Samen werken aan diergezondheid. Pluimvee

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Samen werken aan diergezondheid. Pluimvee"

Transcriptie

1 Samen werken aan diergezondheid Pluimvee Rapportage Eerste kwartaal 2018

2 Uitgave: GD - Eerste kwartaal 2018 Telefoon monitoring@gddiergezondheid.nl Ontwerp: Onis creatieve communicatie Opmaak: Drukkerij Ovimex 2 De resultaten in deze publicatie mogen niet zonder schriftelijke toestemming van de auteurs of de leden van de Begeleidingscommissie Monitoring Diergezondheid Pluimvee verwerkt of gebruikt worden (bijv. in wetenschappelijk onderzoek) tenzij sprake is van citatie. Op citaties is auteursrecht van toepassing.

3 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Inhoud: 1 Leeswijzer 4 2 Voorwoord 6 3 Samenvatting en diergezondheidsbarometer 7 4 De preventie en de bestrijding van besmettelijke dierziekten volgens de GWWD en verplichte monitoringsprogramma s 12 5 Trends 30 6 Onverwachte en nieuwe bevindingen 54 7 Overzicht antibioticumgevoeligheden van pluimveepathogenen 63 Bijlage I t/m II 68 Colofon 76 Monitoring Diergezondheid Pluimvee 3

4 1 Leeswijzer Algemene opmerking De grote meerderheid van de pluimveebedrijven in ons land wordt niet of nauwelijks geconfronteerd met gezondheidsproblemen. Deze bedrijven komen dan ook nauwelijks voor in deze rapportage. Veel van de gegevens in deze rapportage hebben namelijk betrekking op koppels pluimvee met problemen. Dit heeft te maken met het feit dat GD, wat sectiemateriaal betreft, vrijwel uitsluitend diermateriaal binnenkrijgt van probleemkoppels. Ook de meldingen door practici uit het veld hebben grotendeels betrekking op koppels met, in meer of mindere mate, gezondheidsproblemen. In de rapportage wordt het huisvestingstype aangehouden zoals dit bij GD geregistreerd staat. Voor uitloop- en biologische bedrijven hoeft dit niet te betekenen dat de dieren op het moment van de bevinding daadwerkelijk toegang tot de uitloop hadden. Om veterinaire redenen kan de toegang tot de uitloop zijn ontzegd. Zo is in het kader van AI-preventie sprake geweest van een ophokplicht voor al het pluimvee in de perioden van 16 november 2014 tot en met 8 februari 2015, 9 november 2016 tot en met 19 april 2017 en 8 december 2017 tot en met april Geraadpleegde bronnen Voor de rapportages maakt GD gebruik van onderstaande gegevensbronnen. Voor een juiste interpretatie van de grafieken en tabellen in de kwartaalrapportages staat in de titel of het onderschrift steeds vermeld uit welke bron de informatie afkomstig is. LIMS (GD) LIMS staat voor Laboratorium Informatie en Management Systeem. In het systeem worden de gegevens vastgelegd van dieren en diermaterialen die voor onderzoek worden aangeboden aan GD. Vanaf het moment van binnenkomst tot aan het verzenden van de onderzoeksresultaten worden de gegevens in het systeem gebracht en bewaard. Voor de kwartaalrapportage Pluimvee zijn met name de gegevens afkomstig uit de sectiezaal en van bloedmonsters van belang. LIMS-gegevens worden veel gebruikt in de hoofdstukken Bestrijdingsplichtige ziekten volgens de GWWD en verplichte monitoringsprogamma s en Trends. MORP (GD) MORP is de afkorting van Monitoring Registratie Programma. In het programma worden gegevens geregistreerd zoals bedrijfsbezoeken, maar ook telefonische contacten en contacten per met de Veekijker Pluimvee van GD. Ook wordt vastgelegd wie het contact heeft gelegd, om welk dier- en productietype het gaat en de reden en/of het onderwerp van het gesprek. MORP geeft duidelijk aan welke problemen er spelen in het veld. Gegevens uit MORP komen terug in het hoofdstuk Trends. PMP (GD) Met het Pluimvee Monitoring Programma (PMP) wordt het georganiseerde onderzoek gepland, aangestuurd en bewaakt. In PMP worden opzetgegevens uit KIP en LIMS-uitslagen geïmporteerd. Naast gegevens over het aantal actieve bedrijven worden uit PMP ook de monitoringsresultaten voor Newcastle Disease (NCD) gehaald. Hiertoe worden de uitslagen van onderzoeken gekoppeld aan de bijbehorende opdracht die is verstuurd. Tijdens deze koppeling wordt gekeken of de uitslag van het NCD-bloedonderzoek voldoet aan de norm. Zo ja, dan krijgt de onderzoeksopdracht de status voldoet en het koppel ook. Zo nee, dan krijgt zowel het koppel als de opdracht de status voldoet niet. 4

5 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 CRA en VMP (GD) CRA staat voor Centrale Registratie Antibiotica en VMP voor Veterinaire Monitoring Pluimvee. Vanaf 1 januari 2011 geldt voor vleeskuikens en per 1 mei 2011 voor fok- en vermeerderingspluimvee opgenomen in IKB-KIP, de verplichting tot centrale registratie van voorgeschreven antibiotica in CRA. Daarnaast geldt per 1 januari 2012 voor de legsector dezelfde verplichting, opgenomen in IKB-EI. Sinds 1 januari 2015 is de verplichting tot registratie vastgelegd in de Regeling Diergeneeskundigen. Tevens zijn dierenartsen verplicht om bezoeken in het kader van verminderde voer- of wateropname (>5% per dag) of eiproductiedaling (>5% per dag) waarbij sprake is van een andere oorzaak dan AI of NCD bij GD te melden, ook dit gebeurt via de CRA-database. Digitaal worden in CRA, naast de voorgeschreven antibiotica, ook logboekgegevens, klinische verschijnselen en diagnoses vastgelegd. Naast de verplichte meldingen worden in het kader van VMP vrijwillig bezoeken waarbij geen antibiotica worden ingezet gemeld en/of extra informatie verstrekt zoals het sectiebeeld. De kring kalkoenenhouders van de Nederlandse Organisatie voor Pluimveehouders (LTO/NOP) en de coöperatie Bevordering Afzet van Vleeskalkoenen (BAV) hebben in 2011 in samenwerking met het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) besloten per 1 juni 2011 te starten met de aanpak van antibiotica in de kalkoenensector. De registratie is met terugwerkende kracht ingevoerd vanaf 1 januari De registratie bestaat, net als bij de andere sectoren, uit de logboekgegevens van de voorgeschreven antibiotica en de bijbehorende diagnoses en koppelbeelden. Ook deze data verzamelt en verwerkt GD. Veel informatie uit de CRA/VMP-database wordt gebruikt in het hoofdstuk Trends. Hierbij wordt vooral gekeken naar de verdeling van het type probleem. Vanaf het eerste kwartaal van 2012 worden bedrijfsbezoeken gemeld waarbij de dierenarts een koppelbeeld en een diagnose heeft vastgesteld. Eveneens wordt het aantal gemelde koppels weergegeven waarbij gedurende de hele ronde geen afwijkingen zijn gemeld. Het feit dat de dierenarts een diagnose heeft gesteld, geeft geen informatie over de duur van het probleem en ook niet of er antibiotica zijn ingezet om het probleem op te lossen. Niet alle gemelde koppels met problemen zijn namelijk behandeld met antibiotica. De rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee omvat geen gegevens over antibioticagebruik. Deze gegevens worden separaat gerapporteerd. Early Warning System (GD en pluimveepractici) GD houdt pluimveepractici op de hoogte via een Early Warning-systeem (EWS) van uitbraken van Salmonella Gallinarum (S.G.), Coryza, Mycoplasma gallisepticum, Gumboro en Infectieuze Laryngotracheïtis (ILT). Een melding kan komen van de practicus of vanuit GD (positieve testuitslag). Op basis van klinische verschijnselen en aanvullende diagnostiek wordt in overleg met de dierenarts en/of de pluimveehouder besloten of de melding in het EWS wordt geplaatst. Gegevens van derden Voor het volgen van trends in de tijd worden tevens bestanden van derden (onder andere NVWA, KIP, OIE, WBVR) met relevante diergezondheidsinformatie geanalyseerd. Daar waar dergelijke informatie wordt gebruikt, staat dat vermeld in de tekst of in de titel van de figuren of tabellen. 5

6 2 Voorwoord Voor u ligt de rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee van het eerste kwartaal van GD vervult een centrale rol in de monitoring van de gezondheid van pluimvee in Nederland. De monitoring wordt uitgevoerd met financiering van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de pluimveesector, waarbij AVINED optreedt als sectorvertegenwoordiger in de financieringsregeling van de monitoring. Deze monitoring is ingericht om de betrokken sectorpartijen en LNV continu te voorzien van informatie over diergezondheid en voedselveiligheid. Zij hebben de informatie nodig om snel te kunnen ingrijpen bij eventuele problemen en, waar nodig, het beleid bij te stellen. GD verzamelt alle relevante informatie voor de rapportage, interpreteert deze en rapporteert hierover per kwartaal of, indien de aard van de bevinding hierom vraagt, per direct. Zo nodig adviseert GD betrokken sectorpartijen en LNV over eventuele vervolgacties. De informatie waarop deze rapportage is gebaseerd wordt gedeeltelijk actief verworven door GD, bijvoorbeeld in de bewaking van AI, NCD en M.g./M.s. Met het opheffen van de productschappen is de regelgeving van de salmonellamonitoring overgegaan naar LNV. In andere monitoringsonderdelen komen specialisten van GD in actie, nadat veehouders en/of hun dierenartsen GD hebben benaderd met een probleem. Daarnaast levert aanvullend onderzoek, in de vorm van sectie- of laboratoriumonderzoek, een belangrijke bijdrage. In de pluimveemonitoring vervullen pluimveedierenartsen een waardevolle rol: na een bedrijfsbezoek dat zij afleggen aan vleeskuiken-, fok-, leg- en vermeerderingsbedrijven kunnen de dierenartsen koppelgegevens invoeren in de CRA/VMP-database. Voor alle pluimveetypen geldt de verplichting dat bedrijfsbezoeken waarbij antibiotica worden verstrekt, geregistreerd moeten worden (CRA), overige koppelbeelden kunnen vrijwillig gemeld worden (VMP). De indeling van deze rapportage volgt de doelstellingen die er binnen de monitoring zijn: het opsporen van ziekten in het kader van verplichte monitorings- of bestrijdingsprogramma s; het volgen van trends en ontwikkelingen van diverse aspecten van pluimveegezondheid; het opsporen van nieuwe aandoeningen en ziektebeelden die in Nederland of zelfs internationaal nog niet bekend of beschreven zijn. Bij belangrijke bevindingen wordt aangegeven of betrokken sectorpartijen en LNV al voor het uitkomen van deze rapportage zijn geïnformeerd, hoe de bevindingen worden geïnterpreteerd en op welke wijze wordt omgegaan met opvallende bevindingen. 6

7 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal Samenvatting en diergezondheidsbarometer Monitoring AI In het eerste kwartaal van 2018 zijn zeven bezoeken afgelegd door een NVWA-specialistenteam. Van dit team maakt ook een GD-pluimveedierenarts deel uit. Het betrof in alle gevallen verdenkingen van aviaire influenza. Eén bezoek vond plaats na een melding door een slachthuis. Er werd geen virus aangetoond met de matrix-pcr die werd uitgevoerd op de ambtelijke monsters die genomen werden bij het specialistenteambezoek. De overige zes bezoeken vonden plaats op basis van klinische verschijnselen. Op een vleesvermeerderingsbedrijf in Oldekerk werd eind februari hoogpathogeen AI-virus (HPAI) van het type H5N6 aangetoond. Het bedrijf is geruimd. Half maart werd een vleeseendenbedrijf in Kamperveen geruimd nadat HPAI-H5N6 werd aangetoond. In januari 2018 werd een hobbypauw uit Rhoon (Zuid-Holland) aangeboden bij GD in verband met sterfte. De dierenarts had al uitsluitingsswabs ingestuurd en bij sectie door GD werden geen specifieke afwijkingen vastgesteld, maar waren er indicaties voor een vergiftiging. Op 23 januari werd bekend dat de dieren geïnfecteerd waren met hoogpathogene AI van het type H5H6. Het betrof hetzelfde type als bij de uitbraak in het vierde kwartaal van Binnen de rapportageperiode toonde Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) antistoffen aan tegen H5Nx, H2N5, H9N7, HxN3 en HxNx in sera die bij GD positief waren in de AI-ELISA en naar WBVR werden doorgestuurd voor confirmatie. Vanuit Europa kwamen vooral meldingen van positieve bevindingen van het hoogpathogene type H5N6 in voornamelijk watervogels en roofvogels. Het betreft zowel de landen langs de Oostzee, Noordzee en Ierse zeekust als landen in centraal Europa. Daarnaast is in Italië hoogpathogene H5N8 aangetroffen op bedrijven met leghennen en kalkoenen. In Frankrijk blijken nog steeds verschillende laagpathogene H5-stammen (H5N1, H5N2, H5N3 en H5N5) binnen de commerciële (leghennen)houderij aanwezig te zijn. Monitoring NCD In het eerste kwartaal van 2018 kwam van geregistreerde vleeskuikenkoppels bloed binnen, waarvan 93 koppels (6,6 procent) niet aan de titereis voldeden. Bij de leghennen kwam van 299 geregistreerde koppels bloed binnen, waarbij alle koppels aan de titereis voldeden. Bij vrij levende duiven (pauwstaartjes) in een stadspark in Dordrecht toonde GD in januari 2018 met behulp van de PCR-techniek apmv-1 aan. In eerste instantie verdacht de eigenaar/verzorger de vogels van aviaire influenza in verband met verhoogde sterfte. Na sectie bij GD en vervolgonderzoek bij WBVR werd aviaire influenza uitgesloten en werd apmv-1 aangetoond; waarschijnlijk een pigeon paramyxovirus type 1 (PPMV-1). Vanuit Europa meldde Cyprus aan de OIE de aanwezigheid van NCD in hobbydieren. In België werd apmv-1 vastgesteld bij duiven. Monitoring salmonella In het eerste kwartaal van 2018 was één reproductiekoppel salmonella-verdacht voor Salmonella Enteritidis (S.E.). Het koppel werd in januari geverifieerd, er werd geen S.E. aangetoond. Zeven legkoppels werden verdacht verklaard voor Salmonella Enteritidis (S.E) naar aanleiding van reguliere monstername. Twee koppels waren na de verificatie positief of de verdenking werd geaccepteerd. Vijf koppels waren negatief na verificatie. Er werden in totaal zeventien stallen officieel bemonsterd naar aanleiding van een S.E.-verdenking in een andere stal op het bedrijf. Bij vijftien koppels was de uitslag van de officiële monstername negatief, twee koppels waren positief op S.E. 7

8 Monitoring Mycoplasma gallisepticum (M.g.) In het eerste kwartaal van 2018 waren er geen verdenkingen van M.g. binnen de reproductiesector. Er waren geen M.g.-positieve ongevaccineerde opfok-leg- en kalkoenenbedrijven. Er waren zes ongevaccineerde legkoppels serologisch M.g.-positief (vier bedrijven). Indien de dieren op een legbedrijf in de opfok zijn gevaccineerd en vervolgens hoge titers in de M.g.-serologie hebben, dan wordt er vanuit gegaan dat het koppel naast de vaccinatie ook een veldinfectie heeft doorgemaakt. In het eerste kwartaal betrof dit twee legkoppels (twee bedrijven). De M.g.-besmettingen op de zes legbedrijven werden gemeld via het Early Warning System (EWS). Monitoring Mycoplasma synoviae (M.s.) In de (opfok) foksector (vlees/leg) en de opfok-legvermeerderingssector werden geen M.s.-positieve bedrijven gevonden. In de kalkoenensector werd in een koppel van één bedrijf M.s. aangetoond (3,4 procent). Bij de legvermeerdering werd via serologie een prevalentie van M.s.-positieve bedrijven van 2,9 procent (één bedrijf) gevonden. Opfok-vleesvermeerderings- en vleesvermeerderingsbedrijven worden met serologie en/of PCR onderzocht. De prevalentie van M.s.-positieve bedrijven betreft respectievelijk 7,8 procent (vier bedrijven) en 15,3 procent (26 bedrijven). Opfok-leghennen en leghennen worden eveneens met serologie en/of PCR onderzocht. De prevalentie van M.s.-positieve bedrijven is respectievelijk 18,4 procent (achttien bedrijven) en 76,5 procent (150 bedrijven). Monitoring algemeen: belangrijke trends Monitoringsinformatie komt binnen via diverse kanalen: bedrijfsbezoeken door GD-dierenartsen, contacten met de Veekijker Pluimvee, GD-sectiezaal en -laboratorium, en de meldingen van klinische problemen door practici in het kader van EWS en in CRA/VMP. Zoönosen In het eerste kwartaal van 2018 toonde GD geen chlamydia aan bij commercieel of niet-commercieel pluimvee. Bij sectie werd vlekziekte aangetoond in leghennen van vijf bedrijven. De zoönosen AI, NCD en de zoönotische salmonella s S. Enteritidis en S. Typhimurium werden eerder in deze samenvatting al besproken. Andere pluimveeziekten (geen zoönosen) In het eerste kwartaal werd bij leghennen van twee bedrijven Coryza aangetoond bij sectie. Eén besmetting werd gemeld via het EWS in de eerste week van het tweede kwartaal. Het andere bedrijf werd niet gemeld, dit bedrijf heeft een bekende historie van Coryza. GD stelde histomonosis vast bij twee vleesvermeerderingsbedrijven. In ingezonden materiaal voor Marek-PCR of bij dieren voor sectie werd Marek vastgesteld bij leghennen (vermoedelijk vaccinvirus), bij opfok-vleesvermeerderingsdieren en in hobbypluimvee. Infectieuze Bronchitis: bij vleeskuikens werd IB-D388 het meeste aangetoond, bij leghennen IB-4/91. Pasteurella multocida werd bij één sectie op leghennen aangetoond. Via het EWS werden in het eerste kwartaal zes Gumboro-uitbraken en zeven ILT-uitbraken gemeld. Contacten met de GD Veekijker Pluimvee en secties In het eerste kwartaal hadden de meeste contacten met de Veekijker Pluimvee betrekking op bedrijven met leghennen (31%) gevolgd door vleeskuikenbedrijven (23%) en reproductiebedrijven (20%). GD voerde 294 reguliere secties uit op commercieel pluimvee (ingezonden dieren of organen) en elf reguliere secties op niet-commercieel gevogelte. Voor het monitoringsproject peildierenartsenpraktijken ontving GD 79 inzendingen. In het kader van overige lopende monitoringsprojecten en -pilots ontving GD tien inzendingen voor sectie. 8

9 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 In dit kwartaal extra aandacht voor de volgende onderwerpen: Salmonella Infantis bij vleeskuikens met abcessen in het ruggenmerg; Spiermaagerosies bij vleeseenden; Slechte kwaliteit kuikens; Respiratiepakket; Mycotoxine-onderzoek; Reovirustenosynovitis; Tetratrichomonas bij voor sectie ingezonden leghennen vanaf de slachtlijn; Pootproblemen bij leghennen. De diergezondheidsbarometer (zie tabel 3.1) wordt ingevuld per ziekte op basis van de beschikbare data uit de GD-sectiezaal en GD-laboratoriumuitslagen, de EWS-lijst, contacten met de Veekijker Pluimvee en de kennis van de aandachtsveldhouder bij GD. Tevens worden voor bepaalde ziekten externe gegevensbronnen als de OIE, Rijksoverheid, NVWA en WBVR geraadpleegd. Tabel 3.1 Diergezondheidsbarometer Pluimvee 1 e kwartaal 2018 (commercieel pluimvee op bedrijfsniveau en niet-commercieel gevogelte) Ziekte/aandoening/ gezondheidskenmerk Korte omschrijving (aantallen op bedrijfsniveau) Artikel 15-ziekten pluimvee (aangifte- en/of bestrijdingsplichtig) Aviaire influenza in Nederland (Bron: GD, WBVR, Rijksoverheid) Aviaire influenza in Europa (Bron: OIE) NCD in Nederland (Bron: GD, OIE) NCD in Europa (Bron: OIE) Rustig 1 Verhoogde attentie 2 HPAI: H5N6 (zie ) * LPAI: Serologisch: antistoffen tegen H5Nx, H2N5, H9N7, HxN3, HxNx (zie ) PCR: niet aangetoond (zie ) * * HPAI: (zie ) * H5N6: diverse landen H5N8: Italië H5: Bulgarije LPAI: (zie ) * Frankrijk: H5N1, H5N2, H5N3, H5N5 Niet aangetoond bij commercieel * pluimvee, apmv-1 bij duiven (zie ) België en Cyprus * (apmv-1 bij respectievelijk duiven en backyard-pluimvee) (zie ) Nader Onderzoek 3 >> 9

10 Vervolg tabel Ziekte/aandoening/ gezondheidskenmerk Korte omschrijving (aantallen op bedrijfsniveau) Rustig 1 Verhoogde attentie 2 Nader Onderzoek 3 M. gallisepticum A (Bron: GD) Serologische monitoring GD: Reproductiesector: 0 Opfok-leghennen: 0 Leghennen: - niet gevaccineerd en besmet: 4 - gevaccineerd en besmet: 2 Kalkoenen: 0 (zie 4.2.2) * * * * * Meldingen in EWS 4 op basis van positieve serologie en/of vrijwillig PCR-onderzoek: Leghennen: 6 M. synoviae B (Bron: GD) Serologische monitoring en/of dpcr GD: Reproductiesector: 31 Opfok-leghennen: 18 Leghennen: 150 Kalkoenen: 1 (zie 4.2.3) * * * * Salmonella Gallinarum (SG) (Bron: GD) Niet aangetoond * Salmonella Pullorum (SP) (Bron: GD) Niet aangetoond * Artikel 100-ziekten pluimvee (aangifteplichtig) Salmonellose (op koppelniveau) (Bron: NVWA) S. Enteritidis (zie 4.2.1) Reproductie: 0 koppels Opfok-leghennen: 0 koppels Leghennen: 4 koppels * * * S. Typhimurium (zie 4.2.1) Reproductie: 0 koppels Opfok-leghennen: 0 koppels Leghennen: 0 koppels * * * Campylobacteriose Geen data beschikbaar Overige OIE-lijst-aangifteplichtige pluimveeziekten in Nederland Aviaire chlamydia (Bron: GD) Niet aangetoond bij GD in commercieel pluimvee. (zie 5.1.3) * Gumboro (IBD) (Bron: GD; EWS) Meldingen in EWS 4 : (zie 5.2.2) Vleeskuikens: 6 * Infectieuze bronchitis (IB) (Bron: GD) Meest aangetoonde types bij GD: IB-D388 bij vleeskuikens IB-4/91 bij leghennen (Zie 5.2.6) * Infectieuze laryngotracheïtis (ILT) (Bron: GD;EWS) Meldingen in EWS 4 : (zie 5.2.3) Vleesvermeerdering: 1 Leghennen: 5 Niet-commercieel gevogelte: 1 * * * Turkey Rhinotracheïtis (TRT) (Bron: GD) Vastgesteld bij GD: Vleeskuikens: 2 Leghennen: 1 * * 10 >>

11 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Ziekte/aandoening/ gezondheidskenmerk Overige pluimveeziekten Coryza (Avibacterium paragallinarum) (Bron: GD;EWS) Vlekziekte (Erysipelothrix rhusiopathiae) (Bron: GD) Pasteurella multocida (Bron: GD) Histomonosis (Bron: GD) Korte omschrijving (aantallen op bedrijfsniveau) Meldingen in EWS 4 : (zie 5.2.1) Geen meldingen Vastgesteld bij GD: (zie 5.1.4) Leghennen: 5 Aangetoond bij sectie: Leghennen: 1 Geen meldingen aan de NVWA (zie 5.2.7) Vastgesteld bij GD: Reproductiesector (vlees): 2 (zie 5.2.4) Rustig 1 * * * * Verhoogde attentie 2 Vervolg tabel Nader Onderzoek 3 Uit monitoring Salmonella Infantis bij vleeskuikens met abcessen in het ruggenmerg Zie * Spiermaagerosies bij Zie * vleeseenden Slechte kwaliteit kuikens Zie * Respiratiepakket Zie Mycotoxine-onderzoek Zie Reovirustenosynovitis Zie * Tetratrichomonas bij voor sectie ingezonden leghennen vanaf de slachtlijn Zie * Pootproblemen bij leghennen Zie * 1 Rustig: geen actie vereist of actie leidt naar verwachting niet tot een duidelijke verbetering. 2 Verhoogde attentie: attendering op een bijzonderheid. 3 Nader onderzoek: nader onderzoek is lopend of gewenst. 4 Early Warning Systeem. A Gebaseerd op serologische monitoring. B Gebaseerd op serologische monitoring en/of de differentiërende M.s.-PCR. 11

12 4 De preventie en de bestrijding van besmettelijke dierziekten volgens de GWWD en verplichte monitoringsprogramma s Als besmettelijke dierziekten als bedoeld in artikel 15 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWDD) zijn voor pluimvee aangewezen door de minister in artikel 3 van de regeling Preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE s : a. vogelpest (aviaire influenza); b. pseudo-vogelpest (Newcastle Disease); c. Mycoplasma gallisepticum, Mycoplasma meleagridis en Mycoplasma synoviae; d. Salmonella arizonae, Salmonella Gallinarum en Salmonella Pullorum. Aviaire influenza (AI) en Newcastle Disease (NCD) worden aangegeven als de bestrijdingsplichtige ziekten bij pluimvee. 4.1 Verplichte monitoringsprogramma s bestrijdingsplichtige ziekten bij pluimvee (AI en NCD) Bezoeken NVWA-specialistenteams wegens een verdenking van AI of NCD In het eerste kwartaal van 2018 zijn zeven bezoeken afgelegd door een NVWA-specialistenteam. Van dit team maakt ook een GD-pluimveedierenarts deel uit. Het betrof in alle gevallen verdenkingen van aviaire influenza (AI) (zie figuur 4.1) NVWA-specialistenteambezoeken aantal bezoeken e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw periode AI-verdenking NCD-verdenking 12 Figuur 4.1 Aantal bedrijfsbezoeken door NVWA-specialistenteams pluimvee vanwege AI- of NCDverdenkingen (2 e kwartaal 2015 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: GD)

13 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 In tabel 4.1 zijn de bezoeken samengevat die het NVWA-specialistenteam vanwege de meldingen van AIverdenkingen in het eerste kwartaal van 2018 heeft afgelegd (er waren geen verdenkingen van NCD). Van de zeven bezoeken in het eerste kwartaal vond één bezoek plaats na een melding door een slachthuis. Medewerkers van het slachthuis zagen op het VKI-formulier een hoog uitvalspercentage (7 procent), zonder dat er uitsluitingsswabs van het betreffende koppel waren genomen. Er werd geen virus aangetoond met de matrix-pcr die werd uitgevoerd op de ambtelijke monsters die werden genomen bij het specialistenteambezoek. De overige zes bezoeken vonden plaats op basis van klinische verschijnselen. Op een vleesvermeerderingsbedrijf in Oldekerk werd eind februari hoogpathogeen AI-virus (HPAI) van het type H5N6 aangetoond. Het bedrijf is geruimd. Half maart werd een vleeseendenbedrijf in Kamperveen geruimd nadat HPAI-H5N6 werd aangetoond. Meer details over beide besmette bedrijven zijn beschreven in paragraaf Tabel 4.1 Bezoeken NVWA-specialistenteams vanwege een AI-melding (1 e kwartaal 2018) (Bron: GD;NVWA) Bezoek Reden 1 Klinische verschijnselen: verhoogde uitval 2 Melding door slachthuis: opgave van hoge uitval op VKI-formulier 3 Klinische verschijnselen: verhoogde uitval 4 Klinische verschijnselen: verhoogde uitval, daling eiproductie, afwijkende eischalen 5 Klinische verschijnselen: verhoogde uitval 6 Klinische verschijnselen: verhoogde uitval 7 Klinische verschijnselen: verhoogde uitval Serotype in geval van positieve serologie Datum melding N.v.t N.v.t N.v.t N.v.t N.v.t N.v.t N.v.t Vrij <24 uur na bemonstering? Nee Indien niet <24 uur vrij, wat was hiervan de reden? HPAI-H5N6 in Oldekerk Indien niet <24 uur vrij, welke datum dan wel vrijgegeven? Dieren geruimd Diertype Ja N.v.t. N.v.t. SS Ja N.v.t. N.v.t. SS Ja N.v.t. N.v.t. LLU Nee Nee Contactbedrijf Oldekerk. Herbemonstering d.d HPAI-H5N6 in Kamperveen SV ES Dieren geruimd Ja N.v.t. N.v.t. SS ES HPAI = hoogpathogene aviaire influenza. 13

14 Per bezoek van het NVWA-specialistenteam is nagegaan of van het betreffende koppel (op basis van gelijke geboortedatum op het bedrijf, niet op hokniveau) sectie is uitgevoerd bij GD. De resultaten staan in tabel 4.2. In de tabel staat tevens of er bij de sectie uitsluitingsswabs zijn genomen en zo ja, wat hiervan het resultaat was. Bij secties volgend op een specialistenteambezoek worden niet opnieuw uitsluitingsswabs genomen. Tabel 4.2 Sectiediagnoses bij secties op hetzelfde koppel (op basis van geboortedatum) voor of na het NVWA-specialistenteambezoek aan het bedrijf (1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS) Bezoek Bezoekdatum Uitslag A Sectie op hetzelfde koppel <1 week of >1 week voor of na bezoek? B Sectiedatum Neg <1 Ja Sectie-uitslag GD Femurkopnecrose, ontsteking van het hartzakje door infectie met E. coli, ontsteking luchtzakken en enkel dier met artritis door infectie met E. coli, infectie met IB-QX(D388). AIuitsluitingsswabs genomen? C N.v.t. - >1 Nee Neg <1 Ja Buikvliesontsteking door Nee infectie met Pasteurella multocida, tevens infectie met Mycoplasma synoviae en aanwezigheid van ILT-virus. >1 Nee Neg <1 Ja Schimmelinfectie ten gevolge van Aspergillus fumigatus N.v.t. - >1 Nee Resultaat D A B C D Betreft uitslag PCR-onderzoek specialistenteambezoek. Neg = negatief, Pos = positief. Onder hetzelfde UBN. Op basis van gelijke geboortedatum, niet op hokniveau. N.v.t.: sectie volgend op specialistenteambezoek. Uitsluitingsswabs niet nodig. Neg = negatief, Pos = positief Monitoring aviaire influenza (AI) Verplicht onderzoek AI In artikel 85 tot en met 94 van de regeling Preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE s is vastgelegd dat van pluimvee in de reproductie-, vleeskuiken-, vleeseenden- en legsector minimaal een keer per jaar en bij vrije uitloop, onafhankelijk van het productietype, vier keer per jaar bloed moet worden ingestuurd voor controle op AI-antistoffen. Bij kalkoenen en in de opfoksector moet dit elke productieronde één keer uitgevoerd worden.

15 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Toezicht op naleving en handhaving van de regelgeving (onder andere de Regeling preventie dierziekten) is een taak van de NVWA. Met hulp van de gegevens van GD houdt de NVWA toezicht op de naleving van de onderzoeksverplichting op AI. GD herinnert veehouders aan de inzendverplichting in opdracht van LNV. Dit houdt onder andere in dat GD voorafgaand aan het einde van een kwartaal herinneringsbrieven stuurt naar de bedrijven die moeten voldoen aan de kwartaalbemonstering. De reproductiesector en legbedrijven zonder uitloop ontvangen een herinnering voor de jaarlijkse verplichting. De vleeseenden- en de vleeskuikensector worden op basis van een geografische verdeling verdeeld over het jaar aangestuurd. In het eerste kwartaal van 2018 hebben vijf legbedrijven met uitloop niet getapt voor AI-onderzoek. In de jaarrapportage van 2018 wordt een overzicht opgenomen met het aantal niet-getapte bedrijven bij de overige bedrijfstypen, die een jaarlijkse verplichting hebben. GD meldt deze bedrijven aan de NVWA. De NVWA beoordeelt vervolgens of de bedrijven een geldige reden hadden voor het niet tappen of te weinig tappen, en of er acties moeten volgen naar aanleiding van deze beoordeling. Tabel 4.3 Aantal legbedrijven met uitloop dat niet heeft getapt voor AI-onderzoek (1 e kwartaal 2018) (Bron: GD) Kwartaal Aantal legbedrijven met uitloop dat niet getapt heeft voor AI-onderzoek 1 e kwartaal GD voert een AI-ELISA op het bloed uit. Monsters die niet negatief reageren, worden doorgestuurd naar Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) voor confirmatie met de HAR-H5/H7. Bij meer dan 30 procent positieve monsters wordt er tevens contact opgenomen met de dierenarts en/of de veehouder om na te gaan of er klinische problemen zijn geweest. Daarnaast wordt er een melding naar de NVWA gedaan. De NVWA beoordeelt of op basis hiervan een bezoek van een NVWA-specialistenteam aan het betreffende bedrijf moet volgen. Meer dan 30% positief in de AI-ELISA bij GD Indien meer dan 30 procent van de ingezonden monsters bij GD positief is in de AI-ELISA, dan stuurt GD alle monsters van de inzending door naar WBVR ter confirmatie. Tabel 4.4 geeft de resultaten weer van alle inzendingen in het eerste kwartaal van 2018 met meer dan 30 procent positief in de AI-ELISA die zijn doorgestuurd. In deze tabel wordt tevens aangegeven of een positieve uitslag geleid heeft tot een bezoek van het specialistenteam (zie paragraaf en tabel 4.1) en zo ja, wat de uitslag van de PCR-swabs was. Deze tabel is aangevuld met typeringsresultaten van WBVR die buiten de officiële uitslagperiode naar GD vallen. WBVR voegt deze resultaten periodiek toe in een gezamenlijke database van GD en WBVR. 15

16 Tabel 4.4 Overzicht van alle inzendingen (op UBN-niveau per inzenddatum) met meer dan 30% positief in de AI-ELISA, die zijn doorgestuurd naar WBVR ter confirmatie (1 e kwartaal 2018) (Bron: GD/WBVR) Maand Inzending Diertype Uitslag WBVR a Januari 2018 Februari 2018 Maart 2018 Koppel eerder positief getest op H-type? b Nr. specialistenteambezoek n.a.v. positieve serologie (zie tabel 4.1) Uitslag PCRonderzoek Nadere typering WBVR c Eend H5 Nee -** - HxN3**** 2 LLB Geen H5/H7 Ja - - H2N5 (4 e kw. 2017) 3 LLB H5 Ja -*** - H5Nx (3 e kw. 2017) 4 LLU* Geen H5/H7 Ja - - HxNx (4 e kw. 2017) 5 LLZ* H5 Ja -*** - H5Nx (4 e kw. 2017) 6 LLU Geen H5/H7 Ja (4 e kw. 2017) - - H9N7 a Uitslag binnen de officiële uitslagperiode naar GD. b M.b.t. H-type dat bekend is binnen de officiële uitslagperiode naar GD. c Uitslag buiten officiële uitslagperiode naar GD. Uitlag voor zover bekend binnen het 1 e kwartaal van * Hetzelfde bedrijf. ** Bedrijf bezocht door NVWA-specialistenteambezoek in het 1 e kwartaal van 2017 op basis van H5-positieve serologie bij diverse soorten pluimvee. PCR negatief. *** Bedrijf bezocht door NVWA-specialistenteambezoek in 2017 op basis van H5-positieve serologie bij hetzelfde koppel. PCR negatief. **** Het H-type kon met behulp van serologie niet voldoende betrouwbaar worden vastgesteld, het betreft een H5N3 of H2N3. Minder dan 30% positief in de AI-ELISA bij GD Indien minder dan 30 procent van de ingezonden monsters bij GD positief is in de AI-ELISA, dan stuurt GD alleen de positieve monsters door naar WBVR ter confirmatie. Inzendingen waarbij WBVR in de confirmatie antistoffen aantoonde tegen een bepaald H-type worden weergegeven in tabel 4.5 (voor zover bekend binnen de rapportageperiode). 16

17 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Tabel 4.5 Overzicht van inzendingen met minder dan 30% positief in de AI-ELISA die zijn doorgestuurd naar WBVR ter confirmatie, waarbij WBVR antistoffen tegen een H-type heeft aangetoond (1 e kwartaal 2018) (Bron: GD/WBVR) Maand Inzending Diertype Uitslag WBVR a Januari 2018 Februari 2018 Maart 2018 Koppel eerder positief getest op H-type? b Nr. specialistenteambezoek n.a.v. positieve serologie (zie tabel 4.1) Uitslag PCRonderzoek Nadere typering WBVR c 1 LV Geen H5/H7 Nee - - HxNx a Uitslag binnen de officiële uitslagperiode naar GD. b M.b.t. H-type dat bekend is binnen de officiële uitslagperiode naar GD. c Uitslag buiten officiële uitslagperiode naar GD. Uitlag voor zover bekend binnen het 1 e kwartaal van Early Warning System (EWS) - Programma Onderzoek sectiemateriaal op AI In het eerste kwartaal van 2018 heeft GD in het kader van EWS zeventig inzendingen met uitsluitingsswabs vanuit secties naar WBVR gestuurd voor AI-screening ten opzichte van 52 inzendingen in het vorige kwartaal. Dit betreft 18 procent van het aantal uitgevoerde monitoringssecties in het eerste kwartaal (20 procent in het vorige kwartaal). Tabel 4.6 Percentage secties waarbij GD AI-uitsluitingsswabs heeft genomen (1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS) Kwartaal Percentage secties waarbij GD AI-EWS-uitsluitingsswabs heeft ingezonden naar WBVR 1 e kw % 17

18 Tabel 4.7 Herkomst van door GD ingezonden AI-uitsluitingsswabs (1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS) Diersoort/productietype Aantal inzendingen AI-uitsluitingsswabs GD 1 e kw Legvermeerdering 1 Leghennen - zonder uitloop 17 Leghennen - met uitloop 19 Leghennen - biologisch 8 Leghennen - ongespecificeerd 1 Vleesfok 2 Vleesvermeerdering 7 Vleeskuikens 8 Eenden 3 Niet-commercieel gevogelte 4 GD totaal 70 AI-uitsluitingsswabs ingezonden door GD en overige partijen Naast de zeventig inzendingen met swabs vanuit GD ontving WBVR in het eerste kwartaal van twaalf verschillende dierenartsenpraktijken in totaal 48 inzendingen voor screening op AI, één inzending volgde vanuit een overige instantie (bron: WBVR). WBVR toonde in één inzending van een dierenartsenpraktijk hoogpathogene AI van het type H5N6 aan in diverse soorten gevogelte van een hobbypluimveehouder in het Zuid-Hollandse Rhoon. AI-EWS-swabs Aantal inzendingen van AI-uitsluitingsswabs e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw Inzendingen GD periode Inzendingen dierenartsenpraktijken/overige instanties Figuur 4.2 Aantal inzendingen swabs naar WBVR voor AI-uitsluitingsonderzoek, ingezonden door GD, dierenartsenpraktijken of overige organisaties (2 e kwartaal 2015 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS;WBVR) 18

19 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal Aviaire influenza in Nederland (aanvullende informatie) Op vrijdag 19 januari 2018 werd een hobbypauw uit Rhoon (Zuid-Holland) aangeboden bij GD in verband met sterfte. De dierenarts had al uitsluitingsswabs ingestuurd en bij sectie van GD werden geen specifieke afwijkingen vastgesteld, maar waren er indicaties voor een vergiftiging. Op 23 januari werd bekend dat de dieren geïnfecteerd waren met het hoogpathogene AI van het type H5H6. Het betrof hetzelfde type als bij de uitbraak in het vierde kwartaal van Op 25 februari is een vleeskuikenouderdierenbedrijf met dieren in het Groningse Oldekerk besmet verklaard met wederom het hoogpathogene AI-type H5H6. Aanleiding was een plotseling verhoogde sterfte. Op 13 maart bleek ook een vleeseendenbedrijf in Kamperveen geïnfecteerd te zijn met dezelfde AI-stam. Ook hier was een verhoogde sterfte aanleiding voor het onderzoek door een specialistenteam. Het eendenbedrijf is de afgelopen jaren meerdere keren besmet geweest en de eigenaar heeft sindsdien strikte hygiënemaatregelen doorgevoerd. Onduidelijk is hoe de beide bedrijven besmet zijn geraakt. Overeenkomst tussen de bedrijven in Oldekerk en Kamperveen is dat zij beide in waterrijke gebieden gehuisvest zijn waar tevens baggerwerkzaamheden werden uitgevoerd. Vanaf 30 maart werd de vrije uitloop in zes van de twintig compartimenten in Nederland weer toegestaan en vanaf 13 april, na het opheffen van het vervoersverbod rondom Kamperveen, werd dit ook weer in de overige veertien compartimenten toegestaan. Tabel 4.8 Resultaat PCR-onderzoek door WBVR op AI-swabs (commercieel pluimvee)* (2016 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: WBVR; GD) WBVR: positief AI-PCR-onderzoek bij commercieel pluimvee* Periode Plaats Diertype HPAI/LPAI AI-type (Uitsluitings)swabs afkomstig van e kw e kw Hiaure A LLU+LLB LPAI H7N9 PCR-uitsluitingsswabs DAP + NVWA-specialistenteambezoek 3 e kw Bathmen LLB H2N3 NVWA-specialistenteambezoek 4 e kw Deurne Eenden, LPAI H5N2/H6N8 NVWA-specialistenteambezoek + (handelsbedrijf in wild) fazanten, kalkoenen Screening Biddinghuizen ES HPAI H5N8 NVWA-specialistenteambezoek Biddinghuizen ES HPAI H5N8 NVWA-specialistenteambezoek Biddinghuizen B ES HPAI H5N8 NVWA-specialistenteambezoek Abbega LLZ HPAI H5N8 NVWA-specialistenteambezoek Kamperveen C ES HPAI H5N8 NVWA-specialistenteambezoek Hiaure A LLB HPAI H5N8 NVWA-specialistenteambezoek Boven-Leeuwen SV HPAI H5N8 NVWA-specialistenteambezoek Stolwijk O.a. kippen HPAI H5N8 NVWA-specialistenteambezoek (handelsbedrijf) en eenden Zoeterwoude LLZ HPAI H5N8 NVWA-specialistenteambezoek >> 19

20 Vervolg tabel Periode Plaats Diertype HPAI/LPAI AI-type (Uitsluitings)swabs afkomstig van e kw Zwiggelte KS H6N8 PCR-uitsluitingsswabs DAP + NVWA-specialistenteambezoek Roggel KS H6N1 PCR-uitsluitingsswabs DAP Ospel KS H9N2 PCR-uitsluitingsswabs DAP 2 e kw e kw Idsegahuizum LLU H10N7 NVWA-specialistenteambezoek 4 e kw Sint Philipsland LLU LPAI H5N2/ H5N7 PCR-uitsluitingsswabs GD + PCR-uitsluitingsswabs DAP + NVWA-specialistenteambezoek Biddinghuizen B ES HPAI H5N6 NVWA-specialistenteambezoek e kw Oldekerk SV HPAI H5N6 NVWA-specialistenteambezoek Kamperveen C ES HPAI H5N6 NVWA-specialistenteambezoek * Inclusief pluimvee van handelsbedrijven. A, B, C Gelijke letters zijn gelijke bedrijven. 20

21 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Figuur 4.3 toont de historie van AI vanaf 2014 voor de bedrijven waar in het eerste kwartaal van 2018 AI-virus werd aangetoond met PCR-onderzoek (twee bedrijven en één keer een geval van hobbypluimvee) of waar met behulp van serologisch onderzoek antistoffen werden aangetoond tegen AI (zes bedrijven). Indien het koppel al eerder positief getest werd, dan worden de punten in de figuur met een lijn aan elkaar verbonden. 9 H5N6 HP 8 HxN3* HxN3* 7 H2N5 HxNx 6 H9N7 H9N7 5 H5Nx H5Nx 4 H5N8 HP H5N8 HP H5N6 HP 3 2 H7N9 H5N8 HP H2N5 H2N5 H9N2 H5Nx H5Nx H4N4 H5N5 H6N1 H6N8 H5Nx 1 H5N6 HP 0 1 e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw bedrijf 1 e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw * Het H-type kon met behulp van serologie niet voldoende betrouwbaar worden vastgesteld, het betreft een H5N3 of H2N3. Figuur 4.3 Historie AI van serologisch of PCR-positieve bedrijven in het 1 e kwartaal van 2018 (2014 t/m 1 e kwartaal van 2018) (Bron: WBVR; GD) Aviaire influenza in het buitenland De rapportageperiode werd vooral overheerst door de positieve bevindingen van het hoogpathogene type H5N6, dat voornamelijk werd gevonden in watervogels en roofvogels (zie tabel 4.9). Het betreft zowel de landen langs de Oostzee, Noordzee en Ierse zeekust als landen in centraal Europa. Daarnaast is in Italië hoogpathogene H5N8 aangetroffen op bedrijven met leghennen ( dieren en dieren) en kalkoenen ( ). In Frankrijk blijken nog steeds verschillende laagpathogene H5-stammen (H5N1, H5N2, H5N3 en H5N5) binnen de commerciële (leghennen)houderij aanwezig te zijn (zie tabel 4.10). 21

22 Tabel 4.9 Uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza in Europa (1 e kwartaal 2018) (Bron: OIE) Hoogpathogene aviaire influenza Land AI-type Datum uitbraak (OIE) Soort Start 1 e uitbraak Totaal aantal uitbraken t/m 1 e kwartaal 2018 Bulgarije H Commercieel pluimvee Denemarken H5N Zeearend Zeearend Zeearend Zeearend Zeearend Duitsland H5N6 (1) Eendachtige H5N6 (2) Backyard-pluimvee Finland H5N Zeearend Ierland H5N Zeearend Buizerd Zeearend Italië H5N Commerciële leghennen Commerciële leghennen Commercieel kalkoenen Nederland H5N6 (1) Hobbypluimvee Toppereend Buizerd Slechtvalk H5N6 (2) Commercieel pluimvee (SV) Commercieel pluimvee (ES) Slowakije H5N Kokmeeuwen Verenigd Koninkrijk H5N Wilde watervogels Meeuwen en watervogels Meeuwen en watervogels Wilde watervogels Wilde watervogel Wilde watervogels Wilde watervogel Wilde watervogel Wilde watervogels Onbekend Wilde watervogel Wilde watervogel Buizerd Buizerd Fazanten en watervogels Wilde watervogels Buizerd Havik Buizerd Buizerds Zweden H5N6 (1) Zeearend H5N6 (2) Buizerd H5N6 (3) Backyard-pluimvee Zeearend Buizerd 22

23 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Tabel 4.10 Uitbraken van laagpathogene aviaire influenza in Europa (1 e kwartaal 2018) (Bron: OIE) Laagpathogene aviaire influenza Land AI-type Datum uitbraak (OIE) Soort Start 1 e uitbraak Totaal aantal uitbraken t/m 1 e kwartaal 2018 Frankrijk H5N Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee H5N Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee Commercieel pluimvee H5N Commercieel pluimvee H5N Commercieel pluimvee Monitoring Newcastle Disease (NCD) In artikel 94a tot en met 94r van de regeling Preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE s is vastgelegd dat commercieel pluimvee, afhankelijk van de leeftijd en het NCD-vaccinatieschema, moet voldoen aan een aangegeven titereis. Deze eis staat los van een verplicht vaccinatiemoment voor de achttiende levensdag NCD-bescherming lage titereis (vleeskuikens) In het eerste kwartaal van 2018 kwam van geregistreerde vleeskuikenkoppels bloed binnen, waarvan 93 koppels (6,6 procent) niet aan de titereis voldeden. Bij vleeskuikens geldt de lage titereis. Indien bij vleeskuikens geen van de onderzochte bloedmonsters een titer hoger of gelijk aan 3 heeft, is de pluimveehouder verplicht een plan van aanpak (PvA) te maken samen met zijn dierenarts. Dit plan moet worden uitgevoerd bij de eerstvolgende twee koppels. Indien niet voldaan wordt aan de titereis, ontvangt het bedrijf hiervan een schrijven. In overleg met de NVWA hanteert GD de lijn dat het PvA bij GD bekend moet zijn op het moment van aanleveren van de bloedmonsters van het eerstvolgende koppel bij GD. Dit betreft het eerstvolgende koppel dat op het bedrijf wordt opgezet nadat de afwijking geconstateerd is. In het eerste kwartaal van 2018 waren 62 bedrijven verplicht tot het aanleveren van een PvA nadat de monsters van het koppel, volgend op het koppel dat niet voldeed aan de titereis, in dit kwartaal ingestuurd werden. Hiervan hebben 23

24 negentien bedrijven geen plan aangeleverd of leverden een plan later in dan de daarvoor gestelde tijd (zie tabel 4.11). Indien een bedrijf de verplichting heeft een PvA te maken en uit het bloedonderzoek van het tweede koppel blijkt dat nog steeds niet voldaan kan worden aan de titereis, dan moet de betreffende pluimveehouder een herzien PvA maken voor de eerstvolgende zes koppels samen met zijn dierenarts en GD. Het herziene PvA moet bij GD bekend zijn op het moment dat de bloedmonsters van het eerstvolgende koppel na het bovenstaande genoemde tweede koppel bij GD worden aangeleverd. Vanwege een onvoldoende titer van een tweede koppel volgend op een koppel waarbij een PvA gemaakt moest worden, waren zeven bedrijven verplicht tot het aanleveren van een herzien PvA in het eerste kwartaal. Reden was dat de monsters van het koppel volgend op het koppel dat niet voldeed aan de titereis, in dit kwartaal ingestuurd werden. Hiervan hebben drie bedrijven geen plan aangeleverd of leverden een plan later in dan de daarvoor gestelde tijd (zie tabel 4.11). Tabel 4.11 Overzicht verplichting (herzien) plan van aanpak NCD (2 e kwartaal 2017 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: GD) Kwartaal Verplichting PvA NCD: (herzien) plan van aanpak (PvA) Aantal bedrijven Aantal bedrijven Geen plan aangeleverd of te laat aangeleverd Verplichting herzien PvA Geen plan aangeleverd of te laat aangeleverd Aantal Aantal % Aantal Aantal % 2 e kwartaal % % 3 e kwartaal % % 4 e kwartaal % % 1 e kwartaal % % NCD-bescherming hoge titereis (leghennen) In het eerste kwartaal van 2018 kwam van 299 geregistreerde leghennenkoppels bloed binnen, waarbij alle koppels aan de titereis voldeden. Bij leghennen geldt de hoge titereis. Dit houdt in dat ten minste 83 procent van de dertig monsters een titer hoger of gelijk aan 3 moet hebben, tenzij het koppel elke zes weken door de dierenarts gevaccineerd wordt met levend vaccin. In dat geval moet ten minste één monster een titer hebben hoger of gelijk aan 3 (lage titereis). Indien een koppel leghennen niet aan de titereis voldoet, moet het koppel binnen drie dagen opnieuw gevaccineerd worden NCD in Nederland Bij vrij levende duiven (pauwstaartjes) in een stadspark in Dordrecht toonde GD in januari 2018 met behulp van de PCR-techniek apmv-1 aan. De eigenaar/verzorger verdacht de vogels in eerste instantie van aviaire influenza in verband met verhoogde sterfte. Na sectie bij GD en vervolgonderzoek bij WBVR werd aviaire influenza uitgesloten en werd apmv-1 aangetoond; waarschijnlijk een pigeon paramyxovirus type 1 (PPMV-1). Bekend is dat de PPMV-1-variant volgens de ICPI kan behoren tot de NCD-virussen en ziekteverschijnselen kan veroorzaken in hoenders. In duiven circuleert deze duivenvariant van NCD sinds De bevinding is gemeld bij de NVWA, die de in het park gehouden hoenders heeft laten vaccineren. De aanwezigheid van het PPMV-1-virus in Nederland onderstreept het belang om pluimvee goed tegen NCD te vaccineren. 24

25 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal NCD in het buitenland Bij de OIE is een melding binnengekomen van de aanwezigheid van NCD in hobbydieren in Cyprus. In België werd ook in deze rapportageperiode apmv-1 vastgesteld bij duiven: 6 februari in Nevele (Oost-Vlaanderen) en 20 maart in Bornem (Antwerpen). Tabel 4.12 OIE-meldingen van NCD-uitbaken (pluimvee) en paramyxovirus/ppmv-1-virus (niet-pluimvee) in Europa (1 e kwartaal 2018) (Bron: OIE; GD; FAVV) Kwartaal Land Datum uitbraak Soort Dood gevonden Geruimd 1 e kw België Duiven?? Duiven?? Cyprus Backyard-pluimvee Nederland Duiven Overige verplichte monitoringsprogramma s: salmonella en mycoplasma Monitoring salmonella In artikel 94x tot en met 94ab van de regeling Preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE s is de verplichte monitoring van niet-zoönotische salmonellose (Salmonella arizonae, Salmonella Gallinarum en Salmonella Pullorum) vastgesteld. Daarnaast is in artikel 95 tot en met 98p de monitoring van de zoönotische salmonella s beschreven (S. Enteritidis, S. Typhimurium, S. Hadar, S. Infantis, S. Virchow en S. Java). Zoönotische salmonella De NVWA verstrekt de resultaten van de zoönotische salmonellamonitoring aan GD. De vermelde gegevens zijn de viercijferige postcode, de status van het bedrijf naar aanleiding van de verificatie of acceptatie door de veehouder, het bedrijfstype, de datum van de reguliere monstername, het stalnummer, de geboortedatum en het salmonellatype. Een bedrijfsidentificatie en de datum van verificatie worden niet verstrekt. De gerapporteerde data zijn dus op koppelniveau. Indien verificatie in het betreffende kwartaal plaatsvond, maar de verdenking is uitgesproken op basis van monstername in het voorgaande kwartaal, dan worden deze met terugwerkende kracht genoemd. Monstername bij salmonella-verdenking In de verdachte stal worden monsters met overschoenen genomen (ongeacht de leeftijd van de dieren). Indien er te weinig mest is voor het nemen van overschoenmonsters, of wanneer dieren gevaccineerd zijn tegen salmonella, worden driehonderd dieren onderzocht. Er zijn geen gegevens verstrekt of er daadwerkelijk een verificatie werd uitgevoerd. Legkoppels kunnen positief zijn op basis van een positieve verificatie of de verdenking kan zijn geaccepteerd. Naast het verificatie-onderzoek in de verdachte stallen worden de overige stallen op het bedrijf officieel bemonsterd. Indien de uitslag van dit onderzoek na acceptatie of verificatie positief was, werden deze koppels opgenomen in tabel Was de uitslag of de verificatie negatief, dan worden ze niet in deze tabel vermeld. Reproductiesector In het eerste kwartaal van 2018 was één reproductiekoppel salmonella-verdacht voor Salmonella Enteritidis (S.E.). Het koppel werd in januari geverifieerd, er werd geen S.E. aangetoond (zie tabel 4.13). 25

26 Tabel 4.13 Overzicht verificatie-uitslagen salmonella-verdachte reproductiekoppels (1 e kwartaal 2018) (Bron: NVWA) Maand van Salmonellaverificaties reproductiekoppels reguliere 1 e kwartaal 2018 monstername Aantal verdachte koppels Diertype Verdacht van Positief Negatief Januari Vlees S.E. - 1 Februari Maart Totaal S.E. = Salmonella Enteritidis Opfok-leghennen In het eerste kwartaal werden geen salmonellaverdenkingen uitgesproken bij opfok-leghennen. Leghennen a. Opvolging vierde kwartaal 2017 Er werden geen extra salmonellaverdenkingen uit het vierde kwartaal 2017 gemeld. b. Verdenking naar aanleiding van reguliere monstername In het eerste kwartaal van 2018 werden zeven legkoppels verdacht verklaard voor Salmonella Enteritidis (S.E) naar aanleiding van reguliere monstername. Twee koppels waren na de verificatie positief of de verdenking werd geaccepteerd. Vijf koppels waren negatief na verificatie. Een overzicht van de gegevens staan in tabel c. Officiële monstername naar aanleiding van een verdenking Er werden in het eerste kwartaal in totaal zeventien stallen officieel bemonsterd naar aanleiding van een S.E.-verdenking in een andere stal op het bedrijf. Bij vijftien koppels was de uitslag van de officiële monstername negatief, twee koppels waren positief op S.E. Deze koppels zijn opgenomen in tabel Tabel 4.14 Resultaat salmonella-verdachte legkoppels (besmetting geaccepteerd of verificatie-uitslag positief of negatief) (1 e kwartaal 2018) (Bron: NVWA) Maand van reguliere monstername Diertype Resultaat salmonella-verdachte legkoppels (besmetting geaccepteerd of verificatie-uitslag positief of negatief) 1 e kwartaal 2018 Aantal verdachte S. Enteritidis S. Typhimurium koppels Positief* Negatief** Positief* Negatief** Januari 2018 LLZ Februari 2018 LLZ Maart 2018 LLK LLZ 6*** 4*** Totaal * Positief n.a.v. verificatie of besmetting geaccepteerd. ** Negatief n.a.v. verificatie. *** Waarvan twee koppels positief na officiële monstername naar aanleiding van een verdenking op het bedrijf.

27 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal Monitoring Mycoplasma gallisepticum (M.g.) In artikel 94s tot en met 94w van de regeling Preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE s is de monitoring van mycoplasmose (Mycoplasma gallisepticum, Mycoplasma synoviae en Mycoplasma meleagridis) vastgelegd. Reproductie In het eerste kwartaal van 2018 waren er geen verdenkingen van M.g. binnen de reproductiesector, er werden dus geen M.g.-verificaties uitgevoerd. Opfok-leghennen GD belt bedrijven met positieve serologie om te vragen of het koppel gevaccineerd is. Er kan dan bepaald worden of het een besmetting betreft (niet-gevaccineerd) of dat de positieve uitslag voortkomt uit de vaccinatie. Twee koppels (twee verschillende bedrijven) waren serologisch positief door vaccinatie (tabel 4.15). Leghennen In het eerste kwartaal waren zes ongevaccineerde legkoppels serologisch M.g.-positief (vier verschillende bedrijven). Indien de dieren op een legbedrijf in de opfok zijn gevaccineerd en vervolgens hoge titers in de M.g.-serologie hebben, dan wordt er vanuit gegaan dat het koppel naast de vaccinatie ook een veldinfectie heeft doorgemaakt. In het eerste kwartaal betrof dit twee legkoppels (twee verschillende bedrijven) (tabel 4.15). De besmettingen van de zes legbedrijven zijn gemeld via het Early Warning-systeem (zie figuur 4.4). Kalkoenen In het eerste kwartaal waren er geen serologisch positieve kalkoenenkoppels (tabel 4.15). Tabel 4.15 Overzicht van M.g.-serologisch positieve opfok-leg-, eindleg- en kalkoenenkoppels (1 e kwartaal 2018) (Bron: GD) Productietype Koppels Niet gevaccineerd Aantal onderzocht Monitoring Mycoplasma gallisepticum op koppelniveau 1 e kwartaal 2018 Aantal M.g.- positief % M.g.- positief Positief door vaccinatie Aantal M.g.- positief % M.g.- positief Gevaccineerd en besmet* Aantal M.g.- positief % M.g.- positief Opfok-leghennen ,0 2 0,9 Leghennen a 1,8 2 b 0,6 Vleeskalkoenen ,0 * Gevaccineerd met hoge titers. a 2x LLZ, 4x LLU (4 bedrijven) b 1x LLZ, 1x LLU (2 bedrijven) Early Warning voor leghennen en niet-commercieel gevogelte In figuur 4.4 staat het aantal EWS-meldingen van M.g.-besmettingen bij leghennen en niet-commercieel gevogelte uitgesplitst naar onderzoeksmethode. De meldingen van leghennen en niet-commercieel gevogelte zijn afkomstig uit de M.g.-monitoring en meldingen van positieve M.g.-PCR afkomstig uit vrijwillig onderzoek bij GD (ingezonden swabs en sectie). In het eerste kwartaal kwamen alle meldingen voort uit positieve serologie (zie tabel 4.15). 27

28 Aantal EWS-meldingen van M.g. voor leghennen en niet-commercieel gevogelte aantal meldingen e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw periode Niet-commercieel gevogelte - PCR Niet-commercieel gevogelte - serologie Leghennen - PCR Leghennen - serologie Figuur 4.4 Overzicht EWS-meldingen van M.g. (2 e kwartaal 2015 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS; EWS) 28

29 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal Monitoring Mycoplasma synoviae (M.s.) In de regelgeving is opgenomen dat reproductiekoppels, opfok-legkoppels en legkoppels die tegen M.s. gevaccineerd zijn, of afkomstig zijn van een bedrijf waar tegen M.s. gevaccineerd is, de verplichte monitoring uitgevoerd moet worden met de differentiërende M.s.-PCR (dpcr). De resultaten van de M.s.-monitoring worden weergegeven op basis van bloedonderzoek (niet M.s.-gevaccineerd) en de dpcr (M.s.-gevaccineerd of afkomstig van een M.s.-gevaccineerd bedrijf). Tabel 4.16 Aantal M.s.-positieve inzendingen en prevalentie van bedrijven met één of meer M.s.-positieve koppels op basis van bloedonderzoek en/of differentiërende M.s.-PCR (1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS) Pluimveetype Inzendniveau* Bedrijfsniveau Bloedonderzoek M.s.-differentiërende PCR Onderzocht via serologie en/of PCR Aantal onderzochte inzendingen Aantal M.s.- positief Aantal onderzochte inzendingen Aantal M.s.- positief** Aantal onderzochte bedrijven Aantal M.s.- positief % M.s.- positief Opfok-vleesfok ,0% Vleesfok ,0% Opfokvleesvermeerdering ,8% Vleesvermeerdering ,3% Vleeskuikens Opfok-legfok ,0% Legfok ,0% Opfok-legvermeerdering ,0% Legvermeerdering ,9% Opfok-leghennen ,4% Leghennen ,5% Vleeskalkoenen ,4% * Meerdere inzendingen kunnen afkomstig zijn van één koppel ** Koppels waarbij één of meer pool(s) in de M.s.-differentiërende PCR de volgende uitslag hadden: 1) M.s.-vaccinstam aanwezig en M.s.-veldstam aanwezig; of: 2) M.s.-vaccinstam afwezig en M.s.-veldstam aanwezig 29

30 5 Trends Een trend of trendlijn is het geschatte verloop van een bepaalde ontwikkeling, vaak gebaseerd op historische data. De historische data in deze rapportage worden gevormd door de aantallen gevallen/uitbraken van ziekten per kwartaal, over een langere periode. In dit hoofdstuk worden, naast trends in zoönosen, aandoeningen besproken die in de afgelopen drie jaar van groot belang waren in de sector. Voor deze bespreking zijn data samengevoegd afkomstig uit de CRA/VMP-database, MORP (vastgelegde contacten met de GD-Veekijker Pluimvee), LIMS (onder andere sectie-inzendingen en bloedmonsters), eventueel bedrijfsbezoeken en de EWS-lijsten (Early Warning System). Naast de bespreking van het huidige kwartaal wordt daarmee ingegaan op de trend gedurende een periode van drie jaar. In de rapportage wordt het huisvestingstype aangehouden zoals dit bij GD geregistreerd staat. Voor uitloop- en biologische bedrijven hoeft dit niet te betekenen dat de dieren op het moment van de bevinding daadwerkelijk toegang tot de uitloop hadden. Om veterinaire redenen kan de toegang tot de uitloop zijn ontzegd, bijvoorbeeld in het kader van AI-preventie (zie ook Leeswijzer en bijlage I). 5.1 Trends in zoönosen AI en NCD Zie hoofdstuk Salmonella Voor zoönotische salmonella, zie hoofdstuk Chlamydia psittaci C. psittaci wordt niet routinematig gemonitord, maar blijft wel een potentieel zoönotisch risico. In het eerste kwartaal van 2018 voerde GD in het kader van de monitoring bij zes inzendingen van niet-commercieel gevogelte (duiven en siervogels) op basis van de anamnese en/of het sectiebeeld een C. psittaci-specifiek immunohistochemisch onderzoek (IHC-kleuring) uit. Bij geen van de inzendingen werd C. psittaci aangetoond Vlekziekte In het eerste kwartaal stelde GD vijf besmettingen vast van Vlekziekte (een ziekte die veroorzaakt wordt door de bacterie Erysipelothrix rhusiopathiae) bij uitloopleghennen die werden ingezonden voor sectie (zie figuur 5.1). 30

31 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal Vlekziekte-uitbraken vastgesteld bij GD 5 aantal uitbraken e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw periode Leghennen - biologisch Leghennen - met uitloop Leghennen - zonder uitloop Figuur 5.1 Aantal uitbraken van Vlekziekte die bij GD zijn bevestigd (2 e kwartaal 2015 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS) 5.2 Trends in enkele belangrijke pluimveeziekten (geen zoönosen) In deze paragraaf worden Coryza, Gumboro, ILT, histomonosis, Marek, Infectieuze Bronchitis, Pasteurella multocida en chronische enteritis besproken. Voor Coryza, Gumboro en ILT is een Early Warning System (EWS) opgesteld. Een melding kan komen van de practicus of vanuit GD (positieve testuitslag). Op basis van klinische verschijnselen en aanvullende diagnostiek wordt in overleg met de dierenarts en/of de pluimveehouder besloten of de melding in het EWS wordt geplaatst Coryza ( Acute snot ) Wanneer dieren met respiratoire verschijnselen worden ingezonden voor sectie, zijn doorgaans verschillende onderzoeken nodig om een diagnose te stellen. Over het algemeen zet de patholoog bij GD ook een Coryza-PCR en/of Coryza-kweek in bij respiratoire problemen, al dan niet in combinatie met dikke koppen en/of verhoogde uitval. De diagnose Coryza Het ziektebeeld van Coryza kan sterk variëren. Op basis van de verschijnselen en sectie kan een waarschijnlijkheids - diagnose worden gesteld. Aanvullend onderzoek moet deze diagnose vervolgens bevestigen. Het is mogelijk Avibacterium paragallinarum te kweken (bacteriologisch onderzoek). Voor een kweek is het nodig om levende dieren in te sturen naar de sectiezaal aangezien de bacterie slechts zeer kort kan overleven buiten de kip. Het is ook mogelijk de bacterie aan te tonen met PCR-onderzoek. De PCR-methode is gevoeliger en kan ook bacteriën aantonen die niet meer levensvatbaar zijn. Deze PCR-test kan ook dragers opsporen. Dit zijn dieren die geen ziekteverschijnselen (meer) vertonen, maar de bacterie wel bij zich dragen en uit kunnen scheiden. 31

32 Een positieve PCR in combinatie met een negatieve kweek kan meerdere oorzaken hebben: de bacterie groeit niet meer, waardoor kweek niet mogelijk is. Dan wordt alleen het DNA nog aangetoond via de PCR-test; of de bacterie is nog maar in zeer lage aantallen aanwezig, waardoor kweken niet meer goed mogelijk is. In het eerste kwartaal van 2018 werd voor 72 bedrijven (commercieel pluimvee) en voor één inzender van hobbypluimvee Coryza-onderzoek gedaan op dieren ingezonden voor sectie en/of ingezonden swabs. In drie inzendingen (twee bedrijven) werd Coryza aangetoond met behulp van PCR-onderzoek. De onderzoeksresultaten staan in tabel 5.1. Tabel 5.1 Uitgevoerd onderzoek op Avibacterium paragallinarum bij GD (PCR en/of kweek) (1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS;EWS) Pluimveetype Aantal inzendingen Aantal bedrijven* A. paragallinarum-onderzoek 1 e kw Negatief Positief Gemeld in EWS? INGEZONDEN SWABS Opfok-leghennen N.v.t. SECTIE Vleesfok N.v.t. Vleesvermeerdering N.v.t. Vleeskuikens N.v.t. Legvermeerdering N.v.t. Leghennen - zonder uitloop N.v.t. Leghennen - met uitloop ** Nee** Leghennen - biologisch Ja*** Niet-commercieel gevogelte N.v.t. Totaal x*** * Aantal unieke bedrijven of inzenders van niet-commercieel gevogelte ** Eén bedrijf. Bedrijf met bekende historie van Coryza. Opnieuw melden niet nodig. *** Gemeld in het 2 e kwartaal van 2018 (uitslag bekend in het 2 e kwartaal van 2018). Dit betreft een dragerkoppel. 32

33 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal EWS: gemelde Coryza-uitbraken in Nederland (bevestigd bij GD) 7 6 aantal meldingen e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw periode Niet-commercieel gevogelte Vleesvermeerdering Leghennen - biolologisch Leghennen - met uitloop Leghennen - zonder uitloop Opfok-leghennen* * De melding van opfok-leghennen betreft commercieel gehouden gevogelte voor de hobbysector (>250 dieren). Figuur 5.2 Aantal EWS-meldingen voor Coryza-besmettingen in Nederland (bij GD bevestigd) (2 e kwartaal 2015 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS;EWS) Ziekte van Gumboro GD ontving in het eerste kwartaal twee inzendingen met bursa s voor Gumboro-PCR-onderzoek. Daarnaast voerde GD de Gumboro-PCR uit bij 25 inzendingen van vleeskuikens voor sectie. Hierbij werd vier keer de veldstam DV86 aangetoond (vier verschillende bedrijven). Tabel 5.2 Resultaten Gumboro-PCR bij GD, uitgevoerd op ingezonden bursa s of bursaweefsel vanuit secties bij GD (1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS;EWS) Pluimveetype Aantal inzendingen Aantal bedrijven DV86 Resultaten Gumboro-PCR bij GD 1 e kwartaal 2018 Niet te typeren Vaccinstam Negatief Gemeld in EWS? INGEZONDEN BURSA'S Vleeskuikens N.v.t. BURSA'S UIT SECTIE Vleeskuikens x 33

34 Early Warning System voor Gumboro Alle vier besmettingen met DV86 zijn gemeld via het EWS. Naast deze vier meldingen werden nog twee uitbraken van Gumboro gemeld naar aanleiding positieve PCR-uitslagen van materiaal dat bij GD was binnengekomen in het vorige kwartaal (één keer ingezonden bursa s, één keer vleeskuikens voor sectie) (zie figuur 5.3). Vanaf dit kwartaal wordt vanaf het jaar 2017 bij meldingen van vleeskuikens onderscheid gemaakt tussen vleeskuikens die volgens regulier concept worden gehouden of vleeskuikens van trager groeiende rassen. 18 Early warning-meldingen: Gumboro in Nederland aantal meldingen e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw periode Niet-commercieel gevogelte Vleeskuikens - trager groeiend ras Vleeskuikens - regulier concept Vleeskuikens - ongedefinieerd Opfok-vleesvermeerdering Opfok-leghennen Figuur 5.3 Aantal bij GD gemelde bedrijven of gevallen van niet-commercieel gevogelte met klachten als gevolg van Gumboro (2 e kwartaal 2015 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS;EWS) Infectieuze laryngotracheïtis (ILT) In het eerste kwartaal van 2018 ontving GD van diverse pluimveebedrijven en één keer van niet-commercieel gevogelte materiaal (dieren voor sectie of swabs) waarbij de ILT-PCR werd ingezet. Bij veertig inzendingen was de PCR positief (zie tabel 5.3). Van acht bedrijven en van het hobbypluimvee werd de ILT gemeld via het Early Warningsysteem op basis van bijpassende kliniek en het sectiebeeld, waarvan twee meldingen in het tweede kwartaal van 2018 (uitslag bekend begin april) (figuur 5.4). 34

35 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Tabel 5.3 Resultaten PCR-onderzoek op ILT bij GD (1 e kwartaal 2018) en EWS-meldingen (Bron: GD-LIMS;EWS) Pluimveetype INGEZONDEN SWABS Aantal inzendingen Aantal bedrijven Resultaten ILT-PCR bij GD 1 e kw Negatief Positief Gemeld in EWS?* Vleesvermeerdering x Leghennen - zonder uitloop x Leghennen - vaccin N.v.t. SECTIE Vleesfok x Vleesvermeerdering x Vleeskuikens N.v.t. Legvermeerdering x Leghennen - zonder uitloop x Leghennen - met uitloop x Leghennen - biologisch x Niet-commercieel gevogelte x Totaal x** * Met de standaard laboratoriumtechnieken kan GD geen onderscheid maken tussen veld- en vaccinstammen van levende vaccins. Melding vindt plaats op basis van bijpassende kliniek. ** Twee van de negen meldingen in het 2 e kwartaal van 2018 (uitslag bekend begin april) 11 Early Warning: ILT-meldingen in Nederland e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw aantal ILT -meldingen periode Niet-commercieel gevogelte Vleeskuikens Vleesvermeerdering Leghennen Opfok-leghennen Figuur 5.4 Aantal bij GD gemelde ILT-besmettingen in Nederland (2 e kwartaal 2015 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS;EWS) 35

36 5.2.4 Histomonosis (Blackhead) In het eerste kwartaal van 2018 toonde GD histomonosis aan in twee inzendingen van vleesvermeerderingspluimvee voor sectie. De besmettingen werden bevestigd met PCR-onderzoek (zie figuur 5.5). 12 GD-monitoring: histomonosis e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw 2018 aantal besmettingen periode Niet-commercieel pluimvee Reproductie - legsector Kalkoenen Reproductie - vleessector Leghennen Figuur 5.5 Aantal bij GD aangetoonde Histomonas-infecties (2 e kwartaal 2015 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS) (op basis van koppels met gelijke geboortedatum, niet op hokniveau) Ziekte van Marek In het eerste kwartaal van 2018 ontving GD vier inzendingen met materiaal voor Marek-onderzoek en bij 24 inzendingen van pluimvee voor sectie werd de Marek-PCR ingezet. De resultaten staan in tabel 5.4. Tabel 5.4 Resultaten Marek-PCR bij GD (1 e kwartaal van 2018) (Bron: GD-LIMS) 36 Pluimveetype Aantal inzendingen Aantal bedrijven Resultaten Marek-PCR bij GD 1 e kwartaal 2018 Negatief Positief INGEZONDEN SWABS/VEREN/FTA CARDS SS ( 6 weken) SECTIE (SWABS) LLZ SO SS ( 6 weken) SS (<6 weken) Niet-commercieel gevogelte

37 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Figuur 5.6 toont het aantal secties vanaf 2015 waarbij GD Marek vaststelde per diertype/productietype. In 2016 ontwikkelde GD een PCR-test waarmee Marekvirus kan worden aangetoond in orgaanweefsel. Het Marekvirus komt algemeen voor bij (opfok)leg- en vermeerderingskoppels. Daarom worden deze dieren standaard tegen de ziekte van Marek gevaccineerd en mag verwacht worden dat ze levenslang positief zijn voor zowel veld- als vaccinvirus. Omdat de gebruikte PCR geen onderscheid maakt tussen veld- en vaccinvirus, wordt de diagnose Marekse ziekte bij leg- en reproductiedieren tevens gebaseerd op de aanwezigheid van macroscopische en histologische afwijkingen. Bij dieren die niet zijn gevaccineerd tegen de ziekte van Marek betreft het waarschijnlijk veldvirus. Wil men echter meer zekerheid over de aard van het betrokken virus, dan is onderzoek met een differentiërende PCR voor het Marekvirus noodzakelijk. GD heeft deze test beschikbaar vanaf het tweede kwartaal van Sectie-diagnose GD: infectie met Marek of beeld van/verdacht van Marek aantal bedrijven/ houders van hobbypluimvee LL Hobby SS - TG LO Hobby SS - REG SS - TG LO OL LL Hobby SO Hobby e kw Macroscopie Histologie PCR/histologie* * De diagnose middels PCR wordt alleen opgenomen indien deze gepaard gaat met macroscopische en histologische afwijkingen passend bij de ziekte van Marek. Figuur 5.6 Aantal bedrijven of houders van hobbypluimvee waarbij GD via één of meerdere secties (beeld van) Marek vaststelde op jaarbasis (2015 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS) SS-REG = vleeskuikens regulier concept, SS-TG = vleeskuikens van trager groeiend ras. Voor overige afkortingen diertypen zie bijlage I Infectieuze Bronchitis (IB) In het eerste kwartaal van 2018 zijn van 121 pluimveebedrijven en één keer van niet-commercieel gehouden pluimvee 156 inzendingen onderzocht op de aanwezigheid van IB-virus met PCR (bij dieren voor sectie of ingezonden materiaal voor PCR-onderzoek). Bij 92 inzendingen (59 procent van de inzendingen) kon IB-virus (één stam of een combinatie van stammen) worden aangetoond. Van vijftien inzendingen (16 procent van de IB-positieve inzendingen) kon geen typering uitgevoerd worden door een te geringe hoeveelheid virus of door de aanwezigheid van een combinatie van meerdere stammen. In de meeste gevallen (125 inzendingen) was het materiaal (dieren voor sectie of materiaal ingezonden voor PCR-onderzoek) afkomstig van bedrijven met leghennen of vleeskuikens. Om deze reden worden alleen deze twee bedrijfstypen opgenomen in de kwartaalrapportages. In de jaarrapportage worden data verwerkt van de overige pluimveetypen. 37

38 IB bij vleeskuikens GD ontving in het eerste kwartaal van 33 vleeskuikenbedrijven dieren of swabs waarbij de IB-PCR werd uitgevoerd. In materiaal van 31 bedrijven werden één of meerdere IB-isolaten aangetoond, waarbij vier keer typering van een isolaat niet mogelijk was (tabel 5.5/figuur 5.7). Het hoge percentage positieve monsters bij vleeskuikens is weinig verrassend, omdat met de standaard entschema s tijdens een groot deel van het leven van deze dieren levende vaccinstammen aangetoond kunnen worden. IB bij leghennen Van 66 leghennenbedrijven ontving GD dieren of swabs waarbij de IB-PCR werd uitgevoerd. In materiaal van 33 bedrijven werden één of meerdere IB-isolaten aangetoond, waarbij zeven keer typering van een isolaat niet mogelijk was (tabel 5.5/figuur 5.8). Tabel 5.5 IB-PCR onderzoek bij GD: aantal inzendingen, bedrijven en stammen (1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS) IB-PCR-onderzoek bij GD 1 e kw Vleeskuikens Aantal inzendingen 41 Aantal bedrijven dat heeft ingezonden 33 Aantal bedrijven waar een IB-stam aangetoond werd 31 Aantal bedrijven waar de aangetoonde IB-stam niet te typeren was 4 Leghennen Aantal inzendingen 84 Aantal bedrijven dat heeft ingezonden 66 Aantal bedrijven waar een IB-stam aangetoond werd 33 Aantal bedrijven waar de aangetoonde IB-stam niet te typeren was 7 90% 80% Vleeskuikens: % gevonden IB-stammen op UBN-niveau t.o.v. totaal aantal ingezette IB-PCR-testen op UBN-niveau 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2015-Q2 & Q3 (n=27) 2015-Q4 & 2016-Q1 (n=25) 2016-Q2 & Q3 (n=38) 2016-Q4 & 2017-Q1 (n=36) 2017-Q2 & Q3 (n=49) 2017-Q4 & 2018-Q1 (n=43) Mass. D274 4/91-793B 1/96 QX(D388) Overig n = aantal unieke bedrijven (UBN-niveau) waarbij een IB-PCR-test is ingezet 38 Figuur 5.7 Overzicht van bij GD aangetoonde IB-virusstammen (getypeerd) bij vleeskuikens (op UBN-niveau) (2 e kwartaal 2015 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS)

39 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal % Leghennen: % gevonden IB-stammen op UBN-niveau t.o.v. totaal aantal ingezette IB-PCR-testen op UBN-niveau 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 2015-Q2 & Q3 (n=71) 2015-Q4 & 2016-Q1 (n=77) 2016-Q2 & Q3 (n=80) 2016-Q4 & 2017-Q1 (n=72) 2017-Q2 & Q3 (n=88) 2017-Q4 & 2018-Q1 (n=106) Mass. D274 D1466 4/91-793B QX(D388) Xindadi Overig n = aantal unieke bedrijven (UBN-niveau) waarbij een IB-PCR-test is ingezet Figuur 5.8 Overzicht van bij GD aangetoonde IB-virusstammen (getypeerd) bij leghennen (op UBN-niveau) (2 e kwartaal 2015 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS) Pasteurella multocida Van vogelcholera zijn de acute en de chronische vorm bekend (zie kader), die beide worden veroorzaakt door de bacterie Pasteurella multocida. Naar aanleiding van afspraken met LNV rapporteert GD, als zij van bedrijven dieren voor sectie ontvangt die voldoen aan onderstaande criteria, de adresgegevens van deze bedrijven aan LNV en de NVWA. GD heeft de afspraak met dierenartsenpraktijken dat zij van elke Pasteurella-verdenking dieren ter sectie insturen. Wanneer de klinische verschijnselen, het sectiebeeld en de kweek bevestigen dat er sprake is van Pasteurella multocida, bepaalt de sectiezaaldierenarts of het cholera is. Indien dit het geval is, meldt de Centrale Dierenarts pluimvee de inzending aan de NVWA. Dit geldt voor alle pluimveetypen. Op dit moment (half mei 2018) geldt een importverbod in Japan van onder andere levend pluimvee en vogels (anders dan pluimvee), pluimveevlees (alle soorten), eieren, pluimveeproducten en petfood (indien vervaardigd met pluimveegrondstoffen) vanuit Nederland. 1 e kwartaal 2018 In het eerste kwartaal van 2018 toonde GD bij één sectie op uitloopleghennen P. multocida aan via bacteriologisch onderzoek. De inzending voldeed niet aan onderstaande criteria. 39

40 Criteria voor meldingen aan de NVWA Acute vogelcholera: ernstig zieke dieren, cyanose, verminderde voeropname en sterfte (>0,5 procent per 2 dagen) en bij sectie een duidelijk sepsisbeeld, longoedeem, longontsteking, buikvliesontsteking met haardjes in de lever. Chronische pasteurellose: dikke lellen bij meer dan 5 procent van de dieren en verhoogde uitval (> 1 procent per week) met op sectie chronische buikvliesontsteking/luchtzakontsteking met necrosehaarden in de lever Chronische enteritis (CE) In het eerste kwartaal van 2018 ontving GD 96 inzendingen met leghennen (LL) voor sectie (reguliere monitoring en peilpraktijkenproject) of darmweefsel van leghennen voor CE-score. Binnen deze 96 inzendingen werden in 47 inzendingen één of meerdere vormen van enteritis (darmontsteking) vastgesteld. Figuur 5.9 geeft de verdeling weer. 60 GD-monitoring: percentage secties legsector (LL) met darmontstekingen 50 percentage secties e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw e kw periode Chronische darmontsteking Beginnende chronische darmontsteking Darmontsteking met verval (Clostridium) Darmontsteking Geringe darmontsteking Figuur 5.9 Overzicht van het percentage sectie-inzendingen leghennen (inclusief organen) met darmontstekingen t.o.v. het totale aantal sectie-inzendingen leghennen (2 e kwartaal 2015 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS) 40

41 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal Gezondheidsparameters: CRA/VMP-meldingen Bevindingen en diagnoses van bedrijfsbezoeken en eventueel antibioticagebruik worden sinds 2011 door dierenartsen ingevoerd in de CRA/VMP-database (zie ook leeswijzer en voorwoord voor een verdere toelichting op deze database). Koppels waarbij antibiotica zijn ingezet dienen verplicht gemeld te worden in het kader van CRA. Overige beoordelingen van koppels kunnen vrijwillig gemeld worden in het kader van VMP. De aantallen gemelde koppelbeelden geven geen informatie over de duur van het probleem en ook niet of er antibiotica zijn ingezet. Niet alle gemelde koppels met problemen zijn namelijk behandeld met antibiotica. In de CRA/VMP-grafieken (figuur 5.16, 5.18, 5.20, 5.22 en 5.24) staan de percentages met afwijkingen binnen een bepaalde diagnosegroep weergegeven. Dit betreffen percentages van de groep afwijkende koppels die zijn gemeld in CRA/VMP. Voorbeeld: in figuur 5.18 staat een percentage van 48 procent ontsteking luchtzakken. Dit betekent dat in de gemelde groep afwijkende koppels 48 procent last heeft van ontstoken luchtzakken en zeker niet dat 48 procent van alle beoordeelde koppels last heeft van ontstoken luchtzakken! De gemelde koppelbeelden worden onderverdeeld in de groepen digestie, respiratie, locomotie, eersteweeksproblemen en algemene stoornissen/overige aandoeningen. In figuur 5.10 is te zien hoeveel stalkoppels gemeld zijn in CRA/VMP voor één of voor meerdere diagnosegroepen (n=1.119) of voor de categorie geen afwijkingen (n=1.980) (let op: voor een juiste interpretatie van deze categorie: zie kader op volgende pagina). Van 811 stalkoppels die geregistreerd staan in de database van AVINED (KIP) werd geen enkele melding gedaan in CRA/VMP. Vanaf de jaarrapportage van 2017 wordt tevens in beeld gebracht hoeveel van de gemelde stalkoppels vleeskuikens van het regulier gehouden concept zijn (REG) en hoeveel van een trager groeiend ras (TG). CRA/VMP-meldingen: vleeskuikens aantal gemelde stalkoppels TG TG REG 250 REG REG REG+TG REG+TG 0 Geen beeld geregistreerd Geen afwijking 1 diagnosegroep 2 diagnosegroepen 3 of meer Trager groeiend Regulier Aantal stalkoppels TG aantal diagnosegroepen per gemeld stalkoppel * Afgeronde stalkoppels met afvoerdatum in de betreffende rapportageperiode. REG = aantal gemelde (of niet gemelde) vleeskuikenstalkoppels regulier concept; TG = aantal gemelde (of niet gemelde) vleeskuikenstalkoppels trager groeiend concept. Figuur 5.10 Overzicht van het aantal gemelde vleeskuikenkoppels* bij één of meerdere diagnosegroepen per melding (1 e kwartaal 2018) (Bron: CRA/VMP en KIP) 41

42 In het eerste kwartaal van 2018 stonden stalkoppels geregistreerd in KIP. De procentuele verdeling van stalkoppels die wel (79%) en niet (21%) gemeld werden in CRA/VMP, staat weergegeven in figuur In 2015 is de verplichting tot het doen van minimaal één melding per vleeskuikenstalkoppel in de CRA/VMP-database komen te vervallen. Alleen meldingen van bedrijfsbezoeken waarbij antibiotica zijn ingezet, zijn nog verplicht. Het effect hiervan is zichtbaar in figuur 5.12, waarbij het aantal vleeskuikenstalkoppels dat in KIP geregistreerd staat, maar zonder koppelbeeld in de CRA/VMP-database, stijgt over de kwartalen, met een percentage van 21 procent in het eerste kwartaal van Figuur 5.12 geeft voor de periode van drie jaar per kwartaal weer welk percentage van de afgeronde stalkoppels (met een afvoerdatum in het betreffende kwartaal) die in KIP geregistreerd staan, gemeld is zonder afwijkingen en voor welk percentage afgeronde koppels in KIP geen enkele melding is gedaan. Let op: Bij de interpretatie van figuur 5.10, 5.11, 5.12 en 5.14 dient rekening gehouden te worden dat als een koppel na de melding van geen afwijkingen alsnog gezondheidsproblemen heeft gehad, maar waar geen antibiotica zijn ingezet, de dierenarts niet verplicht is deze bevinding in CRA/VMP te melden. De aantallen en percentages van de koppels zonder afwijkingen in deze grafieken kunnen dus een overschatting zijn van het daadwerkelijke aantal koppels zonder afwijkingen. Wel kan gesteld worden dat de stalkoppels enkel gemeld met geen afwijkingen en de koppels zonder geregistreerd koppelbeeld in deze grafieken geen antibiotica hebben gehad. % Vleeskuikenstalkoppels met of zonder CRA/VMP-melding 1119; 28% 811; 21% % Koppels zonder geregistreerd beeld % Koppels gemeld zonder afwijkingen % Koppels met meldingen van afwijkingen 1980; 51% * Afgeronde stalkoppels met afvoerdatum in de betreffende rapportageperiode. Figuur 5.11 Percentage gemelde en niet-gemelde vleeskuikenstalkoppels* ten opzichte van het totaal aantal in KIP geregistreerde vleeskuikenstalkoppels* (1 e kwartaal 2018) (Bron: CRA/VMP en KIP) 42

43 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 percentage stalkoppels 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% e kw. 3 e kw. 4 e kw. 1 e kw. 2 e kw. 3 e kw. 4 e kw. 1 e kw. 2 e kw. 3 e kw. 4 e kw. 1 e kw. Koppels zonder CRA/VMP-melding 2% 6% 8% 9% 9% 8% 11% 11% 10% 11% 12% 21% Koppels in CRA/VMP zonder melding van afwijkingen Vleeskuikenstalkoppels: CRA/VMP-melding van geen afwijkingen of geen geregistreerd beeld in CRA/VMP 64% 63% 60% 61% 62% 62% 61% 61% 63% 63% 61% 51% periode * Afgeronde stalkoppels met afvoerdatum in de betreffende rapportageperiode. Figuur 5.12 Percentage gemelde vleeskuikenstalkoppels* zonder meldingen van afwijkingen en percentage in KIP geregistreerde vleeskuikenstalkoppels* zonder melding in CRA/VMP t.o.v. totaal aantal geregistreerde stalkoppels in KIP (2 e kwartaal 2015 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: CRA/VMP en KIP) In figuur 5.13 staat van hoeveel stalkoppels problemen gemeld zijn met aandoeningen in de verschillende diagnosegroepen. Koppels met meldingen van problemen (n=1.119) kunnen meerdere keren worden meegeteld als zij problemen hebben gehad met aandoeningen in verschillende diagnosegroepen. De genoemde percentages zijn het aandeel meldingen ten opzichte van het totaal aantal gemelde koppels in CRA/VMP in het betreffende kwartaal (n=3.099). 400 CRA/VMP-meldingen: vleeskuikens 400 aantal gemelde stalkoppels TG (2,2%) TG (1,7%) TG (1,0%) TG (1,9%) TG (1,6 %) REG (6,3%) REG (6,1%) REG (7,7%) REG (9,3%) REG (7,8%) Digestie Respiratie Locomotie Overige / algemene stoornissen Eerste week problemen Aantal stalkoppels trager groeiend Aantal stalkoppels regulier Aantal stalkoppels diagnosegroepen 0 * Afgeronde stalkoppels met afvoerdatum in de betreffende rapportageperiode. REG = aantal gemelde vleeskuikenstalkoppels regulier concept; TG = aantal gemelde vleeskuikenstalkoppels trager groeiend concept. Figuur 5.13 Overzicht van het aantal gemelde vleeskuikenkoppels* per diagnosegroep (1 e kwartaal 2018) (n=1.119) (Bron: CRA/VMP) 43

44 CRA/VMP-meldingen voor stalkoppels (REG) Diagnosegroepen + meldingen van 'Geen afwijkingen' (n= n=1.043) CRA/VMP-meldingen voor stalkoppels (REG) Diagnosegroepen (n=1.153) Digestie 9% Respiratie 9% Eerste week problemen 21% Digestie 17% Geen enkele afwijking 47% Locomotie 11% Respiratie 16% Overige / algemene stoornissen 13% Overige / algemene stoornissen 25% Eerste week problemen 11% Locomotie 21% CRA/VMP-meldingen voor stalkoppels (TG) Diagnosegroepen + meldingen van 'Geen afwijkingen' (n=264 + n=937) Digestie 6% Respiratie 4% Locomotie 3% Overige / algemene stoornissen 5% Eerste week problemen 4% CRA/VMP-meldingen voor stalkoppels (TG) Diagnosegroepen (n=264) Eerste week problemen 19% Digestie 26% Geen enkele afwijking 78% Overige / algemene stoornissen 23% Respiratie 20% Locomotie 12% REG = aantal gemelde vleeskuikenstalkoppels regulier concept; TG = aantal gemelde vleeskuikenstalkoppels langzaam groeiend concept. Figuur 5.14 CRA/VMP-meldingen regulier gehouden vleeskuikenstalkoppels* versus vleeskuikenstalkoppels van het trager groeiende ras (1 e kwartaal 2018) (Bron: CRA/VMP) * Afgeronde stalkoppels met afvoerdatum in de betreffende rapportageperiode. Figuur 5.14 laat zien hoeveel koppels werden gemeld binnen een bepaalde diagnosegroep en hoeveel koppels werden gemeld zonder afwijking uitgesplitst naar vleeskuikens gehouden volgens het reguliere concept en vleeskuikens van trager groeiende rassen. Kijkend naar de verdeling van het percentage gemelde koppels per diagnosegroep, valt op dat vleeskuikens van trager groeiende rassen vaker gemeld worden in de categorie digestie dan locomotie in vergelijking met vleeskuikens van het reguliere concept. 44

45 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal CRA/VMP-data: diagnosegroep digestie Van de gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) met een afvoerdatum in het eerste kwartaal van 2018 werden 264 stalkoppels (8,5%) gemeld binnen de diagnosegroep digestie, waarvan 195 keer voor regulier gehouden vleeskuikenstalkoppels (6,3%) en 69 keer voor vleeskuikenstalkoppels van een trager groeiend ras (2,2%) (zie ook figuur 5.13). Het betreft het aantal verplichte meldingen naar aanleiding van antibioticagebruik (CRA) en het aantal vrijwillige meldingen (VMP) (zie figuur 5.15). percentage gemelde stalkoppels Percentage stalkoppels (vleeskuikens) met een antibiotica melding en vrijwillige meldingen per maand binnen de diagnosegroep digestie 2012m1 2014m1 2016m1 2018m1 maand werkelijk % werkelijk % TG werkelijk % REG trendlijn trendlijn TG trendlijn REG Figuur 5.15 Percentage gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) binnen de diagnosegroep digestie als aandeel van het totaal aantal geregistreerde koppels in KIP per maand (2012 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: CRA/VMP) Voor de 264 stalkoppels die werden gemeld binnen de diagnosegroep digestie werden 271 diagnoses vastgelegd. De verdeling van het aantal diagnoses staat in figuur Als voorbeeld: bij regulier gehouden vleeskuikens werden 122 meldingen gedaan van darmstoornis. Dit betreft 61 procent van het totaal van 200 meldingen van een digestieprobleem voor regulier gehouden vleeskuikens. CRA/VMP: digestie Darmstoornis/dysbacteriose (Necrotiserende) enteritis/darmontsteking Coccidiose Leverontsteking Malabsorptie syndroom Mestbrandplekken Overig 16% 4% 2% 2% 30% 13% 51% 19% 61% Kliermaagontsteking 4% aantal gemelde stalkoppels Trager groeiende koppels REG = aantal gemelde vleeskuikenstalkoppels regulier concept; TG = aantal gemelde vleeskuikenstalkoppels trager groeiend concept. Reguliere koppels Figuur 5.16 Aantal gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) per diagnose binnen de diagnosegroep digestie (1 e kwartaal 2018) (n=271; 200xREG, 71xTG) (Bron: CRA/VMP) 45

46 5.3.2 CRA/VMP-data: diagnosegroep respiratie Van de gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) met een afvoerdatum in het eerste kwartaal van 2018 werden 242 stalkoppels (7,8%) gemeld binnen de diagnosegroep respiratie, waarvan 188 keer voor regulier gehouden vleeskuikenstalkoppels (6,1%) en 54 keer voor vleeskuikenstalkoppels van een trager groeiend ras (1,7%) (zie ook figuur 5.13). Het betreft het aantal verplichte meldingen naar aanleiding van antibioticagebruik (CRA) en het aantal vrijwillige meldingen (VMP) (zie figuur 5.17). percentage gemelde stalkoppels Percentage stalkoppels (vleeskuikens) met een antibiotica melding en vrijwillige meldingen per maand binnen de diagnosegroep respiratie 2012m1 2014m1 2016m1 2018m1 maand werkelijk % werkelijk % TG werkelijk % REG trendlijn trendlijn TG trendlijn REG Figuur 5.17 Percentage gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) binnen de diagnosegroep respiratie als aandeel van het totaal aantal geregistreerde koppels in KIP per maand (2012 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: CRA/VMP) Voor de 242 stalkoppels die werden gemeld binnen de diagnosegroep respiratie werden 251 diagnoses vastgelegd. De verdeling van het aantal diagnoses staat in figuur Als voorbeeld: bij regulier gehouden vleeskuikens werden 23 meldingen gedaan van ontsteking voorste luchtwegen. Dit betreft 12 procent van het totaal van 193 meldingen van een respiratieprobleem voor regulier gehouden vleeskuikens. CRA/VMP: respiratie Luchtpijpontsteking 2% 2% Hartzakontsteking Overig 17% 38% Ontsteking voorste luchtwegen Ontsteking luchtzakken 40% 12% 41% 48% aantal gemelde stalkoppels Trager groeiende koppels Reguliere koppels REG = aantal gemelde vleeskuikenstalkoppels regulier concept; TG = aantal gemelde vleeskuikenstalkoppels trager groeiend concept. 46 Figuur 5.18 Aantal gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) per diagnose binnen de diagnosegroep respiratie (1 e kwartaal 2018) (n=251; 193xREG, 58xTG) (Bron: CRA/VMP)

47 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal CRA/VMP-data: diagnosegroep locomotie Van de gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) met een afvoerdatum in het eerste kwartaal van 2018 werden 272 stalkoppels (8,8%) gemeld binnen de diagnosegroep locomotie, waarvan 240 keer voor regulier gehouden vleeskuikenstalkoppels (7,7%) en 32 keer voor vleeskuikenstalkoppels van een trager groeiend ras (1,0%) (zie ook figuur 5.13). Het betreft het aantal verplichte meldingen naar aanleiding van antibioticagebruik (CRA) en het aantal vrijwillige meldingen (VMP) (zie figuur 5.19). percentage gemelde stalkoppels Percentage stalkoppels (vleeskuikens) met een antibiotica melding en vrijwillige meldingen per maand binnen de diagnosegroep locomotie 2012m1 2014m1 2016m1 2018m1 maand werkelijk % werkelijk % TG werkelijk % REG trendlijn trendlijn TG trendlijn REG Figuur 5.19 Percentage gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) binnen de diagnosegroep locomotie als aandeel van het totaal aantal geregistreerde koppels in KIP per maand (2012 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: CRA/VMP) Voor de 272 stalkoppels die werden gemeld binnen de diagnosegroep locomotie werden 288 diagnoses vastgelegd. De verdeling van het aantal diagnoses staat in figuur Als voorbeeld: bij regulier gehouden vleeskuikens werden 120 meldingen gedaan van gewrichtsontsteking. Dit betreft 47 procent van het totaal van 254 meldingen van een locomotieprobleem voor regulier gehouden vleeskuikens. CRA/VMP: locomotie Voetzoolontsteking 2% Teno-Hakpeesschede-ontsteking <1% 24% Wervelafwijking (o.a. T6) 3% 35% Afgebroken heupkop 45% 35% Gewrichtsontsteking 47% 6% Overig 2% aantal gemelde stalkoppels Trager groeiende koppels Reguliere koppels (overig REG = draainek, hakpeesschede-ontsteking, rachitis, botontkalking/beenderverweking, tibiale dyschondroplasie) (overig TG = bot-/beenmergontsteking) REG = aantal gemelde vleeskuikenstalkoppels regulier concept; TG = aantal gemelde vleeskuikenstalkoppels trager groeiend concept. Figuur 5.20 Aantal gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) per diagnose binnen de diagnosegroep locomotie (1 e kwartaal 2018) (n=288; 254xREG, 34xTG) (Bron: CRA/VMP) 47

48 5.3.4 CRA/VMP-data: diagnosegroep eersteweeksproblemen Van de gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) met een afvoerdatum in het eerste kwartaal van 2018 werden 291 stalkoppels (9,4%) gemeld binnen de diagnosegroep eersteweeksproblemen, waarvan 242 keer voor regulier gehouden vleeskuikenstalkoppels (7,8%) en 49 keer voor vleeskuikenstalkoppels van een trager groeiend ras (1,6%) (zie ook figuur 5.13). Het betreft het aantal verplichte meldingen naar aanleiding van antibioticagebruik (CRA) en het aantal vrijwillige meldingen (VMP) (zie figuur 5.21). 20 Percentage stalkoppels (vleeskuikens) met een antibiotica melding en vrijwillige meldingen per maand binnen de diagnosegroep eerste week percentage gemelde stalkoppels werkelijk % werkelijk % TG werkelijk % REG trendlijn trendlijn TG trendlijn REG 2012m1 2014m1 2016m1 2018m1 maand Figuur 5.21 Percentage gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) binnen de diagnosegroep eersteweeksproblemen als aandeel van het totaal aantal geregistreerde koppels in KIP per maand (2012 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: CRA/VMP) Voor de 291 stalkoppels die werden gemeld binnen de diagnosegroep eersteweeksproblemen werden 291 diagnoses vastgelegd. De verdeling van het aantal diagnoses staat in figuur Als voorbeeld: bij regulier gehouden vleeskuikens werden 26 meldingen gedaan van navelontsteking. Dit betreft 11 procent van het totaal van 242 meldingen van een eersteweeksprobleem voor regulier gehouden vleeskuikens. CRA/VMP: eersteweeksproblemen Dooierrestontsteking Navelontsteking Uitdroging Op basis van advies van de veterinair van de broederij Overig 2% <1% 11% 87% aantal gemelde stalkoppels Trager groeiende koppels Reguliere koppels REG = aantal gemelde vleeskuikenstalkoppels regulier concept; TG = aantal gemelde vleeskuikenstalkoppels trager groeiend concept. 48 Figuur 5.22 Aantal gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) per diagnose binnen de diagnosegroep eersteweeksproblemen (1 e kwartaal 2018) (n=291; 242xREG, 49xTG) (Bron: CRA/VMP)

49 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal CRA/VMP-data: diagnosegroep algemene stoornissen/overige problemen Van de gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) met een afvoerdatum in het eerste kwartaal van 2018 werden 348 stalkoppels (11,2%) gemeld binnen de diagnosegroep algemene stoornissen/overige problemen, waarvan 288 keer voor regulier gehouden vleeskuikenstalkoppels (9,3%) en 60 keer voor vleeskuikenstalkoppels van een trager groeiend ras (1,9%) (zie ook figuur 5.13). Het betreft het aantal verplichte meldingen naar aanleiding van antibioticagebruik (CRA) en het aantal vrijwillige meldingen (VMP) (zie figuur 5.23). Deze groep is een verzameling van aandoeningen die niet goed onder andere diagnosegroepen kunnen worden ondergebracht. Percentage stalkoppels (vleeskuikens) met een antibiotica melding en vrijwillige meldingen per maand binnen de diagnosegroep overig/algemeen percentage gemelde stalkoppels werkelijk % werkelijk % TG werkelijk % REG trendlijn trendlijn TG trendlijn REG 2012m1 2014m1 2016m1 2018m1 maand Figuur 5.23 Percentage gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) binnen de diagnosegroep algemene stoornissen/overige problemen als aandeel van het totaal aantal geregistreerde koppels in KIP per maand (2012 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: CRA/VMP) Voor de 348 stalkoppels die werden gemeld binnen de diagnosegroep algemene stoornissen/overige problemen werden 374 diagnoses vastgelegd. De verdeling van het aantal diagnoses staat in figuur Als voorbeeld: bij regulier gehouden vleeskuikens werden 56 meldingen gedaan van hartklepontsteking. Dit betreft 18 procent van het totaal van 314 meldingen van een probleem in de categorie overig voor regulier gehouden vleeskuikens. CRA/VMP: algemeen/overig Huidontsteking Bloedvergiftiging Beeld van bacteriële infectie Hartklepontsteking Overig 2% 2% 10% 8% 5% <1% 7% 47% 18% 60% Buikvliesontsteking 28% 13% aantal gemelde stalkoppels Trager groeiende koppels Reguliere koppels (overig REG = achterblijvers, hersenontsteking) (overig TG = hersenontsteking) REG = aantal gemelde vleeskuikenstalkoppels regulier concept; TG = aantal gemelde vleeskuikenstalkoppels trager groeiend concept. Figuur 5.24 Aantal gemelde vleeskuikenkoppels (op stalniveau) per diagnose binnen de diagnosegroep algemene stoornissen/overige problemen (1 e kwartaal 2018) (n=374; 314xREG, 60xTG) (Bron: CRA/VMP) 49

50 5.4 Contacten met de Veekijker Pluimvee en monitoring via de GD-sectiezaal Contacten met de Veekijker Pluimvee In het eerste kwartaal van 2018 werden 411 contacten met de Veekijker Pluimvee vastgelegd in MORP (zie tabel 5.6 en tabel 5.7), ten opzichte van 496 contacten in het vorige kwartaal. Tabel 5.6 Contacten met de Veekijker Pluimvee per pluimveetype in percentages (1 e kwartaal 2018) (Bron: MORP) Pluimveetype Contacten met de GD-Veekijker Pluimvee (%) 1 e kw n=411 Reproductiedieren 20% Vleeskuikens 23% Opfok-leghennen 5% Leghennen 31% Kalkoenen 1% Eenden 2% Niet-commercieel gevogelte 5% Sectoraal 14% Tabel 5.7 Contacten met de Veekijker Pluimvee per type contactpersoon/-organisatie in percentages (1 e kwartaal 2018) (Bron: MORP) Beller/aanvrager Contacten met de GD-Veekijker Pluimvee (%) 1 e kw n=411 Pluimveehouder 10% Dierenartsenpraktijk 48% Voorlichter 10% Kuikenbroeders/overig 32% Monitoring via de GD-sectiezaal In het eerste kwartaal van 2018 verwerkte GD in de pluimveesectiezaal 394 inzendingen: 362 inzendingen met dieren (dood of levend aangeleverd) en 32 inzendingen met organen voor PCR, viruskweek, bacteriologisch en/of histologisch onderzoek. 50

51 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Tabel 5.8 Aantal sectie-inzendingen 1 e kwartaal 2018 (Bron: GD-LIMS) Aantal secties 1 e kw Monitoring commercieel pluimvee 294 Monitoring niet-commercieel gevogelte 11 Monitoringspilot 'Marek' 3 Monitoringsproject 'Peildierenartsenpraktijken' 79 Monitoringsproject 'Centrale registratie histomonasuitbraken 0 Monitoringspilot '(NVWA-)slachtlijnonderzoek' 7 Totaal 394 Tabel 5.9 Aantal sectie-inzendingen per pluimveetype in het 1 e kwartaal 2018 (exclusief pilots) (Bron: GD-LIMS) Pluimveetype Aantal secties in het 1 e kw Reguliere secties Peilpraktijkenproject Totaal Eendagskuikens - legsector 6-6 Opfok-legfok 7-7 Opfok-legvermeerdering 9-9 Legvermeerdering 5-5 Opfok-leghennen Leghennen - kolonie 2-2 Leghennen - zonder uitloop Leghennen - met uitloop Leghennen - biologisch Eendagskuikens - vleessector Opfok-vleesfok 3-3 Vleesfok Opfok-vleesvermeerdering Vleesvermeerdering Vleeskuikens Kalkoenen 2-2 Eenden Niet-commercieel gevogelte Overig 1-1 Totaal

52 5.4.3 Stand van zaken monitoringspilots en monitoringsprojecten Onder deze paragraaf volgt een korte update van de lopende monitoringspilots/-projecten: Pilots: verschijnselen van Marek bij vleeskuikens; Projecten: centrale registratie histomonasuitbraken; NVWA-slachtlijnonderzoek; peildierenartsenpraktijken; overzicht antibioticumgevoeligheden van pluimveepathogenen Pilot: verschijnselen van Marek bij vleeskuikens GD ontving in het eerste kwartaal van 2018 drie inzendingen van vleeskuikens met verdenking van Marek die werden onderzocht in het kader van deze pilot. Het onderzoek loopt nog Project: centrale registratie histomonasuitbraken GD ontving in het eerste kwartaal van 2018 geen inzendingen van kalkoenen voor sectie in het kader van deze pilot Project: slachtlijnafwijkingen GD onderzocht dit kwartaal zeven inzendingen van pluimvee vanaf de slachtlijn voor sectie-onderzoek. Van vijf inzendingen staat het onderzoek nog open. Verdere informatie volgt. De zesde inzending werd ingezonden door de NVWA vanwege bevindingen aan de slachtlijn, waarbij rekening gehouden werd met brandwonden. Enkele kuikens in het koppel hadden plaatselijk rode, gezwollen huid. Bij enkele was de huid kapot, met zwarte korsten en zwart/bruin ontstekingsmateriaal onder de huid. Uit onderzoek bij GD bleek het te gaan om een onderhuidse bacteriële ontsteking. De bacterie kon met kweek helaas niet meer worden aangetoond, maar kon wel bevestigd worden met histologisch onderzoek. De zevende inzending wordt nader toegelicht in paragraaf (opvolging bijzonderheden) Project: peildierenartsenpraktijken In dit kwartaal zijn 79 secties uitgevoerd in het kader van dit project (zie tabel 5.8/5.9 en figuur 5.25). Een nadere analyse van de resultaten volgt in de volgende kwartaalrapportage. 52

53 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal Peildapproject: aantal inzendingen aantal inzendingen e kw. 3 e kw. 4 e kw. 1 e kw. 2 e kw. 3 e kw. 4 e kw. 1 e kw (mei-dec) Hobbypluimvee Eenden LL Leg, excl. LL SS Vlees, excl. SS Figuur 5.25 Aantal inzendingen pluimvee voor sectie binnen het peildapproject (mei 2016 t/m 1 e kwartaal 2018) (Bron: GD-LIMS) Project: overzicht antibioticumgevoeligheden van pluimveepathogenen (Project in 2014 gestart onder de naam Optimaliseren overzicht landelijk antibiogram Pluimvee.) In hoofdstuk 7 worden de resultaten van de antibioticumgevoeligheden van pluimveepathogenen in de periode april 2017 tot april 2018 besproken. 53

54 6 Onverwachte en nieuwe bevindingen In dit hoofdstuk melden we onder andere de risicovolle bevindingen in het betreffende kwartaal. Onder een risicovolle bevinding wordt verstaan: een bevinding door GD, waarop geen meldplicht van toepassing is, maar die mogelijk of zeker directe actie van de overheid of de sectorpartijen vraagt, omdat: risico voor de volksgezondheid niet uitgesloten kan worden; of risico voor ongewenste verspreiding van een dierziekte of aandoening niet uitgesloten kan worden; of het een mogelijk risico vormt voor negatieve publiciteit en/of een negatief effect kan hebben op consumentengedrag. In het eerste kwartaal van 2018 werden geen risicovolle bevindingen vastgelegd. In paragraaf 6.1 wordt ingegaan op enkele nieuwe of bijzondere bevindingen en op enkele monitoringswerkzaamheden die GD heeft uitgevoerd. In paragraaf 6.2 wordt aandacht besteed aan eerder besproken bijzonderheden Salmonella Infantis bij vleeskuikens met abcessen in het ruggenmerg Recent werden vleeskuikens voor sectie aangeboden met verschijnselen van kreupelheid en onvoldoende groei. Uit de sectie bleek dat er sprake was van abcessen in de wervelkolom ( kinky back ), heupkopnecrose en ontstekingen in het hartzakje, de luchtzakken en rond de lever. De ontstekingen van het hartzakje en de luchtzakken werden veroorzaakt door een bacteriële infectie, waarbij E. coli werd gekweekt. Uit bacteriologisch onderzoek van de abcessen in de wervelkolom bleek ook een andere bacterie problemen te veroorzaken. Dergelijke abcessen worden in de meeste gevallen veroorzaakt door Enterococcus cecorum, maar sporadisch veroorzaken ook andere bacteriën deze afwijking. In dit koppel vleeskuikens werden geen enterokokken gekweekt, wel hadden twee van de onderzochte dieren een ontsteking door Salmonella Infantis. Bij deze dieren, maar ook bij de dieren met ontstekingen door E. coli werd de bacterie ook gekweekt uit de galblaas en de blindedarmen. Abcessen in de wervelkolom door Salmonella Infantis zijn, voor zover bekend, niet eerder aangetroffen in commercieel gehouden pluimvee Spiermaagerosies bij vleeseenden Via het peildierenartsenproject (zie ook paragraaf ) kwamen meerdere inzendingen binnen van commercieel gehouden vleeseenden met spiermaagerosies. Aangetaste dieren blijven achter in groei en voederconversie. Histologisch is de opbouw van de koilinlaag (het harde, gele laagje aan de binnenkant van de spiermaag) verstoord en zijn de onderliggende weefsels ontstoken (zie foto 6.1). Bij een eerste histologische evaluatie van alle binnengekomen maagjes werden geen aanwijzingen gevonden voor virale oorzaken en leek de schade te worden veroorzaakt door factoren van buitenaf. Dit beeld past bij een diversiteit aan voedingsproblemen zoals afwijkende korrelgrootte, passagesnelheid, samenstelling, et cetera. De sector geeft nu echter aan dat voeraanpassingen geen reductie van het aantal aangetaste koppels hebben gegeven. Daarnaast werd geen associatie gevonden tussen voedercharges en probleemkoppels. Op het moment van schrijven wordt daarom gekeken naar een andere optie: wellicht begint het probleem op een zeer jonge leeftijd, en is tot op heden enkel gekeken naar oude letsels. Als dit inderdaad zo is, dan zou bijvoorbeeld een virale oorzaak gemist zijn. De typische letsels, en het virus, zijn dan namelijk al weg op het moment dat de dieren voor sectie binnenkomen. Spiermaagerosies bij eenden zijn in de huidige orde van grootte een nieuw, maar naar het nu schijnt, aanhoudend probleem. Binnen het peildierenartsenproject is extra aandacht voor eventuele infectieuze oorzaken van het probleem. 54

55 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 S K Foto 6.1 Spiermaag (S) en kliermaag (K) van een eend, overlangs opengeknipt. De gele koilinlaag aan de binnenkant van de spiermaag is grotendeels afwezig, met op meerdere plekken weefselverval. De resterende koilinlaag laat vaak gemakkelijk los. (Bron: GD) Slechte kwaliteit kuikens In de praktijk wordt de laatste maanden geklaagd over de kwaliteit van de vleeskuikens. Hierbij wordt onder andere verwezen naar verhoogde uitval in de eerste levensweek. Het probleem heeft bij GD echter niet geleid tot een verhoging van het aantal inzendingen van vleeskuikens. Een analyse op de beschikbare data leert dat in het eerste kwartaal slechts zeven inzendingen van vleeskuikens jonger dan acht dagen zijn onderzocht. In één geval werden geen afwijkingen aangetroffen en één inzending betrof een acute aantasting van de slokdarm als gevolg van opname van een desinfectans. Bij de overige inzendingen werd een bloedvergiftiging met pericarditis (ontsteking van het hartzakje) en botontsteking door E. coli en Enterococcus cecorum vastgesteld. Bij een uitbreiding van de selectie naar een leeftijd van zeven tot veertien dagen betreft dit tien inzendingen. Hiervan wordt bij acht inzendingen een bloedvergiftiging met pericarditis en/of botontsteking vastgesteld. De overige inzendingen betreffen darmproblemen waarbij verschillende darmvirussen werden aangetoond. Inmiddels is een werkgroep ingesteld met vertegenwoordigers van de vleeskuikenhouders, broederijen en dierenartsen om het probleem nader te definiëren en oplossingen te zoeken Respiratiepakket Op 22 januari 2018 heeft GD een wijziging ingevoerd in het aanvragen van PCR-testen die de aanwezigheid van respiratoire pathogenen aantonen. Tot deze periode werden alle testen apart aangevraagd en was het aan de dienstdoende sectiezaaldierenarts om te bepalen welke PCR van belang was voor de betreffende sectie. Dit leidde tot variatie in aanvragen en een variabele inzendstroom naar het laboratorium. Het was niet mogelijk een goed overzicht te maken van de aanwezigheid van pathogenen bij de verschillende klinische afwijkingen. Vanaf 22 januari worden de PCR-testen niet meer apart aangevraagd, maar als pakket. Het pakket omvat een PCR voor Avibacterium paragallinarum, IBV, ampv (TRT), ILT, M.g. en M.s. Hierdoor ontstaat er een vaste stroom van één type swabs voor al deze testen naar het laboratorium, waardoor de kosten verlaagd konden worden. Tevens is de doorlooptijd verkort naar maximaal drie dagen. Het pakket kan ook, buiten de sectiezaal om, worden aangevraagd bij het insturen van swabs. 55

56 In de periode van 22 januari tot en met 7 mei 2018 werd het respiratiepakket 119 keer uitgevoerd. In 117 inzendingen van materiaal dat werd ingezonden voor het respiratiepakket of van pluimvee voor sectie waarbij het respiratiepakket werd uitgevoerd, konden alle PCR-resultaten volledig worden beoordeeld. Bij negentien inzendingen werden geen pathogenen aangetoond. Bij 53 inzendingen werd één pathogeen, bij 35 inzendingen twee pathogenen, bij acht inzendingen drie pathogenen en bij twee inzendingen werden vier pathogenen aangetoond (zie figuur 6.1). Hierbij dient opgemerkt te worden dat de aanwezigheid van ILT beoordeeld is als de aanwezigheid van een pathogeen, terwijl de aanwezigheid van vaccinvirus in een aantal gevallen aannemelijk is. Respiratiepakket: aantal aangetoonde pathogenen* binnen een pakket (n=117 pakketten) % 50 aantal inzendingen** % 30% % 2% aantal aangetoonde pathogenen binnen een pakket Figuur 6.1 Aantal aangetoonde pathogenen bij respiratiepakketten ingezet in de periode 22 januari t/m 7 mei 2018 (Bron: LIMS) De combinatie-infecties zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Per aangetoond pathogeen uit het pakket geeft de tabel aan hoe vaak de andere vijf pathogenen werden aangetoond. 56

57 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Tabel 6.1 Combinatie-infecties bij respiratiepakketten ingezet in de periode 22 januari t/m 7 mei 2018 (Bron: LIMS) Pathogeen* Aantal keer aangetoond AVP % IBV % ILT** % M.s.- veldstam % Respiratiepakket: combinatie-infecties Aantal (en %) keer aangetoond AVP IBV ILT** M.g. M.s.- TRT veldstam type A type B 12 29% 14 34% 6 60% 12 21% 22 54% 1 10% 0 0% 1 2% 1 2% 7 70% 14 24% 22 52% 0 0% 1 2% 0 0% 0 0% 0 0% 1 2% 0 0% 2 5% * Vanwege het lage aantal besmettingen met M.g (n=1) en TRT (n=3) zijn alleen combinatie-infecties met AVP, IBV, ILT en M.s. opgenomen in de tabel. ** ILT is hier beoordeeld als de aanwezigheid van een pathogeen, hoewel de aanwezigheid van vaccinvirus in een aantal gevallen aannemelijk is Mycotoxine-onderzoek Sinds twee jaar worden vanuit de sectiezaal galmonsters van pluimvee onderzocht op de aanwezigheid van deoxynivalenol (DON, ook wel vomitoxin genoemd) en T-2-toxine. Achterliggende gedachte is dat een mogelijke aanwezigheid van DON en/of T-2 een indicatie zou kunnen zijn voor de aanwezigheid van een specifieke aandoening, maar ook van de aanwezigheid van andere mycotoxinen die mogelijk klinische problemen zouden veroorzaken. Er zijn meer dan driehonderd mycotoxinen beschreven die de gezondheid kunnen beïnvloeden en verwacht wordt dat 25 procent van de grondstoffen voor veevoer gecontamineerd zijn met een of meerdere mycotoxinen. Zowel DON als T-2 worden gevormd door fusariumschimmels en worden als de belangrijkste trichothecenen beschouwd. Ze worden onder andere gevonden op verschillende granen. Pluimvee is minder gevoelig voor DON en T-2 dan andere diersoorten, waardoor acute intoxicatie waarschijnlijk niet veel voorkomt. DON-toxine Als het DON-toxine in lagere hoeveelheden in het voer aanwezig is, kan dit gevolgen hebben voor de productie (eiproductie en groei), voornamelijk vanwege het negatieve effect op de voeropname en de ontwikkeling van de darmcellen. Daarnaast ontstaat ook een verhoogde gevoeligheid voor ziekten vanwege het immunosuppressieve aspect; hoewel ook wordt aangegeven dat lage gehalten juist immuunstimulerend zouden kunnen zijn. T-2-toxine T-2-toxine heeft een direct irriterend effect op het epitheel van het darmkanaal (lokale necrose) en een indirecte invloed op de ontwikkeling van de darmcellen en daardoor een negatieve invloed op de algemene ontwikkeling en de ontwikkeling van de bevedering en de huid. Daarnaast heeft T-2 ook een negatief effect op de ontwikkeling van de immuniteit en verhoogt het de gevoeligheid voor infecties. Daar de excretie van de trichothecenen via de gal verloopt, is het aantonen van zowel DON als T-2 in galvloeistof mogelijk gebleken. Mycotoxine-onderzoek in organen van dieren is echter geen routinematig onderzoek en derhalve zijn er geen referentiewaarden bekend. De afwezigheid van referentiewaarden bemoeilijkt het beoordelen van de gevonden gehalten. Aangezien alle bepalingen die GD uitvoert afkomstig zijn van galvloeistof van dieren met 57

58 klinische afwijkingen, is het niet mogelijk om mycotoxicose als onderliggende oorzaak van een ziekte aan te duiden. Een analyse van de resultaten van de 155 bepalingen die zijn uitgevoerd op sectiemateriaal in 2016 en 2017 leert dat er gemiddeld 48,88 ng/ml DON en 2,38 ng/ml T-2 in de gal aantoonbaar is. De gehaltes voor DON variëren van 11,09 tot 125,45 ng/ml en voor T-2 van 0,90 tot 4,42 ng/ml. De range in de gevonden waarden voor beide mycotoxinen is groot. Er lijkt een negatieve relatie te zijn tussen de aanwezigheid van beide mycotoxinen (zie figuur 6.2). 140 Relatie tussen T-2- en DON-concentratie concentratie (ng/ml) galmonster DON-concentratie T-2-concentratie (x10) Lineair (DON-concentratie ) Lineair (T-2-concentratie (x10)) Figuur 6.2 Relatie tussen T-2- en DON-concentratie van galmonsters (n=155) afkomstig uit pluimvee voor sectie-onderzoek bij GD ( ) (Bron: GD) Er is ook gekeken naar een mogelijke relatie tussen de aanwezigheid van laesies in de mondholte en de tong van het onderzochte pluimvee, maar deze was niet duidelijk aanwezig. Bij dieren met afwijkingen in de mond of op de tongpunt is het DON-gehalte gemiddeld 50,12 ng/ml (range 11,09-125,4) en voor T-2 gemiddeld 2,31 ng/ml (range 1,11-4,23) ng/ml. Ook een mogelijk verhoogd gehalte van één van de beide mycotoxinen bij de verschillende klinische aandoeningen was niet duidelijk aanwezig (zie tabel 6.2). Tabel 6.2 Gemiddelde gehaltes DON en T-2 uit galmonsters pluimvee (n=155) per diagnosegroep ( ) (Bron: GD) 58 Klinische probleem Gemiddelde gehaltes galmonsters pluimvee (n=155) DON (ng/ml) T-2 (ng/ml) Locomotie 57,04 2,31 Digestie 48,81 2,30 Respiratie 49,39 2,53 Huid 46,41 2,51 Schaalklierafwijking 51,18 2,69 Sepsis (bloedvergiftiging) 47,32 2,53 Marek 52,75 2,81

59 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Gezien de verschillen in waarden die gevonden worden, lijken mycotoxinen in verschillende gehalten in het voer, respectievelijk drinkwater, van pluimvee aanwezig te zijn, maar een specifieke relatie met een aandoening of ziekte is niet aanwijsbaar. 6.2 Opvolging eerder gemelde bijzonderheden Reovirustenosynovitis In het vierde kwartaal van 2016 startte GD een pilot voor onderzoek naar tenosynovitis en reovirus. Aanleiding voor de pilot was het regelmatig melden van reovirustenosynovitis bij vleeskuikens en vlees-opfokpluimvee. Resultaten van deze pilot zijn terug te lezen in de kwartaalrapportage van het derde kwartaal van Opvolging pilot Sinds 2011 is sprake van een gestage toename van het aantal inzendingen van vleeskuikens en opfok-vleeskuikenouderdieren waarbij in de sectiezaal reovirustenosynovitis wordt vastgesteld (zie figuur 6.3). Met enige regelmaat lijkt sprake van een uitbraak bij meerdere bedrijven. Zo is er een piek te zien in het eerste kwartaal van 2015, in het derde en vierde kwartaal van 2016 en is ook sprake van een toename van het aantal diagnoses van reovirustenosynovitis in het eerste kwartaal van Aantal sectie-inzendingen pluimvee met als diagnose 'virale tenosynovitis' aantal inzendingen kwartaal Figuur 6.3 Het aantal diagnoses van reovirustenosynovitis gebaseerd op histologie en aantonen van het virus per kwartaal sinds 2011 (sectie pluimvee - GD) (Bron: LIMS) De diagnose reovirustenosynovitis wordt gesteld op basis van het vinden van peesafwijkingen op histologie en het aantonen van het virus in het peesvocht door middel van PCR-onderzoek. Aanwezigheid van (antilichamen tegen) reovirus op zichzelf geeft geen duidelijke diagnose omdat reovirus algemeen voorkomt en veel stammen geen peesschedeontsteking veroorzaken. 59

60 Reovirustenosynovitis wordt sinds 2011 wereldwijd vaker gediagnosticeerd. Omdat standaard tegen reovirus wordt gevaccineerd, wordt daarbij de vraag gesteld of er sprake is van nieuwe stammen waartegen de huidige beschikbare vaccins onvoldoende bescherming geven. Om hier inzicht in te krijgen, worden wereldwijd stammen getypeerd op basis van sequentie van het sigmac-gen. Dit gen maakt eiwitten die zorgen voor aanhechting aan cellen en die als bindingsplaats van antilichamen dienen. Typering van het sigmac-gen zegt dus mogelijk iets over virulentie en antigeniciteit van het virus. In deze onderzoeken werden een aantal nieuwe genotypen gevonden (zie figuur 6.4). In Frankrijk werden ondanks vaccinatie, stammen gevonden die sterk op elkaar lijken en behoren tot genogroep I (onder andere , en ). In de Verenigde Staten werden twee aparte groepen gevonden: Variant Group 1 behorend tot genogroep 5 (onder ander ) en Variant group 2 behorend tot genogroep 1 (VG1, onder andere 95524). Vanuit beide artikelen waar bovenstaande in wordt beschreven, wordt de suggestie gewekt dat de huidige vaccinaties onvoldoende bescherming bieden tegen deze varianten. Echter, er hebben nooit duidelijke experimenten plaatsgevonden waaruit een dergelijk gebrek aan kruisimmuniteit blijkt. Mogelijk speelt ook de kwaliteit van de uitvoering van de enting en het entschema hierbij een rol. In Nederland vindt sinds 2015 typering van reovirus-isolaten plaats. Veel isolaten uit 2015 waarbij reovirustenosynovitis werd aangetoond, vertoonden een grote overeenkomst met de Franse stammen. In 2017 en 2018 werd dit genotype ook een aantal keer gevonden, maar nu zonder de bijbehorende histologische afwijkingen. Sinds 2016 komt echter een nieuw genotype voor, behorend tot genogroep 5. Ook de meest recent gevonden isolaten behoren tot dit genotype. Deze groep is dus klinisch van belang. In hoeverre kruisbescherming met de beschikbare vaccins optreedt, is onbekend. Naast deze hoofdgroepen worden ook af en toe isolaten behorend tot de andere genogroepen gevonden, het gaat echter vaak om een of enkele casussen. Een van de belangrijkste maatregelen tegen reovirustenosynovitis is het vaccineren van ouderdieren. Hierdoor worden de nakomelingen op jonge leeftijd beschermd tegen infecties. Infecties op latere leeftijd zijn vaak minder ernstig. Als richtlijn geldt dat ouderdieren een ELISA-titer van minimaal 7 moeten hebben ter bescherming van de nakomelingen. Uit analyse van inzendingen van reovirus-serologie bij vleesvermeerderingsdieren blijkt dat in 54 procent van de inzendingen minimaal 80 procent van de dieren een ELISA-titer van 7 of hoger had, in 24 procent van de inzendingen scoorde 50 tot 80 procent van de monsters een 7 of hoger en in 22 procent van de inzendingen had minder dan 50 procent van de monsters een 7 of hoger. Er lijkt daarmee een verbetering te zijn in de maternale bescherming vanuit Nederlandse moederdieren ten opzichte van Er blijft echter veel verschil zitten in de maternale bescherming die de nakomelingen meekrijgen. In hoeverre de huidige uitbraken inderdaad plaatsvinden bij kuikens met een slechte maternale bescherming of dat er ook andere factoren een rol spelen, is onbekend. Momenteel loopt een veldproef om te zien of uitbreiding van het vaccinatieschema tot verbetering van de maternale bescherming en vermindering van reovirustenosynovitis leidt. Daarnaast is het van belang om meer informatie te verzamelen over het nieuwe genotype dat we hebben gevonden. Isolatie van het virus, virulentiebepaling en de mate waarin maternale antilichamen bescherming bieden tegen dit virus zouden onderzocht kunnen worden. 60

61 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal * Op basis van histologie werden geen afwijkingen aan de pezen vastgesteld die wijzen op een virale ontsteking. FR 2012 Tenosynovitis ( histologie, ) NL 2015 Tenosynovitis FR 2011 Tenosynovitis ( kliniek, ) FR 2011 Tenosynovitis ( kliniek, ) NL 2015 Tenosynovitis NL 2015 Tenosynovitis NL 2015 Tenosynovitis NL 2015 Geen peesafwijkingen* NL 2017 Geen peesafwijkingen* NL 2018 Geen peesafwijkingen* VS 2012 Tenosynovitis (kliniek, 95524) CA 1983 Onbekend (kliniek, 138) Vaccin (2408) Vaccin (1733) Vaccin (S1133) NL 2014 Tenosynovitis NL 2017 Tenosynovitis NL 2016 Tenosynovitis NL 2015 Tenosynovitis IL Tenosynovitis (kliniek, ISR528) NL 2017 Tenosynovitis NL 2017 Tenosynovitis IL Tenosynovitis (kliniek, ISR525) NL 2017 Tenosynovitis NL 2017 Geen peesafwijkingen* NL 1996 Tenosynovitis ( kliniek) V S 2006 RSS ( kliniek, AVS -B) NL 2018 Tenosynovitis NL 2016 Tenosynovitis NL 2017 Tenosynovitis VS 2013 Tenosynovitis (kliniek, ) AU 1971 Apathogeen (kliniek, RAM -1) NL 2017 Tenosynovitis NL 2016 Tenosynovitis NL 2017 Tenosynovitis NL 2017 Tenosynovitis NL 2017 Tenosynovitis NL 2017 Geen peesafwijkingen* NL 2018 Tenosynovitis NL 2018 Tenosynovitis NL 2018 Tenosynovitis NL 2018 Tenosynovitis Figuur 6.4 Overzicht van C-genotypen en de groepsindeling van recent aangetoonde Nederlandse stammen en een aantal stammen ter referentie (NL = Nederland; FR = Frankrijk; VS = Verenigde Staten; AU = Australië; IL = Israël; CA = Canada) De meeste recent aangetoonde isolaten uit Nederlandse vleeskuikens komen uit groep 1, lijken sterk op elkaar en lijken sterk op isolaten afkomstig uit Frankrijk. 61

62 6.2.2 Tetratrichomonas bij voor sectie ingezonden leghennen vanaf de slachtlijn In maart 2018 ontving GD leghennen voor sectie die door de NVWA werden ingezonden vanuit een leghennenslachterij in Nederland. De inzending vond plaats in het kader van het slachtlijnproject (zie ook paragraaf ). Het betrof drie orgaanpakketten waarin grote haarden werden aangetroffen in de lever en de wand van de blindedarm. De keuringsdierenarts gaf aan dat het een koppel met uitloop betrof dat in zeventig weken een totale uitval had gehad van meer dan 21 procent. Het materiaal was afkomstig van een koppel waar GD in september 2017 een infectie met de parasiet Tetratrichomonas gallinarum had vastgesteld. Toen was de uitval 0,2 procent per week en zijn door GD EWS-swab ingestuurd voor het uitsluiten van AI. Dit onderzoek verliep negatief (voor een uitgebreide toelichting zie kwartaalrapportage van het derde kwartaal van 2017). De hoge uitval gedurende de gehele productieperiode en de afwijkende pakketten bij slacht passen daarom ook in het verwachtingsbeeld van een infectie met Tetratrichomonas Pootproblemen bij leghennen Sinds augustus 2016 worden bij witte onbehandelde leghennen problemen gezien met verwonding aan de poten. In 2017 heeft pilotonderzoek geen duidelijke oorzaak van de pootproblemen aan kunnen wijzen. Ook eenduidige oplossingen ontbreken. De problemen komen echter nog steeds voor en de werkgroep die is opgericht om informatie omtrent de pootproblemen te verzamelen, zet haar werkzaamheden voort. Momenteel heeft de werkgroep in samenwerking met sectorpartijen een kleinschalige pilot lopen naar de preventieve inzet van lijnzaadolie. Verder probeert de werkgroep signalen over mogelijke oorzaken en oplossingen uit het veld te verzamelen. 62

63 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal Overzicht antibioticumgevoeligheden van pluimveepathogenen In dit hoofdstuk worden de resultaten besproken van het monitoringsproject dat eind 2014 werd gestart onder de naam Optimaliseren overzicht landelijk antibiogram pluimvee. Doel van dit project is het verzamelen van informatie over de gevoeligheden voor verschillende antibiotica van de meest voorkomende pluimveepathogenen in de pluimveesector, namelijk Escherichia coli, enterokokken en Staphylococcus aureus. Sinds de start van het project in oktober 2014 sturen verschillende dierenartsenpraktijken isolaten in. Deze worden aangevuld met isolaten afkomstig uit sectie-inzendingen van GD. De bacteriën zijn geïsoleerd uit koppels met specifieke ziekteverschijnselen van bacteriële infecties zoals verhoogde uitval en kreupelheid en door de praktijk geïdentificeerd als één van de bovenstaande bacteriesoorten. Met deze systematiek van insturen van isolaten door dierenartsenpraktijken en aanvulling met isolaten vanuit secties uitgevoerd door GD, is het mogelijk om een representatief overzicht te genereren gebaseerd op isolaten uit een periode van twaalf maanden. In de tabellen die zijn opgenomen in dit hoofdstuk zijn de antibioticumgevoeligheidstestresultaten opgenomen van isolaten uit de periode van 1 april 2017 tot 1 april De resultaten van isolaten afkomstig uit de vleessector (vleeskuikens en voorschakels) en van isolaten uit de legsector (opfok-leg- en leghennen en voorschakels) zijn in aparte tabellen opgenomen. Ook de resultaten van de verschillende Enterococcus spp. zijn in aparte tabellen weergegeven, mits er voldoende isolaten waren getest. Van de species waarvan minder dan twintig isolaten zijn getest, zijn geen tabellen opgenomen. De gevoeligheden worden vergeleken met de resultaten uit 2015, 2016 en Een daling of stijging van de (on)gevoeligheid is significant genoemd bij een p-waarde van <0,05. Er is sprake van een trend bij een p-waarde tussen 0,05 en 0,10. In dit hoofdstuk zijn verkorte tabellen opgenomen. In bijlage II zijn de tabellen uitgebreid met onder andere MIC 50 - en MIC 90 -waarden. Tabel 7.1 geeft een toelichting op MIC-waarden en op tabel 7.2 tot en met 7.5. Tabel 7.1 Toelichting tabel 7.2 t/m 7.5 Toelichting tabel 7.2 t/m 7.5 MIC Minimum inhiberende concentratie, de laagste concentratie van een antimicrobieel agens waarbij geen zichtbare groei optreedt na overnacht incuberen MIC 50 Concentratie waarbij 50% van de isolaten wordt geremd MIC 90 Concentratie waarbij 90% van de isolaten wordt geremd Gevoeligheid S = gevoelig; I = intermediair gevoelig; R = resistent - Niet van toepassing intrinsiek resistent R int 63

64 7.1 Escherichia coli Tabel 7.2 en 7.3 tonen de antibioticumgevoeligheidstestresultaten voor E. coli uit respectievelijk de vlees- en legsector. a) Escherichia coli - vleessector Wat betreft de gevoeligheid van E. coli-isolaten uit de vleessector, zijn er weinig significante verschillen ten opzichte van dezelfde periode in De resistentie tegen het eerstekeusmiddel sulfamethoxazol is significant toegenomen (69,6% ten opzichte van 57,1% in 2017), de gevoeligheid voor het eerstekeuscombinatiemiddel TMP/S is beduidend beter met 70,5%. De resistentie tegen het tweedekeusmiddel tilmicosine is significant afgenomen (98,3% ten opzichte van 100% in 2017). Tabel 7.2 Overzicht gevoeligheid van E. coli-isolaten uit sectiemateriaal afkomstig van pluimvee uit de vleessector van april 2017 tot april 2018 (n=352) en resistentiepercentages in (Bron: GD) Antimicrobieel agens S (%) Isolaten afkomstig van secties GD en aan pilot deelnemende dierenartsenpraktijken E. coli-isolaten - vleessector april 2017 tot april (n=352) (n=298) (n=488) (n=350) I (%) Amoxicilline/Clavulaanzuur 98,9 0,3 0,9 1,4 1,6 1,7 Ampicilline 59,9 0,6 39,5 39,0 35,7 43,7 Apramycine 99,4-0,6 1,1 0,6 0,6 Colistine 99,4 0,0 0,6 0,7 0,8 1,5 Cefotaxim 97,7 0,9 1,4 2,5 2,2 5,7 Enrofloxacine 92,3 1,4 6,3 8,2 2,9 8,6 Florfenicol 1,4 65,3 33,2 36,9 21,3 22,9 Fluméquine 75,6 14,5 9,9 12,4 7,1 14,5 Neomycine 97,7 0,9 1,4 1,8 1,0 2,9 Sulfamethoxazol 30,4-69,6 57,1 42,8 50,3 Spectinomycine 64,2 13,1 22,7 22,0 18,2 22,6 Streptomycine 69,3 4,3 26,4 23,0 27,2 25,7 Tetracycline 65,6 0,0 34,4 40,1 37,3 33,4 Tiamuline 0,0-100,0 100,0 99,8 99,7 Tilmicosine 1,7 0,0 98,3 100,0 99,8 99,7 Tylosine R int R int R int R int R int R int Trimethoprim 70,2-29,8 31,6 24,0 36,6 Trimethoprim/ Sulfamethoxazol 70,5-29,5 29,1 22,1 34,2 R (%) R (%) R (%) R (%) 64

65 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 De aanwezigheid van ESBL (Extended Spectrum Betalactamase) in E. coli kan enkel met moleculaire technieken zoals PCR worden aangetoond. Als een E. coli niet gevoelig is voor cefotaxime (derde-generatie-cefalosporine), is de kans groot dat de bacterie een ESBL produceert. Van de E. coli-isolaten is 1,4% resistent tegen cefotaxime en daarmee mogelijk ESBL-producerend. Dit is een afname ten opzichte van 2017 (2,5% van de stammen, trend naar significant). b) Escherichia coli - legsector De gevoeligheidspatronen voor leghennen worden weergegeven sinds Een vergelijking met eerdere jaren kan hier dus niet gemaakt worden. De isolaten afkomstig uit de legsector laten een significante toename van resistentie zien tegen het eerstekeusmiddel sulfamethoxazol (van 43,7% naar 62,6%). Er is een afname van de resistentie tegen het eerstekeusmiddel tiamuline (van 98,4% naar 100%, trend naar significant) en het tweedekeusmiddel tilmicosine (van 98,4% naar 100%, trend naar significant). Tabel 7.3 Overzicht gevoeligheid van E. coli-isolaten uit sectiemateriaal afkomstig van pluimvee uit de legsector van april 2017 tot april 2018 (n=163) en resistentiepercentages in 2017 (Bron: GD) Antimicrobieel agens S (%) Isolaten afkomstig van secties GD en aan pilot deelnemende dierenartsenpraktijken E. coli-isolaten - legsector april 2017 tot april 2018 (n=163) I (%) R (%) 2017 (n=126) R (%) Amoxicilline/Clavulaanzuur 100,0 0,0 0,0 0,0 Ampicilline 76,1 0,0 23,9 24,6 Apramycine 100,0-0,0 0,0 Colistine 100,0 0,0 0,0 0,0 Cefotaxim 97,5 0,0 2,5 3,2 Enrofloxacine 96,3 0,6 3,1 3,2 Florfenicol 0,6 66,0 33,3 35,2 Fluméquine 82,2 12,9 4,9 5,6 Neomycine 100,0 0,0 0,0 0,0 Sulfamethoxazol 37,4-62,6 43,7 Spectinomycine 78,5 13,5 8,0 7,9 Streptomycine 78,5 2,5 19,0 19,8 Tetracycline 73,0 0,0 27,0 28,6 Tiamuline 0,0-100,0 98,4 Tilmicosine 0,0 0,0 100,0 98,4 Tylosine R int R int R int R int Trimethoprim 88,3-11,7 11,9 Trimethoprim/ Sulfamethoxazol 89,6-10,4 9, R (%) R (%) 65

66 7.2 Enterococcus cecorum De gevoeligheid van E. cecorum-isolaten voor het eerstekeusmiddel tetracycline is slecht (slechts 13% is gevoelig). Gevoeligheid voor het tweedekeusmiddel ampicilline is goed (100%). De resistentie van E. cecorum tegen het derdekeusmiddel enrofloxacine is significant toegenomen ten opzichte van 2017 (15% in april 2017 tot april 2018, en 4,9% in 2017). Ook tegen het eerstekeusmiddel trimethoprim/sulfamethoxazol is de resistentie significant toegenomen (van 3,9% in 2017 naar 12% in april 2017 tot 2018). Tabel 7.4 Overzicht gevoeligheid van E. cecorum-isolaten uit sectiemateriaal afkomstig van pluimvee uit de vleessector van april 2017 tot april 2018 (n=100) en resistentiepercentages in (Bron: GD) Antimicrobieel agens S (%) Isolaten afkomstig van secties GD en aan pilot deelnemende dierenartsenpraktijken E. cecorum-isolaten - vleessector april 2017 tot april 2018 (n=100) I (%) R (%) 2017 (n=103) R (%) 2016 (n=95) R (%) 2015 (n=106) R (%) Amoxicilline/Clavulaanzuur 100,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 Ampicilline 100,0-0,0 0,0 0,0 0,0 Clindamycine 86,0 0,0 14,0 14,6 13,7 - Enrofloxacine 81,0 4,0 15,0 4,9 5,3 9,4 Erythromycine 87,0 0,0 13,0 14,6 15,8 15,2 Florfenicol 85,0 12,0 3,0 1,9 0,0 0,0 Neomycine R int R int R int R int R int R int Oxacilline 87,0-13,0 6,8 13,8 - Penicilline 100,0-0,0 0,0 0,0 - Sulfamethoxazol 0,0-100,0 100,0 96,8 97,1 Tetracycline 13,0 1,0 86,0 81,6 66,3 49,2 Tilmicosine 20,0 51,0 29,0 21,4 73,7 95,3 Trimethoprim/ Sulfamethoxazol 88,0-12,0 3,9 5,3 1,9 7.3 Overige Enterococcus species Wegens de geringe aantallen isolaten van de overige soorten enterokokken zijn hier in dit hoofdstuk geen tabellen voor, deze zijn terug te vinden in bijlage II van de rapportage (30 Enterococcus faecalis-isolaten voor de vleessector en 31 Enterococcus faecalis-isolaten voor de legsector). 66

67 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal Staphylococcus aureus De gevoeligheid van S. aureus-isolaten is over het algemeen goed, behalve voor sulfamethoxazol (98,1% is resistent). Eén van de geteste stammen (1,9%) is MRSA-verdacht, beoordeeld op basis van resistentie tegen oxacilline. Tabel 7.5 Overzicht gevoeligheid van Staphylococcus aureus-isolaten uit sectiemateriaal afkomstig van pluimvee uit de vleessector van april 2017 tot april 2018 (n=53) en resistentiepercentages in (Bron: GD) Antimicrobieel agens S (%) Isolaten afkomstig van secties GD en aan pilot deelnemende dierenartsenpraktijken Staphylococcus aureus-isolaten - vleessector april 2017 tot april 2018 (n=53) I (%) R (%) 2017 (n=53) R (%) 2016 (n=75) R (%) 2015 (n=46) R (%) Amoxicilline/Clavulaanzuur 100,0-0,0 0,0 0,0 0,0 Ampicilline 98,1-1,9 1,9 5,3 0,0 Clindamycine 98,1 0,0 1,9 1,9 1,3 2,2 Enrofloxacine 94,3 1,9 3,8 3,8 0,0 0,0 Erythromycine 92,5 5,7 1,9 1,9 2,7 2,2 Florfenicol 13,2 83,0 3,8 0,0 0,0 0,0 Neomycine 100,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2,2 Oxacilline 98,1-1,9 1,9 0,0 0,0 Penicilline 98,1-1,9 1,9 5,3 0,0 Sulfamethoxazol 1,9-98,1 100,0 93,3 76,1 Tetracycline 88,7 0,0 11,3 5,7 10,7 0,0 Tilmicosine 98,1 0,0 1,9 1,9 1,3 2,2 Trimethoprim/ Sulfamethoxazol 98,1-1,9 1,9 0,0 0,0 De cijfers voor Staphylococcus aureus-isolaten vanuit de legsector zijn wegens het geringe aantal isolaten (n=21) enkel opgenomen in bijlage II. 67

68 Bijlage I Definities diertypen/diersoorten OLF opfok legfok OSF opfok vleesfok KO kalkoen opfok vermeerdering LF legfok SF vleesfok KV kalkoen vermeerdering LO opfok legvermeerdering SO opfok vleesvermeerdering KS vleeskalkoenen LV legvermeerdering SV vleesvermeerdering OL opfok leghennen EO eend opfok vermeerdering LL leghennen (niet nader gedefinieerd) SS vleeskuikens EV eend vermeerdering LLK leghennen kolonie ES vleeseenden LLZ leghennen zonder uitloop LLU leghennen met uitloop PRLH parelhoenders LLB leghennen biologisch LLV leghennen vaccin Opfokdieren Dieren die opgefokt worden met als doel gehouden te worden voor de productie van broedeieren, vaccineieren of consumptie-eieren. De opfok wordt onderverdeeld in: opfok legvermeerdering (LO) opfok eindleg (OL) opfok vleesvermeerdering (SO) opfok legfok (OLF) opfok kalkoenvermeerdering (KO) opfok vleesfok (OSF) Reproductiedieren Pluimvee dat gehouden wordt voor de productie van broedeieren of vaccineieren. De reproductiedieren worden onderverdeeld in: legfok (LF) vleesvermeerdering (SV) legvermeerdering (LV) kalkoenvermeerdering (KV) vleesfok (SF) Vleeskuikens Kippen (SS) waarvan de punt van het borstbeen niet is verbeend en die gehouden worden voor de vleesproductie, van uitkomst tot leeftijd bij het slachten. Vleeskalkoenen Kalkoenen (KS) die gehouden worden voor de vleesproductie van uitkomst tot aan de leeftijd bij het slachten. De vleeskalkoenen kunnen in de verschillende rapportages verdeeld worden in hennen en hanen. Leghennen Kippen die gehouden worden voor de productie van consumptie-eieren (LL, LLK, LLZ, LLU en LLB) of voor de productie van vaccineieren (LLV). Het huisvestingstype uitloop of biologisch is afhankelijk van de registratie. Het is mogelijk dat deze dieren ten tijde van de bevinding zijn opgehokt (zie ook de Leeswijzer in hoofdstuk 1). 68 Vleeseenden Eenden (ES) gehouden voor de vleesproductie.

69 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Bijlage II Overzicht gevoeligheden van isolaten uit sectiemateriaal afkomstig van pluimvee (april 2017 tot april 2018) Als dierenarts is het belangrijk om te beschikken over landelijke, betrouwbare gegevens over de antibioticagevoeligheid van de meest voorkomende pluimveepathogenen. Het monitoringsproject Landelijk antibiogram dat als pilot werd gestart in oktober 2014, is opgezet om hier een goede systematiek voor te ontwikkelen. In deze bijlage staan de gevoeligheden van isolaten van E. coli, Enterococcus spp. en Staphylococcus aureus voor een breed scala aan antibiotica. Bij aanvang van de monitoringspilot die destijds is gestart onder de naam Optimaliseren overzicht landelijk antibiogram pluimvee, is eerst, op basis van epidemiologisch onderzoek, berekend hoeveel isolaten nodig zijn om een representatief beeld te krijgen van de pathogenen in het veld. Vervolgens heeft GD dierenartsenpraktijken gevraagd om actief stammen in te sturen van koppels met specifieke ziekteverschijnselen, zoals verhoogde uitval en kreupelheid, en door de praktijk geïdentificeerd als E. coli, Enterococcus spp. of Staphylococcus aureus. Daarnaast heeft GD isolaten verzameld bij reguliere secties op dieren van dergelijke probleemkoppels. De gevoeligheid van de bacteriën is getest door middel van een MIC-bepaling. De resultaten zijn gebaseerd op aantallen die de statistisch berekende benodigde aantallen ruimschoots overschrijden. Wegens de continue stroom aan isolaten en de wens voor actuele overzichten, worden de tabellen gebaseerd op de isolaten ingestuurd in het voorafgaande jaar. De gevoeligheden van de ingezonden isolaten zijn bepaald via een microbouillondilutietest (zie foto 3 en 4). Met deze test is het mogelijk om per antimicrobieel middel een MIC-waarde te bepalen. MIC staat voor Minimum Inhiberende Concentratie: de laagste concentratie van een antimicrobieel agens waarbij geen zichtbare groei optreedt na overnacht incuberen. De MIC-waarde is een meting van de bacteriostatische activiteit van het antimicrobiële middel. Door overenten van verdunningen waarbij geen groei heeft plaatsgevonden, is het mogelijk de bactericide activiteit van het middel vast te stellen. Deze methode wordt echter zelden toegepast. Sommige antimicrobiële middelen kunnen ook beneden de MIC-waarde nog antimicrobiële activiteit vertonen. Dit wordt ook wel de MAC of Minimale Antibacteriële Concentratie genoemd. Deze waarde is in vitro echter lastig tot niet te bepalen. Met behulp van klinische breekpunten is het mogelijk de isolaten in te delen in verschillende groepen op basis van de te verwachten resultaten van een therapie met het betreffende antimicrobiële middel (zie ook figuur 1): Gevoelig: therapeutisch succes wordt verwacht op basis van de in vitro vastgestelde MIC-waarde. Intermediair gevoelig: de behandeling heeft een onzekere uitkomst. In sommige gevallen kan therapeutisch succes worden behaald met een hogere dosis of wanneer de infectie zich in een deel van het lichaam bevindt waar hogere concentraties van het middel worden bereikt (therapeutisch succes is afhankelijk van de farmacokinetiek van het middel). Resistent: therapeutisch falen wordt verwacht, de kiem is (klinisch) resistent tegen het geteste middel op basis van de in vitro vastgestelde MIC-waarde. Klinische resultaten van therapie zijn afhankelijk van diverse factoren, zoals de aanwezigheid van andere agentia, de immuunstatus van het dier, het moment in het ziekteproces, enzovoorts. Afhankelijk van de eigenschappen van het antimicrobiële middel kunnen externe factoren, zoals voeding, ook van invloed zijn. 69

70 Foto 1 en 2. De MALDI-TOF wordt onder andere gebruikt voor de identificatie van micro-organismen zoals bacteriën, gisten en schimmels (Bron: GD) Foto 3 en 4. Inzetten en aflezen van de MIC-bepaling (Bron: GD) 120 Antibioticum X Klinisch breekpunt gevoeligheid Aantal stammen 'Wild-type cutoff '-waarde Klinisch breekpunt resistentie ,25 0, MIC ( μg/ml) Figuur 2. Resultaten van de MIC-waardebepaling van een bepaald antibioticum X voor een x-aantal isolaten van bacterie X met daarnaast aangegeven de Wild-type cut-off -waarde en de klinische breekpunten (Bron: GD) 70

71 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Tabel I Toelichting MIC MIC 50 MIC 90 Gevoeligheid Witte vlakken Groene en rode strepen Toelichting tabel II t/m V Minimum inhiberende concentratie, de laagste concentratie van een antimicrobieel agens waarbij geen zichtbare groei optreedt na overnacht incuberen Concentratie waarbij 50% van de stammen wordt geremd Concentratie waarbij 90% van de stammen wordt geremd S = gevoelig; I = intermediair gevoelig; R = resistent De witte vakken indiceren de verdunningen die voor het betreffende antimicrobieel agens zijn getest; waarden boven deze reek indiceren MIC-waarden > de hoogste concentratie in de reeks; waarden bij de laagste concentratie die is getest, indiceren MIC-waarden de laagste concentratie die is getest. De verticale strepen indiceren de breekpunten die zijn gebruikt om het percentage gevoelige, intermediair-gevoelige en resistente isolaten te bereken; gevoelig, links van de groene streep; resistent, rechts van de rode streep, intermediair-gevoelig (indien van toepassing), tussen de groene en rode streep. - Niet van toepassing R int intrinsiek resistent a Vermeld is de concentratie van amoxicilline, getest in een concentratie ratio van 2:1 (amoxicilline/clavulaanzuur) b Vermeld is de concentratie van trimethoprim, getest in een concentratie ratio van 1:19 (trimethoprim/sulfamethoxazol) Voor een vergelijking met de antibioticumgevoeligheidstestresultaten uit , zie voorgaande kwartaalrapportages of hoofdstuk7. 71

72 72 Tabel II.A MIC-distributie (%), MIC 50 en MIC 90, en percentage gevoelig, intermediair-gevoelig en resistent voor E. coli-isolaten uit sectiemateriaal afkomstig van pluimvee uit de vleessector (april 2017-april 2018) (n=352) (Bron: GD) Antimicrobieel agens E. coli (n=352) MIC-waarden (µg/ml) MIC 50 MIC 90 S I R 0,25 0, (µg/ml) (µg/ml) (%) (%) (%) Amoxicilline/Clavulaanzuur a 0,3 0,0 6,3 48,3 20,5 23,6 0,3 0,6 0, ,9 0,3 0,9 Ampicilline 0,0 0,0 6,8 41,8 11,4 0,0 0,6 0,6 38,9 4 >32 59,9 0,6 39,5 Apramycine 98,3 1,1 0, ,4-0,6 Colistine 88,1 11,1 0,3 0,0 0,0 0,0 0, ,4 0,0 0,6 Cefotaxim 97,7 0,9 0,0 1, ,7 0,9 1,4 Enrofloxacine 83,8 8,5 1,4 0,9 5,4 0,25 0,5 92,3 1,4 6,3 Florfenicol 1,4 65,3 30,7 2, ,4 65,3 33,2 Fluméquine 61,6 13,9 14,5 1,7 8, ,6 14,5 9,9 Neomycine 97,4 0,3 0,9 1, ,7 0,9 1,4 Sulfamethoxazol 23,9 4,3 2,3 69,6 >256 >256 30,4-69,6 Spectinomycine 0,0 0,9 63,4 13,1 3,7 19,0 32 >128 64,2 13,1 22,7 Streptomycine 44,9 20,5 5,4 4,3 7,7 5,4 11,9 4 >64 69,3 4,3 26,4 Tetracycline 0,3 3,7 46,0 14,8 0,9 0,0 0,3 34,1 1 >16 65,6 0,0 34,4 Tiamuline 0,0 0,0 0,9 99,1 >32 >32 0,0-100,0 Tilmicosine 0,0 0,0 0,0 0,3 3,1 96,6 >32 >32 1,7 0,0 98,3 Tylosine 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 100,0 >4 >4 R int R int R int Trimethoprim 67,6 1,7 0,3 0,6 0,0 0,0 29,8 0,5 >16 70,2-29,8 Trimethoprim/Sulfamethoxazol b 68,5 1,4 0,6 1,4 0,3 27,8 0,25 >4 70,5-29,5 Ter interpretatie van de informatie in de tabellen geven we voor tabel II.A een voorbeeld: Ampicilline: 41,8% (zie rode cirkel) van de geteste isolaten wordt bij een concentratie van 2μg ampicilline/ml (en hoger) geremd in bacteriegroei. Tabel II.B MIC-distributie (%), MIC 50 en MIC 90, en percentage gevoelig, intermediair-gevoelig en resistent voor E. coli-isolaten uit sectiemateriaal afkomstig van pluimvee uit de legsector (april 2017-april 2018) (n=163) (Bron: GD) Antimicrobieel agens E. coli (n=163) MIC-waarden (µg/ml) MIC 50 MIC 90 S I R 0,25 0, (µg/ml) (µg/ml) (%) (%) (%) Amoxicilline/Clavulaanzuur a 0,0 0,0 6,1 61,3 20,2 12,3 0,0 0,0 0, ,0 0,0 0,0 Ampicilline 0,0 0,0 6,1 58,3 11,7 0,0 0,0 0,0 23,9 2 >32 76,1 0,0 23,9 Apramycine 98,2 1,8 0, ,0-0,0 Colistine 88,9 9,3 1,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0, ,0 0,0 0,0 Cefotaxim 97,5 0,0 0,0 2, ,5 0,0 2,5 Enrofloxacine 92,6 3,7 0,6 0,0 3,1 0,25 0,25 96,3 0,6 3,1 Florfenicol 0,6 66,0 31,5 1, ,6 66,0 33,3 Fluméquine 63,8 18,4 12,9 0,6 4, ,2 12,9 4,9 Neomycine 100,0 0,0 0,0 0, ,0 0,0 0,0 Sulfamethoxazol 31,9 4,9 0,6 62,6 >256 >256 37,4-62,6 Spectinomycine 0,0 1,2 77,3 13,5 1,2 6, ,5 13,5 8,0 Streptomycine 57,1 14,7 6,7 2,5 5,5 3,7 9, ,5 2,5 19,0 Tetracycline 0,0 2,5 50,9 19,6 0,0 0,0 0,6 26,4 1 >16 73,0 0,0 27,0 Tiamuline 0,0 0,0 1,2 98,8 >32 >32 0,0-100,0 Tilmicosine 0,0 0,0 0,0 0,0 3,1 96,9 >32 >32 0,0 0,0 100,0 Tylosine 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 100,0 >4 >4 R int R int R int Trimethoprim 87,7 0,6 0,0 0,0 0,0 0,0 11,7 0,5 >16 88,3-11,7 Trimethoprim/Sulfamethoxazol b 88,3 0,0 1,2 0,0 0,0 10,4 0,25 >4 89,6-10,4

73 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Tabel III MIC-distributie (%), MIC 50 en MIC 90, en percentage gevoelig, intermediair-gevoelig en resistent voor E. cecorum-isolaten uit sectiemateriaal afkomstig van pluimvee uit de vleessector (april 2017-april 2018) (n=100) (Bron: GD) Antimicrobieel agens E. cecorum (n=100) MIC-waarden (µg/ml) MIC 50 MIC90 S I R 0, ,0625 0,125 0,25 0, (µg/ml) (µg/ml) (%) (%) (%) Amoxicilline/Clavulaanzuur a 83,0 15,0 1,0 1,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,25 0,5 100,0 0,0 0,0 Ampicilline 2,0 16,0 60,0 18,0 3,0 1,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,25 0,5 100,0-0,0 Clindamycine 86,0 0,0 0,0 0,0 1,0 13,0 0,25 >4 86,0 0,0 14,0 Enrofloxacine 55,0 26,0 4,0 1,0 0,0 14,0 0,25 >4 81,0 4,0 15,0 Erythromycine 78,0 6,0 3,0 0,0 0,0 0,0 1,0 12,0 0,125 >8 87,0 0,0 13,0 Florfenicol 85,0 12,0 1,0 0,0 2, ,0 12,0 3,0 Neomycine 1,0 5,1 20,2 73,7 >16 >16 R int Rint Rint Oxacilline 1,0 9,0 44,0 33,0 4,0 1,0 8, ,0-13,0 Penicilline 54,0 40,0 2,0 2,0 2,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0625 0, ,0-0,0 Sulfamethoxazol 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 100,0 >512 >512 0,0-100,0 Tetracycline 8,0 4,0 0,0 1,0 0,0 1,0 25,0 61,0 32 >16 13,0 1,0 86,0 Tilmicosine 3,0 17,0 51,0 11,0 18,0 16 >32 20,0 51,0 29,0 Trimethoprim/Sulfamethoxazol b 0,0 6,0 19,0 15,0 38,0 7,0 3,0 0,0 12,0 0.5 >4 88,0-12,0 73

74 74 Tabel IV.A MIC-distributie (%), MIC 50 en MIC 90, en percentage gevoelig, intermediair-gevoelig en resistent voor E. faecalis-isolaten uit sectiemateriaal afkomstig van pluimvee uit de vleessector (april 2017-april 2018) (n=30) (Bron: GD) Antimicrobieel agens E. faecalis (n=30) MIC-waarden (µg/ml) MIC 50 MIC90 S I R 0, ,0625 0,125 0,25 0, (µg/ml) (µg/ml) (%) (%) (%) Amoxicilline/Clavulaanzuur a 40,0 56,7 3,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 0,5 100,0 0,0 0,0 Ampicilline 0,0 0,0 6,7 70,0 23,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0, ,0-0,0 Clindamycine 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 100,0 >4 >4 R int Rint Rint Enrofloxacine 10,0 73,3 13,3 0,0 0,0 3,3 0,5 1 83,3 13,3 3,3 Erythromycine 10,0 0,0 36,7 10,0 6,7 23,3 0,0 13,3 1 >8 46,7 40,0 13,3 Florfenicol 90,0 6,7 0,0 0,0 3, ,0 6,7 3,3 Neomycine 3,3 0,0 16,7 80,0 >16 >16 R int Rint Rint Oxacilline 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 33,3 66,7 >8 >8 0,0-100,0 Penicilline 0,0 0,0 0,0 3,3 36,7 60,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0, ,0-0,0 Sulfamethoxazol 43,3 3,3 0,0 0,0 0,0 3,3 50,0 512 >512 46,7-53,3 Tetracycline 0,0 3,3 10,0 0,0 0,0 0,0 0,0 86,7 >16 >16 13,3 0,0 86,7 Tilmicosine 3,3 3,3 16,7 46,7 30,0 32 >32 6,7 16,7 76,7 Trimethoprim/Sulfamethoxazol b 0,0 6,7 3,3 3,3 86,7 0,0 0,0 0,0 0, ,0-0,0 Tabel IV.B MIC-distributie (%), MIC 50 en MIC 90, en percentage gevoelig, intermediair-gevoelig en resistent voor E. faecalis-isolaten uit sectiemateriaal afkomstig van pluimvee uit de legsector (april 2017-april 2018) (n=31) (Bron: GD) Antimicrobieel agens E. faecalis (n=31) MIC-waarden (µg/ml) MIC 50 MIC90 S I R 0, ,0625 0,125 0,25 0, (µg/ml) (µg/ml) (%) (%) (%) Amoxicilline/Clavulaanzuur a 58,1 41,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,25 0,5 100,0 0,0 0,0 Ampicilline 0,0 3,2 9,7 61,3 25,8 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0, ,0-0,0 Clindamycine 0,0 0,0 0,0 0,0 3,2 96,8 >4 >4 R int Rint Rint Enrofloxacine 19,4 71,0 9,7 0,0 0,0 0,0 0,5 0,5 90,3 9,7 0,0 Erythromycine 6,5 3,2 38,7 6,5 6,5 22,6 0,0 16,1 1 >8 48, ,5 16, Florfenicol 93,5 6,5 0,0 0,0 0, ,5 6,5 0,0 Neomycine 6,5 3,2 12,9 77,4 >16 >16 R int Rint Rint Oxacilline 0,0 0,0 0,0 3,2 3,2 29,0 64,5 >8 >8 3,2-96,8 Penicilline 0,0 0,0 0,0 6,5 35,5 54,8 3,2 0,0 0,0 0,0 0, ,0-0,0 Sulfamethoxazol 43,3 3,3 3,3 0,0 0,0 0,0 50,0 64 > Tetracycline 0,0 3,2 12,9 0,0 0,0 0,0 3,2 80,6 >16 >16 16, ,0 83, Tilmicosine 12,9 0,0 29,0 35,5 22,6 32 >32 12, ,0 58, Trimethoprim/Sulfamethoxazol b 0,0 6,5 0,0 3,2 90,3 0,0 0,0 0,0 0, ,5 100,0-0,0

75 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal 2018 Tabel V.A MIC-distributie (%), MIC 50 en MIC 90, en percentage gevoelig, intermediair-gevoelig en resistent voor S. aureus-isolaten uit sectiemateriaal afkomstig van pluimvee uit de vleessector (april 2017-april 2018) (n=53) (Bron: GD) Antimicrobieel agens S. aureus (n=53) MIC-waarden (µg/ml) MIC 50 MIC90 S I R 0, ,0625 0,125 0,25 0, (µg/ml) (µg/ml) (%) (%) (%) Amoxicilline/Clavulaanzuur a 98,1 0,0 0,0 0,0 1,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0,25 0,25 100,0-0,0 Ampicilline 56,6 39,6 1,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,9 0,0625 0,125 98,1-1,9 Clindamycine 98,1 0,0 0,0 0,0 0,0 1,9 0,25 0,25 98,1 0,0 1,9 Enrofloxacine 79,2 15,1 1,9 0,0 1,9 1,9 0,25 0,5 94,3 1,9 3,8 Erythromycine 0,0 28,3 64,2 5,7 0,0 0,0 0,0 1,9 0,5 0,5 92,5 5,7 1,9 Florfenicol 13,2 83,0 3,8 0,0 0, ,2 83,0 3,8 Neomycine 100,0 0,0 0,0 0, ,0 0,0 0,0 Oxacilline 88,7 9,4 0,0 0,0 0,0 0,0 1,9 0, ,1-1,9 Penicilline 96,2 1,9 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,9 0,0625 0, ,1-1,9 Sulfamethoxazol 0,0 0,0 1,9 0,0 0,0 0,0 98,1 >512 >512 1,9-98,1 Tetracycline 15,1 37,7 35,8 0,0 0,0 0,0 3,8 7, ,7 0,0 11,3 Tilmicosine 98,1 0,0 0,0 0,0 1, ,1 0,0 1,9 Trimethoprim/Sulfamethoxazol b 0,0 11,3 1,9 0,0 84,9 0,0 0,0 0,0 1,9 0,0 0,0 0,5 0,5 98,1-1,9 Tabel V.B MIC-distributie (%), MIC 50 en MIC 90, en percentage gevoelig, intermediair-gevoelig en resistent voor S. aureus-isolaten uit sectiemateriaal afkomstig van pluimvee uit de legsector (april 2017-april 2018) (n=21) (Bron: GD) (Bron: GD) Antimicrobieel agens S. aureus (n=21) MIC-waarden (µg/ml) MIC 50 MIC90 S I R 0, ,0625 0,125 0,25 0, (µg/ml) (µg/ml) (%) (%) (%) Amoxicilline/Clavulaanzuur a 100,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,25 0,25 100,0-0,0 Ampicilline 66,7 33,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0625 0, ,0-0,0 Clindamycine 100,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,25 0,25 100,0 0,0 0,0 Enrofloxacine 85,7 9,5 0,0 4,8 0,0 0,0 0,25 0,5 95,2 0,0 4,8 Erythromycine 9,5 57,1 33,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,25 0,5 100,0 0,0 0,0 Florfenicol 28,6 71,4 0,0 0,0 0, ,6 71,4 0,0 Neomycine 100,0 0,0 0,0 0, ,0 0,0 0,0 Oxacilline 100,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,25 0,25 100,0-0,0 Penicilline 100,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0625 0, ,0-0,0 Sulfamethoxazol 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 100,0 >512 >512 0,0-100,0 Tetracycline 33,3 47,6 4,8 0,0 0,0 4,8 4,8 4,8 0,5 8 85,7 4,8 9,5 Tilmicosine 100,0 0,0 0,0 0,0 0, ,0 0,0 0,0 Trimethoprim/Sulfamethoxazol b 0,0 23,8 0,0 0,0 76,2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 0,5 100,0-0,0 75

76 Colofon Begeleidingscommissie Monitoring Diergezondheid Pluimvee H. Bens (LTO/NOP) R. Bouwstra (GD) P. Faber (LTO/NOP) A. den Herder (NVP) M. van Lent/I. Arendzen (NVWA) K. Oomen (voorzitter) W. Pelgrim (ministerie van LNV) A. Spieker (AVINED) J. Verhoijsen (LTO/NOP) R. Vriens (Practicus) S. Westendorp (Practicus) GD-pluimveedierenarts (GD) (wisselende rol) Veekijker Pluimvee N. de Bruijn T. Fabri A. Feberwee R.J. Molenaar C. ter Veen J. Wiegel S. de Wit Afdeling epidemiologie (uitvoering monitoringsrapportage Pluimvee) M. Sanders Stafafdeling Monitoring I. Bos L. Roos M. Vos P. Wever Redactiecommissie T. Fabri I. Jorna C. ter Veen Eindredactie I. Jorna E. Onis Afdeling pluimveegezondheidszorg (uitvoering monitoringsrapportage Pluimvee) M. den Besten N. de Bruijn T. Fabri A. Feberwee T. Giesen I. Jorna R.J. Molenaar T. Mulder-Klock R. Petersen K. Sahin C. ter Veen J. Wiegel S. de Wit 76 Afdeling Pathologie N. de Bruijn T. Fabri R.J. Molenaar

77 Rapportage Monitoring Diergezondheid Pluimvee - Eerste kwartaal

78 78

79

80 Samen werken aan diergezondheid Monitoring Diergezondheid GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T , F GDOV1418/06-18

Samen werken aan diergezondheid. Pluimvee

Samen werken aan diergezondheid. Pluimvee Samen werken aan diergezondheid Pluimvee Rapportage Tweede kwartaal 2018 Uitgave: GD - Tweede kwartaal 2018 Telefoon 0900-1770 monitoring@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl Ontwerp: Onis creatieve

Nadere informatie

Samen werken aan diergezondheid. Pluimvee

Samen werken aan diergezondheid. Pluimvee Samen werken aan diergezondheid Pluimvee Jaarrapportage Uitgave: GD - Vierde kwartaal Telefoon 0900-1770 monitoring@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl Ontwerp: Onis creatieve communicatie Opmaak:

Nadere informatie

Samen werken aan diergezondheid. Pluimvee

Samen werken aan diergezondheid. Pluimvee Samen werken aan diergezondheid Pluimvee Rapportage Derde kwartaal 2018 Uitgave: GD - Derde kwartaal 2018 Telefoon 0900-1770 monitoring@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl Ontwerp: Onis creatieve

Nadere informatie

Pluimvee. Nieuwe Pasteurella-typen bij pluimvee. Coryza-vaccin. Hoofdpunten Rapportage Derde kwartaal Samen werken aan diergezondheid

Pluimvee. Nieuwe Pasteurella-typen bij pluimvee. Coryza-vaccin. Hoofdpunten Rapportage Derde kwartaal Samen werken aan diergezondheid Pluimvee Hoofdpunten Rapportage Derde kwartaal 2018 Nieuwe Pasteurella-typen bij pluimvee Van vogelcholera zijn de acute en de chronische vorm bekend, die beide worden veroorzaakt door de bacterie Pasteurella

Nadere informatie

Pluimvee. NCD: een update. Hoofdpunten Rapportage Tweede kwartaal Samen werken aan diergezondheid

Pluimvee. NCD: een update. Hoofdpunten Rapportage Tweede kwartaal Samen werken aan diergezondheid Pluimvee Hoofdpunten Rapportage Tweede kwartaal NCD: een update Bij een Belgische en een Nederlandse houder van hobbyvogels (in Nederland betrof dit sierhoenderachtigen) is in het voorjaar van het Newcastle

Nadere informatie

Pluimvee. Mycoplasma synoviae in Kort Nieuws. Hoofdpunten Rapportage Vierde kwartaal Samen werken aan diergezondheid

Pluimvee. Mycoplasma synoviae in Kort Nieuws. Hoofdpunten Rapportage Vierde kwartaal Samen werken aan diergezondheid Pluimvee Hoofdpunten Rapportage Vierde kwartaal 2015 Mycoplasma synoviae in 2015 Kort Nieuws In de regelgeving is opgenomen dat dieren die niet tegen Mycoplasma synoviae (M.s.) gevaccineerd zijn, met een

Nadere informatie

Het vaccinatieplan tegen NCD

Het vaccinatieplan tegen NCD Het vaccinatieplan tegen NCD Inhoudsopgave Vaccinatieplan tegen NCD 3 Vermeerderingsdieren 5 Leghennen 7 Vleeskuikens 8 Vleeskalkoenen 10 Newcastle Disease 12 Vaccinatieplan tegen NCD Om het pluimvee in

Nadere informatie

Vaccinatie tegen vogelgriep van bedrijfsmatig gehouden biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop

Vaccinatie tegen vogelgriep van bedrijfsmatig gehouden biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop Vaccinatie tegen vogelgriep van bedrijfsmatig gehouden biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop Vaccinatie toegestaan De Europese Unie heeft op 22 februari 2006 een akkoord bereikt over het

Nadere informatie

Vogelgriep-vaccinatie van hobbypluimvee.

Vogelgriep-vaccinatie van hobbypluimvee. Vogelgriep-vaccinatie van hobbypluimvee. Het vogelgriepvirus en vaccinatie Het zal u niet ontgaan zijn: het H5N1-vogelgriepvirus heeft zich vanuit Zuidoost-Azië verspreid richting Europa. Sinds eind februari

Nadere informatie

Activiteitenverslag Diergeneeskundige begeleiding PLUIMVEE

Activiteitenverslag Diergeneeskundige begeleiding PLUIMVEE Dierengezondheidszorg Vlaanderen Activiteitenverslag 2014 Diergeneeskundige begeleiding PLUIMVEE In het kader van subovereenkomst 5, gefinancierd door het FAVV, houdt DGZ de vinger aan de pols van de diergezondheidssituatie

Nadere informatie

Bijlage 11: Omschrijving monsternemingen en onderzoek

Bijlage 11: Omschrijving monsternemingen en onderzoek : Omschrijving monsternemingen en onderzoek Inhoud Fokbedrijven en vermeerderingsbedrijven... 2 D. Regulier mestonderzoek naar Salmonella bij, fokbedrijven en vermeerderingsbedrijven... 2 Kuikenbroederijen...

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee 2017 bijzonderste bevindingen

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee 2017 bijzonderste bevindingen Autopsie pluimvee 2017 bijzonderste bevindingen Versie 1.0 Oktober 2018 Auteur: Afdeling autopsie In 2017 werden een 410-tal inzendingen (Figuur 1) voor autopsie pluimvee verwerkt. Dit aantal is met 20,3%

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 36636 7 juli 2017 Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 5 juli 2017, nr. WJZ/17058412, tot wijziging

Nadere informatie

Bijlage 10 Omschrijving Monsternemingen en Ontheffingsaanvragen IKB Kip

Bijlage 10 Omschrijving Monsternemingen en Ontheffingsaanvragen IKB Kip OMSCHRIJVING MONSTERNEMINGEN EN ONTHEFFINGSAANVRAGEN IKB KIP DEFENITIES Artikel 1 Dit reglement is een bijlage van de AV IKB Kip en neemt de terminologie van de AV IKB Kip over. MONSTERNAME HYGIËNOGRAMMEN

Nadere informatie

Autopsie pluimvee 2018 bijzonderste bevindingen

Autopsie pluimvee 2018 bijzonderste bevindingen Contactadres: Industrielaan 29-8820 TORHOUT Maatschappelijke zetel: Hagenbroeksesteenweg 167-2500 LIER BTW BE 0409.450.856 RPR Antwerpen - afdeling Mechelen Autopsie pluimvee 2018 bijzonderste bevindingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 2092 Vragen van de leden

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee bijzonderste bevindingen

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee bijzonderste bevindingen Autopsie pluimvee 2015 - bijzonderste bevindingen Versie 1.0 19042016 Auteur: Annick Gryspeerdt In 2015 zijn meer dan 300 inzendingen voor autopsie pluimvee verwerkt. Dit aantal is ongeveer hetzelfde gebleven

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee 2014 - voornaamste bevindingen

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee 2014 - voornaamste bevindingen Autopsie pluimvee 2014 - voornaamste bevindingen Versie 1.0 28042015 Auteur: Annick Gryspeerdt In 2014 zijn meer dan 330 inzendingen voor autopsie pluimvee verwerkt. Dit vertegenwoordigt meer dan 850 individuele

Nadere informatie

Ruth Bouwstra (CVI) Teun Fabri (GD Deventer) Ron Fouchier (Erasmus MC) Erik van Geloof (KNMvD) Mart de Jong (WU) Wim Pelgrim (EZ, ambtelijk

Ruth Bouwstra (CVI) Teun Fabri (GD Deventer) Ron Fouchier (Erasmus MC) Erik van Geloof (KNMvD) Mart de Jong (WU) Wim Pelgrim (EZ, ambtelijk Ruth Bouwstra (CVI) Teun Fabri (GD Deventer) Ron Fouchier (Erasmus MC) Erik van Geloof (KNMvD) Mart de Jong (WU) Wim Pelgrim (EZ, ambtelijk secretaris) Roy Slaterus (SOVON) Arjan Stegeman (voorzitter)

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee 2016: bijzonderste bevindingen

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee 2016: bijzonderste bevindingen Autopsie pluimvee 2016: bijzonderste bevindingen Versie 1.0 November 2017 Auteur: Afdeling autopsie In 2016 zijn meer dan 300 inzendingen voor autopsie pluimvee verwerkt. Dit aantal is licht gestegen t.o.v.

Nadere informatie

Werkvoorschrift certificering van levend pluimvee en broedeieren vanuit Nederland Code K-LV-PLUIU-01 Versie 01 Ingangsdatum pag.

Werkvoorschrift certificering van levend pluimvee en broedeieren vanuit Nederland Code K-LV-PLUIU-01 Versie 01 Ingangsdatum pag. Code K-LV-PLUIU-01 Versie 01 Ingangsdatum 05-02-2019 pag. 1 van 10 Versie datum Wijzigingen ten opzichte van vorige versie 01 15-10-2018 Herschrijven document t.b.v. accreditatie, oude code was PLUIU-

Nadere informatie

VERORDENING VACCINATIE NEWCASTLE DISEASE (PPE) 2006

VERORDENING VACCINATIE NEWCASTLE DISEASE (PPE) 2006 INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2009-I, gepubliceerd d.d. 21-08-2009 1) VERORDENING VACCINATIE NEWCASTLE DISEASE (PPE) 2006 Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren van 15 juni 2006

Nadere informatie

Wijziging Regeling vaccinatie Newcastle disease

Wijziging Regeling vaccinatie Newcastle disease LNV Wijziging Regeling vaccinatie Newcastle disease 4 juni 2002/Nr. TRCJZ/2002/16943 Directie Juridische Zaken Gelet op richtlijn 92/66/EEG van de Raad van 14 juli 1992 tot vaststelling van communautaire

Nadere informatie

Werkvoorschrift certificering van levend pluimvee en broedeieren vanuit Nederland Code K-LV-PLUIU-01 Versie 02 Ingangsdatum pag.

Werkvoorschrift certificering van levend pluimvee en broedeieren vanuit Nederland Code K-LV-PLUIU-01 Versie 02 Ingangsdatum pag. Code K-LV-PLUIU-01 Versie 02 Ingangsdatum 13-06-2019 pag. 1 van 10 Versie datum Wijzigingen ten opzichte van vorige versie 02 13-06-2019 Vergunning vervoer pluimvee > 12 uur 01 15-10-2018 Herschrijven

Nadere informatie

1 Onderwerp. 2 Wettelijke basis. 3 Begrippen. 4 Benodigdheden

1 Onderwerp. 2 Wettelijke basis. 3 Begrippen. 4 Benodigdheden code RNDIU-03 versie 14 ingangsdatum 29-08-2017 pag. 1 van 5 Versie datum toelichting 09 08-01-2016 Bremen, Hessen en Nedersaksen zijn art 10 geworden 10 26-02-2016 Toevoeging over IBR verklaring herkomstbedrijf

Nadere informatie

Protocol statusbeheer IBR-vrij (route tankmelk) Versie 1.0 (juli 2018)

Protocol statusbeheer IBR-vrij (route tankmelk) Versie 1.0 (juli 2018) Protocol statusbeheer IBR-vrij (route tankmelk) Versie 1.0 (juli 2018) 1. Kader Met ingang van 1 april 2018 is de landelijke aanpak van IBR gestart onder verantwoordelijkheid van de Themagroep Rundergezondheid

Nadere informatie

BIJLAGE 11: OMSCHRIJVING MONSTERNEMINGEN EN ONTHEFFINGSAANVRAGEN IKB KIP

BIJLAGE 11: OMSCHRIJVING MONSTERNEMINGEN EN ONTHEFFINGSAANVRAGEN IKB KIP BIJLAGE 11: OMSCHRIJVING MONSTERNEMINGEN EN ONTHEFFINGSAANVRAGEN IKB KIP Het bestuur van de Stichting PLUIMNED heeft, gelet op het certificatieschema IKB Kip, ter zake van de uitvoering van monsternemingen

Nadere informatie

Sociaal- Economische Raad

Sociaal- Economische Raad Sociaal- Economische Raad Natuurlijke en rechtspersonen tot wie een ontwerpverordening van de Sociaal-Economische Raad of een bedrijfslichaam zich uitstrekt, kunnen gedurende vier weken bij de betreffende

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Directoraat-generaal Agro en Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den

Nadere informatie

Protocol statusbeheer IBR-vrij (route intake bloed, bewaking tankmelk) Versie 1.0 (juli 2018)

Protocol statusbeheer IBR-vrij (route intake bloed, bewaking tankmelk) Versie 1.0 (juli 2018) Protocol statusbeheer IBR-vrij (route intake bloed, bewaking tankmelk) Versie 1.0 (juli 2018) 1. Kader Met ingang van 1 april 2018 is de landelijke aanpak van IBR gestart onder verantwoordelijkheid van

Nadere informatie

Laag Pathogene Aviaire Influenza Virus Infecties op

Laag Pathogene Aviaire Influenza Virus Infecties op Laag Pathogene Aviaire Influenza Virus Infecties op pluimveebedrijven in Nederland Jeanet van der Goot, Josanne Verhagen 1, Jose Gonzales, Jantien Backer, Johan Bongers, Gert Jan Boender, Ron Fouchier

Nadere informatie

en de trends van afgelopen jaren

en de trends van afgelopen jaren ANTIBIOTICUMGEBRUIK PLUIMVEESECTOR IN 2014 en de trends van afgelopen jaren 10 maart 2015 De gegevens zijn afkomstig van de databases IKB CRA en KIP 1. Het rapport is opgesteld door de Gezondheidsdienst

Nadere informatie

1 Onderwerp. 2 Wettelijke basis

1 Onderwerp. 2 Wettelijke basis code RNDIU-02 versie 15 ingangsdatum 22-03-2017 pag. 1 van 8 Versie datum toelichting 02 10-10-2013 Omzetting naar nieuwe sjabloon, 1 correctie tav de testmethode 03 28-10-2013 Correctie onder 5.1, deense

Nadere informatie

H5N8 in Nederland in 2014

H5N8 in Nederland in 2014 H5N8 in Nederland in 2014 Een nadere blik op de uitbraken In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) is een analyse uitgevoerd van de H5N8 uitbraken om nader inzicht in binnenkomst, verspreiding

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Besluit van tot wijziging van het Besluit diergezondheidsheffing, in verband met de vaststelling

Nadere informatie

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 maart 2006, TRCJZ/2006/819 houdende een tijdelijke vrijstellingsregeling in

Nadere informatie

Activiteitenverslag Diergeneeskundige begeleiding PLUIMVEE

Activiteitenverslag Diergeneeskundige begeleiding PLUIMVEE Dierengezondheidszorg Vlaanderen Activiteitenverslag 2016 Diergeneeskundige begeleiding PLUIMVEE In opdracht van het FAVV houdt DGZ de vinger aan de pols van de diergezondheidssituatie in Vlaanderen. Werkten

Nadere informatie

IB.ZA.03.01 juli 2014. Productomschrijving GN-code Land Vers vlees van gevogelte 02 07 Zuid-Afrika Separatorvlees van gevogelte.

IB.ZA.03.01 juli 2014. Productomschrijving GN-code Land Vers vlees van gevogelte 02 07 Zuid-Afrika Separatorvlees van gevogelte. I. Toepassingsgebied Productomschrijving GN-code Land Vers vlees van gevogelte 02 07 Separatorvlees van gevogelte 02 07 II. Bilateraal certificaat Code FAVV EX.VTL.ZA.03.01 Titel van het certificaat Veterinair

Nadere informatie

MODEL BEDRIJFSGEZONDHEIDS- EN BEDRIJFSBEHANDELPLAN FOK-, OPFOK- EN VERMEERDERINGSBEDRIJVEN VLEESKUIKENSECTOR

MODEL BEDRIJFSGEZONDHEIDS- EN BEDRIJFSBEHANDELPLAN FOK-, OPFOK- EN VERMEERDERINGSBEDRIJVEN VLEESKUIKENSECTOR BIJLAGE 1 BIJ HET BESLUIT VASTSTELLING MODELLEN BEDRIJFSGEZONDHEIDSPLAN EN BEDRIJFSBEHANDELPLAN VERORDENING REGISTRATIE EN VERANTWOORDING ANTIBIOTICAGEBRUIK PLUIMVEESECTOR (PPE) 2011 MODEL BEDRIJFSGEZONDHEIDS-

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2014

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2014 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2014 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2014 werden bij de actieve monitoring 3.036 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

en de trends van afgelopen jaren

en de trends van afgelopen jaren ANTIBIOTICUMGEBRUIK PLUIMVEESECTOR IN 2015 en de trends van afgelopen jaren 25 mei 2016 De gegevens zijn afkomstig van de databases CRA en KIP. Het rapport is opgesteld door de Gezondheidsdienst voor Dieren

Nadere informatie

Tussentijdse resultaten van de monitoring voor vogelgriep januari tot september 2007

Tussentijdse resultaten van de monitoring voor vogelgriep januari tot september 2007 Tussentijdse resultaten van de monitoring voor vogelgriep januari tot september 2007 Actieve monitoring bij wilde vogels In de actieve monitoring werden van januari tot einde september 2007 bij 2.047 wilde

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2008

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2008 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2008 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2008 werden bij de actieve monitoring 3.514 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Nr.11 2 maart 2012-62e jaargang PBO-blad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Pluimvee en Eieren

Nadere informatie

Bedrijfsbegeleiding en sectorinformatie pluimvee

Bedrijfsbegeleiding en sectorinformatie pluimvee Bedrijfsbegeleiding en sectorinformatie pluimvee Inhoud Vleessector... 1 Fokkerij... 1 Subfok... 2 Fokbroederij... 2 Opfokvermeerdering... 3 Vermeerdering... 3 Broederij... 4 Vleeskuikens... 4 Legsector...

Nadere informatie

Vragen en antwoorden over het Schmallenbergvirus Versie 14 februari 2012

Vragen en antwoorden over het Schmallenbergvirus Versie 14 februari 2012 Vragen en antwoorden over het Schmallenbergvirus Versie 14 februari 2012 Is er mogelijk gevaar voor omwonenden/mensen? Op basis van de beschikbare informatie concluderen experts van het RIVM dat overdracht

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2015

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2015 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2015 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2015 werden bij de actieve monitoring 3.218 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2012-I, gepubliceerd d.d. 29-06-2012

INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2012-I, gepubliceerd d.d. 29-06-2012 INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2012-I, gepubliceerd d.d. 29-06-2012 1) HYGIËNEBESLUIT OPFOKBEDRIJVEN, FOKBEDRIJVEN EN VERMEERDERINGSBEDRIJVEN (PPE) 2011 Besluit van het Productschap Pluimvee

Nadere informatie

1 Onderwerp. 2 Wettelijke basis

1 Onderwerp. 2 Wettelijke basis code RNDIU-03 versie 13 ingangsdatum 22-03-2017 pag. 1 van 5 Versie datum toelichting 02 10-10-2013 Aanpassing aan sjabloon en 1 correctie over testmogelijkheden 04 30-10-2013 Correctie onder 5.1, deense

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2011

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2011 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2011 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2011 werden bij de actieve monitoring 3.397 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

De problemen van de oude hen. Algemene gezondheid van hennen op leeftijd. Deel 1. Wat zien we nu eigenlijk het meeste bij de oude hen?

De problemen van de oude hen. Algemene gezondheid van hennen op leeftijd. Deel 1. Wat zien we nu eigenlijk het meeste bij de oude hen? Algemene gezondheid van hennen op leeftijd Robert Jan Molenaar De problemen van de oude hen Deel 1- de ziektes Wat zien we vaak? Extra gevoelig Positief nieuws Deel 2 de risico s Opnieuw gevoelig Afsluitend,

Nadere informatie

Leven met vogelgriep. Arjan Stegeman Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren j.a.stegemanuu.nl

Leven met vogelgriep. Arjan Stegeman Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren j.a.stegemanuu.nl Leven met vogelgriep Arjan Stegeman Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren j.a.stegemanuu.nl Leven met vogelgriep Achtergrond informatie Insleep en verspreiding milde variant vogelgriep Insleep en verspreiding

Nadere informatie

1 Onderwerp. 2 Wettelijke basis. Erkende quarantainevoorzieningen voor vogels afkomstig uit 3 e landen

1 Onderwerp. 2 Wettelijke basis. Erkende quarantainevoorzieningen voor vogels afkomstig uit 3 e landen code OVQV-01 versie 02 ingangsdatum 08-01-2014 pag. 1 van 6 versie datum toelichting 02 December 2013 Aanpassing aan NVWA sjabloon en enkele correcties 1 Onderwerp Vogels, die ingevoerd worden uit 3e-landen,

Nadere informatie

VERORDENING TIJDELIJKE EN PREVENTIEVE MAATREGELEN BIJ CALAMITEITEN IN DE PLUIMVEESECTOR (PPE) 2012

VERORDENING TIJDELIJKE EN PREVENTIEVE MAATREGELEN BIJ CALAMITEITEN IN DE PLUIMVEESECTOR (PPE) 2012 VERORDENING TIJDELIJKE EN PREVENTIEVE MAATREGELEN BIJ CALAMITEITEN IN DE PLUIMVEESECTOR (PPE) 2012 Verordening van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren van 6 september 2012 houdende tijdelijke

Nadere informatie

Hobbypluimvee in tijden van vogelgriep

Hobbypluimvee in tijden van vogelgriep Hobbypluimvee in tijden van vogelgriep Bron: www.levendehave.nl/ Waar krijgen houders van hobbykippen mee te maken als er een uitbraak is van hoogpathogene vogelgriep? a. Ophok- en afschermplicht Voor

Nadere informatie

Bijlage 11 Model Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsbehandelplan Pluimveebedrijven IKB Kip

Bijlage 11 Model Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsbehandelplan Pluimveebedrijven IKB Kip MODEL BEDRIJFSGEZONDHEIDS- EN BEHANDELPLAN PLUIMVEEBEDRIJVEN IKB KIP Bedrijfsgezondheidsplan Artikel 1 Het bedrijfsgezondheidsplan (bgp) bestaat uit een analyse van de hygiëne- en diergezondheidsstatus

Nadere informatie

OVEREENKOMST PLUIMVEEHOUDER EN GEBORGDE PLUIMVEEDIERENARTS,

OVEREENKOMST PLUIMVEEHOUDER EN GEBORGDE PLUIMVEEDIERENARTS, OVEREENKOMST PLUIMVEEHOUDER EN GEBORGDE PLUIMVEEDIERENARTS, bijlage VI van het Reglement Geborgde Naam tekenbevoegde :.. hierna te noemen pluimveehouder Eigenaar dieren (indien :.. niet de pluimveehouder)

Nadere informatie

Eindrapport Welzijnscommissie Dierziekten December april 2018

Eindrapport Welzijnscommissie Dierziekten December april 2018 Eindrapport Welzijnscommissie Dierziekten December 2017- april 2018 1. Inleiding Welzijnscommissie Dierziekten Het kabinet vindt bij de bestrijding van dierziekten bewaking van dierenwelzijnsaspecten van

Nadere informatie

Raadsinformatiebrief. De gemeenteraad van Albrandswaard. Betreft: Stand van zaken vogelgriep. Geachte raadsleden,

Raadsinformatiebrief. De gemeenteraad van Albrandswaard. Betreft: Stand van zaken vogelgriep. Geachte raadsleden, Raadsinformatiebrief De gemeenteraad van Albrandswaard Uw brief van: -- Ons kenmerk: 1154506 Uw kenmerk: -- Contact: René van Griensven Bijlage(n): 3 Doorkiesnummer: 0653965948 E-mailadres: r.v.griensven@bar-organisatie.nl

Nadere informatie

BIJLAGE 9 - MODEL BEDRIJFSGEZONDHEIDSPLAN EN BEDRIJFSBEHANDELPLAN PLUIMVEEBEDRIJVEN IKB EI

BIJLAGE 9 - MODEL BEDRIJFSGEZONDHEIDSPLAN EN BEDRIJFSBEHANDELPLAN PLUIMVEEBEDRIJVEN IKB EI BIJLAGE 9 - MODEL BEDRIJFSGEZONDHEIDSPLAN EN BEDRIJFSBEHANDELPLAN PLUIMVEEBEDRIJVEN IKB EI Gegevens opstellers bedrijfsgezondheidsplan Datum:. -..-... Kipnummer: UBN nummer: Naam pluimveehouder Paraaf

Nadere informatie

GD Salmonella JongveeMonitor Gewijzigd per 15 november 2018

GD Salmonella JongveeMonitor Gewijzigd per 15 november 2018 GD Salmonella JongveeMonitor Gewijzigd per 15 november 2018 1. Aan- en afmelden 1.1 Aanmelden Aanmelden voor GD Salmonella JongveeMonitor kan op de volgende manieren: schriftelijk (via aanmeldformulier

Nadere informatie

Besmet met IBR. Congres Gezonde melkveehouderij 10-11-2015. En hoe nu verder? copyright Gezondheidsdienst voor Dieren 1. Inhoud presentatie IBR

Besmet met IBR. Congres Gezonde melkveehouderij 10-11-2015. En hoe nu verder? copyright Gezondheidsdienst voor Dieren 1. Inhoud presentatie IBR Besmet met IBR En hoe nu verder? Drs. Frederik Waldeck, dierenarts Congres Gezonde melkveeh Zwolle, 10 november 2015 Inhoud presentatie IBR Stand van zaken Besmet: hoe komt het, wat is het? Aanpak Boerderij,

Nadere informatie

Wijziging Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop

Wijziging Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop LNV Wijziging Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27

Nadere informatie

Vogel-griep. Cees van de Noort Baancommissie Golf en Country Club Liemeer

Vogel-griep. Cees van de Noort Baancommissie Golf en Country Club Liemeer Vogel-griep Advies wat te doen bij het aantreffen van dode (water)vogels op de golfbanen van Liemeer G&CC Te Nieuwveen door Cees van de Noort Baancommissie Golf en Country Club Liemeer 23-2-2015 UPDATE:

Nadere informatie

Droes-certificering werkwijze

Droes-certificering werkwijze Droes-certificering werkwijze Wat houdt het programma in? 1. Een vrijwillig programma voor paardenbedrijven, gebaseerd op serologische screening om eventuele besmetting met de bacterie Streptococcus equi

Nadere informatie

PRI 3004 Houden van pluimvee - Diergezondheid [3004] v1

PRI 3004 Houden van pluimvee - Diergezondheid [3004] v1 Provinciale dienst van : Datum : Veranwoordelijke controleur : Nr : Operator : N uniek : Adres : PRI 004 Houden van pluimvee - Diergezondheid [004] v1 C: conform NC: Niet-conform NA: niet van toepassing

Nadere informatie

Symposium 10-10-2013 CVI Lelystad: Bestrijding virale ziekten bij pluimvee Hebben we het onder controle of niet? De visie van een practicus

Symposium 10-10-2013 CVI Lelystad: Bestrijding virale ziekten bij pluimvee Hebben we het onder controle of niet? De visie van een practicus Symposium 10-10-2013 CVI Lelystad: Bestrijding virale ziekten bij pluimvee Hebben we het onder controle of niet? De visie van een practicus Symposium 10-10-2013 CVI Lelystad: Bestrijding virale ziekten

Nadere informatie

Besluit van, houdende regels met betrekking tot de diergezondheidsheffing (Besluit diergezondheidsheffing) ( )

Besluit van, houdende regels met betrekking tot de diergezondheidsheffing (Besluit diergezondheidsheffing) ( ) Besluit van, houdende regels met betrekking tot de diergezondheidsheffing (Besluit diergezondheidsheffing) (12-7-2017) Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2017

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2017 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2017 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2017 werden bij de actieve monitoring 2.366 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

Quickscan Antibioticagebruik Vleeskuikens

Quickscan Antibioticagebruik Vleeskuikens Quickscan Antibioticagebruik Vleeskuikens Versie 3 Datum 11 juni 2012 Status DEFINITIEF Colofon Quickscan Antibioticagebruik Vleeskuikens Versienummer 3 T 088 223 33 33 F 088 223 33 34 Catharijnesingel

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2012

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2012 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2012 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2012 werden bij de actieve monitoring 3.220 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

de Achterhoek Uw pluimvee, onze zorg!

de Achterhoek Uw pluimvee, onze zorg! Uw pluimvee, onze zorg! Pluimveepraktijk de Achterhoek Spoorstraat 88 7261 AG Ruurlo Telefoon 0573 45 11 68 Fax 0573 45 38 31 info@ppda.nl www.ppda.nl P l u i m v e e p r a k t i j k de Achterhoek Uw pluimvee,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 28 807 Vogelpestcrisis (Aviaire influenza) Nr. 180 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

OVEREENKOMST PLUIMVEEHOUDER EN GEBORGDE PLUIMVEEDIERENARTS,

OVEREENKOMST PLUIMVEEHOUDER EN GEBORGDE PLUIMVEEDIERENARTS, OVEREENKOMST PLUIMVEEHOUDER EN GEBORGDE PLUIMVEEDIERENARTS, bijlage VI van het Reglement Geborgde Naam tekenbevoegde :.. hierna te noemen pluimveehouder Eigenaar dieren (indien :.. niet de pluimveehouder)

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2013

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2013 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2013 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2013 werden bij de actieve monitoring 3.181 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

Stichting AVINED Postbus 750, 3700 AT Zeist, 030-755 50 10, kiprelatie@avined.nl

Stichting AVINED Postbus 750, 3700 AT Zeist, 030-755 50 10, kiprelatie@avined.nl Stichting AVINED Postbus 750, 3700 AT Zeist, 030-755 50 10, kiprelatie@avined.nl Aanvraag, wijziging of beëindiging registratie De ondernemer(s) verzoekt (verzoeken) grond van de Regeling Identificatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 F Vaststelling van de begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2010 Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING Inhoudsopgave blz. A. Artikelsgewijze

Nadere informatie

Rundvee. Runderdemografie. Kort Nieuws. Oogslijmvliesontsteking bij melkvee. Hoofdpunten Rapportage vierde kwartaal 2016

Rundvee. Runderdemografie. Kort Nieuws. Oogslijmvliesontsteking bij melkvee. Hoofdpunten Rapportage vierde kwartaal 2016 Rundvee Hoofdpunten Rapportage vierde kwartaal 2016 Runderdemografie Melkveebedrijven: In het vierde kwartaal van 2016 telde Nederland 17.354 melkvee - bedrijven met dieren. Een Nederlands melkveebedrijf

Nadere informatie

Onderzoek maakt het verschil! Onderdeel van

Onderzoek maakt het verschil! Onderdeel van Onderzoek maakt het verschil! Onderdeel van The Netherlands Transport, bereikbaarheid en snelheid Service staat voorop The Netherlands CLVP is onderdeel van de Animal Health Group, gevestigd in Hardenberg,

Nadere informatie

1. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders (PPE) 2010.

1. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders (PPE) 2010. INTEGRALE TEKST bijgewerkt t/m wijziging 2011-II, gepubliceerd d.d. 06-07-2012 1) BESLUIT AANWIJZING TOEZICHTHOUDERS (PPE) 2010 Besluit van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren van 8 april

Nadere informatie

- Men maakt onderscheid tussen AIV-A, AIV-B en AIV-C. Waar slaat die toevoeging A, B of C op?

- Men maakt onderscheid tussen AIV-A, AIV-B en AIV-C. Waar slaat die toevoeging A, B of C op? Praktische-opdracht door een scholier 1923 woorden 5 februari 2005 7,3 18 keer beoordeeld Vak ANW Inleiding Het onderwerp van onze praktische opdracht is Aviaire Influenza, oftewel Vogelpest. Om gerichter

Nadere informatie

BIJLAGE 12: MODEL BEDRIJFSGEZONDHEIDS- EN BEDRIJFSBEHANDELPLAN PLUIMVEEBEDRIJVEN IKB KIP

BIJLAGE 12: MODEL BEDRIJFSGEZONDHEIDS- EN BEDRIJFSBEHANDELPLAN PLUIMVEEBEDRIJVEN IKB KIP BIJLAGE 12: MODEL BEDRIJFSGEZONDHEIDS- EN BEDRIJFSBEHANDELPLAN PLUIMVEEBEDRIJVEN IKB KIP Het bestuur van de Stichting PLUIMNED heeft, gelet op Bijlage 1.2A van Bijlage 1, Voorschriften IKB Kip, ter zake

Nadere informatie

Activiteitenverslag Diergeneeskundige begeleiding PLUIMVEE

Activiteitenverslag Diergeneeskundige begeleiding PLUIMVEE Dierengezondheidszorg Vlaanderen Activiteitenverslag 2018 Diergeneeskundige begeleiding PLUIMVEE In opdracht van het FAVV houdt DGZ de vinger aan de pols van de diergezondheidssituatie in Vlaanderen. Werkten

Nadere informatie

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 20 april 2009, TRCJZ/2009/1142 houdende een vaccinatiecampagne ter bestrijding

Nadere informatie

FES-AI onderzoek als respons op de uitbraak

FES-AI onderzoek als respons op de uitbraak Tjeerd Kimman Nu weten we (niet) alles De afkortingen: FES: Fonds Economische Structuurversterking AI: Aviaire Influenza FES-AI: Impulse Program on Avian Influenza De uitbraak van 2003 in kille cijfers

Nadere informatie

Paratuberculose Programma Gewijzigd per augustus 2015

Paratuberculose Programma Gewijzigd per augustus 2015 Paratuberculose Programma Gewijzigd per augustus 2015 1. Aan- en afmelden 1.1 Aanmelden Aanmelden voor deelname aan het Paratuberculose Programma kan schriftelijk. Een aanmeldingsformulier is verkrijgbaar

Nadere informatie

Gearchiveerd op 05/01/2015

Gearchiveerd op 05/01/2015 Provinciale dienst van:... Datum:... Verantwoordelijke Controleur:... Nr:... Operator :... N uniek... Adres :...... PRI 250 Houden van pluimvee - Dierengezondheid [250] v2 C : conform NC : niet-conform

Nadere informatie

Gearchiveerd op 01/01/2017

Gearchiveerd op 01/01/2017 Provinciale dienst van:... Datum:... Verantwoordelijke Controleur:... Nr:... Operator :... N uniek... Adres :...... PRI 250 Houden van pluimvee - Dierengezondheid [250] v4 C : conform NC : niet-conform

Nadere informatie

PLUIMVEE HARTSLAG #28

PLUIMVEE HARTSLAG #28 Een publicatie van MSD Animal Health December 2018 - Jaargang 7 PLUIMVEE HARTSLAG #28 door Peter gemeten Steeds alert blijven voor NCD RESPIRATORY PROTECTION Traditionele en moderne oplossingen combineren,

Nadere informatie

en de trends van afgelopen jaren

en de trends van afgelopen jaren ANTIBIOTICUMGEBRUIK PLUIMVEESECTOR IN 2016 en de trends van afgelopen jaren 3 juli 2017 De gegevens zijn afkomstig van de databases CRA en KIP. Het rapport is opgesteld door de Gezondheidsdienst voor Dieren

Nadere informatie

1. Welke naam heeft de gegevensverwerking waarin de persoonsgegevens zijn opgenomen?

1. Welke naam heeft de gegevensverwerking waarin de persoonsgegevens zijn opgenomen? MELDINGENREGISTER PVE Wbp Registerformulier Nummer melding: PVE / Wbp / 0016 / 00 / 22.06.2010 1. Welke naam heeft de gegevensverwerking waarin de persoonsgegevens zijn opgenomen? KIPNET 2. Waarvoor worden

Nadere informatie

Aviaire Influenza. Risico s en maatregelen

Aviaire Influenza. Risico s en maatregelen Aviaire Influenza Risico s en maatregelen 2 Deze brochure is bedoeld om u te informeren over de risico s van Aviaire Influenza en de impact die AI heeft op de gehele productiekolom. Daarnaast wordt ingegaan

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen Tarieven 2019 PLUIMVEE EN KONIJNEN

Dierengezondheidszorg Vlaanderen Tarieven 2019 PLUIMVEE EN KONIJNEN Voor meer informatie over: tarieven die in dit overzicht ontbreken kan u contact opnemen met de DGZ helpdesk via helpdesk@dgz.be of 078 05 05 23 doorlooptijden, frequentie, geschikt monstertype, voor elk

Nadere informatie

WETENSCHAPPELIJK COMITÉ VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

WETENSCHAPPELIJK COMITÉ VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN WETENSCHAPPELIJK COMITÉ VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN ADVIES 20-2006 Betreft: Adviesaanvraag betreffende het Nationaal Salmonella bestrijdingsprogramma voor fokpluimvee

Nadere informatie

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 2009, TRCJZ/2009/ houdende een vaccinatiecampagne ter bestrijding van Q-koorts

Nadere informatie

Armin Elbers en Jose Gonzales. Wageningen Bioveterinary Research

Armin Elbers en Jose Gonzales. Wageningen Bioveterinary Research Nieuwe methoden voor vroeg-detectie van afwijkingen in het productieproces van legpluimveebedrijven Armin Elbers en Jose Gonzales Central Veterinary Institute heeft een nieuwe naam per 6 September 2016:

Nadere informatie

4. Pluimveebedrijf: inrichting gebruikt voor het fokken of houden van pluimvee.

4. Pluimveebedrijf: inrichting gebruikt voor het fokken of houden van pluimvee. Ziekte van Newcastle en vogelgriep Maatregelen van kracht in België (KB van 28 november 1994, MB van 24 juli 2018 en MB van 22 november 2018 betreffende de ziekte van Newcastle en het KB van 5 mei 2008

Nadere informatie

Voorschriften IKB Ei voor pakstations, versie 3.2

Voorschriften IKB Ei voor pakstations, versie 3.2 BIJLAGE VI: VOORSCHRIFTEN PAKSTATIONS (BEHORENDE BIJ BIJLAGE 1 VOORSCHRIFTEN IKB EI) Het bestuur van de Stichting IKB Ei heeft, gelet op Artikel 12 van de Algemene Voorwaarden IKB Ei, ter zake de voorschriften

Nadere informatie

VRAGEN EN ANTWOORDEN IN VERBAND MET DE ZIEKTE VAN NEWCASTLE EN VOGELGRIEP

VRAGEN EN ANTWOORDEN IN VERBAND MET DE ZIEKTE VAN NEWCASTLE EN VOGELGRIEP Ziekte van Newcastle en vogelgriep: F.A.Q. versie 8 VRAGEN EN ANTWOORDEN IN VERBAND MET DE ZIEKTE VAN NEWCASTLE EN VOGELGRIEP 1. Wat wordt verstaan onder hobbypluimvee? 2. Wanneer moet ik mijn beslag met

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 18378 28 maart 2018 Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 maart 2018, nr. WJZ/18053054,

Nadere informatie