Tevens aanwezig zijn de wethouders de heer H.A. Driessen, mevrouw C.A.A. van Rhee-oud Ammerveld en de heer L. Verspuij.

Transcriptie

1 Woordelijk verslag van de openbare vergadering van de raad der gemeente Tiel, gehouden op woensdag 16 november 2011 om uur in de raadzaal van het stadhuis, Ambtmanstraat 13 te Tiel. Aanwezig: Voorzitter: Griffier: De leden: de heer drs. S.P.M. de Vreeze, burgemeester. de heer J.W. Westerholt, griffier. de heren A. Addou, Y. Alişkan en B. Brink, mevrouw N. Budak, de heren P. van den Burg, J.H. van Dijk en L. Dijkstra, mevrouw A.E.L. Duquesnoy-van den Heuvel, de heren N.E. Gradisen, B. van Gurp en F.A.G. Henning, de dames C.M. de Heus en D. de Klerk, de heren W. Kooijman, M.J.J. Melissen en Th.J.M. van Oostrom, mevrouw N.E. Özünal, de heren A. Saddiki en G.J.R. Spekman, de dames C.M. Son-Stolk en J.D. Stoeten-Flach en de heren P.G. van Wijk, J.H. de Wild en T. Zuidema. Tevens aanwezig zijn de wethouders de heer H.A. Driessen, mevrouw C.A.A. van Rhee-oud Ammerveld en de heer L. Verspuij. Afwezig zijn: de heren C.R. Vermeulen en J. Beijer en de dames H.A. Groenendaal en L.H.K. Metiary. 1. Opening De voorzitter: De vergadering is geopend. 2. Vaststellen van de agenda De griffier: Mijnheer de voorzitter. Onder punt 7 zijn de maandelijkse begrotingswijzigingen geagendeerd. In het raadsboek treft u ook punt 7a aan, dat te maken heeft met één van de maandelijkse begrotingswijzigingen en wel de wijziging van de tarieventabel parkeerbelasting. Dat punt dient aan de agenda te worden toegevoegd. Wellicht loop ik op de mededelingen vooruit, maar ik wil erop wijzen dat aan de agenda ook punt 8a dient te worden toegevoegd, het nagekomen raadsvoorstel dat u op uw tafels hebt aangetroffen betreffende het voorzien in een vacature in het algemeen bestuur van het Industrieschap Medel. De voorzitter: Wie wil een mededeling doen? De griffier: Ik heb de volgende mededelingen te doen. Bericht van verhindering is ontvangen van de heer Beijer, mevrouw Groenendaal en de heer Vermeulen. Mevrouw Metiary zal later komen. Er hebben zich geen insprekers gemeld. Mevrouw Son-Stolk heeft voor het vragenuurtje een vraag ingediend die betrekking heeft op de ontwikkelingen bij de Plantage na het afhaken van Neder-Betuwe. Op de door mij aan de raad gestuurde brief over een werkbezoek aan Enschede op 4 februari aanstaande heb ik een flink aantal reacties ontvangen, zowel positief als minder positief, maar ik heb nog niet van iedereen antwoord gekregen. Omdat ik met Enschede een go- or no go-moment heb afgesproken en niet in mijn hemd wil staan in de zin dat ik niet weet wat ik moet mededelen, doe ik een klemmend beroep op degenen die nog niet hebben geantwoord mij zo spoedig mogelijk hun reactie te laten weten. Op uw tafels treft u de lijst met de in de vergadering van 9 november jl. gedane toezeggingen aan. Tot slot: mevrouw Son-Stolk heeft mij ingefluisterd ook een mededeling te willen doen. Mevrouw Son-Stolk: Mijnheer de voorzitter, geacht college en collega-raadsleden. Ik spreek nu niet als CDA-raadslid, maar als griffier namens de Kinderraad. Ik wil graag uw aandacht vragen voor het volgende. De Kinderraad heeft unaniem besloten dit jaar gezinnen te helpen die niet in staat zijn hun kinderen ter gelegenheid van de kerst iets extra s te geven. Daarom start de Kinderraad een speelgoedinzamelingsactie waarbij de Kinderraad samenwerkt met de Tielse voedselbank. De inzet van de Kinderraad voor dit goede doel is van groot be-

2 2 lang. We kennen allemaal de Speelgoedbank Jabes, die in het verleden voor de feestdagen vaker speelgoed heeft ingezameld. Helaas is de oprichtster van Jabes ziek en is Jabes dit jaar niet in staat wederom een inzameling te organiseren. De Kinderraad is er blij om dit initiatief te kunnen overnemen. De kinderen willen dit samen met hun school realiseren en u zult begrijpen dat alle hulp welkom is. Ook onze ambtenaren helpen mee en zamelen speelgoed in voor dit goede doel. Zoals ik al zei: alle hulp is welkom, er komt veel werk op ons af. Denk hierbij aan het inzamelen van al het speelgoed en het vervoer naar de voedselbank, het sorteren en niet te vergeten het inpakwerk. Op 24 november aanstaande, om half vier, zal de Kinderraad over dit plan verdere concrete mededelingen doen. U bent natuurlijk allen van harte uitgenodigd bij deze vergadering aanwezig te zijn. Mocht u speelgoed in huis hebben dat van belang kan zijn voor de inzamelingsactie, dan wil ik die van harte bij u aanbevelen. De voorzitter: Ik kreeg even het beeld voor ogen van een rommelmarkt op Koninginnedag, maar voor de duidelijkheid: de belangstelling gaat niet in eerste instantie uit naar het legen van de zolder, maar veel meer naar handjes om al het speelgoed schoon te maken, in te pakken et cetera. Mevrouw Son-Stolk: Daarnaast wil ik benadrukken dat het speelgoed van goede kwaliteit moet zijn. Wethouder Verspuij: Mijnheer de voorzitter. Vandaag had ook het voorstel betreffende het waterelement op het plein op de agenda kunnen staan. De commissie bestuur heeft in haar vergadering van 27 oktober in meerderheid aangegeven dat zij voorkeur heeft voor het aanpassen van de waterpartij door toepassing van de zogenaamde waterspuiters, de huidige situatie werd commissiebreed als ongewenst beoordeeld. Voorts is commissiebreed aangegeven dat de geschatte investeringskosten van ,- vooralsnog als te hoog worden ervaren, dit mede in het licht van de bezuinigingen waarvoor de gemeente staat. De commissie heeft het college gevraagd de kosten inzichtelijker te maken en na te gaan of zij naar beneden kunnen worden bijgesteld en heeft geadviseerd meerdere offertes aan te vragen voor het definitieve voorstel. Naast de offerte waarop het collegevoorstel kostentechnisch is gebaseerd zijn nog drie offertes aangevraagd, die inmiddels zijn ontvangen. Daarnaast is de gemeente in overleg met een partij die wellicht financieel in het project wil participeren en voorts wordt bezien of vanuit het wijkbudget Tielcentrum een bijdrage kan worden geleverd. In de eerstvolgende reguliere raadsvergadering zal de raad een definitief voorstel voor de aanpassing van het waterelement worden voorgelegd. Derhalve treft de raad daarvoor vanavond geen voorstel aan. De voorzitter: Zijn er raadsleden die de wethouder hierover vragen willen stellen? Ik constateer dat dat niet het geval is. De agenda wordt met inachtneming van de aangebrachte wijzigingen vastgesteld. 3. Vaststellen van de notulen van de op 19 oktober 2011 gehouden openbare raadsvergadering De heer Gradisen: Mijnheer de voorzitter. Ik heb een opmerking over bladzijde 2, waar over iedereen gelijk wordt gesproken. Dat is niet te horen, maar ik heb bedoeld te zeggen ieder 1 gelijk. Die opmerking verwijst naar artikel 1 van de Grondwet. Ik heb nog een opmerking. Op pagina 5 zegt mevrouw Metiary: Evenals de heer Van Oostrom houd ik mij aanbevolen als de stadsdichter ziek zal zijn. Iemand die dit leest vraagt zich wellicht af waarom zij die opmerking maakte Mevrouw Metiary heeft dit in dichtvorm gezegd. Is het mogelijk haar gedicht in de tekst te plakken? Nu slaat deze opmerking nergens op. De voorzitter: De griffier wil iets opmerken. De griffier: Kennelijk is onze notulist niet van rijmen en dichten. Ik ga ervan uit dat mevrouw Metiary haar tekst op papier beschikbaar heeft. Als zij mij die tekst toestuurt, zal ik er met welnemen van de raad voor zorgen dat haar tekst aan de notulen zal worden toegevoegd. De voorzitter: Wij zullen de tekst aanpassen. 2

3 3 De heer Van den Burg: Ik wil ook een opmerking maken over bladzijde 5, mijnheer de voorzitter. Ik heb een klein beetje woorden gehad met mevrouw Metiary. Zij heeft echt een gedicht voorgedragen en ik vind dat dat niet goed is weergegeven. Evenals de heer Van Oostrom wil zij de stadsdichter bij ziekte vervangen. Ik wil u dit graag meegeven, ik heb mevrouw Metiary te weinig eer gegeven. De voorzitter: Uw opmerking ligt volledig in het verlengde van de opmerking van de heer Gradisen. De heer Gradisen: Wij zijn het volledig eens, mijnheer de voorzitter. De voorzitter: Mijns inziens is dat een opmerking die het waard is dat zij in de notulen wordt opgenomen. Zonder hoofdelijke stemming worden de notulen met inachtneming van de opmerkingen vastgesteld. 4. Ingekomen stukken Mevrouw De Klerk: Mijnheer de voorzitter. De ingekomen stukken IIIa, b, c en e wil ik graag in de commissie ruimte bespreken. De voorzitter: Het is een goede gewoonte dat u uw motivatie voor uw verzoek aangeeft. Mevrouw De Klerk: Ik wil graag inzicht hebben in de reden waarom bij de tweede keer geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid bij de zitting van de Raad van State aanwezig te zijn. De voorzitter: Dat is gewoon een vraag, mijns inziens behoeven al die stukken daarvoor niet voor de commissie te worden geagendeerd. Mevrouw De Klerk: Mijn vraag mag van mij ook in de commissie worden beantwoord zonder dat deze stukken worden geagendeerd. De voorzitter: U hebt bij lezing van deze stukken geconcludeerd dat er geen vertegenwoordiging was van de kant van de gemeente en u vraagt zich af waarom niet. Mevrouw De Klerk: Ja, mijnheer de voorzitter. Het gaat mij om de tweede mogelijkheid die geboden is. De voorzitter: Uw vraag is helder en zal netjes worden beantwoord. De griffier wil hierover graag meteen iets zeggen. De griffier: Het gevraagde feitenoverzicht zal in de vergadering van de commissie ruimte van 22 november worden uitgedeeld. Dan zal ook antwoord worden gegeven op de vraag van mevrouw De Klerk. Mevrouw De Klerk: Akkoord. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Het is niet juist dat twee keer geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid aanwezig te zijn bij de zitting van de Raad van State. Mevrouw De Klerk: Ik heb een opmerking gemaakt over de tweede keer, de tweede zitting. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Er is geen tweede zitting geweest. Mevrouw De Klerk: Ik stel voor hierop in de commissie terug te komen. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Ik zou het vervelend vinden als een verkeerd beeld zou blijven hangen. 3

4 4 De voorzitter: Er komt een memo naar aanleiding waarvan mevrouw De Klerk haar vraag in de commissie nogmaals kan stellen. De heer Van Gurp: Mijnheer de voorzitter. Ik stel voor brief III j. - De gemeenteraad maakt goede sier met burgerinitiatief - voor de commissie bestuur te agenderen. Voorgesteld wordt deze brief voor kennisgeving aan te nemen en ik zou graag met de commissie van gedachten willen wisselen over de vraag of wel of niet op deze brief moet worden gereageerd. De voorzitter: De voorzitter van de commissie geeft aan dat hij met uw verzoek akkoord gaat. Deze brief zal voor de commissie bestuur worden geagendeerd. De heer Kooijman: Mijnheer de voorzitter. Een vraag naar aanleiding van de brieven onder k. en n. van Nauta Dutilh Advocaten en de Omgevingsjurist inzake het bestemmingsplan Tiel-West. Gelet op de inhoud van deze brieven vragen wij ons af welke juridische consequenties van het voor kennisgeving aannemen van deze brief zou kunnen hebben. Zou het niet verstandig zijn hierover een preadvies te vragen? De voorzitter: De griffier geeft aan dat hij uw vraag zal beantwoorden. Daarna kunt u beoordelen of u alsnog agendering wenst. De heer Van Oostrom: Als voorzitter van de commissie ruimte wijs ik erop dat deze brieven zijn ontvangen nadat de hoorcommissie bijeen is geweest en de procedure voorschrijft, dat deze stukken daarom niet zullen worden behandeld. In dat licht moet de heer Kooijman het voorstel ter afdoening zien. De voorzitter: Dat kan zo zijn, maar één van de raadsleden vraagt zich af of hetgeen wordt voorgesteld juridisch correct is. Ik denk dat het goed is dat de griffier daarnaar kijkt en de heer Kooijman via u zijn antwoord doet toekomen. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Het bestemmingsplan staat voor vanavond op de agenda. De heer Spekman: Ik heb deze stukken met belangstelling gelezen en stel vast dat wij daarover vandaag een besluit nemen. De voorzitter: Akkoord. Het voorstel aan de raad is zijn verantwoordelijkheid te nemen. Geconstateerd is dat deze brieven na de sluitingsdatum zijn ontvangen. Het is aan de leden van de raad te besluiten of zij de inhoud van deze brieven in hun besluitvorming willen meenemen. Uit het feit dat ambtelijk ja wordt geknikt, leid ik af dat dit het juiste advies is en ik stel vast dat de wethouder ook akkoord gaat met dit voorstel. Het voorstel blijft de brieven voor kennisgeving aan te nemen, maar u wordt uitgenodigd de inhoud van deze brieven vanavond in uw beschouwingen mee te nemen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform de door het presidium ten aanzien van de ingekomen stukken gedane voorstellen besloten. 5. Lijst van hamerstukken: a. Jaarrekening OPO-Rivierenland 2010 Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 6. Bestemmingsplan Tiel West De voorzitter: Heb ik goed begrepen dat ProTiel een amendement wil indienen? Als dat zo is, is het een goede gewoonte dat ProTiel als eerste het woord krijgt. 4

5 5 De heer Melissen: Een puntje van orde, mijnheer de voorzitter. Ik wil aangeven dat ik niet aan de beraadslagingen en de stemming kan deelnemen aangezien mijn werkgever veel belangen heeft in dit gebied. De voorzitter: U kunt blijven zitten, maar ik meen dat u de zaal zult moeten verlaten zodra de stemming aan de orde is. De griffier: De heer Melissen wordt geacht niet aanwezig te zijn. De heer Van Wijk: Als discussie of besluitvorming over de Papesteeg plaatsvindt, wil ik ook geacht worden niet aanwezig te zijn. De heer Van den Burg: Ik verwachtte dat de voorzitter van de hoorcommissie eerst nog iets zou vertellen. Is de procedure veranderd? De voorzitter: Is er aanleiding eerst de voorzitter van de hoorcommissie aan het woord te laten? De griffier: Ik moet in mijn geheugen graven. In het verleden is het inderdaad gebruikelijk geweest dat in algemene zin door de voorzitter, de woordvoerder van de hoorcommissie, iets werd gezegd. In ons vooroverleg zijn wij tot de conclusie gekomen dat de voorzitter van de hoorcommissie als eerste het woord zou moeten krijgen als door de raad specifieke vragen over het werk van de hoorcommissie worden gesteld. De voorzitter: Heeft de voorzitter van de hoorcommissie er behoefte aan als eerste het woord te voeren? De heer Kooijman: Voor de volledigheid: ik was voor een deel plaatsvervangend voorzitter van de hoorcommissie. De heer Van Oostrom: De voorzitter van de commissie ben ik, de heer Kooijman is woordvoerder namens de commissie. De heer Kooijman: Dat is correct. Bij een aantal vergaderingen ben ik plaatsvervangend voorzitter van de hoorcommissie geweest. Bij de behandeling in de commissie ruimte is een uitleg gegeven over de gevolgde procedure, de ingediende zienswijzen en degenen die zijn gehoord. Dat staat allemaal in het verslag waarmee de commissie heeft ingestemd. Ik kan alleen maar zeggen dat de leden van de hoorcommissie in goede harmonie hun werk hebben gedaan. De voorzitter: Dan zijn wij nu toe aan het bespreken van het voorstel. De heer Kooijman heeft als eerste het woord. De heer Kooijman: Mijnheer de voorzitter. Het bestemmingsplan Tiel-West, een conserverend bestemmingsplan, is best ingewikkeld. In de commissie ruimte hebben wij gezegd dat het grote aantal gebieden met een wijzigingsbevoegdheid ons is opgevallen. Wij hebben twijfels over de wijze waarop dat instrument is toegepast, omdat de raad zijn bevoegdheden weggeeft door daarmee in te stemmen. Als bij het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid wordt vastgesteld, kunnen de belanghebbenden in het gebied pas weer aan bod komen als een concreet bouwplan voor een bouwvergunning ter visie wordt gelegd. Wij hebben daarmee grote moeite, zeker gelet op de economische omstandigheden waarin wij verkeren. De houdbaarheidsdatum van een bestemmingsplan is maximaal tien jaar, met dien verstande dat een verlenging mogelijk is. Wij vragen ons af of het op dit moment verstandig is zo n groot aantal wijzigingsbevoegdheid-gebieden - in totaal acht -,allemaal met verschillende functies die in de planregels zijn beschreven, in het bestemmingsplan op te nemen. In de commissie ruimte hebben wij aangegeven dat wij een amendement zullen indienen. Inmiddels heb ik het idee gekregen dat ook andere partijen hierover hun licht willen laten schijnen. Wij zullen het van het verloop van de discussie laten afhangen of wij ons amendement wel of niet zullen indienen. 5

6 6 De heer Spekman: Mijnheer de voorzitter. De woordvoerder van ProTiel, die erop heeft gewezen dat de raad met betrekking tot de wijzigingsbevoegdheid regels heeft gesteld, heeft als zijn mening naar voren gebracht dat de raad te veel weggeeft. Ik zie niet dat wij, als wij in de regels aangeven welke kant het op moet, te veel weggeven. Ik vraag mij af wat wij naar de mening van ProTiel te veel weggeven. Kan de heer Kooijman dat preciseren? Wat verliezen wij? Waar kan worden afgeweken van bijvoorbeeld de Visie Tiel-West, die de raad eendrachtig heeft vastgesteld? De heer Kooijman: Waar het college een wijzigingsbevoegdheid heeft, staat de raad volledig buitenspel. Als zich belangstellenden voor een gebied aandienen, is het college gemachtigd ontwikkelingen vorm te geven en uit te werken. Wij hebben daarover grote zorgen, gelet op de omvang van dit bestemmingsplangebied en het aantal wijzigingsbevoegdheid-gebieden en hetgeen in de planregels zal worden vastgelegd over wat daar wel en niet kan worden gerealiseerd. De functie van de raad is heel belangrijk. Als er belangstellenden zijn voor het ontwikkelen van deze gebieden, zijn er geen inspraakmogelijkheden meer voor de belanghebbenden. De raad zal geen enkele sturingsmogelijkheid meer hebben en de belanghebbenden zullen alleen bezwaar kunnen indienen als een bouwplan ter visie wordt gelegd. In de commissie ruimte zullen wij daarover niet kunnen spreken. Dat is ons grote bezwaar tegen het grote aantal wijzigingsbevoegdheden en de omvang van de gebieden. De voorzitter: De wethouder geeft aan dat zij twijfel heeft over de juistheid van uw opmerkingen. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Ik weet dat het ongebruikelijk is in de raadsvergadering ambtelijke ondersteuning in te roepen, maar ik wil dat nu toch doen. In de commissie hebben wij besproken dat de wijzigingsbevoegdheid een aparte procedure is. Omdat de uitleg die de heer Kooijman daaraan heeft gegeven niet correct is, heb ik er behoefte aan dat door één van de ambtenaren wordt toegelicht wat de wijzigingsbevoegdheid precies inhoudt en welke rechten de burger heeft. Volgens mij stelt de raad het bestemmingsplan vast, ook nadat het college gebruik heeft gemaakt van zijn wijzigingsbevoegdheid. Als u het goed vindt en de raad zich erin kan vinden, zou ik het plezierig vinden als hierover van ambtelijke zijde een heldere uitleg wordt gegeven. De voorzitter: Kan de raad zich vinden in dit voorstel van de wethouder? De heer Kooijman: Wij stellen er prijs op eerst de opinie van de andere fracties te horen, mijnheer de voorzitter. De voorzitter: Het gaat om een technische uitleg. Ik zal de vergadering voor twee minuten schorsen voor een technische opheldering. Ik wil ervoor waken dat wij iets gaan doen dat juridisch niet klopt. Ik constateer dat de raad instemt met dit voorstel. De vergadering is geschorst. Schorsing. De voorzitter: De vergadering is heropend. De heer Spekman: Mijnheer de voorzitter. Straks, in mijn eerste termijn, wil ik reageren op hetgeen hier wordt neergelegd. Ik wil wel al vast zeggen dat ik het grondig oneens ben met de visie van de heer Kooijman. De heer Kooijman: Mijnheer de voorzitter. De heer Van den Bergh heeft een aantal zaken correct uitgelegd. Ons bezwaar is gelegen in het feit dat de raad geen plaats en functie zal hebben op het moment waarop het gewijzigde ontwerp zal worden voorgelegd. Daarin zit de pijn. Dat vele gemeenten met dit probleem worstelen blijkt uit de vele rechtszaken die hierover bij de Raad van State worden gevoerd. Dit is een nieuwe wet met aanloopproblemen en onder andere deze problemen komen nu naar voren. Wij vinden het belangrijk dat de raad de vinger aan de pols houdt. De wet biedt ook andere mogelijkheden om iets gerealiseerd te krijgen, maar dat is een technisch verhaal. Ik zal daarop nu niet ingaan. 6

7 7 De voorzitter: U hebt uw collega s uitgenodigd op uw stellingname te reageren. Laten wij hun reacties afwachten en zo dadelijk bezien of u wel of niet een amendement wilt indienen. Mevrouw Stoeten-Flach: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie herkent zich in de door de heer Kooijman naar voren gebrachte argumentatie. Wij hebben ook uitgebreid over de wijzigingsbevoegdheden gediscussieerd. Het gaat niet om één wijzigingsbevoegdheid en bovendien is dit een ontzettend lijvig bestemmingsplan, bijna zo groot dat het niet te overzien is. Op welke momenten zal de raad zijn kaderstellende rol nog kunnen vervullen? De toekomst is op veel gebieden nog onzeker. Ik begrijp het idee achter de wijzigingsbevoegdheid, maar vraag mij af of wij dit aan onze inwoners kunnen verklaren. Kort door de bocht: als een burger een schuurtje of iets dergelijks wil bouwen in een gebied waarop een bepaalde bestemming rust, kan de raad wel met de kaarten schuiven. Hoe kunnen wij deze wijzigingsbevoegdheid aan de burgers uitleggen? Ik heb begrepen dat in sommige gemeenten is besloten wijzigingen, waarbij het college van zijn wijzigingsbevoegdheid gebruik maakt, toch aan de raad voor te leggen. Op die manier zal het akkoord door de raad moeten worden gegeven. Het is natuurlijk ook onzeker welk college hierover in de toekomst een besluit zal nemen.. De heer Van Dijk: Mijnheer de voorzitter. In de commissie ruimte heeft de CDA-fractie zorgen geuit over het reserveren van ruimte voor het Masterplan Stationsgebied in dit bestemmingsplan. Dat doet het college met de zogenaamde wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsbevoegdheid is een instrument waarmee de gemeente anticipeert op het moment waarop zich een wenselijk geachte ontwikkeling aandient. De raad geeft het college op deze wijze de bevoegdheid het bestemmingsplan zonder bestemmingsplanherziening aan te passen. Het CDA onderkent het belang van integrale gebiedsontwikkeling, vooral in een zo belangrijk gebied als de stationsomgeving. Daar staat tegenover dat het CDA het onwaarschijnlijk acht dat de wenselijke integrale ontwikkelingen binnen een termijn van tien jaar uit de markt zullen komen, dit ook al omdat de gebieden met wijzigingsbevoegdheid erg groot zijn. Gezien het huidige economische klimaat en de recent gewijzigde woningbouwopgave voor de regio acht het CDA de kans klein, dat marktpartijen initiatieven zullen indienen voor de ontwikkeling van de grote gebieden met wijzigingsbevoegdheid. Op dit moment zijn er al wel initiatieven vanuit de markt om delen van de aangeduide gebieden tot een mooi stukje nieuw Tiel te ontwikkelen. Gedeeltelijke ontwikkeling van de bedoelde gebieden is mogelijk, maar volgens het college niet wenselijk, tenminste niet totdat het gebied integraal zal zijn uitgewerkt. Helaas worden initiatiefnemers die delen van de gebieden willen ontwikkelen in de wacht gezet zonder uitzicht op een vervolg, dit ondanks het feit dat hun plannen wellicht prima in de integrale visie op het gebied passen. Het CDA acht deze situatie niet wenselijk en is van mening, dat partiële ontwikkeling van de gebieden met wijzigingsbevoegdheid de integrale ontwikkeling van deze gebieden niet in de weg behoeft te staan. Randvoorwaarde is dat er een integraal uitwerkingsplan is, dat deelontwikkelaars verplicht tot deelname aan het grotere geheel, zowel qua programma als qua binnen- en bovenplanse investeringen in de collectieve voorzieningen. Om Tiel in beweging te houden, dringt het CDA er bij het college op aan de raad binnen één jaar concrete uitwerkingsplannen voor te leggen voor de gebieden met wijzigingsbevoegdheid, inclusief spelregels voor initiatiefnemers die een deel van dat gebied willen ontwikkelen. Op deze manier wordt integrale ontwikkeling van de belangrijke gebieden gewaarborgd en tegelijkertijd de gedeeltelijke ontwikkeling van de gebieden mogelijk gemaakt. Mevrouw De Klerk: Wij hebben een vraag en een visie, mijnheer de voorzitter. Ik zal met de inhoudelijke vraag over het bestemmingsplan beginnen. Onze vraag betreft de zaak Septer, die onder nummer 24 op de lijst staat. Het college heeft ingestemd met het verzoek van de indiener voor wat betreft zijn bedrijfsactiviteiten een aanduiding op De Verbeelding te mogen toevoegen. Het voorstel van het college ervaart de indiener als niet specifiek genoeg. De indiener wenst dat categorie 3.1 in de tabel wordt opgenomen. Ik heb hierover contact opgenomen met de heer Kramer. Omdat wij beiden hebben vastgesteld dat er ten aanzien hiervan geen juridische beperking is, vraag ik of het college daartoe kan overgaan. Tot zo ver het praktische deel van mijn verhaal. Wij hebben geworsteld met de belangrijke vraag of de raad bij dit bestemmingsplan met een groot aantal wijzigingsbevoegdheden zijn kaderstellende rol voldoende zal kunnen invullen. Wij zien dit als 7

8 8 volgt: het bestemmingsplan is een belangrijk kader, dat de raad voor een periode van tien jaar vaststelt. Ik sluit mij aan bij de opmerking van de CU, dat de samenstelling van het college over twee jaar heel anders kan zijn. De VVD is van mening dat als gevolg van de vele wijzigingsbevoegdheden geen kader meer kan worden vastgesteld en de raad met deze overdaad aan wijzigingsbevoegdheden een te groot deel van zijn bevoegdheid aan het college overdraagt. Omdat een bestemmingsplan de belangen van veel burgers, bedrijven, verenigingen en dergelijke raakt, zijn wij van mening dat het vaststellen van een bestemmingsplan zorgvuldig dient te gebeuren. Om die reden zijn wij van oordeel dat de vaststelling van dit bestemmingsplan moet worden aangehouden met als doel tot een zorgvuldiger kader te komen. Wij verzoeken het college een lijst van alle wijzigingsbevoegdheden in dit bestemmingsplan op te stellen en aan de raad aan te bieden, waarna de raad deze lijst zorgvuldig zal kunnen bestuderen en scherpe en reële keuzes zal kunnen maken die aansluiten bij alle ontwikkelingen die op dit moment spelen. De raad zal moeten beoordelen welke wijzigingsbevoegdheden bij het college kunnen blijven liggen en welke wijzigingsbevoegdheden niet aan het college gegeven moeten worden. Ik bedoel hiermee wijzigingsbevoegdheden, waarbij de raad per se aan het roer wil blijven staan. Wij doen dit door de onderdelen aan te wijzen waarvoor door het college van een projectbesluit gebruik dient te worden gemaakt. Een projectbesluit is een goed middel waarmee de mogelijke initiatieven van de markt niet per definitie verloren behoeven te gaan. Een projectbesluit is tevens een middel dat goed werkt in het kader van de rechtspositie van de burgers. Heel belangrijk is dat de raad op deze manier aan zet zal blijven en zijn kaderstellende rol zal kunnen blijven invullen. Vervolgens zouden wij willen voorstellen dat het bestemmingsplan opnieuw aan de raad zal worden aangeboden met daarin de gewijzigde lijst van wijzigingsbevoegdheden - een kortere, reëlere en meer handzame lijst en een lijst, waarin de mogelijkheid tot het gebruikmaken van projectbesluiten wordt aangegeven. Dit past ook prima in het duale stelsel. Wij willen deze visie graag aan de raad voorleggen en daarover met de andere fracties van gedachten wisselen. De voorzitter: Ik heb de wethouder tussendoor gevraagd hoe de behandeling van dit bestemmingsplan in de commissie is verlopen, haar antwoord daarop was rijp voor behandeling. Ik vraag mij af of wij met de discussie die nu ontstaat wel op de goede toer zijn. In het college bereiden wij de raadsvergaderingen altijd voor en bespreken wij over welke punten discussie kan worden verwacht. Ik heb het idee dat de discussie die nu ontstaat niet alleen mij, maar meerdere mensen overvalt. Ik leg dit voorzichtig op tafel. De heer Van den Burg: Deze discussie overvalt mij niet, mijnheer de voorzitter. Ook tijdens de beraadslagingen in de commissie is hierover uitvoerig gediscussieerd en er is zelfs een speciaal stuk geschreven, waarin duidelijk is aangegeven wat de wijzigingsbevoegdheid van het college inhoudt. Het CDA heeft er sterk op aangedrongen de wijzigingsbevoegdheden duidelijk te beschrijven. Als u zich door deze discussie overvallen voelt, hebt u naar ik veronderstel niet goed geluisterd. De heer Spekman: Deze discussie overvalt mij wel, mijnheer de voorzitter. De voorzitter: Bent u aanwezig geweest bij de beraadslagingen in de commissie? De heer Spekman: Ja, ik heb zitting in de commissie ruimte, namens de raad maar ook namens D66. Ik heb ook in de hoorcommissie gezeten en meen dat ik alle stukken heb gezien, die tot de besluitvorming van de raad behoren. Ik heb het bestemmingsplan niet van kaft tot kaft gelezen - dat doe ik tegenwoordig niet meer -, maar ik heb wel de lijst met de wijzigingsbevoegdheden gelezen en ben in dezelfde lijst ook de grenzen daarvan tegengekomen. Deze lijst zit in het conceptplan bij artikel 32 lid 3 tot en met 10. Lid 8 is er uitgehaald omdat dat deel Kemira en PPG bevat. Het lijkt wel alsof de fracties die zojuist het woord hebben gevoerd een ander stuk hebben gelezen dan ik. Ik kan het niet anders verklaren. Bij wijzigingsgebiedje 4 worden bestemmingen aangegeven. Daar zijn wonen, tuin, groen, verkeer of water mogelijk met inachtneming van de volgende voorwaarden: een bepaald aantal woningen, uitsluitend grondgebonden woningen, bouwhoogte van maximaal tien meter en geen onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige functies en waarden. Dat zijn vrij harde criteria. Mijns inziens zijn deze criteria nadrukkelijk opgenomen, omdat bij de voorbereiding is nagedacht over mogelijke toetsing door de Raad van State. Als daarbij zomaar iets wordt ingevuld en tegen het college wordt gezegd doe je best en verzin iets leuks, staat de raad niet meer aan het roer en is de 8

9 9 burger rechteloos. De burger is echter niet rechteloos. Het enige wat wij nu doen is de vertraging voorkomen die ontstaat door het voeren van een discussie over de vraag of het wel om echt wonen of verkeer gaat en om wat voor soort water het gaat. Dat soort detailleringen en zeer precieze controles voert de raad niet meer uit. Mochten de gestelde voorwaarden worden overschreden, dan is er de mogelijkheid van bezwaar en beroep en heeft de burger nog alle rechten. Wij zijn uitgespeeld, omdat wij ons verhaal hierin vastgelegd hebben, inclusief lijsten en grenzen. Als dit geen sturing op hoofdlijnen meer is, weet ik het niet meer. De voorzitter: Ik stel u voor hierover eerst een debat te voeren. Het lijkt mij goed dat wij eerst met elkaar bespreken hoe wij deze discussie met elkaar willen voeren. De heer Van Wijk: Ik wil hierover een paar opmerkingen maken, mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik ingaan op de vraag of de wethouder in de commissie iets heeft gemist. GroenLinks heeft in de commissie gezegd vooralsnog aan de wijzigingsbevoegdheden te willen vasthouden. Al pratende, denkende en ziende welke ontwikkelingen op til zijn, kan echter niet worden volgehouden dat alle ontwikkelingen die wij ooit bedacht hebben zullen worden gerealiseerd en is het duidelijk dat keuzes zullen moeten worden gemaakt. Wij zijn van mening dat het goed zou zijn de wijzigingsbevoegdheden nog eens tegen het licht te houden, omdat een aantal ontwikkelingen in de komende jaren niet zal worden gerealiseerd. Die keuzes zullen eerst gemaakt moeten worden. Het voorstel van de VVD de besluitvorming over dit bestemmingsplan aan te houden vinden wij geen slecht idee, maar voordat wij daarmee instemmen willen wij van het college vernemen wat dat voor alle andere zaken die met dit bestemmingsplan verband houden zal betekenen. Wat de heer Spekman zojuist over de wijzigingsbevoegdheden heeft gezegd klopt, maar als wij de wijzigingsbevoegdheden vastleggen vervult de raad geen rol meer. De burger kan nog één keer inspreken en een zienswijze indienen en daarna houdt het op. Gezien alle op onze gemeente afkomende ontwikkelingen en ook gezien de wijzigingsbevoegdheden zijn wij ervoor pas op de plaats te maken - met dien verstande dat ik het antwoord van het college wil afwachten -, omdat het misschien niet verstandig is het op deze manier te doen. Laten wij een en ander aan onszelf houden, alleen een keuze maken met betrekking tot de zaken waarvoor dat noodzakelijk is en voor het overige nog geen besluiten nemen. De heer Gradisen: Mijnheer de voorzitter. Volgens mij vragen wij heel veel van dit bestemmingsplan. Wij hebben met de realiteit te maken en vragen vaste regels voor het vastleggen van wat er nu is, maar aan de andere kant vragen wij flexibiliteit om onze ambities te kunnen realiseren. Het mooie van dit bestemmingsplan vinden wij dat beide aspecten erin zitten. De realiteit is namelijk vastgelegd en wat wij willen, wat wij in het Masterplan Stationsgebied en de Structuurvisie hebben neergelegd, kan door middel van de wijzigingsbevoegdheid worden gerealiseerd. Als wij niet met wijzigingsbevoegdheden gaan werken, zullen alle initiatieven die voorbijkomen tot op perceelniveau aan de raad moeten worden voorgelegd. Volgens mij moeten wij dat niet willen. Wij hebben het college de kaders gegeven en binnenkort zullen wij verder praten over de ontwikkelingen die in Tiel zullen plaatsvinden en de projecten, die naar onze mening wel of niet moeten worden gerealiseerd. Daarover zal de te voeren discussie gaan. Het college zal daarbij zitten en ernaar kijken en zal natuurlijk niet doof zijn voor hetgeen daarbij naar voren zal worden gebracht. Ik neem aan dat het college niet zal instemmen met plannen die de raad niet wil uitvoeren. De heer Van Wijk: Nee, maar als wij dit plan nu vaststellen en over een aantal maanden zullen besluiten waar wel of geen woningbouw zal worden gerealiseerd en of wij wel of niet met grotere projecten verder zullen gaan, zal de wijzigingsbevoegdheid vastliggen. Dat zal degenen die daaronder vallen in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperken. De heer Dijkstra: Mijnheer de voorzitter. De heer Gradisen heeft erop gewezen dat wij binnenkort een discussie over het woonbeleid zullen voeren. De discussie hierover zal de volgende week in de commissie ruimte worden gevoerd. Wij mogen minder woningen bouwen en we zullen dus een discussie moeten voeren over de vraag waar in Tiel woningen gebouwd zullen kunnen worden. Wij hebben een mooi boekje gekregen, maar de daarbij behorende financiële paragraaf ontbreekt. De vraag is waar wij kunnen bouwen, waar wij willen bouwen en tegen welke kosten wij willen bouwen. Zodra wij daarin inzicht hebben, zullen wij een afweging kunnen maken en kunnen bepalen wat wij gaan doen. Pas daarna zullen wij het bestemmingsplan Tiel-West op de juiste manier kunnen vast- 9

10 10 stellen, met de juiste wijzigingsbevoegdheid voor de gebieden waarvan wij weten dat wij daar in de komende tien jaar wel of niet zullen gaan bouwen. Ik heb de discussie gevolgd en mijns inziens hebben alle fracties, met uitzondering van de heer Spekman, dezelfde vraag. De heer Gradisen: Mijnheer de voorzitter. Ik vind het belangrijk te onderstrepen wat de heer Van Wijk zojuist over de wijzigingsbevoegdheid heeft gezegd. Het college behoeft daarvan geen gebruik te maken. Wij kunnen aangeven dat de wijzigingsbevoegdheid naar ons oordeel niet behoeft te worden ingevuld en ik ga ervan uit, dat het college in dat geval niet zo stom zal zijn dat toch te doen. De wethouder mag hierop zo dadelijk reageren. Ik zie het probleem met de wijzigingsbevoegdheden niet. Bovendien wil ik erop wijzen dat de wijzigingsbevoegdheid verder gaat dan alleen wonen. Wij zullen binnenkort een discussie over wonen voeren, maar die discussie zal niet meteen zijn afgerond. Ik kan garanderen dat wij daarover een aantal malen zullen spreken. Nogmaals, het gaat hierbij om veel meer dan alleen wonen. Het gaat bijvoorbeeld ook over parken en maatschappelijke voorzieningen. Wij kunnen de discussie over wonen wel afwachten, maar daarna zal er weer een volgende discussie komen met als resultaat dat wij de besluitvorming over dit bestemmingsplan voor ons uit blijven schuiven. De raad heeft uitgesproken dat ontwikkelingen snel moeten kunnen worden opgepakt. Als zich initiatieven aandienen die binnen de wijzigingsbevoegdheid passen, zal het goed zijn die initiatieven binnenkort op te starten. Als wij de besluitvorming over dit bestemmingsplan voor ons uit schuiven, zal alles langer gaan duren. De heer Van den Burg: Mijnheer de voorzitter. Een opmerking vooraf. Bij de behandeling van dit bestemmingsplan in de hoorcommissie heb ik meerdere mensen horen zeggen, dat zij al tien of twintig jaar wachten op antwoord op de vraag of zij iets mogen realiseren en van het college maar niet te horen krijgen wat in een bepaald gebied wel of niet kan. De gebroeders Gebel kan ik hierbij als voorbeeld noemen, ook zij wachten al twintig jaar op antwoord op de vraag wat wel en niet mogelijk is. Inmiddels is gebleken dat de gehele administratie daarover verdwenen is. Gezegd is dat daarnaar wel kan worden gezocht, maar dat de gemeenschap veel tijd en geld zal gaan kosten. Het baart mij zorgen dat de administratie niet op orde is en niet op een correcte manier wordt omgegaan met burgers die plannen indienen. Verder wil ik opmerken dat in dit bestemmingsplan veel wijzigingsbevoegdheden zitten waarover het college zich niet uitspreekt. Het college denkt in de toekomst iets te zullen gaan doen, maar weet nog niet wat dat zal zijn. Het gaat hierbij om grond van bijvoorbeeld de Spoorwegen, maar ook om grond van particulieren. Met ProTiel en de VVD ben ik het eens dat het goed zou zijn nog eens naar de wijzigingsbevoegdheden te kijken en het college te vragen daarover een uitspraak te doen. Mijn voorstel zou zijn dit bestemmingsplan tot dat moment aan te houden. De voorzitter: Het voorstel van de heer Van den Burg is naar mijn mening een ordevoorstel. Ik stel voor dit debatje af te ronden en vervolgens het ordevoorstel van de heer Van den Burg te bespreken. De heer Van Oostrom: Ik begrijp niet waarom het bestemmingsplan niet zou kunnen worden vastgesteld. In dit bestemmingsplan worden veel zaken vastgelegd die inmiddels praktijk zijn. Kunnen wij het bestemmingsplan niet vaststellen en daarbij het voorbehoud maken, dat wij nog een discussie willen voeren over de aanwijsgebieden en daarvan minimaal een detaillering willen hebben? Ik zou het zonde vinden als wij de vaststelling van dit bestemmingsplan voor ons uit zouden schuiven en dat komt nog wel een keer zouden zeggen. Ik zou dat onverstandig vinden. Kan de heer Van den Burg aangeven waarom hij de vaststelling van dit bestemmingsplan vooruit wil schuiven? De heer Van den Burg: Ik zou van het college een duidelijker mening over de wijzigingsbevoegdheden ten opzichte van de invulling willen horen. Zijn al die wijzigingsbevoegdheden wel nodig? Ik ben van mening dat het nu voor ons liggende bestemmingsplan onvoldoende duidelijk is. Daarom heb ik het ordevoorstel gedaan de vaststelling van het bestemmingsplan aan te houden en het college te verzoeken nog eens naar de wijzigingsgebieden te kijken en daarover meer specifieke uitspraken te doen. 10

11 11 De heer Gradisen: De heer Van den Burg pleit er enerzijds voor de burgers zekerheid te geven en anderzijds stelt hij voor de vaststelling van dit bestemmingsplan op de lange baan te schuiven. Eerlijk gezegd begrijp ik niet hoe dat met elkaar rijmt. Door de vaststelling van dit bestemmingplan uit te stellen zorgen wij voor onzekerheid bij de burgers. De heer Van den Burg: Het gaat mij om de zorgvuldigheid. Als de zorgvuldigheid ermee gediend is, heb ik er geen bezwaar tegen dat de vaststelling van dit bestemmingsplan vier of zes weken wordt aangehouden. Ik ben van mening dat de zorgvuldigheid ten opzichte van de burgers dient te worden meegewogen. Mevrouw Stoeten-Flach: De wethouder heeft aangegeven dat dit bestemmingsplan uitvoerig in de commissie ruimte is besproken, maar in het verslag staat letterlijk dat er veel twijfel is over de wijzigingsbevoegdheden. Dat is klip en klaar en mag niet in twijfel worden getrokken. De voorzitter: Nee, maar het is goed dat gezamenlijk te constateren. Ik constateer dat er behoefte is aan een debat over dit onderwerp, maar niet door iedereen is geconcludeerd dat dit debat tot uitstel van de besluitvorming over het bestemmingsplan zou kunnen leiden. Uit de discussie in de commissie heb ik begrepen dat dit bestemmingsplan rijp zou zijn voor besluitvorming, maar vanavond blijkt dat niet het geval te zijn. Ik zeg dit niet om eigenwijs te zijn, ik vrees dat wij die kant uitgaan. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Dat is ook mijn constatering, mijnheer de voorzitter. In de commissie is door het CDA gevraagd of het wel nodig is dat in dit bestemmingsplan zo veel gebieden met een wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen. Wij hebben daarover gediscussieerd, maar ik heb daaruit niet begrepen dat het bestemmingsplan niet rijp zou zijn voor behandeling door de raad. Het is echter mogelijk dat dat aan mij ligt. In de commissie heb ik gezegd dat de raad de kaders stelt en de Structuurvisie, de Mobiliteitsvisie, de Gebiedsvisie Tiel-West en het Masterplan Stationsgebied heeft vastgesteld. Die plannen sluiten op elkaar aan, de ontwikkelingen in het gehele gebied hangen met elkaar samen. Dat is de reden waarom op verschillende gebieden een wijzigingsbevoegdheid is gelegd. De raad heeft de plannen zelf vastgesteld en het college wil geen bestemmingsplan vaststellen, dat strijdig is met de door de raad vastgelegde visies en kaders. De wijzigingsbevoegdheid is niet op een aantal gebieden gelegd, omdat het college zonder inbreng van de raad een besluit zou willen nemen. Een en ander vloeit voort uit eerdere besluitvorming door de raad, maar de raad kan nu tot de conclusie komen dat er te veel gebieden zijn met een wijzigingsbevoegdheid. Het gevraagde overzicht zit in het bestemmingsplan. Op de bladzijden 65, 66 en 67 van het bestemmingsplan is per wijzigingsbevoegdheid, per wijzigingsgebied, aangegeven welke de wijzigingen zijn en wat de reden is van deze wijzigingen. Als de raad daarover meer informatie wenst kan dat, de raad heeft het recht daarom te vragen. Ik vind dat prima, maar dan stel ik voor in de commissie op dit bestemmingsplan terug te komen. In de commissie zullen wij wat dieper op de inhoud kunnen duiken en zullen mensen aan tafel kunnen zitten die verstand hebben van de details en niet alleen van de hoofdlijnen. Dat de discussie deze kant zou uitgaan heb ik in de commissie niet begrepen. Als ik dat zou hebben verwacht, zou ik hebben voorgesteld het anders aan te pakken. Ik stel voor het bestemmingsplan terug te nemen en er in de commissie op terug te komen. De voorzitter: Ik constateer dat de heer Van den Burg denkt aan een uitstel van vier tot zes weken na behandeling in de commissie, waarbij dit discussiepunt zal kunnen worden uitgediept. De wethouder is teleurgesteld, maar constateert dat er behoefte is aan verdere discussie en wil aan die behoefte tegemoet komen. Ik zou de raad willen voorstellen overeenkomstig het ordevoorstel van de heer Van den Burg te besluiten en het bestemmingsplan in de commissievergadering van januari opnieuw te bespreken. Wenst iemand een opmerking te maken naar aanleiding van dit ordevoorstel? De heer Spekman: Mijnheer de voorzitter. Ik moet u zeggen dat ik teleurgesteld ben over de houding van de raad, omdat het opnieuw behandelen van het bestemmingsplan in de commissie de facto betekent dat sprake zal zijn van vertraging. Linksom of rechtsom, het betekent gewoon een vertraging. 11

12 12 ProTiel heeft een vraag gesteld over de financiën. In het voorstel is nadrukkelijk vermeld dat op deze wijze geen exploitatiebegroting behoeft te worden opgesteld. Mijns inziens liggen alle gegevens die wij nodig hebben voor ons, wat mij betreft zijn wij klaar met dit bestemmingsplan. Ik zie het ordevoorstel als een vorm van koudwatervrees. De wethouder heeft het voorstel nu zelf teruggenomen, eigenlijk gaat de raad daar al niet meer over. Ik herhaal dat ik de houding van de raad naar de burgers toe zeer teleurstellend vind. In plaats van voortgang te maken, blijft dit bestemmingsplan nu liggen. Hopelijk zal dit bestemmingsplan in januari door een beter voorbereide raad wel worden vastgesteld. De heer Van Wijk: Wij gaan akkoord met het ordevoorstel. De voorzitter: D66 liever niet en de heer Van den Burg heeft het ordevoorstel zelf ingediend. De heer Gradisen: Wij gaan niet mee met het ordevoorstel. Ik wil erop wijzen dat aanhouden van de besluitvorming over dit bestemmingsplan een vertraging van minimaal drie maanden zal opleveren. Als wij daarover in januari in de commissie spreken, zal het bestemmingsplan op zijn vroegst voor de raadsvergadering van februari kunnen worden geagendeerd. Mevrouw De Klerk: Wij gaan uiteraard akkoord met het ordevoorstel. Ik heb er behoefte aan nog iets te zeggen over de haast die gemaakt zou moeten worden met het vaststellen van dit bestemmingsplan. Wij vinden zorgvuldigheid ook erg belangrijk. Ik wil ook nog even kwijt dat wij ons afvragen of wij over zes jaar nog steeds van mening zullen zijn, dat wij onze kaderstellende functie kunnen uitoefenen. In de richting van de wethouder wil ik benadrukken dat de situatie is veranderd. De wethouder heeft gelijk als zij zegt dat de raad het Mobiliteitsplan en het Masterplan Stationsgebied heeft vastgesteld, maar het masterplan heeft geen juridische waarde en bestemmingsplannen hebben dat wel. Daarom is zorgvuldigheid zeker van belang. Laten wij niet de indruk wekken dat wij, als wij de bestemmingsbevoegdheid met betrekking tot bepaalde gebieden schrappen, geen mogelijkheden meer zullen hebben en het kind met het badwater weggooien. Wij hebben dan nog steeds het middel projectbesluit. Ik zie niet in waar het probleem ligt, maar wil daarover in de commissie graag verder discussiëren. De heer Van Dijk: Mijn collega, de heer Van Oostrom, heeft zojuist een tussenvoorstel gedaan. In hoeverre is dat een optie? De voorzitter: Wij zijn bezig met de besluitvorming over het ordevoorstel van de heer Van den Burg. Als dat voorstel wordt verworpen, zal het volgende voorstel worden behandeld. De heer Van Wijk: Dit is een ordevoorstel. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij in de commissie verdieping aanbrengen voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheden en het bestemmingsplan overigens vaststellen. De voorzitter: Ik hoor roepen dat dat niet kan. De griffier: Om te voorkomen dat de discussie een hutspot wordt, is het naar mijn mening verstandig specifiek op het onderdeel van de wijzigingsbevoegdheden De voorzitter: Het spijt mij, maar ik grijp nu in. Dat is het voorstel van het CDA en wij hebben het nu over het voorstel van de heer Van den Burg. Dat voorstel wil ik als eerste afdoen, ik wil ervoor waken dat dingen door elkaar worden gehaald. Wat zegt het CDA, alles afwegend, over het voorstel van de heer Van den Burg? De heer Van Dijk: Wij gaan akkoord met het voorstel van de heer Van den Burg. Mevrouw Stoeten-Flach: Ook wij gaan akkoord met het ordevoorstel van de heer Van den Burg. De heer Kooijman: Wij steunen het ordevoorstel van harte. 12

13 13 De voorzitter: Ik constateer dat de meerderheid van de raad zich voor het ordevoorstel van de heer Van den Burg heeft uitgesproken en dit bestemmingsplan in januari opnieuw in de commissie aan de orde zal komen. De griffier: Het lijkt mij verstandig en correct de indieners van de zienswijzen over deze tussenstap te informeren. De zienswijzeprocedure zal niet worden heropend. De voorzitter: Ik stel de commissievoorzitter en de griffier voor hierover te overleggen. Het spijt mij dat vele mensen op de publieke tribune vanavond voor niets zijn gekomen, maar dit is de manier waarop de democratie werkt. Het voorstel van burgemeester en wethouders is teruggenomen. 7. Maandelijkse begrotingswijzigingen De heer Zuidema: Ik wil een vraag stellen over begrotingswijziging nummer 27, mijnheer de voorzitter. Deze begrotingswijziging is voor de volgende week voor de commissie geagendeerd en mijn vraag is waarom de raad wordt gevraagd hierover vanavond tot besluitvorming te komen. Wethouder Verspuij: Mijnheer de voorzitter. Dat de raad gevraagd wordt hierover vandaag een besluit te nemen heeft een procedurele reden. Deze begrotingswijziging betreft middelen van 2011 waarover de raad dit jaar een beslissing moet nemen en dit is de laatste reguliere vergadering van de raad in dit jaar. Uiteraard verdient deze werkwijze niet de schoonheidsprijs. Deze begrotingswijziging staat voor de volgende week op de agenda van de commissie bestuur en daarna zal er dit jaar geen reguliere raadsvergadering meer zijn. De voorzitter: Het is niet zo dat het geld in de periode tussen deze vergadering en de vergadering van de commissie bestuur zal worden uitgegeven. U kunt erop vertrouwen dat de inhoudelijke beschouwingen in de besluitvorming zullen worden meegenomen. De heer Zuidema: Met die toezegging kan ik met dit voorstel leven. De heer Van Wijk: Begrotingswijziging nummer 28 is voor ons geen punt, maar wij hebben uit dit stuk niet kunnen opmaken of de camera s gehandhaafd zullen blijven en of dat een onderdeel is van het genoemde bedrag. Wethouder Driessen: Volgens mij zullen de camera s verdwijnen. De camera s waren erop gericht de strijd tegen de criminaliteit in beeld te brengen. Dit is een onderdeel van het bedrag dat wij willen terugbrengen. De heer Van Wijk: De camera s zijn niet meer nodig. Bij geen enkele parkeerautomaat staat een camera. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten. 7a. Wijziging tarieventabel parkeerbelasting De heer Dijkstra: Mijnheer de voorzitter. Bij de behandeling van de begroting en in andere raadsen commissievergaderingen hebben wij aangegeven, dat ProTiel tegen de tariefverhoging voor het volgend jaar is. Daarom zullen wij tegen deze wijziging stemmen. Wethouder Driessen: Ik wil graag op de woorden van de heer Dijkstra reageren. Het voorliggende voorstel heeft te maken met de aanpassing van een zinsnede, die betrekking heeft op het parkeerterrein aan de Oude Haven. Door deze wijziging maken wij mogelijk wat wij van plan zijn met het achteraf betalen. Ik vind het vreemd dat ProTiel geacht wenst te worden tegen het besluit te hebben gestemd dat op het vervallen van die zinsnede is gericht. Dat is het besluit dat voorligt. Volgens mij haalt de heer Dijkstra hetgeen in twee vergaderingen is besproken door elkaar. 13

14 14 De heer Dijkstra: Ik ben het op zich eens met hetgeen de wethouder aangeeft, maar wijs erop dat de voorgestelde belastingverhoging van 25% vanaf 1 januari ook voor de Oude Haven zal gelden. Dat staat in de financiële onderbouwing en daar zijn wij tegen. Wij zijn er niet tegen dat deze zinsnede wordt aangepast, wij zijn tegen de verhoging van het parkeergeld met 25%. Wethouder Driessen: Dat is bekend. Ik had het gevoel dat u het besprokene in twee vergaderingen door elkaar haalde en u hebt dat bevestigd. Dit voorstel betreft een ander beslispunt. De voorzitter: De reden waarom om deze aantekening wordt gevraagd is helder en wordt in de notulen opgenomen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten, onder aantekening dat de fractie van ProTiel geacht wenst te worden te hebben tegengestemd. 8. Intergemeentelijke aangelegenheden De heer Dijkstra: Mijnheer de voorzitter. Wellicht is het vreemd dat ik bij dit onderwerp het woord vraag, maar wij hebben daaraan behoefte. De raad heeft de vorige week uitvoerig gediscussieerd over de Floriade, waarover ook intergemeentelijk wordt gesproken. Wij hebben daarbij aangegeven dat wij om principiële redenen, die voornamelijk op de financiële aspecten zijn gebaseerd, fel tegen deelname aan de organisatie van de Floriade door de gemeente Tiel zijn. Wij willen de wethouder graag enkele door ons van het Internet gehaalde en bij andere gemeenten opgevraagde stukken meegeven. Wij willen u en de leden van deze raad niet onthouden wat er zal gaan gebeuren op het moment waarop tot deelname aan de organisatie van de Floriade zal worden besloten. Al deze stukken zijn openbaar, het zijn onder andere raads- en collegestukken, waaruit blijkt dat de Floriade in Zoetermeer een verlies van 11 miljoen heeft opgeleverd, het verlies op de Floriade in Haarlemmermeer 8 miljoen bedroeg en het maken van een bidbook ,- kost. Wij praten niet over kleine bedragen. Momenteel zijn voor het organiseren van de Floriade vier gemeenten in beeld waaruit een keuze zal worden gemaakt. Dat betekent dat meer dan 2 miljoen van burgers aan het maken van vier bidbooks zal worden besteed. Ik heb hier verschillende verslagen, die ik graag aan de wethouder wil overhandigen. Mijn verzoek is dit in de regio te bespreken en alstublieft het enthousiasme voor de organisatie van de Floriade naar beneden te halen. Als wij zoveel miljoenen beschikbaar hebben, laten wij die middelen dan op de juiste manier uitgeven aan dingen die moeten gebeuren en laten wij daarbij kijken naar ruimte, sociale vlakken, onderwijs, brede scholen en noem maar op. Wij besteden het geld liever daaraan dan aan een dik bidbook. Als de Tuinbouwraad dank u wel en tot ziens zegt, is het geld weg. Wij besteden het geld liever aan de stad Tiel. De voorzitter: De stukken worden door het college in ontvangst genomen en zullen bij de beraadslagingen worden betrokken. In het kader van de actieve informatieplicht van het college wil ik hierover één opmerking maken. Vanmiddag heeft het algemeen bestuur van tien gemeenten op een rij met groot animo de ambitie tot het organiseren van een Floriade omarmd, waarbij door alle gemeenten is gezegd dat door de gemeenten op geen enkele wijze financieel zal worden geparticipeerd. Met andere woorden: als er één onderwerp is dat gemeentebreed wordt gedeeld is het wel dit onderwerp. De heer Van den Burg: Ik wil hierover ook nog iets zeggen. Ik krijg maar niet helder wat het standpunt van ProTiel hierover is. In de vorige vergadering heeft de fractie van ProTiel haar bezorgdheid uitgesproken, maar ik heb toen niet van ProTiel gehoord dat zij tegen deelname aan de organisatie van de Floriade zou zijn. De heer Dijkstra heeft dat nu wel gezegd. Over de Westluidense Poort zou ik hetzelfde kunnen zeggen. Is ProTiel daar nu tegen of probeert ProTiel het college te waarschuwen? Ik zou van ProTiel graag een duidelijk statement willen horen. Is ProTiel voor of tegen deelname aan de organisatie van de Floriade of wil ProTiel het college waarschuwen voor gevaren en de discussie hierover pas voeren zodra de risicoanalyses kunnen worden besproken? 14

15 15 De voorzitter: Ik moet erop wijzen dat de raad bij de behandeling van de begroting heeft afgesproken, dat aan de hand van een door de wethouder op te stellen stuk binnen enkele weken een discussie over de Floriade zal worden gevoerd. Ik ben van mening dat men ons even de ruimte moet geven. Voordat de discussie hierover zal plaatsvinden, zal een brief op tafel liggen. Ik zie de kop in de krant van morgen al weer voor mij: De gemeenteraad van Tiel is tegen. Wij hebben afgesproken dat het college de raad in een brief van zeven kantjes zorgvuldig zal informeren en de raad vervolgens een discussie over deelname aan de Floriade zal voeren. Die afspraak bevestig ik nu. Ik wil voorkomen dat hierover nu een debat wordt gevoerd. Wenst iemand anders nog een opmerking te maken over intergemeentelijke aangelegenheden? De heer Melissen: Mijnheer de voorzitter. Ik heb hierover niet met collega Van Wijk overlegd, maar ik denk dat hij het mij zal vergeven dat ik aandacht vraag voor het feit, dat er kort na de algemene beschouwingen een vergadering is geweest van het algemeen bestuur van Medel en het voor ons beiden agendatechnisch onmogelijk was bij die vergadering aanwezig te zijn. Dat is heel vervelend en wij hebben daarvoor onze verontschuldigingen aangeboden. Wij werken ook, dat wil ik erbij zeggen. In die vergadering zijn de grondexploitatie en de begroting aan de orde geweest. Dat zijn de twee belangrijkste onderwerpen die ik hier kan melden. De voorzitter: Wil de wethouder daaraan nog iets toevoegen? Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Ik wil opmerken dat beide heren niet aanwezig konden zijn, maar ons zodanig van informatie hebben voorzien dat de inbreng van Tiel wel degelijk aan de orde is geweest. De voorzitter: Akkoord, wordt vervolgd. De heer Spekman: Ik wil een vraag stellen over de begroting en de grondexploitatie van Medel. Ooit leek vaart te zitten in Medel en van de toenmalige voorzitter heb ik wel eens op mijn kop gekregen toen ik mij afvroeg waarom Neder-Betuwe Medel niet zelf wil ontwikkelen als het allemaal zo lekker loopt. Inmiddels is gebleken dat de ontwikkeling van Medel minder lekker loopt dan werd gedacht. De voorzitter: Wij lopen nu echt het risico dat een verkeerde toon wordt gezet. Ik kan u verzekeren De heer Spekman: De opmerking waaraan ik refereer dateert van lang geleden, van voor de zomer. De voorzitter: Ik kan u verzekeren dat na de zomer met betrekking tot veel onderwerpen veel tot ontwikkeling is gekomen. Ik schat in dat de raad tussen nu en twee maanden, waarschijnlijk in de maand januari, vanuit een positief perspectief van nadere stappen op de hoogte zal worden gesteld. De heer Spekman: Toch heb ik een vraag over de grondexploitatie. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Daarover kan in de openbaarheid niet worden gesproken, mijnheer de voorzitter. De heer Spekman: Akkoord. Ik mag de vraag wel stellen, maar kan daarop in de openbaarheid geen antwoord verwachten. Wethouder mevrouw Van Rhee-oud Ammerveld: Waarschijnlijk niet. De heer Spekman: Mag ik mijn vraag wel stellen? De voorzitter: Ik zeg u eerlijk dat ik liever heb dat u dat via uw collega s doet. De heer Melissen: Ik heb daarmee ook moeite, mijnheer de voorzitter. Misschien is het goed kort met elkaar door te nemen hoe zwaar de vraag van de heer Spekman politiek dan wel algemeen 15

16 16 weegt en een afweging te maken. Als de vraag van de heer Spekman enorm belangrijk is, moeten wij daarover in een besloten raadsvergadering spreken. De heer Spekman: Ik zal mijn vraag bij de wethouder en mijn collega s neerleggen. De voorzitter: Uw collega s hebben zitting in het algemeen bestuur. De heer Spekman: Krijg ik op die manier een antwoord op mijn vraag? De voorzitter: Ja. De heer Melissen: Of niet! De voorzitter: U bent mans genoeg om andere wegen te vinden. 8a. Voorzien in vacature in het algemeen bestuur van het Industrieschap Medel De voorzitter: Ik verzoek u het stembiljet in te vullen. De heer Spekman is benoemd tot voorzitter van de commissie van stemopneming en de heren Gradisen en Van Dijk tot lid. De commissie gaat aan het werk. Ik schors de vergadering voor een kopje koffie. Schorsing. De voorzitter: De vergadering is heropend. De heer Spekman heeft het woord voor het mededelen van de uitslag van de stemming over agendapunt 8a. De heer Spekman: Er zijn 24 stemmen uitgebracht waarvan 22 stemmen op de heer L. Verspuij, één blanco stem en één ongeldige stem. Dat betekent dat de heer Verspuij is benoemd tot lid van het algemeen bestuur Industrieschap Medel. 9. Vragenuurtje Mevrouw Son-Stolk: Mijnheer de voorzitter. Het bericht in de krant van 14 november jl., dat Neder- Betuwe de subsidie aan de Plantage per 1 januari 2013 zal stopzetten, baart ons ernstige zorgen. Hoe zal de toekomst van de Plantage er uitzien? Is al bekend wat het gevolg van het stopzetten van deze subsidie voor de Plantage zal zijn? Wethouder Verspuij: Mijnheer de voorzitter. Op deze vraag kan ik twee antwoorden geven, één antwoord op het gebied van huisvesting en de eventuele gevolgen voor de Westluidense Poort en één antwoord op het gebied van exploitatie en draagkracht in de regio. De lessen van Neder-Betuwe worden in Neder-Betuwe zelf, in Opheusden en Ochten, verzorgd. Voor wat betreft het bouwvolume voor de Westluidense Poort zijn er in dat opzicht geen consequenties. Natuurlijk is het buitengewoon zorgelijk dat na Buren ook Neder-Betuwe heeft afgehaakt en de facto alleen Culemborg overblijft als gemeente die volop in de activiteiten van de Plantage participeert. Een paar maanden geleden hebben wij in de commissie samenleving de start van de interne verzelfstandiging van de Plantage besproken, waarmee het startschot is gegeven voor een rigoureuze wijziging van de wijze waarop wij de Plantage besturen, een wijziging die bijvoorbeeld een grote impact zal hebben op de wijze waarop bijvoorbeeld met het personeel wordt omgesprongen. Wij zijn volop bezig met het daarover opstellen van een helder stuk. De kern van de interne verzelfstandiging is het streven de kosten, ook de overheadkosten, zoveel mogelijk terug te brengen om op die manier concurrerend en voldoende aantrekkelijk te kunnen zijn voor leerlingen, voor jongeren en andere mensen, die in principe interesse hebben voor culturele en kunstzinnig vorming en hen een aantrekkelijk aanbod te kunnen doen. Dat geldt uiteraard niet alleen voor de inwoners van de omliggende gemeenten, maar ook voor de inwoners van Tiel zelf. De voorzitter: Is het antwoord van de wethouder voor dit moment voldoende? 16

17 17 Mevrouw Son-Stolk: Ja, mijnheer de voorzitter. 10. Rondvraag De heer Dijkstra: Mijnheer de voorzitter. In de lokale pers en De Gelderlander is er veel ophef over Bellevue. Als via de pers over een onderwerp wordt gecommuniceerd, ontstaat een bepaald beeld. De fractie van ProTiel zou daarom een feitenrelaas willen ontvangen waarin wordt aangegeven hoe de communicatie over aanvragen en overlegstructuren verloopt, dit zeker voor wat betreft de aanvraag voor het terras en dat soort zaken. Wij willen daarover helderheid hebben. Daaraan wil ik toevoegen dat wij liever een bedrijf in dit pand zien dan dat het nog jaren leeg staat en alleen de kroonluchter mooi brandt. Op een gegeven moment zal die ook uitgaan. Wij zien veel liever dat het pand in gebruik is en verwachten in dezen een proactieve houding van het college. In het verleden is over dit pand veel gedoe geweest, maar de ondernemer heeft er in de afgelopen jaren veel geld in geïnvesteerd. Er staat nu een mooi pand, laten wij er alsjeblieft voor zorgen dat dit pand kan worden benut. De voorzitter: Ik denk dat u uw vraag wat moet toespitsen. Als ikzelf in een woning aan het behangen ben, vind ik het vervelend als mijn buurman komt vragen wanneer ik er kom wonen. De raad gaat hier niet over, ik denk dat u uw vraag scherper moet formuleren. Wellicht kan de wethouder in antwoord daarop nu of in de commissie een toezegging doen. De heer Brink: Misschien is dit een pleidooi voor een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan Tiel-West. De heer Dijkstra: Zoals u weet ligt dat bestemmingsplan bij het college! Via de pers hebben wij feiten dan wel non-feiten over de aanvraag voor een terras vernomen. Daarvoor is wel of geen aanvraag ingediend en de gemeente is daarmee wel of niet bezig. De ondernemer zegt dat een terras nodig is, wil daar een culinair bedrijf kunnen worden neergezet. Ik ben benieuwd naar het feitenrelaas over die aanvraag en hoe het daarmee staat, dit los van de bestemming wonen of niet wonen. Daar gaat het nu niet om. De voorzitter: Ik zal het nog scherper zeggen: daar gaat u niet over. Als mensen een terras willen aanleggen, dienen zij daarvoor een aanvraag in. Die aanvraag wordt door het college in behandeling genomen en op basis van de bestemming beoordeeld en vervolgens wordt een besluit genomen. Als u in de krant leest dat sommige mensen tevreden of ontevreden zijn, kunt u daarmee of naar de krant of naar de papierbak gaan. U moet echt scherper aangeven op welke vraag u van het college antwoord wilt hebben. De heer Dijkstra: In de krant heb ik het verhaal gelezen van de ondernemer, die het een en ander aangeeft waarop door de gemeente is gereageerd. Aan dat verhaal kan ik, naar ik veronderstel evenmin als menige andere inwoner van Tiel, geen touw vastknopen. Ik wil weten of een aanvraag is ingediend en of die aanvraag wel of niet is behandeld. Het gaat mij niet om de keuze, om ja of nee. Ik wil graag een feitenrelaas ontvangen en van u vernemen hoe de communicatie hierover is verlopen. De voorzitter: Daar gaat u niet over. Als ik bij de gemeente een aanvraag voor het aanleggen van een terras indien en de krant schrijft daarover, zou ik heel vervelend vinden als de raad zich daarmee zou gaan bemoeien. De heer Dijkstra: Als u aangeeft dat een aanvraag voor een terras is ingediend en die aanvraag in behandeling is genomen, is dat een feit. Uit de pers heb ik begrepen dat onduidelijk is wat wel en niet is gebeurd. Het gaat om een beeldbepalend pand op een mooie plek, vlakbij de plaats waar straks wel of geen Westluidense Poort zal komen. Ik wil zien wat wel of niet is aangevraagd. De voorzitter: Ik nodig u uit hierover schriftelijke vragen te stellen, die het college netjes zal beantwoorden. Het spijt mij, maar ik kan niet anders doen dan concluderen dat uw vraag voor de rondvraag niet helder genoeg is. 17

18 18 De heer Brink: Ik denk dat belangrijk is te weten op welk krantenartikel de heer Dijkstra doelt. In de krant heeft ook een reactie van de gemeente gestaan, die twee stukken kun je met elkaar combineren. Het lijkt mij logisch dat de heer Dijkstra zijn vragen schriftelijk stelt. De heer Dijkstra: U krijgt hierover artikel 41-vragen van de fractie van ProTiel. De voorzitter: Dat is prima. Wij zullen die vragen netjes beantwoorden. Ik constateer dat er geen andere vragen voor de rondvraag zijn. 11. Sluiting De voorzitter: De vergadering is gesloten. Ik wens u allen wel thuis. (21.05 uur) Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Tiel d.d. 18 januari De griffier, de voorzitter, 18