Kennismontage Hitte en Klimaat in de Stad

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kennismontage Hitte en Klimaat in de Stad"

Transcriptie

1 Kennismontage Hitte en Klimaat in de Stad TNO-060-UT consortium Sonja Döpp (TNO) Editor

2 Opdrachtgever: Opdrachtnemer: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Deltaprogramma Nieuwbouw en Herstructurering Consortium Datum: 27 Auteurs: Sonja Döpp (TNO) editor Lisette Klok (TNO) Hitte in de stad: Wat is er aan de hand? Bijdrage van: Sabine Janssen (TNO), Cor Jacobs (Wageningen Universiteit) Cor Jacobs (Wageningen Universiteit) Lokale probleemanalyse: Hittekaarten Bijdrage van: Bert Heusinkveld (Wageningen Universiteit) Laura Kleerekoper (TU Delft) Maatregelen Sanda Lenzholzer (Wageningen Universiteit -Alterra) groen Reinder Brolsma (Deltares) water Bert Blocken (TU Eindhoven) gebouwen Peter Bosch (TNO) adaptatie-mitigatie Bijdrage van: Mike van der Heijden (TU Eindhoven), Hein Daanen (TNO), Harry Timmermans (TU Eindhoven), Jan Hensen (TU Eindhoven), Harm ten Broeke (TNO), Wiebke Klemm (Wageningen Universiteit) Caroline Uittenbroek (Universiteit Utrecht) Hitte en Beleid 2

3 Inhoudsopgave 1 Inleiding Hitte in de stad: Wat is er aan de hand? Inleiding Het stedelijk hitte-eiland effect Oorzaken stedelijk hitte-eiland effect Het stedelijk hitte-eiland effect in Nederland Gevolgen van hitte op de mens Thermisch comfort Hitte en gezondheid Lokale probleemanalyse: Hittekaarten Inleiding Klimaatkaarten: achtergrond en historie Klimaatkaarten als instrument voor planning en communicatie Analysekaart (UCM-An) Visiekaart (UCM-Re) Klimaatkaarten voor Nederlandse steden Klimatologische informatie Terreininformatie en stedenbouwkundige data Relatie tussen meteorologische gegevens en terreininformatie Voorbeelden van hittekaarten in Nederland Arnhem Rotterdam Den Haag Limburg en Brabant Maatregelen Overzicht maatregelverkenningen Rol van groene ruimten en elementen Groene ruimten en effect op lokaal microklimaat Groene ruimten en effect op omliggend microklimaat Effect van bomen, groene gevels en groene daken Rol van water Aanpassingen op gebouwniveau Oververhitting en gebouwkoeling Albedo van daken en gevels Thermische massa Simulatiemodellen Stedelijke structuur en samenstelling Bebouwingsstructuur Albedo op stadsniveau Gedrag en aanpassingsvermogen Combinaties adaptatie mitigatie Hitte en beleid Inleiding Sturingsmodellen Hittebeleid in Nederlandse steden Hittebeleid in buitenlandse steden Lessen voor Nederlandse steden Rol van inwoners en private partijen Samenvatting en conclusies

4 1 Inleiding Volgens de KNMI 06 scenario s zal klimaatverandering leiden tot hogere temperaturen en meer hittegolven waardoor een grotere kans op hittestress ontstaat. In het stedelijk gebied speelt daarbij het hitte-eiland effect een versterkende rol. Beschikbare kennis over de ernst van hitteproblematiek in de stad en over de mogelijkheden die steden hebben om hier mee om te gaan is op dit moment versnipperd. De bereidheid om met het onderwerp aan de slag te gaan is in steeds meer gemeenten aanwezig, maar het ontbreekt aan inzicht in beschikbare en toepasbare kennis. Bestuurders vragen zich af in hoeverre hitte in de stad een probleem vormt en welk handelingsperspectief er binnen gemeentes bestaat. De Alliantie Klimaatbestendige Steden, een samenwerkingsverband tussen de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) en ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM), heeft behoefte aan een overzicht van de huidige kennis rond de thema s stedelijk hitte-eiland en hittestress. Daartoe heeft de alliantie de opdracht voor het maken van een kennismontage gegeven aan het consortium (CPC), een van de acht consortia binnen het door IenM gecoördineerde onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat 1. Het CPC consortium omvat alle relevante Nederlandse onderzoeksinstellingen die betrokken zijn bij onderzoek naar klimaatadaptatie in het stedelijk gebied over een breed domein van kennisvelden, van meteorologie, techniek, bouwkunde, ruimtelijke inrichting en planologie. Doel van kennismontage Het doel van de kennismontage is het bijeenbrengen van alle aanwezige kennis op het gebied van hitte in de stad die relevant is voor de uitvoeringspraktijk. De doelgroep is de gemeenteambtenaar die met dit thema aan de slag wil, ook binnen andere gemeenten dan de G4. De kennismontage dient als informatiebasis voor de verschillende facetten van hitte in de stad, van urgentie tot handelingsperspectief. Het bevat verwijzingen naar nationale en internationale studies en projecten die relevant zijn voor Nederlandse steden. Bovendien zal de kennismontage als basis dienen voor verschillende communicatiedoeleinden rond hitte in de stad. Leeswijzer De kennismontage is opgebouwd rond de verschillende aspecten van hitte in stad, van de probleemanalyse tot de implementatie van maatregelen. De volgende hoofdvragen staan daarbij centraal: - Hitte in de Nederlandse stad: wat is er aan de hand? (Hoofdstuk 2) - Hoe kan lokale hitteproblematiek in kaart worden gebracht door middel van hittekaarten? (Hoofdstuk 3) - Welke maatregelen kunnen genomen worden op het gebied van groen, water, gebouw en stedelijke structuur? (Hoofdstuk 4) - Hoe kunnen gemeenten hittemaatregelen implementeren en integreren in hun beleid? (Hoofdstuk 5) 1 4

5 2 Hitte in de stad: Wat is er aan de hand? 2.1 Inleiding Hitte in de stad: wat is er aan de hand en wat is er bekend over eventuele hoge temperaturen in Nederlandse steden als gevolg van klimaatverandering en het stedelijk hitte-eiland effect? Is er onderscheid te maken tussen verschillende typen steden en hoe beïnvloeden locale omstandigheden en stedelijke inrichting de temperaturen in de stad? Wat zijn de gevolgen van stedelijke hitte voor de mens? Welke kennis is beschikbaar over hittestress en de impact van hitte op gezondheid en leefkwaliteit? Wat zijn de risicofactoren en -groepen? Op deze vragen zal worden ingegaan in dit hoofdstuk. Een eerste rapport dat in 2009 in het kader van het onderzoeksprogramma Kennis voor Ruimte verscheen en deze onderwerpen beschrijft, is: Heat in the city (Rahola et al. 2009). In de tussentijd is binnen de onderzoeksprogramma s Kennis voor Klimaat en Future Cities meer bekend geworden over hitte in de Nederlandse steden en de gevolgen ervan. De resultaten van hiervan zullen in dit hoofdstuk veelvuldig aan bod komen. In een warmer wordend klimaat zullen ook in Nederland warmere zomers en zachtere winters vaker voorkomen. De KNMI 06 scenario s geven aan dat de gemiddelde zomertemperatuur in Nederland rond 2050 met 0,9 tot 2,8 ºC zal zijn gestegen ten opzichte van het huidige klimaat (1990) (Figuur 2.1). Klimaatonderzoekers verwachten dat het aantal hittegolven in de komende eeuw ook stijgt, maar over de exacte toename in frequentie en duur van hittegolven kan het KNMI op dit moment nog geen betrouwbare uitspraken doen. Wel is berekend dat er meer tropische dagen zullen zijn in de toekomst. Dat zijn dagen waarop de maximum temperatuur hoger is dan 30 ºC. In 2050 zullen gemiddeld 7 tot 15 tropische dagen voorkomen per jaar ten opzichte van gemiddeld 4 in het huidige klimaat. Deze schattingen gelden voor De Bilt. In de kustgebieden zullen de gemiddelde zomertemperatuur en het aantal hete en tropische dagen iets lager liggen dan meer landinwaarts. Daarnaast zijn de temperaturen in steden over het algemeen hoger dan gemiddeld in het buitengebied. Dit wordt veroorzaakt door het stadseffect, ook wel het stedelijk hitte-eiland effect of urban heat island (UHI) effect genoemd. Figuur 2.1 (links) Temperatuur in De Bilt tussen 1900 en 2005, en de vier klimaatscenario s voor (boven) Klimaatverandering in Nederland rond 2050 volgens de vier KNMI'06 klimaatscenario's ten opzichte van referentieperiode (Bron: 5

6 Verschillende temperaturen, verschillende metingen Hitte in de stad wordt op verschillende manieren gemeten en tot uitdrukking gebracht. Temperaturen die in relatie tot hitte in de stad vaak worden gebruikt zijn lucht-, oppervlakte en gevoelstemperatuur. De meest voorkomende temperatuur die binnen de meteorologie gebruikt wordt is de luchttemperatuur. Dit is de temperatuur van de buitenlucht en wordt gemeten door een thermometer die is afgeschermd voor direct zonlicht en neerslag, en goed wordt geventileerd. Op meteorologische stations wordt de luchttemperatuur gemeten op een hoogte van 1,5m boven open grasvlakte, volgens internationale afspraken van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO). In steden wordt de luchttemperatuur gemeten door middel van vaste meetstations aan/op gebouwen en mobiele meetstations, bijvoorbeeld op rijdende trams of de speciaal ingerichte bakfiets. De oppervlakte temperatuur representeert de temperatuur van het gras, de daken, wegen, gebouwen, vegetatie etc., en kan worden afgeleid uit satellietbeelden (thermische infrarood opnames). Het voordeel van het gebruik van satellietbeelden ten opzicht van temperatuurmetingen van weerstations is dat een gebiedsdekkend inzicht kan worden verkregen in temperatuurvariaties. Duidelijk wordt welke gebieden (wijken of delen van de stad) de hoogste oppervlaktetemperaturen kennen en het meest gevoelig zijn voor het hitte-eiland effect. De oppervlaktetemperatuur is gekoppeld aan de luchttemperatuur, maar deze relatie blijkt complex is nog niet duidelijk (Duyzer et al. 2011). De gevoelstemperatuur of het thermisch comfort van mensen (op straat) en wordt door verschillende factoren beïnvloed. De belangrijkste meteorologische parameters zijn luchttemperatuur, straling van de omgeving, windsnelheid en luchtvochtigheid. Om een beter inzicht te krijgen in de gevoelstemperatuur in het stedelijk gebied zullen deze factoren gemeten moeten worden, via vaste of mobiele meetstations. Om objectieve vergelijkingen te maken van de gevoelstemperatuur op verschillende locaties worden indicatoren gebruikt zoals de Fysiologisch Equivalente Temperatuur (PET). Een overzicht van diverse metingen die de in gepland staan in verschillende Nederlandse steden wordt gegeven in de Meetstrategie van Het stedelijk hitte-eiland effect Het stedelijk hitte-eiland effect is het fenomeen dat steden over het algemeen warmer zijn dan het buitengebied (Figuur 2.2). Dit is gebleken uit vele studies voor buitenlandse steden, 2 Zie website : 6

7 maar ook uit onderzoek voor Nederlandse steden. Door de toename in verstedelijking en stedelijke verdichting neemt het stedelijk hitte-eiland effect naar verwachting toe, en worden de temperatuurverschillen tussen stad en buitengebied groter. Overigens wordt het hitteeiland effect niet alleen in grote steden waargenomen; ook kleinere plaatsen en dorpen vertonen hogere temperaturen ten opzichte van de omgeving. Internationale studies laten zien dat het stedelijk hitte-eiland effect zich zowel in de zomer als in de winter manifesteert, maar omdat deze kennismontage het onderwerp hitte betreft, zal voornamelijk het hitteeiland effect gedurende de zomer besproken worden. Figuur 2.2: Het stedelijk hitte-eiland effect: verschil in lucht- en oppervlaktetemperatuur tussen stad en buitengebied overdag en s nachts (Bron: Maximum temperatuurverschillen tussen stad en buitengebied die zijn gemeten en berekend in internationale studies (Memon et al. 2009) laten waarden tot 12 C zien, waarbij de grootste verschillen zich meestal tijdens de nacht voordoen. Voor Nederland was Conrads (1975) de eerste die in de jaren 70 het stadseffect voor een Nederlandse stad onderzocht: Utrecht. Uit temperatuurmetingen uitgevoerd tijdens de zomer bleek de temperatuur s nachts in Utrecht gemiddeld 2,7 C hoger te zijn dan buiten de stad, met uitschieters tot 8 C. Het stadseffect van Rotterdam werd een tiental jaren later onderzocht door Roodenburg (1983). Daarbij werden ook maximum temperatuurverschillen tussen stad en buitengebied gevonden van 8 C, voornamelijk tijdens windstille nachten met weinig bewolking. De laatste jaren is opnieuw veel onderzoek gedaan naar het stadseffect in Nederland. De resultaten hiervan zijn in de paragraaf Het stedelijk hitte-eiland effect in Nederland beschreven Oorzaken stedelijk hitte-eiland effect Dat de stad over het algemeen warmer is dan het buitengebied heeft te maken met de eigenschappen van het stedelijk of bebouwd gebied. Doordat stedelijke materialen vaak donkerder zijn en een lagere albedo hebben (albedo is de fractie zonlicht die gereflecteerd wordt door het oppervlak), wordt minder zonlicht weerkaatst en meer straling geabsorbeerd gedurende de dag. Daarnaast zal door de aanwezigheid van gebouwen ook nog een deel van het gereflecteerde zonlicht worden opgevangen door bijvoorbeeld muren, waardoor in totaal meer zonnestraling wordt opgenomen in bebouwd gebied dan daarbuiten. Bovendien gaat de aanwezigheid van gebouwen en veel verharding in het stedelijk gebied ten koste van de hoeveelheid vegetatie. Hierdoor verdampt er minder water in de stad ten opzichte van het buitengebied, en is meer energie beschikbaar voor de opwarming van stedelijke oppervlakken en de lucht erboven. Daarnaast zullen gebouwen ervoor zorgen dat 7

8 de gemiddelde windsnelheid in stad lager is. Lage windsnelheid zorgt ook voor lagere afkoeling van gebouw- en straatoppervlak. s Nachts koelt het stedelijk gebied af door warmte-uitstraling. De netto warmte-uitstraling is evenredig met de fractie van de hemelkoepel die zichtbaar is vanaf het oppervlak. Aangezien hoge gebouwen en nauwe straatjes ervoor zorgen dat het hemelzicht beperkt is, zal in de stad minder warmte kunnen wegstralen en in plaats daarvan gevangen blijven tussen de bebouwing. Bovendien verschillen de thermische eigenschappen van de bouwmaterialen in de stad van de thermische eigenschappen van het buitengebied. Steen, beton, asfalt en metaal slaan over het algemeen makkelijker warmte op. Dit zijn allemaal redenen waarom de stad s nachts over het algemeen langzamer afkoelt dan het buitengebied. Vervolgens is er de bijdrage van antropogene warmte aan het stedelijk hitte-eiland effect. Dit is de warmte die vrijkomt bij energieconversie door menselijke activiteiten zoals industrie, huishoudens en verkeer. Deze bronnen, die vooral in de stad aanwezig zijn, staan door de energieconversie voelbare warmte af, waardoor de luchttemperatuur toeneemt. Als laatste kan het stedelijke broeikaseffect genoemd worden als mogelijke medeveroorzaker van het stadseffect. Luchtverontreiniging, hogere broeikasgasconcentraties, meer waterdamp en hogere temperaturen van de atmosfeer boven de stad zouden meer warmtestraling tot gevolg kunnen hebben Het stedelijk hitte-eiland effect in Nederland Omdat er weinig langdurige temperatuurmetingen in Nederlandse steden bestaan, zijn in recent onderzoek metingen van weeramateurs geanalyseerd om het stadseffect in Nederland te schatten (Steeneveld et al. 2010a; Wolters en Bessembinder 2011). Hierbij werden temperatuurmetingen van weeramateurs 3 in ongeveer 20 verschillende dorpen en steden vergeleken met de dichtstbijzijnde KNMI metingen in het buitengebied. Maximum temperatuurverschillen bleken te variëren van 1 tot 8 C, en treden op tijdens zomerdagen met helder weer en weinig wind. Het stedelijk hitte-eiland effect is het grootst bij windstille en onbewolkte meteorologische omstandigheden. Toenemende wind zorgt namelijk voor meer uitwisseling van lucht tussen stad en buitengebied. Onderzoek in Rotterdam wijst uit dat bij geringe windkracht (lager dan 2 meter per seconde) het stedelijke hitte-eiland effect al grotendeels verdwijnt. Op dagen met weinig wolkenbedekking is er een sterkere invloed van straling op de temperatuur en komen de verschillen in de stralingseigenschappen tussen het stedelijk gebied en het buitengebied meer tot uiting. Er is ook een dagelijks patroon waarneembaar in het stadseffect. Net na zonsopkomst is het verschil in de luchttemperatuur tussen stad en buitengebied minimaal. Het komt zelfs voor dat het in de stad s ochtends koeler is dan in het buitengebied. Dit heeft te maken met schaduwvorming door hoge gebouwen en andere structuren in de stad, waardoor het zonlicht het oppervlak niet bereikt. Daarnaast vertragen de gebouwmaterialen de temperatuurtoename, doordat zij zelf warmte opslaan. Gedurende de dag wordt het temperatuurverschil tussen stad en platteland echter positief, maar blijft beperkt. Na zonsondergang nemen de verschillen in eerste instantie snel toe, door de verschillen in afkoelingskarakteristiek, en bereikt een maximum waarde enkele uren na zonsondergang. Daarna blijft het temperatuurverschil tamelijk constant, tot zonsopkomst. Dit patroon werd ook aangetoond in een studie op grond van meteorologische metingen op 3 verschillende locaties in Rotterdam uitgevoerd over de afgelopen 2 jaar (Van Hove et al. 2010a)

9 Om de ruimtelijke patronen in het hitte-eiland effect overdag en s nachts te onderzoeken, zijn door Wageningen UR in Rotterdam en Arnhem metingen uitgevoerd met een mobiel meetplatform (meteorologische meetinstrumenten gemonteerd op een bakfiets) (Heusinkveld et al. 2010a; Daanen et al. 2010). De resultaten geven aan dat het hitte-eiland effect s nachts kan oplopen tot meer dan 7 C, wederom voornamelijk op heldere en windstille dagen, maar overdag zijn de gemeten temperatuurverschillen lager met waarden tot 2 C. Groene wijken laten het geringste temperatuurverschil zien met het buitengebied. En parken kunnen in sommige situaties zelfs koeler zijn dan het buitengebied. Het effect van waterpartijen op de omgevingstemperatuur is vooralsnog niet eenduidig (Heusinkveld et al. 2010a; Verhoeven et al. 2009). Hier zal vanaf 2011 nader onderzoek naar gedaan worden binnen de KvK projecten in Rotterdam en Amsterdam. Het ruimtelijk patroon in het stadseffect en temperatuurverschillen tussen stadswijken onderling kunnen ook worden afgeleid uit oppervlaktetemperaturen (Figuur 2.3), gemeten door thermisch infraroodsensoren van satellieten of gemonteerd aan vliegtuigen. Deze oppervlaktetemperatuur representeert de temperatuur van het gras, de daken, wegen, gebouwen en vegetatie en verschilt van de luchttemperatuur, maar is wel gekoppeld daaraan door verschillende uitwisselingsprocessen van energie, die samen de energiebalans vormen. Uit dergelijk onderzoek uitgevoerd door TNO bleek dat oppervlaktetemperaturen van Rotterdam tijdens zomerse dagen 10 C kunnen verschillen van oppervlaktetemperaturen in het buitengebied (Klok et al. 2010) (Figuur 2.3). Wijken die de hoogste oppervlaktetemperaturen vertonen, en waarvoor geconcludeerd kan worden dat het stadseffect mogelijk het grootst is, zijn de wijken met weinig groen, veel verharde oppervlakken en veel bebouwing. Figuur 2.3: Ruimtelijke variatie in de gemiddelde oppervlaktetemperatuur overdag van 22 Rotterdamse wijken gebaseerd op 15 thermische infrarood Landsatbeelden opgenomen tijdens zomerse dagen geprojecteerd op een luchtfoto van het gebied (Bron: Klok et al., 2010). De gemiddelde oppervlaktetemperatuur van het buitengebied was 23 C. 9

10 Over het algemeen kan worden gesteld dat de volgende lokale condities het stedelijk hitteeiland effect bevorderen 4 : Hoge bebouwingsdichtheid met materialen die langzaam opwarmen en afkoelen en veel warmte op kunnen slaan. Vervanging van natuurlijke oppervlakken door verharde en waterondoorlatende oppervlakken wat leidt tot een droog stedelijk gebied, waar weinig water beschikbaar is voor verdamping. Donkere oppervlakken met een laag albedo, zoals asfalt, waardoor weinig zonlicht wordt gereflecteerd, en veel warmte wordt geabsorbeerd. Ook modelsimulaties worden gebruikt om het stadseffect in Nederland en de onderliggende oorzaken te onderzoeken. Simulaties met een atmosferisch model, waarbij onder andere een hittegolfperiode is doorgerekend voor Rotterdam, tonen aan dat het stadseffect na zonsondergang aanzienlijk is (Steeneveld et al. 2010b; Ronda et al. 2010; Van Hove et al. 2010b). Dit komt overeen met de waarnemingen. Ook is uit deze modelresultaten afgeleid dat het stadseffect reikt tot buiten de stad. Tot op ongeveer 10 km buiten de stad zijn verhoogde temperaturen waarneembaar. Met modellen kan ook het effect van antropogene warmte op de temperatuur in de stad worden geschat. Voor Rotterdam blijkt dat de warmte die ontstaat door antropogene activiteiten weinig bijdraagt ( ~ 0,5 ºC) aan het stedelijke hitteeiland effect. Lokaal zou het temperatuureffect groter kunnen zijn. 2.3 Gevolgen van hitte op de mens Wanneer het gaat om de gevolgen van hitte op de mens, wordt vaak in eerste instantie gedacht aan gezondheidsproblemen en oversterfte. Van deze laatste zijn de extra sterfgevallen in Europa en in Nederland tijdens de extreme hittegolf in 2003 het meest illustratieve voorbeeld. Over de gevolgen van hitte op bijvoorbeeld arbeidsproductiviteit, het vervoerssysteem, en de aantrekkelijkheid van het stadsklimaat om er te verblijven, recreëren, wonen en werken is minder bekend. De verschillende gevolgen van hitte op de mens in Nederlandse steden die genoemd kunnen worden: Gezondheidsproblemen en oversterfte (zie Hitte en gezondheid) Thermisch comfort in de buitenomgeving: Hitte kan het thermisch comfort in de stad tijdens de zomer negatief beïnvloeden, zoals in de paragraaf hierboven reeds is genoemd (zie ook Thermisch comfort). Hierdoor wordt het op dat moment minder aangenaam om er te werken, wonen of recreëren. Thermisch comfort in de binnenomgeving: Hitte in de buitenomgeving wordt in zekere mate vertaald naar hitte in de binnenomgeving, tenzij gebruik gemaakt wordt van airconditioning. Wanneer dit niet het geval is, zal het thermisch comfort in de binnenomgeving van gebouwen afnemen. Energieverbruik: Verhoogde temperaturen zullen over het algemeen het gebruik van energie in de winter doen verminderen. Dit is positief. Echter, in de zomer zou het energieverbruik iets kunnen toenemen, omdat naar verwachting meer gebruik zal worden gemaakt van air conditioning. Het effect hiervan op de broeikasgasemissies en het stedelijk hitte-eiland (door een toename in de antropogene warmteafgifte) is voor de Nederlandse situaties volgens sommige studies niet noemenswaardig (Klok et al. 2010). Luchtkwaliteit: Hitte is nadelig voor de luchtkwaliteit en zorgt voor meer kans op smogvorming in de stad. Dit komt enerzijds doordat de gemiddelde ozonconcentraties geleidelijk stijgen als functie van de temperatuur. Daarnaast komen verhoogde concentraties van fijnstof en ozon vaak tot stand onder invloed van stabiele atmosferische omstandigheden. Onder deze condities is er weinig

11 uitwisseling van de lucht met de hogere luchtlagen waardoor de concentraties van deze luchtverontreinigde stoffen gestaag stijgen. Ecologie: Hogere temperaturen hebben invloed op de stadsecologie en het groeiseizoen zal door hogere temperaturen worden verlengd. Arbeidsproductiviteit: Hitteduur en -intensiteit bepalen het menselijk functioneren en daarmee ook de arbeidsproductiviteit. FNV Bondgenoten geeft in 2006 aan dat naar schatting 39% van de Nederlandse werknemers wel eens in extreme hitte werkt 5. Nieuwe inzichten over de nadelige effecten van hitte op de werkplek en veiligheidskundige grenswaarden staan beschreven in een rapport van de Gezondheidsraad (2008) Thermisch comfort Hoge temperaturen zijn niet alleen bepalend voor de gevolgen van hitte op de mens en gezondheid. Ook andere aspecten, zoals zonnestraling, warmtestraling van gebouwen, schaduw, wind, en luchtvochtigheid bepalen de mate waarin warmte, en ook koude, door de mens als belastend of comfortabel ervaren wordt. Dit wordt het thermisch comfort genoemd. Een indicator die informatie geeft over het thermisch comfort is de gevoelstemperatuur. Metingen voor Rotterdam laten zien dat het verschil in de gevoelstemperatuur tussen stad en buitengebied op een zomerse dag kan oplopen tot meer dan 15 C (Verhoeven et al. 2009). Op schaduwloze en windluwe plekken in de stad is de gevoelstemperatuur het hoogst, en in wijken met veel laagbouw en groen het laagst (Heusinkveld et al. 2010b). Wanneer het thermisch comfort boven een bepaalde drempelwaarde uitkomt, kan men van hittestress spreken. Op grond van meetanalyses van weeramateurgegevens, is geschat dat in ongeveer 50% van de stedelijke gebieden in Nederland hittestress kan optreden gedurende 7 dagen per jaar. In dichtbebouwde wijken komt hittestress vaker voor dan in ruimer opgezette wijken (Daanen et al. 2010) Hitte en gezondheid Onder de gevolgen van hitte op gezondheid valt niet alleen oversterfte. Hittestress, (de aanwezigheid van hitte als stressor op de fysiologie, welke zich uit in een temperatuurverhoging van het lichaam) kan leiden tot warmteziekten en sterfte, en kan ook invloed hebben op het menselijk gedrag (bijvoorbeeld agressiviteit oproepen) en op de slaapkwaliteit. Daarnaast worden bij verhoogde temperaturen bepaalde micro-organismen actiever, waardoor de kans op infectieziekten kan toenemen, maar ook de aard van infectieziekten kan veranderen. Bij het effect van hitte op gezondheid speelt ook de interactie tussen hitte en een slechtere luchtkwaliteit een rol (Daanen et al. 2010). De mens is een homeotherm wezen; de temperatuur in de lichaamskern moet voor optimaal functioneren rond de 37 C blijven. Als de mens meer warmte produceert dan afgeeft, bijvoorbeeld tijdens inspanning, stijgt de lichaamstemperatuur en spreekt men van hyperthermie. Omgekeerd spreekt men van hypothermie als de warmteafgifte de warmteproductie overstijgt. De mens kan in ruimtes rond kamertemperatuur de kerntemperatuur goed regelen door bloedvaten in de huid meer of minder samen te trekken. In de hitte kan een mens extra koelen door zweetverdamping, in de kou kan een mens extra warmte produceren door rillen en in mindere mate door verbranden van bruin vet. Aan hitte kunnen mensen zich goed aanpassen, aan koude nauwelijks (Weller et al. 2007). De warmtebalans van de mens kan goed gemeten en berekend worden. De warmteproductie wordt bepaald met zuurstofopname; de warmteopslag en -afgifte worden bepaald door meting van het gewichtsverlies en de kern(interne lichaam)- en huidtemperatuur. Vaak wordt voor meting van de kerntemperatuur de oorkoortsthermometer gebruikt, maar deze is niet valide

12 Ziekte Bij extreem hoge temperaturen probeert de mens zijn lichaamswarmte kwijt te raken door bloedvatverwijding en zweten. Wanneer deze regelmechanismen tekort schieten, zijn er vier warmteziekten die kunnen optreden: warmte-uitslag, hittekrampen, hitte-uitputting en hitteberoerte. Hierbij is warmte-uitslag de lichtste vorm van warmteziekte en hitteberoerte de ernstigste aandoening (Howe en Boden, 2007). Ouderen, mensen die bepaalde geneesmiddelen gebruiken, mensen met overgewicht en mensen met hart- of bloeddrukproblemen vallen onder de risicogroepen voor hitteberoerte. Ook mensen onder invloed van alcohol en drugs die inspanning leveren zijn een gevoelige groep. Kinderen lijken niet kwetsbaarder voor hitte dan volwassenen (Rowland 2008). Ouderen zijn een risicogroep door de verminderende temperatuurswaarneming, gebruik van medicatie, aanwezigheid van ziekten en aandoeningen, verminderende dorstprikkel en verminderend transpiratievermogen. De gevolgen van hitte op gezondheid en ziekte wordt teruggezien in de statistieken van ziekenhuisopnames (Kovats en Hajat 2008; Johnson et al. 2005; Kovats et al. 2004; Semenza et al. 1999). Tijdens de hittegolf van augustus 2003 was er een duidelijke toename in ziekenhuisopnames in Spanje (Cajato et al. 2005) en vooral in Frankrijk, waar men de toevloed van opnames niet meer aankon (Vanhems et al. 2003; Gremy et al. 2004; Lecomte en Penanster 2004). Die ziekenhuisopnames betreffen vooral nier- en ademhalingsziekten, en vooral ouderen (Kovats et al. 2004). Nieraandoeningen kunnen worden verklaard door uitdroging van ouderen die bij hitte regelmatig wordt waargenomen (Pandolf 1997). Respiratoire aandoeningen hebben wellicht een relatie met bacteriële of virale infecties, of met toegenomen concentraties van ozon en fijn stof (O Neill et al. 2005; Kosatsky, in press). Het gaat in veel mindere mate over cardiovasculaire ziekten (Kovats et al. 2004; Panagiotakos et al. 2004). Studies hebben echter aangetoond dat de toename in ziekenhuisopnames minder uitgesproken is dan de toename in sterftegevallen. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat mensen die tijdens hittegolven sterven, plots overlijden en niet op tijd aan medische hulp geraken. Deze hypothese heeft belangrijke consequenties voor het type maatregelen bij hittegolven (Kovats en Hajat 2008). Sterfte Het effect van temperatuur op sterfte wordt beschreven door een V-vormige relatie (Figuur 2.4): sterfte is het laagst bij een bepaalde optimale temperatuur, en loopt op bij hogere en lagere temperaturen (Huynen et al. 2001). De temperatuur die gepaard gaat met de laagste sterfte verschilt per land (Keatinge et al. 2000). Dit betekent dat de mens zich kan aanpassen aan het lokale klimaat. Hoewel sterfte in de winter over het algemeen hoger is dan in de zomer, sterven in de zomer meer mensen naarmate de temperatuur toeneemt. Uit onderzoek naar sterfte tijdens hittegolfperioden in Nederland is gebleken dat de sterfte tijdens een hittegolf met 12% toeneemt (overeenkomend met 40 doden per dag). 12

13 Figuur 2.4 Relatie tussen gemiddelde dagtemperatuur ( C) en oversterfte in Nederland (Bron: Huynen et al., 2001) Slaap Relatief hoge nachttemperaturen hebben daarnaast invloed op de nachtrust. Dit uit zich in vaker ontwaken, langere waakperiodes en meer bewegen tijdens de slaap. Naar verwachting hebben verschillende bevolkingsgroepen hiermee te maken, in Nederland is tot nu toe vooral onderzoek gedaan naar het effect bij ouderen. Het effect van de omgevingstemperatuur op de slaapkwaliteit van oudere bewoners in Rotterdam is recent onderzocht op grond van objectieve metingen van aspecten van de slaap (Janssen et al. 2010). Dit onderzoek bevestigde dat de gemiddelde buitentemperatuur van het voorafgaande etmaal een negatieve invloed had op de totale slaapduur, de inslaaptijd en de motorische onrust tijdens de slaap. Hoewel de gevonden nadelige effecten van hoge omgevingstemperaturen op de slaapkwaliteit niet groot zijn, blijkt hieruit wel dat ouderen belemmerd worden in hun slaap. Dit bleek ook uit onderzoek gedaan in het afgelopen jaar naar de warmtebeleving bij ouderen in Tilburg (Daalen en Van Riet 2010). Uit dit onderzoek gebaseerd op vragenlijsten bij 300 ouderen en metingen bij 14 ouderen thuis bleek dat 19% van de ouderen ernstig gehinderd is door de warmte en 17% ernstig verstoord in de slaap. De meest voorkomende gezondheidsklachten waren vermoeidheid, slecht slapen en benauwdheid. De hinder bleek samen te hangen met de ligging van de slaapkamer op de zonkant en de mogelijkheid tot ventilatie, maar ook met fysieke en psychosociale factoren. Referenties Cajoto, V.I., Peromingo, J.A., Vicdeo, G.V., Leira, J.S., Frojan, S., Health impact of 2003 heat wave at Hospital de Riveira (A Coruna). An. Med. Int. 22: Conrads, L.A., Observations of meteorological urban effects. The heat island of Utrecht. PhD thesis Universiteit Utrecht, 84 blz. Daalen, E. van, en Riet, N. van, Onderzoek naar warmtebeleving bij ouderen. Zomer 2010.Tilburg: Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid GGD en Brabant/Zeeland Daanen, H., Simons, A. en Janssen, S., De invloed van hitte op de gezondheid, toegespitst op de stad Rotterdam. TNO publicatie, TNO-DV 2010 D248, 25 blz. Gezondheidsraad, Hittestress op de werkplek. Gezondheidsraad, Den Haag, publicatienummer 2008/24. 13

14 Gremy I, Lefranc A, Pepin P Consequences sanitaire de la canicule d aout 2003 en Ile-de-France [Impact of the August 2003 heat wave: sanitary consequences in Ilede-France]. Rev. Epidemiol. Sante Publique 52: Heusinkveld, B., Hove, B. v. en Jacobs, C., 2010 (a). Ruimtelijke analyse van het stadsklimaat in Rotterdam. WUR publicatie, 22 blz. Heusinkveld, B.G., Hove, L.W.J. van, Jacobs, C.M.J., Elbers, J.A., Moors, E.J., Holtslag, A.A.M., 2010 (b). Use of a mobile platform for assessing urban heat stress in Rotterdam. In: Proceedings of the 7th Conference on Biometeorology. - Berichte des Meteorologischen Instituts der Albert-Ludwigs-Universität Freiburg 20 - ISSN X - p Hove, B. van, Elbers, J., Jacobs, C. Heusinkveld, B., en Jans, W., 2010 (a). Het stadsklimaat in Rotterdam. Een eerste analyse van de meetgegevens van het meteorologisch meetnet. WUR publicatie, 23 blz. Hove, B.v., Steeneveld, G.-J., Jacobs, C., Maat, H. ter, Heusinkveld, B., Elbers, J., Moors, E. en Holtslag, B., 2010 (b). Modelling and observing urban climate in the Netherlands. KvR 020/10, ISBN Howe, A.S., en Boden, B.P., Heat-related illness in athletes. American Journal of Sports Medicine 35(8), Huynen, M.M., Martens, P., Schram, D., Weijenberg, M.P., en Kunst, A.E., The impact of heat waves and cold spells on mortality rates in the Dutch population: Environmental Health Perspectives 109, Janssen, S., Vos, H., Kluizenaar, Y. de, Berg, J.F. van den, Hofman, A. en Tiemeijer, H., De relatie tussen omgevingstemperatuur en slaapkwaliteit van ouderen. TNOrapport, concept. Johnson, H., Kovats, R.S., McGregor, G.R., Stedman, J.R., en Gibbs, M The impact of the 2003 heatwave on mortality and hospital admissions in England. Health Stat. Q 2005:6 11. Keatinge, W.R., Donaldson, G.C., Cordioloi, E., Martinelli, M., Kunst, A.E. en Mackenbach, J.P., Heat-related mortality in warm and cold regions of Europe, observational study. British Medical Journal, 321, Klok, E.J., Broeke, H. ten, Harmelen, T. v., Verhagen, H., Kok, H., en Zwart, S., Ruimtelijke verdeling en mogelijke oorzaken van het hitte-eiland effect. TNO publicatie, TNO-034-UT _RPT-ML, 78 blz. Kosatsky, T. et al. (in press). Short-term effects of temperature and air pollution on health: a review of the evidence. In: Matthies F, Menne B, eds. Preparedness and response to heat-waves in Europe, from evidence to action. Public health response to extreme weather events. Copenhagen, WHO Regional Office for Europe. Kovats, R.S., Hajat, S., Heat stress and public health: A critical review, Annual Review Public Health 29: Kovats, R.S., Hajat, S., Wilkinson, P., Contrasting patterns of mortality and hospital admissions during heatwaves in London, UK. Occup. Environ. Med. 61: Lecomte D, de Penanster D People living in Paris, dead during the August 2003 heatwave and examined in Medicolegal Institute. Bull. Acad. Natl. Med. 188: Memon, R.A., Leung, D.Y.C. en Liu C.-H., An investigation of urban heat island intensity as an indicator of urban heating. Atmopheric Research 94, O'Neill M.S., Hajat, S., Zanobetti, A, Ramirez-Aguilar, M., en Schwartz, J., Impact of control for air pollution and respiratory epidemics on the estimated associations of temperature and daily mortality. Int J Biometeorol, 50(2): Panagiotakos DB, Chrysohou C, Pitsavos C Climatological variations in daily hospital admissions for acute coronary syndromes. Int. J. Cardiol. 94: Pandolf, K.B., Aging and human heat tolerance: Experimental Aging Research 23, p

15 Ronda, R., Steeneveld, G.-J., en Hove, B. v., Modelsimulaties van het stadsklimaat Rotterdam. WUR publicatie, 27 blz. Roodenburg, J., Adaptation of rural minimum temperature forecasts to an urban environment. Arch. Met. Geoph. Biocl., Ser. B, 32, Rowland, T., Thermoregulation during exercise in the heat in children: old concepts revisited. Journal of Applied Physiology 105, Salcedo Rahola, B., Oppen, P. van en Mulder, K. (2009). Heat in the city, ISBN , rapportnummer KvR013/2009 Semenza, J.C., McCullough, J.E., Flanders, W.D., McGeehin, M.A., Lumpkin, J.R., Excess hospital admissions during July 1995 heat wave in Chicago. Am. J. Prev. Med. 16: Steeneveld, G.J., Koopmans, S., Hove, L.W.A. van, en Holtslag, A.A.M., 2010 (a). Urban Heat Island Effects and Human Comfort in a Mild Cfb Climate: Exploring Long Term Observations by Hobby Meteorologists in The Netherlands., 9th Symp. on the Urban Environment, 2-6 Aug 2010, Keystone, USA. Steeneveld, G.J., en Hove, L.W.A., 2010 (b). Een eerste inschatting van het Urban Heat Island effect voor Rotterdam en omgeving: Een modelstudie. WUR publicatie, 25 blz. Vanhems P, Gambotti L, Fabry J Excess rate of in-hospital death in Lyons, France, during the August 2003 heat wave. N. Engl J. Med. 348: Verhoeven, G., Brolsma, R., en Rutten, M., Meetexperiment invloed open water op omgevingstemperatuur. Deltares, conceptrapport ZWS Weller A, Linnane D, Jonkman A, Daanen H (2007) Quantification of the decay and reinduction of heat acclimation in dry-heat following 12 and 26 days without exposure to heat stress. Eur J Appl Physiol 102:57 66 Wolters, D. en Bessembinder, J Inventarisatie stadsklimaat in de regio s Rotterdam en Haaglanden, met waarnemingen door weeramateurs. KNMI publicatie, in concept. 15

16 3 Lokale probleemanalyse: Hittekaarten 3.1 Inleiding Stedelijke klimaatkaarten of Urban Climatic Maps (UCM) geven een analyse weer van het lokale stedelijke klimaat op grond van weergegevens en stedelijke karakteristieken. Klimaatkaarten worden gebruikt om planningsprocessen te ondersteunen en gebruikt voor de analyse van kwetsbaarheid aan weer en klimaat verbonden risico s. Er bestaat geen universele methode om stedelijke klimaatkaarten maken. De methodiek om tot een dergelijke kaart te komen is namelijk afhankelijk van de beschikbare informatie en de focus binnen de stedelijke ontwerpopgaven waarvoor de kaart bedoeld is. Iedere stad en doelstelling vereist vermoedelijk zijn eigen klimaatkaart. De meest recente stedelijke klimaatkaarten richten zich op vraagstukken rond thermisch comfort, deze categorie klimaatkaarten wordt ook wel hittekaarten genoemd (zie 3.5 Voorbeelden van hittekaarten in Nederland). In Nederland is in het verleden niet veel aandacht besteed aan het stedelijk klimaat. Na de hittegolven van 2003 en 2006 is ook in Nederland het onderzoek aan stadsklimaat op gang gekomen. Momenteel vindt een inhaalslag plaats op dit gebied, om ontbrekende gegevens te achterhalen en de benodigde kennis op te doen. De eerste pogingen om klimaatkaarten te creëren ter ondersteuning van stedelijke planning zijn inmiddels ondernomen. Voortbouwend op internationale ervaring richt men zich nu actief op het ontwikkelen van geschikte methodologieën om de kaarten te maken, afgestemd op de specifieke behoeften van regio s of steden in Nederland. De nu beschikbare voorbeelden van stedelijke klimaatkaarten zijn hittekaarten. Ze lijken goed bruikbaar te zijn, maar laten ook nog een aantal markante verschillen met metingen op straatniveau zien. Hieruit blijkt dat validatie van de methoden en de kaarten cruciaal is. Hoewel de huidige voorbeelden zich vooral beperken tot het thema hitte of thermisch comfort, zijn kaarten met alternatieve thema s mogelijk. Dit vereist innovatieve meetmethodes en karteringstechnieken, waaraan momenteel wordt gewerkt. De belangrijkste algemene informatie die nodig is om klimaatkaarten te maken, zoals klimaatgegevens of een hoogtekaart, is beschikbaar in Nederland. Meer specifieke informatie, zoals wijkkarakteristieken en toepassing van groen, is soms beschikbaar bij gemeenten, of kan worden afgeleid uit specifieke metingen. Mogelijk kan een deel van de ontbrekende informatie worden afgeleid uit bestaande gegevensbronnen. Deze laatste optie vereist meer onderzoek. Het afstemmen van klimaatkaarten op de behoefte van de gebruikers vereist een intensieve interactie tussen klimatologen en de belanghebbenden (zoals vertegenwoordigers van de lokale overheid of architecten). GIS-specialisten kunnen daarbij behulpzaam zijn. 3.2 Klimaatkaarten: achtergrond en historie Klimaatkaarten kunnen meerdere doelen dienen, op verschillende thema s. De eerste ontwerpen van klimaatkaarten waren gericht op de verbetering van luchtkwaliteit door stedelijk ontwerp. Op het moment richten klimaatkaarten richten zich meer en meer specifiek op vraagstukken over thermisch comfort in de stedelijke omgeving (zie Ren et al., 2010, voor voorbeelden). Deze kaarten noemt men ook wel hittekaarten. Wanneer de hittekaarten zijn bedoeld als ondersteuning voor het ontwerpen van steden met een optimaal thermisch comfort is het van cruciaal belang om rekening te houden met de perceptie en waarnemingen van mensen (Lenzhölzer, 2010; Vanos et al., 2010). Ook andere 16

17 klimaatgerelateerde thema s, zoals overstromingsrisico s, kunnen centraal staan bij het ontwerp van klimaatkaarten. Wij beperken ons in deze kennismontage tot het thema hitte. Het ontwikkelen van klimaatkaarten ter ondersteuning van beleid en stedenbouwkundig ontwerp vindt zijn oorsprong in Duitsland, in de jaren 70 (Matzarakis, 2005). Duitsland is nog steeds een toonaangevend land is op dit gebied. Vanaf het midden van de jaren 80 is het aantal UCM studies in Europa sterk gegroeid, vooral in Duitsland en een aantal omringende landen. De hittegolven in 2003 en 2006 waren in Europa een extra stimulans voor stedelijk klimaatanalyse en het in kaart brengen van het stedelijke klimaat (Ren et al., 2010). Dit geldt ook voor Nederland, waar tot dan toe relatief weinig aandacht was besteed aan stadsklimaat (Van Hove et al., 2010). Sinds de jaren 90 zijn UCM studies ook uitgevoerd in andere delen van de wereld, met een hoofdrol voor Japan. Zie Ren et al. (2010) voor een compleet overzicht van UCM studies tussen 1963 en Klimaatkaarten als instrument voor planning en communicatie Voor optimale ondersteuning van stedelijk beleid, ontwerp en planning dient een klimaatkaart te bestaan uit twee componenten: een Urban Climate Analysis map (UCM-An) ofwel analysekaart, en Urban Climate Recommendations map (UCM- Re) ofwel visiekaart of aanbevelingskaart (Matzarakis, 2005; Ren et al., 2010). Een analysekaart met informatie over één klimatologisch aspect (bijvoorbeeld hitte) kan soms volstaan voor wetenschappelijke doeleinden of voor bewustwording van het grote publiek (bijv. Knight et al., 2010). Klimaatkaarten zijn ook toepasbaar in kwetsbaarheid- en risicobeoordelingen, ter ondersteuning van klimaatadaptatie strategieën (Lindley et al., 2006). Klimaatkaarten kunnen dan ook in de bredere context van beslissingsondersteunende systemen worden geplaatst, inclusief sociaaleconomische en bestuurlijke aspecten, afhankelijk van de behoeften van de gebruikers (zie Bridge Consortium, Iedere stad heeft zijn eigen specifieke klimatologische omstandigheden en stedenbouwkundige kenmerken. Daarnaast kan het doel van klimatologische analyses steeds anders zijn. Daarom vereist iedere stad een eigen klimaatkaart, waarin de nadruk op verschillende aspecten komt te liggen. Zo zal een kaart om de mogelijkheden inzichtelijk te maken om het stedelijk hitte-eiland effect te verminderen andere informatie bevatten dan een kaart die gebruikt voor het ontwikkelen van opties voor vermindering van overstromingsrisico s. Optimale ondersteuning van het planningsproces betekent bovendien het regelmatig actualiseren van visiekaarten (Ren et al., 2010) Analysekaart (UCM-An) Een stedelijke klimaatanalysekaart (UCM-An) toont een tweedimensionale analyse van het stedelijk klimaat. De basisstructuren zijn zogenoemde klimatopen of stedelijke klimaatzones. Klimatopen kunnen worden opgevat als eenheden van combinaties van topografie, landgebruik en stedelijk ontwerp die op eenzelfde manier reageren op het weer (Scherer et al., 1999;. Oke, 2006;. Mora et al., 2010). Klimatopen hebben een schaal van enkele tientallen tot honderden meters, wat overeenkomt met de schaal van een wijk. Dit hoofdstuk richt zich op die specifieke schaal. De lay-out van een analysekaart is afhankelijk van zijn doel en doelgroep. Voor planologen bijvoorbeeld, kunnen verschillend gekleurde figuren met pijlen en symbolen en een eenvoudige uitleg goed werken (Ren et al., 2010), terwijl voor wetenschappelijke doeleinden gedetailleerde 2D velden met een of twee meteorologische parameters soms meer geschikt zijn Visiekaart (UCM-Re) De visiekaart of aanbevelingskaart (UCM-Re) vertaalt de klimatologische analyse in concrete aanbevelingen voor stedenbouwkundig ontwerp. De visiekaart geeft naast de 17

18 gevoeligheid van bepaalde gebieden voor de effecten van veranderingen in de stedelijke configuratie op het stedelijk klimaat, ook expliciet verschillende opties voor plannen van aanpak weer (Ren et al., 2010). De visiekaart kan ook worden ontworpen als een kwetsbaarheids- of risicobeoordelingskaart. Een dergelijke kaart kan helpen om de gevolgen van klimaatverandering voor de stedelijke gebieden inzichtelijk te maken en zo te helpen bij het ontwerpen en prioriteren van adaptatieopties (Lindley et al., 2006). Het is belangrijk dat de schalen van de planning en van de klimatologische factoren goed op elkaar worden afgestemd. Ontwerpen van open ruimtes verbindt bijvoorbeeld de klimatologie van een wijk met thermisch comfort; een stedelijk masterplan verbindt de schaal van een stad met het stedelijk hitte-eiland (UHI) (Katzschner en Mulder, 2008). 3.4 Klimaatkaarten voor Nederlandse steden Voor het construeren van een klimaatkaart moet klimatologische informatie gekoppeld worden aan geografische terreininformatie en data op het gebied van stedelijke planning en ontwerp. In hoeverre is deze informatie in Nederland aanwezig? Klimatologische informatie In Nederland is klimatologische informatie direct verkrijgbaar bij het Koninklijk Nederland Meteorologisch Instituut (KNMI; Maar de onderliggende data stammen uit gebieden waarin de stedelijke invloed op de waarnemingen normaal gesproken minimaal is conform de richtlijnen van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO). Mede daarom is kwantitatieve informatie over het Nederlandse stadsklimaat zeer beperkt. Soms is het nuttig om klimaatscenario s te gebruiken. Maar zulke scenario s zijn in eerste instantie ontworpen op wereldschaal. Methodes om zulke scenario s naar lokaal schaalniveau te vertalen zijn beschikbaar, maar de resultaten zijn onzeker. Deze vertaling is een actief onderzoeksgebied met veel onbeantwoorde vragen. Voor de constructie van klimaatkaarten zijn meteorologische waarnemingen in de stedelijke omgeving zelf zeer waardevol. Representatieve, kwalitatief goede meteorologische waarnemingen binnen steden zijn echter bijzonder lastig uit te voeren (Grimmond, 2006). Om die reden, en omdat het stedelijk klimaat in Nederland tot de hittegolven van 2003 en 2006 niet als een probleem werd gezien (Van Hove et al., 2010), is dergelijke informatie binnen Nederlandse steden schaars. In sommige gevallen kunnen data van amateurmeteorologen na zorgvuldige kwaliteitscontrole goede informatie verschaffen over het stedelijk klimaat (Van Hove et al., 2010;. Steeneveld et al., 2011). Inmiddels lopen verschillende wetenschappelijke onderzoeken waarbinnen meteorologische waarnemingen binnen stedelijke gebieden worden uitgevoerd met behulp van vaste en mobiele meetstations (Van Hove et al, 2011, Heusinkveld et al. 2010; Brandsma, 2010; Heusinkveld et al. 2011). Het is nog onduidelijk of dergelijke informatie kan worden geëxtrapoleerd naar andere steden dan de steden waar de metingen werden uitgevoerd. Ook remote sensing ( metingen op afstand, bijvoorbeeld met behulp van satellieten of vliegtuigen) zou waardevolle informatie kunnen bieden voor het ontwerp van klimaatkaarten (Scherer et al., 1999; Weng, 2009). Maar het verzamelen van dergelijke informatie en vooral de interpretatie van de gegevens is verre van triviaal (Voogt en Oke, 2003), en bovendien vaak alleen gericht op thermisch comfort. Betrouwbare en representatieve informatie over stadsklimaat voor andere grootheden dan temperatuur, zoals neerslag, verdamping en de uitstoot van broeikasgassen, is nauwelijks beschikbaar Terreininformatie en stedenbouwkundige data De benodigde terreininformatie en gegevens over stedelijke lay-out zijn afhankelijk van de methodologie en het doel van de klimaatkaart. Wanneer bijvoorbeeld het UHI effect het 18

19 centrale thema van de kaart vormt zullen de karakteristieken die dat UHI beïnvloeden in kaart moeten worden gebracht (zie hoofdstuk 2). Volgens een eerste schatting voor gaat het daarbij in Nederlandse steden om (Katzschner, persoonlijke mededeling, 2010): 1) landgebruik en bodem; 2) stedelijke morfologie (bouwvolume en hoogte, de afmetingen van publieke of open ruimte; 3) topografie; 4) materiaalgebruik en kleur; 5) zogenoemde windbanen. De ruimtelijke verdeling van temperaturen in de stad wordt bepaald door de combinatie van deze kenmerken. Een directe relatie tussen de kenmerken en hitte is in veel gevallen daarom lastig te definiëren en locatiespecifiek. De meeste algemene geografische informatie van Nederland is met een redelijke kwaliteit beschikbaar. Bijvoorbeeld: "Landelijk Grondgebruiksbestand Nederland" (LGN5) bevat landgebruik informatie voor 39 verschillende klassen, met een ruimtelijke resolutie van 25m (Hazeu, 2005). Zeer gedetailleerde informatie over de hoogte van het oppervlak en oppervlakte-elementen kan worden opgevraagd bij het "Actueel Hoogtebestand Nederland" (AHN; en topografische informatie kan worden verkregen bij het "Kadaster" ( Gemeenten beschikken vaak over vrij gedetailleerde informatie over kenmerken van steden. Dit kan variëren van informatie over bouwvolume en -hoogte tot informatie over de locatie van bomen. Als dergelijke informatie niet beschikbaar is, kan de gewenste informatie soms worden afgeleid uit wel bestaande gegevens. Zo bestaat de mogelijkheid om topografische en hoogtegegevens binnen steden te combineren om bebouwingsdichtheid af te leiden. In Nederland is echter nog nauwelijks of geen ervaring met dergelijke methodes. De hiervoor genoemde gegevens zijn vaak beschikbaar in een digitaal Geografisch Informatie Systeem (GIS) omgeving, wat het aanmaken van de kaarten aanzienlijk vergemakkelijkt. Data uit specifieke waarnemingen kunnen ook bruikbaar zijn bij het in kaart brengen van het stadsklimaat. Heusinkveld et al. (2011) bijvoorbeeld, maakten een hittekaart van de stad Rotterdam op basis van hun mobiele meetgegevens, waarbij bebouwingsdichtheid, skyview factor (mate van beperking van het hemelzicht, hier vanaf de begane grond), en het percentage groen oppervlak gebruikt om de lokale metingen langs de trajecten te vertalen naar de hele stad. Dit soort voorbeelden is echter schaars in Nederland en onderzoek naar de toepasbaarheid van zulke karteringsmethoden is momenteel in uitvoering Relatie tussen meteorologische gegevens en terreininformatie Om een klimaatkaart te maken moet een relatie tussen klimatologische gegevens en terreininformatie landgebruik worden gelegd. Geschikte methodes hiervoor zijn afhankelijk van beschikbare gegevens en hulpmiddelen. Vooralsnog is er geen algemeen aanvaarde methodologie voorhanden. Het construeren van klimatopen is een cruciale stap in het maken van klimaatkaarten. Maar het gebruik en de definitie van klimatopen is soms nogal kwalitatief (bijv. Slabbers et al., 2010), vaak subjectief en afhankelijk van beschikbare informatie. Zo baseren Scherer et al. (1999) klimatopen op remote sensing data; Svensson en Eliasson (2002) op landgebruik categorieën die ook in het stedelijk masterplan van Göteborg ; Katschner en Mulder (2008) gebruiken een combinatie van stedelijke ruwheid en thermische straling. Een zekere mate van subjectiviteit voor de indeling in klimatopen is niet per se een nadeel, omdat de informatie in de kaarten dan kan worden afgestemd op het specifieke doel ervan. Optimale afstemming vereist een goede interactie tussen betrokken partijen (zoals architecten en vertegenwoordigers van de lokale overheid) en (stedelijke) klimatologen of meteorologen. Om de relatie tussen landgebruik en klimatologische gegevens te bepalen worden statistische technieken gebruikt (bijvoorbeeld Svensson et al., 2002) of modellen toegepast. 19

20 Er zijn veel modellen beschikbaar; Grimmond et al. (2010) geven een overzicht van de verschillende modellen die momenteel internationaal gebruikt kunnen worden om regionale weerpatronen naar het schaalniveau van wijken te vertalen. Regionale weerpatronen kunnen op hun beurt berekend worden met behulp van meteorologische modellen op mesoschaal (Van Hove et al., 2010; Ronda et al., 2011). Simulaties van stromings- en warmtepatronen in steden worden ook wel uitgevoerd voor het maken van klimaatkaarten, maar dit kan alleen nog met sterk vereenvoudigde meteorologische modellen (zie Baumüller et al., 2008). Onderzoek is gaande naar de mogelijkheden om specialistische stromingsmodellen op wijkniveau in te zetten bij het maken van klimaatkaarten met de focus op thermisch comfort. 3.5 Voorbeelden van hittekaarten in Nederland Tot nu toe is slechts een beperkt aantal pogingen ondernomen om klimaatkaarten voor Nederlandse steden te construeren. Deze pogingen zijn vooral gericht op vraagstukken rondom thermisch comfort. De resulterende kaarten kunnen worden beschouwd als analysekaarten (UMC-An) in de vorm van hittekaarten. Ze zijn gemaakt voor verschillende doeleinden, variërend van bewustmaking (bijv. Limburgse en Brabantse kaarten; zie 3.5.4) tot kaarten die gebruikt worden om een aanbevelingskaart te ondersteunen (bijv. Arnhemse kaart; 3.5.1). In de volgende paragrafen worden kaarten besproken die beschikbaar waren op het moment van schrijven. Over het algemeen zijn de kaarten kwalitatief consistent met de huidige kennis over de vorming van het UHI effect en temperatuur op wijkniveau. Soms zien we wel een duidelijk verschil met waarnemingen op leefniveau. Dit duidt erop dat een kritische evaluatie van de kaarten (of validatie) belangrijk is Arnhem De eerste klimaatkaart in Nederland is ontwikkeld voor de stad Arnhem in het kader van het project Future Cities ( (Figuur 3.1). De kaart werd gemaakt door de Universiteit van Kassel (Duitsland), met behulp van topografie, landgebruik, bouwvolume en -hoogte, afmetingen van publieke open ruimte, materiaalgebruik en kleur, en informatie over windbanen in combinatie met meteorologische waarnemingen uit het weerstation in Deelen. De kaart toont duidelijk verhoogde kans op een intens UHI-effect in het centrum van Arnhem, evenals in een industrieel gebied ten oosten van het centrum en een winkelgebied in het zuiden. In twee laatstgenoemde gebieden werd geen UHI effect geconstateerd tijdens de mobiele metingen op leefniveau (Heusinkveld et al., niet-gepubliceerde gegevens). Ook andere verschillen tussen de kaart en de metingen werden geconstateerd. De windbanen die op de kaart te zien zijn wijzen op de mogelijkheid van natuurlijke ventilatie langs de rivier de Neder-Rijn en koeling door een luchtstromen vanuit het noorden van Arnhem die kunnen ontstaan door de hoogteverschillen in de stad. Het laatstgenoemde fenomeen komt naar verwachting niet veel voor in Nederland: mogelijk komen vergelijkbare koele luchtstromen ook voor in enkele steden in het Limburgse heuvelland. De Arnhemse kaart zal nu worden gebruikt als basis voor een binnenkort te ontwikkelen visiekaart (UCM-Re) ter ondersteuning van de stadsplanning. De hittekaart is wel al toegepast in een zogenoemde "Proeftuin", waarbij opties voor het ontwerp van een de wijk Koningspleij werden ontwikkeld (Slabbers et al., 2010). 20

21 Figuur. 3.1 Hittekaart voor Arnhem (bron: Rotterdam Voor de stad Rotterdam is een hittekaart gemaakt met behulp van remote sensing data van de satellieten Landsat (15 beelden bij onbewolkt weer in de zomers,van 1984 tot en met 2007) en NOAA-AVHHR (42 beelden verkregen tijdens de hittegolf van 2006) (Figuur 2.3). Op basis van de waargenomen temperatuurpatronen werden gemiddelde oppervlaktetemperaturen berekend voor 22 wijken in Rotterdam (Klok et al., 2010). De kaart is uitgebreid naar de regio Den Haag en omgeving (Duyzer et al., 2011). De resulterende kaarten van Rotterdam laten duidelijke patronen van relatief warme en koele plekken zien, waarbij het stadscentrum en grote aaneengesloten verharde gebieden (zoals industriële zones) maximale opwarmingseffecten vertonen, en groene zones en wateroppervlakken overdag de koelste plekken blijken te zijn. Kaarten van NOAA-AVHHR laten zien dat de wijken die het overdag het warmst zijn in de nacht ook koeler kunnen zijn dan andere wijken. De vertaling van oppervlaktetemperatuur naar luchttemperatuur is erg lastig (Voogt en Oke, 2003; Duyzer et al. 2011), en de vertaling naar thermisch comfort van mensen is zelfs nog moeilijker. Hoewel de afgeleide oppervlaktetemperaturen overdag een redelijke correlatie vertonen met de luchttemperaturen op het weerstation "Zestienhoven" en met door amateurmeteorologen gemeten luchttemperaturen in de stad, zijn er grote verschillen tussen deze hittekaart op basis van de oppervlaktetemperaturen en het lokale UHI-effect zoals afgeleid uit de mobiele metingen of leefniveau (Heusinkveld et al., 2010, 2011). Er is momenteel gewerkt een alternatieve stedelijke hittekaart voor Rotterdam, gebaseerd op de mobiele metingen door Heusinkveld et al. (2010) (Heusinkveld et al., 2011). Deze kaart zal gebruik maken van de relatie tussen de waargenomen luchttemperatuur op straatniveau en de kenmerken van de stedelijke omgeving in de wijken waar de metingen zijn uitgevoerd. 21

22 3.5.3 Den Haag Slabbers et al. (2010) construeerden een klimaatkaart voor de stad Den Haag en haar omgeving. De kaart is grotendeels gebaseerd op de methodologie en klimatopen die zijn toegepast voor de Duitse stad Stuttgart (VDI, 1997; Baumüller et al., 2008). De klimatopen worden gecombineerd met informatie over stromingspatronen, en topografische en demografische informatie. De gebruikte klimatopen definiëren kwalitatieve kenmerken met betrekking tot meteorologische (vooral thermische) aspecten op wijkniveau (Figuur 3.2). Het stadscentrum bijvoorbeeld vertoont een sterke mate van verhitting gedurende de dag, nauwelijks afkoeling tijdens de nacht en bijna geen ventilatie. Een adaptatie toolbox is gebruikt om de klimatologische analyse naar geschikte ontwerpopties voor de wijk Transvaal te vertalen (Slabbers et al. 2010). Figuur. 3.2 Boven: Klimatopenkaart voor Den Haag. Gebieden in donkerrode tinten kunnen hun warmte slecht kwijt, groene en blauwe tinten geven verkoelende gebieden aan. Onder: klimaatadaptieve mogelijkheden voor de ontwikkeling van Transvaal Noord, een van de deelopgaven in Den Haag. (bron: Slabbers et al., 2010) 22

23 3.5.4 Limburg en Brabant Een eerste, tamelijk ruwe relatie die voortkomt uit de eerste analyses van de mobiele metingen in Rotterdam is gebruikt om resultaten met betrekking tot het UHI te extrapoleren naar dorpen en steden in de provincies Limburg en Brabant (Goosen et al., 2010). De kaart (Figuur 3.3) moet worden beschouwd als een eerste, ruwe indicatie van een mogelijk UHI effect in de genoemde provincies, voor het huidige klimaat. Ze bevatten een grote onzekerheid ten aanzien van de extrapolatie vanuit Rotterdam naar een heel ander deel van Nederland. Bovendien hebben de gebruikte statistische verbanden een voorlopig, verkennend karakter. Aangezien de statistische relatie is gebaseerd op de koppeling tussen de UHI-intensiteit enerzijds en de bebouwingsdichtheid en mate van groene ruimten anderzijds, suggereren deze kaarten dat zowel kleine als grote steden een significant UHIeffect kunnen ervaren. Dit lijkt overigens in overeenstemming met waarnemingen van amateurmeteorologen (zie hoofdstuk 2). Figuur 3.3 Geschat maximum UHI voor stedelijk gebied in de provincie Limburg (bron: Goosen et al., 2010). Referenties Baumüller, J., Reuter, U., Hoffmann, U., and Esswein, H., Klimaatlas Region Stuttgart. Verband Region Stuttgart, Stuttgart, ISBN , 168 pp. Brandsma, Th, Warmte-eilandeffect van de stad Utrecht, Zenit 37, Bridge Consortium, Bridge Newsletter 2. Available from Duyzer, J., Klok, E.J., Verhagen, H., Hoge temperaturen ten gevolge van het stedelijk hitte-eiland effect nu en in de toekomst: Een verkenning in de noordelijke Stadsregio 23

24 Rotterdam en het zuidelijk deel van Stadsgewest Haaglanden. TNO publicatie TNO-034- UT _versie2 Goosen, H., M. de Groot, A. Koekoek, K. van der Sandt, L. Masselink, M. van Eupen, J. van der Gaast, M. van Vliet, W. Immerzeel, C. Jacobs, A.Jeuken, G. Blom-Zandstra, W. Fransen, B. Schaap and R. Smidt, Klimaateffectatlas Limburg. klimaateffectatlas.wur.nl. Grimmond, C.S.B., Progress in measuring and observing the urban atsmosphere. Theor. Appl. Climatol., 84, Grimmond, C.S.B., and Coauthors, 2010: The International Urban Energy Balance Models Comparison Project: First Results from Phase 1. J. Appl. Meteorol. Clim., 49, Hazeu, G., Landelijk Grondgebruiksbestand Nederland (LGN5); Vervaardiging, nauwkeurigheid en gebruik. Alterra-report 1213, Wageningen UR Alterra, 92 pp (In Dutch). Heusinkveld, B.G., L.W.A. van Hove, C.M.J. Jacobs, G.J. Steeneveld, J.A. Elbers, E.J. Moors and A.A.M. Holtslag, Use of a mobile platform for assessing urban heat stress in Rotterdam. Proc. BIOMET 7, Freiburg, April 2010, Heusinkveld, B.G., L.W.A. van Hove, C.M.J. Jacobs, G.J. Steeneveld, J.A. Elbers, E.J. Moors and A.A.M. Holtslag, Mapping thermal comfort in Rotterdam from mobile traverse measurements. In preparation. Katzschner, L., and J. Mülder, Regional climatic mapping as a tool for sustainable development. J. Env. Management 87, Klok, E.J., Broeke, H. ten, Harmelen, T. v., Verhagen, H., Kok, H., en Zwart, S., Ruimtelijke verdeling en mogelijke oorzaken van het hitte-eiland effect. TNO publicatie, TNO-034-UT _RPT-ML, 78 pp.. Knight, S., C. Smith and M. Roberts, Mapping Manchester s urban heat island. Weather, 65, Lenzhölzer, S., Designing atmospheres: research and design for thermal comfort in Dutch urban squares. Thesis, Wageningen University, Wageningen, 196 pp. Lindley S.J., J.F.Handley, N. Theuray, E. Peet and D. Mcevoy, Adaptation Strategies for Climate Change in the Urban Environment: Assessing Climate Change Related Risk in UK Urban Areas. Journal of Risk Research 9, Matzarakis, Country report: urban climate research in Germany. IAUC Newsletter, 11, 4-6. Mora, C. A synthetic map of the klimatopen of the Serra da Estrela (Portugal), Journal of Maps, 2010, Oke, T.R., Towards better scientific communication in urban climate. Theor. Appl. Climatol., 84, Ren, C., E.Y. Ng and L. Katzschner, Urban climate map studies: a review. Int. J. Climatol., DOI: /joc Ronda, R., G.-J. Steeneveld and B.van Hove, Modelsimulaties van het stadsklimaat van Rotterdam. WUR external scientif report, Wageningen UR, Wageningen (in prep.). Scherer, D., U. Fehrenbach, H.-D. Beha, and E. Parlow, Improved concepts and methods in analysis and evaluation of the urban climate for optimizing urban planning processes. Atmospheric Environment, 33, Slabbers, S., W. Klemm and A.-S. Verburg, Proeftuin Den Haag Arnhem. Klimaatadaptatie in de stad pp. Steeneveld, G.J., S. Koopmans, B.G. Heusinkveld, L.W.A. van Hove en A.A.M. Holtslag, Quantifying urban heat island effects and outdoor human comfort in relation to urban morphology by exploring observations from hobby-meteorologists in the Netherlands. In prep. for J. Geophys. Res. Svensson, M. K., and I. Eliasson, Diurnal air temperatures in built-up areas in relation to urban planning. Landscape and Urban Planning, 61,

25 Svensson M.K., Eliasson, I. and Holmer, B., A GIS based empirical model to simulate air temperature variations in the Göteborg urban area during the night. Climate Research, 22, Van Hove, B., G.-J. Steeneveld, C. Jacobs, H. ter Maat, B. Heusinkveld, J. Elbers, E. Moors, and B. Holtslag, Modelling and observing urban climate in the Netherlands. Scientific Report Climate Changes Spatial Planning, KvR 020/10. ISBN/EAN , 60 pp. Van Hove, B., J. Elbers, C. Jacobs, B. Heusinkveld and W. Jans, Het stadsklimaat in Rotterdam. Een eerste analyse van de meetgegevens van het meteorologische meetnet. WUR external scientific report. Wageningen UR, Wageningen. Vanos, J.K., J.S. Warland, T.J. Gillespie and N.A. Kenny, Review of the physiology of human thermal comfort while exercising in urban landscapes and implications for bioclimatic design. Int. J. Biometeorol., 54, VDI VDI-Guideline 3787, Part 1, Environmental Meteorology-Climate and Air Pollution Maps for Cities and Regions. VDI, Beuth Verlag, Berlin. Voogt, J.A., and T.R. Oke, Thermal remote sensing of urban climates. Remote Sens. Environ., 86, Weng, Q., Thermal infrared remote sensing for urban climate and environmental studies: Methods, applications, and trends. ISPRS J. Phot. Rem. Sens., 64,

26 4 Maatregelen Er zijn verschillende mogelijkheden voor gemeentes om zich voor te bereiden op of aan te passen aan meer hitte in de stad. Enerzijds kunnen maatregelen genomen worden om verdere temperatuurstijging in de stad te voorkomen en het UHI effect te beperken, anderzijds bestaan er diverse maatregelen om eventuele schade of andere negatieve effecten van hitte te voorkomen of beperken. De verschillende opties richten zich op de oorzaken van het stedelijk hitte-eiland effect en op effecten op de mens die genoemd zijn in hoofdstuk 2.2 en 2.3. Recentelijk zijn al door meerdere partijen verkenningen uitgevoerd naar klimaatadaptatie maatregelen, al dan niet met een focus op hitte. In paragraaf 4.1 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste studies voor Nederlandse steden. In de daaropvolgende paragrafen (4.2 t/m 4.7) wordt de aanwezige kennis over hittemaatregelen per thema beschreven. In Tabel 4.1 staan de belangrijkste maatregelen die per thema aan bod komen. Tot slot worden in 4.7 voorbeelden genoemd van combinaties van adaptatie- en mitigatiemaatregelen. Tabel 4.1 Overzicht van thema s en belangrijkste maatregelen in deze kennismontage Thema (paragraaf) Groen (4.2) Water (4.3) Gebouwen (4.4) Stedelijke structuur (4.5) Gedrag (4.6) Maatregelen Openbare ruimte: bossen, parken en tuinen Bomen Groene gevels Groene daken Oppervlakte water in openbare ruimte Verneveling, bijvoorbeeld via fonteinen Natte straten ( Uchimizu ) Natte daken Albedo verhoging gevels en daken (wit schilderen) Groene gevels en daken Passieve ventilatie Mechanische ventilatie (airco) Verdampingskoeling Thermische massa Bebouwingsstructuur t.b.v. ventilatie en schaduw Albedo verhoging gebouw- en grondoppervlak Hitteplan 4.1 Overzicht maatregelverkenningen Verkenningen naar hitte maatregelen zijn te onderscheiden in algemene kennisinventarisaties over klimaatadaptatie in de stad, inventarisaties specifiek gericht op hitte, verkenningen op lokaal niveau, en internationale studies (zie tabel 4.2). 26

27 Tabel 4.2 Overzicht van studies waarin verkenningen naar hittemaatregelen gedaan zijn Type studie Titel Uitgevoerd door In opdracht van Korte beschrijving Klimaatadaptatie in Deltares en het IHE Planbureau voor de de stad algemeen (2011)) Leefomgeving Building the Netherlands Climate Proof, Urban Areas Deze inventarisatie onderscheid twee type maatregelen; schade beperken/voorkomen en omgaan met klimaatverandering (beperken van de effecten). Deze typen maatregelen zijn onderverdeeld naar Gebouwen, Infrastructuur en Openbare ruimte. Voor elke maatregel wordt aangegeven of deze betrekking heeft op overstroming (zee en rivieren), wateroverlast (regen en grondwater), droogte en hitte. Definitiestudie Zicht op klimaatadaptatie in de stad Locus (2011) Ministerie van IenM/ Deltaprogramma In opdracht van VROM/Deltaprogramma heeft Locus een zogenaamde definitiestudie uitgevoerd naar maatregelen voor klimaatadaptatie die van invloed zijn op gebruik, beleving en toekomstwaarde van stedelijke gebieden en ingrijpen op de configuratie, identiteit en inrichting van het ruimtegebruik. Een Quick scan klimaatadaptatie maatregelen in Nederland en Internationaal uitgevoerd door Nirov in 2010 maakt onderdeel uit van deze studie. Aspecten die in deze inventarisatie worden belicht: Maatregel omschrijving, Type maatregel (o.a. proces, bouw en ontwerp), Concept omschrijving, Fase plancyclus, Schaalniveau, Bestaand/nieuw, Multifunctionaliteit, Hoogte investering (hoog/laag), Initiatiefnemer, Voorbeeld project. Ontwerp en beoordelingstool klimaatadaptatie stedenbouw BuildDesk (in ontwikkeling) Provincie Gelderland Methodiek voor een waardering van directe en indirecte relaties die bestaan tussen effecten van klimaatverandering en ruimtelijke, (steden)bouwkundige ingrepen. Het biedt de (steden)bouwkundige een tool om eenvoudig de consequenties te overzien van ontwerpbeslissingen op secundaire effecten van klimaatverandering. Andersom is het mogelijk al bestaande (steden)bouwkundige ontwerpen te beoordelen op klimaatbestendigheid. Klimaateffecten zijn onderverdeeld in thema s: veiligheid, gezondheid, comfort, biodiversiteit en profijt. De ruimtelijke ingrepen zijn onderverdeeld in: Stedenbouw, Gebouw, Groen, Water en Bodem. Hitte in de stad Hitte in de stad TU Delft, SBR (Rahola et al. 2009) Klimaat voor Ruimte Een inventarisatie van kennis en kennishiaten met betrekking tot hittestress in Nederlandse steden en mitigatie en adaptatie opties. Bestaande uit internationale literatuurstudie, en maatregelen op het gebied van - Beleids en gedrags aanpassingen - Gebouwniveau - Stadsniveau Kwalitatieve beschrijving van de maatregelen.

28 Lokale studies klimaatadaptatie / hitte in de stad Maatregelen tegen het hitte-eilandeffect en hittestress in Rotterdam TNO (Harmelen et al. 2011) Kennis voor Klimaat, hotspot Rotterdam Uitgebreide inventarisatie van hitte beperkende maatregelen en de effectiviteit ervan voor de stad Rotterdam. Een onderverdeling in type maatregelen is gemaakt naar type bron en aangrijpingspunt van de maatregel: Binnenklimaatregeling en gedrag, Energieconversie, Gebouwgerelateerd en Ruimtelijke inrichting. Van de maatregelen zijn de volgende kenmerken weergegeven: - Type Maatregel - Karakterisering - No Regret? - Implementatie Brede, gebiedsspecifieke verkenning van effecten van klimaatverandering, in samenhang met toekomstscenario s en trendmatige ontwikkelingen. TNO, Deltares, HKV, Alterra en Geodan (2010) Kennis voor Klimaat, hotspot Haaglanden Brede inventarisatie van mogelijke klimaateffecten die zich in de regio Haaglanden kunnen voordoen. De volgende aspecten worden belicht: Compartiment (Stad, Glas of Gras?), Thema, Effect (beschrijving), Oorzaak (klimaatfactor), Schatting urgentie voor Haaglanden, Waarom problematisch?, Kennishiaten, Waar? Optionele maatregelen: eerste idee over maatregelen die kunnen worden genomen om het knelpunt op te heffen Proeftuin Den Haag en Arnhem Bosch en Slabbers (Klemm et al. 2010) Ministerie van IenM De toolbox klimaatadaptatie maatregelen is ingedeeld naar schaalniveau: stad en omgeving, stad, wijk, perceel En naar thema: vegetatie, water, bebouwingsvorm, materiaal, overig. per adaptatie maatregel is gegeven: positieve effecten op hitteoverlast, positieve effecten op wateroverlast, beschrijving maatregel. Proeftuin klimaat in de Stad, Delft Zuid-Oost opmaat (Pötz and Bleuzé, 2010) Ministerie van IenM De klimaatkaarten geven per klimaat adaptatiemaatregel aan of deze wel of geen betrekking heeft op: efficiënt gebruik drinkwater, inzichtelijk systeem, klimaatbestendig (vasthouden/bufferen/vertraagd afvoeren), verbeteren microklimaat, energieopwekking/besparing, natuurontwikkeling, reductie afvalwater, CO2 reductie Inclusief beschrijving van effectiviteit maatregel (vaak kwantitatief) Klimaatatelier Gelderland Alterra, Geodan, DHV, KvR, KvK, Stadsregio Arnhem Nijmegen, Regio Achterhoek, Regio de Vallei, Stedendriehoek (Goosen et al. 2010) Provincie Gelderland Voortbordurend op het klimaateffectenschetsboek (Provincie_Noord-Holland 2008) is er in klimaatateliers gekeken naar oplossingen. Voor vijf regio s is in kaart gebracht waar in de toekomst knelpunten kunnen optreden, en hoe deze mogelijk kunnen worden opgelost. Er is gekeken naar de relevante klimaateffecten en hoe deze eventueel botsen met ruimtelijke ontwikkelingen en beleidsdoelen. Op basis hiervan is per regio een ontwerpopgave geformuleerd. De opgaven zijn samengevat in vier overkoepelende thema s: Hitte in de stad: groen in de wijk en windcorridors Hitte in de regio: recreatief aanbod, leefomgevingskwaliteit en stad-

29 land relaties Wateroverlast: beekherstel en water in de stad Droogte: landbouw, natuur en ontwikkeling richting multifunctioneel landschap Bouwen aan een hittebestendige stad Gontmij (Barendrecht, 2010) Provincie Limburg Een handreiking met maatregelen om de temperatuurgerelateerde effecten van klimaatverandering in steden op te vangen. Beschrijving van de effecten, overzicht van de maatregelen, aanbevelingen toepassing van de maatregelen en de resultaten van een drietal cases waarin de handreiking is toegepast. Internationale studies Adapting to climate change impacts - A good practice guide for sustainable communities Land Use Consultants ism Oxford Brokes University, CAG Consultants en Gardiner & Theobald (2006) Defra London en de Three Regions Climate Change Group Een raamwerk om adaptatie maatregelen te kunnen vergelijken. De volgende aspecten worden in de tabel belicht: Besluitvormingscriteria (puntsgewijs) Adaptatie maatregelen (omschrijving) Win/win (ja/nee) Geen/Lage faal kans (ja/nee) Flexibel (ja/nee) Hoge mate van robuustheid (ja/nee) Handboek Stadsklimaat Steinrücke, Dütemeyer et al Ministerium für Klimaschutz, Umwelt, Landwirtschaft, Natur- und Verbraucherschutz des Landes Nordrhein- Westfalen Handleiding stedelijk klimaat: maatregelen en actieplannen voor het aanpassen van steden en grootstedelijk gebied aan de klimaatverandering.

30 De meeste verkenningen naar klimaat adaptatiemaatregelen zijn algemeen van aard en gaan niet specifiek over hitte. Lokale studies zijn wel vaker gericht op uitsluitend hitte. De inventarisaties geven over het algemeen een structureel overzicht van bekende maatregelen, en op welke schaal en in welke situatie deze toepasbaar zijn. Ook wordt vaak onderscheid gemaakt tussen maatregelen die beschermen tegen een klimaateffect (beperken schade) of het klimaateffect reduceren. In een aantal studies worden indicaties gegeven over kwalitatieve kenmerken of effectiviteit zoals no-regret, win-win, flexibel, positief of negatief effect op verschillende aspecten. Kwantitatieve effecten ontbreken in de meeste studies. Waar wel kwantitatieve effecten op temperatuur worden gegeven zijn deze zeer locatiespecifiek en dikwijls modelmatig verkregen (Harmelen, Broeke et al. 2011). Deze kwantitatieve gegevens over temperatuurseffect geven wel een indicatie van de ordegrootte van effectiviteit van de maatregelen indien elders toegepast. Over de effectiviteit van combinaties van maatregelen is niets bekend. 4.2 Rol van groene ruimten en elementen Over het algemeen is bekend dat groene gebieden en elementen belangrijk zijn om steden te koelen. Consequente toepassing van groene maatregelen kan een groot effect op de schaal van een hele stad teweeg brengen (bijvoorbeeld Landsberg 1981, Bolund & Hunhammar 1999). Er ontbreekt echter nog veel kennis als het gaat om de kwantitatieve effectiviteit van groen. Onderzoek naar de rol van groen bij klimaatadaptatie wordt onder andere voortgezet in verschillende projecten van, zoals Green Interventions, Urban green for climate-proof cities (door WUR) en Strategic urban design and spatial planning for the climate change adaption in metropolitan areas (door TU Delft). Vegetatie koelt overdag zijn omgeving actief af door verdamping via de huidmondjes van bladeren - de evapotranspiratie. Op een zonnige dag koelt een boom alleen al door evapotranspiratie met een vermogen van kw, een vermogen vergelijkbaar met die van meer dan 10 airco s (Kravčík, Pokorny et al. 2007). Daarnaast verkoelt vegetatie ook passief door beschaduwing van oppervlakken zoals bodem, bestrating en gevels. Ook absorbeert vegetatie- in tegenstelling tot stenige stedelijke oppervlaktes relatief weinig warmte. Deze effecten zijn s nachts weer anders omdat er dan weinig evapotranspiratie plaats vindt en omdat bepaalde types vegetatie de afstraling van warmte ook afremmen. Er zijn projecties met het gebruik van groen gemaakt op de toekomstige verwachtte warmere klimaatsituaties. Zo is bijvoorbeeld binnen het ASCCUE project in Manchester berekend dat een toename van 10% stedelijk groen temperaturen tot 2080 op of onder de huidige temperaturen kan houden (bij een hoog emissie scenario van de IPCC). Een daling van 10% van het stedelijk groen daarentegen zou resulteren in een verhoogde maximale oppervlaktetemperatuur tot 8,2 C extra in 2080 (Walsh, Hall et al. 2007, pag 49). De potentie van groen om de stad te koelen is afhankelijk van de grootte van groene gebieden en elementen. Groene maatregelen kunnen genomen worden op uiteenlopende schaalniveaus van stad naar wijk, straat en particuliere kavel: stedelijke bossen, parken, plantsoenen, stadslandbouw en particuliere tuinen, straatbomen, groene gevels en groene daken. In de laatste jaren is veel onderzoek verricht naar de invloed van groene gebieden in de stad door middel van computersimulaties. Aan deze methoden zijn echter grote onzekerheden verbonden en de zeggingskracht van deze modellen is dan ook beperkt. In deze kennismontage maken we vooral gebruiken van kennis die op feitelijke metingen is gebaseerd. Hierbij gaat het vooral om metingen van effectiviteit van groen op kleinere schaalniveaus, zoals straatbomen, groene gevels en daken, etc. 30

31 In de volgende paragrafen onderscheiden we deze kleinere elementen van grotere groene ruimten of stedelijke gebieden. Voor de groene gebieden is het ook belangrijk om het effect binnen het gebied zelf en op zijn omgeving te onderscheiden. Bovendien moet vaak een verschil worden gemaakt tussen de effecten overdag en s nachts, en moet rekening gehouden worden met het typische gebruik van groene ruimten op deze tijden Groene ruimten en effect op lokaal microklimaat Groene ruimtes in steden zoals stadsbossen, parken en tuinen hebben een duidelijk effect op het microklimaat binnen deze gebieden. Het verschil van luchttemperatuur tussen het park en omliggend bebouwd stedelijk gebied ligt tussen 1-6 C. Daarom worden deze gebieden ook wel Park Cool Islands (PCI) genoemd. Binnen een groot park is de luchttemperatuur lager dan binnen kleinere groene gebieden (Upmanis et al., 1998, Chang et al 2007). In een wereldwijde meta-analyse van alle metingen die hiervoor zijn uitgevoerd, komt een gemiddeld temperatuurverschil van 1 C naar voren (Bowler et al 2010). Hierbij is echter niet specifiek naar hete periodes gekeken, wanneer het hitte-eiland effect het sterkst is (Spronken-Smith &Oke 1998). Tijdens hittegolven kan het temperatuurverschil tussen PCI s en de stedelijke omgeving overdag snel oplopen tot 5 C en meer. Uit een studie in Göteborg blijkt dat een park in een dergelijke situatie een groot koelend effect genereert. Hier is in de zomer een maximaal verschil van 5,9 C gemeten (Upmanis, Eliasson et al. 1998). De mate van het PCI effect hangt sterk af van het soort vegetatie. Parken met dichte bomenbeplanting hebben het grootste PCI effect s middags door de combinatie van evapotranspiratie en schaduw (Spronken-Smith &Oke 1998). Dit is een periode van de dag waar veel mensen parken en tuinen gebruiken en daarom is het belangrijk om voldoende bomen in dit soort groene gebieden te planten. Hierbij moet ook in acht worden genomen dat het thermisch comfort van mensen vooral beïnvloedt wordt door de gemiddelde stralingstemperatuur (die sterk verschilt van de luchttemperatuur), en die is vooral aan blootstelling aan zon en schaduw gerelateerd. Het aanbieden van voldoende boomschaduw is ook van eminent belang. Groene gebieden die uit veel grasvlakten bestaan kunnen overdag warmer worden dan de gebouwde omgeving, en het verdrogingsrisico is groter dan andere soorten vegetatie. s Nachts koelen ze echter sneller af dan gebieden met bomen of struiken omdat ze de langgolvige warmtestraling sneller kwijtraken (Spronken-Smith & Oke 1998). Wiebke Klemm 31

32 4.2.2 Groene ruimten en effect op omliggend microklimaat Groene gebieden hebben ook een verkoelend effect op hun omgeving en kunnen daardoor hittestress in het omliggende bebouwde gebied verminderen. Deze werking blijkt uit verschillende studies, maar helaas is er nog niet voldoende onderzoek verricht om duidelijke kwantitatieve uitspraken te doen. Het verschil in temperatuur tussen een park en omgeving creëert een atmosferisch drukverschil waardoor een verkoelende luchtstroom van het park naar omliggend bebouwd gebied kan ontstaan. Dit verkoelende effect hangt af van de grootte van een park en in hoeverre luchtstromen omliggende wijken kunnen bereiken. Uit meetstudies komen uiteenlopende resultaten naar voren. Upmanis et al (1998) konden een verkoelingseffect tot 1100 m afstand in Göteborg meten. In een studie van Slater (2010) konden voor parken in Toronto een afkoeling van 50 tot 100 m afstand van parken aan de lijzijde ten opzichte van de heersende windrichting vast worden gesteld. De studie van Saito et al (1990) wees op maar 20 m verkoelend effect op de omgeving op de lijzijde van parken. Hieruit volgt dat het belangrijk is om de ventilatieruimtes voor de koele lucht aan de randen van parken niet dicht te planten met halfhoge struiken en heesters of vol te bouwen. Het is ook bekend dat de koelte die vanuit een park in de omgeving wordt gedragen, afhankelijk is van de windsnelheid. Bij een typische situatie tijdens een hittegolf met matige of geen wind wordt een koeltepluim in omringend gebied getransporteerd (Oke 1989). Bij hogere windsnelheden wordt de koele lucht direct verwerveld en heeft dan geen effect. Ook de ligging van een groen gebied speelt een rol. Als het in een kuil ligt dan kan koele lucht niet naar de omgeving afvloeien, maar als het ten opzichte van de omgeving hoger ligt, wordt dit juist bevorderd. Gezien het feit dat parken met verschillende vegetatie ook verschillende temperatuurpatronen hebben, is het belangrijk om deze ook in relatie met de omringende functies te zien. Als er in de omgeving van een park bijvoorbeeld veel overdag gebruikte gebouwen zijn (stadscentra en kantoorlocaties), dan is een koelende werking van het park overdag belangrijker voor de omgeving dan die gedurende de nacht. Op deze locaties is de voorkeur aan bomenparken te geven, aangezien dichtbeplante parken overdag een betere koeling bieden dan open parken met veel gras. In een omgeving met veel woningen is het juist s nachts belangrijk om voor veel afkoeling te zorgen. In deze gebieden kunnen meer open groene vlakten gecombineerd met boomrijke randen beter werken. In een gebied met gemengde functies is het aan te bevelen een park of plantsoen met een goede menging van open grasvlaktes en bomen te voorzien. Als de bomen hoge kruinen hebben en de koele lucht in de stamruimte vrij naar de omgeving kan stromen is hiervan een goed effect te verwachten. Voor alle groene gebieden en vooral grasvlaktes geldt: als er niet voldoende water ter beschikking is, dan is de evaporatie van de planten beperkt en dan kunnen deze niet veel bijdragen aan verkoeling. Gedurende hitteperiodes is het dus van groot belang om voor voldoende irrigatie te zorgen Effect van bomen, groene gevels en groene daken Straatbomen Lijnen of clusters van bomen in straten hebben effect op de verkoeling van de straatruimtes zelf en op de omringende gevels die ze vaak beschaduwen. De directe effecten op de luchttemperatuur zijn beperkt en liggen tussen 0.5 en 1 C (Lenzholzer, 2010), waarbij clusters van bomen iets meer effect blijken te hebben op de luchttemperatuur dan enkele bomen (Streiling & Matzarakis 2003). Het belangrijkste koelende effect van straatbomen is de beschaduwing, en daarmee de sterke verlaging van de gemiddelde stralingstemperatuur, 32

33 die een zeer bepalende factor voor het menselijk thermisch comfort is. Verlaging van stralingstemperatuur in een boomschaduw kan snel de helft zijn; dit effect kent iedereen uit de dagelijkse ervaring. Niet te veronachtzamen voor de volksgezondheid en bescherming voor huidkanker zijn ook de effecten van verlaagde UVB waarden onder bomen (Heisler et al. 2003). Wiebke Klemm Het afhouden van instraling op gebouwen kan ook de opwarming van deze gebouwen duidelijk beperken. Een aan de zon blootgesteld oppervlak ontvangt in de volle zomerzon in Midden-Europa ca. 600 W/ m terwijl dit in de schaduw van een boom vaak maar de helft is (Streiling & Matzarakis 2003). Strategische plaatsing van bomen aan de meest bezonde kanten van gebouwen kan de noodzaak voor extra airconditioning in het gebouw verlagen. Een nauwkeurig ontwerp voor iedere specifieke locatie is noodzakelijk, ook om eventuele negatieve effecten van groen te voorkomen zoals een tunneleffect van lanen voor fijnstof of windbarrières door bomen in het algemeen. Groene gevels Net als straatbomen geeft de vergroening van gevels in eerste instantie een verkoelend effect op een gebouw door de sterke beschaduwing. Aangezien de bladeren in dit geval bovendien dicht bij de gevel liggen speelt hier ook de koeling door evapotranspiratie een rol. Een ander effect dat heel belangrijk voor de temperatuurhuishouding binnen en buiten het gebouw speelt is het feit dat tussen een groene gevel en de muren van het gebouw een luchtlaag ontstaat die extra isoleert (Tsoumarakis et al 2008). Daardoor kunnen tussen de begroende buitenkant van gebouwen en de binnenruimtes duidelijke temperatuurverschillen ontstaan. Zo werd in een inventarisatie van studies door Kikegawa et al. (2006), het effect van de vergroening van gevels gemeten voor de buitentemperatuur en het effect op de besparing op airconditioner koeling. De vergroening leidt tot een daling van gemiddeld C van de temperatuur op leefniveau en resulteert in een energiebesparing voor koeling van 4-40% (Kikegawa, Genchi et al. 2006). In een andere studie uit Singapore over de koelende werking van verschillende groene gevels werd een maximaal verschil van 3.3 C in vergelijking met een controle muur gemeten (Wong, Kwang Tan et al. 2010). Ook bij groene gevels is de effectiviteit in grote mate afhankelijk van de beschikbaarheid van water. Een test door the Institute of Physics toont dit aan voor gevelgroen om een koelend 33

34 effect te kunnen hebben. De planten van een groene gevel in Berlin-Adlershof verdampen aanzienlijk meer wanneer ze een overschot aan water beschikbaar hebben in vergelijking met de situaties wanneer ze te weinig water hebben (Schmidt 2009). Groene daken Groene daken kunnen het UHI effect beperken, maar dit is in grote mate afhankelijke van de schaal waarop ze worden aangelegd en het soort groen dak. Intensieve groene daken met een dikke substraatlaag en extra irrigatie zijn het meest effectief. Deze houden het water het beste vast en verkoelen meer door verdamping van water uit het grondsubstraat en door evapotranspiratie van de planten. Groene daken met een dunne substraatlaag (bijvoorbeeld sedumdaken) hebben geen effect of werken slechter dan licht gekleurde dakoppervlaktes (Nyuk Hien et al. 2007) voor de verkoeling van de omgeving. Uit een studie in New York blijkt dat de oppervlaktetemperaturen van groene daken net zo laag, of lager blijven dan koele witte daken. De piek temperatuur van het groene dak was bij de metingen gemiddeld 33 C koeler dan een zwarte dak (Gaffin, Rosenzweig et al. 2010) Op leefniveau op straat is het verkoelend effect van groene daken zeer beperkt (Alexandri & Jones 2004). Groene daken kunnen enige invloed op straatniveau hebben indien deze op grote schaal worden aangelegd, waardoor een koelere luchtlaag boven de stad ontstaat die bijdraagt aan een koelere temperatuur op straat. Omdat alle groene daken een extra laag op het dak vormen dragen ze wel bij aan isolatie en dus de verlaging van de binnentemperatuur direct onder het dak. Ook hier hebben dikkere substraatlagen een sterker effect dan dunne lagen (Nyuk Hien et al 2007). Naast een comfortabeler binnenklimaat hebben groene daken een belangrijke rol in het vasthouden van piekneerslag. 4.3 Rol van water Water heeft een koelend effect op de luchttemperatuur door verdamping, door absorptie van warmte en eventueel transport van warmte. De verdamping van water kost energie (de latente warmtestroom). Deze energie kan daardoor niet in voelbare warmte en langgolvige straling worden omgezet. Wanneer water overdag door de zon wordt opgewarmd, absorbeert het water energie door de hoge warmte capaciteit en conductiviteit. In combinatie met eventuele convectie zorgt dit ervoor dat er veel warmte geborgen kan worden zodat de lucht boven het water minder snel opwarmt dan boven de straat. s Nachts is het effect omgekeerd en geeft het water warmte af, waarbij het water afkoelt. Het transport/afvoeren van energie vindt plaats bij stromend water zoals bij rivieren (warmtetransport uit de stad). In Nederland gaat warm weer meestal samen met hoge concentraties vocht in de lucht. Daarom kan worden aangenomen dat koelen met water niet effectief is. Dit is echter een misverstand. Verdamping is niet afhankelijk van de absolute hoeveelheid vocht in de lucht, maar van het dampdruk deficit. Dit is het verschil tussen de maximale luchtvochtigheid bij de actuele temperatuur en de actuele luchtvochtigheid. Gedurende de dag stijgt de temperatuur waardoor het dampdruk deficit stijgt. Hierdoor kan de verdamping lang doorgaan. Een belangrijk punt hierbij is de aanvoer van water in warme en droge perioden (Park 2001, pag292). Uit metingen uitgevoerd in Rotterdam (Deltares, 2011), blijkt dat het effect van oppervlaktewater op de temperatuur vlak boven water groot is (6 o C verschil tussen vlak boven en op 50cm boven het water). Echter, op straatniveau blijft het gemeten effect beperkt 34

35 tot de straat waar het water deel van uitmaakt. Mogelijk dat het effect op straatniveau onderschat wordt, doordat niet gemeten is onder zeer hete windstille condities en het feit dat de metingen uitgevoerd zijn op 5m hoogte. Stromend water heeft een groter koelend effect dan stilstaand. Dit komt enerzijds door de betere menging van het water en daarmee van de warmte en anderzijds door de mogelijkheid van afvoer van warmte. Verneveling van water, zoals door vernevelaars en fontein heeft het grootste koeleffect. Dit komt door dat het contact oppervlak van het water met de lucht vergroot wordt en daarmee de verdamping toeneemt. Ook kan de waternevel die neerslaat op de huid extra verkoeling van de huid opleveren door verdamping en de mogelijk lagere temperatuur dan die van de huid. Een studie in Japan toont luchttemperatuur metingen aan de lijzijde op korte afstand van een fontein met een verkoeling van ongeveer 3 C. Het effect van het watersysteem is voelbaar (van 14:00 tot 15:00 uur) tot 35 m afstand (Nishimura, Nomura et al. 1998). Japan heeft een traditie, genaamd 'Uchimizu', waarbij steden worden verkoeld door de besprenkeling van straten met water. Deze techniek wordt met de hand uitgevoerd. In Japan loopt nu een test met het inzetten van sneeuwsmeltpijpen voor het nat maken van straten. Deze methode blijkt het meest effectief in de ochtend en namiddag in direct zonlicht. De temperatuur daalt met 2-4 C door besprenkeling van 1liter/m 2 per half uur. (Takahashi, Asakura et al. 2010) Deze techniek wordt ook in veel mediterrane gebieden toegepast. In Nederland wordt deze techniek hoofdzakelijk ingezet bij het koelen van (beweegbare) brugdelen ter voorkoming van schade. Deltares zal in 2011 onderzoek doen naar het effect van het nat maken van straten in Nederland. Vergelijkbaar met het nat maken van straten, zijn natte daken. Dit kan in de vorm van een permanente laag water of met sproei-installaties. De verdamping van deze daken is vergelijkbaar met de verdamping van ander ondiep open water. De afname van de oppervlaktetemperatuur van het dak kan oplopen tot 23 o C (Jain in Tiwari, 1982). Het besproeien van daken door gebruik van sprinklerinstallaties op daken kunnen leiden tot een afname van 25 o C van oppervlaktetemperatuur van het dak (Jain in Tiwari, 1982). Onderzoek naar de rol van water wordt onder andere voortgezet in verschillende projecten van. 4.4 Aanpassingen op gebouwniveau Het microklimaat rond gebouwen en in straten wordt bepaald door zonnestraling (direct, diffuus en gereflecteerd), langgolvige stralingsuitwisseling met de omgeving, luchttemperatuur, relatieve vochtigheid, en windsnelheid. Deze parameters hebben een directe invloed op de warmteoverdracht tussen het gebouw en zijn omgeving, door geleiding, convectie en straling. Verder zijn er in gebouwen interne warmtelasten door de bewoners, verlichting en elektrische apparaten, en zorgen ook gebouwventilatie en infiltratie door uitwisseling van warmte en massa tussen gebouw en omgeving. Tot nog toe had het merendeel van het onderzoek over klimaatverandering en gebouwen betrekking op acties en maatregelen voor mitigatie van klimaatverandering, door gebouwen energiezuiniger te maken en de productie van broeikasgassen te verminderen. Klimaatadaptatie heeft veel minder aandacht gekregen. In de voorbije jaren is onderzoek gestart om de potentiële gevolgen van klimaatverandering op energiegebruik en thermisch comfort te bestuderen, alsook maatregelen om met deze wijzigingen om te gaan (e.g. Lowe 2003, Frank 2005, Gaterell en McEvoy M, 2005, Hacker et al. 2005, de Wilde et al. 2008). 35

36 4.4.1 Oververhitting en gebouwkoeling Een van de belangrijkste gevolgen van klimaatverandering op gebouwniveau is de toename van oververhitting in gebouwen. Door de toename van de buitentemperatuur neemt het koelpotentieel van comfortventilatie (de traditionele methode om gebouwen te koelen door natuurlijke ventilatie met de buitenlucht) af (Hacker en Holmes 2007). Hacker en Holmes toonden aan dat gebouwen in Londen die gebruik maken van comfortventilatie in toenemende mate gevoeliger worden voor ernstige oververhitting, en dat ofwel geavanceerde passieve of mechanische koeling nodig zal zijn. Temperatuurstijgingen in de buitenomgeving als door klimaatverandering en het hitte-eiland effect zullen zich bij gebouwen zonder airconditioning ( free-running gebouwen), vertalen naar temperatuurstijgingen in de binnenomgeving. De relatie tussen buiten- en binnentemperaturen hangt af van vele factoren, zoals de omringende gebouwen, beschaduwing, gebouwgeometrie, de eigenschappen van de bouwdelen (isolatiekwaliteit, thermische capaciteit en albedowaarde van daken en gevels, de isolatiekwaliteit en zonnetoetreding van ramen), het gebruikersgedrag, enz. Eén van de relatief weinig bestaande studies over deze vertaling bij hittegolven is die van Coley en Kershaw (2010), die aantoont dat de relatie tussen buiten- en binnentemperatuur bij benadering lineair is. Deze relatie is afhankelijk van de geometrische en fysische karakteristieken van het gebouw en wordt beschreven door de zogenaamde climate change amplification factor (CCA-factor) (klimaatveranderingversterkingsfactor). Voor de gebouwen bestudeerd door Coley en Kershaw (2010) varieert deze factor tussen ongeveer 0.8 en 1.6. Een factor 0.8 geeft aan dat het gebouw het effect van de temperatuurstoename in de buitenomgeving reduceert, terwijl een factor 1.6 aangeeft dat de temperatuurstoename in de binnenomgeving 1.6 keer groter is dan in de buitenomgeving. Met andere woorden, een temperatuurstoename met 4 C buiten geeft een toename met 6.4 C binnen. Voor Nederlandse gebouwtypes is, voor zover bekend, geen informatie over CCA-factoren beschikbaar. Deze factoren moeten bepaald worden voor de verschillende types gebouwen in het Nederlandse gebouwenbestand, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds de geometrische en fysische (thermische) karakteristieken van gebouwen en anderzijds het gebouwgebruik (residentiële gebouwen, kantoorgebouwen, ziekenhuizen, verpleegtehuizen, schoolgebouwen, enz.). Het bepalen van deze factoren voor het Nederlandse gebouwenbestand is één van de hoofddoelstellingen binnen het programma. Op basis van deze factoren zal er kwetsbaarheidssclassificatie opgemaakt worden, die aangeeft welke gebouwen het eerst in aanmerking moeten komen voor het implementeren van adaptatiemaatregelen zoals hogere albedowaardes, nachtventilatiestrategiëen, groene gevels/daken en/of verdampingskoeling. De evaluatie van die maatregelen voor verschillende types gebouwen is ook een belangrijk onderdeel van het programma. Hacker en Holmes (2007) vermelden dat voor vele bestaande gebouwen, waar de passieve adaptatiemogelijkheden beperkt zijn door de geometrie, vorm en omgevingsfactoren, mechanische koeling waarschijnlijk een belangrijk deel van de klimaatadaptatie zal worden. Dit levert meer CO 2 -uitstoot, maar mogelijk zal klimaatmitigatie moeten wijken voor klimaatadaptatie, zeker wanneer thermisch comfort, productiviteit en gezondheid als argumenten gehanteerd worden. Het is dan ook belangrijk om bij nieuwe gebouwen en bij gebouwrenovatie veel meer dan vandaag aandacht te besteden aan klimaatadaptatie en passieve beheersing van het binnenklimaat (Hacker en Holmes 2007, Holmes and Hacker 2007, Lomas and Ji 2009). Uiteraard moet dit type acties deel uitmaken van een groter, schaaloverschrijdende visie, waarin ook de stedelijke omgeving klimaatadaptiever wordt uitgerust, om het urban heat island effect te beperken (Santamouris 2006, Gartland 2008). 36

37 4.4.2 Albedo van daken en gevels Eén van de belangrijkste gebouwparameters die ingezet kan worden om oververhitting te beperken of de energievraag voor koeling te reduceren is de albedowaarde van het dakoppervlak en de gevels. De albedowaarde is een getal tussen 0 en 1 dat aangeeft welke fractie van de invallende kortgolvige zonnestraling door het oppervlak gereflecteerd wordt; lichte oppervlakken hebben een hoge en donkere oppervlakken een lage albedowaarde. Het verhogen van de albedowaarde van opake gebouwschildelen (d.w.z. daken en gevels) leidt tot een verminderde netto zonnestraling aan het oppervlak. Onderzoek heeft aangetoond dat lichtgekleurde dakmaterialen de zonbelasting aanzienlijk kan reduceren. Het merendeel van het onderzoek naar adaptatiemaatregelen voor hittestress in gebouwen betreft de albedowaarde van daken. De reductie van het benodigde koelvermogen in het gebouw die behaald kan worden door het verhogen van de albedowaarde van daken, kan oplopen tot 60%. Deze waarde is echter sterk afhankelijk van onder meer de isolatiekwaliteit van de dakconstructie en van andere gebouwparameters zoals de convectieve warmteovergangscoëfficiënt (bijv. Blocken et al. 2009), die in belangrijke mate wordt bepaald door de dakvorm (Givoni 1976, Reagan en Acklam 1979, Griggs en Shipp 1988, Taha et al. 1988, Anderson 1989, Parker en Barkaszi 1997). Verder is in enkele gevallen ook de invloed van vegetatie op het binnenklimaat onderzocht. Het gaat hier voornamelijk over de effecten van beschaduwing. Akbari et al. (1997) vonden bij metingen in twee huizen in Californië seizoensgemiddelde energiebesparing voor koeling van 30%. Het is echter moeilijk om algemene besluiten te trekken uit metingen die zijn uitgevoerd voor heel specifieke situaties. In principe moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de directe en de indirecte effecten van verhoogde albedowaarden. Het directe effect van het verhogen van de albedowaarde, maar ook van het toevoegen van vegetatie in de omgeving, is het reduceren van de zonbelasting en dus de oppervlaktetemperatuur. Voor dak- en geveloppervlakken leidt dit tot een daling van de warmtebelasting en een reductie van het benodigde energiegebruik voor koeling (of tot een reductie van de binnentemperatuur). Het verhogen van de albedowaarde is een effectievere en goedkopere maatregel dan het toevoegen van vegetatie (Rosenfeld et al. 1995). De effecten treden ook onmiddellijk op, terwijl het bij bomen meerdere decennia kan duren voordat deze voldoende schaduwwerking geven (Akbari et al. 1989). De indirecte effecten hebben te maken met het verminderen van de koellast door grootschalig gebruik van lage-albedodaken: door grootschalige albedo verlaging vindt er vermindering van het UHI effect plaats en hoeft er dus minder gekoeld te worden (Taha et al. 1988, Bretz et al. 1992, Rosenfeld et al. 1995). Studies voor de VS suggereren dat door een combinatie van indirecte (op wijkniveau) en directe (op gebouwniveau) effecten van een albedoverhoging, het energiegebruik voor koeling met 30% verminderd zou kunnen worden (Parker en Barkaszi 1997). Specifieke metingen in Florida in negen woningen in de periode 37

38 , in de situatie voor aanpassing en na aanpassing toonden een gemiddelde reductie van 19%, met een minimum van 2% en een maximum van 43% (Parker en Barkaszi 1997). Andere metingen en BES-simulaties tonen een gelijkaardige spreiding, maar eveneens de potentieel te behalen winst bij albedoverhoging (Bansal et al. 1992, Reagan en Acklam 1979, Akbari and Taha 1992, Akbari et al. 1992, 1993, Rosenfeld et al. 1995, Simpson and McPherson 1997, Suehrcke et al. 2008). Omgekeerd leidt de reductie van albedowaarden en het verwijderen van vegetatie (minder evapotranspiratie) tot een versterking van het UHI (Akbari et al. 1992) Thermische massa In de literatuur is relatief weinig informatie terug te vinden over het effect van thermische massa op de binnentemperatuur en de energievraag voor koeling. Thermische massa heeft een dempend effect op temperatuurfluctuaties, en blijkt minder belangrijk dan albedo (Suerhcke et al. 2008) Simulatiemodellen De analyse van de impact van klimaatverandering op het thermisch microklimaat rond gebouwen, in straten en op het binnenklimaat in gebouwen gebeurt door numerieke simulatie met drie verschillende types van warmtetransportmodellen: Computational Fluid Dynamics (CFD), Building Energy Simulation (BES) en Building Envelope Heat-Air-Moisture transfer modellen (BE-HAM). Elk van deze modellen laat toe om specifieke aspecten van het (hygro-)thermisch gedrag van gebouwen en hun omgeving te simuleren. Bij CFD wordt een vereenvoudigde vorm van de stromingsvergelijkingen opgelost. CFD wordt onder meer toegepast voor het berekenen van de windstroming in straten en rond gebouwen (bvb. Murakami 1993, Stathopoulos and Baskaran 1996, Franke et al. 2007, Tominaga et al. 2008, Blocken and Persoon 2009), voor de simulatie van convectieve warmteoverdracht (bvb. Blocken et al. 2009, Defraeye et al. 2010) en voor natuurlijke ventilatie van gebouwen (bvb. Jiang et al. 2003, van Hooff en Blocken 2010, Norton et al. 2010). Voor een literatuuroverzicht van CFD-toepassingen op de schaal gebouw en straat wordt verwezen naar (Blocken et al. 2011) en (Erell et al. 2011). Bij BES worden warmtebalansen opgelost voor rekenpunten die typisch in elke gebouwzone en in elk wanddeel worden geplaatst (e.g. Malkawi en Augenbroe 2004, Beausoleil-Morrison and Bernier 2005, Hensen and Lamberts 2011). BES gebruikt gebouweigenschappen in combinatie met meteorologische data als invoer en wordt typisch ingezet om het thermisch gedrag van gebouwen te analyseren, met name op thermisch comfort en het energiegebruik voor verwarming, koeling en ventilatie. BES wordt steeds meer toegepast voor de analyse van binnentemperaturen en voor het bepalen van het energiegebruik voor verwarming en koeling (Akbari et al. 1999, Watkins et al. 2002, Kolokotroni et al. 2007, Hacker en Holmes 2007, de Wilde et al. 2008, Ihara et al. 2008, Lu et al. 2008). Coley and Kershaw (2010) gebruikten BES om aan te tonen dat er een lineair verband bestaat tussen de toename van de buitentemperatuur door klimaatverandering en de toename van de binnentemperatuur. De proportionaliteitsfactor is afhankelijk van de geometrische en fysische karakteristieken van het gebouw, en wordt de climate change amplification coefficient genoemd. Bij BE-HAM-modellen van het meest geavanceerde type wordt het gecombineerde warmte-, lucht- en vochttransport in gebouwdelen met poreuze en niet-poreuze materialen berekend (e.g. Künzel 1994, Grunewald 1997, Künzel et al. 2004, Cornick et al. 2003, Maref et al. 2004, Grunewald and Nicolai 2006, Janssen et al. 2007, Blocken et al. 2007). Deze modellen leveren informatie over het warmte- en vochtgedrag en de duurzaamheid van bouwmaterialen en bouwdelen, en over de overdracht van warmte tussen de buiten- en binnenomgeving van gebouwen. 38

39 4.5 Stedelijke structuur en samenstelling De omvang, bebouwingsdichtheid, samenstelling en geometrie van een stad heeft invloed op de ontwikkeling van het UHI effect. Hoe groter de stad, hoe groter het temperatuurverschil tussen stedelijk en landelijk gebied (Oke 1973). Binnen de stad verschilt de temperatuur tussen dichtbebouwde versteende gebieden en groene of open stadsdelen met een lage bebouwingsdichtheid. In deze paragraaf worden de effecten van bebouwingsstructuur op hitte(beleving) beschreven, en in welke mate albedo-aanpassingen op groter schaalniveau dan individuele gebouwen (paragraaf 4.4) invloed hebben op hitte in de stad. Wiebke Klemm Bebouwingsstructuur Wanneer bij de plaatsing van gebouwen in hun omgeving rekening wordt gehouden met koeling, zijn zowel zon en wind oriëntatie van belang. Aangezien Nederland op relatief hoge breedtegraad ligt, hebben zon en wind andere parameters in de zomer en winter dan in landen dichter bij de evenaar. De belangrijkste windrichting in de zomer is die uit het zuidwesten, maar in de winter komt de koudste wind uit het noordoosten. Een belangrijk gegeven bij hittegolf situaties is dat er dan meestal een oosten wind is en een hele lage windsnelheid. Het oriënteren van straten op de wind voor ventilatie in de zomer kan resulteren in een ongewenste situatie in de winter. In het Future Cities project in Arnhem 6 kijkt wordt gekeken hoe gebruik kan worden gemaakt van de koele dalwinden die in de avond optreden rond en in de stad. Koele lucht uit de bossen op de hoger gelegen Veluwe stroomt via de dalen en de parken de stad in, deze luchtstromen zijn echter zwak en snel te verstoren. Een van de adaptatiemaatregelen die voor Arnhem wordt bekeken is het behouden en versterken van het open karakter van de dalen naar het stadscentrum, zodat de koele luchtstromen de stad kunnen bereiken pdf 39

40 Een andere manier om ventilatie te verbeteren is een mix van de lucht te genereren van de onderlaag (lucht binnen het straatprofiel, pleinen, parken, etc.) met de lucht uit de grenslaag (luchtlaag rond de aarde boven het aardoppervlak, steden en bossen). Een manier om deze mix te verkrijgen is het aanpassen van het straatprofiel. Met een hoogte/breedte (H/B) verhouding van ongeveer 0,5 of lager wordt de beste ventilatie verkregen. Bij een H/B van meer dan 2 is er bijna geen mix van de onder- en grenslaag (Xiaomin, Zhen et al. 2006; Esch, Bruin-Hordijk et al. 2007). De mix van de twee lagen wordt ook bevorderd door schuine daken. Deze genereren affectieve natuurlijke wind ventilatie bij de openingen van een straatprofiel. Dit is een veel effectiever middel voor het verbeteren van natuurlijke ventilatie dan een toenemende afstand tussen gebouwen (Rafailidis 1997). Oververhitting door zonnestraling in de zomer kan worden tegengegaan met hoge H/B verhoudingen (Futcher 2008). Maar dit betekent ook minder luchtstroming, meer zonnereflecties en een lagere terugstralingsfactor naar de hemelkoepel, waardoor de warmte wordt vastgehouden. In landen waar de zon in de winter laag staat leidt een hoge H/B verhouding tot oncomfortabele situaties. Individuele gebouwen kunnen worden ontworpen om zonne-energie te oogsten en elkaar niet te overschaduwen (Keeffe and Martin 2007). Op wijk- en stadsniveau kan de stedelijke structuur worden gericht op veel licht toetreding, veel ventilatie en seizoensgerichte beschaduwing van gebouwen en verhard oppervlak. Opties hiervoor zijn overstekken gedimensioneerd op hoog staande zon op het zuiden en westen of technologische systemen die kunnen worden aangepast aan seizoensinvloeden. Hier kan ook worden gedacht aan slimme zonwering waarbij het schaduwelement ook zonneenergie oplevert. Een goed alternatief voor zonwering zijn bladverliezende bomen waarvan de bladeren schaduw geven in de zomer en de zon doorlaten in de winter. Bijkomend voordeel is de bescherming die bomen bieden tegen de wind waardoor minder energie nodig is voor verwarming in de winter Albedo op stadsniveau Lage albedo (reflectie) en langzame afkoeling van veel gebruikte materialen in verstedelijkte gebieden zorgen voor de accumulatie en het vasthouden van warmte, en veroorzaken mede het UHI effect (paragraaf 2.2). Door lichte gevels en daken en met behulp van licht zand in bestratingsmaterialen, kan de albedo van grote delen van de stad worden verhoogd. Zoals in paragraaf 4.4 al werd genoemd heeft albedo verhoging niet alleen (directe) invloed op het binnenklimaat en energiegebruik van gebouwen, maar ook een (indirecte) invloed op de temperatuur op groter (stads)schaalniveau. In een studie van de universiteit van Minnesota is de temperatuur van het grondoppervlak voor verschillende soorten landgebruik gesimuleerd. Voor het gemiddelde van alle weersomstandigheden (nat en droog), tonen asfalt en beton duidelijk de hoogste gemiddelde temperatuur in elke maand. Asfalt geeft het hoogste gemiddelde dagelijkse maximum en de hoogste gemiddelde dagelijkse verschil in oppervlaktetemperatuur. Kort en lang gras, maïs, sojabonen en bos geven zeer vergelijkbare oppervlaktetemperaturen, ongeveer 10 C lager dan de gemiddelde temperatuur van bestrating en 20 C lager in de gemiddelde dagelijkse maximum temperatuur. Kale grond geeft oppervlaktetemperaturen die liggen tussen die van bestrating en met planten bedekte oppervlakken. Dagelijkse minimumtemperaturen van de verschillende vormen van grondgebruik waren vrij gelijkwaardig, met slechts 3-6 C verschil tussen de hoogste (beton) en de laagste (hoge gras weide) temperatuur (Herb, Janke et al. 2008). Resultaten van een toenemende albedo werden berekend in een simulatiemodel voor Sacramento, Californië. Door het vergroten van de stadsbrede albedo van 25 naar 40% kan een luchttemperatuur daling van 1-4 C worden bereikt. Verhoging van het gebouw albedo van 9 naar 70% kan de jaarlijkse vraag naar koeling met 19% verminderen. Simulaties 40

41 toonden een afname van 62% in de energie vraag voor koeling wanneer zowel de stadsbrede albedo en de albedo van gebouwen worden verhoogd (Taha, Akbari et al. 1988). De temperatuur en seizoensgebonden energiebalans van groene, witte en zwarte daken werd geanalyseerd voor het daklandschap van New York (Gaffin, Rosenzweig et al. 2010). Het zwarte dak bereikte een piek temperatuur van 80 C. Tijdens het zomerseizoen was de piek temperatuur van het witte dak gemiddeld 17 C koeler dan de zwarte. De piek temperatuur van het groene(vegetatie) dak was gemiddeld 33 C koeler dan de zwarte. Tijdens de winter benaderde het zwarte dak temperaturen onder -20 C. Het groene dak daarentegen, behoud in de winter een comfortabele temperatuur boven het vriespunt omdat het niet rechtstreeks blootgesteld wordt aan de atmosfeer. Het witte dak vertoont een kleiner verschil en geen extra warmte verlies in de winter ten opzichte van het zwarte dak. Een wit of vegetatie dak zal vanwege de geringere temperatuursverschillen gedurende de seizoenen langer meegaan dan het zwarte dak. Een onderzoeksproject in Singapore was gericht op het verschil in temperatuur op gevels als gevolg van donkere of lichte kleuren en gevel materiaal. Er werd een maximum temperatuur verschil van 8 en 10 C aan de buitenmuur gemeten tussen 13:00 en 16:00 uur. Ook werd het gevelmateriaal in verhouding tot de afkoeling bestudeerd in Singapore. Drie soorten werden getest, een muur van bakstenen, beton en holle bouwstenen. De bakstenen muur had de langste afkoel tijd, gevolgd door de betonnen muur. De muur van holle bouwstenen was het snelst afgekoeld (Wong, Lee et al. 2007). Het traditionele bouwmateriaal in Nederland, zowel voor gebouwen als bestrating, zijn rode bakstenen. Door de donkere kleur en grote warmte opslag capaciteit wordt er in het materiaal veel warmte geaccumuleerd. Na zonsondergang geven de bakstenen via langgolvige afstraling nog lang warmte af aan de lucht. Bij het bouwen met donkere kleuren of een warmte accumulerend materiaal, kan groen (bomen of een groene gevel) deze oppervlakken beschaduwen of warmte compenseren door middel van evapotranspiratie. Lichte oppervlakken vereisen een veel groter gebied dan groene daken om een vergelijkbare koeling te bereiken (Rosenzweig 2006). 4.6 Gedrag en aanpassingsvermogen Naast aanpassingen van de stedelijke omgeving op verschillende schaalniveaus zoals ik de vorige paragrafen beschreven, kunnen mensen ook zelf veel doen om hittestress tegen te gaan. Het zijn meestal eenvoudige maar doeltreffende gedragsmaatregelen, waar relatief weinig wetenschappelijke kennis beschikbaar over is. Sinds de hittegolf van 2003 hebben vele landen in West-Europa maatregelen geïmplementeerd voor de volksgezondheid, meestal in de vorm van Heat Health Warning Systems (HHWS) (Kovats en Hajat 2008). De relatief snelle ontwikkeling van deze systemen is een belangrijk succes in de strijd tegen hitte en zijn effecten. Er is echter relatief weinig kennis over wat nu de meest effectieve maatregelen zijn om mortaliteit door hitte te vermijden. Huidige kennis over de invloed van hitte op het menselijk systeem en oorzaken voor ziekte en sterfte is beschreven in hoofdstuk Hitte en gezondheid. In Nederland is in 2007 een nationaal hitteplan 7 opgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS 2007). Hierin worden een aantal acties aanbevolen tijdens warme periodes. Deze acties zijn samengevat op de zogenaamde

42 hittesticker die gemaakt is voor organisaties en personen die omgaan met kwetsbare mensen (Figuur 4.1). In 2011 zal het nationaal hitteplan een update ondergaan. Figuur 4.1 Praktische tips op de Hittesticker (Nationaal Hitteplan 2007) Een mogelijkheid om kwetsbare groepen beschermen is het inrichten van koele plekken in de stad. Met name voor de huisvesting van deze kwetsbare groepen, zoals ouderen, is het van belang dat temperaturen s nachts niet te hoog zijn. Bijna 20% van de ouderen geeft aan ernstige hinder en slaapverstoring te ervaren door de hitte. Dit percentage ligt tijdens warme dagen nog aanzienlijk hoger. De meest voorkomende warmteklachten zijn vermoeidheid, slecht slapen en benauwdheid. Modellen geven aan dat de mate van hinder en slaapverstoring samenhangt met de fysieke en psychosociale gezondheid van de ouderen. Mensen met meer hinder en/of slaapverstoring nemen meer maatregelen om hittegerelateerde problemen tegen te gaan dan mensen met minder hinder en slaapverstoring. Daarnaast zijn bij de gebouwkenmerken vooral de zonligging van de slaapkamer, ervaren comfort, en tevredenheid over ventilatiemogelijkheden van belang (Daalen and Riet 2010). 4.7 Combinaties adaptatie mitigatie In deze paragraaf komen maatregelen aan bod die zowel vermindering van hoge temperaturen in de stad (of de effecten daarvan) kunnen bieden, als kunnen bijdragen aan mitigatie van klimaatverandering. Bijdrage aan mitigatie bestaat hierbij voornamelijk uit de 42

Doel: Bijeenbrengen van aanwezige kennis op het gebied van hitte in de stad die relevant is voor de uitvoeringspraktijk

Doel: Bijeenbrengen van aanwezige kennis op het gebied van hitte in de stad die relevant is voor de uitvoeringspraktijk Kennismontage Hitte en Klimaat in de Stad Sonja Döpp 14 april 2011, Arnhem in de Stad Doel: Bijeenbrengen van aanwezige kennis op het gebied van hitte in de stad die relevant is voor de uitvoeringspraktijk

Nadere informatie

Kennismontage Hitte en Klimaat in de Stad. Climate Proof Cities Vera Rovers

Kennismontage Hitte en Klimaat in de Stad. Climate Proof Cities Vera Rovers Kennismontage Hitte en Klimaat in de Stad Climate Proof Cities Vera Rovers De kennismontage Hitte en Klimaat in de stad is een boekje over de stand van kennis op dit gebied is gemaakt door het Climate

Nadere informatie

Hitte op sportvelden

Hitte op sportvelden Hitte op sportvelden Natalie Theeuwes Post Doc stadsklimaat Meteorologie en Luchtkwaliteit Met dank aan Bert Heusinkveld, Bert Holtslag, Reinder Ronda, Gert-Jan Steeneveld Gevolgen voor gezondheid Huidaandoeningen

Nadere informatie

Het Weer in de Stad. Gert-Jan Steeneveld Met werk van Bert Heusinkveld, Reinder Ronda, Natalie Theeuwes, Jisk Attema, Roy Molenaar, Bert Holtslag

Het Weer in de Stad. Gert-Jan Steeneveld Met werk van Bert Heusinkveld, Reinder Ronda, Natalie Theeuwes, Jisk Attema, Roy Molenaar, Bert Holtslag Het Weer in de Stad Gert-Jan Steeneveld Met werk van Bert Heusinkveld, Reinder Ronda, Natalie Theeuwes, Jisk Attema, Roy Molenaar, Bert Holtslag Motivatie: urbanisatie Source: United Nations ... Ook in

Nadere informatie

DE KLIMAATBESTENDIGE STAD: INRICHTING IN DE PRAKTIJK. Hittestress in de stad: Over urgentie, metingen en maatregelen

DE KLIMAATBESTENDIGE STAD: INRICHTING IN DE PRAKTIJK. Hittestress in de stad: Over urgentie, metingen en maatregelen DE KLIMAATBESTENDIGE STAD: INRICHTING IN DE PRAKTIJK Hittestress in de stad: Over urgentie, metingen en maatregelen Dr. Ir. Lisette Klok november 2015 1 HITTEGOLF 30 JUNI 5 JULI, 2015 2 TOUR DE FRANCE,

Nadere informatie

Hitte-stress in de stad, tijd voor een nieuwe norm?

Hitte-stress in de stad, tijd voor een nieuwe norm? Hitte-stress in de stad, tijd voor een nieuwe norm? ir. Dimitri van der Werff 14 juni 2017 Bron:weeronline Vooruitzicht EM 1 Rol voor ingenieurs Op welke manier kunnen wij bijdragen om het hitte-eiland-effect

Nadere informatie

Stedelijk warmte-eiland Utrecht. Bert Heusinkveld

Stedelijk warmte-eiland Utrecht. Bert Heusinkveld Stedelijk warmte-eiland Utrecht Bert Heusinkveld 1 Opdrachtgever Natuur en Milieufederatie Utrecht Hengeveldstraat 29 3572 KH Utrecht WUR publicatie, 30 januari 2013 Copyright @ 2013 Wageningen Universiteit

Nadere informatie

Inleiding Samenvatting Resultaat bewonersonderzoek

Inleiding Samenvatting Resultaat bewonersonderzoek Samenvatting Resultaten onderzoeken Hitte in de stad in de provincie Utrecht NMU project: Thermo-meters werken aan verkoeling in de stad Projectpartners: Milieucentrum Utrecht, IVN Bewoners meten en bestrijden

Nadere informatie

Introductie 4/25/2013. Impacts of climate change on the indoor environmental and energy performance of buildings Klimaatadaptatiemaatregelen op

Introductie 4/25/2013. Impacts of climate change on the indoor environmental and energy performance of buildings Klimaatadaptatiemaatregelen op 4/25/2013 Kennisconferentie Deltaprogramma 2013 Impacts of climate change on the indoor environmental and energy performance of buildings op Part of Climate Proof Cities consortium of the gebouwniveau:

Nadere informatie

Hitte in de stad. Klimaatverandering en gezondheid. Laura Kleerekoper en Sebas Veldhuisen Delft, 14-05-2009

Hitte in de stad. Klimaatverandering en gezondheid. Laura Kleerekoper en Sebas Veldhuisen Delft, 14-05-2009 Hitte in de stad Klimaatverandering en gezondheid Delft, 14-05-2009 2 Delft, 14-05-2009 Profiel BuildDesk 60 medewerkers; Gevestigd in Delft en Arnhem; Onderdeel van BuildDesk International, gevestigd

Nadere informatie

Blootstelling aan hitte bij zelfstandig wonende ouderen

Blootstelling aan hitte bij zelfstandig wonende ouderen Met subsidie van Blootstelling aan hitte bij zelfstandig wonende ouderen GGD Gelderland-Midden Joris van Loenhout Moniek Zuurbier GGD Groningen Amanda le Grand Frans Duijm Universiteit Utrecht Gerard Hoek

Nadere informatie

Deze presentatie bestaat uit drie delen: 1) Achtergrond 2) Hitteoverlast bij zelfstandig wonende ouderen 3) Hitteoverlast in zorginstellingen

Deze presentatie bestaat uit drie delen: 1) Achtergrond 2) Hitteoverlast bij zelfstandig wonende ouderen 3) Hitteoverlast in zorginstellingen 21-8-2015 Deze presentatie bestaat uit drie delen: 1) Achtergrond 2) Hitteoverlast bij zelfstandig wonende ouderen 3) Hitteoverlast in zorginstellingen Achtergrond 2 Hitte en gezondheid Verwachte stijging

Nadere informatie

Impactproject ontwikkeling instrument hittestress voor steden en dorpen in het landelijk gebied

Impactproject ontwikkeling instrument hittestress voor steden en dorpen in het landelijk gebied Impactproject ontwikkeling instrument hittestress voor steden en dorpen in het landelijk gebied Inleiding Volgens de klimaatscenario s van het KNMI neemt het aantal periodes met hitte in de komende decennia

Nadere informatie

Modelleren van turbulente warmte en vocht stromingen in de atmosfeer met behulp van warmtebeelden van het aardoppervlak.

Modelleren van turbulente warmte en vocht stromingen in de atmosfeer met behulp van warmtebeelden van het aardoppervlak. Modelleren van turbulente warmte en vocht stromingen in de atmosfeer met behulp van warmtebeelden van het aardoppervlak Wim Timmermans Modelleren van stroming in de lucht: wat Dit gaat over: Het vinden

Nadere informatie

Een les met WOW - Temperatuur

Een les met WOW - Temperatuur Een les met WOW - Temperatuur Weather Observations Website HAVO - VWO WOW handleiding 1 Colofon Deze les is gemaakt door het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) in opdracht van het

Nadere informatie

Anna Schoemakers Klimaat voor Ruimte

Anna Schoemakers Klimaat voor Ruimte Workshop: De klimaatrobuuste stad Voorzitter: Prof. dr.ir. C. Zevenbergen (Chris), Dura Vermeer/UNESCO IHE Sprekers en presentaties: Drs. A.J. Schoemakers (Anna) Projectbegeleider Klimaat voor Ruimte,

Nadere informatie

Projecten Klimaat en Hittestress. Hittestress in Rotterdam. Stand van zaken Mei Project 1 Hitte stress. Ambitie Rotterdam

Projecten Klimaat en Hittestress. Hittestress in Rotterdam. Stand van zaken Mei Project 1 Hitte stress. Ambitie Rotterdam Hittestress in Rotterdam Projecten Klimaat en Hittestress Stand van zaken Mei 2010 Lissy Nijhuis & Erica Koning, Gemeente Rotterdam Heleen Mees, Universiteit van Utrecht A. Kennis voor Klimaat project

Nadere informatie

Een les met WOW - Temperatuur

Een les met WOW - Temperatuur Een les met WOW - Temperatuur Weather Observations Website VMBO WOW handleiding 1 Colofon Deze handleiding is gemaakt door het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) in opdracht van het

Nadere informatie

Hitte in de stad - adaptatiemaatregelen

Hitte in de stad - adaptatiemaatregelen Hitte in de stad - adaptatiemaatregelen dr.ir. Marjolein Pijpers-van Esch 1 Thermisch comfort Belangrijkste klimaatvariabelen die het thermisch comfort beïnvloeden: Luchttemperatuur (Zonne)Straling Wind

Nadere informatie

Ruimtelijke analyse van het stadsklimaat in Arnhem

Ruimtelijke analyse van het stadsklimaat in Arnhem Ruimtelijke analyse van het stadsklimaat in Arnhem Bert Heusinkveld, Bert van Hove, Cor Jacobs Dit onderzoekproject werd uitgevoerd in het kader van het EU Future Cities project. 1 Opdrachtgever Gemeente

Nadere informatie

HITTEKAART VLAANDEREN: HUIDIG EN TOEKOMSTIG KLIMAAT

HITTEKAART VLAANDEREN: HUIDIG EN TOEKOMSTIG KLIMAAT HITTEKAART VLAANDEREN: HUIDIG EN TOEKOMSTIG KLIMAAT Dirk Lauwaet (dirk.lauwaet@vito.be), Koen De Ridder, Hans Hooyberghs, Bino Maiheu, Filip Lefebre VITO Not for distribution 1 ACHTERGROND Hittestress

Nadere informatie

KLIMAATADAPTATIE IN DE STAD. Proeftuinen Den Haag en Arnhem

KLIMAATADAPTATIE IN DE STAD. Proeftuinen Den Haag en Arnhem KLIMAATADAPTATIE IN DE STAD Proeftuinen Den Haag en Arnhem BOSCH SLABBERS Klimaatadaptatie in de stad Proeftuinen Den Haag en Arnhem Opdrachtgever Ministerie van VROM In samenwerking met Gemeenten Den

Nadere informatie

Klimaatverandering. Opzet presentatie

Klimaatverandering. Opzet presentatie Klimaatverandering Welke extremen kunnen we in de toekomst verwachten? J. Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Wat is klimaat(verandering)? Het broeikaseffect Waargenomen klimaatverandering Klimaatscenario

Nadere informatie

Blik op beton WIST U DAT? BETON IS COOL. Cool pavements hoe publieke ruimte kan bijdragen tot vermindering van het hitte-eilandeffect. Foto A.

Blik op beton WIST U DAT? BETON IS COOL. Cool pavements hoe publieke ruimte kan bijdragen tot vermindering van het hitte-eilandeffect. Foto A. Blik op beton WIST U DAT? BETON IS COOL Cool pavements hoe publieke ruimte kan bijdragen tot vermindering van het hitte-eilandeffect Foto A. Nullens EPA, U.S. Het hitte-eilandeffect voorgesteld als een

Nadere informatie

Klimaatverandering. Opzet presentatie

Klimaatverandering. Opzet presentatie Klimaatverandering Wat kunnen we in de toekomst verwachten? J. Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Wat is klimaat(verandering)? Het broeikaseffect Waargenomen klimaatverandering Wat verwachten we wereldwijd/in

Nadere informatie

PV-PANELEN REDUCEREN HET URBAN HEAT ISLAND EFFECT

PV-PANELEN REDUCEREN HET URBAN HEAT ISLAND EFFECT MASTER THESIS: PV-PANELEN REDUCEREN HET URBAN HEAT ISLAND EFFECT Bron: Deerns MSc. BUILDING TECHNOLOGY P5 PRESENTATIE 2 FEBRUARI 2017 DELFT SJOERD KEETELS 4002652 ONDERZOEKSVRAAG HOE KUNNEN PV-PANELEN

Nadere informatie

Klimaatverandering. Opzet presentatie

Klimaatverandering. Opzet presentatie Klimaatverandering Mondiaal en in Nederland J. Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Wat is klimaat(verandering)? Het broeikaseffect Waargenomen klimaatverandering Wat verwachten we wereldwijd/in Europa

Nadere informatie

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten?

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten? Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten? Yorick de Wijs (KNMI) Veenendaal - 09 05 2019 Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut 1 Klimaatverandering Oorzaken en risico s wereldwijd Trends en

Nadere informatie

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland Page 1 of 6 Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland Hoe voorspeld? Klimaatscenario's voor Nederland (samengevat) DOWNLOAD HIER DE WORD VERSIE In dit informatieblad wordt in het kort klimaatverandering

Nadere informatie

Een academisch perspectief op de droogte van de zomer 2018

Een academisch perspectief op de droogte van de zomer 2018 Een academisch perspectief op de droogte van de zomer 2018 Imme Benedict Bron: Jannes Wiersema Meteorologie en Luchtkwaliteit Vakgroep Wie ben ik? 2010 2013 BSc Bodem, water en atmosfeer 2013 2015 MSc

Nadere informatie

DE KLIMAATBESTENDIGE STAD: INRICHTING IN DE PRAKTIJK. Hitte en ruimtelijke adaptatie. Lisette Klok 5 april 2017

DE KLIMAATBESTENDIGE STAD: INRICHTING IN DE PRAKTIJK. Hitte en ruimtelijke adaptatie. Lisette Klok 5 april 2017 DE KLIMAATBESTENDIGE STAD: INRICHTING IN DE PRAKTIJK Hitte en ruimtelijke adaptatie Lisette Klok 5 april 2017 HITTE OP CLIMATESCAN? 2 HITTE OP RUIMTELIJKEADAPTATIE.NL 3 WATEROVERLAST OP RUIMTELIJKEADAPTATIE.NL

Nadere informatie

- 1 - april mei juni juli augustus september maand

- 1 - april mei juni juli augustus september maand - 1 - ER Smog in zomer In dit bulletin wordt een overzicht gegeven van de smogsituatie in de periode april tot en met september voor de stoffen O 3, PM, SO 2, en NO 2. In de zomerperiode van zijn er 7

Nadere informatie

KNMI 06 klimaatscenario s

KNMI 06 klimaatscenario s KNMI 06 klimaatscenario s Hoe verandert ons klimaat? J. Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Wat is klimaat(verandering)? Het broeikaseffect Waargenomen klimaatverandering Klimaatscenario s Mogelijke

Nadere informatie

ONTWERPRICHTLIJNEN VOOR DE HITTEBESTENDIGE STAD. 25 juni 2018

ONTWERPRICHTLIJNEN VOOR DE HITTEBESTENDIGE STAD. 25 juni 2018 ONTWERPRICHTLIJNEN VOOR DE HITTEBESTENDIGE STAD 25 juni 2018 1 SESSIE OPZET Ontwerprichtlijnen, Laura Kleerekoper, HvA Ontwerpen met groen tegen hittestress, Wiebke Klemm, WUR Casus, Laurens van Miltenburg,

Nadere informatie

Hittestresstest. Sobolt. Gemeente Venray. energy intelligence

Hittestresstest. Sobolt. Gemeente Venray. energy intelligence Hittestresstest Gemeente Venray Sobolt energy intelligence Met dit rapport krijgt u inzage in de opwarming in de bebouwde omgeving van de Gemeente Venray. Het zogeheten hitte-eilandeffect ligt ten grondslag

Nadere informatie

Klimaatverandering. Urgentie in Slow Motion. Bart Verheggen ECN

Klimaatverandering. Urgentie in Slow Motion. Bart Verheggen ECN Klimaatverandering Urgentie in Slow Motion Bart Verheggen ECN http://klimaatverandering.wordpress.com/ @Bverheggen http://ourchangingclimate.wordpress.com/ De wetenschappelijke positie is nauwelijks veranderd

Nadere informatie

KNMI 06 klimaatscenario s

KNMI 06 klimaatscenario s KNMI 06 klimaatscenario s Stof tot nadenken? Opzet presentatie Klimaatverandering en het (versterkte) broeikaseffect Waargenomen klimaatverandering De nieuwe KNMI-klimaatscenario s Mogelijke effecten 1

Nadere informatie

KNVWS Delft. Overzicht

KNVWS Delft. Overzicht Het klimaat in de afgelopen en komende 100 jaar KNVWS Delft 17 oktober 2017 Peter Siegmund KNMI Overzicht Het klimaat van de afgelopen 100 jaar: temperatuur, neerslag, diversen Het broeikaseffect Klimaatmodellen

Nadere informatie

Welke adaptieve maatregelen verminderen hittestress?

Welke adaptieve maatregelen verminderen hittestress? Het Milieu Dossier accepteert artikelen die de voortgang in beleid, onderzoek en maatschappelijke respons documenteren. Bijdragen worden beoordeeld door een redactieteam. Welke adaptieve maatregelen verminderen

Nadere informatie

Gevoelstemperatuur, voetballen bij extreme kou.

Gevoelstemperatuur, voetballen bij extreme kou. Gevoelstemperatuur, voetballen bij extreme kou. Geert Groen (KNMI) February 22, 2011 Abstract In de pers werd in februari 2011 ingegaan op het wel of niet spelen van de wedstrijd van FC Twente tegen Rubin

Nadere informatie

Legendaeenheid. Toelichting op probleem Dit zijn de meest hittegevoelige. Opgave en moment Maatregelen. Actoren. Verbeteren van de huidige situatie.

Legendaeenheid. Toelichting op probleem Dit zijn de meest hittegevoelige. Opgave en moment Maatregelen. Actoren. Verbeteren van de huidige situatie. LEGENDA BIJ HITTE-ATTENTIE KAART VAN ARNHEM Met: toelictiting op legenda-eenheid en eventueel het achterliggende probleem opgave voor de eenheid (gebied) en moment waarop maatregelen genomen dienen te

Nadere informatie

Maatregelen selecteren voor een klimaatbestendige wijk

Maatregelen selecteren voor een klimaatbestendige wijk DE KLIMAATBESTENDIGE STAD: INRICHTING IN DE PRAKTIJK Maatregelen selecteren voor een klimaatbestendige wijk Hoe doe je dat? Ir. Laura Kleerekoper november 2015 1 KIEZEN TUSSEN MAATREGELEN 2 KIEZEN TUSSEN

Nadere informatie

Klimaat Services. Opzet presentatie

Klimaat Services. Opzet presentatie Klimaat Services J. Bessembinder Opzet presentatie Basis voor klimaat-services Voorbeelden confectie Voorbeelden maatwerk Basis confectie en maatwerk : tijdreeksen voor de toekomst Activiteiten binnen

Nadere informatie

Hoe komen de annual air quality kaarten tot stand?

Hoe komen de annual air quality kaarten tot stand? Hoe komen de annual air quality kaarten tot stand? De annual air quality kaarten tonen het resultaat van een koppeling van twee gegevensbronnen: de interpolatie van luchtkwaliteitsmetingen (RIO-interpolatiemodel)

Nadere informatie

Nieuwe KNMIklimaatscenario s. Janette Bessembinder e.v.a.

Nieuwe KNMIklimaatscenario s. Janette Bessembinder e.v.a. Nieuwe KNMI klimaatscenario s Nieuwe KNMIklimaatscenario s 2006 2006 Janette Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Klimaatverandering Waargenomen veranderingen Wat zijn klimaatscenario s? Huidige en nieuwe

Nadere informatie

Maatregelen tegen stedelijke hitte. Toon van Harmelen (TNO)

Maatregelen tegen stedelijke hitte. Toon van Harmelen (TNO) Maatregelen tegen stedelijke hitte Toon van Harmelen (TNO) Oorzaken van het stedelijk hitte eiland effect verharding vs. water/vegetatie bebouwing en geometrie materiaalgebruik antropogene warmte broeikasgassen

Nadere informatie

ZONOVERGOTEN VLAANDEREN KLIMAAT EN PUBLIEKE RUIMTE

ZONOVERGOTEN VLAANDEREN KLIMAAT EN PUBLIEKE RUIMTE ZONOVERGOTEN VLAANDEREN KLIMAAT EN PUBLIEKE RUIMTE GRIET VERSTRAETEN BARBARA LEGIEST KLIMAATVERANDERING IN VLAANDEREN - Toename temperatuur - Drogere zomers - Hevige onweders - Nattere winters - Stijging

Nadere informatie

Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling

Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling RIVM/DCMR, december 2013 Roet is een aanvullende maat om de gezondheidseffecten weer te geven van

Nadere informatie

Slaapkamermeetexperiment hittegolf 2016

Slaapkamermeetexperiment hittegolf 2016 februari 2017 Slaapkamermeetexperiment hittegolf 2016 Slaapkamermeetexperiment hittegolf 2016 Onderzoek naar het verband tussen ventilatiegedrag en de temperatuur in slaapkamers tijdens een hittegolf Februari

Nadere informatie

Stadsklimaat in Rotterdam. Eerste analyse van de meetgegevens van het meteorologische meetnet

Stadsklimaat in Rotterdam. Eerste analyse van de meetgegevens van het meteorologische meetnet Alterra is onderdeel van de internationale kennisorganisatie Wageningen UR (University & Research centre). De missie is To explore the potential of nature to improve the quality of life. Binnen Wageningen

Nadere informatie

Klimaatverandering en het weer in de stad. Sanda Lenzholzer, Assistant Professor, DIpl. Ing. MA (AA) PhD, Landscape Architecture group

Klimaatverandering en het weer in de stad. Sanda Lenzholzer, Assistant Professor, DIpl. Ing. MA (AA) PhD, Landscape Architecture group Klimaatverandering en het weer in de stad Inhoud Wat is klimaatverandering? Wat is eigenlijk stadsklimaat en hoe beleven we dat? Maar hoe komt dat stadsklimaat tot stand? Hoe kunnen we stadsklimaat dan

Nadere informatie

Temperatuur oppervlaktewater,

Temperatuur oppervlaktewater, Indicator 13 december 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De gemiddelde watertemperatuur

Nadere informatie

Integrated Management System

Integrated Management System Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 1. Doel... 1 2. Toepassingsgebied... 1 3. Referentie... 1 4. Definities... 1 5. Werkinstructie... 2 5.1 Blootstelling aan extreme koude belasting... 2 5.2 Blootstelling

Nadere informatie

Ontwerpen aan stadsgroen - voor een aangenaam stadsklimaat en een gezonde leefomgeving

Ontwerpen aan stadsgroen - voor een aangenaam stadsklimaat en een gezonde leefomgeving Utrecht, 12 februari 2015 BOP jij of BOB ik? Beleid, Onderzoek en Praktijk werken samen aan een gezonder milieu Ontwerpen aan stadsgroen - voor een aangenaam stadsklimaat en een gezonde leefomgeving Wiebke

Nadere informatie

Stadstemperatuur in beeld met smartphonewaarnemingen

Stadstemperatuur in beeld met smartphonewaarnemingen Stadstemperatuur in beeld met smartphonewaarnemingen Aart Overeem, James Robinson, Hidde Leijnse Gert-Jan Steeneveld, Berthold Horn, Remko Uijlenhoet NVBM minisymposium Mobiele Meteorologie vrijdag 11

Nadere informatie

Zomerse hitte in de stad

Zomerse hitte in de stad Zomerse hitte in de stad Bert Holtslag Hoogleraar Meteorologie Wageningen University Presentatie voor WU Alumni, KNMI De Bilt, 25 November 2013 Mondiaal meer mensen in de stad Why study urban areas? Warmest

Nadere informatie

Koelte in de zomer. Een blinde vlek in ons klimaatbeleid. Een inventarisatie van de bekendheid van de koeltebehoefte bij gemeenten

Koelte in de zomer. Een blinde vlek in ons klimaatbeleid. Een inventarisatie van de bekendheid van de koeltebehoefte bij gemeenten Koelte in de zomer Een blinde vlek in ons klimaatbeleid Een inventarisatie van de bekendheid van de koeltebehoefte bij gemeenten Context onderzoek De toenemende koeltebehoefte blijkt bij veel gemeenten

Nadere informatie

Klimaatinformatie op maat. De juiste data voor elke sector

Klimaatinformatie op maat. De juiste data voor elke sector Klimaatinformatie op maat De juiste data voor elke sector Klimaatinformatie voor adaptatie De Nederlandse overheid, kennisinstellingen en bedrijven werken hard aan klimaatadaptatie: het aanpassen aan de

Nadere informatie

Klimaat in de 21 e eeuw

Klimaat in de 21 e eeuw Klimaat in de 21 e eeuw Hoe verandert ons klimaat? J. Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Wat is klimaat(verandering)? Waargenomen klimaatverandering Wat verwachten we wereldwijd en voor Nederland Mogelijke

Nadere informatie

5. Verdamping 1 91/ dag Maand Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec

5. Verdamping 1 91/ dag Maand Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec 5. Verdamping Voor de verdamping in het stroomgebied de Goorloop is de gemiddelde referentiegewasverdamping van het KNMI weerstation in Eindhoven gebruikt. Dit station is het dichtstbij gelegen KNMI station

Nadere informatie

Klimaatverandering. Opzet presentatie

Klimaatverandering. Opzet presentatie Klimaatverandering Wat kunnen we in Nederland verwachten? J. Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Wat is klimaat(verandering) en het broeikaseffect? Waargenomen klimaatverandering KNMI 06 klimaatscenario

Nadere informatie

Klimaat, gezondheid en armoede. Bijeenkomst Stichting Samen voor Gezondheid van Vrouwen 15 maart 2019, CKE-gebouw

Klimaat, gezondheid en armoede. Bijeenkomst Stichting Samen voor Gezondheid van Vrouwen 15 maart 2019, CKE-gebouw Klimaat, gezondheid en armoede Bijeenkomst Stichting Samen voor Gezondheid van Vrouwen 15 maart 2019, CKE-gebouw Even voorstellen: - Bernard Gerard - Van huis uit natuurkundige, sinds kort Bachelor Milieukunde

Nadere informatie

Klimaatverandering in internationaal perspectief

Klimaatverandering in internationaal perspectief Klimaatverandering in internationaal perspectief Gaan onze buurlanden uit van dezelfde verandering? Janette Bessembinder Stelling 1 Als de warme golfstroom tot stilstand komt, wordt het in Nederland minstens

Nadere informatie

RISICOSIGNALERING Hitte

RISICOSIGNALERING Hitte RISICOSIGNALERING Hitte Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut INLEIDING Hitte De temperatuur volgt een jaarlijkse cyclus die samenhangt met de zonnestand. Deze jaarlijkse cyclus is duidelijk zichtbaar

Nadere informatie

Rotterdamse adaptatiestrategie THEMARAPPORT STADSKLIMAAT

Rotterdamse adaptatiestrategie THEMARAPPORT STADSKLIMAAT Rotterdamse adaptatiestrategie THEMARAPPORT STADSKLIMAAT Susanne Buijs en Jos Streng - september 2013 Voorwoord Voor u ligt een themarapport dat is opgesteld in het kader van de ontwikkeling van de Rotterdamse

Nadere informatie

Maatregelen selecteren voor een klimaatbestendige wijk

Maatregelen selecteren voor een klimaatbestendige wijk DE KLIMAATBESTENDIGE STAD: INRICHTING IN DE PRAKTIJK Maatregelen selecteren voor een klimaatbestendige wijk Hoe doe je dat? Ir. Laura Kleerekoper 25 november 2015 1 KIEZEN TUSSEN MAATREGELEN 2 KIEZEN TUSSEN

Nadere informatie

WAAROM STEDELIJKE KLIMAATADAPTATIE?

WAAROM STEDELIJKE KLIMAATADAPTATIE? WAAROM STEDELIJKE KLIMAATADAPTATIE? 13 november 2018 waarom stedelijke klimaatadaptatie wat verandert er aan ons klimaat meer: wateroverlast hitte droogte toenemende verstedelijking, meer verharding en

Nadere informatie

1. Algemeen klimatologisch overzicht, zomer

1. Algemeen klimatologisch overzicht, zomer Klimatologisch seizoenoverzicht zomer 219 1. Algemeen klimatologisch overzicht, zomer 219... 1 2. Klimatologisch overzicht voor Ukkel, zomer 219.. 4 Overzicht van de seizoenswaarden sinds 1981.........

Nadere informatie

tijdreeksen voor de toekomst

tijdreeksen voor de toekomst Klimaatverandering, klimaatscenario s en tijdreeksen voor de toekomst J. Bessembinder J. Beersma, KNMI Opzet presentatie Definitie klimaat en klimaatscenario s Mondiale en regionale klimaatscenario s Relatie

Nadere informatie

Inleiding. De zomer is weer in volle gang. Daarbij hopen we op mooi weer. Maar dit kan tijdens ons werk een risico vormen.

Inleiding. De zomer is weer in volle gang. Daarbij hopen we op mooi weer. Maar dit kan tijdens ons werk een risico vormen. WERKEN IN DE ZOMER Inleiding De zomer is weer in volle gang. Daarbij hopen we op mooi weer. Maar dit kan tijdens ons werk een risico vormen. Hoe reageert de mens op warmte? Normaal bedraagt de lichaamstemperatuur

Nadere informatie

Hoe smartphonegebruikers. weerstations werden. Hidde Leijnse

Hoe smartphonegebruikers. weerstations werden. Hidde Leijnse Hoe smartphonegebruikers mobiele weerstations werden Hidde Leijnse Hoe smartphonegebruikers mobiele weerstations werden Aart Overeem 1,2, James Robinson 4, Hidde Leijnse 1, Gert-Jan Steeneveld 2, Berthold

Nadere informatie

Meteorologische gegevens,

Meteorologische gegevens, Bron: KNMI (2010, 2011). Indicator 30 november 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Voor

Nadere informatie

klimaatverandering en zeespiegelstijging Klimaatverandering en klimaatscenario s Achtergronden Prof Dr Bart van den Hurk

klimaatverandering en zeespiegelstijging Klimaatverandering en klimaatscenario s Achtergronden Prof Dr Bart van den Hurk Achtergronden Klimaatverandering en klimaatscenario s Prof Dr Bart van den Hurk Watis 06 hetmondiale klimaatprobleem? Klimaatverandering is van alle tijden Natuurlijke invloeden: Interne schommelingen

Nadere informatie

Deltaprogramma Nieuwbouw en herstructurering. Intentieverklaring Ruimtelijke Adaptatie

Deltaprogramma Nieuwbouw en herstructurering. Intentieverklaring Ruimtelijke Adaptatie Deltaprogramma Nieuwbouw en herstructurering Intentieverklaring Ruimtelijke Adaptatie Wateroverlast Wateroverlast is waarschijnlijk het meest zichtbare probleem. Steeds vaker staan winkels en kelders vol

Nadere informatie

Klimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014

Klimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014 Klimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014 Klimaateffectschetsboek Scheldemondraad: Actieplan Grensoverschrijdende klimaatbeleid, 11 september 2009 Interregproject

Nadere informatie

Klimaatverandering & schadelast. April 2015

Klimaatverandering & schadelast. April 2015 Klimaatverandering & schadelast April 2015 Samenvatting Het Centrum voor Verzekeringsstatistiek, onderdeel van het Verbond, heeft berekend in hoeverre de klimaatscenario s van het KNMI (2014) voor klimaatverandering

Nadere informatie

Smog in zomer van 5

Smog in zomer van 5 Smog in zomer In dit bulletin wordt een overzicht gegeven van de smogsituatie in de periode april tot en met september. Voor ozon zijn er in deze periode 6 smogdagen geweest. De dagen vielen voornamelijk

Nadere informatie

Wat betekent klimaatonderzoek voor de praktijk? Urgentie, impact en kosten van wel of niet inspelen op de klimaatverandering.

Wat betekent klimaatonderzoek voor de praktijk? Urgentie, impact en kosten van wel of niet inspelen op de klimaatverandering. Wat betekent klimaatonderzoek voor de praktijk? Urgentie, impact en kosten van wel of niet inspelen op de klimaatverandering Ronald Albers Het klimaat verandert Zeker is dat het klimaat verandert Hoe snel

Nadere informatie

Raak onderzoek 2015, 2016 Wiebe Bakker

Raak onderzoek 2015, 2016 Wiebe Bakker De klimaatbestendige stad, inrichting in de praktijk Raak onderzoek 2015, 2016 Wiebe Bakker Een hot item Aandacht voor klimaatadaptatie Deltaprogramma Nieuwbouw en herstructurering Klimaatbestendige Stad

Nadere informatie

NIEUWE NEERSLAG- STATISTIEKEN VOOR KORTE TIJDSDUREN

NIEUWE NEERSLAG- STATISTIEKEN VOOR KORTE TIJDSDUREN NIEUWE NEERSLAG- STATISTIEKEN VOOR KORTE TIJDSDUREN Extreme buien zijn extremer geworden 2018 12A In opdracht van STOWA hebben het KNMI en HKV Lijn in water nieuwe neerslagstatistieken afgeleid voor korte

Nadere informatie

3 november 2014. Inleiding

3 november 2014. Inleiding 3 november 2014 Inleiding In 2006 publiceerde het KNMI vier mogelijke scenario s voor toekomstige veranderingen in het klimaat. Het Verbond van Verzekeraars heeft vervolgens doorgerekend wat de verwachte

Nadere informatie

Klimaatmodellen. Projecties van een toekomstig klimaat. Wiskundige vergelijkingen

Klimaatmodellen. Projecties van een toekomstig klimaat. Wiskundige vergelijkingen Klimaatmodellen Projecties van een toekomstig klimaat Aan de hand van klimaatmodellen kunnen we klimaatveranderingen in het verleden verklaren en een projectie maken van klimaatveranderingen in de toekomst,

Nadere informatie

Woningbouw en hittestress in een veranderend klimaat : testbed Den Haag

Woningbouw en hittestress in een veranderend klimaat : testbed Den Haag Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat Woningbouw en hittestress in een veranderend klimaat : testbed Den Haag S. Koopmans, R.J. Ronda, G.J. Steeneveld KNMI Intern Rapport IR-018-0 Titel: Woningbouw

Nadere informatie

Keynote Future Green City 26 november 2015 10.30-12.00

Keynote Future Green City 26 november 2015 10.30-12.00 Keynote Future Green City 26 november 2015 10.30-12.00 Thema: Leven met water in de stad Speech: - Geweldig om zoveel professionals bezig te zien met groen en water in stedelijk gebied! - In het Deltaprogramma

Nadere informatie

Kenniscocreatie: Ervaringen uit het KvK programma

Kenniscocreatie: Ervaringen uit het KvK programma Kenniscocreatie: Ervaringen uit het KvK programma Prof. Peter Driessen Wetenschappelijk directeur KvK programma Onderzoeksprogramma waarin onderzoekers samen met overheden en het bedrijfsleven kennis,

Nadere informatie

Prof. Dr. H.A.M. (Hein) Daanen. Warm Aanbevolen. Defensie en Veiligheid. Faculteit Bewegingswetenschappen, VU Amsterdam

Prof. Dr. H.A.M. (Hein) Daanen. Warm Aanbevolen. Defensie en Veiligheid. Faculteit Bewegingswetenschappen, VU Amsterdam Prof. Dr. H.A.M. (Hein) Daanen Warm Aanbevolen Defensie en Veiligheid Faculteit Bewegingswetenschappen, VU Amsterdam Overzicht TNO Thermoregulatie Warmtebalans Problemen met kou en hitte Normen 2 TNO is

Nadere informatie

RISICOSIGNALERING Extreme kou

RISICOSIGNALERING Extreme kou RISICOSIGNALERING Extreme kou Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut INLEIDING Extreme kou De temperatuur volgt een jaarlijkse cyclus die samenhangt met de zonnestand. Deze jaarlijkse cyclus is

Nadere informatie

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma

Nadere informatie

De een heeft het warm, de ander te warm en de ander heeft het veel te warm, en dat in dezelfde werkruimte.

De een heeft het warm, de ander te warm en de ander heeft het veel te warm, en dat in dezelfde werkruimte. Hittestress: werken en warm weer Inleiding De een heeft het warm, de ander te warm en de ander heeft het veel te warm, en dat in dezelfde werkruimte. De gevoelstemperatuur wordt, behalve door de luchttemperatuur

Nadere informatie

1. Algemeen klimatologisch overzicht, juli

1. Algemeen klimatologisch overzicht, juli Klimatologisch maandoverzicht juli 219 1. Algemeen klimatologisch overzicht, juli 219..... 1 2. Klimatologisch overzicht voor Ukkel, juli 219.... 4 Overzicht van de maandwaarden sinds 1981......... 4 Recordwaarden

Nadere informatie

Stresstesten. werksessie. Begeleider: Edwin van der Strate

Stresstesten. werksessie. Begeleider: Edwin van der Strate Stresstesten werksessie Begeleider: Edwin van der Strate Welkom Doel van de bijeenkomst Kennisdelen Ophalen wat mist en nog beter kan Elkaar leren kennen: Wie zit er in de zaal? programma Annemiek Roeling:

Nadere informatie

MaxXfan Klimaatsontwikkelingen van de afgelopen decennia

MaxXfan Klimaatsontwikkelingen van de afgelopen decennia Klimaatsontwikkelingen van de afgelopen decennia Geschreven door: Raymond van Benthem In opdracht van: Inleiding De jaren 1990, 1999 en 2000 voeren de lijst aan van warme jaren sinds 1901. Direct daarna

Nadere informatie

Mortaliteit in België in de zomer van 2006

Mortaliteit in België in de zomer van 2006 Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Afdeling Epidemiologie Mortaliteit in België in de zomer van 26 Sophie Maes Françoise Wuillaume Bianca Cox Herman Van Oyen IPH/EPI REPORTS Nr. 27 16 Mortaliteit

Nadere informatie

Hiatus: is de mondiale opwarming aan het vertragen?

Hiatus: is de mondiale opwarming aan het vertragen? Hiatus: is de mondiale opwarming aan het vertragen? In de periode 1998-2012 is de mondiale temperatuurtrend beduidend kleiner dan in de decennia ervoor. Deze trendbreuk wordt ook wel hiatus genoemd. De

Nadere informatie

Onderzoek naar warmtebeleving bij ouderen. zomer 2010

Onderzoek naar warmtebeleving bij ouderen. zomer 2010 Onderzoek naar warmtebeleving bij ouderen zomer 2010 Eline van Daalen, stagiair Arbeid, Milieu en Gezondheid Radboud Universiteit Nijmegen Natascha van Riet, milieugezondheidkundige Bureau Gezondheid,

Nadere informatie

Temperature- and cloud-distribution during daytime for aircraft cooling capacity at Schiphol, climatology 1990-2009. Dirk Wolters

Temperature- and cloud-distribution during daytime for aircraft cooling capacity at Schiphol, climatology 1990-2009. Dirk Wolters Temperature- and cloud-distribution during daytime for aircraft cooling capacity at Schiphol, climatology 1990-2009 Dirk Wolters April 8, 2010 Abstract On request of an airline-company regarding cooling

Nadere informatie

Thema 3: Klimaat en water

Thema 3: Klimaat en water Thema 3: Klimaat en water Opwarming van de steden en de mogelijkheden van gras Karen Huijsmans Sweco Praktijk van waterberging op sportparken Jan Coppens Smits 25 september 2018 ConGRAS 1 inhoud Karen

Nadere informatie

Klimaat, -verandering en -scenario s

Klimaat, -verandering en -scenario s Klimaat, -verandering en -scenario s Janette Bessembinder et al. Opzet presentatie Wat is klimaat en klimaatverandering Waargenomen veranderingen Klimaatscenario s Klimaatdienstverlening 1 Wat is klimaat?

Nadere informatie

De klimaatbestendige stad, inrichting in de praktijk

De klimaatbestendige stad, inrichting in de praktijk De klimaatbestendige stad, inrichting in de praktijk Onderzoek 2015 & 2016 Jeroen Kluck Wiebe Bakker Laura Kleerekoper Lisette Klok Ronald Loeve Marten Rouvoet Ronald Wentink Joris Viscaal INHOUD Aanleiding

Nadere informatie

«COOL PAVEMENTS» HOE PUBLIEKE RUIMTE KAN BIJDRAGEN TOT HET VERMINDEREN VAN HET HITTE-EILANDEFFECT

«COOL PAVEMENTS» HOE PUBLIEKE RUIMTE KAN BIJDRAGEN TOT HET VERMINDEREN VAN HET HITTE-EILANDEFFECT «COOL PAVEMENTS» HOE PUBLIEKE RUIMTE KAN BIJDRAGEN TOT HET VERMINDEREN VAN HET HITTE-EILANDEFFECT ir. Luc Rens FEBELCEM Raadgevend ingenieur l.rens@febelcem.be 0479/78.00.21 MECHELEN 30 maart 2017 Congres

Nadere informatie