Een spel van. de familie Multamäki. v 2.2

Transcriptie

1 Een spel van de familie Multamäki v 2.2

2 In Darwinning! probeert elke speler zijn diersoort gedurende drie era s te ontwikkelen en zo het meest succesvol te zijn door het hebben van de grootste populatie, de beste jager te zijn en door in veel verschillende habitats te kunnen leven. SPELMATERIAAL 13 soortborden 90 kenmerkkaarten: 1-15 (van elk twee) in elk van drie kleuren ( eikel, bes en bloem) 2 Jokerkaarten: Jokers kunnen als nul gespeeld worden in elke kleur. 3 Combinatiekaarten: Overzicht van de volgorde van winnende combinaties van slagen. 1 Voedselketenspoor 10 habitatkaarten: woestijn, bos, hoogland, oerwoud, bergen, oceaan, vlaktes, polair, ondergronds en drasland 6 spelersmarkers 12 beetfiches 42 populatiemarkers (9 met twee eieren, 33 met één) Overzicht Het spel wordt gespeeld over drie era s, die bestaan uit een kaartfase en een overlevingsfase ( survival ). In de kaartfase kunnen spelers hun soorten verbeteren door slagen te winnen (of de laatste slag te verliezen). In de overlevingsfase moet de populatie voldoende voedsel hebben. Voedsel wordt verkregen door in de juiste habitat te leven en door andere soorten te eten. Na drie era s wint de speler met de succesvolste soort - en daardoor de meeste punten - het spel. Eigenschappen van de soorten Elke soort start met een basispopulatie, een specifieke startpositie in de voedselketen, enkele habitats waarin ze goed gedijt, en enkele basiskenmerken. Al deze eigenschappen kunnen in het spel verbeterd worden. 2

3 Voorbereiding 3

4 Elke speler neemt een willekeurig soortbord en plaatst zijn spelersmarker op het bijbehorende veld op het voedselketenbord (A). Elke speler krijgt zoveel populatiemarkers soortbord (B). Je bent nu klaar om de eerste era te beginnen. als aangegeven op zijn Start van een Era Schud alle habitatkaarten. Voeg alle eerder afgelegde kenmerkkaarten weer toe en vorm de kenmerkstapel. Plaats willekeurige habitatkaarten op tafel: Eerste era 5 habitatkaarten. Tweede era 4 habitatkaarten. Derde era 3 habitatkaarten. Optionele regel: Voor een langer spel speel je vier era s met 5, 5, 4 en 3 habitatkaarten. Deel 10 kenmerkkaarten aan elke speler. De speler van wie de soort het laagst in de voedselketen staat kiest een speler (inclusief zichzelf) die de eerste slag leidt. Slagen spelen Een era bestaat uit meerdere slagen. In elke slag spelen de spelers in beurtvolgorde eenmaal een aantal kaarten open op tafel. De startspeler of de winnaar van de vorige slag speelt een of meer kaarten uit, waarna de andere spelers volgen. Regels voor slagen: De leidende speler speelt één kaart of een combinatie. Met de klok mee moeten de andere spelers vervolgens de sterkste gespeelde combinatie verslaan, of een enkele kaart spelen. Spelers hoeven geen kleur te volgen. Als alle spelers aan de beurt zijn geweest, wint de speler met de sterkste kaartcombinatie de slag. 4

5 De enige mogelijke kaarten en kaartcombinaties die men kan spelen zijn in aflopende sterkte: Vier gelijke (Four of a Kind): vier kaarten met dezelfde waarde. Straight Flush: drie opeenvolgende kaarten van dezelfde kleur. Drie gelijke (Three of a kind): drie kaarten met dezelfde waarde. Straight: drie opeenvolgende kaarten (bijv. 3, 4, 5 of 8, 9, 10 ). Flush: Drie willekeurige kaarten van dezelfde kleur. Paar (Pair): twee kaarten met dezelfde waarde. Enkele kaart: één kaart. Een speler kan een combinatie verslaan door een sterkere combinatie te spelen, of door dezelfde combinatie te spelen met een hogere totaalwaarde van de kaarten. Daarna mag de winnaar van de slag een van de door hem in deze slag gespeelde kaarten gebruiken om zijn soort te verbeteren (zie pagina 7). Alle andere gespeelde kaarten worden afgelegd en de winnaar van de slag start de volgende slag. Spelers mogen het aantal kaarten dat ze in hun hand hebben geheimhouden. Einde van een era De kaartfase van een era eindigt wanneer één speler geen kaarten meer heeft na het spelen van een slag. De laatste slag van een era wordt anders afgehandeld dan de andere: De winnaar van de laatste slag mag zijn soort niet verbeteren, in plaats 5

6 daarvan mogen alle andere spelers hun soort verbeteren met een van de kaarten die ze in deze laatste slag gespeeld hebben. Elke speler mag tot twee kaarten in zijn hand houden voor de volgende era. Alle andere handkaarten worden afgelegd. Daarna wordt het overleven van elke soort gecontroleerd (zie pagina 6). Overleven (survival) Beginnend met de laagste soort in de voedselketen en daarna omhoog wordt het overleven van elke soort gecontroleerd. Een soort heeft één voedsel per populatie nodig. Als er niet voldoende voedsel is, verliest de soort 1 populatie. Als er te veel voedsel is, groeit de soort met 1 populatie. Als er precies genoeg voedsel is, blijft de populatie gelijk. Het beschikbare voedsel wordt als volgt berekend: Goed aangepast zijn: Voor elke overeenkomst tussen een habitatkaart in het midden en een van de habitats op het soortbord ontvang je 1-3 voedsel, zoals aangegeven op je bord. Voor elke extra verkregen habitataanpassing die je soort heeft met een habitatkaart in het midden, ontvang je 2 extra voedsel. Andere soorten eten: Je mag elke diersoort eten die lager staat in de voedselketen. Je kunt meerdere soorten eten. Elke gegeten soort ontvangt een beetfiche, jij ontvangt 2 voedsel per gegeten soort. Sommige kenmerken laten je diersoorten eten die hoger staan in de voedselketen (bijv. tanden), of maken dat je niet gegeten kunt worden (bijv. hard pantser, camouflage), of oneetbaar (bijv. gif). geven (bijv. voedsel- Kenmerken: Kenmerken kunnen je extra voedsel opslag). Nadat alle soorten gecontroleerd zijn, verliest elke soort met 2 of meer beetmarkers één populatie (uitzondering: kuddedier). Daarna worden alle beetmarkers afgelegd. 6

7 Een soort kan niet meer dan 2 populaties verliezen per overlevingsfase: één door voedseltekort en een tweede door teveel beetmarkers. Een soort kan niet meer dan 1 populatie groeien per overlevingsfase: door te veel voedsel te hebben en niet meer dan één keer gegeten te zijn. Nadat alle aanpassingen zijn gedaan, begint de nieuwe era of, als dit de laatste era was, eindigt het spel en worden de soorten geteld (zie pagina 10). Soorten verbeteren Je kunt een kaart uit een slag (zie pagina 4 en pagina 5) op vier manieren gebruiken. Je mag nooit dezelfde habitat of hetzelfde kenmerk dubbel hebben. Stijg in de voedselketen: Schuif een kaart met een voedselketensymbool aan de bovenkant onder je soortbord om te stijgen in de voedselketen (zie pagina 10.) Vergroot je populatie: Schuif een kaart met een populatiesymbool aan de rechterkant onder je soortbord en vergroot je populatie zoveel als aangeven op de kaart (1 of 2 ). Er is geen grens aan de mogelijke groei van je populatie. Pas je aan aan een habitat: Schuif een kaart met een van de habitatsymbolen aan de linkerkant onder je soortbord. Verwerf een kenmerk: Leg een kaart op een van de vijf velden (deels) op je soortbord om het effect van het kenmerk te verwerven. Je mag eerder geplaatste kenmerken vervangen, ook die op je soortbord voorgedrukt zijn. Vervangen kaarten worden afgelegd. 7

8 Kenmerken Jokers kunnen nooit als kenmerk gespeeld worden. Nr. Naam Effect 1 Feromonen +1 voedsel. Je kan in de voedselketen +1 omhoog eten. 2 Symbiose Tijdens de overlevingsfase kun je een van de habitats van een andere speler gebruiken. De habitat moet overeenkomen met een van de kaarten in het midden en mag er geen zijn die je zelf al hebt. 3 Kuddedier -1 Je populatie neemt pas af bij 3 beetmarkers (in plaats van 2). 4 Hard pantser Je kan niet gegeten worden. 5 Communicatie Je kunt alleen gegeten worden door soorten die lager staan in de voedselketen. 6 Tanden +1 voedsel. Je kan in de voedselketen tot 2 stappen omhoog eten. 7 Voedselopslag +3 voedsel. 8

9 8 Mutatie Neem tijdens je beurt een kenmerkkaart van een andere speler en leg deze bovenop mutatie. 9 Gif Andere soorten die jou eten, ontvangen 2 beetmarkers. 10 Gereedschappen +1 voedsel. Je kunt ook soorten eten met een hard pantser. 11 Camouflage Je kan niet gegeten worden door soorten die direct aangrenzend zijn in de voedselketen. 12 IIzeren maag Ontvangt geen beetmarkers bij het eten van soorten met het gif-kenmerk. 13 Grotere hersenen Je kunt soorten eten die door camouflage beschermd zijn, ook als ze direct aangrenzend zijn in de voedselketen. 14 Metamorfose Aan het einde van de overlevingsfase in elke era: trek één kaart van de stapel en speel deze als kenmerk. Dit moet je in elke era doen. Als je geen lege plek hebt, moet je een kenmerk vervangen. Dit kan ook metamorfose zelf zijn. Een joker wordt zonder effect afgelegd. 15 Gezelschap Je kunt soorten eten die door communicatie beschermd zijn, ook als ze onder je in de voedselketen staan. 9

10 Voedselketen Voor elke verplaatsing in de voedselketen verplaats je een of meer stappen als volgt: Als het volgende veld leeg is: Verplaats één stap. Als het volgende veld bezet is: Verplaats over alle velden en land op het eerste lege veld daarna. Bonus voor kleine dieren: Als je verplaatsing start op veld 1-5 in de voedselketen ontvang je één extra stap. Voorbeeld: De soorten bevinden zich op de posities 1, 4 en 9. Als de speler op de 1 twee verplaatsingspunten ontvangt, krijgt hij er één extra (bonus voor kleine dieren) en verplaatst naar 5 (hij slaat 4 over omdat die bezet is). Einde van het spel en Telling Aan het einde van het spel wordt elke soort als volgt geteld: Voedselketen: Ontvang punten gelijk aan je huidige positie in de voedselketen. Populatie: Ontvang 1 punt per populatie tot en met het aantal waarmee je begonnen bent; ontvang 2 punten voor elke populatie daarboven. Habitats: Ontvang 1 punt per habitat die je op je soortbord hebt. Voor elke extra habitat ontvang je 2 punten. Kenmerken: Ontvang 2 punten voor elk kenmerk met een getal van 1-9. Ontvang 3 punten voor elk kenmerk met een getal van De startkenmerken die zijn voorgedrukt op je soortbord en kaarten in het 0-puntenvak tellen niet mee. De soort met de meeste punten is de winnaar. Bij een gelijke stand wint de betrokken soort met de grootste populatie. Als er dan nog een gelijke stand is, is de winnaar de betrokken soort die hoger staat in de voedselketen. 10

11 Voorbeeld telling: Op de afbeelding ontvangt de groene dinosauriër 12 punten voor zijn positie in de voedselketen, 7 punten voor zijn 4, 5 punten voor habitats, en 5 punten voor zijn kenmerken, in totaal 29 punten. De rode vis heeft =24, de gele vogel heeft =29, en de blauwe kikker 11

12 12 wint het spel met =31. De blauwe kikker ontvangt geen punten voor feromonen, omdat deze kaart in het 0-puntenvak ligt. Regels voor twee spelers (door Nikolas Patrakka) De tweespelervariant gebruikt een eenvoudige dummyspeler. De dummyspeler is aanwezig in de voedselketen en doet ook mee aan de slagen in de vorm van drie kaarten die door beide menselijke spelers gebruikt kunnen worden. In de uitleg verwijst de term speler(s) slechts naar de echte spelers, niet naar de dummyspeler. Het spel wordt op de normale wijze voorbereid. Trek drie kaarten en leg ze open naast de kenmerkstapel. Geef de dummyspeler een kleur en plaats zijn spelersmarker zo mogelijk precies tussen de twee spelers in de voedselketen. Als dat niet precies kan, moet de spelersmarker dichter bij de onderste speler in de voedselketen komen te liggen. Als de spelers naast elkaar liggen in de voedselketen plaats je de dummy s marker boven de bovenste speler. Verder verloopt het spel volgens de normale regels, met de volgende uitzonderingen: Spelers zijn niet verplicht hoger te spelen. Ze mogen elke kaartcombinatie spelen of een enkele kaart. De drie dummykaarten kunnen door beide spelers gebruikt worden voor hun slag. Ze moeten wel minimaal één kaart uit hun hand spelen. Voorbeeld: Er liggen een 7, een 8 en een 3 open op tafel. De actieve speler kan met een willekeurige eigen 3 een paar vormen, met een 9 een straight, of met een 6 een flush (natuurlijk zijn er ook nog andere combinaties mogelijk). Als beide spelers hun kaarten hebben gespeeld, noemen ze in spelersvolgorde welk van de dummykaarten (of geen) ze willen gebruiken, zonder deze uit het aanbod te verwijderen. Pas als een speler een slag wint met behulp van een of meer kaarten van de dummyspeler, worden de kaarten die hij daarvoor gebruikt heeft uit het aanbod verwijderd. De speler mag dan uit alle door hem gebruikte kaarten er één kiezen waarmee hij zijn soort verbetert (zoals gewoonlijk). De speler die de slag verloren heeft legt zijn eigen gebruikte kaarten af (zoals gewoonlijk), maar niet die van de dummyspeler, ook als dat betekent dat de afgelegde kaarten op

13 zichzelf geen geldige combinatie vormen. Hierdoor kunnen dummykaarten meerdere slagen blijven liggen (als ze alleen door de verliezende speler gebruikt worden). Als de winnende speler een kaartencombinatie heeft gespeeld die zowel op zichzelf, als ook samen met een dummykaart een geldige combinatie vormen (bijv. als je een paar 3-en speelt en er nog een 3 open ligt), dan mag die speler zelf kiezen of hij de kaarten van de dummyspeler gebruikt of niet. Als geen van de spelers een dummykaart gebruikt, gaat de dummyspeler omhoog in de voedselketen, zoveel als de totale voedselketenwaarde op zijn kaarten. Dit gebeurt onmiddellijk nadat de winnaar van de slag is bepaald, nog voordat de winnaar een kaart kiest. Dit kan in theorie na elke slag gebeuren. Aan het einde van de era heeft de dummyspeler alle kenmerken van alle openliggende kaarten in het aanbod (inclusief de eigenschappen om te kopiëren/stelen van effecten of kaarten). De dummyspeler gebruikt nooit mutatie en zal daardoor nooit kenmerkkaarten van de spelers stelen. De dummyspeler zal altijd eten als hij kan, en kan ook gegeten worden (kaarten zoals tanden en camouflage gelden als ze in het aanbod liggen). Aan het einde van een era worden alle dummykaarten afgelegd en drie nieuwe worden opengelegd. (De dummykaarten worden tijdens een era niet aangevuld). In het tweespelerspel levert gegeten worden altijd 2 beetmarkers schade op. De laatste uitzondering in het tweespelerspel: De speler die de laatste slag veroorzaakt door zijn laatste kaart te spelen, geeft zijn tegenspeler de mogelijkheid om na die laatste slag een kaart uit de aflegstapel te zoeken en die te gebruiken voor het verbeteren van zijn soort. 13

14 DANKWOORD Wij zijn onze vertalers zeer dankbaar. Hartelijk dank! Duits Thomas Klausner Fins Antti & Säde Karanta Frans Sébastien Rejiik Chapelan Italiaans Fabio Piovesan Nederlands Olav Fakkeldij Portugees Jose Jacome Spaans Ruymán Peraza Romero Tsjechisch David Hladký 14

15 A kleur en waarde B waarde als je stijgt in de voedselketen C afbeelding D kenmerk E habitats F populatiegroei G overwinningspunten voor het kenmerk 15

16 CREDITS SPELONTWERP Tiinaliisa, Timo en Väinö Multamäki REDACTIE Thomas Klausner ILLUSTRATIES & GRAFISCHE VORMGEVING Jamie Noble Frier, Akha Hulzebos, Andrea Longhi, Lars Munck