De Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant vast te stellen, voor zover het de bevoegdheden van de gemeenteraad betreft.

Transcriptie

1 & Gemeente eente j) n Bergen op Zoom Datum raadsvergadering Nummer Onderwerp 24 juni 2004 SB/04/04 Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant Aan de gemeenteraad, Voorstel De Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant vast te stellen, voor zover het de bevoegdheden van de gemeenteraad betreft. Inleiding Begin 2001 is op provinciaal niveau een start gemaakt met het project 'Territoriale Congruentie', welke als doel had alle hulpverleningsdiensten te organiseren op de schaal van Midden- en West-Brabant. Concreet betekent dit dat de gebiedsgrenzen van de regionale brandweer, de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) moeten gaan samenvallen met die van de politieregio en zou bestuurlijk moeten uitmonden in een Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Hiermee wordt volledig uitvoering gegeven aan het beleid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), zoals dit wettelijke verankerd wordt in de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding. Om dit te realiseren is een groeimodel gehanteerd, waarbinnen stapsgewijs toegewerkt wordt naar het eindmodel zoals dat in een breed bestuurlijk overleg van oktober 2002 is vastgesteld en verwoord is in de koersnotitie Violet voor Veiligheid (verschenen juni 2003) deze notitie is als achtergrondinformatie voor djt raadsvoorstel, als bijlage ter inzage gelegd. j De territoriale congruentie moet leiden tot een grotere slagkracht van de hulpverleningsdiensten en verbetering van de onderlinge samenwerking. Daarnaast moet het ook leiden tot een efficiëntere betrokkenheid van de verantwoordelijke bestuurders; doordat regio's samengevoegd worden, zullen verschillende regiobesturen samensmelten. De te verwachten efficiencywinst wordt aangewend om de noodzakelijke kwaliteitsverbetering te realiseren. De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant krijgt één Algemeen Bestuur voor de brandweer en de GHOR. Dit bestuur kent dezelfde samenstelling als het Regionaal College van politie. Voor het Dagelijks Bestuur wordt ook gekozen voor een personele unie met het Dagelijks Bestuur van de politie. Er is ook voor gekozen om het bestuur van de stichting GMK samen te laten vallen met het bestuur van de Veiligheidsregio. Op termijn wordt de GMK ook onder de werkingssfeer van de gemeenschappelijke regeling gebracht. Op termijn zou ook de politie onderdeel moeten worden van de Veiligheidsregio om zo integraal veiligheidsbeleid te kunnen realiseren. Hiervoor is echter een wijziging nodig van de Politiewet 1993, wat de komende jaren nog niet zal gebeuren. Het kabinet steunt de regionalisering van veiligheidstaken en gaat in haar denken verder dan de koersnotitie 'Violet voor Veiligheid". Het kabinet maakt een onderscheid tussen gezag- en beheertaken. Het gezag tijdens het repressief optreden (opperbevel), blijft een bevoegdheid van de burgemeester. De overige taken komen onder de (wettelijke) verantwoordelijkheid van een regiobestuur.

2 -2- De (vrijwillige) brandweerlieden blijven in dienst van de gemeenten. Naar verwachting behandelt de Tweede Kamer rond de zomer 2004 een kabinetsvoorstel in deze. Voor de oprichting van de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant dient een gemeenschappelijke regeling te worden vastgesteld door de 26 deelnemende gemeenten. Daarnaast dienen de 'oude' gemeenschappelijke regelingen te worden opgeheven dan wel gewijzigd. Oorspronkelijk was het plan om de oprichting en opheffing gezamenlijk aan te bieden aan de gemeenten. Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio i.o. heeft besloten de begroting voor de nieuwe Veiligheidsregio na te zenden en de opheffings- c.q. wijzigingsbesluiten door de huidige regionale besturen te laten verzorgen. Uitwerking voorstel Opzet van de regeling De Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is primair gebaseerd op de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, op de Gemeentewet, de Brandweerwet 1985, de Wet zware ongevallen en rampen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen. De regeling is dan ook globaal en algemeen van opzet. Uitwerking kan plaatsvinden in verordeningen, die een eenvoudiger vaststellingsprocedure kennen. De regeling is verder gebaseerd op de volgende bestuurlijk vastgestelde stukken: - Territoriale congruentie in Midden- en West-Brabant - Bestuurlijke wegwijzer (Stuurgroep Territoriale Congruentie - 23 januari 2003); - Koersnotitie Veiligheidsregio "Violet voor Veiligheid" (Stuurgroep Territoriale Congruentie -13 juni 2003) - Organisatie van de GHOR in de regio Midden- en West-Brabant (Bestuurscommissie GHOR Midden- en West-Brabant i.o. - 6 november 2002) en de nadere invulling daarvan ( ). De regeling voorziet in het vergaand delegeren van bevoegdheden van Algemeen naar Dagelijks Bestuur. Het Algemeen Bestuur, bestaande uit burgemeesters, stuurt op hoofdlijnen, onder andere door het vaststellen van begroting en rekening. Verder kunnen, conform de Bestuurlijke wegwijzer, de bevoegdheden worden gedelegeerd aan afzonderlijke adviescommissies, voor bijvoorbeeld regionale brandweer en geneeskundige hulpverlening. Wanneer het Algemeen Bestuur kiest voor het instellen van adviescommissies, zal hij de taken en bevoegdheden in een aparte verordening moeten beschrijven. De aanbevelingen van de Raad voor het openbaar bestuur zijn voor zover mogelijk meegenomen in de gemeenschappelijke regeling. De voorliggende regeling houdt onder andere de mogelijkheid open om te komen tot een multidisciplinair managementteam, waarbij regionaal commandant en regionaal geneeskundig functionaris ieder verantwoordelijk zijn voor het werk in de eigen kolom. De vorm en mate van afstemming kan worden uitgewerkt in de organisatieverordeningen. Consequenties ten aanzien van het takenpakket Het takenpakket van de veiligheidsregio is vergelijkbaar met het takenpakket van elk van de huidige regelingen. Eventuele kwalitatieve en kwantitatieve verschillen in wettelijke taakuitvoering hebben geen budgettaire consequenties. Het peil van de dienstverlening zal harmoniseren en over het geheel genomen stijgen; dat is immers één van de hoofddoelstellingen van territoriale congruentie. Overwegingen door inspraak Op 12,13 en 14 januari 2004 zijn door de Stuurgroep Territoriale Congruentie (voorloper van het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio i.o.) voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd. Voor deze voorlichtingsbijeenkomsten waren onder andere burgemeesters, gemeenteraadsleden en ambtelijke vertegenwoordigers van gemeenten en hulpverleningsdiensten uitgenodigd.

3 -3- Tijdens deze bijeenkomsten werd de toekomstige veiligheidsregio uitgebreid toegelicht en kregen aanwezigen de gelegenheid vragen te stellen over de consequenties van de veiligheidsregio. De opmerkingen die tijdens deze voorlichtingsbijeenkomsten zijn gemaakt, zijn meegenomen in de discussie over de wijziging van de gemeenschappelijke regeling. Daarnaast zijn de gemeenten begin dit jaar betrokken bij de totstandkoming van de gemeenschappelijke regeling. De reacties vanuit de gemeenten hebben geleid tot een groot aantal aanpassingen ten opzichte van de conceptversie. De belangrijkste aanpassingen zijn de volgende: altijd aanwijzing van de burgemeester in het Algemeen Bestuur. uitbreiding van de bepalingen die leiden tot meer inzicht en democratische controle door de gemeenten; het instellen van bestuurscommissies is mogelijk, maar niet als verplicht in de regeling opgenomen. Er is dan ook geen verplichte afvaardiging vanuit de bestuurscommissies naar het dagelijks bestuur; het instellen van adviescommissies (denk bijvoorbeeld aan de districtelijke vijfhoek) wordt mogelijk gemaakt; beide soorten commissies moeten ingesteld worden door een besluit van het algemeen bestuur, dat dan ook de taken en bevoegdheden regelt; omdat de regeling niet meer structureel de bestuurscommissies regelt, zijn de bevoegdheden van deze commissies in de gemeenschappelijke regeling toegeschreven aan het Dagelijks Bestuur; Met deze aanpassingen is tegemoet gekomen aan een groot aantal bezwaren van de gemeenten op de concept gemeenschappelijke regeling. Juridische overwegingen en referendum-mogelijkheid De wettelijke basis voor de territoriale congruentie en de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Middenen West-Brabant i.o. ligt in de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, de Gemeentewet/de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. De bijgevoegde gemeenschappelijke regeling betreft een uitwerking van een wettelijk voorgeschreven samenwerkingsvorm. Gemeenten hebben derhalve geen ruimte om niet akkoord te gaan met de gemeenschappelijke regeling als zodanig. De besturen van de ziekenhuizen, de vergunninghouders voor ambulancevervoer, de gemeentelijke gezondheidsdiensten in het werkgebied van het regionaal college zijn ingevolge artikel 22 van de politiewet 1993 gehoord. Naar verwachting treedt per Hjuni 2004 de Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding in werking. Daarin wordt de territoriale congruentie voorgeschreven. Ingevolge artikel 2, onder c van de verordening op het raadgevend correctief referendum 2002, hoeft geen referendum te worden gehouden over een besluit van de gemeenteraad, als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, 51, eerste en derde lid, 61, eerste en derde lid, 73 eerste en derde lid en 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het besluit tot aangaan van deze gemeenschappelijke regeling valt onder dit uitzonderingsartikel. Personele overwegingen Personeel veiligheidsregio De Veiligheidsregio wordt bij de start gevuld met het personeel van de drie huidige regionale brandweren in Midden- en West-Brabant. Ook de Regionaal Geneeskundig Functionaris (RGF) en de adjunct regionaal geneeskundig functionaris komen in dienst van de Veiligheidsregio. De positie van de vrijwilligers in dienst van de gemeentelijke brandweer wordt, overeenkomstig het kabinetsbeleid, niet gewijzigd. De rechtspositie en de arbeidsvoorwaarden van het personeel worden, binnen de kaders van de begroting, geharmoniseerd.

4 Ambtelijke ondersteuning veiliqheidsregio De ambtelijke en bestuurlijke top van de Veiligheidsregio i.o. wordt ambtelijk beleidsmatig / organisatorisch ondersteund en van adviezen voorzien. Daarnaast worden de lijnen richting gemeenten op elkaar afgestemd. Waar mogelijk worden het Regionaal College en het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio als één bestuurlijk orgaan behandeld. De secretariaten van alle bestuurlijke gremia van betrokken organisaties stemmen de agenda's en voorstellen waar mogelijk inhoudelijk en procedureel op elkaar af. Die afstemming betreft waar mogelijk ook de GMK. Er wordt een gemeentesecretaris toegevoegd aan het managementteam Veiligheidsregio i.o. (MTV). Over diens portefeuille en mandaten moet nog besluitvorming plaatsvinden. Voor de personele samenstelling van de ambtelijke ondersteuning Veiligheidsregio wordt gestreefd naar een gelijkwaardige inzet van politie, brandweer en GHOR. De betreffende medewerkers blijven werken voor hun dienst, maar worden gedeeltelijk vrijgemaakt voor de taken in de Veiligheidsregio. Ze komen daartoe wekelijks bijeen en hebben secretariële ondersteuning, die betaald wordt uit de begrotingen van politie, brandweer en GHOR. Het ligt in de rede dat ook vanuit de gemeenten, gekoppeld aan gemeentesecretaris, ambtelijke ondersteuning voor de Veiligheidsregio wordt vrijgemaakt. Voor de volgende ontwikkelingsfasen wordt door het Dagelijks Bestuur i.o. bekeken of deze bezetting voldoende is. Er valt zeker ook een efficiencyvoordeel te realiseren doordat het aantal Algemene Besturen wordt teruggebracht tot twee (één voor de Veiligheidsregio en het Regionaal College Politie). Financiële overwegingen & Dekking Het instemmen met de gemeenschappelijke regeling heeft op zich géén financiële consequenties. Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio i.o. heeft op 31 maart 2004 aangegeven dat voor 2005 de nullijn gehanteerd moet worden. Dat betekent dat de totale inwonersbijdrage brandweer en GHOR voor 2005 gelijk is aan die voor 2004, gebaseerd op een gelijkblijvend takenpakket. Wel dient uiteraard op termijn een definitieve begroting voor 2005 en verder aan de gemeenteraden ter goedkeuring te worden aangeboden. Procedurele overwegingen De vaststellingsprocedure van de gemeenschappelijke regeling vormt een kritiek pad voor de start van de Veiligheidsregio. De gemeentelijke besluitvorming dient vóór het zomerreces plaats te vinden om conform de opdracht van de minister formeel te kunnen starten per januari Zoals eerder is aangegeven* verloopt de besluitvorming over de huidige regelingen (opheffing/ wijziging en liquidatie/ verrekening) via de besturen van de huidige regelingen. Het is de formele bevoegdheid van de regiobesturen. Hoewel het wenselijk is dat de besluitvorming over de gemeenschappelijke regeling tegelijkertijd plaatsvindt met de wijziging van de bestaande regelingen, is dit - gelet op het ontbreken van financiële consequenties van deze regeling - niet noodzakelijk om te komen tot verantwoorde besluitvorming. Op die manier wordt tevens tegemoet gekomen aan de door de minister voorgeschreven (eind)termijn voor de totstandkoming van de Veiligheidsregio. Bestuurlijke en organisatorische overwegingen Samenstelling bestuuren stemverhouding Het Algemeen Bestuur (AB) van de Veiligheidsregio wordt, gelet op hun bestuurlijke portefeuille, samengesteld uit de burgemeesters van de 26 gemeenten. Het kiest uit haar midden een Dagelijks Bestuur (DB). De steden krijgen daarin een vaste zetel. De samenstelling van het DB van de Veiligheidsregio en DB van politie wordt gelijk getrokken. De huidige bestuurscommissies brandweer en GHOR i.o. worden per 1 januari 2005 opgeheven. Er komt bestuurlijk overleg in de districten voor in de plaats; onder meer vanuit het oogpunt van democratische legitimatie.

5 Er wordt gestemd op basis van het "one man - one vote systeem". Dat onderstreept de samenwerkingsgedachte en is gelijk aan de stemwijze in het Regionaal College van politie. Hierop is een uitzondering gemaakt. Voor de vaststelling van de begroting is een meerderheid nodig van tenminste 13 bestuursleden, die tevens gemeenten vertegenwoordigen met samen tenminste de helft van het aantal inwoners in het werkgebied. Betrokkenheid van gemeenten Ter bevordering van de bestuurlijke betrokkenheid op gemeentelijk niveau en om recht te doen aan de controlfunctie van de gemeenteraad, wordt de Planning & Control-cyclus van de Veiligheidsregio (in overleg met de gemeenten) afgestemd op de gemeentelijke Planning & Control-cyclus. In de gemeenschappelijke regeling is, in lijn met de Wet Dualisering gemeentebestuur, expliciet aandacht besteed aan de (wijze waarop vorm wordt gegeven aan de) informatievoorziening naar de raad. Gemeenten worden in het voortraject betrokken bij de beleidsontwikkeling Veiligheidsregio. Afhankelijk van het onderwerp worden bijvoorbeeld de commandant brandweer, de ambtenaar rampenbestrijding en/ of de hoofden financiën daarbij betrokken. Communicatieve overwegingen Het besluit zal worden gepubliceerd op de gemeentelijke voorlichtingspagina. Het definitieve besluit dient ter goedkeuring te worden voorgedragen aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant via de coördinerend gemeente Tilburg. Na goedkeuring geschiedt opneming in het gemeentelijk register. Bijlagen De volgende bijlage is, als onderdeel van dit raadsvoorstel, bijgevoegd: - Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant De volgende bijlage is, als achtergrondinformatie voor dit raadsvoorstel, ter inzage gelegd: - Koersnotitie Veiligheidsregio "Violet voor Veiligheid" (Stuurgroep Territoriale Congruentie -13 juni 2003) Een ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom, De secretaris, Mr. P.B.J.M. Thomassen. r. PAC.M. van der Velden

6 & Gemeente eente R a Bergen op Zoom De raad van de gemeente Bergen op Zoom; gezien het voorstel van het college van 20 mei 2004, nr. SB/04-04 ; gelet op de Wet Gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de op korte termijn in werking tredende Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding; BESLUIT: De Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant vast té stellen, voor zover het de bevoegdheden van de gemeenteraad betreft. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van De griffier, F.P.deVos

7 Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant De raden en de colleges van de gemeenten Aalburg, Afphen-Chaam, Baarle- Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Dongen, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Gilze en Rijen, Goirle, Halderberge, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Moerdijk, Oisterwijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Tilburg, Waalwijk, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem en Zundert; ieder voor zover het zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden aangaat; overwegende - dat het voor een goede behartiging van de zorg voor de veiligheid van en de hulpverlening aan de burgers in hun werkgebied van belang is samen te werken, in het bijzonder bij de voorbereiding op en het bestrijden van ongevallen en rampen; - dat het wettelijk verplicht wordt om het werkgebied van de gezamenlijke gemeenten te laten samenvallen met dat van de politieregio Midden- en West-Brabant; - dat zij voor de goede behartiging van hun taken bij de brandweerzorg en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen een nieuwe gemeenschappelijke regeling willen aangaan en daarbij een openbaar lichaam willen instellen; - dat in verband daarmee moeten worden opgeheven de gemeenschappelijke regelingen - Geneeskundige hulpverleningsdienst Midden-Brabant; - Regionale Brandweer Midden-Brabant; - Regionale Brandweer Stadsgewest Breda; - dat in verband daarmee moeten worden gewijzigd de gemeenschappelijke regelingen - Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Hart voor Brabant; - Openbare gezondheidszorg West-Brabant; - Gemeentelijk Samenwerkingsverband Westelijk Noord-Brabant; gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen; gehoord de besturen van de ziekenhuizen, de vergunninghouders voor ambulancevervoer, de gemeentelijke gezondheidsdiensten in het werkgebied en. het regionale college, bedoeld in artikel 22 van de Politiewet 1993, besluiten aan te gaan de volgende gemeenschappelijke regeling: Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

8 Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 Begrippen 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder: : a. wet: Wet gemeenschappelijk regelingen; b. regeling: deze gemeenschappelijke regeling; c. gemeente: aan de regeling deelnemende gemeente; d. college: college van burgemeester en wethouders van een gemeente; e. politieregio: de politieregio Midden- en West-Brabant; f. werkgebied: het gezamenlijk grondgebied van de gemeenten; g. gedeputeerde staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Noord- Brabant; h. regionale brandweer: de Regionale Brandweer Midden- en West- Brabant van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling; i. regionaal commandant: commandant van de regionale brandweer, als bedoeld in artikel 3 lid 2 van de Brandweerwet 1985; j. regionaal geneeskundig functionaris: functionaris als bedoeld in artikel 2 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen; k. regionale college: regionale college van de politieregio, als bedoeld in artikel 22 van de Politiewet 1993; l. geneeskundige hulpverlening: hulpverlening zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen; m. spoedeisende medische hulpverlening: de medische hulpverlening naar aanleiding van een gebeurtenis, letsel ten gevolge hebbend, waarvoor de centrale post voor het ambulancevervoer opdracht heeft gegeven tot ambulancevervoer en waarvoor een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplihes is vereist; n. centrale post voor het ambulancevervoer: een centrale post als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen. 2. Waar in de regeling de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard, treden in die artikelen in plaats van 'de gemeente', 'de raad', 'het college' en 'de burgemeester 1 onderscheidenlijk 'het openbaar lichaam', 'het algemeen bestuur 1, 'het dagelijks bestuur' en 'de voorzitter'. 3. Waar de regeling bij personen een mannelijk voornaamwoord of een mannelijk functionarisbegrip gebruikt, worden zowel mannelijke als vrouwelijke personen bedoeld.

9 HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 2 Het openbaar lichaam 1. Er is een openbaar lichaam, genaamd "Veiligheidsregio Midden- en West- Brabant". Het is gevestigd te Tilburg. 2. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit drie bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. HOOFDSTUK 3 DOELSTELLING. BEVOEGDHEDEN EN TAKEN Artikel 3 Doelstelling Het openbaar lichaam heeft tot doel de samenwerking bij de voorbereiding en de uitvoering van een doelmatig georganiseerde en gecoördineerde hulpverlening in het werkgebied. Artikel 4 Bevoegdheden Aan het openbaar lichaam zijn alle bevoegdheden tot regeling en bestuur c.q. beheer toegekend voorzover die op enig moment nodig zijn voor de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen taken. Artikel 5 Taken brandweerzorg 1. Het openbaar lichaam heeft op het terrein van de brandweerzorg tot taak: A. Het zorgdragen voor: a. het instellen en in stand houden van een regionale brandweeralarmcentrale; b. het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel; c. het benoemen, schorsen en ontslaan van de commandant en het overige personeel van de regionale brandweer en het vaststellen van een instructie voor het personeel; d. het beschikbaar stellen van personeel en materieel in de gevallen, bedoeld in de artikelen 8 en 9 van de Brandweerwet 1985; e. het voorbereiden van de coördinatie bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen; * f. het voorbereiden van de organisatie voor het optreden van de brandweer in buitengewone omstandigheden en het regelen van de operationele leiding bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen; g. het verzamelen en evalueren van gegevens ten behoeve van de waarschuwing en alarmering van de bevolking in geval van een ramp of een zwaar ongeval of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan; h. het waarschuwen van de bevolking door middel van hetsfrenenet, het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting;

10 B. het vaststellen van: a. een beheersplan als bedoeld in artikel 5 van de Wet rampen en zware ongevallen; b. een organisatieplan als bedoeld in artikel 4a van de Brandweerwet C. het adviseren van de gemeentebesturen: a. op het gebied van de brandpreventie; b. ter zake van voorbereidende maatregelen op het gebied van de brandbestrijding en -beperking in bepaalde objecten; c. over het aanschaffen van materieel, een en ander overeenkomstig de in de regeling neergelegde regels. D. het verzorgen van: a. oefeningen met het oog op het optreden in groter verband; b. opleidingen. 2. Verder behoren tot de taken van het openbaar lichaam: 1. Bovenwettelijke taken die gemeenten met het oog op het belang van een goede samenhang in de regio ter versterking van de brandweerzorg en rampenbestrijding aan de regionale brandweer overdragen. 2. Intekentaken, een vorm van bijzondere dienstverlening, waar gemeenten op vrijwillige basis op intekenen. 3. Ontwikkeltaken met het oog op toekomstige contouren of nieuwe producten van de regionale brandweer. 4. Bijzondere verplichtingen, die de veiligheidsregio heeft overgenomen als rechtsopvolger van de Regionale Brandweer Gemeentelijk Samenwerkingsverband Westelijk Noord-Brabant, de Regionale Brandweer Breda en de Regionale Brandweer Midden-Brabant. 3. Het openbaar lichaam stelt een uitvoeringsregeling vast voor de bijstand die de gemeenten elkaar op verzoek verlenen op het gebied van brandweerzorg, openbare veiligheid en rampenbestrijding. Het coördineert voorts de feitelijke bijstandsverlening 4. Bij rampen, zware ongevallen en grootschalige incidenten of ernstige vrees daarvoor, of buitengewone omstandigheden, wordt de regionaal commandant belast met de operationele leiding, tenzij het bevoegde gezag als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van de Wet rampen en zware ongevallen, een andere voorziening treft. Artikel 6 Taken geneeskundige hulpverlening Het openbaar lichaam draagt zorg voor de samenhang en samenwerking binnen de geneeskundige keten in het werkgebied en heeft daarbij die taken, die bij of krachtens de wet zijn opgedragen aan de in artikel 5, lid 1 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen bedoelde gemeenschappelijke regeling; omvattende, onder andere: a. het instellen en in stand houden van een centrale post voor het ambulancevervoer; b. het vaststellen van de taken van de binnen het grondgebied van de aan de regeling deelnemende gemeenten werkzame gezondheidsdiensten in het kader van de geneeskundige hulpverlening en de realisering daarvan; c. het instellen en in stand houden van een organisatorisch samenwerkingsverband gericht op geneeskundige hulpverlening; d. het zorgdragen voor onderlinge bijstand bij de uitvoering van de geneeskundige'hulpverlening; e. het benoemen, schorsen en ontslaan van de regionaal geneeskundig functionaris en adjunct regionaal geneeskundig functionaris; f. het vaststellen van een organisatieplan als bedoeld in artikel 6 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen.

11 HOOFDSTUK 4 HET ALGEMEEN BESTUUR Artikel 7 Samenstelling 1. Het algemeen bestuur bestaat uit zoveel leden als het aantal gemeenten, leder lid heeft een plaatsvervanger. 2. De raad wijst de burgemeester aan als lid. 3. De raad wijst een wethouder aan als plaatsvervangend lid. Artikel 8 Zittingsduur 1. Het (plaatsvervangend) lidmaatschap eindigt zodra het (plaatsvervangend) lid ophoudt burgemeester of wethouder te zijn van de gemeente die hem heeft aangewezen en in ieder geval op de dag van aftreden van de raad van die gemeente. 2. Van elke wijziging in het (plaatsvervangend) lidmaatschap geeft het college van de gemeente die het aangaat binnen acht dagen kennis aan de voorzitter van het openbaar lichaam. 3. Een (plaatsvervangend) lid kan worden ontslagen, indien hij het vertrouwen niet meer bezit van de raad die hem heeft aangewezen. Artikel 9 Vergaderingen 1. Het algemeen bestuur vergadert overeenkomstig de betreffende bepalingen in de Gemeentewet. 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is voor de vaststelling van de begroting als bedoeld in artikel 30 lid 1 van deze regeling een meerderheid nodig van tenminste 13 leden die tevens gemeenten vertegenwoordigen met samen tenminste de helft van het aantal inwoners in het werkgebied. Daarbij wordt uitgegaan van de aantallen als bedoeld in artikel 30 lid 3 van deze regeling. 3. Elk lid heeft in de vergadering één stem. 4. Het reglement van orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur bevat in ieder geval bepalingen over: a. het recht van motie en het recht van interpellatie; b. het horen van belanghebbenden over te nemen besluiten; c. de wijze van het verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording als bedoeld in hoofdstuk 11 van deze regeling.

12 HOOFDSTUK 5 HET DAGELIJKS BESTUUR Artikel 10 Samenstelling 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en tenminste zes andere leden. Ieder lid heeft een plaatsvervanger. 2. Het algemeen bestuur wijst de leden en de plaatsvervangend leden van het dagelijks bestuur aan. Artikel 11 Zittingsduur 1. Het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt of wanneer het lid van het dagelijks bestuur als zodanig ontslag neemt. 2. Het (plaatsvervangend) lid van het dagelijks bestuur dat ontslag neemt, blijft in functie tot de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Artikel 12 Onvrijwillig ontslag 1. Het algemeen bestuur kan een (plaatsvervangend) lid van het dagelijks bestuur ontslag verlenen. 2. Artikel 49 van de Gemeentewet (ontslag wethouder) is van overeenkomstige toepassing. Artikel 13 Vergaderingen De artikelen 52, 53 en 54 t/m 60 van de Gemeentewet (vergaderorde) zijn op de vergaderingen van het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK 6 DE VOORZITTER Artikel 14 Aanwijzing, vervanging en ontslag 1. Het algemeen bestuur wijst de voorzitter aan. 2. De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. 3. Bij verhindering of ontstentenis wordt de voorzitter vervangen door een door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen plaatsvervanger, 4. Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslag verlenen.

13 5. Artikel 49 van de Gemeentewet (ontslag wethouder) is van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK 7 DE COMMISSIES Artikel 15 Commissies 1. Het algemeen bestuur kan advies- en bestuurscommissies instellen als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de wet. 2. De taken en bevoegdheden van deze commissies worden vastgelegd in een verordening. HOOFDSTUK 8 DE SECRETARIS Artikel 16 Benoeming, schorsing en ontslag 1. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de secretaris. 2. De secretaris staat de bestuursorganen van het openbaar lichaam bij de uitoefening van hun taak terzijde en is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur aanwezig. 3. De stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris mede ondertekend tenzij de ondertekening door de voorzitter aan hem is opgedragen. 4. Het dagelijks bestuur stelt in de organisatieverordening nadere regels voor de taak en de bevoegdheden van de secretaris. 5. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de secretaris.

14 HOOFDSTUK 9 HET PERSONEEL Artikel 17 Regionale Brandweer 1. Aan het hoofd van de regionale brandweer staat een regionaal commandant, die door het dagelijks bestuur wordt benoemd geschorst en ontslagen. 2. De regionaal commandant is aanwezig in de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur wanneer deze hem daarom verzoeken. 3. Het dagelijks bestuur stelt de benodigde rechtspositieregelingen vast. Artikel 18 Regionaal geneeskundig functionaris 1. Het openbaar lichaam heeft een regionaal geneeskundig functionaris en een adjunct regionaal geneeskundig functionaris die door het dagelijks bestuur worden benoemd, geschorst en ontslagen. 2. Het dagelijks bestuur besluit over de taakverdeling tussen de regionaal geneeskundig functionaris en de adjunct regionaal geneeskundig functionaris. 3. De regionaal geneeskundig functionaris coördineert de voorbereiding van de spoedeisende medische hulpverlening op de geneeskundige hulpverlening en stemt de maatregelen ter voorbereiding van de geneeskundige hulpverlening af op de maatregelen van de andere bij de rampenbestrijding betrokken disciplines. 4. De regionaal geneeskundig functionaris is aanwezig in de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur wanneer deze hem daarom verzoeken. 5. Het dagelijks bestuur stelt de benodigde rechtspositieregelingen vast. HOOFDSTUK 10 TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN DE BESTUURSORGANEN Artikel 19 Verdeling van taken en bevoegdheden 1. Bij de verdeling van de taken en de bevoegdheden over de bestuursorganen van het openbaar lichaam zijn zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing de regels, in de ruimste zin, die bij of krachtens de Gemeentewet zijn gesteld voor de verdeling van de taken en de bevoegdheden van de gemeentebesturen over de gemeentelijke bestuursorganen, voor zover daarvan niet bij of krachtens de wet of deze regeling is afgeweken.

15 Artikel 20 Verordeningen 1. De bevoegdheid tot regeling van de huishouding van het openbaar lichaam berust bij het algemeen bestuur. 2. Voor zover de verordenende bevoegdheid niet bij of krachtens de wet of deze regeling aan het dagelijks bestuur of een bestuurscommissie is toegekend, stelt het algemeen bestuur de verordeningen vast. Artikel 21 Samenwerking en dienstverlening Het algemeen bestuur besluit zonodig tot samenwerking met andere rechtspersonen en tot het (laten) verlenen van diensten. Artikel 22 Bevoegdheid voorzitter 1. De voorzitter is belast met de uitvoering van de besluiten van het algemeen en dagelijks bestuur. 2. De volgende artikelen van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter: - artikel 74 (opening stukken); artikel 75 (ondertekening stukken); artikel 170 lid 1 (zorgplichten); - artikel 171 (vertegenwoordiging) Artikel 23 Mandaatbevoegdheden 1. Het dagelijks bestuur draagt de uitoefening van zijn bevoegdheden op het terrein van de brandweerzorg voor zover als mogelijk in mandaat op aan de regionaal commandant. 2. Het dagelijks bestuur draagt de uitoefening van zijn bevoegdheden op het gebied van de geneeskundige hulpverlening voor zover als mogelijk in mandaat op aan de regionaal geneeskundig functionaris. 3. Het dagelijks bestuur stelt een organisatieverordening vast die de bevoegdheden van de regionaal commandant en de regionaal geneeskundig functionaris regelt en de wijze waarop hij toeziet op de uitvoering daarvan.

16 HOOFDSTUK 11 INFORMATIE EN VERANTWOORDING Artikel 24 Verantwoordings- en informatieplicht (leden) algemeen bestuur 1. Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan de raad van de gemeente waarvan hij burgemeester of wethouder is voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid. 2. Het afleggen van verantwoording vindt plaats overeenkomstig het reglement van orde van de desbetreffende gemeenteraad. 3. Het algemeen bestuur verstrekt aan de raden van de gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd, binnen één maand na ontvangst van het verzoek. Afwijking van deze termijn is slechts mogelijk door binnen deze termijn daarvan schriftelijk mededeling te doen onder opgaaf van redenen die tot de vertraging hebben geleid. 4. Een lid van het algemeen bestuur geeft de raad van de gemeente waarvan hij burgemeester of wethouder is de door een of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen. Schriftelijk gevraagde inlichtingen worden schriftelijk gegeven. 5. Alvorens de gevraagde inlichtingen te verstrekken kan het lid van het algemeen bestuur zich daarover laten adviseren door het dagelijks bestuur. Artikel 25 Verantwoordings- en informatieplicht (leden) dagelijks bestuur 1. De leden van het dagelijks bestuur leggen zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk verantwoording af aan het algemeen bestuur voor het door hen gevoerde bestuur. 2. Het dagelijks bestuur verstrekt aan de raden van de gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd, binnen één maand na ontvangst van het verzoek. Afwijking van deze termijn is slechts mogelijk door binnen deze termijn daarvan schriftelijk mededeling te doen onder opgaaf van redenen die tot de vertraging hebben geleid. 3. De leden van het dagelijks bestuur verstrekken zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk de door het algemeen bestuur of door een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen. Schriftelijk gevraagde inlichtingen worden zo mogelijk schriftelijk gegeven. Artikel 26 Informatie- en verantwoordingsplicht voorzitter Het bepaalde in artikel 24 van deze regeling is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem als zodanig gevoerde bestuur.

17 HOOFDSTUK 12 ARCHIEF Artikel 27 Archief 1. Het algemeen bestuur stelt een verordening vast op de zorg voor het archief van het openbaar lichaam alsmede op het beheer daarvan en op het toezicht op het beheer. 2. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor het archief. 3. De aan de uitvoering van deze zorg verbonden kosten komen voor rekening van deze regeling. HOOFDSTUK 14 FINANCIËLE BEPALINGEN Artikel 28 Algemene bepaling Voor zover daarvan niet bij of krachtens de wet is afgeweken is op dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing Titel IV van de Gemeentewet. Artikel 29 Financiële administratie, geldelijk beheer en controle Het algemeen bestuur stelt verordeningen vast overeenkomstig de artikelen 212 (financieel beleid) en 213 (financieel beheer) van de Gemeentewet. Artikel 30 Begroting 1. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voor 1 juli de begroting vast, nadat de raad zijn zienswijze heeft kunnen geven, conform het bepaalde in artikel 34 en 35 van de wet en gelet op artikel 9 lid 2 van deze regeling. De begroting gaat vergezeld van een meerjarenraming voor het lopende en de drie op het begrotingsjaar volgende jaren. 2. De begroting vermeldt de door elke gemeente verschuldigde bijdrage voor het begrotingsjaar, de termijnen waarin deze bijdrage is verschuldigd en de daarbij behorende vervaldata. 3. Bij de in lid 2 bedoelde bijdrage, berekend naar verhouding van de inwonertallen van de gemeenten, wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voorde Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers. 4. Na vaststelling van de begroting door het algemeen bestuur zendt het dagelijks bestuur daarover bericht aan de raden van de gemeenten en gedeputeerde staten.

18 5. Op wijzigingen van de begroting zijn de voorafgaande bepalingen in dit artikel van overeenkomstige toepassing. Artikel 31 Jaarrekening 1. Van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur, onder overlegging van de jaarrekening met daarbij behorende bescheiden. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van bevindingen van de accountant(s) overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet. 2. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast conform het bepaalde in artikel 34 van de wet. De vaststelling wordt meegedeeld aan de raden van de gemeenten en gedeputeerde staten. 3. Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het dagelijks bestuur ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer. 4. In de jaarrekening wordt het door elk van de gemeenten in het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen. 5. De kosten worden, rekening houdende met andere inkomsten, over de gemeenten verdeeld overeenkomstig de in de begroting bepaalde verdeelsleutel. HOOFDSTUK 14 TOETREDEN. UITTREDEN. WIJZIGEN. OPHEFFEN 1 Artikel 32 Toetreden Na het aangaan van deze regeling kan een rechtspersoon alleen toetreden na instemming van het algemeen bestuur, dat de gevolgen van toetreding regelt. Artikel 33 Uittreden Na het aangaan van deze regeling kan een rechtspersoon alleen uittreden na instemming van het algemeen bestuur, dat de gevolgen van uittreden regelt. Artikel 34 Wijzigen 1. Deze regeling kan worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van de organen die haar hebben ingesteld van tenminste achttien gemeenten. 2. Een wijziging van deze regeling behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

19 3. Het dagelijks bestuur maakt de vastgestelde wijziging openbaar bekend. Artikel 35 Opheffen 1. Deze regeling kan worden opgeheven bij eensluidende besluiten van de organen die haar hebben ingesteld van tenminste achttien gemeenten 2. Bij opheffing besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt, nadat de betreffende organen van de gemeenten zijn gehoord, een liquidatieplan op. Daarbij kan hij van deze regeling afwijken. 3. Dit liquidatieplan bevat een sociaal statuut voor het personeel en een regeling voor de bewaring en het toekomstig beheer van het archief. 4. De organen van het openbaar lichaam blijven na de opheffing in functie totdat de liquidatie volledig is voltooid. 5. Het dagelijks bestuur maakt de opheffing openbaar bekend. Artikel 36 HOOFDSTUK 15 SLOTBEPALINGEN 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2005 en is aangegaan voor onbepaalde tijd. 2. Deze regeling kent een algemene toelichting en een artikelsgewijze toelichting. 3. De gemeenten dragen zorg voor de bekendmaking van deze regeling op een in de betreffende gemeente gebruikelijke wijze. 4. Deze regeling kan worden aangehaald als "Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant". 5. Het bestuur van de gemeente Tilburg wordt aangewezen als het gemeentebestuur zoals bedoeld in artikel 26 van de wet.

20 Aldus vastgesteld door het college van de gemeente in zijn vergadering van de secretaris, de voorzitter, Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente in zijn vergadering van de griffier, de voorzitter,

21 GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VEILIGHEIDSREGIO MIDDEN- EN WEST-BRABANT - TOELICHTING Algemene toelichting Met het vaststellen van deze regeling stellen de deelnemende gemeenten de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant in, een openbaar orgaan als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR). De regeling is primair gebaseerd op deze WGR en op de Gemeentewet en daarnaast op de Brandweerwet 1985, de Wet zware ongevallen en rampen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen. Deze drie wetten zijn gewijzigd door de vaststelling van de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding. De vorige gemeenschappelijke regelingen moeten door de betreffende gemeentelijke organen worden opgeheven of gewijzigd. Dit gebeurt bij afzonderlijke besluiten. Met het aangaan van deze gemeenschappelijke regeling volgen de gemeenten de landelijke ontwikkelingen rond de territoriale congruentie: gelijke buitengrenzen voor de regio's van politie, regionale brandweer en geneeskundige hulpverlening. De regeling volgt dan ook het beleid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zoals dat ook een wettelijke neerslag krijgt in de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding. Gezien de doelstelling van de regeling (samenwerking bij de uitvoering van (...) hulpverlening in het werkgebied) kan ook het opnemen van de (uitvoerende) taken voor de Gemeenschappelijke Meldkamer een onderdeel zijn van de taken van deze gemeenschappelijke regeling. Deze taak ligt nu nog bij een afzonderlijke stichting. Daarnaast speelt de regeling in op het advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur (februari 2003) "Veiligheid op niveau" over de bestuurlijke inbedding van de veiligheidsregio's. De Raad gaat in dit advies overigens verder en geeft onder andere aan dat ook de politie onderdeel zou moeten zijn van de veiligheidsregio's om zo integraal veiligheidsbeleid te kunnen realiseren. Voor het onderbrengen van de politie in de veiligheidsregio is echter een wijziging nodig van de Politiewet 1993, wat, als het rijk hier inderdaad voor kiest, nog wel een aantal jaren zal duren. De aanbevelingen van de Raad zijn dus meegenomen voor zover mogelijk: de regeling houdt dé mogelijkheid open om te komen tot een multidisciplinair team, waarbij regionaal commandant en regionaal geneeskundig functionaris ieder verantwoordelijk zijn voor het werk in de eigen kolom. De vorm en mate van afstemming kan worden uitgewerkt in de organisatieverordening. Vooruitlopend op deze wetswijziging kan door middel van personele unies, zowel op bestuurlijk als leidinggevend niveau, een verdere samenwerking tussen de politie, brandweer, GHOR en gemeenten worden bewerkstelligd. In dit licht moet ook gekeken worden naar de eventuele deelname van de hoofdofficier van justitie en een coördinator van/namens de gemeentelijke diensten. Met andere woorden: er is sprake van een groeimodel en stapsgewijs zal de komende jaren toegewerkt worden naar het eindmodel dat in een breed bestuurlijk overleg van oktober 2002 is vastgesteld. Opzet van de regeling De regeling is globaal en algemeen van opzet. Uitwerking kan plaatsvinden in verordeningen, die een eenvoudiger vaststellingsprocedure kennen. Waar (dwingende) wetgeving is, wordt volstaan met een verwijzing daarnaar in de regeling, Welzijn, voor het gemak van de lezer, de geldende wettelijke bepalingen opgenomen in deze toelichting.

22 De regeling is verder gebaseerd op de volgende bestuurlijk vastgestelde stukken: Territoriale congruentie in Midden- en West-Brabant - Bestuurlijke wegwijzer (Stuurgroep Territoriale Congruentie - 23 januari 2003); Organisatie van de GHOR in de regio Midden- en West-Brabant (Bestuurscommissie GHOR Midden- en West-Brabant i.o. - 6 november 2002) en de nadere invulling daarvan ( )). De regeling voorziet in het vergaand delegeren van bevoegdheden van algemeen naar dagelijks bestuur, waarbij het dagelijks bestuur zoveel mogelijk dezelfde bevoegdheden heeft als het college van B en W in een gemeente. Het algemeen bestuur, bestaande uit burgemeesters, stuurt dus op hoofdlijnen, onder andere door het vaststellen van begroting en rekening. Verder kunnen, conform de Bestuurlijke wegwijzer, de bevoegdheden worden gedelegeerd aan afzonderlijke bestuurscommissies, voor bijvoorbeeld regionale brandweer en geneeskundige hulpverlening. Wanneer het algemeen bestuur kiest voor het instellen van dit soort commissies, zal hij de taken en bevoegdheden in een aparte verordening moeten beschrijven. Het ligt in de bedoeling om, in de startfase vgn deze nieuwe regeling, inderdaad de genoemde commissies in te stellen en deze vergaand te delegeren voor het besturen van hun 'eigen' discipline. Het dagelijks bestuur verzorgt dan in hoofdzaak de coördinatie tussen het algemeen bestuur en deze commissies. Artikelsgewijze toelichting Hieronder volgt, waar nodig, artikelsgewijs een toelichting. Omdat de tekst van de regeling vaak verwijst naar wettelijke bepalingen, worden deze hieronder, als handreiking naar de lezer, geciteerd zoals ze golden op het moment van het opstellen van de regeling (voorjaar 2004). Uitzondering hierop zijn de bepalingen die toen nog geen geldend recht waren, maar dat op korte termijn wel zouden worden: de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen. Deze nieuwe bepalingen zijn verwerkt in de tekst van de regeling zelf, tenzij anders aangegeven. Artikel 5 Taken brandweerzorg In dit artikel staan in lid 1 allereerst de wettelijke taken van de brandweer, zoals die volgen uit artikel 4 van de Brandweerwet Daarna volgen taken die ook duidelijk maken dat de lokale (vrijwillige) brandweerzorg een verantwoordelijkheid is en blijft van elke afzonderlijke gemeente: Bij bovenwettelijke taken kan worden gedacht aan organisatorische zaken zoals het opstellen van een modelrampenplan voor de gemeenten, het organiseren van het (bestuurlijk) oefenen en het opstellen van rampenbestrijdingsplannen en aanvalsplannen. - Intekentaken zijn een vorm van dienstverlening. Daarbij kan worden gedacht aan het vanuit de regionale brandweer invullen van het commandantschap van een gemeentelijk brandweerkorps door een regionale medewerker, - Ontwikkeltaken; hierbij gaat het om onderzoek en ontwikkeling, nieuwe werkmethoden e,d. Deze kunnen vervolgens leiden tot bovenwettelijke taken of intekentaken. Bijzondere verplichtingen: als rechtsopvolger overgenomen taken zoals bijvoorbeeld de waakvlamovereenkomst Schelde-Rijnverbinding.

23 Artikel 6 Taken geneeskundige hulpverlening Ook hier een opsomming van de bepalingen in de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen. Over de centrale post ambulancevervoer volgt ook nog regelgeving in de toekomstige Wet ambulancezorg. In de genoemde wet worden de activiteiten en processen benoemd waarop de regionaal geneeskundig functionaris zich ter versterking van zijn coördinerende taak heeft te richten op grond van artikel 5, lid 2 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen. Artikel 9 Vergaderingen (algemeen bestuur) De wet bepaalt dat het algemeen bestuur tenminste twee maal per jaar vergadert. In de praktijk zal de vergaderfrequentie voortvloeien uit de planningen controlcyclus van hoofdstuk 14. De wet verklaart in artikel 22 lid 1 verder de volgende bepalingen van de Gemeentewet van toepassing: Artikel 16 De raad stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Artikel De raad vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten. 2. Voorts vergadert de raad indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit de raad bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt. Artikel De burgemeester roept de leden schriftelijk tot de vergadering op. 2. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd. Artikel De vergadering van de raad wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. 2. Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen. 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Artikel 22 De leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van de raad hebben gezegd of aan de raad schriftelijk hebben overgelegd. Artikel De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.