Het Zambrano-criterium Een kritische analyse van de toepassing van het Zambrano-criterium door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het Zambrano-criterium Een kritische analyse van de toepassing van het Zambrano-criterium door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State."

Transcriptie

1 Het Zambrano-criterium Een kritische analyse van de toepassing van het Zambrano-criterium door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Monique Watchman Vrije Universiteit Amsterdam 2013 Master Staats-en bestuursrecht

2 Het Zambrano-criterium Een kritische analyse van de toepassing van het Zambrano-criterium door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naam Monique Watchman Studentennummer Datum 6 december 2013 Faculteit Faculteit der Rechtsgeleerdheid Opleiding Master Staats-en bestuursrecht Begeleider prof. mr. dr. S. Van Walsum en dr. J. Amaya-Castro 1

3 Voorwoord Met deze masterscriptie ontvang ik de beloning voor het doorzettingsvermogen dat ik in de afgelopen jaren heb getoond. Mijn dank aan een ieder die mij heeft bijgestaan. Met name zou ik mijn dank willen uitspreken aan mijn ouders en stiefouders. Zij hebben mij geleerd om altijd het beste eruit te halen. Voorts bedank ik mijn scriptiebegeleidster prof. mr. dr. S. Van Walsum en haar plaatsvervanger dr. J. Amaya-Castro voor hun begeleiding. Ten slotte bedank ik de medewerkers van de afdeling Expertise van het Landelijk Bureau van VluchtelingenWerk Nederland, mijn partner Ed, mijn zusje Romana, mijn broertje Elmer en mijn vriendinnen voor al hun steun. Monique Watchman Zaandam, 6 december

4 Inhoudsopgave 1 INLEIDING Inleiding Onderzoeksvraag Methodologie Opbouw DE RELEVANTE JURISPRUDENTIE Inleiding Het Zambrano arrest De feiten s-hofs oordeel Enkele overwegingen Het Dereci arrest De feiten s-hofs oordeel Enkele overwegingen Het Iida arrest De feiten s-hofs oordeel Enkele overwegingen Het O. L. en S. arrest De feiten s-hofs oordeel Enkele overwegingen Het Alokpa arrest De feiten s-hofs oordeel Enkele overwegingen Relevante voorlopers op het Zambrano arrest Inleiding Het Baumbast en R arrest Het Zhu en Chen arrest DE INHOUD VAN HET ZAMBRANO-CRITERIUM Inleiding Hoe luidt het Zambrano-criterium? De essentie van de Unieburgerschapsrechten

5 3.4 Wanneer wordt het effectieve genot van de essentie van de Unieburgerschapsrechten ontzegd? Conclusie DE VEREISTE AFHANKELIJKHEIDSVERHOUDING Inleiding Daadwerkelijke verzorging Wat is daadwerkelijke verzorging? Vergt daadwerkelijke verzorging in alle gezinssituaties hetzelfde? Is het wenselijk dat daadwerkelijke verzorging in alle gezinssituaties hetzelfde vergt? Conclusie DE INTERPRETATIE VAN DE AFDELING Inleiding Het door de Afdeling gehanteerde toetsingskader De inhoud De grondslag Wanneer kan de Unieburger ouder volgens de Afdeling geacht worden voor het minderjarig Unieburger kind zorg te dragen? Wanneer kan de Unieburger ouder volgens de Afdeling niet geacht worden voor het minderjarig Unieburger kind zorg te dragen? De inhoud van de door het Zambrano-criterium vereiste afhankelijkheids-verhouding tussen de derdelander ouder en het Unieburger kind volgens de Afdeling Conclusie CONCLUSIE Inleiding Conclusie Aanbevelingen AFKORTINGEN...32 BRONNENLIJST...33 Jurisprudentielijst Parlementaire stukken Geraadpleegde literatuur

6 1 Inleiding 1.1 Inleiding De Marokkaanse Aicha el Maher, moeder van vier minderjarige Nederlandse kinderen, werd in juni 2013 bedreigd met uitzetting naar Marokko. Aicha werd in vreemdelingendetentie geplaatst en haar kinderen werden opgevangen door haar vriendin Khadija, een alleenstaande moeder van drie kinderen. Hoewel Aicha een Nederlandse man heeft, is hij, volgens Aicha vanwege zijn ouderdom en gezondheid, niet in staat om voor de kinderen te zorgen. De situatie van Aicha heeft veel stof doen opwaaien. SP Kamerlid Gesthuizen heeft er zelfs Kamervragen over gesteld aan staatssecretaris Teeven. 1 De media schonk ook veel aandacht aan de zaak, omdat het onrechtvaardig aanvoelde om de moeder van minderjarige Nederlandse kinderen het land uit te zetten. In Het Parool van 20 juni 2013 stelde een juriste dat Aicha onmiddellijk moest worden vrijgelaten, omdat illegaal verblijvende ouders van minderjarige Unieburger kinderen op basis van het Zambrano arrest 2 recht zouden hebben op een verblijfsvergunning en werkvergunning. 3 Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) verklaarde in het Zambrano arrest voor recht dat ( ) artikel 20 VWEU aldus moet worden uitgelegd, dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat aan een staatsburger van een derde staat, die zijn kinderen van jonge leeftijd, burgers van de Unie, ten laste heeft, het recht van verblijf ontzegt in de lidstaat waar deze kinderen verblijven en waarvan zij de nationaliteit bezitten, en hem bovendien een arbeidsvergunning weigert, aangezien zulke beslissingen de betrokken kinderen het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten ontzeggen. 4 Echter, de vraag rijst of de juriste in voornoemd artikel gelijk heeft. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft immers in vele gevallen waarin er sprake was van een Nederlandse ouder en een derdelander ouder geoordeeld dat de derdelander ouder geen afgeleid verblijfsrecht toekomt. 1.2 Onderzoeksvraag Er is in de literatuur veel discussie gevoerd over het Zambrano arrest in relatie tot de grenzen van de bevoegdheden van de Unie. 5 Echter over de inhoud van de door het Zambrano-criterium vereiste afhankelijkheidsverhouding is weinig geschreven. 6 Terwijl er in de Nederlandse rechtspraktijk juist veel discussie over dit onderwerp wordt gevoerd. Daarom zal in deze scriptie de volgende vraag centraal staan: 1 Kamervragen, Kamerstukken II, , HvJ EU 8 maart 2011, C-34/09, JV 2011, 146 (Zambrano). 3 R. Brombouts, Wat zegt het recht?, Het Parool 20 juni 2013, p HvJ EU 8 maart 2011, C-34/09, JV 2011, 146, r.o. 46 (Zambrano). 5 Zie o.a. L. Ankersmit en W. Geursen, Ruiz Zambrano: de interne situatie voorbij, A&MR , p , H. van Eijken en S.A. de Vries, 'A New Route into the Promised Land? Being a European Citizen after Ruiz Zambrano', European Law Review, , p , S. A. P. Van der Mei, S. Van den Bogaert en G. de Groot, De arresten Ruiz Zambrano & Mc Carthy: Het Hof van Justitie van de EU en het effectief genot van EUburgerschapsrechten, NtEr , p en K. Lenaerts, Civis europaeus sum : van grensoverschrijdende aanknoping naar status van burger van de Unie. SEW , p Weterings is de enige die deze vraag in de literatuur aankaart. Zie T.P.A. Weterings, Uitspraak van de maand. HvJ EU van 6 december 2012, C-356/11 en C-357/11 (O. en S. en L.), A&MR , p. 30 en T.P.A. Weterings, Uitspraak van de maand. HvJ EU van 10 oktober 2013, C-86/12: Alokpa e.a.: Ruiz Zambrano nu eindelijk verduidelijkt?, A&MR , p

7 Is de interpretatie die door de Afdeling aan de door het Zambrano-criterium vereiste afhankelijkheidsverhouding wordt gegeven, in de situatie waarin er sprake is van een Unieburger ouder 7 en een derdelander ouder in overeenstemming met het Unierecht? Ter beantwoording van de centrale vraag dienen eerst de volgende subvragen te worden beantwoord: 1. Hoe luidt het Zambrano-criterium en wat is de inhoud daarvan? 2. Wat is blijkens de jurisprudentie van het Hof de inhoud van de door het Zambranocriterium vereiste afhankelijkheidsverhouding tussen de derdelander ouder en het minderjarig Unieburger kind? 3. Welke interpretatie geeft de Afdeling aan de door het Zambrano-criterium vereiste afhankelijkheidsverhouding tussen de derdelander ouder en het minderjarig Unieburger kind? 1.3 Methodologie Het onderzoek berust primair op jurisprudentieonderzoek en secundair op literatuuronderzoek. Ter beantwoording van de centrale vraag is gebruik gemaakt van jurisprudentie van het Hof en de Afdeling. Het onderzoek is beschrijvend en evaluerend van aard. 1.4 Opbouw In hoofdstuk 2 zal eerst een analyse van de jurisprudentie van het Hof inzake het Zambranocriterium plaatsvinden. Vervolgens zal aan de hand van deze analyse in hoofdstuk 3 worden onderzocht hoe het Zambrano-criterium luidt en wat de inhoud daarvan is. In hoofdstuk 4 zal de door het Zambrano-criterium vereiste afhankelijkheidsverhouding nader worden onderzocht. In hoofdstuk 5 zal worden onderzocht welke interpretatie de Afdeling aan de door het Zambrano-criterium vereiste afhankelijkheidsverhouding geeft. Ten slotte bevat hoofdstuk 6 de afsluiting van het onderzoek met de conclusie en enkele aanbevelingen. 7 In deze scriptie zal kortheidshalve steeds enkel over de Unieburger ouder worden gesproken terwijl daar eveneens de legale derdelander ouder mee wordt bedoeld. 6

8 2 De relevante jurisprudentie 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk zal ter inleiding een analyse van de jurisprudentie van het Hof inzake het Zambrano-criterium worden weergegeven. Vanwege het doel van de scriptie zal dit zich beperken tot de jurisprudentie waarin een derdelander ouder een van het verblijfsrecht van zijn minderjarig Unieburger kind afgeleid verblijfsrecht wenste. Vervolgens zal ook een analyse worden weergegeven van relevant gebleken eerdere jurisprudentie van het Hof inzake een afgeleid verblijfrecht. 2.2 Het Zambrano arrest De feiten Het Zambrano-criterium werd geïntroduceerd in het gelijknamige arrest. In dat arrest was er sprake van een gezin waarvan zowel de ouders als het oudste kind de Colombiaanse nationaliteit hadden, terwijl de twee andere minderjarige kinderen de Belgische nationaliteit hadden. De minderjarige Belgische kinderen van het gezin hadden nooit gebruik gemaakt van hun recht op vrij verkeer. De ouders verkregen geen verblijfsvergunning en werkvergunning van de Belgische autoriteiten, maar werden tegelijkertijd vanwege het refoulementverbod niet teruggestuurd naar Colombia. Vader Zambrano stelde beroep in tegen de beslissingen om hem een werkloosheidsuitkering te weigeren. In het kader van dat beroep werden prejudiciële vragen gesteld die tot het arrest hebben geleid s-hofs oordeel Het Hof overwoog allereerst dat de Belgische kinderen van het gezin krachtens art. 20 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) Unieburgers waren. Vervolgens overwoog het Hof dat het Unieburgerschap de primaire hoedanigheid is van de staatsburgers van de lidstaten. 8 Uit deze primaire hoedanigheid volgt dat het effectieve genot van de belangrijkste Unieburgerschapsrechten dient te worden gewaarborgd. Art. 20 VWEU verzet zich daarom tegen nationale maatregelen die tot gevolg hebben dat Unieburgers het effectieve genot wordt ontzegd van de belangrijkste Unieburgerschapsrechten. 9 Het Hof overwoog voorts dat een Unieburger het effectieve genot van de belangrijkste Unieburgerschapsrechten wordt ontzegd, indien de Unieburger van jonge leeftijd is en aan zijn derdelander ouder, die hem ten laste heeft, een verblijfsrecht en arbeidsvergunning wordt geweigerd in de lidstaat van nationaliteit van de Unieburger. 10 Het Hof gaf als eerste reden voor de hiervoor genoemde overweging dat het weigeren van verblijf ertoe zal leiden dat de jonge Unieburger verplicht zal zijn om zijn derdelander ouder naar buiten de Unie te volgen. De tweede reden was dat de weigering van een arbeidsvergunning het risico met zich meebrengt dat de derdelander ouder niet in staat zal zijn zichzelf en zijn gezin in het onderhoud te voorzien en daardoor genoodzaakt zal zijn de Unie met zijn jong Unieburger kind te verlaten. 11 Het Hof overwoog voorts dat jonge Unieburgers bij het verplicht verlaten van de Unie in de feitelijke onmogelijkheid zullen komen te verkeren om de belangrijkste Unieburgerschapsrechten uit te oefenen. 12 Het Hof verklaarde voor recht dat: ( ) artikel 20 VWEU aldus moet worden uitgelegd, dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat aan een staatsburger van een derde staat, die zijn kinderen van jonge leeftijd, burgers van de Unie, ten laste heeft, het recht van verblijf ontzegt in de lidstaat waar deze 8 HvJ EU 8 maart 2011, C-34/09, JV 2011, 146, r.o. 40 en 41(Zambrano). 9 HvJ EU 8 maart 2011, C-34/09, JV 2011, 146, r.o. 42 (Zambrano). 10 HvJ EU 8 maart 2011, C-34/09, JV 2011, 146, r.o. 43 (Zambrano). 11 HvJ EU 8 maart 2011, C-34/09, JV 2011, 146, r.o. 44 (Zambrano). 12 HvJ EU 8 maart 2011, C-34/09, JV 2011, 146, r.o. 44 (Zambrano). 7

9 kinderen verblijven en waarvan zij de nationaliteit bezitten, en hem bovendien een arbeidsvergunning weigert, aangezien zulke beslissingen de betrokken kinderen het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten ontzeggen Enkele overwegingen Het Zambrano-criterium houdt dus in dat ontzegging van het effectieve genot van de belangrijkste Unieburgerschapsrechten in strijd is met art. 20 VWEU. Daarvan is in ieder geval sprake, indien de derdelander ouder die jonge Unieburgers kinderen ten laste heeft een verblijfsvergunning en arbeidsvergunning wordt ontzegd. 2.3 Het Dereci arrest De feiten Dit arrest betrof de volgende vijf zaken. 1. Dereci was gehuwd met een Oostenrijkse en had drie Oostenrijkse kinderen. 2. Maduike was gehuwd met een Oostenrijkse, met wie hij in Oostenrijk verbleef. 3. Heiml was gehuwd met een Oosterrijker. Zij verbleef in Oostenrijk bij haar echtgenoot terwijl haar verblijfsrecht was verstreken. 4. Kokollari was op 2 jarige leeftijd legaal Oostenrijk binnengekomen met zijn ouders. Hij was inmiddels 29 jaar oud. Hij stelde zijn moeder, die inmiddels Oostenrijkse is geworden, ten laste te hebben. 5. Stevicis verbleef in Servië met haar echtgenoot en minderjarige kinderen. Zij was 52 jaar oud. Stevicis had een verzoek gedaan tot gezinshereniging met haar Oostenrijkse vader. Zij stelde geregeld een toelage van haar vader te hebben ontvangen en door haar vader te zullen worden onderhouden in Oostenrijk. De verzoeken om een verblijfsvergunning waren in deze zaken om diverse redenen afgewezen. De zaken werden er allen door gekenmerkt dat de Unieburgers niet van de derdelanders afhankelijk waren voor hun levensonderhoud s-hofs oordeel Het Hof overwoog dat het criterium van ontzegging van het effectieve genot van de belangrijkste Unieburgerschapsrechten, betrekking heeft op gevallen die erdoor gekenmerkt worden dat de Unieburger feitelijk wordt verplicht om het grondgebied van de Unie te verlaten. 14 Het Hof deed vervolgens de volgende overwegingen: [Het Zambrano-criterium is] ( ) een criterium van zeer bijzondere aard dat ziet op gevallen waarin, ondanks dat het secundaire recht inzake het verblijfsrecht van staatsburgers van derde landen niet van toepassing is, uitzonderlijk geen verblijfsrecht kan worden ontzegd aan een staatsburger van een derde land die lid is van de familie van een staatsburger van een lidstaat, omdat anders de nuttige werking zou worden ontnomen aan het burgerschap van de Unie dat deze laatste staatsburger toekomt. 15 Het enkele feit dat het voor een staatsburger van een lidstaat misschien wenselijk is, om economische redenen of om de eenheid van de familie op het grondgebied van de Unie te bewaren, dat de leden van zijn familie, die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, bij hem op het grondgebied van de Unie verblijven, volstaat bijgevolg op zich niet om aan te 13 HvJ EU 8 maart 2011, C-34/09, JV 2011, 146, r.o. 46 (Zambrano). 14 HvJ EU 15 november 2011, C-256/11, JV 2012, 6, r.o. 66 (Dereci). 15 HvJ EU 15 november 2011, C-256/11, JV 2012, 6, r.o. 67 (Dereci). 8

10 nemen dat de burger van de Unie verplicht zal worden om het grondgebied van de Unie te verlaten indien een dergelijk recht niet wordt toegekend. 16 Voorts kwam het Hof tot wat de Dereci-scheiding is genoemd. 17 Situaties die onder het Unierecht vallen dienen aan art. 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) te worden getoetst. Situaties die buiten de werkingssfeer van het Unierecht vallen dienen aan art. 8 lid 1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) te worden getoetst. 18 Het Hof maakte niet alleen een onderscheid in situaties die onder de werkingssfeer van het Handvest en het EVRM vallen. Maar het Hof maakt ook een onderscheid tussen de toetsing aan het recht op gezinsleven en de overige rechten waar het Handvest en het EVRM in voorzien en de toetsing aan het Zambrano-criterium. Het recht op gezinsleven en de overige rechten waar het Handvest en het EVRM in voorzien maken dus geen onderdeel uit van de toetsing aan het Zambrano-criterium. 19 Het Hof verklaarde ten slotte het volgende voor recht: Het recht van de Unie en meer bepaald de bepalingen inzake het burgerschap van de Unie, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet ertegen verzetten dat een lidstaat een staatsburger van een derde land het verblijf op zijn grondgebied ontzegt, terwijl deze staatsburger wil verblijven met een lid van zijn familie dat burger van de Unie is, dat verblijft in die lidstaat, waarvan het de nationaliteit bezit, en dat nimmer gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer, mits een dergelijke ontzegging niet met zich meebrengt dat de burger van de Unie het effectieve genot wordt ontzegd van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten, hetgeen de verwijzende rechter moet nagaan Enkele overwegingen Het Hof maakte met dit arrest allereerst duidelijk dat het bij de toetsing aan het Zambranocriterium niet om een fictieve dwang gaat. Er dient sprake te zijn van een feitelijke dwang voor de Unieburger om de Unie te verlaten. Het Hof beperkte in dit arrest ook de reikwijdte van het Zambrano-criterium. Ten eerste door te overwegen dat louter economische redenen of de wil om de eenheid van de familie op het grondgebied van de Unie te behouden onvoldoende is om schending van het Zambrano-criterium aan te nemen. Ten tweede door de overweging dat het Zambranocriterium uitzonderlijk van toepassing is, indien de derdelander niet op basis van het secundaire Unierecht een verblijfsrecht toekomt. De bijzondere aard van het Zambranocriterium zal mijns inziens ook met zich meebrengen dat een nationaalrechtelijk verblijfsrecht een succesvol beroep op het Zambrano-criterium in de weg zal staan. Een nationaalrechtelijk verblijfrecht zal immers evenals een Unierechtelijk verblijfsrecht aan het bestaan van een verplichting de Unie te verlaten in de weg staan. Daardoor kan ook bij het bestaan van een nationaal rechtelijke verblijfsrecht geen sprake zijn van ontzegging van de belangrijkste Unieburgerschapsrechten. De reikwijdte van het Zambrano-criterium werd ten slotte beperkt door het recht op gezinsleven en de overige rechten waar het Handvest en het EVRM in voorzien niet tot de belangrijkste Unieburgerschapsrechten te rekenen. Het Hof memoreerde in rechtsoverwegingen 64 en 65 het Zambrano arrest. Hieruit valt mijns inziens op maken dat de in rechtsoverwegingen 67, 68 en 69 aangebrachte beperkingen, geen afbreuk doen aan de overwegingen die het Hof in het Zambrano arrest deed. Het effectieve genot van de belangrijkste Unieburgerschapsrechten wordt dus nog steeds ontzegd, indien de Unieburger van jonge leeftijd is en aan zijn derdelander ouder, die hem ten laste heeft, een verblijfsrecht en arbeidsvergunning wordt geweigerd in de lidstaat van nationaliteit en verblijf van de Unieburger. Met de nieuwe beperkende overwegingen uit het Dereci arrest is dus niet gezegd dat het Zambrano-criterium niet van toepassing is in het 16 HvJ EU 15 november 2011, C-256/11, JV 2012, 6, r.o. 68 (Dereci). 17 P. Boeles, Let op de Dereci scheiding!, A&MR /06, p HvJ EU 15 november 2011, C-256/11, JV 2012, 6, r.o. 72 (Dereci). 19 HvJ EU 15 november 2011, C-256/11, JV 2012, 6, r.o. 69 (Dereci). 20 HvJ EU 15 november 2011, C-256/11, JV 2012, 6, r.o. 102 (Dereci). 9

11 geval er sprake is van een derdelander ouder en een Unieburger ouder, die al dan niet met elkaar in een relatie verkeren. Het Hof oordeelde niet dat het Zambrano-criterium ten aanzien van Dereci was geschonden. Daarmee is eveneens niet gezegd dat het Zambrano-criterium niet van toepassing is in het geval er sprake is van een derdelander ouder en een Unieburger ouder, die al dan niet met elkaar in een relatie verkeren. Uit rechtsoverweging 101 vloeide immers voort dat Dereci op basis van Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Turkije (hierna: Besluit nr.1/80) als Turkse staatsburger een verblijfsrecht en arbeidsrecht in Oostenrijk toekwam. Het Zambrano-criterium was daarom op grond van rechtsoverweging 67 ongeacht het bestaan van de vereiste afhankelijkheidsverhouding niet op het geval van Dereci van toepassing. Indien Besluit nr. 1/80 geen verblijfsrecht aan Dereci toekende, dan zou Dereci een beroep op het Zambranocriterium toekomen, mits hij zijn minderjarige Unieburger kinderen ten laste had. Het is echter zeer twijfelachtig of Dereci zijn kinderen ten laste had nu blijkens rechtsoverweging 22 zijn Unieburger echtgenote en minderjarige Unieburger kinderen niet van hem afhankelijk waren voor hun levensonderhoud. 2.4 Het Iida arrest De feiten In dit arrest ging het om de Japanner Iida. Hij was gehuwd met een Duitse. Uit het huwelijk was een kind voortgekomen met de Duitse, Japanse en Amerikaanse nationaliteit. Iida had in Duitsland een verblijfsvergunning verkregen voor gezinshereniging. Zijn echtgenote en kind maakten vervolgens gebruik van hun recht op vrij verkeer door zonder Iida naar Wenen te vertrekken. Vanaf 2008 leefden Iida en zijn echtgenote duurzaam gescheiden van elkaar, zonder officieel te zijn gescheiden. Iida bezocht zijn kind één weekend per maand en het kind besteedde de meeste vakanties bij Iida in Duitsland. Ook hadden zij weleens samen tussen Duitsland en Oostenrijk gereisd. Na het vertrek van zijn echtgenote verviel het verblijfsrecht van Iida. Iida had vervolgens op grond van zijn arbeidsbetrekking een verlengbare verblijfsvergunning verkregen. Desondanks verzocht Iida om de afgifte van een verblijfskaart voor het familielid van een Unieburger. Het verzoek werd afgewezen s-hofs oordeel Uit rechtsoverweging 76 blijkt dat het Hof zowel aan het Zambrano-criterium, als het recht om vrij te reizen en te verblijven op het grondgebied van de lidstaten (recht op vrij verkeer) toetste. Het Zambrano-criterium werd dus van het recht om vrij te reizen en te verblijven onderscheiden. Het Hof maakte echter niet duidelijk welke overwegingen betrekking hadden op de toetsing aan het Zambrano-criterium en welke op de toetsing aan het recht om vrij te reizen en te verblijven. Dit heeft te maken met het feit dat sommige overwegingen zowel voor de toetsing aan het Zambrano-criterium als de toetsing aan het recht om vrij te reizen en te verblijven van belang zijn. Het Hof overwoog allereerst dat derdelander ouders op basis van de verdragsbepalingen inzake het Unieburgerschap geen aanspraak kunnen maken op een autonoom verblijfsrecht. 21 En overwoog in het verlengde daarvan dat het in het Zhu en Chen arrest 22 reeds had geoordeeld dat: ( ) de ouder, staatsburger van een lidstaat of van een derde staat, die daadwerkelijk zorgt voor een minderjarige burger van de Unie, niet toestaan met deze burger in de lidstaat van ontvangst te verblijven, het verblijfsrecht van deze burger ieder nuttig effect ontneemt. Het is immers duidelijk dat het genot van het verblijfsrecht door een kind van jonge leeftijd 21 HvJ EU 8 november 2012, C-40/11, JV 2013, 6, r.o. 66 (Iida). 22 HvJ EU 19 oktober 2004, C-200/02, JV 2004, 446, r.o. 45 (Zhu en Chen). 10

12 noodzakelijkerwijs impliceert dat dit kind het recht heeft om te worden begeleid door de persoon die er daadwerkelijk voor zorgt, en dientengevolge dat deze persoon gedurende dat verblijf bij het kind in de lidstaat van ontvangst kan wonen. 23 Deze overwegingen waren zowel voor een beroep op het Zambrano-criterium als een beroep op het recht om vrij te reizen en te verblijven van belang. Doordat Iida niet om verblijf bij zijn Unieburger familieleden verzocht (en dus ook niet zijn minderjarig Unieburger kind beoogde te begeleiden), werden zijn Unieburger familieleden reeds om die redenen niet het effectieve genot van de belangrijkste Unieburgerschapsrechten ontzegd of in de uitoefening van het recht om vrij te reizen en te verblijven belemmerd. 24 Het Hof overwoog ten tweede dat het feit dat Iida geen Unierechtelijk verblijfsrecht genoot zijn Unieburger echtgenoot en minderjarig Unieburger kind er niet van hadden weerhouden om hun recht om vrij te reizen en te verblijven uit te oefenen. 25 Deze overweging was enkel van belang voor een beroep op het recht om vrij te reizen en te verblijven. Het Hof overwoog ten slotte dat Iida tot 2 november 2012 over een verlengbaar nationaal verblijfsrecht beschikte en in beginsel aanspraak kan maken op de status van langdurig ingezetene. 26 Deze overweging was van belang voor een beroep op het Zambrano-criterium. Het van zeer bijzondere aard zijnde Zambrano-criterium is immers blijkens het Dereci arrest niet van toepassing in het geval de derdelander al een verblijfsrecht toekomt. Het Hof oordeelde dat niet gesteld kon worden dat de aan de orde zijnde beslissing de Unieburger echtgenoot en het minderjarig Unieburger kind van Iida, het effectieve genot van de belangrijkste Unieburgerschapsrechten ontnam of dat zij in hun recht om vrij te reizen en verblijven werden belemmerd Enkele overwegingen Met het gebruik van de term minderjarige in rechtsoverweging 69 maakte het Hof duidelijk dat het met de aanduiding kinderen van jonge leeftijd in rechtsoverweging 45 van het Zambrano arrest minderjarige kinderen bedoelde. Voorts liet het Hof voor het eerst zien dat het voor de door het Zambrano-criterium vereiste afhankelijkheidsverhouding evenals in het Zhu en Chen arrest 28 en Baumbast en R arrest 29 noodzakelijk is dat het minderjarig Unieburger kind daadwerkelijk door de derdelander ouder wordt verzorgd. 30 Daarnaast werd bevestigd dat het aan het Zambrano-criterium te ontlenen verblijfsrecht bedoeld is om begeleiding van het minderjarig Unieburger kind in de lidstaat van verblijf mogelijk te maken. Ten slotte bevestigde het Hof tevens dat men geen geslaagd beroep op het Zambranocriterium toe kan komen, indien men al een verblijfsrecht toekomt of daar aanspraak op kan maken. 2.5 Het O. L. en S. arrest De feiten Dit arrest betrof twee zaken. De eerste zaak betrof die van de Ghanese S. Zij bezat een permanente verblijfsstatus voor Finland en had een kind met de Finse nationaliteit. S. was gescheiden van de Finse vader die eveneens in Finland woonde. S. had het eenhoofdig gezag over het kind. Het kind had nooit gebruik gemaakt van het recht op vrij verkeer. Later huwde S. met de Ivoriaan O. Uit dat huwelijk was een kind met de Ghanese nationaliteit 23 HvJ EU 8 november 2012, C-40/11, JV 2013, 6, r.o. 69 (Iida). 24 HvJ EU 8 november 2012, C-40/11, JV 2013, 6, r.o. 73, 76 (Iida). 25 HvJ EU 8 november 2012, C-40/11, JV 2013, 6, r.o. 74 (Iida). 26 HvJ EU 8 november 2012, C-40/11, JV 2013, 6, r.o. 75 (Iida). 27 HvJ EU 8 november 2012, C-40/11, JV 2013, 6, r.o. 76 (Iida). 28 HvJ EU 19 oktober 2004, C-200/02, JV 2004/446 (Zhu en Chen). 29 HvJ EU 19 september 2002, C-413/99, JV 2002/ In rechtsoverweging 69 van het Iida arrest verwijst het hof naar rechtsoverweging 45 van het Zhu en Chen arrest, terwijl het Hof in die rechtsoverweging weer naar rechtsoverwegingen 71 t/m 75 van het Baumbast en R arrest verwijst. 11

13 voortgekomen over wie S. en O. gezamenlijk gezag uitoefenden. Op basis van het huwelijk tussen S. en O. was er een verblijfsvergunning voor O. in Finland aangevraagd. Die aanvraag was afgewezen, omdat O. niet over voldoende bestaansmiddelen beschikte. De tweede zaak betrof die van de Algerijnse L. Zij bezat eveneens een permanente verblijfsstatus voor Finland en had een kind met de Finse en Algerijnse nationaliteit. L. was gescheiden van de Finse vader die eveneens in Finland woonde. L. had het eenhoofdig gezag over het kind. Het kind had nooit gebruik gemaakt van het recht op vrij verkeer. Later huwde L. met de Algerijn M. Uit dat huwelijk was een kind met de Algerijnse nationaliteit voortgekomen over wie L. en M. gezamenlijk gezag uitoefenden. M. was uitgezet naar Algerije. Daarna had M. op basis van het huwelijk met L. een verblijfsvergunning aangevraagd. Die aanvraag was afgewezen, omdat de middelen van bestaan van M. onzeker waren s-hofs oordeel Het Hof hield er in dit arrest een complexe redenering op na. Het Hof achtte alle omstandigheden van de zaak van belang en noemde een aantal omstandigheden in het bijzonder. 31 Toch lag de crux van de toetsing aan het Zambrano-criterium blijkens rechtsoverweging 56, in de afhankelijkheidsverhouding tussen de derdelander stiefouder en het minderjarig Unieburger kind. Het Hof overwoog in rechtsoverweging 56 dat het om de afhankelijkheidsverhouding tussen het minderjarig Unieburger kind en de derdelander stiefouders gaat, omdat immers die afhankelijkheidsverhouding het nuttig effect van het Unieburgerschap van het minderjarig Unieburger kind in geding kon brengen. Het Hof overwoog daartoe dat die afhankelijkheidsverhouding ertoe kan leiden dat het minderjarig Unieburger kind als gevolg van het weigeren van een verblijfsrecht aan de derdelander stiefouder gedwongen zal zijn om de Unie te verlaten. Het Hof kwam op basis van een weging van alle aan het Hof bekende relevante omstandigheden van de zaak tot de conclusie dat er in casu geen sprake was van de vereiste afhankelijkheidsverhouding. 32 De omstandigheden die het Hof in de weging bracht waren de volgende: 1. De permanente verblijfsstatus van de legale derdelander moeders. Die verblijfstatus leidde ertoe dat er juridisch geen verplichting op de minderjarige Unieburger kinderen en hun legale derdelander moeder rustte om de Unie te verlaten De verdeling van het gezag over de kinderen uit het gezin en het feit dat er sprake was van een samengesteld gezin, omdat in casu een besluit de derdelander stiefouders geen verblijfsrecht toe te kennen ongeacht de keuze van de legale derdelander moeders tot scheiding van de kinderen (de Unieburger kinderen of derdelander kinderen) met hun biologische vaders (de Finse vaders of derdelander vaders) zou leiden De omstandigheid dat op de derdelander stiefouders niet de wettelijke, financiële of affectieve last voor de minderjarige Unieburger kinderen rustte. 35 Het Hof overwoog voorts dat de volgende feiten niet van doorslaggevend belang waren: Het al dan niet samenwonen van de derdelander stiefouder met de overige leden van het gezin. 36 Het al dan niet bestaan van een biologische band tussen het minderjarig Unieburger kind en de derdelander ouder met wie verblijf wordt beoogd. 37 Het Hof verklaarde het volgende voor recht: Artikel 20 VWEU aldus moet worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat een lidstaat een onderdaan van een derde land een uit hoofde van gezinshereniging aangevraagde verblijfstitel weigert, ofschoon deze onderdaan wenst te wonen bij zijn 31 HvJ EU 6 december 2012, C/356/11 en C/357/11, JV 2013, 87, r.o. 53 (O. L. en S.). 32 HvJ EU 6 december 2012, C/356/11 en C/357/11, JV 2013, 87, r.o. 57 (O. L. en S.). 33 HvJ EU 6 december 2012, C/356/11 en C/357/11, JV 2013, 87, r.o. 50 en 56 (O. L. en S.). 34 HvJ EU 6 december 2012, C/356/11 en C/357/11, JV 2013, 87, r.o. 51 (O. L. en S.). 35 HvJ EU 6 december 2012, C/356/11 en C/357/11, JV 2013, 87, r.o. 56 (O. L. en S.). 36 HvJ EU 6 december 2012, C/356/11 en C/357/11, JV 2013, 87, r.o. 54 (O. L. en S.). 37 HvJ EU 6 december 2012, C/356/11 en C/357/11, JV 2013, 87, r.o. 55 (O. L. en S.). 12

14 echtgenote, die eveneens onderdaan is van een derde land, rechtmatig in deze lidstaat verblijft en moeder is van een uit een eerste huwelijk geboren kind dat burger van de Unie is, en bij het kind dat uit hun eigen huwelijk is geboren en dat eveneens onderdaan van een derde land is, voor zover die weigering er niet toe leidt dat de betrokken burger van de Unie het effectieve genot van de voornaamste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten wordt ontzegd. Het is aan de verwijzende rechter, te onderzoeken of dit laatste het geval is Enkele overwegingen Blijkens het O. L. en S. arrest ligt de crux van de toetsing aan het Zambrano-criterium in de toets van de afhankelijkheidsverhouding tussen het minderjarig Unieburger kind en de derdelander ouder. In het kader van die toetsing dient naar alle omstandigheden van de zaak te worden gekeken. De omstandigheden dat de derdelander ouder niet met het gezin samenwoont of dat de derdelander ouder niet een biologische ouder is, zijn niet van doorslaggevend belang. 2.6 Het Alokpa arrest De feiten In dit arrest ging het om de Togoleese Alokpa. Zij wilde verblijf in Luxemburg met haar Franse kinderen. Alokpa had geen relatie met de Franse vader, die in Frankrijk verbleef. De vader had nooit een gezinsleven met de kinderen geleid. Hij had de kinderen enkel aangegeven en geholpen bij de aanvraag van de Franse identiteitsdocumenten van de kinderen. De kinderen hadden nooit gebruik gemaakt van hun recht op vrij verkeer s-hofs oordeel Het Hof overwoog dat Alokpa, als moeder van haar Franse Unieburger kinderen en als de persoon die hen sinds hun geboorte alléén daadwerkelijk verzorgt, een afgeleid verblijfsrecht in het land van hun nationaliteit toekomt. 39 Het Hof overwoog vervolgens dat het weigeren van een verblijfsrecht aan Alokpa in Luxemburg haar minderjarige Unieburger kinderen daarom niet zou verplichten tot verlating van de Unie. 40 Het Hof verklaarde het volgende voor recht: In een situatie als aan de orde in het hoofdgeding [moet artikel] 20 VWEU ( ) aldus worden uitgelegd dat [het] er niet aan in de weg [staat] dat een lidstaat een verblijfsrecht op zijn grondgebied weigert aan een derdelander die haar jonge kinderen, burgers van de Unie, die sedert hun geboorte met haar in deze lidstaat wonen maar die niet de nationaliteit ervan hebben en evenmin hun recht van vrij verkeer hebben uitgeoefend, alléén ten laste heeft, ( ) voor zover door deze weigering aan deze burgers niet het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten wordt ontzegd. Het staat aan de verwijzende rechter om dit na te gaan Enkele overwegingen Met dit arrest bevestigde het Hof dat het ontzeggen van een verblijfsrecht in de lidstaat van nationaliteit van de minderjarige Unieburger kinderen van een derdelander ouder, die sinds de geboorte alleen daadwerkelijk voor hen zorgt, het verblijfsrecht van deze kinderen het 38 HvJ EU 6 december 2012, C/356/11 en C/357/11, JV 2013, 87, r.o. 83 (O. L. en S.). 39 HvJ EU 10 oktober 2013, C-86/12, JV 2013, 378, r.o. 34 (Alokpa). 40 HvJ EU 10 oktober 2013, C-86/12, JV 2013, 378, r.o. 35 (Alokpa). 41 HvJ EU 10 oktober 2013, C-86/12, JV 2013, 378, r.o. 37 (Alokpa). 13

15 nuttig effect zal ontnemen. 42 Het Hof overwoog immers dat Alokpa in het land van nationaliteit van haar kinderen wel een afgeleid verblijfsrecht toe zal komen. 2.7 Relevante voorlopers op het Zambrano arrest Inleiding Uit rechtsoverweging 69 van het Iida arrest viel op te maken dat rechtsoverweging 45 van het Zhu en Chen arrest met betrekking tot de door het Zambrano-criterium vereiste afhankelijkheidsverhouding van belang is. In rechtsoverweging 45 van het Zhu en Chen arrest legde het Hof weer de link tussen de daar vereiste afhankelijkheidsverhouding en rechtsoverwegingen 71 t/m 75 van het Baumbast en R arrest. Hiermee heeft het Hof duidelijk gemaakt dat de door het Zambrano-criterium vereiste afhankelijkheidsverhouding van dezelfde aard is als die vereist was in het Baumbast en R arrest en het Zhu en Chen arrest. Deze arresten zijn dus relevante voorlopers op het Zambrano arrest en zullen daarom hier worden besproken Het Baumbast en R arrest Dit arrest betrof twee zaken. De eerste zaak betrof de zaak van de familie Baumbast bestaande uit een moeder en kind van Colombiaanse nationaliteit, een vader van Duitse nationaliteit en een kind van zowel Colombiaanse als Duitse nationaliteit. Zij woonden in het Verenigd Koninkrijk, waar de vader als werknemer en later als ondernemer economische activiteiten had uitgeoefend. De vader werkte later voor een Duitse onderneming in landen buiten de Unie. In de relevante periode woonde het gezin in het Verenigd Koninkrijk en gingen de kinderen daar naar school. Zij genoten geen uitkering en waren in Duitsland volledig voor ziektekosten verzekerd. Het verblijfsrecht van het gezin werd niet verlengd. De tweede zaak betrof de zaak van R van Amerikaanse nationaliteit. Haar kinderen hadden zowel de Amerikaanse als de Franse nationaliteit. R had zich als echtgenoot van een communautair onderdaan in het Verenigd Koninkrijk gevestigd. Later zijn R en haar Franse echtgenoot gescheiden. Na de scheiding bleven zij in het Verenigd Koninkrijk wonen en werken. Zij waren gezamenlijk verantwoordelijk voor de opvoeding van de kinderen in emotioneel en financieel opzicht. Later is R hertrouwd met een Brit. De kinderen werden een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd toegekend, maar het verzoek van R werd afgewezen. Het Hof overwoog dat het kind van de familie Baumbast een verblijfsrecht in het Verenigd Koninkrijk aan art. 12 verordening nr.1612/68 ontleende. 43 Daarmee hadden de kinderen in beiden zaken een Unierechtelijk verblijfsrecht teneinde hun opleiding voort te zetten. Voorts overwoog het Hof dat de ouder die het kind daadwerkelijk verzorgt, ongeacht zijn nationaliteit, bij het kind kan verblijven teneinde de uitoefening van het recht om algemeen onderwijs in het gastland te volgen te vergemakkelijken. Het feit dat de ouders waren gescheiden of dat de Unieburger ouder niet langer een migrerende werknemer in het gastland was, deed daar niet aan af. 44 De moeders Baumbast en R kwamen als opvoeders van hun kinderen dus een afgeleid verblijfsrecht toe Het Zhu en Chen arrest In dit arrest ging het om de Chinese Chen. Haar man en hun eerste kind hadden eveneens de Chinese nationaliteit. Zhu was het tweede kind. Zij werd in Noord-Ierland geboren en verwierf de Ierse nationaliteit. Zij verloor daarmee de Chinese nationaliteit. Na de geboorte van Zhu vertrokken Chen en Zhu zonder de vader naar het Verenigd Koninkrijk. Zhu was 42 Het Hof maakte al rechtsoverweging 69 van het Iida arrest (HvJ EU 8 november 2012, C-40/11, JV 2013/6) duidelijk, dat het ontzeggen van een verblijfsrecht aan de ouder van een minderjarig Unieburger, die daadwerkelijk voor hem zorgt, het verblijfsrecht van deze Unieburger ieder nuttig effect zal ontnemen. 43 HvJ EU 19 september 2002, C-413/99, JV 2002/466, r.o. 63 (Baumbast en R). 44 HvJ EU 19 september 2002, C-413/99, JV 2002/466, r.o. 75 (Baumbast en R). 14

16 emotioneel en financieel afhankelijk van Chen. Chen was de voornaamste verzorger van Zhu. Een vergunning voor langdurig verblijf in het Verenigd Koninkrijk werd hen geweigerd. Het Hof overwoog dat Zhu op grond van het huidige art. 20 VWEU en de huidige Verblijfsrichtlijn 45 een verblijfsrecht in het Verenigd Koninkrijk toekwam. 46 Het Hof overwoog vervolgens dat Chen een afgeleid verblijfsrecht diende te worden toegekend, omdat het niet toestaan van verblijf aan de ouder die het kind daadwerkelijk verzorgt het verblijfsrecht van het kind ieder nuttig effect zal ontnemen. 47 Het Hof overwoog daartoe dat het: (..) immers duidelijk [is] dat het genot van het verblijfsrecht door een kind van jonge leeftijd noodzakelijkerwijs impliceert dat dit kind het recht heeft om te worden begeleid door de persoon die er daadwerkelijk voor zorgt, en dientengevolge dat deze persoon gedurende dat verblijf bij het kind in de lidstaat van ontvangst kan wonen Richtlijn 2004/38 46 HvJ EU 19 oktober 2004, C-200/02, JV 2004/446, r.o. 41(Zhu en Chen). 47 HvJ EU 19 oktober 2004, C-200/02, JV 2004, 446, r.o. 45 (Zhu en Chen). 48 HvJ EU 19 oktober 2004, C-200/02, JV 2004, 446, r.o. 45 (Zhu en Chen). 15

17 3 De inhoud van het Zambrano-criterium 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk zal op basis van de in hoofdstuk 2 geanalyseerde jurisprudentie onderzoek naar de inhoud van het Zambrano-criterium worden verricht. Daartoe zal eerst worden onderzocht hoe het Zambrano-criterium luidt. Vervolgens zal worden onderzocht welk recht door het Zambrano-criterium wordt beschermd. Ten slotte zal worden onderzocht wanneer dat recht en daarmee het Zambrano-criterium wordt geschonden. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie. 3.2 Hoe luidt het Zambrano-criterium? Het Zambrano-criterium houdt in dat art. 20 VWEU zich verzet tegen nationale maatregelen die tot gevolg hebben dat Unieburgers het effectieve genot wordt ontzegd van de belangrijkste Unieburgerschapsrechten. 49 Een lezing van het Zambrano arrest in de Franse procestaal leert dat art. 20 VWEU bescherming van het effectieve genot van de essentie van de Unieburgerschapsrechten biedt. 50 In de jurisprudentie inzake het Zambrano-criterium wordt er vaak ook aan art. 21 VWEU getoetst. Daardoor kan de indruk zijn gewekt dat een toetsing aan art. 21 VWEU onderdeel uitmaakt van de toetsing aan het Zambrano-criterium. Een toetsing aan art. 21 VWEU maakt daar echter geen onderdeel van uit. Art. 21 VWEU is van belang in het geval een derdelander ouder een afgeleid verblijfsrecht toekomt, om zo het recht van zijn minderjarig Unieburger kind om vrij te reizen en te verblijven in een andere lidstaat dan de lidstaat van nationaliteit veilig te stellen De essentie van de Unieburgerschapsrechten Het verschil tussen de essentie van de Unieburgerschapsrechten en de belangrijkste Unieburgerschapsrechten lijkt te zijn dat de term belangrijkste een hiërarchie impliceert terwijl de term essentie meer op de kern van de Unieburgerschapsrechten slaat. Bij speculaties over de rechten waarvan het effectieve genot door art. 20 VWEU wordt beschermd is het hiervoor genoemde verschil van belang. Oosterom-Staples liet zien dat er gespeculeerd kan worden dat de Unieburgerschapsrechten zich niet beperken tot de in artt. 20 lid 2, 21, 23 en 24 VWEU genoemde rechten. Hij achtte het mogelijk dat het effectieve genot van de essentie van alle rechten in het VWEU waarvan Unieburgers adressant zijn dient te worden gewaarborgd. Blijkens het gebruik van de term onder andere in art. 20 lid 2 VWEU behelst de daarin opgenomen opsomming van Unieburgerschapsrechten immers geen limitatieve opsomming. 52 Hier zal ik echter van speculaties afzien en alleen ingaan op de vraag wat tot nu toe blijkens de jurisprudentie van het Hof wel en niet tot de essentie van de Unieburgerschapsrechten dient te worden gerekend. We kunnen op basis van de in hoofdstuk 2 geanalyseerde jurisprudentie vaststellen dat het recht om in de Unie te verblijven de essentie van de Unieburgerschapsrechten vormt. Het 49 HvJ EU 8 maart 2011, C-34/09, JV 2011, 146, r.o. 45 (Zambrano). 50 H. Oosterom-Staples, Het effectieve genot van het reis en verblijfsrecht: drie arresten en een veelvoud aan vragen, JNVR , p HvJ EU 10 oktober 2013, C-86/12, JV 2013, 378, r.o (Alokpa). 52 H. Oosterom-Staples, Het effectieve genot van het reis en verblijfsrecht: drie arresten en een veelvoud aan vragen, JNVR , p

18 verplichten van Unieburgers tot verlating van het grondgebied van de Unie leidt immers tot ontzegging van het effectieve genot van de essentie van de Unieburgerschapsrechten. 53 Het onder art. 20 lid 2 sub a VWEU en art. 21 VWEU genoemde recht om op het grondgebied van de lidstaten vrij te reizen en te verblijven vormt dus niet de essentie van de Unieburgerschapsrechten. 54 Dit komt in het Iida arrest en het Alokpa arrest het duidelijkst naar voren. Uit rechtsoverweging 76 van het Iida arrest valt op te maken dat het recht om te reizen en te verblijven niet de essentie van de Unieburgerschapsrechten vormt, doordat het Hof daar de toetsing aan het Zambrano-criterium van de toetsing aan het recht om vrij te reizen en te verblijven scheidt. Uit het Alokpa arrest valt dit op te maken doordat het Hof de toetsing aan art. 21 VWEU van de toetsing aan art. 20 VWEU onderscheidt en daarbij art. 21 VWEU aan het recht om vrij te reizen en te verblijven verbindt terwijl het art. 20 VWEU aan de toetsing aan het Zambrano-criterium verbindt. 55 Het recht op gezinsleven en de andere rechten uit het Handvest en het EVRM dienen afzonderlijk van het Zambrano-criterium te worden getoetst en vormen dus niet de essentie van de Unieburgerschapsrechten Wanneer wordt het effectieve genot van de essentie van de Unieburgerschapsrechten ontzegd? Weterings onderscheidt drie categorieën van gezinssituaties die zich bij een beroep van een derdelander ouder op het Zambrano-criterium voor kunnen doen. Dat zijn de volgende drie categorieën: 1. De situaties waarin er sprake is van twee met elkaar in een relatie verkerende derdelander ouders (de klassieke Zambrano situatie). Dit vormt volgens hem het ene uiterste van het spectrum. 2. De situaties waarin er sprake is van een derdelander ouder en een Unieburger ouder die samen in een relatie verkeren en een gezin vormen. Dit vormt volgens hem het andere uiterste van het spectrum. 57 Deze categorie dient mijns inziens samen te worden gevoegd met de situatie waarin er sprake is van een derdelander ouder en een Unieburger ouder die niet samen in een relatie verkeren, maar wel beiden voor de opvoeding van het minderjarig Unieburger kind zorg dragen. Het gaat dan om een categorie van gezinssituaties waarin er sprake is van een derdelander ouder die samen met een Unieburger ouder zorg voor het minderjarig Unieburger kind draagt. 3. De situaties waarin de derdelander ouder feitelijk alleen de zorg voor het minderjarig Unieburger kind draagt (de Alokpa situatie). Deze situaties vormen volgens Weterings het midden van het spectrum. In de eerste en derde categorieën van gezinssituaties dient een beroep op het Zambranocriterium volgens Weterings succesvol te zijn. 58 Weterings heeft daar gelijk in. De jurisprudentie van het Hof laat expliciet zien dat een beroep op het Zambrano-criterium in die gevallen succesvol dient te zijn. 59 Er dient dan aan de volgende voorwaarden worden voldaan, die voor elk succesvol beroep op het Zambrano-criterium zijn vereist: 53 HvJ EU 8 maart 2011, C-34/09, JV 2011, 146, r.o (Zambrano), HvJ EU 15 november 2011, C-256/11, JV 2012, 6, r.o (Dereci) en HvJ EU 8 november 2012, C-40/11, JV 2013, 6, r.o. 71 (Iida), HvJ EU 6 december 2012, C/356/11 en C/357/11, JV 2013, 87, r.o. 56 (O. L. en S.) en HvJ EU 10 oktober 2013, C-86/12, JV 2013, 378, r.o. 33 (Alokpa). 54 H. Oosterom-Staples, Het effectieve genot van het reis en verblijfsrecht: drie arresten en een veelvoud aan vragen, JNVR , p HvJ EU 10 oktober 2013, C-86/12, JV 2013, 378, r.o en 33 (Alokpa). 56 HvJ EU 15 november 2011, C-256/11, JV 2012, 6, r.o.68 en 69 (Dereci). 57 T.P.A. Weterings, Uitspraak van de maand. HvJ EU van 10 oktober 2013, C-86/12: Alokpa e.a.: Ruiz Zambrano nu eindelijk verduidelijkt?, A&MR 2013, 8, p T.P.A. Weterings, Uitspraak van de maand. HvJ EU van 10 oktober 2013, C-86/12: Alokpa e.a.: Ruiz Zambrano nu eindelijk verduidelijkt?, A&MR 2013, 8, p HvJ EU 8 maart 2011, C-34/09, JV 2011, 146, r.o. 45 (Zambrano) en HvJ EU 10 oktober 2013, C-86/12, JV 2013, 378, r.o. 34 (Alokpa). 17

19 1. Het Unieburger kind is minderjarig Het minderjarig Unieburger kind komt ten laste van de derdelander ouder aan wie een verblijfsrecht wordt geweigerd De derdelander ouder komt geen verblijfsrecht op basis van het secundaire recht of nationale recht toe De betrokken lidstaat is de lidstaat van nationaliteit en verblijf of beoogt verblijf van het minderjarig Unieburger kind. 63 Weterings is er echter stellig van overtuigd dat een beroep op het Zambrano-criterium in de situatie waarin er sprake is van een derdelander ouder en een Unieburger ouder die samen in een relatie verkeren en een gezin vormen dient te falen. 64 Het Hof heeft zich sinds het Zambrano arrest niet uitdrukkelijk uitgesproken over deze situatie en ander gezinssituaties waarin er sprake is van een derdelander ouder die samen met een Unieburger ouder zorg voor het minderjarig Unieburger kind draagt. Enkel indien een verschil in gezinssituatie ook een verschil in de mate van afhankelijkheid tussen de derdelander ouder en het minderjarig Unieburger kind impliceert, dan zal een beroep op het Zambrano-criterium in deze categorie van gezinssituaties mogen falen. De crux bij de toetsing aan het Zambrano-criterium ligt immers in de toetsing aan de afhankelijkheidsverhouding tussen de derdelander ouder en het minderjarig Unieburger kind. Terwijl die afhankelijkheidsverhouding het nuttig effect van het Unieburgerschap van het minderjarig Unieburger kind in geding kan brengen. 65 Een onderzoek naar de door het Zambrano-criterium vereiste afhankelijkheidsverhouding kan meer inzicht bieden voor een beantwoording van de vraag of het Zambrano-criterium ook geschonden kan worden in de situatie waarin er sprake is van een derdelander ouder die samen met een Unieburger ouder zorg voor het minderjarig Unieburger kind draagt. 3.5 Conclusie Het Zambrano-criterium houdt in dat art. 20 VWEU zich verzet tegen nationale maatregelen die tot gevolg hebben dat Unieburgers het effectieve genot wordt ontzegd van de essentie van de Unieburgerschapsrechten. De essentie van de Unieburgerschapsrechten wordt in ieder geval door het recht om in de Unie te verblijven gevormd. Het effectieve genot van de essentie van de Unieburgerschapsrechten wordt in de situatie waarin er sprake is van twee met elkaar in een relatie verkerende derdelander ouders (de klassieke Zambrano situatie) en de situatie waarin de derdelander ouder feitelijk alleen de zorg draagt (de Alokpa situatie) geschonden indien er aan vier voorwaarden wordt voldaan. In de categorie van gezinssituaties waarin er sprake is van een derdelander ouder die samen met een Unieburger ouder zorg voor het minderjarig Unieburger kind draagt, is het onduidelijk of er 60 Uit de lezing van rechtsoverweging 69 van het Iida arrest (HvJ EU 8 november 2012, C-40/11, JV 2013, 6) in de procestaal (Duits) valt op te maken dat het bij een beroep van een ouder op een afgeleid verblijfsrecht in het kader van een beroep op het Zambrano-criterium om afgeleid verblijfsrecht bij een minderjährigen (minderjarig) Unieburger kind moet gaan. 61 HvJ EU 8 maart 2011, C-34/09, JV 2011, 146, r.o. 45 (Zambrano). 62 Uit rechtsoverweging 67 van het Dereci arrest (HvJ EU 15 november 2011, C-256/11, JV 2012, 6) volgt dat de zeer bijzondere aard van het Zambrano-criterium met zich brengt dat een beroep op het Zambrano-criterium niet kan slagen indien men op grond van het secundaire recht een verblijfsrecht toekomst. Dit gegeven volgde eigenlijk al uit de in rechtsoverweging 66 van het Dereci arrest gedane overweging dat er sprake dient te zijn van een feitelijke verplichting voor de Unieburger om de Unie te verlaten. Immers indien de derdelander op basis van het secundaire recht of het nationale recht een verblijfsrecht geniet, dan wordt de Unieburger niet door de weigering van de gevraagde verblijfsvergunning gedwongen de Unie te verlaten. Sinds het Dereci arrest is er in de Zambrano-rechtspraak van het Hof dan ook veelal gecontroleerd of de derdelander ouders op een andere grondslag dan schending van het Zambrano-criterium aanspraak konden maken op een verblijfsrecht. 63 HvJ EU 8 maart 2011, C-34/09, JV 2011, 146, r.o. 45, HvJ EU 8 november 2012, C-40/11, JV 2013, 6, r.o. 73 (Iida) en HvJ EU 10 oktober 2013, C-86/12, JV 2013, 378, r.o. 34 en 35 (Alokpa). 64 T.P.A. Weterings, Uitspraak van de maand. HvJ EU van 10 oktober 2013, C-86/12: Alokpa e.a.: Ruiz Zambrano nu eindelijk verduidelijkt?, A&MR 2013, 8, p HvJ EU 6 december 2012, C/356/11 en C/357/11, JV 2013, 87, r.o. 56 (O. L. en S.). 18

20 een succesvol beroep op het Zambrano-criterium mogelijk is. Mogelijk zal in deze categorie geen sprake zijn van de vereiste afhankelijkheidsverhouding. 19

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110635/1/V1. Datum uitspraak: 15 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Vertaling C-304/14-1 Datum van indiening: 24 juni 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-304/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Upper Tribunal (Immigration and

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201102780/1/V1. Datum uitspraak: 7 maart 2012, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: appellante, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank

Nadere informatie

Toegang tot sociale voordelen voor EU burgers: All EU citizens are equal, Nathan Cambien

Toegang tot sociale voordelen voor EU burgers: All EU citizens are equal, Nathan Cambien Toegang tot sociale voordelen voor EU burgers: All EU citizens are equal, but Nathan Cambien Inleiding Vaststelling: 3 categorieën personen Belgen EU-burgers Derdelanders Vaststelling: verschillende non-discriminatie

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014 Datum van inontvangstneming : 16/05/2014 Vertaling C-165/14-1 Zaak C-165/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 april 2014 Verwijzende rechter: Tribunal Supremo (Spanje) Datum

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

Op grond van artikel 17, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 voorgestelde wijzigingen van artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000:

Op grond van artikel 17, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 voorgestelde wijzigingen van artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000: Op grond van artikel 17, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 voorgestelde wijzigingen van artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000: Artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000 wordt gewijzigd als volgt: Artikel

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201200899/1 /V1. Datum uitspraak: 20 december 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:730

ECLI:NL:RBAMS:2015:730 ECLI:NL:RBAMS:2015:730 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 11-02-2015 Datum publicatie 03-03-2015 Zaaknummer awb 14/8225 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Voorlopige

Nadere informatie

Ruiz Zambrano the aftermath: de impact van artikel 20 VWEU op de Nederlandse rechtspraak

Ruiz Zambrano the aftermath: de impact van artikel 20 VWEU op de Nederlandse rechtspraak Vrij verkeer van personen Ruiz Zambrano the aftermath: de impact van artikel 20 VWEU op de Nederlandse rechtspraak Mr. H. van Eijken* Een van de meest besproken arresten van 2011 is misschien wel het arrest

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 31.1.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 0256/2011, ingediend door Harry Nduka (Nigeriaanse nationaliteit), over zijn recht om in

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:10326

ECLI:NL:RBDHA:2014:10326 ECLI:NL:RBDHA:2014:10326 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 20-08-2014 Zaaknummer 14/6302 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/02/2019

Datum van inontvangstneming : 25/02/2019 Datum van inontvangstneming : 25/02/2019 Samenvatting C-836/18-1 Zaak C-836/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL E. SHARPSTON. van 12 december 2013 (1)

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL E. SHARPSTON. van 12 december 2013 (1) MigratieWeb ve13002501 CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL E. SHARPSTON van 12 december 2013 (1) Zaak C-456/12 Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tegen O Zaak C-457/12 Minister voor Immigratie,

Nadere informatie

Juni 2015. Lukas Dziedzic. Janneke de Lange. Migration Law Clinic www.migrationlawclinic.org

Juni 2015. Lukas Dziedzic. Janneke de Lange. Migration Law Clinic www.migrationlawclinic.org Verblijfsrecht voor de verzorgende ouder van een minderjarige Unieburger? Expert opinie in het kader van de prejudiciële vragen van de Centrale Raad van Beroep over de interpretatie van artikel 20 VWEU

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 11/05/2015

Datum van inontvangstneming : 11/05/2015 Datum van inontvangstneming : 11/05/2015 curiag~fffe tuxembourg Entree 1 8 ~ARS 2015 "I Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer Verzoek aan het Hof van Justitie van de Europese Unie om een prejudiciële

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 26/04/2016

Datum van inontvangstneming : 26/04/2016 Datum van inontvangstneming : 26/04/2016 Samenvatting C-165/16 Zaak C-165/16 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BK9140

ECLI:NL:CRVB:2009:BK9140 ECLI:NL:CRVB:2009:BK9140 Instantie Datum uitspraak 15-12-2009 Datum publicatie 14-01-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-6222 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

15. De aard en duurzaamheid van een verblijfsrecht op grond van artikel 20 VWEU (Chavez-Vilchez) en de (on)mogelijkheid om te naturaliseren

15. De aard en duurzaamheid van een verblijfsrecht op grond van artikel 20 VWEU (Chavez-Vilchez) en de (on)mogelijkheid om te naturaliseren Potentieel prejudicieel Jnvr 2019-15 POTENTIEEL PREJUDICIEEL 15. De aard en duurzaamheid van een verblijfsrecht op grond van artikel 20 VWEU (Chavez-Vilchez) en de (on)mogelijkheid om te naturaliseren

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-322/17-1 Zaak C-322/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2017 Verwijzende rechter: High Court (Ierland) Datum van de

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 16/04/2015

Datum van inontvangstneming : 16/04/2015 Datum van inontvangstneming : 16/04/2015 Samenvatting C-115/15-1 Zaak C-115/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 5 mei 2011 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 5 mei 2011 * MCCARTHY ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 5 mei 2011 * In zaak C-434/09, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Supreme Court of the United Kingdom,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 19 637 Vluchtelingenbeleid Nr. 636 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Vertaling C-83/17-1 Zaak C-83/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 februari 2017 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Opinie. Mark Klaassen jurist en politicoloog M.A.K. Klaassen LLM is als universitair docent verbonden aan het Instituut voor Immigratierecht van de

Opinie. Mark Klaassen jurist en politicoloog M.A.K. Klaassen LLM is als universitair docent verbonden aan het Instituut voor Immigratierecht van de Mark Klaassen jurist en politicoloog M.A.K. Klaassen LLM is als universitair docent verbonden aan het Instituut voor Immigratierecht van de Universiteit Leiden. Een helder kader voor het afgeleid verblijfsrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110785/1/V1. Datum uitspraak: 17 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Nuttig effect van Unierechten van kinderen leidt tot verblijfsrechten voor verzorgende ouder

Nuttig effect van Unierechten van kinderen leidt tot verblijfsrechten voor verzorgende ouder UvA-DARE (Digital Academic Repository) Kinderen als verblijfgever Nuttig effect van Unierechten van kinderen leidt tot verblijfsrechten voor verzorgende ouder Schrauwen, A. Published in: Asiel & Migrantenrecht

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:CRVB:2014:3478 ECLI:NL:CRVB:2014:3478 Uitspraak 14/5824 WWB-VV 27 oktober 2014 Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening Partijen: [Verzoekster]te [woonplaats] (verzoekster)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 29-12-2015 Datum publicatie 27-01-2016 Zaaknummer AMS 13/6214 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Date de réception : 10/01/2012

Date de réception : 10/01/2012 Date de réception : 10/01/2012 Resumé C-619/11-1 Zaak C-619/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende

Nadere informatie

van Marokkaanse nationaliteit, eiseres, gemachtigde: mr. W.P.C, de Vries. advocaat te Amsterdam,

van Marokkaanse nationaliteit, eiseres, gemachtigde: mr. W.P.C, de Vries. advocaat te Amsterdam, beslissing RECHTBANK 's-gaavenhage Sector Bestuursrecht Zittinghoudende te Amsterdam zaaknummer: A'WE 11/1410 V -nr: 272.092.5179 beslissing tot heropening van de enkelvoudige kamer VOQJ:" vreemdelingenzaken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 01-08-2007 Datum publicatie 07-08-2007 Zaaknummer 0600575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht

Nadere informatie

Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002

Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002 Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002 Omzendbrief betreffende de aanvraag tot verblijf of vestiging in het Koninkrijk, ingediend op basis van artikel 40 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang

Nadere informatie

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201104354/1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

B 19 Voortgezet verbliif 19

B 19 Voortgezet verbliif 19 B 19 Voortgezet verbliif 19 4 Voortgezet verblijf van vreemdelingen die voor verblijf bij (huwelijks-)partner of voor verruimde gezinshereniginp zijn toegelaten na verlies van de afhankeliike verblijfstitel

Nadere informatie

De zaken S. en G. & O. en B.: Grenzeloze gezinnen en afgeleide verblijfsrechten

De zaken S. en G. & O. en B.: Grenzeloze gezinnen en afgeleide verblijfsrechten Vrij verkeer De zaken S. en G. & O. en B.: Grenzeloze gezinnen en afgeleide verblijfsrechten Mr. dr. H. van Eijken* In de twee arresten, de zaak S. en G. en de zaak O. en B., die het Hof van Justitie dit

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1856

ECLI:NL:RVS:2017:1856 ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201108763/1/V2. Datum uitspraak: 7 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050 ECLI:NL:RBDHA:2015:16050 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 17-02-2015 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB 15/15988 en AWB 15/15989 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Vertaling C-338/13-1 Zaak C-338/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 juni 2013 Verwijzende rechter: Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:4544

ECLI:NL:RBDHA:2016:4544 ECLI:NL:RBDHA:2016:4544 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 28-04-2016 Datum publicatie 02-05-2016 Zaaknummer 15/22319 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht Bodemzaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:13446

ECLI:NL:RBDHA:2015:13446 ECLI:NL:RBDHA:2015:13446 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 08-10-2015 Datum publicatie 26-11-2015 Zaaknummer AWB 14/22398 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 8 maart 2011 *

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 8 maart 2011 * ARREST VAN 8. 3. 2011 ZAAK C-34/09 ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 8 maart 2011 * In zaak C-34/09, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Arbeidsrechtbank

Nadere informatie

(" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN).

( ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN ). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN). ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 APRIL 1980. UNA COONAN TEGEN INSURANCE OFFICER. (" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Opmerkingen bij de derde herziene druk

Opmerkingen bij de derde herziene druk Opmerkingen bij de derde herziene druk Deze derde druk betreft een volledig herziene versie. De tekst is bijgewerkt tot juni 2014. Alhoewel de naam van de wet voluit Vreemdelingenwet 2000 is hanteren we

Nadere informatie

SCHRIFTELIJKE OPMERKINGEN

SCHRIFTELIJKE OPMERKINGEN Ref. Ares(2015)2960899-14/07/2015 EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14 juli 2015 sj.g(2015)3315324 Documenten betreffende een gerechtelijke procedure AAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE SCHRIFTELIJKE

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 29 september 2011 (*)

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 29 september 2011 (*) ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 29 september 2011 (*) Associatieovereenkomst EEG-Turkije Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad Artikel 6, lid 1, eerste streepje Turks onderdaan Verblijfsvergunning Gezinshereniging

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Vertaling C-690/15-1 Zaak C-690/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2015 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 30.05.2012 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1307/2007 ingediend door Richard Willmer (Britse nationaliteit), over de weigering van

Nadere informatie

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10 ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO De Associatieraad Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) UE-MA 2706/10 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-MAROKKO

Nadere informatie

Samenvatting. De centrale onderzoeksvraag van het advies luidt:

Samenvatting. De centrale onderzoeksvraag van het advies luidt: Samenvatting Inleiding Dit advies heeft betrekking op het Europese en nationale openbare-ordebeleid. Een algemeen uitgangspunt dat daarbij wordt gehanteerd is dat indien migranten een gevaar vormen voor

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017 Datum van inontvangstneming : 20/01/2017 Vertaling C-637/16-1 Zaak C-637/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 december 2016 Verwijzende rechter: Amtsgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid 1 Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid SCSZG/18/099 BERAADSLAGING NR. 18/057 VAN 8 MEI 2018 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/11/2015

Datum van inontvangstneming : 20/11/2015 Datum van inontvangstneming : 20/11/2015 Vertaling C-541/15-1 Datum van indiening: Zaak C-541/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing 16 oktober 2015 Verwijzende rechter: Amtsgericht Wuppertal (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 21/06/2012

Datum van inontvangstneming : 21/06/2012 Datum van inontvangstneming : 21/06/2012 Vertaling C-220/12-1 Zaak C-220/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 11 mei 2012 Verwijzende rechter: Verwaltungsgericht Hannover (Duitsland)

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord / 9. Inleiding / 11

Inhoudsopgave. Voorwoord / 9. Inleiding / 11 Inhoudsopgave Voorwoord / 9 Inleiding / 11 1 Het toepasselijke recht op de internationale arbeidsovereenkomst / 13 1.1 Inleiding / 13 1.2 Rome I-Verordening en het EVO-Verdrag / 13 1.3 Arbeidsovereenkomst

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 11 december 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 11 december 2007 * EIND ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 11 december 2007 * In zaak C-291/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Raad van State (Nederland)

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 29.9.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 1240/2013, ingediend door Rodica Ionela Bazgan (Roemeense nationaliteit), over vrijheid

Nadere informatie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Zaak C-540/03 Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Immigratiebeleid - Recht van minderjarige kinderen van onderdanen van derde landen op gezinshereniging - Richtlijn 2003/86/EG - Bescherming

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

Uitspraak /1/A2 en /1/A2 Uitspraak 201707806/1/A2 en 201802043/1/A2 Datum van uitspraak: woensdag 7 november 2018 Tegen: de Belastingdienst/Toeslagen Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Geld ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:3603

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VAN BEROEP

CENTRALE RAAD VAN BEROEP CENTRALE RAAD VAN BEROEP KBW 1994/1 U I T S P R A A K in het geding tussen: het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, appellant, en A., wonende te B., gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Onder

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 01/02/2013

Datum van inontvangstneming : 01/02/2013 Datum van inontvangstneming : 01/02/2013 Vertaling C-603/12-1 Zaak C-603/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2012 Verwijzende rechter: Verwaltungsgericht Hannover

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2011:BQ7767

ECLI:NL:RVS:2011:BQ7767 ECLI:NL:RVS:2011:BQ7767 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-06-2011 Datum publicatie 14-06-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201002216/1/V3 Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

Dienst Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum Bijlage(n) Dienst Juridisch en Beleidsondersteunend Advies

Dienst Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum Bijlage(n) Dienst Juridisch en Beleidsondersteunend Advies aan Mevrouwen de Voorzitsters en de Heren Voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn Dienst Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum Bijlage(n) Dienst Juridisch en Beleidsondersteunend

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 14571 13 maart 2019 Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 11 maart 2019, nummer 2520988, houdende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 079 Voorstel van wet van het lid Voortman houdende vastlegging in de Vreemdelingenwet 2000 van rechten die vreemdelingen ontlenen aan de Overeenkomst

Nadere informatie

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 10 mei 2017 *

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 10 mei 2017 * Jurisprudentie ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 10 mei 2017 * Prejudiciële verwijzing Burgerschap van de Unie Artikel 20 VWEU Verblijfsrecht in een lidstaat als voorwaarde voor toegang tot een bijstandsuitkering

Nadere informatie

Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 9 mei 2012 met refertenummer X.

Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 9 mei 2012 met refertenummer X. nr. 145 477 van 18 mei 2015 in de zaak RvV X / IX In zake: X Gekozen woonplaats: X tegen: de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 581 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2001:AD7176

ECLI:NL:RBHAA:2001:AD7176 ECLI:NL:RBHAA:2001:AD7176 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 18-12-2001 Datum publicatie 18-12-2001 Zaaknummer 78703/01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 047 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd

Nadere informatie

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 : * fc. Raad * vanstate 201100831/1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

Datum van inontvangstne ming : 20/03/2012

Datum van inontvangstne ming : 20/03/2012 Datum van inontvangstne ming : 20/03/2012 Vertaling C-86/12-1 Zaak C-86/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 februari 2012 Verwijzende rechter: Cour administrative / Luxemburg

Nadere informatie

Source: (accessed )

Source:  (accessed ) Source: http://curia.europa.eu/juris/celex.jsf?celex=62012cj0456&lang1=en&type=txt&ancre= (accessed 04.04.15) ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 12 maart 2014 (*) Richtlijn 2004/38/EG Artikel 21, lid 1,

Nadere informatie

Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing is

Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing is Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing is B6 Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie verzoekschriften 2009 29.03.2011 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1609/2008, ingediend door D. A. L. (Britse nationaliteit), over vermeende discriminatie

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Vertaling C-478/17-1 Zaak C-478/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 augustus 2017 Verwijzende rechter: Tribunalul Cluj (Roemenië) Datum

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 18 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF 18 juni 1987* ARREST VAN HET HOF 18 juni 1987* In zaak 316/85, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Arbeidshof te Bergen, in het aldaar aanhangig geding tussen Openbaar centrum

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en

Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden : EU/EER nationaliteit gelijkheidsbeginsel

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/01/2018

Datum van inontvangstneming : 04/01/2018 Datum van inontvangstneming : 04/01/2018 Vertaling C-657/17-1 Zaak C-657/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 24 november 2017 Verwijzende rechter: Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Rolnummer 5864. Arrest nr. 39/2015 van 19 maart 2015 A R R E S T

Rolnummer 5864. Arrest nr. 39/2015 van 19 maart 2015 A R R E S T Rolnummer 5864 Arrest nr. 39/2015 van 19 maart 2015 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 7, 2, 4, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Werk en Bijstand Nr. W&B/URP/06/ 12499 Nader rapport inzake voorstel van wet houdende wijziging van de Wet werk en bijstand, van de Wet Studiefinanciering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014 Datum van inontvangstneming : 22/05/2014 Vertaling C-184/14-1 Zaak C-184/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 april 2014 Verwijzende rechter: Corte Suprema di Cassazione (Italië)

Nadere informatie

Date de réception : 01/03/2012

Date de réception : 01/03/2012 Date de réception : 01/03/2012 C-45/12-1 Zaak C-45/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2012 Verwijzende rechter: Arbeidshof te Brussel / België Datum van de verwijzingsbeslissing:

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

ECLI:NL:RBMNE:2017:449 ECLI:NL:RBMNE:2017:449 Instantie Datum uitspraak 02-02-2017 Datum publicatie 06-02-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer C/16/418623 / FA RK 16-4448 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Source: http://curia.europa.eu/juris/celex.jsf?celex=62013cj0359&lang1=en&type=txt&ancre= (accessed 04.04.15)

Source: http://curia.europa.eu/juris/celex.jsf?celex=62013cj0359&lang1=en&type=txt&ancre= (accessed 04.04.15) Source: http://curia.europa.eu/juris/celex.jsf?celex=62013cj0359&lang1=en&type=txt&ancre= (accessed 04.04.15) ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 26 februari 2015 (*) Prejudiciële verwijzing Vrij verkeer

Nadere informatie

Rolnummer Arrest nr. 172/2009 van 29 oktober 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 172/2009 van 29 oktober 2009 A R R E S T Rolnummer 4725 Arrest nr. 172/2009 van 29 oktober 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 323 van het Burgerlijk Wetboek, zoals van kracht vóór de opheffing ervan bij artikel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2650

ECLI:NL:RBDHA:2017:2650 ECLI:NL:RBDHA:2017:2650 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer 17/1303 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht Eerste

Nadere informatie