een voorspellende kracht voor levensoutcomes Gedragstendensen zijn weinig informatief voor predictie van concreet gedrag, omdat dergelijk gedrag mede bepaald wordt in interactie met de specifieke situatie

19 DEEL III: DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE van de intelligentie 1. Inleiding en definities a. Inleiding DP van cognitief functioneren: betreft verschillen tussen mensen in termen van cognitieve prestaties Populair uitgangspunt: sommige mensen doen het beter dan anderen b. Definitie volgens de leek Impliciete theorieën die mensen hanteren over wat intelligentie is Bepalen hoe we onszelf en anderen percipiëren en evalueren in dagelijks leven Kunnen onderzoek inspireren over de structuur van intelligentie Intelligentie volgens leek: o Oplossen praktische problemen o Verbale vaardigheden o Sociale vaardigheden Opmerkingen: o Mening leken en experts niet veel verschillend o Correlaties tussen verschillende soorten was ook redelijk groot Zowel cross-culturele verschillen als gelijkenissen c. Definitie volgens de experts I. Symposia van 1921 en : redelijk heterogene definities met verschillende nadrukken 1986: boek Sternberg: what is intelligence? o Weer redelijk heterogeen o Zelfde elementen komen terug o Ook verschuivingen: veel grotere nadruk op o.a. metacognitie, kennis, belang van cultuur II. Operationele definitie van Boring Intelligence is what the test tests Wat we bedoelen met intelligentie, is datgene wat de uitkomst op een test is Problemen: welke tests? Vergelijkbaarheid? (verschillende tests meten niet hetzelfde!) III. Definitie van Sternberg Meerledige definitie van intelligentie Als we iets willen definiëren, kunnen we dit doen op 3 manieren 1. Verwijzen naar omstandigheden waarin het optreedt, oorsprong 2. Verwijzen naar de aard of bestanddelen 3. Verwijzen naar de gevolgen of effecten Voor intelligentie: 1. Omstandigheden: intelligentie doet zich voor in nieuwe en oude taken 2. Bestanddelen: intelligentie bestaat uit componenten 3. Effecten: intelligentie dient om optimale match tussen individu en omgeving te realiseren

20 Omstandigheden: o Nieuwe taken: qua opgave of qua uitvoering Opgave Persoon staat voor uitdaging de opgave te begrijpen + eventueel nodige begrippenkader opbouwen Uitvoering Hoe handelen op basis van opgave? Sternberg: goede nieuwe taak (voor IQtest) is een taak die nieuw is in opdracht of uitvoering, maar niet in allebei o Oude taken: Snel en goed informatieverwerking automatiseren Bestanddelen: o Metafoor: geest als computer o Intelligentie = resultaat van elementair informatieverwerkingsproces dat opereert op interne representatie van objecten en symbolen 1. In-vertaling: omzetting S naar interne representatie 2. Bewerking: bewerking van interne representatie 3. Uit-vertaling: omzetting interne representatie naar R 4. Metacomponent: supervisie (sturen/plannen van componenten) o Intelligentie = vaardigheid om componentiële informatieverwerkingsprocessen snel en accuraat uit te voeren Effecten: o Optimale match tussen individu en omgeving realiseren via Adaptatie Omgevingsselectie Omgevingsmodificatie o Speelt zich af binnen het leven van 1 individu Wat intelligent is hangt af van context en kan dus variëren Over individuen Binnen één individu Tussen culturen o Speelt zich af binnen geschiedenis van een soort Mens past zich aan, zoekt op, en geeft voor aan omgeving Cfr. Evolutionaire psychologie Basisprincipes: Natuurlijke variatie Selectie Erfelijkheid Survival of the fittest: eigenschappen verklaren door link te leggen met hun evolutionair voordeel Intelligentie = eindresultaat van verzameling eigenschappen die organisme in staat gesteld heeft te overleven en zich voor te planten doorheen de menselijke geschiedenis d. Intelligentie en IQ I. Galton Eerste die verschillen tussen mensen in vaardigheden wetenschappelijk onderzocht Ontwikkelde allerlei eenvoudige sensori-motorische proefjes

21 II. III. IV. V. IQ Veronderstelde dat deze sterk onderling samenhingen Zag dit als aanwijzing voor bestaan van 1 onderliggende eigenschap: intelligentie Binet 1904: opdracht om test te ontwikkelen om kinderen op te sporen die lagere kans hebben op later succes en dus speciale aandacht vereisen 3 belangrijke assumpties: o Intelligentie is niet noodzakelijk 1 eigenschap o Intelligentie is veranderbaar o Intelligentie stijgt met leeftijd in kindertijd, ongeacht training 1905: Simon-Binet test: eerste intelligentietest o Erg heterogene lijst van taken (intelligentie = meerdere componenten) o Gestandaardiseerde wijze van aanbieding en scoring Taakjes varieerden in moeilijkheid en prestatie hing samen met leeftijd, onafhankelijk van training o Idee van mentale leeftijd (leeftijd waarop gemiddeld kind de taak kan oplossen) o Grote individuele verschillen Invoering onderscheid tussen chronologische en mentale leeftijd Score in termen van gemiddelde leeftijd v/e kind met die bepaalde totaalscore o Kinderen met achterstand opsporen Stern IQ = (mentale leeftijd/chronologische leeftijd) x 100 IQ = specifieke kwantificatie van intelligentie obv een intelligentietest Probleem: o Intelligentie blijft niet stijgen doorheen leven o Stopt bij aanvang van vroegvolwassenheid (16-18 jaar) o DUS: weinig bruikbaar voor mensen ouder dan 18 jaar Wechsler Ontwikkelde 2 van meest gebruikte tests (WISC en WAIS) Cruciale concept = mate waarin individu afwijkt van normgroep Ontwikkeling IQ-score obv iemands percentiel in diens leeftijdscohort Verdeling van vaardigheden is vaak normaalverdeling o 50% van mensen scoren boven/onder gemiddelde o Ong. 68% heeft score tussen -1/+1 SD van gemiddelde o Ong. 95% heeft score tussen -2/+2 SD van gemiddelde o Slechts 2,3% heeft score 2SD boven/onder gemiddelde Percentielen: o % mensen van normgroep die gelijk of lager scoort Conventies: o Gemiddelde = 100 en SD = 15 o : gemiddeld begaafd o 70-80: zwakbegaafd o > 130: hoogbegaafd

22 e. Het meten van intelligentie sinds Galton en Binet I. Terman Stanford-Binet test Veel grotere normgroep Gebruikte formule van Stern om IQ te berekenen Genetic studies of Genius o Stereotiepe beeld van toen: ziekelijk, sociaal onaangepaste genie o Maakte hier komaf mee o Studie loopt nog steeds, ondanks kritieken II. Yerkes WO I: nood aan test om soldaten te classificeren Geboorte van collectieve intelligentietests o Army Alpha Test Voor recruten die konden lezen en schrijven o Army Beta Test Voor analfabete, niet-engelstalige recruten Nadien: grote interesse vanuit onderwijs, leger, industrie, Opm: Zowel Yerkes als Terman namen (itt Binet) aan dat intelligentie: o Erfelijk en aangeboren o Unitair (algemene intelligentie bestaat) o Fysiek bestaand (fysiologisch substraat) o Mensen kunnen op dimensie geordend worden eugenetica! III. Wechsler: de WAIS WAIS en WISC Groot leeftijdsbereik Gebruik van percentielscores Verbale tests: o Verbaal begrip Informatie: algemene kennis Gelijkenissen woordenschat o Werkgeheugen Rekenen Cijferreeks Letters en cijferreeksen Perfomantietests: o Perceptuele organisatie Plaatjes aanvullen Blokpatronen matrixpatronen o Verwerkingssnelheid Substitutie Symbolen zoeken Scores worden omgezet in IQ-scores obv o Score van individu (ruwe score) o Normscores voor leeftijdsgroep van individu

23 IQ-score met deelscores voor verbale en performale intelligentie Kritiek: o Sterk cultureel bepaalde inhoud o Grote rol van taal IV. Raven s progressive matrices Test die vrij is van cultuurinvloeden en taal Gebaseerd op theorie van Spearman over g Progressief moeilijker worden pictorale multiple choice vragen 2. De structuur van intelligentie a. Inleiding Intelligentie: 1 dimensie of meerdere vormen? Galton: intelligentie = unidimensionele, erfelijke trek Sindsdien: verschillende theorieën 2 methoden: factoranalyse en theoretisch b. Psychometrische modellen I. Spearman 1. 2-factorentheorie Onderzoek adhv zeer uiteenlopende tests Positieve correlaties tussen meest uiteenlopende tests 2-factoren-theorie: o Eén fundamentele gemeenschappelijke factor aan de basis van alle prestaties op cognitieve tests (= g-factor) o Onderliggende vaardigheid specifiek voor de test (= s-factor) o Z[T j (pp i )] = α j F(pp i ) + E j (pp i ) 2. Interpretatie van g-factor g = noegenese, het basisproces waardoor men nieuwe kennis verwerft o Reflexief bewustzijn o Eductie van verbanden o Eductie van correlatie Tests met abstract materiaal laden hoger op g dan tests met concreet materiaal 3. Evaluatie Model met 1 gemeenschappelijke factor is spaarzaam en elegant Onderzoek na Spearman: i. Meeste empirische correlatiematrices tussen prestaties vertonen geen hiërarchische orde ii. Grote residuele correlaties: groot verschil tussen geschatte en geobserveerde correlaties Later zou Spearman dan ook groepsfactoren toelaten in zijn model II. Vernon 1. Vertrekpunt Na extractie van g-factor vaak nog significante residuele correlaties g verklaart niet alle correlatie tussen tests! Er is nog samenhang tussen tests over na g groepsfactoren

24 2. Theorie Na g : variantie gedeeld door alle tests is weg Enkel een deel v/d tests hebben een betekenisvolle (positieve) lading op groepsfactoren o Enger dan g en ruimer dan s Werkwijze: 1) Extractie g-factor 2) Extractie groepsfactoren 3) Orthogonale rotatie van groepsfactoren zodat tests er geen betekenisvolle negatieve ladingen op hebben (met vasthouding van g-as) Model van Vernon: 1) Extractie van g 2) 2 grote groepsfactoren 1. v:ed (verbal:educational): verbaal-numerische taken 2. k:m (praktisch-mechanische-spatiale taken) 3) Smalle groepsfactoren 1. Verbaal-numerisch: v (verbal) en n (numerical) 2. Praktisch-mechanisch-spatiaal: k (spatial), m (mechanical) en verschillende psychomotorische vaardigheden Model is: 1) Hiërarchisch 2) Genealogisch: kleine factoren stemmen af van grotere 3) Orthogonaal: alle factoren zijn ongecorreleerd 4) Breedte van factor: niveau van factor in hiërarchie 5) Belang van factor: proportie variantie verklaard door factor 1. g: 40% 2. Grote groepsfactoren: 10% 3. Kleine groepsfactoren: 10% 4. s: 40% 3. Evaluatie Belang van factoren bleek relatief o Hangt af van kenmerken van geteste populatie Breedte van factoren is relatief o Hangt af van samenstelling van testbatterij Genealogisch karakter mag niet verabsoluteerd worden o Mogelijk dat tests laden op kleinere groepsfactoren, maar niet op grotere groepsfactoren (en bvb. dan weer wel op g) Vraagtekens bij empirische basis van model o Stevig genoeg? III. Thurstone 1. Vertrekpunt Was oneens met Spearman dat 1 factor correlatie tussen tests bepaalt Positieve correlaties tussen tests kan ook andere basis hebben Meer dan één gemeenschappelijke factor nodig om correlaties te verklaren Intelligentie = verschillende types vaardigheden (primary mental abilities) Simple structure: elke test laadt slechts op 1 gemeensch. factor

25 Gemeensch. factoren zijn allemaal even breed: primary mental abilities Geen g-factor! 2. Zeven primary abilities 1) V (verbal comprehension) 2) W (word fluency) 3) N (number) 4) M (rote memory) 5) I (induction) 6) P (perceptual speed) 7) S (space) o Later: toevoeging extra primary abilities o Werkwijze: 1. Extractie 7 gemeenschappelijke factoren 2. Oblieke rotatie van alle gemeenschappelijke factoren (dus ook van eerst geëxtraheerde factor) 1) Primary mental abilities vertonen onderling nog correlaties 2) FA op deze factoren: 2 e orde FA 3) Thurstone: 1 factor voldoende om deze correlaties te verklaren (= algemene intelligentie) 3. Evaluatie Enerzijds: niet 1 intelligentie, wel verschillende types, maar deze hangen positief samen Anderzijds: primary abilities hangen onderling samen en vormen zo algemene intelligentie DUS: modellen van Vernon en Thurstone zijn eigenlijk equivalent o Zelfde geschatte correlaties tussen taken o Keuze afhankelijk van wat men best interpreteerbaar vindt Empirische basis niet zo stevig: slechts 3 primary abilities (V, N, S) worden constant teruggevonden Primary mental abilities allemaal even breed? Hangt af van samenstelling van testbatterij IV. Guilford 1. Vertrekpunt Verwerpt idee van algemene intelligentie g Vertrekt van opvatting Thurstone: meerdere types intelligentie MAAR: niet noodzakelijk allemaal gecorreleerd (orthogonale rotaties) Verwijt Thurstone gebrek aan logica in benoemen van abilities Bouwt zelf theoretisch systeem uit 2. Structure of intellect model Elke mentale taak: 3 facetten i. Inhoud 1. Sensorieel 2. Symbolisch 3. Semantisch 4. gedrag ii. Vorm/mentaal product 1. Eenheden 2. Klassen 3. Relaties

26 4. Systemen 5. Transformaties 6. implicaties iii. Mentale operatie 1. Kennen 2. Geheugen 3. Divergent denken 4. Convergent denken 5. Evaluatie 4 x 6 x 5 = 120 soorten vaardigheden o Verwacht ook zoveel groepsfactoren terug te vinden o Nadien: splitising sensorieel in visueel en auditief 150 factoren Werkwijze: 1) Tests afgenomen van grote groepen officieren 2) FA van intercorrelatiematrices Orthogonale rotatie naar simple structure 3) Vindt 40 facetten die passen in zijn kubus 4) Gaat na of factoren die thuishoren in lege cellen kunnen teruggevonden worden via empirisch onderzoek Procrustes-rotatie: roteer factor-oplossing zodanig dat ladingen zo goed mogelijk aansluiten bij een a priori ladingenstructuur 3. Evaluatie Voordelen: o Toont wijde armslag van intelligentie (150 vaardigheden) o Verplicht tot ernstige taakanalyse o Kan gebruikt worden om factoren van andere onderzoekers te analyseren en plaats te geven o Introduceert aantal nieuwe categorieën in vaardighedendomein Nadelen: o Zeer complex o Veel factoren onbetrouwbare resultaten o Factoren onafhankelijk? o Gebruikte hooggeschoolde Pp en o Procrustes-rotatie is geen stevige toets van gestelde hypothesen Gegevens in structuur dwingen die er misschien niet bij past V. Cattell: multiple 2 e -orde factoren 1. Hypothese Vertrekt van Spearman s g, maar stelt dat deze verder op te delen is in 2 onderscheiden componenten 2 soorten intelligentie: o Fluid intelligence (Gf) Basisvaardigheid inzake redeneren en verwante hogere orde abstracte processen Niet cultuurgebonden Ontwikkeld door biologische maturatie (en stopt met stijgen daarna)

27 o Crystallized intelligence (Gc) Vaardigheden verworven via opvoeding, ervaringen, feitenkennis Cultuurgebonden Stijgt met leeftijd door accumulatie van kennis 2. Werkwijze 1) Oblieke rotatie 2) Uit intercorrelatiematrix van 1 e orde worden oblieke factoren van 2 e orde getrokken 3) Positieve correlaties tussen deze oblieke factoren worden verklaard door één gemeenschappelijke 3 e orde factor: g 3. Resultaten Fluid intelligence: o Speelt mee in Culture fair tests (bvb. progressive matrices) Metingen van Thurstone s I-factor (induction) o Capaciteit tot afleiden van relaties en correlaten in welk materiaal ook, niet gebonden aan culturele kennis o Zien van verbanden, verbanden flexibel kunnen toepassen op materiaal, vaardigheid om abstracte verbandsproblemen op te lossen Crystallized intelligence o Speelt mee in Verbale gedeelte van klassieke IQtests Metingen van Thurstone s V-factor (verbaal) Verschillende predicties over tijdsverloop van intelligentiecomponenten bleek wel niet altijd te kloppen, bleek achteraf o Zowel Gf als Gc stijgen tot in volwassenheid o Gedurende volwassenheid: ook invloed van omgevings- en genetische ouderdomsfactoren o Gf lijkt meer gevoelig voor deze factoren en daalt sterker dan Gc tijdens volwassenheid Nog andere 2 e orde factoren die rol spelen in IQ-tests o General visualisation Performantiegedeelte van WAIS Metingen van Thurstone s S-factor (space) Metingen van flexibility of closure o General speediness Kopieersnelheid en perceptuele snelheid VI. Evaluatie factoranalytisch onderzoek 1. Gegevens a. Subjecten Veel verschillen Gebruikte selectie kan grote impact hebben op resultaten Correlaties tussen tests en dus factorstructuur alleen maar betrouwbaar als aantal voldoende groot en divers is b. Tests Keuze van tests vaak te intuïtief

28 Snelheid versus niveau is verweven (moeten apart gemeten worden) Vooral ingewikkelde tests gebruikt niet duidelijk wat ze precies meten Aantal moet in verhouding staan tot aantal geëxtraheerde factoren 2. Verwerking a. Analyse Veel opties: Exploratorisch vs. confirmatorisch Keuze van aantal gemeensch. factoren Rotatiemethode Keuzes kunnen verschillen in gevonden factor-structuren ten dele verklaren Goede theorie kan helpen bij het kiezen b. Interpretatie Vaak complexe aangelegenheid Feit dat je een factor vindt (wiskundige zekerheid), betekent nog niet dat er dan ook echt een onderliggende factor bestaat c. Theoretische modellen I. Gardner: multiple intelligences a. Vertrekpunt en theorie Klassieke intelligentietheorieën zijn niet noodzakelijk sterk relevant voor concrete toegepaste situatie o Kritiek inzake structuur: o Onderzoek bij idiots savants en patiënten met hersenschade die uitval hebben in zeer specifiek domein o Er is geen algemene intelligentie, maar verschillende soorten: multiple intelligences o Kritiek inzake breedte: o Westerse, academisch geïnspireerde onderwijspraktijk spitst zich toe op logisch mathematische en linguïstische vaardigheden o Er zijn ook nog andere soorten vaardigheden die hierdoor weinig aandacht krijgen in onderwijs Leerlingen die goed zijn op andere vlakken dan diegene die benadrukt worden in klassieke theorieën en onderwijspraktijk, krijgen niet de kans om hun vaardigheden te ontwikkelen 9 soorten intelligenties: zie slides p.214 o Verwijzen niet allemaal naar algemene intelligentie o Zijn gelegen in verschillende delen van hersenen, zonder centrale controle (onafhankelijk van elkaar) o Slecht zijn in 1 ding betekent niet dat je overal slecht in bent b. Evaluatie Positief: o Intuïtief en moreel aantrekkelijk o Stelt klassieke dogma van g serieus in vraag o Dwingt onderzoek en praktijk om verder te gaan dan klassieke vaardigheden

29 Negatief: o Gebrek aan empirische evidentie voor verschillende vaardigheden o Gaat toch voorbij aan feit van positieve correlaties (toch een beetje g) II. Sternberg Triarchic theory of intelligence a. Theorie o 3 verschillende types intelligentie 1) Componentiële subtheorie (analytische intelligentie) a. Metacomponenten Mentale mechanismen die probleem herkennen, strategieën ontwikkelen om het op te lossen, toewijzen en managen van inspanningen om het op te lossen, supervisie dat alles goed verloopt, Komt dichtst in de buurt van g b. Performantiecomponenten Echte informatieverwerking c. Kennisvergaringscomponenten Processen die nieuwe oplossingen zoeken, nieuwe info opzoeken, oude en nieuwe info vergelijken, 2) Contextuele subtheorie (praktische intelligentie) a. Adaptatie Zichzelf aanpassen aan eisen van omgeving b. Shaping Omgeving aanpassen aan individu c. Selectie Kiezen van omgeving die past bij individu 3) Experiëntele subtheorie (creatieve intelligentie) a. Novelty (nieuwigheid) Hoe mensen omgaan met nieuwe zaken Sommigen zijn hier beter in dan anderen b. Automatisatie Mate waarin iemand informatie en taakuitvoering kan automatiseren b. Evaluatie Positief: o Theorie wil alle aspecten van intelligentie omvatten o Aandacht voor andere vormen van intelligentie Negatief: o Theorie weinig overzichtelijk o Geen stellingname inzake g o Weinig directe empirische toetsing III. Evaluatie theoretisch onderzoek Voordelen: o Theorie kan ruimer kijken, meer opnemen dan gewoon met tests meetbaar is o Laat toe intelligentie veel ruimer (en realistischer) te vatten

30 Nadelen: o Moeilijker te bewijzen gebrekkige empirische verificatie d. Slotconclusies Inzake academische intelligentie: o Er zijn positieve correlaties tussen tests Vinden van globale factor is geen evidentie voor bestaan van zoiets als g Tot op heden geen sluitende biologische evidentie voor bestaan van g o MAAR: correlaties zijn niet van die haard dat g alles verklaart o Na globale factor: zekere convergentie inzake verdere opdeling Theoretische inzichten geven aan dat intelligentie meer omvat dan wat klassieke intelligentietests meten 3. Topics in intelligentieonderzoek a. Oorzaken van intelligentie: Genen en opvoeding I. Klassiek onderzoek In welke mate is een menselijke eigenschap (intelligentie) genetisch/door omgeving bepaald? Z(Y) = H + E o Z(Y) = fenotypisch IQ, zoals het zich manifesteert in organisme o H = genotypisch IQ, uitsluitend bepaald door genetisch materiaal o E = milieu-iq, uitsluitend bepaald door omgeving waarin individu opgroeit 1 = h² + e² o h² = erfelijkheidscoëfficiënt o e² = milieucoëfficiënt Methoden: o Selectieve kweek ethisch onverantwoord bij mensen o Familiestudies Siblings: 50% gedeelde genen Ouder-kind: 50% Grootouder-kind: 25% MAAR: ook gedeelde invloed o Tweelingenstudies Monozygoot (100%) VS dizygoot (50%) o Adoptiestudies r(kind,adoptie-ouder) VS r(kind,biologische ouder) o Twins reared apart r(mz twins reared apart) = directe schatting van erfelijkheid Resultaten: aandeel erfelijkheidheid geschat op 50-80% Opm: o Aandeel omgeving: opsplitsing in gedeelde en niet-gedeelde invloeden o Schattingen zijn afh. van onderzochte populatie Schattingen verschillen ifv leeftijd Schattingen zijn afh. van SES II. Hedendaagse gedragsgenetica Kritiek op additiviteitsassumptie: o Doet alsof er geen meetfout is: e² = 1-h2 gaat niet op! o Doet alsof er geen correlatie is: cov(h,e) = 0 gaat niet op!

DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL

DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: INHOUDSTAFEL INLEIDING DEEL I: DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE: WAT EN HOE? 1. Doelstelling en Geschiedenis a. Doelstelling i. Wat? 1. Beschrijven van verschillen 2. Beschrijven van

Nadere informatie

Differentiele psychologie, deel 2: Vragenles

Differentiele psychologie, deel 2: Vragenles Differentiele psychologie, deel 2: Vragenles Overzicht Overzicht leerstof Examen Beantwoorden vragen Opm: deze slides zijn beschikbaar via Toledo Leerstof = wat er behandeld werd in de hoorcolleges Materiaal:

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: WAT EN HOE?

HOOFDSTUK 1: WAT EN HOE? HOOFDSTUK 1: WAT EN HOE? TERM Interindividueel Intergroeps- Intra-individueel Analytisch Holistisch Affectief Conatief Proximaal Distaal La Psychologie Individuelle 3-voudige taakomschrijving Comparatieve

Nadere informatie

Differentiële psychologie

Differentiële psychologie Samenvatting differentiële psychologie Differentiële psychologie Differentiële psychologie is de psychologie van verschillen binnen en tussen mensen. Tussen individuen = interindividuele verschillen. Binnen

Nadere informatie

Differentiële Psychologie

Differentiële Psychologie Differentiële Psychologie Deel 1: Differentiële psychologie: Wat en hoe? 1) Begrippenkader Differentiële psychologie = psychologie van verschillen tussen mensen Doel: - Beschrijven: o Van verschillen:

Nadere informatie

Deel 1: wat en hoe? Doelstelling en geschiedenis

Deel 1: wat en hoe? Doelstelling en geschiedenis Deel 1: wat en hoe? Doelstelling en geschiedenis Doelstelling Differentiële psychologie = psychologie van verschillen tussen mensen Doel: - Beschrijven o Van verschillen: op welke vlakken verschillen mensen

Nadere informatie

functieleer en soc psy: theorie die voor alle mensen geldt

functieleer en soc psy: theorie die voor alle mensen geldt Deel I: Wat en hoe? 1. Doelstellingen en geschiedenis Differentiele psychologie: - elke mens is uniek: nooit 2 mensen met hetzelfde innerlijke - wat zijn de belangrijkste punten waarin mensen verschillen

Nadere informatie

3,3. Praktische-opdracht door een scholier 2249 woorden 27 maart keer beoordeeld. Wiskunde A. Intelligentiequotiënt (IQ)

3,3. Praktische-opdracht door een scholier 2249 woorden 27 maart keer beoordeeld. Wiskunde A. Intelligentiequotiënt (IQ) Praktische-opdracht door een scholier 2249 woorden 27 maart 2012 3,3 2 keer beoordeeld Vak Wiskunde A Intelligentiequotiënt (IQ) Voorwoord Ik heb in deze praktische opdracht voor het onderwerp intelligentie

Nadere informatie

IST Standaard. Intelligentie Structuur Test. meneer 1

IST Standaard. Intelligentie Structuur Test. meneer 1 IST Standaard Intelligentie Structuur Test ID 4589-1031 Datum 25.03.2015 IST Inleiding 2 / 12 INLEIDING De Intelligentie Structuur Test (IST) is een veelzijdig inzetbare intelligentietest voor jongeren

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

WPPSI-III-nl analyse Versie: 1.0.0

WPPSI-III-nl analyse Versie: 1.0.0 Persoonsgegevens Naam Geslacht Man Nationaliteit Nederlandse Voorkeurshand Rechtshandig School/Instituut Basisonderwijs Groep/Leerjaar 2 Onderzoeker Paul Vraagstelling (1) ADHD jjjj mm dd Onderzoeks datum

Nadere informatie

CULTUURARME INTELLIGENTIETEST RAPPORT

CULTUURARME INTELLIGENTIETEST RAPPORT CULTUURARME INTELLIGENTIETEST RAPPORT Name: Datum: Website: Jan de Vries -05-206 www.2test.nl Deze IQ test meet je vermogen om logisch te redeneren. Cultuurarme IQ tests meten nonverbale capaciteiten.

Nadere informatie

PSYCHOLOGIE VAN INDIVIDUELE VERSCHILLEN DEEL 1 Caroline Sweerts jaarverantwoordelijke 2 e bach Inleiding: praktisch INHOUD EN OPBOUW Inhoud = introductie in psychologie individuele verschillen (PID): 3

Nadere informatie

TECHNISCHE HANDLEIDING IQ TEST

TECHNISCHE HANDLEIDING IQ TEST TECHNISCHE HANDLEIDING IQ TEST 12 December 2011 INHOUDSOPGAVE TESTOVERZICHT Meetpretentie Theoretische achtergrond Kenmerken Samenstelling Toepassingsgebied Voorbeelditems TESTKENMERKEN Vraag die voor

Nadere informatie

Vragen oefententamen Psychometrie

Vragen oefententamen Psychometrie Vragen oefententamen Psychometrie 1. Hoe wordt betrouwbaarheid in de klassieke testtheorie gedefinieerd? a) De variantie van de error scores gedeeld door die van de geobserveerde scores. b) De variantie

Nadere informatie

In het geval van Carl ziet u op pagina 4 bij de factoranalyses direct: *Laag bij P-IQ Motivatie niveau *Hoog bij P-IQ Non-verbaal redeneren

In het geval van Carl ziet u op pagina 4 bij de factoranalyses direct: *Laag bij P-IQ Motivatie niveau *Hoog bij P-IQ Non-verbaal redeneren Voorbeeld WAIS-III Analyse-rapport Fijn dat u de tijd neemt om echt inhoudelijk kennis te maken met het resultaat van een analyse uit ons kennissysteem. Een kennissysteem dat ik in de afgelopen 25 jaar

Nadere informatie

Differentiële psychologie

Differentiële psychologie Differentiële psychologie I.1. Inleiding en korte geschiedenis Differentiële psychologie is de psychologie van de verschillen tussen mensen. Hun doel is het beschrijven van verschillen en van de verbanden

Nadere informatie

LES 3: ZELFRAPPORTAGE VRAGENLIJSTEN

LES 3: ZELFRAPPORTAGE VRAGENLIJSTEN LES 3: ZELFRAPPORTAGE VRAGENLIJSTEN Leerdoelen Zelfrapportage technieken kunnen plaatsen op de dimensie van kwantitatief naar kwalitatief De unieke functie van zelfrapportage data kennen (wat kan zelfrapportage

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Kwantitatieve modellen. Harry B.G. Ganzeboom 18 april 2016 College 1: Meetkwaliteit

Kwantitatieve modellen. Harry B.G. Ganzeboom 18 april 2016 College 1: Meetkwaliteit Kwantitatieve modellen voor BCO PMC Harry B.G. Ganzeboom 18 april 2016 College 1: Meetkwaliteit Drie colleges Validiteits- en betrouwbaarheidsanalyse Causale analyse met confounding en mediatie Causale

Nadere informatie

HTS Report IST. Intelligentie Structuur Test. Jeroen de Vries ID Datum Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report IST. Intelligentie Structuur Test. Jeroen de Vries ID Datum Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam IST Intelligentie Structuur Test HTS Report ID 5105-7035 Datum 20.07.2017 Standaard INLEIDING IST 2/20 Inleiding De Intelligentie Structuur Test (IST) is een veelzijdig inzetbare intelligentietest voor

Nadere informatie

CHC - Werkdocument benadering het zeer lage IQ. Talige personen met vermoedelijke ML boven 7 jaar

CHC - Werkdocument benadering het zeer lage IQ. Talige personen met vermoedelijke ML boven 7 jaar CHC - Werkdocument benadering het zeer lage IQ Talige personen met vermoedelijke ML boven 7 jaar Naam: School: Klas: CL in maanden: Onderzoeksdatum: Geboortedatum: CL: CL*: Gf: Vloeiende intelligentie

Nadere informatie

Praktische opdracht Wiskunde A IQtest

Praktische opdracht Wiskunde A IQtest Praktische opdracht Wiskunde A IQtest Praktische-opdracht door een scholier 2063 woorden 27 januari 2004 7,6 20 keer beoordeeld Vak Wiskunde A Inhoudsopgave Inleiding Hoe dacht William Stern over intelligentie?

Nadere informatie

Leesvaardigheid en leesattitude:

Leesvaardigheid en leesattitude: Leesvaardigheid en leesattitude: een onderzoek bij 520 kinderen van 6 tot 12 jaar als basis voor nieuwe leestests: LVT1-6 en LAT 2-6 Hilde Niessen Ronny Boey 36ste VVL Congres 20 maart 2015 Inleiding lezen

Nadere informatie

Inhoud. Woord vooraf 11. 1. Inleiding Kennismaking met de psychologie 13. 2. Biologie en gedrag De hardware van het psychisch functioneren 51

Inhoud. Woord vooraf 11. 1. Inleiding Kennismaking met de psychologie 13. 2. Biologie en gedrag De hardware van het psychisch functioneren 51 Inhoud Woord vooraf 11 1. Inleiding Kennismaking met de psychologie 13 1.1 Een definitie van de psychologie 14 1.2 Wetenschappelijke psychologie en intuïtieve mensenkennis 16 1.2.1 Verschillen in het verzamelen

Nadere informatie

HTS Report IST-A. Intelligentie Structuur Test Assessmentversie. John Doe ID Datum Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report IST-A. Intelligentie Structuur Test Assessmentversie. John Doe ID Datum Standaard. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam IST-A Intelligentie Structuur Test Assessmentversie HTS Report ID 256-1 Datum 25.02.2015 Standaard IST-A Inleiding 2 / 12 INLEIDING De IST-A is de verkorte versie van de Intelligentie Structuur Test (IST);

Nadere informatie

College 3 Meervoudige Lineaire Regressie

College 3 Meervoudige Lineaire Regressie College 3 Meervoudige Lineaire Regressie - Leary: Hoofdstuk 8 p. 165-169 - MM&C: Hoofdstuk 11 - Aanvullende tekst 3 (alinea 2) Jolien Pas ECO 2012-2013 'Computerprogramma voorspelt Top 40-hits Bron: http://www.nu.nl/internet/2696133/computerprogramma-voorspelt-top-40-hits.html

Nadere informatie

Slim omgaan met intelligentie. Beatrijs Brand orthopedagoog

Slim omgaan met intelligentie. Beatrijs Brand orthopedagoog Slim omgaan met intelligentie Beatrijs Brand orthopedagoog Wat verstaat u onder intelligentie? Intelligentie Wat je al kunt Hoe snel je kunt leren Hoe snel je kunt analyseren en oplossen Hoe goed je doelgericht

Nadere informatie

Dag van intelligentie 2018

Dag van intelligentie 2018 Dag van intelligentie Design 2018 Dr. Marc P.H. Hendriks, Klinisch neuropsycholoog Het Brein achter Intelligentie; Van localisatie naar netwerktheorieën Structuur en Functie De hersenen van boven Structuur

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING 205 Het is niet zonder reden dat autoriteiten wereldwijd aandacht besteden aan programma s en interventies om mensen meer te laten bewegen. Sportactiviteiten van gemiddelde tot

Nadere informatie

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Introductie Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in de huidige snel veranderende maatschappij. In

Nadere informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is

Nadere informatie

Meten: algemene beginselen. Harry B.G. Ganzeboom ADEK UvS College 1 28 februari 2011

Meten: algemene beginselen. Harry B.G. Ganzeboom ADEK UvS College 1 28 februari 2011 Meten: algemene Harry B.G. Ganzeboom ADEK UvS College 1 28 februari 2011 OPZET College 1: Algemene College 2: Meting van attitudes (ISSP) College 3: Meting van achtergrondvariabelen via MTMM College 4:

Nadere informatie

VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 6 16 jaar

VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 6 16 jaar VCLB De Wissel - Antwerpen Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Naam: School: Klas: Geboortedatum: Onderzoeksdatum: Kalenderleeftijd: VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 6 16 jaar 1. Probleemstelling

Nadere informatie

Niet geplaatst. 3. General Apitude test Battery ( GATB) veelheid aan functies om success te voorspellen. 4. Raven Progressive Matrices Niet-verbaal

Niet geplaatst. 3. General Apitude test Battery ( GATB) veelheid aan functies om success te voorspellen. 4. Raven Progressive Matrices Niet-verbaal Niet geplaatst 1. Binet-Simon Eerste versie in 1908 Herwerkt t.e.m. Standfor-Binet 1986 2. French Kit Factoranalyse - Vloeiende intelligentie - Gekristalliseerde intelligentie - Visuele intelligentie -

Nadere informatie

De nieuwe wereld, de nieuwe WISC

De nieuwe wereld, de nieuwe WISC De nieuwe wereld, de nieuwe WISC De WISC-V is compleet herzien, vernieuwd en aangepast aan de wereld waarin wij nu leven. De WISC-V is de allernieuwste versie van s werelds meest gebruikte intelligentietest

Nadere informatie

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE 1 DOEL VAN REGRESSIE ANALYSE De relatie te bestuderen tussen een response variabele en een verzameling verklarende variabelen 1. LINEAIRE REGRESSIE Veronderstel dat gegevens

Nadere informatie

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. Abstract: - 3 experimenten - Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. - Studie 1&2: consumenten verwachten

Nadere informatie

Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997)

Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997) Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997) Achtergrond In de literatuur over (chronische)pijn wordt veel aandacht besteed aan de invloed van pijncoping strategieën op pijn.

Nadere informatie

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam PT Positiviteitstest HTS Report ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Zelfrapportage PT Inleiding 2 / 8 INLEIDING De Positiviteitstest is een vragenlijst die op basis van zelfrapportage in kaart brengt in hoeverre

Nadere informatie

Toegepaste data-analyse: sessie 3

Toegepaste data-analyse: sessie 3 Toegepaste data-analyse: sessie 3 Mixed Models II: Actor-partner model Corr (Yij, Yik) = σσ 2 kkkkkkkkkkkk σσ 2 kkkkkkkkkkkk+ σσ 2 rrrrrr Je kan deze data niet modelleren a.d.h.v. lineaire regressie. Er

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

College Week 1 Grondprincipes van de Wetenschap

College Week 1 Grondprincipes van de Wetenschap College Week 1 Grondprincipes van de Wetenschap Inleiding in de Methoden & Technieken 013 014 Hemmo Smit Overzicht van dit college Korte inleiding in het vakgebied Praktische informatie over het vak Wat

Nadere informatie

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 13 25

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 13 25 De beginselen van de moderne psychologie: de introspectiepsychologie 2 verschillende beginjaren van de psychologie Wundt (1876) Eerste psychologische laboratorium voor onderzoek William James (1879) Eerste

Nadere informatie

CHC Werkdocument Benadering het zeer lage IQ. Talige personen met vermoedelijke ML tussen 2 en 7 jaar

CHC Werkdocument Benadering het zeer lage IQ. Talige personen met vermoedelijke ML tussen 2 en 7 jaar CHC Werkdocument Benadering het zeer lage IQ Talige personen met vermoedelijke ML tussen 2 en 7 jaar Naam: Onderzoeksdatum: School: Geboortedatum: Klas: CL: CL in maanden: CL*: START met plaatjes concepten

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

CRE-W. Instrument over creatief denken in organisaties. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum Basisrapport

CRE-W. Instrument over creatief denken in organisaties. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum Basisrapport CRE-W Instrument over creatief denken in organisaties HTS Report ID 5107-7038 Datum 18.07.2017 Basisrapport INLEIDING CRE-W 2/7 Inleiding De CRE-W is een vragenlijst die de mate van creatief denken van

Nadere informatie

7 Nederlandstalige Samenvatting

7 Nederlandstalige Samenvatting 7 Nederlandstalige Samenvatting Autisme is een ontwikkelingsstoornis, waarvan de symptomen zich in de kindertijd voor het eerst manifesteren en gedurende het gehele leven in verschillende vormen aanwezig

Nadere informatie

IDS-2. Intelligentie- en ontwikkelingsschalen voor kinderen en jongeren. HTS Report. Jeroen De Vries ID Datum

IDS-2. Intelligentie- en ontwikkelingsschalen voor kinderen en jongeren. HTS Report. Jeroen De Vries ID Datum IDS-2 Intelligentie- en ontwikkelingsschalen voor kinderen en jongeren HTS Report ID 255-858 Datum 19.10.2018 Intelligentie Testleider: Piet van der Jagt INLEIDING IDS-2 - scorehulp 2/7 Inleiding De intelligentie-

Nadere informatie

Bijlage 5: Kwantitatieve analyse

Bijlage 5: Kwantitatieve analyse Bijlage 5: Kwantitatieve analyse Deze bijlage bevat een beschrijving van de kwantitatieve analyse, zoals die is uitgevoerd op de 26 vragen in de vragenlijst. Analyses op het niveau van de (26) afzonderlijke

Nadere informatie

A. De wetenschap van psychologie

A. De wetenschap van psychologie A. De wetenschap van psychologie Psychologische wetenschap Psychologie is de studie naar mentale activiteiten en gedrag. Psychologen proberen het mentale leven te begrijpen en gedrag te voorspellen. Alle

Nadere informatie

De MMSE bij geriatrische patiënten

De MMSE bij geriatrische patiënten De MMSE bij geriatrische patiënten Een kritische blik en guidelines bij een der meest gekende, maar mogelijks ook een der meest verkeerd gebruikte screeningstesten Drs. Michael Portzky UZ Gent/ PC St Jan

Nadere informatie

College Week 3 Kwaliteit meetinstrumenten; Inleiding SPSS

College Week 3 Kwaliteit meetinstrumenten; Inleiding SPSS College Week 3 Kwaliteit meetinstrumenten; Inleiding SPSS Inleiding in de Methoden & Technieken 2013 2014 Hemmo Smit Overzicht van dit college Kwaliteit van een meetinstrument Inleiding SPSS Hiervoor lezen:

Nadere informatie

8.2. Onderdelen van het klassieke experimentele ontwerp

8.2. Onderdelen van het klassieke experimentele ontwerp Deel 3: Kwantitatieve methoden Hoofdstuk 8: Experimentele ontwerpen 8.1. Inleiding Basisidee: twee situaties nl. situatie 1 met manipulatie en situatie 2 zonder manipulatie en je kijkt naar het effect

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift bestaat uit een aantal studies waarin onderzocht is waar individuele verschillen vandaan komen in welbevinden (WB) en gerelateerde menselijke eigenschappen, zoals

Nadere informatie

BOKS 7: Identiteit Psychologie. College 1: Persoonlijkheid. Timo Jansen

BOKS 7: Identiteit Psychologie. College 1: Persoonlijkheid. Timo Jansen BOKS 7: Identiteit Psychologie College 1: Persoonlijkheid Timo Jansen Indeling college Psychologie: wat en waarom Waarom persoonlijkheidspsychologie? Hoe omschrijf ik mijzelf (en anderen)? Nature of nurture?

Nadere informatie

Taal en Connector Ability

Taal en Connector Ability Taal en Connector Ability Nico Smid Taal en Intelligentie Het begrip intelligentie gedefinieerd als G ( de zogenaamde general factor) verwijst naar het algemene vermogen om nieuwe problemen in nieuwe situaties

Nadere informatie

Van Gisteren naar Nu. Walter Magez. CAP vzw VVSP Studiedag 21/11/2013

Van Gisteren naar Nu. Walter Magez. CAP vzw VVSP Studiedag 21/11/2013 1 Van Gisteren naar Nu Walter Magez 2 In de ontwikkeling van de moderne intelligentietest kunnen we vanaf het ontstaan (1904) tot nu (2013) vier Golven * onderscheiden die een samenhangend patroon vertonen.

Nadere informatie

Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen:

Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Kritische bespreking en klinische implicaties Lien Van Eylen VCKJPP 22 september 2011 Overzicht Neuropsychologische taken o Betrouwbaarheid

Nadere informatie

IDS-2. Intelligentie- en ontwikkelingsschalen voor kinderen en jongeren. HTS Report. Jeroen De Vries ID Datum

IDS-2. Intelligentie- en ontwikkelingsschalen voor kinderen en jongeren. HTS Report. Jeroen De Vries ID Datum IDS-2 Intelligentie- en ontwikkelingsschalen voor kinderen en jongeren HTS Report ID 256-852 Datum 23.10.2018 Ontwikkelingsfuncties 11- tot 20-jarigen Testleider: - INLEIDING IDS-2 - scorehulp 2/6 Inleiding

Nadere informatie

Zelfstudiefiches M&T: Deel 2 (H6-7)

Zelfstudiefiches M&T: Deel 2 (H6-7) Zelfstudiefiches M&T: Deel 2 (H6-7) Hoofdstuk 6 1. Bekijk figuur 6.2. Het meetproces (p. 133 cursus). Dit schema en bijhorende tekst moet je heel goed begrijpen, heel vaak komen tijdens de colleges termen

Nadere informatie

WISC : Analyse & interpretatie. Prof.dr. S. Celestin-Westreich / GPDK / AJ0506 / p.1

WISC : Analyse & interpretatie. Prof.dr. S. Celestin-Westreich / GPDK / AJ0506 / p.1 WISC : Analyse & interpretatie Prof.dr. S. Celestin-Westreich / GPDK / AJ0506 / p.1 Wat meet de WISC? 1) Algemene Intelligentie! Prof.dr. S. Celestin-Westreich / GPDK / AJ0506 / p.2 2) Verbaal en performaal

Nadere informatie

Summary in Dutch. Samenvatting

Summary in Dutch. Samenvatting Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.

Nadere informatie

Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie

Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het bestuderen van de aard en de mate van veranderingen op meerdere domeinen van het neurocognitief

Nadere informatie

1. Gegeven zijn de itemsores van 8 personen op een test van 3 items

1. Gegeven zijn de itemsores van 8 personen op een test van 3 items 1. Gegeven zijn de itemsores van 8 personen op een test van 3 items item Persoon 1 2 3 1 1 0 0 2 1 1 0 3 1 0 0 4 0 1 1 5 1 0 1 6 1 1 1 7 0 0 0 8 1 1 0 Er geldt: (a) de p-waarden van item 1 en item 2 zijn

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

CHECKLIST KLASKLIMAAT

CHECKLIST KLASKLIMAAT CHECKLIST KLASKLIMAAT I. NAAM INSTRUMENT Checklist Klasklimaat II. EIGENSCHAPPEN VAN INSTRUMENT Aard van het instrument Doelgroep Observatieschaal Basisonderwijs (kleuter- en lager), secundair onderwijs

Nadere informatie

Samenvatting Dit proefschrift beschrijft een aantal onderzoeken op het gebied van gehechtheid en psychosociaal functioneren in de volwassenheid. In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van de gehechtheidstheorie.

Nadere informatie

Dag van intelligentie. Selma Ruiter De Waarde van het IQ

Dag van intelligentie. Selma Ruiter De Waarde van het IQ Dag van intelligentie 2018 Selma Ruiter De Waarde van het IQ De waarde van het IQ Is het IQ een goede maat voor leervermogen? De waarde van het IQ Inhoud Praktische waarde, wat kunnen we met de uitslag

Nadere informatie

Experimenteel en Correlationeel Onderzoek

Experimenteel en Correlationeel Onderzoek Experimenteel en Correlationeel Onderzoek In veel onderzoek is het doel: Het vaststellen van oorzaak-gevolg (causale) relaties Criteria voor causaliteit 1. Samenhang (correlatie, covariantie) 2. Opeenvolging

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

Dag van intelligentie

Dag van intelligentie Dag van intelligentie 2018 Intelligetiemeting in het onderwijs Jeannette Rosbach Casus Thomas (9 jaar) Groep 5 regulier onderwijs Vanaf start basisschool zorgen. Komt moeilijk mee in de klas. Wisselende

Nadere informatie

De Nederlandse doelgroep van mensen met een LVB 14-12-2011. Van Basisvragenlijst LVB naar LVB-screeningsinstrument (screener LVB)

De Nederlandse doelgroep van mensen met een LVB 14-12-2011. Van Basisvragenlijst LVB naar LVB-screeningsinstrument (screener LVB) Zwakzinnigheid (DSM-IV-TR) Code Omschrijving IQ-range Van Basisvragenlijst LVB naar LVB-screeningsinstrument (screener LVB) Xavier Moonen Orthopedagoog/GZ-Psycholoog Onderzoeker Universiteit van Amsterdam

Nadere informatie

Verstandelijk beperkte pa0ënten

Verstandelijk beperkte pa0ënten Verstandelijk beperkte pa0ënten Michiel Vermaak Arts voor Verstandelijk Gehandicapten Cephir Seminar Erasmus MC Maandag 25 januari 2016 Disclosure belangen spreker Michiel (potentiële) belangenverstrengeling

Nadere informatie

Eerste contactpersoon Dr. Jos van Loon Manager Arduin / onderzoeker en prof. aan de Vakgroep Orthopedagogiek Gent

Eerste contactpersoon Dr. Jos van Loon Manager Arduin / onderzoeker en prof. aan de Vakgroep Orthopedagogiek Gent Checklist Contactgegevens Onderstaand vult u de contactgegevens in van de eerste én tweede contactpersoon voor wanneer er vragen zijn over het instrument(en), de aangeleverde documentatie of anderszins.

Nadere informatie

IDS-2. Intelligentie- en ontwikkelingsschalen voor kinderen en jongeren. HTS Report. Jeroen De Vries ID Datum Executieve functies

IDS-2. Intelligentie- en ontwikkelingsschalen voor kinderen en jongeren. HTS Report. Jeroen De Vries ID Datum Executieve functies IDS-2 Intelligentie- en ontwikkelingsschalen voor kinderen en jongeren HTS Report ID 256-867 Datum 27.09.2018 Executieve functies Testleider: - INLEIDING IDS-2 - scorehulp 2/6 Inleiding De intelligentie-

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20566 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Wit, Frank R.C. de Title: The paradox of intragroup conflict Issue Date: 2013-02-28

Nadere informatie

ACT Algemene Intelligentie

ACT Algemene Intelligentie Rapport Datum ACT Algemene Intelligentie Voor u ligt het rapport van de ACT Algemene Intelligentie. Door middel van subtests zijn uw cognitieve capaciteiten gemeten. Allereerst wordt uw totaalscore weergegeven.

Nadere informatie

Rapport SQ-Sales. Lydia Beelders 07 juli 2011 V1.1

Rapport SQ-Sales. Lydia Beelders 07 juli 2011 V1.1 Rapport SQ-Sales Lydia Beelders 07 juli 2011 V1.1 Rapportage SQ-test voor commerciële competenties. Gebruikersnaam: proef Naam: Lydia Beelders Geslacht: Vrouw Geboortejaar: 1988 Opleiding: HBO Testdatum:

Nadere informatie

Dit geeft aan dat Kevin duidelijk meer problemen heeft met het verwerken en onthouden van auditieve informatie.

Dit geeft aan dat Kevin duidelijk meer problemen heeft met het verwerken en onthouden van auditieve informatie. Voorbeeld Analyse-rapport Hartelijk dank voor het downloaden van ons voorbeeld Analyse-rapport. Fijn dat u de tijd neemt om echt inhoudelijk kennis te maken met het resultaat van een analyse uit ons kennissysteem.

Nadere informatie

Syllabus Communicatie en Intergenerationele Samenwerking voor werknemers binnen de publieke sector met een leeftijd van 30-

Syllabus Communicatie en Intergenerationele Samenwerking voor werknemers binnen de publieke sector met een leeftijd van 30- Syllabus Communicatie en Intergenerationele Samenwerking voor werknemers binnen de publieke sector met een leeftijd van 30- Inleiding: De opleiding in en intergenerationele samenwerking is bedoeld voor

Nadere informatie

Hoofdstuk 8: Multipele regressie Vragen

Hoofdstuk 8: Multipele regressie Vragen Hoofdstuk 8: Multipele regressie Vragen 1. Wat is het verschil tussen de pearson correlatie en de multipele correlatie R? 2. Voor twee modellen berekenen we de adjusted R2 : Model 1 heeft een adjusted

Nadere informatie

Examenprogramma biologie vwo

Examenprogramma biologie vwo Bijlage 4 Examenprogramma biologie vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein

Nadere informatie

THE GENETICS OF NEURAL SPEED. A GENETIC STUDY ON NERVE CONDUCTION VELOCITY, REACTION TIMES AND PSYCHOMETRIC ABILITIES

THE GENETICS OF NEURAL SPEED. A GENETIC STUDY ON NERVE CONDUCTION VELOCITY, REACTION TIMES AND PSYCHOMETRIC ABILITIES THE GENETICS OF NEURAL SPEED. A GENETIC STUDY ON NERVE CONDUCTION VELOCITY, REACTION TIMES AND PSYCHOMETRIC ABILITIES Samenvatting Er is weinig twijfel over het feit dat er individuele verschillen bestaan

Nadere informatie

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: Het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs: Stadium van het instructie model Oriëntatiefase

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Psychodiagnostiek II INHOUDSTAFEL

Psychodiagnostiek II INHOUDSTAFEL Psychodiagnostiek II Johnny R. J. Fontaine Algemene informatie i.v.m. het vak. Practica: 8/20 Examen: 12/20 - Enkel wat in de les gezegd wordt is leerstof voor het examen. Het boek dient dus meer als achtergrondinformatie.

Nadere informatie

2011 Gwenda Schlundt Bodien

2011 Gwenda Schlundt Bodien 2011 Gwenda Schlundt Bodien 06-29182949 gwendaschlundtbodien@kpnmail.nl Nieuwe antwoorden op deze vragen: Is intelligentie erfelijk en genetisch bepaald? Is intelligentie een vaststaand gegeven? Leidt

Nadere informatie

Examenprogramma biologie havo

Examenprogramma biologie havo Bijlage 3 Examenprogramma biologie havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein

Nadere informatie

Psychometrie werkgroep: De antwoorden

Psychometrie werkgroep: De antwoorden Psychometrie werkgroep: De antwoorden Week 1: Schaling en Normering Opdracht 1. a) Psychometrie is de studie naar procedures die gebruikt worden om items van testen te schatten en te evalueren. Gedrag

Nadere informatie

FICHE 4: Gv Visuele informatieverwerking

FICHE 4: Gv Visuele informatieverwerking 2015 1 FICHE 4: Gv Visuele informatieverwerking KENMERKEN EN AANBEVELINGEN [Typ hier] UIT: Intelligentiemeting in nieuwe banen: de integratie van het CHC-model in de psychodiagnostische praktijk. Walter

Nadere informatie

INhOud Voorwoord Inleiding Vooronderzoek en constructieonderzoek Beschrijving van de SON-R 6-40 Normering van de testscores

INhOud Voorwoord Inleiding Vooronderzoek en constructieonderzoek Beschrijving van de SON-R 6-40 Normering van de testscores Inhoud Voorwoord 9 1 Inleiding 13 1.1 Kenmerken van de SON-R 6-40 13 1.2 Geschiedenis van de SON-tests 14 1.3 Aanleiding voor de revisie van de SON-R 5V-17 17 1.4 De onderzoeksfasen 18 1.5 Indeling van

Nadere informatie

Validiteit. Wat wordt er eigenlijk mee bedoeld?

Validiteit. Wat wordt er eigenlijk mee bedoeld? Validiteit Wat wordt er eigenlijk mee bedoeld? Dorien Derksen Dit document is bedoeld als aanvulling op de technische rapportages die TSI Benelux verstrekt ter onderbouwing van haar instrumenten (assessments).

Nadere informatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie 9. Lineaire Regressie en Correlatie Lineaire verbanden In dit hoofdstuk worden methoden gepresenteerd waarmee je kwantitatieve respons variabelen (afhankelijk) en verklarende variabelen (onafhankelijk)

Nadere informatie

filosofie vwo 2015-II

filosofie vwo 2015-II Opgave 2 Onbewuste discriminatie 6 maximumscore 4 Een beschrijving van de twee groepen waarin bij Descartes de gedachten van de ziel uiteenvallen: acties en passies van de ziel 1 een antwoord op de vraag

Nadere informatie

1c Relatie tussen x en y hoeft niet perfect te zijn om een oorzaak van y te laten zijn.

1c Relatie tussen x en y hoeft niet perfect te zijn om een oorzaak van y te laten zijn. MTO A tentamen 1 e gelegenheid 1c Relatie tussen x en y hoeft niet perfect te zijn om een oorzaak van y te laten zijn. 2d Stap empirische cyclus. Volgens Heiman. Afleiden van empirische predicties uit

Nadere informatie