Universiteit van Tilburg Afstudeerscriptie Opleiding Algemene Cultuurwetenschappen Specialisatie Interculturele Communicatie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Universiteit van Tilburg Afstudeerscriptie Opleiding Algemene Cultuurwetenschappen Specialisatie Interculturele Communicatie"

Transcriptie

1 Normaal gesproken Levensverhalen en de acculturatierichting van derde generatie Turken en Marokkanen in Nederland Universiteit van Tilburg Afstudeerscriptie Opleiding Algemene Cultuurwetenschappen Specialisatie Interculturele Communicatie Auteur: Elisabeth Bastemeijer Begeleider: Dr. Jan Jaap de Ruiter Tweede lezer: Drs. Juliette Schaafsma September 2007 Afbeelding voorkant: Pascall Venot

2

3 DANKWOORD De scriptie heb ik afgemaakt in de centrale bibliotheek van Den Haag. Een plek waar mensen met allemaal verschillende nationaliteiten, kleuren, en leeftijden vredig samen komen om de krant te lezen, boeken te lenen, niet alleen te zijn of net zoals ik rustig te werken. In de bibliotheek zijn er boeken, films, tijdschriften en kranten in alle talen. Mensen kunnen er leren over andere mensen en andere culturen en worden er tegelijkertijd in hun eigen individualiteit en afkomst gerespecteerd. Het lijkt wel een utopie van hetgeen een multiculturele samenleving zou kunnen zijn. De dreiging die cultuurverschil voor sommigen betekent, vormt hier duidelijk een rijkdom. De Zuid-Afrikaanse veiligheids man waarmee ik tijdens pauzes koffie heb gedronken en mij elke dag naar mijn vorderingen vroeg, de Algerijnse man die iedere dag naast mij achter een computer kwam zitten en vriendelijk naar mij glimlachte, de Nederlandse kantinemedewerker die mij een Surinaams saucijzenbroodje aanbeval en de Nederlandse vrouw die vervolgens wou weten of het lekker was, hebben mij via hun kleine gebaren laten zien hoe mooi, divers en rijk de wereld is. De bibliotheek is een kleine wereld, maar ook een voorbeeldwereld. Individualiteit en collectivisme, cultuurbehoud en culturele aanpassing, allochtoon en autochtoon: tegenpolen die elkaar aantrekken, woorden die elkaar niet uitsluiten, concepten die samen mooi worden. Snjezana Matijevic, mijn Kroatische stagebegeleidster die buitenlandse vrouwen helpt een plek te vinden in Nederland en mij mijn toekomst in heeft geholpen, mijn Franse moeder, Pascall Venot, die de voorkant van mijn scriptie heeft ontworpen en via haar kunst en haar vele reizen uitbeeldt wat ik in woorden wens te zeggen, mijn vriend, Ewen Le Borgne, uit Bretagne die de wereld rondreist om mensen bij elkaar te brengen, hebben dit goed begrepen. Al deze mensen hebben mij samen met Jan Jaap de Ruiter geholpen om mijn scriptie te beginnen, te bewerken en af te maken. Jan Jaap de Ruiter heeft me in het hele proces aangemoedigd en mij de discipline en structuur gegeven die ik nodig had. Mijn ouders, mijn vriend, Snjezana en mijn kennissen in de bibliotheek hebben mij ondersteund in de gedachte die ten grondslag aan de scriptie ligt. De gedachte, dat het belangrijk is om te vechten in het geen ik geloof. Hoewel deze scriptie de wereld niet zal veranderen, zegt hij toch iets over de realiteit. Ik hoop dat de lezer deze realiteit als een rijkdom beschouwt. Den Haag, 12 september 2007 Elisabeth Bastemeijer

4

5 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING TURKEN EN MAROKKANEN IN NEDERLAND: FEITEN EN CIJFERS IMMIGRATIE EN INTEGRATIE IN NEDERLAND MIGRATIEGESCHIEDENIS VAN TURKEN EN MAROKKANEN DE INTEGRATIE VAN TURKEN EN MAROKKANEN IN NEDERLAND Contacten tussen Nederlanders en Turken en Marokkanen Concentratie en segregatie Onderwijs en taalvaardigheid Arbeidsmarktpositie van allochtonen Generationele verschillen in integratie Wederzijdse beeldvorming en culturele afstand DE INTEGRATIE VAN DE DERDE GENERATIE TURKEN EN MAROKKANEN ALS ACTUEEL THEMA EN ONDERZOEKSOBJECT AANPASSING EN CULTUURBEHOUD, THEORETISCH KADER ACCULTURATIEMODELLEN Dimensionaliteit: Domeinspecificiteit CULTURELE AANPASSING EN CULTUURBEHOUD IN IMPLICIETE THEORIEËN Acculturatie in impliciete theorieën: unidimensioneel en domeinspecifiek Het meten van culturele aanpassing en cultuurbehoud in impliciete theorieën DE NEDERLANDSE EN DE TURKSE/MAROKKAANSE CULTUUR De theorie van Hofstede De Turkse, de Marokkaanse en de Nederlandse cultuur Kantekeningen bij onderzoek Hofstede LEVENSVERHALEN ALS ONDERZOEKSMATERIAAL Wat zijn levensverhalen? Waarom levensverhalen? ONDERZOEKSMATERIAAL LEVENSVERHALEN ALS RESULTAAT STAGEOPDRACHT Het Centrum Buitenlandse Vrouwen Tilburg De stageopdracht Het opstellen van de vragenlijsten Het afnemen van de interviews en het schrijven van de verhalen RESPONDENTEN ONDERZOEK PROCEDURES VAN DE ANALYSE DE ANALYSE RESPONDENT NUMMER RESPONDENT NUMMER RESPONDENT NUMMER RESPONDENT NUMMER RESPONDENT NUMMER RESPONDENT NUMMER DISCUSSIE EN CONCLUSIE ACCULTURATIERICHTING VAN DE RESPONDENTEN Acculturatierichtingen per respondent Acculturatierichtingen van de respondenten in perspectief Acculturatierichting van de respondenten en domeingewicht PRIVATE VERSUS PUBLIEKE DOMEINEN Acculturatierichting van de respondenten in private domeinen Acculturatierichting van de respondenten in publieke domeinen Acculturatierichting van de respondenten in neutrale domeinen

6 6.3. CONCLUSIE LITERATUURLIJST GERAADPLEEGDE LITERATUUR GERAADPLEEGDE INTERNETBRONNEN TABELLEN EN FIGUREN LIJST TABELLEN FIGUREN BIJLAGEN VRAGENLIJST VERHALEN VAN RESPONDENTEN Verhaal respondent Verhaal respondent Verhaal respondent Verhaal respondent Verhaal respondent Verhaal respondent TRANCRIPTIE VAN INTERVIEW MET RESPONDENT

7 1. INLEIDING Dit onderzoek heeft als doel een antwoord te vinden op de vraag of Turkse en Marokkaanse allochtonen wel of niet aan de Nederlandse samenleving zijn aangepast. In hoofdstuk 2 wordt er ingegaan op de algemene situatie van Turken en Marokkanen in Nederland zodat de achtergrond waarop dit onderzoek zich afspeelt duidelijk naar voren komt. Hierbij wordt er eerst een algemeen beeld van Nederland als integratieland geschapen waarna er specifiek wordt ingegaan op de migratiegeschiedenis en integratie van Turken en Marokkanen naar en in Nederland. Ten slotte wordt er in hoofdstuk 2 uitgelegd waarom de culturele aanpassing van derde generatie Turken en Marokkanen een maatschappelijk en wetenschappelijk relevant onderzoeksobject vormt. In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksvraag geoperationaliseerd door eerst te kijken naar verschillende acculturatiemodellen waarbij het begrip acculturatie uitgebreid besproken wordt om daarna aan te geven hoe deze acculturatiemodellen in dit onderzoek gebruikt worden om de aanpassing van derde generatie Turken en Marokkanen aan de Nederlandse cultuur te meten. Vervolgens wordt er ingegaan op de verschillen die er tussen de Turkse, de Marokkaanse en de Nederlandse cultuur bestaan waarna er wordt aangegeven dat en waarom levensverhalen als onderzoeksmateriaal gebruikt worden en wat levensverhalenonderzoek precies inhoudt. In hoofdstuk 4 wordt het onderzoeksmateriaal uitgebreid besproken. Ten eerste wordt hierbij ingegaan op de manier waarop het onderzoeksmateriaal tot stand is gekomen en ten tweede wordt er ingegaan op de achtergronden van de respondenten van het onderzoek. Vervolgens presenteert hoofdstuk 5 de daadwerkelijke analyse van het onderzoeksmateriaal. De verhalen van de verschillende respondenten in dit onderzoek worden hierbij achtereenvolgens één voor één geanalyseerd. Ten slotte wordt er in hoofdstuk 6 ingegaan op de resultaten van dit onderzoek. Daarbij komt eerst de acculturatierichting van de respondenten aan de orde waarna de resultaten van dit onderzoek vergeleken worden met de resultaten van ander onderzoek. Maar om te beginnen komt in het volgende hoofdstuk de sociaal-economische positie van Turken en Marokkanen in Nederland aan de orde. 1

8 2

9 2. TURKEN EN MAROKKANEN IN NEDERLAND: FEITEN EN CIJFERS 2.1. Immigratie en integratie in Nederland Veel verschillende culturele groeperingen zijn in de loop van de tijd naar Nederland geëmigreerd. Tegenwoordig duidt men een vreemdeling in het Nederlandse taalgebruik aan met de term allochtoon. Officieel is een allochtoon iemand die zelf in het buitenland geboren is of iemand waarvan een van de ouders in het buitenland geboren is (Mendel, 2003). De term autochtoon is de semantische tegenpool van de term allochtoon. Een autochtoon is een persoon die in Nederland geboren is en beide ouders ook (Mendel, 2003). Het CBS (2007) telde in januari 2007 op een totale bevolking van ruim zestien miljoen mensen, een allochtone bevolking die uit ruim drie miljoen mensen bestond. Dit was ruim negentien procent van de totale bevolking. Het CBS maakte een onderscheid tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren, allochtonen van de eerste generatie, en personen waarvan de ouders in het buitenland zijn geboren en die zelf in Nederland geboren zijn, allochtonen van de tweede generatie. Tijdens het kabinet Balkenende met minister Verdonk als minister voor Vreemdelingenzaken ( ) werden er strenge maatregelen ingesteld om de instroom van asielzoekers te beperken en werden de eisen die aan de al in Nederland verblijvende allochtonen werden gesteld, sterk aangescherpt. Deze regels en eisen zijn in het nieuwe kabinet Balkenende dat in 2007 van start ging nog steeds actueel maar wel duidelijk minder scherp van karakter. De laatste jaren is er op deze manier zowel in de politiek als in de media en in de Nederlandse maatschappij een steeds sterkere nadruk komen te liggen op de noodzaak voor allochtonen om te integreren (Ministerie van Justitie, 2005). De term integratie wordt in Nederland vaak gebruikt om te verwijzen naar de totale aanpassing van etnische minderheden aan de Nederlandse cultuur, normen en waarden. Maar de meest gebruikte definitie van integratie is: de aanpassing van een migrant aan een nieuwe cultuur met behoud van de eigen cultuur. Officieel kan integratie in twee dimensies worden onderverdeeld, namelijk de structurele en de zachtere dimensie. De structurele dimensie van integratie verwijst naar de positie die allochtonen in belangrijke instituties van de samenleving innemen zoals het onderwijs of de arbeidsmarkt. De mate waarin allochtonen deze posities innemen, bepaalt volgens deze dimensie de mate waarin zij in Nederland geïntegreerd zijn. De zachtere dimensie van integratie verwijst naar de sociale kant van integratie. Het gaat bij deze dimensie om de mate waarin etnische minderheden sociale contacten onderhouden met autochtone Nederlanders en dergelijke contacten wenselijk vinden (Dagevos en Odé, 2003). In dit hoofdstuk wordt er een beeld geschetst van de migratiegeschiedenis van Turken en Marokkanen naar Nederland en van de mate waarin zij in Nederland geïntegreerd zijn. Hierbij wordt er zowel gelet op de structurele dimensie als op de zachte dimensie van integratie. 3

10 2.2. Migratiegeschiedenis van Turken en Marokkanen Turken en Marokkanen behoren in Nederland tot de grootste migrantengroepen. Deze groepen hebben samen met Surinamers en Antillianen in vergelijking met andere groepen een relatief langdurige migratieband met Nederland. Op 1 januari 2007 woonden er in totaal ongeveer 329,634 Marokkanen en 368,718 Turken in Nederland (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2007). Deze cijfers zijn gebaseerd op het geboorteland van de personen zelf en het geboorteland van de ouders van de betreffende personen. Veel van de in Nederland aanwezige eerste generatie Turken en Marokkanen zijn vanaf het begin van de jaren 60 van de vorige eeuw als gastarbeider naar Nederland gekomen met de bedoeling na een tijdelijk verblijf in Nederland naar hun herkomstland terug te keren. Vanwege de tijdelijkheid van hun verblijf in Nederland werd zowel door de Turkse en Marokkaanse mensen zelf als door de Nederlandse overheid aanvankelijk weinig geïnvesteerd in hun leefomstandigheden. In de jaren 70 werd het echter duidelijk dat zij toch in Nederland zouden blijven en toen begon ook de familie van in Nederland levende Turken en Marokkanen naar Nederland toe te emigreren. (Böcker (2000) in Arends-Tóth, 2003). Marokkanen en Turken hebben vaak nog steeds een sterke band met hun vaderland. (Prins, 1996). Vaak verwijst men in Nederland ook met de term etnische minderheid naar Turken en Marokkanen omdat deze twee groepen getalsmatig in de minderheid zijn ten aanzien van autochtone Nederlanders. Daarnaast duidt deze verwijzing volgens het Sociaal Cultureel Planbureau (1999) in het wetenschappelijke taalgebruik ook op een sociaal-economische achterstand van Turken en Marokkanen ten aanzien van Nederlanders, de etnische meerderheid. Deze achterstand kan grotendeels verklaard worden vanuit factoren die met migratie samenhangen (Veenman, 1996). Zo hebben veel eerste generatie Turken en Marokkanen in hun geboorteland weinig tot geen onderwijs genoten. Veenman stelt dat er daarom verondersteld kan worden dat de tweede generatie allochtonen een betere sociaaleconomische positie zal verwerven dan de eerste. Gijsberts en Dagevos (2005) geven op hun beurt aan dat de positie van Turken en Marokkanen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt duidelijk is verbeterd. Volgens hen is deze sociaal-economische positieverbetering echter samengegaan met een sociaal-culturele achteruitgang. Zij bedoelen hiermee dat Turken en Marokkanen volgens wetenschappelijk onderzoek zich steeds meer op de eigen etnische groep oriënteren in plaats van op de Nederlandse cultuur. Met het stijgende aantal concentratiebuurten, het onbehaaglijke maatschappelijke klimaat, de voortdurende (huwelijks)migratie en de kwetsbare sociaal economische positie van minderheden verwachten Gijsberts en Dagevos dat de etnische minderheden zich ook de komende jaren steeds meer op de eigen groep gaan richten. 4

11 2.3. De integratie van Turken en Marokkanen in Nederland Contacten tussen Nederlanders en Turken en Marokkanen Onderzoek laat zien dat autochtonen en allochtonen doorgaans weinig contact met elkaar hebben. Volgens het Instituut voor Sociologisch-Economisch onderzoek (2002) zegt ruim tien procent van de Nederlanders dagelijks contact te hebben met Turken en Marokkanen. Een veel groter deel zegt echter nooit contact met Turken (46%) en Marokkanen (55%) te hebben. De contacten die wel voorkomen, vinden meestal plaats op school, op het werk en op straat en lijken voornamelijk van een vluchtige aard te zijn. Om meer inzicht te krijgen in de intensievere onderlinge contacten onderzocht het ISEO de vriendschapsrelaties van Rotterdamse jongeren. Iets meer dan de helft van de Turken en Marokkanen bleken zowel allochtone als autochtone vrienden te hebben. Van de Nederlandse jongeren had 48 procent voornamelijk Nederlandse vrienden. Van de Turkse en Marokkaanse jongeren had 56 procent voornamelijk allochtone vrienden. Ook Gijsberts en Dagevos (2005) deden onderzoek naar interetnische contacten van Nederlanders en etnische minderheden door te kijken naar de wederzijdse omgang in de vrije tijd. Gijsberts en Dagevos hadden bij hun onderzoek geen aanvullende informatie vergaard over de aard en de intensiteit van de contacten. Uit hun onderzoek bleek dat Turken van alle gemeten allochtone groeperingen het minst omgingen met autochtonen. Maar liefst 70 procent had in de vrije tijd vooral sociale contacten met leden van de eigen etnische groep. Marokkanen gingen in hun vrije tijd meer met leden van andere etnische groepen om, maar ook bij hen had een ruime meerderheid in de vrije tijd voornamelijk contacten met leden van de eigen groep. De andere allochtone groepen, zoals Surinamers, Antillianen en vluchtelingengroepen bleken beduidend meer contacten met Nederlanders te onderhouden. Vreemd genoeg verschilt de mate waarin autochtonen en allochtonen waarnemen dat zij onderling contact hebben. Uit het onderzoek van Prins (1996) kwam naar voren dat de meeste Turken en Marokkanen vonden dat zij zowel met de eigen groep als met autochtone Nederlanders contact zochten, terwijl autochtone Nederlanders juist vonden dat allochtonen vooral contact hadden met de eigen groep. Sociaal wenselijke antwoorden bij het onderzoek of het bestaan van wederzijdse vooroordelen zouden volgens Prins een rol kunnen hebben gespeeld bij deze verschillende waarnemingen. Niet alleen tussen maar ook binnen de etnische groepen zijn er aanmerkelijke verschillen wat betreft de (inter)etnische contacten waar te nemen. Sociale contacten van allochtonen variëren volgen Gijsberts en Dagevos (2005) tussen generaties, opleidingsniveaus, buurten en steden. In de volgende paragrafen komen achtereenvolgens de concentratie van etnische minderheden, de Nederlandse taalvaardigheid, de sociaaleconomische positie van allochtonen en de immigratiefactoren generatie en migratietijdstip aan de orde. Zij spelen een grote rol bij de structurele en sociale integratie van minderheden (Dagevos en Odé, 2003) Concentratie en segregatie De Turkse en Marokkaanse immigranten die vanaf ongeveer 1970 naar Nederland zijn gekomen, vestigden zich vooral in een beperkt aantal wijken in de grote en middelgrote Nederlandse steden. Dit vestigingspatroon is sindsdien bijna niet veranderd (ISEO, 2004). In 2004 woonde ongeveer een derde van de Turken en Marokkanen in een wijk waarin minimaal de helft van de inwoners een niet-westerse afkomst hadden. 5

12 Een wijk waarin een groot aantal allochtonen woont, wordt omschreven als een concentratiewijk. Woonconcentratie gaat in Nederland veelal gepaard met woonsegregatie. Woonsegregatie verwijst naar de mate waarin twee of meer etnische groepen apart van elkaar leven in verschillende delen van de stad. Een van de dimensies van woonsegregatie is de ontmoetingskans, de zogenaamde contact index. In deze index wordt de potentiële interactie tussen allochtonen onderling en met autochtonen uitgedrukt. Deze kans ligt voor Turken en Marokkanen rond de 50 procent. De kans dat Turken en Marokkanen een allochtoon ontmoeten is dus even groot als de kans dat zij een autochtoon ontmoeten (ISEO,2004). Concentratie en segregatie kunnen een invloed hebben op de mate waarin Turken en Marokkanen contact hebben met Nederlanders en daarmee op het voorspoedige verloop van integratie. Wanneer er in de eigen woon- en leefomgeving voornamelijk allochtonen wonen, ligt het voor de hand dat mensen meer contact hebben met allochtonen dan met autochtonen. Het SCP heeft dit verband in onderzoek aangetoond (Gijsberts εt Dagevos, 2005). Hoewel het aandeel allochtonen in een wijk een positief effect blijkt te hebben op het aantal interetnische contacten (hoe meer niet-westerse allochtonen er in een wijk wonen, hoe meer interetnische contacten er plaatsvinden), blijkt dat in een buurt waar meer dan vijftig procent van de inwoners een niet-westerse afkomst heeft, de interetnische contacten juist afnemen Onderwijs en taalvaardigheid Gijsberts en Dagevos (2005) constateren in hun CSP rapport dat allochtonen een steeds betere sociaal-economische positie hebben weten te verwerven. Hun arbeidsmarkt positie is sinds 1995 beter geworden en het opleidingsniveau van etnische minderheden is sindsdien ook gestegen. Toch hebben Turken en Marokkanen ten aanzien van de autochtone bevolking te maken met behoorlijke achterstanden. Het opleidingsniveau van Turken en Marokkanen ligt gemiddeld lager dan dat van Surinamers en Antillanen. Veertien procent van de in Nederland levende mensen met een Turkse afkomst en 32 procent van de in Nederland levende mensen met een Marokkaanse afkomst hebben geen diploma. Bovendien zijn de twee bevolkingsgroepen op het HBO en het WO ten aanzien van Surinamers en Antillanen sterk ondervertegenwoordigt (ISEO, 2004). In 2003 zat 66 procent van de Turken en 73 procent van de Marokkanen op het VMBO. Van de autochtone bevolking zat daarentegen 56 procent op het VMBO (ISEO, 2004). Een opvallend groot deel van de Turken en Marokkanen in Nederland neemt deel aan praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs. De schooluitval bij Turken en Marokkanen is veel hoger dan bij de autochtone bevolking. Bij de Turken en Marokkanen verlaat iedere vijfde scholier zijn of haar school zonder diploma. Bij de autochtone Nederlanders verlaat slechts een op de tien scholieren zijn of haar school zonder diploma (ISEO, 2004). Deze gegevens zijn zorgwekkend omdat de sociaal-economische positie van individuen in de Nederlandse samenleving in belangrijke mate wordt bepaald door het genoten onderwijs. (Veld, 2002 in Jaarrapport integratie, 2004).). Bovendien hebben verschillende onderzoeken het verband aangetoond tussen het opleidingsniveau en de contacten die immigranten met andere mensen onderhouden. Pels (1998) geeft bijvoorbeeld aan dat hoog opgeleide vrouwen vaker omgaan met vriendinnen buiten de eigen etnische kring dan vrouwen met een lager opleidingsniveau. Ook Gijsberts en Dagevos (2005) merken op dat de etnische samenstelling van de vrienden- en kennissenkring bij Marokkanen sterk varieert naar opleidingsniveau. De Marokkanen die na de afronding van de basisschool niet meer naar school zijn gegaan, hebben een vriendenkring die voor 77 procent bestaat uit mensen die tot de eigen etnische groep behoren. Voor de Marokkanen met een HBO of universiteitsdiploma geldt dit slechts voor 35 %. 6

13 De onderwijspositie van allochtonen hangt nauw samen met hun taalvaardigheid. Taalvaardigheid wordt als een belangrijke voorwaarde voor integratie in de Nederlandse samenleving gezien. Zowel de economische kansen van etnische minderheden als hun sociale en culturele integratie zijn ermee verbonden (Gijsberts en Dagevos, 2005). Een goede beheersing van de Nederlandse taal is van groot belang voor een succesvolle schoolcarrière. De taalvaardigheid van allochtone ouders oefent invloed uit op de taalontwikkeling van hun kinderen. Omdat veel allochtone ouders het Nederlands niet goed beheersen hebben veel allochtone kinderen al bij aanvang op de basisschool een tamelijk grote talige en cognitieve achterstand ten aanzien van hun autochtone klasgenoten. Hoewel deze achterstanden in de loop van de basisschoolcarrière grotendeels worden ingehaald, zorgen zij toch nog voor problemen bij het advies en de overstap naar het voortgezet onderwijs (ISEO, 2004). Voornamelijk het niveau op de schoolse taalvaardigheid blijft bij allochtone kinderen vaak achter bij het niveau van autochtone kinderen. Via de CITO toets kan dit niveau op objectieve wijze worden vastgesteld. In 2001 scoorden Turkse en Marokkaanse kinderen iets beter dan de kinderen uit Afrikaanse landen maar slechter dan andere allochtone leerlingen en de autochtone Nederlandse kinderen (ISEO, 2001). Onderzoek van het ISEO (2002 in Gijsberts en Dagevos, 2005) geeft aan dat slechts 38 procent van de Turken in Nederland het Nederlands goed zeggen te kunnen spreken. In vergelijking met andere in Nederland levende etnische minderheden scoren zij wat Nederlandse taalbeheersing betreft, het laagst. Van de ondervraagde Marokkanen zegt 56 procent goed Nederlands te kunnen spreken. Driekwart van de Turken en Marokkanen heeft in gesprekken met Nederlanders wel eens moeite met de taal. Het lezen van Nederlands is voor nog meer mensen een probleem. Slechts een op de tien Turken en Marokkanen geeft aan hiermee nooit een probleem te hebben (Gijsberts en Dagevos, 2005) Arbeidsmarktpositie van allochtonen Een goede beheersing van de Nederlandse taal geldt ook als een belangrijke voorwaarde voor allochtonen om hun beroepskansen te verbeteren. Allochtonen die het Nederlands goed beheersen, hebben meestal een hogere beroepsstatus dan allochtonen die het Nederlands niet goed beheersen (ISEO, 2004). Cijfers van het CBS geven aan dat de werkeloosheid in 2005 onder de Turkse en Marokkaanse bevolking in Nederland respectievelijk 14 en 20 procent bedraagt terwijl dat onder de autochtone bevolking slechts vijf procent is. Het aantal niet westerse allochtonen met een stabiele arbeidmarktpositie is tussen 1994 en 2004 met 10 procentpunten gestegen van 31 procent naar 41 procent. Iemand met een stabiele arbeidsmarktpositie is iemand die in een vast dienstverband zit of iemand die een eigen onderneming heeft die langer dan een jaar bestaat. Hoewel het aantal niet-westerse allochtonen met een stabiele arbeidmarktpositie gestegen is, is het aandeel niet-westerse allochtonen met een stabiele arbeidmarktpositie niet gestegen. Dit aandeel blijft namelijk achterliggen op de autochtone beroepsbevolking waarvan 61 procent een stabiele arbeidsmarktpositie heeft (Dagevos en Gesthuizen, 2005). Een tijd lang was er sprake van een daling in de werkloosheidcijfers onder allochtonen (Dagevos 2005). Dagevos en Odé (2003) deden in 2003 de voorspelling dat deze daling in werkeloosheid toe te schrijven was aan de gunstige conjunctuur en dat de minderheden bij een economische recessie waarschijnlijk weer een slechtere arbeidsmarktpositie tegemoet zouden gaan. Deze voorspelling kwam uit. Sinds de economische recessie van 2002 is de werkeloosheid onder de allochtonen meer dan verdubbeld (Dagevos, 2005). Vooral de situatie 7

14 onder allochtone jongeren is zorgwekkend. Veertig procent van hen is werkeloos wat twee keer zoveel is als het percentage werkelozen onder autochtone jongeren (Dagevos en Odé, 2003). Veenman (1996) geeft aan dat de werkeloosheid onder allochtonen verklaard kan worden vanuit ongunstige onderwijskwalificaties die het hen onmogelijk maken om te concurreren met autochtone leeftijdsgenoten. Toch blijkt het grote werkeloosheidsverschil tussen allochtonen en autochtonen niet volledig te verklaren vanuit die ongunstige kwalificaties. Ook Dagevos (2005) concludeert dat zelfs wanneer er rekening wordt gehouden met de kwalificatieverschillen, allochtonen nog steeds meer kans hebben op werkeloosheid dan autochtonen. Veenman (1996) meent dat de achterstand van allochtone jongeren mede verklaarbaar is uit de kenmerken van hun hulpbronnen: het informatiekapitaal, het sociale kapitaal en het culturele kapitaal. Met het informatiekapitaal wordt onder andere gerefereerd naar de kennis van het Nederlandse onderwijssysteem en de kennis met betrekking tot het functioneren van de arbeidsmarkt. Om in deze systemen goed te functioneren en hun mogelijkheden voluit te benutten is deze kennis noodzakelijk. Het sociale kapitaal is de informatie die individuen via sociale netwerken ontvangen en de daadwerkelijke hulp en begeleiding vanuit deze netwerken bij het vinden van werk. Het culturele kapitaal is tot slot van belang bij de visie van iemand op werk. Volgens Veenman is de arbeidsoriëntatie van de tweede generatie allochtone jongeren vaak gestoeld op een extrinsieke arbeidsoriëntatie wat betekent dat zij vooral willen werken om geld te verdienen. Zij verlaten hierdoor vaak vroegtijdig school en komen niet verder op de arbeidsmarkt omdat de door hen gekozen banen bedoeld zijn voor laagopgeleide starters. Naast een achterblijvend taal- en opleidingsniveau zorgen dus ook de tekortschietende hulpbronnen voor de achterblijvende positie van allochtonen op de arbeidsmarkt. De werkeloosheid en de achterblijvende arbeidsmarktpositie van allochtonen zijn mede verantwoordelijk voor het feit dat allochtonen zich meer op de eigen groep gaan richten (Veenman, 1996). Allochtone werkelozen, werkzoekenden en arbeidsongeschikten gaan vaker om met leden van de eigen groep dan werkenden. Degenen die het huishouden als hoofdactiviteit hebben, zijn ook degenen die het minste contact met autochtonen hebben. Werkenden en allochtonen in hogere beroepen in het bijzonder hebben daarentegen vaak een gemengde of overwegend autochtone vrienden- en kennissenkring (Gijsberts en Dagevos, 2005) Generationele verschillen in integratie De in de voorafgaande paragrafen beschreven factoren, segregatie/concentratie, scholing, taalbvaardigheid en werk oefenen allemaal een zekere invloed uit op de mate van integratie van allochtonen (Dagevos en Odé, 2003). Het is echter de vraag wat oorzaak en wat gevolg is wanneer er naar de samenhang tussen deze factoren wordt gekeken. Gijsberts en Dagevos (2005) merken op dat bij veel onderzoeken over deze onderwerpen de gegevens op één tijdstip zijn verzameld en dat er daarom alleen over samenhangen en niet over causaliteit of effecten gesproken kan worden. Er kan echter wel naar verschillen tussen generaties worden gekeken. Jongeren van de tweede generatie hebben over het algemeen meer contacten met autochtonen en zijn sociaal meer geïntegreerd dan de eerste generatie (ISEO, 2002). Toch houdt de voortschrijding van de tijd en generaties niet vanzelfsprekend een verbetering in integratie in. Hoewel de tijd voortschrijdt, blijven er steeds weer nieuwe (huwelijks)migranten naar Nederland komen. Huwelijksmigranten verkeren vooral in de eigen kring (Gijsberts en 8

15 Dagevos, 2005). Zij hebben het vaakst, ook wanneer er gecorrigeerd wordt op andere factoren, een vriendenkring die voornamelijk uit leden van de eigen groep bestaat (Dagevos en Odé, 2003). Op deze manier creëert de voortgaande immigratie vanuit Turkije en Marokko steeds weer nieuwe eerste generaties allochtonen die de integratie van Turken en Marokkanen onder druk zet. Zoals eerder is gesteld, werkt de slechte beheersing van de Nederlandse taal door de eerste generatie allochtonen namelijk door op de integratie van hun kinderen. Uit een van de weinige onderzoeken die longitudinaal is uitgevoerd blijkt bovendien dat er sinds 1991 bij de meeste minderheidsgroepen een gelijk aandeel of een toename is van het aantal contacten binnen de eigen kring (ISEO/SCP in Gijsberts en Dagevos, 2005). Gijsberts en Dagevos weerspreken daarom de veronderstelling dat minderheden in toenemende mate opschuiven richting de Nederlandse samenleving. Vooral bij de tweede generatie Turken is er sprake van een daling van het aandeel met een gemengde of overwegend autochtone vriendenkring (SCP, 2004; Gijsberts en Dagevos, 2005; RMO, 2005; Dagevos en Odé, 2003). Deze daling vindt opmerkelijk genoeg plaats ondanks het gestegen opleidingsniveau en het steeds grotere aandeel minderheden dat het Nederlands goed beheerst Wederzijdse beeldvorming en culturele afstand Naast onderwijsniveau, taalvaardigheid, arbeidsmarktpositie, generatie en migratie achtergrond, hebben ook de beeldvorming en culturele afstand een invloed op de integratie van etnische minderheden. Uit onderzoek van Gijsberts en Dagevos (2005) blijkt dat opvattingen van de verschillende bevolkingsgroepen in Nederland over elkaar en de aanwezigheid van allochtonen, sterk uiteenlopen. Veel autochtonen zijn bijvoorbeeld voorstander van een samenleving met meerdere culturen waarin iedereen evenveel recht heeft op sociale zekerheid. Tegelijkertijd bestaat er onder autochtonen ook een grote weerstand tegen de aanwezigheid van (veel) allochtonen in Nederland. Een deel van de allochtone bevolking deelt deze mening. Tot op zekere hoogte vinden ook zij dat er te veel allochtonen in Nederland zijn en dat een wijk er niet op vooruit gaat als er veel allochtonen in wonen. (Gijsberts en Dagevos, 2005). Hoewel de Nederlandse samenleving door allochtonen vaak wordt omschreven als een samenleving die openstaat voor andere culturen, hebben veel leden van minderheidsgroepen toch het gevoel slechts in beperkte mate in Nederland te worden geaccepteerd. Gijsberts geeft aan dat het aandeel Nederlanders dat positief oordeelt over allochtonen sinds 2001 behoorlijk kleiner is geworden, terwijl het aandeel Nederlanders met een negatief oordeel flink is toegenomen (Gijsberts en Dagevos, 2005). Ook hebben steeds meer autochtonen bezwaar tegen allochtone buren wat zijn weerslag heeft op de integratie van allochtonen en de mate van interetnische contacten. Prins (1996) geeft aan dat Turken en Marokkanen vaak gediscrimineerd worden. Zij verwacht dat Turkse en Marokkaanse jongeren zich hierdoor extra zullen inzetten om hun positie te verbeteren en meer hun best zullen doen om zich aan te passen aan de eisen van de Nederlandse maatschappij. Recenter onderzoek wijst echter het tegendeel uit. Vooral hoog opgeleide Turken en Marokkanen, degenen die hun best doen om hun eigen positie te verbeteren om aan de eisen van de Nederlandse maatschappij te voldoen, voelen zich in Nederland niet goed geaccepteerd. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door het feit dat hoogopgeleide Turken en Marokkanen meer in contact komen met mensen buiten eigen kring en met negatieve berichtgeving in de media (Gijsberts en Dagevos, 2005). 9

16 In de psychologie, is de wens om vooral met mensen uit de eigen groep om te willen gaan, een bekend verschijnsel. Newcomb (1961 in Prins, 1996) stelt dat, hoe minder personen op een waarnemer lijken, hoe liever deze waarnemer contact met deze personen vermijdt en hoe meer deze waarnemer geneigd is om vooroordelen ten aanzien van deze personen te ontwikkelen. Andersom kan ook beweerd worden dat mensen liever omgaan met mensen die op hen lijken omdat er dan een grotere voorspelbaarheid van het contact is en er minder kans is om door de ander te worden afgewezen. Het similarity attraction paragdigm (Byrne, 1971 in Smith, Byrne en Fielding, 1995) gaat er vanuit dat de mate waarin iemand denkt dat hij overeenkomsten heeft met zijn gesprekspartners bepaalt hoe aardig hij diegene vindt. Dagevos en Odé (2003) schrijven hierover in relatie tot interetnische contacten: Alleen omwille van het vertrouwde gaat bij zowel allochtonen als autochtonen de voorkeur uit naar leden van de eigen groep. Hier behoeft men minder uit te leggen en is het bijzondere in de ogen van anderen gewoon bij leden van de eigen groep (p.27). De culturele afstand tussen verschillende groepen wordt daarnaast ook in stand gehouden doordat de omgang met leden van andere groepen ongewenst wordt gevonden, soms mede geïnspireerd door religieuze opvattingen. Er is dus zowel sprake van aantrekking tot de eigen groep als van afstoting van de andere groep, waardoor contacten met Nederlanders niet goed van de grond kunnen komen (Dagevos en Odé, 2003) De integratie van de derde generatie Turken en Marokkanen als actueel thema en onderzoeksobject. Uit het voorgaande komt naar voren dat Turken en Marokkanen interessante groepen zijn om in relatie tot sociale en culturele integratie te bestuderen. Eerder onderzoek heeft zoals in de voorgaande paragrafen beschreven, laten zien dat Turken en Marokkanen in vergelijking met autochtone Nederlanders meer moeite hebben om in Nederland een goede sociaal economische positie te verwerven en slechts in beperkte mate contacten onderhouden met autochtone Nederlanders. Aangezien integratie hoog op de politieke agenda staat, is het belangrijk meer inzicht te krijgen in de manier waarop Turken en Marokkanen omgaan met hun leven in Nederland zodat hun sociale en structurele integratie in de Nederlandse maatschappij, verbeterd kan worden. In dit onderzoek is er voor gekozen om Turken en Marokkanen gezamenlijk te bestuderen omdat er naast de integratieproblemen meerdere overeenkomsten tussen beide groepen waar te nemen zijn. Ten eerste zijn beide groepen, de twee grootste migrantengroepen van Nederland. Ten tweede is er zowel tussen de Nederlandse en de Marokkaanse cultuur als tussen de Nederlandse en de Turkse cultuur een grote culturele en linguïstische afstand waar te nemen en ten derde leven Turken en Marokkanen in Nederland onder ongeveer dezelfde sociaal-economische omstandigheden. In dit onderzoek is er om meerdere redenen voor gekozen om de derde generatie Turkse en Marokkaanse allochtonen te onderzoeken. Allochtonen van de eerste generatie worden hierbij omschreven als diegenen die als eerste naar Nederland zijn geëmigreerd en nog in Nederland wonen. Allochtonen van de tweede generatie als de in Nederland levende kinderen van de allochtonen van de eerste generatie. Zij zijn in Nederland geboren of op jonge leeftijd samen met hun ouders naar Nederland geëmigreerd. De allochtonen van de derde generatie worden ten slotte omschreven als de in Nederland levende en geboren kinderen van de allochtonen van de tweede generatie. In de paragraaf over gênerationele verschillen is al naar voren gekomen dat allochtonen van de tweede generatie meer geïntegreerd zijn dan allochtonen van de eerste 10

17 generatie (ISEO, 2002). Tegelijkertijd bleek uit een van de weinige onderzoeken die longitudinaal uitgevoerd werd dat allochtonen van de tweede generatie zich in de afgelopen jaren in toenemende mate op de eigen cultuur en de eigen sociale groep zijn gaan richten. Toch stellen de klassieke integratietheorieën dat voortschrijding van tijd en generaties een positieve invloed heeft op de mate van integratie van sociaal-etnische minderheden hetgeen zou betekenen dat derde generatie Turken en Marokkanen beter geïntegreerd zouden zijn in Nederland dan eerste en tweede generatie Turken en Marokkanen (Dagevos en Odé, 2003). Er is mede omdat de derde generatie Turken en Marokkanen tot nu toe nog erg jong is, nog maar weinig onderzoek gedaan naar deze mensen. Omdat de derde generatie zo veel in het nieuws komt en omdat het niet duidelijk is of Turken en Marokkanen in de loop van generaties steeds beter in Nederland geïntegreerd zijn, is er in dit onderzoek voor gekozen om te kijken naar het leven van Turken en Marokkanen van de derde generatie in Nederland zodat er een beter beeld kan worden verkregen van derde generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders in relatie tot de integratieproblematiek. Met andere woorden probeert het onderzoek de volgende vraag te beantwoorden: In welke mate zijn Turken en Marokkanen van de derde generatie aan Nederland aangepast? Om de bovenstaande vraag te beantwoorden wordt er in dit onderzoek gekeken naar de acculturatieattitudes van Turkse en Marokkaanse jongeren die tot de derde generatie allochtonen behoren. De termen acculturatie, attitudes en aanpassing worden in het volgende hoofdstuk uitgebreid besproken. Ook komt in het volgende hoofdstuk duidelijk naar voren dat de onderzoeksvraag aan de hand van een aantal levensverhalen van Turkse en Marokkaanse jongeren van de derde generatie geoperationaliseerd wordt. Hierbij wordt er bovendien ingegaan op de manier waarop deze operationalisering precies plaatsvindt. 11

18 12

19 3. AANPASSING EN CULTUURBEHOUD, THEORETISCH KADER 3.1. Acculturatiemodellen Acculturatie verwijst naar het proces van culturele verandering, dat ontstaat wanneer individuen of groepen van verschillende culturele achtergronden in contact met elkaar komen. (Berry, 1992 in Arends-Tóth en Van de Vijver, 2004). Een veel gebruikte definitie van acculturatie is afkomstig van Redfield et al. (1936, in Berry, 1997) en luidt als volgt: Die fenomenen die ontstaan wanneer groepen of individuen met verschillende culturen in continuerend en direct contact met elkaar komen in de vorm van veranderingen van de oorspronkelijke culturele patronen van een of beide individuen of groepen. Het acculturatieproces is verbonden met de vraag hoe een migrant omgaat met de cultuur uit zijn of haar herkomstland en met de cultuur van het land waarin de migrant zich gevestigd heeft. Het eerste aspect, cultuurbehoud, behelst het belang dat een individu of groep hecht aan het behouden van cruciale aspecten van de cultuur van het herkomstland. Het tweede aspect, culturele aanpassing, verwijst volgens Berry (1997) naar de mate waarin een immigrant contacten wenst te hebben met en te participeren in de maatschappij waarin hij zich vestigt. Onderzoek naar acculturatie richt zich doorgaans op drie verschillende elementen. Ten eerste op acculturatie attitudes of te wel de manier waarop immigranten hun eigen culturele identiteit wensen te behouden en de manier waarop immigranten zich relateren aan de ontvangende cultuur, ten tweede op acculturatiegedrag of te wel de werkelijke veranderingen in gedrag als gevolg van contact met de ontvangende cultuur en ten slotte op de stress die individuen meemaken als gevolg van de confrontatie met een nieuwe culturele context (Navas, et al., 2005). Er bestaan verschillende theoretische acculturatiemodellen. Deze kunnen volgens twee kenmerken worden gegroepeerd. Er wordt dan gesproken van dimensionaliteit en domein specificiteit. De volgende twee paragrafen gaan nader op deze aspecten in Dimensionaliteit: De relatie tussen cultuurbehoud en culturele aanpassing, namelijk de dimensionaliteit, kan op drie manieren beschreven worden. De eerste manier waarnaar met het unidimensionele model wordt verwezen ziet cultuurbehoud en culturele aanpassing als tegenpolen van elkaar. Dit model impliceert een proces van culturele verandering dat zich afspeelt op een enkele dimensie waarbij er een omwenteling plaatsvindt van cultuurbehoud tot volledige aanpassing aan de ontvangende cultuur. Hierbij is biculturalisme een middenstand op het continuüm. Bij biculturalisme is er zowel sprake van behoud van de eigen cultuur als van aanpassing aan de nieuwe cultuur. (Gordon, 1964 in Arends-Tóth en Van de Vijver, 2004). Volgens dit model verliezen immigranten de cultuur van hun herkomstland wanneer zij zich een nieuwe cultuur eigen maken hetgeen een negatieve relatie inhoudt tussen cultuurbehoud en culturele aanpassing (Cuéllar et al., 1980; Suinn et al., 1992, in Arends-Tóth en Van de Vijver, 2004). Het tweede model dat de relatie tussen cultuurbehoud en culturele aanpassing beschrijft is het bidimensionele model. Cultuurbehoud en culturele aanpassing worden hier als twee dimensies behandeld. Meerdere onderzoekers zien deze dimensies als onafhankelijk van elkaar. Volgens hen betekent een toename in aanpassing niet vanzelfsprekend een afname in 13

20 cultuurbehoud (Berry, 1997; Hutnik, 1986; Moghoddam, 1988; Sanchez en Fernandez, 1993 in Arends-Tóth en Van de Vijver, 2004). Het populairste bidimensionele model is afkomstig van Berry (1997). In zijn model worden de twee belangrijkste kenmerken van acculturatie met elkaar gecombineerd tot vier mogelijke acculturatiestrategieën, namelijk integratie, assimilatie, separatie en marginalisatie. De integratiestrategie reflecteert de wens om aspecten van de afkomstcultuur te behouden en tegelijkertijd elementen van de ontvangstcultuur over te nemen. Assimilatie verwijst naar het volledige verlies van de afkomstcultuur en complete aanpassing aan de ontvangstcultuur. De separatiestrategie reflecteert de wens om de afkomstcultuur te behouden en geen enkel aspect van de ontvangstcultuur over te nemen. De marginalisatiestrategie verwijst ten slotte naar de weigering om zowel aspecten van de ontvangstcultuur over te nemen als aspecten van de afkomstcultuur te behouden. Schematisch kan het model van Berry (1992) als volgt worden weergegeven: Figuur 3.1: Acculturatiemodel van Berry (1997) Recente auteurs hebben een derde acculturatiemodel voorgesteld waarin er op een andere manier met de dimensionaliteit wordt omgegaan. Volgens dit model dat ook wel een fusie model wordt genoemd gaat een individu dat bezig is met acculturatie de twee culturen met elkaar mixen tot een nieuwe geïntegreerde cultuur waarbij de beste eigenschappen van de twee culturen met elkaar worden gecombineerd. (Hermans & Kempen, 1998 in Arends-Tóth en Van de Vijver, 2004). Dit model is nog niet empirisch onderzocht Domeinspecificiteit Zoals eerder is gesteld, kunnen acculturatiemodellen volgens twee richtlijnen worden gerangschikt. Naast dimensionaliteit kunnen de modellen ook volgens domeinspecificiteit gerangschikt worden. Domeinspecifieke modellen vormen een uitbreiding op de standaard modellen die uitgaan van crosssituationele en crosstemporele consistentie. Terwijl er in de standaard modellen meestal geen rekening wordt gehouden met contexten waarin acculturatie plaatsvindt, onderzoeken domeinspecifieke modellen wel domeinverschillen in acculturatie. Deze modellen gaan ervan uit dat de voorkeur van een individu voor aanpassing of cultuurbehoud per levensdomein verschillen kan vertonen. Iemand kan bijvoorbeeld op zoek zijn naar linguïstische integratie of assimilatie op het werk en tegelijkertijd separatie prefereren als het gaat om familie en trouwen (Keefe & Padilla, 1987 en Kim et al., 2001 in Arends-Tóth en Van de Vijver, 2004). De domeinspecifieke modellen die in de wetenschappelijke literatuur naar voren zijn gebracht, verschillen in de mate van abstractie ten aanzien van de breedte van de domeinen. Volgens Rosch (1978, in Arends-Tóth en Van de Vijver, 2004) categorisatiemodel bestaan er drie verschillende niveaus van abstractie van domein specificiteit. Het eerste niveau, namelijk het superordinate level bestaat uit twee hoofddomeinen: het publieke/functionele, domein en het private/sociaal-emotionele/waardegerelateerde domein. Onderzoek van Arends-Tóth en Van de Vijver (2003) heeft het bestaan van dit 14

21 onderscheid tussen private en publieke domeinen bevestigd. Turkse Nederlanders rapporteerden dat zij een grotere wens hadden om zich in het publieke dan in het private domein aan de Nederlandse cultuur te adapteren terwijl zij cultuurbehoud zowel in het publieke als in het private domein belangrijk vonden. Op eenzelfde wijze ondervonden Phalet, Lotringen en Entzinger (2000) dat jongere immigranten binnenshuis een voorkeur hebben voor cultuurbehoud en buitenshuis juist culturele aanpassing prefereren. Het tweede niveau, het ordinate level verwijst naar specifieke levensdomeinen; de voorkeur van het individu voor aanpassing of cultuurbehoud kan naar gelang specifieke levensdomeinen zoals school, werk, familie en taal, variëren (Arends-Tóth en Van de Vijver, 2004) Het derde en laatste niveau dat Rosch onderscheidt, is het subordinate level. Dit niveau verwijst naar specifieke situaties zoals een feest of koken. Ook naar gelang specifieke situaties kan de voorkeur van het individu voor aanpassing of cultuurbehoud variëren. (Clement en Noels, 1992; Negata, 1994; Taylor en Lambert, 1996; in Arends-Tóth en Van de Vijver, 2004). Schematisch kan de classificatie van acculturatie naar domeinspecificiteit en dimensionaliteit die Arends-Tóth en Van de Vijver (2004) op basis van eigen en onderzoek van anderen maken als volgt worden weergegeven: Domein specificiteit Domein aspecifieke modellen Domeinspecifieke modellen Superordinate niveau (publieke en private domein) Ordinate niveau (meer specifieke levensdomeinen zoals opvoeding en nieuws) Subordinate level (specifieke situaties) Dimensionaliteit Unidimensionele modellen Migrant adapteert aan hoofdcultuur Snelheid van aanpassing varieert naar gelang domeinen/situaties Bidimensionele modellen Migrant heeft twee attitudes: cultuurbehoud en aanpassing aan ontvangstcultuur Zoals hierboven, maar nu toegepast op levensdomeinen en situaties Fusie modellen Er ontstaat een nieuwe cultuur Een nieuwe cultuur ontstaat binnen een domein/situatie Tabel 3.1: Classificatie van acculturatiemodellen volgens Arends-Tóth en Van de Vijver (2004) 15

22 3.2. Culturele aanpassing en cultuurbehoud in impliciete theorieën Acculturatie in impliciete theorieën: unidimensioneel en domeinspecifiek Impliciete theorieën worden gedefinieerd als persoonlijke constructies in de geesten van individuen over bepaalde fenomenen (Sternberg et al., 1981). In dit onderzoek zullen de levensverhalen van individuen op impliciete theorieën van individuen ten aanzien van culturele aanpassing en cultuurbehoud geanalyseerd worden. Hoewel de bidimensionele en domeinspecifieke modellen die cultuurbehoud en culturele aanpassing als twee onafhankelijke variabelen zien, het beste overeenkomen met de acculturatiestrategieën van individuen en zich goed lenen om het acculturatiegedrag van individuen te onderzoeken (Navas et al., 2005), blijken unidimensionele en domeinspecifieke modellen het meeste overeen te komen met de impliciete theorieën van individuen ten aanzien van acculturatie (Arends-Tóth en Van de Vijver, 2004). Arends-Tóth en Van de Vijver (2004) hebben onderzoek verricht om er achter te komen welke acculturatiemodellen het beste overeenkomen met de impliciete theorieën van mensen met de Turkse en de Nederlandse nationaliteit. Hierbij hebben ze voornamelijk gelet op domeinspecificiteit en dimensionaliteit in de impliciete theorieën van de respondenten. De onderzoekers kwamen erachter dat domeinspecificiteit een erg belangrijke eigenschap van acculturatie is in de impliciete theorieën van de onderzochte personen. Voornamelijk het onderscheid tussen het publieke en het private domein bleek hierbij van belang te zijn. Ook andere onderzoeken wezen uit dat dit onderscheid van belang is in de impliciete theorieën van Turkse Nederlanders (Arends-Tóth en Van de Vijver, 2003; Phalet et al., 2000 in Arends-Tóth en Van de Vijver, 2004). Wat betreft de dimensionaliteit in de impliciete theorieën van de respondenten vonden Arends-Tóth en Van de Vijver (2004) de meeste ondersteuning voor het unidimensionele model. Zelfs wanneer de respondenten moesten uitleggen hoe zij de twee culturen combineerden, gaven de meesten aan dat zij afhankelijk van het levensdomein en afhankelijk van een meer private of publieke context, hun focus meer op de ene dan op de andere cultuur richtten. Zo prefereerden de respondenten in het publieke domein culturele aanpassing en in het private domein cultuurbehoud. Bovendien suggereert hun onderzoek dat integratie niet altijd de som is van twee onafhankelijke dimensies, cultuurbehoud en culturele aanpassing, zoals de bidimensionele modellen stellen. De relatie tussen cultuurbehoud en culturele aanpassing kan, zo blijkt uit hun onderzoek, variëren tussen complete onafhankelijkheid, zoals in de bidimensionele modellen, en complete afhankelijkheid, zoals in de unidimensionele modellen. De respondenten in het onderzoek bleken vaker vanuit een afhankelijkheidsmodel en dus een unidimensioneel model dan vanuit een onafhankelijkheidsmodel met acculturatie om te gaan. In dit onderzoek wordt er naar levensverhalen en dus naar de impliciete theorieën van Turkse en Marokkaanse jongens en meiden van de derde generatie gekeken om te achterhalen in welke mate zij zich aan de Nederlandse cultuur hebben aangepast. Om dit te achterhalen worden cultuurbehoud en culturele aanpassing als twee tegenpolen van elkaar gezien waarbij een toename in culturele aanpassing gezien wordt als een afname in cultuurbehoud. Bovendien wordt de mate van aanpassing binnen verschillende contexten apart gemeten omdat de mate van aanpassing per levensdomein grote verschillen kan vertonen. 16

Bekend maakt bemind Allochtonen beoordelen hun dagelijkse contacten met allochtonen

Bekend maakt bemind Allochtonen beoordelen hun dagelijkse contacten met allochtonen Bekend maakt bemind Allochtonen beoordelen hun dagelijkse contacten met allochtonen en autochtonen Francis Koelemaij Wetenschappelijk begeleider: Drs. Juliette Schaafsma Wetenschapswinkel Universiteit

Nadere informatie

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Willem Huijnk - Wetenschappelijk onderzoeker

Nadere informatie

Persbericht. Maatschappelijke achterstand allochtonen is hardnekkig Jaarrapport Integratie EMBARGO tot dinsdag 20 septemper 2005, 15.

Persbericht. Maatschappelijke achterstand allochtonen is hardnekkig Jaarrapport Integratie EMBARGO tot dinsdag 20 septemper 2005, 15. Sociaal en Cultureel Planbureau Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Centraal Bureau voor de Statistiek Maatschappelijke achterstand allochtonen is hardnekkig Jaarrapport Integratie 2005

Nadere informatie

BIJLAGEN. Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland. Willem Huijnk Jaco Dagevos

BIJLAGEN. Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland. Willem Huijnk Jaco Dagevos Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland Willem Huijnk Jaco Dagevos BIJLAGEN Bijlagen hoofdstuk 2... 2 Bijlagen hoofdstuk 3... 3 Bijlagen hoofdstuk 4...

Nadere informatie

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Onderwijs Het aandeel in de bevolking van 15 tot 64 jaar dat het onderwijs reeds heeft verlaten en hun onderwijscarrière

Nadere informatie

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal

Nadere informatie

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Jeroen Nieuweboer Allochtonen in, en voelen zich minder thuis in Nederland dan allochtonen elders in Nederland. Marokkanen, Antillianen

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. ADHD Wachtkamerspecial Onderbehandeling van ADHD bij allochtonen: kinderen en volwassenen N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. Inleiding

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijleer 2 vmbo gl/tl 2006 - I

Eindexamen maatschappijleer 2 vmbo gl/tl 2006 - I Meerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op. DE MULTICULTURELE SAMENLEVING 1p 1 Het aantal asielaanvragen is sinds 2000 gedaald. Waardoor is het aantal asielzoekers in Nederland

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

10. Veel ouderen in de bijstand

10. Veel ouderen in de bijstand 10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie Sandra Beekhoven (SCP) en Jaco Dagevos (SCP)

Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie Sandra Beekhoven (SCP) en Jaco Dagevos (SCP) Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Fact sheet nummer 1 januari 211 Eigen woningbezit 1e en Aandeel stijgt, maar afstand blijft Het eigen woningbezit in Amsterdam is de laatste jaren sterk toegenomen. De

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming Jaarrapport integratie 27 Jaco Dagevos en Mérove Gijsberts Sociaal en Cultureel Planbureau, november 27 Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming Mérove Gijsberts en Miranda Vervoort B11.1 Aandeel

Nadere informatie

5. Onderwijs en schoolkleur

5. Onderwijs en schoolkleur 5. Onderwijs en schoolkleur Niet-westerse allochtonen verlaten het Nederlandse onderwijssysteem gemiddeld met een lager onderwijsniveau dan autochtone leerlingen. Al in het basisonderwijs lopen allochtone

Nadere informatie

Bijlagen bij hoofdstuk 11 Opvattingen van autochtonen en allochtonen over de multietnische

Bijlagen bij hoofdstuk 11 Opvattingen van autochtonen en allochtonen over de multietnische Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Bijlagen bij hoofdstuk 11 Opvattingen van

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (http://www.clo.nl)

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (http://www.clo.nl) Indicator 13 februari 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2012 woonden er in Nederland

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

2. De niet-westerse derde generatie

2. De niet-westerse derde generatie 2. De niet-westerse derde generatie Op 1 januari 23 woonden in Nederland tussen de 34 duizend en 36 duizend personen met ten minste één grootouder die in een niet-westers land is geboren. Dit is ruim eenderde

Nadere informatie

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen Carel Harmsen en Joop Garssen Terwijl het aantal huishoudens met kinderen in de afgelopen vijf jaar vrijwel constant bleef, is het aantal eenouderhuishoudens sterk toegenomen. Vooral onder Turken en Marokkanen

Nadere informatie

2. Groei allochtone bevolking fors minder

2. Groei allochtone bevolking fors minder 2. Groei allochtone bevolking fors minder In 23 is het aantal niet-westerse allochtonen met 46 duizend personen toegenomen, 19 duizend minder dan een jaar eerder. De verminderde groei vond vooral plaats

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-013 17 februari 2009 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Minder sterke daling werkloosheid niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS

Nadere informatie

Als het economisch tegenzit, worden zij hard getroffen. Ze zitten vaker dan gemiddeld in de bijstand.

Als het economisch tegenzit, worden zij hard getroffen. Ze zitten vaker dan gemiddeld in de bijstand. 1 Dank voor dit rapport. Mooi dat het Sociaal en Cultureel Planbureau dit jaar dieper ingaat op één onderwerp dat de aandacht verdient: de arbeidsmarktpositie van migrantengroepen. Als het economisch tegenzit,

Nadere informatie

Scholen in de Randstad sterk gekleurd

Scholen in de Randstad sterk gekleurd Scholen in de Randstad sterk gekleurd Marijke Hartgers Autochtone en niet-westers allochtone leerlingen zijn niet gelijk over de Nederlandse schoolvestigingen verdeeld. Dat komt vooral doordat niet-westerse

Nadere informatie

12. Vaak een uitkering

12. Vaak een uitkering 12. Vaak een uitkering Eind 2001 hadden niet-westerse allochtonen naar verhouding 2,5 maal zo vaak een uitkering als autochtonen. De toename van de WW-uitkeringen in 2002 was bij niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29% 26 DISCRIMINATIE In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vóórkomen en melden van discriminatie in Leiden en de bekendheid van en het contact met het Bureau Discriminatiezaken. Daarnaast komt aan de orde

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK LAAGGELETTERDHEID IN LAAK Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN OPDRACHT

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

Onderzoeksignalement

Onderzoeksignalement Onderzoeksignalement 2017-1201 Titel Auteurs Uitgave : Gevlucht met weinig bagage : Iris Andriessen, Mérove Gijsberts, Willem Huijnk : SCP Verschijningsdatum : 1 december 2017 Binnen het kader van de meerjarige

Nadere informatie

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart?

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart? Samenvatting Wat is de kern van de Integratiekaart? In 2004 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een Integratiekaart. De Integratiekaart is een project van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie

Nadere informatie

Concentratie allochtonen toegenomen

Concentratie allochtonen toegenomen Jan Latten 1), Han Nicolaas 2) en Karin Wittebrood 3) Niet-westerse wonen vanouds geconcentreerd in het westen van Nederland. Daarbinnen zijn ze geconcentreerd in de vier grote steden. In 4 bestond procent

Nadere informatie

Bijlagen Jaarrapport integratie 2011

Bijlagen Jaarrapport integratie 2011 Bijlagen Jaarrapport integratie 2011 Redactie: Mérove Gijsberts Willem Huijnk Jaco Dagevos Bijlage bij hoofdstuk 2... 2 Bijlage bij hoofdstuk 4... 8 Bijlage bij hoofdstuk 5... 13 Bijlage bij hoofdstuk

Nadere informatie

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners? Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun? Martijn Souren en Harry Bierings Autochtonen voelen zich veel meer thuis bij de mensen in een autochtone buurt dan in een buurt met 5 procent of meer niet-westerse

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

Gemengd Amsterdam * in cijfers* Gemengd Amsterdam * in cijfers* Tekst: Leen Sterckx voor LovingDay.NL Gegevens: O + S Amsterdam, bewerking Annika Smits Voor de viering van Loving Day 2014 op 12 juni a.s. in de Balie in Amsterdam, dat

Nadere informatie

Mogen we uit het hokje alsjeblieft?

Mogen we uit het hokje alsjeblieft? 44 ONDERWIJSBLAD ONDERWIJSACHTERSTAND TEKST JOËLLE POORTVLIET BEELD TYPETANK Mogen we uit het hokje alsjeblieft? Meiden met een migratie-achtergrond doen het goed in het onderwijs. Althans, ze halen steeds

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk.

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk. Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk. Paraprofessionele functies Voor allochtone vrouwen zonder formele kwalificaties worden komende jaren paraprofessionele functies gecreëerd. Deze

Nadere informatie

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland Praktische-opdracht door een scholier 1950 woorden 16 april 2002 6,3 166 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Inleiding: Nederland is de afgelopen

Nadere informatie

Datum 19 februari 2010 Betreft Beantwoording Kamervragen over de demografische samenstelling van Nederland

Datum 19 februari 2010 Betreft Beantwoording Kamervragen over de demografische samenstelling van Nederland > Retouradres Postbus 30941 2500 GX Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Rijnstraat 8 Postbus 30941 2500 GX Den Haag www.vrom.nl Betreft Beantwoording

Nadere informatie

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 Lian Kösters, Paul den Boer en Bob Lodder* Inleiding In dit artikel wordt de arbeidsparticipatie in Nederland tussen 1970

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

Meer of minder uren werken

Meer of minder uren werken Meer of minder uren werken Jannes de Vries Een op de zes mensen die minstens twaalf uur per week werken (de werkzame beroeps bevolking) wil meer of juist minder uur werken. Van hen heeft minder dan de

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren, Fact sheet nummer 1 maart 2004 Concentraties van allochtone ouderen en jongeren, 1994-2003 Waar in Amsterdam wonen allochtone jongeren en ouderen? Allochtonen wonen vaker dan autochtonen in gezinsverband

Nadere informatie

Politieke participatie

Politieke participatie 11 Politieke participatie Interesse in de (gemeente)politiek, stemintentie, opkomst en partijkeuze komen in dit hoofdstuk aan de orde. De centrale vraag is: welke Amsterdammers zijn politiek betrokken,

Nadere informatie

4. Kans op echtscheiding

4. Kans op echtscheiding 4. Kans op echtscheiding Niet-westerse allochtonen hebben een grotere kans op echtscheiding dan autochtonen. Tussen de verschillende groepen niet-westerse allochtonen bestaan in dit opzicht echter grote

Nadere informatie

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen Arie de Graaf en Suzanne Loozen In 25 telde Nederland 4,2 miljoen personen van 18 jaar of ouder die zonder partner woonden. Eén op de drie volwassenen woont dus niet samen met een partner. Tussen 1995

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie

De demografische levensloop van jonge Turken en Marokkanen

De demografische levensloop van jonge Turken en Marokkanen Marjolijn Distelbrink 1) en Arie de Graaf 2) Maar weinig Turkse en Marokkaanse jongeren hebben concrete emigratieplannen. Driekwart van de jonge, en twee derde van de jonge, is niet van plan om voorgoed

Nadere informatie

kennislink.nl maakt nieuwsgierig

kennislink.nl maakt nieuwsgierig pagina 1 van 8 kennislink.nl maakt nieuwsgierig Allochtonen en overgewicht Bij allochtone Nederlanders komt overgewicht vaker voor dan bij autochtonen. Ernstig overgewicht (obesitas) zien we vaak bij Turkse,

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Bijlage bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie en religie

Bijlage bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie en religie Jaarrapport integratie 2007 Jaco Dagevos en Mérove Gijsberts Sociaal en Cultureel Planbureau, november 2007 Bijlage bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie en religie Jaco Dagevos, Roelof Schellingerhout

Nadere informatie

Mantelzorgers op de arbeidsmarkt

Mantelzorgers op de arbeidsmarkt ers op de arbeidsmarkt Jannes de Vries en Francis van der Mooren Een op de tien 25- tot 65-jarigen verleent zorg aan hun partner, een kind of een ouder. Vrouwen en 45- tot 55-jarigen zorgen vaker voor

Nadere informatie

BIJLAGEN. Jaarrapport integratie 2013

BIJLAGEN. Jaarrapport integratie 2013 Jaarrapport integratie 2013 Willem Huijnk Mérove Gijsberts Jaco Dagevos BIJLAGEN Bijlage bij hoofdstuk 2... 2 Bijlage bij hoofdstuk 3... 8 Bijlage bij hoofdstuk 4... 11 Bijlage bij hoofdstuk 5... 14 Bijlage

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijleer 2 vmbo gl/tl 2005 - II

Eindexamen maatschappijleer 2 vmbo gl/tl 2005 - II Meerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op. DE MULTICULTURELE SAMENLEVING tekst 1 Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) werd opgeheven op 26 juli 1950. In maart en

Nadere informatie

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 - Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 Factsheet maart 2017 Het aantal banen van werknemers en zelfstandigen in Amsterdam nam het afgelopen jaar toe met bijna 14.000 tot bijna 524.000 banen, een groei van bijna

Nadere informatie

Parallellen tussen België en Nederland

Parallellen tussen België en Nederland Parallellen tussen België en Nederland Integratie in Nederland Beleidstheorie, beleidsinformatie en beleidsimplicaties Mechelen 8 mei 2018 Arjen Verweij Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen

DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim 20.000 vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen Februari 2019 Surrounded by Talent 2 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 3 2. Onderzoeksvragen

Nadere informatie

Allochtonenprognose 2002 2050: bijna twee miljoen niet-westerse allochtonen in 2010

Allochtonenprognose 2002 2050: bijna twee miljoen niet-westerse allochtonen in 2010 Allochtonenprognose 22 25: bijna twee miljoen niet-westerse allochtonen in 21 Maarten Alders Volgens de nieuwe allochtonenprognose van het CBS neemt het aantal niet-westerse allochtonen toe van 1,6 miljoen

Nadere informatie

Opgave 2 Religie en integratie

Opgave 2 Religie en integratie Opgave 2 Religie en integratie Bij deze opgave horen tekst 3 en figuur 1 en 2 uit het bronnenboekje. Inleiding Zijn Islamieten die geïntegreerd zijn minder religieus? Is integreren moeilijker als iemand

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 2: aanspraken naar herkomst, sociaaleconomische categorie en type Deel 2: huishouden Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije van de Grift De pensioenopbouw

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 4, Nederland, een multiculturele samenleving

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 4, Nederland, een multiculturele samenleving Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 4, Nederland, een multiculturele samenleving Samenvatting door een scholier 1174 woorden 26 november 2002 6,7 474 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Delphi

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN

Nadere informatie

Voorpublicatie Vertrouwen in de wetenschap

Voorpublicatie Vertrouwen in de wetenschap Voorpublicatie Vertrouwen in de wetenschap Augustus 2015 Het meeste wetenschappelijk onderzoek wordt betaald door de overheid uit publieke middelen. De gevolgen van wetenschappelijke kennis voor de samenleving

Nadere informatie

Factsheet Demografische ontwikkelingen

Factsheet Demografische ontwikkelingen Factsheet Demografische ontwikkelingen 1. Inleiding In deze factsheet van ACB Kenniscentrum aandacht voor de demografische ontwikkelingen in Nederland en in het bijzonder in de provincie Noord-Holland.

Nadere informatie

Partnerkeuze bij allochtone jongeren

Partnerkeuze bij allochtone jongeren Partnerkeuze bij allochtone jongeren Inleiding In april 2005 lanceerde de Koning Boudewijnstichting een projectoproep tot voorstellen om de thematiek huwelijk en migratie te onderzoeken. Het projectvoorstel

Nadere informatie

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid, FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid, @ FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, september 29 Samenvatting De werkloosheid onder de 1 tot 2 jarige Nederlanders is in het 2 e kwartaal van 29 met

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Embargo t/m woensdag 16 december 2015, 11.00 uur. Publicatie Policy Brief Geen tijd verliezen. Van opvang naar integratie van asielmigranten

Embargo t/m woensdag 16 december 2015, 11.00 uur. Publicatie Policy Brief Geen tijd verliezen. Van opvang naar integratie van asielmigranten Persbericht Sociaal Cultureel Planbureau (SCP), Wetechappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), Wetechappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) Embargo t/m woedag 16 december 2015, 11.00 uur

Nadere informatie

Diversiteit in de Provinciale Staten

Diversiteit in de Provinciale Staten Onderzoek Diversiteit in de Provinciale Staten Het Huis voor democratie en rechtsstaat heeft na de verkiezingen van 2 maart 2011 de diversiteit in de nieuwe Provinciale Staten (PS) onderzocht. Het gaat

Nadere informatie

De toekomst: scenario s voor migratie en integratie

De toekomst: scenario s voor migratie en integratie De toekomst: scenario s voor migratie en integratie George Groenewold Groenewold, G. en J. de Beer, (2011), Vier toekomstscenario's voor de multi-etnische samenleving. Demos, bulletin over bevolking en

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB06-015 13 februari 2006 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005 In 2005 is de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Religieuze toewijzing, autochtone Nederlanders, 2015 (in procenten)

Religieuze toewijzing, autochtone Nederlanders, 2015 (in procenten) Tabel B2.1 Religieuze toewijzing, autochtone Nederlanders, 2015 (in procenten) autochtoon moslim 0,2 niet-gelovig 64,0 rooms-katholiek 16,9 protestants 18,0 ander geloof 0,9 Tabel B2.2 Aandeel dat zichzelf

Nadere informatie

Gebruik van kinderopvang

Gebruik van kinderopvang Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft

Nadere informatie

Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD)

Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD) Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD) 2013. De gehele publicatie is na te lezen op de website

Nadere informatie

TOENAME SPANNINGEN TUSSEN BEVOLKINGSGROEPEN IN AMSTERDAMSE BUURTEN

TOENAME SPANNINGEN TUSSEN BEVOLKINGSGROEPEN IN AMSTERDAMSE BUURTEN TOENAME SPANNINGEN TUSSEN BEVOLKINGSGROEPEN IN AMSTERDAMSE BUURTEN 22 oktober Sinds 2011 meet Bureau O+S met een signaleringsinstrument de spanningen tussen bevolkingsgroepen in Amsterdamse buurten. De

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

10 Samenvatting en conclusies

10 Samenvatting en conclusies 10 Samenvatting en conclusies F.L.Leeuw (WODC), R.P.W. Jennissen (WODC), M.H.C. Kromhout (WODC) 10.1 Wat is de kern van de Integratiekaart? In 2004 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een Integratiekaart.

Nadere informatie

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1 Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Internetbijlagen bij hoofdstuk 8 Wonen,

Nadere informatie

Maatschappelijke participatie

Maatschappelijke participatie 9 Maatschappelijke participatie Maatschappelijke participatie kan verschillende vormen hebben, bijvoorbeeld de mate waarin mensen met elkaar omgaan en elkaar hulp verlenen binnen familie, vriendengroepen

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15

Nadere informatie

Effect publieksvoorlichting

Effect publieksvoorlichting Effect publieksvoorlichting Inleiding Om het effect van de voorlichtingsbijeenkomsten te kunnen meten is gevraagd aan een aantal deelnemers aan deze bijeenkomsten om zowel voorafgaand aan de voorlichting

Nadere informatie

Jonge Turken en Marokkanen over gezin en taakverdeling

Jonge Turken en Marokkanen over gezin en taakverdeling Marjolijn Distelbrink 1) en Suzanne Loozen 2) Jonge Turkse en Marokkaanse vrouwen blijken moderne opvattingen te hebben over de combinatie van werk en de zorg voor jonge, niet schoolgaande, kinderen. Zij

Nadere informatie

Samenvatting. De volgende onderzoeksvragen zijn geformuleerd:

Samenvatting. De volgende onderzoeksvragen zijn geformuleerd: Samenvatting In Westerse landen vormen niet-westerse migranten een steeds groter deel van de bevolking. In Nederland vertegenwoordigen Surinaamse, Turkse en Marokkaanse migranten samen 6% van de bevolking.

Nadere informatie

Weinig mensen sociaal aan de kant

Weinig mensen sociaal aan de kant Weinig mensen sociaal aan de kant Tevredenheid over de kwaliteit van relaties Hoge frequentie van contact met familie en vrienden Jongeren spreken of schrijven hun vrienden elke week 15 Drie op de tien

Nadere informatie