In de rechtszaal moet echter geoordeeld worden op basis van het geldende recht. Dat is het houvast, het kader waarbinnen getoetst moet worden.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "In de rechtszaal moet echter geoordeeld worden op basis van het geldende recht. Dat is het houvast, het kader waarbinnen getoetst moet worden."

Transcriptie

1 1 Edelachtbaar college, Vandaag zit voor u een man (H.) die zijn moeder heeft geholpen met haar zelfgekozen levenseinde. Geconfronteerd met de indringende wens van een hoogbejaarde vrouw van 99 jaar die niet nog ouder wilde worden, heeft hij haar begeleid en geholpen met haar zelfdoding. Hij heeft daarbij gehandeld vanuit compassie. Vanuit naastenliefde. Hij heeft gehandeld vanuit integere motieven en met goede bedoelingen. Dat staat buiten discussie. Daar is het Openbaar Ministerie niet blind voor. De vraag is hoe dit handelen door uw rechtbank beoordeeld moet worden. Is het handelen van verdachte te passen binnen het strafbare feit dat onder artikel 294, lid 2, van ons Wetboek van Strafrecht is opgenomen? Is dat feit strafbaar? En is deze verdachte ook strafbaar? En zo ja, welke straf moet er dan volgen? Geen gemakkelijke taak voor uw rechtbank. Geen gemakkelijke taak, nu we te maken hebben met een verdachte die heeft gehandeld vanuit zuivere motieven. Geen gemakkelijke taak, omdat vandaag maatschappelijk gezien een buitengewoon gevoelige zaak aan de orde is. In de rechtszaal moet echter geoordeeld worden op basis van het geldende recht. Dat is het houvast, het kader waarbinnen getoetst moet worden. Beoordeeld moet worden wat strafbaar is. In deze zittingszaal is niet aan de orde wat wellicht niet strafbaar zou moeten zijn. Die discussie hoort niet thuis in de rechtszaal, maar op het politieke podium, bij de wetgever. Het gaat er vandaag om wat wel en niet mag en het gaat er niet om wat in de visie van sommigen zou moeten mogen. Ons toetsingskader is helder. De wetgever is duidelijk. Hulp bij zelfdoding is een strafbaar feit. Het is strafbaar gesteld in artikel 294, tweede lid, Wetboek van Strafrecht. De rechtsgrond van artikel 294 Wetboek van Strafrecht is gelegen in eerbied voor het menselijk leven. De wet eist dat ook onder zeer moeilijke omstandigheden respect voor andermans leven wordt opgebracht. Op 1 april 2002 is de Wet Toetsing Levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (de zogenaamde Euthanasiewet) in werking getreden. Vanuit de gedachte van de eerbied voor het menselijk leven, handhaaft deze wet in beginsel de strafbaarheid van hulp bij zelfdoding. Slechts onder strikte voorwaarden, die hoge eisen stellen aan de zorgvuldigheid in verschillende stadia van besluitvorming en uitvoering van een hulp bij zelfdoding, heeft de wetgever het een arts toegestaan straffeloos te handelen. Door dit in handen te leggen van artsen wordt de zorgvuldigheid van de hulp bij zelfdoding geborgd en wordt voorkomen dat er mensen overlijden met een minder weloverwogen wens.

2 2 De zorgvuldigheidseisen van de Euthanasiewet houden in dat de arts: 1. De overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt; 2. De overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden; 3. De patiënt heeft voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over diens vooruitzichten; 4. Met de patiënt tot de overtuiging is gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevond geen redelijke andere oplossing was; 5. Ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die de patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de eerdergenoemde zorgvuldigheidseisen; 6. De euthanasie of hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig heeft uitgevoerd. Als de arts aan deze zorgvuldigheidseisen heeft voldaan en het bovendien meldt aan de gemeentelijk lijkschouwer, dan handelt de arts straffeloos. De Euthanasiewet is voortgekomen uit jarenlange discussies, mede vanuit de gedachte dat er een recht is op waardig sterven en vanuit de zelfbeschikking van mensen. De wetgeving die er ligt, is in lijn met de rechtspraak zoals die voordien gold. En de uitgangspunten zijn ook bevestigd in de rechtspraak zoals deze luidt na de inwerkingtreding van de Euthanasiewet. Bij de behandeling van het wetsvoorstel is stil gestaan bij wat de reikwijdte van de Euthanasiewet moet zijn. De bedoeling van de wetgever is in lijn met de rechtspraak dat het uitzichtloos en ondraaglijk lijden waar de Euthanasiewet over schrijft, een lijden is dat door een arts wordt beoordeeld. Enkel de arts kan immers straffeloos hulp bij zelfdoding verlenen. Het lijden moet vallen binnen het medisch domein. Een arts kan immers enkel oordelen over iets dat valt binnen diens eigen expertise. De oorzaak van het lijden moet liggen in een medisch classificeerbare ziekte of aandoening. Dit kan somatisch zijn, maar ook psychisch of psychiatrisch. De wetgever heeft de pure levensmoeheid zeer weloverwogen niet als lijden in de zin van de Euthanasiewet bedoeld. In dat geval is er immers geen medische classificeerbare aandoening als oorzaak aan te wijzen. Zeer uitdrukkelijk is het de bedoeling van de wetgever niet geweest dat een ieder die geen levenswil meer heeft, dan ook de gereguleerde mogelijkheid moet hebben om het leven te beëindigen of de doen beëindigen. Mensen die klaar met het leven zijn, komen niet voor euthanasie of hulp bij zelfdoding op grond van de Euthanasiewet in aanmerking. Levensmoeheid in de meest pure vorm valt niet binnen de Euthanasiewet, hoezeer mensen er ook aan lijden. Aan de andere kant van het spectrum bevindt zich de situatie die evident valt binnen de reikwijdte van de Euthanasiewet. Tussen de uitersten ligt een grijs gebied. In het grijze tussengebied bevinden zich ook mensen die weinig of geen levensvreugde ervaren en bij wie het verlangen naar het einde van het leven mede verband houdt met allerlei, niet noodzakelijk fatale, ongemakken en gebreken en pijnen. De levensmoeheid staat in zulke gevallen niet op zichzelf, maar staat dan

3 3 met die ongemakken en gebreken in verband. Het lijden heeft ergens ook een oorzaak die medisch classificeerbaar is, waarmee zulke gevallen in potentie binnen de kaders van onze euthanasiewetgeving passen. Zodra er dus een medische component aan het lijden zit, is het mogelijk te vatten binnen de kaders van de Euthanasiewet. Zo is de Euthanasiewet bedoeld. Dit is bij de behandeling van het wetsvoorstel van de Euthanasiewet meer dan tien jaar geleden reeds onderkend. In de periode na de Euthanasiewet zijn allerlei standpunten ingenomen en stukken verschenen over de reikwijdte en invulling van de wet. Zo is bijvoorbeeld in opdracht van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der geneeskunst, de KNMG, het rapport van de commissie Dijkhuis verschenen in De KNMG heeft vervolgens in 2011 een schriftelijk standpunt naar buiten gebracht over de rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde. Er zijn in de jurisprudentie enkele vraagstukken op dit vlak aan de orde geweest. En jaarlijks verschijnt een jaarverslag van de Regionale toetsingscommissies euthanasie, waarin overzichten gegeven worden van toegepaste euthanasie en verleende hulp bij zelfdoding. In de jaarverslagen van de toetsingscommissies worden overigens concrete casus uiteengezet, waarbij de toetsingscommissies laten zien hoe ze het handelen van de meldend arts aan de wet toetsen. Dit geeft een goed beeld hoe de zorgvuldigheidseisen die de wet verbindt aan het straffeloos euthanasie verrichten en hulp bij zelfdoding verlenen, worden beoordeeld en gewogen. Vandaar ook mijn verzoek een tweetal jaarverslagen aan het procesdossier toe te voegen. Er lijkt meer bewustwording bij artsen wat mogelijk is binnen de kaders van de Euthanasiewet en welke speelruimte ze hebben. Verschillende van de deskundigen die gehoord zijn drie weken geleden bevestigen dat beeld. Hoe een arts geconfronteerd met een verzoek om hulp bij zelfdoding te verlenen het verzoek beoordeelt en het gepresenteerde lijden kwalificeert, hangt af van de omstandigheden van het geval. Zo speelt een rol hoe de klachten worden gepresenteerd, hoe vasthoudend de betrokkene is in het verzoek, waar het verzoek zijn oorsprong in vindt, hoe invoelbaar het lijden is. Het is aan de arts om dit verzoek te beoordelen en bovendien dit verzoek te laten toetsen bij een andere arts. Tot zover de algemene schets van onder meer het geldende recht ten aanzien van hulp bij zelfdoding, welke schets van belang is voor een goede beoordeling van de zaak waar we vandaag over spreken. De zaak van H. die zijn moeder heeft geholpen met haar zelfdoding. Bewijs van het ten laste gelegde Dan volgt de vraag ten aanzien van het bewijs van het ten laste gelegde. In de visie van het Openbaar Ministerie is wettig en overtuigend bewezen dat mw. H., de moeder van verdachte, op 7 juni 2008 in Ermelo zelfdoding heeft gepleegd door het innemen van een groot aantal pillen. H. is hierbij in de maanden die eraan

4 4 vooraf gingen en op het moment van de zelfdoding behulpzaam geweest en hij heeft hiertoe de middelen verschaft. De door hem verleende hulp heeft eruit bestaan dat hij: - Verschillende afspraken heeft gemaakt met een consulent van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) om hen te laten informeren over onder meer de methoden van zelfdoding; - Een exemplaar van het zogenaamde WOZZ boekje heeft aangeschaft, een publicatie van de Stichting Wetenschappelijk onderzoek naar Zorgvuldige Zelfdoding, en dit gebruikt ten behoeve van de zelfdoding van zijn moeder; - Zijn moeder heeft geïnformeerd over de wijze waarop haar zelfdoding kan plaatsvinden; - Met zijn moeder een dag heeft gepland waarop de zelfdoding zou plaatsvinden; - Een handleiding heeft opgesteld over de wijze van uitvoeren van de zelfdoding; - De voor de zelfdoding benodigde pillen heeft verstrekt; - Instructies aan zijn moeder heeft gegeven omtrent de tijd en wijze waarop de pillen ingenomen moeten worden; - De pillen deels fijngemaakt in bakjes heeft gedaan en aangereikt aan zijn moeder. Mw. H. heeft de pillen zelf ingenomen, waarna zij is overleden. H. erkent het feit zoals dat ten laste is gelegd. Hij heeft in zijn verklaring bij de politie en zijn verklaring voor uw rechtbank uitgebreid opgesomd wat er in de maanden voorafgaand aan de zelfdoding van mw. H. is gebeurd. Hoe het idee van de zelfdoding is ontstaan en hoe dit langzaamaan vorm kreeg. Uit het procesdossier blijkt wat de rol en het aandeel van H. hierin is geweest. Hij heeft geluisterd, gestuurd, geadviseerd, geïnstrueerd, gepland en gefaciliteerd. Hij heeft een relevante, bepalende, essentiële en wezenlijke bijdrage geleverd aan de zelfdoding van zijn moeder. Naast de eigen verklaring van verdachte, zijn relevant voor het bewijs de verklaringen van zijn beide dochters, van zijn ex partner en zijn huidige partner, van verschillende medewerkers van de woonzorginstelling waar mw. H. heeft verbleven, van de geraadpleegde consulent van de NVVE en van de huisarts van mw. H.. Relevant zijn de beelden en geluidsopnamen waar we over beschikken. En het geraadpleegde WOZZ boekje. De verklaring van overlijden van mw. H.. En tot slot de rapportages van het NFI en van prof. 1 ten aanzien van de werkzame stof van de gebruikte pillen en de letale dosis. Een en ander bevestigt volledig de verklaring zoals H. die heeft gegeven en bevestigt het feit zoals dat ten laste gelegd is en derhalve bewezen kan worden. Enkele opmerkingen over de bewezenverklaring. Niet bewezen kan worden dat het ten laste gelegde feit in vereniging gepleegd is. Weliswaar verklaart H. hierover op pagina 105 dat hij met hulp van anderen over meer temazepam pillen (slaapmedicatie) kon beschikken en hij verklaart dat deze anderen ook wisten waar de pillen voor gebruikt gingen

5 5 worden. Maar het is zeer de vraag of gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking, een medeplegen van de hulp bij zelfdoding. In de visie van het Openbaar Ministerie gaat dat te ver in dit verband en gegeven alle omstandigheden. Dan een opmerking over de begrippen behulpzaam zijn bij de zelfdoding en het verschaffen van middelen daartoe. Beide maken onderdeel uit van de tenlastelegging en beide kunnen bewezenverklaard worden. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 18 maart uitgemaakt dat bepalend is of een verdachte het door diens handelen voor de ander mogelijk of gemakkelijk heeft gemaakt om zichzelf te doden. Het verschaffen van middelen spreekt voor zich in een zaak als waar we het vandaag over hebben. H. heeft ten behoeve van de zelfdoding van zijn moeder immers middelen in de vorm van pillen aan haar verstrekt. Over het begrip behulpzaam zijn het volgende. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 22 maart uitleg gegeven over het begrip behulpzaam zijn. Het heeft een eigensoortige betekenis. Voor de invulling van dit begrijp dient aansluiting te worden gezocht bij het algemeen spraakgebruik. De specifieke omstandigheden van het geval kleuren of sprake is van behulpzaam zijn. Het enkel geven van morele steun en het doen van louter algemene en informatieve mededelingen worden niet als strafbare behulpzaamheid bij de zelfdoding beschouwd. Dit wordt anders zodra informatie meer het karakter krijgt van een instructie. In de zaak waar we vandaag over spreken is naar het oordeel van het Openbaar Ministerie evident sprake van behulpzaam zijn. H. heeft concreet advies gegeven, hij heeft gestuurd, gepland en instructies gegeven. De buitenwereld zou het omschrijven als hij heeft haar geholpen. Algemeen spraakgebruik biedt uitkomst. Voorts heeft de Hoge Raad bepaald dat behulpzaamheid niet enkel strafbaar is indien deze wordt geboden tijdens de zelfdoding, maar ook indien deze eraan vooraf gaat. Een deel van de door H. geboden hulp is verleend in de maanden voorafgaand aan de zelfdoding en valt derhalve onder het begrip behulpzaam zijn van artikel 294, lid 2, Wetboek van Strafrecht. Voorts de causaliteit. Een causaal verband tussen de geboden hulp en de zelfdoding is niet vereist. In het genoemde arrest van de Hoge Raad van 18 maart 2008 is hier het nodige over geschreven. Bedoeld wordt dat er geen strikt causaal verband hoeft te bestaan tussen de hulp en de wijze waarop de zelfdoding heeft plaatsgevonden. De handelingen moeten wel relevant zijn geweest in het licht van de zelfdoding zoals die heeft plaatsgevonden. Anders kan immers niet van hulp in de zin van artikel 294, lid 2, Wetboek van Strafrecht worden gesproken. Hulp in de zin van dat artikel is ondersteunend; het heeft de zelfdoding bevorderd. En omgekeerd geredeneerd: voor een bewezenverklaring is van belang dat sprake is van zelfdoding waarbij de verleende hulp relevant is geweest. 1 ECLI:NL:HR:2008:BC ECLI:NL:HR:2005:AR8225

6 6 In de zaak van mw. H. is dit overigens minder van belang, aangezien er feitelijk wel degelijk sprake is van causaal verband tussen de hulp en de wijze van zelfdoding. Dit brengt me op de laatste opmerking omtrent het bewijs. Voor een bewezenverklaring van artikel 294, lid 2, Wetboek van Strafrecht is vereist dat de zelfdoding is gevolgd. In deze zaak hebben we te maken met een oude dame en na haar overlijden is geconcludeerd dat zij een natuurlijke dood is gestorven. Enige dagen later is ze gecremeerd. Er heeft geen toxicologisch onderzoek plaatsgevonden of ander onderzoek naar de precieze oorzaak van haar overlijden. Op basis van de stukken die zich in het procesdossier bevinden, kan echter worden geconcludeerd dat zij niet een natuurlijke dood is gestorven, maar zij is overleden als gevolg van een overdosis pillen, door haarzelf ingenomen. Er was dus sprake van zelfdoding. Dit kan worden vastgesteld op basis van de verklaring van H., in onderling verband bezien met: o De verklaring van de nachtzuster die mw. H. dood aan trof in de vroege ochtend van 8 juni 2008; o De verklaring van overlijden van mw. H. waaruit het moment van overlijden blijkt; o De beelden waarop te zien is dat mw. H. pillen slikt en het commentaar dat ze er bij geeft; o De gesprekken die zijn opgenomen met dictafoon; o Het WOZZ boekje waarin uiteengezet is wat de dodelijke dosis is van de pillen die zijn geslikt door mw. H.; o En tot slot met name de rapporten van het NFI en prof. 1 waaruit is af te leiden dat de hoeveelheid pillen die mw. H. heeft ingenomen zonder twijfel een fatale dosis betreft. Op basis van deze gegevens in combinatie met het korte tijdsverloop waarop één en ander is gebeurd, kan bewezenverklaard worden dat de zelfdoding is gevolgd. Tot zover ten aanzien van de bewezenverklaring van de hulp bij zelfdoding. Strafbaarheid feit en verdachte De vervolgvragen die aan de orde zijn, zien op de strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte die voor u zit. Sinds het bestaan van de Euthanasiewet is hulp bij zelfdoding nog immer een strafbaar feit, maar reguleert de Euthanasiewet door wie en onder welke uitzonderlijke omstandigheden deze hulp straffeloos kan geschieden. De Euthanasiewet heeft daarmee gecodificeerd wat in wezen gezien werd als het handelen door een arts vanuit een noodtoestand in de vorm van een conflict van plichten. De wet bepaalt dat het straffeloos hulp bij zelfdoding verlenen enkel en alleen is voorbehouden aan artsen.

7 7 H. is geen arts. Op grond van de Euthanasiewet kan zijn handelen dan ook uitdrukkelijk niet als straffeloos worden beoordeeld. Er is geen gereguleerde straffeloosheid in zijn geval. De vraag of uw rechtbank dan op een andere grond zou moeten concluderen tot niet-strafbaarheid van het handelen van verdachte kan in het requisitoir niet onbeantwoord blijven, gezien de verklaringen van de verschillende getuigen en met name gezien de verklaring van verdachte H. zelf. H. verklaart over de wens van zijn moeder om haar leven te beëindigen en dat zijn hulp daarbij voortkwam uit een soort barmhartigheid, een mededogen. Zijn moeder wilde niet meer verder leven en hij voelde de noodzaak om haar te helpen. Hij verklaart bij de politie 3 : Ik voelde haar nood. En ik voelde dat ik haar nu niet in de steek wilde laten. ( ) Ik voelde de wanhoop van mijn moeder en dat gunde ik haar niet. ( ) Toen ik dat zo zag, moest ik handelen en kon ik niet stil zitten. Ik zou mij ongelooflijk schuldig hebben gevoeld als ik niets had gedaan. Uit de stukken blijkt welke omstandigheden een rol hebben gespeeld bij zijn handelen. De persoon van mw. H., die wordt omschreven als een belangstellende, ruimdenkende oude dame, goed in staat haar wil te bepalen en kenbaar te maken en die erg gehecht was aan zelfstandigheid en autonomie. Maar ook de aard van de relatie die hij met haar had, evenals de persoon van verdachte en zijn eigen overtuiging ten aanzien van dit vraagstuk. Dit alles speelde een rol. Van belang in dit verband is ook de achtergrond van de doodswens van mw. H. en het feit dat H. meegegroeid is in het ontstaan van deze wens. Het ontwikkelen van de wens tot levensbeëindiging wordt door de naasten omschreven en geplaatst in het licht van de persoon van mw. H.. Een dame die zeer gehecht was aan haar zelfstandigheid. Maar ook een dame die leed aan een aantal kwalen. Onder meer hartfalen en een slechte nierfunctie. Osteoporose, met chronische rugpijn tot gevolg. En maculadegeneratie, waardoor ze buitengewoon slecht kon zien. Haar lichamelijke toestand verslechterde en ze had een angst hierdoor steeds afhankelijker te worden. Ze was bang dat ze geen grip meer hield op haar leven door haar beperkingen. Ze was verder helder van geest, maar ze was wel bang om haar geestelijke gezondheid te verliezen. Naasten omschrijven dat haar levenslust aan het verdwijnen was en op het eind van haar leven verdwenen was. Ze had in de jaren voor haar overlijden al vaker gezegd dat het voor haar niet lang meer hoefde te duren. Dit gevoel, deze wens, werd indringender vanaf eind Op enig moment gaf ze expliciet aan niet meer te willen leven en sprake ze over levensbeëindiging. Gezien de verklaring van H. waarin hij de achtergrond van zijn handelen en zijn beweegredenen daarbij schetst, mede in het licht van alle omstandigheden en ook gezien de betogen van de deskundigen die op de vorige zitting zijn gehoord, bestaat er aanleiding om in het requisitoir reeds in te gaan op de vraag of het handelen van H., gezien alle omstandigheden, als gerechtvaardigd zou kunnen worden beoordeeld. 3 Verklaring van verdachte, afgelegd op 23 februari 2010 om uur, in het bijzonder pagina 104 en 108 van het eindproces-verbaal van de politie

8 8 In het bijzonder bestaat de aanleiding om de vraag te beantwoorden of in de visie van het Openbaar Ministerie sprake is van een situatie van overmacht noodtoestand in de vorm van conflict van plichten. Geldende jurisprudentie is van belang voor een goede beoordeling in dit verband. Voor de inwerkingtreding van de Euthanasiewet zijn in de rechtspraak met name dergelijke verweren namens artsen gevoerd. Sinds de Euthanasiewet is immers gereguleerd onder welke omstandigheden de arts niet-strafbare hulp kan verlenen. De zaken van psychiater C. en de zaak van huisarts S. (de Brongersma zaak) zijn in dit verband kenmerkend 4. Maar ook relevant is een uitspraak van de Hoge Raad van 9 november Daarnaast zijn er de nodige uitspraken gedaan waar hulp bij zelfdoding door een niet-arts is verleend en het verweer is gevoerd dat het handelen te rechtvaardigen was. Kenmerkend zijn met name zaken van suïcideconsulenten, zoals van Stichting Vrijwillig Leven en Stichting De Einder 6. Maar ook zaken van hulp bij zelfdoding buiten het terrein van de suïcideconsultent zijn van belang 7. Tot slot zijn andersoortige zaken, zoals met name de Mediwietzaak van de Hoge Raad van 16 september relevant in dit verband. Overmacht noodtoestand In artikel 40 Wetboek van Strafrecht staat geschreven: Niet strafbaar is hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen. Overmacht valt uiteen in de overmacht noodtoestand en de psychische overmacht. Ik zal zoals gezegd ingaan op het vraagstuk waar overmacht noodtoestand op ziet. Noodtoestand vereist een acute noodsituatie, van waaruit een keuze gemaakt moest worden tussen conflicterende plichten. Concreet in de zaak van H. betrof dat aan de ene kant de wettelijke plicht niet te handelen in strijd met artikel 294, lid 2, Wetboek van Strafrecht en aan de andere kant de morele plicht zoals H. die voelde, om zijn moeder met haar uitdrukkelijke stervenswens te helpen menswaardig te sterven, het lijden dat zij in dat verband ervoer te verlichten en bovendien de ervaren plicht om uiting te geven aan het zelfbeschikkingsrecht. De vraag is of uit de onderling strijdige plichten een keuze is gemaakt die objectief beschouwd en tegen de achtergrond van de bijzondere omstandigheden van het geval gerechtvaardigd is te achten. Voor een beoordeling van een beroep op overmacht noodtoestand in het geval van de zaak van H. is een uitgangspunt van belang zoals verwoord in de uitspraken van het Gerechtshof Arnhem van 17 februari 2012 en de Hoge Raad van 16 september HR 21 juni 1994, NJ 1994, 656 en HR 24 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE ECLI:NL:HR:2004:AP Onder meer uitspraken van het Gerechtshof Arnhem van 17 februari 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BV6139 (geen cassatie ingesteld), HR 22 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR8225 en HR 18 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4463; de arresten van de Gerechtshoven in laatste twee genoemde zaken zijn ook relevant. 7 Onder meer rechtbank Leeuwarden 20 juni 2006, ECLI:NL:RBLEE:2006:AX8950, in hoger beroep gelijkluidend beslist door het Gerechtshof Leeuwarden op 15 december 2006, welk arrest niet gepubliceerd is; er is geen cassatie ingesteld. 8 ECLI:NL:HR:2008:BC7923

9 9 De zaak van het Gerechtshof Arnhem van 17 februari 2012 waarbij geen cassatie is ingesteld betrof een zaak jegens de heer S., die als voorzitter van de Stichting Vrijwillig Leven en als niet-arts in 2007 hulp bij zelfdoding heeft verleend. Het Hof heeft het volgende als uitgangspunt genomen voor de beoordeling van het verweer op overmacht noodtoestand: Uitzonderlijke omstandigheden kunnen in een individueel geval meebrengen dat gedragingen die door de wetgever strafbaar zijn gesteld, niettemin gerechtvaardigd kunnen worden geacht, onder meer indien moet worden aangenomen dat daarbij is gehandeld in noodtoestand, dat wil zeggen - in het algemeen gesproken - dat de pleger van het feit, staande voor de noodzaak te kiezen uit onderling strijdige plichten en belangen, de zwaarstwegende heeft laten prevaleren. In een geval als het onderhavige waarin de wetgever een bijzondere regeling heeft getroffen voor de afweging van de aan de naleving van de wet verbonden nadelen - in casu in de vorm van de mogelijkheid dat een arts onder strikte voorwaarden hulp biedt bij zelfdoding - is een beroep op noodtoestand niet zonder meer uitgesloten, maar een dergelijk beroep zal slechts bij hoge uitzondering kunnen worden aanvaard. De manoeuvreerruimte van de rechter is in zo n geval uitermate klein. Iemand die geen arts is kan naar het oordeel van de rechtbank geen geslaagd beroep op noodtoestand doen behoudens zeer uitzonderlijke omstandigheden. Een gelijksoortig standpunt werd in de mediwiet zaak van de Hoge Raad van 16 september 2008 als uitgangspunt genomen. In die zaak werd een beroep op overmacht noodtoestand gedaan door een MS patiënt die zelf hennepplanten teelde ten behoeve van zelfmedicatie. Hij overtrad daarmee de Opiumwet, maar deed dit om pijn te bestrijden en kwaliteit van leven te optimaliseren. De wet biedt de mogelijkheid om ontheffing te verkrijgen voor de teelt van medicinale cannabis, echter de betrokkene in die zaak kwam op basis van de wettelijke bepalingen niet voor een dergelijke ontheffing in aanmerking. De Hoge Raad heeft overwogen: In een geval als in casu waarin de wetgever een bijzondere regeling heeft getroffen voor de afweging van de aan de naleving van de wet verbonden nadelen in dit geval in de vorm van de mogelijke verlening van een ontheffing in verband met een geneeskundige toepassing van cannabis - is een beroep op noodtoestand niet zonder meer uitgesloten, maar een dergelijk beroep zal slechts bij hoge uitzondering kunnen worden aanvaard. Als uitgangspunt geldt derhalve dat nu de Euthanasiewet een regeling geeft op grond waarvan hulp bij zelfdoding straffeloos kan geschieden een beroep op overmacht noodtoestand nog wel mogelijk is, maar slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden. Het is ook begrijpelijk dat daar waar rechtspraak en wetgeving na lang wikken en wegen hebben gekaderd waar verleende hulp bij zelfdoding aan moet voldoen om gerechtvaardigd te kunnen worden geacht, de ruimte die bestaat om buiten die kaders hulp bij zelfdoding te rechtvaardigen zeer minimaal is. Het onderzoek naar een dergelijk verweer dient met uitzonderlijk grote behoedzaamheid te geschieden. Er is nauwelijks manoeuvreerruimte voor een rechter in dit verband, aldus de rechtspraak.

10 10 Bij het beoordelen van een beroep op overmacht noodtoestand dient de vraag te worden beantwoord of de aanwezigheid van een noodsituatie aannemelijk is. Die situatie dient objectiveerbaar te zijn. De situatie mag dus niet enkel in de opvatting van een verdachte hebben bestaan. In het geval van H. is het in de visie van het Openbaar Ministerie niet aannemelijk dat sprake was van een noodsituatie. H. en zijn moeder zijn enkele malen bij de eigen huisarts van mw. H. geweest. Die stelde zich weliswaar terughoudend op ten aanzien van de wens van mw. H., maar deed niet volledig de deur dicht. Zij is niet nogmaals benaderd en er zijn geen andere artsen geconsulteerd. Van belang om te noemen is dat er geen acute medische oorzaak was waardoor het aan tijd voor een second opinion ontbrak. Integendeel, de voorbereiding en planning heeft de nodige maanden in beslag genomen. In de visie van het Openbaar Ministerie had in redelijkheid van betrokkenen gevergd kunnen worden om nogmaals de eigen huisarts te bezoeken en daarnaast in geval van een duidelijke afwijzing van het euthanasieverzoek andere artsen te benaderen. Doordat er is nagelaten de verdere mogelijkheden te onderzoeken, terwijl dit wel in de rede had gelegen, was er op het moment van de verleende hulp bij zelfdoding door H. nog geen sprake van een noodtoestand. H. heeft op de vorige zitting aangegeven op een vraag van uw rechtbank dat hij met zijn moeder niet naar een andere huisarts is gegaan om daar een euthanasieverzoek neer te leggen. Hij verklaarde ter zitting: Het nee van de huisarts (doelend op huisarts mw. de V.) was in mijn moeders situatie inderdaad de inschatting dat de huisartsen in het algemeen niet zouden meewerken. Verdachte gaf aan dat hij deze inschatting baseerde op zijn kennis en verwees daarvoor naar het Brongersmaarrest. In die uitspraak is bepaald dat levensmoeheid geen grond is voor een arts om straffeloos euthanasie te plegen of hulp bij zelfdoding te verlenen. Dat is immers geen uitzichtloos en ondraaglijke lijden dat gebaseerd is op een medisch classificeerbare aandoening. Met de verklaring van H. dat het neerleggen van het euthanasieverzoek van zijn moeder bij een arts zinloos was, geeft hij aan in lijn met zijn eerdere verklaringen dat we in zijn visie te maken hebben met een zuivere klaar met leven zaak. Het was echter niet aan verdachte om te beoordelen of er sprake was van een uitzichtloos en ondraaglijk lijden in de zin van de Euthanasiewet en of er al dan niet voldoende basis was voor een te honoreren euthanasieverzoek. Het kan verdachte worden tegengeworpen dat hij dit oordeel niet in handen heeft gegeven aan de deskundigen bij wie dat oordeel thuis hoort. De artsen. Die beoordelen of er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden gebaseerd op een medisch classificeerbare aandoening. Daarbij merk ik op dat het maar zeer de vraag is of de situatie van mw. H. geduid moet worden als een zuivere klaar met leven zaak. Dit is maar zeer de vraag gezien de kwalen van mw. H. en gezien het feit dat haar euthanasiewens mede gebaseerd was op een lijdensdruk ingegeven door angst om lichamelijk verder af te takelen en daardoor haar zelfstandigheid steeds meer te verliezen en helemaal de regie kwijt te raken.

11 11 Gezien het rapport van de commissie Dijkhuis uit 2004, gezien het standpunt van de KNMG van 2011 en gezien de jaarverslagen van de Regionale toetsingscommissies euthanasie, lijkt er een verschuiving plaats te vinden. De situatie waarbij sprake is van levensmoeheid in combinatie met een optelsom van relatief kleine aandoeningen die wel medisch classificeerbaar zijn wordt gezien als uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Een in een dergelijke situatie toegepaste euthanasie door een arts wordt inmiddels en het is niet ondenkbaar dat dit in 2008 ook al zo was als zorgvuldig worden beoordeeld door de toetsingscommissies. Zo maakt het jaarverslag van 2010 als casus 11 melding van een zorgvuldig beoordeelde euthanasie, waarbij sprake is van een situatie zeer gelijk aan die van mw. H.. Met andere woorden als mw. H. de arts van casus 11 had getroffen, dan was een euthanasie binnen de kaders van de wet niet ondenkbaar. Dit betreft weliswaar een casus uit 2010, en niet 2008 zoals in geval van mw. H., maar in de casusomschrijving is ook te lezen dat de euthanasiewens in de jaren voorafgaand aan de euthanasie al bij die betrokken arts is neergelegd. Die situatie had dus een aanloopperiode van enkele jaren. Mw. D. heeft op de vorige zitting verklaard over de jaarverslagen van de Regionale toetsingscommissies euthanasie. Zij gaf aan dat in 2008 in 3% van de bij de commissies gemelde euthanasiegevallen de basis van het lijden ligt in overigen (blijkens de jaarverslagen geduid als: overige aandoeningen ). Mw. D. gaf voorts ter zitting aan dat met overigen bedoeld wordt: mensen die klaar zijn met het leven of de opsomming van meerdere aandoeningen bij ouderdom. Ook in 2008 was er dus sprake van een aantal zij het een zeer klein aantal gevallen van euthanasie in een situatie zoals die van mw. H.. Ook getuige-deskundige heeft hier het nodige over gezegd op de vorige zitting, waarbij het er op neerkomt dat het ook in 2008 niet uitgesloten was dat er een arts zou zijn geweest die toch meegegaan was in de euthanasiewens van mw. H.. Het benaderen van andere artsen was derhalve niet bij voorbaat volstrekt vruchteloos en kansloos geweest. Ook bij de eigen huisarts, mw. de V, was wellicht nog een ingang geweest. H. en zijn moeder zijn daar enkele malen geweest in verband met de euthanasiewens. De huisarts was terughoudend, maar deed de deur ook niet helemaal dicht. Zoals H. op de vorige zitting verklaarde: Ze zei tegen mijn moeder: Ik begrijp wat u wilt vragen. Ik wil dat graag vaker van u horen en ik wil het duidelijker van u horen. Dit vraagt onze Euthanasiewet ook van behandelend artsen, dit is nodig om vast te kunnen stellen dat het verzoek aan alle eisen voldoet. Het zou eerder laakbaar zijn indien zij hier onmiddellijk in mee gegaan was. Door niet te onderzoeken wat de mogelijkheden waren om de euthanasiewens van zijn moeder binnen de kaders van de wet gehonoreerd te krijgen, maar door over te gaan tot het verlenen van hulp bij zelfdoding, heeft H. zichzelf in een dwangpositie gemanoeuvreerd. Dit had hij kunnen en moeten vermijden. Doordat er nog mogelijkheden waren, doordat er nog alternatieven waren en opties om te onderzoeken, was er nog geen sprake van een acute noodtoestand. Dat hij zichzelf in een dwangpositie heeft geplaatst, betekent dus niet dat er op objectieve gronden gezegd kan worden dat er sprake was van een situatie van acute

12 12 nood waarin hij niet anders kon handelen dan hij deed. Er is immers in de visie van het Openbaar Ministerie onvoldoende aannemelijk dat er geen alternatieven voorhanden waren. In het bijzonder wil ik nog enkele overwegingen aanhalen van de eerdergenoemde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem van 17 februari 2012, welke overwegingen ook in de zaak van H. van belang zijn. In de zaak die nu ter beoordeling voorligt heeft de behandelend arts geweigerd mevrouw [overledene] te helpen bij zelfdoding. Het beroep op de bijzondere strafuitsluitingsgrond van artikel 294 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht is door de wetgever na een uitvoerige parlementaire discussie alleen aan artsen toegekend. De wetgever heeft niet-strafbare hulp bij zelfdoding alleen mogelijk willen maken in gevallen die medisch begeleid worden en achteraf verplicht worden getoetst. Dat artsen niet verplicht zijn om medewerking te verlenen aan de doodswens van een patiënt is één van de uitgangspunten van de euthanasiewetgeving, en heeft bij de totstandkoming van de wettelijke strafuitsluitingsgrond van artikel 294 lid 2 niet geleid tot een ruimere formulering die in het geval van een weigering ook niet-artsen omvat. Het enkele feit dat een arts weigert zijn medewerking te verlenen levert derhalve op zich geen situatie op die een beroep op noodtoestand voor een niet-arts mogelijk maakt, hoe schrijnend ook de situatie is van degene die zelfdoding wenst en daar hulp bij nodig heeft. Het hof is van oordeel dat het beroep op overmacht in de vorm van noodtoestand feitelijke grondslag ontbeert, omdat niet aannemelijk is geworden dat alternatieven niet voorhanden waren. Uit het dossier blijkt immers dat van de zijde van het verpleeghuis geen sprake is geweest van een definitieve onvoorwaardelijke weigering tot euthanasie, dan wel een weigering mee te werken aan de overdracht van de behandeling aan een andere arts, dan een die werkzaam was in het verpleeghuis. ( ) Bovendien heeft verdachte ter zitting van het hof verklaard dat hij verschillende artsen buiten het verpleeghuis heeft benaderd maar dat hij geen arts heeft gevonden, die in deze situatie bereid was tot hulpverlening bij zelfdoding. ( ) Onduidelijk is gebleven op welke gronden deze artsen niet bereid waren hun medewerking te verlenen. Het is derhalve geenszins uitgesloten dat de reden voor de weigering door de van de zijde van verdachte benaderde artsen gelegen was in het feit dat niet werd voldaan aan de zorgvuldigheidseisen van artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Dat voldoende pogingen door verdachte zijn ondernomen de medewerking te verkrijgen van een arts die in het perspectief van de hiervoor bedoelde zorgvuldigheidseisen bereid was tot hulpverlening bij zelfdoding, is het hof niet gebleken. ( ) Het beroep op overmacht in de vorm van noodtoestand ( ) wordt gelet op het vorenstaande verworpen.

13 13 Naar de visie van het Openbaar Ministerie is dus in de zaak van H. geen sprake van een noodsituatie. Mocht uw rechtbank hier anders over oordelen, dan is vervolgens de vraag of de afweging van de conflicterende belangen door verdachte met zorgvuldigheid is geschied. Bij de afweging van het conflict van de belangen dienen bovendien de eisen van de proportionaliteit en subsidiariteit in acht genomen te zijn. De zorgvuldigheidseisen zoals die voor artsen gelden en zijn neergelegd in de Euthanasiewet kunnen hierbij houvast bieden, zo blijkt uit jurisprudentie. Op grond van die zorgvuldigheidseisen wordt het handelen van een arts immers getoetst om te bezien of dat handelen gerechtvaardigd is. Deze zorgvuldigheidseisen kunnen dus een kader geven wanneer getoetst moet worden of de conflicterende belangen door een niet-arts zorgvuldig afgewogen zijn en of diens handelen wellicht gerechtvaardigd is. In het geval van H. concludeert het Openbaar Ministerie dat hoe zuiver de intenties en hoe goed de bedoelingen ook waren er toch onzorgvuldig is gehandeld door hem. De keuze die H. heeft gemaakt uit de onderling strijdige plichten is, objectief beschouwd en tegen de achtergrond van de bijzondere omstandigheden van het geval, niet gerechtvaardigd te achten. Zoals Schalken in zijn noot onder de uitspraak in de zaak jegens S. verwoordde: zuivere intenties rechtvaardigen niet alles. Met de conclusie dat de conflicterende belangen niet zorgvuldig zijn afgewogen, rijst de vraag welk handelen van H. dan onzorgvuldig is in de visie van het Openbaar Ministerie. H. was persoonlijk betrokken als familielid. Hierdoor bestaat de kans dat zijn oordeel omtrent de wens en het verzoek van zijn moeder vertroebeld was. Het had getuigd van zorgvuldigheid indien meer dan nu het geval was onafhankelijke deskundigen waren geraadpleegd. Het heeft niet aan tijd ontbroken om dit te organiseren. Op die wijze had de intentie van de hulpvrager (mw. H. in dit geval) professioneel getoetst kunnen worden en had bovendien het handelen van degene die hulp biedt (H. in dit geval) getoetst kunnen worden. Dit laatste om te voorkomen dat door eventuele persoonlijke betrokkenheid onzorgvuldigheden (zogenaamde blinde vlekken ) in de verdere besluitvorming optreden. H. heeft naast de enkele bezoeken aan de eigen huisarts weliswaar een consulent van de NVVE uitgenodigd, maar dit is niet een onafhankelijke deskundige. Dit is een vrijwilliger, niet een ter zake kundig opgeleid arts. De NVVE is bovendien ideologisch bevooroordeeld. Het niet inschakelen van nadere deskundigheid en distantie doet af aan de zorgvuldigheid van het handelen en daarmee aan de zorgvuldigheid van de belangenafweging. Er is voorts onvoldoende onderzocht of de ongemakken van mw. H. wellicht nog in enige mate behandelbaar waren. Of er nog enige verlichting mogelijk was. Er is onvoldoende in mogelijke alternatieven verdiept. Dit verzuim doet af aan de zorgvuldigheid van het handelen en de zorgvuldigheid van de belangenafweging. Voorts is de hulp bij zelfdoding niet medisch zorgvuldig uitgevoerd. Het had van zorgvuldigheid getuigd, indien verdachte medische bijstand had georganiseerd voor het moment van toediening van de medicijnen. Dan was er enig deskundig toezicht geweest. In dit verband speelt ook de vraag of over een humane wijze van sterven kan worden gesproken. Prof. 2 heeft hier op de vorige zitting over verklaard dat het

14 14 niet de meest humane manier van sterven is. Ook dit doet af aan de zorgvuldigheid van het handelen van verdachte en daarmee aan de zorgvuldigheid van de belangenafweging. Daarnaast heeft H. zich niet toetsbaar en niet transparant opgesteld. Hij heeft na het overlijden van zijn moeder geen melding gedaan bij de gemeentelijk lijkschouwer dan wel bij politie of justitie van het feit dat de afgegeven verklaring van natuurlijk overlijden onjuist was. Twee jaar later heeft H. weliswaar openheid van zaken gegeven, maar hij heeft de openbaarheid in eerste instantie gezocht via de media en niet via politie en justitie. Dit alles heeft de mogelijkheid om controle op zijn handelen uit te voeren verkleind. Ook dit getuigt niet van zorgvuldig handelen en van een zorgvuldige afweging. Een en ander leidt er bovendien toe dat het handelen van verdachte niet voldoet aan de eisen van de proportionaliteit en de subsidiariteit. Bij het proportionaliteitsvereiste wordt gekeken of toepassing van de rechtvaardigingsgrond proportioneel is, dat wil zeggen niet te zwaar gezien de situatie. De rechtsgrond van de strafbepaling speelt daarbij een rol. Voor artikel 294 Wetboek van Strafrecht is die rechtsgrond de eerbied voor het menselijk leven. Dit is zeer zwaarwegend. Kijkend naar de omstandigheden waar mw. H. in verkeerde, slaat naar het oordeel van het Openbaar Ministerie de balans niet door ten gunste van het plegen van het misdrijf, de hulp bij zelfdoding. Het door mw. H. ervaren lijden, ook al was het invoelbaar, kan niet als zo ernstig worden beschouwd dat hulp bij zelfdoding wel moest worden verleend. Het handelen van verdachte voldoet dus niet aan de proportionaliteitseis. In de eerdergenoemde zaak Brongersma wordt een soortgelijke overweging gegeven. Tot slot de subsidiariteit. De vraag daarbij is of het doel redelijkerwijs op een andere wijze had kunnen worden bereikt. In het geval van mw. H. is het zeker niet uit te sluiten dat dit had gekund en daarmee voldoet het handelen van verdachte niet aan de eis van de subsidiariteit. Zo was er een alternatieve wijze van levensbeëindiging besproken met haar, versterven. Dat zij deze mogelijkheid van de hand heeft gewezen, doet er niet aan af dat het doel redelijkerwijs op een andere wijze bereikt kon worden. Dat zij deze optie van de hand heeft gewezen, maakt niet dat verdachte op dat moment meteen in een noodtoestand kwam te verkeren en niets anders kon dan het strafbare feit hulp bij zelfdoding verlenen. Maar meer nog geldt dit voor het feit dat er verzuimd is de euthanasiewens van mw. H. binnen de kaders van de wet verder vorm te geven en de mogelijkheden op dat vlak verder uit te zoeken. Er is op objectieve gronden niet gebleken dat iedere andere weg doelloos was. Door hulp bij zelfdoding te verlenen, terwijl er mogelijk alternatieven voor handen waren namelijk nogmaals naar de huisarts of naar een andere arts voldoet het handelen niet aan de eis van subsidiariteit. Gezien dit alles dient de vraag of uit de onderling strijdige plichten een keuze is gemaakt die objectief beschouwd en tegen de achtergrond van de bijzondere omstandigheden van het geval gerechtvaardigd is te achten, derhalve met nee te worden beantwoord naar het oordeel van het Openbaar Ministerie. Het door verdachte gepleegde feit is strafbaar.

15 15 Voorts is in de visie van het Openbaar Ministerie ook sprake van een strafbare verdachte. Straf De laatste vraag die voorligt, is de vraag naar de straf die al dan niet moet volgen. Het Openbaar Ministerie heeft de overtuiging dat H. heeft gehandeld vanuit naastenliefde en vanuit compassie. De drijfveer achter zijn handelen was gelegen in zijn opvatting dat hij zijn moeder met haar uitdrukkelijke wens om te sterven niet in de steek mocht laten. Er bestaat geen twijfel aan de integriteit van de motieven van H.. Maar wat hij heeft gedaan is strafbaar en strafwaardig. Hulp bij zelfdoding is destijds door de wetgever strafbaar gesteld omdat de bescherming van het leven een belangrijke gemeenschapswaarde is, waaraan een hogere waarde werd toegekend dan aan het individuele zelfbeschikkingsrecht. De maatschappelijke opvattingen zijn veranderd in de loop van de jaren en dit heeft na een langdurige parlementaire discussie zijn weerslag gevonden in de wettelijke regeling zoals die er nu ligt, in het bijzonder de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (de Euthanasiewet). Het verbod op hulp bij zelfdoding is gehandhaafd. De wetgever oordeelt nog immer dat het respect voor leven als gemeenschapswaarde van hogere betekenis is dan de betekenis die het leven voor het individu kent. Slechts onder strikte voorwaarden heeft de wetgever het enkel een arts toegestaan straffeloos hulp bij zelfdoding te verlenen. In een democratie is het van belang dat wetten, die na een zorgvuldig totstandkomingsproces zijn vastgesteld, worden nageleefd. Ook door hen die hun mening niet in alle opzichten in de wet terugvinden. H. heeft het recht, zoals hij dat meende te zien, in eigen hand genomen. Door zijn handelen heeft hij geholpen bij een zelfdoding op een manier die niet voldoet aan de door de wet gestelde eisen. De hulp bij zelfdoding heeft niet plaatsgevonden door een arts. Het handelen is ook op andere gronden niet te rechtvaardigen. H. is zijn eigen weg gegaan in de wetenschap dat hij daarbij de wet overtrad. De procedurele waarborgen die in de wettelijke regeling rond euthanasie en hulp bij zelfdoding zijn opgenomen, zijn er niet voor niets. Zij beogen maximale zorgvuldigheid, transparantie en controle te bewerkstelligen bij een uiterst elementair onderdeel van het menselijk bestaan, te weten zaken van leven en dood. H. heeft door zijn handelen die waarborgen, die gericht zijn op zorgvuldigheid en toetsbaarheid, overtreden. Hij is tekort geschoten. Door in onvoldoende mate onafhankelijke deskundigheid bij zijn handelen te betrekken, door er niet op aan te dringen dat gezocht werd naar alternatieven, door er niet op aan te dringen dat er nogmaals contact gezocht zou

16 16 worden met de eigen huisarts, als ook met een andere arts, en door zich niet toetsbaar en controleerbaar op te stellen. Naast alle begrip dat men op zou kunnen brengen voor het handelen van verdachte vanuit diens overtuiging dat hij in morele zin juist handelde, zijn het de tekortkomingen in het handelen door verdachte en de tekortkomingen in de door verdachte gevolgde procedure, als ook het zwaarwegende belang van de bescherming van het menselijk leven in het algemeen, die met zich meebrengen dat met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf niet kan worden volstaan. Werkstraf en geldboete zijn in de visie van het Openbaar Ministerie geen passende strafsoorten bij een delict als hulp bij zelfdoding. Vanuit het oogpunt van normhandhaving is een gevangenisstraf op zijn plaats. Hierin komt tot uitdrukking dat het buiten de wettelijke kaders hulp verlenen bij zelfdoding niet straffeloos kan, ook al gebeurt het met de beste bedoelingen. In de persoon van de verdachte, zijn zuivere motieven, en de tijd die inmiddels is verstreken, ziet het Openbaar Ministerie wel aanleiding een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf te vorderen. De mate van verwijtbaarheid komt daarin afdoende tot zijn recht. Kort en goed, H. heeft zijn moeder hulp verleend bij haar zelfdoding. Dat feit is te bewijzen. En hij is geen arts. De wet staat hem dus niet toe om dit straffeloos te doen. Er is bovendien geen sprake van andere omstandigheden waardoor zijn handelen of hijzelf niet strafbaar zouden zijn. Gezien alle overwegingen vordert het Openbaar Ministerie een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, maar deze geheel voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaar.

Albert Heringa Annotatie bij de uitspraak in hoger beroep

Albert Heringa Annotatie bij de uitspraak in hoger beroep Albert Heringa Annotatie bij de uitspraak in hoger beroep De uitspraak Op 13 mei jl. heeft het gerechtshof te Arnhem Albert Heringa ontslagen van alle rechtsvervolging 1. Het hof oordeelde dat Albert zich

Nadere informatie

Ruimte en grenzen bij euthanasie. Eric van Wijlick beleidsadviseur

Ruimte en grenzen bij euthanasie. Eric van Wijlick beleidsadviseur Ruimte en grenzen bij euthanasie Eric van Wijlick beleidsadviseur Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (1) Hoofdstuk II Zorgvuldigheidseisen Artikel 2 1. De zorgvuldigheidseisen,

Nadere informatie

Levenseinde juridisch beschouwd

Levenseinde juridisch beschouwd Levenseinde juridisch beschouwd P.J.M. (Peter) Ros, advocaat Witte Paal 333b, Schagen Ros Ploeger advocaten Schagen 2015 www.advocatenschagen.nl Euthanasie opzettelijk leven van ander op diens uitdrukkelijk

Nadere informatie

Grenzen aan euthanasie. drs. Eric van Wijlick beleidsadviseur

Grenzen aan euthanasie. drs. Eric van Wijlick beleidsadviseur Grenzen aan euthanasie drs. Eric van Wijlick beleidsadviseur euthanasiewens in schriftelijke verklaring vastgelegd en besproken. Plotseling verslechterde de toestand. Omdat de huisarts niet bereikbaar

Nadere informatie

De juridische context van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl)

De juridische context van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) De juridische context van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) mr. S.R. Bakker 10 juni 2015 Aanleiding jurisprudentieonderzoek Aflevering Zembla over euthanasie en

Nadere informatie

29 800 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005

29 800 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005 vra2005vws-10 29 800 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld... 2005

Nadere informatie

De laatste levensfase. Hoe IJsselheem omgaat met een euthanasieverzoek

De laatste levensfase. Hoe IJsselheem omgaat met een euthanasieverzoek De laatste levensfase Hoe IJsselheem omgaat met een euthanasieverzoek In gesprek In de laatste levensfase krijgen mensen te maken met allerlei vragen. Misschien ziet u op tegen de pijn en benauwdheid die

Nadere informatie

Informatie over euthanasie

Informatie over euthanasie Informatie over euthanasie Inleiding Euthanasie is een onderwerp waar mensen heel verschillend over kunnen denken. Wat u van euthanasie vindt, hangt onder meer af van uw (religieuze) achtergrond, opvoeding,

Nadere informatie

*Het betreft hier twee afzonderlijke meldingen, die apart door de commissie zijn beoordeeld. Beide oordelen worden hier weergegeven.

*Het betreft hier twee afzonderlijke meldingen, die apart door de commissie zijn beoordeeld. Beide oordelen worden hier weergegeven. Oordeel: zorgvuldig Samenvatting: Twee echtgenoten verzochten om gelijktijdige levensbeëindiging. Patiënte, een vrouw van 60-70 jaar, had een sigmoidcarcinoom. Zij leed onder meer onder heftige buikkrampen,

Nadere informatie

Oordeel: gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen

Oordeel: gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Oordeel: gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Inhoudsindicatie: arts en consulent zijn overtuigd van wilsbekwaamheid van dementerende patiënte ten aanzien van haar euthanasiewens. Arts is specialist

Nadere informatie

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek Oordeel: zorgvuldig Samenvatting: Hoogbejaarde patiënte leed aan dementie en kreeg tegelijkertijd met haar echtgenoot euthanasie. Het lijden stond in een medische context en was uitzichtloos en ondraaglijk.

Nadere informatie

De zelfverkozen dood van ouderen

De zelfverkozen dood van ouderen De zelfverkozen dood van ouderen Eerste druk, maart 2012 2012 Wouter Beekman isbn: 978-90-484-2348-4 nur: 748 Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl Hoewel aan de totstandkoming van

Nadere informatie

Casus 9 - RTE Jaarverslag 2012 OORDEEL

Casus 9 - RTE Jaarverslag 2012 OORDEEL Casus 9 - RTE Jaarverslag 2012 Oordeel: zorgvuldig Samenvatting: patiënte leed al vele jaren aan een chronische waanstoornis gepaard gaande met ernstige depressieve episoden, waarvoor zij allerlei behandelingen

Nadere informatie

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de regio (...) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de regio (...) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek Casus 13 - RTE Jaarverslag 2012 Oordeel: onzorgvuldig Samenvatting: SCEN-arts kent weliswaar patiënt niet, maar neemt regelmatig waar in de praktijk van de arts en is niet onafhankelijk vanwege een persoonlijke

Nadere informatie

Euthanasie en hulp bij zelfdoding vallen beiden onder de euthanasiewet.

Euthanasie en hulp bij zelfdoding vallen beiden onder de euthanasiewet. 00 Euthanasie 1 Inleiding Euthanasie of actieve levensbeëindiging is in dit ziekenhuis bespreekbaar en wordt serieus benaderd. Euthanasie is een onderwerp waar mensen heel verschillend over kunnen denken.

Nadere informatie

Inleiding. Wat is euthanasie? Euthanasie bespreekbaar

Inleiding. Wat is euthanasie? Euthanasie bespreekbaar Euthanasie Inleiding Euthanasie, ofwel een verzoek om het leven te beëindigen is misschien wel de meest ingrijpende keuze die mensen kunnen maken. U heeft aangegeven dat u met de afweging tot een dergelijke

Nadere informatie

De eindsprint als keuze

De eindsprint als keuze De eindsprint als keuze Erica van Maanen en Classien Rebergen beiden huisarts/kaderarts palliatieve zorg/scen-arts Lovah-congres 2016 Stelling 1: Als een patiënt kiest voor overlijden dan is euthanasie

Nadere informatie

MODEL voor een VERSLAG van de BEHANDELEND ARTS

MODEL voor een VERSLAG van de BEHANDELEND ARTS MODEL voor een VERSLAG van de BEHANDELEND ARTS In verband met een melding aan de gemeentelijke lijkschouwer van het overlijden als gevolg van de toepassing van de levensbeëindiging op verzoek of hulp bij

Nadere informatie

Oordeel 2015-80 OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek

Oordeel 2015-80 OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek Oordeel: Gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Samenvatting: Patiënte, een vrouw van 60-70 jaar, leed aan een onbehandelbaar ovariumcarcinoom. Enkele maanden voor het overlijden kreeg zij te

Nadere informatie

Deze toelichtingspagina is niet beveiligd zodat u deze desgewenst kunt verwijderen.

Deze toelichtingspagina is niet beveiligd zodat u deze desgewenst kunt verwijderen. INLEIDING Dit betreft een elektronische versie van het model voor een verslag van de behandelend arts in verband met een melding aan de gemeentelijke lijkschouwer van het overlijden als gevolg van de toepassing

Nadere informatie

Oordeel: Niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen

Oordeel: Niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Oordeel: Niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Samenvatting: De arts reikte patiënt een drank aan met 400 mg fenobarbital. Na inname overleed patiënt niet en bleef hij wakker. Conform afspraak

Nadere informatie

OORDEEL. Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

OORDEEL. Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van: Casus 10 - RTE Jaarverslag 2012 Oordeel: zorgvuldig Samenvatting: arts kon tot de overtuiging komen dat alternatieven zoals medicatie, het bieden van structuur en opname in een verpleeghuis voor deze specifieke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 7

Samenvatting. Samenvatting 7 Samenvatting Levensbeëindiging het veroorzaken of bespoedigen van de dood door het toedienen van een middel met het doel het leven te bekorten is strafbaar als doodslag of moord. Onder omstandigheden kan

Nadere informatie

Wij willen u informatie geven over euthanasie en vertellen wat het standpunt van VU medisch centrum (VUmc) op dit gebied is.

Wij willen u informatie geven over euthanasie en vertellen wat het standpunt van VU medisch centrum (VUmc) op dit gebied is. Euthanasie Wij willen u informatie geven over euthanasie en vertellen wat het standpunt van VU medisch centrum (VUmc) op dit gebied is. Wij gaan in op de volgende onderwerpen: Wat is euthanasie? Aan welke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Handreiking schriftelijk euthanasieverzoek. Publieksversie

Handreiking schriftelijk euthanasieverzoek. Publieksversie Handreiking schriftelijk euthanasieverzoek Publieksversie Waarom nadenken en praten over uw levenseinde? Misschien denkt u wel eens na over uw levenseinde. In dat laatste deel van uw leven kan uw dokter

Nadere informatie

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek Oordeel: zorgvuldig Samenvatting: Patiënt koos voor palliatieve sedatie, maar was met arts overeengekomen dat deze zou overgaan tot euthanasie, indien sedatie lang zou duren of patiënt niet goed behandelbare

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048 Rapport Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048 2 Klacht Verzoeker, die op 20 juli 2002 is aangehouden op grond van verdenking van belediging van een politieambtenaar, klaagt erover dat het Korps

Nadere informatie

Hulp bij zelfdoding. Informatie voor cliënten en hun familie/naasten

Hulp bij zelfdoding. Informatie voor cliënten en hun familie/naasten Hulp bij zelfdoding Informatie voor cliënten en hun familie/naasten Hulp bij zelfdoding GGz Breburg heeft in 2013 een Handreiking hulp bij zelfdoding vastgesteld. De handreiking is bedoeld voor de hulpverleners

Nadere informatie

Folder Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland

Folder Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland Folder Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland Landelijke richtlijn, Versie: 1.0 Laatst gewijzigd : 01-01-2007 Methodiek: Consensus based Verantwoording: KNMG Inhoudsopgave Folder SCEN...1...3

Nadere informatie

Richtlijn Forensische Geneeskunde Euthanasie en hulp bij zelfdoding

Richtlijn Forensische Geneeskunde Euthanasie en hulp bij zelfdoding Richtlijn Forensische Geneeskunde Euthanasie en hulp bij zelfdoding Inhoudsopgave 1. Onderwerp. Doelstelling 3. Toepassingsgebied 4. Uitgangspunten. Achtergrond 6. Werkwijze 7. Verslaglegging 8. Toetsingscommissie

Nadere informatie

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek Oordeel: zorgvuldig Samenvatting: Tijdens de vakantie van de arts verslechterde de situatie van patiënte plotseling ernstig. Zij verzocht de vakantiewaarnemer uitdrukkelijk om euthanasie. Deze zette palliatieve

Nadere informatie

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek Oordeel: Gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Samenvatting: Patiënte, een vrouw tussen 90 en 100 jaar, leed aan progressieve geheugen- en oriëntatiestoornissen. Tevens werd een tumor in de

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Oordeel: Gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen

Oordeel: Gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Oordeel: Gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Samenvatting: Een vrouw met Alzheimer leed ondraaglijk onder cognitieve achteruitgang, fatische, praktische en executieve stoornissen en onder

Nadere informatie

Dorothea Touwen & Ellie van der Burg 11 december 2012

Dorothea Touwen & Ellie van der Burg 11 december 2012 Een goed gesprek over de dood Voltooid leven-problematiek Dorothea Touwen & Ellie van der Burg 11 december 2012 Punten ter bespreking Voltooid leven wat is dat eigenlijk? Plaatsbepaling in het euthanasie

Nadere informatie

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 Nr. 75 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Oordeel: niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen

Oordeel: niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Oordeel: niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Inhoudsindicatie: euthanasie bij patiënte met een verlaagd bewustzijn waarbij een schriftelijke wilsverklaring ontbreekt en de ondraaglijkheid

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 69445 1 december 2017 Aanwijzing vervolgingsbeslissing inzake late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen

Nadere informatie

Euthanasie en hulp bij zelfdoding. Folder voor cliënten en hun familie/naasten

Euthanasie en hulp bij zelfdoding. Folder voor cliënten en hun familie/naasten Euthanasie en hulp bij zelfdoding Folder voor cliënten en hun familie/naasten Euthanasie, ofwel de keuze om het leven te beëindigen, is misschien wel de meest ingrijpende keuze die mensen kunnen maken.

Nadere informatie

PRAKTISCHE VRAGEN OVER BESLISSINGEN ROND HET LEVENSEINDE. Cor Spreeuwenberg

PRAKTISCHE VRAGEN OVER BESLISSINGEN ROND HET LEVENSEINDE. Cor Spreeuwenberg PRAKTISCHE VRAGEN OVER BESLISSINGEN ROND HET LEVENSEINDE Cor Spreeuwenberg HOE KOMT HET DAT OVER DIT SOORT BESLISSINGEN MEER WORDT GESPROKEN DAN VROEGER? vroeger dood door infectieziekten en ongevallen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Oordeel: gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen

Oordeel: gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Oordeel: gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Inhoudsindicatie: Op basis van art.2 lid 2 WTL vervangt de schriftelijke wilsverklaring een mondeling verzoek; evidente uitingen van lijdensdruk;

Nadere informatie

Conclusies, aanbevelingen en vervolgstappen

Conclusies, aanbevelingen en vervolgstappen De rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde 39 5 Conclusies, aanbevelingen en vervolgstappen In dit hoofdstuk wordt puntsgewijs een opsomming gegeven van de conclusies over de rol, de verantwoordelijkheden,

Nadere informatie

Oordeel A en Oordeel B (casus 9 - RTE Jaarverslag 2013)

Oordeel A en Oordeel B (casus 9 - RTE Jaarverslag 2013) Oordeel: zorgvuldig Samenvatting: Twee echtgenoten tussen de 80 en de 90 jaar oud kampten met ernstige aandoeningen en ondraaglijk lijden. Zij verzochten om gelijktijdige levensbeëindiging. De beide betrokken

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van hulp bij zelfdoding

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van hulp bij zelfdoding Oordeel: onzorgvuldig Samenvatting: De houdbaarheidsdatum van een consultatie is beperkt, zeker in het kader van een ingewikkelde casus. Na vier maanden had een tweede bezoek van een consulent aan de patiënt

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 9 maart 2017 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 9 maart 2017 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter, > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ec Instantie Datum uitspraak 07-10-2015 Datum publicatie 07-10-2015 Rechtbank Oost-Brabant

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2003.1733 (052.03) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 22-07-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16-711123-09 [P] Strafrecht

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Limburg-Noord op 14 juli 2008 heeft geweigerd de aangifte van diefstal van haar kat op te nemen. Beoordeling

Nadere informatie

Thema avond euthanasie en dementie Ad Römkens: voorzitter commissie ethiek geestelijk verzorger, zorgethicus

Thema avond euthanasie en dementie Ad Römkens: voorzitter commissie ethiek geestelijk verzorger, zorgethicus Hartelijk welkom Thema avond euthanasie en dementie Ad Römkens: voorzitter commissie ethiek geestelijk verzorger, zorgethicus Inhoud avond 1 Inleiding op thema m.b.v. presentatie 2 filmdocumentaire: Als

Nadere informatie

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek Oordeel : zorgvuldig Samenvatting: Na het verstrijken van bijna twee jaar na het bezoek van de consulent aan patiënt was een - desnoods kort - tweede bezoek noodzakelijk geweest. Echter, arts en consulent

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

Disclosure belangen spreker Wat maakt lijden ondraaglijk? Tjipke D. Ypma & Herman L Hoekstra SCEN-Drenthe KNMG SCEN 23 april 2015 Utrecht

Disclosure belangen spreker Wat maakt lijden ondraaglijk? Tjipke D. Ypma & Herman L Hoekstra SCEN-Drenthe KNMG SCEN 23 april 2015 Utrecht Disclosure belangen spreker Wat maakt lijden ondraaglijk? Tjipke D. Ypma & Herman L Hoekstra SCEN-Drenthe KNMG SCEN 23 april 2015 Utrecht (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante

Nadere informatie

Inleiding Voltooid leven, Ekklesia, Lokhorstkerk, Leiden, 22 maart 2016 Sjef Gevers (emeritus hoogleraar gezondheidsrecht UvA/AMC)

Inleiding Voltooid leven, Ekklesia, Lokhorstkerk, Leiden, 22 maart 2016 Sjef Gevers (emeritus hoogleraar gezondheidsrecht UvA/AMC) Inleiding Voltooid leven, Ekklesia, Lokhorstkerk, Leiden, 22 maart 2016 Sjef Gevers (emeritus hoogleraar gezondheidsrecht UvA/AMC) 1. Iets over mijzelf O.a. als hoogleraar gezondheidsrecht al vele jaren

Nadere informatie

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek Oordeel: zorgvuldig Samenvatting: Snel proces waarin de arts, verbonden aan de Stichting Levenseindekliniek, patiënt eenmaal persoonlijk en eenmaal telefonisch heeft gesproken. De arts heeft zich er voldoende

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt er in vervolg op zijn bij de Nationale ombudsman op 5 februari 2008 ingediende klacht over dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Rotterdam in het

Nadere informatie

Krantenartikelen over het eerste vonnis en het Hoger Beroep dat tegen de vrijspraak van psychiater Boudewijn Chabot werd ingesteld.

Krantenartikelen over het eerste vonnis en het Hoger Beroep dat tegen de vrijspraak van psychiater Boudewijn Chabot werd ingesteld. Krantenartikelen over het eerste vonnis en het Hoger Beroep dat tegen de vrijspraak van psychiater Boudewijn Chabot werd ingesteld. Leeuwarder Courant, 30 september 1991 Leeuwarder Courant, 17 september

Nadere informatie

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel Rapport Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gedeeltelijk gegrond.

Nadere informatie

Voltooid Leven Nu doorpakken. Robert Schurink Directeur NVVE

Voltooid Leven Nu doorpakken. Robert Schurink Directeur NVVE Voltooid Leven Nu doorpakken. Robert Schurink Directeur NVVE Inleiding NVVE bestaat sinds 1973 en had als doel de legalisering van euthanasie NVVE heeft in 2003 doelstelling verbreed en het brede palet

Nadere informatie

Praktische opdracht Maatschappijleer Euthanasie

Praktische opdracht Maatschappijleer Euthanasie Praktische opdracht Maatschappijleer Euthanasie Praktische-opdracht door K. 1845 woorden 5 januari 2015 8,2 10 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Thema's maatschappijleer Inleiding: Ik zag een

Nadere informatie

Klachtencommissie SCEN

Klachtencommissie SCEN Klachtencommissie SCEN Oordeel van 30 december 2014 naar aanleiding van de op 28 augustus 2014 ontvangen klacht van A, wonend te B, jegens C, SCEN-arts, gevestigd te D 1 1 De klacht Op 28 augustus 2014

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 Instantie Datum uitspraak 05-11-2010 Datum publicatie 08-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-000669-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

dasfwefsdfwefwef Euthanasie

dasfwefsdfwefwef Euthanasie Euthanasie Inleiding Euthanasie, ofwel een verzoek om het leven te beëindigen, is misschien wel de meest ingrijpende keuze die mensen kunnen maken. U heeft aangegeven dat u met de afweging tot een dergelijke

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

Algemeen. Euthanasie.

Algemeen. Euthanasie. Algemeen Euthanasie www.catharinaziekenhuis.nl Patiëntenvoorlichting: patienten.voorlichting@catharinaziekenhuis.nl ALG051 / Euthanasie / 09-11-2018 2 Euthanasie Artsen kunnen in bijzondere omstandigheden

Nadere informatie

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek Oordeel: zorgvuldig Samenvatting: Bij patiënt, een man van 80-90 jaar, was sprake van een combinatie van geestelijke en lichamelijke klachten. Hij zag en hoorde slecht, er waren complicaties na een heupfractuur

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam Datum: 30 december 2013 Rapportnummer: 2013/213 2 Feiten Verzoeker is

Nadere informatie

Scen. Malaga 2014 Petrie van Bracht en Rob van Lier scenartsen

Scen. Malaga 2014 Petrie van Bracht en Rob van Lier scenartsen Scen Malaga 2014 Petrie van Bracht en Rob van Lier scenartsen inhoud Inleiding Getallen Zorgvuldigheidscriteria Valkuilen Euthanasie versus palliatieve sedatie De scenarts S: staat voor steun: informatie,

Nadere informatie

FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIE- COMMISSIE EUTHANASIE INFORMATIEBROCHURE VOOR DE ARTSEN

FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIE- COMMISSIE EUTHANASIE INFORMATIEBROCHURE VOOR DE ARTSEN FEDERALE CONTROLE- EN EVALUATIE- COMMISSIE EUTHANASIE INFORMATIEBROCHURE VOOR DE ARTSEN 2 INHOUDSTAFEL 1. Euthanasie op verzoek van de patiënt vs. euthanasie op basis van een voorafgaande wilsverklaring

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Studiemiddag Illustere School 13 november 2015

Studiemiddag Illustere School 13 november 2015 Actuele Kwesties in het Nederlandse Euthanasiedebat Studiemiddag Illustere School 13 november 2015 Docenten: Suzanne van de Vathorst (AMC & Erasmus MC) Govert den Hartogh (Faculteit Geesteswetenschappen

Nadere informatie

Oordeel: Gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen

Oordeel: Gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Oordeel: Gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Samenvatting: patiënt, 70-80 jaar, leed al meer dan vijftig jaar aan hoofdpijn. Later kwamen daar andere somatische klachten en psychische klachten

Nadere informatie

Een moeilijke beslissing en dat moet het ook blijven. Paul Schnabel Universiteit Utrecht 22 november 2017, KNMG/SCEN

Een moeilijke beslissing en dat moet het ook blijven. Paul Schnabel Universiteit Utrecht 22 november 2017, KNMG/SCEN Een moeilijke beslissing en dat moet het ook blijven Paul Schnabel Universiteit Utrecht 22 november 2017, KNMG/SCEN Wet Toetsing Levensbeëindiging op Verzoek Arts: overtuiging vrijwillig en weloverwogen

Nadere informatie

Niet-reanimeren verklaring

Niet-reanimeren verklaring Niet-reanimeren verklaring 1 van 4 Niet-reanimeren verklaring Algemene informatie over een wilsverklaring Een wilsverklaring is een document waarin u uw wensen rondom het levenseinde vastlegt. Schriftelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen?

Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen? Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen? De Hoge Raad oordeelde op 7 oktober jl. dat gelden die door belastingontduiking zijn verkregen, kunnen worden aangemerkt

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401

Rapport. Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401 Rapport Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401 2 Klacht Het niet opnemen van een rechtsmiddelenclausule conform artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht in de beslissing van 17 december 2003

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek Oordeel: onzorgvuldig Samenvatting: De arts en de consulent zijn werkzaam in dezelfde maatschap zodat geen sprake is geweest van het raadplegen van een onafhankelijke arts. OORDEEL van de Regionale toetsingscommissie

Nadere informatie

Agenda. Levenseinde: keuzes, wil, wet en praktijk t.b.v. Parkinsoncafé Rosmalen. Wetten. Keuzes aan het einde van het leven

Agenda. Levenseinde: keuzes, wil, wet en praktijk t.b.v. Parkinsoncafé Rosmalen. Wetten. Keuzes aan het einde van het leven Levenseinde: keuzes, wil, wet en praktijk t.b.v. Parkinsoncafé Rosmalen Jannie Willemsen Medewerker Presentatiedienst Agenda Wetten en patiëntenrechten Keuzes aan het einde van het leven NVVE en Wilsverklaringen

Nadere informatie

De rol van de schriftelijke wilsverklaring in de toetsingspraktijk

De rol van de schriftelijke wilsverklaring in de toetsingspraktijk De rol van de schriftelijke wilsverklaring in de toetsingspraktijk Casuïstiek Mr. drs. L. (Liselotte) Postma NVVE symposium Euthanasie bij dementie. Een wilsverklaring alléén is niet genoeg 12 april 2019

Nadere informatie

Werkstuk Maatschappijleer Euthanasie

Werkstuk Maatschappijleer Euthanasie Werkstuk Maatschappijleer Euthanasie Werkstuk door een scholier 1454 woorden 12 april 2001 6,3 69 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Inleiding Dit werkstuk gaat over euthanasie. Op de volgende vragen

Nadere informatie

Reactie op de uitspraak van het Hof Den Bosch 31 januari 2018 (Heringa)

Reactie op de uitspraak van het Hof Den Bosch 31 januari 2018 (Heringa) Focus 639 Reactie op de uitspraak van het Hof Den Bosch 31 januari 2018 (Heringa) Laura De Vito 1 De Hoge Raad vond het onbegrijpelijk dat het Hof Arnhem bij diens uitspraak in de zaak Heringa in 2015

Nadere informatie

Euthanasie en hulp bij zelfdoding

Euthanasie en hulp bij zelfdoding Euthanasie en hulp bij zelfdoding Richtlijn bespreking voor verpleegkundigen. Irene Bas, verpleegkundige Astrid Hofstra, verpleegkundige Marian Zuure, specialist ouderengeneeskunde en SCEN arts. www.netwerkpalliatievezorg.nl/rotterdam

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4970

ECLI:NL:CRVB:2016:4970 ECLI:NL:CRVB:2016:4970 Instantie Datum uitspraak 14-12-2016 Datum publicatie 27-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/7122 WW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie betreffende de melding van hulp bij zelfdoding

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie betreffende de melding van hulp bij zelfdoding Oordeel: zorgvuldig Samenvatting: Na jaren van klachten werd bij patiënte, een vrouw van 70-80 jaar, een beginnende dementie vastgesteld. Het laatste jaar voor overlijden ging zij steeds verder achteruit.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de Regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek Oordeel: Gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen Samenvatting: In casu was de consulent als hoofd medische dienst van een verpleeghuis langer dan een half jaar geleden de behandelend arts geweest

Nadere informatie

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek Oordeel 2013-95 (casus 5 RTE Jaarverslag 2013) Oordeel: zorgvuldig Samenvatting: Bij patiënte, een vrouw van 80 90 jaar, werd vier jaar voor overlijden Lewy Body dementie vastgesteld. Met de ziekte waren

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 Rapport Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de griffie van het gerechtshof Den Haag hem het arrest van 17 juli 2008 niet heeft toegestuurd met als gevolg

Nadere informatie

OORDEEL. Oordeel: zorgvuldig

OORDEEL. Oordeel: zorgvuldig Oordeel: zorgvuldig Samenvatting: Bij patiënte, 30-40 jaar, is vanaf haar vroege jeugd sprake van meerdere psychiatrische en posttraumatische stoornissen. Zij heeft jarenlang een doodswens en pleegt meerdere

Nadere informatie