WETTEN, REGLEMENTEN EN GESCHILLEN Kort...29 De programmawet (I) van 24 december gevolgen in De regelgevende besluiten...

Transcriptie

1

2

3 INHOUD 2003: HALFWEG DE BESTUURSOVEREENKOMST IS DE BALANS VAN DE RIJKSDIENST POSITIEF...9 Een betere bescherming van de sociaal verzekerden: vorm- en inhoudsaanpassingen...9 Monitoring van de gegevens, controle van de werking van de regeling en bijstand aan de gezinnen: drie facetten van een sleutelopdracht van de Rijksdienst...10 De informaticatechnologie: ten dienste van de gebruikers en de gezinnen...11 Maar...12 Beheer van de human resources: valorisatie van het menselijk kapitaal is meer dan ooit een must...12 Betaling van de gezinsbijslag: meer opdrachten met hetzelfde personeel...13 FCUD: wachten...14 HET BEHEERSORGAAN...15 PLAATS VAN DE RIJKSDIENST EN DE KINDERBIJSLAGFONDSEN IN DE SOCIALEZEKERHEIDSREGELING VOOR WERKNEMERS...17 EEN AMBITIEUS HR MASTERPLAN...21 De bestuursovereenkomst en de personeelskredieten. als de gouden koets verandert in een pompoen!...21 Gemotiveerde en betrokken medewerkers onze grootste troef...23 Opgepoetste loopbanen in overheidsdienst een nieuwe dynamiek stelt de competenties centraal....25

4 WETTEN, REGLEMENTEN EN GESCHILLEN Kort...29 De programmawet (I) van 24 december gevolgen in Uitvoering...30 De forfaitaire vergoeding voor het oorspronkelijke gezin wanneer het kind in een onthaalgezin is geplaatst...33 Vormelijke aanpassingen...34 De regelgevende besluiten...35 Aanpassingen aan het besluit dat de bevoegdheid van de kinderbijslagfondsen regelt...35 Uitbreiding van met arbeid gelijkgestelde situaties...36 Bijkomende sancties bij laattijdige terugbetaling van gezinsbijslagen die de Rijksdienst heeft uitbetaald voor rekening van andere overheden...37 De Rijksdienst opnieuw gemachtigd om de gezinsbijslag te betalen voor het statutair personeel van een aantal overheidsinstellingen...38 Verhoging van de responsabiliseringsenvelloppe...39 Een sociaal statuut voor de onthaalouder...40 Regelgeving met een internationale dimensie...41 Uitbreiding van Verordening 1408/71 tot onderdanen van derde lidstaten...41 Geschillen de gerechtelijke dimensie...42 Gerechtelijke procedures: niet steeds te vermijden...42 Het gezin in het verweer - de verdediging in rechte...44 De Rijksdienst, een strenge maar begripvolle schuldeiser - de gerechtelijke invordering...45 Collectieve schuldenregeling...46 De rechtspraak t.a.v. de kinderbijslagfondsen...46 Vooruitblik op

5 STATISTIEKEN, ANALYSES, TENDENSEN Enkele belangrijke cijfers...51 Vele actoren...52 De werkgevers...52 Een bestand dat voortdurend afneemt: de hoofdelijke bijdragen!...52 De rechthebbenden...53 De bijslagtrekkende gezinnen...53 De rechtgevende kinderen...53 Welke bedragen?...54 De plaats van elk kind in het gezin...54 Het aantal kinderen neemt toe De toegekende schaal...56 Een heuglijke gebeurtenis...58 Het kraamgeld...58 De adoptiepremies Niemand aan de kant laten: de gewaarborgde gezinsbijslag...59 Onze kennis verdiepen door studies...60 HET GELD VAN DE REGELING OP DE RIJKSDIENST KUNT U REKENEN...67 Het globaal beheer...67 Opdrachtenrekeningen...68 Beheersrekeningen...72 Het resultaat van het globaal beheer Het reservefonds...75 Beschikbare en niet-beschikbare reserves...75 Middelen geïnvesteerd in gebouwen en andere uitrustingen...75 Prestaties voor rekening van derden...76 Het fonds voor collectieve uitrustingen en diensten...76

6 2003: EEN STILLE ( )EVOLUTIE...81 WINDOW(S) dressing...81 Pardon service!...82 Een TriVia-al jaartje WWWanneer, een eigen website?...84 IT in era Een stille ( )evolutie...85 DE BETALING VAN KINDERBIJSLAG DOOR HET DEPARTEMENT GEZINNEN...89 Opdrachten in crescendo Personeel in status quo Kwaliteit ten koste van enorme inspanningen...89 Op naar de doelstellingen!...90 Nieuwe opdrachten: de erkenning van onze inspanningen...91 Het personeel: status quo!...92 De verwerking van gekwalificeerde elektronische gegevens...93 Hoeveel gezinnen?...94 Welke gezinnen?...95 Gewaarborgde gezinsbijslag en residuaire rechten...99 Administratieve terugvordering De beslissingsbomen op weg naar de normalisering van de dossiers De kennis ten dienste van de competenties...101

7 OBJECTIEF INTEGRALE KWALITEIT De monitoring De gegevensbestanden HET KADASTER VAN DE KINDERBIJSLAG HET NATIONAAL REPERTORIUM VAN DE KINDERBIJSLAG HET REPERTORIUM VAN DE DOSSIERS IN ONDERZOEK HET NATIONAAL REPERTORIUM VAN DE WERKGEVERS Het vergaren van de gegevens DE WETTELIJKE GEGEVENS DE ELEKTRONISCHE FLUXEN DE NIEUWE FLUXEN AFKOMSTIG VAN DE WERKGEVERS DE ADMINISTRATIEVE VEREENVOUDIGING De controle van de kinderbijslagfondsen De financiële controle De dienstverlening aan de gezinnen van heel nabij bekeken Begeleiding en voorlichting van onze klanten De frontdesk De nationale bemiddeling De internationale bemiddeling Het bestuur dichter bij de gezinnen HET FONDS VOOR COLLECTIEVE UITRUSTINGEN EN DIENSTEN Van 1971 tot nu In 2003: opnieuw donkere wolken voor de zon Wat we zelf kunnen doen, doen we goed... de bestuursovereenkomst Intussen in WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEITEN Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers International Social Security Association (ISSA)...135

8

9 2003: HALFWEG DE BESTUURSOVEREENKOMST IS DE BALANS VAN DE RIJKSDIENST POSITIEF Jaarverslag 2003 De Rijksdienst heeft in 2003, het tweede jaar van de bestuursovereenkomst, met succes de doelstellingen gerealiseerd die hij zich vooropgesteld had. De balans aan het einde van deze periode is inderdaad erg bevredigend. De Rijksdienst is er, ondanks een duidelijk personeelstekort, opnieuw in geslaagd het merendeel van zijn verbintenissen na te komen. Zodoende werd het voornaamste doel, nl. een kwaliteitsvolle dienstverlening aan de gezinnen bieden, verwezenlijkt. Zo werd, bijvoorbeeld, 97,66 % van de betalingen stipt uitgevoerd op de 10de van de maand en werd 98,81 % van de vragen om informatie binnen de maand van de aanvraag beantwoord. Vanuit zijn sociale rol, heeft de Rijksdienst de sociaal verzekerden ook spontaan geïnformeerd over hun mogelijkheden om hun recht op kinderbijslag te behouden of te maximaliseren. Een betere bescherming van de sociaal verzekerden: vorm- en inhoudsaanpassingen De programmawet van 24 december 2002, van toepassing sinds januari 2003 en waarvan de uitvoeringsmaatregelen datzelfde jaar bepaald werden, bracht talrijke verbeteringen aan de kinderbijslagregelgeving. 9

10 Zo werd de regeling van verhoogde kinderbijslag voor kinderen getroffen door een aandoening volledig hervormd. Voortaan wordt ook een forfaitaire toeslag toegekend aan de bijslagtrekkende die de gezinsbijslag ontving vlak voor de plaatsing van het kind in een opvanggezin. Daarnaast heeft die programmawet de termijn waarbinnen de sociaal verzekerde zijn recht op gezinsbijslag kan laten gelden, verlengd van drie tot vijf jaar. Ook de minderjarige werknemers en gelijkgestelden werden opgenomen in de globale sociale zekerheidsregeling. Na een wijziging van hun statuut inzake sociale zekerheid, werden de erkende onthaalouders gelijkgesteld met werknemers. Bijgevolg kunnen zij sinds 1 april 2003 een recht op gezinsbijslag openen. De overige aanpassingen die dit jaar aangebracht werden aan de wetgeving of aan de kinderbijslagregelgeving betroffen slechts technische aspecten om de juridische bescherming te verhogen of te beantwoorden aan budgettaire verplichtingen. Op internationaal vlak ten slotte is een nieuwigheid vermeldenswaardig: sinds 1 juni 2003 is de Europese regelgeving inzake sociale zekerheid, onder bepaalde voorwaarden, van toepassing op de staatsburgers uit de landen die geen lid zijn van de EU. Monitoring van de gegevens, controle van de werking van de regeling en bijstand aan de gezinnen: drie facetten van een sleutelopdracht van de Rijksdienst Jaarverslag was een sleuteljaar voor het Kadaster van de Kinderbijslag dat op termijn het Nationaal Repertorium van de Kinderbijslag en het Repertorium van Dossiers in Onderzoek zal vervangen. De initiële oplading van het Kadaster ging van start op 31 juli. Op het einde van het jaar waren de gegevens van actoren uit kinderbijslagdossiers geïntegreerd, wat getuigt van de performantie van het systeem zowel op technisch vlak als op het gebied van de administratieve procedures. Om te volle zijn universele bestemming te kunnen waarmaken, is het evenwel nodig dat alle actoren van alle kinderbijslagdossiers van alle openbare instellingen van het land erin geïntegreerd worden. Het Kadaster zal geleidelijk aan in gebruik worden genomen vanaf 1 januari 2004, volgens de fases voorzien in het plan voor de inwerkingstelling goedgekeurd door het Beheerscomité in december 2003.

11 Sinds 1 januari 2003 worden nieuwe elektronische gegevensstromen, afkomstig van de werkgevers, uitgetest (aangiftes DIMONA en DMFA). De eerste kon, na verbetering, in gebruik worden genomen in de loop van het jaar, terwijl de tweede moest worden uitgesteld omdat de Rijksdienst niet beschikte over de nodige kwalitatieve gegevens. De administratieve controle van de fondsen, die grondig hervormd werd in 1999, stond in 2003 op punt. De Rijksdienst heeft dit jaar bovendien gewerkt aan de verbetering van de financiële controle. In het eerste kwartaal van 2003 werd een nieuwe financiële aangifte ingevoerd die, naast een administratieve vereenvoudiging en een grotere transparantie, de controle van het financieel beheer van de fondsen versterkt. De dienst Mediatie, die hulp en bijstand verleent aan de gezinnen en de eerstelijnsvoorzieningen in de sociale sector, heeft in bezoekers geholpen aan de onthaalloketten (frontdesk), meer dan poststukken naar hun bestemmeling doorgestuurd, vragen om informatie schriftelijk beantwoord en meer dan telefonische oproepen aangenomen. Door een snel, duidelijk en volledig antwoord te geven op alle vragen van de sociaal verzekerden worden die maximaal ondersteund en krijgen ze gegarandeerd zo snel mogelijk de voordelen waarop ze recht hebben. De informaticatechnologie: ten dienste van de gebruikers en de gezinnen Jaarverslag 2003 In 2003 werd de informaticastructuur volledig vernieuwd en gemoderniseerd met de installatie van nieuwe computers en de actualisering van de gebruikte programma s. Alles werd op eigen kracht gerealiseerd. Naast de verbetering van de informaticastructuur, kunnen de medewerkers voortaan ook rekenen op een helpdesk die van 8 tot 17 uur de technische problemen die zich voordoen, oplost. Dankzij de opvolging en analyse van die soms terugkerende problemen zal het informaticabeheer nog verbeteren. Op het vlak van het dossierbeheer werd dit jaar het Kadaster van de Kinderbijslag op poten gezet. Het Triviaprogramma zorgt voor het beheer van de gegevensuitwisseling tussen de Rijksdienst, de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en de kinderbijslagfondsen. Dankzij TRIVIA lopen de gegevensstromen vlotter en wordt het dagelijkse dossierbeheer transparanter. Bovendien moet de sociaal verzekerde steeds minder zelf formulieren invullen. 11

12 Een ander programma, Itinera, heeft de ontwikkeling ondersteund van het project ter normalisering van de dossierbeheerprocedures. Ten slotte heeft de Rijksdienst alles op alles gezet om zijn eigen website te creëren, die on-line is sinds februari Zo kan voortaan elk gezin zelf zijn kinderbijslag berekenen en snel en efficiënt alle informatie opvragen omtrent zijn recht op kinderbijslag. De Rijksdienst is meer dan ooit kind aan huis bij de gezinnen. Maar Het chronische personeelstekort, waar de vorige jaren reeds op gewezen werd, kreeg ook in 2003 geen structurele oplossing. Niettegenstaande de Rijksdienst zijn menselijk kapitaal op de meest efficiënte manier blijft aanwenden om zijn ambitieuze verbintenissen waar te maken en de gezinnen een kwaliteitsvolle dienstverlening te blijven bieden, dreigen de ontoereikende personeelskredieten de realisatie van bepaalde projecten in gevaar te brengen. Die personeelskredieten zijn nochtans noodzakelijk om de werking van de Rijksdienst verder te verbeteren. Op langere termijn zou deze situatie een niet verwaarloosbare impact kunnen hebben op de verwezenlijking van zijn contractuele verbintenissen en de opdrachten die hem zijn toevertrouwd. Beheer van de human resources: valorisatie van het menselijk kapitaal is meer dan ooit een must Jaarverslag De aanvullende kredieten die de Rijksdienst gevraagd had voor 2003 werden niet toegekend, zodat de wanverhouding tussen de personeelsbehoeften bepaald in functie van de effectieve werklast en de toegekende financiële middelen, die reeds bij het afsluiten van de eerste bestuursovereenkomst bestond, nog grotere proporties aanneemt. Het personeelsbeheer werd zo een ware uitdaging die verplichtte de evolutie van het personeelsbestand en de personeelsuitgaven regelmatig en strikt op te volgen zodat het toegewezen budget niet overschreden werd.

13 Die situatie motiveerde de Rijksdienst om meer dan ooit te investeren in de kwaliteit van de human resources. Een omvangrijk project HR Masterplan werd op poten gezet om de tevredenheid onder de medewerkers te vergroten. Het project draait rond vijf prioritaire thema s: cultuur en waarden, leadership, kennis, communicatie en motivatie. Het project werd opgestart met de directieleden en werd nadien uitgebreid naar werkgroepen samengesteld uit het middenkader. In 2004 zal de hele organisatie erin betrokken worden. Eind 2003 werden verschillende concrete acties ondernomen, zoals de realisatie van een tevredenheidenquête onder het personeel en een beter gebruik van het intranet. In 2004 volgen nog meer concrete acties. Ook de loopbaanhervorming van de federale ambtenaren die vorig jaar van start ging, werd voortgezet. In toepassing van de Copernicushervorming voor de managementfuncties in de openbare instellingen voor sociale zekerheid, werd een eenmalige proef georganiseerd voor de aanwijzing van de administrateursgeneraal, waaraan de huidige administrateur-generaal van de Rijksdienst, de heer Johan Verstraeten, met succes deelnam. Hij kreeg dan ook een mandaat van zes jaar voor de uitoefening van de managementfunctie van administrateur-generaal bij de RKW. De ambtenaren van niveau B werden ingedeeld in een van de functiefamilies bepaald door Selor. Die indeling gebeurde binnen de Rijksdienst in een geest van onderling overleg en dialoog. De medewerkers van niveau B en C hadden in 2003 ten slotte de gelegenheid deel te nemen aan de competentietests. Als ze hierin slagen hebben ze vanaf september 2004 recht op een competentietoelage ter valorisatie van hun vaardigheden op het vlak van informatica en gegevensbeheer. Jaarverslag 2003 Betaling van de gezinsbijslag: meer opdrachten met hetzelfde personeel De Rijksdienst beheert elk jaar meer betalingsdossiers, met name omdat steeds meer autonome overheidsbedrijven en werkgevers uit de openbare sector de betaling van de gezinsbijslag voor hun personeelsleden aan de Rijksdienst toevertrouwen. Zo betaalde de Rijksdienst in 2003 gezinsbijslag voor gezinnen of gezinnen meer dan in Een groot aantal van die gezinnen vertoont een atypisch profiel, met een grotere instabiliteit op professioneel of familiaal vlak met een grote verschuiving van de dossiers en een hogere werklast als gevolg. 13

14 De Rijksdienst kon die uitdaging dit jaar slechts aangaan door de onverdroten inspanningen van al zijn medewerkers. Alle krachten werden gebundeld om de betaling van de uitkeringen, een van zijn prioritaire opdrachten, te verzekeren. Zodoende werden de doelstellingen op dat vlak voor dit jaar gerealiseerd en zelfs overtroffen. Andere verbintenissen lijden daarentegen onder het gebrek aan personeel, zoals de oprichting van een auditcel, die nog eens uitgesteld moest worden. Om het dossierbeheer in de betalingsdiensten te verbeteren en te vergemakkelijken en dus om de nefaste invloed van het personeelstekort te beperken, maar ook om het werk af te stemmen op de evolutie van de steeds meer geïnformatiseerde omgeving, heeft de Rijksdienst in 2003 een project voor re-engineering van de procedures opgezet, NORMA. Dat project wil de voornaamste werkprocedures optimaliseren en komen tot dossierbeheer op basis van een generische eenheidsprocedure. NORMA doet de nieuwe open informaticastructuur maximaal renderen en gaat verder dan de eenvoudige omzetting van de bestaande toepassingen. In 2003 werden, in het kader van het project en uitgaande van de bestaande regelgeving, de parameters vastgelegd om het toe te kennen bedrag aan gezinsbijslag te bepalen. Vervolgens werden beslissingsbomen uitgewerkt die stap voor stap het beslissingsproces verduidelijken. FCUD: wachten Jaarverslag In 2003 werden meer dan 95 % van de voorschotten betaald in het kwartaal van de aanvraag en hetzelfde percentage aan definitieve subsidies werd, na controle, het jaar daarop toegekend, zodat de projectpromotoren grote financiële zekerheid hebben. Daarmee werd de in de bestuursovereenkomst vooropgezette doelstelling ruimschoots bereikt. De bepalingen van de programmawet van 24 december 2002, die de financiering van het fonds heroriënteren van een collectieve subsidiëring naar een individuele, zijn, een jaar na datum, nog altijd niet omgezet in uitvoeringsmaatregelen. De Vlaamse regering is immers in beroep gegaan bij het Arbitragehof om de artikelen 83 en 84 van die wet te annuleren. Intussen verslechtert de financiële situatie van het Fonds zo dat de reserves eind 2004 helemaal opgebruikt zullen zijn. Dat is voornamelijk te wijten aan de stijging van de loonkosten waarvoor het FCUD geen compensatie krijgt. Dat probleem zou opgelost zijn als het Fonds de nieuwe middelen krijgt die tijdens de speciale Ministerraad van Oostende van 21 maart 2004 beloofd werden voor 2005 tot 2008.

15 HET BEHEERSORGAAN Samenstelling van het Beheerscomité op 31 december 2003 VOORZITSTER Mevr. Bea CANTILLON LEDEN De h. Werner ABELSHAUSEN De h. Luk DEVOS De h. Jef MAES Mevr. Bernadette ADNET Mevr. Greta D HONDT De h. Romain MAES De h. Thierry AERTS Mevr. Anne-Marie DRIESKENS Mevr. Dominique REUNIS 1 Mevr. Erica BOLZONELLO De h. Christian FRANZEN De h. Alain ROGGEMAN Mevr. Anny BRAUERS Mevr. Maddie GEERTS Mevr. Isabelle SIMONIS De h. Michel DELFORGE De h. Karel GHESQUIERE De h. Daniël VAN DAELE Mevr. Esther DEMAN Mevr. Kristien JESPERS De h. Guy VANKRUNKELSVEN Jaarverslag 2003 REGERINGSCOMMISSARIS De h. Marc GOOSSENS ADMINISTRATEUR-GENERAAL De h. Johan VERSTRAETEN SECRETARIS De h. Bart LACHAERT 1 Benoemd ter vervanging van de h. Jean-Philippe COBBAUT vanaf 10 januari 2003 REGERINGSCOMMISSARIS VAN BEGROTING De h. Eddy VAN DER MEERSCH ADJUNCT-ADMINISTRATEUR-GENERAAL De h. Joseph DELMAL REVISOR De h. Baudouin THEUNISSEN 15

16

17 PLAATS VAN DE RIJKSDIENST EN DE KINDERBIJSLAGFONDSEN IN DE SOCIALEZEKERHEIDSREGELING VOOR WERKNEMERS FOD Sociale Zekerheid Hoger administratief toezicht Rijksdienst voor Sociale Zekerheid - politiek beleid - hoge administratie - toezicht Innen en verdelen van de bijdragen - innen en verdelen van de bijdragen Beheer - verdelen van de middelen - controle op de kinderbijslagfondsen - uitkeren van de kinderbijslag Jaarverslag 2003 Uitkeren 2 bijzondere kinderbijslagfondsen uitkeren van kinderbijslag Rechtverkrijgenden 25 vrije kinderbijslagfondsen uitkeren van kinderbijslag 17

18

19 Markant gegeven: De medewerkers van de Rijksdienst blijven goud waard. Zij dragen fierheid, betrokkenheid, vertrouwen, wederkerigheid en integriteit hoog in het vaandel.

20

21 EEN AMBITIEUS HR MASTERPLAN De bestuursovereenkomst en de personeelskredieten. als de gouden koets verandert in een pompoen! Jaarverslag 2003 De bestuursovereenkomst die sinds 1 januari 2002 de Rijksdienst en de Staat met elkaar verbindt, is verwelkomd als een in theorie ideaal kader voor een dynamisch en verantwoordelijk beheer van de menselijke middelen. De overeenkomst legt vast welke concrete acties de instelling moet ondernemen om zijn opdrachten uit te voeren, bepaalt de op het stuk van doelmatigheid zowel als van kwaliteit gekwantificeerde doelstellingen en stelt duidelijk de prioriteiten. Voor de medewerkers biedt de bestuursovereenkomst een eerder veilig duidelijk afgebakend werkterrein. De Rijksdienst beschikt door de overeenkomst ook over een grotere beheersautonomie en over meer ruimte om vrij de ter beschikking gestelde financiële middelen te gebruiken. De dienst Human resources had daarmee normaliter moeten kunnen zorgen voor gemotiveerd personeel in een passende werkomgeving. Maar vanaf het eerste jaar met bestuursovereenkomst bleken de aan de Rijksdienst toegekende personeelskredieten te krap voor een echt personeelsbeleid. Die kredieten waren lineair bepaald, zonder perspectief op aanpassing en zonder rekening te houden met de werkelijke personeelsbehoeften die voor de Rijksdienst zijn vastgelegd in de personeelsformatie (844 eenheden). Daarbij kwam nog in hetzelfde jaar 2002 de negatieve weerslag van een reeks bijkomende uitgaven, voor het merendeel een gevolg van eenzijdige ministeriële beslissingen. Uiteindelijk diende de Rijksdienst zijn verbintenissen voor het jaar 2002 na te komen met op jaarbasis 50 personeelsleden minder dan de minimale personeelsformatie. 21

22 Jaarverslag In het jaar 2003 is de knellende situatie van de personeelskredieten niet beter geworden. Eens te meer werd het bedrag eenzijdig bepaald (Ministerraad van 8 oktober 2002) zonder dat de voor de Rijksdienst ongeschikte referentieperiode kon worden herzien. Zoals in 2002 konden met de personeelskredieten, een bedrag van EUR, alleen maar de kosten van 794 eenheden gedekt worden. Hoe het kwaliteitsniveau van de dienstverlening garanderen dat de Rijksdienst altijd probeert te realiseren, de verbintenissen van de bestuursovereenkomst nakomen en de nieuwe opdrachten uitvoeren in dergelijke omstandigheden! De Rijksdienst heeft dadelijk gereageerd en gemeend in zijn begrotingsvoorstellen voor 2003 de personeelskredieten te moeten berekenen op basis van de reële werklast. En dus bovenop het bedrag berekend volgens de beslissing van de Ministerraad extra kredieten gevraagd ten belope van EUR bedrag dat overeenkomt met de kosten van 18 bijkomende eenheden voor een heel jaar. De toezichthoudende Minister heeft dat voorstel niet aanvaard en het Beheerscomité zag zich gedwongen de financiële middelen, met name voor personeelskosten, te beperken om in overeenstemming te blijven met de voorschriften. Die te krappe kredieten voor 2003 hebben van het personeelsbeheer een ware budgettaire evenwichtsoefening gemaakt. Het Algemeen Bestuur moest maand per maand de ontwikkelingen van het personeelsbestand en van de personeelsuitgaven op de voet volgen om de toegekende kredieten optimaal te gebruiken. De diensten waren gedwongen om prioritair hun inspanningen te richten op de meest cruciale verbintenissen van de bestuursovereenkomst en zo de dienstverlening aan de gezinnen zo goed mogelijk te garanderen. Maar de beschikbare tijd voor een nauwgezet dossierbeheer en voor de daarmee verband houdende taken werd steeds beperkter, zodat de uitvoering van bepaalde doelstellingen van de bestuursovereenkomst problematisch werd. In die bijzonder moeilijke omstandigheden is het personeel zich met nog meer energie en beroepsernst blijven inzetten voor de kwaliteit van de dienstverlening aan de gezinnen, en daarnaast heeft het nog een aantal projecten gerealiseerd met al het werk die ze meebrachten. Het leek daarom hoog tijd om alle medewerkers bij hun inspanningen te steunen en hun inzet te valoriseren.

23 Gemotiveerde en betrokken medewerkers onze grootste troef Jaarverslag 2003 De vernieuwing van de loopbaan van de federale ambtenaren en het strategisch plan dat door de administrateur-generaal in dat kader opgemaakt is, waren stimulansen voor een grondige bezinning over het human resources management. Om zijn uiteindelijk doel te bereiken, namelijk ervoor zorgen dat elk gezin de kinderbijslag waarop het recht heeft ontvangt zonder onderbrekingen, met zo weinig mogelijk administratieve last, zoals formeel in de bestuursovereenkomst is opgenomen, heeft de Rijksdienst tot nu toe zijn inspanningen vooral gericht op de organisatorische aspecten, de vereenvoudiging van de werkprocedures en de modernisering van de informaticauitrusting. Stellen dat de Rijksdienst op die drie terreinen een zeer hoog peil bereikt heeft, is zeker geen overdrijving. Maar toegegeven, niettegenstaande in het verleden reeds aanzienlijk geïnvesteerd is in de menselijke middelen (geïntegreerd management, moderniseringscellen, functioneringsgesprekken, evaluatie, enz. ), haalt de RKW op dat gebied niet datzelfde hoge niveau. Daarom was het van belang zich af te vragen hoe de medewerkers de doelstellingen en verworvenheden van de Rijksdienst op sociaal, organisatorisch, structureel en technologisch vlak, verzoenen met hun eigen aspiraties en verlangen naar autonomie en emancipatie, in de wetenschap dat het psychologisch contract tussen werknemer en onderneming of organisatie grondig veranderd is (met name minder loyaliteit: recent verschenen onderzoek wijst uit dat 70 % van de werknemers eraan denken van werk te veranderen). Daarom werd een HR Masterplan opgezet dat zich tot de medewerkers en samen met hen wordt gerealiseerd. Het doel van dit project is meer tevreden werknemers die gemeenschappelijke waarden uitdragen en zich beter voelen op het werk, terwijl uiteraard de opdrachten van de Rijksdienst verder met evenveel succes uitgevoerd worden. Dit globaal plan is in overleg met het adviesbureau IBM opgezet rond vijf thema s die door de leden van de Directieraad als prioritair beschouwd worden: cultuur en waarden, leiderschap, kennis, communicatie en motivatie. Alle leden van de Directieraad hebben in verschillende core-teams rond een van die thema s gewerkt. Vervolgens zijn de reflecties verruimd tot werkgroepen bestaande uit representatieve vertegenwoordigers van het middenkader. Tenslotte zal de hele organisatie bij het plan betrokken worden, meer bepaald via een tevredenheidsonderzoek bij de medewerkers, bedrijfstheatervoorstellingen en andere zeer concrete acties. Dit project is met andere woorden gericht op inspraak en emancipatie. De hele organisatie wordt bij het denkproces betrokken. Het gaat om een project dat niet van bovenaf opgelegd is maar zich ontwikkelt vanuit de organisatie zelf. 23

24 Jaarverslag In de laatste maanden van 2003 zijn rond de vijf thema s plannen gemaakt voor eerste acties, is daarover nagedacht en zijn bijsturingen gedaan. Dat werk moet natuurlijk in 2004 voortgezet worden. - Cultuur en waarden: Er zijn vijf waarden bepaald die voor de Rijksdienst als essentieel beschouwd worden: fierheid, betrokkenheid, vertrouwen, wederkerigheid en integriteit, en daaraan zijn telkens gedragspatronen gekoppeld. Die zullen in 2004 meegedeeld worden aan het voltallige personeel via bedrijfstheatervoorstellingen. Er zal een handvest opgesteld worden en concrete acties zullen ervoor zorgen dat die waarden werkelijk binnen de organisatie leven. - Leiderschap: In een moderne en dynamische organisatie moet de rol van directieleden en middenkaders beter stroken met de vereisten en de doelstellingen van de opdracht. Daarom wordt bij de RKW onderscheid gemaakt tussen de rollen van leider, expert en projectmanager. Die verschillende rollen zijn gedefinieerd en er zijn gedragsindicatoren aan gekoppeld. Een belangrijke pijler van het project heeft ook als doelstelling de directieleden instrumenten in handen te geven waarmee ze hun medewerkers kunnen inspireren. - Communicatie: Voor dit thema worden om te beginnen zeer snel een aantal verbeteringen gerealiseerd die de medewerkers direct aanbelangen (een beter aanbod op het reeds bestaande intranet, opmaken van een who s who in de organisatie, enz.) en wordt daarnaast bekeken welke veranderingen van meer structurele aard mogelijk zijn en welke de noodzakelijke randvoorwaarden zijn. - Kennis: De werkzaamheden rond dit thema moeten als resultaat hebben dat alle technische documentatie die verspreid in de Rijksdienst aanwezig is, bijeengebracht, regelmatig bijgewerkt en ter beschikking van alle personeelsleden gesteld wordt. Ze gaan verder ook over de organisatie van , een interactief intranet en gestructureerde opleidingen. - Motivatie: Het onderzoek naar de tevredenheid van alle medewerkers, waarvan de resultaten gebruikt zullen worden door de werkgroepen rond de andere thema s, was het eerste project van deze groep. Die gaat ook na hoe de toepassing van de regels inzake flexibiliteit en werktijden beter kan worden afgestemd op het dagelijks leven van de medewerkers en welke nieuwe of aangepaste sociale voordelen beter in hun behoeften kunnen voorzien.

25 Opgepoetste loopbanen in overheidsdienst een nieuwe dynamiek stelt de competenties centraal. Jaarverslag 2003 De in 2002 ingezette hervorming van de loopbanen van de federale ambtenaren is dit jaar voorgezet. De medewerkers van niveau B zijn ingedeeld in een van de door Selor bepaalde functiefamilies (een functiefamilie is een groep functies met gelijksoortige resultaatdomeinen, activiteiten en competentieprofielen) zoals reeds gebeurd was voor het personeel van niveau C. Die indeling is gebeurd door de dienstleiders, in een geest van dialoog en in overleg met de betrokken medewerkers. Alle medewerkers van niveau B en C hebben voor het eerst kunnen deelnemen aan competentiemetingen, waarmee hun loopbaan kan evolueren op basis van niet de anciënniteit maar wel de verwerving van een aantal vaardigheden die moeten bijdragen tot de goede uitoefening van hun functie. Het gaat om tests die de competentie op het stuk van informatica en informatiebeheer meten. Wie slaagt ontvangt een competentietoelage, die voor de eerste keer betaald zal worden in september Eind 2003 hadden zo goed als alle personeelsleden van niveau C de gelegenheid gehad om alle tests te doorlopen en met niet weinig trots hebben we vastgesteld dat het percentage geslaagden bij de RKW duidelijk boven het algemeen gemiddelde van alle federale overheidsdiensten ligt. De hervorming van de loopbanen van het niveau 1 naar niveau A is één van de prioriteiten van de Minister van Ambtenarenzaken voor Doelstelling is de federale administratie verder moderniseren en daarbij de objectiviteit waarborgen bij benoemingen en bevorderingen en aan de medewerkers van niveau A loopbaanperspectieven bieden die aan hun verwachtingen beantwoorden en een billijke bezoldiging. Tenslotte is bij koninklijk besluit van 30 november 2003 de heer Johan Verstraeten aangewezen voor de managementfunctie van administrateur-generaal van de RKW, per 1 oktober 2003 en voor een periode van 6 jaar. 25

26

27 Markante gegevens:... bij de toekenning van een toeslag voor kinderen met een aandoening wordt voortaan ook rekening gehouden met de gevolgen van deze aandoening voor het kind en het gezin;... een forfaitaire bijslag wordt toegekend aan het gezin waar het kind verbleef vóór zijn plaatsing;... onthaalouders kunnen nu ook kinderbijslag genieten.

28

29 WETTEN, REGLEMENTEN EN GESCHILLEN 2003 Kort Jaarverslag 2003 De programmawet (I) van 24 december heeft, hetzij vanaf 1 januari 2003, hetzij vanaf een latere datum in 2003, een hele reeks wijzigingen doorgevoerd in de kinderbijslagreglementering. Zo werd het stelsel van de verhoogde kinderbijslag voor kinderen met een aandoening grondig hervormd en is een forfaitaire bijslag ingevoerd voor het gezin waarin het kind oorspronkelijk verbleef voordat het in een onthaalgezin werd geplaatst. De uitvoeringsmodaliteiten van beide maatregelen zijn, zoals de wet voorzag, in 2003 bij koninklijk besluit vastgelegd. Dezelfde programmawet heeft, vanaf 1 januari 2003, ook de verjaringstermijn om het recht op gezinsbijslag te vragen verlengd van drie tot vijf jaar en de socialezekerheidsregeling voor mijnwerkers en gelijkgestelden geïntegreerd in het algemene socialezekerheidsstelsel voor werknemers. Naar aanleiding van deze wijzigingen waren een aantal vormelijke aanpassingen van andere bepalingen in de kinderbijslagwetgeving noodzakelijk. De programmawetten van 8 april en 22 december 2003 hebben deze louter formele aanpassingen doorgevoerd. Inhoudelijke wetgevende initiatieven waren er echter niet bij. Ook het aantal reglementaire besluiten van het voorbije jaar was miniem. Met uitzondering van de hogervermelde uitvoeringsbesluiten, hebben ze bovendien louter technische aanpassingen tot voorwerp zonder verstrekkende gevolgen. 1 Jaarverslag

30 Tot slot dient nog vermeld dat door een wijziging van de RSZ-wetgeving de erkende onthaalouders vanaf 1 april 2003 een gelijkaardig sociaal statuut kregen als werknemers. Zij kunnen vanaf die datum dan ook een recht op kinderbijslag openen bracht slechts één enkel Europees reglementair besluit, met name de uitbreiding van de toepassingssfeer van de socialezekerheidsverordening 1408/71 tot onderdanen van landen die geen deel uitmaken van de Europese Unie. De programmawet (I) van 24 december gevolgen in 2003 Uitvoering De hervorming van het stelsel van de verhoogde kinderbijslag voor kinderen met een aandoening De programmawet (I) van 24 december 2002 heeft de basis gelegd voor de hervorming van de verhoogde kinderbijslag voor kinderen met een aandoening terwijl de modaliteiten ervan met het koninklijk besluit van 28 maart werden vastgesteld. De nieuwe regeling treedt in werking op 1 mei 2003 doch wordt geleidelijk ingevoerd. Ze is in een eerste fase beperkt tot kinderen die nog geen zeven jaar zijn op 1 januari 2003 (geboren na 1 januari 1996). Jaarverslag KB 28 maart 2003 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet (I) van 24 december 2002, BS 23 april 2003.

31 Jaarverslag 2003 Voor kinderen die minstens zeven jaar zijn op 1 januari 2003 (geboren uiterlijk op 1 januari 1996) blijft de oude regeling bestaan 3. Even herinneren. Voorwaarde hierbij is de lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens 66 %. Dit percentage wordt vastgesteld aan de hand van de Officiële Belgische Schaal ter bepaling van de graad van invaliditeit (OBSI) en de Lijst van aandoeningen, gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 mei Het percentage wordt met 15 of 20 % verhoogd wanneer voldaan is aan de vereiste criteria met betrekking tot het volgen van een therapie, terwijl het bedrag overeenkomstig de graad van zelfredzaamheid wordt vastgesteld. In de nieuwe regeling daarentegen wordt niet langer rekening gehouden met het absolute criterium van 66 % ongeschiktheid van het kind, maar met de gevolgen van de aandoening voor het kind en het gezin. De vroegere instapdrempel van minstens 66 % ongeschiktheid wordt vervangen door twee instapcriteria, gemeten aan de hand van de hierna te bespreken drie pijlers. Ofwel behaalt men minstens zes punten in de drie pijlers samen, ofwel behaalt men vier punten in pijler 1, wat overeenkomt met minstens 66 % ongeschiktheid. De punten in de drie pijlers worden telkens toegekend aan de hand van de medisch-sociale schaal, gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit van 28 maart De eerste pijler behelst de gevolgen van de aandoening op het vlak van de lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van het kind. De vaststelling van de ongeschiktheid gebeurt in eerste instantie aan de hand van de Lijst van pediatrische aandoeningen, gevoegd bij het besluit van 28 maart Wanneer de aandoening of de functie niet voorkomt op deze Lijst of wanneer de Lijst verwijst naar de OBSI, wordt deze laatste in aanmerking genomen. Naargelang het percentage van de ongeschiktheid worden 0 tot 6 punten toegekend. De percentageverhogingen van 15 of 20 % gelden niet langer. De tweede pijler evalueert de gevolgen voor het kind op het vlak van de activiteit en de participatie aan de hand van vier functionele categorieën, desgevallend onderverdeeld in subcategorieën: leren, opleiding en sociale integratie; communicatie; mobiliteit en verplaatsing; zelfverzorging. In deze pijler kunnen maximum 12 punten worden toegekend. 3KB 3mei 1991 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63SWKL en van artikel 96 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, BS 3 juli

32 De derde pijler is de meest vernieuwende, aangezien voortaan ook rekening wordt gehouden met de inspanningen van de familiale omgeving, namelijk: de opvolging van de behandeling thuis; de verplaatsing voor medisch toezicht en behandeling; de aanpassing van het leefmilieu en leefwijze. Wegens het groot belang van deze pijler worden de hier behaalde punten dubbel geteld. In deze pijler kunnen ten hoogste 18 (9 x 2) punten worden toegekend. Het eindresultaat van de meting wordt bekomen door optelling van de punten voor de drie pijlers en kan dus maximaal 36 punten bedragen. Op basis van dit puntenaantal wordt een bijkomende bijslag toegekend waarvoor in het nieuwe stelsel zes bedragen 4 worden ingevoerd, tegenover drie in de oude regeling. De voorwaarden voor de toekenning van zowel de gewone als de bijkomende bijslag blijven dezelfde als in de oude regeling. Ofschoon geboren na 1 januari 1996 vallen sommige kinderen toch buiten het nieuwe stelsel. Dat is het geval wanneer de kinderbijslaginstelling op 30 april 2003 nog geen beslissing heeft genomen, hetzij over de aanvraag om verhoogde kinderbijslag ingediend vóór 1 mei 2003, hetzij naar aanleiding van de ambtshalve herziening van een medische beslissing waarvan de einddatum van de geldigheidsduur uiterlijk op 31 maart 2003 valt. Jaarverslag De bedragen in de oude regeling zijn op 1 juni 2003: 333,17 EUR, 364,70 EUR, en 389,87 EUR. De bedragen in de nieuwe regeling zijn op dezelfde datum: 63,67 EUR, 159,18 EUR, 265,30 EUR, 371,42 EUR, 397,95 EUR en 424,48 EUR.

33 De forfaitaire vergoeding voor het oorspronkelijke gezin wanneer het kind in een onthaalgezin is geplaatst De programmawet (I) van 24 december 2002 heeft, naast de kinderbijslag toegekend aan het onthaalgezin, een forfaitaire bijslag ingevoerd voor de bijslagtrekkende die onmiddellijk vóór de plaatsingsmaatregel kinderbijslag ontving voor het geplaatste kind 5. De maatregel is van kracht vanaf 1 januari 2003 en werd uitgewerkt in het koninklijk besluit van 11 juni dat, met terugwerkende kracht tot deze datum, de modaliteiten voor de toekenning van deze forfaitaire bijslag vastgesteld heeft. Het maandelijks bedrag is vastgelegd op 45,91 EUR en evolueert volgens het algemene indexeringsmechanisme 7 van toepassing in de kinderbijslagwetgeving. De kennisgeving van de plaatsing aan de bevoegde kinderbijslaginstelling door de administratieve of gerechtelijke overheid die is tussengekomen bij de plaatsing, staat gelijk met de vaststelling dat de natuurlijke persoon die de kinderbijslag ontving onmiddellijk voor de plaatsingsmaatregel, voldoet aan de voorwaarden voor de toekenning van de forfaitaire bijslag. De bevoegde kinderbijslaginstelling zal de forfaitaire bijslag intrekken wanneer de overheid die verantwoordelijk is voor de plaatsing, haar erover informeert dat de bijslagtrekkende geen regelmatig contact meer onderhoudt met het kind of geen blijk meer geeft van belangstelling voor het kind. Een kennisgeving van een plaatsing, gedaan voor 1 januari 2003, maakt eveneens de betaling van de forfaitaire bijslag mogelijk vanaf 1 januari Jaarverslag Nieuw artikel 70ter, KBW. 6 KB 11 juni 2003 tot vaststelling van het bedrag en de toekennings-modaliteiten van de forfaitaire bijslag bedoeld in artikel 70ter van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, BS 24 jun i Art. 76bis, KBW. 33

34 Vormelijke aanpassingen Jaarverslag Zoals gezegd heeft de programmawet (I) van 24 december 2002, vanaf 1 januari 2003, de termijn waarbinnen de sociaal verzekerde het recht op de kinderbijslag, het kraamgeld of de adoptiepremie moet vragen, verlengd van drie tot vijf jaar. Het gaat om een wijziging van de eerste alinea van artikel 120, Kinderbijslagwet Werknemers (KBW). De tweede, derde en zesde alinea van artikel 120, KBW bevatten de berekeningswijze van deze verjaringstermijn. Vermits in deze alinea s de termijn van drie jaar niet vervangen was door vijf jaar, diende deze aanpassing nog te gebeuren. De programmawet van 8 april heeft, met ingang van 1 januari 2003, de tweede, derde en zesde alinea dan ook in overeenstemming gebracht met de eerste alinea van artikel 120, KBW. Naast de voormelde wijziging heeft de programmawet (I) van 24 december 2002, vanaf 1 januari 2003, de uitdrukkelijke verwijzing naar de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid der mijnwerkers en gelijkgestelden in artikel 94, 8, KBW, geschrapt. Deze wet werd opgeheven door de integratie van de socialezekerheidsregeling voor mijnwerkers en gelijkgestelden in het algemeen stelsel van sociale zekerheid. De algemene verwijzingen in de kinderbijslagwetgeving naar de mijnwerkersregeling - die immers nog van toepassing is - bleven in eerste instantie behouden. De programmawet (I) van 22 december heeft nu ook de algemene verwijzingen naar de mijnwerkersregeling die voorkwamen in de artikelen 2, 2 en 173quinquies, eerste lid, 1, KBW, geschrapt. Daarnaast heeft laatstgenoemde programmawet artikel 96, KBW, gecorrigeerd door artikel 94, 4, tweede lid te vervangen door artikel 94, 8. In artikel 96 werd namelijk verwezen naar de aanvullende bijdrage (die een kinderbijslagfonds van zijn aangesloten werkgevers kan vragen wanneer de administratieve reserve ontoereikend is), bedoeld in artikel 94, 4, tweede alinea, KBW. Ingevolge de wetswijziging van 12 augustus 2000 is de regeling van 4, tweede alinea, evenwel ondergebracht in artikel 94, 8. 8 BS 17 april BS 31 december 2003.

35 Tot slot heeft de programmawet (I) van 22 december 2003 de in onbruik geraakte artikelen 157, tweede alinea en 164bis, KBW, opgeheven. Beide bepalingen die betrekking hebben op de controles inzake sociale wetgeving, bevatten de strafrechtelijke beteugeling van inbreuken op respectievelijk de artikelen 138 en 146, KBW en artikel 68, vierde alinea, KBW. Deze artikelen zijn evenwel opgeheven door respectievelijk de wet van 26 februari 1954, het koninklijk besluit van 16 februari 1952 en de wet van 1 augustus De artikelen 157, tweede alinea en 164bis, KBW hadden dan ook geen bestaansrecht meer en werden bijgevolg opgeheven. De regelgevende besluiten Aanpassingen aan het besluit dat de bevoegdheid van de kinderbijslagfondsen regelt Jaarverslag 2003 Om budgettaire redenen voert het koninklijk besluit van 10 december , met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2002, een uitzondering in wat betreft de vaststelling van het bevoegde kinderbijslagfonds wanneer een personeelslid van de federale politie overgaat naar een korps van de lokale politie of omgekeerd. Wat deze personeelsleden betreft, gaat de bevoegdheid naar het nieuwe kinderbijslagfonds over de eerste dag van hetzelfde kwartaal wanneer de rechthebbende op deze eerste dag overgaat naar een ander korps ofwel de eerste dag van het volgende kwartaal, wanneer de rechthebbende in de loop van het kwartaal overgaat. Hiermee wordt afgeweken van het principe dat, onder voorbehoud van een tewerkstelling bij een nieuwe werkgever op de eerste dag van de referentiemaand, de kinderbijslaginstelling die bevoegd is voor een kwartaal, ook bevoegd is voor het volgende kwartaal. Een tweede aanpassing van het bevoegdheidsbesluit was noodzakelijk om meer rechtszekerheid te bieden. Zo brengt het koninklijk besluit van 24 februari , vanaf 1 juli 2003, twee wijzigingen aan. 10 KB 10 december 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot uitvoering van artikel 71, 1bis, SWKL, BS 11 februari KB 24 februari 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot uitvoering van artikel 71, 1bis, SWKL, BS 17 maart

36 Wanneer een nieuw recht op kinderbijslag ontstaat en er op dat ogenblik geen werkgever is, moest, overeenkomstig het bestaande bevoegdheidsbesluit, het bevoegde kinderbijslagfonds vastgesteld worden op grond van de laatste activiteit van de rechthebbende. Er bestond evenwel onduidelijkheid omtrent het al dan niet in aanmerking kunnen nemen van een laatste bezigheid als zelfstandige om de uitbetalende instelling te bepalen. De administratieve praktijk volgde echter de uitdrukkelijke wens van de uitbetalingsinstellingen om de betaalbevoegdheid te laten afhangen van de laatste activiteit van de rechthebbende en deze activiteit, omwille van de efficiëntie, zo dicht mogelijk bij de datum van het ontstaan van het recht te situeren. Om de wetgeving op dit punt te verduidelijken en te laten aansluiten bij de administratieve praktijk werd de terminologie dan ook in die zin aangepast. Een tweede wijziging betrof de onduidelijkheid over de aanvang van de exclusieve bevoegdheid van de Rijksdienst voor de uitbetaling van gezinsbijslag aan de gewezen personeelsleden van de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, Belgacom e.a. 12 Artikel 6 van het bevoegdheidsbesluit bevestigde de exclusieve bevoegdheid van de Rijksdienst, maar voorzag niet vanaf wanneer deze bevoegdheid inging bij een voortgezet recht. Het voormelde koninklijk besluit heeft artikel 6 dan ook vervangen door een bepaling die de bevoegdheid van de Rijksdienst, wanneer er op de eerste dag van de referentiemaand geen nieuwe werkgever is of geen wijziging van voorrangsgerechtigde rechthebbende, laat ingaan de eerste dag van het kwartaal volgend op dat waarin de gebeurtenis die aanleiding gaf tot overgang van bevoegdheid naar de Rijksdienst, plaatsvond. Uitbreiding van met arbeid gelijkgestelde situaties Jaarverslag Een aantal situaties, zoals het vervullen van militieverplichtingen, staking, verlof om dwingende redenen worden, voor de kinderbijslagwetgeving, met effectieve arbeid gelijkgesteld Art. 101, derde, vierde en vijfde alinea, KBW. 13Art. 53, 1, KBW.

37 Het koninklijk besluit van 21 januari vult, met ingang van 1 juli 2002, deze gelijkgestelde periodes aan met de periodes van afwezigheid wegens vaderschaps- of adoptieverlof. Verder wijzigt het besluit de modaliteiten van de gelijkstelling met effectieve arbeidsdagen van de dagen gedurende welke geen arbeidsprestatie is geleverd om redenen van burgerlijke stand, van burgerschaps- of syndicale verplichtingen. Deze dagen worden, vanaf 1 januari 2002, bij koninklijk besluit bepaald in plaats van bij ministerieel besluit. Deze wijziging is intussen echter zonder voorwerp geworden omdat artikel 30 van het koninklijk besluit van 10 juni , de bij ministerieel besluit (lees vanaf 1 januari 2002 koninklijk besluit) te bepalen dagen, vanaf 1 januari , vervangen heeft door dagen zonder behoud van loon. Bijkomende sancties bij laattijdige terugbetaling van gezinsbijslagen die de Rijksdienst heeft uitbetaald voor rekening van andere overheden De Rijksdienst is belast met de uitbetaling van gezinsbijslag aan de (gewezen) personeelsleden van bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen. De uitgekeerde bijslagen worden achteraf verrekend met de betrokken overheid. Jaarverslag KB 21 januari 2003 tot wijziging van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rusten overlevingspensioen voor werknemers, en het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, BS 3 februari KB 10 juni 2001 tot het in overeenstemming brengen van de sociale zekerheid met het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, BS 31 juli KB 5 november 2002 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van diverse koninklijke besluiten, BS 20 november

38 Het koninklijk besluit van 30 november bepaalt de modaliteiten van de terugbetaling. Wanneer het vereiste bedrag van de maandelijkse voorschotten niet op de vastgestelde datum op de rekening van de Rijksdienst is gestort, worden van rechtswege verwijlintresten, berekend aan de wettelijke rentevoet, aangerekend. Het koninklijk besluit van 24 februari voert in dit besluit, vanaf 1 mei 2003, dezelfde sanctie in wanneer het eventueel saldo niet op de vastgestelde datum, d.w.z. op 30 april van het jaar van de afsluiting van de rekeningen, is vereffend. Verder wordt, eveneens vanaf 1 mei 2003, artikel 5, 6, tweede alinea, van eerstgenoemd besluit geschrapt. De bepaling dat de Franse Gemeenschap op 1 mei 1995 aan de Rijksdienst een forfaitaire kostenvergoeding van 5 miljoen frank verschuldigd is voor de overname van dossiers, meer bepaald voor het inzamelen van gegevens in haar plaats, was, door de eenmalige uitvoering ervan, zonder voorwerp geworden. De Rijksdienst opnieuw gemachtigd om de gezinsbijslag te betalen voor het statutair personeel van een aantal overheidsinstellingen De moeilijkheid om de toch wel complexe kinderbijslagregeling correct toe te passen en de gezinsbijslag stipt uit te betalen heeft opnieuw een aantal overheidsinstellingen ertoe aangezet de Rijksdienst te vragen de gezinsbijslag voor hun statutaire personeelsleden voor hun rekening toe te kennen en uit te betalen. Dit wijst alleszins op het vertrouwen van die instellingen in de degelijke werking van de Rijksdienst. Jaarverslag KB 30 november 1993 betreffende de terugbetaling van de uitgaven in verband met de gezinsbijslag die de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers voor rekening van bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen uitkeert, BS 31 december KB 24 februari 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 1993 betreffende de terugbetaling van de uitgaven in verband met de gezinsbijslag die de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers voor rekening van bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen uitkeert, BS 17 maart 2003.