42 [56 en U. 14.] AFSCHRIFT van het nader advies van den President der Javasche Bank.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "42 [56 en U. 14.] AFSCHRIFT van het nader advies van den President der Javasche Bank."

Transcriptie

1 42 [56 en U. 14.] [S6 en ] BIJLAGE IV. AFSCHRIFT van het nader advies van den President der Javasche Bank. BATAVIA, 5 Xovember Toen in Maart van liet loopende jaar da Minister van Finantien aanleiding vond om tot de kamers van koophimdel te Amsterdam en Rotterdam en tot een zevental voorname bankinstellingen de vraag terigten, welke maatregelen zouden moeten genomen worden om een eind te maken aan den onlioudbaren toestand, waarin Nederland zieii met betrekking tot het muntwezen gebragt zag, heerschte er in de bekomen adviesen eene eenstemmigheid die het, nemen van een Insluit en liet indienen van voorstellen niet weinig vergemakkelijkte. Het/.elfde kan niet gezegd worden van de adviesen door UEd. Gestr. ingewonnen omtrent de maatregelen die voor In lie noodig kunnen zijn, nu de invoering van den gouden standaard in Nederland eene gedane zaak is. L'it die adviesen toeh blijkt dat tussehen belanghebbenden alllier een groot verschil van meening wordt aangetroffen, en dat sommige adviseurs zelfs het bestaan van eene eigenlijke ïiiunttjuaestie in Indie ontkennen. Deze laatste zienswijze treedt vooral op den voorgrond in het rapport van de kamer van koophandel te Soerabaija. Zij wil wel erkennen, dat de waardevermindering vai het zilver in Europa het voor Nederland noodig kan gemaakt hebben, om de hand te leggen aan eene hervorming van zijn muntwezen; maar van die depreciatie van het zilver heeft men volgens haar in Indie nog niets kunnen bespeuren, en men liehoeft er zich ook niet ongerust over te maken, dat er in de naaste toekomst van die depreciatie eouigen invloed zal ontwaard worden, want de vraag naar zilver op Java en de Buiten bezittingen is zoo groot, dat zij nog gedurende vele jaren het aanbod zal overtreffen, en zoo lang dit het geval blijft, kan van eene waardevermin lering van het zilver eigenlijk nooit sprake zijn. Volgene de SoerabayMche kamer ia de montqaaeetie dus eene quaestie van zuiver localen aard, die, wat Nederlandsen Indie betreft, befaeencht wordt door de meerdere of miniere voorliefde van zijne bewoners voor het zilver als ruilmiddel. Ik geef onvoorwaardelijk toe, dat onze tegenwoordige zilveren munt in den Archipel zeer gewild is, en dat vooral onze rijksdaalders gaandeweg eene meer belangrijke plaats in het handelsverkeer, ook met de buiten ons gebied gelegen Staten, beginnen in te nemen. Maar hierin ligt hoegenaamd geen waarborg, dat Indie zich zal kunnen vrijwaren voor de stoornissen in den gel Isomloop, die het gevolg moeten worden van de verminderde en afwisselende waarde van het zilver op de wereldmarkt. Evenmin als de vraag naar suiker in Nederland alleen de marktwaarde van dit artikel regelt, zal de waarde van het zilver zich regelen naar de behoefte van Nederlandsen Indie, want hoe hoog de kamer van koophandel te Soerabaija ook van die behoefte moge opgeven, in vergelijking met de hoeveelheden zilver, die jaarlijks op nieuw worden voortgebragt, is hetgeen Indie noodig heeft schier on be- Aan den Directeur tan Finantien. duidend, en zelfs al breidde de thans bestaande behoefte zich tot het dubliele bedrag uit, zou de waarde van het zilver op de wereldmarkt er misschien to"di weinig of niet door wórden aangedaan. Ben voorbeeld zal de zaak duidelijker maken. In zijne Memorie van Toelichting behoorende bij het ontwerp van de jongst aangenomen muntwet, maakt de Minister van Financien ook gewag van de in Januarij jl. door hetcongrea der Vereenigde Staten tot stand gebragte» resumption bill" waarbij o. a. de secretaris van de schatkist gemagtigd en gelast wordt om zoo spoedig mogelijk zilveren munt van 10, 23 en 50 dollar-centen te doen slaan om daarmede de papieren pasmunt van gelijke waarde in te wisselen. Het op dien voet aan te munten bedrag wordt op ongeveer 40 millioen dollars aangenomen, eene hoeveelheid belangrijk genoeg om ter spoedige aflevering de oprigting van een of meer nieuwe muntinrigtingen noodzakelijk te maken. Met den inkoop van het benoodigde zilver is dadelijk een begin gemaakt, en volgens eene meledeeling in V Economist* Francais van 28 Augustus jl., beschikte de Minister van Finantien der Vereenigde Staten omstreeks medio Julij jl. reeds over eene hoeveelheid van 20 millioen dollars zilver, grootendeels uit Nevada en Californie afkomstig. Een nieuwe aankoop van nog 10 millioen dollars wordt voorbereid, en het laat zich aanzien, dat de volle 40 millioen dollars zullen worden bijeengebragt, zonder dat de marktprijs van het zilver er noemenswaardig door zal worden aangedaan. Veertig millioen dollars vertegenwoordigen een geldswaarlig bedrag van honderd millioen Nederlandsche guldens, en wanneer men nu nagaat, dat in de laatste verloopen jaren io de behoefte van Nederlandsen Indie ruimschoots voorzien ia door een gemiddelden aanvoer van tien millioen zilvergeld 's jnars, dan zal ook de Soerabaijasche kamer zeker wel willen erkennen, dat dit bedrag te onbeteekenend is om de waarde van het zilver op de wereldmarkt belangrijk te kunnen wijzigen. De voorstelling, die de Soerabaijasehe kamer zich van den werkekjken staat van zaken maakt, rust blijkbaar op een d waalbegrip. Indien de invoer van suiker in Nederland verlwden wordt, zal de aanwezige voorraad niet alleen zijne waarde blijven behouden, maar zeer waarschijnlijk in prijs stijgen, al loopt overal elders de prijs van suiker ook met ettelijke guldens terug. Maar zoodra wordt bet verbod van invoer niet ojigeheven, of ook in Nederland zal de prijs van het artikel zich weder onmiddellijk regelen naar de waarde, die het op hoofdinarklen van verbruik bezit. Zoo en niet anders is het ook niet het zilver gesteld. Sedert 's Rijks Munt te Utrecht voor den aanmaak van zilveren standpenningen werd gesloten, is de invoer van zilver binnen de grenzen van Nederland, en Indie, als een geheel beschouwd, feitelijk verboden. Niemand kan zilver invoeren met het doel om het te doen vermunten, en dat nu bet vroeger aangemunte en in de circulatie gebleven zilvergeld én in Nederland en in Indie eene geheel fictive waardo erlangd, en niet gedeeld heeft

2 [56 en «. 14.] Munt wetten. in de waardevermindering' van liet metaal, die overal elders wordt waargenomen, is een even natuurlijk verschijnsel, als het op prijs blijven van suiker en elk ander handelsartikel en op eene markt, die niet voor nieuwe aanvoeren openstaat. Ten gevolge van de sluiting van 's Rijks Munt bezit Nederlandsch Indie thans liet kunstmatige zilvervijvertjc, waarvan bij de vroeger gevoerde polemiek over de muntquaestie sprake is geweest. Het j»eil van dat vijvertje kan c. q. alleen verhoogd worden door toevoer van het op eene geheel fictive waarde gehouden Nederlandsche zilvergeld. Van de onbelemmerde toevloeijing van zilver van elders kan geen sprake zijn, want Nederlandseh Indie is kunstmatig afgesloten van den grooten Indischen vijver, waarvan het peil rijst of daalt in volkomen overeenstemming niet de hoeveelheden zilver die op de wereldmarkt aangeboden of gevraagd worden. Dat men zich in zulk eene afgesloten ruimte behagelijk gevoelt en eene bestendiging van dien staat van zaken wenschelijk en raadzaam acht, kan ik mij voorstellen. Maar hoe men er dan op kan aandringen om den kunstmatig opgeworpen dam, die het muntwezen van Nederlandsch Indie tot dusver tegen depreciatie beveiligd heeft, uit den weg te ruimen, is mij minder begrijpelijk. Toch stelt de Soerabaijasche kamer niets minder voor dan dit. Zij wenscht in Indie eene muntinrigting te zien verrijzen, als middel om den zilverstroom»zooveel mogelijk over Azië te verspreiden en te verdeelen". Zij wil dus het Nederlandsch-Indisch muntgebied weder openstellen voor de vrije toevloeijing van zilver, en zij wil dus ten slotte volkomen hetzelfde wat ik in mijne nota van 7 Junij jl. beoogde door mijn voorstel om in 's Rijks Munt te Utrecht weder gelegenheid te geven tot vrije aanmunting van zilver ten behoeve van Indie. Het onmiddellijk gevolg der opheffing van den thans liestaanden schorsingmaatregel moet zijn, dat de waarde van ons zilveren ruilmiddel zich hier even naauwkeurig zal regelen naar de waarde van het metaal, als dit thans in Britsch Indie het geval is. Daar is de invloed van de waardevermindering van het zilver op de waarde van het ruilmiddel niet verborgen gebleven. Ten gevolge van het goedkooper worden van het zilver op de Londensche markt is de waarde van de roepij, den Britsch-Indisclien standpenning, die niet lang geleden op 2 shillings (24 Engelsche stuivers) en hooger kan worden aangenomen, tot V,, V» en '/, (21'/ ; a 21 stuivers) teruggeloopen, en dus reeds met ruim 10 per cent gedaald.» Our rupee is as good to day as it was in 1804, but it is worth ten per centless" zegt een geacht Britsch-Indisch blad, thefriendof India, in een artikel van 20 Ju 1 ij jl. En eenige regelen verder.»a rupee is now worth not two shillings, hut one and nine pence, and whether we keep it at home, or send it abroad, it will only buy its one and nine pence worth." Bij vrije aanniunting ten behoeve van Nederlandseh Indie, hetzij dit geschiede te Utrecht of in eene eigene Munt te Batavia of Soerabaija, zal geen nmgt ter wereld de waardevermindering van het Indisch ruilmiddel kunnen tegenhouden. Ook hier zullen wij bet ondervinden, dat bij de tegenwoordige zilverprijzen elfdehalf <ï elf zilveren guldens zullen noodig zijn om ons aan te schaffen wat in Nederland met een gouden tienguldenstuk betaald wordt, en dan zal de Soerabaijasche kamer zeker niet langer behoeven te zoeken naar het bewijs, dat» de depreciatie van het zilver ook in Indie plaats beeft", een bewijs dat volgens haar in mijne nota van 7 Junij jl. volstrekt niet wordt aangetroffen. Dat Indie, zoo als de Soerabaijasche kamer er telkens niet nadruk op wijst, tot nu toe schier geen invloed van de overal elders waargenomen depreciatie van het zilver heeft ondervonden, is volkomen waar, maar haar betoog liewijst niets zoo lang zij niet aantoont, dat die gezegende toestand zal blijven voortduren ook nadat, m voldoening aan haren wensen door de oprigting van eene Munt op Java de eenige oorzaak zal zijn weggeruimd, waardoor het zilver in Nederlandsch Indie tot dusver zijne vroegere waarde ongeveer heeft behouden. Blijkbaar heeft de Soerabaijasche kamer alleen rekening gehouden met de verschijnselen, die zij op het oogenblik zelf kon waarnemen, zonder eigenlijk naar eene verklaring van die verschijnselen te zoeken. Zij redeneert ongeveer aldus: de tegenwoordige! toestand van het muntwezen en geldsomloop is volkomen Levredigend ; bezwaren heeft niemund er van ondervonden; men bestendige derhalve; dien toestand, en ook in de toekomst behoeft niemand >ooibezwaren beducht te zijn. Daargelaten dat zij zelf een middel aan de hand doet, waardoor behoud van het bestaande onmogelijk moet worden, gelijkt deze radenering sprekend op bet argument dat men tegenwoordig in Frankrijk meermalen hoort aanvoeren door de voorstanders van het onveranderd behoud van den gedwongen koers der bankbiljetten.» Nous vivons depuis cinq ans sous ce régime, sans avoir a nous en plaindre; nous employons Ie papier, au lieu d'employer 1'or et l'nrgent, c'est plus commode; pourquoi voudrait-on nous ramener au lourd attirail niétallique V Pourquoi lever Ie cours forcé puisqu'il ne cause aucun mal?" In het rapport van de commissie van onderzoek van het Fransche budget voor 1876(1), aan welk staatsstuk de aangehaalde regelen ontleend zijn, wordt het een bedroevend verschijnsel genoemd dat zij zich met de liestrijding van dergelijke argumenten heeft moeten bezig houden.» 11 faut que Ie mal alt déja fait de sérieux progrés dans les esprits, il faut que la séduction des apparences exerce une puissante influence, pour qu'il soit devenu nécessaire d'aborder une pareille question." Maar zoo afdoende is het door de commissie geleverde betoog, dat geen ernstig man in Frankrijk meer aan de mogelijkheid denken kan om, zonder nadeelige gevolgen voor het algemeen, aan het bankpapier zijn onmisbaren metalen grondslag te ontnemen. Zou het echter in Indie niet mogelijk kunnen zijn om het metalen ruilmiddel op een anderen grondslag te vestigen, dan de waarde van het metaal waaruit het vervaardigd is, en heeft Indie van de toepassing der tot dus ver aangewende kunstmiddelen op den duur niet meer voordeel dan nadeel te wachten? Eene 1 «vestigende beantwoording dezer vraag zou misschien nog kunnen beproefd worden, indien de zaak van het muntwezen in Nederland zelf onveranderd ware gelaten; maar nu men daar tot het goud is overgegaan, en nu men mag aannemen dat het Nederland ernst zal zijn om de nieuwe gouden munt te behouden. heeft ook de Indische zijde van het vraagstuk een geheel ander aanzien gekregen. Üm in Nederland zelf tot een gezonden toestand van het muntwezen te geraken is het onvermijdelijk dat zijne belangen op dit gebied volkomen worden losgemaakt van de belangen van Nederlandseh Indie, zoo lang de enkel zilveren standaard hier van kracht blijft. Het doel der in Nederland ondernomen munthervorming is om de waarde der Nederlandsche munt zich naar het goud te doen rigten, en dit doel kan nooit ten volle worden bereikt, zoo lang de in Indie omloopende Nederlandsche zilveren munt naar Nederland kan terug vloeijen. Van het bewijs dezer stelling meen ik mij ontslagen te mogen achten, onder verwijzing naar hetgeen de Nederlandsche Bank er in haar advies van 18 Maart jl. van gezegd heeft. Geheel in denzelfden geest betoogt The Eeonomist van 11 September jl., dat Nederland ten allen tijde den dubbelen standaard moet behouden.» which is the cause of niiich evil and inconvenience," of tot de demonetisatie van zijn zilveren munt moet overgaan, waaraan echter niet kan gedacht worden zoolang men i.iet tot eene delinitive afscheiding van het Nederlandsche en Indische muntwezen zal geraakt zijn. Nu zijn twee gevallen denkbaar. Het is mogelijk dat men tegen Januari]' wanneer de nu onlangs aangenomen muntwet moet worden herzien of aangevuld, eene voor Nederland en Indie algemeen geldende hervorming zal voorstellen. hierop nederkomende dat in beide deelen van liet Rijk het goud alleen wettig betaalmiddel zal zijn, en de zilveren standjienningen allerwege zullen worden ingetrokken om plaats te maken voor gouden standpenningen en geheel nieuwe zilveren pasmunt, maar het is ook mogelijk dat men van eene dergelijke hervorming alleen ten beheeve van Nederland zal willen weten, en Indie in het bezit zal worden gelaten van de thans in gebruik zijnde zilveren standpenningen, waarvan dan in (1) Opgenomen in het Journal iet Economisles van Augustus en September 1875.

3 [56 en 5*. 14,] Muntwctten. Nederland geen gebruik mflar zal kunnen gemaakt worden, loodn zij aldaar buiten koers gesteld zijn. Het is vooruit moeijelijk te; bepalen welke zienswijze l>ij de wetgevende magt in Nederland ingang zal vinden. Denkt men door redenering alleen den Nederlandsellen wetgever de overtuiging te kunnen schenken, dat de waardevermindering van liet zilver voor de belangen van Indie even bedenkelijke gevolgen moet hebben als in het moederland, dan bestaat er voor bet oogenblik ook niet het minste bezwaar om de zaken op haren tegen woord igen voet te laten doorloopen. Onder die omstandigheden behoort het zelfs aanbeveling te verdienen om door bestendiging van den eens genomen schorsingsniaatregel, wat bet aanniunten van zilveren standpenningen betreft, groote afwijkingen in de waarde dier munt, gedurende het thans ingetreden overgangstijdperk, te voorkomen. Wat on zich zelf genomen slechts een afkeurenswaard en ijdel kunstmiddel is, kan als overgangsmaatregel en als voorbereiding tot eene algeheele hervorming van bet muntwezen zijne zeer nuttige zijde hebben, al is men er van doordrongen dat de toepassing van een dergelijk kunstmiddel op den duur nimmer tot iets goeds leiden kan. Mijns inziens is het echter niet waarschijnlijk dat de Indische muntquaestie op de hier aangegeven wijze tot voldoende oplossing zal gebragt worden. Wanneer ik naga, wat het in Nederland heeft ingebad, om tot eene aanvankelijke hervorming te geraken, en hoe men daar het door alle deskundigen voorspelde ongerief daadwerkelijk heeft moeten ondervinden vóór men er geloof aan hechtte, dun is mijne verwachting al zeer gering, dat men ten opzigte van Indie tot afdoende maatregelen zal willen overgaan, zoo lang de feiten niet gesproken hebben.» C'est par la puissance des faits plus encore que par la discussion des hommes que les préjugés finissent"', merkte onlangs KSQUIRO DE PAKIEN op in een artikel over de muntquaestie, te vinden in het Journal des Écmiomistes van Augustus 11., en deze zienswijze was ook de leidende gedachte die voorzat bij bet stellen van mijne nota van 7Junijjl., U Hoogedel Gestr. met mijn schrijven van den 9den dier maand aangeboden. Niet weinigen zeker zullen er in Nederland gevonden worden, die met de kamer van koophandel te Soeruhaija het bestaan van eene Indische ïniintquaestie eenvoudig zullen ontkennen, en zeker zal hun beweren een schijn van \vaarheid voor zich hebben, want dank zij de aangewende kunstmiddelen, kan geen enkel feit worden aangevoerd, ten bewijze dat het Indisch muntwezen in even onhoudbaren toestand is geraakt als dit onlangs met het Nederlandsche muntwezen bet geval was. Het is mijne vaste overtuiging, dat eerst de feiten zullen moeten gesproken hebben voor men ten opzigte van Indie van eene hervorming van het muntwezen zal willen hooren. Even vast ben ik er van overtuigd, dat het scheppen van kunstmatige toestanden, met het doel om liet muntwezen op een anderen dan een zuiver metalen grondslag te vestigen, op den duur slechts onheil en verwarring baren kan. Ik meen dit in mijne zoo even aangehaalde nota duidelijk te hebben aangetoond, en het een in verband brengende tot het ander, scheen het openstellen van de Munt voor den aanmaak van zilveren standpenningen mij het eenig middel toe om een eind te maken aan den gekunstelden staat van zaken, waarin het muntwezen van Indie op het oogenblik verkeert. Opdat echter de belangen van het pas geregelde Nederlandsche muntwezen niet zouden geschaad worden door het aanmunteu van standpenningen ten behoeve van Nederlandsch Indie, gaf ik tevens het denkbeeld aan de hand, dat Nederland, door reeds nu zijne grenzen te sluiten voor den wederinvoer van het eenmaal uitgevoerde zilver, eenigermate zou vooruitloopm op de eerlang onvermijdelijke demonetisatie van zijne zilveren munt. Indie op zich zelf genomen heeft er eer belang dan nadeel bij, dat de gelegenheid bestaan blijve om zijn zilveren munt ook in Nederland in omloop te kunnen brengen. Maar Nederland zou hierdoor slechts geschaad kunnen worden, en het is dus zeer ten onregte, dat mij in het advies van de Nederlandsch-Indisehe Escompto-Maatschappij verweten wordt van alleen gelet te hebben» op de belangen van het muntwezen van Nederlandsch Indie, onverschillig of het hoofddoel der jongste muntwet er door bevorderd of tegengewerkt wordt". Voor het overige zal ik bij dit punt niet langer stilstaan, daar het uitvoerig advies van de kamer van koophandel te Batavia alles bevat, wat ter bestrijding of verdediging van mijn voorstel kan worden aangevoerd! Het blijft mijne meenlng dat er weinig kans bestaat op eene bevredigende oplossing vun de Indische muntquaestie zoolang de feiten bêt niet aan iedereen duidelijk zullen hebben gemaakt, in welke vreemde verhoudingen ook het muntwezen van Nedeiinndsch Indie geraakt is, ten gevolge van de waardevermindering van bet zilver op de wereldmarkt. Heerscht in de bekomen adviesen een g-root verschil van meening omtrent de meerdere of mindere doelmatigheid der maatregelen die in Indie behooren genomen te worden met het oog op de in Nederland Ntot stand gekomene voorloopige en tijdelijke regeling van het muntwezen, in een opzigt zijn de gehoorde adviseurs vnjj eenstemmig, daar, met uitzondering alleen van de kamer van koophandel te Soerabaija, allen van meening zijn, dat de invoering van gouden standpenningen binnen korter of langer tijdsverloop voor Indie eene onvermijdelijke noodzakelijkheid worden moet, indien het der Regering nanavlijk ernst is, om ook in Indie de eens aangenomen rekeningseenheid zooveel mogelijk steeds op dezelfde waarde te houden. Allen zien in dat de in Nederland aangevangen herijking van de waardemaat ook in Indie niet zonder groote onbillijkheid jegens alle belanghebljenden kan worden achterwege gelaten, tenzij de omstandigheden zich weder wijzigen mogten, die Nederland bereids tot de invoering van een gouden muntstandaard hebben doen besluiten. Veel vooruitzigt op een zoodanigen ommekeer in den loop van zaken schijnt voor hot oogenblik evenwel niet te bestaan. Wel is de prijs van baarzilver te Londen, die in Junijjl. 56'/ 4 was en sedert tot 55'/» terugliep, nu laatstelijk weder tot 57 en 57 V 4 gestegen, hetgeen toegeschreven wordt aan de omstandigheid, dat de Vereenigde Staten uitvoering zijn Ijegonnen te geven aan de in Januarij jl. tot stand gekomen» resumption bill ", waarvan boven reeds sprake is geweest. Maar of deze gebeurtenis van blijvenden invloed zal zijn op den prijs van het zilver is minst genomen twijfelachtig. \ an de ter aanniunting van zilveren pasmunt benoodigde 40 mihioen dollars lievinden zich reeds 20 millioen dollars in handen der Regering, en zoodra de voorraad voldoende zal zijn om de muntinrigtingen geregeld aan het werk te houden, zullen de zilveraanvoeren van Amerika naar Engeland, die gedurende het eerste semester 1875 ruim & beneden de aanvoeren van Januarij/Junij 1874 bleven( namelijk in 1874 tegen in Januarij/Junij 1875) (1) ongetwijfeld weder, op den ouden voet worden hervat, want dan zal Amerika zelf geen emplooi meer hebhen voor de opbrengst zijner zilvermijnen, waarvan het volgend staatje, ontleend aan het laatste verslag van den muntmeester te San Francisco, eenig denkbeeld geven kan. Terwijl de zilverproductie in de Vereenigde Staten tot en met 1858 niet meer bedroeg dan $ in het jaar, vindt men voor de latere jaren de volgende cijfers uitgetrokken: (1) Het is opmerkelijk dat niettegenstaande het totaal der zilverinvoeren in Engeland gedurende het eerste semester 1875 slechts bedragen heeft * , tegen in het eerste semester 1874, een verschil dus van bijna 30 millioen gulden ten nadeele van het loopende jaar, de prjjs van het zilver op de Londensche markt in 1876 dooreen mg veel lager is geweest dn het jaar te vorcu.

4 Bijlagen. [56 en ] Tweede Kamer $ De Lengten uit Zuid-Anierika, ofschoon niet zoo volkomen vertrouwlaur als ile hier medegedeelde, gewagen ook van eene steeds toenemende productie van zilver, en met het oog hierop schijnt de stelling wel eenigzins gewaagd, dat zoodra Duitschland zich zal ontdaan hebben van zijn gedemonetiseerd zilver, de waarde van het metaal wel weder tot haar vroeger peil stijgen zal. Andere omstandigheden, die tot eene verlevendigde vraag naar zilver zouden kunnen leiden, zijn mij niet Lekend. Zeker zouden aanzienlijke massa's van dit metaal haar weg kunnen vinden naar Frankrijk en de overige landen van de Latijnsche munt-unie, indien men daar slechts den moed had van zijne overtuiging, en vrij spel liet aan de werking van de Fransche uiuntregeling van liet jaar XI, den in veler oogen nog steeds onaantastharen grondslag van de bestaande muntregeling. Maar men Legrijpt dat men zoodoende al het goud uit de circulatie zou zien verdwijnen, en daar men dit niet missen wil, wordt de vrije nanmunting van zilver telken jare op nieuw verhoden, of althans Leperkt. De kans is op het oogenllik zeker geringer dan ooit, dat hierin spoedig verandering zal komen. Veel waarschijnlijker zelfs is het dat althans Frankrijk eerlang tot de aanneming van den enkel gouden standaard zal Lesluiten, en geschiedt dit dan worden de vooruitzigten op prijsverljetering voor het zilver natuurlijk nog geringer dan zij tegenwoordig zijn. Het zal echter onnoodig wezen om ons in verdere heschouwingen over dit onderdeel der muntquaestie te verdiepen. Beter dan hier zal men iu Nederland kunnen nagaan welke Ledoelingen Lij de Regering van deze Staten voorzitten ten opzigte van Let muntwezen, en welke gevolgen hiervan naar de aangelegenheden van liet Ne.lerlandsehe, en middellijk ook van liet Indische muntwezen kunnen verwacht worden. Voor zoover ik alhier den staat van zaken lieoordeelen kan, acht ik liet hoogst onwaarschijnlijk dat het zilver inde eerste jaren althans zijne vroegere va.stheid van waarde zal terug erlangen, en blijkt (leze zienswijze juist te zijn, dan is Let zilver ook voor Indie als standaard metaal veroordeeld. Alleen dan zou men genoodzaakt kunnen zijn om zicli met het te ligt Levonden metaal te Llijven behelpen, indien het eene uitgemaakte zaak mogt wezen dat aan het gebruik van goud als ruilmiddel in Indie werkelijk onoverkomelijke liezwaren verlxmden zijn. Het zou mij niet onwelkom geweest zijn, indien dit punt in de hekomen adviesen wat meer omstandig ware behandeld geworden. Vrij algemeen wordt er over Leen gegleden, en Let scliijnt dus dat men aan de bezwaren, die kunnen geopperd worden, en die ik voor mij ook nooit ontkend heh, geen overwegend groot gewigt Leclit. In overeenstemming met de door de Factorij der Nederlandselie HandelmaatscLappij uitgesproken ineening, scliijnt geen der adviseurs de overtuiging te Lezitten dat Let goud, als standpenning, voor Indie moet worden afgekeurd. Zelfs de SoeraLaijascLe kamer, die Let zilver voor alles wensclt te LeLouden, komt een enkel gouden standaard uit een praktiscli oogpunt geenszins onbestaanbaar voor. Hare liezwaren gelden alleen Let gelijktijdig in omloop Llijven van gouden en zilveren standpenningen, maar een Letoog dat goudgeld Lij den inlander nooit gewild kan zijn, en Let dagelijkscli verkeer in Indie geen gouden munt gedoogt, wordt ook in haar rapport nergens aangetroifen. Ik zou dit punt dan ook verder geheel hellen laten rusten, ware Let niet dat in Let Loven reeds aangeliaalde artikel van The, Economist van 11 Septemher eene opmerking voorkomt, die, ware zij juist, het LeLoud van een zilveren ruilmiddel voor Indie ten eeuwigen dage onvermijdelijk zou maken, zelfs al liep het zilver op de helft van zijne tegenwoordige waarde terug. Bij blad van de Nederlandsche Staats-courant Men leest daar namelijk het volgende :» The Kast and the West Deed different currencies, and it gives au easy wny of making t.liein different. The reason of the dilference is obvious. Kxactly the saine circunistances which niake it desirable for the West to have a prineipal gold currency make it desirable that the Kast should have a silver one. The West is preëminently the seat of large conunerce with great transactions, the Kast of minor commerce with small transactions. Accordingly the West needs a large unit of reckoning and exchange ; the Kast a small unit." Op grond hiervan wordt Nederland aangespoord om Indie in het bezit van zilver te doen blijven, om zelf tot het goud over te gaan en 0111 de thans nog bestaande eenheid van muntwezen tusschen Nederland en Indie los te laten, door onverwijld het in Nederland nog omloopende zilvergeld te ontmunten. Het lijdt geen twijfel dat Lij de aanstaande LeLandeling van de voorzieningen, die ten opzigte van het Indische muntwezen zullen moeten genomen worden, de Lier aangeliaalde regelen van het gezaghebbend Kngelsche weekblad in Nederland meermalen tot thema zullen dienen aan allen die de invoering van een gouden munt in Indie onraadzaam achten. Daarom kan het goed zijn er bij voorbaat op te wijzen, dat in Britsch Indie zelf, waar men insgelijks begint in te zien dat de reeds zoo sterk sprekende depreciatie van het zilveren ruilmiddel (1) alleen kan gestuit worden door overgang tot den gouden standaard, nog door niemand het argument werd te berde gebragt dat de eischen van het verkeer zich tegen het gebruik van gouden standpenningen zouden verzetten. Integendeel reeds voor lang wordt door vele bevoegde autoriteiten in Indie het goud als ruilmiddel terug verlangd. Voor 1853 toch was het goud ook in Britsch Indie wettig betaalmiddel, en in het oog van velen is het eene grove dwaling van de Regering geweest, dat zij in dat jaar het goud uit den omloop verbannen heeft. Waar het ook in Indie vóór alles op aankomt is, om da woorden van de reeds boven aangehaalde Frie.nd of India, van 10 Julij jl., te bezigen,» to neglect no reasonable means of keeping the coinage at the Standard value". Volkomen dezelfde leer dus, die onze Minister van Finantien ten opzigte van Nederland gehuldigd heeft in zijne reeds meermalen aangehaalde Memorie van ToelicLting van Let jongste ontwerp muntwet. Kn bebartigenswaard zijn ook de woorden, die op de aangeliaalde regelen volgen.» lf a systeni lias l>eeii adopted in every other civilized country of the world, which bas secured uniformity to a great extent, and our Government (Let BritscL-lndiscLe namelijk) Ly refusing to conform to tlat system sulfers its coinages to be depreciated, then it stands convicted of a plain neglect of duty". Nergens mogt ik eene beschouwing aantreffen, die als lievestiging zou kunnen dienen van het door The Economist geleverde betoog omtrent de noodzakelijklieid om voor Britsch Indie het zilver te behouden. Kn geen wonder, want hoe meer men over de zaak nadenkt, hoe meer men tot de overtuiging komt dat veel van de Lezwaren, die worden aangevoerd om tegen de invoering van Let goud te \vaarsclmwen, zeer overdreven zijn. Heeft men er wel op gelet, op welke wijze gedurende de laatste jaren in de LeLoefte der geldcirculatie in Neder* landscl Indie voorzien is? Sedert den aanvang van Let jaar 1807 tot en met heden, dus in een tijdsverloop van negen jaren, is voor rekening van den lande aangebragt voor f aan rijksdaalders, f aan guldens, f aan halve guldens en in het geheel geen pasnumt. Ken rijksdaalder is op zich zelf veel te groot om van veel nut te kunnen zijn Lij de duizenderlei kleine transactien die den grondslag van Let maatschappelijk verkeer in Indie uitmaken. Om op de passers van elkaar te kunnen afkomen is kleiner geld dan rijksdaalders onmisbaar. Ook de huisbediende, die een loon van f 10 a f 15 in de maand ontvangt, is met eene uitbetaling van zijn loon in rijksdaalders niet geholpen, want hij moet beginnen met (1) The depreciation of the rupce in eonsequence of the fall in the value of silver every where, continue» to be discussed in.1 11 the lndian papers. Straits Times, 25 September 1875, n«

5 [50 en &7. 14.] ze tl wisselen, ten einde ook vun zijn kant al zijne gcldelijke verpligtingen te kunnen nakomen. Drie goudstukjrs van f' 5 zullen hem volkomen dezelfde diensten bewijzen en zullen hem mitsdien even welkom zijn, als zeszilverlingen van f 2'/j. Met de toestanden in het binnenland hen ik minder vertrouwd, maar ook daar dunkt mij moet de rijksdaalder een te groot muntstuk wezen om van veel nut te kunnen zijn voor het kleine verkeer. Dat verkeer kan niet anders gedreven worden dan met guldens, halve guldens en da zilveren en koperen pasmunt. De rijksdaalder* zijn alleen dienstig voor groote transaetien, waarbij luit gebruik van gouden vijf en tienguldenstukken heel wat mee? gerief zal geven dan onze zilveren hoofdmunt thans aanbiedt.» Voor het dagelijkseh verkeer is de zilveren munt alleen hruikbaar bij kleine betalingen. Zij is zoo zwaar dat men er noode eenige hoeveelheid van bij zich draagt. Als u het ongeluk treft bij eene betaling in een bankbiljet van f 25 of f 50, specie tot een bedrag van f 20 of meer terug te ontvangen, dan gevoelt gij daarvan onmiddelijk den last, en gij zult u zoodra mogelijk van de overtollige zwaarte trachten te ontdoen." Deze met liet oog op de geldcirculatie in Nederland neergeschreven opmerkingen {Gids 1874, I, bladz. 585) zijn ook volkomen van toepassing op Indie, en laat men in denzelfden geest zijne gedachten gaan over de meeste transaetien, waarl iij de rijksdaalder meer bepaald op den voorgrond treedt, dan komt men bijna tot de slotsom, dat het verkeer er weinig of niet door zou geleden hebben, al waren de nu laatstelijk aangevoerde f 89 millioen rijksdaalders door een gelijk bedrag aan gouden munt vervangen geworden. De Soerabaijasche kamer zal misschien opmerken dat de rijksdaalder sociaal gezocht is om door Tengerezen en Madurezen» in den grond begraven" te worden; maar zou het goud voor dit doel niet even welkom geweest Rijn? Het is een bekend feit, dat de inboorlingen van Celebes alleen het goud bezigen als middel om hunne overgespaarde gelden zelf in bewaring te houden. Wanneer zij ter hoofdplaats Makassar zilveren standpenningen in betaling hebben ontvangen voor hunne ter markt gebragte producten, wordt een goed deel van dat zilver weder tegen "Engelsche sovereigns ingeruild alvorens zij met hun schat naar hunne woonplaats terugkeeren. Geen Boegineesch hoofd wordt op Celebes aangetroffen, die niet in het bezit is van eene zekere hoeveelheid gemunt of ongemunt goud. Zilver is er veel minder in tel, en nu kan ik niet aannemen, dat zich op Java allerwege een tegenovergesteld geval zou voordoen. Integendeel, ook de Javanen, en alle overige inlanders en vreemde Oosterlingen, weten de waarde van het goud zeer goed te beoordeelen, en het kan dan ook als vrij zeker worden aangenomen, dat de eventueel in omloop te brengen gouden munten bij de iulandsche bevolking zeer gewild zullen zijn. Staan nu deze twee punten vast: 1. dat het ook voor Indie bedenkelijk is om zijn muntwezen gevestigd te doen blijven op den zilveren standaard, sedert het zilver de voornaamste eigenschap mist, die een standaard bezitten moet, namelijk vastheid van waarde; en 2. dat de eischen van het maatschappelijk verkeer in Indie volstrekt niet medebrengen, dat het zilver onder alle omstandigheden als standaard behouden blijve, dan is ook het liewijs geleverd dat met eene herziening van de sedert 1854 bestaande Indische muntregeling niet langer mag, en ook niet behoeft gedraald te worden. Maar al neemt men aan, in strijd met het boven uitgesproken vermoeden, dat de Nederlandsche wetgever, van de juistheid dezer beide stellingen doordrongen, het niet noodig zal ooiileelen om met die herziening te wachten tot het feitelijk bewijs zal geleverd zijn van de onmogelijkheid om aan het Indisch muntwezen een anderen grondslag te geven dan de waarde van het metaal, dat als standaard is aangenomen, dan is hiermede het vraagstuk nog in geenen deele afgehandeld; want hoe behoort de, Kegering liet aan te leggen, om met de minste liezwaren voor het algemeen en de minste kosten voor haar zelve eene in aller behingen altijd diep ingrijpende hervorming van het muntwesen tot stand te brengen. In mijne nota van 7 Junij jl. liet ik deze vraag buiten behandeling, daar ik van de veronderstelling uitging,dat men in Nederland niet aan het bestaan van eene Indische muntquettie zal willen gelooven, zoolang de feiten zelf niet duidelijk zullen gesproken hebban Ik ben in die meening versterkt, nu uit de in mijne handen gestelde adviesen blijkt, dat er ook hier gevonden worden, voor wie h A eene uitgemaakte zaak is, dat bet Indische muntwezen geen invloed ondervonden heeft en ook in het, vervolg niet ondervinden kan van de overal elders waargenomen waardevermindering van het zilver. Ik acht het, om de woorden te bezigen van den Minister van Finantion in zijne Memorie van Beantwoording van 15 Mei jl., een ijdel pogen, om de hier liedoelde voorstanders van» het zilver (door redenering) te brengen tot mijne overtuiging, dat het zilver in de tegenwoordige omstandigheden ook hier te lande als standaard niet meer te handhaven is", en daarom blijf ik het noodzakelijk oordeelen om, als tijdelijken maatregel, de vrije aanmunting vau zilver weder toe te laten, ten einde het algemeen door de werking der feiten Belven een juist inzigt te doen erlangen in de verhoudingen van het oogenblik. Het is echter mogelijk, dat men door nadenken alleen tot een ander inzigt zal komen, en dat de beoogde proefneming derhalve geheel achterwege zal kunnen blijven. Zeker zou dit de meest, gewenschte weg ter oplossing van de (juaestie zijn, maar al mogt men het er algemeen over eens wezen dat ook voor Indie de noodzakelijkheid gebleken is om zoo spoedig doenlijk goud tot standaard-metaal te verhefen en, voor de aanmunting daartan de gelegenheid te openen, dan kan over de wijze waarop dit geschieden moet nog veel verschil van gevoelen bestaan. De theorie van de zaak is eenvoudig. Men stelle bij de wet vast, dat de grondslag van het muntwezen voortaan goud zal zijn; met het nieuw aangemunte goud wissele men de vroeger uitgegeven zilveren standpenningen in, men ontniunte dat zilver, en de voorgenomen hervorming zal eene gedane zaak zijn geworden. Maar de praktische bezwaren, die zich tegen eene zuivere theoretische oplossing van het vraagstuk verzetten, zullen zich in Indie in nog sterker mate doen gevoelen dan in Nederland, want de omstandigheid dat wij alhier geen eigen muntinrigting bezitten, maakt de zaak ontegenzeggelijk veel ingewikkelder. Het is heel iets anders om bijv. een deel van het uit de wandeling teruggenomen zilver ter plaatse zelf tot pasmunt te kunnen verwerken, dan om het met dat doel eene reis naar Nederland en terug te moeten doen maken. Bij elke munthervorming speelt de muntinrigting van het land eene eigenaardige hoofdrol, en de voorgenomen taak wordt er te moeijelijker om, naar mate de muntinrigting op verderen afstand gelegen is. Het ligt dan ook voor de hand dat, indien eene bevredigende regeling vau het muntwezen in Indie mogelijk mogt zijn, zonder dat van eene hermunting van onze tegenwoordige zilveren standpenningen tot pasmunt sprake behoeft te wezen, dit de zaak niet weinig zou vereenvoudigen, en nu schijnt eeneoplossing der quaestie in dien zin zeer bereikbaar te zijn, mits de hoofdzaak niet met bijzaken worde verward. De hoofdzaak is, dat ook het Indisch muntstelsel opeen metalen grondslag gevestigd blijve en afgezien worde van verdere pogingen om het ruilmiddel kunstmatig op eene andere waarde te houden dan het metaal waaruit het vervaardigd wordt. Ontkent men den invloed van de waardevermindering van het zilver op het Indische muntwezen, dan bestaat er ook geen enkele reden om de vrije aanmunting van zilver tegen te houden, en behoort men de gelegenheid hiertoe weder open te stellen, hetzij door Indie het vrije gebruik van de Ctrechtsche Munt te gunnen, zoo als ik in mijne nota van 7 Junij voorstelde, hetzij door oprigting van eene eigene Munt in Indie zooals door de kamer van koophandel te Soerabaija verlangd wordt. In beide gevallen, zoodra namelijk de verlangde muntinrigting aan het werk zal kunnen gaan, zal de waarde van ons zilvergeld zich weldra rigten naar de waarde van het zilver op de wereldmarkt, en aan een der hoofdeisclien van een deugdzaam muntwezen zal voldaan zijn. Erkent men daarentegen. dat het zilver als standaard niet meer te handhaven is, dan traelite men niet om door kunstmiddelen de eindregeling der zaak te verdagen, maar streve er naar om ook in Indie de waarde van de munt zich naar het goud te doen rigten. Om hiertoe te komen behoort voor alles bepaald tewor-

6 [56 en ] 47 den, dat do thans in Nederland aangenomen gouden munt ook in Indio standpenning en wettig betaalmiddel zijn zal en dat de Regering alle houders van de vroegere in omloop gebfsgta /.il \ eren standpenningen waarborgt van die standpenningen, wanneer het helang van het algemeen dit vorderen mogt, te zullen inwisselen tegen goud op den voet die bij de jongste Nederlandsche muntregeling voor de waardeverhouding van zilver tot goud is aangenomen. Wanneer verder wordt uitgemaakt, dat het ieder zal vrijstaan gouden standpenningen te doen slaan in 'a Rijks Munt, maar het aanmaken van de vroegere zilveren standpenningen aan een ieder, ook aan den Staat verboden wordt, dan zal al zeer spoedig de waarde van het goud de eenige régulateur zijn van de warde van bet ruilmiddel en zal niemand zieh meer ongerust behoeven te maken, dat de rekeningseenheid, die tot grondslag dient van alle loopende overeenkomsten en verbindtenissen, de betaling van eene zekere geldsom ten doel hebbende, de depreeiatie ondergaan zal, die haar thans nog dreigend boven het hoofd hangt. Of nu de in omloop zijnde zilveren standpenningen van vroeger tevens op staanden voet moeten ingetrokken en tegen goud ingewisseld worden, om plaats te maken voor eene nieuwe aan te maken zilveren pasmunt, dan of zij als hulpbetaalmiddel naast het in te voeren goud in omloop kunnen blijven, zijn vragen van ondergeschikt belang, die op de beslissing der hoofdzaak geen overwegenden invloed mogen uitoefenen. Ook in Nederland zelf is het denkbeeld om, wanneer tot aanneming van den gouden standaard mogt besloten worden, de tegenwoordige zilveren standpenningen te behouden, zeer ernstig besproken. De Begering heeft er zieh niet mede kunnen vereenigen en in de Memorie van Beantwoording van den Minister van Finantien van 9 Janna rij 1874 vindt men de gronden uiteengezet, die haar de voorkeur deden geven aan eene ontmunting van het oude zilver en. den aanmaak van geheel nieuwe pasmunt. Maar de voorstanders van het denkbeeld werden er niet door overtuigd, en in het Eindverslag der Commissie van Rapporteurs van 30 Januarij 1874 vindt men ter zake onder andere nog het volgende opgeteekend:» Wel ontkent de Commissie geenszins, dat de voorgestelde regeling eene bedenkelijke zijde heeft, maar de daaraan verknochte voordeelen schijnen zoo groot, de wensehelijkheid om de kosten en moeijelijkheden van eene demonetisatie van de bestaande zilveren munt te ontgaan valt zoo zeer in het oog, dat de Commissie zich gedrongen voelt, dit punt aan de nadere overweging der Regering ernstig aan te bevelen." Van nader overleg is echter geen sprake geweest, daar ten gevolge van de intrekking van het door den Minister VAN UEI.DKN ingediende wets-ontwerp, na de verwerping van art. 2 der voordragt, de pasmuntquaestie niet in opzettelijke behandeling is gekomen. Ofschoon de opvatting der Regering mijns inziens de ware is, en ik het ter verkrijging van een volkomen deugdzaam muntwezen voor Nederland noodzakelijk blijf achten, dat tot invoering van den zuiver gouden standaard met daarmede gepaard gaande ontniunting van het zilver besloten worde, kan het intusschen niet worden ontkend, dat ten gevolge van de jongst genomen maatregelen op het gebied van het muntwezen voor het oogenblik in Nederland een toestand bestaat, die zeer nabij komt aan hetgeen de voorstanders van het onveranderd behoud van den zilveren standpenning als hulpbetaalmiddel verlangden. Ik zie niet in dat eene proefneming in gelijken zin voor Indie eenig wezenlijk bezwaar zal kunnen opleveren. Zeker kan dit het e val niet zijn, zoolang Nederland zelf er zich wel bij f lijkt te bevinden. Maar al wordt de tijdelijke regeling eerlang door eene eindregeling, de invoer van den enkel gouden standaard ten doel hebbende, vervangen, zoo als de jongste Troonrede schijnt te verstaan te geven, ook dan nog zullen de belangen van Indie waarschijnlijk niet geschaad worden door het voortzetten van eene proefneming die, zoo zij gelukken mogt, aan den Staat belangrijke uitgaven en aan de gemeente veel moeite en ongerief besparen zal. En aan het gelukken dier proef kan schier niet getwijfeld worden, wanneer de zaak slechts met beleid en overleg wordt geregeld. Hiertoe behoort voor alles te worden afgezien van elke poging om het in Nederland overtollig geworden zilver naar Indie tosnuiten, zoo als dit blijkbaar de bedoeling geweest is van de Staatscommissie, want blijft de Regering het wcnschelijk achten om het voor de circulatie in Indie benoodigde geld zelf aan te voeren, en wil zij hierin het middel blijven vinden om Nederland voor een deel van zijn zilvervoorraad te ontlasten, dan behoeft vooreerst niet godaelit te worden aan eene bevredigende oplossing der Indischs ïnunhpiaestie, die voor het oogenblik alleen hierop nederkomt, dat de waarde van het Indische ruilmiddel zieh zoo spoedig doenlijk rigte naar de waarde van het goud. Om hiertoe te geraken zal de gouden munt natuurlijk de hoofdrol moetan spelen bij do toekomstige speciezendingen voor rekening der Kegering; maar nog zuiverder zal de toestand worden indien zij voortaan van regtstreeksche speciezendingen afziet en de zaak geheel aan de natuurlijke werking van het handelsverkeer overlaat, door gevolg te geven aan de denkbeelden die ik sub 4 en 5 aan het slot van mijne nota van 7 Juuij jl. geformuleerd heb. Het heeft mij verbaasd, dat het denklx-eld om de voorziening in Indie's behoefte aan ruilmiddelen voor den vervolge geheel over te laten aan het vrije handels- en bankverkeer tussehen Indie en Nederland, zooveel tegenstand heeft ontmoet juist van den kant van particuliere bankinstellingen alhier, wier krachtig optreden ook op het gebied van den wisselhandel men zoo herhaaldelijk heeft kunnen waarderen. Het is mijns erachtens eene geringachatting van eigen krachten, die ik wel betreuren kan, maar die mij toch niet kan afbrengen van eene zienswijze die ik jaren achtereen voorgestaan en verdedigd heb. De regtstreeksche bemoeijingen der Regering met den aanvoer van specie uit Nederland hebben op het gebied van den geldsomloop in Nederlandsch Indie van den aanvang af abnormale verhoudingen doen ontstaan, die onder anderen ten gevolge hebben gehad, dat het zilveren ruilmiddel hier bijna altijd onnatuurlijk goedkoop is geweest. Dit zou niet het geval hebben kunnen zijn indien de Regering in het zoogenaamd administratief te kort voorzien had door meerderen verkoop van producten in Indie, of, hetgeen met Intrekking tot den geldsomloop volkomen op hetzelfde nederkomt, door den verkoop van wissel op het Departement van Koloniën. Dan zou Indie geen uitzondering hebben behoeven te maken op den oekonomischeu regel, dat de wisselkoers tussehen twee landen, waarvan het een het metaal, dat het voor zijne cireulatie behoeft, uit het andere trekt, in den regel zooveel in het voordeel zal moeten zijn van het land, hetwelk het metaal ontvangt, als noodig is om de kosten van overvoer te dekken; en nu zegge men niet, dat bijaldien de Regering haren wissel bijv. tot den koers van 103 of 104 moet plaatsen, terwijl specie-aanvoer voor eigen rekening haar slechts op 101 te staan komt, dat zij in zoixlanig geval 2 a 3 per cent verliest, want dan maakt men eene vergelijking, die niet opgaat. De wisselkoers is de barometer van de waarde van het ruilmiddel. Een hooge koers (bijv. i)5 op Amsterdam of f 12,ö0 op Londen) is een zeker kenmerk van de waarde-w/'- miiidering van het ruilmiddel, terwijl een lage koers (bijv. 105 op Amsterdam of f 11,50 op Londen) het zeker bewijs levert dat het ruilmiddel meer waard is geworden. Als de waarde van het ruilmiddel stijgt, worden de prijzen van alle overige artikelen goedkooper, en al moge nu het aangeprezen middel van wisseltrekking ten gevolge hebben, dat het in de kassen van den Staat vloeijende ruilmiddel hem duurder zal te staan komen dan wanneer hij het in natura uit Nederland aanvoert, het zal aan den anderen kant eene grootere koopmagt vertegenwoordigen, en met hetzelfde nominale bedrag zal de Staat zich meer zaken kunnen aanschaffen, dan anders het geval zou kunnen wezen. Dat het voordeel van hooge koersen, waaraan de Regering steeds zooveel waarde heeft gehecht, eene loutere fictie is, behoef ik hier niet op nieuw aan te toonen, want ik zou slechts kunnen herhalen hetgeen ik hierover in het midden heb gebragt in mijn jongste geschrift over de muntquaestie, hhidz. 143 en 144. Wat intusschen wel door niemand, die der zake kundig is, zal worden tegengesproken, i.s de stelling, dat de hoofd'waarborg toor het be///wd ran eene goede geldeireutatie gelegen is in een gunstijen wisselkoers, dat is een zoodanigen koers, die den aanvoer van edele metalen in de hand werkt; en bij nader inzien zullen ook de particuliere banken te Batavia, die

7 48 [M m J Muntwetten nu nog ijveren voor MM bestendiging van 's(iouvernements beinoeijingen op dit gebied, zeker wel willen erkennen, dat het op den duur veel veiliger moet zijn om de zaak aan den natuurlijken loop van den handel over te laten, dan om een toestand in het leven te doen hlijven, waarbij de Regering steeds de rol moet vervullen van eene beschermende godheid, maar tegen hare eigene bedoelingen in, somtijds een zeer «torenden invloed uitoefent. Ik acht de toekomst van het Indisch muntwezen op den langen duur alleen dan voldoende verzekerd, wanneer de Regering zich ook op dat gebied bepaalt tut hare eigenaardige roeping, tot het invoeren en handhaven van eene op zuivere en vaste grondslagen rustende waardemaat, en er niet langer naar tracht om politie uit te oefenen over den stand der geldmarkt en om meer in het bijzonder den geldsomloop te regelen door den koers op eene kunstmatige hoogte te houden, die het voor het vrije verkeer onmogelijk maakt om aan specie-aanvoeren te denken. Waar het intusschen te doen is om eene geheele hervorming van het muntwezen in het leven te nepen, daar kan eene tijdelijke afwijking van den natuurlijken gang van zaken zeer geregtvaardigd wezen. Indien het der Regering ernst is, om het Indisch muntwezen voor het vervolg oj) den grondslag van het goud te vestigen, dan kan het zelfs zeer nuttig wezen, dat zij aanvankelijk de taak op zich blijft nemen om voor den aanvoer van goud te zorgen, want zoo lang het zilver in Nederland wettig betaalmiddel blijft naast de nieuw ingevoerde gouden munt kan natuurlijk niet met zekerheid gezegd worden aan welk metaal de voorkeur zal worden gegeven door den koopman of bankier, die aanleiding vinden mogt om specie naar Indie te zenden. De onkosten op de verzending van specie vallende zijn voer gouden en zilveren munt, gelijk, en het zijn alleen de kleinere onkosten wegens emballage, hinnenlandsch transport en koelieloonen die de balans ten voordeele van het goudgeld kunnen doen overslaan. Onder zekere omstandigheden misschien kan de wisselkoers tusschen Amsterdam en Londen het voordeeliger maken om bijv. goud nit Engeland te ontbieden en het te Utrecht te doen vermunten, dan om zilveren munt uit den omloop te nemen en die naar Indie te zenden, maar met een dergelijk exceptioneel geval behoeft hier geen rekening te worden gehouden. Het geldt hier alleen de vraag wat bij plotseling opgekomen behoefte aan specieaanvoeren in Indie, voordeeliger zal uitvallen, eene zending goud of eene zending zilver, en daar men ter verkrijging van het een en ander terug moet vallen op de in Nederland in omloop zijnde of de hij de Nederlandsche Rank aanwezige hoeveelheden, kan tusschen de beide middelen van remise geen ander verschil liestaan dan het zoo even aangegevene. Zoolang dus de munthervorming in Nederland niet voltooid zal zijn, kan het mogelijk wezen, ofschoon ik het niet waarschijnlijk acht, dat meer zilver dan goud naar Indie zal vloeijen, wanneer de Regering van verdere beinoeijingen met den aanvoer van sj>ecie mogt afzien. Op zich zelf zou dit zulk een groot kwaad niet wezen, maar om het goud gewild te maken en algemeen ingang te doen vinden, is het zeer zeker noodig dat alle landskassen er behoorlijk van voorzien worden, en met het oog hierop schijnt het aanbeveling te verdienen dat de Regering toorloopig althans hare specie-aanvoeren voortzette. Geheel anders echter wordt de staat van zaken, zoodra in Nederland de enkel gouden standaard ingevoerd en het vroeger in omloop gebragte zilver ontmunt zal zijn. Dan staat alleen gouden munt ter lieschikking van dengeen, die specie naar Indie heeft te verschepen; want dat men in zoodanig geval trachten zou om de tot een minder gehalte gereduceerde nieuwe Nederlandsche pasmunt naar Indie te zenden, ten einde alhier in omloop te worden gebragt, is eene veronderstelling, waarvoor ik mij bij nader inzien niet bevreesd maak. Stond het ieder vrij om die pasmunt te 'doen aanmaken, dan zou men zeker niet in gebreke blijven, om van deze gelegenheid tot eigen voordeel partij te trekken. Maar dit is het geval niet. Alleen der Regering zelve blijft het regt tot aanmunting van pasgeld voorbehouden, en eenmaal in de wandeling gebragt verkrijgt die pasmunt eene fictive waarde, die het den speculant onmogelijk maakt er partij van te trekken. Wat zal het hein baten als hij ter verkrijging bijv. van tien pasmuntguldens, geslagen op den voet van art. 9 van het ontwerp van wet van den Minister VAN DKI.DBN, een gouden tienguldenstuk moet uitgeven? Het is volkomen waar, dat die tien zilveren pasmuntguldens intrinsiek veel minder waard zullen zijn dan de in Indie aangehouden zilveren standaardguldens, maar zijn daarom niet voor eene mindere hoeveelheid goud verkrijgbaar dan de nominale goudawaarde, die de wet er aan toekent. Bovendien zal het vrij wat bezwaar inheblien om op een gegeven oogenblik eene noemenswaardige hoeveelheid van die pasmunt bijeen te brengen. Zij maakt natuurlijk geen deel uit van den muntvoorraad der Nederlandsche Rank, en wien kan het uitlokken, om zich op het bijeenzameleu van pasmunt toe te leggen, ten einde aan eventuele aanvragen voor uitvoer naar Indie te voldoen? Mogt ooit hiertoe iemand bereid worden gevonden, dan zal hij, om geen verlies van rente te lijden, zijn voorraad niet anders kunnen afzetten dan tegen betaling van eene premie, die, hoe gering ook gesteld, onmiddellijk aan alle verdere navraag een eind zou maken. De bezwaren die te dezen opzigte door de Staatscommissie in haar nader rapport aan den Koning zijn geopperd (bladzz. 35 en 37) kan ik dus niet deelen, zoohing de Regering er ten minste voor zorgt dat in Nederland niet meer pasmunt in omloop gebragt wordt dan voor de l>ehoeften van het verkeer noodig is. Wordt de hoeveelheid minwaardige pasmunt met betrekking tot die behoefte te groot, en l>egint het goud dien ten gevolge opgeld te doen, dan zou het voordeeliger kunnen worden om in plaats van gouden standpenningen te voeren. zilveren pasmunt naar Indie uit Maar zoolang de wijsheid der Regering het moederland voor eene dergelijke onheilbrengende verwarring weet te hewaren, zal de nieuwe pasmunt, hetzij de keuze valle op f SVf i 2, f 1, f Vj, rustig binnen de grenzen van het moederland in omloop blijven en zullen wij er hier waarschijnlijk even weinig van bespeuren als dat tot dusver met Nederlandsche kwartjes, du bijltjes of stuivertjes het geval is geweest, want zelfs de reizigers, die zich van Nederland naar Indie liegeven, zullen zich niet noodeloos belasten met volumiueuse zilveren muntstukken, als het geriefelijke goud hun ten dienste staat. Zijn deze beschouwingen juist dan is, meen ik, ook het la-wijs geleverd, dat de in Nederland ophanden zijnde hervorming van de hulplxvtanlmiddelen, die van regeringswege naast het goud in omloop zullen worden gebragt, in Indie volstrekt niet in al hare onderdeden behoeft te worden nagevolgd, zoo als ik mij dit in der tijd meende te moeten voorstellen (bladz. 150 van De Muntquaestieenz.) De geldcirculatie in Indie heeft hare eigenaardige eischen, die mijns inziens weinig gebaat kunnen worden door eene theoretisch zeker onberispelijke ontmunting van de tot dusver gelxv.igde zilveren standpenningen. Ik geloof zeker, dat zij zonder eenig bezwaar, en integendeel tot groot gerief van de bevolking, die er nu eenmaal aan gewend is, in omloop zullen kunnen blijven. Mits de thans in Indie aanwezige hoeveelheden niet door nieuwe aanvoeren vermeerderd worden, en de Regering de waarde daarvan garandeert op denzelfden A"oet, waartegen zij bereid zal zijn het in Nederland omloopende zilver tegen goud in te ruilen, zullen onze rijksdaalders, guldens en halve guldens als hulpbetaalmiddel stellig zeer gewild blijven. Het is te verwachten, dat het thans nog bij de Javasche Bank l>erustende zilver gaandeweg ter voorziening in de behoefte der circulatie zal worden opgevraagd om plaats te maken voor gouden standpenningen, en wanneer na verloop van eenige jaren de zilvervoorraad misschien mogt gaan te kort schieten, dan zal de Regering zich de bevoegdheid kunnen doen geven om ten behoeve van Indie zoodanige zilveren munt te doen slaan als dan met de eischen van het oogenblik het l>est zal overeenkomen. De zorg voor het zilveren hulpbetaalmiddel en voor de kojieren pasmunt blijve voortaan haar deel. Reeds nu wordt in verschillende deelen van den Archipel behoefte gevoeld aan den omloop van meer guldens en halve guldens, en het is zeer geraden dat de Regering de taak op zich neme om in deze speciale ljehoefte door eigen aanvoeren van genoemde muntsoorten te voorzien. Hiertoe zal althans een deel van het overtollige Nederlandsche zilver kunnen gebruikt worden, en begint na eenige jaren ook de voorraad rijksdaau

8 Bijlagen. [56 en ] Tweede Kamer. 49 ders te kort te schieten, dan kunnen ook nieuwe aanvoeren van deze muntsoort noodig worden, om het indringen van vreemde munt (zie hladz. 97 vlgg. van De Muntquaestie enz.) te voorkomen. Zoodra echter de zaak van het muntwezen in Nederland tot afdoening zal zijn gebragt, onthoude de Regering zich van alle regtstreeksche Ixmioeijingen met den aanvoer van gouden standpenningen. Zij late dit geheel over aan de natuurlijke werking van het handelsverkeer, want kunstmatige regelingen op dit gebied kunnen op den duur tot niets goeds leiden. Ten slotte zij het mij vergund om met de kamer van koophandel te Batavia te wijzen op het groote gewigtdat ten opzigte van de regeling van het Indisch muntwezen eene bepaalde beslissing genomen worde. Moet de muntregeling van Mei 1854 onveranderd behouden blijven, dan trachte men ook niet langer om haar een anderen grondslag te geven dan dien waarop zij rust, op de vrije aanmunting van zilver namelijk, en voor dit geval schijnt mij geen andere regeling mogelijk dan die ik in mijne nota van 7 Junij jl. heb aangegeven. Erkent men echter dat Indie even goed als Nederland zelf den invloed zal gewaar worden van de oorzaken, die Nederland bereids gedwongen hebben om de hand te slaan aan de hervorming der muntregeling van November 1847, dan meen ik de tenuitvoerlegging te mogen aanbevelen van de in deze nota vervatte beschouwingen, want, naar mijne bescheiden meening, zal het behoud vaneendeugdzaam muntstelsel in Nederlandsch Indie er in elk opzigt door verzekerd worden. Ter vergemakkelijking der zaak heb ik getracht mijne denkbeelden zamen te vatten in de ondervolgende bepalingen, die casu quo zullen kunnen strekken om in de plaats te worden gesteld van het door de Staatscommissie in haar nader verslag aan den Koning opgenomen ontwerp van wet, houdende nadere bepalingen omtrent het muntwezen in Nederlandsch Indie (zie bladz. 51). Art. 1. De grondslag van het muntstelsel in Nederlandsch Indie is het goud. De rekeningseenheid van dat stelsel blijft de gulden, verdeeld in honderd cents. Art. 2. Gouden standpenningen zijn : het tienguldenstuk en het vijfguldenstuk. Zij l)evatten zes duizend acht en veertig tien duizendste gedeelten (0,6048) van een gram fijn goud op den gulden. Art. 3. De in art. 2 der wet van 1 Mei 1854 (Staatsblad n. 75) vermelde Nederlandsche gulden, rijksdaalder en halve gulden, zoo als zij zijn verordend bij de wet van 26 November 1847 (Staatsblad n. 69), blijven, ook wanneer zij in Nederland mogten ontmunt worden, als hulpbetaalmiddel in Nederlandsch Indie in omloop. Zij worden in waarde gelijk gesteld met de gulden van deze wet en zullen op dien voet tegen gouden standpenningen worden ingewisseld wanneer het algemeen belang de intrekking er van noodzakelijk mogt maken. Art. 4. Het gehalte der gouden standpenningen is, enz. (gelijk aan art. 3 der jongste Nederlandsche muntregeling). Art. 5. De beeldenaar, enz. (als boven, art. 4). Art. 6. Zilveren pasmunt zijn: het vijf-en-twintigcentstuk, en het tiencentstuk; behoudens de nader bij de wet te nomen voorzieningen indien tot buiten omloop stelling van de in art. 3 bedoelde zilveren hulpmunt mogt worden besloten. Art. 7. De artt. 6, 7, 8, 9, 10 en het laatste lid van art. 11 der wet van 1 Mei 1854 (Staatsblad n. 75), blijven van toepassing na het in werking treden van de tegenwoordige wet. Bij blad van de Nederlandsche Staats-courant S77. Art. 8. Negotiepenningen zijn: de gouden dukaat, en de dubbele dukaat; zoo als zij zijn verordend bij de wet van 26 November 1847 (Staatsblad n. 69). Zij zijn geen wettig betaalmiddel. Art. 9. Het staat ieder vrij gouden standpenningen en negotiepenningen te doen slaan in 's Rijks Munt, wanneer geene werkzaamheden van het Rijk het verhinderen. Aanmunting van de in art. 2 der wet van 1 Mei 1854 (Staatsblad n. 75) vermelde Nederlandsche gulden, rijksdaalder en halve gulden vindt niet meer plaats, ook niet van Rijkswege. Wanneer echter de thans in Nederlandsch Indie omloopende hoeveelheden van de in het vorig lid bedoelde muntspecien zoodanig ingekrompen of verminderd zullen zijn, dat er niet meer op voldoende wijze door voorzien kan worden in de behoefte der circulatie van Nederlandsch Indie, zullen bij de wet nadere maatregelen worden verordend om aan die behoefte te gemoet te komen. Art. 10. De wet van 20 April 1855 (Staatsblad tan Nederlandsch Indie n'. 42) tot regeling van de koperen pasmunt in Nederlandsch Indie, blijft onveranderd van kracht. Het verbod van invoer van kopermunt uit de Buitenbezittingen in Nederlandsch Indie naar Java en Madura wordt gehandhaafd. Art. 11. De artt. 13 en 21 van de wet van 1 Mei 1854 (Staatsblad n c. 75) zijn ook van toepassing op de gouden standpenningen bedoeld in art. 2 van deze wet. Art. 12. Zoolang Nederlandsch Indie niet in het bezit is van eene eigene muntinrigting worden vreemde gouden en zilveren muntspecien waarvan de koers door den Gouverueur-Generaal bij algemeene verordening is bepaald, in 's lands kassen in Nederlandsch Indie aangenomen. In verband tot mijne inleidende beschouwingen behoeven de zin en de strekking dezer twaalf artikelen geen bijzondere toelichting meer. Dat Indie bij invoering van het goud, het in art. 2bedoelde vijfguldenstuk onmogelijk kan ontberen, is in het advies van de kamer van koophandel te Batavia overtuigend aangetoond. Het in dat advies besproken denkbeeld om ook gouden f 2Vj stukkeu te doen slaan kan ik voor 'shands echter niet tot het mijne maken, want van zulke kleine goudstukken verwacht ik in de praktijk geen gerief. De ondervinding leert dit ten opzigte van het in art. 3 der wet van 1 Mei 1854 (Staatsblad n. 75) bedoelde zilveren vijfcentstuk. Niemand in Indie is er gaarne van gediend en er bestaat dan ook geen reden om dit muntstuk te blijven handhaven wanneer tot eene herziening dier wet besloten wordt. Zoolang het vroeger als standpenning gebezigde zilver naast het goud in omloop blijft, zal de voorgestelde regeling altijd min of meer een voorloopig karakter blijven behouden, maar in mijn oog is dit eer eene deugd dan eene ondeugd. Het kan zijn, dat de inlandsche bevolking onder geen voorwaarden van eene gouden munt zal willen weten, het is ook denkbaar, dat de depreciatie van het zilver weder voor appreciatie van dit metaal zal plaats maken, en de enkel zilveren standaard in verband hiermede veel raadzamer zal voorkomen. In ljeide gevallen zal terugkeer tot de vroegere orde van zaken bijna geen enkel ernstig bezwaar kunnen opleveren, en wordt inmiddels het goud zoo populair dat op het door Nederland waarschijnlijk aan te geven voetspoor tot de ontrnunting van het zilver zal kunnen besloten worden, dan blijft de gelegenheid open om de zilveren pasnmntquaestie ter geschikter tijd te regelen, zoo als dan met het oog op de inmiddels opgedane ervaring geraden zal voorkomen. De vraag of bijv. een pasmuntstuk van f 2 ook voor Indie de voorkeur behoort te verdienen boven een f 2% stuk, kan zoodoende vooreerst geheel in het midden worden gelaten, maar wat de voorgestelde regeling, mijns inziens.

9 [50 en 5*. 14.] Muntwelten. vooral Mnbevdantwufdig most maken, is, «lat India zich in den aatatan tijil althans zeer gevoegelijk met 's Rijks Munt te Utrecht zal kunnen hlijven Dabélpan 8D van de oprigting van een eigen muntfahriek op Java, voorloopig «lus ge«!ii sprake lxmoeft te zijn. Bijzondere voorschriften omtrent verzendingen van imuitspecien van Nederland naar Indie en omgekeerd worden door de voorgestelde; reg«ding evenmin noodzakelijk gemaakt. Het vrije verkeer voor de gouden standpenningen hehoort onder geenerlei voorwaarden eenige belemmering te ondervinden. Naar gelang van den stand der handelsbalans moet men vrijelijk goud van Amsterdam naar Batavia en van Batavia naar Amsterdam kunnen zenden, zij het ook dat van laatstbedoelde oj>eratie in den regel zelden of nooit sprake zal wezen. Zoolang het zilver in Nederland niet buiten omloop zal gesteld zijn, kan er wemig of geen bezwaar bestaan dat het als middel van remise over en wet^r gebezigd worde, wanneer men er ten minste staat op kan maken, dat de aanwezige voorraad niet door nieuwe aanmuntingen zal vermeerderd worden. Zoodra daarentegen de intrekking der vroeger uitgegeven zilveren muntspecien in Nederland eene gedane zaak zal zijn, zullen de verzendingen van zilver van zelf ophouden, want in Nederland zal men geen voorraad meer hebben om uit te putten, en van terugvloeijing van zilver uit Indie naar Nederland zal onder die omstandigheden ook geen sprake meer wezen, omdat dat zilver in do circulatie in Nederland geen plaats meer zal kunnen vinden, en niemand er initsdien aan denken zal om het als middel van remist; naar Nederland te bezigen. Op grond van een en ander durf ik dan ook het boven medegedeeld zamenstel van bepalingen gerust aan het beter oordeel der Regering onderwerpen. De President der Javasche Bank, (W. ff.) VAN DEN BBRO. Voor eensluidend afschrift, De /Secretaris bij het Departement tan (w. g.) VAN OLDEN. Voor eensluidend afschrift, De Gouvernements-fiecretaris, (w. ff.) DE BLAAUW. Voor eensluidend afschrift, Finanticn, De Secretaris-Generaalbij het Departement van Koloniën, VAN ALPHEN.

EENIGE AANVULLINGEN OP DE ENCYCLOPAED1E VAN WEST-INDIE

EENIGE AANVULLINGEN OP DE ENCYCLOPAED1E VAN WEST-INDIE EENIGE AANVULLINGEN OP DE ENCYCLOPAED1E VAN WEST-INDIE HET MUNTWEZEN IN SURINAME DOOR C. R. WEIJTINGH Kort na het uitbreken van den wereldoorlog in 1914 werd den Gouverneur bij Verordening van 18 Augustus

Nadere informatie

id [56 en 5*. 6.] NOTA van den president der Javasche Bank van 7 Jnnij 1875. Muntwetten. Ö6 en Ö7 6.]

id [56 en 5*. 6.] NOTA van den president der Javasche Bank van 7 Jnnij 1875. Muntwetten. Ö6 en Ö7 6.] id [56 en 5*. 6.] Ö6 en Ö7 6.] BIJI.AUK E. NOTA van den president der Javasche Bank van 7 Jnnij 1875. Blijkens zijne dépêche van 7 April jl, litt. A 1, n.40/gf>8, verlangt de Minister van Koloniën liet

Nadere informatie

Artikel 1. Het muntstelsel van Suriname omvat munten en muntbiljetten. Artikel 2 1. 1. De rekeneenheid van het muntstelsel in Suriname is de dollar.

Artikel 1. Het muntstelsel van Suriname omvat munten en muntbiljetten. Artikel 2 1. 1. De rekeneenheid van het muntstelsel in Suriname is de dollar. WET van 8 april 1960 tot regeling van het muntstelsel in Suriname (G.B. 1960 no. 38), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij G.B. 1961 no. 59, G.B. 1973 no. 151, S.B/. 1976 no. 12,

Nadere informatie

r-)j, ADRES NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TP:R BEVORDERING VAN NIJVERHEID AAN Zijne Majesteit den Koning, HAARLEM, Julij 1876.

r-)j, ADRES NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TP:R BEVORDERING VAN NIJVERHEID AAN Zijne Majesteit den Koning, HAARLEM, Julij 1876. r-)j, ADRES NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TP:R BEVORDERING VAN NIJVERHEID AAN Zijne Majesteit den Koning, s HAARLEM, Julij 1876. ADRES DER NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TER BEVORDERING VAN NIJVERHEID AAN Zijne

Nadere informatie

Rederlandschlndisde laatschappij

Rederlandschlndisde laatschappij J VAN-PE Rederlandschlndisde laatschappij VAN NIJVERHEID en LANDBOUW. i:, o-i, Handel enz. JK ^f ",. 'T 4 STATUTEN VAN DE Rederlandsch-Indische Maatschappij VAN NIJVERHEID en LANDBOUW. OGILVIE & Co. 1885.

Nadere informatie

WAAHDMIER BET m DOOR G4SBH\\I)EHS

WAAHDMIER BET m DOOR G4SBH\\I)EHS * - J!" 3^ Ö. "y&s ^ j OVER I)E DRUKKnC WAAHDMIER BET m DOOR G4SBH\\I)EHS GEVOERD MOET WOKÜEN. ö^ I>^)Oil p. L. K IJ K E. ia Overgediukt uit Je Veislagtu eu Medeileehugeü dei K.üuiiiklijke Akademie vrtii

Nadere informatie

Een woord (wer e^'»^ keeraiide der ont?el"tins^ uil clr

Een woord (wer e^'»^ keeraiide der ont?eltins^ uil clr Een woord (wer e^'»^ keeraiide der ont?el"tins^ uil clr OUüFiRiJJKI. i'fk/i.«^ 1 i 1 DOOR MEVROUW VLIELANDER HEIN COUPERUS. 'S-GRAVENHAGE, W. P. VAN STOCKUM & ZOON 1908 Prijs 25 cent. Een woord over eene

Nadere informatie

STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.

STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN. (ET. 44.) WET van den 2$sten Juli) i85o, ter uitvoering van art, j der Grondwet. WIJ WILLEJI III, BIJ DE GRATIE GODS, KONING DER NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE

Nadere informatie

N 54. 'SGRAVENHAGE, den 10 October 1876.

N 54. 'SGRAVENHAGE, den 10 October 1876. A A (Extract). EXTRACT nit het Register der Resolutien van den Minister van Financien. In- en uitgaande regteu en accijnsen. N 54. 'SGRAVENHAGE, den 10 October 1876. Dc Minister, enz. Heeft goedgevonden

Nadere informatie

SJb Mei Maart 1938,Nr.1295,Afd.H.0. Wijziging en aanvulling der hooger-onaerwijswet#

SJb Mei Maart 1938,Nr.1295,Afd.H.0. Wijziging en aanvulling der hooger-onaerwijswet# 162 30. SJb Mei 8. 19 Maart 1938,Nr.1295,Afd.H.0. Wijziging en aanvulling der hooger-onaerwijswet# De Berste Af deeling van den Onderwijsraad heeft de eer hierbij ter kennis van Uwe Excellentie te brengen

Nadere informatie

Wijzigingen: AB 1995 no. 81 (inwtr ); AB 1997 no. 34; AB 2005 no. 10; AB 2013 no. 28; AB 2014 no. 11 (inwtr. AB 2014 no. 12); AB 2014 no.

Wijzigingen: AB 1995 no. 81 (inwtr ); AB 1997 no. 34; AB 2005 no. 10; AB 2013 no. 28; AB 2014 no. 11 (inwtr. AB 2014 no. 12); AB 2014 no. Intitulé : Landsverordening regeling geldstelsel Citeertitel: Landsverordening regeling geldstelsel Vindplaats : AB 1991 no. GT 34 Wijzigingen: AB 1995 no. 81 (inwtr. 2010 88); AB 1997 no. 34; AB 2005

Nadere informatie

De gulden is lang niet zo oer-hollands als je denkt FTM

De gulden is lang niet zo oer-hollands als je denkt FTM De gulden is lang niet zo oer-hollands als je denkt FTM ftm.nl De gulden is lang niet zo oer-hollands als je denkt FTM Edin Mujagic 8-10 minuten Bij de gulden denkt u hoogstwaarschijnlijk aan de Nederlandse

Nadere informatie

Wijzigingen: AB 1995 no. 81 (inwtr ); AB 1997 no. 34; AB 2005 no. 10; AB 2013 no. 28. Artikel 1

Wijzigingen: AB 1995 no. 81 (inwtr ); AB 1997 no. 34; AB 2005 no. 10; AB 2013 no. 28. Artikel 1 Intitulé : Landsverordening regeling geldstelsel Citeertitel: Landsverordening regeling geldstelsel Vindplaats : AB 1991 no. GT 34 Wijzigingen: AB 1995 no. 81 (inwtr. 2010 88); AB 1997 no. 34; AB 2005

Nadere informatie

Tekststudio Schrijven en Schrappen 06-13 59 30 44 www.schrijven-en-schrappen.nl - lotty@schrijven-en-schrappen.nl -

Tekststudio Schrijven en Schrappen 06-13 59 30 44 www.schrijven-en-schrappen.nl - lotty@schrijven-en-schrappen.nl - Graag zou ik je bij dezen iets vertellen betreffende onnodig moeilijk taalgebruik dat geregeld wordt gebezigd. Alhoewel de meeste mensen weten dat ze gerust in spreektaal mogen schrijven, gebruiken ze

Nadere informatie

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco,

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco, Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco, 09-07-1948 (vertaling: nl) Verdrag No. 87 betreffende de vrijheid tot

Nadere informatie

(Gelden voor de Kweekschool van Militaire Geneeskundigen).

(Gelden voor de Kweekschool van Militaire Geneeskundigen). ^ 1 i>l Caveant consules, ne quid detrimenti res publica capiat!" (Gelden voor de Kweekschool van Militaire Geneeskundigen). Aan de HH. Leden van de Staten-Generaal worden hij al de vorigen nog de volgende

Nadere informatie

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december 1869. Artikel 1.

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december 1869. Artikel 1. De oudste nog bewaard gebleven statuten, toen nog wetten, van de vereniging dateren van 1869. Het Gezelschap was nog eigenaar van het Musæum Medioburgense, dat om die reden ook in deze wetten wordt vermeld.

Nadere informatie

/^ i^^^^d^^i^:^!^ ^^// t;-^ MUNTKWESTIE. IXlOl. üiicctoi' ot tlio rnion ]),ink of Spain and England. ->- «_Jir^^5^'^'":=^-ï_

/^ i^^^^d^^i^:^!^ ^^// t;-^ MUNTKWESTIE. IXlOl. üiicctoi' ot tlio rnion ]),ink of Spain and England. ->- «_Jir^^5^'^':=^-ï_ /^ i^^^^d^^i^:^!^ ^^// t;-^ DE MUNTKWESTIE IXlOl üiicctoi' ot tlio rnion ]),ink of Spain and England ->- «_Jir^^5^'^'":=^-ï_ \v. Vi. P. VAX STOCKITM & ZOOX 18.S3 ' -'r^:-: ^r^ac^'-y^y-::'/^ '.-'t*'/,.j

Nadere informatie

Ethica van Spinoza. (vertaald door D. Burger)

Ethica van Spinoza. (vertaald door D. Burger) Ethica van Spinoza (vertaald door D. Burger) Deze tekst is uitsluitend voor persoonlijk gebruik. Commercieel gebruik is niet toegestaan. Evenmin is het toegestaan de tekst te wijzigen, bewerken, geheel

Nadere informatie

EEN VERGETEN HOOFDSTUK UIT DE GESCHIE- DENIS VAN HET CURACAOSCHE CIRCULATIE- BANKWEZEN

EEN VERGETEN HOOFDSTUK UIT DE GESCHIE- DENIS VAN HET CURACAOSCHE CIRCULATIE- BANKWEZEN EEN VERGETEN HOOFDSTUK UIT DE GESCHIE- DENIS VAN HET CURACAOSCHE CIRCULATIE- BANKWEZEN DOOR J. VAN ETTINGER Medio Juli 1925 diende de Gouverneur van Curacao bij den Kolonialen Raad een voorstel in tot

Nadere informatie

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Inhoudsopgave WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Artikel 1... 3 Artikel 2... 3 Artikel 3... 3 Artikel 4... 3 Artikel 5... 3 Artikel 6... 3 Artikel 7... 3 Artikel 8... 4 Artikel 9... 4 Artikel 10...

Nadere informatie

Lyy^j^s, In het Algemeen Handelsblad van den 5 December 187G ko7nt het navolgend opstel voor:

Lyy^j^s, In het Algemeen Handelsblad van den 5 December 187G ko7nt het navolgend opstel voor: Lyy^j^s,. ^ «In het Algemeen Handelsblad van den 5 December 187G ko7nt het navolgend opstel voor: Er zijn er in den lande, vooral onder de rechterlijke ambtenaren en jongere rechtsgeleerden, die het der

Nadere informatie

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten pagina 1 van 5 Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren

Nadere informatie

Gezien het overlegde vertoogschrift en de uitgebrachte berichten,

Gezien het overlegde vertoogschrift en de uitgebrachte berichten, 2714 De Raad van Beroep voor de Directe Belastingen te Assen, Gezien het beroepschrift, ingediend door X te Z, d.d. 6 November 1925 tegen de uitspraak van den Inspecteur der directe belastingen te Y op

Nadere informatie

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Tekst geldend op: 26-08-2014) Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Brief Syt A , Brief no. 82 en 85. Brief 17 oktober 1859

Brief Syt A , Brief no. 82 en 85. Brief 17 oktober 1859 Brief Syt A 1859 050-051. 0056-0057, Brief no. 82 en 85. Brief 17 oktober 1859 Zeer Geachte Heer! Naar t mij voorkomt heb ik mij betreffende het corr n van den tweeden druk niet duidelijk uitgedrukt, of

Nadere informatie

Or, W. J, LEYDn /!Nnl«msJag 8J7. ,...c F \ '- EEN TEHUIS VOOR WEEZEN IN ZUID-AFRIKA 1!.

Or, W. J, LEYDn /!Nnl«msJag 8J7. ,...c F \ '- EEN TEHUIS VOOR WEEZEN IN ZUID-AFRIKA 1!. Or, W. J, LEYDn /!Nnl«msJag 8J7,...c F \ '- EEN TEHUIS VOOR WEEZEN IN ZUID-AFRIKA 1!. L. S. Het is velen in Holland wellicht bekend, hoe ik, eerst onlangs uit Zuid-Afrika teruggekeerd, den langen en b'!ngen

Nadere informatie

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Inhoudsopgave WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2 Artikel 1... 3 Artikel 2... 3 Artikel 3... 3 Artikel 4... 3 Artikel 5... 3 Artikel 6... 3 Artikel 7... 3 Artikel 8... 3 Artikel 9... 4 Artikel 10...

Nadere informatie

College voor geschillen medezeggenschap defensie

College voor geschillen medezeggenschap defensie ADVIES Dossiernr: Advies van het College voor geschillen medezeggenschap defensie aan de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten naar aanleiding van een verzoek om advies inzake een tussen: de Commandant Maritieme

Nadere informatie

Het reglement van 1836 1

Het reglement van 1836 1 Het reglement van 1836 1 Bepalingen op het innemen en ontslag van kinderen, in het Gereformeerd Burger-Weeshuis der Stad Utrecht. Artikel 1: De kinderen zullen moeten zijn geboren uit een wettig huwelijk,

Nadere informatie

een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van dit onderwijs dreigt te worden.

een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van dit onderwijs dreigt te worden. ONDERWIJSRAAD. nkis 2 N". 'S-GRAVENHAGE, WÊÊËÈÈiM ) 9 2 Bericht op schrijven van ^ ^ Ä e n gelieve bij het antwoord n ä$&p dagteekening en 'nummer van Betreffende: MÀ?..?.Ï.Y...Y an 2,KXC, dit schrijven

Nadere informatie

BEGELEIDENDE NOTA Betreft: Monetaire overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek, namens de Europese Gemeenschap, en de Republiek San Marino

BEGELEIDENDE NOTA Betreft: Monetaire overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek, namens de Europese Gemeenschap, en de Republiek San Marino RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 juli 2001 (09.07) (OR. it) 10622/01 UEM 71 ECOFIN 193 BEGELEIDENDE NOTA Betreft: Monetaire overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek, namens de Europese Gemeenschap,

Nadere informatie

instellingen, maar al is de beteekenis van den invloed dier bijzondere personen groot, na eene periode van belangstelling en enthousiasme voor

instellingen, maar al is de beteekenis van den invloed dier bijzondere personen groot, na eene periode van belangstelling en enthousiasme voor 27 wensch om eene nieuwe regeling te scheppen, maar niet van de gedachte, of men meer voelt voor de openbare school of de bijzondere school of omgekeerd. De Minister CORT VAN DER LINDEN zeide nog in de

Nadere informatie

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming (Wet op de loonvorming [Versie geldig vanaf: 17-02-1999]) Geschiedenis: Staatsblad 1997, 63;Staatsblad

Nadere informatie

Aan. de Tweede Kamer de Staten-Generaal.

Aan. de Tweede Kamer de Staten-Generaal. ^, Aan de Tweede Kamer de Staten-Generaal. Den len Maart jl. werden door Zijne Excellentie den Minister van Justitie bij Uwe Vergadering ingediend wetsontwerpen, betreffende de inrichting en het rechtsgebied

Nadere informatie

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST 13 Geneeskundige behandelingsovereenkomst (P.B. 2000, no. 118) Landsverordening van de 23ste oktober 2000 houdende vaststelling van de tekst van Boek 7 van het Burgerlijk

Nadere informatie

Is levensverzekering tegen den halven prijs levensvatbaar?

Is levensverzekering tegen den halven prijs levensvatbaar? Is levensverzekering tegen den halven prijs levensvatbaar? EBKE UITEENZETTING TEN DIENSTE YAN HEN DIB ZICH DOOR DE GOEDKOOPE AANBIEDINGEN YAN AsSESSlIENT- OF OMSLAGYERZEKBiUNGJIAATSCHAPPIJEN AANGETROKKEN

Nadere informatie

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst (Tekst geldend op: 18-03-2009) Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,

Nadere informatie

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder.

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder. Intitulé : Bioscoopverordening Citeertitel: Bioscoopverordening Vindplaats : AB 1990 no. GT 12 Wijzigingen: AB 1997 nos. 33, 34 De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder Artikel 1 1. Het

Nadere informatie

# e-&ravenhage»2 Maart 1933*

# e-&ravenhage»2 Maart 1933* f AFSCHRIFT. MINISTEEIE VAN ONDEKWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. 19 & 30 Maart 7*1 1004, Afdeeling g, $, DE MINISTER VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN, f : Gelezen een voorstel van de faculteit der

Nadere informatie

Van moeilijke naar toegankelijkere woorden

Van moeilijke naar toegankelijkere woorden Van moeilijke naar toegankelijkere woorden aandachtig goed aan de hand van met, door aangaande aangezien omdat aanstonds dadelijk, gauw, binnenkort aanvankelijk eerst, eerder, in het begin achten vinden,

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van enkele artikelen van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (AB 1996 no. 75) inzake de verlening van toevoegingen in strafzaken

Nadere informatie

VOORWAARDELIJKE VEROORDEELING

VOORWAARDELIJKE VEROORDEELING VOORWAARDELIJKE VEROORDEELING DOOR MR. O. E. G. GRAAF VAN LIMBURG STIRUM Nu bij de behandeling van de begrooting voor 1925 (o. m. in het Voorloopig Verslag van de Commissie van Rapporteurs) wederom de

Nadere informatie

Jezus, het licht van de wereld

Jezus, het licht van de wereld Jezus, het licht van de wereld Het evangelie naar Johannes 8: 1-30 1 Overzicht 1. De overspelige vrouw 2. Jezus als het Licht der wereld 3. Twistgesprekken met de Farizeeën 2 De overspelige vrouw Bijbeltekst

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 september 2001 (13.09) (OR. it) 11551/01 UEM 73 ECOFIN 228

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 september 2001 (13.09) (OR. it) 11551/01 UEM 73 ECOFIN 228 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 3 september 2001 (13.09) (OR. it) 11551/01 UEM 73 ECOFIN 228 INGEKOMEN DOCUMENT Betreft: monetaire overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek, namens de Europese Gemeenschap,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 217 Regels met betrekking tot het geldstelsel van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet geldstelsel BES) Nr. 2 VOORSTEL

Nadere informatie

DE RAAD VAN BEROEP VOOR DE DIRECTE BELASTINGEN TE s-gravenhage,

DE RAAD VAN BEROEP VOOR DE DIRECTE BELASTINGEN TE s-gravenhage, RAAD VAN BEROEP voor de DIRECTE BELASTINGEN te s-gravenhage. Aangeteekend per post aan partijen toegezonden 26 Mei 1937 De Secretaris van den Raad van Beroep voor de directe belastingen te s-gravenhage

Nadere informatie

De Bonwall Articulator.

De Bonwall Articulator. De Bonwall Articulator. Alvorens den Bonwill Articulator te beschrijven wil ik eerst eens pogen de gronden aan te toonen, die het bestaan van dezen articulator rechtvaardigen en ieder de onmisbaarheid

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, KONINKRIJK BELGIE 1000 Brussel, Postadres : Ministerie van Justitie Waterloolaan 115 Kantoren : Regentschapsstraat 61 Tel. : 02 / 542.72.00 Fax : 02 / 542.72.12 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 juni 2005 (OR. en) 9550/05 UEM 130 ECOFIN 175

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 juni 2005 (OR. en) 9550/05 UEM 130 ECOFIN 175 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 3 juni 2005 (OR. en) 9550/05 UEM 130 ECOFIN 175 INGEKOMEN DOCUMENT van: mevrouw Patricia BUGNOT, directeur, namens de secretaris-generaal van de Europese Commissie ingekomen:

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart

Nadere informatie

^ &^ee ^ Qylpmnei mi Q/Sén=^ ^eneiaa/.

^ &^ee ^ Qylpmnei mi Q/Sén=^ ^eneiaa/. i^/cx^^/ rc'^'^l-. COPIJ. a^ ^ &^ee ^ Qylpmnei mi Q/Sén=^ ^eneiaa/. De ondergeteekenden, meelfabrikanten te Roermond, nemen eerbiediglijk de vrijheid UEdelmogenden kennis te geven, dat hunne industrie,

Nadere informatie

Kennismaking met de bijbel

Kennismaking met de bijbel Kennismaking met de bijbel 1. De Bijbel, wat is dat voor boek? 2. Wat heb ik met God te maken? 3. Wie is Jezus Christus? 4. Hoe kom ik in de hemel? 5. Wat is de christelijke doop? 16 Wat heb ik met God

Nadere informatie

Rapport. Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261

Rapport. Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261 Rapport Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261 2 Klacht Op 27 oktober 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw D. te Zeist, met een klacht over een gedraging van het Landelijk

Nadere informatie

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 19 december 2005 (OR. en) 14883/05 Interinstitutioneel dossier: 2005/0145 (CNS) UEM 205 ECOFIN 370 OC 877 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: VERORDENING

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 Rapport Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 2 Klacht Verzoeker, een Afghaanse asielzoeker, klaagt over de lange duur van de behandeling door de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie

Nadere informatie

Citeertitel: Landsverordening bijzondere rechtspositionele bepalingen Kustwachtpersoneel. Wijzigingen: AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no.

Citeertitel: Landsverordening bijzondere rechtspositionele bepalingen Kustwachtpersoneel. Wijzigingen: AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no. Intitulé : LANDSVERORDENING van 9 maart 2000, houdende bijzondere regels inzake de rechtspositie van Arubaanse ambtenaren, werkzaam bij de Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de

Nadere informatie

: Theodoor Gilissen Bankiers N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de bank

: Theodoor Gilissen Bankiers N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de bank Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2016-286 (mr. J. Wortel, voorzitter, en mr. dr. H.O. Kerkmeester en G.J.P. Okkema, leden, terwijl mr. D.M.A. Gerdes als secretaris) Klacht

Nadere informatie

(Deel van) Zijn Lichaam

(Deel van) Zijn Lichaam (Deel van) Zijn Lichaam 1 December 2013 I. Wedergeboren Leven II. Levende stenen 1 Petrus 2:4-5 Voeg u bij hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd maar door God werd uitgekozen om zijn

Nadere informatie

OMffiRWIJSRAAD. 'S-GRAVENHAGE, mjttbbjçgassamigqi Stat 125.

OMffiRWIJSRAAD. 'S-GRAVENHAGE, mjttbbjçgassamigqi Stat 125. OMffiRWIJSRAAD. Bericht op schrijven van.,...: i 13. ff ebruari 1930»Nr.436» Af d.h.o» Betreffende: eer-s-toexes.--vo-or de moderne...talen aim de Ri jksuniversi t ei t en# 'S-GRAVENHAGE, mjttbbjçgassamigqi

Nadere informatie

STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. (F. 521.) BESLUIT van den 16den Augustus 1918, houdende nadere voorschriften betreffende het tooezicht op hier te lande vertoevende vreemdelingen. WIJ WILHELMINA,

Nadere informatie

No. 108 PUBLICATIE VAN DE NEDERLANDSCH-INDISCHE WEGENVEREENIGING 2«PRIJSVRAAG VERBETERING VAN KAMPONGWEGEN. «.amixtco.bandoelie

No. 108 PUBLICATIE VAN DE NEDERLANDSCH-INDISCHE WEGENVEREENIGING 2«PRIJSVRAAG VERBETERING VAN KAMPONGWEGEN. «.amixtco.bandoelie No. 108 PUBLICATIE VAN DE NEDERLANDSCH-INDISCHE WEGENVEREENIGING 2«PRIJSVRAAG VERBETERING VAN KAMPONGWEGEN. «.amixtco.bandoelie PRIJSVRAAG van de N. L W. V- Nu de verschillende stadsgemeenten in Ned.-Indië

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden Hoge Raad der Nederlanden D e r d e K a m e r nr. 24.702 12 oktober 1988 AHN Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de vennootschap onder firma X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden

Nadere informatie

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 Rapport Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen Venlo tot het moment van indienen van de klacht bij de Nationale

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie haar klacht van 16 april 2004 over de lange duur van de behandeling

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 08/13KG Zitting gehouden op woensdag 4 juni 2008 om 10.00 uur Mondelinge uitspraak in kort geding in de zaak van: drs. A., wonende te Z., eiseres, gemachtigde: mr.

Nadere informatie

Algemene voorwaarden van Best-app

Algemene voorwaarden van Best-app Algemene voorwaarden van Best-app Artikel 1: definities a. Best-app is een commanditaire vennootschap die onder nummer 61730084 is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Eindhoven.

Nadere informatie

j^ ^ ^' 'ig-'gg^'^ ^im-iy^sr-tirs'b-»! -^tckj

j^ ^ ^' 'ig-'gg^'^ ^im-iy^sr-tirs'b-»! -^tckj j^ ^ ^' 'ig-'gg^'^ _ '"T"*'!^^^ ^im-iy^sr-tirs'b-»! -^tckj V BIB! "'Ki^]\. !.»-»»-»( " " i-mb^-;h'"t3^a5«=^ ^JA-^B'V\- ^^7L' BEZWAREN TEGEN DE AANNEMING DER VOORGEDRAGEN MÜNTWET. AMSTEEDAM, P. N. VAN

Nadere informatie

SPOORWEGEi^ EXPLOITATII. ^._>4>4- BROCHU. 1 Koloniën. j. Cl, Spoorwegen. ^_.' 'i < ' -' PH. J. WA] L. K. lust.

SPOORWEGEi^ EXPLOITATII. ^._>4>4- BROCHU. 1 Koloniën. j. Cl, Spoorwegen. ^_.' 'i < ' -' PH. J. WA] L. K. lust. j I ^_.' 'i < ' -' EXPLOITATII VAN SPOORWEGEi^ DOOR PH. J. WA] L. K. lust. (Ovcrgedrukt uit de Notulen der Ver Instituut van ingenieurs van TE 'SGHAVENHAl BIJ GEBR. J. & IL VAN L I ^._>4>4- BROCHU. 1 Koloniën.

Nadere informatie

*ZE9DBFBE563* Raadsvergadering d.d. 19 februari 2015

*ZE9DBFBE563* Raadsvergadering d.d. 19 februari 2015 *ZE9DBFBE563* Raadsvergadering d.d. 19 februari 2015 Agendanr.. Aan de Raad No.ZA.14-27443/DV.14-436, afdeling Middelen en Advies. Sellingen, 12 februari 2015 Onderwerp: Verordening behandeling bezwaarschriften

Nadere informatie

COMMISSE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

COMMISSE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ***** COMMISSE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 22.12.1998 COM(1998) 801 def. 98/ 0364(CNB) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de monetaire regelingen in de Franse territoriale gemeenschappen

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE CENTRALE BANK

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE CENTRALE BANK COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 30.5.2000 COM (2000) 346 definitief 2000/0137 (CNS) 2000/0134 (CNS) 2000/0138 (CNB) MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 415 (R1915) Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Nadere informatie

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden.

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden. Nr 3213 ar. JZio GEMEENTE DORDRECHT UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden. Artikel l Deze verordening verstaat onder: a. ontslag: ontslag als bedoeld in artikel H 12a van het Algemeen Ambtenarenreglement

Nadere informatie

STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. (N*. 628.) WET van den 22sten April 1937, tot regeling van het zelfstandig uitoefenen van beroepen en bedrijven door vreemdelingen. BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270 Rapport Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270 2 Klacht Op 4 november 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Voorburg, met een klacht over een gedraging van het Korps

Nadere informatie

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster LJN: BW9368, Rechtbank Amsterdam, 6 juni 2012 2. De feiten 2.1. [A] en [B] wonen tegenover elkaar in [plaats]. [C] woont

Nadere informatie

BESLUIT. 3. Bij besluit van 4 april 2003, kenmerk 3444/3, (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

BESLUIT. 3. Bij besluit van 4 april 2003, kenmerk 3444/3, (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3444/12 Betreft zaak: 3444/ Halbertsma Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijkverklaring van het

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091 Rapport Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hem

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

2019 no. 26 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2019 no. 26 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2019 no. 26 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSVERORDENING van 17 april 2019 tot wijziging van de Landsverordening regeling geldstelsel (AB 1991 no. GT 34), de Landsverordening voorkoming en bestrijding witwassen

Nadere informatie

ONDERWIJSRAAD.. IVjo 148 00. 'S-GRAVENHAGE, Jjf&jj>Jfl... 193 & 2 i j ne Sxc.e Henti de n Minis t er van Onderwijs». Kunsten en Wetenschappen

ONDERWIJSRAAD.. IVjo 148 00. 'S-GRAVENHAGE, Jjf&jj>Jfl... 193 & 2 i j ne Sxc.e Henti de n Minis t er van Onderwijs». Kunsten en Wetenschappen ONDERWIJSRAAD.. IVjo 148 00. 'S-GRAVENHAGE, Jjf&jj>Jfl... 193 & Statenlaan 125. Bericht op schrijven van Meiv^gsèïieve bij het antwoord dagteekening 17. JU\XJ

Nadere informatie

DE BEGRAAFPLAATS AAN DE OUDE TORENLAAN door P. Timmer

DE BEGRAAFPLAATS AAN DE OUDE TORENLAAN door P. Timmer DE BEGRAAFPLAATS AAN DE OUDE TORENLAAN door P. Timmer Bij verschillende gelegenheden in de afgelopen maanden heeft onze vereniging zich beijverd om te komen tot een verbetering van ommuring en terrein

Nadere informatie

Beleidsregels WWB/IOAW/IOAZschriftelijke. verminderde verwijtbaarheid gemeente Tholen 2013

Beleidsregels WWB/IOAW/IOAZschriftelijke. verminderde verwijtbaarheid gemeente Tholen 2013 Beleidsregels WWB/IOAW/IOAZschriftelijke waarschuwing en verminderde verwijtbaarheid gemeente Tholen 2013 Burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen; Gelet op artikel 18a van de Wet werk en bijstand

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257 Rapport Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257 2 Klacht Op 3 november 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer O. te 's-hertogenbosch, met een klacht over een gedraging van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1980-1981 Rijksbegroting voor het jaar 1981 16 400 Hoofdstuk XII Departement van Verkeer en Waterstaat Nr. 60 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 110 Wet van 6 maart 2003 tot aanpassing van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van

Nadere informatie

Juridische reis door de Nederlandse natuurbescherming

Juridische reis door de Nederlandse natuurbescherming tekst anita nijboer beeld piet struijk Juridische reis door de Nederlandse natuurbescherming De natuurbeschermingswetgeving heeft in de loop der tijd nogal wat veranderingen doorgemaakt. De eerste wet

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom Schriftlezing: 1 Timotheüs 1 vers 18 t/m 1 Timotheüs 2 vers 15 Lied 410 vers 1 en 2 (Op Toonhoogte) Psalm 21 vers 5 (Schoolpsalm) Gezang 323 vers 1, 7

Nadere informatie

SOEFISME IN HET DAGELIJKS LEVEN

SOEFISME IN HET DAGELIJKS LEVEN SOEFISME IN HET DAGELIJKS LEVEN Een leerling van Hazrat Inayat Khan (Een kopie van de uitgave van) The Sufi International Headquarters Publishing Society 1 Liefde ontwikkelt zich tot harmonie en uit harmonie

Nadere informatie

DISCLAIMER. Pagina 1 van 5. verkoop van registergoederen van de Stichting Kenter Jeugdhulp DE ONDERGETEKENDE(N):

DISCLAIMER. Pagina 1 van 5. verkoop van registergoederen van de Stichting Kenter Jeugdhulp DE ONDERGETEKENDE(N): Pagina 1 van 5 DE ONDERGETEKENDE(N): DISCLAIMER verkoop van registergoederen van de Stichting Kenter Jeugdhulp Naam rechtspersoon: Plaats statutaire zetel: Kantooradres: Nummer Kamer van Koophandel: e-mailadres:

Nadere informatie

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS) Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS) Stel dat dat (te grote wonder) gebeurt, ik betwijfel of dat zal gebeuren, maar stel je voor dat, wat zou je dan doen dat je nu niet doet? (p36)

Nadere informatie

HOOFSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1 1

HOOFSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1 1 WET van 21 juni 1968 houdende algemene regelen betreffende het Toezicht op het Bank- en Kredietwezen (G.B. 1968 no. 63), gelijk zij luidt na de daarin aangebrachte wijzigingen bij S.B. 1986 no. 82. HOOFSTUK

Nadere informatie

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst AAN: De Centrales van Overheidspersoneel toegelaten tot de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken De voorzitter van het overleg met de

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN ingediend door: U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2002.1004 (026.02) tegen: hierna te noemen 'klager', hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

X wonende te Y, appellant, tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans verweerder,

X wonende te Y, appellant, tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans verweerder, Zaaknummer: 1995/155 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 21 december 1995 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans Trefwoorden: Auditor, inschrijving,

Nadere informatie

Vraag 62 : Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?

Vraag 62 : Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn? Voor 16 jaar en ouder! Zondag 24 Zondag 24 gaat over de goede werken. Zondag 24 vraag en antwoord 62, 63 en 64. Vraag 62 : Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk

Nadere informatie

Beleidsregel handhaving Wet Damocles

Beleidsregel handhaving Wet Damocles 1 "Al gemeente f(s Heemskerk Beleidsregel handhaving Wet Damocles 15 december 2014 BIVO/2014/30108 Illill Hl lllll lllll lllll lllll Z015994FE86 fë BELEIDSREGEL HANDHAVING WET DAMOCLES Inhoudsopgave Beleidsregel

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-103 d.d. 2 april 2012 (mr. P.A. Offers, voorzitter, B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie