Incidentie van klachten aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten Lichamelijke Opvoeding: literatuurstudie en epidemiologisch onderzoek

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Incidentie van klachten aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten Lichamelijke Opvoeding: literatuurstudie en epidemiologisch onderzoek"

Transcriptie

1 Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen: Sporttraining Academiejaar Incidentie van klachten aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten Lichamelijke Opvoeding: literatuurstudie en epidemiologisch onderzoek Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Lichamelijke Opvoeding en de Bewegingswetenschappen Door: Sien Vercruysse Promotor: Prof. Dr. Dirk De Clercq Begeleider: Lennert Goossens

2 VOORWOORD Tijdens het bekijken van de thesisonderwerpen viel mijn oog meteen op deze literatuurstudie en epidemiologisch onderzoek naar de incidentie van klachten aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten lichamelijke opvoeding. Ik zou later heel graag in het onderwijs terecht komen als leerkracht lichamelijke opvoeding en zou mijn carrière dan ook liefst zonder blessures doorlopen. Dit onderzoek is de aanzet tot het ontwikkelen van preventiestrategieën, specifiek voor leerkrachten lichamelijke opvoeding, met als doel het verminderen van blessures bij deze doelgroep. De opgedane kennis kan ik meenemen om in mijn latere carrière toe te passen en te delen met mijn toekomstige collega s. Het verloop van de literatuurstudie vergde veel zoek- en leeswerk, maar leverde een mooi en bruikbaar resultaat op. Het omzetten van de waarden van het epidemiologisch onderzoek vergde eveneens veel tijd en geduld, maar maakte het mogelijk om de resultaten te gaan analyseren en interpreteren. Ik heb mij telkens volop ingezet om een mooi eindwerk te bekomen. Ik wil eerst en vooral Lennert Goossens bedanken voor de tijd die hij heeft vrijgemaakt om mij te begeleiden in deze masterproef. Hij is momenteel bezig met een gelijkaardig onderzoek bij studenten lichamelijke opvoeding voor zijn doctoraat en wilde dit onderzoek gaan uitbreiden met leerkrachten lichamelijke opvoeding. Lennert nam mijn tussentijdse verslagen grondig door en stuurde bij waar nodig. Het was een zeer aangename samenwerking met hem en ik wens hem nog veel succes bij het verdere verloop van zijn doctoraat. Ook prof. D. De Clercq wil ik bedanken voor de deskundige adviezen die hij meegaf. Hij nam ook tussentijdse verslagen door en wees me op verbeteringen. Ook deze samenwerking was aangenaam en leerrijk. Ten derde wil ik ook de leerkrachten lichamelijke opvoeding bedanken die wekelijks het online registratieformulier invulden. Zonder de wekelijkse inzet van deze leerkrachten was dit epidemiologisch onderzoek niet mogelijk geweest. Ook wil ik mijn ouders bedanken om mij de kans te geven deze studies aan te vatten. Mijn ouders, broer, zus en vriend gaven mij bovendien de nodige steun op de juiste momenten tijdens het schrijven van deze masterproef, waardoor ik gemotiveerd bleef om eraan verder te werken. I

3 SAMENVATTING Bewegen op je werk zorgt voor een gezonde en fitte levensstijl, maar kan ook leiden tot blessures. De weinige studies geven reeds aan dat er veel blessures voorkomen bij leerkrachten LO. Er is echter nog onderzoek nodig naar de prevalentie van blessures bij de Vlaamse leerkrachten LO. Daarbij moeten de aard, locatie, ernst en de mogelijke gedragsgerelateerde risicofactoren onderzocht worden. 95 leerkrachten LO (53.7% mannen en 46.3% vrouwen) uit het secundair onderwijs in Gent namen op voldoende wijze (15 maal of meer geregistreerd of drop-out door blessure) deel aan het onderzoek. Via een baselinevragenlijst dienden ze naast administratieve gegevens ook in te vullen welke preventiestrategieën ze al gebruikten en of ze reeds een blessure hadden opgelopen. Via een online vragenlijst registreerden ze wekelijks de totale blootstellingstijd en of ze afgelopen week al dan niet een blessure opliepen. Bij blessure volgde nog een opvolgingsvragenlijst om gedetailleerdere informatie over de blessure te bekomen. De registratie van de eerste 30 weken van schooljaar wordt hierin weergegeven. De incidentie ratio werd in ons onderzoek gedefinieerd als het aantal nieuwe gevallen van aandoeningen maal 10^3 op het aantal uur blootstelling en bedroeg 1.4. Er werden 62 blessures geregistreerd die voldeden aan de blessuredefinitie bij 45 verschillende leerkrachten, waaruit een prevalentie van 47.4% resulteert. Blessurerisico (aantal blessures op aantal subjecten in de populatie) bedroeg 65.3%. 67.8% van de blessures ontstonden acuut, 74.2% was non-contact en er kwamen evenveel blessures links als rechts voor. 66.2% van de blessures kwamen voor t.h.v. de onderste ledematen, terwijl slechts 17.8% t.h.v. bovenste ledematen en 16% t.h.v. de romp en het hoofd. Ontstekingen (37.1%), verrekkingen (29.0%) en gewrichts- of kapselproblemen (16.1%) vormden de top drie letseltypes. 41.9% van de blessures kwam voor tijdens het lesgeven (LO of training) en 38.7% tijdens het sporten (training of wedstrijd). Geslacht, noch leeftijd, noch blootstellingstijd of het gebruik van preventiestrategieën waren een significante risicofactor voor het al dan niet oplopen van een blessure. Bij leerkrachten waar in de 6 maanden voorafgaand aan de studie reeds een letsel aanwezig was, werd meestal opnieuw een letsel vastgesteld (p=0.090) en meerdere (p=0.005). Uitgebreider onderzoek in verschillende regio s in Vlaanderen gedurende een langere registratieperiode is nodig om te kunnen veralgemenen. Er zal op zoek gegaan moeten worden naar preventie- en/of interventiestrategieën om blessures aan de onderste ledematen en schouder te verminderen. II

4 Inhoudsopgave VOORWOORD... I SAMENVATTING... II LITERATUURSTUDIE Inleiding Definities Klachten en aandoeningen Aandoeningen aan het bewegingsapparaat Klachten aan het bewegingsapparaat Werkgerelateerde aandoeningen aan het bewegingsapparaat Sportblessures Aard en locatie sportblessures Ernst sportblessures Epidemiologisch onderzoek Studietype Incidentie van aandoeningen Prevalentie van aandoeningen Odds ratio Modellen Het blootstelling-effect model Het dosis-respons model Het multifactorieel model Een dynamisch, recursief model Risicofactoren Blessure beslissing Klachten aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten lichamelijke opvoeding Epidemiologische studies Frequentie en duur van houdingen, bewegingen en liften Recente blessures Chronische blessures Hartslag tijdens het lesgeven Artrose ter hoogte van knie en heup Lichaamsdelen Leeftijd Sportparticipatie Klachten aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten Epidemiologische studies III

5 Prevalentie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat Schouder en nek Rug Onderste ledematen Epidemiologische studies Lichaamsdelen Geslacht Leeftijd Klachten aan het bewegingsapparaat bij de algemene populatie Epidemiologische studies Aantal sportletsels Lichaamsdelen Geslacht Leeftijd Beroep en fysieke belasting Ontstaan Klachten aan het bewegingsapparaat bij atletische trainers en kinesitherapeuten Epidemiologische studie Type aandoening Lichaamsdelen Taken Vergelijking van de aandoeningen aan het bewegingsapparaat bij de verschillende populaties Prevalentie van blessures Aard en locatie van blessures Ernst van blessures Risicofactoren Multifactorieel Fysiek Psychologisch Psychosociaal Individueel Samenvatting van de literatuurstudie en de probleemstelling METHODIEK Populatie rekrutering Procedure IV

6 2.1. Soort onderzoek Manier van dataverzameling en meetmomenten Meetinstrumenten Baseline vragenlijst Online blessureregistratie Opvolging van de blessure Data analyse Blessuredefinitie Prevalentie en incidentie Bewerkingen uitgevoerd op ruwe data Statistische analyses Significantiedrempel RESULTATEN Baseline vragenlijst Online blessureregistratie Blootstellingstijd Blessure Incidentie ratio Prevalentie Blessurerisico Ontstaan Grove locatie Fijne locatie Aard Medische hulp Diagnose Timing van het letsel Opvolging van de blessure Behandeling Duur inactiviteit Risicofactoren Geslacht, leeftijd en blessures gedurende voorafgaande 6 maanden Blootstellingstijd Preventiestrategieën Logistische regressie DISCUSSIE V

7 1. Verhouding eigen resultaten literatuur Prevalentie Locatie Aard Ernst Risicofactoren Beperkingen in de methodiek Richtlijnen voor verder onderzoek Besluit REFERENTIELIJST BIJLAGEN VI

8 LITERATUURSTUDIE 1. Inleiding Fysiek actief zijn op je werk zorgt voor het behoud van een actieve, gezonde levensstijl, maar er is ook een keerzijde aan de medaille (Meeuwisse et al.,1996). Bij beroepen waarbij het tillen, roteren, buigen, langdurig rechtstaan en dergelijke veel voorkomen, is de kans op blessures veel groter. Hier in het bijzonder wordt aan leerkrachten lichamelijke opvoeding gedacht die door het opbergen of (ver)plaatsen van materiaal, door het zich in moeilijke posities brengen om leerlingen bij vb. gymnastiekoefeningen te helpen, door het demonstreren van oefeningen zonder voorafgaande opwarming, door het lesgeven in koude, regen en wind, door het langdurig rechtstaan, enz. de kans op blessures groter maken (Sandmark et al.,1999). Om te kunnen achterhalen hoe deze blessures verminderd kunnen worden moet er eerst een duidelijk beeld gevormd worden van de oorzaken van deze blessures. Daarbij moet het aantal, aard, locatie en ernst van de blessures achterhaald en vergeleken worden met de algemene populatie. Leerkrachten in scholen, dus niet enkel leerkrachten lichamelijke opvoeding, zijn een risicovollere groep voor het oplopen van aandoeningen aan het bewegingsapparaat dan de algemene populatie. Soms wordt lesgeven uitgevoerd onder ongunstige omstandigheden waarbij leerkrachten zich fysiek, cognitief en affectief volledig moeten inspannen om de onderwijsdoelstellingen te kunnen bereiken. Als er niet genoeg hersteltijd is, zorgen de pijnsymptomen als gevolg van gezondheidsproblemen voor afwezigheid van de leerkrachten op het werk (Cardoso et al., 2009). 1

9 2. Definities 2.1. Klachten en aandoeningen Het bewegingsapparaat is het geheel van botten, gewrichten, skeletspieren, pezen en motorische zenuwen die zorgen voor de lichaamshoudingen en bewegingen. In verschillende studies wordt gesproken over aandoeningen aan het bewegingsapparaat en in andere spreekt men over klachten, ongemak of pijn aan het bewegingsapparaat. Er moet echter een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen beide termen, omdat dit andere resultaten met zich meebrengt Aandoeningen aan het bewegingsapparaat Aandoeningen aan het bewegingsapparaat geven een breed scala van inflammatoire en degeneratieve aandoeningen van de spieren, pezen, ligamenten, gewrichten, perifere zenuwen en bloedvaten weer. Deze omvatten klinische syndromen zoals peesontstekingen en aanverwante aandoeningen (tenniselleboog, slijmbeursontsteking), zenuw compressiesyndroom (carpaletunnelsyndroom, ischias), artrose en ook minder goed gestandaardiseerde condities zoals lage rugpijn, spierpijn en andere regionale pijnsyndromen (Punnett & Wegman,2004). Volgens Violante et al. (2000) omvat de definitie van een aandoening zowel de symptomen (subjectief bewijs dat waargenomen is door de patiënt), de tekenen (objectief bewijs via lichamelijk onderzoek), als de positieve resultaten van een diagnostische procedure om spierpathologie te identificeren. Aandoeningen aan het bewegingsapparaat zijn een belangrijke oorzaak van lichamelijke en arbeidsongeschiktheid bij de werkende bevolking jonger dan 45jaar en de derde belangrijkste oorzaak van invaliditeit bij deze leeftijdsgroep (McGeary et al.,2003) Klachten aan het bewegingsapparaat Klachten (waaronder ongemak en pijn) aan het bewegingsapparaat vertegenwoordigen subjectieve gevoelens en zijn vaak zelf gerapporteerd (Burton et al.,2008). Deze klachten resulteren vaak in aandoeningen aan het bewegingsapparaat, maar deze moeten dus nog niet noodzakelijk aanwezig zijn. Pijn aan het bewegingsapparaat (Cardoso et al.,2011)(leroux et al.,2005)(korkmaz et al.,2011) is ook een veel gebruikte term in artikels om dit weer te geven. 2

10 Werkgerelateerde aandoeningen aan het bewegingsapparaat Aandoeningen aan het bewegingsapparaat zijn vaak voorkomend in veel landen, met aanzienlijke kosten en negatieve impact op de kwaliteit van het leven als gevolg. Hoewel ze niet alleen door het werk veroorzaakt worden, vormen zij een groot deel van alle geregistreerde werkgerelateerde aandoeningen in vele landen. Ze vormen de grootste categorie van beroepsziekten en worden daarom vaak de werkgerelateerde aandoeningen aan het bewegingsapparaat genoemd (Punnet et al.,2004). Werkgerelateerde aandoeningen aan het bewegingsapparaat worden door Ju Yan-Ying et al. (2011) gedefinieerd als een deelverzameling van aandoeningen aan het bewegingsapparaat, die voortvloeien uit beroepsmatige blootstellingen en die bovendien kunnen leiden tot verlies van werktijd, belemmeringen op het werk of zelf tot het veranderen van werk. De Wereldgezondheidsorganisatie definieert een werkgerelateerde aandoening als een aandoening die voorkomt uit een aantal factoren, en waar de werkomgeving en de prestaties van het werk significant, maar in uiteenlopende omvang, bijdragen aan de oorzaak ervan. De werkgerelateerde aandoeningen omvatten alle spieraandoeningen die worden veroorzaakt of verergerd door het werk en de omstandigheden van de prestaties (Schneider et al.,2010) Sportblessures Net zoals bij de klachten en aandoeningen aan het bewegingsapparaat, moet ook voor het begrip sportblessure een duidelijke definitie geformuleerd worden vooraleer studies met elkaar vergeleken kunnen worden. Het is zeer belangrijk om vooraf een duidelijke definitie van een sportblessure te verwoorden om te weten welke blessures al dan niet in rekening gebracht mogen worden. Er worden zeer uiteenlopende definities gehanteerd in onderzoeken en deze hebben zowel voor- als nadelen. Wanneer een sportblessure heel ruim beschreven wordt, zullen veel sportblessures gerapporteerd worden, maar zal de ernst van dergelijke blessures in vraag gesteld kunnen worden. Wordt een zeer strikte definitie gehanteerd, dan zullen minder sportblessures geregistreerd worden, maar zal de ernst van deze sportblessures hoger liggen. Hieronder volgen twee voorbeelddefinities die gebruikt worden in de onderzoeken van Cumps & Meeusen (2006) die later nog verder besproken zullen worden. Bij retrospectieve epidemiologische cohort studies in Vlaanderen, waarbij een schatting gemaakt wordt van het aantal sportletsels in Vlaanderen, wordt beroep gedaan op de gegevens van het European Home and Leisure Accident Surveillance System (EHLASS). Dit is een 3

11 Europees project dat privéongevallen registreert op de spoedeisende hulpafdelingen van ziekenhuizen. De definitie van sportletsel hierbij is : Een sportletsel is acuut, vrij ernstig en wordt op spoedgevallenafdelingen van ziekenhuizen behandeld (Cumps & Meeusen,2006,Vol1). Een tweede definitie van sportletsels is reeds geformuleerd in Vlaanderen met behulp van ongevallenverzekeringstatistieken en houdt in: Een sportletsel is acuut en ernstig genoeg om een ongevalaangifte in te dienen bij de verzekeringsmaatschappij. Chronische blessures, die geleidelijk tot stand komen worden bij deze twee definities uitgesloten (Cumps & Meeusen,2006,Vol2) Aard en locatie sportblessures Bij prospectieve epidemiologische cohort studies in Vlaanderen wordt er een onderscheid gemaakt tussen een acuut letsel en overbelastingsletsel. Een acuut letsel wordt gedefinieerd als een sportongeval met een plotse, directe oorzaak waarvoor minimale (medische) verzorging noodzakelijk is bv. ijs, tape, en waarvoor een staking van de sportactiviteit niet noodzakelijk is. Spierkrampen en blauwe plekken (lichte kneuzingen) worden niet geregistreerd. Een overbelastingsletsel is wanneer de sporter klaagt over fysiek discomfort met een geleidelijk ontstaan dat pijn en/of stijfheid veroorzaakt ter hoogte van het bewegingsapparaat dat tenminste aanwezig is gedurende 3 sportactieve dagen. Onwel zijn en ziekte worden daarbij niet geregistreerd (Cumps & Meeusen,2006,Vol2). Figuur1 Meerdere perspectieven om de problematiek rond sportblessures te analyseren, uit Frisch et al.,2009 Figuur 1 toont dat de problematiek rond sportblessures vanuit meerdere invalshoeken bekeken kan worden. Een deel van de studies die terug te vinden zijn rond sportblessures zijn gericht op één specifieke sportdiscipline, dit kan zowel een team als individuele discipline zijn, waarbij de nadruk ligt op blessures die verband houden met de essentiële eigenschappen van de sport in kwestie. Andere onderzoekers concentreren zich dan weer enkel op het adresseren van specifieke lichaamsdelen of op het onderzoeken van specifieke types van blessures, wat opnieuw een eerder beperkte weergave van de sportblessures met zich meebrengt. Bij de lichaamsdelen kan je zowel bovenste 4

12 ledematen, onderste ledematen en romp en hoofd opnemen. Bij de types van sportblessures wordt er een onderscheid gemaakt tussen acute blessures en chronische of overbelastingsblessures. Bij verdere vergelijkingen van studies, moeten deze invalshoeken dus zeker in rekening gebracht worden, zodat er geen valse verschillen of overeenkomsten gerapporteerd worden (Frisch et al.,2009). Als laatste wordt er ook een onderscheid gemaakt in letseltype zoals verrekkingen, kneuzingen, wonden, verstuikingen, scheuren, breuken enz. (Cumps & Meeusen,2006,Vol1) Ernst sportblessures Minor letsels 1 tot 7 dagen sportinactiviteit Moderate letsels 8 tot 21 dagen sportinactiviteit Serious letsels Meer dan 21 dagen sportinactiviteit of permanente schade Tabel1 Classificatiesysteem voor het bepalen van de ernst van acute letsels volgens het NAIRS, uit Cumps & Meeusen,2006,Vol2 De ernst van een acuut letsel kan bepaald worden door de NAIRS (National Athletic Injury/Ilness Registry System) (Tabel 1) en de ernst van een overbelastingsletsel door de 4- puntenschaal van Puffer & Zachazewski (Tabel 2) (Cumps & Meeusen,2006,Vol2). Stadium 1¹ Stadium 2¹ Stadium 3² Stadium 4² Pijn is enkel aanwezig na de sportactiviteit Pijn is aanwezig tijdens de sportactiviteit, maar het beïnvloedt de prestatie niet Pijn is aanwezig tijden activiteit en is ernstig genoeg om de prestatie te beïnvloeden Pijn in chronisch en is persistent ¹Geklassificeerd als een musculoskeletale klacht of minor letsel ²Geklassificeerd als een overbelastingsletsel Tabel2 De 4-puntenschaal van Puffer & Zachazewski, uit Cumps & Meeusen,2006,Vol2 Naast het indelen van de ernst van een sportblessure volgens duur van sportinactiviteit of de aanwezigheid van pijn al dan niet voor/tijdens/na het sporten, kan ook de manier waarop de blessure behandeld wordt en de mate waarin de blessure gevolgen met zich meebrengt een rol spelen. De behandeling van een blessure kan echter variëren tussen zelfbehandeling, een doktersbezoek, kinesitherapeutische behandelingen, operaties enz. Op basis van de gevolgen kunnen de geblesseerden onderverdeeld worden in drie groepen: een groep met volledig herstel van het letsel, een groep met gedeeltelijk herstel en een groep die niet meer in staat is om nog aan sport te doen. 5

13 2.3. Epidemiologisch onderzoek Onderzoek naar klachten en aandoeningen aan het bewegingsapparaat wordt gedaan via epidemiologie. Epidemiologie is de studie van het voorkomen en de verspreiding van gezondheidsgerelateerde toestanden of gebeurtenissen in specifieke populaties, waarbij de studie van determinanten deze toestanden beïnvloeden en de applicatie van deze kennis de gezondheidsproblemen controleren (Antunes,2009). De meest gebruikte studietypes hierbij zijn cohort, case-control en cross-sectionele studies. Cohort studies kunnen nog verder onderverdeeld worden in retrospectief, prospectief of de combinatie van de twee. Via incidentie- of prevalentiewaarden worden de resultaten van epidemiologische studies gerapporteerd en deze kunnen zo verder geïnterpreteerd of vergeleken worden Studietype Bij cohort studies (Sandmark,2000) gaat men een groep proefpersonen met gemeenschappelijke blootstelling identificeren en hen volgen gedurende een bepaalde periode om incidentie van klachten en/of aandoeningen vast te stellen. Deze resultaten worden dan meestal nog vergeleken met een andere groep van mensen met andere blootstelling. Dit soort studies wordt vaak gebruikt om de incidentie van werkgerelateerde aandoeningen te onderzoeken, om het blootstellingprobleem te identificeren en om de effectiviteit van interventies te beoordelen (Driscoll et al.,2011). Cohort studies kunnen zowel retrospectief als prospectief zijn en soms wordt zelfs een combinatie van de twee gebruikt. Retrospectieve cohort studies gebruiken reeds bestaande informatie over aandoeningen aan het bewegingsapparaat en/of laten de proefpersonen terugblikken naar aandoeningen die ze in het verleden reeds gehad hebben. Dit is niet altijd even betrouwbaar, daar de personen soms niet exact meer weten hoe ze de aandoening hebben opgelopen, hoe lang dit aansleepte en dergelijke. Het grootste voordeel bij retrospectieve cohort studies is dat er snel en goedkoop data verzameld en verwerkt kan worden (Mann,2003). Prospectieve cohort studies bestuderen een populatie gedurende een bepaalde periode en registreren het ontstaan van klachten en aandoeningen tijdens deze periode. De populatie die hieraan deelneemt heeft dus bij het begin van de studie nog geen aandoening. De registratie kan gebeuren via een online registratieprogramma, mails en dergelijke en bovendien gecontroleerd worden door een arts. Deze methode neemt meer tijd in beslag, heeft meer kans op drop-out, maar is wel correcter dan bovenstaande studie (Mann,2003). 6

14 De onderzoeksgroep bij case-control studies moet heel goed omschreven zijn. Een eerste groep hierbij bestaat uit personen waarbij een aandoening aanwezig is (cases) en de tweede groep omvat personen zonder aandoening (controls). Daarna gaat men de blootstelling meten en vergelijken tussen beide groepen. Ook deze studies worden gebruikt om klachten en aandoeningen aan het bewegingsapparaat te onderzoeken, maar dit is meestal moeilijk omdat er weinig informatiebronnen alle personen met een aandoening identificeren of een onpartijdige steekproef toelaten (Driscoll et al.,2011). Cross-sectionele studies (Leroux et al.,2005) (Korkmaz et al.,2011) (Cardoso et al.,2009) worden vaak gebruikt in epidemiologisch onderzoek naar werkgerelateerde aandoeningen aan het bewegingsapparaat omdat dit type onderzoek redelijk eenvoudig uit te voeren is en een snel resultaat boekt. Hierbij worden de determinanten op hetzelfde moment gemeten. De problemen die echter vaak ontstaan op gebied van selectie, metingen en storende variabelen, zorgen ervoor dat veel van deze studies zwakke en soms misleidende aanwijzingen over een bepaald onderwerp geven. Deze studies kunnen enkel iets zeggen over de prevalentie en kunnen geen oorzakelijk verband weergeven omdat er maar één meetmoment is (Driscoll et al.,2011) Incidentie van aandoeningen De meest fundamentele uitdrukking van het risico is incidentie, wat gedefinieerd wordt als het aantal nieuwe gevallen van een aandoening die in een bepaalde populatie optreden tijdens een bepaalde tijdsperiode (Knowles et al.,2006) (Caine et al.,2008). Naast incidentie, wordt ook vaak incidentie ratio en klinische incidentie weergegeven in studies. Dit geeft een andere interpretatie van het aantal nieuwe gevallen weer en kan bij het vergelijken van verschillende studies tot andere resultaten leiden. Aantal nieuwe gevallen van aandoeningen Bepaalde tijdsperiode = Incidentie Aantal nieuwe gevallen van aandoeningen Blootstellingstijd (uitgedrukt in aantal uur) = Incidentie ratio Aantal nieuwe gevallen van aandoeningen Aantal blootgestelde leerkrachten LO = Klinische incidentie 7

15 Prevalentie van aandoeningen Prevalentie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat wordt in de meeste studies gerapporteerd over een periode van 12 maanden. Hierbij wordt de aanwezigheid van een aandoening binnen deze periode weergegeven (Leroux et al.,2005) (Widanarko et al.,2011). Prevalentie ratio geeft de prevalentie van de aandoeningen weer bij de blootgestelde groep (leerkrachten lichamelijke opvoeding) in vergelijking met de referentiegroep (algemene populatie). Dit wordt meestal samen met het 95%-betrouwbaarheidsinterval weergegeven (Sandmark et al.,2011). Prevalentie blootgestelde groep Prevalentie referentiegroep Prevalentie bij leerkrachten LO = = Prevalentie ratio Prevalentie bij algemene populatie Odds ratio De odds ratio is een manier om te vergelijken of de waarschijnlijkheid van het voorkomen van aandoeningen aan het bewegingsapparaat even groot is bij twee groepen, bv. de mannen en de vrouwen. Hier wordt opnieuw een 95%-betrouwbaarheidsinterval bij gegeven. Odds ratio s kunnen variëren tussen 0 en oneindig. Tussen 0 en 1 spreken we van een verlaagd risico op het oplopen van aandoeningen en een odds ratio tussen 1 en oneindig wijst op een verhoogd risico (Leroux et al.,2005) (Widanarko et al.,2011). Waarschijnlijkheid op aandoening Waarschijnlijkheid op geen aandoening = Odds ratio 8

16 3. Modellen Om een beter inzicht te krijgen in het ontstaan van blessures onder invloed van verschillende factoren en soorten blootstellingen, werden reeds verschillende modellen ontwikkeld. Enkelen hiervan zijn het blootstelling-effect model van Winkel en Mathiassen (1994), het dosisrespons model van Armstrong et al. (1993) en het systeemmodel van Large et al. (1990) Het blootstelling-effect model External Exposure Internal Exposure Effect modifiers Active Internal Exposure Acute Response (physiological & psychological) Chronic Effect Injury Improvement Figuur2 Een blootstelling-effect model gericht op mechanische blootstelling, uit Winkel & Mathiassen,1994 Deze figuur toont een blootstelling-effect model, dat zich vooral focust op de mechanische blootstelling. Elke stap in het model kan worden gewijzigd door zowel individuele als omgevingsfactoren (bv. temperatuur en psychosociale factoren). Externe blootstelling houdt rekening met factoren in de werkomgeving die mechanische blootstelling in het lichaam doet toenemen. Deze blootstelling is onafhankelijk van de persoon en is bijvoorbeeld het gewicht dat opgeheven moet worden, de frequentie waaraan dit moet gebeuren en de duur dat deze activiteiten uitgevoerd moeten worden. Interne blootstelling bestaat uit de krachten die op en in het lichaam werken, bv. de compressiekracht op een discus in de lage rug tijdens het tillen. De actieve interne blootstelling is het deel van de interne blootstelling dat biologische reacties veroorzaakt en doelorganen, weefsels, cellen en moleculen aantast. 9

17 Acute reacties ontwikkelen zich in het lichaam na verloop van tijd als gevolg van interne blootstelling. Op lange termijn kunnen zich chronische effecten ontwikkelen, zoals een verbeterd zuurstoftransportsysteem of een blessure aan de spieren. Er zijn al een aantal hypothesen over de mechanismen die van interne mechanische blootstelling leiden tot spierblessures, bv. sommige soorten van mechanische blootstelling veranderen de ion homeostase van de spiercellen, wat leidt tot celschade. Belangrijke feedbacklussen die de blootstelling illustreren zijn aangeduid in de figuur. Acute en chronische effecten kunnen betekenen dat het individu zijn/haar werktechniek of werktijden moet veranderen, zodat de interne blootstelling wijzigt. Bij een hoge incidentie van letsels in een bedrijf kan dit leiden tot het aanpassen van de werkomgeving en dus de externe blootstelling veranderen (Winkel & Mathiassen,1994) Het dosis-respons model Exposure (Work Requirements) EXTERNAL Capacity Dose Response 1 Response 2 Response n INTERNAL Figuur3 Een dosis-respons model, uit Armstrong et al.,1993 In zijn eenvoudigste vorm wordt een dosis-respons-model gekarakteriseerd door de volgende vier variabelen: blootstelling, dosis, capaciteit en reactie. Blootstelling verwijst naar de externe factoren (bv. werkeisen) die de interne dosis produceren (bv. weefselbelasting). De werkomgeving en de materialen waarmee gewerkt worden, zijn 10

18 belangrijke determinanten van de werkhouding. De grootte, vorm en gewicht van voorwerpen op het werk zijn belangrijke determinanten voor weefselbelasting. Dosis verwijst naar de factoren die de interne toestand van het individu op een bepaalde manier verstoren. De verstoringen kunnen zowel mechanisch, fysiologisch als psychologisch zijn. Met respons bedoelt men de veranderingen die optreden in de toestandsvariabelen van het individu. Dit kan een bijproduct zijn dat gevormd wordt, temperatuur die toeneemt of bijvoorbeeld de vorm van weefsels die verandert. Een respons kan op haar beurt een nieuwe dosis zijn, die dan opnieuw een respons uitlokt. De responsen die worden geproduceerd als gevolg van een andere reactie worden aangeduid als secundair, tertiair enz. Het effect van een dosis kan onmiddellijk optreden, maar het kan ook zijn dat dit maar na enige tijd tot uiting komt. Herhaalde, dagelijkse en langdurige inspanningen, denk maar aan het langdurig rechtstaan als leerkracht lichamelijke opvoeding, kunnen leiden tot wijzigingen in de samenstelling van weefsels. Deze verandering kan enerzijds leiden tot een verhoogde dosis tolerantie (positief), maar kan ook leiden tot verminderde capaciteit (negatief). Capaciteit, fysiek of psychisch, verwijst naar het vermogen van het individu om destabilisatie door verschillende doses te weerstaan. Vb. de mogelijkheid van weefsels om vervorming te weerstaan. Volgens het model kan de capaciteit worden verminderd of versterkt door de vorige doses en reacties (Armstrong et al.,1993) Het multifactorieel model Uit de ervaring van Meeuwisse et al. (1994) leerde men reeds dat een lineair aanpak geen afspiegeling is van de ware aard van letsels in sport. Bij een lineaire aanpak wordt verondersteld dat het al dan niet hebben van een blessure enkel afhangt van het al dan niet blootgesteld worden aan enkele risicofactoren. Hierbij wordt vaak een finaal eindpunt gemeten, zoals bijvoorbeeld de dood. De oorsprong bij sportblessures is echter verschillend. Daarbij is de blootstelling een combinatie van het bezitten van een risicofactor met het blootgesteld worden aan een andere risicofactor. In de meeste gevallen zorgt een blessure er bovendien niet voor dat de geblesseerde nooit meer aan een sportactiviteit kan deelnemen en daarom wordt er ook niet gesproken over een finaal eindpunt. Een multifactorieel model (figuur4) houdt rekening met de interactie van meerdere risicofactoren, zowel intern (intrinsiek) als extern (extrinsiek). Dit model benadrukt het belang om de voorbeschikte 11

19 intrinsieke risicofactoren te onderzoeken, samen met de extrinsieke risicofactoren die er mede voor kunnen zorgen dat een atleet gevoeliger wordt voor blessures. Intrinsieke risicofactoren kunnen o.a. zijn: leeftijd, lenigheid, vorige blessure en somatotype. Intrinsieke risicofactoren Extrinsieke risicofactoren Uitlokkende gebeurtenis Voorbeschikte sporter Blessuregevoelige sporter BLESSURE Risicofactoren Mechanisme Figuur4 Een multifactorieel model voor het ontstaan van sportblessures, gebaseerd op Meeuwisse et al., Een dynamisch, recursief model Het dynamisch, recursief model toont aan dat de ene blootstelling er voor kan zorgen dat risicofactoren van atleten veranderen, waardoor ze het model herhaaldelijk kunnen doorlopen. Er moet volgens het dynamisch, recursief model altijd een uitlokkende gebeurtenis plaats vinden vooraleer een blessure kan optreden (Meeuwisse et al.,1994) Risicofactoren Intrinsieke risicofactoren zoals beenkracht en neuromusculaire controle kunnen veranderen doorheen de sportcarrière van een atleet. Door bijvoorbeeld de blootstelling aan lichaamscontact bij teamsporten kan de intrinsieke kracht van de atleet verbeteren, waardoor die minder voorbeschikt wordt om een blessure op te lopen. Blootstelling aan extrinsieke factoren zorgen er in dit geval voor dat de intrinsieke risicofactoren afnemen, waardoor het algemeen blessurerisico afneemt. Het kan ook omgekeerd dat herhaaldelijk lichaamscontact bijvoorbeeld microtrauma s met zich meebrengt en de neuromusculaire controle of kracht gaat afnemen. In dat geval is de kans op blessure bij de atleet verhoogd. Eveneens kunnen extrinsieke risicofactoren voor zowel positieve als negatieve veranderingen zorgen. Aanpassingen aan spelregels of beschermende materialen (vb. tape) kunnen het risico op blessure verlagen, terwijl een belangrijke wedstrijd en agressieve medespelers het risico op blessures eerder verhogen. Tot de intrinsieke risicofactoren horen dus o.a.: leeftijd, geslacht, 12

20 fitheid, lichaamsbouw, psychologische factoren enz. Tot de extrinsieke risicofactoren horen o.a.: beschermend materiaal, sportuitrusting (vb. schoeisel), omgevingsfactoren enz. (Meeuwisse et al.,1994) Blessure beslissing In dit nieuwe model wordt het voorkomen van een uitlokkende gebeurtenis niet enkel gekoppeld aan het oplopen van een blessure, maar kan dit ook resulteren in geen blessure. De persoon kan in dit geval dus wel in een situatie terecht gekomen zijn waar een blessure uitgelokt werd, maar er geen opgelopen hebben. In dit geval wordt in dit model gesproken van gebeurtenissen die aanpassingen met zich meebrengen, zoals het beter worden van de atleet na een zware, vermoeiende training. Bij het hernemen van de sportactiviteiten van sporters worden soms extrinsieke risicofactoren, zoals het aanpassen van de sportuitrusting, veranderd. Hier wordt echter ook rekening gehouden met de atleten die niet meer kunnen terugkeren na een blessure en dus uit de sport gestapt zijn. Herhaling deelname Adaptatie? Intrinsieke risicofactoren Extrinsieke risicofactoren Gebeurtenis Voorbeschikte sporter Blessuregevoelige sporter GEEN BLESSURE Herstel BLESSURE Uitlokkende gebeurtenis Risicofactoren Mechanisme Figuur5 Een dynamisch, recursief model voor het ontstaan van sportblessures, gebaseerd op Meeuwisse et al.,

21 4. Klachten aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten lichamelijke opvoeding Het lesgeven van lichamelijke opvoeding vergt heel veel energie van de leerkracht door het langdurig rechtstaan, het (ver)plaatsen of opbergen van materiaal, het ondersteunen van leerlingen tijdens gymnastiekoefeningen en het demonstreren van technische bewegingen. Daarnaast moeten leerkrachten lichamelijke opvoeding veel verplaatsingen maken tussen sportzalen, zwembaden, atletiekpistes en scholen (Lemoyne et al.,2007). Leerkrachten lichamelijke opvoeding geven niet alleen les in verwarmde zalen, maar ook koude, regen en wind zijn weersomstandigheden waarin zij paraat moeten staan (Sandmark et al., 1999). Het liften van zware toestellen en het buigen en draaien van de romp zijn ook frequente bewegingen bij dergelijke leerkrachten. Daarnaast willen de leerkrachten lichamelijke opvoeding soms niet opgewarmd zelf iets voortonen aan de leerlingen en willen zij hen ook begeleiden, helpen en beveiligen bij de uitvoering van hun bewegingen. Als laatste is het veelal zo dat leerkrachten lichamelijke opvoeding buiten het lesgeven ook zelf actief zijn bij een sportclub, dit kan zowel als speler of als trainer/coach (Bizet et al.,2010). Al deze risicofactoren kunnen klachten aan het bewegingsapparaat met zich meebrengen met als mogelijk gevolg dat leerkrachten op ziekteverlof moeten of zelf moeten veranderen van job Epidemiologische studies Een eerste onderzoek van Sandmark et al. (1999) wilde de fysieke werkbelasting van leerkrachten lichamelijke opvoeding meten. Twintig vrouwelijke en tien mannelijke leerkrachten lichamelijke opvoeding wensten deel te nemen aan dit onderzoek. Deze leerkrachten werkten in verschillende regio s en scholen in Stockholm, waren van verschillende leeftijden, geslacht en werkend in verschillende niveaus van het onderwijs (14 leerkrachten gaven les aan leerlingen van jaar en de rest aan leerlingen tussen 7 en 16 jaar). 90% van de leerkrachten werkten voltijds en de rest deeltijds. Gemiddeld werkten ze al 15 jaar als leerkracht lichamelijke opvoeding. De fysieke belasting op de onderste ledematen, de rug en de algemene fysieke belasting tijdens het werk werd beoordeeld door continue registratie van de houdingen, bewegingen en hartslag gedurende een volledige werkdag. De meetresultaten werden ofwel direct op het lichaam waargenomen ofwel indirect bekomen via systematische en geautomatiseerde waarnemingen. Alle registraties werden uitgevoerd door twee ervaren ergonomen. 14

22 Een tweede cohort onderzoek van Sandmark (2000) bestudeerde alle Zweedse mannen en vrouwen die afgestudeerd zijn aan het Gymnastiska Centralinstitutet, de enige school met opleiding voor leerkrachten lichamelijke opvoeding in Zweden, tussen 1957 en Al de afgestudeerden die geboren waren tussen 1925 en 1945 mochten deelnemen, dit waren 290 mannen en 281 vrouwen. Op het moment van het onderzoek waren de vrouwelijke leerkrachten tussen de 53 en 65 jaar (gemiddeld 57) en de mannelijke leerkrachten tussen de 54 en 72 (gemiddeld 58). De leerkrachten lichamelijke opvoeding die minder dan 10 jaar dit beroep uitoefenden werden uitgesloten in dit onderzoek, omdat hun blootstelling met betrekking tot het beroep te klein was. Uiteindelijk deden er 214 mannen en 202 vrouwen mee aan het onderzoek. Voor de referentiepopulatie werden random leeftijd gematchte personen uit de algemene populatie, met een interval van 5 jaar, geselecteerd. Dit waren in totaal 255 mannen en 257 vrouwen. Per post werd dan een vragenlijst verzonden met vragen over sportbeoefening tijdens hun jeugd en volwassen leven, geschiedenis van hun beroepuitoefening, aandoeningen aan het bewegingsapparaat, lengte, gewicht, rookgedrag en algemene gezondheid. Voor de heup en knieën waren specifieke vragen over blessure, diagnose en operatie. Lemoyne et al. (2007) voerden een onderzoek uit naar de gezondheidsproblemen op het werk en de blessures bij leerkrachten lichamelijke opvoeding in Quebec. Er zijn tussen de 3000 en 4000 leerkrachten lichamelijke opvoeding in Quebec, waarbij het grootste deel mannelijke leerkrachten zijn. Aan hun onderzoek namen 314 leerkrachten LO deel, wat ongeveer 8% van deze populatie voorstelt. 73% van deze sample waren mannen en 27% waren vrouwen, wat in grote mate overeenkomt met de verhouding man/vrouw voor leerkrachten LO in Quebec. De gemiddelde leeftijd was 44.5 jaar. De leerkrachten LO gaven les in verschillende scholen (basischolen, middelbare scholen of hoger onderwijs) in heel de provincie Quebec. Eerst en vooral werden vragenlijsten opgestuurd naar deze leerkrachten of naar de hoofden van de afdelingen lichamelijke opvoeding. Twee weken nadat ze deze vragenlijst ontvangen hadden, kregen ze nog een follow-up telefoongesprek. Er werden 651 vragenlijsten opgestuurd, waarvan er 314 ingevuld terugkeerden. De vragenlijst dienden de ondervraagden zelf in te vullen en bestond uit vijf categorieën: professionele betrokkenheid en academische opleiding, de recente en chronische letsels, de vrije tijd sportactiviteiten en het competitieve sportverleden, opvattingen over gezondheidsrisico s op het werk en demografische gegevens. Daarnaast werden ook 19 klasleerkrachten (10 mannen en 9 vrouwen) ondervraagd om het 15

23 effect van blessures bij leerkrachten LO te onderscheiden van algemene klasleerkrachten. De gemiddelde leeftijd bij deze klasleerkrachten was 39.1 jaar Frequentie en duur van houdingen, bewegingen en liften Tabel3 Blootstelling aan fysieke belasting tijdens het werk. Frequentie en duur van bewegingen, houdingen en liften in de studiegroep gedurende de registratiedag, uit Sandmark et al.,1999 De tijd die de leerkrachten LO zittend doorbrachten bedroeg gemiddeld 24 min. of 8% van de totale registratie tijdens de werkdag. 10% van de leerkrachten zaten helemaal niet gedurende de registratiedag. De variatie in frequentie van sprongen en lichte of diepe kniebuigingen was aanzienlijk, meestal naargelang de leerkracht al dan niet deelnam aan de oefeningen. De leerkrachten wandelden gemiddeld 4956 m gedurende de werkdag en er was ook voor deze variabele veel variatie tussen de verschillende individuen, waarbij de schommeling lag tussen 742 m en m per dag. De langste afstanden werden gewandeld als de klassen de activiteiten in openlucht uitvoerden en wanneer de leraar deelnam aan de oefeningen wanneer een student les gaf. 46.7% van de leerkrachten brachten 3-32 min. door in verschillende moeilijke posities, zoals knielen op beide knieën of op één knie. Dit gebeurde meestal bij het ondersteunen van 16

24 studenten bij gymnastiekoefeningen. De mediaanwaarde voor tijd die ze doorbrachten in deze moeilijke posities was 6 min. 96.7% van de leerkrachten werden blootsgesteld aan het dragen en tillen. De zwaarste liften waren tijdens het ondersteunen van leerlingen bij gymnastiekoefeningen, maar de frequentie daarvan verschilde opnieuw aanzienlijk van leerkracht tot leerkracht. In de studie van Vingard et al.(1993) werd een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke relatie tussen fysieke werkbelasting en een verhoogd risico op het ontwikkelen van artrose van de heup. Hierbij waren de cases 239 mannen met een heupprothese als gevolg van ernstige idiopathische artrose van de heup. De referentiegroep bestond uit 302 mannen die random geselecteerd waren uit de algemene populatie. De werklast werd bepaald door gebruik te maken van een interview en een vragenlijst over de specifieke werkperiodes. Mannen met hoge blootstelling aan dynamische of statische belasting op het werk hadden een verhoogd relatief risico van 2.42 (95% CI: ) voor het ontwikkelen van artrose ter hoogte van de heup in vergelijking met mannen met een lage blootstelling. Mannen met een hoge blootstelling aan zwaar tillen tussen de leeftijd van 30 en 49 jaar hadden het hoogste relatieve risico, namelijk 3.31 (95% CI: ). Blootstelling van lange tijd aan fysieke belasting op het werk bleek uit dit onderzoek een risicofactor voor ernstige artrose ter hoogte van de heup bij mannen. Tabel4 De mediaanwaarde van het percentage van de geregistreerde tijd (in min.) dat gespendeerd werd in elk 20 interval van rompextensie en flexie, uit Sandmark et al.,1999 De rompextensie en flexie werd ook gemeten gedurende de werkdag bij de leerkrachten lichamelijke opvoeding en daaruit bleek dat in 78% van de geregistreerde tijd de romp bijna rechtop (-20 tot 20 ) gehouden werd en dat er bovendien grote individuele verschillen waren (Sandmark et al.,1999). 17

25 Recente blessures Uit de resultaten van het onderzoek van Lemoyne et al. (2007) bleek dat 37.6% van de leerkrachten LO minstens één recente blessure opliep en dat daarvan bovendien 16.5% meer dan één blessure had. Een recent letsel werd hier gedefinieerd als een blessure opgelopen in de afgelopen 12 maanden. De onderste ledematen, waarbij enkel (20%) en knie (12%) behoorde, vertoonden met 32% de meeste blessures bij de leerkrachten lichamelijke opvoeding. De zone van de rug, waar hier zowel rug als nek samengenomen werd, kwam met Tabel5 Aantal recente blessures opgedeeld volgens anatomische regio s, uit Lemoyne et al., % op de tweede plaats. De blessures bestonden voor 52% uit botbreuken, verstuikingen of verrekkingen, wat acute blessures zijn. Bij de 19 klasleerkrachten waren slechts 2 blessures geregistreerd het afgelopen jaar, die beiden blessures aan de lage rug waren Chronische blessures Chronische letsels werden gedefinieerd als letsels waar de proefpersonen al meer dan een jaar last van hadden tijdens hun carrière. 48.1% van de leerkrachten LO hadden minstens één chronische blessure, waarvan 22.6% twee of meer. De resultaten geordend volgens de anatomische regio s waren gelijkend op die van de recente blessures. 31% van de chronische blessures kwamen voor ter hoogte van de nek en rug en 23% ter hoogte van de knie(16%) en enkel(7%). Overbelastingsletsels kwamen het meest voor (25.4%) bij de chronische blessures (Lemoyne et al.,2007). Tabel6 Aantal chronische blessures opgedeeld volgens anatomische regio s, uit Lemoyne et al.,

26 Hartslag tijdens het lesgeven 95% van de vrouwelijke lesgevers hadden tijdens de werkdag een hartslag die hoger lag dan 100 sl/min voor 42% van de registratietijd. 70% van de mannelijke lesgevers hadden een hartslag groter dan 100 sl/min voor 25% van de registratietijd. De activiteiten die de hoogste hartslag met zich meebrachten, waren de opwarming, aerobiclessen, danslessen, hockey en circuit training. Bij deze activiteiten deden de leerkrachten gedeeltelijk mee, gaven instructies en hielpen de leerlingen. Als de leerkrachten deelnamen aan de opwarming of aerobic of leerlingen ondersteunden bij gymnastiekoefeningen waren er hartslagpieken van 150 sl/min bij 22 leerkrachten merkbaar (Sandmark et al.,1999) Artrose ter hoogte van knie en heup Zweedse leerkrachten lichamelijke opvoeding hadden een betere algemene gezondheid, maar wel vaker serieuze aandoeningen dan de algemene Zweedse populatie. De prevalentie van symptomatische artrose van de knie, eerdere letsels en operaties aan de knie waren hoger bij de vrouwelijke en mannelijke leerkrachten lichamelijke opvoeding in vergelijking met de referentiegroep. Prevalentie ratio s voor ziekteverlof door knieaandoeningen waren 1.7 voor de mannelijke en 1.6 voor de vrouwelijke leerkrachten. De vrouwelijke leerkrachten hadden een ratio van 3.7 voor het moeten veranderen van werk door knieaandoeningen, bij de mannen bedroeg dit 2.2. De prevalentie ratio voor symptomatische artrose ter hoogte van de heup was 2.7 voor de vrouwelijke leerkrachten LO (Sandmark,2000). Tabel7 Prevalentie ratio s (95% CI) voor knie- en heupblessures, knie- en heupartrose (OA) en knie- en heupoperatie bij leerkrachten lichamelijke opvoeding in vergelijking met de referentiegroep, uit Sandmark,

27 Lichaamsdelen Aandoeningen aan het bewegingsapparaat ter hoogte van de nek, schouder en bovenrug op gelijk welk moment in hun leven, was ongeveer gelijk bij leerkrachten lichamelijke opvoeding en de referentiegroep. Bij de vrouwelijk leerkrachten waren er meer klachten ter hoogte van de elleboog en bij zowel de mannelijke als vrouwelijke leerkrachten lichamelijke opvoeding waren meer klachten ter hoogte van de lage rug (Sandmark,2000). Tabel8 Prevalentie ratio s (95% BI) voor zelfgeregistreerde aandoeningen in de nek, rug en bovenste ledematen bij leerkrachten lichamelijke opvoeding in vergelijking met de referentiegroep, uit Sandmark, Leeftijd Op veertigjarige leeftijd was 88% van de leerkrachten lichamelijke opvoeding nog actief aan het werk en op vijftigjarige leeftijd nog 75%. Op zestigjarige leeftijd was er nog slecht 19% aan het werk in dit beroep en 2.5% van de vrouwen en 3.1% van de mannen hadden vervroegd pensioen genomen. De overige leerkrachten lichamelijke opvoeding waren overgeschakeld naar een andere job (Sandmark,2000). De resultaten van het onderzoek van Lemoyne et al. (2007) werden geordend volgens leeftijd (21-30, 31-40, 41-50, 51+), waarbij enkel een significant verschil bekomen werd bij de chronische blessures en niet bij de recente blessures. Hoe ouder men was, hoe meer chronische blessures er gerapporteerd werden bij de leerkracht LO Sportparticipatie Leerkrachten lichamelijke opvoeding waren opvallend meer actief in sport dan de referentiepopulatie. Zo hadden 73% van de mannen en 40% van de vrouwen ooit op elite niveau sport beoefend, terwijl dit in de referentiepopulatie respectievelijk voor slechts 17% en 3% het geval was. 91.1% van de 11.7% mannelijke leerkrachten die symptomatische artrose aan de knie hadden, deden vroeger heel veel aan sport. Bij de mannelijke referentiegroep was dit hetzelfde voor 44,4% van de 3.5% gevallen van artrose aan de knie. Voor de vrouwen met symptomatische artrose aan de knie was dit 64.3% van de 5% bij de leerkrachten en 33.3% van de 1.2% bij de referentievrouwen. De hoge sportparticipatie bij leerkrachten lichamelijke opvoeding was sterk gecorreleerd met hun beroepsgebonden blootstelling. Deze twee 20

28 blootstellingen samen kunnen een effect uitoefenen op het ontwikkelen van knieblessures (Sandmark,2000). In de studie van Vingard et al.(1993) en Vingard et al. (1998) werd vastgesteld dat hoge participatie in alle soorten van sport het risico op artrose van de heup in mannen en vrouwen verhoogt en dat atletiek en racketsporten de meest risicovolle sporten waren bij mannen. In het onderzoek van Lemoyne et al. (2007) werd ook gepeild naar de fysieke activiteit van vroeger en nu in de vrije tijd van deze leerkrachten LO. Een verleden van veel fysieke activiteit in de vrije tijd had geen significant effect op het aantal recente blessures, maar personen die naast leerkracht LO ook nog actief waren in sportclubs als bijvoorbeeld sport coach of fitnessleraar toonden wel een hoger aantal recente blessures. Er was echter wel een significant effect van fysieke activiteit in de vrije tijd op chronische blessures. Leerkrachten LO die heel regelmatig (vijf keer en meer per week) aërobe fysieke activiteit verrichtten, hadden minder chronische blessures dan de leerkrachten die af en toe eens actief waren. 21

29 5. Klachten aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten De werktaken van leerkrachten in scholen gaan vaak gepaard met een houding waarbij het hoofd neerwaarts gebogen is, zoals frequent lezen, verbeteren van opdrachten of het schrijven op een schoolbord. Leerkrachten van de kleuterschool moeten daarbij echter vaak ook een breed scala aan taken combineren in verband met de basisgezondheidszorg, kinderopvang, onderwijstaken en bovendien ook taken die aanhoudende mechanische belasting en constante rompflexie vereisen. Leerkrachten van de kleuterschool hebben een verhoogde prevalentie van nek-, schouder-, arm- en lage rugklachten en klachten aan de onderste ledematen als gevolg van activiteiten die aanhoudende periodes van knielen, bukken, hurken of buigen vereisen. Er is een hoge prevalentie van klachten aan het bewegingsapparaat aangetoond bij leerkrachten in het algemeen in scholen in vergelijking met andere beroepsgroepen, met een prevalentie tussen de 40% en 95%. In hun loopbaan kunnen leerkrachten onderworpen worden aan condities die lichamelijke gezondheidsproblemen veroorzaken. Het werk van een leerkracht is niet enkel het onderwijzen van een leerling, maar ook het voorbereiden van lessen, het beoordelen van het werk van de studenten en het betrokken worden bij buitenschoolse activiteiten zoals sport. Daarnaast kunnen leerkrachten ook deelnemen aan verschillende schoolcommissies. Als gevolg van deze verscheidenheid van functies, kunnen leerkrachten lijden aan negatieve mentale en fysieke gezondheidsproblemen (Erick & Smith,2011) Epidemiologische studies Erick & Smith hebben in 2011 een review gemaakt over de aandoeningen aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten in scholen. Hun doel was om de literatuur hieromtrent kritisch te analyseren en verslag uit te brengen over de prevalentie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat en de mogelijke risicofactoren bij het lesgeven in het onderwijs. Het onderzoek was gericht op het kleuter-, lager en secundair onderwijs, alsook op leerkrachten van lichamelijk en geestelijk gehandicapte kinderen. Empirisch onderzoek, case studies en literatuur reviews, gepubliceerd in wetenschappelijke Engelse tijdschriften werden opgenomen in deze review, waarbij brieven aan de redactie en conferentieverslagen uitgesloten werden. Deelnemers aan de onderzoeken moesten leerkrachten zijn in een school. Er werden geen verdere uitsluitingen gemaakt op basis van leeftijd, geslacht, ras of socio- 22

30 economische status. Daarnaast werden enkel de studies opgenomen die de prevalentie en risicofactoren van aandoeningen aan het bewegingsapparaat weergaven. Na grondig onderzoek op verschillende databases en aan de hand van bovenstaande criteria werden uiteindelijk 33 artikels opgenomen in deze review Prevalentie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat Internationale studies met betrekking tot de aandoeningen aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten in scholen rapporteerden een hoge prevalentie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat over heel het lichaam. Een studie van leerkrachten in Hong Kong stelde bijvoorbeeld vast dat 95.1% van de leerkrachten een vorm van musculoskeletale pijn had in de maand voorafgegaan aan het onderzoek. Hierbij werden leerkrachten van de lagere en secundaire school onderzocht. Bij een studie in Estland werd gekeken naar de fysieke activiteit, aandoeningen aan het bewegingsapparaat en cardiovasculaire risicofactoren bij mannelijke leerkrachten lichamelijke opvoeding. 66.7% van de leerkrachten rapporteerden daar aandoeningen aan het bewegingsapparaat in de afgelopen 12 maanden en voor die zelfde periode rapporteerde 51.2% van de leerkrachten lichamelijke opvoeding aandoeningen aan het bewegingsapparaat (Pihl et al.,2002). Hierbij werden 86 leerkrachten LO en 102 leerkrachten van andere vakken opgenomen en was de gemiddelde leeftijd jaar. Bij de meeste onderzoeken werden de aandoeningen in verschillende lichaamsregio s onderzocht en deze worden hieronder verder besproken Schouder en nek Body Site Shoulder only Neck only Prevalence (%) Recall Period Participants Sample size Response Rate (%) Country Year Study Design Author(s) 28.7 NS Primary, secondary and 900* Turkey 2011 CS Korkmaz et high school teachers al month Primary, secondary and China 2010 CS Chong & high school teachers Chan Physical education Estonia 2002 CC Pihl et al. months teachers School teachers Estonia 2002 CC Pihl et al. months 42.5 NS Primary, secondary and 900* Turkey 2011 CS Korkmaz et high school teachers al month Primary, secondary and China 2010 CS Chong & high school teachers Chan 68.2 Life-long Secondary school China 2006 CS Chiu et al. teachers Physical education Estonia 2002 CC Pihl et al. months teachers School teachers Estonia 2002 CC Pihl et al. months Tabel9 Internationale studies die prevalentie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat ter hoogte van de schouders en nek rapporteren bij leerkrachten in scholen, uit Erick & Smith,

31 In het algemeen kan vastgesteld worden dat er bij leerkrachten minder blessures aan de bovenste ledematen voorkomen dan aan de onderste ledematen. Twee risicovolle delen zijn echter nog de schouder en nek, bij deze laatste komen veel meer blessures ( %) bij schoolleerkrachten dan bij leerkrachten lichamelijke opvoeding (9.3%) voor. Schouderblessures zijn volgens de studies van Pihl et al. (2002) dan weer meer voorkomend bij leerkrachten lichamelijke opvoeding dan bij de overige leerkrachten Rug Body Prevalence (%) Recall Participants Sample Response Country Year Study Author(s) Site Period size Rate (%) Design Back 36.9 (upper back) NS Primary, secondary and high school teachers 900* Turkey 2011 CS Korkmaz et al (lower back) NS Primary, secondary and high school teachers 900* Turkey 2011 CS Korkmaz et al (upper back) 1 month Primary, secondary and high school teachers China 2010 CS Chong & Chan 59.2 (lower back) 1 month Primary, secondary and high school teachers China 2010 CS Chong & Chan 63.0 NS Physical education teachers 562* Greece 2004 CS Stergioulas et al. 4.7 (lower 12 Physical education Estonia 2002 CC Pihl et al. back) months teachers 11.8 (lower 12 School teachers Estonia 2002 CC Pihl et al. back) months months School teachers France 2006 CS Kovess- Masfety et al NS Teachers in a special CS Wong et al. school for the severe handicaps month School teachers for Japan 2006 CS Muto et al. physically and mentally handicapped children 50.0 Life-long Primary school teachers China 2004 CS Jin et al NS Teachers for physically and intellectually disabled pupils Japan 2003 CS Yamamoto et al. Tabel10 Internationale studies die prevalentie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat ter hoogte van de rug rapporteren bij leerkrachten in scholen, uit Erick & Smith,2011 Enkele van de studies uit de review van Erick & Smith (2011) worden in tabel 10 weergegeven. Algemeen kan afgeleid worden dat de prevalentie aan rugklachten bij leerkrachten zeer hoog is en schommelt tussen de 34.8 en 76.7%. Bij de rug wordt er echter vaak ook een onderscheid gemaakt tussen de onder- en bovenrug. Bij de studies van Korkmaz et al. (2011) en Chong & Chan (2010) is het telkens de onderrug die met de meeste aandoeningen te kampen krijgt. Bij de studies van Pihl et al. (2002) werd er slechts 4.7% en 11.8% aandoeningen gerapporteerd aan de onderrug op één jaar tijd bij de leerkrachten lichamelijke opvoeding en andere schoolleerkrachten respectievelijk. Deze prevalentiecijfers zijn echter heel laag en kunnen in vraag gesteld worden, zeker wanneer de 24

32 prevalentiewaarden, 63.0%, van de studie van Stergioulas et al. (2004) erbij geplaatst worden. Er is echter nog niet veel onderzoek naar blessures bij leerkrachten lichamelijke opvoeding, waardoor er nog niet met zekerheid kan gezegd worden welke de meest realistische waarden met zich meebrengt Onderste ledematen Body Site Prevalence (%) Recall Period Lower 8.4 NS limb/ (hip) extremities Participants Primary, secondary and high school teachers 32.0 (knees) NS Primary, secondary and high school teachers 21.8 (ankles) NS Primary, secondary and high school teachers 54.6 (leg pain 1 month Primary, secondary and during physical high school teachers activity) 2.3 (hip) 12 Physical education months teachers 3.9 (hip) 12 months 14.0 (knees) 12 Physical education months teachers 7.8 (knees) 12 months Bij de onderste ledematen is de prevalentie van aandoeningen bij de leerkrachten uit de studie van Korkmaz et al. (2011) het grootst bij de knieën (32.0%), gevolgd door de enkels (21.8%) en veel minder groot bij de heup (8.4%). Volgens de studie van Chong & Chan (2010) zou de prevalentie van pijn aan de benen tijdens fysieke activiteit bij leerkrachten 54.6% bedragen. Als laatste kan uit de studie van Pihl et al. (2002) afgeleid worden dat de prevalentie van aandoeningen aan de onderste ledematen bij leerkrachten lichamelijke opvoeding het grootst is aan de knieën (14.0%) en veel kleiner (2.3%) aan de heup. In diezelfde studie hebben andere schoolleerkrachten minder knieaandoeningen (7.8%), maar iets meer heupaandoeningen (3.9%) dan de leerkrachten lichamelijke opvoeding Epidemiologische studies Sample size Response Rate (%) Country Year Study Design Author(s) 900* Turkey 2011 CS Korkmaz et al. 900* Turkey 2011 CS Korkmaz et al. 900* Turkey 2011 CS Korkmaz et al China 2010 CS Chong & Chan Estonia 2002 CC Pihl et al. School teachers Estonia 2002 CC Pihl et al Estonia 2002 CC Pihl et al. School teachers Estonia 2002 CC Pihl et al. Tabel11 Internationale studies die prevalentie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat ter hoogte van de onderste ledematen rapporteren bij leerkrachten in scholen, uit Erick & Smith,2011 Een cross-sectionele, beschrijvende epidemiologische studie naar de werkomstandigheden en de gezondheid van leerkrachten van het gemeentelijk onderwijsnetwerk in Salvador werd uitgevoerd door Cardoso et al. (2009). Een onderzoek met alle leerkrachten van dit netwerk in Salvador werd in 2006 uitgevoerd tijdens een leerkrachtenregistratie en kon voor deze cross- 25

33 sectionele studie opgevraagd worden. Van de leerkrachten, namen in totaal (92%) vrouwen en 360 (8%) mannen deel aan het onderzoek. De leeftijd varieerde tussen 18 en 69 jaar, waaronder 47.9% 40 jaar of ouder was. De data bestond uit blokken van vragen over socio-demografische informatie, gericht op de karakteristieken van de leerkrachten, hun werk binnen dit netwerk, de condities van de werkomgeving en geestelijke, vocale en de voornaamste fysieke gezondheidsproblemen. De vragenlijst werd anoniem en via een verzegelde envelop ingevuld, met de nodige informatie over de vrijwillige medewerking aan het onderzoek. Een cross-sectionele studie werd uitgevoerd door Korkmaz et al. (2011), waarbij 900 voltijds werkende leerkrachten van de basis- en middelbare scholen van zowel de staats- als de privéscholen in Turkije geëvalueerd werden. Gegevens van de stedelijke en niet-stedelijke gemeenschappen werden verzameld binnen de Turkse schoolperiode. 463 leerkrachten rapporteerden klachten aan het bewegingsapparaat. Leerkrachten met deze klachten vulden een vragenlijst in tijdens de schooluren onder toezicht van een fysiotherapeut, enkel indien ze het informed consent ondertekend hadden om deel te nemen aan het onderzoek. De resultaten van deze studie werden ook opgenomen in de review van Erick & Smith (2011), maar worden hieronder gedetailleerder besproken volgens geslacht en leeftijd Lichaamsdelen De prevalentie van klachten aan het bewegingsapparaat was 41.1% voor de onderste ledematen, 41.1% voor de rug en 23.7% voor de bovenste ledematen. De totale prevalentie van de klachten voor de drie lichaamssegmenten was 55%. 19.7% gaf pijn aan in slechts één van de drie segmenten, 19.9% in twee van de drie en 15.4% in de drie lichaamssegmenten (Cardoso et al., 2009). In de studie van Korkmaz et al. (2011) werd een gelijkaardige prevalentie gevonden van klachten aan het bewegingsapparaat, namelijk 51.4%. De prevalentie hiervan bedroeg 42.5% voor de nek, 36.9% voor de bovenrug, 43.8% voor lage rug, 28.7% voor de schouders, 8% voor elleboog, 13.4% voor pols, 8.4% voor heup, 32% voor knie en 21.8% voor de enkel Geslacht De prevalentie van aandoeningen bij de leerkrachten was hoger bij vrouwen dan bij de mannen voor alle drie de lichaamssegmenten (onderste ledematen, rug en bovenste ledematen). 26

34 Bij de onderste ledematen rapporteerde 22.0% van de mannen klachten in vergelijking met 42.6% van de vrouwen. Bij de bovenste ledematen was dit respectievelijk 15.4 en 24.6% en bij de rug 26.6 en 42.1% (Cardoso et al., 2009). Ook bij de studie van Korkmaz et al. (2011) lag de prevalentie van klachten aan het bewegingsapparaat hoger bij vrouwen dan bij mannen voor zowel onderste en bovenste ledematen als voor de rug. Tabel12 Aantal rapportages (percentages) van musculoskeletale pijn volgens geslacht, uit Korkmaz et al., Leeftijd De leerkrachten werden in 3 groepen onderverdeeld: tot 29 jaar, 30 tot 39 jaar, 40 jaar en ouder. De grootste prevalentie van klachten werd telkens in de oudste groep gevonden. Deze associatie tussen de klachten aan het bewegingsapparaat en de leeftijd van 40 jaar en ouder kan ook verklaard worden door de natuurlijke slijtage van het lichaam volgens Cardoso et al. (2009). Bij Korkmaz et al. (2011) werden de leerkrachten in 4 leeftijdsgroepen onderverdeeld: 20-29, 30-39, en jaar. De resultaten toonden ook hier aan dat er een verhoging was van prevalentie van klachten ter hoogte van het bewegingsapparaat met toegenomen leeftijd en de hoogste prevalentie werd gevonden bij de leeftijdsgroep van jaar. Deze groep was 17.4% van de totale sample en was bovendien 33.9% van het totaal aantal leerkrachten met klachten. 27

35 6. Klachten aan het bewegingsapparaat bij de algemene populatie Om het aantal, aard en ernst van aandoeningen aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten lichamelijke opvoeding in Vlaanderen weer te geven, is er nood aan een goede referentiepopulatie. Hieronder worden 3 soorten van referentiepopulaties verder besproken. Eerst en vooral kan hierbij gekeken worden naar de resultaten uit de studie van Cumps & Meeusen (2006,Vol1) die een schatting maakten van het aantal sportletsels dat jaarlijks in Vlaanderen gebeurt op basis van gegevens verkregen via het EHLASS of European Home and Leisure Accident Surveillance System. Dit is een Europees project voor de registratie van privé-ongevallen op de spoedeisende hulpafdelingen van ziekenhuizen. Daarnaast werd in Nieuw-Zeeland ook een uitgebreide studie gedaan naar het aantal klachten aan het bewegingsapparaat, waarbij rekening gehouden werd met de plaats van de klachten per lichaamsdeel en de invloed van geslacht, leeftijd en het beroep (Widanarko et al.,2011). Als laatste kan nog specifieker vergeleken worden door het aantal klachten aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten lichamelijke opvoeding te gaan vergelijken met de klachten bij de algemeen werkende bevolking. Dit is gebeurd in een studie in Quebec door Leroux et al. (2005) 6.1. Epidemiologische studies Databases van 4 Belgische ziekenhuizen, die gedurende de periode van 1995 t.e.m privé-ongevallen registreerden op de spoedgevallen afdelingen, werden gebruikt voor de analyse voor sportletsels in Vlaanderen. Vanaf 2000 werd het European Home and Leisure Accident Surveillance System stopgezet, waardoor de registratie van privé-ongevallen niet langer gebeurde. Via het OIVO werden de gegevens uit dit systeem verkregen in deze studie en hier ging het voornamelijk over acute letsels die voldoende ernstig zijn om de spoedeisende hulp te raadplegen. Om het beeld van sportletsels specifieker in kaart te brengen werd een verdere analyse uitgevoerd met de gegevens van twee Vlaamse ziekenhuizen. De registratie van de gegevens gebeurde met behulp van een gecodeerde vragenlijst (Cumps & Meeusen,2006,Vol1). Om de prevalentie van klachten aan het bewegingsapparaat te meten in een volwassen populatie selecteerden Widanarko et al. (2011) random individuen van de Nieuw- Zeelandse kiezerslijst. Daarna kreeg elke potentiële deelnemer een uitnodiging via mail om 28

36 een telefonisch interview af te nemen en uiteindelijk werden personen geïnterviewd. Hierbij was 21% van de mannen tussen jaar, 25% tussen jaar, 28% tussen jaar en 26% ouder dan 55 jaar. Voor de vrouwen was dit respectievelijk 23%, 30%, 29% en 18%. In het interview werd informatie gevraagd over geslacht, leeftijd, werkgeschiedenis, fysieke, psychosociale, organisatorische en omgevingsfactoren en gezondheidstoestanden, inclusief aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Deze aandoeningen aan het bewegingsapparaat werden gedefinieerd als de aanwezigheid van bestaande of verworven problemen (pijn, ongemak en gevoelloosheid) gedurende de laatste 12 maanden. Via ja-/neevragen werden de aandoeningen geassocieerd aan tien anatomische regio s. De studie van Leroux et al. (2005) deed beroep op gegevens van een gezondheidsonderzoek dat uitgevoerd werd in Quebec in Daaruit selecteerden ze alle individuen die tussen de 18 en 65 jaar waren, geregistreerd betaald werk hadden (alle soorten werk waren toegelaten) en die 25 uur of meer per week hun hoofdberoep uitoefenden. Dit resulteerde in individuen (5.474 mannen en vrouwen). Aan de hand van de informatie van twee bestaande vragenlijsten werden verdere gegevens van deze personen bekomen. De eerste ondervraging was via een persoonlijk interview dat zich focuste op de gezondheid van alle leden van het gezin en het tweede was een schriftelijke vragenlijst die elk lid van het gezin ouder dan 15 jaar moest invullen. Hierin peilde men naar de gezondheidsperceptie, levensstijl, jobkenmerken en socio-demografische variabelen. 69% van de doelgroep hadden beide vragenlijsten beantwoord. Het resultaat dat voor deze studie kon gebruikt worden, was zelfgerapporteerde pijn aan het bewegingsapparaat. De locatie hiervan werd aangeduid via de afbeelding van een mannetje met de verschillende lichaamsdelen. Daarna werd de pijn in groepen onderverdeeld: nek, rug, bovenste ledematen en onderste ledematen Aantal sportletsels Totaal n % n % n % n % n % n % UZ Antwerpen UZ Gent Erasmusziekenhuis Brussel Hôpital St-Camille Namur Totaal UZ = Universitair Ziekenhuis n = aantal sportongevallen % = procentuele verhouding sportongevallen per ziekenhuis Tabel13 Aantal sportongevallen geregistreerd in de 4 ziekenhuizen en de procentuele verhouding per ziekenhuis, uit Cumps & Meeusen,2006,Vol1 29

37 In tabel 13 wordt een overzicht gegeven van het aantal sportongevallen in de vier ziekenhuizen. Het aantal patiënten dat zich bij de dienst spoedgevallen meldt, is afhankelijk van de populatie per gemeente, populariteit van en deelname aan sportactiviteiten in de regio en bovendien ook het aantal ziekenhuizen beschikbaar ten opzicht van het aantal inwoners in die streek. Door een ruwe veralgemening zou het aantal sportongevallen in Vlaanderen, in eerste instantie behandeld in het ziekenhuis, jaarlijks te schatten vallen op , dit is 18.9 letsels/1000inwoners, en op in Brussel. Dit is een ruwe (over)schatting, gebaseerd op het aantal ziekenhuizen in Vlaanderen en niet op het aantal inwoners per regio Lichaamsdelen 92% (95% CI: 91%-93%) (n=2750) van de ondervraagde volwassenen rapporteerden klachten aan het bewegingsapparaat in één van de tien lichaamsregio s. Deze bestonden uit: nek, schouders, armen, ellebogen, polsen-handen, bovenrug, lage rug, heupen-dijen-zitvlak, knieën, en enkels-voeten. De prevalentie van klachten aan het bewegingsapparaat was het hoogst ter hoogte van de lage rug (54%), gevolgd door de nek (43%) en schouders (42%). De laagste prevalentie werd gevonden voor de ellebogen (14%) (Widanarko et al.,2011) Geslacht Uit de studie van Widanarko et al. (2011) bleek dat de prevalentie van klachten aan het bewegingsapparaat volgens geslacht respectievelijk 91% en 92% voor mannen en vrouwen was. Vrouwen hadden een significant hogere prevalentie van klachten in de nek, schouders, polsen/handen, bovenrug en het gebied van heup/dijen en zitvlak in vergelijking met de mannen. Mannen hadden daarentegen een hogere prevalentie van klachten aan de elleboog, lage rug en knieën dan vrouwen. Bij deze studie werd meteen een onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen bij de prevalentie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat. De prevalentie van nekpijn was hoger bij vrouwen (18%) dan bij mannen (11%). Hoge werkbelasting heeft een groter effect op vrouwen (OR 2.3, 95%BI ) dan op mannen (OR 1.4, 95%BI ) bij pijn aan de bovenste ledematen. Hoge werkbelasting, zware gewichten tillen op het werk en hoge psychische nood werden geassocieerd met rugpijn bij zowel de mannen als de vrouwen. Bij mannen kwam pijn in de onderste ledematen meer voor bij hoge werkbelasting, lang rechtstaan op het werk, tillen van zware lasten, overgewicht en blootstelling aan trillingen. Bij 30

38 vrouwen werd pijn in de onderste ledematen geassocieerd met lang rechtstaan op het werk, tillen van zware lasten en overgewicht hebben (Leroux et al.,2005) Leeftijd Bij bovenstaand onderzoek werden de volwassenen onderverdeeld in 4 groepen volgens leeftijd: jaar, jaar, jaar en 55+. De resultaten toonden geen significante verschillen in prevalentie tussen de leeftijdsgroepen voor alle regio s van het lichaam voor mannen, vrouwen en de hele populatie. Bij de studies van Hildebrandt (1995a) en Naidoo et al. (2009) werd er wel aangetoond dat ouderen meer klachten aan het bewegingsapparaat rapporteerden dan jongeren. Het verschil kan hier dus liggen bij de indeling van de leeftijdgroepen, want hier werden 4 groepen gemaakt en in de studie van Naidoo et al. (2009) maar 2 groepen (<40 en >40 jaar). De leeftijdverdeling van elke studiepopulatie speelt hierbij ook een belangrijke rol, in het onderzoek van Widanarko et al. (2011) was de jongere leeftijdsgroep ondervertegenwoordigd. Tabel14 Prevalentie van klachten aan het bewegingsapparaat gedurende de afgelopen 12maanden, uitgedrukt als het aantal gevallen per 100 werkenden (en het 95% CI) in relatie tot het lichaamsregio, voor mannen, vrouwen en de totale populatie, gerangschikt volgens lichte en zware fysieke werkbelasting, uit Widanarko et al., De waarschijnlijkheid van het hebben van nekpijn was groter bij vrouwen vanaf 25 jaar en ouder, terwijl de leeftijd bij de mannen geen verhoogd risico met zich mee bracht. Voor de bovenste ledematen is zowel bij de mannen als bij de vrouwen een verhoogd risico vanaf de leeftijd van 40 jaar. Leeftijd bracht ook geen verhoogd risico met zich mee bij mannen en vrouwen voor het krijgen van rugpijn en bij de onderste ledematen werd enkel bij de vrouwen vanaf 50 jaar een verhoogd risico vastgesteld (Leroux et al.,2005).

39 Beroep en fysieke belasting Uit het onderzoek van Widanarko et al. (2011) bleek dat prevalentie van klachten aan het bewegingsapparaat op sommige plaatsen van het lichaam gerelateerd is aan het soort beroep dat de persoon uitoefent. Aan de hand van deze resultaten hadden ze de beroepen onderverdeeld in twee groepen: de groep met lichte lichamelijke werkbelasting (wetgever en administrator, professional, technici en vakspecialisten, klerken, en diensten en verkoopsarbeiders) en de groep met zware lichamelijke werkbelasting (landbouwers en vissers, handelaars, installatie- en machine operatoren en monteurs, en de elementaire arbeiders). Na herschikking van de resultaten, kon men concluderen dat de prevalentie van klachten hoger lag bij de groep met zware lichamelijke werkbelasting. Voor de mannen waren de klachten ter hoogte van bijna alle lichaamsregio s (behalve de nek, waar de waarden ongeveer gelijk bleven) meer aanwezig voor de groep met zware lichamelijke werkbelasting. Significante stijgingen van aandoeningen bij de zware werkbelasting werd bij de mannen gevonden voor schouders, armen, elleboog, pols/hand, bovenrug, onderrug, heup/dij/zitvlak en enkel/voet. Bij de vrouwen met zware lichamelijke werkbelasting was er een stijging van aantal klachten bij armen, elleboog, pols, handen en knieën in vergelijking met de vrouwen met lichte lichamelijke werkbelasting. Er was hierbij een significante daling bij de nek en een significante stijging bij armen en pols/hand. Voor de totale populatie had de groep met zware lichamelijke werkbelasting een significant hogere prevalentie van klachten in armen, ellebogen, pols/hand, lage rug en knieën dan de andere werkgroep. De groep met lichte lichamelijke werkbelasting had daarentegen meer klachten in de nek. Dit kan verklaard worden door het zittend werk, het gebruik van computers en de veeleisende taken van de handen, die veelal samengaan met nekproblemen Ontstaan Bij Cumps & Meeusen (2006,Vol1) was bij 83.4% van de patiënten het letsel acuut ontstaan. In 77% van de gevallen werd er gemeld dat het letsel voor de eerste keer optrad, iets meer dan 6% had voordien reeds klachten t.h.v. het opgelopen letsel en de overige letsels werden overbelastingsletsels genoemd. Daarbij was de oorsprong geleidelijk aan, zonder een directe, plotse oorzaak. Daarnaast werden ook de procentuele verhouding van de fysieke activiteiten verantwoordelijk voor het ontstaan van het letsel weergegeven: 48% bij Sport, 19% bij werk, 11% bij andere, 6% bij spel, 5% bij tuinieren, 4% bij verkeer, 4% bij huishouden en 3% was onbekend. 32

40 7. Klachten aan het bewegingsapparaat bij atletische trainers en kinesitherapeuten Atletische trainers oefenen een beroep in de gezondheidszorg uit, dat gespecialiseerd is in de preventie, beoordeling, behandeling en revalidatie van blessures en ziekten die zich voordoen bij atleten en/of mensen die fysiek actief zijn. Atletische trainers werken in atletische of klinische omgevingen en werken samen met de atleet, coach, arts en aanvullend personeel en bieden zorg en ondersteuning aan bij fysieke en emotionele trauma s (Yan-Ying Ju et al.,2010). De taak van deze atletische trainers kan in zeker mate vergeleken worden met de taak van een leerkracht lichamelijke opvoeding. De leerkracht werkt eerst en vooral ook in atletische omgevingen, moet ook instaan voor de preventie van blessures bij zijn leerlingen, blijft ook lange tijd in eenzelfde positie staan, moet hen begeleiden bij oefeningen en komt daarbij soms in onaangename posities terecht en moet hen behandelen bij eventuele blessures. De taak van deze atletische trainers leunt echter wel nog dichter aan bij deze van kinesisten dan bij deze van leerkrachten lichamelijk opvoeding. Fysiotherapeuten of kinesitherapeuten behandelen vaak patiënten met aandoeningen aan het bewegingsapparaat, maar tegelijkertijd lopen deze therapeuten ook zelf het risico om onder andere aandoeningen aan het bewegingsapparaat in de bovenste ledematen en lage rug op te lopen. Een kinesitherapeut voldoet in deze studie aan de definitie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat wanneer ze ja antwoorden op de volgende vraag: Heb je gedurende de afgelopen twaalf maanden pijn, hinder of ongemak ervaren in een van de negen verschillende lichaamssegmenten?. Deze negen delen werden aangeduid op een anatomische figuur. (Bork et al.,1996) Epidemiologische studie Om de werkgerelateerde aandoeningen aan het bewegingsapparaat bij de atletische trainers te onderzoeken, werd een vragenlijst opgesteld die uit drie domeinen bestond; persoonlijke gegevens, beroepgegevens en informatie over werkgerelateerde aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Volgens de database van de nationale associatie van atletische trainers en nationale sportuniversiteit, waren er in totaal 287 atletische trainers in Taiwan in Er konden 221 van deze trainers bereikt worden via mail en na tien dagen werd contact opgenomen om bevestiging van ontvangst te vragen en hen verder aan te moedigen om deel te nemen aan het onderzoek. Uiteindelijk werden 146 vragenlijsten volledig en valide ingevuld. 33

41 103 van deze ondervraagden werkten op het moment van het onderzoek ook effectief als atletische trainer, waaronder 35% voltijds en 65% deeltijds (Yan-Ying Ju et al.,2010). Bij Bork et al. (1996) werden er vragenlijsten doorgestuurd naar alle afgestudeerden tussen 1943 en 1993 van de universiteit van kinesitherapie in Iowa, dit is één van de vijftig staten van de Verenigde Staten. In totaal zouden er vragenlijsten op hun bestemming moeten geraakt zijn. 928 vragenlijsten werden ingevuld en teruggestuurd, waarbij de gemiddelde leeftijd 43 jaar was (deze liep van jaar), 52% hiervan waren vrouwen en 48% waren mannen. De proefpersonen kwamen uit verschillende staten, met voornamelijk Iowa (35.3%), Illinois (7.1%), Minnesota (6.2%) en Wisconsin (5.4%). Gemiddeld werkten de proefpersonen 28.5 uur per week, waarbij ziekenhuizen de voornaamste werkplaats waren. De vragenlijst werd opgesteld aan de hand van verschillende standaardvragenlijsten die aandoeningen aan het bewegingsapparaat onderzoeken in werkpopulaties. Hierin werd gevraagd naar algemene informatie over het aantal jaar werkervaring, -status en -omgeving, specialiteit van de praktijk, de patiëntenpopulatie en de fysiotherapeutische activiteiten. Bovendien werd er ook gepeild naar de leeftijd, lengte, gewicht en geslacht. Als laatste bevatte de vragenlijst ook een symptoom onderzoek, vragen over de werkfactoren en een aantal open vragen. Bij dit eerste onderzoek werd een figuur afgebeeld waarop negen lichaamsdelen aangeduid waren. De ondervraagden moesten aanduiden of ze de afgelopen 12 maanden al werkgerelateerde pijn, hinder of ongemak ervaren hadden ter hoogte van één van deze negen lichaamsdelen. Bijkomend kwam dan nog de vraag of ze daardoor hun werk niet hebben kunnen uitvoeren en of ze voor deze pijn een arts geraadpleegd hebben Type aandoening Overbelasting was het meest voorkomende (68.0%) type van aandoening bij de ondervraagden, waarvan 24.0% bestond uit peesontsteking. Daarnaast was bij de acute blessures verstuiking de meest voorkomende aandoening (30.0%) (Yan-Ying Ju et al.,2010). Tabel15 Type aandoeningen aan het bewegingsapparaat, uit Ying Ju et al.,

42 Lichaamsdelen De hoogste prevalentie cijfers werden gevonden ter hoogte van de lage rug (42.0%), gevolgd door de vinger (38.0%) en schouder (26.0%). De relatie tussen deze lichaamsdelen en de meest uitgevoerde taken werd verder bestudeerd. Tapen zorgde voor de hoogste odds ratio in de lage rug (OR=28.278) en vinger (OR=19.535), maar was niet significant voor de schouder. Eerste hulp verlenen werd significant geassocieerd met de drie meest getroffen lichaamsdelen en als laatste zorgde manuele therapie voor veel schouderklachten (Yan-Ying Ju et al.,2010). Figuur6 Percentages van fysiotherapeuten met klachten aan het bewegingsapparaat, afwezigheid op het werk en doktersbezoeken als gevolg van de klachten (N=928), uit Bork et al.,1996 Bij de fysiotherapeuten lag de prevalentie van klachten aan het bewegingsapparaat het hoogst ter hoogte van de onderrug (45.0%). Dit werd gevolgd door de pols/hand (29.6%), bovenrug (28.7%) en nek (24.7%). Pijn in de onderrug ging gepaard met het hoogste percentage afwezigheid op het werk (2.8%). Blessures aan de pols/hand en de knieën waren de tweede grootste oorzaak (1.0%) voor het tijdelijk stopzetten van het werk. Er werd meest beroep gedaan op een arts bij klachten aan de lage rug (2.9%) en pols/hand (2.3%) (Bork et al.,1996). 35

43 Taken De meest uitgevoerde taak was blessure-evaluatie (25.4%), tapen (22.7%) en manuele therapie (17.8%). De top drie van activiteiten die uitgevoerd werden wanneer men geblesseerd raakte, waren manuele therapie (27.5%), het lang aanhouden van eenzelfde houding (22.1%) en het herhaaldelijk uitvoeren vaan een beweging (22.1%). De top drie van oorzaken waren eenzelfde taak herhaaldelijk uitvoeren (27.3%), het werken met een vermoeid lichaam (22.7%) en werken in een ongunstige houding met beperkte ruimte (14.9%) (Yan- Ying Ju et al.,2010). 25% van de respondenten gaf aan dat ze hun werkactiviteiten moesten veranderen omwille van aandoeningen aan het bewegingsapparaat. De meest genoemde veranderingen hierbij waren het wijzigen van de frequentie of de techniek van manuele therapie, het vermijden van stressvolle posities en het verbeteren van de lichaamshouding. De taken waarbij de meeste aandoeningen voorkwamen waren het tillen of verplaatsen van patiënten, het opvangen van patiënten tijdens het vallen en het tillen van zware apparatuur. De grootste risicofactor werd bij 58% van de ondervraagden aangeduid als het tillen of verplaatsen van patiënten. 12% gaf aan dat dit het uitvoeren van manuele therapeutische technieken (gewrichtsmobilisatie, mobilisatie van weke delen en handmatige weerstandsoefeningen) was. 10% associeerde het oplopen van aandoeningen aan het bewegingsapparaat in de eerste plaats met het assisteren van patiënten tijdens loopactiviteiten (Bork et al.,1996). 36

44 8. Vergelijking van de aandoeningen aan het bewegingsapparaat bij de verschillende populaties 8.1. Prevalentie van blessures Leerkrachten Lichamelijke Opvoeding Andere vakleerkrachten Volwassenen Atletische Trainers Pihl Lemoyne Pihl Korkmaz Widanarko Yan-Ying Ju Acuut Chronisch 51.2% 37.6% 48.1% 66.7% 51.4% 92% 48.5% Tabel16 Vergelijking van prevalentie van aantal leerkrachten met een blessure op het totaal aantal leerkrachten, uitgedrukt in percentages. In tabel 16 wordt de prevalentie weergegeven van het aantal leerkrachten met een blessure op het totaal aantal leerkrachten in het onderzoek. De hoogste prevalentiecijfers komen voor bij Widanarko, waar 92% van de volwassenen symptomen vertoonden aan één van de tien lichaamdelen: nek, schouder, arm, elleboog, pols-hand, bovenrug, onderrug, heup-dij-bekken, knie, enkel-voet. Ze definieerden in dit onderzoek de symptomen aan het bewegingsapparaat als de aanwezigheid van een bestaand of verworven probleem (pijn, ongemak en gevoelloosheid) gedurende de laatste 12 maanden. De prevalentiecijfers van Pihl et al. (2002) (leerkrachten LO), Korkmaz et al. (2011) (andere vakleerkachten) en Yan-Ying Ju et al. (2010) (atletische trainers) liggen rond eenzelfde waarde (respectievelijk 51.2%, 51.4% en 48.5%). Bij Pihl et al. (2002) werden de gegevens over de aandoeningen aan het bewegingsapparaat bekomen via de vragenlijst van Poskiparta en Vihko en moesten de aandoeningen in het afgelopen jaar opgetreden zijn. Bij Korkmaz et al. (2011) werd enkel gevraagd of de proefpersonen pijn hadden aan het bewegingsapparaat. Indien dit het geval was, moesten ze een vragenlijst invullen om het lichaamdeel, de pijnintensiteit, het tijdstip van ontstaan, belemmeringen in de activiteit en coping strategieën weer te geven. Dit werd voor verder onderzoek gebruikt. De waarden die in dit onderzoek gerapporteerd werden, zijn dus enkel over de pijn aan het bewegingsapparaat en niet over aandoeningen. Yan-Ying Ju et al. (2010) werkten met werkgerelateerde aandoeningen en definieerden dit als volgt: een deelverzameling van aandoeningen aan het bewegingsapparaat, ze komen voort uit beroepsmatige blootstelling en kunnen leiden tot tijdverlies op het werk, werkbeperking of het veranderen van werk. 37

45 De prevalentiecijfers van Pihl et al. tonen aan dat er een iets hogere prevalentie van blessures is bij de andere vakleerkrachten (66.7%) dan bij de leerkrachten lichamelijke opvoeding (51.2%). Lemoyne et al. (2007) maakte een onderscheid tussen chronische en acute aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Chronische aandoeningen werden gedefinieerd als letsels die al langer dan één jaar aanwezig zijn gedurende de carrière als leerkracht. Acute aandoeningen werden gedefinieerd als letsels die in de afgelopen 12 maanden opgelopen werden. In deze studie werd een prevalentie van 37.6% gerapporteerd voor de acute letsels en een prevalentie van 48.1% voor de chronische letsels. Daarnaast werd bij Cumps & Meeusen (2006,Vol1) een blessurerisico van 12.9% gerapporteerd voor de inwoners in Vlaanderen. Het blessurerisico werd bepaald aan de hand van de ongevallenverzekeringstatistieken ( ) en het aantal leden per Vlaamse sportfederatie en werd uitgedrukt per 100 actieve sporters (%) Aard en locatie van blessures Om de aard van de aandoeningen aan het bewegingsapparaat te bespreken, wordt er zowel rekening gehouden met het acuut of chronisch ontstaan van een letsel als met het letseltype. Daarnaast wordt ook rekening gehouden met het lichaamsdeel waarbij de aandoening plaats vindt. Hieronder wordt dit verder besproken met behulp van tabel 18. Pihl et al. (2002) onderzochten zowel de leerkrachten LO als de vakleerkrachten met dezelfde definiëring van aandoening aan het bewegingsapparaat. Deze waarden kunnen dus vergeleken worden. Daaruit blijkt dat leerkrachten LO meer aandoeningen hebben ter hoogte van de schouder (18.6%) en knie (14.0%) dan andere vakleerkrachten (beide waarden 7.8%). Deze laatste hebben dan meer aandoeningen ter hoogte van de nek (33.3% t.o.v. 9.3%), onderrug (11.4% t.o.v. 4.7%) en heup (3.9% t.o.v. 2.3%). Het onderzoek van Lemoyne et al. (2007) toonde aan dat de meeste acute blessures voorkwamen ter hoogte van nek-rug met 16.2%, gevolgd door enkel/voet met 13.4%. Bij chronische blessures kwamen opnieuw de meeste aandoeningen ter hoogte van de nek-rug voor, gevolgd door de knie (13.1%) en schouder (12.4%). 44.5% van de aandoeningen zijn acuut ontstaan en 55.5% chronisch. Bij Lemoyne et al. (2007) werd er ook een onderscheid gemaakt volgens letseltype, voor zowel de acute als chronische aandoeningen. Bij de acute kwamen verstuikingen voor 35.8% van de blessures voor, gevolgd door 26.8% overbelastingblessures, 18.9% pijn, 14.2% 38

46 spierscheuren en 4.2% breuken. Bij de chronische aandoeningen waren 42.6% van de blessures pijn, 26.9% overbelastingsblessures, 14.5% verstuikingen en 16.1% andere.. Sandmark et al. Schouder Nek Bovenrug Onderrug Heup Knie Elleboog Tabel17 De prevalentie van aandoeningen bij leerkrachten LO op de prevalentie van aandoeningen bij de algemene populatie, gebaseerd op Sandmark et al.,2011 Ook Sandmark et al. (2011) onderzocht de aandoeningen aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten LO en deed dit aan de hand van een zelf in te vullen vragenlijst. In tabel 17 werd er een vergelijking gemaakt van de prevalentie van aandoeningen bij leerkrachten LO in Zweden t.o.v. de prevalentie van aandoeningen bij de algemene populatie in Zweden. Voornamelijk aan de knie, heup en schouder was de prevalentie hoger bij de mannelijke leerkrachten LO dan bij de algemene populatie. Bij de vrouwelijke leerkrachten LO lag de prevalentie ter hoogte van de knie, elleboog, heup en onderrug hoger dan de referentiepopulatie. De percentages uit de studie van Korkmaz et al. (2011), die bij deze leerkrachten gevonden werden en in tabel 18 staan, zijn groter dan het werkelijk aantal aandoeningen die later in dit onderzoek zouden gevonden worden. Als iemand pijn heeft, wil dit nog niet meteen zeggen dat er een aandoening is aan het bewegingsapparaat, maar is veelal wel een aanleiding tot een aandoening. De hoogste percentages van pijn aan het bewegingsapparaat werden bij de leerkrachten gevonden ter hoogte van de nek (21.9%), de onder- en bovenrug (respectievelijk 19.0 en 22.6%). Ook bij Pihl et al. (2002) kwamen de meeste aandoeningen aan het bewegingsapparaat voor ter hoogte van de nek (33.3%), onderrug (11.8%) en ook de knie (14.0%). Bij Widanarko et al. (2011) werd gepeild naar zowel de chronische als de acute blessures, waardoor deze waarden vergeleken kunnen worden met de totaalscore van Lemoyne et al. (2007). Over het algemeen lag het percentage van aandoeningen per 100 personen hoger bij de volwassenen (uit de algemene populatie) dan bij de leerkrachten LO. De onderrug (54%), nek (43%) en schouder (42%) werden het meest gerapporteerd bij de algemene populatie. Cumps & Meeusen (2006,Vol1) onderzochten de sportletsels in de algemene populatie in Vlaanderen. De meeste blessures kwamen voor ter hoogte van de knie, gevolgd door de enkel, hand en vingers, schouder, lage rug, voet en tenen, onderbeen, pols, elleboog en aangezicht. De top 5 letseltypes die in Vlaanderen voorkwam, is: verrekkingen (18.5%), kneuzingen (17.9%), wonde (11.9%), verstuikingen of scheuren (9.9%) en breuken (8%). Bij 83.4% van 39

47 de geblesseerden was het letsel acuut ontstaan, maar dit was vooral te danken aan de aard van de registratie. Bij de atletische trainers kwamen de meeste aandoeningen aan het bewegingsapparaat voor ter hoogte van de onderrug (42.0%), schouder (26.0%) en enkel/voet (20.0%). Ook hier werden de letseltypes aangeduid, waarbij de top 5 bestond uit: 32.4% overbelastingsblessures, 14.4% verstuikingen, 7.4% spierscheuren, 11.6% tendinitis en 6.5% ontwrichtingen Yan-Ying Ju et al. (2010). Bork et al. (1996) liet de proefpersonen zelf een vragenlijst invullen waarbij gevraagd werd of ze in de afgelopen 12 maanden werkgerelateerde pijn, hinder of ongemak ervaren hadden ter hoogte van één van de 9 verschillende lichaamsdelen. Indien het antwoord op deze vraag ja was, beantwoordden de personen aan de definitie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat. De aandoeningen kwamen voornamelijk voor aan de onderrug (45.0%), de hand/pols (29.6%) en de bovenrug (28.7%). 40

48 Leerkrachten LO Leerkrachten Volwassenen Atletische trainers Kinesitherapeuten Pihl et al. Lemoyne et al. Korkmaz et al. Pihl et al. Widanarko et al. Yan-Ying Ju et al. Bork et al. Acuut Chronisch Totaal Totaal Totaal Schouder Nek Bovenrug Onderrug Heup/dij Knie Enkel/Voet Elleboog Hand Pols Vingers Tabel18 Aantal blessures per lichaamsdeel op het totaal aantal proefpersonen, uitgedrukt in percentages

49 8.3. Ernst van blessures De ernst van de blessures werd in veel studies niet onderzocht, maar is toch een heel belangrijke factor. Er kan hier een onderscheid gemaakt worden tussen de duur van inactiviteit, de mate van aanwezigheid van pijn, de soort behandeling en de gevolgen van de blessure. Hieronder worden enkele studies besproken die hier wel onderzoek naar gedaan hebben. Tabel19 Aangegeven gevolgen volgens de onderwijsniveaus, uit Lemoyne et al.,2007 Bij Lemoyne et al. (2007) gaven de leerkrachten aan wat de gevolgen waren van hun blessure. De meest voorkomende was de medische follow-up, wat 42.7% bedroeg. Bij slechts 5.5% was er een fysieke beperking en bij 7.5% moesten enkele specifieke bewegingen vermeden worden. De afwezigheid op het werk door de blessure bedroeg 7.9%. Bij Korkmaz et al. (2011) werd de pijnintensiteit nagegaan via de visual analogue scale of VAS, waarbij de waarden konden variëren van 0.10 tot 10. De vrouwelijke leerkrachten toonden in het algemeen meer pijn in alle lichaamsdelen dan de mannen, behalve voor de heup (4.28±2.22 bij de vrouwen en 5.36±2.32 bij de mannen). Er was echter enkel bij de pols (4.75±2.82bij de vrouwen en 3.43±1.61 bij de mannen), boven- (5.26±2.28 en 4.32±1.79) en onderrug(5.71±2.43 en 4.97±1.91) een significant verschil tussen mannen en vrouwen. Bij Cumps en Meeusen (2006,Vol1) werd het letselrisico in Vlaanderen zowel retrospectief als prospectief bepaald aan de hand van de ongevallenverzekeringstatistieken ( ) en het aantal leden per Vlaamse sportfederatie. Hieruit resulteerde dat er in totaal minor letsels (1 tot 7 dagen sportinactiviteit) voorkwamen in Vlaanderen en moderate (8 tot 21 dagen sportinactiviteit) of serious letsels (>21 dagen sportinactiviteit of permanente schade). 42

50 9. Risicofactoren 9.1. Multifactorieel Zoals bij de meeste chronische ziekten, hebben aandoeningen aan het bewegingsapparaat meerdere risicofactoren, die zowel beroeps- als niet beroepsmatig kunnen zijn. Bijkomstig aan werkeisen spelen andere aspecten in het dagelijkse leven daarbij ook een rol, zoals sporten en huishoudelijk werk. Deze kunnen op hun beurt spanningen op het spierweefsel brengen. Het bewegingsapparaat en de perifere zenuwweefsels worden aangetast door systemische ziekten zoals lupus en diabetes. Risico varieert per leeftijd, geslacht socioeconomische status en etniciteit. Overgewicht, roken, spierkracht en werkcapaciteit worden ook veel aangehaald als mogelijke risicofactoren (Punnett et al.,2004). Volgens Meeuwisse (1994) zijn sportblessures multifactorieel, waarbij er interactie is van verschillende risicofactoren op een bepaald tijdstip. Factoren die met blessures samenhangen kunnen ingedeeld worden in extrinsieke en intrinsieke risicofactoren. Het percentage aan acute sportblessures neemt toe met de frequentie van gewelddadige contacten van het sportevenement, maar het gebruik van beschermingsmiddelen kan het aantal blessures enorm doen dalen. Geslachtsverschillen zijn niet zo uitgesproken bij sportblessures, maar wel de verschillen per leeftijdsgroep. Zo komen ook meer blessures voor bij volwassenen dan bij kinderen. Het type, de frequentie, de intensiteit en de duur van blootstelling spelen een belangrijke rol in de etiologie van overbelastingsletsels. Tabel20 Extrinsieke en intrinsieke factoren voor sportblessures, uit Van Mechelen, 1992, Taimela et al.,1990 en Lysens et al.,

51 9.2. Fysiek Hoge fysieke inspanningen blijkt een belangrijke risicofactor voor aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Barros et al. (2007) meldden dat het werk van leerkrachten een aanzienlijke fysieke belasting met zich meebrengt. Leerkrachten staan voor 95% van de activiteiten rechtop, met verschillende niveaus van flexie in de ruggengraat. Rechtop staan is echter niet de enige factor die leidt tot aandoeningen aan het bewegingsapparaat, maar ook andere situaties zoals het dragen van materiaal naar school of naar het lokaal, installatie van de apparatuur en wandelen van de ene zaal naar de andere kunnen gepaard gaan met deze aandoeningen. In de studie van Sandmark et al. (1999) werd de fysieke belasting gedurende een werkdag gemeten. Hierbij stelden ze vast dat leerkrachten voor 92% van de werkdag rechtop stonden, waarbij sprongen, kniebuigingen, tilbewegingen en rotaties in de romp voorkwamen. De totale afgelegde weg die dag was gemiddeld 4956m. Tabel21 Perceptie door leerkrachten LO van bewegingen die risico op blessures vergroten, uit Lemoyne et al.,2007 Tabel 21 toont aan dat het langdurig rechtstaan bij leerkrachten LO als het meest risicovol gezien werd, met een gemiddelde score van 4.6 op 5. In de lagere school werd vooral het opnemen en dragen van zware objecten als risicovol gezien, terwijl de risicoscore van knieflexie hoger lag bij middelbare school en hoger onderwijs (Lemoyne et al.,2007). Uit de review van Da Costa et al. (2010) blijkt dat de biomechanische risicofactoren voor blessures aan de nek zwaar lichamelijk werk, onhandige houdingen en vaak tillen, waren. Voor de lage rug vormden het zware lichamelijke werk, de lastige statische en dynamische werkhoudingen en het tillen de grootste risicofactoren. Risico s voor het oplopen van schouderblessures waren opnieuw het zwaar lichamelijk werk en bovendien ook het repetitieve werk. Onhandige statische en dynamische werkhoudingen, zwaar lichamelijk werk, repetitief werk en langdurig computerwerk zijn biomechanische risicofactoren voor blessures aan zowel de elleboog/onderarm, als de pols/hand. Voor de heup werden vaak 44

52 trappen lopen en frequent zware lasten tillen als risicovol ondervonden. Voor de knie waren de biomechanische risicofactoren: zwaar lichamelijk werk, langdurige geknielde of gehurkte posities, langdurig staan, vaak klimmen en frequent zware lasten tillen en dragen Psychologisch Chronische pijn is vaak geassocieerd met depressie of andere soorten van psychologische ellende. 260 van de 463 leerkrachten met klachten aan het bewegingsapparaat gaven aan dat depressie een psychologische risicofactor was (Vogt et al., 2003). Hoge psychologische angst werd in de studie van Leroux et al. (2005) geassocieerd met pijn in de onderste ledematen, aan de rug, in de bovenste ledematen en aan de nek. Persoonlijke psychologische factoren werden significant en sterk geassocieerd met alle klachten aan het bewegingsapparaat. Power et al. (2001) hebben in een prospectieve studie aangetoond dat psychologische angst het risico op lage rugpijn meer dan verdubbeld 10 jaar later Psychosociaal Bij psychosociale risicofactoren wordt vaak gesproken over spanning in plaats van stressoren, maar bij het bestuderen van de oorzaak van aandoeningen is het beter om te spreken over stressoren. De focus kan dan liggen op de aard van de belasting op het individu en hoe dit samenhangt met andere fysieke risico s in de werkomgeving om de frequentie en ernst van spier- en skeletaandoeningen te verhogen (Deeney & O Sullivan,2009). Kristensen et al. (2005) stelden een uitgebreide lijst van psychosociale risicofactoren op waaronder cognitieve eisen, betrokkenheid bij de werkplaats, mate van vrijheid op het werk, eisen voor het verbergen van emoties, emotionele belasting, feedback op het werk, invloed op het werk, onzekerheid op het werk, tevredenheid, betekenis van het werk, mogelijkheden voor ontwikkeling, voorspelbaarheid, kwaliteit van leiderschap, kwantitatieve eisen, duidelijkheid in de rol, rolconflicten, sociale relaties en sociale steun. De psychosociale risicofactoren voor blessures aan de nek waren: laag niveau van tevredenheid met het werk en de ondersteuning en een grote mate van angst. Voor de rug waren deze risicofactoren: negatieve affectiviteit, laag niveau van jobcontrole, hoge psychologische eisen en hoge werkontevredenheid. Een hoge mate van stress, het uitvoeren van eentonig werk en een laag niveau van jobcontrole zijn psychosociale risicofactoren voor blessures aan de schouder. Risicofactoren voor blessures aan de elleboog zijn: negatieve 45

53 affectiviteit, laag niveau van jobcontrole, hoge psychologische eisen en hoge werkontevredenheid. Hoog algemene psychologische problemen vergroten de kans op het oplopen van knieblessures (Da Costa et al.,2010) Individueel Er zijn heel veel individuele verschillen die voorspellende risicofactoren kunnen zijn voor aandoeningen aan het bewegingsapparaat bij individuen. Enkele voorbeelden hiervan zijn buitensporige lengte, gewicht, spierzwakte, inflexibiliteit, predisponerende ziekten en idiopatische of verworven afwijkingen in anatomie of biomechanica van de gewrichten (Parkkari et al.,2001). Individuele risicofactoren voor blessures aan de nek waren hogere leeftijd, vrouwelijk geslacht, hoge BMI, sedentaire levensstijl, comorbiditeit en roken. Het soort ras (Afrikaans, Amerikaans) vormde een risicofactor bij het oplopen van blessures aan de lage rug. Ook voor blessures aan de schouder zijn een hogere leeftijd, hoge BMI en een sedentaire levensstijl risicofactoren. Voor de elleboog/onderarm en pols/hand vormen hogere leeftijd, vrouwelijk geslacht, andere aandoeningen aan de bovenste ledematen en een hoge BMI risico s. Eerdere knieblessures, roken en hoge BMI vormden individuele risicofactoren voor het oplopen van knieblessures (Da Costa et al.,2010). 46

54 10. Samenvatting van de literatuurstudie en de probleemstelling Uit de literatuurstudie bleek dat er in eerder onderzoek reeds een hoge fysieke werkbelasting vastgesteld werd bij leerkrachten lichamelijke opvoeding. Er werd bovendien ook aangegeven dat leerkrachten LO meer van werk veranderen en meer afwezig zijn op het werk dan de algemene populatie. Er zijn slechts enkelingen die tot aan hun pensioenleeftijd les geven in de lichamelijke opvoeding. De onderzoeken die naar aandoeningen aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten LO op zoek gaan, zijn echter nog zeer schaars. Er werd nog geen enkel onderzoek uitgevoerd in de Vlaamse populatie. Om hier in Vlaanderen dus verdere maatregelen te kunnen treffen, dient een studie uitgevoerd te worden die peilt naar het voorkomen van blessures bij deze leerkrachten LO. Vervolgens werd in de literatuur gevonden dat verschillende risicofactoren een rol kunnen spelen bij het oplopen van een blessure. Dit kunnen fysieke, psychologische, psychosociale of individuele risicofactoren zijn of een combinatie van voorgenoemde waarbij er een interactie is van verschillende risicofactoren. Invloed van deze risicofactoren kan onderzocht worden door deze analoog met de blessureregistratie te registreren bij leerkrachten LO. Ook moet onderzocht worden waar de meeste blessures zich lokaliseren bij de leerkrachten LO. Momenteel blijkt dit uit de literatuur voornamelijk aan de onderste ledematen, lage rug en schouder te zijn. De bovenste ledematen (met uitzondering van de schouder) worden zelden geblesseerd bij deze groep. Het ontstaan van de blessures kan zowel acuut als chronisch zijn, maar de resultaten over wat het meeste voorkomt bij de leerkrachten LO is momenteel nogal verdeeld. De oorzaak hiervan is de verschillende definiëring of onderzoeksprotocol dat gehanteerd werd in de verschillende studies. De ernst kan achterhaald worden door duur van inactiviteit, mate van pijn, behandeling en/of de gevolgen te onderzoeken. Dit werd echter nog zeer weinig opgevolgd in de literatuur. De drie onderzoeksvragen in deze studie zijn de volgende: - Is er ook een hoge prevalentie van blessures bij de Vlaamse populatie van leerkrachten LO? - Wat zijn de karakteristieken van blessures bij Vlaamse leerkrachten LO in termen van aard, locatie en ernst? - Wat zijn de mogelijke gedragsgerelateerde risicofactoren voor het oplopen van blessures bij leerkrachten LO? 47

55 METHODIEK 1. Populatie De populatie die onderzocht werd zijn leerkrachten lichamelijke opvoeding die lesgeven in het secundair onderwijs in Gent vanuit de drie onderwijsnetten (VSKO, OGO en GO!). Aanvankelijk mochten leerkrachten van alle leeftijdscategorieën deelnemen aan het onderzoek, gaande van een beginnende leerkracht lichamelijke opvoeding naar een heel ervaren iemand in dit vak. Bij de start van het onderzoek namen 129 leerkrachten lichamelijke opvoeding deel aan het onderzoek, waarvan 68 (52.7%) mannen en 61 (47.3%) vrouwen. 46 leerkrachten registreerden minder dan 15 maal, waarvan 12 leerkrachten LO een blessure opgelopen hadden. De reden van de drop-out bij deze leerkrachten was dus te wijten aan de sportblessure, waardoor ze een periode hun job niet konden uitoefenen. De drop-out bij de overige 34 leerkrachten kwam niet door blessure en deze personen werden dan ook niet opgenomen in de analyse. Dit zorgt ervoor dat de gegevens van 95 leerkrachten LO in de analyses opgenomen konden worden, waarvan 53.7% mannen en 46.3% vrouwen. 51 van de 44 leerkrachten hebben de baseline vragenlijst ingevuld, waarbij de gemiddelde leeftijd 44.7 ± 10 jaar bedroeg rekrutering Voor de start van schooljaar werden de directies van scholen in Gent gecontacteerd en geïnformeerd over het onderzoek. Daarmee werden zoveel mogelijk e- mailadressen van de leerkrachten lichamelijke opvoeding in deze school verkregen om deze vervolgens persoonlijk te gaan mailen in verband met het onderzoek. In deze mail werd duidelijk geformuleerd wat het doel van dit onderzoek is en het belang voor de leerkrachten in kwestie. Ook werd informatie gegeven omtrent de wekelijkse mail die ze zouden ontvangen, hoe de registratie zou verlopen en werd vermeld dat je ten alle tijden uit het onderzoek kon stappen. Naast deze persoonlijke mail die ze hierna ontvingen, werd het onderzoek ook nog eens in de nieuwsbrief van de school vermeld. Pedagogische begeleidingsdiensten van de drie onderwijsnetten zorgden voor deze vermelding. De drie onderwijsnetten bestaan uit het GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, het officieel gesubsidieerd onderwijs (OGO) en het vrij gesubsidieerd onderwijs. 48

56 2. Procedure In dit epidemiologisch onderzoek is het doel om verbanden te vinden tussen het lesgeven van lichamelijke opvoeding en de blessures die daarbij opgelopen worden. Hieronder wordt verder ingegaan op het soort onderzoek, de manier van dataverzameling en de meetmomenten Soort onderzoek Bij dit onderzoek werd aan de leerkrachten lichamelijke opvoeding zowel gevraagd welke blessures ze in hun loopbaan reeds gehad hebben, als wekelijks gepeild of er blessures werden opgelopen gedurende schooljaar Het betreft een cohort onderzoek met zowel een retrospectief als prospectief gedeelte. Retrospectief werd er gekeken welke blessures de leerkracht lichamelijke opvoeding al heeft voor de start van het onderzoek en prospectief werd onderzocht of er afgelopen schooljaar nieuwe blessures optraden. Er kwam bovendien geen interventie aan te pas en er werden geen parameters gemanipuleerd Manier van dataverzameling en meetmomenten De eerste stap die ondernomen werd bij de leerkrachten die deelnamen aan het onderzoek, was hen een administratieve of baseline vragenlijst laten invullen via surveymonkey. De tweede stap bestond erin de leerkrachten wekelijks een mail te sturen waarin gepeild werd naar de blootstellingstijd (uren LO gegeven, uren training gegeven en uren zelf gesport) van de afgelopen week en het al dan niet opgelopen hebben van een blessure. Indien ze een blessure opliepen, werden ze verder doorverwezen met een link naar surveymonkey, waarin alle nodige informatie over de blessure bevraagd werd. Indien ze geen blessure opliepen, beantwoordden ze de vraag over de blessures door nee in te vullen. De overige vragen i.v.m. de blootstellingstijd dienden wel wekelijks ingevuld te worden. Bij de derde stap werd, opnieuw via mail, de vraag gesteld of de blessure volledig afgelopen was. Indien dit het geval was, kon er via een andere online applicatie een registratie gemaakt worden van de gevolgen van de blessure. 49

57 3. Meetinstrumenten Er werden drie soorten vragenlijsten gebruikt in dit onderzoek: de baseline vragenlijst, de online blessureregistratie en de opvolging van de blessure. Hieronder worden ze verder besproken Baseline vragenlijst Eerst en vooral was er de baseline vragenlijst die peilde naar de sportcarrière en de carrière als leerkracht van elke leerkracht lichamelijke opvoeding die deelnam aan dit onderzoek. Daarbij werd ook gevraagd of er reeds een letsel opgelopen was de afgelopen zes maanden en werden enkele vragen gesteld in verband met de preventiestrategieën en het soort schoeisel dat gedragen wordt. Deze baseline vragenlijst werd eenmaal ingevuld, aan het begin van het onderzoek via surveymonkey. Administratieve gegevens In dit luikje van de baseline vragenlijst werden persoonlijke gegevens gevraagd zoals naam, geslacht, geboortedatum, behaalde diploma, school waar lesgegeven wordt en onderwijsnet waar school toe behoort. Ook werd er gevraagd of er naast het lesgeven op school ook nog training gegeven wordt in een sportclub en moesten de proefpersonen aanduiden welke hand en voet dominant is en wat hun afstootbeen is. Carrière als leerkracht lichamelijke opvoeding Hierbij gaven de leerkrachten lichamelijke opvoeding hun carrière als leerkracht LO weer en vulden per uitgevoerde job als LO leerkracht in op welke leeftijd ze dit gedaan hadden, het aantal maanden per jaar en het aantal uren per week dat deze job uitgevoerd werd en de eventuele specialisatie. Sportcarrièreprofiel Ook voor hun sportcarrière vulden de leerkrachten LO een profiel in waarbij opnieuw per sport de leeftijd, het aantal maanden per jaar en het aantal uren per week genoteerd werden. Bovendien moesten ze aanduiden of dit recreatief, in clubverband of op een sportschool plaats vond. 50

58 Letsels gedurende de voorbije 6 maanden Er werd gevraagd of de persoon al dan niet een letsel had de voorbij 6 maanden. Indien dit wel het geval was, werd verder doorgevraagd op locatie, aard, aangedane zijde, ontstaan, klachten die toen voorkwamen, duur van de klachten, wanneer het letsel is ontstaan in die afgelopen 6 maanden, huidige klachten, interventies, datum van interventie en de periode van revalidatie. Chirurgische ingrepen of breuken in het verleden Hierbij werd gevraagd of de persoon reeds operatieve ingrepen ondergaan hadden of ernstige breuken opgelopen hadden waardoor minstens 6 weken inactiviteit voorkwam of een intensieve revalidatie doorlopen werd. Indien dit het geval was werd opnieuw specifieker gevraagd naar locatie, aard zoals bij de letsels hierboven. Gebruik van preventieve strategieën afgelopen sportjaar In dit luik werd gepeild naar de mate waarin de leerkrachten LO aan preventieve strategieën deden het afgelopen sportjaar door bij de aangereikte strategieën aan te duiden of ze dit ofwel nooit, voor minder dan de helft van de sporten, voor de helft van de sporten, voor meer dan de helft van de sporten, altijd, enkel tijdens blessure of tijdens het heroptreden na een blessure deden. De preventieve strategieën die in de vragenlijst aan bod kwamen waren de volgende: Opwarming, stretching vóór/tijdens/na de inspanning, cooling down, training in functie van letselpreventie: proprioceptietraining (balansoefeningen) en training in functie van letselpreventie: krachttraining, enkeltape, enkelbrace, knietape, knie sleeve (rekverband), knie brace, kniebeschermers, polstape, polsbrace, vingertape, teenbescherming, gebitsbescherming, helm, scheenbeschermers, liesbroek, steunzolen, antipronatieschoenen. Gebruik van schoeisel tijdens binnensporten/buitensporten Als laatste werd in de baseline vragenlijst gevraagd welke schoenen de leerkrachten lichamelijke opvoeding gebruiken bij zowel binnen- als buitensporten. Hierbij moesten ze enkele zaken specificeren, namelijk het merk, het model, loopschoen/ voetbalschoen/ basketbalschoen/ zaalsportschoen/ andere, de enkelhoogte: hoog/laag en bij welke sport ze voornamelijk gebruikt werden. 51

59 3.2. Online blessureregistratie De online blessureregistratie diende wekelijks ingevuld te worden door de leerkrachten LO en was iets uitgebreider dan de baseline vragenlijst. Administratieve gegevens Bij het invullen van de online blessureregistratie werden telkens heel kort 4 administratieve gegevens gevraagd aan de leerkracht lichamelijke opvoeding, zodat de registratie bij de juiste persoon opgeslagen werd. Deze gegevens waren voornaam, naam, adres en geslacht. Blootstellingstijd Om de blootstellingstijd per week te berekenen, registreerden de proefpersonen het aantal uur LO dat ze afgelopen week gegeven hadden, het aantal uur training in een sportclub en het aantal uur sport (recreatief, training en/of competitie) dat ze zelf beoefend hadden afgelopen week. Blessure Er werd vervolgens wekelijks gevraagd of de leerkracht LO een blessure opgelopen had of niet. Indien dit niet het geval was, vulden ze neen in en stopte de online blessureregistratie voor betreffende week hier. Indien er wel een blessure opgelopen werd, vulden ze de verdere vragen- ter verduidelijking van de blessure- in. Situering De vragen bij situering waren van belang om uit te maken of de blessure binnen de definitie valt die in dit onderzoek geformuleerd werd. Er werd dus navraag gedaan of het letsel ontstaan is door deelname aan sportactiviteit of tijdens het lesgeven, of dit geleid heeft tot het stopzetten van sport- of lesgeefactiviteiten en of daardoor minimum één sportles/trainingssessie/wedstrijd of lesgeefactiviteit (gedeeltelijk) gemist werd. Daarnaast registreerden de leerkrachten LO ook of de blessure plots (acuut) of geleidelijk (chronisch) ontstaan is. 52

60 Voorgeschiedenis Bij de voorgeschiedenis registreerden de leerkrachten LO of dit letsel reeds eerder voorgekomen is en er dus al dan niet over herval gesproken kan worden. Terugkerend letsel Indien de blessure reeds voorgevallen was, werd er vervolgens aangeduid hoeveel keer dit letsel reeds optrad (huidig letsel inbegrepen) en hoe lang geleden dit de laatste keer voorkwam. Ontstaan letsel De leerkrachten LO duidden bovendien aan of het ontstaan van de blessure door contact of non-contact was. Locatie en aard van het letsel Eerst en vooral vulden de leerkrachten LO de grove locatie van de blessure in door één van volgende begrippen aan te kruisen: links, rechts, beide zijden of onbepaald. Daarna werd gevraagd waar het gekwetst weefsel zich bevindt: mediaal, lateraal, mediaal en lateraal of onbepaald. Vervolgens werd gepeild naar de fijne locatie van het letsel waarbij een onderscheid gemaakt werd in 27 lichaamsdelen, namelijk: schouder, bovenarm, elleboog, onderarm, pols, hand, vingers, heup-lies, heup-bil-bekken, bovenbeen, knie, onderbeen, enkel, hiel, voet, tenen, borst-thorax, buik-abdomen, onderbuik-perineum, nek, hals, rug-thoracaal, rug-lumbaal, rugsacraal, lenden, hoofd en aangezicht. Op die manier kan achteraf nagegaan worden welk lichaamsdeel het meeste aangetast werd. Bovendien werd het gekwetste weefsel aangeduid, waarbij 17 mogelijkheden waren, namelijk: beenvlies, bloedvat, bot, gewricht, gewrichtskapsel, huid, kraakbeen, ligament, meniscus, nagel, orgaan, pees, spier, slijmbeurs, zenuw, onbekend en andere. Als laatste werd de aard van de blessure aangeduid met: ontsteking, gewrichts- of kapselprobleem, gewrichtsprobleem met zenuwbetrokkenheid, verrekking, gedeeltelijke scheur, volledige scheur, breuk en ontwrichting. 53

61 Medische hulp Zoals eerder reeds vermeld, kan men om de ernst van een blessure aan te tonen zich ook baseren op de medische hulp die gebruikt wordt door de geblesseerde. Daarom werd in deze online blessureregistratie ook gevraagd om aan te geven of er al dan niet gebruik gemaakt werd van medische hulp en indien dit zo was of dit dan een dokter, kinesitherapeut of andere was. Bij andere moest de geblesseerde ook invullen welke andere medische hulp er precies gebruikt werd. Diagnose Hierbij vulden de leerkracht LO in hoe de diagnose vastgesteld werd. Dit kon via arts, kinesitherapeut, medische beeldvorming, geen diagnose of andere. Timing van het letsel Ook de timing van het letsel werd gedetailleerd bevraagd, door aan te geven tijdens welke activiteit de blessure opgelopen werd (lesgeven, training geven, sporten: wedstrijd/training, geleidelijk aan of andere), welke sport er beoefend/onderwezen werd op moment van optreden van de blessure, dit niet tijdens het sporten/lesgeven voorkwam of dit geleidelijk aan ontstaan was. Ook werd gevraagd wanneer het letsel opgelopen werd (datum of periode), welke weekdag dit was (of geleidelijk aan), het tijdstip van de dag (voor-, namiddag of s avonds) en hoeveel uur er die dag aan sport gedaan of lesgegeven werd voor de blessure (geen of aantal uur). Als laatste werd een datum gevraagd waarop de geblesseerde dacht dat het letstel volledig hersteld zou zijn. Met volledig hersteld werd bedoeld dat alle sporten terug beoefend kunnen worden en lesgeeftaken volledig uitgevoerd kunnen worden zoals voordien Opvolging van de blessure Nadat de leerkrachten LO met blessure aangegeven hadden wanneer ze verwachtten dat de blessure volledig hersteld zou zijn, werd op deze voorspelde datum een herinneringsmail gestuurd om de online registratie van deze blessure al dan niet af te ronden. Daarin konden de leerkrachten dus aangeven of de blessure al dan niet volledig hersteld was. Deze mail werd daarna wekelijks opnieuw gestuurd totdat er aangegeven werd dat de blessure volledig genezen was. Daarin werd bovendien gevraagd welke behandelingen plaats vonden en hoe lang ze niet konden/mochten sporten om de mate van ernst te achterhalen. Deze laatste vragenlijst was dus enkel voor de leerkrachten LO die een blessure opliepen. 54

62 4. Data analyse De registraties zijn gestart in de week van 5-11 september 2011 en om alles tijdig te kunnen verwerken, zijn de verzamelde data, hier beschreven, tot en met de week van 26 maart - 1 april. De registratieperiode bedraagt hier dus exact 30 weken Blessuredefinitie In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van onderstaande definitie voor een sportblessure, volgens Van Mechelen et al. (1996). Een sportblessure is elke blessure die opgelopen werd door deelname aan een sportactiviteit met één of meer van volgende kenmerken tot gevolg: de persoon moet de activiteit stopzetten en/of heeft hinder tijdens sportdeelname en/of is niet in staat om (volledig) les te geven of deel te nemen aan de komende geplande sportactiviteit, training of wedstrijd. De sportactiviteit waarin de blessure opgelopen werd, kan hier dus zowel optreden tijdens het lesgeven als tijdens het beoefenen van sport. Wanneer de blessures door welke andere reden dan ook buiten deze momenten plaats vonden, werden ze niet in rekening gebracht. Het stopzetten, de hinder en het niet in staat zijn is telkens ofwel bij het lesgeven, ofwel bij het sporten of in beide gevallen Prevalentie en incidentie In de baseline vragenlijst werd gevraagd of de leerkracht lichamelijke opvoeding reeds te kampen had met een letsel de afgelopen 6 maanden. Aan de hand van deze cijfers, samen met de nieuwe blessures, kunnen prevalentiewaarden van blessures bij leerkrachten lichamelijke opvoeding bekomen worden. In totaal zal dit dus gaan over een prevalentie van aandoeningen aan het bewegingsapparaat bij leerkrachten lichamelijke opvoeding over een periode van 13 maanden, wat nauw aanleunt bij de meest gebruikte 12-maandenperiode. Als enkel de nieuwe blessures, opgelopen na de start van het onderzoek, in rekening gebracht worden, spreekt men over incidentie van het aantal blessures bij leerkrachten LO. Ook tijdens de schoolvakanties bleef de registratie verder lopen. 55

63 4.3. Bewerkingen uitgevoerd op ruwe data Zowel de baselinevragenlijst, de blessureregistratie, als de opvolging van de blessures gebeurden online via SurveyMonkey, een site die dergelijke vragenlijsten vlot kan opslaan en de verwerking van de resultaten vergemakkelijkt. De resultaten kunnen in een Excelbestand opgevraagd worden, maar dienen dan wel nog omgezet te worden in SPSS. In SPSS wordt elke variabele dan benoemd naar een element dat ondervraagd werd en werden zoveel mogelijk woorden in getallen omgezet om er analyses te kunnen op uitvoeren. Ook dichotome variabelen zoals geslacht en ja/neen-vragen werden omgescoord naar 0/1-waarden Statistische analyses Om de resultaten te rapporteren werd voornamelijk gebruik gemaakt van de beschrijvende statistiek. Hierbij werden d.m.v. frequencies waarden in tabellen, aantallen of percentages omgezet. Dit werd zo gedaan voor de baseline vragenlijst en ook voor de online blessureregistratie. In SPSS gebeurt dit via analyze descriptive statistics frequencies. Om het effect van risicofactoren te bekijken op het al dan niet oplopen van een blessure werd een logistische regressie uitgevoerd met de verschillende variabelen. In SPSS gebeurt dit via analyze Regression Binary Logistic. Om te weten welke dichotome risicofactoren opgenomen mogen worden in de logistische regressie werden eerst Chi Square-Tests uitgevoerd. Bij de overige risicofactoren werd een Independent-Samples T Test uigevoerd. Indien de de p-waarde daarbij 0.25 bedroeg, mocht de risicofactor opgenomen worden in de logistische regressie. Bij de preventiestrategieën werden de bestaande waarden omgescoord naar twee categorieën: 1=nooit en 2=andere antwoordmogelijkheid Significantiedrempel Waarden zijn significant als de p-waarde kleiner is dan 0.05, er is een trend tot significantie als p ligt tussen 0.05 en

64 RESULTATEN 1. Baseline vragenlijst De gegevens die hieronder besproken worden omtrent de baseline vragenlijst hebben betrekking op 51 (53.7%) van de 95 leerkrachten lichamelijke opvoeding, waarvan 64.7% mannen en 35.3% vrouwen. Administratieve gegevens Bij de eerste school die de leerkrachten LO opgaven, werkte 76.4% in het vrij gesubsidieerd onderwijs, 11.8% in het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap en slechts 2% in het officieel gesubsidieerd onderwijs. 9.8% had het juiste onderwijsnet niet aangeduid. School 1 School 2 School 3 GO OGO 1 1 / 2 VSKO 39 5 / 44 Tabel22 Verdeling volgens de onderwijsnetten waarin lesgegeven wordt in aantal De leerkrachten LO toonden hoofdzakelijk aan dat ze rechtshandig en voetig waren en 68.6% stoot met links af. Dominante hand Dominante voet Afstootbeen Links 7.8% 19.6% 68.6% Rechts 92.2% 76.5% 25.5% Beide / 3.9% 5.9% Tabel23 Dominantie hand, voet en afstootbeen in percentages 58.8% van de leerkrachten was in het bezit van het diploma licentiaat lichamelijke opvoeding en 41,1% van bachelor lichamelijke opvoeding. Carrière als leerkracht lichamelijke opvoeding De carrièreprofielen als leerkracht LO waren zeer uiteenlopend. 52.9% had reeds 2 jobs als leerkracht LO uitgeoefend, 29.4% reeds 3 en slechts 7.8% had meer dan 3 verschillende opdrachten als leerkracht LO uitgevoerd. 57

65 Sportcarrièreprofiel Voor het sportcarrièreprofiel kwamen tientallen verschillende sporten aan bod en was de periode en leeftijd van uitoefenen zeer individueel verschillend. Letsels gedurende de voorbije 6 maanden In totaal hadden 15 (29.4%) leerkrachten LO een letsel opgelopen in de 6 maand voorafgaand aan het invullen van de baselinevragenlijst. 5 (9.8%) leerkrachten vulden deze vraag echter niet in. Van de 21 geregistreerde letsels was 61.9% geleidelijk (chronisch) en 38.1% plots (acuut) ontstaan. 57.1% van alle letsels bevond zich ter hoogte van de onderste ledematen, meer specifiek aan: achillespees, enkel, knie, kuitspier en voet. 19.0% van de letsels kwam voor ter hoogte van de bovenste ledematen, met name elleboog en pols en 9.5% bevond zich ter hoogte van de rug. Letsel 1 Letsel 2 Totaal in % Onderste ledematen Bovenste ledematen Rug 2 / 9.5 Heupen 1 / 4.8 Buikspieren 1 / 4.8 Borst / Tabel24 Locatie letsel 1 en 2 in aantal en totaal in percentage Chirurgische ingrepen of breuken in het verleden 51% van de leerkrachten kruiste aan reeds een operatieve ingreep te ondergaan hebben of een ernstige breuk opgelopen te hebben als gevolg waarvan ze minstens 6 weken inactief waren of een intensieve revalidatie doorlopen moest worden. 73.6% van alle operaties waren aan de onderste ledematen, waarvan opvallend was dat 66.7% ter hoogte van de knie waren. De overige plaatsen aan de onderste ledematen waren: enkel, scheenbeen, kuit, voet en hiel. Operatie 1 Operatie 2 Operatie 3 Totaal in % OL* BL** Rug Nek / 1 / 1.9 Buik / / *OL=onderste ledematen **BL=bovenste ledematen Tabel25 Locatie operatie 1, 2 en 3 in aantal en totaal in percentage 58

66 Gebruik van preventieve strategieën afgelopen sportjaar Tabel 26 toont de resultaten van de preventieve strategieën die al dan niet toegepast worden door leerkrachten lichamelijke opvoeding. Stretchen voor en na een sportactiviteit wordt bij de meesten wel regelmatig toegepast, terwijl het stretchen tijdens een sportactiviteit maar voor een minderheid van toepassing is. Cooling down is een preventiestrategie die ongeveer door de helft van de leerkrachten wel en de helft niet wordt toegepast. Proprioceptietrainingen worden zo goed als niet gebruikt bij leerkrachten LO, met uitzondering van enkelen die dit wel bij aanwezigheid van een letsel toepassen. Krachttraining is iets populairder, maar wordt toch ook door de grote meerderheid niet gebruikt. Tapes, braces en andere beschermingsmiddelen worden allemaal zo goed als niet gebruikt bij leerkrachten LO, met als enige uitzondering van steunzolen. Nooit < Helft Helft > Helft Altijd Bij letsel Na letsel Stretch voor Stretch tijdens Stretch na Cooling down Proprioceptie Krachttraining Steunzolen Tabel26 Gebruik van preventieve strategieën in percentages Gebruik van schoeisel tijdens binnensporten/buitensporten 47.8% van de leerkrachten lichamelijke opvoeding draagt loopschoenen bij sportactiviteiten, terwijl dit niet enkel loopactiviteiten inhield, 24.4% zaalsportschoenen, 13.3% voetbalschoenen, slechts 3.3% basketbalschoenen en 11.1% draagt ander schoeisel. In 92.3% van de gevallen hadden de schoenen een lage enkelhoogte, terwijl dus slechts 7.7% van de schoenen een verhoging aan de enkel had. 59

67 2. Online blessureregistratie 2.1. Blootstellingstijd Van de 95 leerkrachten lichamelijke opvoeding werd gemiddeld 13.7 uur per week les LO gegeven bij de mannen en 13.0 uur bij de vrouwen. Het geven van training was iets populairder bij de mannelijke leerkrachten met 1.8 uur gemiddeld per week, tegenover 1.2 uur bij de vrouwen. In totaal werd 4.6 uur gemiddeld per week aan sport gedaan bij de mannen en 3.2 uur bij de vrouwen, waarbij het recreatief sporten het meest voorkwam. De totale blootstelling bij de mannen bedroeg gemiddeld 20.1 uren per week en bij de vrouwen was dit 17.4 uren. Via een Independent-Samples T Test werd de totale blootstelling volgens geslacht vergeleken waarbij er een trend tot significantie is (p=0.05) dat mannen gemiddeld meer uur lesgeef- en/of sportactiviteiten per week uitoefenen. Bovendien trainden mannen (1.1 ± 1.8) zelfs significant meer uur per week dan vrouwen (2.3 ± 2.2) en was ook de totale sportbeoefening significant meer bij de mannen (4.6 ± 2.8) dan bij de vrouwen (3.2 ± 3.3). Lesgeven Training Sport Sport Sport Totaal Totale LO geven Recreatief Training Competitie sport blootstelling Mannen 13.7 ± ± ± ± ± ± ± 6.6 Vrouwen 13.0 ± ± ± ± ± ± ± 6.2 Totaal 13.4 ± ± ± ± ± ± ± 6.5 Tabel27 Gemiddeld aantal uur per week dat één van volgende activiteiten uitgevoerd werd: lesgeven LO, training geven, zelf trainen, competitief en recreatief sporten Blessure 60 leerkrachten LO gaven aan dat ze een letstel opgelopen hadden tijdens één van de dertig weken, maar na uitzuivering volgens de definitie waren er dit nog 45. Deze leerkrachten zorgden samen voor 62 blessures. 50% van de vrouwen en 45.1% van de mannen hadden minstens één blessure tijdens de registratieperiode. 48.8% waren bovendien letsels die de leerkracht LO reeds eerder had gehad. 8 blessures waren reeds aanwezig aan het begin van het onderzoek, waardoor er dus 54 nieuwe blessures optraden. Bij de verdere analyse van de 60

68 resultaten wordt telkens gewerkt met de prevalentiecijfers (62 blessures) omdat we hier inpikken in carrières van leerkrachten LO en daar in realiteit ook rekening moet gehouden worden met zowel de reeds bestaande als de nieuwe blessures Incidentie ratio De definitie die opgesteld werd om de incidentie ratio te berekenen is de verhouding van het aantal nieuwe gevallen van aandoeningen op de blootstellingstijd uitgedrukt in uur. De blootstellingstijd bestaat in dit onderzoek uit het aantal uur blootstelling per week, wat zowel het lesgeven LO, het training geven als het zelf sporten inhoudt. Dit werd wekelijks geregistreerd en wordt hieronder voor de eerste 30 weken weergegeven. De formule voor incidentie ratio ziet er dus als volgt uit: Aantal nieuwe gevallen van aandoeningen * 10^3 Aantal uur blootstelling = Incidentie ratio 54 * 10^ * 10^ = 1.4 = 1.2 Voor het totaal aantal leerkrachten LO (95) werden 54 nieuwe blessures correct (=voldoen aan de blessuredefinitie) gerapporteerd en bedroeg de totale blootstellingstijd uur. De incidentie ratio bedroeg hierbij 1.4. Bij de mannen kwamen 26 nieuwe blessures voor en bedroeg de totale blootstellingstijd uur. De incidentie ratio was bij de mannen * 10^ = 1.7 Bij de vrouwen werden 28 nieuwe blessures gerapporteerd en bedroeg de totale blootstellingstijd uur. De incidentie ratio lag hier hoger dan bij de mannen en bedroeg 1.7. Incidentie ratio van de aandoeningen opgelopen tijdens het lesgeven (LO of training) op de blootstelling, uitgedrukt in aantal uur les/training gegeven, bedroeg 0.9. Voor het sporten werd recreatief, competitief en trainen samengenomen en was dit 2.9. Deze twee waarden verschilden significant van elkaar. Tussen mannen en vrouwen was er geen significant verschil in incidentie ratio. 61

69 Prevalentie 8 blessures waren reeds aanwezig bij de leerkrachten LO aan het begin van het onderzoek en daarbij kwamen de 54 nieuwe blessures. In totaal kwamen er dus 62 blessures voor en dit bij 45 verschillende leerkrachten LO. 45 geblesseerde leerkrachten LO op een totaal van 95 leerkrachten LO, geeft een totaal prevalentiecijfer van 47.4% Blessurerisico Aantal blessures Aantal subjecten in de populatie = Blessurerisico = 65.3% = 56.9% Het blessurerisico geeft het aantal blessures op het aantal subjecten in de populatie weer. Bij de totale groep van leerkrachten LO bedroeg dit 65.3%. Bij de mannen werd er een blessurerisico van 56.9% waargenomen = 75.0% Bij de vrouwen lag dit blessurerisico op 75.0% Ontstaan Van de 62 blessures is 67.8% acuut en 32.2% via overbelasting ontstaan. Bovendien is 25.8% een contact- en 74.2% een non-contactblessure Grove locatie Volgens de grove locatie was 38.7% van de blessures links en ook 38.7% rechts, 19.4% kwam voor aan beide zijden en 3.2% was onbepaald. Bij 33.9% van de blessures bevond het gekwetst weefsel zich lateraal, in 22.6% van de gevallen was dit mediaal, bij 12.9% zowel mediaal en lateraal en in 30.6% werd aangeduid dat dit onbepaald was. 62

70 Fijne locatie In figuur 7 wordt de fijne locatie weergegeven van de blessures. Dit was overwegend (14.5%) in het onderbeen, gevolgd door knie en voet (beiden 11.3%) en daarna het bovenbeen (8.1%). Minst blessures kwamen voor aan het thoracaal gedeelte van de rug en aan de elleboog. In totaal kwamen 66.2% van de blessures voor ter hoogte van de onderste ledematen (heup-lies, heup-bil-bekken, bovenbeen, knie, onderbeen, enkel, hiel en voet), 17.8% ter hoogte van de bovenste ledematen (schouder, elleboog, pols en vingers) en 16% ter hoogte van de romp (rug-thoracaal, rug-lumbaal en rug-sacraal) en het hoofd (aangezicht en nek). Aangezicht Nek Schouder Elleboog Pols Vingers Rug-thoracaal Rug-lumbaal Rug-sacraal Heup-lies Heup-bil-bekken Bovenbeen Knie Onderbeen Enkel Hiel Voet Figuur7 Fijne locatie van de blessures in percentages voor mannen en vrouwen samen In figuur 8 werd een onderscheid gemaakt van de blessures tussen mannelijke en vrouwelijke leerkrachten LO. Bij de vrouwen kwamen de meeste blessures voor ter hoogte van de knie, onderbeen en voet (telkens 15.2%). Bij de mannen kwamen de meeste blessures voor ter hoogte van onderbeen en heup-bil-bekken (beiden 13.8%). Bij de vrouwen kwamen meer blessures voor ter hoogte van de schouder (9.1% vs 3.4%), elleboog (3.0% vs 0%), thoracale(3.0% vs 0%), lumbale (6.1% vs 3.4%) en sacrale (6.1% vs 0%) deel van de rug, knie (15.2% vs 6.9%), onderbeen (15.2% vs 6.9%) en voet (15.2% vs 6.9%) dan bij de mannen. De mannen hadden dan weer meer blessures ter hoogte van de pols (6.9% vs 0%), vingers (10.3% vs 3.0%), heup-bil-bekken (13.8% vs 0%), bovenbeen (10.3% vs 6.1%) en hiel (6.9% vs 63

71 3.0%). Bij de vrouwen kwamen 63.8% van de blessures voor ter hoogte van de onderste ledematen, 15.1% ter hoogte van de bovenste ledematen en 21.2% ter hoogte van de romp en het hoofd. Bij de mannen was dit respectievelijk 68.9%, 20.6% en 10.2%. Aangezicht 3.0% Aangezicht 3.4% BL=15.1% Schouder 9.1% Elleboog 3.0% Nek 3.0% Rug-thoracaal 3.0% Hoofd en romp =21.2% Rug-lumbaal 6.1% BL=20.6% Schouder 3.4% Nek 3.4% Rug-lumbaal 3.4% Hoofd en romp =10.2% Vingers 3.0% Heup-lies 3.0% Rug-sacraal 6.1% Pols 6.9% Vingers 10.3% Heup-lies 3.4% Heup-bilbekken 13.8% Bovenbeen 10.3% OL=63.8% Knie 15.2% Enkel 6.1% Hiel 3.0% Bovenbeen 6.1% Onderbeen 15.2% Voet 15.2% OL=68.9% Knie 6.9% Enkel 6.9% Hiel 6.9% Onderbeen 13.8% Voet 6.9% Figuur8 Fijne locatie van de blessures in percentages, vrouwen en mannen apart Aard Bij de aard van het letsel waren ontstekingen het meest voorkomend (37.1%), gevolgd door verrekkingen (29.0) en met gewrichts- of kapselproblemen op de derde plaats (16.1%). Gewrichtsproblemen met zenuwbetrokkenheid en gedeeltelijke scheuren kwamen het minst voor (4.8%) en voor 8.1% werden breuken gesignaleerd. 64

72 ontsteking gewrichts-of kapselprobleem gewrichtsproblemen met zenuwbetrokkenheid verrekking gedeeltelijke scheur breuk Figuur9 Aard van letsel aangegeven in percentages 2.3. Medische hulp 59.7% heeft niet om medische hulp gevraagd na het oplopen van de blessure en 40.3% deed dit wel. Van de leerkrachten LO die om medische hulp vroegen, raadpleegde 68% hiervoor een dokter, slechts 4% raadpleegde enkel een kinesitherapeut, 4% een specialist, 20% zowel dokter als kinesitherapeut en er was één missing value (4%) Diagnose Bij de helft van de blessures werd geen diagnose vastgesteld. Bij 17.7% gebeurde de diagnose door de arts, bij 14.5% werd medische beeldvorming gebruikt om een diagnose te kunnen stellen en 4.8% liet de kinesitherapeut een diagnose stellen. 12.9% toonde aan dat er een ander manier gebruikt werd om de diagnose vast te stellen. Deze werden aangevuld met een diagnose door de persoon zelf en reeds ervaring met het letsel uit het verleden arts kinesitherapeut medische beeldvorming geen andere Figuur10 Manier van diagnose van het letsel uitgedrukt in percentages 65

73 2.5. Timing van het letsel De letsels werden in 38.7% van de gevallen opgelopen tijdens het lesgeven, wat bovendien de grootste groep vertegenwoordigt. Op de tweede plaats kwam het oplopen van een letsel (22.6%) tijdens wedstrijden en op de derde plaats tijdens training (16.1%) waarbij telkens zelf gesport werd. 9.7% van de letsels zijn geleidelijk aan ontstaan. andere 4.8 geleidelijk aan 9.7 tijdens sporten (training) 16.1 tijdens sporten (wedstrijd) 22.6 tijdens training geven 3.2 tijdens lesgeven 38.7 missing Figuur11 Timing van het ontstaan van het letsel in percentages De weekdag waarop de blessures plaatsvonden verschilde bij de leerkrachten LO en was het hoogst op maandag (14.5%) en het laagst in het weekend (8.1%) en op vrijdag (9.7%). Bij het tijdstip van de dag kwam voornamelijk de namiddag terug (43.5%), gevolgd door de voormiddag (33.9%) en slechts 17.7% s avonds. 66

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld.

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld. 155 Sport- en spelactiviteiten bevorderen over het algemeen de gezondheid. Deze fysieke activiteiten kunnen echter ook leiden tot blessures. Het proefschrift beschrijft de ontwikkeling en evaluatie van

Nadere informatie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Zoals beschreven in hoofdstuk 1, is artrose een chronische ziekte die vaak voorkomt bij ouderen en in het bijzonder

Nadere informatie

Lennert Goossens Universiteit Gent Els Clays Universiteit Gent

Lennert Goossens Universiteit Gent Els Clays Universiteit Gent Lennert Goossens Universiteit Gent Els Clays Universiteit Gent DEEL 1: PREVENTIE VAN WERKGERELATEERDE MUSCULOSKELETALE AANDOENINGEN 3 LANGDURIG ZITTEN OP HET WERK 4 BEWEGEN ALS WERK 5 WERKGERELATEERDE

Nadere informatie

8 Samenvatting Samenvatting Het is alom bekend dat te weinig bewegen schadelijk is voor de gezondheid van zowel kinderen als volwassenen. Ondanks dat de positieve effecten van een actieve jeugd talrijk

Nadere informatie

Chapter 8 SAMENVATTING

Chapter 8 SAMENVATTING Chapter 8 SAMENVATTING Hardlopen is wereldwijd een populaire sport. In Nederland loopt 12% van de bevolking regelmatig hard en is het de op één na populairste sport. Aangezien regelmatig sporten gepaard

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2-5 Hoofd- stuk 2 en 3 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 en 5

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2-5 Hoofd- stuk 2 en 3 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 en 5 Patella tendinopathie (ook wel jumper s knee of springersknie genoemd) is een veel voorkomende blessure in sporten waarin veel wordt gesprongen, zoals basketbal en volleybal. In top- en recreatieve basketballers

Nadere informatie

Samenvatting: risk analysis of sick leave among Dutch farmers Auteur: Esther Hartman

Samenvatting: risk analysis of sick leave among Dutch farmers Auteur: Esther Hartman : risk analysis of sick leave among Dutch farmers Auteur: Esther Hartman In de agrarische sector worden arbeidskrachten aan relatief veel gezondheidsrisico s blootgesteld die kunnen leiden tot ziekteverzuim

Nadere informatie

1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström

1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström 1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström Dr. S.A.M. van de Schans, S. Oerlemans, MSc. en prof. dr. J.W.W. Coebergh Inleiding Epidemiologie is de wetenschap die eenvoudig gezegd

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 1 hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 1 geeft een algemene inleiding op dit proefschrift. Artrose is een chronische progressieve gewrichtsaandoening. Men schat dat de hoge prevalentie wereldwijd verder zal toenemen vanwege de stijgende

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

Geleidelijk ontstane sportblessures

Geleidelijk ontstane sportblessures Geleidelijk ontstane sportblessures in Nederland Blessurecijfers Samenvatting In 2013 liepen sporters 1,4 miljoen blessures op die geleidelijk ontstonden. Dat is bijna een derde (31%) van de 4,5 miljoen

Nadere informatie

behandeling volgens de KNGF-richtlijn bij mensen met artrose aan de heup en/of knie.

behandeling volgens de KNGF-richtlijn bij mensen met artrose aan de heup en/of knie. Samenvatting De primaire doelstelling van het onderzoek was het onderzoeken van de lange termijn effectiviteit van oefentherapie en de rol die therapietrouw hierbij speelt bij patiënten met artrose aan

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

hoofdstuk 3 hoofdstuk 4

hoofdstuk 3 hoofdstuk 4 Lichamelijke activiteit is erg belangrijk om de algemene gezondheid van mensen met een dwarslaesie in stand te houden. Door de beperking van de onderste extremiteiten is dit bij mensen met een dwarslaesie

Nadere informatie

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting Samenvatting Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid 2 2 3 4 5 6 7 8 Samenvatting 161 162 In de meeste Westerse landen neemt de levensverwachting

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie Samenvatting Gehoor en de relatie met psychosociale gezondheid, werkgerelateerde variabelen en zorggebruik. De Nationale Longitudinale Studie naar Horen Slechthorendheid is een veelvoorkomende chronische

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/38701 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Visschedijk, Johannes Hermanus Maria (Jan) Title: Fear of falling in older patients

Nadere informatie

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen Dit proefschrift gaat over moeheid bij mensen die dit als belangrijkste klacht presenteren tijdens een bezoek aan de huisarts. In hoofdstuk 1 wordt het onderwerp moeheid in de huisartspraktijk kort geïntroduceerd,

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

De gevolgen van handletsels zijn voor veel slachtoffers groot. Naast de

De gevolgen van handletsels zijn voor veel slachtoffers groot. Naast de Samenvatting Return to Work after Hand Injury De gevolgen van handletsels zijn voor veel slachtoffers groot. Naast de fysieke beperkingen als gevolg van het letsel, spelen ook psychosociale en werkgerelateerde

Nadere informatie

Chapter 11. Nederlandse samenvatting

Chapter 11. Nederlandse samenvatting Chapter 11 Nederlandse samenvatting Chapter 11 Reumatoïde artritis (RA) is een chronische aandoening die wordt gekenmerkt door ontstekingen van de gewrichten. Symptomen die optreden zijn onder andere pijn,

Nadere informatie

Nek/schouder en armklachten bij groepsbegeleiders in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking

Nek/schouder en armklachten bij groepsbegeleiders in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking Aanleiding onderzoek Nek/schouder en armklachten bij groepsbegeleiders in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking Lydi de Lange bedrijfsfysiotherapeut paramedisch team Advisium Ermelo december

Nadere informatie

CHAPTER. Samenvatting

CHAPTER. Samenvatting CHAPTER 9 Samenvatting CHAPTER 9 Klachten aan pols en hand komen veel voor; bij 9 tot 12.5% van de Nederlandse volwassenen. Niet alle mensen bezoeken de huisarts voor pols- of handklachten. De huisarts

Nadere informatie

De effecten van het Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer op de

De effecten van het Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer op de Samenvatting De effecten van het Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer op de gezondheidsbeleving van bewoners en hulpverleners In de jaren die volgden op de vliegramp Bijlmermeer op 4 oktober 1992, ontstond

Nadere informatie

MASTERPROEF. Bereidheid van 55-plussers tot deelname aan valpreventie

MASTERPROEF. Bereidheid van 55-plussers tot deelname aan valpreventie MASTERPROEF Geachte collega Bereidheid van 55-plussers tot deelname aan valpreventie Mijn naam is Martine Agten en ik ben werkzaam als huisarts-in-opleiding in de praktijk van dr. Carlier, dr. Schreurs,

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Samenvatting 11 Samenvatting Bloedarmoede, vaak aangeduid als anemie, is een veelbesproken onderwerp in de medische literatuur. Clinici en onderzoekers buigen zich al vele jaren over de oorzaken en gevolgen

Nadere informatie

-Door het karakter van het voetbalspel is er een relatief grote kans om geblesseerd te raken in vergijking met met andere takken van sport. -Het blessurerisico in wedstrijden ligt beduidend hoger dan bij

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting 100 Samenvatting Cognitieve achteruitgang en depressie komen vaakvooropoudere leeftijd.zijbeïnvloeden de kwaliteit van leven van ouderen in negatieve zin.de komende jaren zalhet aantalouderen in onze maatschappijsneltoenemen.het

Nadere informatie

Hardlooponderzoek in Nederland nu en in de toekomst. Marienke van Middelkoop, Erasmus MC Sjouke Zijlstra, UMC Groningen

Hardlooponderzoek in Nederland nu en in de toekomst. Marienke van Middelkoop, Erasmus MC Sjouke Zijlstra, UMC Groningen Hardlooponderzoek in Nederland nu en in de toekomst Marienke van Middelkoop, Erasmus MC Sjouke Zijlstra, UMC Groningen Hardloopblessures - Lange afstand lopen worden steeds populairder - Ook steeds meer

Nadere informatie

WORKSHOP. Determinanten van doorwerken tot en na de pensioengerechtigde leeftijd: maken ouderen nog kans op de arbeidsmarkt?

WORKSHOP. Determinanten van doorwerken tot en na de pensioengerechtigde leeftijd: maken ouderen nog kans op de arbeidsmarkt? WORKSHOP Determinanten van doorwerken tot en na de pensioengerechtigde leeftijd: maken ouderen nog kans op de arbeidsmarkt? Afdeling Determinanten van doorwerken: TOT de pensioengerechtigde leeftijd NA

Nadere informatie

Revalidatie: Biodex-meting. Dr. Sam Hendrix Fysische Geneeskunde & Revalidatie 15 november 2014

Revalidatie: Biodex-meting. Dr. Sam Hendrix Fysische Geneeskunde & Revalidatie 15 november 2014 Revalidatie: Biodex-meting Dr. Sam Hendrix Fysische Geneeskunde & Revalidatie 15 november 2014 Wat is Biodex? Objectief, gestandaardiseerd meet- en trainingsinstrument voor de perifere gewrichten Isokinetische

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch) (summary in Dutch) Type 2 diabetes is een chronische ziekte, waarvan het voorkomen wereldwijd fors toeneemt. De ziekte wordt gekarakteriseerd door chronisch verhoogde glucose spiegels, wat op den duur

Nadere informatie

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie * Samenvatting Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese Een 3-jarige follow-up studie Samenvatting Tijdens de periode van groei en ontwikkeling tussen kindertijd en volwassenheid

Nadere informatie

6,9. Presentatie door een scholier 1940 woorden 14 november keer beoordeeld

6,9. Presentatie door een scholier 1940 woorden 14 november keer beoordeeld Presentatie door een scholier 1940 woorden 14 november 2016 6,9 15 keer beoordeeld Vak LO Sportblessures Inleiding We weten allemaal dat sporten gezond is. Maar te veel sporten is ook niet goed voor je

Nadere informatie

Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities. in Early Childhood Health. The Generation R Study. Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING

Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities. in Early Childhood Health. The Generation R Study. Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities in Early Childhood Health The Generation R Study Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING Sociaal-economische gezondheidsverschillen vormen een groot maatschappelijk

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Sinds enkele decennia is de acute zorg voor brandwondenpatiënten verbeterd, hetgeen heeft geresulteerd in een reductie van de mortaliteit na verbranding, met name van patiënten

Nadere informatie

Veel vrouwen gebruiken medicijnen tijdens hun zwangerschap. Van veel van deze medicijnen zijn de mogelijke teratogene effecten vaak nog niet goed beke

Veel vrouwen gebruiken medicijnen tijdens hun zwangerschap. Van veel van deze medicijnen zijn de mogelijke teratogene effecten vaak nog niet goed beke 107 Veel vrouwen gebruiken medicijnen tijdens hun zwangerschap. Van veel van deze medicijnen zijn de mogelijke teratogene effecten vaak nog niet goed bekend. Onderzoek naar welke medicijnen gebruikt worden

Nadere informatie

SAMENVATTING (DUTCH SUMMARY)

SAMENVATTING (DUTCH SUMMARY) SAMENVATTING (DUTCH SUMMARY) Pacingstrategieën tijdens inspanning in de hitte Bij het leveren van een langdurige inspanning in de hitte zal de prestatie vaak minder goed zijn ten opzichte van thermoneutrale

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Studie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Studie Jongeren en Gezondheid 2014 : Studie Algemeen De studie Jongeren en Gezondheid maakt deel uit van de internationale studie Health Behaviour in School-Aged Children (HBSC), uitgevoerd onder toezicht van

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20183 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20183 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20183 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Rooden, Stephanie Maria van Title: Clinical patterns in Parkinson s disease Date:

Nadere informatie

Aantal blessures waarvan medisch behandeld SEH-behandelingen Ziekenhuisopnamen na SEH-behandeling 20-50

Aantal blessures waarvan medisch behandeld SEH-behandelingen Ziekenhuisopnamen na SEH-behandeling 20-50 Korfbalblessures Blessurecijfers Samenvatting Jaarlijks worden 85.000 blessures opgelopen tijdens korfbal. Dit komt overeen met 4,6 blessures per 1.000 uur dat er gekorfbald wordt. Dit betekent dat het

Nadere informatie

Blessurepreventie bij joggers

Blessurepreventie bij joggers Blessurepreventie bij joggers Infosessie Jogbegeleiders 4 oktober 2014 Dr. Kris Peeters Joggen : goed voor lichaam en geest Veel voordelen Toch ook nadelen 1 Lichamelijk voordelen -> goed voor hart en

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

The role of International Sports Federations in safeguarding the health and well-being of athletes Lessons learned from FINA s activities

The role of International Sports Federations in safeguarding the health and well-being of athletes Lessons learned from FINA s activities Samenvatting The role of International Sports Federations in safeguarding the health and well-being of athletes Lessons learned from FINA s activities Zwemmen is een universele sport met wereldwijde deelname

Nadere informatie

Fysiotherapie Van Heeswijk en Van der Valk

Fysiotherapie Van Heeswijk en Van der Valk Geachte heer, mevrouw, Fysiotherapie Van Heeswijk en Van der Valk BaLaDe 119 Waalwijk Telefoon: 0416 337651 e mail: Info@hevafysio.nl De dubbele vergrijzing zorgt ervoor dat het percentage ouderen in Nederland

Nadere informatie

Blessures 26.000 Spoedeisende Hulp behandelingen 3.800 Ziekenhuisopnamen na SEH-behandeling 910 Doden 8

Blessures 26.000 Spoedeisende Hulp behandelingen 3.800 Ziekenhuisopnamen na SEH-behandeling 910 Doden 8 Wielerblessures Ongevalscijfers Samenvatting Jaarlijks raken er naar schatting 26.000 wielrenners geblesseerd. Het risico een wielerblessure op te lopen is kleiner dan bij veel andere sporten, maar als

Nadere informatie

Valgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland. [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands]

Valgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland. [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands] Valgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands] Klaas A. Hartholt; Nathalie van der Velde; Casper W.N. Looman;

Nadere informatie

Ouderbetrokkenheid: interviewschema

Ouderbetrokkenheid: interviewschema Ouderbetrokkenheid: interviewschema Contactinformatie: Prof. dr. Johan van Braak, Lien Ghysens en Ruben Vanderlinde Vakgroep Onderwijskunde Universiteit Gent Inleiding Met dit interview willen we meer

Nadere informatie

Clinical Patterns in Parkinson s disease

Clinical Patterns in Parkinson s disease Clinical Patterns in Parkinson s disease Op 28 november 2012 promoveerde Stephanie van Rooden aan de Universiteit van Leiden op haar proefschrift Clinical Patterns in Parkinson s disease. Haar promotor

Nadere informatie

Evidence Based Blessurepreventie in de Sport

Evidence Based Blessurepreventie in de Sport Evidence Based Blessurepreventie in de Sport Maarten Barendrecht Sportfysiotherapeut, medische begeleiding Hellas docent MOS, MSPT bij Avans+ Nederlands Instituut voor Sportblessurepreventie Overzicht

Nadere informatie

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Een retrospectieve zelfrapportering van ervaringen met psychisch, fysiek en seksueel in de sport voor de leeftijd

Nadere informatie

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Resultaten vragenlijst onderzoek: Cholesterolverlagers, beweging en spierklachten

Resultaten vragenlijst onderzoek: Cholesterolverlagers, beweging en spierklachten Resultaten vragenlijst onderzoek: Cholesterolverlagers, beweging en spierklachten -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence,

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence, icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence, en het Verband tussen Adherence en Effect icoach, a Web-based

Nadere informatie

Functioneel Welzijn. Nek, schouders en pols

Functioneel Welzijn. Nek, schouders en pols Functioneel Welzijn Nek, schouders en pols 1 Definitie en structuur van de nek Je nek (cervicale wervelkolom) bestaat uit 7 wervels en strekt zich van de schedel tot het bovenlichaam. 2 Oorzaken van nekpijn

Nadere informatie

Enkelblessures. Samenvatting. gemiddeld sporters aan een enkelblessure. Het betekent ook 1,4

Enkelblessures. Samenvatting. gemiddeld sporters aan een enkelblessure. Het betekent ook 1,4 Enkelblessures Samenvatting Jaarlijks lopen sporters 650.000 enkelblessures op. Dit is achttien procent van alle sportblessures die in een jaar ontstaan. Na knieblessures (20%) zijn enkelblessures daarmee

Nadere informatie

Iedereen ervaart wel eens lichamelijke klachten. Soms is hiervoor een duidelijke oorzaak, zoals een beschadiging of een ontsteking, maar vaak is er ge

Iedereen ervaart wel eens lichamelijke klachten. Soms is hiervoor een duidelijke oorzaak, zoals een beschadiging of een ontsteking, maar vaak is er ge LEKENSAMENVATTING Iedereen ervaart wel eens lichamelijke klachten. Soms is hiervoor een duidelijke oorzaak, zoals een beschadiging of een ontsteking, maar vaak is er geen duidelijke medische verklaring

Nadere informatie

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting Verschillende internationale studies toonden socio-economische verschillen in gezondheid aan, zowel in mortaliteit als morbiditeit. In bepaalde westerse landen bleek dat, ondanks de toegenomen welvaart,

Nadere informatie

Decreasing rates of major lower-extremity amputation in people with diabetes but not in those without : a nationwide study in Belgium

Decreasing rates of major lower-extremity amputation in people with diabetes but not in those without : a nationwide study in Belgium Decreasing rates of major lower-extremity amputation in people with but not in those without : a nationwide study in Belgium Samenvatting van de resultaten gepubliceerd in Diabetologia (het artikel is

Nadere informatie

ThermaCare: Onderzoek naar rug- en nekklachten bij werkende Nederlanders 2012.

ThermaCare: Onderzoek naar rug- en nekklachten bij werkende Nederlanders 2012. ThermaCare: Onderzoek naar rug en nekklachten bij werkende Nederlanders 2012. Samenvatting Ruim de helft van de werkende Nederlanders heeft regelmatig last van rug of nekpijn. Bijna een kwart zegt hierdoor

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een goede hand functie is van belang voor interactie met onze omgeving. Vanaf het moment dat we opstaan, tot we s avonds weer naar bed gaan,

Nadere informatie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Overgewicht is een snel groeiend wereldwijd probleem en is geassocieerd

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE 1 DOEL VAN REGRESSIE ANALYSE De relatie te bestuderen tussen een response variabele en een verzameling verklarende variabelen 1. LINEAIRE REGRESSIE Veronderstel dat gegevens

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Samenvatting Samenvatting In dit proefschrift getiteld Relatieve bijnierschorsinsufficiëntie in ernstig zieke patiënten De rol van de ACTH-test hebben wij het concept relatieve bijnierschorsinsufficiëntie

Nadere informatie

Consortium K.U. Leuven U. Gent V.U. Brussel. Gaston Beunen, K.U. Leuven Promotor - Coördinator

Consortium K.U. Leuven U. Gent V.U. Brussel. Gaston Beunen, K.U. Leuven Promotor - Coördinator Consortium K.U. Leuven U. Gent V.U. Brussel Gaston Beunen, K.U. Leuven Promotor - Coördinator Overerving Fysieke activiteit vrije tijd werktijd andere o.a. huishoudelijk werk en tuinieren Gezondheidsgerelateerde

Nadere informatie

Dé VCA-specialist van Zuid-Nederland

Dé VCA-specialist van Zuid-Nederland Toolbox: Fysieke belasting Het doel van een toolboxmeeting is om de aandacht en motivatie voor veiligheid en gezondheid binnen het bedrijf te verbeteren. Wat verstaan we onder fysieke belasting? De door

Nadere informatie

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae chapter 7 Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae 140 chapter 7 SAMENVATTING De bipolaire stoornis (of manisch-depressieve stoornis) is een stemmingsstoornis waarin episodes van (hypo)manie

Nadere informatie

Chronische longziekten en werk

Chronische longziekten en werk Chronische longziekten en werk Mensen met een longziekte hebben meer moeite om aan het werk te blijven of een betaalde baan te vinden dan de rest van de bevolking. Slechts 42% van de mensen met COPD heeft

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift richt zich op statinetherapie in type 2 diabetespatiënten; hiervan zijn verschillende aspecten onderzocht. In Deel I worden de effecten van statines op LDLcholesterol en cardiovasculaire

Nadere informatie

Ergonomie in de Voedingsindustrie Optimalisatie mens-werk relatie Ergoscan

Ergonomie in de Voedingsindustrie Optimalisatie mens-werk relatie Ergoscan Ergonomie in de Voedingsindustrie Optimalisatie mens-werk relatie Ergoscan Marc De Greef Werkbaarheid: belastende arbeidsomstandigheden Algemene vaststelling: de werkbaarheidsgraad in de voedingsindustrie

Nadere informatie

samenvatting 127 Samenvatting

samenvatting 127 Samenvatting 127 Samenvatting 128 129 De ziekte van Bechterew, in het Latijn: Spondylitis Ankylopoëtica (SA), is een chronische, inflammatoire reumatische aandoening die zich vooral manifesteert in de onderrug en wervelkolom.

Nadere informatie

17Spierklachten en ontstekingen

17Spierklachten en ontstekingen DC 17Spierklachten en ontstekingen 1 Inleiding Pijn aan je spieren is meestal niet ernstig, maar wel lastig. Het is vaak te voorkomen en er is zeker iets aan te doen. We behandelen een aantal klachten.

Nadere informatie

EEN PRIMA KEUZE OM PIJN TE VERLICHTEN.

EEN PRIMA KEUZE OM PIJN TE VERLICHTEN. EEN PRIMA KEUZE OM PIJN TE VERLICHTEN. Verlicht pijnlijke spieren en ligamenten (Zie bijsluiter) Vloeibaar smeerwortelextract WIE KREEG ER NOG NIET MEE TE MAKEN? Spierpijn, rugpijn, of pijnlijke ligamenten...

Nadere informatie

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten In dit proefschrift werd de relatie tussen depressie en het risico voor hart- en vaatziekten onderzocht in een groep

Nadere informatie

Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 2014

Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 2014 Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 214 Inleiding Gezondheid in de internationale HBSC (Health Behaviour in School-aged Children) studie en in de Wereldgezondheidsorganisatie

Nadere informatie

Gratis open inloopspreekuur

Gratis open inloopspreekuur 1 augustus 2012 In dit nummer Hierbij ontvangt u de nieuwsbrief van Praktijk chiropractie Stegeman. Wij houden u met deze nieuwsbrief op de hoogte Sport Tips Inloopspreekuur Blessures voorkomen van belangrijke

Nadere informatie

1 Omvang problematiek. Fitnessblessures. Blessurecijfers. Samenvatting

1 Omvang problematiek. Fitnessblessures. Blessurecijfers. Samenvatting Fitnessblessures Blessurecijfers Samenvatting Fitness is met jaarlijks ongeveer 3,1 miljoen beoefenaren in populariteit de grootste sport in Nederland. Hoewel de kans op blessures vrij klein is, leidt

Nadere informatie

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid 1 Samenvatting van de IMA-studie Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid Het aantal arbeidsongeschikten alsook de betaalde uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid

Nadere informatie

Preventietips voor sportblessures

Preventietips voor sportblessures .Stef Verheyden Kinesitherapie Preventietips voor sportblessures Groepspraktijk De Brug Waarom blessurepreventie? Sportbeoefening en sportblessures, jammer genoeg gaan ze al te vaak samen. Vroeg of laat

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Het aantal mensen met een gestoorde nierfunctie is de afgelopen decennia sterk toegenomen. Dit betekent dat er steeds meer mensen moeten dialyseren of een niertransplantatie moeten

Nadere informatie

Een acuut letsel is een blessure die plots op treed (bvb een enkel verzwikking, een spierscheur, )

Een acuut letsel is een blessure die plots op treed (bvb een enkel verzwikking, een spierscheur, ) Sporten is hoe dan ook gezond, maar brengt ook een verhoogd risico op bepaalde letsels met zich mee. Er zijn echter enkele aandachtspunten en preventie oefeningen die dit risico sterk kunnen verlagen.

Nadere informatie

Samenvatting. Hoofdstuk 1. Hoofdstuk 2

Samenvatting. Hoofdstuk 1. Hoofdstuk 2 Samenvatting 125 Samenvatting Hoofdstuk 1 Gedurende de laatste 20 jaar is binnen de IVF de aandacht voornamelijk uitgegaan naar de verbetering van zwangerschapsresultaten. Hierdoor is er te weinig aandacht

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek. Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden

Nadere informatie

Verminderen van de impact van geriatrische aandoeningen door fysieke activiteit

Verminderen van de impact van geriatrische aandoeningen door fysieke activiteit Verminderen van de impact van geriatrische aandoeningen door fysieke activiteit Eén van de belangrijkste gevolgen van veroudering en geriatrische aandoeningen is het ontstaan van beperkingen. De weg van

Nadere informatie

B-vitaminen ter preventie van fracturen en de vermindering van het fysiek functioneren

B-vitaminen ter preventie van fracturen en de vermindering van het fysiek functioneren SAMENVATTING Samenvatting B-vitaminen ter preventie van fracturen en de vermindering van het fysiek functioneren Door de stijgende levensverwachting zal het aantal osteoporotische fracturen toenemen. Osteoporotische

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Eerste Hulp Bij Sport Ongelukken (EHBSO) Blessure preventie

Eerste Hulp Bij Sport Ongelukken (EHBSO) Blessure preventie Eerste Hulp Bij Sport Ongelukken (EHBSO) & Blessure preventie Wie zijn wij? Wij zijn Procare fysiotherapie met praktijkruimtes in Gorinchem, Vuren en Herwijnen. Onze praktijken bieden naast diverse specialisaties

Nadere informatie

Evaluatie van een 24-uur-niet-roken actie

Evaluatie van een 24-uur-niet-roken actie Evaluatie van een 24-uur-niet-roken actie De onderzoeksresultaten van de pre- en post-vragenlijsten December 2011 Uitgevoerd door de Universiteit Antwerpen, in opdracht van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie

Nadere informatie

Eindtermen Certificaat Eerste Hulp bij Sportongevallen van. Het Oranje Kruis. 18 december 2012

Eindtermen Certificaat Eerste Hulp bij Sportongevallen van. Het Oranje Kruis. 18 december 2012 Eindtermen Certificaat Eerste Hulp bij Sportongevallen van Het Oranje Kruis 2013 18 december 2012 Eindtermen Certificaat Eerste Hulp bij Sportongevallen vastgesteld door het College van Deskundigen Doelgroep

Nadere informatie