De fictieve vaste inrichting

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De fictieve vaste inrichting"

Transcriptie

1 De fictieve vaste inrichting Over de toepassing van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 binnen concernverband Auteur: Jeanise J. Job 0

2 De fictieve vaste inrichting Over de toepassing van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 binnen concernverband Auteur: Jeanise J. Job Administratienummer: Adres: Calslaan 60-3, 7522MG, Enschede Telefoonnummer: / Onderwijsinstelling: Universiteit van Tilburg Faculteit: Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen Opleiding: Master Fiscale Economie Plaats en datum: Enschede/Tilburg, juli 2009 Examencommissie: De heer mr. E. Alink 1

3 Voorwoord Dit is de masterthesis, die ik ter afronding van de masteropleiding Fiscale Economie aan de Universiteit van Tilburg, heb geschreven. Na nagedacht te hebben over een onderwerp voor mijn masterthesis heb ik besloten om met het onderwerp de fictieve vaste inrichting in de loonbelasting verder te gaan. Mijn doelstelling bij deze thesis is om een bijdrage te leveren aan de praktijk, in het bijzonder de onduidelijkheid welke bestaat rondom dit onderwerp proberen weg te nemen. Voornamelijk de onduidelijkheid, die bestaat met betrekking tot de vraag of de fictieve vaste inrichtingsregeling van toepassing moet zijn binnen concernverband. In deze thesis heb ik het arrest van de Hoge Raad van 29 juni 2007, nr en gepubliceerd in V-N 2007/32.20, in het bijzonder de conclusie van A-G Van Ballegooijen van 8 juni 2006 en gepubliceerd in V-N 2007/13.17, geanalyseerd om een oordeel te kunnen vormen over de vraag of de fictieve vaste inrichtingsregeling wel of niet van toepassing moet te zijn binnen concernverband. Ik heb met heel veel plezier aan deze thesis gewerkt en kan tevreden terugkijken naar een leerzame periode, waarin ik zelfstandig onderzoek naar dit onderwerp heb verricht ondanks de spanning die met het afstuderen gepaard gaat. Ik kijk heel tevreden terug naar een leerzame periode en de totstandkoming van deze thesis. In dit gedeelte wil ik de heer E. Alink bedanken voor zijn begeleiding tijdens het schrijven van deze thesis, zijn deskundige inbreng, adviezen en duidelijke feedback. Tot slot wil ik mijn verloofde, Rogène La Reine bedanken voor zijn luisterend oor, begrip en suggesties bij het schrijven van deze thesis. Er rest mij niets anders dan een ieder veel leesplezier toe te wensen. Enschede/Tilburg, 21 november 2010 Jeanise J. Job I

4 Lijst met afkortingen Aant. Aantekening A-G Advocaat-Generaal AW Ambtenarenwet BNB Beslissingen in Belastingzaken. Nederlandse Belastingrechtspraak Bvdb 2001 Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 BW Burgerlijk Wetboek CRvB Centrale Raad van Beroep CSV Coördinatiewet Sociale Verzekering dga Directeur-grootaandeelhouder FED FED Fiscaal Weekblad Hof Gerechtshof HR Hoge Raad der Nederlanden IBB Internationaal Belasting Bulletin IW 1990 Invorderingswet 1990 jo. Juncto MBB Maandblad Belasting Beschouwingen NDFR Nederlandse Documentatie Fiscaal Recht NSV Nederlands Standaardverdrag NTFR Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht OESO OESO-modelverdrag Rb. Rechtbank RSV Rechtspraak Sociale Verzekeringen Stcrt. Staatscourant Uitv.besl. LB 1965 Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965 Uitv.reg. LB 2001 Uitvoeringsregeling Loonbelasting 2001 UWV Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen V-N Vakstudie Nieuws WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering WAZO Wet arbeid en zorg Wet IB 2001 Wet op de inkomstenbelasting 2001 Wet LB 1964 Wet op de loonbelasting 1994 Wet WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen WFR Weekblad Fiscaal Recht WW Werkloosheidswet ZW Ziektewet II

5 Samenvatting In deze thesis is onderzocht of de fictieve vaste inrichtingsregeling van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 binnen concernverband van toepassing dient te zijn en wat de fiscaalrechtelijke gevolgen van deze regeling zijn. Ook is in deze thesis onderzocht of de mate van gelieerdheid van de betrokken vennootschappen en rol dient te spelen bij het toepassen van de fictieve vaste inrichtingsregeling. Uit dit onderzoek is gebleken dat de fictieve vaste inrichtingsregeling van toepassing dient te zijn binnen concernverband. Dit is geconcludeerd mede gelet op de wetsystematiek en de jurisprudentie. In de Wet LB 1964 worden groepsmaatschappijen in beginsel als derden ten opzichte van elkaar behandeld. Uit de jurisprudentie, waarin het gaat om de inhoudingsplicht, blijkt dat er geen onderscheidt wordt gemaakt tussen gelieerde en niet-gelieerde vennootschappen. Bij het aanmerken van de inhoudingsplichtige voor de loonbelasting moeten gelieerde vennootschappen als onafhankelijke derden ten opzichte van elkaar te worden beschouwd. In verband met het voorgaande is de fictieve vaste inrichtingsregeling ook van toepassing binnen concernverband. Met andere woorden, ook binnen het concern is er sprake van een derde ten behoeve van wie de arbeid wordt verricht. Met betrekking tot de reikwijdte van de fictieve vaste inrichtingsregeling is gebleken dat deze regeling inhoudingsplicht creëert voor buitenlandse uitzendbureaus, tussenpersonen en koppelbazen. De regeling is niet alleen van toepassing voor buitenlandse lichamen die de belasting- en premieheffing proberen te omzeilen. Verder is de fictieve vaste inrichtingsregeling van toepassing op lichamen die tussenkomst verlenen ten behoeve van één persoon. Het fiscaalrechtelijke gevolg van de fictieve vaste inrichtingregeling voor de buitenlandse werkgever is dat deze werkgever als inhoudingsplichtige voor de loonbelasting wordt aangemerkt en hierdoor onder de strekking van de Wet LB 1964 valt. De ingeleende werknemer wordt als een werknemer in de zin van de Wet LB 1964 beschouwd, waardoor deze onder de strekking van de Wet LB 1964 valt. Ook is Nederland heffingsbevoegd over zijn Nederlandse arbeidsinkomen. Dit is in verband met de materiële invulling van het werkgeversbegrip in belastingverdragen, hetgeen inhoudt dat de Nederlandse inlener als werkgever voor de belastingverdragen wordt aangemerkt. De Nederlandse inlener wordt in verband met artikel 34, IW 1990 hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de belasting welke de buitenlandse werkgever niet heeft afgedragen. III

6 Inhoudsopgave Voorwoord Lijst met afkortingen Samenvatting I II III 1.1 Inleiding Korte beschrijving van het onderwerp Aanleiding tot het onderzoek Doelstelling Probleemstelling Afbakening Verantwoording van de opzet 5 2. De inhoudingsplichtigen in de wet op de loonbelasting Inleiding De binnenlandse inhoudingsplichtige De inhoudingsplichtige van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, Wet LB De inhoudingsplichtige van artikel 6, eerste lid, onderdeel b, Wet LB De inhoudingsplichtige van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, Wet LB De buitenlandse inhoudingsplichtige De inhoudingsplichtige van artikel 6, tweede lid, Wet LB De inhoudingsplichtige van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, Wet LB De inhoudingsplichtige van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, Wet LB De inhoudingsplichtige van artikel 6, derde lid, Wet LB De inhoudingsplichtige van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB Samenvatting Doelstelling en reikwijdte van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB Inleiding Doelstelling van de fictieve vaste inrichtingsregeling Regeling tot 1 januari Doelstelling van de fictieve vaste inrichtingsregeling De reikwijdte van de fictieve vaste inrichtingsregeling De reikwijdte van het verlenen van tussenkomst De reikwijdte van het begrip derden De reikwijdte van het begrip degenen 18 IV

7 3.4 Samenvatting De fictieve vaste inrichting binnen concernverband Inleiding Derden ook binnen concernverband Samenvatting De fictieve vaste inrichting in relatie tot de belastingverdragen Inleiding De heffingsbevoegdheid van Nederland Inhoud van artikel 15, OESO Verblijf van niet meer dan 183 dagen De betaling door of namens een werkgever Een werkgever Niet ten laste van een vaste inrichting Samenvatting De fiscaalrechtelijke implicaties van de fictieve vaste inrichtingsregeling Inleiding De fiscaalrechtelijke implicaties voor de ingeleende werknemers De fiscaalrechtelijke implicaties voor de buitenlandse werkgever De fiscaalrechtelijke implicaties voor de inlener Samenvatting Conclusie en aanbevelingen Conclusie Aanbeveling 42 Literatuurlijst 44 Jurisprudentieregister 46 V

8 1.1 Inleiding 1.1 Korte beschrijving van het onderwerp De inhoudingsplichtige is een van de drie kernbegrippen in de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna Wet LB 1964), naast de begrippen loon en werknemer. Het begrip inhoudingsplichtige is in artikel 6, eerste lid, Wet LB 1964 gedefinieerd. Als gevolg van dit artikel is de inhoudingsplichtige, degene tot wie een of meer personen in dienstbetrekking staan, kortweg de werkgever. Indien de werkgever niet in Nederland is gevestigd, bepaalt artikel 6, tweede lid, Wet LB 1964 dat deze werkgever in Nederland slechts als een inhoudingsplichtige wordt beschouwd voor zover hij in Nederland over een vaste inrichting voor de uitoefening van zijn bedrijf, beroep of andere bezigheid beschikt, een in Nederland wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger heeft of indien de betrokken werkgever zich als inhoudingsplichtige bij de inspecteur heeft aangemeld. Hetgeen onder de begrippen vaste inrichting en vaste vertegenwoordiger moet worden verstaan is in de Wet LB 1964 zelf niet gedefinieerd. Uit de Nederlandse jurisprudentie kunnen betreffende het begrip vaste inrichting de volgende karakteristieken worden afgeleid: a) een fysieke constructie, waarbij niet vereist is dat deze constructie in de grond verankerd moet zijn; b) de constructie staat juridisch of feitelijk ter beschikking van de betrokken onderneming; c) dit ter beschikking staan van de constructie is duurzaam; en d) de constructie is specifiek geschikt gemaakt of ingericht voor de werkzaamheden van de betrokken onderneming. 1 Indien het gaat om het begrip vaste vertegenwoordiger, kan uit de Nederlandse jurisprudentie worden afgeleid dat een onderneming over een vaste vertegenwoordiger beschikt, indien deze vertegenwoordiger: a) niet volstrekt onafhankelijk is; b) een duurzame volmacht heeft om namens de principaal overeenkomsten af te sluiten; c) van deze volmacht regelmatig gebruik maakt; en d) activiteiten verricht welke op hetzelfde terrein liggen als de reguliere werkzaamheden van de vertegenwoordigde onderneming. 2 Hiernaast zijn de begrippen vaste inrichting en vaste vertegenwoordiger in het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (hierna Bvdb 2001) gedefinieerd. Volgens artikel 2, eerste lid, Bvdb 2001 is een vaste inrichting een duurzame inrichting van een onderneming met behulp waarvan de werk- 1 C. van Raad, Studenteneditie , Cursus Belastingrecht (Internationaal Belastingrecht), par B. 2 C. van Raad, Studenteneditie , Cursus Belastingrecht (Internationaal Belastingrecht), par B. 1

9 zaamheden van die onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend. Onder het vaste inrichtingsbegrip in het Bvdb 2001 moet ook worden begrepen: de zetel van de leiding van de onderneming, landbouwgronden en werken waarvan de uitvoering langer dan twaalf maanden duurt. Ingevolge artikel 2, tweede lid, Bvdb 2001 wordt niet als een vaste vertegenwoordiger beschouwd: een volkomen onafhankelijke vertegenwoordiger of een vertegenwoordiger die niet tot het afsluiten van transacties bevoegd is, ongeacht of hij voor spoedafleveringen een voorraad houdt. Met ingang van 1 januari 1997 is de fictieve vaste inrichting van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 ingevoerd. Met dit artikel werd het vaste inrichtingsbegrip van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, Wet LB 1964 verduidelijkt. Artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 luidt: Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, wordt als een vaste inrichting in ieder geval aangemerkt: het verrichten van werkzaamheden die gericht zijn op het verlenen van tussenkomst ten behoeve van degenen die tegen beloning persoonlijke arbeid in Nederland verrichten en een derde ten behoeve van wie die arbeid wordt verricht. Sinds de invoering van de fictieve vaste inrichtingsregeling in de Wet LB 1964 is in de jurisprudentie een aantal keren over de inhoud van deze regeling geoordeeld. De bewoordingen van deze regeling hebben voor enkele onduidelijkheden gezorgd. Zo was het lange tijd onduidelijk of artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 van toepassing was binnen concernverbanden. In de conclusie A-G Van Ballegooijen 3 en het arrest HR 29 juni is deze onduidelijkheid weggenomen. In de conclusie van A-G Van Ballegooijen en het arrest HR 29 juni 2007 werd onder andere duidelijk wat de reikwijdte van het begrip derde is. A-G Van Ballegooijen heeft geconcludeerd dat men in de Wet LB 1964 uit moet gaan van de zelfstandigheid van rechtspersonen, ook indien deze rechtspersonen tot een concern behoren. Hiermee maakte de advocaat-generaal duidelijk dat hij de mening was toegedaan dat de fictieve vaste inrichtingsregeling van toepassing dient te zijn binnen concernverbanden. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en oordeelde dat artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 ook van toepassing is binnen concernverbanden. In de literatuur wordt tot op heden betwijfeld of de fictieve vaste inrichtingsregeling van toepassing dient te zijn binnen concernverbanden. In deze thesis zal worden onderzocht of de fictieve vaste inrichtingsregeling van toepassing dient te zijn binnen concernverbanden. Naar aanleiding hiervan zal in deze thesis het arrest van de Hoge Raad en de conclusie van A-G Van Ballegooijen centraal staan. Tevens zal in deze thesis worden gezocht naar een bevredigender uitleg voor de vraag of de fictieve vaste inrichtingsregeling wel of niet van toepassing dient te zijn binnen concernverbanden. 3 Conclusie A-G Van Ballegooijen 8 juni 2006, V-N 2007/ HR 29 juni 2007, nr , V-N 2007/

10 1.2 Aanleiding tot het onderzoek Zoals eerder in dit hoofdstuk is vermeld, heeft A-G Van Ballegooijen 5 geconcludeerd dat de fictieve vaste inrichtingsregeling van toepassing dient te zijn binnen concernverbanden. Volgens de advocaatgeneraal moeten gelieerde vennootschappen als onafhankelijke derden worden beschouwd in de zin van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB Verder wordt uiteengezet dat het, voor de toepassing van de fictieve vaste inrichtingsregeling, niet uit maakt of het wel of niet gaat om een gelieerde derde. Ook de mate van gelieerdheid zou, volgens de advocaat-generaal, niet moeten uitmaken voor het wel of niet van toepassing zijn van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB In de loonbelasting geldt als uitgangspunt dat in groepsverhoudingen, de groepsvennootschappen ten opzichte van elkaar als afzonderlijke entiteiten worden beschouwd 6. Volgens A-G Van Ballegooijen is een groepsvennootschap voor fiscale doeleinden, een zelfstandige drager van rechten en plichten. Hierdoor moeten groepsvennootschappen als onafhankelijke entiteiten ten opzichte van elkaar worden beschouwd, tenzij de wet of het systeem van de wet anders eist. Volgens de advocaat-generaal zou de wetgever, indien hij alleen onafhankelijke vennootschappen bedoelde dit expliciet in de wettekst tot uitdrukking hebben gebracht door onder andere de term onafhankelijke derde of niet-gelieerde derde te gebruiken. Ondanks deze uitleg, wordt in de literatuur betwijfeld of de fictieve vaste inrichtingsregeling van toepassing dient te zijn binnen concernverbanden. Er wordt een aantal argumenten genoemd die deze mening ondersteunt. Zo wordt beargumenteerd dat er in de parlementaire geschiedenis aanwijzingen te vinden zijn dat de fictieve vaste inrichtingsregeling alleen bedoeld is voor buitenlandse koppelbazen en uitzendbureaus, dus niet-gelieerde vennootschappen. Deze en andere argumenten zullen in deze thesis aan de orde komen, om zo een antwoord te kunnen vinden op de vraag of de fictieve vaste inrichtingsregeling wel of niet van toepassing dient te zijn binnen concernverbanden. 1.3 Doelstelling Het doel van dit onderzoek is om een oplossing te vinden voor de onzekerheid die tot heden bestaat over de vraag of de fictieve vaste inrichtingsregeling wel of niet toegepast dient te worden binnen concernverbanden. Ondanks het arrest van de Hoge Raad 7 betreffende dit vraagstuk kunnen er nog vraagtekens worden geplaatst bij dit arrest, voornamelijk bij de conclusie van A-G Van Ballegooijen 8. Men meent dat een andersluidende conclusie zonder meer mogelijk was geweest en misschien ook wenselijk is, gelet op de gevolgen die dit arrest met zich mee brengt 9. 5 Conclusie A-G Van Ballegooijen 8 juni 2006, V-N 2007/ Conclusie A-G Van Ballegooijen 8 juni 2006, V-N 2007/13.17, par HR 29 juni 2007, nr , V-N 2007/ Conclusie A-G Van Ballegooijen 8 juni 2006, V-N 2007/13.17, par J.P. van t Hof en M.R.M. Deden, De fictieve vaste inrichting voor de loonbelasting binnen concernverband, WFR 2007/

11 Met deze thesis wordt getracht een bijdrage te leveren aan het wegnemen van de onduidelijkheid die bestaat betreffende het wel of niet van toepassing zijn van de fictieve vaste inrichtingsregeling binnen concernverbanden. Er zal onder meer worden ingegaan op de vraag of gelieerde vennootschappen, voor de toepassing van deze regeling, als onafhankelijke derden moeten worden beschouwd en of de mate van gelieerdheid een rol moet spelen bij het wel of niet aanmerken van een gelieerde vennootschap als een onafhankelijke derde. 1.4 Probleemstelling In deze thesis wordt onderzocht of de fictieve vaste inrichtingsregeling van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 van toepassing dient te zijn binnen concernverbanden. Tevens zal worden onderzocht of de mate van gelieerdheid een rol dient te spelen bij het beschouwen van gelieerde vennootschappen als onafhankelijk derden. Naar aanleiding van het voorgaande luidt de onderzoeksvraag van deze thesis: Dient de fictieve vaste inrichtingsregeling van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 binnen concernverbanden te worden toegepast en wat zijn de fiscaalrechtelijke gevolgen van deze regeling? Om een conclusie te kunnen trekken is deze onderzoeksvraag opgedeeld in de volgende deelvragen: a) Wat is de reikwijdte van de fictieve vaste inrichtingsregeling van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964? b) Wat zijn de fiscaalrechtelijke implicaties van de fictieve vaste inrichtingsregeling van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964? c) Wat zijn de fiscaalrechtelijke implicaties van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 voor de inlener, met betrekking tot de aansprakelijkheid? d) Dient de mate van gelieerdheid van de vennootschappen een rol te spelen bij het toepassen van de fictieve vaste inrichtingsregeling van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964? 1.5 Afbakening In deze thesis wordt de fictieve vaste inrichting van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 behandeld. De conclusie van A-G Van Ballegooijen 10 en het arrest van de Hoge Raad 11 worden in deze thesis als de rode draad gezien. De begrippen inhoudingsplichtige en vaste inrichting zullen in deze thesis beperkt aan de orde komen. Waar nodig zullen deze begrippen met de nodige diepgang worden besproken. Uitsluitend de fiscaalrechtelijke gevolgen van de fictieve vaste inrichtingsregeling zullen in deze thesis aan bod komen, waarbij de regeling inzake de extraterritoriale kosten buiten beschouwing zal worden gelaten. De sociaalrechtelijke implicaties van deze regeling zullen buiten be- 10 Conclusie A-G Van Ballegooijen 8 juni 2006, V-N 2007/ HR 29 juni 2007, nr , V-N 2007/

12 schouwing worden gelaten. Naast de fictieve vaste inrichtingsregeling, worden ook de aansprakelijkheidsbepalingen van de Invorderingswet 1990 (hierna IW 1990) besproken. 1.6 Verantwoording van de opzet Omdat de fictieve vaste inrichtingsregeling in deze thesis centraal staat, worden in hoofdstuk twee de inhoudingsplichtigen van de Wet LB 1964 uiteengezet. In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan zowel de binnenlandse als de buitenlandse inhoudingsplichtigen. Vervolgens zal worden onderzocht met welke doelstelling de fictieve vaste inrichtingsregeling is ingevoerd en wat de reikwijdte van deze regeling is. Naar aanleiding hiervan wordt in hoofdstuk drie de doelstelling en reikwijdte van de fictieve vaste inrichtingregeling behandeld. Na het doel en de reikwijdte van deze regeling te hebben onderzocht en er een duidelijk beeld is van de reikwijdte van deze regeling, wordt in hoofdstuk vier de conclusie van A-G Van Ballegooijen 12 en het arrest van de Hoge Raad 13 grondig onderzocht. Dit omdat deze conclusie en arrest de kern van deze thesis is. Tevens wordt pas in hoofdstuk vier op deze conclusie ingegaan, omdat hetgeen in dit hoofdstuk wordt behandeld een verdieping is van hetgeen in hoofdstuk drie uiteen wordt gezet. Vervolgens wordt de fictieve vaste inrichtingsregeling in relatie tot de belastingverdragen gebracht. Dit omdat de fictieve vaste inrichting een regeling is die in internationale context speelt. Nadat de reikwijdte en de relatie van de fictieve vaste inrichting met de belastingverdragen is vastgesteld, kan worden ingegaan op de fiscaalrechtelijke implicaties van deze regeling. Hierbij dient aandacht te worden besteed aan zowel de fiscaalrechtelijke gevolgen voor de werknemers als voor de werkgevers en inleners. Dit wordt in hoofdstuk zes gedaan. Vervolgens zal aan de hand van de vastgelegde informatie, in hoofdstuk zeven een conclusie worden getrokken, welke antwoord zal geven op de onderzoeksvraag. In deze conclusie zal antwoord worden gegeven op zowel de vraag of de fictieve vaste inrichting van toepassing dient te zijn binnen concernverband als op de vraag of de mate van verbondenheid een rol dient te spelen bij het wel of niet toepassen van de fictieve vaste inrichtingsregeling binnen concernverband. 12 Conclusie A-G Van Ballegooijen 8 juni 2006, V-N 2007/ HR 29 juni 2007, nr , V-N 2007/

13 2. De inhoudingsplichtigen in de wet op de loonbelasting Inleiding In dit hoofdstuk komt het begrip inhoudingsplichtige aan de orde. Dit begrip speelt een doorslaggevende rol bij de heffing van de loonbelasting. Het is namelijk de inhoudingsplichtige die de verschuldigde loonbelasting over het loon, pensioen, uitkering en dergelijke van de loonbelastingplichtige moet inhouden en afdragen. Zonder een inhoudingsplichtige kan geen loonbelasting worden ingehouden en afgedragen, ook al is er wel een werknemer en een beloning voor de verrichte werkzaamheden aan te wijzen. Het begrip inhoudingsplichtige wordt onder andere gedefinieerd als degene tot wie een of meer personen in dienstbetrekking staan 14. In artikel 6, tweede en derde lid, Wet LB 1964 worden de buitenlandse inhoudingsplichtige geregeld. Volgens artikel 6, derde lid, onderdeel a, Wet LB 1964 wordt het verrichten van werkzaamheden op het continentaal plat, die langer dan 30 dagen duren, als een vaste inrichting in de zin van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, Wet LB 1964 aangemerkt. De fictie van artikel 6, derde lid, onderdeel a, Wet LB 1964 is niet relevant voor dit onderzoek en zal in dit hoofdstuk buiten beschouwing worden gelaten. De bepalingen van artikel 6, vierde en vijfde lid, Wet LB 1964 zijn voor dit onderzoek niet relevant en zullen in dit hoofdstuk derhalve buiten beschouwing worden gelaten. Artikelen 7, 8 en 8a Wet LB 1964 behandelen de inhoudingsplichtigen in de gevallen waarin sprake is van een fictieve dienstbetrekking. Deze inhoudingsplichtigen zijn eveneens niet relevant voor dit onderzoek en zullen in dit hoofdstuk buiten beschouwing worden gelaten. In paragraaf twee van dit hoofdstuk wordt de binnenlandse inhoudingsplichtige behandeld. Vervolgens komt in paragraaf drie de buitenlandse inhoudingsplichtige aan bod. Tot slot wordt hetgeen in dit hoofdstuk is uiteengezet, samengevat. 2.2 De binnenlandse inhoudingsplichtige In deze paragraaf komen de inhoudingsplichtigen van artikel 6, eerste lid, Wet LB 1964 aan de orde. De inhoudingsplichtigen kunnen worden onderverdeeld in: a) degene tot wie een of meer personen in dienstbetrekking staan (paragraaf 2.2.1) 15 ; b) degene die aan een of meer personen loon uit een vroegere dienstbetrekking tot hemzelf of een ander verstrekt (paragraaf 2.2.2) 16 ; en c) degene die ingevolge een aanspraak die niet tot het loon behoort, aan een of meer personen uitkeringen of verstrekkingen uit een dienstbetrekking tot een ander doet (paragraaf 2.2.3) Artikel 6, eerste lid, onderdeel a, Wet LB Artikel 6, eerste lid, onderdeel a, Wet LB Artikel 6, eerste lid, onderdeel b, Wet LB Artikel 6, eerste lid, onderdeel c, Wet LB

14 2.2.1 De inhoudingsplichtige van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, Wet LB 1964 Ingevolge artikel 6, eerste lid, onderdeel a, Wet LB 1964 wordt degene tot wie een of meer personen in dienstbetrekking staan, aangemerkt als de inhoudingsplichtige. Omdat er in dit artikel over dienstbetrekking wordt gesproken en niet specifiek over privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking, kan ervan worden uitgegaan dat deze regeling voor beide dienstbetrekkingen geldt. Een privaatrechtelijke dienstbetrekking wordt in artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek (hierna BW) gedefinieerd als een overeenkomst waarin de werknemer zich verbindt in dienst van de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Voor het bestaan van een privaatrechtelijke dienstbetrekking is dus vereist dat er sprake is van een: - verplichting om gedurende zekere tijd arbeid te verrichten; - beloning voor de verrichte arbeid; - gezagsverhouding tussen de werkgever en de werknemer. De publiekrechtelijke dienstbetrekking wordt gedefinieerd als de dienstbetrekking die de werknemer bij een overheidsorgaan heeft op grond van een ambtelijke aanstelling. Op grond van artikel 1, eerste lid, Ambtenarenwet (hierna AW), is een ambtenaar degene die aangesteld is om in openbare dienst werkzaam te zijn. Als gevolg van hetgeen in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, Wet LB 1964 is bepaald, kan worden geconcludeerd dat de werkgever, degene tot wie een of meer personen in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat, als de inhoudingsplichtige wordt beschouwd. Uit de tekst van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, Wet LB 1964 valt te concluderen dat deze wetsbepaling uitsluitend ziet op de bestaande, ofwel tegenwoordige, dienstbetrekkingen. Uit de tekst van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, Wet LB 1964 blijkt dat de wetgever geen verband legt tussen de inhoudingsplichtige en het loon. Dit zou tot problemen kunnen leiden in de gevallen waarin niet de werkgever zelf, maar een derde het loon of een deel hiervan uitbetaald 18. Verder komt uit de tekst van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, Wet LB 1964 naar voren dat de wetgever ervan uit gaat dat de inhoudingsplichtige in beginsel alleen inhoudingsplichtig is voor het door hemzelf verstrekte loon. Dit kan afgeleid worden uit artikel 17, Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 (hierna Uitv.reg. LB 2001). Ingevolge artikel 17, eerste lid, Uitv.reg. LB 2001 worden fooien en dergelijke prestaties van derden tot het loon gerekend, voor zover de werkgever bij het bepalen van het loon rekening heeft gehouden met de ontvangst van deze fooien of dergelijke prestaties. Indien de wetgever van mening zou zijn dat een werkgever op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, Wet LB 1964 ook inhoudingsplichtig kan zijn voor het loon dat door een derde wordt betaald, zou de bepaling van artikel 17, Uitv.reg. LB 2001 overbodig zijn. 18 P.H. Eenhoorn, M.L. Kawka en M.C. Dijkshoorn, Wegwijs in de Loonbelasting, par

15 Op grond van het voorgaande kan derhalve worden geoordeeld dat artikel 6, eerste lid, onderdeel a, Wet LB 1964 de degene tot wie een of meer personen in privaat- of publiekrechtelijke dienstbetrekking staan, met andere woorden de werkgever, als inhoudingsplichtige voor de loonbelasting wordt aangemerkt voor het loon dat in verband met die dienstbetrekking door hemzelf wordt verstrekt. In verband met artikel 17, Uitv.reg. LB 2001 kan de werkgever als inhoudingsplichtige worden aangemerkt voor het loon dat door een derde (niet-inhoudingsplichtige) aan de werknemer wordt verstrekt De inhoudingsplichtige van artikel 6, eerste lid, onderdeel b, Wet LB 1964 Volgens artikel 6, eerste lid, onderdeel b, Wet LB 1964 is degene, die aan een of meer personen loon uit een vroegere dienstbetrekking tot zichzelf of tot een ander verstrekt, een inhoudingsplichtige. Deze bepaling ziet op degene die loon in verband met een vroegere dienstbetrekking aan een of meer werknemers verstrekt. Als inhoudingsplichtige wordt in verband met dit artikel, de voormalige werkgever, een pensioenfonds of een levensverzekeringsmaatschappij aangewezen. Als gevolg van Hof Amsterdam 12 juni wordt degene die beslist wie een uitkering krijgt en hoe groot dit bedrag moet zijn, gezien als een inhoudingsplichtige in de zin van artikel 6, eerste lid, onderdeel b, Wet LB In casu ging het om een broodfabriek, die in het kader van de medewerking aan een herstructurering aan de Voedingsbond een bedrag had uitgekeerd, dat aan de ontslagen werknemers moest toekomen. Het hof had beslist dat de betaling door de Voedingsbond aan de ontslagen werknemers als een uitkering uit vroegere dienstbetrekking, die door de Voedingsbond werd verstrekt moest worden gezien. Het hof is tot deze beslissing gekomen, omdat de Voedingsbond had beslist wie van de ontslagen werknemers een uitkering moest krijgen en wat de hoogte van deze uitkering moest zijn. In HR 11 september ging het om een president-directeur, die na het verkopen van zijn aandelen in een besloten vennootschap zijn pensioenvoorziening heeft laten overmaken op de geblokkeerde rekening van een advocaat, in afwachting van de oprichting van zijn pensioen-bv. Als gevolg hiervan was de president-directeur de mening toegedaan dat het geld van de pensioenvoorziening buiten de sfeer van de loonheffing was geraakt. Echter was de Hoge Raad van mening dat er sprake was van vrijgesteld loon in de zin van artikel 11, aanhef en onderdeel c, Wet LB Indien inhouding aan de orde zou komen voordat de pensioenverplichting door de pensioen-bv was overgenomen, dan zou de advocaat als inhoudingsplichtige worden aangemerkt op basis van artikel 6, eerste lid, onderdeel b, Wet LB Hof Amsterdam 12 juni 1989, nr. 2383/88, BNB 1991/ HR 11 september 1991, nr , BNB 1991/248. 8

16 In Rb. Breda 15 augustus , ging het om uitkeringen aan voormalige huishoudsters van priesters. Belanghebbende, een bisdom, had de pensioenaanspraken van voormalige huishoudsters van priesters ondergebracht bij een fonds en daarna bij een stichting. Aan veertien van de huishoudsters, die geen uitkering van de stichting kregen had het bisdom, zonder inhouding van loonheffingen, een uitkering gegeven die samenhing met het door hen verrichte werk. Rb. Breda was van mening dat de uitkeringen aan de voormalige huishoudsters voldoende samenhang vertoonde met de voormalige dienstbetrekking, waardoor de uitkering als loon uit vroegere dienstbetrekking moet worden gezien. Omdat het al dan niet krijgen van een uikering volledig afhankelijk was van de in het verleden verrichte arbeid als huishoudster van de priester, is degene die de uitkering verstrekt (in casu het bisdom) aan te merken als inhoudingsplichtige in de zin van artikel 6, eerste lid, onderdeel b, Wet LB De inhoudingsplichtige van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, Wet LB 1964 In overeenstemming met artikel 6, eerste lid, onderdeel c, Wet LB 1964 wordt degene, die ingevolge een aanspraak die niet tot het loon behoort aan een of meer personen uitkeringen of verstrekkingen uit een dienstbetrekking tot een ander doet als de inhoudingsplichtige aangemerkt. Uit de tekst van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, Wet LB 1964 komt naar voren dat deze bepaling alleen ziet op de uitkeringen die een werknemer van een uitvoeringsorgaan ontvangt. Dit artikel strekt zich uit over de gevallen waarin een werknemer van een uitvoeringsorgaan voor socialewerknemersverzekeringen, een uitkering ontvangt terwijl hij nog in dienstbetrekking staat tot zijn werkgever 22. Krachtens artikel 11, eerste lid, onderdeel e, Wet LB 1964 behoren de aanspraken ingevolge de Ziektewet (hierna ZW), de Wet arbeid en Zorg (hierna WAZO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna Wet WIA), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna WAO) en de Werkloosheidswet (hierna WW), niet tot het loon. Echter de uitkeringen die krachtens deze aanspraken worden gedaan, worden wel tot het loon gerekend. Degene die deze uitkeringen aan een of meer personen verstrekt wordt in overeenstemming met artikel 6, eerste lid, onderdeel c, Wet LB 1964 als inhoudingsplichtige aangemerkt. Met andere woorden, het uitvoeringsorgaan voor socialewerknemersverzekeringen is op grond van het eerder genoemde artikel inhoudingsplichtig over de uitkering die aan de werknemer wordt verstrekt. Anders gezegd, artikel 6, eerste lid, onderdeel c, Wet LB 1964 merkt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna UWV) als inhoudingsplichtige voor de uitkeringen, die dit instituut op grond van een werknemersverzekering aan een werknemer verstrekt. Het UWV wordt ingevolge dit artikel als inhoudingsplichtige aangemerkt voor de rechtstreeks door haar gedane uitkeringen uit een tegenwoordige dienstbetrekking 23. Indien de uitkering door tussenkomst van de werkgever wordt ver- 21 Rb. Breda 15 augustus 2006, nr. 05/03103, NTFR 2006/ Vakstudie Loonbelasting 1964, artikel 6, aant NDFR Loonbelasting, commentaar op artikel 6, Wet LB 1964, aant

17 strekt, wordt de werkgever ingevolge artikel 6, eerste lid, onderdeel b, Wet LB 1964 als inhoudingsplichtige beschouwd. Artikel 6, eerste lid, onderdeel b, Wet LB 1964 komt aan de orde indien door tussenkomst van een werkgever, aan de werknemer een WW, ZW, WIA of WAO-uitkering wordt verstrekt. Dit is in verband met artikel 11, tweede lid, jo. artikel 11, eerste lid, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna Uitv.besl. LB 1965) waarin wordt geregeld welke uitkeringen als loon uit vroegere dienstbetrekking worden aangemerkt. Tevens wordt in artikel 86, Uitv.reg. LB 2001 bepaald dat de werkgever geacht wordt de uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten te verstrekken, welke door zijn tussenkomst worden uitbetaald. Eveneens wordt in artikel 91, Uitv.reg. LB 2001 bepaald dat de inhoudingsplichtige in de gevallen bedoeld in artikelen 86 en 88 24, Uitv.reg. LB 2001 en indien hij loon uit meerdere dienstbetrekkingen verstrekt, geacht wordt het totale bedrag aan loon te verstrekken uit een vroegere dienstbetrekking. 2.3 De buitenlandse inhoudingsplichtige In deze paragraaf komen de buiten Nederland gevestigde inhoudingsplichtigen aan de orde. De regels betreffende deze inhoudingsplichtigen zijn in artikel 6, tweede en derde lid, Wet LB 1964 vastgelegd. In paragraaf komen de inhoudingsplichtigen van artikel 6, tweede lid, Wet LB 1964 aan de orde. Vervolgens wordt in paragraaf de inhoudingsplichtige van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 uiteengezet. De inhoudingsplichtige van artikel 6, derde lid, onderdeel a, Wet LB 1964 is voor dit onderzoek irrelevant en wordt hierdoor in deze paragraag buiten beschouwing gelaten De inhoudingsplichtige van artikel 6, tweede lid, Wet LB 1964 In artikel 6, tweede lid, Wet LB 1964 worden twee inhoudingsplichtigen geregeld. In artikel 6, tweede lid, onderdeel a, Wet LB 1964 is bepaald dat degene die niet in Nederland is gevestigd, slechts als inhoudingsplichtige voor de loonbelasting wordt aangemerkt voor zover hij in Nederland een vaste inrichting voor de uitoefening van zijn bedrijf, beroep of andere bezigheid of een in Nederland wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger heeft. In artikel 6, tweede lid, onderdeel b, Wet LB 1964 is bepaald dat een niet in Nederland gevestigde werkgever slechts als inhoudingsplichtige wordt aangemerkt voor zover hij zich als inhoudingsplichtige bij de inspecteur heeft gemeld. De inhoudingsplichtige van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, Wet LB 1964 wordt in paragraaf uiteengezet. In paragraaf komt de inhoudingsplichtige van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, Wet LB 1964 aan de orde. 24 In dit artikel wordt geregeld dat indien de inhoudingsplichtige loon uit een vroegere dienstbetrekking verstrekt aan een of meer werknemers, hij ook geacht wordt het loon uit vroegere dienstbetrekking dat door zijn tussenkomst wordt uitbetaald en de uit de vroegere dienstbetrekking genoten aanspraak op uitkering ingevolge een ziektekostenregeling, te verstrekken. 10

18 De inhoudingsplichtige van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, Wet LB 1964 Zoals in paragraaf 1.1 uiteen is gezet is de niet in Nederland gevestigde werkgever slechts inhoudingsplichtig voor de loonbelasting indien hij in Nederland een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger heeft. Tevens is in deze paragraaf de inhoud van het vaste inrichtingsbegrip in het Bvdb 2001 aan bod gekomen. Ook het vaste inrichtingsbegrip, welke uit de Nederlandse jurisprudentie kan worden afgeleid is in paragraaf 1.1 van deze thesis aan bod gekomen. Het begrip vaste inrichting wordt ook in artikel 5, OESO-modelverdrag 2008 (hierna OESO) gedefinieerd. In artikel 5, eerste lid, OESO wordt een vaste inrichting (permanent establishment) gedefinieerd als a fixed place of business through which the business of an enterprise is wholly or partly carried on. In het Nederlands Standaardverdrag (hierna NSV) wordt een vaste inrichting omschreven als een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend 25. Voor de aanwezigheid van een vaste inrichting moet dus sprake zijn van een fysieke constructie, welke aan de onderneming duurzaam ter beschikking staat. Tevens moet deze constructie geschikt gemaakt of ingericht zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden van de betrokken onderneming 26. Het begrip vaste vertegenwoordiger is reeds in paragraaf 1.1 aan de orde gekomen. Voor de inhoud van dit begrip wordt naar deze paragraaf verwezen De inhoudingsplichtige van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, Wet LB 1964 Naar aanleiding van dit artikel wordt een niet in Nederland gevestigde werkgever slechts als inhoudingsplichtige aangemerkt indien hij een of meer personen in dienst heeft van wie het loon onderworpen is aan inkomstenbelasting en hij met betrekking tot deze personen de loonadministratie in Nederland houdt. Indien de werkgever aan deze voorwaarden voldoet kan hij zich bij de inspecteur melden als een inhoudingsplichtige. Met ingang van 1 januari 2006 is het vereiste dat de werknemers hun dienstbetrekking in Nederland moesten uitoefenen, zodat de werkgever zich als inhoudingsplichtige kan melden, vervallen 27. Dit betekent dat de werkgever zich als inhoudingsplichtige kan melden over het loon van werknemers die hun dienstbetrekking geheel of gedeeltelijk buiten Nederland uitoefenen. Dit is interessant voor werknemers die hun dienstbetrekking geheel of gedeeltelijk buiten Nederland uitoefenen, maar in Nederland inkomstenbelasting moeten betalen. Nu geldt dat indien de werknemers buiten Nederland hun dienstbetrekking uitoefenen, maar in Nederland onderworpen zijn aan de inkomstenbelasting de werkgever zich als inhoudingsplichtige bij de inspecteur kan melden. Dit wordt aangegeven met het zinsgedeelte onderworpen aan inkomstenbelasting. 25 Artikel 5, eerste lid, NSV. 26 C. van Raad, Studenteneditie , Cursus Belastingrecht (Internationaal Belastingrecht), Deventer: Kluwer Fiscale en Financiële Uitgevers 2009, paragraaf B. 27 NDFR Loonbelasting, commentaar op artikel 6, Wet LB 1964, aant

19 2.3.2 De inhoudingsplichtige van artikel 6, derde lid, Wet LB 1964 Artikel 6, derde lid, Wet LB 1964 is een verduidelijking op artikel 6, tweede lid, Wet LB In dit artikel wordt aangegeven wat in ieder geval als een vaste inrichting in de zin van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, Wet LB wordt beschouwd. In deze paragraaf komt de inhoudingsplichtigen van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 aan de orde. De inhoudingsplichtige van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 Het verrichten van werkzaamheden die gericht zijn op het verlenen van tussenkomst ten behoeve van degenen die tegen beloning persoonlijke arbeid in Nederland verrichten en een derde ten behoeve van wie die arbeid wordt verricht, wordt als een vaste inrichting beschouwd 28. Anders verwoord, de buitenlandse werkgever wordt als inhoudingsplichtige aangemerkt, indien hij in Nederland werknemers ter beschikking stelt aan een derde. De regeling van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 is per 1 januari 1997 ingevoerd om voornamelijk de buitenlandse koppelbazen aan te pakken. Deze werkgevers hielden geen loonbelasting over het loon van hun werknemers in en de buitenlandse werknemers dienden geen aangifte inkomstenbelasting in. Als het heffingsrecht over het in Nederland verworven inkomen aan Nederland werd toegewezen, kon deze heffing niet plaatsvinden. Om deze heffing toch te doen plaatsvinden werd deze regeling ingevoerd. Dit artikel speelt een belangrijke rol in deze thesis. In het volgend hoofdstuk zal dit artikel verder worden besproken. 2.4 Samenvatting Er zijn drie binnenlandse inhoudingsplichtigen te onderscheiden. Ten eerste wordt degene tot wie een of meer personen in dienstbetrekking staan, als inhoudingsplichtige aangemerkt. Een andere binnenlandse inhoudingsplichtige is degene die aan een of meer personen loon uit een vroegere dienstbetrekking tot hemzelf of een ander verstrekt. Ten derde worden uitvoeringsorganen van de sociale werknemersverzekeringen, op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, Wet LB 1964 als inhoudingsplichtige beschouwd. De buitenlandse inhoudingsplichtigen komen in artikel 6, tweede en derde lid, Wet LB 1964 aan de orde. In overeenstemming met artikel 6, tweede lid, Wet LB 1964 wordt een buitenlandse werkgever slechts als inhoudingsplichtige aangemerkt indien hij in Nederland een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger heeft of indien hij zich als zodanig bij de inspecteur heeft gemeld. In artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 is geregeld dat het in Nederland ter beschikking stellen van werknemers als een vaste inrichting in de zin van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, Wet LB 1964 moet worden beschouwd. 28 Artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB

20 3. Doelstelling en reikwijdte van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB Inleiding Als vervolg op het begrip inhoudingsplichtige dat in het voorgaande hoofdstuk is uiteengezet, komt in dit hoofdstuk de doelstelling en reikwijdte van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 aan de orde. De fictieve vaste inrichting van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 werd als gevolg van het wetsvoorstel aanpassing loon- en inkomstenbelasting c.a per 1 januari 1997 ingevoerd. In dit hoofdstuk wordt onderzocht wat de doelstelling en reikwijdte van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 is. Om dit te kunnen doen zal eerst worden onderzocht hoe de situatie was voordat deze regeling werd ingevoerd. Ook zal er in dit hoofdstuk worden stilgestaan bij de reikwijdte die deze regeling in de loop van de tijd, als gevolg van de jurisprudentie, heeft gekregen. In paragraaf twee van dit hoofdstuk zal de doelstelling van de fictieve vaste inrichting worden uiteengezet, waarbij ook de regeling die tot 1 januari 1997 gold wordt besproken. Vervolgens komt in paragraaf drie de reikwijdte van deze regeling aan de orde. Tot slot wordt dit hoofdstuk in paragraaf vier samengevat. 3.2 Doelstelling van de fictieve vaste inrichtingsregeling In deze paragraaf wordt de doelstelling van de fictieve vaste inrichtingsregeling van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 onderzocht. In paragraaf wordt de regeling, die gold voor de invoering van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 uiteengezet. Vervolgens komt in paragraaf de doelstelling van deze regeling aan de orde Regeling tot 1 januari 1997 Tot 1 januari 2007 kon een buitenlandse werkgever in Nederland alleen als inhoudingsplichtige voor de loonbelasting worden aangemerkt indien hij in Nederland over een vaste inrichting of een vaste vertegenwoordiger beschikte 30. Indien er in Nederland geen vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger kon worden aangewezen, kon er geen sprake zijn van een inhoudingsplichtige in de zin van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, Wet LB Naar aanleiding hiervan kon geen loonbelasting worden geheven, ook al was er sprake van een werknemer en loon. Zonder een inhoudingsplichtige kan immers geen loonbelasting worden ingehouden en afgedragen. 29 Kamerstukken II 1996/97, , nr. 2, p Artikel 6, tweede lid, onderdeel a, Wet LB

21 In het geval van een buitenlandse werkgever was de hoofdregel dus dat deze werkgever in Nederland over een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger moet beschikken. Artikelen 6, tweede lid, onderdeel b (oud) 31 en 6, derde lid (oud), Wet LB vormen een uitzondering op deze hoofdregel. In 1997 bleek dat er steeds vaker gebruik werd gemaakt van buitenlandse tussenpersonen die arbeidskrachten aan binnenlandse ondernemers ter beschikking stelden 33. In het geval van uitzendkrachten wordt degene op wie de verplichting rust om het loon te betalen, aangemerkt als degene tot wie de uitzendkrachten in dienstbetrekking staan 34. Als gevolg hiervan moest de tussenpersoon als de inhoudingsplichtige worden aangemerkt 35. Echter, in het geval van het uitlenen of uitzenden van werknemers was er slechts sprake van een inhoudingsplichtige indien aan artikel 6, tweede (oud) of derde lid (oud) werd voldaan. Het probleem met deze regeling was dat in het geval dat een buitenlandse werkgever zijn werknemers in Nederland ter beschikking stelde, zonder dat hij in Nederland over een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger beschikte en zonder dat hij zich als inhoudingsplichtige bij de inspecteur heeft gemeld, geen loonbelasting kon worden geheven. Vaak maakten deze werkgevers gebruik van buitenlandse werknemers, waardoor Nederland alleen kon heffen indien het heffingsrecht over het in Nederland verworven inkomen, aan Nederland werd toegewezen. Indien het heffingsrecht over dit inkomen aan Nederland werd toegewezen, kon de heffing over dit inkomen alleen nog via de inkomstenbelasting worden geheven. Echter, de heffing van de inkomstenbelasting kon in vele gevallen niet worden geëffectueerd, omdat de werknemers geen aangifte indienden. Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het grootste probleem met de regeling tot 1 januari 1997 was dat de heffing van loon- respectievelijk inkomstenbelasting niet kon worden geëffectueerd, omdat er geen inhoudingsplichtige was aan te wijzen en omdat de buitenlandse werknemers geen aangifte inkomstenbelasting indienden. Een ander probleem met deze regeling is ook dat de concurrentiepositie van de in Nederland gevestigde tussenpersonen werd aangetast aangezien zij wel als inhoudingsplichtige werden aangemerkt. Als gevolg hiervan was het voor de binnenlandse tussenpersonen niet mogelijk om, net als de buitenlandse tussenpersonen, de inhouding over het inkomen van de in Nederland ter beschikking gestelde werknemers te vermijden. 31 Deze regeling bepaalt dat een niet in Nederland gevestigde werkgever in Nederland als een inhoudingsplichtige wordt beschouwd, indien hij zich in Nederland als zodanig bij de inspecteur meldt, wel moet deze werkgever de loonadministratie in Nederland houden. 32 Dit artikel is overgenomen in het huidige artikel 6, derde lid, onderdeel a, Wet LB Dit artikel bepaald dat het verrichten van werkzaamheden in het kader van een onderneming gedurende een aaneengesloten periode van ten minste dertig dagen op of boven het continentaal plant, als een vaste inrichting in de zin van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, Wet LB 1964 wordt beschouwd. 33 Kamerstukken II 1996/97, , nr. 3, p Artikel 2a en 3, eerste lid, Uitv.besl. LB Artikel 6, eerste lid, onderdeel a, Wet LB

22 3.2.2 Doelstelling van de fictieve vaste inrichtingsregeling De doelstelling van de fictieve vaste inrichting van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 is ervoor te zorgen dat een buitenlandse tussenpersoon in Nederland een vaste inrichting heeft, zodat deze buitenlandse tussenpersoon als een inhoudingsplichtige kan aangewezen worden. Gelet op de aansprakelijkheidsbepalingen kan de heffing van loonbelasting worden geëffectueerd 36. In verband met artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 wordt er een vaste inrichting gefingeerd in de situatie dat uitzendwerkzaamheden in Nederland worden verricht 37. Het is dan mogelijk om de in het buitenland gevestigde uitzendbureaus, die in Nederland geen echte vaste inrichting 38 hebben, maar die in Nederland werknemers ter beschikking stellen, als inhoudingsplichtigen voor de loonheffing aan te merken. In artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 is ervan afgezien om de uitzendwerkzaamheden te beperken tot de in het kader van een onderneming verrichte werkzaamheden 39, om te voorkomen dat de inhoudingsplicht op een eenvoudige wijze kan worden omzeild door te stellen dat de uitzendwerkzaamheden niet in het kader van een onderneming worden verricht 40. De fictieve vaste inrichting van artikel 6, derde lid, onderdeel b, Wet LB 1964 heeft niet tot doelstelling het creëren van heffingsbevoegdheid, maar zorgt ervoor dat Nederland zijn heffingsbevoegdheid kan effectueren door niet inkomstenbelasting, maar loonbelasting te heffen. Met andere woorden, de fictieve vaste inrichting zorgt alleen voor een overheveling van het heffingmoment. 3.3 De reikwijdte van de fictieve vaste inrichtingsregeling Ingevolge artikel 6, derde lid, aanhef en onderdeel b, Wet LB 1964 wordt het verrichten van werkzaamheden die gericht zijn op het verlenen van tussenkomst ten behoeve van degenen die tegen beloning persoonlijk arbeid in Nederland verrichten en een derde ten behoeve van wie die arbeid wordt verricht als een vaste inrichting in de zin van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, Wet LB 1964 aangemerkt. In deze paragaaf wordt de reikwijdte van deze regeling uiteengezet. In paragraaf komt de reikwijdte van het verlenen van tussenkomst aan de orde. Vervolgens wordt in paragraaf de reikwijdte van het begrip derden onderzocht. Tot slot wordt in paragraaf het begrip degenen besproken. 36 Kamerstukken II 1996/97, , nr. 3, p Kamerstukken II 1996/97, , nr. 3, p Een vaste inrichting in de zin van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, Wet LB Dit wordt wel in artikel 6, derde lid, onderdeel a, Wet LB 1964 bepaald. 40 Kamerstukken II 1996/97, , nr. 3, p

Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014)

Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014) Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014) De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, handelend in overeenstemming

Nadere informatie

Met RJ-Uiting zijn de ontwerp-bepalingen van RJ-Uiting definitief gemaakt, met inachtneming van ontvangen commentaren.

Met RJ-Uiting zijn de ontwerp-bepalingen van RJ-Uiting definitief gemaakt, met inachtneming van ontvangen commentaren. RJ-Uiting 2013-1: Crisisheffing Algemeen Met RJ-Uiting 2013-1 zijn de ontwerp-bepalingen van RJ-Uiting 2012-5 definitief gemaakt, met inachtneming van ontvangen commentaren. De bepalingen van deze RJ-Uiting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 686 Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de invoering van een zelfstandigheidsverklaring

Nadere informatie

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, BESLUIT:

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, BESLUIT: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 3 februari 2004, nr. SV/F&W/04/5689, houdende verduidelijking van het begrip dagen waarover

Nadere informatie

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Besluit 22-06-2006 nr CPP2006-1404 Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling. Sector Ontwerp. Aspectgebied Internationaal belastingrecht

Nadere informatie

2.1 Het werknemersbegrip

2.1 Het werknemersbegrip Hoofdstuk 2 Verzekerden voor de WW mr. Nico Ridder 2.1 Het werknemersbegrip In de Werkloosheidwet is niet, zoals in de andere werknemersverzekeringen, de ZW, WAO en WIA, het begrip verzekerde rechtstreeks

Nadere informatie

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Kijk op NLFiscaal voor online versie 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Met enige regelmaat krijgt Sebastian Spauwen te horen dat iemand een makkelijke vraag

Nadere informatie

Bachelorthesis. Loon van derden. Niek Thijssen ANR: Studierichting: Fiscale Economie Datum: 21 november 2011

Bachelorthesis. Loon van derden. Niek Thijssen ANR: Studierichting: Fiscale Economie Datum: 21 november 2011 Bachelorthesis Loon van derden Naam: Niek Thijssen ANR: 320300 Studierichting: Fiscale Economie Datum: 21 november 2011 Begeleider: Mr. E. Alink Hoogleraar: Prof. dr. A.C. Rijkers Niek Thijssen Loon van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 695 Wet van 20 december 2001, houdende wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011

Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 De Minister van Financiën, Handelende wat betreft de artikelen 8, 8a, 11, tweede lid, 12, 13 en 31 van de Wet op de loonbelasting

Nadere informatie

Loonheffingen. Inkomstenbelasting. Heffingsaspecten stagiairs 1. Besluit van 15 december 2006, nr. CPP2006/1461M, Stcrt. nr. 249

Loonheffingen. Inkomstenbelasting. Heffingsaspecten stagiairs 1. Besluit van 15 december 2006, nr. CPP2006/1461M, Stcrt. nr. 249 Loonheffingen. Inkomstenbelasting. Heffingsaspecten stagiairs 1 Loonheffingen. Inkomstenbelasting. Heffingsaspecten stagiairs Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

Interne rente bij de vaste inrichting

Interne rente bij de vaste inrichting 3 Internationaal Belastingrecht en Dividendbelasting Master Internationaal en Europees Belastingrecht Universiteit van Amsterdam Interne rente bij de vaste inrichting Het in aanmerking nemen van interne

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Inleiding / Inleiding / Belasting- en premieheffing in grensoverschrijdende situaties / Plan van behandeling / 6

Hoofdstuk 1 Inleiding / Inleiding / Belasting- en premieheffing in grensoverschrijdende situaties / Plan van behandeling / 6 INHOUDSOPGAVE Voorwoord / V Lijst van gebruikte afkortingen / XIII Hoofdstuk 1 Inleiding / 1 1.1 Inleiding / 1 1.2 Belasting- en premieheffing in grensoverschrijdende situaties / 4 1.3 Plan van behandeling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober

Nadere informatie

Wet DBA en grensoverschrijdende arbeid

Wet DBA en grensoverschrijdende arbeid Wet DBA en grensoverschrijdende arbeid Sprekers Peter Hoogstraten - Van VAR naar Wet DBA Landelijk vaktechnisch coördinator loonheffingen Anela Kovacevic - Internationale afspraken/ Voorlichter Team GWO

Nadere informatie

Het ontwerp zal zo spoedig mogelijk na de commentaarperiode definitief worden gemaakt.

Het ontwerp zal zo spoedig mogelijk na de commentaarperiode definitief worden gemaakt. RJ-Uiting 2012-5: Ontwerp - Toepassing Richtlijn 252 / Richtlijn B10 Voorzieningen met betrekking tot de crisisheffing en wijziging Richtlijn 271.6 Personeelsbeloningen Bezoldigingen van bestuurders en

Nadere informatie

BEN IK EIGENLIJK WEL ZZP ER? Verschil tussen Arbeidsovereenkomst en Opdrachtovereenkomst.

BEN IK EIGENLIJK WEL ZZP ER? Verschil tussen Arbeidsovereenkomst en Opdrachtovereenkomst. Verschil tussen Arbeidsovereenkomst en Opdrachtovereenkomst. www.damd.nl Arbeidsovereenkomst en opdrachtovereenkomst Arbeid kun je op verschillende manieren verrichten: in loondienst (arbeidsovereenkomst),

Nadere informatie

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID BESLUIT VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID VAN 31 AUGUSTUS 2006 TOT WIJZIGING VAN HET BESLUIT TOT VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN

Nadere informatie

Kantoor Arnhem. Vereniging VACO. Postbus AA LEIDEN. Geachte heer/mevrouw,

Kantoor Arnhem. Vereniging VACO. Postbus AA LEIDEN. Geachte heer/mevrouw, Kantoor Arnhem Telefoon 0800-0543 > 1 Postbus 9001 Vereniging VACO Postbus 33 2300 AA LEIDEN 6800 DB ARNHEM Telefax (088) 154 99 95 Kennisgroep CAO Datum 11 augustus Uw kenmerk Kenmerk KG CAO/17/Beoordeling

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Loonheffingen. Inkomstenbelasting. Heffingsaspecten stagiairs

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Loonheffingen. Inkomstenbelasting. Heffingsaspecten stagiairs STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 20500 21 december 2010 Loonheffingen. Inkomstenbelasting. Heffingsaspecten stagiairs 14 december 2010 Nr. DGB2010/2202M

Nadere informatie

Casus 10 Om ziek van te worden

Casus 10 Om ziek van te worden Casus 10 Om ziek van te worden De derde casus over ziekte, nu toegespitst op de vraag wanneer iemand recht heeft op een uitkering krachtens de Ziektewet, ervan uitgaande dat een thuiswerkster niet werkzaam

Nadere informatie

Hierna geef ik een toelichting op mijn beoordeling. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:

Hierna geef ik een toelichting op mijn beoordeling. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan de orde: Belastingdienst Belastingdienst, Postbus 10014, 8000 GA Zwolle Advinsure BV T.a.v. mr. P.H.T.M. de Keijzer Europa-allee lob 8265 VB KAMPEN Betreft: Beoordeling overeenkomst Advinsure B.V. Geachte heer

Nadere informatie

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer Inleiding Dit memo bevat de argumenten voor de fiscale aftrek van de premie betreffende het vrijwillige gedeelte van een beroepspensioenregeling bij

Nadere informatie

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd: Bijlage bij de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enkele andere wetten ten behoeve van het afschaffen van de Verklaring arbeidsrelatie (Wet deregulering beoordeling

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 19073 10 juli 2015 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 juli 2015, 2015-0000160660, tot

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 686 Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de invoering van een zelfstandigheidsverklaring

Nadere informatie

Regeling zorgverzekering

Regeling zorgverzekering Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 september 2005, nr. Z/VV-2611957, houdende regels ter zake van de uitvoering van de Zorgverzekeringswet (), laatstelijk gewijzigd bij

Nadere informatie

3. Bij brief van 3 mei 2007 heeft het hoogheemraadschap naar aanleiding van een brief van verzoekster van 27 maart 2007 gesteld:

3. Bij brief van 3 mei 2007 heeft het hoogheemraadschap naar aanleiding van een brief van verzoekster van 27 maart 2007 gesteld: Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft geweigerd haar kwijtschelding te verlenen van de waterschapsbelasting 2007. Zij is het er niet mee

Nadere informatie

Reactie op prejudiciële vraag 17/01256

Reactie op prejudiciële vraag 17/01256 Reactie op prejudiciële vraag 17/01256 Conserverende aanslag ter zake van pensioen- en lijfrechten: strijd met verdragstrouw? Berichtgegevens Tijdstip ontvangst : 12-05-2017 12:28 Afzender : J.J.T. Beerepoot

Nadere informatie

Besluit van 22 mei 2001, nr. CPP2000/ 3172M

Besluit van 22 mei 2001, nr. CPP2000/ 3172M Gebruikelijkloonregeling 1 Gebruikelijkloonregeling Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen Besluit van 22 mei 2001, nr. CPP2000/ 3172M De

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701 ECLI:NL:GHDHA:2014:3701 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 11-11-2014 Datum publicatie 02-12-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-13_1439

Nadere informatie

RAPPORT 2008/025, NATIONALE OMBUDSMAN, 17 MAART 2008

RAPPORT 2008/025, NATIONALE OMBUDSMAN, 17 MAART 2008 RAPPORT 2008/025, NATIONALE OMBUDSMAN, 17 MAART 2008 Samenvatting 1 Klacht 2 Beoordeling 2 Conclusie 5 Aanbeveling 5 Onderzoek 5 Bevindingen 6 Achtergrond 6 SAMENVATTING Het hoogheemraadschap Hollands

Nadere informatie

HRo - Loonbelasting -- Deel 1

HRo - Loonbelasting -- Deel 1 Loonheffing les 1 programma Wie is belastingplichtig? Wie is inhoudingspichtig? Wanneer is sprake van een dienstbetrekking? Fictieve uitbreidingen begrip dienstbetrekking Invloed woonplaats op belastingplicht

Nadere informatie

Verstrekking kerstpakket door derden in de loonbelasting

Verstrekking kerstpakket door derden in de loonbelasting Verstrekking kerstpakket door derden in de loonbelasting Naam: Berend Derks ANR: 444794 Begeleider: Mr. E. Alink Hoogleraar: Prof. dr. A.C. Rijkers Studierichting: Fiscale Economie Onderwerp: 7C Studiejaar:

Nadere informatie

Wijziging van enkele fiscale uitvoeringsregelingen

Wijziging van enkele fiscale uitvoeringsregelingen Wijziging van enkele fiscale uitvoeringsregelingen 1 Wijziging van enkele fiscale uitvoeringsregelingen Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken; directie Directe Belastingen Besluit van 17 februari 2009,

Nadere informatie

Vergoeding en verstrekking van werkkleding. 2. Wet- en regelgeving

Vergoeding en verstrekking van werkkleding. 2. Wet- en regelgeving Vergoeding en verstrekking van werkkleding 1 Vergoeding en verstrekking van werkkleding Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Domein belastingen op arbeid en vermogen Besluit van

Nadere informatie

Checklist De 30%-regeling

Checklist De 30%-regeling Checklist De 30%-regeling 1. Maak gebruik van de 30%-regeling De 30%-regeling is een fiscaal gefaciliteerde regeling voor tijdelijk buiten het land van herkomst tewerkgestelde deskundigen. Onbelaste vergoeding

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Mr. Z. Kasim 1 HR 13 juli 2007, nr. C05/331, LJN BA231 Verplichte deelneming pensioenfonds, criteria arbeidsovereenkomst BW artikel 7: 610, artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 686 Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de invoering van een zelfstandigheidsverklaring

Nadere informatie

Kantoor Utrecht. Nederlandse Brood- en banketbakkers Ondernemers Vereniging Postbus AH GOUDA. Geachte heer,

Kantoor Utrecht. Nederlandse Brood- en banketbakkers Ondernemers Vereniging Postbus AH GOUDA. Geachte heer, Kantoor Utrecht > 1 Postbus 18500 3501 CM UTRECHT Telefoon 0800-0543 Telefax Kennisgroep CAO Nederlandse Brood- en banketbakkers Ondernemers Vereniging Postbus 332 2800 AH GOUDA Datum 23 oktober 2013 Uw

Nadere informatie

ARBEIDSOVEREENKOMST. 2. [naam DGA], geboren op [datum], wonende aan de [adres] te ([postcode]) [plaats], hierna te noemen: "werknemer";

ARBEIDSOVEREENKOMST. 2. [naam DGA], geboren op [datum], wonende aan de [adres] te ([postcode]) [plaats], hierna te noemen: werknemer; ARBEIDSOVEREENKOMST Ondergetekenden: 1. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam] Holding BV, statutair gevestigd te [plaats] en kantoorhoudende aan de [adres] te ([postcode]) [plaats],

Nadere informatie

ASPECTEN VAN DE ONDERNEMING DONDERDAG 8 OKTOBER UUR

ASPECTEN VAN DE ONDERNEMING DONDERDAG 8 OKTOBER UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel FISCALE ASPECTEN VAN DE ONDERNEMING DONDERDAG 8 OKTOBER 2015 12.15 14.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie B / 7 Opgave 1 (50 punten) Vraag 1 (5 punten) Moment van

Nadere informatie

ARTIKEL II WET UITKERINGEN BURGER-OORLOGSSLACHTOFFERS 1940-1945

ARTIKEL II WET UITKERINGEN BURGER-OORLOGSSLACHTOFFERS 1940-1945 Voorstel van wet tot Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940-1945 in verband met een technische aanpassing van de berekening van de nabestaandenuitkering

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 1a van de Cessantiawet BES, 1a van de Wet ongevallenverzekering BES en 1a van de Wet ziekteverzekering BES;

Gelet op de artikelen 1a van de Cessantiawet BES, 1a van de Wet ongevallenverzekering BES en 1a van de Wet ziekteverzekering BES; Ontwerpbesluit van, houdende regels voor het beperken van de kring van verzekerden op Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor de werknemersverzekeringen (Besluit beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 6 juni 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 6 juni 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. DenHaag, I Q jyl2012 Kenmerk: DGB 2012-3421 Motivering van liet beroepsctirift In cassatie (rolnummer 12/02585) tegen de uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 12 april 2(312, nr. 11/3414, 11/3415 en

Nadere informatie

Checklist - Grensoverschrijdende arbeid

Checklist - Grensoverschrijdende arbeid Checklist - Grensoverschrijdende arbeid Grensoverschrijdende arbeid neemt steeds meer toe en heeft allerlei gevolgen voor de werknemer, zijn de gezinsleden en zijn werkgever(s). Bij het bepalen van de

Nadere informatie

Besluit van tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting voor de BES eilanden (Besluit ter voorkoming dubbele belasting BES)

Besluit van tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting voor de BES eilanden (Besluit ter voorkoming dubbele belasting BES) Besluit van tot vaststelling van het besluit ter voorkoming van dubbele belasting voor de BES eilanden (Besluit ter voorkoming dubbele belasting BES) 2010/555; Op de voordracht van de Staatssecretaris

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De personeelslening verstrekt aan de directeur-grootaandeelhouder. Tilburg University. Tilburg School of Economics and Management

Bachelor Thesis. De personeelslening verstrekt aan de directeur-grootaandeelhouder. Tilburg University. Tilburg School of Economics and Management Bachelor Thesis De personeelslening verstrekt aan de directeur-grootaandeelhouder. Tilburg University Tilburg School of Economics and Management Naam : Fabian Toet Adres : Seisdam 12 4331 NT Middelburg

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd: CONCEPT AMVB 30%-REGELING Artikel I Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 10e wordt als volgt gewijzigd: 1. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden: b. ingekomen

Nadere informatie

Vragen en antwoorden extraterritoriale werknemers

Vragen en antwoorden extraterritoriale werknemers Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen Besluit van 26 november 2001, nr. CPP2001/2970M De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens

Nadere informatie

2009 -- HRo - Loonbelasting -- Deel 1

2009 -- HRo - Loonbelasting -- Deel 1 Loonheffing les 1 programma Wie is belastingplichtig? Wie is inhoudingspichtig? Wanneer is sprake van een dienstbetrekking? Fictieve uitbreidingen begrip dienstbetrekking Invloed woonplaats op belastingplicht

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Gelijkstellingsregeling arbeidsuren wordt als volgt gewijzigd:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Gelijkstellingsregeling arbeidsuren wordt als volgt gewijzigd: STTSCOURNT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 45133 14 december 2015 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 november 2015, 2015-0000292749,

Nadere informatie

Bekijk hier de uitspraak van de Commissie van Beroep GCHB 2010-401

Bekijk hier de uitspraak van de Commissie van Beroep GCHB 2010-401 Bekijk hier de uitspraak van de Commissie van Beroep GCHB 2010-401 Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 89 d.d. 3 mei 2010 (mr. drs. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen

Nadere informatie

Onderzoek naar een klacht over het niet toepassen van de juiste loonheffingstabel op een nabetaling van WIA-recht.

Onderzoek naar een klacht over het niet toepassen van de juiste loonheffingstabel op een nabetaling van WIA-recht. Rapport Geen mogelijkheid tot correctie Onderzoek naar een klacht over het niet toepassen van de juiste loonheffingstabel op een nabetaling van WIA-recht. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht

Nadere informatie

Met ingang van 1 januari 2016 is de nieuwe Regeling aanwijzing directeurgrootaandeelhouder

Met ingang van 1 januari 2016 is de nieuwe Regeling aanwijzing directeurgrootaandeelhouder 2016 WHITEPAPER Verzekeringsplicht DGA Niet verzekerd of dubbel verzekerd? Wijziging verzekeringsplicht directeur-grootaandeelhouder (DGA) en echtgenote Inhoud Pagina 1 Regeling aanwijzing DGA Wijzigingen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Controlevoorschriften arbeidsongeschiktheidswetten 2018

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Controlevoorschriften arbeidsongeschiktheidswetten 2018 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 34336 21 juni 2018 Controlevoorschriften arbeidsongeschiktheidswetten 2018 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 941 Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Coördinatiewet

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Het kerstpakket van de uitzendkracht uitgelicht in ratio van de loonsfeer. Naam. : J.J.M. van de Velde.

Bachelor Thesis. Het kerstpakket van de uitzendkracht uitgelicht in ratio van de loonsfeer. Naam. : J.J.M. van de Velde. Bachelor Thesis Het kerstpakket van de uitzendkracht uitgelicht in ratio van de loonsfeer Naam : J.J.M. van de Velde Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 581066 Datum : December 2011

Nadere informatie

Flexibele arbeid na de Wet DBA

Flexibele arbeid na de Wet DBA Flexibele arbeid na de Wet DBA Mr. A(leid) A.W. Langevoord 20 november 2017 Casus Tobias Tobias is ondernemer in de zin van de Wet IB 2001 (geen discussie dat dit zo is) Hij houdt zich bezig met de implementatie

Nadere informatie

FREELANCEOVEREENKOMST. <naam contractant1>, gevestigd te <vestigingsplaats contractant1>, hierna te noemen Opdrachtgever,

FREELANCEOVEREENKOMST. <naam contractant1>, gevestigd te <vestigingsplaats contractant1>, hierna te noemen Opdrachtgever, FREELANCEOVEREENKOMST DE ONDERGETEKENDEN: , gevestigd te , hierna te noemen Opdrachtgever, en , geboren te op

Nadere informatie

Feiten. Standpunt inspecteur

Feiten. Standpunt inspecteur Forse stijging van de pensioengrondslag in zicht van pensioeningangsdatum maakt pensioenregeling niet onzuiver! Pensioenpremie niet ingehouden op het loon toch aftrekbaar! Het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M

Nadere informatie

VOORBEELDOVEREENKOMST ARTIESTENREGELING INDIVIDUEEL Beoordeling Belastingdienst nr. 9101586370-1 07 10 2015

VOORBEELDOVEREENKOMST ARTIESTENREGELING INDIVIDUEEL Beoordeling Belastingdienst nr. 9101586370-1 07 10 2015 1 VOORBEELDOVEREENKOMST ARTIESTENREGELING INDIVIDUEEL Beoordeling Belastingdienst nr. 9101586370-1 07 10 2015 Beoordeling overeenkomst artiestenregeling Ik ben van mening dat werken volgens de bijgevoegde

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding belastingrecht 19. Deel 1 Inkomstenbelasting 26. Lijst van afkortingen 15. Studiewijzer 17

Inhoud. Inleiding belastingrecht 19. Deel 1 Inkomstenbelasting 26. Lijst van afkortingen 15. Studiewijzer 17 Inhoud Lijst van afkortingen 15 Studiewijzer 17 Inleiding belastingrecht 19 Deel 1 Inkomstenbelasting 26 1 Algemene uitgangspunten 29 1.1 Wie moet belasting betalen? (art. 1.1 en 1.2 Wet IB) 29 1.2 Waarover

Nadere informatie

Stamrecht: veel gestelde vragen. De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Stamrecht: veel gestelde vragen. De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten. Stamrecht Stamrecht: veel gestelde vragen De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten. De toepassing van stamrechtvrijstelling, zoals opgenomen

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 38, derde lid, 38c, en 95, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

Gelet op de artikelen 38, derde lid, 38c, en 95, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen; Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van, nr. 2018-0000062701, tot wijziging van de Regeling Wfsv in verband met aanpassing van de premiedifferentiatie voor werknemersverzekeringen

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011

Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 De Minister van Financiën, Handelende wat betreft de artikelen 8, 8a, 11, tweede lid, 12, 13 en 31 van de Wet op de loonbelasting

Nadere informatie

Loonheffingen. Verwerking teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen 2007

Loonheffingen. Verwerking teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen 2007 Loonheffingen. Verwerking teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen 2007 1 Loonheffingen. Verwerking teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 309 Besluit van 14 mei 1998 tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 366 Wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een uitkering aan zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling en een verruiming van de

Nadere informatie

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-09 19 10 2015

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-09 19 10 2015 VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-09 19 10 2015 Beoordeling overeenkomst Algemeen tussenkomst De Belastingdienst heeft, in samenwerking met

Nadere informatie

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) f,r'- J Wop uitspraak RECHTBAN ARNHEM Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) VM 1 o HAART 2008 inzake \f de erven van

Nadere informatie

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT OVEREENKOMST VAN OPDRACHT Partijen: 1. (intermediair), gevestigd te aan de , rechtsgeldig vertegenwoordigd door , hierna te noemen: Opdrachtgever

Nadere informatie

De 30-dagenregeling: Revisited

De 30-dagenregeling: Revisited De 30-dagenregeling: Revisited Anna Gunn Inhoud 1. Achtergrond 2. De 30-dagenregeling (oud) 3. De 30-dagenregeling (nieuw) 4. Bevindingen 1. ACHTERGROND 1 De Nederlandse maritieme zones Maritieme zones:

Nadere informatie

De ab-houder in de loonbelasting

De ab-houder in de loonbelasting De ab-houder in de loonbelasting Masterscriptie Naam: Studierichting: Administratienummer: Afstudeerbegeleidster: Tweede begeleidster: Carlijn Brusewitz Fiscaal recht s941372 Mrs. mr. N.C.G. Gubbels Prof.

Nadere informatie

a arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer b overeenkomsten van opdracht c aannemingen van werk d overeenkomsten van bemiddeling

a arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer b overeenkomsten van opdracht c aannemingen van werk d overeenkomsten van bemiddeling Arbeidsrecht en Cao toepassing Correctiemodel Vraag 1 Toetsterm A.1 - Beheersingsniveau: B - Aantal punten: 2 Wat kan worden verstaan onder collectieve arbeidsovereenkomst vanuit de wet op de collectieve

Nadere informatie

2 Wie kan een Verklaring arbeidsrelatie aanvragen? 3

2 Wie kan een Verklaring arbeidsrelatie aanvragen? 3 Inhoud 1 Waarom deze brochure? 2 2 Wie kan een Verklaring arbeidsrelatie aanvragen? 3 3 Hoe vraagt u de verklaring aan? 4 4 Wat staat er in de Verklaring arbeidsrelatie? 4 4.1 De inkomsten behoren tot

Nadere informatie

Op het bovenstaande geldt een aantal uitzonderingen. Niet verzekerd zijn de volgende categorieën ingezetenen:

Op het bovenstaande geldt een aantal uitzonderingen. Niet verzekerd zijn de volgende categorieën ingezetenen: Basisverzekering ziektekosten Per 1 februari 2013 is de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (hierna: BVZ) van kracht geworden. Dit memo behandelt uitsluitend de heffing en inning van de inkomensafhankelijke

Nadere informatie

De artikelen die hieronder zijn weergegeven bevatten de tekst zoals die gold op 30 juni 2006.

De artikelen die hieronder zijn weergegeven bevatten de tekst zoals die gold op 30 juni 2006. De artikelen die hieronder zijn weergegeven bevatten de tekst zoals die gold op 30 juni 2006. Artikel 8:5 Ontslag wegens arbeidsongeschiktheid Lid 1 Ontslag kan aan de ambtenaar worden verleend op grond

Nadere informatie

De artikelen die hieronder zijn weergegeven bevatten de tekst zoals die gold op 30 juni 2006.

De artikelen die hieronder zijn weergegeven bevatten de tekst zoals die gold op 30 juni 2006. De artikelen die hieronder zijn weergegeven bevatten de tekst zoals die gold op 30 juni 2006. Artikel 8:5 Ontslag wegens arbeidsongeschiktheid Ontslag kan aan de ambtenaar worden verleend op grond van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00157

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00157 ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-02-2001 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 00157 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 49 en 50 van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen;

Gelet op de artikelen 49 en 50 van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen; Ontwerp Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, nr. UB/K/2008/6899, tot Verstrekking van

Nadere informatie

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Ontwerp Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, nr. UB/K/2008/6899, tot Verstrekking van

Nadere informatie

Inhoud. Lijst van afkortingen 13. Studiewijzer 15. Inleiding belastingrecht 17. Deel 1 Inkomstenbelasting 24

Inhoud. Lijst van afkortingen 13. Studiewijzer 15. Inleiding belastingrecht 17. Deel 1 Inkomstenbelasting 24 Inhoud Lijst van afkortingen 13 Studiewijzer 15 Inleiding belastingrecht 17 Deel 1 Inkomstenbelasting 24 1 Algemene uitgangspunten 26 1.1 Wie moet belasting betalen? (art. 1.1 en 1.2 Wet IB) 26 1.2 Waarover

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:4777 ECLI:NL:GHARL:2017:4777 Instantie Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 16/00619 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 49 d.d. 24 februari 2011 (mr. B. Sluijters, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en dr. D.F. Rijkels) Samenvatting Consument heeft via zijn

Nadere informatie

Internationaal Belastingrecht

Internationaal Belastingrecht Internationaal Belastingrecht prof. mr. dr. A.CG.A.C de Graaf prof. dr. P. Kavelaars prof. dr. A.J.A. Stevens Zesde herziene druk a Wolters Deventer 2012 business INHOUDSOPGAVE Voorwoord / V Lijst van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 403 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2013) Nr. 12 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen

Nadere informatie

Invorderingswet. Revisierente. Aansprakelijkheid verzekeraars

Invorderingswet. Revisierente. Aansprakelijkheid verzekeraars Invorderingswet. Revisierente. Aansprakelijkheid verzekeraars Besluit 31-03-2006 nr CPP06-507 Invorderingswet 1990. Aansprakelijkheid verzekeraars in verband met een inkomensvoorziening, een arbeids- of

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 25-07-2008 Datum publicatie 05-08-2008 Zaaknummer 07/6768 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds HAL. Pensioenreglement WIA -Excedentpensioen

Stichting Pensioenfonds HAL. Pensioenreglement WIA -Excedentpensioen Stichting Pensioenfonds HAL Pensioenreglement WIA -Excedentpensioen 1 Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor zover daarvan hierna in dit reglement niet wordt afgeweken, gelden in dit reglement de begripsbepalingen

Nadere informatie

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015 PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN Juni 2015 ARTIKEL 1 Begripsbepalingen De definities en de begripsomschrijvingen zoals vermeld in

Nadere informatie

Bronlandheffing op pensioenen in belastingverdragen: enkele details - Deel II

Bronlandheffing op pensioenen in belastingverdragen: enkele details - Deel II Bronlandheffing op pensioenen in belastingverdragen: enkele details - Deel II Uit secundaire regelgeving zijn nadere details af te leiden over bijzondere situaties waarin Nederland geacht wordt pensioenen

Nadere informatie

Zorgverzekeringswet. Zorgverzekeringswet

Zorgverzekeringswet. Zorgverzekeringswet Wet van 16 juni 2005, houdende regeling van een sociale verzekering voor geneeskundige zorg ten behoeve van de gehele bevolking (), laatstelijk gewijzigd bij Stcrt. 2009, 15178 (uittreksel) Zorgverzekering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 192 Wet van 29 mei 2008 tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een uitkering aan zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling

Nadere informatie