Datum van inontvangstneming : 16/04/2015

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Datum van inontvangstneming : 16/04/2015"

Transcriptie

1 Datum van inontvangstneming : 16/04/2015

2 Samenvatting C-115/15-1 Zaak C-115/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie Datum van indiening: 6 maart 2015 Verwijzende rechter: Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division) (Verenigd Koninkrijk) Datum van de verwijzingsbeslissing: Verzoekende partij: Verwerende partij: 25 februari 2015 Secretary of State for the Home Department NA (Pakistan) Voorwerp van de procedure in het hoofdgeding Het hoofdgeding betreft een onderdaan van een derde land, die als echtgenote van een burger van de Unie verblijfsrechten verwierf in het Verenigd Koninkrijk en die met haar twee kinderen (die het Duitse staatsburgerschap hebben) in het Verenigd Koninkrijk wenst te blijven wonen na het vertrek uit het Verenigd Koninkrijk van de burger van de Unie en na hun echtscheiding. NL Voorwerp en rechtsgrondslag van het prejudiciële verzoek 1 De verwijzing vindt plaats op grond van artikel 267 VWEU. De vraag die aan de orde is voor de verwijzende rechter, bij wie zowel de Secretary of State for the Home Department als NA in beroep is gegaan tegen verschillende punten van een besluit van het Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber), is of en onder welke voorwaarden iemand die geen staatsburger van een lidstaat van de EU is en in het Verenigd Koninkrijk verblijfsrechten heeft verworven als

3 SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-115/15 echtgenote van een burger van de Unie die in het Verenigd Koninkrijk rechten uitoefent op grond van het EU-Verdrag, dergelijke rechten mag behouden. Vraag 1 betreft het behoud van afgeleide verblijfsrechten in het Verenigd Koninkrijk door een staatsburger van een land dat geen lid is van de EU die getrouwd is met een burger van de Unie, na het vertrek van de burger van de Unie uit het Verenigd Koninkrijk en na een echtscheiding; tevens wordt gevraagd of de echtgenote van buiten de Unie slechts een verblijfsrecht kon behouden op grond van artikel 13, lid 2, van richtlijn 2004/38, wanneer de burger van de Unie op het moment van de echtscheiding rechten op grond van het Verdrag uitoefende. Vragen 2 en 3 betreffen de interactie van rechten op grond van het EU-Verdrag met artikel 8 van het EVRM en artikel 7 van het Handvest van de grondrechten, met name de rechten van kinderen en van de persoon die daadwerkelijk de zorg voor hen heeft, indien de verwijdering van die persoon tot gevolg zou hebben dat de kinderen moeten worden uitgezet. Met vraag 4 wordt verzocht om uitlegging van artikel 12 van verordening nr. 1612/68, en wordt met name gevraagd of het kind zijn scholing moet hebben aangevangen in de gastlidstaat vóór het vertrek van de ouder die als burger van de Unie Verdragsrechten uitoefent in die staat. Prejudiciële vragen 1) Kan een uit een derde land afkomstige ex-echtgeno(o)t(e) van een burger van de Unie slechts een verblijfsrecht op grond van artikel 13, lid 2, van richtlijn 2004/38/EG behouden, indien hij of zij kan aantonen dat zijn of haar voormalige echtgeno(o)t(e) ten tijde van hun echtscheiding Verdragsrechten uitoefende in de gastlidstaat? 2) Heeft een burger van de Unie een EU-recht om in een gastlidstaat te verblijven op grond van de artikelen 20 VWEU en 21 VWEU, wanneer het enige land binnen de EU waar hij het recht heeft te verblijven, het land is waarvan hij de nationaliteit heeft, maar een bevoegde rechter feitelijk heeft vastgesteld dat het verwijderen van de burger uit de gastlidstaat naar de staat waarvan hij de nationaliteit heeft, diens rechten op grond van artikel 8 EVRM of artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zou schenden? 3) Indien de (hierboven) in de tweede vraag bedoelde burger van de Unie een kind is, heeft de ouder die als enige de zorg heeft over dat kind, een afgeleid verblijfsrecht in de gastlidstaat, als het kind met de ouder mee zou moeten wanneer de ouder uit de gastlidstaat wordt verwijderd? 4) Heeft een kind een verblijfsrecht in de gastlidstaat op grond van artikel 12 van verordening nr. 1612/68/EEG (huidig artikel 10 van verordening (EU) nr. 492/2011), indien de ouder van het kind die een burger van de Unie is en in de gastlidstaat heeft gewerkt, zijn of haar verblijf in de gastlidstaat heeft beëindigd voordat het kind in die staat zijn scholing heeft aangevangen? 2

4 NA Aangevoerde bepalingen van Unierecht Artikelen 20 VWEU en 21 VWEU Artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie Artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77) (hierna: richtlijn ), en met name overweging 15 en de artikelen 7, 12 en 13 van de richtlijn Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PB 1968, L 257, blz. 2), en met name artikel 12 (huidig artikel 10 van verordening (EU) nr. 492/2011 van de Raad) en overweging 5 ervan Zaak C-267/83, Diatta, ECLI:EU:C:1985:67; zaak C-34/09, Ruiz Zambrano, EU:C:2011:124; zaak C-40/11, Iida, EU:C:2012:691; zaak C-256/11, Dereci e.a., EU:C:2011:734; zaak C-529/11, Alarape, EU:C:2013:290; gevoegde zaken C-389/87 en C-390/87, Echternach en Moritz, EU:C:1989:130; zaak C-197/86, Brown, EU:C:1988:323; zaak C-413/99, Baumbast, EU:C:2002:493; zaak C-480/08, Teixeira, EU:C:2010:83; zaak C-310/08, Ibrahim, EU:C:2010:80; zaak C-45/12, Ahmed, EU:C:2013:390; zaak C-86/12, Alokpa e.a., EU:C:2013:645 Aangevoerde bepalingen van nationaal recht Regulations 10 en 15A van The Immigration (European Economic Area) Regulations 2006 (tot omzetting van richtlijn 2004/38), zoals gewijzigd [met name door The Immigration (European Economic Area) (Amendment) Regulations 2012) (hierna Regulations )] Zaak Harrison (Jamaica) [en AB] / Secretary of State for the Home Department [2013] 2 CMLR 23 Overig recht waarnaar wordt verwezen Zaak Lahyani / Minister for Justice [2013] IEHC 176 (arrest van het High Court of Ireland) 3

5 SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-115/15 Korte uiteenzetting van de feiten en de procedure in het hoofdgeding 2 NA is een Pakistaanse staatsburger. In september 2003 huwde zij KA, een Duitse staatsburger. In maart 2004 verhuisde het paar naar het Verenigd Koninkrijk. Hun relatie verslechterde. NA was het slachtoffer van een aantal gevallen van huiselijk geweld. Na NA in oktober 2006, toen zij meer dan vijf maanden zwanger was, te hebben mishandeld, verliet KA de echtelijke woning. In december 2006 vertrok hij uit het Verenigd Koninkrijk. Op 5 december 2006 verzocht KA het UK Border Agency [Britse immigratiedienst] NA s verblijfsvergunning in te trekken op grond van het feit dat hij voorgoed naar Pakistan was verhuisd, en verzocht hij te worden geïnformeerd over het intrekken van de verblijfsvergunning van zijn vrouw. 3 Terwijl hij in het Verenigd Koninkrijk verbleef, was KA werknemer noch zelfstandige. NA en KA hebben twee dochters, MA en IA, beiden geboren in het Verenigd Koninkrijk, respectievelijk op 14 november 2005 en 3 februari KA was van plan van NA te scheiden door middel van een talaq, afgegeven te Karachi op 13 maart In september 2008 diende NA een verzoek om echtscheiding in in het Verenigd Koninkrijk en de echtscheiding werd onherroepelijk uitgesproken op 4 augustus NA verkreeg het ouderlijk gezag over de twee kinderen, die beiden Duitse staatsburgers zijn. 4 MA ging in het Verenigd Koninkrijk voor het eerst naar school in januari 2009 en IA ging in het Verenigd Koninkrijk voor het eerst naar school in september Artikel 13, lid 2, van de richtlijn is omgezet in het recht van het Verenigd Koninkrijk door Regulation 10 van The Immigration (European Economic Area) Regulations Een van de voorwaarden waaraan NA moest voldoen om te worden aangemerkt als een familielid dat het verblijfsrecht heeft behouden op grond van Regulation 10, was de voorwaarde dat zij door haar echtscheiding niet langer familielid is van een rechthebbende of van een staatsburger van een EERstaat met een permanente verblijfsvergunning. In de Regulations wordt onder rechthebbende verstaan een persoon die staatsburger is van een EER-staat en [zich bevindt] in het Verenigd Koninkrijk (nadruk toegevoegd) als werkzoekende, werknemer, zelfstandige of zelfvoorzienende, of als student (Regulation 6). Onder staatsburger van een EER-staat wordt verstaan een staatsburger van een EERstaat, en EER-staat omvat andere lidstaten van de EU dan het Verenigd Koninkrijk. 6 Het Upper Tribunal was van oordeel dat het vereiste dat de voormalige echtgeno(o)t(e) op het moment van de echtscheiding in het Verenigd Koninkrijk Verdragsrechten moet uitoefenen, steun vond in 1) artikel 13, lid 2, tweede alinea; 2) het arrest in de zaak Diatta (punt 61). Het Upper Tribunal kwam tot de conclusie dat NA niet aan dit vereiste kon voldoen, omdat, of het tijdstip van de echtscheiding nu geacht werd maart 2007 (de talaq) of augustus 2009 (de onherroepelijk uitgesproken echtscheiding) te zijn, dit tijdstip na december

6 NA viel, toen KA uit het Verenigd Koninkrijk vertrok. NA is hiertegen in beroep gegaan. 7 Het Upper Tribunal besloot dat NA in het Verenigd Koninkrijk een verblijfsrecht bezat op grond van zowel artikel 20 VWEU, met toepassing van de in de zaak Zambrano geformuleerde beginselen, als artikel 12 van verordening nr. 1612/68. De Secretary of State is tegen die beslissing in beroep gegaan. 8 Het Upper Tribunal heeft de vordering van NA (een beroep van het First-tier Tribunal) ook toegewezen op grond van artikel 8 EVRM. De Secretary of State is tegen die beslissing niet in beroep gegaan. Voornaamste argumenten van partijen in het hoofdgeding Kwestie A: Kan een ex-echtgeno(o)t(e) van een burger van de Unie die staatsburger is van een derde land slechts een verblijfsrecht op grond van artikel 13, lid 2, van richtlijn 2004/38 behouden wanneer hij of zij kan aantonen dat zijn of haar voormalige echtgeno(o)t(e) op het moment van hun echtscheiding Verdragsrechten uitoefende in de gastlidstaat? 9 Vaststaat dat: 1) de scheiding van NA onherroepelijk werd uitgesproken op 4 augustus 2009; 2) NA voldeed aan de vereisten van de punten a), b) en c) (die verwijzen naar artikel 7, lid 1, van de richtlijn) van artikel 13, lid 2, aangezien: 1) haar huwelijk meer dan drie jaar had geduurd, waarvan meer dan een jaar in het Verenigd Koninkrijk, voordat zij een verzoek om echtscheiding had ingediend; b) haar bij gerechtelijke beslissing het ouderlijk gezag was toegewezen over MA en IA, die beiden burger van de Unie zijn; en c) zij tijdens haar huwelijk met KA het slachtoffer was geweest van huiselijk geweld; 3) op het moment van NA s echtscheiding in augustus 2009 KA niet langer een rechthebbende was in de zin van de Regulations, omdat hij niet langer in het Verenigd Koninkrijk was. Standpunten van NA 10 Om het verblijfsrecht op grond van artikel 13, lid 2, van de richtlijn te behouden is het niet noodzakelijk dat zij aantoont dat KA tot het moment van de echtscheiding in het Verenigd Koninkrijk is gebleven. Het is voldoende dat NA aan een van de voorwaarden onder a) tot en met d) van artikel 13, lid 2, eerste alinea (de zogenoemde toegangspoorten ) voldoet en dat zij gescheiden is van KA. Alvorens het duurzame verblijfsrecht te verwerven, zou zij ook aan de 5

7 SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-115/15 voorwaarden van de tweede alinea moeten voldoen (de zogenoemde toegangspoortconstructie ). Deed zij dat, dan zou zij na vijf jaar rechtmatig verblijf in het Verenigd Koninkrijk het duurzame verblijfsrecht verwerven: zie artikel 18 van de richtlijn. Door de bijkomende voorwaarde op te leggen, dat KA, om rechthebbende te zijn, op het moment van de echtscheiding in het Verenigd Koninkrijk werkzaam moest zijn, hebben de Regulations de richtlijn niet juist omgezet. 11 De toegangspoortconstructie van artikel 13, lid 2, is juist en past traditionele uitleggingsbeginselen toe. Artikel 13, lid 2, bevat geen uitdrukkelijke voorwaarde dat de gescheiden burger van de Unie in de gastlidstaat werkzaam moet zijn geweest op het moment van de echtscheiding. De tweede alinea van artikel 13, lid 2, is bedoeld voor de ex-echtgeno(o)t(e) die onderdaan is van een derde land, en vereist dat hij of zij kan aantonen na de echtscheiding in het eigen onderhoud te voorzien, alvorens het duurzame verblijfsrecht te kunnen verwerven. De richtlijn bevat haar eigen waarborg tegen misbruik na de echtscheiding dient de onderdaan van een derde land in het eigen onderhoud te voorzien en een voorwaarde dat de uit de Unie afkomstige vervreemde ex-echtgeno(o)t(e) in de gastlidstaat werkzaam moet zijn op het moment van de echtscheiding, dient geen nuttig doel. 12 Artikel 13, lid 2, dient op teleologische wijze te worden uitgelegd, zoals uiteengezet in overweging 15 van de richtlijn. Het voorstel van de Commissie voor wat later de richtlijn werd [COM(2001) 257 final], legde het doel van artikel 13, lid 2, als volgt uit: een zekere rechtsbescherming te bieden voor deze personen wier verblijfsrecht samenhangt met de familieband die door het huwelijk bestaat, en die hierdoor het slachtoffer zouden kunnen worden van chantage in het kader van de echtscheiding. Onder toepassing van de lijn die in de rechtspraak was uitgezet in de zaak Diatta, maakte het voorstel ook duidelijk dat van echtscheiding in de zin van artikel 13, lid [2], geen sprake is totdat deze onherroepelijk is uitgesproken. 13 Het toevoegen aan artikel 13, lid 2, van een impliciete voorwaarde dat de exechtgeno(o)t(e) die burger van de Unie is, in de gastlidstaat werkzaam moet zijn op het moment dat de echtscheiding onherroepelijk wordt uitgesproken, zou het onderliggende doel van de bepaling teniet doen. Het is onvermijdelijk dat echtscheidingsprocedures enige tijd in beslagnemen in sommige lidstaten een aantal jaar voordat de echtscheiding onherroepelijk wordt uitgesproken. Op ieder moment in die procedure zou de echtgeno(o)t(e) die burger van de Unie is, de mogelijkheid hebben zijn of haar echtgeno(o)t(e) die onderdaan is van een derde land het verblijfsrecht te ontnemen door de gastlidstaat te verlaten voordat de echtscheiding onherroepelijk is uitgesproken. De mogelijkheid voor chantage is in dergelijke gevallen, met name gevallen waarin sprake is van betwiste afspraken over het ouderlijk gezag of het omgangsrecht, en in gevallen van huiselijk geweld, evident. 6

8 NA 14 Subsidiair dient artikel 13, lid 2, ruim te worden uitgelegd, in die zin dat NA, nadat KA en zij na het mislukken van hun relatie uit elkaar waren gegaan, gedurende een redelijke tijd een verblijfsvergunning zou behouden om een echtscheiding te kunnen aanvragen, en om werk vinden of een manier om in haar onderhoud te voorzien, zoals vereist in de tweede alinea van artikel 13, lid 2. Ter ondersteuning van haar subsidiaire standpunt (zogenoemde scheidingsconstructie ) verwijst NA naar het arrest van de High Court of Ireland in de zaak Lahyani. Standpunten van de Secretary of State 15 Hoewel artikel 13, lid 2, van de richtlijn niet het uitdrukkelijke vereiste bevat dat de voormalige echtgeno(o)t(e) die een burger van de Unie is, ten tijde van de echtscheiding Verdragsrechten moet hebben uitgeoefend in het gastland, blijkt dit impliciet uit de titel van artikel 13, Behoud van het verblijfsrecht van familieleden in geval van scheiding [...]. Een recht kans slechts behouden blijven bij een echtscheiding, als het bestond op het moment van de echtscheiding. 16 De tweede alinea van artikel 13, lid 2, die in dezelfde bewoordingen is gesteld als de tweede alinea van artikel 12, lid 2 (die betrekking heeft op de rechten van onderdanen van een derde land in geval van overlijden van de burger van de Unie), legt vereisten op aan de gescheiden ex-echtgeno(o)t(e) die onderdaan is van een derde land en is neutraal wat betreft de juiste uitlegging van de eerste alinea van artikel 13, lid Artikel 12, lid 3, verleent een afgeleid verblijfsrecht aan een ouder die een onderdaan is van een derde land, en die daadwerkelijk het ouderlijk gezag heeft over een kind dat een burger van de Unie is en in de gastlidstaat naar school gaat. Dit verblijfsrecht bestaat slechts tot het kind zijn scholing heeft voltooid en leidt niet tot een duurzaam verblijfsrecht op grond van artikel 18. De toegangspoortconstructie van NA leest in artikel 13, lid 2, verblijfsrechten die uitgebreider zijn dan die welke worden verleend aan verlaten (doch niet gescheiden) echtgenoten uit derde landen, wier kinderen in de gastlidstaat naar school gaan, en staat derhalve op gespannen voet met artikel 12, lid De mogelijkheid voor misbruik door een burger van de Unie die ermee dreigt de gastlidstaat te verlaten voordat de echtscheiding onherroepelijk is uitgesproken, zal in de praktijk beperkt blijven, omdat hij of zij alleen uit het gastland zal kunnen vertrekken door zijn of haar werk in dat land op te geven. 19 De scheidingsconstructie van artikel 13, lid 2, van de richtlijn is in strijd met de autonome EU-betekenis van het einde van een huwelijksverhouding, zoals bepaald in de zaak Diatta en bevestigd door het Hof van Justitie in de zaak Iida, zou leiden tot rechtsonzekerheid en zou in de praktijk onwerkbaar zijn. Het zou vooral moeilijk zijn om met het oog op voorwaarde a) in de eerste alinea van artikel 13, lid 2, te beslissen of een huwelijk drie jaar had geduurd, als er geen 7

9 SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-115/15 rechtszekerheid bestaat over wanneer het was geëindigd. De ruime uitlegging van artikel 13, lid 2, zoals aangenomen in Lahyani, is niet juist; zij moet worden gezien tegen de achtergrond van die zaak, waarvan de onderhavige zaak kan worden onderscheiden, aangezien de echtscheidingswetgeving in Ierland bijzonder beperkend is en omdat de kwestie van duurzaam verblijf in die zaak niet aan de orde was. In ieder geval wordt NA er niet door geholpen, omdat zij niet binnen een redelijke termijn een echtscheiding had aangevraagd. Een periode van achttien maanden tot het aanvragen van een echtscheiding, werd niet als een redelijke termijn beschouwd in de zaak Lahyani. Kwestie B: Wanneer wordt voorgesteld een burger van de Unie uit een gastland te verwijderen en het enige land binnen de EU waar de burger van de Unie het recht heeft te wonen, het land is waarvan hij de nationaliteit bezit, maar een bevoegde rechter heeft geoordeeld dat deze verwijdering uit de gastlidstaat naar het land waarvan hij de nationaliteit bezit, zijn rechten op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) / artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de EU zou schenden, is de gastlidstaat dan gerechtigd hem te verwijderen naar het land waarvan hij de nationaliteit bezit? 20 Het staat vast dat het oordeel van het Upper Tribunal dat NA een Zambrano-recht had om in het Verenigd Koninkrijk te blijven, omdat zij zich niet kon beroepen op enig EU-verblijfsrecht in Duitsland, onjuist was. MA en IA, beiden dochters van NA, hebben als Duitse staatsburgers het recht in Duitsland te wonen. Mochten MA en IA naar Duitsland verhuizen, dan zou NA, die degene is die daadwerkelijk voor hen zorgt, bij toepassing van de Zambrano-beginselen in Duitsland een afgeleid verblijfsrecht hebben. Standpunten van NA 21 De rechten van MA en IA op grond van de artikelen 20 VWEU en 21 VWEU zijn in het geding bij hun (feitelijke) verwijdering uit het Verenigd Koninkrijk, omdat hun aanwezigheid in het Verenigd Koninkrijk, en die van NA, het gevolg is van het feit dat het gezin zijn rechten van vrij verkeer op grond van het Verdrag, de richtlijn en verordening nr. 1612/68 uitoefent. Ieder besluit om hun verblijf in het Verenigd Koninkrijk op grond van de artikelen 20 en 21 te bekorten, dient te voldoen aan de algemene beginselen van Unierecht, met name de grondrechten van de Unie. Gelet op het oordeel van het Upper Tribunal over het beroep van NA op artikel 8 EVRM, zou artikel 8, en derhalve artikel 7 van het Handvest, worden geschonden, indien zij na de afwijzing van de verblijfsaanvraag van NA feitelijk zouden worden verwijderd, of het nu gaat om een voorgenomen verwijdering naar Pakistan, zoals voorgesteld door de Secretary of State voor het Upper Tribunal, of naar Duitsland, waar de enige band van de kinderen die met hun vader is, die een burger van de Unie is (en die nu van hen is vervreemd). 8

10 NA 22 In geen van de door het Hof van Justitie van de Europese Unie gewezen zaken, was sprake van een duidelijke uitspraak van een bevoegde rechter, zoals in onderhavige zaak wel het geval is, dat verwijdering van de burger van de Unie uit de gastlidstaat naar het land waarvan de burger van de Unie de nationaliteit bezit, de rechten van die burger van de Unie op grond van artikel 8 EVRM en artikel 7 van het Handvest zou schenden. De beslissingen van het Hof van Justitie richtten zich veeleer op de positie van de burger van Unie in de praktijk dan op de kwestie van het wettelijke recht. Het oordeel van het Upper Tribunal in deze zaak was niet eenvoudigweg dat dit gezin enigszins zou worden gehinderd in de uitoefening van zijn rechten op grond van artikel 8, maar ook dat verwijdering niet proportioneel zou zijn. Toen eenmaal was aanvaard, zoals door de Secretary of State bij het Upper Tribunal, dat het niet realistisch was om te verwachten dat NA met haar kinderen in Duitsland kon wonen, zouden MA en IA in de praktijk verplicht zijn het grondgebied van de EU te verlaten als NA uit het Verenigd Koninkrijk werd verwijderd. 23 Uit het arrest in de zaak Alarape volgt, dat NA geen Unierecht tot duurzaam verblijf heeft op basis van een afgeleid recht op grond van de artikelen 20 VWEU en 21 VWEU juncto artikel 8 EVRM of artikel 7 van het Handvest. Standpunten van de Secretary of State 24 De rechten van MA en IA op grond van de artikelen 20 VWEU en 21 VWEU zijn in het geding, maar hun rechten zullen niet worden geschonden, tenzij zij feitelijk gedwongen zouden zijn het grondgebied van de Unie in zijn geheel te verlaten, zie de zaak Alokpa (punt 32). MA en IA zullen feitelijk niet worden gedwongen het grondgebied van de Unie te verlaten, omdat zij het recht hebben te verblijven in het land waarvan zij de nationaliteit bezitten, Duitsland. Kwestie C: Is artikel 12 van verordening nr. 1612/68 afhankelijk van de vervulling van een impliciete voorwaarde dat de ouder die een burger van de Unie is, zich in de gastlidstaat dient te bevinden wanneer het kind in die staat zijn scholing aanvangt. 25 Het afgeleide verblijfsrecht van de ouder van een kind op wie artikel 12 van verordening nr. 1612/68 van toepassing is, wordt verleend bij Regulation 15A van de UK Regulations, en is onder andere afhankelijk van de vervulling van de voorwaarde dat het kind in het Verenigd Koninkrijk naar school gaat en naar school ging op het moment dat de ouder die een burger van de Unie is, zich in het Verenigd Koninkrijk bevond (Regulation 15A, lid 3, onder c). Standpunten van NA 26 Niets in de jurisprudentiële lijn die is uitgezet in de zaak Teixeira suggereert, dat de rechten op grond van artikel 12 van een kind van een ouder die een burger van de Unie is en die zijn recht van vrij verkeer heeft uitgeoefend als werknemer of 9

11 SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-115/15 zelfstandige, afhankelijk zijn van het voortgezet verblijf in de gastlidstaat van die ouder die een burger van de Unie is, op het moment dat het kind zijn scholing aanvangt. 27 In de jurisprudentie is vastgesteld dat artikel 12 ruim dient te worden uitgelegd en dat slechts behoeft te worden voldaan aan vier voorwaarden, die MA en IA alle vervullen: 1) het kind in kwestie is het kind van werknemer die een burger van de Unie is; 2) de werknemer die een burger van de EU is, heeft eertijds zijn of haar recht van vrij verkeer uitgeoefend om met zijn of haar gezin in de gastlidstaat te komen wonen; 3) het kind is hetzij verhuisd naar de gastlidstaat, hetzij aldaar geboren als gevolg van het feit dat de ouder die een burger van Unie is, zijn of haar recht van vrij verkeer heeft uitgeoefend; en 4) het kind is in feite zijn scholing begonnen in het schoolsysteem van de gastlidstaat. Standpunten van de Secretary of State 28 Artikel 12 van verordening nr. 1612/68 bevatte geen uitdrukkelijk vereiste dat er een overlapping in de tijd moest zijn tussen de periode dat het kind in de gastlidstaat naar school gaat en de periode dat de ouder die een burger van de Unie is, zich in die staat bevindt. Een dergelijk vereiste moet echter noodzakelijkerwijs worden afgeleid uit het onderliggende doel van artikel 12, zoals uitgelegd in de vijfde overweging van verordening nr. 1612/ Het in alinea c) van Regulation 15A, lid 3, opgenomen vereiste van een overlapping in de tijd, is rechtmatig. Als de ouder die een burger van de Unie is de gastlidstaat waar hij of zij als werknemer naartoe was verhuisd, heeft verlaten voordat zijn of haar kind zijn scholing heeft aangevangen in de gastlidstaat, dan zou die ouder niet worden gehinderd in zijn of haar vrije verkeer als werknemer als zijn of haar kind niet in staat was zijn scholing in dat gastland aan te vangen. Er kan geen sprake zijn van een vereiste van Unierecht volgens hetwelk een migrerende werknemer, wanneer hij naar een andere lidstaat verhuist en daar zijn echtgenote misbruikt en verlaat, ervan moet zijn verzekerd dat zijn echtgenote haar verblijfsrecht daar niet zal verliezen. De kwestie van een belemmering van het vrije verkeer van werknemers doet zich niet voor. 30 Subsidiair, met betrekking tot de bijzondere feiten van deze zaak, waarin moet worden geconcludeerd dat KA het Verenigd Koninkrijk duurzaam heeft verlaten in december 2006, lang voordat een van zijn twee dochters haar scholing had aangevangen, kon het feit dat zij niet het recht hadden hun scholing in het Verenigd Koninkrijk aan te vangen, geen enkel gevolg hebben voor zijn vrije verkeer als werknemer. 10

12 NA Korte uiteenzetting van de motivering van de verwijzing Kwestie A 31 Artikel 13, lid 2, van de richtlijn bevat geen uitdrukkelijk vereiste dat een uit een derde land afkomstige ex-echtgeno(o)t(e) van een burger van de Unie slechts een verblijfsrecht behoudt wanneer zij kan aantonen dat de voormalige echtgeno(o)t(e) op het moment van de echtscheiding in de gastlidstaat Verdragsrechten uitoefende. Het recht van het Verenigd Koninkrijk legt in de Regulations een dergelijk vereiste op. Het is niet duidelijk of de scheidingsconstructie van artikel 13, lid 2, zoals aanvaard in de zaak Lahyani, moet worden gevolgd. De zaak Diatta maakt duidelijk dat behoefte bestaat aan rechtszekerheid omtrent het moment waarop een huwelijk ten einde komt. Het oordeel in de zaak Lahyani heeft echter het praktische probleem vastgesteld dat de behoefte aan rechtszekerheid met zich meebrengt. Het is onvermijdelijk dat, afhankelijk van het nationale recht van de gastlidstaat, een meer of minder lange periode zal verstrijken tussen het aanvragen van de echtscheiding en het moment waarop de echtscheiding onherroepelijk wordt uitgesproken. Hoewel enige gewicht moet worden toegekend aan een tekstuele analyse van de titel van artikel 13 in het normale spraakgebruik wordt een recht niet behouden bij een echtscheiding, als het op dat moment al niet bestaat moet niet minder gewicht worden toegekend aan het standpunt van NA dat de toegangspoortconstructie overeenstemt met de behoefte aan een teleologische uitlegging van artikel 13, lid 2, ter voorkoming van mogelijk misbruik door burgers van de Unie die in de echtscheidingsprocedure bijvoorbeeld het ouderlijk gezag of het omgangsrecht met hun kinderen betwisten, of huiselijk geweld hebben gepleegd tegen hun echtgeno(o)t(e) die onderdaan is van een derde land. Voor de toegangspoortconstructie pleit ook de vaststelling dat de tweede alinea van artikel 13, lid 2, aan de uit een derde land afkomstige ex-echtgeno(o)t(e) die probeert na de echtscheiding van zijn of haar echtgeno(o)t(e) die burger is van de Unie, het duurzame verblijfsrecht te verwerven, het vereiste oplegt dat zij of hij in het eigen levensonderhoud kan voorzien. Kwestie B 32 Noch het Hof van Justitie van de Europese Unie, noch de nationale rechters hebben zich moeten buigen over de in casu aan de orde zijnde vraag, of, ingeval het voornemen bestaat een burger van de Unie uit een gastlidstaat te verwijderen en het enige land binnen de EU waar de burger van de Unie het recht heeft te wonen is het land waarvan hij de nationaliteit bezit, maar een bevoegde rechter heeft geoordeeld dat diens verwijdering uit de gastlidstaat naar het land waarvan hij de nationaliteit bezit, zijn rechten op grond van artikel 8 EVRM of artikel 7 van het Handvest zou schenden, de gastlidstaat dan het recht heeft hem te verwijderen naar het land waarvan hij de nationaliteit bezit? Het antwoord op die vraag is geen acte clair, met name met betrekking tot de feitelijke omstandigheden van deze zaak, waar de Secretary of State heeft aanvaard dat het voor de 11

13 SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-115/15 toepassing van artikel 8 EVRM of artikel 7 van het Handvest niet realistisch is om te verwachten dat de burger van Unie (in dit geval de kinderen MA en IA) gaat wonen in de staat waarvan hij de nationaliteit bezit. Kwestie C 33 De vraag of artikel 12 van verordening nr. 1612/68 afhankelijk is van een impliciete voorwaarde dat de ouder die een burger van de Unie is, zich in de gastlidstaat moet bevinden wanneer het kind zijn scholing in die staat aanvangt, moet principieel worden beantwoord, en het antwoord is geen acte clair. In de verordening zelf noch in de rechtspraak is een antwoord te vinden. Het antwoord op deze vraag zou hetzelfde moeten zijn, ongeacht in welke lidstaat het kind van de burger van de Unie naar school gaat, en daarom wordt de vraag voorgelegd aan het Hof van Justitie. 12

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Vertaling C-304/14-1 Datum van indiening: 24 juni 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-304/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Upper Tribunal (Immigration and

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 26/04/2016

Datum van inontvangstneming : 26/04/2016 Datum van inontvangstneming : 26/04/2016 Samenvatting C-165/16 Zaak C-165/16 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Vertaling C-478/17-1 Zaak C-478/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 augustus 2017 Verwijzende rechter: Tribunalul Cluj (Roemenië) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 12/06/2014

Datum van inontvangstneming : 12/06/2014 Datum van inontvangstneming : 12/06/2014 Samenvatting C-218/14-1 Zaak C-218/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-322/17-1 Zaak C-322/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2017 Verwijzende rechter: High Court (Ierland) Datum van de

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 31.1.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 0256/2011, ingediend door Harry Nduka (Nigeriaanse nationaliteit), over zijn recht om in

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019 Datum van inontvangstneming : 23/01/2019 Samenvatting C-759/18-1 Zaak C-759/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017 Datum van inontvangstneming : 22/08/2017 Samenvatting C-438/17-1 Zaak C-438/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013 Datum van inontvangstneming : 25/10/2013 Vertaling C-515/13-1 Zaak C-515/13 Samenvatting van een verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/02/2019

Datum van inontvangstneming : 25/02/2019 Datum van inontvangstneming : 25/02/2019 Samenvatting C-836/18-1 Zaak C-836/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Vertaling C-83/17-1 Zaak C-83/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 februari 2017 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 30.05.2012 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1307/2007 ingediend door Richard Willmer (Britse nationaliteit), over de weigering van

Nadere informatie

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 *

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 * Jurisprudentie BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 * Prejudiciële verwijzing Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken Verordening

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/09/2017

Datum van inontvangstneming : 13/09/2017 Datum van inontvangstneming : 13/09/2017 Vertaling C-483/17-1 Zaak C-483/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 augustus 2017 Verwijzende rechter: Court of Appeal (Ierland) Datum

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 5 mei 2011 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 5 mei 2011 * MCCARTHY ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 5 mei 2011 * In zaak C-434/09, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Supreme Court of the United Kingdom,

Nadere informatie

Date de réception : 01/03/2012

Date de réception : 01/03/2012 Date de réception : 01/03/2012 Vertaling C-44/12-1 Zaak C-44/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2012 Verwijzende rechter: Court of Session, Scotland (Verenigd Koninkrijk)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Vertaling C-478/15-1 Zaak C-478/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Vertaling C-338/13-1 Zaak C-338/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 juni 2013 Verwijzende rechter: Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Date de réception : 01/12/2011

Date de réception : 01/12/2011 Date de réception : 01/12/2011 Resumé C-544/11-1 Zaak C-544/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 05/12/2014

Datum van inontvangstneming : 05/12/2014 Datum van inontvangstneming : 05/12/2014 Samenvatting C-489/14-1 Zaak C-489/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015 Datum van inontvangstneming : 07/09/2015 Vertaling C-429/15-1 Zaak C-429/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 5 augustus 2015 Verwijzende rechter: Court of Appeal (Ierland) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013 Datum van inontvangstneming : 11/06/2013 Vertaling C-250/13-1 Zaak C-250/13 Samenvatting van een verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 24/09/2018

Datum van inontvangstneming : 24/09/2018 Datum van inontvangstneming : 24/09/2018 Vertaling C-544/18-1 Zaak C-544/18 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 augustus 2018 Verwijzende rechter: Upper Tribunal (Verenigd Koninkrijk)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Vertaling C-569/16-1 Zaak C-569/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 november 2016 Verwijzende rechter: Bundesarbeitsgericht (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014 Datum van inontvangstneming : 30/09/2014 Samenvatting C-408/14-1 Zaak C-408/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014 Datum van inontvangstneming : 25/08/2014 Vertaling C-359/14 1 Datum van indiening: 23 juli 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-359/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Vilniaus miesto apylinkės teismas

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012 Datum van inontvangstneming : 28/06/2012 Resumé C-233/12-1 Zaak C-233/12 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018 Datum van inontvangstneming : 13/11/2018 Vertaling C-629/18-1 Zaak C-629/18 Prejudiciële verwijzing Datum van ontvangst: 8 oktober 2018 Verwijzende rechter: Sofiyski gradski sad (Bulgarije) Datum van de

Nadere informatie

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.10.2017 COM(2017) 605 final Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD houdende machtiging tot opening van onderhandelingen over een overeenkomst tussen de Europese Unie en

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie verzoekschriften 2009 29.03.2011 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1609/2008, ingediend door D. A. L. (Britse nationaliteit), over vermeende discriminatie

Nadere informatie

Date de réception : 10/01/2012

Date de réception : 10/01/2012 Date de réception : 10/01/2012 Resumé C-619/11-1 Zaak C-619/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 26/02/2019

Datum van inontvangstneming : 26/02/2019 Datum van inontvangstneming : 26/02/2019 Vertaling C-32/19 1 Zaak C-32/19 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 18 januari 2019 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110635/1/V1. Datum uitspraak: 15 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013 Datum van inontvangstneming : 31/01/2013 Vertaling C-1/13-1 Datum van indiening: Zaak C-1/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing 2 januari 2013 Verwijzende rechter: Cour de cassation (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013 Datum van inontvangstneming : 28/02/2013 Vertaling C-45/13-1 Datum van indiening: Zaak C-45/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing 28 januari 2013 Verwijzende rechter: Oberste Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 26/01/2016

Datum van inontvangstneming : 26/01/2016 Datum van inontvangstneming : 26/01/2016 Samenvatting C-668/15-1 Zaak C-668/15 Samenvatting van een verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014 Datum van inontvangstneming : 22/05/2014 Vertaling C-184/14-1 Zaak C-184/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 april 2014 Verwijzende rechter: Corte Suprema di Cassazione (Italië)

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014 Datum van inontvangstneming : 16/05/2014 Vertaling C-165/14-1 Zaak C-165/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 april 2014 Verwijzende rechter: Tribunal Supremo (Spanje) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Datum van inontvangstneming : 14/06/2013 Vertaling C-258/13-1 Zaak C-258/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 mei 2013 Verwijzende rechter: Varas Cíveis de Lisboa (Portugal)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016 Datum van inontvangstneming : 08/07/2016 Vertaling C-278/16-1 Zaak C-278/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 19 mei 2016 Verwijzende rechter: Landgericht Aachen (Duitsland) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 18. 10. 2016 ZAAK C-570/16 [OMISSIS] Wuppertal, verzoekster, verweerster in hoger beroep en verzoekster in Revision,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 12/03/2015

Datum van inontvangstneming : 12/03/2015 Datum van inontvangstneming : 12/03/2015 Samenvatting C-51/15-1 Zaak C-51/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015 Datum van inontvangstneming : 13/08/2015 Vertaling C-365/15-1 Zaak C-365/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 juli 2015 Verwijzende rechter: Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/02/2016

Datum van inontvangstneming : 04/02/2016 Datum van inontvangstneming : 04/02/2016 Vertaling C-699/15-1 Datum van indiening: Verwijzende rechter: Zaak C-699/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing 24 december 2015 Court of Appeal (England and

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 29.9.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 1240/2013, ingediend door Rodica Ionela Bazgan (Roemeense nationaliteit), over vrijheid

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016 Datum van inontvangstneming : 19/07/2016 Vertaling C-341/16-1 Zaak C-341/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 juni 2016 Verwijzende rechter: Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235, C14-7 Richtlijn betreffende het recht van onderdanen van een Lid-Staat op het grondgebied van een andere Lid-Staat verblijf te houden na er een werkzaamheid anders dan in loondienst te hebben uitgeoefend

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 29.11.2013 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 0570/2012, ingediend door Maria Teresa Magnifico (Italiaanse nationaliteit), over erkenning

Nadere informatie

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 27.10.2010 2010/0067(CNS) ONTWERPADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013 Datum van inontvangstneming : 16/09/2013 Vertaling C-442/13-1 Zaak C-442/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 6 augustus 2013 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Vertaling C-690/15-1 Zaak C-690/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2015 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 03/07/2012

Datum van inontvangstneming : 03/07/2012 Datum van inontvangstneming : 03/07/2012 C-275/12-1 Zaak C-275/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 4 juni 2012 Verwijzende rechter: Verwaltungsgericht Hannover (Duitsland) Datum

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie verzoekschriften 2009 16.11.2011 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1442/2008, ingediend door C.B. (Engelse nationaliteit), gesteund door 100 medeondertekenaars,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 15/09/2017

Datum van inontvangstneming : 15/09/2017 Datum van inontvangstneming : 15/09/2017 Samenvatting C-480/17-1 Zaak C-480/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/11/2015

Datum van inontvangstneming : 23/11/2015 Datum van inontvangstneming : 23/11/2015 Samenvatting C 544/15-1 Zaak C-544/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Samenvatting C-488/18-1 Zaak C-488/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/01/2015

Datum van inontvangstneming : 23/01/2015 Datum van inontvangstneming : 23/01/2015 Samenvatting C-561/14-1 Zaak C-561/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/02/2013

Datum van inontvangstneming : 22/02/2013 Datum van inontvangstneming : 22/02/2013 Vertaling C-32/13-1 Zaak C-32/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 22 januari 2013 Verwijzende rechter: Sozialgericht Nürnberg (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014 Datum van inontvangstneming : 26/05/2014 Vertaling C-189/14-1 Zaak C-189/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 april 2014 Verwijzende rechter: Eparchiako Dikastirio Lefkosias

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/01/2018

Datum van inontvangstneming : 04/01/2018 Datum van inontvangstneming : 04/01/2018 Vertaling C-657/17-1 Zaak C-657/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 24 november 2017 Verwijzende rechter: Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/05/2015

Datum van inontvangstneming : 07/05/2015 Datum van inontvangstneming : 07/05/2015 Vertaling C-155/15-1 Zaak C-155/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 1 april 2015 Verwijzende rechter: Kammarrätten i Stockholm (Zweden)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/09/2013

Datum van inontvangstneming : 09/09/2013 Datum van inontvangstneming : 09/09/2013 Vertaling C-354/13-1 Zaak C-354/13 Samenvatting van een verzoek om een prejudiciële beslissing in zaak C-354/13 overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/12/2015

Datum van inontvangstneming : 17/12/2015 Datum van inontvangstneming : 17/12/2015 Samenvatting C-585/15-1 Zaak C-585/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 21/11/2017

Datum van inontvangstneming : 21/11/2017 Datum van inontvangstneming : 21/11/2017 Samenvatting C-593/17-1 Zaak C-593/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 01/02/2013

Datum van inontvangstneming : 01/02/2013 Datum van inontvangstneming : 01/02/2013 Vertaling C-603/12-1 Zaak C-603/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2012 Verwijzende rechter: Verwaltungsgericht Hannover

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014 Datum van inontvangstneming : 05/08/2014 Vertaling C-321/14-1 Zaak C-321/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 4 juli 2014 Verwijzende rechter: Landgericht Krefeld (Duitsland)

Nadere informatie

Vertaling C-23/14-1. Zaak C-23/14

Vertaling C-23/14-1. Zaak C-23/14 Vertaling C-23/14-1 Zaak C-23/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie Datum van

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/10/2017

Datum van inontvangstneming : 17/10/2017 Datum van inontvangstneming : 17/10/2017 Samenvatting C-540/17-1 Zaak C-540/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/11/2015

Datum van inontvangstneming : 13/11/2015 Datum van inontvangstneming : 13/11/2015 Vertaling C-533/15-1 Zaak C-533/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 oktober 2015 Verwijzende rechter: Bundesgerichtshof (Duitsland)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:730

ECLI:NL:RBAMS:2015:730 ECLI:NL:RBAMS:2015:730 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 11-02-2015 Datum publicatie 03-03-2015 Zaaknummer awb 14/8225 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Voorlopige

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017 Datum van inontvangstneming : 19/09/2017 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING 9.8.2017 ZAAK C-491/17 2. De behandeling van de zaak te schorsen totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie een prejudiciële

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 12/08/2016

Datum van inontvangstneming : 12/08/2016 Datum van inontvangstneming : 12/08/2016 Vertaling C-381/16-1 Zaak C-381/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 11 juli 2016 Verwijzende rechter: Tribunal Supremo (Spanje) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017 Datum van inontvangstneming : 20/01/2017 Vertaling C-637/16-1 Zaak C-637/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 december 2016 Verwijzende rechter: Amtsgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 26 februari 1991 *

ARREST VAN HET HOF 26 februari 1991 * ANTONISSEN ARREST VAN HET HOF 26 februari 1991 * In zaak C-292/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de High Court of Justice, Queen's Bench Division, te Londen,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 15/06/2017

Datum van inontvangstneming : 15/06/2017 Datum van inontvangstneming : 15/06/2017 Samenvatting C-246/17-1 Zaak C-246/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 29.08.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1831/2008, ingediend door Mustafa Irkan (Britse nationaliteit), over indirecte discriminatie

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 30.4.2019 COM(2019) 207 final 2019/0100 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Samenwerkingscomité

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/02/2017

Datum van inontvangstneming : 07/02/2017 Datum van inontvangstneming : 07/02/2017 Samenvatting C-683/16-1 Zaak C-683/16 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:10326

ECLI:NL:RBDHA:2014:10326 ECLI:NL:RBDHA:2014:10326 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 20-08-2014 Zaaknummer 14/6302 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Richtlijn van de Raad d.d. 21 mei 1973, nr. 73/148/EEG, Pb EG 1973, nr. L1 72.

Richtlijn van de Raad d.d. 21 mei 1973, nr. 73/148/EEG, Pb EG 1973, nr. L1 72. C14-6 Richtlijn inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van onderdanen van de Lid-Staten binnen de Gemeenschap ter zake van vestiging en verrichten van diensten (73/148/EEG)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014 Datum van inontvangstneming : 18/03/2014 Samenvatting C-67/14-1 Zaak C-67/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 25.7.2019 COM(2019) 347 final 2019/0159 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het EPO-comité

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 C-449/19-1 Zaak C-449/19 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/02/2015

Datum van inontvangstneming : 02/02/2015 Datum van inontvangstneming : 02/02/2015 Vertaling C-592/14-1 Datum van indiening: Verwijzende rechter: Zaak C-592/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing 19 december 2014 High Court of Justice of England

Nadere informatie

Date de réception : 18/10/2011

Date de réception : 18/10/2011 Date de réception : 18/10/2011 Resumé C-463/11-1 Zaak C-463/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 29/01/2019

Datum van inontvangstneming : 29/01/2019 Datum van inontvangstneming : 29/01/2019 Samenvatting C-777/18 1 Zaak C-777/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/10/2017

Datum van inontvangstneming : 13/10/2017 Datum van inontvangstneming : 13/10/2017 Vertaling C-537/17-1 Zaak C-537/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 12 september 2017 Verwijzende rechter: Landgericht Berlin (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/12/2013

Datum van inontvangstneming : 17/12/2013 Datum van inontvangstneming : 17/12/2013 Vertaling C-578/13-1 Zaak C-578/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 november 2013 Verwijzende rechter: Landgericht Kiel (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013 Datum van inontvangstneming : 04/11/2013 Vertaling C-524/13-1 Zaak C-524/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 3 oktober 2013 Verwijzende rechter: Amtsgericht Karlsruhe (Duitsland)

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 17.5.2019 COM(2019) 242 final 2019/0116 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in de Raad van Ministers in te nemen standpunt met

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-330/17-1 Zaak C-330/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 2 juni 2017 Verwijzende rechter: Bundesgerichtshof (Duitsland) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Vertaling C-49/13 1 Zaak C-49/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 januari 2013 Verwijzende instantie: Úřad průmyslového vlastnictví

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/02/2015

Datum van inontvangstneming : 09/02/2015 Datum van inontvangstneming : 09/02/2015 Vertaling C-3/15 1 Zaak C-3/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 8 januari 2015 Verwijzende rechter: Amtsgericht Hannover (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/08/2017

Datum van inontvangstneming : 17/08/2017 Datum van inontvangstneming : 17/08/2017 richtlijn, in samenhang met het nationale recht, recht heeft op een bedrijfspensioen op basis van zijn anciënniteit, diensttijd die is vervuld vóór de inwerkingtreding

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016 Datum van inontvangstneming : 25/04/2016 Vertaling C-143/16-1 Zaak C-143/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 maart 2015 Verwijzende rechter: Corte suprema di cassazione (Italië)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 16/12/2016

Datum van inontvangstneming : 16/12/2016 Datum van inontvangstneming : 16/12/2016 Vertaling C-539/16-1 Zaak C-539/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 25 oktober 2016 Verwijzende rechter: Landgericht Frankfurt am Main

Nadere informatie