van de verwerking van persoonsgegevens (hierna: "WVP"), inzonderheid de artikelen 31bis en 36bis;

Transcriptie

1 1/14 Sectoraal comité voor de Federale Overheid Beraadslaging FO nr. 11 /2008 van 18 december 2008 Betreft: Doorgifte van persoonsgegevens vanuit de FOD Financiën, via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, naar de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, met het oog op het toekennen van de forfaitaire vermindering voor de levering van aardgas, elektriciteit en stookolie (AF/MA/2008/011) Het Sectoraal comité voor de Federale Overheid (hierna: "het Comité"); Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna: "WVP"), inzonderheid de artikelen 31bis en 36bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; Gelet op de aanvraag van de Minister van Klimaat en Energie, P. Magnette, ontvangen op 28/11/2008; Gelet op de beraadslaging van het Comité nr. 08/2008 van 11 augustus 2008; Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Fedict op 02/12/2008; Gelet op het technisch en juridisch advies ontvangen op 12/12/2008 Gelet op het verslag van de Voorzitter; Beslist op 18 december 2008, na beraadslaging, als volgt:

2 Ber FO 11/2008-2/14 I. ONDERWERP EN CONTEXT VAN DE AANVRAAG 1. Op 28 november 2008 ontving het Comité een dringende machtigingsaanvraag voor de doorgifte van persoonsgegevens vanuit de FOD Financiën naar de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie (hierna de FOD Economie), met het oog op het toekennen van de forfaitaire vermindering voor de levering van aardgas, elektriciteit en stookolie. Initieel zal deze gegevensuitwisseling via de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ) gebeuren. Het is evenwel de bedoeling om ze in de toekomst 1 rechtstreeks tussen de FOD Financiën en de FOD Economie te laten verlopen. 2. Het Comité stelt vast dat voorliggend dossier sterk verband houdt met de beraadslaging nr. 08/2008 van 11 augustus In deze beraadslaging heeft het Comité immers reeds dezelfde gegevensstromen gemachtigd "ten uitzonderlijke en voorlopige titel, voor een beperkte duur, hetzij tot 30 juni 2009". 3. Bij de aanvraag werd een ontwerp van programmawet (hierna het wetsontwerp) toegevoegd. Het Comité onderstreept dat het in voorliggende beraadslaging vertrekt van de hypothese dat dit wetsontwerp ook effectief van kracht zal worden. 4. Het Comité stelt vast dat de hoofdstukken 3 en 4 van het wetsontwerp respectievelijk de forfaitaire verminderingen voor de leveringen van aardgas en elektriciteit (hoofdstuk 3) en de forfaitaire verminderingen voor aardgas, elektriciteit en stookolie (hoofdstuk 4) regelen. Beide hoofdstukken hebben een verschillende temporele werkingssfeer: hoofdstuk 3 is van toepassing van 1 juli 2008 tot en met 31 december 2008 (en zal dus grotendeels retroactieve werking hebben) en hoofdstuk 4 is van toepassing vanaf 1 januari Hoofdstuk 3 van het wetsontwerp wijzigt de artikelen 9 tot en met 11 van de Programmawet van 8 juni Zo wordt de bepaling uit voornoemde Programmawet die stelt dat de forfaitaire prijsverminderingen automatisch door de leveranciers op de eindafrekeningen worden aangerekend, vervangen door een systeem waarbij de klant deze vermindering dient aan te vragen bij de FOD Economie en dit door het invullen van een standaardformulier 2. 1 Om technische redenen zal dit nog meerdere maanden duren. 2 Artikel 38 van het wetsontwerp.

3 Ber FO 11/2008-3/14 Ook wordt een bepaling 3 ingevoegd die aangeeft waar de FOD Economie informatie zal opvragen omtrent de gezinssamenstelling van de aanvrager, alsook over zijn/haar inkomen: 4. Om de gezinssamenstelling te bekomen, consulteert de FOD Economie het Rijksregister van de natuurlijke personen, ingesteld door de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen alsook de gegevens beschikbaar via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid in de schoot van het netwerk van de sociale zekerheid, overeenkomstig de, door het Sectoraal comité van het Rijksregister enerzijds en door het Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid anderzijds, vastgelegde of vast te leggen modaliteiten. Om het jaarlijks netto belastbare gezinsinkomen te bepalen, consulteert de FOD Economie de gegevens van de FOD Financiën, nodig voor de uitvoering van haar taak, overeenkomstig de, door het Sectoraal comité voor de Federale Overheid, vastgelegde of vast te leggen modaliteiten. Deze consultaties kunnen ter beschikking worden gesteld van de FOD Economie door een openbare instelling met een opdracht voor integratie van elektronische diensten. 6. Zoals aangegeven in de hierboven geciteerde bepaling (zie onderstreepte passage), benadrukt het wetsontwerp dat er voor de geplande gegevensuitwisselingen tussen de FOD Economie en de FOD Financiën een beslissing van het Comité vereist is. Het wetsontwerp voorziet ook dat een "openbare instelling met een opdracht voor integratie van elektronische diensten" een rol kan spelen bij de gegevensuitwisseling tussen voornoemde FOD's. 7. In hoofdstuk 4 van het wetsontwerp dat zoals supra aangegeven pas in werking treedt op 1 januari 2009 worden de artikelen 9 tot en met 11 van de Programmawet van 8 juni 2008 opgeheven en vervangen door nieuwe regels. Deze nieuwe regels bevatten onder andere een uitbreiding van het bestaande systeem van forfaitaire prijsverminderingen. Conform deze bepalingen komt namelijk naast aardgas en elektriciteit ook stookolie voor deze vermindering in aanmerking. Het bedrag van de prijsverminderingen wordt ook verhoogd tot 105 (in plaats van 50 of 75 ). 8. Evenals in de bestaande regeling, wordt in hoofdstuk 4 van het wetsontwerp voorzien dat de forfaitaire vermindering zal worden toegekend aan personen die op financieel vlak bijzonder kwetsbaar zijn. De begunstigden van deze forfaitaire vermindering zijn met name "de personen bedoeld in artikel 37undecies van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, die een 3 Artikel 39 van het wetsontwerp.

4 Ber FO 11/2008-4/14 verzekeringstegemoetkoming in de kosten voor de verstrekkingen genieten en bij wie het jaarlijks belastbaar netto-inkomen van hun huishouden het bedrag van niet overschrijdt" Hoofdstuk 4 van het wetsontwerp bevat ook een bepaling die aangeeft waar de FOD Economie informatie zal opvragen omtrent de gezinssamenstelling van de aanvrager, alsook over zijn/haar inkomen 6. Het betreffen exact dezelfde regels zoals hoger reeds geciteerd in het kader van hoofdstuk 3 (cf. supra randnummers 5-6). 10. Zowel in Hoofdstuk 3 als in Hoofdstuk 4 wordt bepaald dat de Koning "de nadere regels voor het aanvragen van de forfaitaire verminderingen, de procedure, de verantwoordingsstukken en de nadere regels voor de betaling van de forfaitaire verminderingen" dient te bepalen 7. Voor wat de uitvoering van Hoofdstuk 3 betreft dat zoals hoger reeds aangegeven retroactieve werking heeft 8 werd het koninklijk besluit van 1 september 2008 met betrekking tot de forfaitaire verminderingen voor de levering van gas en elektriciteit reeds in het Staatsblad gepubliceerd 9. Voor wat betreft de uitvoering van Hoofdstuk 4 werd er nog geen koninklijk besluit gepubliceerd maar werd aan het Comité wel een ontwerp van een dergelijk besluit medegedeeld 10. Het ontwerp van standaard aanvraagformulier voor de vermindering dat in bijlage aan dit ontwerp van koninklijk besluit zal worden toegevoegd werd eveneens aan het Comité overgemaakt. 11. Het Comité stelt tot slot vast dat er in het kader van voorliggend dossier verschillende gegevensstromen zullen ontwikkeld worden. Het benadrukt dat het zich in onderhavige beraadslaging enkel uitspreekt over de gegevensstromen tussen de FOD Financiën en de FOD Economie (die al dan niet met tussenkomst van de KSZ zullen plaatsvinden). 4 Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd (art. 43 in fine van het wetsontwerp). 5 Artikel 43 van het wetsontwerp. 6 Artikel 47 van het wetsontwerp. 7 Artikelen 40 en 48 van het wetsontwerp. 8 Zie randnummer 4. 9 Zie ook randnummers 5-10 van beraadslaging FO nr. 08/2008 van 11 augustus dd. 11/12/2008.

5 Ber FO 11/2008-5/14 II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG A. ONTVANKELIJKHEID 12. Krachtens artikel 36bis WVP, "vereist elke elektronische mededeling van persoonsgegevens door een federale overheidsdienst of door een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid die onder de federale overheid ressorteert een principiële machtiging (van het bevoegd sectoraal comité)". 13. Het is de taak van dit Comité om na te gaan of deze mededeling enerzijds nodig is voor de implementatie van de opdrachten die toevertrouwd worden door of krachtens de wet aan de vragende federale overheid en anderzijds of deze mededeling in zijn diverse aspecten compatibel is met al de geldige normen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wat de verwerking van de persoonsgegevens betreft. (Parl. Doc 50, , nr. 1940/004). 14. De FOD Financiën zal in een eerste fase na tussenkomst van de KSZ (cf. supra randnummer 4) persoonsgegevens doorsturen naar de FOD Economie. Het Comité is derhalve bevoegd. B. TEN GRONDE 15. Zoals hoger reeds aangegeven 11, voorziet het wetsontwerp in een juridisch kader dat zal wijzigen in de tijd. Het Comité zal hierna de geplande gegevensverwerkingen beoordelen, in het licht van het verschillend temporeel toepassingsgebied van de Hoofdstukken 3 en 4 van het wetsontwerp. 1. DE GEPLANDE GEGEVENSVERWERKINGEN CONFORM HOOFDSTUK 3 VAN HET WETSONTWERP (van toepassing van 01/07/2008 tot en met 31/12/2008) 16. Het Comité stelt vast dat hoofdstuk 3 van het wetsontwerp tegemoet wenst te komen aan bepaalde opmerkingen die het in de beraadslaging nr. 08/2008 van 11 augustus 2008 heeft gemaakt. Hierna worden deze opmerkingen herhaald en er wordt systematisch geanalyseerd in welke mate voorliggende machtigingsaanvraag hierop een antwoord biedt: 11 Zie randnummer 4.

6 Ber FO 11/2008-6/14 "Het Comité subordineert ook de inwerkingtreding van deze beslissing aan deze van het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de forfaitaire vermindering voor de levering van gas en elektriciteit, genomen in uitvoering van de artikelen 9 tot 11 van de programmawet van 8 juni 2008, waarin de procedure werd bepaald voor het bekomen van deze forfaitaire vermindering." Het Comité stelt vast dat dit koninklijk besluit op 11/09/2008 in het Staatsblad werd gepubliceerd en dat artikel 5 van dit besluit stipuleert dat het op 1 juli 2008 in werking is getreden. Het Comité neemt ook akte van het feit dat in het standaardformulier dat samen met het koninklijk besluit met betrekking tot de forfaitaire verminderingen voor de levering van gas en elektriciteit in het Staatsblad werd gepubliceerd, rekening wordt gehouden met de opmerkingen die in randnummer 47 van beraadslaging nr. 08/2008 werden geformuleerd. "Deze beslissing zal evenwel slechts uitwerking krijgen nadat de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie aan het Comité: nadere informatie (zie randnummers 51 t.e.m. 53) heeft bezorgd met betrekking tot een andere kandidaat voor de functie van consulent inzake informatieveiligheid met het oog op de beoordeling van de geschiktheid van de betrokkene voor die functie; de nodige stukken heeft voorgelegd om aan de onder randnummers 54 t.e.m. 58 geformuleerde opmerkingen te beantwoorden; ( ) Het Comité subordineert tot slot ook de inwerkingtreding van deze machtiging aan de volgende voorwaarde: de zending door de FOD Financiën van de volledige en juist ingevulde vragenlijst over de veiligheid en een geschikt informatiebeveiligingsplan." Op 14 oktober 2008 ontving het Comité deze informatie vanwege de FOD Financiën en op 17 oktober 2008 kreeg het de gevraagde stukken vanwege de FOD Economie toegestuurd. Hiervan werd akte genomen. Het Comité had de geplande gegevensverwerkingen in de beraadslaging nr. 08/2008 ook "ten uitzonderlijke en voorlopige titel, voor een beperkte duur" gemachtigd en dit omdat het ernstige bedenkingen had bij de rechtmatigheid van deze verwerkingen. Het stelt vast dat de artikelen 38 tot en met 41 van het wetsontwerp een afdoende antwoord bieden op deze bezorgdheid.

7 Ber FO 11/2008-7/14 Dankzij deze bepalingen worden immers de regels die stelden dat de forfaitaire prijsverminderingen automatisch door de energieleveranciers op de eindafrekeningen dienden te worden aangerekend, vervangen door een systeem waarbij de klant deze vermindering dient aan te vragen bij de FOD Economie en dit door het invullen van een standaardformulier. Deze aanpassing zorgt ervoor dat de tegenstrijdigheid op dit punt tussen de Programmawet van 8 juni 2008 en het koninklijk besluit van 1 september 2008 met betrekking tot de forfaitaire verminderingen voor de levering van gas en elektriciteit zal worden weggewerkt. Het wetsontwerp voorziet ook dat een "openbare instelling met een opdracht voor integratie van elektronische diensten" een rol kan spelen bij onderhavige gegevensuitwisselingen. Het Comité onderstreept dat deze dienstenintegrator zorgvuldig dient te worden gekozen, rekening houdend met diens wettelijke bevoegdheden. Het stelt tegelijk vast dat de KSZ momenteel de enige openbare instelling is die in onderhavig dossier deze taak op zich kan nemen. Vanuit deze optiek kan het Comité er mee instemmen dat de KSZ deze rol tijdelijk vervult. 17. Het Comité concludeert dat door de inwerkingtreding van hoofdstuk 3 van het wetsontwerp, en mits een schriftelijk engagement van de betrokken instanties waarin zij verklaren de voorwaarden zoals vervat in de randnummers 18, 45 en 48 van voornoemde beraadslaging nr. 08/2008 te zullen naleven, voldoende waarborgen voorhanden zijn om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in het kader van onderhavige gegevensverwerkingen te garanderen. 2. DE GEPLANDE GEGEVENSVERWERKINGEN CONFORM HOOFDSTUK 4 VAN HET WETSONTWERP (van toepassing vanaf 01/01/2009) 1. FINALITEITSBEGINSEL 18. Artikel 4, 1, 2, WVP laat de verwerking van persoonsgegevens slechts toe voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden en de gegevens mogen bovendien niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden. In de hiernavolgende paragrafen onderzoekt het Comité of deze principes gerespecteerd worden bij de verwerkingen die uit hoofdstuk 4 van het wetsontwerp voortvloeien. 19. In onderhavig geval bestaan de verwerkingen uit de doorgifte van bepaalde gegevens door de FOD Financiën aan de FOD Economie en dit in een eerste fase met tussenkomst van de

8 Ber FO 11/2008-8/14 KSZ. Het is de bedoeling om in een latere fase de tussenkomst van de KSZ te schrappen en een rechtstreekse gegevensstroom tussen de FOD Economie en de FOD Financiën te organiseren. 20. Het Comité stelt vast dat de FOD Economie inkomensgegevens moet kunnen raadplegen die door de FOD Financiën worden bewaard, en dit om na te gaan of personen die een forfaitaire vermindering voor de levering van aardgas, elektriciteit of stookolie aanvragen gelet op hun inkomen recht hebben op een dergelijke vermindering. De begunstigden van deze forfaitaire vermindering zijn immers: "de personen bedoeld in artikel 37undecies van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, die een verzekeringstegemoetkoming in de kosten voor de verstrekkingen genieten en bij wie het jaarlijks belastbaar netto-inkomen van hun huishouden het bedrag van niet overschrijdt" Gelet op wat voorafging is het Comité van oordeel dat dit een welbepaald en uitdrukkelijk omschreven doeleinde betreft en het brengt in herinnering dat de gevraagde gegevens enkel met het oog op dit doeleinde mogen verwerkt worden. 22. Aangaande de vereiste van verenigbaarheid met het oorspronkelijk doeleinde, wijst het Comité erop dat de geplande verwerkingen, met name de doorgifte van bepaalde gegevens door de FOD Financiën aan de FOD Economie, bestaan uit latere verwerkingen van gegevens die oorspronkelijk voor andere doeleinden werden verwerkt. De rechtmatigheid van deze latere verwerkingen is aldus afhankelijk van hun verenigbaarheid met de oorspronkelijke verwerking. Dit onderzoek naar de verenigbaarheid wordt gedaan in functie van de redelijke verwachtingen van de betrokkene en van de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen. 23. Het Comité stelt vast dat: artikel 328 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen bepaalt dat "de bestuursdiensten van de Staat, ( ), alsmede de vennootschappen, verenigingen, instellingen of inrichtingen naar publiek recht, slechts kredieten, leningen, premies, toelagen of alle andere voordelen mogen toekennen welke rechtstreeks of onrechtstreeks gegrond zijn op het bedrag van de inkomsten of op elementen die in aanmerking komen voor de 12 Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd (artikel 43 in fine van het wetsontwerp). 13 Artikel 43 wetsontwerp.

9 Ber FO 11/2008-9/14 vaststelling van die inkomsten, dan na kennis genomen te hebben van de recente fiscale toestand van de aanvrager." artikel 47 van het wetsontwerp het volgende stipuleert: "( ) Om het jaarlijks netto belastbaar gezinsinkomen te bepalen, consulteert de FOD Economie de gegevens van de FOD Financiën, nodig voor de uitvoering van haar taak, overeenkomstig de, door het Sectoraal comité voor de Federale Overheid, vastgelegde of vast te leggen modaliteiten. Deze consultaties kunnen ter beschikking worden gesteld van de FOD Economie door een openbare instelling met een opdracht voor integratie van elektronische diensten. 24. Gelet op het feit dat de aanvrager van de vermindering een "verklaring op eer" omtrent diens inkomen dient te doen, dat in ditzelfde document wordt vermeld dat diens inkomensgegevens zullen geverifieerd worden (cf infra randnummers 42-43), en rekening houdend met de hierboven geschetste wettelijke bepalingen, is het Comité van oordeel dat de aanvrager op de hoogte is van het feit dat zijn inkomensgegevens voor controledoeleinden zullen worden gebruikt. De door de FOD Economie en de FOD Financiën beoogde gegevensuitwisselingen zijn onder deze voorwaarden dan ook verenigbaar, aangezien ze vallen binnen de redelijke verwachtingen van de aanvrager. 25. Het Comité onderstreept tot slot ook dat de geplande gegevensstromen krachtens het wetsontwerp via een "openbare instelling met een opdracht voor integratie van elektronische diensten" kunnen plaatsvinden. Het Comité benadrukt dat deze dienstenintegrator zorgvuldig dient te worden gekozen, rekening houdend met diens wettelijke bevoegdheden. Het stelt tegelijk vast dat de KSZ momenteel de enige openbare instelling is die in onderhavig dossier deze taak op zich kan nemen. Vanuit deze optiek kan het Comité er mee instemmen dat de KSZ deze rol tijdelijk vervult, met name tot 30 juni PROPORTIONALITEITSBEGINSEL 2.1. Aard van de gegevens 26. Artikel 4, 1, 3, WVP stelt dat persoonsgegevens toereikend, terzake dienend en niet overmatig dienen te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt. In hiernavolgende paragrafen onderzoekt het Comité of in onderhavig geval de geplande gegevensstromen deze principes naleven.

10 Ber FO 11/ / Het Comité stelt vast dat de gegevensinzameling bij de FOD Financiën erop gericht is om te controleren of het inkomen van de aanvragers van een vermindering onder een bepaalde grens zit. Hiertoe zullen telkens twee gegevens worden opgevraagd bij de FOD Financiën: het gezamenlijk belastbaar inkomen en het totaal van de afzonderlijk belastbare inkomsten. De FOD Economie wenst meer bepaald toegang tot de gegevens die berekend werden op basis van het aanslagbiljet in de personenbelasting van het aanslagjaar n-1 (inkomsten van het jaar n-2) dat voorafgaat aan het jaar n waarin de inwerkingtreding op 1 juli of de verjaardag van de inwerkingtreding is voorzien. 28. Het Comité neemt akte van het feit dat de aan de FOD Economie meegedeelde informatie geen gedetailleerd overzicht betreft van het inkomen van de aanvrager, maar dat deze instelling in een eerste stadium vanuit de KSZ en in een later stadium rechtstreeks vanuit de FOD Financiën (cf. supra randnummer 4) enkel een positief of een negatief antwoord ontvangt op de vraag of de aanvrager van de prijsvermindering al dan niet aan de inkomensvoorwaarde voldoet. 29. Het Comité stelt vast dat de gevraagde gegevens vereist zijn om het jaarinkomen van de burgers die aanspraak maken op de vermindering zo nauwkeurig mogelijk te bepalen. Elk gegeven heeft betrekking op een inkomstenelement dat gelinkt kan worden aan een berekening die de fiscus deed op basis van informatie verstrekt op het aangifteformulier. Bovendien ontvangt de FOD Economie niet meer gegevens dan strikt noodzakelijk is, met name: een Ja/neen antwoord op de vraag of de betrokkene al dan niet aan de inkomensvoorwaarde voldoet. 30. In het licht hiervan besluit het Comité dat de gegevens tot dewelke de KSZ toegang zal verkrijgen, conform zijn aan artikel 4, 1, 3, WVP Bewaringstermijn van de gegevens 31. Aangaande de bewaringstermijn van de gegevens herinnert het Comité er aan dat de gegevens niet langer bewaard mogen worden dan nodig voor het realiseren van het doeleinde waarvoor ze werden ingezameld (artikel 4, 1, 5, WVP). 32. De FOD Economie wenst de informatie van de FOD Financiën gedurende 24 maanden te bewaren.

11 Ber FO 11/ / Het Comité constateert dat de FOD Economie moet kunnen controleren of er binnen een bepaald jaar niet eerder aan een bepaald gezin een forfaitaire vermindering werd toegekend. De behandeling van het resultaat van de aanvraag duurt ook enkele maanden en de aanvrager kan een aantal maanden later nog steeds vragen stellen over zijn dossier. Rekening houdend met al deze termijnen, is het comité van oordeel dat een bewaartermijn van 24 maanden conform artikel 4, 1, 5, WVP, is Frequentie van de toegang en de duur van machtiging 34. Uit de bijkomende informatie die dd. 04/12/2008 aan het Comité werd toegestuurd, blijkt dat in eerste instantie de KSZ en in een later stadium de FOD Economie (cf. supra randnummer 4) permanent in verbinding wenst te staan met de FOD Financiën. Aangezien de FOD Economie ten allen tijde moet kunnen antwoorden op de vraag of een bepaalde burger aan de voorwaarden voor de vermindering voldoet, kan het Comité aannemen dat een permanente toegang noodzakelijk is. 35. Het Comité constateert aldus dat, met het oog op het vervullen van de opgegeven doeleinden, een permanente toegang gepast is in het licht van artikel 4, 1, 3, WVP. 36. De toegang wordt ook voor onbepaalde duur gevraagd. De mogelijkheid om verminderingen toe te kennen werd immers niet in de tijd afgebakend. Dit geldt eveneens voor het noodzakelijke inkomensonderzoek dat hiermee gepaard gaat. 37. Het Comité constateert aldus dat de machtigingsaanvraag met het oog op de realisatie van de opgegeven doeleinden, voor onbepaalde duur gepast is (artikel 4, 1, 3 WVP) Bestemmelingen en/of derden waaraan gegevens worden meegedeeld 38. Het Comité stelt vast dat de volgende personen toegang hebben tot de gegevens: Bij de KSZ (zolang deze nog tussenkomt; cf. supra randnummer 4) hebben enkel de beheerders (informatici) die direct betrokken zijn bij de uitvoering van de toepassing, toegang tot de gegevens die door de FOD Financiën worden doorgegeven. Bij de FOD Economie hebben bij de Divisie Bevoorradingszekerheid en Analyse van de Markten, de medewerkers die verantwoordelijk zijn voor de afhandeling van de

12 Ber FO 11/ /14 concrete dossiers inzake de verminderingen, toegang tot het door de KSZ of de FOD Financiën medegedeeld Ja/neen antwoord. Daarnaast hebben ook de medewerkers van het contactcenter informatie over de stand van de aanvraag (ontvangen/lopend/afgewerkt, ). 39. Het Comité ziet in het licht van artikel 4, 1, 3 WVP geen bezwaren tegen het feit dat bovengenoemde personen toegang hebben tot onderhavige persoonsgegevens. 40. Het Comité stelt ook vast dat algemene, statistische informatie 14 zal worden doorgegeven aan het Kabinet van de Minister van Klimaat en Energie. Het onderstreept dat de aldus doorgegeven informatie in principe 15 enkel geheel anonieme gegevens 16 mag bevatten. 3. TRANSPARANTIEBEGINSEL (artikelen 4, 1, 1, en 9 tot 15bis, WVP) 41. Het Comité herinnert er aan dat een eerlijke verwerking van gegevens een verwerking is die gebeurt op een transparante wijze. In onderhavig geval betekent dit dat de aanvragers van een vermindering zeer precies dienen te weten welke gegevens determinerend zijn voor het verkrijgen van de gunst en het behoud ervan, en op welke manier deze informatie zal gecontroleerd worden. De aanvrager van een vermindering moet met name duidelijk geïnformeerd worden omtrent het feit dat diens verklaring op eer inzake de inkomensvoorwaarden, zal gecontroleerd worden op basis van diens gegevens die bij de fiscus worden bewaard. 42. Bij de machtigingsaanvraag werd een formulier gevoegd dat aldus de FOD Economie een bijlage zal vormen bij het ontwerp van koninklijk besluit (cf randnummer 10). Dit document zal aldus deze FOD het standaard-aanvraagformulier voor de prijsvermindering worden. 43. In voornoemd formulier dient de aanvrager van een vermindering een verklaring op eer te doen omtrent zijn inkomen. Het Comité stelt vast dat dit formulier ook het volgende vermeldt: "Onderstaande verklaring op eer inzake de inkomensvoorwaarden zal gecontroleerd worden op basis van de gegevens van uw gezin in de personenbelasting zoals die bij Financiën worden bewaard voor aanslagjaar 2007 inkomsten 2006." In de hypothese dat het definitieve standaardformulier effectief deze vermelding zal bevatten, is 14 Het betreft bijvoorbeeld het aantal aanvragen of het percentage dat werd geweigerd. 15 Zie de artikelen 3 en 4 van het KB van 13 februari 2001 ter uitvoering van de WVP. 16 Artikel 1 van het KB van 13 februari 2001 ter uitvoering van de WVP definieert deze notie als volgt: "5 «anonieme gegevens» : gegevens die niet met een geïdentificeerd of identificeerbaar persoon in verband kunnen worden gebracht en derhalve geen persoonsgegevens zijn".

13 Ber FO 11/ /14 het Comité van oordeel dat onderhavige gegevensverwerkingen conform het transparantiebeginsel zullen verlopen. 44. Het Comité verduidelijkt dat het voldoen van de informatieplicht niet verhindert dat wanneer de FOD Economie in fine en tengevolge van de controle beslist om het recht te beëindigen, het de persoon die bij hen een aanvraag indiende, moet inlichten over de oorsprong van de gegevens die gebruikt werden alsook over de logica die aangewend werd voor het nemen van de beslissing. 4. BEVEILIGING 4.1. Op het niveau van de KSZ 45. De KSZ behoort tot het netwerk van de Sociale Zekerheid 17 en is bijgevolg onderworpen aan het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid. Dit betekent dat zij beschikt over: a. een consulent inzake informatieveiligheid waarvan de aanstelling voorgelegd werd aan het Sectoraal comité van de sociale zekerheid; b. een veiligheidsplan met aanduiding van alle noodzakelijke middelen voor de uitvoering ervan. 46. De door de KSZ genomen veiligheidsmaatregelen kunnen als passend worden gekwalificeerd Op het niveau van de FOD Economie en van de FOD Financiën 47. Zoals reeds vermeld onder randnummer 16, heeft het Comité akte genomen van de door de FOD Economie en de FOD Financiën toegestuurde informatie. Daarnaast neemt het Comité ook akte van het evaluatieformulier omtrent het veiligheidsbeleid bij de FOD Economie, dat op 28 november 2008 werd toegestuurd. 17 Zie ook koninklijk besluit van 4 maart 2005 tot uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor wat betreft hun opdrachten inzake het recht op maatschappelijke dienstverlening, met toepassing van artikel 18 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

14 Ber FO 11/ /14 OM DEZE REDENEN, het Comité machtigt de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie en de FOD Financiën om de verwerkingen bedoeld in de machtigingsaanvraag, uit te voeren, mits rekening wordt gehouden met de hierboven geschetste opmerkingen (zie in het bijzonder randnummers 17, 21, 40 en 44). Het Comité stemt er eveneens mee in om voor een beperkte duur, met name tot 30 juni 2009, deze gegevensstromen via de KSZ te laten verlopen (cf. randnummers 16 en 25). Het wil regelmatig, en ten laatste in april 2009, ingelicht worden omtrent de eventuele toekomstige rol van een dienstenintegrator in dit dossier. Het Comité zet het heronderzoek van dit dossier op de zittingsagenda van 14 mei subordineert de inwerkingtreding van deze beslissing aan deze van de artikelen 38 tot en met 50 van het voorgelegde ontwerp van programmawet. Voor de Administrateur m.v., De Voorzitter, (get.) Patrick Van Wouwe (get.) Willem Debeuckelaere